vector 24

44

Click here to load reader

Upload: kim-snellink

Post on 19-Jan-2016

70 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

Vector 24

TRANSCRIPT

Page 1: Vector 24

magazinenr. 24 2014

voor onderwijs 12+

VECTOR

AGENDA3 oktober 2014 Docentendag 16 oktober 2014 Lentorendag

Pesten en sociale media

Living Lab richt zich op tekort in technisch beroepsonderwijs

Wiskunde is een wervelend vak

Proefstuderen in Sittard

Fontys Educatief Centrum verbreedt horizon techniekstudent

Liever een schoolopleiding dan voetballen bij Barcelona

FOMEC adviseert en ondersteunt eigentijds onderwijs

‘JOURY DE NIJS KOOS BEWUST VOOR EEN STAGE AAN EEN ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL’

Page 2: Vector 24

2

Voorwoord

Vector • nr. 24 • 2014

Fontys lerarenopleidingen: onderwijs met

ambities. Al jaren verzorgt Fontys een

groot scala aan lerarenopleidingen in de

plaatsen Tilburg, Eindhoven en Sittard.

Met de ambitie om kwalitatief goede

docenten af te leveren aan het voortge-

zet- en beroepsonderwijs. Docenten die

toegevoegde waarde hebben voor het

onderwijs en met hun kennis, kunde en

ambitie het verschil maken.

In deze Vector leest u hoe de lerarenop-

leidingen, door invulling te geven aan

een breed pallet van activiteiten, bijdra-

gen aan deze ambitie van Fontys.

Het zijn stuk voor stuk activiteiten die

aansluiten op het antwoord dat Jan

Welmers gaf op de vraag wat hij bij

Fontys belangrijk vindt. Het in december

jl. benoemde nieuwe lid van het Col-

lege van Bestuur wil vooral de dialoog

voeren over onze collectieve ambitie. Jan

Welmers stelt dat er de afgelopen jaren

veel geïnvesteerd is in de basis die nu op

orde is. En dat Fontys de kracht heeft om

een kwaliteitsschool in volle omvang te

zijn en te blijven, dus dat we de ambitie

moeten hebben om ver te reiken (…). Als

alumnus van de NLO, de nieuwe leraren-

opleiding en nu onderdeel van het Mol-

ler, betekent zijn aanstelling tevens een

hernieuwde kennismaking met Fontys.

Invulling geven aan de Fontys ambitie

kan alleen met het afnemende scho-

lenveld en met het bedrijfsleven. Zeker

daar waar we docenten opleiden voor

het (technisch) beroepsonderwijs is de

samenwerking met het lokale bedrijfs-

leven van groot belang. Zo is er in de

afgelopen maanden onder de vlag van

Fontys Living Labs een drietal bijeen-

komsten georganiseerd met een groot

aantal bedrijven uit de sectoren bouw,

engineering en automotive. De living

labs, georganiseerd door het Fontys Edu-

catief Centrum voor beroepsonderwijs

en bedrijfsleven (FEC), zijn denkkrachtbij-

eenkomsten waarin concrete activiteiten

worden benoemd om het tekort aan

leraren in het technisch beroepson-

derwijs terug te dringen. Inspirerende

bijeenkomsten waarbij het concept van

SamenOpleiden vorm is gegeven.

Een ander voorbeeld van de Fontys

ambitie om het verschil te maken bij

het opleiden van leraren is de invul-

ling van een vernieuwde minor voor

hbo-techniekstudenten met zicht op een

verkorte kopopleiding (tweedegraads

lerarenopleiding voor hbo’ers en wo-

bachelors). Door een subsidietoekenning

van het ministerie van OCW heeft deze

minor een expliciete impuls gekregen in

het kader van de Regeling educatieve

minor beroepsonderwijs 2013-2016,

onder meer om de samenwerking met

afnemende scholen te bevorderen.

In deze Vector is veel aandacht voor

internationalisering. Zo vond onlangs

de driedaagse conferentie ‘Teacher in

Europe’ plaats bij Fontys Lerarenoplei-

ding Sittard (FLOS) met 60 deelnemers

van zeven verschillende nationaliteiten.

Met de slogan ‘Open your mind, open

your classroom’ werd belicht hoe de do-

cent van de toekomst voorbereid moet

zijn op de diversiteit in de klas en hoe

die in contact kan komen en blijven met

mensen uit andere culturen.

En ja, hoe denken leerlingen in verschil-

lende landen en culturen over demo-

cratie? Dat is het uitgangspunt van een

uitwisselingsproject dat het Maurick

College in Vught organiseert onder de

naam European Citizenship. Uwe Krause,

docent aan de opleiding Aardrijkskunde

bij Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT)

ontwikkelde met behulp van de Atlas

of European Values lesbrieven over dit

onderwerp. Leerlingen worden hier

begeleid door studenten van FLOT en de

lerarenopleiding uit Barcelona.

Om onze studenten goed voor te berei-

den op de beroepspraktijk is er ook aan-

dacht voor het gebruik van sociale media.

Eén op de acht kinderen wordt wel eens

gepest via computer, tablet of telefoon.

Een iets groter deel (15%) maakt zich

schuldig aan digitaal pesten. Maar ook

de mogelijkheden van IT komen in de

opleidingen uitgebreid aan bod.

Daarnaast wordt in het artikel ‘Wij-gevoel

geeft Brandenberg kleur’ verslag gedaan

van een samenwerkingsproject met

meerdere participanten. Brandenberg is

een locatie van het Charlemagne College

en werkt volgens de uitgangspunten van

Stichting Voortgezet Onderwijs Parkstad

Limburg (SVO PL). De Talentenacademie

hiervan is bedoeld om andere vormen

van leren te faciliteren en te stimuleren;

gepersonaliseerd, in netwerken en ken-

niskringen met alle beschikbare midde-

len. In de praktijk werd hieraan invulling

gegeven door een groepje leerlingen dat

onder leiding van een kunstenares een

muurschildering maakte in de leraren-

kamer. Een tweedejaars student van FLOS

was hierals vrijwilliger deelgenoot van.

Met het project ‘Proefstuderen’ biedt

de FLOS middelbare scholieren een ken-

nismaking aan met het hoger onderwijs.

Als ze het volgende studiejaar met de

opleiding tot leraar voortgezet onderwijs

starten, kunnen zij en passant alvast

studiepunten verdienen. Met de flyer c.q.

slogan ‘Uw uitstroom is onze instroom

en onze uitstroom is uw instroom’ hoopt

de FLOS potentieel onderwijstalent te

scouten. Het is in ieders belang om de

beste leraar in dienst te nemen.

Ook voor de lerarenopleiding Technisch

Beroepsonderwijs (PTH) geldt nadruk-

kelijk bovenstaande slogan. Om het

kiezen voor de technische lerarenop-

leiding nog aantrekkelijker te maken is

met het bedrijfsleven in de Brainport

regio afgesproken dat elke student bij

afstuderen een parttime baan (50%) in

het bedrijfsleven krijgt en een parttime

baan in het beroepsonderwijs.

Tijdens de opleiding wordt de student

door een ‘meester’ in het bedrijf het vak

bijgebracht.

Binnen Fontys hebben we de mogelijk-

heid om voor alle vakken en voor alle

onderwijsvarianten leraren op te leiden

binnen een gevarieerde en boeiende

context. Door onderlinge samenwerking

geven we gezamenlijk invulling aan onze

Fontys ambitie. Ik wens u veel leesplezier

met dit doorkijkje in onze activiteiten.

Gerard Lenssen

Directeur Fontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek.

Page 3: Vector 24

3nr. 24 • 2014 • Vector

4 SamenwerkingmetAcade-mischeOpleidingsscholen(AOS)krijgtsteedsmeergestalte

8 Masteropleidingen inSittard �‘De�Ben�&�Jerry�onder�de�

lerarenopleidingen’

9 Eengereedschapskistvolmogelijkheden

� �Fontys�Media�Expertise�Centrum

10 LivingLab� �Nieuwe�opzet�lerarenopleiding�

met�het�oog�op�gecombineerde�

banen

� �

13 FontysEducatiefCentrumverbreedthorizontech-niekstudentenmetminor‘OpleiderenBegeleiderinTechniek’

16 Bijlesbazenenuitlegkoninginnengezocht

� Proefstuderen�in�Sittard

18 NetwerkdagenvandeopleidingBedrijfswiskunde

tonenaandatwiskundeeen wervelendvakis� �Belangstelling�voor�de�opleiding�

in�twee�jaar�tijd�verdubbeld�van�

50�tot�bijna�100�studenten

21 Bètaontmoetbèta� �FLOT�organiseert�events�rond�

science�en�wiskunde

24 TeacherinEurope,openyourmind,openyourclassroom

26 JanWelmers� ‘Lesje�geleerd’

28 Madeinsweden� �Het�succes�van�de�

� Zweedse�‘Ikea-scholen’

30 Pestenensocialemedia� �Succesvolle�thema-avond�van�

vakgroep�Duits

32 Eindhovenkrijgt speeltuinvoorleren� �Onderwijs�gaat�aan�de�slag�met�

gamification

34 Wij-gevoelgeeft Brandenbergkleur� �Vmbo-school�in�Landgraaf�

‘gepimpt’

37 ‘Wehebbensomsmoeitezebijtehouden’

� �Leerlingen�SG�Were�Di�bouwen�

duurzame�bungalow

39 LievereenschoolopleidingdanvoetballenbijBarcelona

� �Hoe�worden�leerlingen�uit�

verschillende�landen�actieve�

Europese�burgers?

42 Lectoraat

43 Column Kortnieuws

44 Citaten Agenda

Inhoud

Colofon

©�mei�2014��

Fontys�Hogescholen

Vector�is�een�uitgave�van�Fontys�

Lerarenopleiding�Sittard�(FLOS),�Fontys�

Lerarenopleiding�Tilburg�(FLOT)�en�

Fontys�Bedrijfsmanagement,�Educatie�

en�Techniek.

Redactie: Henk�Naaijkens,��Erno�Mijland,�Jan�de�Jong,��Christel�Bierkens

Redactieadres:

[email protected]

Adresmutaties:

[email protected]

Vector op uw huisadresAls�u�het�op�prijs�stelt�om�Vector�gratis�

thuis�te�ontvangen,�stuur�dan�s.v.p.�

een�e-mail�naar��

[email protected]

VECTORmagazine

Anton van den Brink, directeur Fontys Lerarenopleiding Sittard

Yvonne Visser, directeur Fontys Lerarenopleiding Tilburg

Gerard Lenssen, directeurFontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek

Page 4: Vector 24

4 Vector • nr. 24 • 2014

Samenwerking met Academische�Opleidingsscholen�(AOS) krijgt steeds meer gestalteTekst:�Henk�Naaijkens

Page 5: Vector 24

5nr. 24 • 2014 • Vector

‘Wij leiden onze studenten in toene-

mende mate samen met de scholen op’,

vertelt coördinator Simona Boersma van

Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT).

‘Dat opleiden gebeurt niet meer alleen

door FLOT, maar ook op de scholen,

in samenwerking met de docenten die

daar werken. We zijn hier een jaar of

vier geleden mee gestart en het aantal

scholen dat deelneemt groeit nog steeds.

Omdat ook onderzoek deel uitmaakt van

het opleidingstraject van de studenten

noemen we deze scholen academische

opleidingsscholen. We werken op dit

moment samen met opleidingsscholen

in vier regio’s: AOS T(ilburg), AOS Oost

(regio Eindhoven/Helmond), AOS West

(Bergen op Zoom/Roosendaal) en AOS

Zeeland.

Twee trajectenMaar lang niet alle studenten van FLOT

worden opgeleid in een AOS. ‘We heb-

ben een regulier traject - wat inhoudt

dat studenten alle vakken bij ons in huis

volgen – en een AOS-traject’, vertelt

Simona Boersma. ‘Het laatste betekent

dat studenten op een AOS het werken in

de school combineren met het verwer-

ven van theorie aansluitend bij diezelfde

praktijk. Het gaat hierbij om de theorie

over leren en instructie (FO) en vakdi-

dactische theorie (zoals leerwerktaken,

ontwerpen van onderwijs, theorie over

loopbaanoriëntatie) en het doen van on-

derzoek. Ze worden mede opgeleid door

de collega’s van de scholen, terwijl de

reguliere studenten hun lessen volgen bij

FLOT. Deze twee sporen lopen niet altijd

parallel aan elkaar. Sommige studenten

zitten bijvoorbeeld drie dagen op een

AOS, terwijl anderen er maar een dag

per week aanwezig zijn. De programma’s

moeten op elkaar worden afgestemd,

evenals het coördineren van de stages

en het tentamineren. Het brengt dus

de nodige organisatie met zich mee om

alles goed te laten lopen.’

Collega in opleiding‘De toegevoegde waarde voor de

studenten op de AOS is dat zij meer

voeling krijgen met de onderwijspraktijk.

Omdat ze dichter op de werkplek zitten,

krijgen ze optimaal de gelegenheid om

de theorie die ze leren toe te passen.

Bovendien worden ze opgenomen in het

docententeam, waardoor ze benaderd

worden als een collega in opleiding. Dat

is een groot verschil met studenten die

bij FLOT worden opgeleid en een dag per

week stagelopen op een school. In de

toekomst zullen we steeds meer gaan sa-

menwerken met scholen om gezamenlijk

nieuwe leraren op te leiden. Gezamenlijk

expertise te ontwikkelen met als doel:

een goede leraar opleiden die maximaal

kan profiteren van de knowhow van de

lerarenopleiding en de AOS.’

nr. 24 • 2014 • Vector

Het opleiden van toekomstige leraren in en met scholen staat nog in de kinderschoenen, maar begint

steeds beter vorm te krijgen. Enige jaren geleden startte in Nederland een samenwerkingsverband

tussen de lerarenopleidingen en de samenwerkende scholen, dat door de overheid wordt gestimu­

leerd en gesubsidieerd. Om de theorie beter aan de praktijk te koppelen, vindt op de stageschool ook

een gedeelte van de opleiding op de school plaats. De samenwerking levert veel voordelen op, maar

betekent in organisatorisch opzicht een flinke inspanning voor de betrokkenen. Die is gelukkig niet

vergeefs, want de studenten en deelnemende docenten van FLOT zijn enthousiast over de AOS.

AOS�staat�voor�academische�

opleidingsschool.�Dit�zijn�door�

de�overheid�goedgekeurde�

samenwerkingsverbanden�tussen�

scholen�en�lerarenopleidingen,�

waar�een�deel�van�de�opleiding�

op�school�wordt�verzorgd�en�

waar�onderzoek�een�belangrijk�

thema�is.�Binnen�Fontys�Lera-

renopleiding�Tilburg�is�dit�een�

extra�opleidingsvariant�onder�

de�naam�AOS.�In�de�regio’s�

Breda,�Roosendaal,�Tilburg,�Den�

Bosch,�Eindhoven/Helmond�en�

Veghel�en�in�heel�Zeeland�kun�je�

een�deel�van�je�opleiding�doen�

binnen�een�AOS.�De�AOS�is�een�

opleidingsvariant�waarin�je�een�

aantal�onderwijsmodulen�uit�je�

opleiding�op�de�school�volgt,�

geïntegreerd�in�de�stage.�Om�die�

reden�spreken�we�niet�meer�van�

stage�maar�van�werkplekleren.�

De�begeleiding�en�beoordeling�

van�de�onderwijsmodulen�en�het�

werkplekleren�is�in�handen�van�

een�opleidingsteam�op�de�school,�

bestaande�uit�opleiders�van�FLOT�

en�van�de�betrokken�scholen.�

Op�een�AOS�ben�je�als�stagiaire�

een�‘collega�in�opleiding’.�Je�

bent�vanaf�de�eerste�week�lid�

van�het�docententeam.�Je�hebt�

taken�in�de�school�met�rechten,�

verplichtingen�en�verantwoor-

delijkheden.�Je�bent�natuurlijk�

nog�steeds�student�en�je�krijgt�

daarom�de�begeleiding�en�de�

ondersteuning�die�je�nodig�hebt.

Op�dit�moment�worden�in�het�

eerste�en�derde�jaar�van�de�

studie�generieke�onderdelen�van�

de�opleiding�binnen�‘opleiden�

in�de�school’�verzorgd,�en�in�het�

tweede�en�derde�jaar�eveneens�

vakdidactische�curriculumonder-

delen.�Ook�het�actieonderzoek�in�

het�vierde�jaar�heeft�een�vakdi-

dactische�component.�

Page 6: Vector 24

Joury de Nijs is vierdejaars student wiskunde aan FLOT en heel

enthousiast over de AOS (Zwijsen College Veghel) waar hij wordt

opgeleid. ‘In het derde jaar heb ik bewust gekozen om een heel

jaar stage te lopen en dat kan alleen maar op een academische

opleidingsschool. Toen ik er achter kwam dat de onderwijskun-

dige vakken, die je normaal bij FLOT krijgt, op de AOS gegeven

worden, leek mij dit een goede combinatie met de stage. Want

op die manier kun je veel beter de theorie aan de praktijk kop-

pelen, was mijn gedachte. Achteraf blijkt dat deze verwachting

is uitgekomen. Ik kan drie factoren noemen die tot mijn keuze

hebben geleid: de tip van een medestudent, de opleidingsdo-

cent op de stagemarkt en de informatie op de website van het

Zwijsen College.

Mijn ervaringen op het Zwijsen College zijn erg positief. Eerst

leer je de school van binnen kennen en na verloop van tijd

ontdek je de voordelen van een AOS. Als je bijvoorbeeld ovo

(ontwerpen van onderwijs) en lob (loopbaanoriëntatie en

-begeleiding) krijgt, kun je de theorie meteen toepassen in de

onderwijspraktijk. En je ontvangt na afloop ook meteen de

feedback die je nodig hebt. Op een AOS staat alles met elkaar

in verbinding. Omdat de docenten ook aan onderzoek doen heb-

ben ze veel kennis van zaken en zijn ze ook op de hoogte van

het onderzoek waar ik mee bezig ben. Ik ben nu bezig met een

onderzoek om leerlingen een zelfstandige houding aan te leren,

waardoor ik de gelegenheid heb meer aandacht te besteden aan

specifieke vragen van leerlingen.

Dat ik dit onderzoek op een AOS doe, heeft volgens mij een

grote meerwaarde. Ik word begeleid door een docent van het

Zwijsen College én van Fontys, beiden docenten uit de onder-

zoekswereld. Ik kan me geen betere begeleiding wensen.

Alles op de school is ook goed georganiseerd en er zijn altijd

mensen die je kunnen helpen als je ergens mee vastloopt. Het

onderzoek dat ik doe kan ik tijdens mijn lessen uitvoeren en zo-

doende kan ik er ook weer leerpunten voor mijn stage uithalen.

Het zijn geen losse stukjes, ze vormen een geheel. Dat ervaar ik

heel sterk bij het Zwijsen College.

Ook de lessen die je normaal bij FLOT krijgt, vinden plaats in de

school. Het vierde jaar zit je met alle lio’s – van Fontys, van de

HAN en ook de masterlio’s - bij elkaar, bijvoorbeeld om video-

intervisie te bespreken. Dus de lessituatie bestaat nog wel, maar

dan op de school zelf. Ook de onderlinge samenwerking tussen

de academische opleidingsscholen binnen de regio oost – Zwij-

sen College, Fioretti College en het Eckart College - is hecht. Dat

maakt het nog een stapje sterker. De onderzoeksbijeenkomsten

vinden plaats op het Fioretti College, terwijl de workshops bij

ons gegeven worden. We hebben bijvoorbeeld workshops gehad

over het voeren van oudergesprekken, hoe begin je een les, orde

houden en het begeleiden van zorgleerlingen. Het gaat altijd

over praktische situaties die je tijdens je stage kunt ervaren en

die je zelf kunt toepassen. Je wordt ook gestimuleerd: ga dat

nou eens in je lessen proberen en reflecteer daar op. Zo zie je

dat alles weer met elkaar in verbinding staat. De spd, de directe

begeleider met wie ik alles kan delen en met wie ik wekelijks een

gesprek heb, adviseert mij om bijvoorbeeld nog eens een stukje

theorie na te kijken naar aanleiding van een praktijkervaring. Dat

ervaar ik ook weer als een extra stimulans.

Of ik hierdoor ook een betere docent word? Ik heb het gevoel

dat het gaat lukken. De school ziet dat ik goed bezig ben en ook

leergierig ben en wil groeien. Dus ik hoop dat ik me hier verder

kan ontwikkelen. Maar met de bagage die ik hier mee krijg heb

ik ook een goede entree op andere scholen.’

Joury de Nijs: ‘Met de bagage die ik hier mee krijg, heb ik ook een goede entree op andere scholen’

6 Vector • nr. 24 • 2014

Page 7: Vector 24

Moniek van Veghel, derdejaarssstudent Maatschappijleer bij

FLOT, liep het eerste jaar bij toeval haar stage op een AOS. Zij

kwam terecht bij het Fioretti College in Veghel, maar liep de

volgende twee jaar stage op twee andere scholen. In het vierde

studiejaar koos ze toch weer voor een AOS-school, opnieuw het

Fioretti College. ‘Ik wilde op zoveel mogelijk scholen ervaring

opdoen om een breed beeld te krijgen’, vertelt ze. ‘Omdat ik

in het eerste jaar zo tevreden was over de begeleiding, heb ik

voor mijn lio-stage weer gesolliciteerd bij een AOS. Dat heb ik

gedaan via SASplus, een Fontyssite waarop je alle vacatures voor

stageplaatsen kunt vinden. Op Fioretti volg ik workshops met

opdrachten, die ik vervolgens in de school uitvoer. Dus de kop-

peling van informatie verwerven naar uitvoeren komt direct tot

stand. De collega’s op de school zijn bekend met de opdrachten

en ze geven je de ruimte om deze opdrachten zo goed moge-

lijk uit te voeren. Het viel me dit jaar op dat ik heel snel werd

opgenomen binnen het team. De docenten weten dat je een

lio bent, maar ze benaderen je als collega. Je voelt je daardoor

een van hen en dat voelt heel prettig. Over twee weken moet ik

een casus inbrengen over een oudergesprek en daarna mag ik

ook zelf gesprekken voeren met de ouders. We hebben bij het Fi-

oretti College ook leerpleinen waarvoor we lessen voorbereiden.

Soms bereiden we samen met andere lio’s een les voor voor het

leerplein, die we vastleggen op film en daarna terugkoppelden

in de reflectie met de od’s. De directe link en de openheid van

de collega’s vind ik heel prettig. Dat vind ik wel een meerwaarde

van een AOS. Ook biedt de school ons faciliteiten om ons werk

optimaal uit te voeren. We mogen bijvoorbeeld gebruikmaken

van een vast opleidingslokaal. Daar kunnen we met onze groep

lio’s overleggen en studiebijeenkomsten voorbereiden. Dat doen

we onder de naam: ‘critical friend-bijeenkomsten’, ook samen

met de lio’s van het Zwijsen College uit Veghel. Er zitten dan drie

docenten van het Fioretti bij die ook onderzoek doen, zodat we

met z’n allen feedback op elkaar kunnen geven.

Moniek kwam het eerste jaar eigenlijk per toeval bij een AOS

terecht. ‘Dat werd toen geregeld vanuit FLOT. Binnen maatschap-

pijleer was dat tamelijk nieuw. De docent vertelde dat flankerend

onderwijs op de AOS werd gegeven en dat wij dat het eerste jaar

niet bij FLOT hoefden te volgen. Er waren toen veel studenten

die daarvoor kozen en ook nu zie ik dat er een aantal studenten

van maatschappijleer rondloopt op het Fioretti. Het tweede en

derde jaar heb ik gekozen voor andere scholen, om te kijken hoe

het er ergens anders aan toeging. Toch wilde ik in het vierde jaar

mijn opleiding weer bij een AOS volgen, vanwege de openheid

en betrokkenheid van collega’s die ik bij het Fioretti trof. Ik weet

natuurlijk niet of dat typerend is voor een AOS.

Het is trouwens wel flink aanpakken. Tijdens de lio-stage draai je

het hele programma mee. Ik heb vier klassen, zit bij de verga-

deringen en doe mijn onderzoek. Of ik hierdoor een betere

leraar word? Dat ligt natuurlijk bij iedere persoon anders. Ik vind

het wel een uitdaging, want ik zie dat ik hier vorm kan geven

aan mijn ontwikkeling als docent. Het voelt als werk, je begint

om 8.30 uur en je gaat pas om 17.00 uur pas naar huis. Het is

eigenlijk net echt. Dat merk ik ook bij mijn onderzoeksproject

dat ‘Utopia’ heet. Dat zijn de studenten nu aan het afronden.

En omdat je kunt sparren met je collega’s heb ik dit project op

deze manier kunnen uitvoeren. Die verbondenheid is voor mij de

belangrijkste meerwaarde.

Wat me ook opvalt is dat mijn begeleiders, zowel vanuit het Fio-

retti als vanuit Fontys, goed samenwerken om een optimaal pro-

duct te ontwikkelen. Doordat zij van beide kanten hun expertise

inbrengen mag je dat ook een positieve toevoeging noemen.’

Moniek van Veghel: ‘Het voelt prettig dat de docenten je benaderen als collega’

7nr. 24 • 2014 • Vector

Page 8: Vector 24

8 Vector • nr. 24 • 2014

MASTEROPLEIDINGEN IN SITTARD

FLOS werkt hard aan haar imago. ‘Wij

streven excellentie na op alle opleidingen

en op alle niveaus,’ legt directeur Anton

van den Brink uit. ‘Dat doen wij bijvoor-

beeld door de eis dat studenten in hun

eerste jaar alle zestig studiepunten moeten

behalen. Dat kan, omdat wij ook ons best

doen om de beste studenten binnen te

halen. We richten ons in onze werving

nu ook sterk op leerlingen van het vwo.

Nieuwe eerstejaars moeten straks tamelijk

probleemloos door kunnen stromen naar

de nieuwe masteropleidingen. Een kwa-

litatief goede instroom moet uiteindelijk

leiden tot een uitstroom van uitstekende

masters. We zijn in feite de Ben & Jerry

onder de lerarenopleidingen: we zoeken

het beste fruit, om het beste ijs te maken.’

Natuurlijk worden de studenten goed

voorbereid en begeleid om aan de hoge

eisen te voldoen. Bijvoorbeeld door mid-

delbare scholieren al kennis te laten ma-

ken met de opleiding in het zogenaamde

‘Proefstuderen’ (zie elders in deze Vector).

Meester en gezelDe nieuwe masterstudenten volgen

straks na hun bachelor een tweejarige

voltijdopleiding van 45 studiepunten

per jaar. Dat is uiteraard niet helemaal

‘voltijd’. Als afgestudeerde bachelor is

er ruimte om naast de studie al te gaan

werken. Van den Brink: ‘In het ideaal-

plaatje gaan studenten straks één dag

per week werken. De rest is voor de

studie. Ze zijn dan twee dagen op het

instituut, lopen één dag hun masterstage

en hebben dan nog een dag over voor

thuisstudie.’ Die stage – Van den Brink

spreekt liever van ‘opleiden in de school’

– vindt plaats in de bovenbouw van een

havo/vwo-school die aan de hoge FLOS-

standaard kan voldoen. ‘We denken aan

een soort meester-gezelverhouding op

de door ons uitgekozen scholen.’

Omdat voor hoogstaande masterop-

leidingen contacten met universiteiten

onontbeerlijk zijn, heeft FLOS inhoudelijk

aansluiting gezocht bij de OU in Heerlen.

Intussen is er na de recente goedkeuring

van de opleidingen ook op andere terrei-

nen volop werk aan de winkel. Voorlopig

beperkt FLOS zich dan ook tot de drie

genoemde vakmasters. ‘Misschien dat

ooit Duits er nog bijkomt, toch een

belangrijke taal in deze regio,’ aldus Van

den Brink. ‘En voor studenten met een

andere tweedegraads bevoegdheid dan

Nederlands, Engels of wiskunde, verbe-

teren we de aansluiting op de master

Onderwijswetenschappen van de OU

en de master Special Educational Needs

(SEN) van Fontys OSO. Het streven is dat

alle studenten bij gebleken geschiktheid

en interesse een master moeten kunnen

volgen na hun bachelor.’

Voor gek verklaardHoewel de opleidingen ‘pas’ in 2015 van

start gaan, is de voorbereiding al in volle

gang. FLOS heeft daarvoor inmiddels extra

docenten aangetrokken: twee neerlan-

dici, een wiskundige, een anglist en een

onderwijskundige. Van den Brink: ‘Maar

daarnaast houden we de optie open dat

er straks voor bepaalde modules nog extra

mensen worden aangesteld of ingehuurd,

bijvoorbeeld op detacheringsbasis.’

Ook de ‘nieuwe’ doelgroep van vwo’ers

vergt een aanpak waar hard over wordt

nagedacht. ‘Als je vwo’ers wilt binnenha-

len, moet je niet meteen denken aan een

versneld programma,’ legt Van den Brink

uit. ‘Die studenten zoeken niet per se

snelheid, maar wel uitdaging.’ Toch sluit

hij uiteindelijk een driejarige bachelor

gevolgd door een tweejarige master niet

uit. ‘Of misschien een constructie met

een schakeljaar.’

‘Toen we hier met al die kwaliteitverho-

gende ideeën van start gingen (proefstu-

deren, 60 studiepuntennorm, richten op

vwo’ers) werd ik door sommigen voor

gek verklaard,’ herinnert Van den Brink

zich. ‘Je zit al in een krimpregio, kreeg

ik te horen, dus dit zou dan wel eens

de doodsteek voor de hele opleiding

kunnen zijn. Maar het tegendeel is waar:

proefstuderen is een succes en het aantal

eerstejaars dat de propedeusenorm haalt

is goed. Ook met de inschrijvingen gaat

het de goede kant op. Kennelijk spreekt

een opleiding waar je wordt uitgedaagd

nog steeds tot de verbeelding. Studenten

kiezen uiteindelijk toch voor kwaliteit.’

‘ De Ben & Jerry onder de lerarenopleidingen’

Vanaf september 2015 kunnen studenten Nederlands, wiskunde en Engels aan de Fontys Leraren­

opleiding Sittard (FLOS) in twee jaar tijd hun mastergraad halen. De nieuwe opleidingen passen in

de ambitie van FLOS om een kwalitatief hoogwaardige lerarenopleiding te zijn die aansluit op de

regionale behoeften van het werkveld.

Anton van den Brink: ‘Wij streven excellentie na.’

Tekst: Jan de Jong

Page 9: Vector 24

9nr. 24 • 2014 • Vector

Moderne media

bieden volop nieuwe

mogelijkheden voor

eigentijds onderwijs. De

belangstelling voor dit

onderwerp neemt toe.

Het leidt tot nieuwe

vragen en wensen.

Binnen de dienst

Onderwijs & Onderzoek

van Fontys Hogescholen

is sinds twee jaar een

expertisecentrum actief

dat docenten, studenten

en opleidingen van de

hogescholen adviseert

en ondersteunt op

dit gebied: het Fontys

Onderwijs en Media

Expertise Centrum

(FOMEC).

Kansen‘Met nieuwe media kun je de

onderwijskwaliteit verhogen’,

stelt Jean Jamin, een van de

consultants van FOMEC. ‘Om

te weten hoe, is het van belang

kennis te nemen van deze nieu-

we mogelijkheden en er ervaring

mee op te doen. Vervolgens

kun je bewust(er) keuzes maken

voor de inzet ervan binnen het

onderwijs. Zo kun je sociale

media bijvoorbeeld gebruiken

ter ondersteuning van online

onderwijs, voor peer-feedback

en co-creatie. Internet kan een

middel zijn om informatievaar-

digheden op te doen of om

lesmaterialen te vinden. Mo-

gelijkheden genoeg dus, voor

sommigen wellicht teveel, maar

dat is juist wat FOMEC drijft.

We willen kansen aanreiken,

enthousiasmeren en focussen

op de meerwaarde die nieuwe

media kunnen hebben op het

onderwijs. Hiervoor organiseren

we regelmatig conferenties en

inspiratiesessies en verzorgen

we trainingen aan docenten en

docenten in opleiding.’

ScholingNicole van de Wiel is een

van de adviseurs/trainers van

FOMEC. ‘In mijn bijeenkomsten

laat ik zien wat er allemaal

kan, probeer ik docenten

enthousiast te maken voor de

gereedschapskist die hun palet

aan didactische mogelijkheden

vergroot. Zo laat ik ze kennis

maken en ervaring opdoen

met (gratis) toepassingen

zoals Socrative, waarmee je

smartphones, tablets of laptops

kunt gebruiken als stemkastjes.

Of ik wijs ze op wat je met

Skype zou kunnen doen in het

kader van internationalisering.

Vaak zeggen ze na afloop: hier

kan ik wel iets mee! Dan is

mijn missie al geslaagd, maar

nog mooier is als docenten

getriggerd zijn en meer willen

weten. Dat het aanzet om op

een andere, nieuwe manier

naar de eigen onderwijspraktijk

te kijken.’

MaatwerkEen deel van het team van

FOMEC heeft een achtergrond

in de media- en informatievoor-

zieningen van Fontys. Advi-

seur Erik Oomen: 'De manier

waarop mensen informatie

verkrijgen en consumeren is

in korte tijd erg veranderd.

Tegenwoordig heb je de wereld

letterlijk op zak. Dit heeft

grote impact op bestaande

informatievoorzieningen zoals

de bibliotheek. Zo hebben

we onlangs in samenwerking

met de Academy for Creative

Industries een e-library ontwik-

keld: een maatwerk digitale

bibliotheek met vakspecifieke,

betrouwbare bronnen zoals da-

tabanken, ebooks en ejournals.

Dit soort maatwerkprojecten

zal in de toekomst alleen maar

toenemen.’

NetwerkenDat er binnen Fontys diverse

activiteiten omtrent onderwijs

en media plaatsvinden, ziet

FOMEC als kans. ‘We spreken

veel docenten, zien (vergelijk-

bare) ontwikkelingen en pro-

beren hierin te verbinden. We

faciliteren het netwerk’, zegt

Jamin. Nicole van de Wiel: ‘Zo

houden we elkaar op de hoogte

van nieuwe ontwikkelingen of

helpen elkaar met vragen.’ ‘En

kunnen we snel inspelen op

specifieke vragen, bijvoorbeeld

als een opleiding studenten

met een beperking beter wil

faciliteren of aan de slag wil met

weblectures’, vult Jamin aan.

Onder het mom van ‘Practice

what you preach’ zet FOMEC

hiervoor diverse sociale media

in, zoals Facebook en Twitter.

‘ Een gereedschapskist vol mogelijkheden’Fontys Media Expertise Centrum Tekst: Erno Mijland

‘Media�veranderen�de�op-

dracht�aan�het�onderwijs�

en�bieden�mogelijkheden�

om�onderwijs�anders�te�

organiseren.�Rond�dat�ene�

uurtje�les�kun�je�van�alles�

organiseren�om�meer�leer-

rendement�te�bereiken:�

aanvullende�bronnen�

ontsluiten,�lerenden�bij�

elkaar�brengen�in�een�net-

werk.�Als�professional�zou�

je�zicht�moeten�hebben�

op�deze�‘affordances’�van�

digitale�media.’

(Jean Jamin)

‘Media�bieden�ongekende�

mogelijkheden�om�leren-

den�te�engageren�door�ze�

actief�mee�te�laten�doen,�

door�ze�te�laten�bijdragen.�

Daarmee�bereik�je�dat�

de�lerende�niet�voor�de�

punten�gaat,�maar�voor�

het�vak.�Meer�intrinsieke�

motivatie�dus!’

(Erik Oomen)

‘Gebruik�media-toepas-

singen�vooral�om�een�

krachtige,�interactieve�

leeromgeving�te�organi-

seren�die�aansluit�bij�de�

leerling�van�nu.’

(Nicole van de Wiel)

Meer�informatie�over�de�

producten�en�diensten�van�

FOMEC�vindt�u�op:�

•� �Website:�http://�

www.fontys.nl/fomec

•� �Facebook:�https://�

www.facebook.com/

Fontys�OnderwijsenMe-

diaExpertiseCentrum�

•� Twitter:�@Fomec_�

Page 10: Vector 24

10 Vector • nr. 24 • 2014

Living LabNieuwe opzet lerarenopleiding met het oog op gecombineerde banen

Convenant onderwijs en bedrijfslevenMet het convenant ‘Samen opleiden Leraar Technisch Beroepsonderwijs’ geven partijen

vanuit onderwijs en bedrijfsleven aandacht aan de maatschappelijke behoefte aan meer

bèta-technisch opgeleiden in Nederland. Binnen de Brainport-regio is die behoefte zelfs

nog nadrukkelijker aanwezig dan elders. Met name voor de technische opleidingen zijn

voldoende gekwalificeerde leraren nodig zijn. De rol van technische leraren is van cruciaal

belang, niet alleen voor de kwaliteit van de opleidingen, maar ook omdat zij als rolmodel

en inspirator een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de beeldvorming

van techniek. Nieuwe impulsen zijn nodig om de instroom te vergroten en om te voorko-

men dat er een tekort gaat ontstaan aan leraren in het technisch beroepsonderwijs.

Onderwijs en bedrijfsleven hebben met de ondertekening van het convenant de

intentie uitgesproken om gezamenlijk het dreigend tekort aan leraren voor het tech-

nisch beroepsonderwijs aan te pakken. De samenwerking richt zich met name op het

bieden van een nieuw en aantrekkelijk beroepsperspectief voor de toekomstige leraar.

De afgestudeerde leraar werkt straks in twee omgevingen: met één been staat hij/zij

in het onderwijs en met het andere been in het bedrijfsleven. De toekomstige leraar

is een bruggenbouwer en intermediair tussen bedrijfsleven en onderwijs. Het nieuwe

beroepsperspectief vertaalt zich in de vernieuwde voltijdopleiding ‘Leraar Technisch Be-

roepsonderwijs (LTB)’. Deze opleiding leidt voortaan op voor combinatiebanen waarmee

afgestudeerden na hun opleiding in zowel onderwijs als bedrijfsleven werkzaam kunnen

zijn. Studenten worden aan het begin van hun opleiding uitgedaagd door een breed en

aantrekkelijk beroepsperspectief.

Organisatie van de opleidingVanaf het eerste studiejaar wordt gestart om studenten goed voor te bereiden op de

combinatie van werkvelden. Een goede leraar wordt niet alleen meer opgeleid binnen

Onder de vlag van Fontys

Living Labs vond de

afgelopen periode een drietal

bijeenkomsten plaats met een

groot aantal bedrijven uit de

sectoren bouw, engineering

en automotive. De living

labs, georganiseerd door het

Fontys Educatief Centrum

voor beroepsonderwijs

en bedrijfsleven (FEC), zijn

denkkrachtbijeenkomsten

waarin concrete activiteiten

worden benoemd om het

tekort aan leraren in het

technisch beroepsonderwijs

terug te dringen. De living labs

maken onderdeel uit van het

stappenplan om het convenant

‘Samen opleiden Leraar

Technisch Beroepsonderwijs’,

concreet invulling te geven.

Dit convenant werd op 6

juni 2013 door verschillende

sectoren vanuit onderwijs en

bedrijfsleven ondertekend.

Tekst: Kees-Jan van Dorp

Page 11: Vector 24

11nr. 24 • 2014 • Vector

de lerarenopleiding maar ook op de werkplek binnen het onderwijs en binnen het

bedrijfsleven. Door delen van de opleiding direct in de praktijk te realiseren, leert de

aanstaande leraar hoe die zijn vak heden ten dage in de praktijk moet brengen. Daar-

voor is het ‘oude concept’ van de aaneengesloten ‘blokstage’ vervangen door werk-

plekleren (WPL), dat nu als een lint door de nieuwe opleiding heen loopt. In de nieuwe

opzet vindt werkplekleren plaats in een educatieve setting binnen zowel onderwijs- als

bedrijfspraktijk. Het werkplekleren is gedurende langere tijd, voor een beperkt deel van

de week, in de opleiding geprogrammeerd. Theoretische kennis wordt daarmee meteen

toepasbaar in de praktijk. Bovendien zorgt de combinatie van werkvelden ervoor dat

vakinhoudelijke kennis voldoende blijft aansluiten bij de behoeften en de actualiteit van

het bedrijfsleven. Omgekeerd geldt dat ook de innovatie binnen het beroepsonderwijs

een stevige impuls krijgt. Studenten zijn beter voorbereid op een brugfunctie tussen

onderwijs en bedrijfsleven.

Kennisontwikkeling met living labs Met de zogenaamde living labs zijn concrete activiteiten benoemd om het tekort aan

leraren technisch beroepsonderwijs verder terug te dringen. Daarbij worden living labs

als denkkrachtbijeenkomsten georganiseerd om juist te appelleren aan de behoefte van

kennisontwikkeling en professionalisering rondom de (vernieuwde) opleiding LTB. De

denkkrachtbijeenkomsten zijn ingericht op drie sectoren: bouw, engineering en auto-

motive. De doelstellingen zijn als volgt geformuleerd:

1. promotie van een (nieuw) aantrekkelijk beroepsperspectief van LTB werkzaam in

twee werelden: bedrijfsleven en onderwijs;

2. realisatie van een vergroting van de instroom in de voltijd (technische) leraren-

opleiding;

3. integratie van werkplekleren in de (leraren)opleiding, als voorbereiding op het

combinatieberoep en afstemming met het werkveld;

4. werven van ambassadeurschap voor de technische lerarenopleiding.

Alle deelnemende organisaties onderstrepen het belang van een gezamenlijke aanpak

ten aanzien van de tekorten aan opleiders in de techniek en het belang om gezamenlijk

een aantrekkelijk beroepsperspectief neer te zetten, zodat meer jongeren weer gaan

kiezen voor het docentschap in de techniek. De living lab-sessies hebben de samen-

werking en de kennisuitwisseling rondom LTB, mede vanuit een multistakeholder en

multidisciplinair perspectief, een behoorlijke impuls gegeven.

‘Wat�wij�willen�zijn�technische�

opleiders�die�goed�op�de�hoogte�

zijn�van�wat�er�in�het�bedrijfsleven�

gebeurt,�die�goed�op�de�hoogte�

zijn�van�de�technische�knowhow�die�

bedrijven�hebben,�waardoor�het�

voor�hen�nog�veel�leuker�wordt�om�

die�kennis�weer�over�te�dragen�aan�

een�nieuwe�generatie�vakmensen…’

‘We�hebben�veel�vakmensen�in�

dienst,�maar�die�vinden�het�vaak�

best�lastig�om�kennis�over�te�

brengen�naar�de�nieuwe�instroom;�

ondersteuning�daarbij�zou�voor�

ons�van�groot�belang�zijn.’

Page 12: Vector 24

12 Vector • nr. 24 • 2014

Sterke punten en (ontwikkel)kansen1 Er wordt bewustzijn en draagvlak gecreëerd bij onderwijs en bedrijfsleven, over de

dreiging die uitgaat van de daling aan instroom van studenten voor de opleiding

leraar technisch beroepsonderwijs. Dit gebeurt tegen de achtergrond van vervan-

gingsbehoefte in het vmbo en mbo, de toenemende vergrijzing en de blijvende

behoefte aan kenniscontinuïteit & scholing voor personeel binnen bedrijven.

Enerzijds ontstaat er een dreigend tekort aan opleiders in de techniek, terwijl

anderzijds de voortzetting van de opleidingen in gevaar komt als de instroom niet

sterk toeneemt.

2 Het gezamenlijk voornemen van onderwijs en bedrijfsleven om te acteren rondom

dit probleem door uitwerking te geven aan het convenant ‘Samen opleiden Leraar

Technisch Beroepsonderwijs’ (LTB) krijgt nu concreet invulling door een aantrek-

kelijk gecombineerd beroepsperspectief voor de nieuwe LTB. De combinatie van

werkvelden terugvertaald naar de opleiding zorgt bovendien voor aantrekkelijker

en innovatiever onderwijs.

3 In het nieuwe opleidingsontwerp is een centrale rol weggelegd voor verwerven

en beklijven van praktijkvaardigheden in de vorm van werkplekleren (WPL). Dit

zorgt voor continue aansluiting van vakkennis bij de actualiteit van de praktijk. De

verwachting is dat LTB- afgestudeerden straks optimaal voorbereid zijn voor het

werkveld. De karakteristieke lintvorm van werkplekleren binnen LTB biedt bedrijven

ruim de gelegenheid om studenten van de lerarenopleiding te kunnen scouten.

4 Competentieversterking op specifieke cognitieve dan wel motorische vaardigheden

moet ook (naast WPL) toegankelijk gemaakt worden in de Minorruimte, bijvoor-

beeld als extern project. Er kan dan meer vraaggericht worden ingespeeld op de

praktijk. Een bijkomend voordeel is die van een mogelijke lintverlenging van WPL.

Voorwaarde is wel de meerwaarde voor het studentportfolio: verbreding, verdie-

ping of schakelen.

5 De LTB afgestudeerde vindt niet enkel zijn weg als vakdocent, bedrijfsopleider

of technisch trainer. Steeds vaker is hij (ook) in zicht bij managementfuncties en

veranderprocessen. Met name hier heeft de afgestudeerde profijt van zijn peda-

gogische achtergrond en verworven ‘human skills’. Ook als regisseur of leider van

middelgrote projecten vindt de LTB afgestudeerde zijn weg. Steeds vaker worden

teams aangestuurd op basis van coaching in plaats van hiërarchie.

6 De convenantpartners gaan gezamenlijk werken aan het beroepsperspectief. De

banden met de opleiding LTB worden versterkt en het ambassadeurschap en de

rolmodellen voor het combinatieberoep worden verankerd. Ook de beeldvorming

over de arbeidsmarkt wordt aangepakt door de communicatie omtrent capaciteit

van werkplekken beter te organiseren. Het spreken van de taal van jongeren en het

gebruik van sociale media kan hierbij instrumenteel zijn.

Het is nu de taak aan de (vernieuwde) lerarenopleiding, om effectief met de verkregen

resultaten om te gaan. Nieuw (verkregen) inzichten en verworvenheden moeten worden

onderzocht op haalbaarheid en implementatie in de onderwijs- en werkveldomgeving.

Met het convenant ‘Samen opleiden Leraar Technisch Beroepsonderwijs’ en de resulta-

ten van de living labs in de hand, gaan de bovengenoemde partijen van onderwijs en

bedrijfsleven, verder aan de slag met deze uitdagingen.

Gezamenlijke proposities uitwerken

Convenant vanuit organisaties

‘LTB is onmisbaar voor het leggen van de basis voor onze vakmensen die met de

machines werken’

‘De�pedagogisch-didactische�

achtergrond�van�LTB�helpt�ons�

bij�het�opleiden�van�mensen�

die�we�weer�heel�hard�in�onze�

firma�nodig�hebben.’

‘Belangrijk�is�dat�de�toekomstige�

leraar�goed�weet�wat�er�in�het�

bedrijfsleven�speelt.�Dit�hoeft�

niet�altijd�in�de�vorm�van�twee�

banen�precies�voor�de�helft�in�

onderwijs�en�bedrijfsleven,�maar�

vanwege�de�goede�contacten�

met�het�bedrijfsleven�weet�

je�altijd�wat�er�speelt!’

Page 13: Vector 24

13nr. 24 • 2014 • Vector

Fontys Educatief Centrum

(beroepsonderwijs &

bedrijfsleven) biedt met

‘Opleider & Begeleider

in Techniek’ een

vernieuwde minor voor

hbo­techniekstudenten

met zicht op een verkorte

kopopleiding (tweedegraads

lerarenopleiding voor

hbo'ers en wo­bachelors).

Fontys Educatief Centrum verbreedt horizon techniekstudenten met minor�‘Opleider�en�Begeleider�in�Techniek’

De�minor�‘Opleider�en�Begeleider�in�Techniek’�is�gericht�op�het�verwerven�van�

basiscompetenties�(kennis,�vaardigheden�en�attitude)�die�nodig�zijn�voor�het�

verzorgen�van�scholings-�en�opleidingstaken�binnen�de�technische�vakrichting�

van�de�bacheloropleiding,�gericht�op�het�technisch�beroepsonderwijs.�Het�gaat�

hierbij�om�het�uitvoeren�van�taken�binnen�scholen�voor�(voorbereidend)�tech-

nisch�beroepsonderwijs,�zowel�mbo�als�vmbo.�Onder�deze�competenties�vallen�

ook�taken�bij�bedrijfsopleidingen�en�marktpartijen�die�onder�de�vlag�van�een�

mbo-instelling�opleidingen�verzorgen.�Studenten�kiezen�binnen�de�minor�voor�

één�van�deze�drie�werkvelden.

Samenwerking Fontys, Summa en Stichting VMBODe minor heeft een expliciete impuls van het ministerie van OCW gekregen onder

een subsidietoekenning in het kader van de Regeling educatieve minor beroepson-

derwijs 2013-2016, onder meer om de samenwerking met afnemende scholen te

bevorderen.

Het samenwerkingsverband Fontys Hogescholen, Summa College en Stichting

VMBO Zuidoost-Brabant richt zich op het structureel ruimte bieden aan studenten

om te leren in de vorm van werkplekleren. Het samenwerkingsverband zal zich

inzetten om voldoende plaatsen voor werkplekleren (WPL) met de juiste vakkundige

begeleiding te organiseren.

De volgende overwegingen spelen hier bij een rol:

• er is maatschappelijke behoefte aan meer bèta-technisch opgeleiden in Neder-

land;

• die behoefte is binnen de Brainport-regio nog nadrukkelijker aanwezig dan

elders;

• er zijn voor technische opleidingen ook voldoende gekwalificeerde leraren nodig;

• voorkomen moet worden dat er een tekort gaat ontstaan aan leraren in het

technisch beroepsonderwijs en dat daarom nieuwe impulsen nodig zijn om de

instroom te vergroten;

• daarvoor moeten nieuwe doelgroepen benaderd worden om kennis te laten

maken met het leraarschap;

• hbo-studenten van technische bacheloropleidingen behoren tot die doelgroep;

• een educatieve minor studenten uit die doelgroep kan studenten enthousiast

maken voor en voorbereiden op het beroep van technisch leraar.Minor studenten

Tekst: Petra Kuijpers-Biesheuvel

Page 14: Vector 24

14 Vector • nr. 24 • 2014

Verbreding beroepsperspectief techniekstudenten Fontys Educatief Centrum (beroeps)

onderwijs & bedrijfsleven (FEC) biedt de

vernieuwde minor aan voor techniek-

studenten die hun inzetbaarheid willen

verbreden en willen weten hoe zij hun

kennis kunnen overbrengen op anderen.

Leren over presenteren en communice-

ren staat in deze minor centraal. Maar

ook trainen, opleiden en begeleiden in

techniek krijgen veel aandacht.

Voor studenten die overwegen om

te gaan werken binnen het technisch

beroepsonderwijs is dit een heel

geschikte minor. Na de bachelor is het

namelijk mogelijk om via een verkorte

vervolgopleiding docent te worden

in het eigen technisch vakgebied. Na

succesvol afronden van deze minor kan

de kopopleiding sneller en makkelijker

worden doorlopen. Daarnaast is het een

geschikte minor voor studenten om hun

technische opleiding te verbreden.

Communiceren over en presenteren van

technische principes is een vak apart.

Maar bij presenteren van en commu-

niceren over techniek blijft het meestal

niet. Veel technisch opgeleide profes-

sionals krijgen taken in de voorlich-

ting of bij bedrijfsopleidingen, omdat

techniek nu eenmaal niet stilstaat. Maar

ook begeleiden, coachen, instrueren

van mensen in bedrijven is binnen veel

functies van belang. Informatie of voor-

lichting geven is één aspect, trainingen

verzorgen vraagt andere capaciteiten en

opleiden in het technisch beroepsonder-

wijs gaat nog een stuk verder.

Vormgeving van de minorIn de minor ‘Opleider & Begeleider in

Techniek’ komen veel aspecten van

communiceren, trainen en opleiden

aan de orde. Didactiek van de techniek

(hoe leg je iets uit) is daarbij belangrijk,

maar ook welke middelen, methoden en

tools je daarvoor kunt gebruiken. ICT,

multimedia en sociale media kunnen

techniek veel spannender en aantrek-

kelijker maken.

Er wordt bijvoorbeeld ingegaan op: hoe

stem je trainen en opleiden af op je

doelgroep, hoe zorg je ervoor dat die

het begrijpt en dat de leerstof ook blijft

hangen? Hoe weet je dat mensen het

‘Naast�mijn�interesse�in�het�bedrijfsleven�heb�ik�ook�altijd�interesse�gehad�in�

het�onderwijs.�Daarom�was�een�minor�een�goede�optie�om�een�half�jaar�te�

kijken�of�lesgeven�iets�voor�mij�is.�Na�mijn�studie�bedrijfsmanagement�ben�ik�

van�plan�om�het�bedrijfsleven�in�te�gaan.�Wel�heb�ik�nu�al�veel�geleerd�over�

hoe�voor�een�grote�groep�te�staan,�een�training�te�geven�en�te�presenteren.�

Wie�weet�ga�ik�uiteindelijk�nog�voor�de�klas�staan�en�dan�is�de�overstap�een�

stuk�kleiner.�Tijdens�de�stage�op�een�ROC�of�in�voortgezet�onderwijs�ga�je�zelf�

lessen�geven�in�jouw�vakgebied.�Drie�dagen�in�de�week�ben�je�op�je�stage-

school�en�twee�dagen�krijg�je�les�over�hoe�je�het�beste�les�kan�geven�en�over�

het�individueel�coachen�van�leerlingen.’

Karin Jacobs

V.l.n.r. Tjeerd Collette, Lester de Fockert, Karin Jacobs, Thijs Vercammen, Thijs Somers

‘Tijdens�mijn�opleiding�Automotive�Engineering�aan�Fontys�te�Eindhoven�vond�

ik�het�altijd�leuk�om�technische�presentaties�te�geven.�Ik�heb�gezocht�naar�di-

verse�minors�die�“iets”�met�presenteren�van�technische�onderwerpen�te�maken�

hadden.�Toen�kwam�ik�de�minor�“opleider�in�technische�beroepen”�tegen,�de�

beschrijving�van�de�inhoud�van�de�minor�op�de�site�van�de�Fontys�sprak�mij�

zeer�aan.�De�keuze�was�dus�snel�gemaakt.�Tijdens�de�minor�loop�je�drie�dagen�

stage�bij�een�school�of�trainingscentrum�en�heb�je�twee�dagen�les.�Hier�pas�je�

de�theorie�toe�die�gegeven�wordt�tijdens�de�minor.�In�deze�lessen�worden�on-

derwerpen�behandeld�zoals�als�het�leraar�zijn,�en�hoe�studenten�leren.�Op�één�

van�de�lesdagen�krijgen�we�les�op�een�ROC.�Op�deze�manier�kun�je�direct�in�

de�praktijk�zien�hoe�dit�gedaan�wordt.�Tijdens�mijn�stage�automotive�enginee-

ring�bij�Terberg�KingLifter�merkte�ik�dat�je�als�engineer�ook�een�stagiair�onder�

je�kunt�krijgen.�Met�deze�minor�wil�ik�naast�het�presenteren�van�ook�mijn�

vaardigheden�als�docent/begeleider�trainen,�zodat�ik�als�toekomstig�engineer�

ook�een�student�kan�begeleiden.�Ik�zie�deze�minor�echt�als�een�verbreding�en�

aanvulling�op�de�automotive�engineering�opleiding.’

Lester de Fockert

Page 15: Vector 24

15nr. 24 • 2014 • Vector

nog kunnen behappen en hoe zit het

met de tijdsplanning?

Zo worden ook thema’s vanuit de prak-

tijk van leren en opleiden behandeld als

technieken op het terrein van communi-

catie, presentatie, instructie, begeleiden

en stimuleren van leren, maar daarnaast

ook de onderliggende theorie over leren

en opleiden, competenties van opleiders,

afstemmen op doelgroepen, verschillen

in contexten, werkvormen en leerstijlen.

BegeleidingDe studenten maken gedurende deze

minor een flinke groei door in de compe-

tenties voor docent en opleider. Begelei-

ding is daarom erg belangrijk gedurende

deze minor. Studenten worden op

verschillende manieren begeleid op de

werkplek in de school, door de docent

van de opleiding en zij begeleiden elkaar

Zij geven elkaar feedback op plannen,

de voortgang ervan of knelpunten die

zich voordoen op de werkplek. Daardoor

leren zij met en van elkaar. Kennisdeling

en -ontwikkeling staan hierin centraal.

De begeleider van de leerkring stuurt dit

proces.

De student heeft veel inbreng bij de

uitvoering van de minor en stuurt zelf de

inhoud van de bijeenkomsten. De inhoud

die behandeld wordt, komt onder meer

uit de praktijk van de werkplek. Zelfstu-

ring en een persoonlijk Plan van Aanpak

spelen daarbij een belangrijke rol.

De praktijk van trainen en opleiden staat centraalHet daadwerkelijk ontwikkelen van de

competenties voor docent en opleider

vindt vooral plaats in de authentieke

beroepscontext. Tijdens de gehele minor

brengt de student het grootste deel van

de opleiding door in het opleidingsbe-

drijf, een school voor technisch beroeps-

onderwijs (ROC) of brancheopleidingsin-

stituut. Dit wordt ook wel werkplekleren

(WPL) genoemd. Op de werkplek voert

de student opdrachten uit en brengt

kennis en vaardigheden in praktijk. De

praktijkervaringen zijn belangrijk voor

het leerproces. Hierdoor ontstaat bij de

student een visie op leren en opleiden.

Aan het eind van de minor is de student

in staat om te communiceren en te

presenteren over techniek, maar ook

om mensen te laten leren, het leren te

begeleiden en te stimuleren, het effect

van leren te evalueren (toetsen) en in

teamverband opleidingsvragen te beant-

woorden.

Toegankelijkheid minorDe voltijdse minor ‘Opleider & Begeleider

in Techniek’ duurt een halfjaar, wordt

aangeboden in september en februari en

staat momenteel open voor de volgende

opleidingen binnen het techniekdomein:

• HBO-ICT

• Technische Natuurkunde

• Applied Science

• Engineering

• Automotive

• Elektrotechniek

• Mechatronica

• Logistiek en Technische

Vervoerskunde

• Industrieel Product Ontwerpen

• Informatica

• Werktuigbouwkunde

• Technische Bedrijfskunde

Daarnaast staat de minor ook open

voor techniekstudenten vanuit andere

hogescholen.

Verbreding profiel techniekstudentenKortom, de minor ‘Opleider & Begeleider

in Techniek’ als onderdeel van een tech-

nische bacheloropleiding voegt commu-

nicatieve kennis en vaardigheden toe aan

het persoonlijke profiel van de student.

Studenten kunnen hiermee via een ver-

kort traject leraar worden. Daarnaast kan

de vaktechnische opleiding hierdoor met

relevante onderdelen worden verbreed

en dit verhoogt de inzetbaarheid in veel

technische functies. Dit geldt voor alle

functies waarin de omgang met mensen

centraal staat, vooral waar het gaat om

het delen van technische kennis.

Ik�heb�voor�de�minor�gekozen�

omdat�dit�eigenlijk�de�studie�

was�die�ik�voltijds�wilde�gaan�

volgen.�Dit�sloot�goed�aan�bij�

mijn�interesses.�Ik�wilde�graag�iets�

technisch�studeren,�maar�ook�iets�

sociaals.�De�studie�Leraar�Tech-

nisch�Beroepsonderwijs�Werktuig-

bouwkunde�was�dus�de�gulden�

middenweg.�

Helaas�werd�ik�vijf�weken�voor�

het�begin�van�het�collegejaar�

opgebeld�met�het�nieuws�dat�de�

studie�LTB�Werktuigbouwkunde�

niet�zou�starten�door�te�weinig�

aanmeldingen.�

Ik�heb�er�toen�voor�gekozen�om�

de�voltijd�studie�Werktuigbouw-

kunde�te�gaan�studeren.�Naar�

verloop�van�tijd�merkte�ik�dat�

Werktuigbouwkunde�het�voor�mij�

niet�helemaal�was.�Ik�miste�het�

sociale�aspect.

Tijdens�mijn�minor�kreeg�ik�de�

mogelijkheid�om�een�half�jaar�te�

kijken�en�ervaren�of�het�leraar-

schap�iets�voor�mij�is.�Door�de�

stage�bouw�je�meteen�een�hoop�

ervaring�op�binnen�het�onder-

wijs.�Ook�zijn�de�vaardigheden�

die�je�leert�niet�alleen�geschikt�

om�later�docent�of�trainer�te�

worden,�maar�passen�ook�goed�in�

het�bedrijfsleven.�Denk�aan�het�

begeleiden,�coachen�en�adviseren�

van�studenten�of�collega’s�en�het�

presenteren�van�jezelf�voor�een�

grotere�groep.�

Deze�minor�biedt�een�unieke�

mogelijkheid�om�je�te�oriënteren�

op�het�leraarschap�binnen�het�

technische�beroepsonderwijs�en�

om�te�ontdekken�of�het�iets�voor�

jou�is.�

Thijs Somers

‘Door veel feedback te geven verhoog je het leerrendement van je studenten’

Page 16: Vector 24

16 Vector • nr. 24 • 2014

‘Uw uitstroom is onze instroom en onze uitstroom is uw instroom’ stelt FLOS in een flyer

die onder middelbare scholen in Limburg is verspreid. Daarin roept de Sittardse opleiding

scholen op om naar potentieel onderwijstalent te speuren onder haar leerlingen. Dat is

immers in ieders belang, ook in dat van de school zelf. Die wil immers straks ook de best

denkbare leraar in dienst nemen. Proefstuderen maakt samen met de geplande voltijdse

masteropleidingen (zie elders in deze Vector) deel uit van het streven naar een kwalitatief

hoogwaardige docentenopleiding.

Diverse instroomHarold Koolen en Arjan Endeman begeleiden de aspirantstudenten die op FLOS van fe-

bruari tot april de volledige module ‘Oriëntatie op leren en onderwijzen’ volgen, inclusief

het bijbehorende tentamen. Als de leerlingen het proefstuderen met succes afronden, le-

vert dat in het eerste jaar van de lerarenopleiding een vrijstelling van twee studiepunten

op. Want zij hoeven diezelfde module uiteraard niet nóg een keer te volgen. De aanko-

mende studenten zelf zien het tentamen met spanning tegemoet. Het is immers allemaal

wel anders dan ze gewend zijn. Lucas Buysrogge: ‘Het is niet moeilijk, maar je moet wel

een hoop zelfstandig doen. Per keer een heel hoofdstuk doornemen bijvoorbeeld.’

Lucas is door zijn lerares geschiedenis op het proefstuderen gewezen. Gezien de flyer

lijkt dat de koninklijke weg, maar er hebben duidelijk meer wegen naar het proefstude-

ren geleid. Nick Menninger had op de open dag zijn e-mailadres achtergelaten en is door

de opleiding benaderd, terwijl Jana Janssen het zelf via de site had ontdekt. En Chris

Vissers is er op de open dag door een ouderejaars student op gewezen.

BIJLESBAZEN EN UITLEGKONINGINNEN GEZOCHTProefstuderen in Sittard Tekst: Jan de Jong

Talentvolle middelbare

scholieren kunnen aan de

Fontys Lerarenopleiding

Sittard (FLOS) in hun

examenjaar al kennismaken

met het hoger onderwijs.

En en passant alvast

studiepunten verdienen als

ze het volgende studiejaar

met de opleiding tot leraar

voortgezet onderwijs starten.

Het project ‘Proefstuderen’

biedt kansen voor de

lerarenopleiding, de student

én voor het voortgezet

onderwijs in de regio.

Harold Koolen en Arjan Endeman

Page 17: Vector 24

17nr. 24 • 2014 • Vector

Proefstudeerders discussiëren mee over een boeiend onderwerp

Ook komen niet alle deelnemers uit de geijkte doelgroep: eind-

examenkandidaten van havo en vwo. Luc Duijsens bijvoorbeeld.

Hij studeert technische natuurkunde in Eindhoven en werd daar

door een docent op deze mogelijkheid gewezen.

Koolen en Endeman merken ook dat de instroom tamelijk divers

is. ‘Er zijn best wat mensen bij die al op een hbo-opleiding zitten,

maar nu alsnog bewust kiezen voor de lerarenopleiding. Maar

er zit bijvoorbeeld ook een leerling uit 4 havo bij. Die wilde in

zijn examenjaar zijn handen liever vrij hebben om zijn diploma te

halen en kwam zich nu vast oriënteren.’

De module is duidelijk niet bedoeld om de deelnemers middels

een leuke cursus over te halen om zich in te schrijven. ‘We laten

ze merken dat ze welkom zijn,’ aldus de begeleiders, ‘maar ze

moeten wel stevig aan de bak. Wij en zij moeten weten of ze het

hbo-niveau aankunnen.’ En of het beroep van leraar iets voor

ze is. Chris weet al zeker dat hij leraar economie wil worden. En

ook Luc is inmiddels overtuigd: ‘Na een paar colleges over psy-

chologie wist ik het zeker.’ Maar Nick twijfelt nog steeds. ‘Als ik

hier volgend jaar begin, dan is het waarschijnlijk bij de opleiding

Duits. Maar het kan ook nog iets heel anders worden.’

De aankomende studenten zien het nut van het proefstuderen

intussen allemaal wel in. ‘Zo’n hele module volgen heeft grote

voordelen,’ zegt Jana. ‘Je krijgt een zoveel beter beeld dan op

een gewone meeloopdag.’ Ook zij is al overtuigd, ze start vol-

gend jaar met de opleiding Engels.

CommitmentEndeman en Koolen verwachten dat het proefstuderen uiteinde-

lijk tot meer commitment bij de scholen leidt. ‘Ook die hebben

een verantwoordelijkheid. Zij selecteren in feite onze nieuwe

studenten en daarmee hun eigen toekomstige collega’s.’

Het idee voor het proefstuderen is ontstaan tijdens een ander

samenwerkingsproject met het voortgezet onderwijs. ‘Wij heb-

ben een zogenaamde pedagogische klas bij de Onderwijsge-

meenschap Venlo & Omstreken. Die heeft die klas in samenwer-

king met ons opgezet. Het was de bedoeling dat die een soort

kweekvijver zou zijn voor aanstaande leraren.’ Maar er waren

toch een aantal nadelen aan verbonden: Venlo is vanuit Sittard

niet bepaald naast de deur en de pedagogische klas richt zich

ook niet specifiek op het voortgezet onderwijs. Het leek daarom

beter dat meer scholen enkele speciaal geselecteerde leerlingen

naar de FLOS in Sittard zouden sturen. Uiteraard allemaal leer-

lingen die een loopbaan in het voortgezet onderwijs ambiëren.

Endeman en Koolen: ‘Scholen sturen ons leerlingen waar ze trots

op zijn en waarvan zij denken dat ze de opleiding ook aankun-

nen. Én die zelf uiteraard ook graag willen.’

Zoals gezegd maakt het proefstuderen deel uit van het streven

van FLOS naar meer kwaliteit. De ‘proefstudenten’ komen straks

op een opleiding die een propedeusenorm hanteert van 60

studiepunten in het eerste jaar. Na dat jaar moet de ‘P’ binnen

zijn. Dan helpt het natuurlijk als studenten al weten wat hen te

wachten staat voor wat betreft inhoud, niveau en studiehouding.

Of in de woorden van Harold Koolen en Arjan Endeman: ‘We zijn

op zoek naar excellente studenten.’

In ieder geval is de lopende cursus al een succes: nog voor de uit-

slag van het tentamen bekend was, hadden al vijftien van de 22

studenten zich aangemeld op FLOS. ‘Bij voldoende belangstelling

starten we volgend jaar waarschijnlijk met twee groepen. En ook

wat eerder in het schooljaar.’

Aanmeldingen�of�informatie�vragen�kan�via�

[email protected]�o.v.v.�‘proefstuderen’.

Page 18: Vector 24

18 Vector • nr. 24 • 2014

Netwerkdagen van de opleiding

Bedrijfswiskunde tonen aan dat wiskunde een wervelend vak is

Belangstelling voor de opleiding in twee jaar tijd verdubbeld van 50 tot bijna 100 studenten Tekst: Henk Naaijkens

Wiskunde is best een saai

vak. Je lost – vaak in je eentje

­ een som op en de uitkomst

is meestal x. Dat is het ­

inmiddels verouderde ­ beeld

dat over wiskunde bestaat.

Maar tijdens de netwerkdagen

Bedrijfswiskunde die de

opleiding Bedrijfswiskunde

organiseert, krijg je daar

een ander idee van. Want

de synergie die optreedt

als studenten in aanraking

komen met het bedrijfsleven

laat zien dat de toepassing

van wiskunde oneindig

veel mogelijkheden biedt.

Karin Verouden en Joost Otten zijn de

opleidingscoördinatoren van de oplei-

ding, die deel uitmaakt van Fontys Le-

rarenopleiding Tilburg, maar daarin een

aparte positie inneemt. De coördinatoren

beschrijven de opleiding als volgt: ‘We

leiden studenten op tot wiskundespeci-

alisten die uitstekend kunnen functione-

ren in het bedrijfsleven. Ze groeien uit

tot professionals die praktische proble-

men kunnen omzetten in getalmatige

vraagstukken, die zij vervolgens kunnen

Ik�vond�vooral�de�connectie�tussen�

bedrijfswiskunde�en�de�engineering�

erg�interessant.�Van�te�voren�wist�

ik�wel�het�een�en�ander�van�de�

engineering�kant�van�de�wiskunde,�

maar�om�het�echt�te�zien�met�

voorbeelden�was�een�hele�ervaring.�

De�netwerkdag�is�een�geweldige�

kans�voor�studenten�en�bedrijven�

om�zich�te�kunnen�presenteren�als�

toekomstige�werknemer�of�werkgever.��

Youri Dijkgraaf,

derdejaars studentStudente Lonneke van Moorsel voert een ‘pitch’ uit

Page 19: Vector 24

19nr. 24 • 2014 • Vector

Als�eerstejaars�student�ben�ik�me�

nog�aan�het�oriënteren�op�wat�het�

beroep�‘bedrijfswiskundige’�precies�

inhoudt�en�dan�is�de�mogelijkheid�

om�in�aanraking�te�komen�met�het�

bedrijfsleven�in�een�dergelijke�setting�

een�uitgelezen�kans�om�me�hierop�

verder�te�oriënteren.�Ik�heb�wel�

gemerkt�dat�ik�het�als�eerstejaars�erg�

lastig�vond�om�gerichte�vragen�te�

stellen.�Ik�vind�het�interessant�om�te�

zien�dat�de�opleiding�gebruik�maakt�

van�zijn�netwerk.

Lisanne Schiphorst,

eerstejaars student

analyseren en doorrekenen. De afge-

studeerden beschikken over een groot

probleemoplossend vermogen en kun-

nen hun adviezen goed communiceren

naar anderen. Dat zijn in de 21ste eeuw

belangrijke skills.’

Vanaf juni 2014 zal de opleiding Bedrijfs-

wiskunde een nieuwe naam dragen:

Toegepaste Wiskunde.

StakeholdersOmdat de blik zowel naar binnen als

naar buiten is gericht, kent de opleiding

een dynamiek die zich onderscheidt

van de andere studierichtingen binnen

FLOT. ‘We spelen zoveel mogelijk in op

de behoefte van de stakeholders, legt

Joost Otten uit. ‘Dat zijn het bedrijfsle-

ven, de Vereniging van Hogescholen en

eventuele andere partijen die ons ideeën

aanreiken om tot een nieuwe synthese te

komen. In de Raad van Advies, waarin de

directeur van FLOT, teamleiders, docen-

ten en opleidingscoördinatoren vertegen-

woordigd zijn, spelen de bedrijven een

heel actieve rol. Zij denken onder andere

mee over de beoordeling van de stages,

over de inrichting van het curriculum en

over de samenwerking met bedrijven.

Als de studenten op stage gaan of als ze

aan projectopdrachten werken, luisteren

we goed naar de bedrijven. Zo zijn we

ernaar toegegroeid om - naast de ‘harde’

wiskundevakken en de projectvakken

- een beroepslijn te starten waarin com-

municatie, beroepsethiek, duurzaamheid

en internationalisering een plaats krijgen.

Want we coachen onze studenten heel

bewust op een goede studie- en profes-

sionele houding. Hierdoor leren zij met

mensen om te gaan, hun eigen mogelijk-

heden te ontdekken en gerichte vragen

te stellen tijdens gesprekken.’

Dynamiek‘De dynamiek van deze opleiding is de

reden waarom ik dit werk zo leuk vind’,

zegt Karin Verouden. ‘Ik acht de regu-

liere wiskundevakken van groot belang

als basiskennis voor de toepassing ervan.

Maar omdat ik me veel bezighoud met

de bedrijfskant vind ik ook het overleg

bij de toegepaste vakken erg boeiend.

Hoe pakken we bijvoorbeeld de opdracht

aan van een Verzekeringsmaatschappij

die zich tijdens het studiejaar meldt met

een speciaal project? Daar proberen we

snel op in te spelen door bijvoorbeeld

aan een paar excellente studenten te

vragen een pilot te doen. Zij maken

dan eerst een analyse, geven advies aan

docenten en stellen vervolgens een plan

van aanpak samen hoe dit voorstel in

het bedrijf kan worden uitgevoerd. In

ons curriculum zit een zodanige rek, dat

er veel ruimte is voor studentinzet. Dit is

een vrije credit die een student zelf mag

invullen, onder de voorwaarde dat de ac-

tiviteit gericht is op de andere studenten

van de opleiding. Op die manier ontstaat

samenhang tussen de individuele

studenten en samenwerking tussen de

studenten in de verschillende leerjaren.

Zo geven hogerejaars als tutor bijles aan

jongerejaars en organiseren studenten

een kerstontbijt en een eindejaarspick-

nick voor de hele opleiding.’

NetwerkdagOm de banden met het bedrijfsleven te

versterken en de studenten te prikkelen

is de opleiding Bedrijfswiskunde vier jaar

geleden gestart met het organiseren

van een jaarlijkse netwerkdag onder de

naam: “Linked”. Bedrijven stellen zich

daar voor en laten zien wat ze in huis

hebben. Tijdens een zogeheten carrousel

Joost Otten opent de netwerkdag

Door�de�bedrijven�uit�te�nodigen�leer�

je�om�makkelijker�naar�de�bedrijven�

toe�te�stappen.�Daarnaast�geeft�het�

de�mogelijkheid�om�te�netwerken,�

waardoor�je�straks�makkelijker�een�

stageplaats�vindt.�De�keynote�speaker�

zorgt�ervoor�dat�je�meer�interesse�

krijgt�in�het�bedrijf�waardoor�je�na�

afloop�goede�vragen�kunt�stellen�

tijdens�de�carrousel.�Het�is�leerzaam�

om�te�zien�dat�studenten�die�in�een�

hoger�jaar�zitten�weer�andere�vragen�

stellen�dan�eerstejaars.�De�netwerkdag�

is�een�goede�informatiedag�van�wat�je�

straks�kunt�verwachten�op�de�stage�of�

later�in�het�bedrijf.�

Thomas de Groot,

tweedejaars student�

Page 20: Vector 24

20 Vector • nr. 24 • 2014

hebben studenten daarna de gelegen-

heid om vragen te stellen.

‘Het is een soort marktplaats waar je

mensen met elkaar in contact brengt om

te kijken wat ze voor elkaar kunnen bete-

kenen,’ zegt Joos Otten. ‘Zo’n netwerk-

dag beantwoordt aan meerdere doelen.

De derde- en vierdejaarsstudenten leren

er lobbyen voor een stageplaats of zelfs

voor een baan. De tweedejaars treden

op als gastheer of gastvrouw. Zij leren

hoe ze moeten omgaan met mensen die

belangrijk voor hen kunnen zijn. En de

eerstejaars leren op de netwerkdagen

pitchen: jezelf kort en krachtig presente-

ren met de kennis en de kwaliteit die je

in huis hebt en wat je ermee wilt gaan

doen. Tijdens de netwerkdagen is de

drempel heel laag. De jaarcohorten zijn

gemixt waardoor de studenten onderling

veel van elkaar leren. De opbrengsten van

deze netwerkdagen zijn goed merkbaar.

Het levert bij de studenten veel dyna-

miek en enthousiasme op en het geeft

de verbondenheid weer die de bedrijven

hebben met de opleiding. Studenten krij-

gen er een beter beroepsbeeld door en

het levert de opleiding stageplaatsen en

projecten op. Voor de studenten kunnen

deze contacten op langere termijn zelfs

uitmonden in een baan.’

Toegepaste wiskunde biedt carrièremogelijkhedenWelk beroepsbeeld hebben middelbare

scholieren en hun docenten eigenlijk bij

wiskunde? Karin Verouden: ‘Het docent-

schap is niet de enige beroepsrichting die

met wiskunde mogelijk is. Veel docenten

en studenten wiskunde zijn niet bekend

met onze opleiding Bedrijfswiskunde.

Dat is eigenlijk heel vreemd. We leven in

een wereld waarin wiskundigen steeds

belangrijker worden. Omdat gestreefd

wordt naar optimalisatie worden bedrijfs-

processen heel precies doorberekend:

hoe kan iets beter, sneller, duurzamer,

mensvriendelijker et cetera? Zo weinig

mogelijk verspilling bij een zo groot mo-

gelijke productiviteit is het motto.

Joost Otten: ‘Op de middelbare school

worden scholieren voorbereid op de

tentamens wiskunde. Dat doe je in je

eentje, je maakt sommen die vaak één

juiste uitkomst hebben. Het bedrijfsle-

ven heeft echter behoefte aan mensen

die complexe opdrachten uitvoeren en

onderzoeken doen die niet noodzakelijk

tot één oplossing leiden. Zij onderzoeken

meerdere opties en selecteren oplos-

singen op basis van onderbouwde argu-

menten. Een bedrijfswiskundige beschikt

over een probleemoplossend vermogen,

gebaseerd op wiskundige kennis en

vaardigheden, dat onmisbaar is bij het

doorrekenen van alledaagse problemen

in de moderne samenleving. Logisch

nadenken, visualiseren, analyseren en ad-

viseren zijn enkele van de competenties.

Wiskunde is in het bedrijfsleven al lang

geen geïsoleerd vak meer. Daarom ook

worden de bedrijven nauw betrokken bij

de inrichting van de opleiding. Dus als je

wiskunde een interessant vak vindt en je

bent er goed in, dan biedt het bedrijfsle-

ven veel carrièremogelijkheden.’

Ik�vond�het�erg�interessant�te�horen�in�

wat�voor�soort�bedrijven�ik�later�zou�

kunnen�werken.�Ook�vond�ik�het�fijn�

om�te�proeven�hoe�bedrijfsmensen�

omgaan�met�elkaar�en�hoe�ze�zich�

kleden.�Ik�vond�het�bijzonder�dat�

sommige�van�mijn�medestudenten�

erg�chique�gekleed�waren�en�anderen�

weer�absoluut�niet.�Dit�zag�je�ook�bij�

de�bedrijfsmensen.�Ik�had�verwacht�

dat�m’n�pitch�erg�slecht�zou�gaan�en�

was�erg�zenuwachtig.�Toch�viel�dit�

heel�erg�mee�en�ben�ik�blij�dat�ik�het�

gedaan�heb.�Ook�de�opbouwende�

kritiek�was�erg�fijn�om�te�horen.�

Daphne Weber,

eerstejaars student

Odette Wyfker, directie van Donatus u.a. en student Richard Scheffer

Ik�heb�tijdens�de�netwerkdag�bedrijven�

leren�kennen�waar�ik�überhaupt�nog�

nooit�van�gehoord�had.�Omdat�de�

opleiding�wiskundig�gericht�is,�hebben�

we�veel�uitleg�gekregen�hoe�dat�in�

bedrijven�toegepast�kan�worden.�

Het�viel�mij�op�dat�het�ook�voor�de�

bedrijven�een�verrijkende�dag�was�

en�dat�ze�toch�weer�op�een�andere�

manier�naar�dingen�gingen�kijken.�Een�

bedrijf�vertelde�ons�dat�bedrijven�bang�

zijn�om�ons�aan�te�nemen,�omdat�ze�

eigenlijk�niet�weten�wat�we�kunnen.�Ik�

heb�nog�geen�precieze�beroepssector�

gekozen,�maar�heb�er�nu�wel�een�

beter�beeld�van.�

Caitlin van Turnhout,

eerstejaars student

Page 21: Vector 24

21nr. 24 • 2014 • Vector

Bèta�ontmoet�bètaFLOT organiseert events rond science en wiskunde

Tekst:�Erno�Mijland�en�Tom�Goris

Sprekers die je aan het denken zetten, workshops waarin je praktische ideeën opdoet voor je

lespraktijk, maar vooral ook de ontmoeting met vakgenoten... Op 15 en 16 april organiseerde FLOT

achtereenvolgens het Science Event en het Wiskunde Event, beide goed voor zo'n zeventig bezoekers:

docenten uit het werkveld (deels oud­studenten), TOA's en docenten van FLOT.

Page 22: Vector 24

22 Vector • nr. 24 • 2014

Fontys Science Event

Het Fontys Science Event werd voor de eerste keer georgani-

seerd. Het plenaire deel van het programma bestond uit twee

keynotes. Lector Rutger van de Sande hield een even vermakelijk

als confronterend betoog over de beelden van bètavakken. Van

de Sande constateert dat bij jongeren verouderde clichébeelden

over vakken als natuur- en scheikunde en biologie overheersen.

Dat draagt ertoe bij dat potentieel talent zich om de verkeerde

redenen niet aangesproken voelt te kiezen voor bèta. 'We

moeten de actuele relevantie van de bètavakken meer voor het

voetlicht brengen en meer aansluiten bij de intrinsieke motivatie

en nieuwsgierigheid bij kinderen. Die is er volop: luister maar

naar de vragen die jonge kinderen stellen: hoe komt het dat je

haar donkerder wordt als het nat is? Ik heb het gevoel dat het

onderwijs te weinig doet met die nieuwsgierigheid en dat is

funest voor onze vakken.'

3D printenDocent werktuigbouwkunde Ricardo Abdoel van Fontys Hoge-

school Engineering gaf een inkijkje in de wereld van 3D-printing.

De ontwikkelingen in dit vakgebied gaan razendsnel en dat

betekent nogal wat voor het onderwijs. 'Zo moeten we onze stu-

denten anders leren denken over ontwerpen. Met een 3D-printer

gaat het niet over weghalen van materiaal, zoals bij frezen, maar

over opbouwen vanuit het niets.' Abdoel kondigde aan dat in

mei een laboratorium wordt geopend bij Fontys in Eindhoven,

waar iedereen met belangstelling voor het onderwerp kennis

kan maken met deze technologie: het ObjexLab. Hier kunnen

docenten ook inspiratie op komen doen om in hun onderwijs

activiteiten te ontwikkelen rond 3D-printing.

UitlegfilmpjesNa het nuttigen van een maaltijd - het event duurde van de late

middag tot in de avond - konden de deelnemers kiezen uit zes

workshops, verdeeld over twee ronden. Zo liet Rob van Bakel

zien hoe hij zijn lessen anders inricht volgens het concept van

'flipping the classroom'. Van Bakel laat zijn leerlingen thuis door

hemzelf gemaakte uitleg- en instructiefilmpjes zien. In de klas

gaan de leerlingen onder zijn begeleiding aan de slag met de

verwerking van de kennis. Er waren verder workshops over het

maken van een goede toets, schimmels, natuurkunde in het

pretpark, het vakdidactisch netwerk voor biologie en een sessie

waarin deelnemers samenwerkingsmogelijkheden rond het vak

scheikunde onderzochten.

Bart Husslage en gastheer Bram van den Broek

Page 23: Vector 24

23nr. 24 • 2014 • Vector

Fontys Wiskunde Event

TandwieltekeningenHet Fontys Wiskunde Event kent een iets langere traditie: het

werd dit jaar voor de derde keer georganiseerd. Ook deze editie

begon met een workshop: zelf aan de slag. Stephan Berendonk

van de Universiteit van Bonn heeft onlangs een boekje geschre-

ven over de wiskunde van de spirograaf, het vooral onder de wat

ouderen nog wel bekende tandwiel-teken-speelgoed. Door de

talloze symmetrieën van spirograafafbeeldingen ligt de wiskunde

voor het oprapen. Berendonk wist ons te verrassen door het ge-

geven dat je bij de juiste keuze van verhoudingen van tandwie-

len ook rechte lijnen als resultaat kunt krijgen.

RobotsDe organisatoren van het event willen iedere editie een van de

Fontys-opleidingen in de spotlights zetten waarin wiskunde een

rol van betekenis speelt. Deze keer was dat de opleiding Me-

chatronica die in student Ron Visser een geweldige ambassadeur

heeft. Ron, winnaar van de Fontys Onderwijsprijs 2013, vertelde

op indrukwekkende manier over zijn interesse voor robots en de

robotica-wedstrijden die er voor leerlingen van allerlei niveaus

bestaan. Zelfs de meest verstokte alfa-geest móet iets van de

sprankeling gevoeld hebben van zijn passie om kinderen techniek

te laten ontdekken door robots te construeren en te besturen.

Geen verhaal vol wiskundige formules, maar wel een duidelijke

boodschap: wiskundig denken vormt de basis van de robotica.

Terrorisme en de speltheorieUit de eigen gelederen komt Bart Husslage, die tevens verbon-

den is aan de Universiteit van Tilburg. Husslage heeft met een

aantal wetenschappers een theorie ontwikkeld over terroristische

netwerken. Vanuit de speltheorie wordt gekeken wie de belang-

rijkste spelers in zo’n netwerk zijn.

En dat blijken dan niet de personen te zijn die de meeste mensen

kennen maar die de meeste specifieke vaardigheden toevoegen

aan het netwerk. En dat is weer informatie die een belangrijke

rol kan spelen bij het voorkomen van terroristische aanslagen.

ParabolenDe laatste spreker is een Oosterbuur: Rainer Kaenders uit Bonn.

Zijn inaugurale rede aldaar handelde over 'Parabeln mit Parabeln'

dat in de vertaling klinkt als 'parabels over parabolen'. Een

onderwerp waarvan de meeste aanwezigen dachten dat dat wel

zo’n beetje tot op het bot afgekloven was, maar waar Kaenders

een verrassend nieuw licht op liet schijnen. Rock & Roll met de

parabool: laat twee parabolen over elkaar afrollen en het brand-

punt volgt dan een kettinglijn. Of dat echt zo was, daar bleken

de broers Johann en Jakob Bernoulli in Groningen al ruzie om

gemaakt te hebben, eind 18e eeuw.

De organisaties van beide events kijken tevreden terug... en alweer vooruit, want de lat ligt hoog voor de edities van volgend jaar...

Page 24: Vector 24

24 Vector • nr. 24 • 2014

Met 60 deelnemers en zeven verschillende nationaliteiten kende de driedaagse (14, 15 en 16 april)

conferentie ‘Teacher in Europe’ een grote deelname. Voor de eerste keer vond dit internationale

treffen plaats in Sittard, waar de lerarenopleiding van Fontys dankbaar gebruik maakte van de

aanpalende theaterzaal. Dat was ook nodig, want de organisatie had besloten om deze conferentie

te combineren met de International Awareness Week en het jaarlijkse FLOS symposium, waar 454

belangstellenden op afkwamen.

‘Open your mind, open your classroom’,

was de slogan van het congres dat

geopend werd met een toepasselijke in-

teractieve key-note van Nancy Commins

onder de titel: Teachers in a multicultural

World: The joy of the journey. Zij zette

de juiste toon voor de 21 verschillende

workshops die erna zouden volgen. Die

werden verzorgd door eigen FLOS-

studenten, door het Europees Platform,

collega’s van stagescholen, team interna-

tionalisering en buitenlandse educatieve

instellingen.

Docenten van de toekomst ‘We moeten ervoor zorgen dat de do-

centen van de toekomst zijn voorbereid

op een enorme diversiteit in hun klas en

dat ze in aanraking komen met verschil-

lende culturen’, zegt mede-organisator

Marcel Sevenich. Samen met Ella Ait-

Zaouit en Marlies Vissers blikt hij terug

op drie turbulente dagen waarin begelei-

ders, coaches en studenten uit binnen-en

buitenland veel educatieve, maar ook

recreatieve, activiteiten met elkaar deel-

den. ‘Het is belangrijk om verschillende

culturen te leren kennen, te waarderen

en vooroordelen weg te halen. Door

open te staan voor elkaar, leer je naar

elkaar te luisteren, elkaar te begrijpen en

te waarderen. Dat is wat we met deze

conferentie proberen te bereiken. Buiten-

landers komen niet alleen uit Marokko,

Amerika, de Antillen of uit Ghana. Ook

in het westerse cultuurgebied zie je grote

verschillen. Door globalisering krijgen we

met steeds meer verschillende culturen

te maken, maar ook met reacties daarop.

En daar moeten wij onze studenten, en

zij hun leerlingen, op voorbereiden. Het

zal duidelijk zijn dat het begint bij jezelf.

Vandaar: ‘Open your mind’.’

Internationale presentatie‘Van de deelnemers werd verwacht dat ze

deelnamen aan verschillende workshops

en op de slotdag een presentatie zouden

geven’, vertelt Ella Ait-Zaouit. ‘Het moest

gaan over een project dat was voorbe-

reid in de vorm van een casestudy. De

opdracht luidde: je bent pas aangenomen

op een school en je wordt verantwoorde-

lijk gesteld voor een internationaal project.

Dit project moet je samen met collega’s

opzetten die op drie andere scholen in de

wereld werken. Hoe ga je dat aanpakken?

Dit project hebben ze moeten presenteren

aan een panel dat een managementteam

voorstelde. Ook het panel was samen-

gesteld uit verschillende nationaliteiten.

Dat ze daarbij gebruik zouden maken

van visuele hulmiddelen en interactieve

elementen werd als vanzelfsprekend be-

schouwd. Verder was tijdens de Internati-

onal Awareness Week Engels de voertaal

in het gehele instituut en dat gold ook

voor de presentaties. Het was opvallend

dat de studenten tijdens deze presentaties

veel enthousiasme toonden, niet verlegen

waren en zich niet verscholen achter een

ander.’

TEACHER IN EUROPE: ‘OPEN YOUR MIND, OPEN YOUR CLASSROOM’

Tekst:�Henk�Naaijkens

Page 25: Vector 24

25nr. 24 • 2014 • Vector

Global Exploration‘De insteek van de workshops was dat

de studenten op heel veel manieren aan

elkaar lieten zien, hoe je in contact kunt

komen met mensen uit andere culturen,

wat je daarvan kunt leren en wat je

ermee kunt doen in het onderwijs’, gaat

Marcel Sevenich verder. ‘We hadden

een groep die een full-colour magazine

maakte, studenten gaven een workshop

over het maken van excursies

in het buitenland. Er was ook een

workshop Crossing Boundaries, waarbij

studenten zich moesten laten vallen in

het vertrouwen dat ze werden opgevan-

gen door een medestudent. Uitgangs-

punt: wees niet bang, durf iets, heb

vertrouwen in een ander en ga uit van

het goede in een ander.’

Andere workshoptitels waren: Funding

for Internationalisation, Study abroad,

Teaching for Diversity and the Role of

Critical Thinking, Bilingual education in

the Netherlands, The World is your Class-

room, Better teacher through internatio-

nalisation, Showing and developing ways

to raise funds for charity goals.

“In touch” blijven‘De presentaties van de internationale

studenten moesten wel realistisch zijn,’

merken de drie organisatoren op. ‘We

zijn als panel heel kritisch geweest op

de kwaliteit. Het moest een product zijn

waar ze in de praktijk echt iets mee kun-

nen doen. Het is natuurlijk heel mooi om

idealistisch te zijn, maar je moet bij het

maken van een educatief plan ook goed

nadenken over de praktische uitvoer-

baarheid. Uit de presentaties is gebleken

dat ze het serieus namen. Verder deed

het ons goed te merken dat ook onze

collega’s van FLOS geïnspireerd raakten

door deze internationale turbulentie.

Het transparante FLOS-gebouw zinderde

van leven tijdens het maken van de

opdrachten. Want dat was voor iedereen

duidelijk hoor- en zichtbaar en werkte

daardoor aanstekelijk. We hebben intus-

sen ook een Facebook-pagina geopend,

waarop de studenten hun gesprekken

kunnen voortzetten. Laat onze interna-

tionale ervaring niet stoppen, laten we

vooral met elkaar “in touch” blijven.

‘Let’s continue this international experi-

ence on line’.’

Terwijl de buitenlandse studenten nog

maar pas thuis waren, stroomden bij de

organisatie de reacties al binnen.

‘I really enjoyed getting to know other

people at the conference. It was so

interesting to exchange experiences,

cultures, systems of education, and so

on. Thank you so much for this oppor-

tunity. I will always remember: “Open

your mind, open your classroom”.

Just a few words to send you a BIG

THANK-YOU for the great opportunity

you offered to the 4 students of mine.

They tell wonderful stories about the

Conference, the people they have

met, the family, the learning experi-

ence … Thanks, once more, for this.’

Page 26: Vector 24

26 Vector • nr. 24 • 2014

Jan Welmers‘Toen de roep van het onderwijs klonk begon het weer te kriebelen’

- Lesje geleerd -Tekst:�Henk�Naaijkens

Toen Jan Welmers in december van het

afgelopen jaar werd benoemd als lid van

het College van Bestuur, betekende dit

voor hem een hernieuwde kennismaking

met Fontys. ‘Toen ik de eerste gesprekken

voerde, realiseerde ik me dit niet, maar ik

studeerde vroeger aan de NLO, de nieuwe

lerarenopleiding. Dat was toen het Moller en

het Moller maakt nu deel uit van Fontys. Ik vind

het een leuke gedachte dat de cirkel nu rond is.

En het bevalt me ook erg goed weer terug te

zijn in Brabant.’

Toen hij aan die studie begon, had hij de carrière die hij zou gaan

volgen nog niet voor ogen. ‘Ik denk dat je op die leeftijd een

keuze maakt zonder daarbij een beroepsprofiel in beeld te heb-

ben. Ik was geïnteresseerd in literatuur en ik had ook een grote

politieke interesse. Daarom koos ik voor de combinatie Neder-

lands en maatschappijleer. ’Welke schrijvers ik in die tijd las? Dat

waren onder andere Louis Paul Boon, Jan Wolkers, Simon Vest-

dijk, Willem Frederik Hermans. Dat zurige van Hermans trok me

in die tijd, maar ik ben het intussen wel voorbij, dat mensbeeld

heb ik nu niet meer.’

Aan het wonen en studeren in Tilburg bewaart hij goede herin-

neringen. ‘De eerste jaren genoot ik met volle teugen van het

studentenleven, ik vond het leven naast de studie zeker zo be-

langrijk. Onze stamkroeg was Moos en ik woonde in een actief

studentenhuis aan Koningshoeven. Dat was erg inspirerend en ik

ontmoette er ook mijn toenmalige vriendin. Daar ben ik tot op

de dag van vandaag mee getrouwd.’

‘Iemand overtuigen van je gelijk bleek in de praktijk weinig effect te hebben’

Page 27: Vector 24

27nr. 24 • 2014 • Vector

ZeilenDe docenten uit die Mollerjaren hebben hem zeker geïnspireerd.

‘Dat waren onder andere Frank Janssen, Wim de Vries, Hubert

Schakenbosch en Freek de Leeuw. Ik kreeg daarna gemakkelijk

aansluiting in Nijmegen om Nederlandse Taal en Letterkunde te

gaan studeren aan de Katholieke Universiteit. Bij de toenmalige

KUB ben ik tegelijkertijd als avondstudent de nieuwe studie-

richting bestuurs- en beleidswetenschappen gaan volgen. Na

twee jaar kreeg ik de mogelijkheid promotie onderzoek te gaan

doen. Dat leek me interessant, dus ik rondde mijn opleidingen in

Nijmegen en Tilburg af en startte als wetenschappelijk medewer-

ker aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Maar de letterenfa-

culteit moest inkrimpen en de beurs verviel. Toen ben ik in mijn

eigen tijd aan de slag gegaan met mijn proefschrift. Dat kon ook

niet anders, want ik gaf intussen op een aantal scholen in het

middelbaar onderwijs les. Later kreeg ik een vaste betrekking aan

de HEAO in Den Bosch en heb ik op de zondagochtenden mijn

promotieonderzoek voortgezet. Alleen in de winter, want in de

zomer ging ik zeilen…’

Ruimte gevenDe zondagochtenden waren effectief en leverden een proef-

schrift op met de titel: Aanvaarden of respecteren, over de wijze

waarop gesprekspartners omgaan met een meningsverschil in

een onderhandeling. Jan Welmers: ‘Het ging over het volgen van

argumenten in een sociale-dienstgesprek. Volgens de bestaande

argumentatieleer kwam je hier niet uit, iemand overtuigen van

je gelijk bleek in de praktijk weinig effect te hebben. Op dit

uitgangspunt heb ik mijn promotieonderzoek gebaseerd. Bij

sociale interactie gaat het er niet om je gelijk te halen, maar om

het tonen van respect voor de opvatting van de ander. Aan dit

nieuwe inzicht heb ik later in mijn carrière veel gehad: eerst de

uitgangspunten goed beargumenteren en vervolgens een stapje

terug doen om een ander de ruimte te geven.’

Buiten het onderwijs ‘Toen ik klaar was met mijn proefschrift vroeg ik mezelf af: wat

nu? De mogelijkheden lieten niet lang op zich wachten. Eerst

werd ik secretaris van het samenwerkingsverband aansluiting

VO-HBO in ‘s-Hertogenbosch. Dit is een samenwerking tussen

het HBO en een aantal middelbare scholen. Twee jaar later kreeg

ik de functie van adjunct-directeur binnen de HEAO Manage-

ment en Bestuur bij de ‘academie voor management’. In die

periode hebben we als eerste in Nederland de studie hbo-Rech-

ten ontwikkeld. Hierna werd ik benoemd als faculteitsdirecteur

Communicatie en Journalistiek aan de Hogeschool Utrecht.

Tijdens mijn voorzitterschap van de faculteit Maatschappij en

Rechten dacht ik: misschien is het goed om ook eens een keer

buiten het onderwijs te gaan kijken. Mijn uitgangspunt was dat

ik als professional graag werk met andere professionals, maar

dat dit ook op andere gebieden dan in het onderwijs moet luk-

ken. Zodoende ben ik me bij het UWV gedurende vijf jaar gaan

bezighouden met de autonomie van artsen, verdeeld over 27

kantoren in Nederland. Dat was een erg leerzame periode.’

Bezwangerd met kansenMaar daarna begon het toch weer te kriebelen, de roep van

het onderwijs klonk. ‘Het sprak me aan om te functioneren

in een omgeving waar veel gevierd werd en waar ook veel te

vieren was. Werken met jongeren die vol zitten met ambitie en

dromen. Ik wilde weer terug naar een omgeving die bezwangerd

is met kansen.’

Dus keerde Jan Welmers terug naar het onderwijs, nu als lid van

het College van Bestuur bij Fontys met de portefeuille onderwijs

en onderzoek. Wat hij bij Fontys belangrijk vindt? ‘Ik wil de dia-

loog blijven voeren over onze collectieve ambitie. De afgelopen

jaren is er veel geïnvesteerd in de basis en die is nu op orde.

We hebben de kracht om een kwaliteitsschool in volle omvang

te zijn en te blijven, dus we moeten de ambitie hebben om ver

te reiken. We moeten de student uitdagen om het maximale

uit zichzelf te halen. Daarbij moet je de rol van de student niet

onderschatten, die heeft meer in huis dan je soms denkt. Het

afleveren van een constante kwaliteitsstroom is mooi, als er veel

excellente afstudeerders zijn is dat nog mooier, maar het mooiste

is als een werkgever zegt: ik neem het liefst een student van

Fontys in dienst.’

‘Het is grappig dat ik als student bij het Moller terecht

ben gekomen en dat alle vervolgkeuzes die ik in mijn

leven heb gemaakt me hebben teruggebracht in het onderwijs.

‘Ik vond het leven naast de studie zeker zo belangrijk...’

Page 28: Vector 24

28 Vector • nr. 24 • 2014

In 1991 leden de Zweedse sociaal-de-

mocraten voor het eerst in vele decennia

een verkiezingsnederlaag en kwam de

conservatief-liberale Gematigde Unie

aan de macht, die met een groot aantal

linkse heilige huisjes wilde afrekenen.

Per Unckel, de nieuwe minister van

onderwijs, nam de liberalisering van het

onderwijs krachtig ter hand.

Tot 1992 kende Zweden uitsluitend

openbare scholen die door de gemeen-

ten werden gefinancierd. Daarnaast was

er een handvol privéscholen, meestal

kostscholen, voor wie het door de

ouders betaalde lesgeld de belangrijkste

bron van inkomsten was. Maar sinds Per

Unckels nieuwe onderwijswet van 1992

hebben ook privéscholen recht op finan-

ciering door de overheid. Vanaf dat jaar

krijgen zij precies hetzelfde bedrag als

openbare scholen. En dat kan oplopen

tot 50.000 kronen (zo’n 5500 euro) per

leerling.

Brede politieke steunDaar moest natuurlijk wel wat tegenover

staan. Voor privéscholen gingen dezelfde

regels gelden als voor openbare scholen:

geen selectie aan de poort en geen

aanvullende lesgelden voor de ouders.

In internationale vergelijkingen (PISA) scoren Zweedse

15­jarigen bepaald niet slecht, maar ook niet extreem

goed. Heel gemiddeld dus. Toch gaan er zowel in

Amerika als in het Verenigd Koninkrijk stemmen op

om het Zweedse onderwijssysteem over te nemen.

Door die tamelijk gemiddelde kwaliteit zal dat niet

komen. Er moeten ongetwijfeld andere voordelen zijn.

MADE IN SWEDENHet succes van de Zweedse ‘Ikea-scholen’

Tekst:�Jan�de�Jong

Per Unckel, Zweeds minister van onderwijs (1991-1994)

Page 29: Vector 24

29nr. 24 • 2014 • Vector

Ze mogen wel donaties van sympathisan-

ten aannemen. En, heel revolutionair, ze

mogen winst maken.

Over dat laatste zijn de meningen in

Zweden verdeeld. In 2011 kwam uit een

peiling naar voren dat een krappe meer-

derheid van alle Zweden deze scholen-

met-winstoogmerk afwees. Maar bij

de laatste verkiezingen bleek ook dat

geen van de relevante politieke blokken

plannen had om het systeem terug te

draaien. In een interview met de New

York Times verwoordde inmiddels ex-

minister Unckel het als volgt: ‘Onderwijs

is te belangrijk om het aan één aanbie-

der over te laten. We weten immers dat

een monopolie nooit aan alle wensen en

behoeften tegemoet komt.’

Toch was de brede politieke steun die

het systeem inmiddels heeft, in het begin

helemaal niet zo vanzelfsprekend. Zelfs

de Gematigde Unie van minister Unckel

dacht dat het niet meer dan een princi-

pieel proefballonnetje zou zijn. Maar nu

het aantal privéscholen in twintig jaar

tijd gestegen is van 80 naar ongeveer

1100 en zelfs de vakbonden enthousiast

zijn, lijkt het een mooi moment om eens

terug te blikken.

Anders Hultin was in 1992 als beleid-

sambtenaar nauw betrokken bij de

invoering van de nieuwe onderwijswet.

‘Tegenstanders beschuldigden ons van

symboolpolitiek,’ zegt hij terugkijkend

in een interview met een Britse krant.

‘En eerlijk gezegd was dat ook wel zo.

Het was een van de liberale speerpunten

waarmee wij in ons verkiezingspro-

gramma aan de socialistische waarden

probeerden te rammelen. Maar diep in

ons hart verwachtten wij geen grote toe-

loop van belangstellenden die een eigen

school wilden beginnen. Als mensen niet

tevreden zijn over de plaatselijke school,

dan willen ze dat die beter wordt. Ze

schrijven naar de gemeente of proberen

op een andere manier invloed uit te

oefenen. Maar ze gaan niet meteen zelf

een school beginnen. Dachten we.’

Winst makenDe werkelijkheid bleek anders. Het aantal

aanvragen voor nieuwe scholen bedraagt

zo’n 1500 per jaar. Het gros daarvan

gebruikt de aanvraag trouwens om het

onderwijs op de eigen plaatselijke school

bij te sturen, niet om daadwerkelijkheid

een nieuwe school te beginnen. Als een

school achterblijft in kennisniveau of

didactische ontwikkelingen kon deze

vroeger eventuele protesten in de wind

slaan en nog jaren aanmodderen. Met

een aanvraag voor een nieuwe school

kunnen ouders tegenwoordig sneller

verbeteringen afdwingen. De meeste

aanvragen worden dan ook ingetrokken

als een school serieus met de ouders in

gesprek gaat.

Omdat ook veel leerkrachten zelf de

keuze maken om voor een onafhan-

kelijke school te gaan werken, hebben

inmiddels ook de vakbonden het systeem

omarmd. Net als de sociaaldemocrati-

sche partij, die nu als officieel standpunt

heeft dat de kwaliteit van het onderwijs

belangrijker is dan de bestuursvorm.

Hultin heeft na zijn carrière bij het minis-

terie de Kunskapsskolan (‘Kennisschool’)

opgericht, een keten van inmiddels

22 scholen voor voortgezet onderwijs.

Dat de scholen winst nastreven maakt

volgens Hultin in grote mate deel uit van

het succes.

‘In Stockholm heb je een school, de

Carlsson School, die ongelooflijk goed

bekend staat. Het is een onafhankelijke

school, maar ze streven geen winst na.

In plaats van een bedrijfsmatige hebben

ze een stichtingsstructuur. Omdat ze

volgens het wettelijke wie-het-eerst-

komt-het-eerst-maalt-principe werken,

zitten er alleen maar kinderen die in

januari tot en met april geboren zijn. Om

je kind te verzekeren van een plaatsje,

moet je het namelijk bij de geboorte al

aanmelden. Vanaf april komen de kinde-

ren op een wachtlijst. De Carlsson School

gebruikt die enorme wachtlijst zelfs in

haar reclame, als een bewijs hoe goed

ze wel niet zijn.’ Bij scholen die winst

maken, ligt dat volgens Hultin anders.

Als die ‘nee’ moeten verkopen, gaan

ze hun capaciteit uitbreiden. Net als bij

winkelketens komen er dan vestigingen

bij. En nee, dat gaat niet ten koste van

de kwaliteit, want dan zou het aantal

aanmeldingen meteen weer teruglopen.

Voor een onderneming is een wachtlijst

juist géén reclame.

Ikea­achtigVerrassend is de doorgaans spartaanse

inrichting van de privéscholen. Een

journalist van het Engelse weekblad The

Spectator constateerde bij zijn rondreis

een paar jaar geleden ‘een Ikea-achtige

eenvoud’. Hij had misschien iets te veel

de Engelse privéscholen in gedachten

en dan kan het contrast inderdaad

nauwelijks groter zijn. De lokalen hebben

niet veel meer te bieden dan eenvoudige

tafels en stoelen. Over sport- en andere

buitenactiviteiten worden scherpe prijs-

afspraken gemaakt met aanbieders in de

omgeving. ‘Als ouders daar geen genoe-

gen mee nemen, sturen ze hun kinderen

niet naar onze school. Zo simpel is het,’

aldus een medewerker.

De kracht van de Kunskapsskolan ligt in

de individuele benadering van de leerlin-

gen, tot aan een persoonlijk dagrooster

toe. Hultin: ‘Iedere leerling begint de

dag met een gesprek met zijn mentor,

waarbij onder andere de dagtaken wor-

den vastgesteld. Daar gaat de leerling

vervolgens zelf mee aan de slag.’ In deze

werkwijze zien kwaadwillende buiten-

staanders soms nóg een overeenkomst

met Ikea: het onderwijspakket wordt

aangeboden, maar de leerling moet het

zelf in elkaar zetten. Niet met een handig

inbussleuteltje, maar met een aanbod

van lessen en methodieken die op de

individuele ontwikkeling van de leerling

gericht zijn.

Andere onafhankelijke scholen richten

zich meer op erkende onderwijskundige

benaderingen, zoals Montessori, of

op een religieus-levensbeschouwelijke

achtergrond.

Winst of geen winstMet het aantreden van de conservatieve

regering van David Cameron in het

Verenigd Koninkrijk in 2010 wilde het

nieuwe kabinet werk maken van een

eigen onderwijsvernieuwing en daarbij

stond hen het Zweedse model voor

ogen. Alleen het idee dat privéscholen

net als andere ondernemingen winst

konden nastreven, stuitte op veel beden-

kingen binnen de partij. Anders Hultin

moet er om lachen. ‘Het betekent dat de

Zweedse sociaal-democraten in dit op-

zicht bedrijfsmatiger en liberaler durven

te denken dan de Britse Conservatieven.’

Hultin wil zich met zijn Kunskapsskolan

ook op de Engelse markt gaan richten.

Maar dan moet er wel winst gemaakt

worden. Want: ‘Als scholen geen winst

mogen maken, ontbreekt de prikkel om

uit te breiden. Dan blijft het aanbod

dus te beperkt en creëer je vanzelf een

nieuwe elite.’

Page 30: Vector 24

30 Vector • nr. 24 • 2014

Pesten op school staat de laatste tijd weer volop

in de belangstelling. Een belangstelling met

twee kanten, een lichte en een donkere. Licht,

omdat er niet genoeg over gepraat en tegen

geageerd kan worden. En donker, omdat het

kennelijk een onderwerp is dat het leven van

veel jonge slachtoffers (én dat van hun daders)

voor een belangrijk deel bepaalt.

Eén op de acht kinderen wordt wel eens gepest via computer,

tablet of telefoon. En een iets groter aantal (zo’n 15%) maakt

zich van tijd tot tijd schuldig aan digitaal pesten. Dat zijn geen

geringe aantallen. In iedere klas zitten dus wel een aantal daders

en slachtoffers van digitaal pestgedrag. Intussen komen steeds

meer leraren, leerlingen, ouders en hulpverleners in het geweer

tegen pesten. Het ‘staat op de agenda’ zoals dat heet. Niet dat

alle acties even doordacht zijn. Denk aan de aanklacht van het

Hoogvlietse Einstein College tegen RTL. Een gepeste leerling

maakte in opdracht van het programma ‘Project P: stop het

pesten’ met een verborgen camera opnamen van zijn pesters.

Door die beelden uit te zenden, zo was de redenering, schond

RTL niet alleen de privacy van de leerlingen, maar maakte zo ook

het schoolleven van de gepeste leerling nagenoeg onmogelijk.

Klikken dat je gepest wordt, verergert de pesterijen immers.

PESTENENSOCIALEMEDIASuccesvolle thema-avond van vakgroep DuitsTekst:�Jan�de�Jong

Page 31: Vector 24

31nr. 24 • 2014 • Vector

Sociologen, psychologen en onderwijskundigen vielen daarom

en masse over de commerciële omroep heen.

Theateravond op FLOTOp 25 februari organiseerde de vakgroep Duits van Fontys

Lerarenopleiding Tilburg een thema-avond over digitaal pesten.

De avond was bedoeld voor studenten en oud-studenten Duits.

Docent Anne-Marie Degener had voor deze gelegenheid theater-

groep Playback uitgenodigd. Dit Amsterdamse gezelschap speelt

jaarlijks zo’n 500 voorstellingen voor leerlingen, ouders of leraren

over problemen als drugs, seksualiteit, agressie en geld. En dus

ook over digitaal pesten, in de voorstelling Like. De producties

zijn sterk interactief opgezet. In Tilburg werden zo’n tachtig

(bijna-)docenten Duits eerst geconfronteerd met een aangrijpend

toneelstuk, waarin duidelijk werd hoe digitaal pesten werkt. Niet

alleen door beledigingen via de sociale media te verspreiden,

maar vooral ook door leerlingen buiten te sluiten.

In het tweede, interactieve, deel gingen de acteurs de discus-

sie met de zaal aan. Een gespreksleider vroeg de aanwezige

docenten om reacties en oplossingen. Waarna toeschouwers hun

oplossing op het toneel mochten brengen. De acteurs bleven in

dit tweede deel nadrukkelijk in hun rol. Het leverde realistische

confrontaties op, waarbij de leraar niet automatisch als glorieus

overwinnaar uit de strijd kwam.

De conclusie van deze confronterende, maar zeker ook inspire-

rende avond mocht dan ook zijn dat het probleem complexer

was dan sommigen veronderstelden. In de nazit klonk zowel

door dat pesten van alle tijden is, alsook de vaststelling dat

digitaal pesten sneller en veelomvattender is. Én het slachtof-

fer natuurlijk levenslang kan blijven achtervolgen. Ook als het

actuele pesten al jaren achter hen ligt, blijven de digitale sporen

nog hinderlijk aanwezig.

Dag tegen pestenEr wordt via de digitale kanalen niet alleen gepest, maar ook vol-

op tegenactie gevoerd, bijvoorbeeld op Stoppestennu.nl. Maar

ook meer algemene onderwijssites als Kennisnet.nl besteden er

aandacht aan. Veel van die acties kwamen op 19 april samen op

de Landelijke Dag tegen Pesten. Dit jaarlijkse evenement vraagt

zowel basisscholen als v.o.-scholen pesten aan de orde te stel-

len. Een uitgebreid overzicht van alle activiteiten is te vinden op

Landelijkedagtegenpesten.blogspot.nl.

De KRO en BNN hebben op hun gezamenlijke site Dagtegen-

pesten.nl interactieve filmpjes staan, die een beetje vergelijkbaar

zijn met het theaterprogramma van Playback. Leerlingen kunnen

op verschillende momenten tijdens het filmpje ingrijpen door

een keuze te maken. Afwachten of weglopen? Ingrijpen of hulp

inroepen? Waarna het filmpje laat zien wat het gevolg is van de

gemaakte keuze. Veel tips voor kinderen, leraren en ouders zijn

verder te vinden op Mediawijsheid.nl.

Er komt overigens ook nog een Nederlandse Week tegen Pesten,

die wordt gehouden aan het begin van het nieuwe schooljaar,

van 22 t/m 26 september 2014. Zie voor informatie hierover

mediawijzer.net/agenda/week-tegen-pesten.

Foto links: Toeschouwer (rechts) durft de confrontatie met de pestkoppen aanFoto onder: Discussie in de zaal

Page 32: Vector 24

32 Vector • nr. 24 • 2014

Eindhoven�krijgt�� speeltuin�voor�lerenOnderwijs gaat aan de slag met gamificationTekst:�Erno�Mijland

In 1938 noemde historicus Johan Huizinga ons al

'homo ludens' (spelende mens). We leren door

te spelen. Dit jaar start in Eindhoven een project

waarbij in een aantal pilots wordt onderzocht

hoe spelmechanismen het leren kunnen verster­

ken. Dit principe wordt 'gamification' genoemd.

Hoewel de inspiratie vooral uit de wereld van

games komt, gaat het niet om het inzetten van

games in het onderwijs.

In Eindhoven is het afgelopen jaar veel nagedacht over de toe-

komst van leren, met het jaar 2030 als vergezicht. Belangrijkste

conclusies:

• leren is iets dat je je hele leven zult moeten blijven doen;

• leren zal meer en meer gepersonaliseerd gaan plaatsvinden;

• technologie kan het leren meer gaan ondersteunen en

• leren moet gericht zijn op het creëren van maatschappelijke

waarde.

De Eindhovense onderwijsinstellingen hebben zich voorgenomen

samen met organisaties buiten het onderwijs vorm en inhoud

te geven aan deze ideeën. De stad wil hiermee ook op langere

termijn 'de slimste regio' blijven. Momenteel wordt daarom aan

een stadsbreed netwerk van professionals en lerenden gebouwd

en is een aantal projecten gelanceerd, waaronder het project 'A

co-creative playground' rond gamification. Op 10 april vond de

kick off van dit project plaats in een lokaal van de Technische

Universiteit Eindhoven.

Page 33: Vector 24

33nr. 24 • 2014 • Vector

Plezierige frustratieGames zijn sterk in het motiveren van de speler en het vasthou-

den van diens aandacht. Hoe flikken de makers dat? En hoe

zouden we die factoren dan kunnen vertalen naar onderwijs

waar motivatie en een langere aandachtsspanne geen vanzelf-

sprekendheid zijn? Om maar meteen een misverstand uit de weg

te ruimen: 'Games zijn vaak helemaal niet leuk', aldus Wietse

van Bruggen van Kennisnet, die de aftrap doet van de bijeen-

komst. 'Je bent vaak af en moet het dan weer opnieuw probe-

ren. En opnieuw. En opnieuw. Toch blijf je spelen.' Van Bruggen

legt uit hoe dat komt. 'Games stellen je iets in het vooruitzicht

dat je wilt bereiken: een volgend level, een beloning in de vorm

van een score, een muziekje of extra kledingstukken voor je

avatar. Games werken meestal met levels: je krijgt daardoor

steeds opnieuw opdrachten die niet te gemakkelijk zijn, maar

ook niet te moeilijk. Je mag ondertussen dingen fout doen: falen

is een belangrijk onderdeel van games. Zo kun je verschillende

strategieën uitproberen. Als je keuzes kunt maken in een game,

heb je het gevoel voor een stukje de regie te hebben. Uiteindelijk

brengt een goede game je in een toestand van flow. Plezierige

frustratie en concentratie komen dan bij elkaar. Gamification

betekent dat je de principes van die games aantrekkelijk maakt

en vertaalt naar andere situaties, zoals leren.' Hét voorbeeld van

gamification is de 'piano-trap'. In een poging mensen vaker de

trap in plaats van de roltrap te laten nemen, maakten onderzoe-

kers van de traptreden pianotoetsen die verschillende klanken

lieten horen als je eroverheen liep. Met succes: meer mensen

kozen voor het gezonde alternatief van traplopen.

Levels en virtuele wereldenHet verhaal van Van Bruggen leidt tot een levendige dialoog

tussen de ruim dertig aanwezige vertegenwoordigers vanuit

het project, deskundigen en belangstellenden. De vraag is: hoe

kun je leren ondersteunen met elementen van gamification? Er

komen vele antwoorden voorbij: je kunt praktijksituaties oefenen

in een virtuele wereld, kleine beloningen (bijvoorbeeld een level,

punten) invoeren in een onderwijsarrangement, lerenden meer

keuzemogelijkheden bieden en gebruik maken van de mogelijk-

heid om lerenden online te laten samenwerken, zoals dat in

steeds meer games ook gebeurt. Er worden ook kritische vragen

gesteld. Games zijn veelal gebaseerd op behavioristisch leren: je

wordt beloond voor een kunstje dat je daardoor vaker wilt doen,

waardoor je er beter in wordt. Maar bereik je met gamification

ook de beoogde hogere vaardigheden waarop we steeds vaker

de nadruk leggen? Een andere vraag: hoe ga je om met verschil-

len tussen jongens, die meer getriggerd worden door competitie-

elementen, en meisjes, bij wie het sociale en communicatieve

element beter aansluit?

KeuzemogelijkhedenNiet alle elementen uit games pakken goed uit als je ze simpel-

weg vertaalt naar leren. Neem het aspect keuzevrijheid. Squla

maakt een spel waarin allerlei kennis getoetst wordt. Spelers

kunnen bijvoorbeeld kiezen tussen een vraag over rekenen of

over taal. Leerlingen kiezen in dit soort omgevingen meestal

voor het thema waar ze goed in zijn. Een van de onderzoeken in

het project gaat aan de slag met de vraag: hoe bied je enerzijds

keuzemogelijkheden, maar verleid je tegelijkertijd lerenden vaker

te kiezen voor dat datgene waar ze moeite mee hebben en dat

ze dus eigenlijk meer moeten oefenen? Bij deze pilot is lector dr.

Desiree Joosten-ten Brinke (FLOT) betrokken.

PilotsDe deelnemers aan de bijeenkomst zijn het erover eens: games

en gamification zijn geen wondermiddel en er valt nog veel te

ontdekken over wat werkt. De pilots zijn dan ook vooral bedoeld

om inspiratie op te doen en meer te weten te komen over de

mogelijkheden en effecten van gamification. Geeft het ervaren

van dementie door studenten aan een zorgopleiding middels een

simulatie écht meer inzicht dan de uitleg van wat dementie met

iemand doet? En als je vaardigheden oefent in een simulatie,

ben je dan écht beter voorbereid op de praktijk? Hoe meet je

het leerrendement, met name als het om minder goed meetbare

leerdoelen gaat als houding en gedrag? Voor de zomervakantie

zullen de pilots hun plannen en onderzoeksvragen helder moe-

ten hebben. Ze worden hierbij onder andere ondersteund door

externe partijen. Zo is er op 14 mei een bezoek gepland aan

de Rabobank in Utrecht, waar men op verschillende manieren

experimenteert met gamification.

Meer�informatie�over�het�project�'A�co-creative�

playground'�kunt�u�inwinnen�bij�Ruurd�Taconis�van�

Eindhoven�School�of�Education,�penvoerder�van�dit�

project�([email protected])�of�bij�Heleen�Niele�(heleen.

[email protected]).

Page 34: Vector 24

34 Vector • nr. 24 • 2014

Het is eind januari. Ik loop door het gebouw van locatie Brandenberg. Overal zijn

mensen aan het werk, in overall of oude kleren, lachend of in opperste concentratie. Ik

ontmoet docent en mentor Jos van Mil, die een glimlach laat zien van oor tot oor. Hij

kwam ruim een jaar geleden op het idee voor een opknapbeurt voor de school. 'Onze

school heeft een plezierige sfeer. Maar de huisvesting paste daar niet meer bij. Kale

muren, donkere gangen, weinig kleur. Budget om de school op te knappen was er niet,

onder andere door het teruglopend aantal leerlingen. Zo kwamen we op het idee het

zelf te doen. Het oorspronkelijke idee was om verf en kwasten in te zamelen en alleen

het schilderwerk te doen, maar het plan werd steeds groter. Totdat we op de gedachte

kwamen: we gaan de hele school doen... in één week! En we gaan dat doen met alle

medewerkers van de school, 150 vmbo-leerlingen uit het derde leerjaar, ouders en vrij-

willigers uit de omgeving.'

Brandenberg is een locatie van het Charlemagne College en een van de scholen van het Beroeps­

College Parkstad Limburg waarin alle vmbo­locaties en praktijkscholen van Stichting Voortgezet

Onderwijs | Parkstad Limburg (SVO|PL) werken volgens dezelfde uitgangspunten. Op de locatie

worden alle leerwegen van het vmbo aangeboden (TG+, kader en basis), inclusief LWOO.

Wij-gevoel geeft Brandenberg kleurVmbo-school in Landgraaf 'gepimpt'Tekst:�Erno�Mijland

Samen met een docent een pallet-bank maken.

Een 'gepimpte' muur in de mediatheek.

Page 35: Vector 24

35nr. 24 • 2014 • Vector

Geen SchoolDie laatste gedachte ontstond tijdens een evenement van de onderwijsvernieuwingsbe-

weging Operation Education, dat Van Mil en zijn collega’s bezochten in het kader van de

Talentenacademie van SVO|PL. Ze ontmoetten er Alette Baartmans en Amber Passtoors

van GeenSchool, een organisatie die scholen helpt bij het realiseren van projecten waar-

bij alle betrokkenen bij het onderwijs ondergedompeld worden in andere activiteiten dan

tijdens een gewone lesdag. Passtoors: 'Ons idee is dat alles kan, ook als er geen geld is.

Een school heeft altijd een groot netwerk en iedereen is wel bereid iets bij te dragen als

je met een goed idee komt. Onderwijs vinden we immers allemaal belangrijk.' De eerste

pogingen om anderen te betrekken leken dat te bevestigen. 'Het bestuur van de school

doneerde een startbedrag van 5000 euro en de gemeente wilde wel een bedrag investe-

ren in het opknappen van een lokaal. En NedCar zegde spontaan de komst van veertig

vrijwilligers toe. Die hebben op twee verdiepingen al het schilderwerk gedaan en nieuwe

verlichting aangebracht.' Baartmans en Passtoors begeleidden de school met ideeën en

de organisatie van en coördinatie tijdens de werkweek.

EigenaarschapTijdens de voorbereidingen voor het project werd al snel duidelijk dat men meer wilde

bereiken dan alleen een gepimpte school. Van Mil: 'We wilden dat de leerlingen meer

eigenaarschap zouden gaan voelen bij de school. Dat betekende voor het project dat

we niet al te veel moesten gaan sturen. Maar ja, het is wel een school... We besloten

de leerlingen zoveel mogelijk vrijheid geven, maar wel een aantal afspraken met ze te

maken: geen bloot, geen rare teksten en een beperkt aantal gebieden binnen de school

die aangepakt mochten worden. We zijn eerst vrij strak begonnen met een schema,

taakverdelingen enzovoort. Daarna zijn we stap voor stap los gaan laten. Leerlingen

mochten van groep wisselen, er kwamen nieuwe voorstellen, zoals voor het schilderen

van de kluisjes. Voor de banken van houten pallets begonnen we met één ontwerp: ze

zijn uiteindelijk allemaal anders geworden. Het is goed dat we ze gaandeweg wat meer

ruimte hebben gegeven.'

Durven experimenterenOok Passtoors ziet het opknappen van de school niet alleen als een doel op zich. ‘Het

is ook een middel om leerlingen te laten zien dat je moet durven experimenteren om

verder te komen. En dat wat je bedenkt vaak best mogelijk is als je maar hulp durft te

vragen. Ik hoop dat ze ook anders naar school en naar leren zijn gaan kijken. Zo zei een

leerling eens tegen me: ik heb deze week per ongeluk best veel geleerd. Dat is prachtig!

Ook de sfeer, het saamhorigheidsgevoel tussen leerlingen onderling, maar ook tussen

leraren en leerlingen heeft deze week een flinke impuls gekregen. Ik zie dat vaak zelfs

– en misschien wel vooral – bij de leerlingen die bekend staan als ‘moeilijk’ en lastig,

keihard aan het werk zijn geweest.' Van Mil: 'Dit is zo’n belangrijke periode in hun leven.

We wilden ze laten ervaren en beseffen dat onderwijs meer is dan in de klas zitten. Het

gaat niet alleen om kennis, maar vooral ook om normen en waarden, samenwerken en

talenten ontdekken.'

De�Talentenacademie�van�SVO|PL�

is�bedoeld�om�medewerkers�van�

de�stichting�te�inspireren�om�op�

andere�manieren�te�leren.�Zo�biedt�

de�organisatie�vernieuwers�onder�

haar�docenten�een�paar�keer�per�

jaar�de�kans�om�bijzondere�onder-

wijsevents�te�bezoeken�(zie�ook:�

svoplonderweg.blogspot.nl).�

Coördinator�Tjeu�Seeverens�van�

de�Talentenacademie�is�blij�met�

het�initiatief�op�Brandenberg.�'De�

kunst�is�om�nu�door�te�pakken.�

Een�wiskunde�leraar�die�de�hele�

dag�aan�het�timmeren�is�geweest,�

samen�met�een�leerling,�vraag�ik:�

wat�heb�je�nu�echt�anders�gedaan�

en�hoe�kan�je�dat�terugbrengen�in�

de�les?�En�heb�je�daar�hulp�bij�no-

dig?�Zo�willen�we�andere�vormen�

van�leren�faciliteren�en�stimuleren:�

gepersonaliseerd,�in�netwerken�en�

kenniskringen�en�met�alle�beschik-

bare�middelen,�waaronder�ict.'

Leerlingen Begi en Dylan aan het werk

Page 36: Vector 24

36 Vector • nr. 24 • 2014

Kevin�Slapak�(18�jaar)�is�twee-

dejaars�student�aardrijkskunde�

Fontys�Lerarenopleiding�Sittard.�

Kevin�was�tijdens�de�week�een�van�

de�vele�vrijwilligers.

‘Van�woensdag�tot�vrijdag�heb�

ik�een�unieke�metamorfose�van�

Brandenberg�mogen�meemaken.�

Ik�kan�me�nog�goed�herinneren�

dat�ik�als�achtstegroeper,�samen�

met�mijn�klasgenoten,�een�dagje�

mocht�meedraaien�op�Branden-

berg.�Het�was�er�grauw,�grijs�en�

redelijk�ongezellig.�(…)�Toen�ik�

afgelopen�woensdag�door�de�

schoolgangen�liep,�viel�mijn�mond�

open.�Ongelooflijk�welke�‘Extreme�

School�Makeover’�hier�heeft�

plaatsgevonden.�Overal�in�het�

gebouw�is�er�iets�kleurrijks�en�iets�

creatiefs�te�vinden.�Altijd�met�een�

achterliggende�boodschap.�Bran-

denberg�is�niet�meer�het�grijze�ge-

bouw�met�een�droevig�toekomst-

perspectief,�maar�een�museum�vol�

met�in�kunst�verwikkelde�emoties,�

creaties�van�leerlingen�en�ware�

levenslessen.�Brandenberg�is�back�

in�town�en�wordt�de�fleurige�trek-

pleister�voor�de�nieuwe�brugklas-

sers�in�Landgraaf�en�omgeving.�

Brandenberg�heeft�niet�alleen�

een�fysieke�transformatie�mogen�

ondergaan,�maar�ook�een�sociale.�

Het�wij-gevoel�is�terug!�Niet�alleen�

in�de�school�zelf,�maar�ook�met�de�

directe�omgeving.�Een�fantastische�

en�succesvolle�gebeurtenis�waarin�

co-creatie�en�bottom-up-denken�

centraal�stond.�Kleur�en�bloei�in�

een�vergrijzende�krimpregio.

(Bron: Facebook)

GrapjesEen mooie filosofie, maar hoe kijken leerlingen er tegenaan? Begi: 'Ik had niet verwacht

dat alle leerlingen mee zouden doen. Als ik nu door de school loop, zie ik dingen die ik

gemaakt heb. Dat is wel bijzonder.' En Dylan vertelt: 'Iedereen heeft er plezier in gehad.

Het is veel relaxter allemaal dan op een gewone schooldag, je ziet leraren ook van

een andere kant. Ik hoop dat dat straks zo blijft, dat ze meer grapjes blijven maken en

minder streng zullen zijn. En dat we leukere dingen doen in de les, vooral met de hele

klas.' Van Mil: 'Nu we klaar zijn is het de kunst om te benoemen wat er gebeurd is. Dan

kunnen we de nieuwe energie die vrijgekomen is vasthouden. Ik weet zeker dat wij als

leraren ook heel erg veel geleerd hebben van deze week. Zelf denk ik dat we leerlingen

meer los moeten laten, ze meer verantwoordelijkheid moeten geven. Ja, dan zullen ze

wat vaker op hun bek gaan, maar daar leer je ook van.'

Geen blikjes en propjes meer...Ruim�twee�maanden�na�de�werkweek�vragen�we�Jos�van�Mil�nog�even�terug�te�

blikken�naar�wat�de�week�voor�de�school�heeft�opgeleverd.�'Als�we�alle�aanpas-

singen,�manuren�en�materialen�meerekenen�is�de�school�minstens�voor�€�80.000�

gepimpt.�In�werkelijkheid�heeft�het�misschien�een�tiende�van�dat�bedrag�gekost.�

Veel�belangrijker�nog�is�dat�er�iets�gebeurd�is�in�de�gemeenschap�die�we�als�

school�vormen.�Zowel�docenten�als�leerlingen�geven�aan�meer�eigenaarschap�te�

voelen�met�de�school,�ze�laten�dit�ook�in�daden�zien.�Leerlingen�maken�bijvoor-

beeld�opvallend�minder�rommel�in�de�gangen.�Er�liggen�geen�blikjes,�flesjes�en�

propjes�meer.�Onderwijskundig�gezien�geven�docenten�aan�dat�de�week�ze�echt�

geraakt�heeft,�dat�ze�opener�naar�leerlingen�durven�te�zijn.�Men�heeft�gezien�

dat�leerlingen�ook�meer�verantwoordelijkheid�aankunnen�dan�gedacht.�Daar-

naast�heeft�de�actie�een�positieve�bijdrage�geleverd�aan�het�aantal�aanmeldin-

gen.�Inmiddels�zitten�we�op�160�nieuwe�leerlingen�waar�we�er�120�verwachtten.�

Zeker�in�een�krimpregio�is�dit�belangrijk.�Verder�wordt�er�mede�naar�aanleiding�

van�dit�project�volgend�jaar�gestart�met�een�werkgroep�onderwijsvernieuwing.�

Hoe�kunnen�we�ons�onderwijs�meer�personaliseren!�Docenten�geven�aan�dat�

ze�mede�door�dit�project�gezien�hebben�dat�leerlingen�inderdaad�meer�kunnen�

dan�we�soms�denken.'

Alette Baartmans (links) en Amber Passtoors van GeenSchool

Page 37: Vector 24

37nr. 24 • 2014 • Vector

Hoe bespaar je energie? Hoe

blijft hout langer goed? Wat

zijn milieuvriendelijke alter­

natieven voor veelgebruikte

bouwmaterialen? Ze wil­

len het allemaal weten, de

circa veertig leerlingen van

de vmbo­afdeling van Scho­

lengemeenschap Were Di in

Valkenswaard. Hun project

– de bouw van een duurzame

bungalow – won begin april

de InstalAward 2014, een

tweejaarlijkse prijs voor het

meest innovatieve project in

het vmbo rond elektro­ en

installatietechniek.

Het lerarenbestaan van Marcel Kops en

Alexander Kapteijns is de afgelopen 2,5

jaar behoorlijk op zijn kop gezet. Geïn-

spireerd na het volgen van de master-

class 'Leren voor duurzame ontwikkeling'

van Opeduca bij het RCE Rhine-Meuse

(zie kader) gingen ze op zoek naar mo-

gelijkheden om het thema duurzaamheid

te koppelen aan een ingrijpend andere

manier van onderwijs organiseren. Kops:

'We wilden het leren betekenisvol-

ler maken, deels vakoverstijgend gaan

werken en meer kennis gaan ophalen

in de beroepspraktijk. Zo ontstond het

idee: we gaan de leerlingen uitdagen

een duurzame bungalow te realiseren

in een hoek van zeven bij zeven meter

in het schoolgebouw. En we doen dat

zonder dat we alles voorbakken in een

lesprogramma; we geven de leerlingen

alleen een beperkt aantal randvoorwaar-

den mee.' Ondertussen staat er voor

elke woensdagochtend een groot blok

in het rooster voor het werken aan de

duurzame bungalow.

Rollen en takenIn het project op Were Di hebben de

leerlingen elk een professionele rol

gekozen die ze in tweetallen invullen: ar-

chitect, aannemer, installateur enzovoort.

Kapteijns: 'Door in duo's te werken leren

' We hebben soms moeite ze bij te houden’Leerlingen�SG�Were�Di�bouwen�duurzame�bungalow

Tekst:�Erno�Mijland

In de werkplaats van de duurzame bungalow.

Trotse leerlingen met de InstalAward 2014

Page 38: Vector 24

38 Vector • nr. 24 • 2014

ze samen verantwoordelijkheid dragen,

kunnen ze samen problemen oplossen

die ze tegenkomen en is de continuïteit

van hun werk beter gewaarborgd. De

teams zijn van elkaar afhankelijk. Je ziet

dan dat ze elkaar aanspreken op de

afspraken, bijvoorbeeld als een team

haar werk niet op tijd af heeft. 'De ken-

nis die de leerlingen nodig hebben halen

ze voor een deel op bij bedrijven. Kops:

'Die reageerden aanvankelijk onwennig.

Ze zijn gewend dat scholen aankloppen

voor sponsoring of een (maatschappe-

lijke) stage. Nu komen leerlingen bij een

kozijnenfabriek informeren naar hoe je

een duurzaam kozijn maakt. Dan leren

ze bijvoorbeeld dat speciale, maar meer

bewerkelijke, houtverbindingen zorgen

voor betere afwatering, waardoor het

kozijn langer meegaat. Het mooie is dat

we op die manier kennis van nieuwe

technieken ook de school binnenhalen.

Zo krijgen we de vinger aan de pols

van ontwikkelingen op het gebied van

isolatie, wind- en zonne-energie. Maar

we hebben ook al kennis gemaakt met

een nieuw type baksteen die je zonder

cement kunt gebruiken en die daardoor

gemakkelijker hergebruikt kan worden.'

Kapteijns: 'Dat soort actuele vakkennis

is in het onderwijs niet vanzelfsprekend.

Je komt het nog overal tegen: leerlingen

die technieken leren die achterhaald

zijn of soms zelfs niet eens meer mogen

worden toegepast. Voor de ondernemers

met wie we samenwerken is die actuele

kennis overigens niet het belangrijkste.

“Leren jullie ze maar samenwerken, pro-

blemen oplossen en planmatig werken”,

zeggen ze tegen ons. “Wij leren ze wel

werken met die moderne draaibank, die

voor jullie niet te betalen is.” Ze vinden

het aspect houding van de toekomstige

werknemer heel belangrijk.'

Balk uit BraziliëMarcel Kops ziet dat de leerlingen in dit

project veel meer worden uitgedaagd dan

in het traditionele onderwijs. 'We heb-

ben te maken met doeners die het liefst

meteen beginnen met zagen en timme-

ren. Nu moeten ze zelf plannen maken

en problemen en vraagstukken oplossen:

hoe koppelen we een radiator af zonder

het water te moeten halen van het hele

CV-systeem. Want wij gaan ze dat niet

vertellen: wij stellen vooral vragen. Is het

hout dat je wilt gaan gebruiken wel zo

duurzaam? Onze rol als docent is dat we

er geen genoegen mee nemen als ze dan

zeggen: “Kijk, er staat een logo op, voor

deze balk is een nieuwe boom geplant.”

Zo'n balk blijkt dan bijvoorbeeld afkom-

stig uit Brazilië: je moet dus ook het

transport meerekenen in je afwegingen.

Ze leren ook dieper doordat elementen

uit de meer theoretische vakken beteke-

nis krijgen. Je hebt wiskunde nodig om

hoeken te berekenen of de inhouden van

luchtstromen. De vakdocenten doen ac-

tief mee: ze merken dat de motivatie bij

hun leerlingen toeneemt. We merken dat

leerlingen ook vaker kritische vragen aan

ons en aan de bedrijven durven te stellen.

Daardoor leert uiteindelijk iedereen.'

BrederHet project breidt zich momenteel verder

uit, vertelt Kapteijns. 'Leerlingen van havo/

vwo worden betrokken, bijvoorbeeld voor

het vertalen van een website in het Engels.

Er is ook een groep leerlingen bezig met

uitzoeken hoe je een dak kunt gebruiken

voor het opvangen en filteren van regen-

water, waarna je het als spoelwater voor

het toilet kunt gebruiken. Qua organisatie

vraagt dat nogal wat: afstemming binnen

de school voor de korte en langere ter-

mijn, roosterplanning, checken of je blijft

voldoen aan de leerplicht, eindtermen en

exameneisen. En uitzoeken hoe je leer-

lingen hun eigen vorderingen kunt laten

bijhouden in een portfolio. Maar omdat

we rustig opbouwen en iedereen enthou-

siast is, komen we daar tot nu toe goed

uit. Zo'n prijs is dan voor iedereen binnen

de school een extra stimulans.' Om het

matchen van vragen van leerlingen met

de mogelijke antwoorden bij bedrijven

te verbeteren wordt nu gewerkt aan een

regionale kennisbank, een digitaal systeem

waar onderwijs en bedrijfsleven beide

toegang tot hebben. Ook is er een keer

per zes weken overleg met alle partners in

het project. RCE Rhine-Meuse ondersteunt

daarbij ook met het betrekken van met

name de wat grotere organisaties, vanuit

het omvangrijke netwerk dat inmiddels is

opgebouwd.

Durven loslatenWat betekent dit alles voor de rol van

docent? Kops: 'Dit is een vorm van leer-

linggestuurd onderwijs. Je wordt meer

facilitator, volgt de leerlingen meer op

afstand. De kunst is om ze durven los te

laten, niet alles waar ze tegenaan lopen

meteen voor ze op te lossen. Je leert zelf

veel en misschien wel het belangrijkste:

je bent veel minder aan het trekken. De

leerlingen zijn soms niet te houden, ze

zijn bezig tot de schooldeuren sluiten en

gaan thuis verder, ze leggen de lat hoger

voor zichzelf. Daardoor leren ze snel, zo

snel dat wij soms moeite hebben met ze

bij te houden.' Kapteijns: 'We dromen er

wel eens van op termijn het hele onder-

wijs te organiseren volgens dit principe.

Maar er zijn ook leerlingen voor wie het

minder goed werkt. Sommige hebben

écht structuur nodig: “Vertel me maar

wat ik moet doen.” Ze willen lessen,

hebben bij- en aansturing nodig. Ik denk

dat we uiteindelijk naar verschillende

arrangementen toe moeten om aan te

sluiten bij verschillen tussen leerlingen.'

Het�programma�rond�de�duurzame�

bungalow�op�Were�Di�is�gebaseerd�op�

het�Opeduca-concept�dat�in�Nederland�

wordt�uitgerold�door�het�RCE�Rhine-

Meuse.�Opeduca�is�een�wereldwijd�

netwerk�van�organisaties�(bedrijven,�

scholen,�wetenschap,�overheden)�die�

het�leren�voor�duurzame�ontwikke-

ling�willen�bevorderen.�In�het�concept�

wordt�onder�andere�gewerkt�met�

'Kennisvluchten'�rondom�thema's�als�

water,�bouw,�voeding,�mobiliteit�en�

energie:�leerlingen�formuleren�en�

verkennen�leervragen�die�ze�zelf�gaan�

onderzoeken�en�beantwoorden.�Voor�

de�kennis�gaan�ze�naar�beroepsbe-

oefenaren�in�bedrijven.�Die�worden�

uitgedaagd�actief�na�te�denken�over�

hoe�ze�hun�kennis�voor�het�onderwijs�

kunnen�ontsluiten.�Naast�bedrijven�

worden�ook�andere�organisaties�uit�het�

maatschappelijk�veld�betrokken,�zoals�

bibliotheken,�centra�voor�natuur-�en�

milieu-educatie,�sportverenigingen�

en�vrijwilligersorganisaties.�Het�RCE�

Rhine-Meuse�is�een�van�de�wereldwijd�

140�RCE's.�De�organisatie�startte�de�ont-

wikkeling�van�‘The�OPEDUCA�Project’�

vanuit�Zuidoost-Nederland�en�verbindt�

inmiddels�scholen�tot�verder�over�de�

landgrenzen.�Meer�informatie:�

www.rcerm.eu�en�www.opeduca.eu.

Page 39: Vector 24

39nr. 24 • 2014 • Vector

LIEVEREENSCHOOLOPLEIDINGDANVOETBALLENBIJBARCELONA

Hoe worden leerlingen uit verschillende landen actieve Europese burgers?

Tekst:�Henk�Naaijkens

Page 40: Vector 24

40 Vector • nr. 24 • 2014

‘Wat is nu eigenlijk democratie?’, vraagt Fontys student Lex Marsé

aan de leerlingen in de klas. Pol Rodriguez steekt zijn vinger op.

‘Dat we een leider mogen kiezen’, antwoordt hij. ‘Of dat je je

eigen religie mag belijden in het land waar je woont.’ Pol woont

met zijn ouders in een appartement in Barcelona en houdt van

voetbal. Daarmee beantwoordt hij aan het clichébeeld van een

jonge Spanjaard. Maar als hij moet kiezen tussen voetballen bij

Barcelona of een opleiding, zegt Pol: ‘Toch liever een opleiding,

want daar kan ik op lange termijn veel meer mee doen.’

De reden dat Pol zo over school praat zal zeker een rol spelen

waarom hij is geselecteerd voor het Citizenproject, denkt Lex

Marsé. Lex studeert geschiedenis bij FLOT en begeleidt de leer-

lingen uit Catalonië en het Maurick College, samen met andere

Fontys studenten en studenten van de lerarenopleiding in Barce-

lona. Hij volgt bij Fontys ook de minor BEES: Bilingual Education/

English stream. Dat houdt in dat hij straks ook les kan geven op

een school waar tweetalig onderwijs wordt gegeven. Lex geeft

zijn lessen nu ook al in het Engels. Want dat is de taal waarin de

leerlingen en studenten elkaar het best begrijpen.

Verschillend Als ze de vragen gaan beantwoorden op de kaarten met de

discussievragen, blijkt duidelijk dat leerlingen uit beide landen

verschillend denken over democratie. Dat is niet verwonderlijk.

Voor een Catalaan die zich achtergesteld voelt door het moeder-

land Spanje heeft democratie een andere betekenis dan voor een

student uit Nederland die mag stemmen voor de parlementsver-

kiezingen. Volgens Lex Marsé is ook het verschil in mentaliteit

tussen de Nederlandse en Spaanse leerlingen opvallend. ‘In

Spanje denkt men meer vanuit het collectief, Nederlandse leerlin-

gen zijn meer individualistisch ingesteld.’

‘Is it very democratic the way the Spanish are treating Cata-

lonia?’, vraagt Lex aan de groep. ‘Not at all, it’s really unfair’,

antwoordt Pol Rodriguez.

European ValuesDe Atlas of European Values maakt zichtbaar welke verschil-

len en overeenkomsten er zijn tussen de Europese landen en

culturen onderling. Die verschillen zijn soms minimaal en komen

dichterbij naarmate de vragen op de kaarten persoonlijker

worden. Zou je naast iemand willen wonen die pas uit de ge-

vangenis komt? Wat vind je ervan dat een homoseksueel koppel

kinderen adopteert? Hoe denk je over immigratie? Wat vind

je van samenwonen zonder getrouwd te zijn? Daarmee gaan

de leerlingen aan de slag, begeleid door studenten van Fontys

Lerarenopleiding en de Universiteit Ramon Llul van Barcelona. Op

de atlas is duidelijk zichtbaar hoe er in Europa over deze vragen

wordt gedacht. De landen zijn lichter of donkerder ingekleurd, al

naar gelang het percentage hoger of lager is. Daarbij zijn allerlei

aspecten zichtbaar: leeftijdscategorieën, verhouding tussen man-

nen en vrouwen, perioden, trends.

European Citizenship‘Het Maurick College in Vught werkt al een aantal jaren samen

met scholen in het buitenland onder de naam: European Citi-

zenship,’ vertelt Uwe Krause. ‘Ze hebben aan ons gevraagd of

we lesbrieven konden ontwikkelen over democratie met behulp

van de Atlas of European Values. De Atlas en de bijbehorende

website geeft weer hoe men in de verschillende Europese landen

denkt over een aantal vraagstukken. Om deze vraagstukken bij

uitwisselingen van studenten aan de orde te stellen is de Atlas

een uitstekend hulpmiddel. De leerlingen hebben verschillende

ideeën over tal van onderwerpen. Door hier met elkaar over te

praten, krijgen ze inzicht in elkaars achtergronden. Aan de hand

van de eisen van de deelnemende scholen heb ik een program-

ma geschreven dat wordt uitgevoerd door onze studenten, voor

een deel in samenwerking met Spaanse studenten. Dit program-

ma wordt nu een aantal keren gedraaid, onder andere op het

Maurick College Vught en het Theresialyceum Tilburg.’

Hoe denken leerlingen in verschillende landen en culturen over democratie? Dat is het uitgangspunt

van een uitwisselingsproject dat het Maurick College in Vught in maart organiseerde onder de naam

European Citizenship. Uwe Krause, docent aan de opleiding Aardrijkskunde bij FLOT, ontwikkelde met

behulp van de Atlas of European Values lesbrieven over dit onderwerp. Dat bij democratie heel veel

komt kijken, blijkt uit de gesprekken die leerlingen uit Nederland en Catalonië hier met elkaar over

hebben. De leerlingen werden begeleid door studenten van FLOT en de lerarenopleiding uit Barcelona.

Uwe Krause

Page 41: Vector 24

41nr. 24 • 2014 • Vector

Leerlijn‘Het Maurick College heeft een leerlijn ontwikkeld waarin leer-

lingen zich bezighouden met “Europe 2028: which country do

you prefer to live?”, vervolgt Uwe Krause. ‘De eerste week speelt

zich af in Barcelona waar de leerlingen met elkaar kennismaken

en lessen krijgen over identiteit. Daarna gaan ze praten over de

thema’s opvoeding en relaties. In de tweede week komen ze

naar Nederland en beantwoorden ze met kaarten uit de Atlas

vraagstukken over waarden: milieu, homohuwelijk, euthanasie,

migratie etc.. Daarna mogen ze kiezen uit workshops met vragen

over verschillende opvattingen. Zo krijgen ze vanuit hun eigen

normen en waarden inzicht in diversiteit: hoe denkt men hierover

in Europa? Dat is democratie. Alle activiteiten zijn gericht op in-

teracties en gaan over thema’s die dicht bij hen liggen. Tenslotte

moeten ze - gerelateerd aan deze vraagstukken - een presentatie

houden over hoe Europa er volgens hen in 2028 uitziet.’

Ingevlogen ‘Voor onze studenten is dit belangrijk, omdat ze ervaring opdoen

met internationale groepen en leren lesgeven in het Engels.

Bovendien worden ze getraind in een programma dat didactisch

goed in elkaar zit. Voor een aantal studenten is het extra leuk:

ze worden door scholen ingevlogen naar Barcelona of Turijn om

les te geven in gemengde koppels Nederlands/Spaans. Er doen

nu vijf landen mee aan dit project: Nederland, Duitsland, België,

Italië en Spanje. Het blijkt dat in deze context de thema’s op de

juiste manier naar de leerlingen toegebracht worden. Het uitein-

delijke doel is dat ze actieve Europese burgers worden.’

De leerlingen kenden ons nog van Barcelona, waar de eerste bijeenkomst plaatsvond. We praatten elkaar gauw even bij over wat ze

daar nog verder gedaan hadden. Daarna was het tijd voor de introductie, wat gaan we hier doen? ‘Nou, we gaan het hebben over hoe

jullie naar Europa kijken want jullie zijn de toekomst van Europa’, vertelden wij ze. ‘Alles wat nu besloten wordt, daar krijgen jullie later

mee te maken. Dus is het handig als je weet waar het over gaat.’ Na een korte rondvraag over democratie, gaven Nederlandse leerlingen

al snel aan dat ze het hier heel democratisch vinden en Spaanse leerlingen dat het bij hen wat minder democratisch is. De reden hiervan

is, dat ze zich als Catalanen onderdrukt voelen door de Spaanse regering.

Marina en ik hadden als workshop “Migration” en wij gaven de leerlingen de taak om de landen in Europa te onderzoeken op hun tole-

rantie jegens migranten. We wilden ook de reden achterhalen waarom verschillende landen zo denken. Als snel kwamen we uit op een

aantal oorzaken: opleiding, religie, rijkdom en emancipatie. Wat ook erg opviel is dat de geschiedenis een grote rol speelt in de manier

waarop de inwoners van landen hun wereldbeeld vormen. Veel Oostbloklanden hebben nog steeds een tintje van Sovjet-denken in hun

idealen; zij zijn vaker voor de gemeenschap dan Westerse landen waar vooral het individualisme hoog in het vaandel staat.

Leerlingen leren hier dat het deze verschillen zijn die Europa tot een project maken waar nog lang aan gewerkt zal moeten worden.

Daarbij herinneren we ze er constant aan dat dit project ook een Europees project is om ze meer in contact te laten komen met andere

landen en culturen. Want een van de beste manieren om je geest te laten groeien is door te reizen en kennis te maken met andere gees-

ten. Ik vond het zelf een geweldige ervaring omdat het vooral ook ging om de leerlingen met elkaar te laten praten, zelfs al ging het niet

over de onderwerpen die we behandelden. Als ze geanimeerd met elkaar in gesprek waren over hun middelbare scholen, dan lieten we

ze gewoon hun gang gaan. Want dan zag je dat ze daar écht interesse toonden in elkaar.

Lex Marsé, student Geschiedenis FLOT

Page 42: Vector 24

42 Vector • nr. 24 • 2014

- Kort Nieuws -- Lectoraat -

Taal en diversiteitAnne Kerkhoff

Bij het vakmanschap en meester-

schap dat leraren nodig hebben,

hoort ook een hoog taalvaardig-

heidsniveau. Om hun vak over te

dragen om mee te werken aan

de culturele en morele vorming

van leerlingen, moeten leraren

over uitstekende communica-

tieve vaardigheden beschikken.

Bovendien is elke leraar mede

verantwoordelijk voor de taal-

ontwikkeling van zijn leerlingen.

Bij de doelen van een vak hoort

immers ook de taal van het vak.

Het lectoraat Taal en diversiteit

draagt bij aan de opleiding

van taalvaardige leraren die

competent zijn om taalgericht les

te geven. Op 17 januari jl. heeft

dr. Anne Kerkhoff hierover haar

lectorale rede gepresenteerd.

Voor meer informatie of voor

het downloaden van de lectorale

rede ga naar www.fontys.nl/flot-

lectoraattaalendiversiteit.

Vernieuwende vreemdetalendidactiek Kristi Jauregi

De snel veranderende maat-

schappij en de digitalisering en

globalisering ervan vragen van

opleiders en docenten nieuwe in-

zichten, kennis en vaardigheden.

Docentenopleidingen dragen de

maatschappelijke en vakdidac-

tische digitale innovatie naar, in

ons geval, taal- en cultuuronder-

wijs, te initiëren, te begeleiden

en te evalueren.

Binnen het lectoraat Vreemde-

talendidactiek in veranderende

leeromgeving wordt onderzoek

verricht naar innoverend en ef-

fectief taal en cultuuronderwijs en

naar effectief onderwijs over taal-

onderwijs bij de lerarenopleiding.

Op 17 januari jl. heeft dr. Kristi

Jauregi hierover haar lectorale

rede gepresenteerd. Voor meer

informatie of voor het downloa-

den van de lectorale rede ga naar

www.fontys.nl/flot-lectoraat-

vreemdetalendidactiek.

Beroepsethiek van de leraarWouter Sanderse

Een goede docent is vakinhou-

delijk deskundig en didactisch

vaardig. Maar hij heeft ook een

morele taak: eraan bijdragen dat

kinderen en jongeren als mens

kunnen floreren. Of die vorming

slaagt, hangt mede af van het

karakter van de leraar. Dit roept

spannende vragen op.

Het lectoraat Beroepsethiek

van de leraar heeft als doel om

leraren(opleiders) meer inzicht

te geven in hun vormende taak

en hen te ondersteunen bij de

ontwikkeling van deugdelijke

beroepshoudingen, ten behoeve

van de morele vorming van leer-

lingen in het speciale, basis- of

voortgezet onderwijs.

Op 15 november 2013 heeft dr.

Wouter Sanderse hierover zijn

lectorale rede gepresenteerd.

Voor meer informatie of voor

het downloaden van de lectorale

rede ga naar www.fontys.nl/

flotlectoraatberoepsethiek.

Meesterschap/ WerkpleklerenBob Koster

Leerlingen verdienen een leraar

die competent is, lesgeeft met

passie en zich blijft ontwikkelen.

Een kwalitatief hoogwaardige le-

rarenopleiding, waarin leren op de

werkplek een belangrijk element

is, zorgt voor zo’n beste leraar.

Het lectoraat Meesterschap/

werkplekleren wil door middel

van praktijkonderzoek een

integratieve didactiek voor het

leren op de werkplek ontwik-

kelen. Dr. Bob Koster heeft op

15 november 2013 hierover zijn

lectorale rede gepresenteerd.

Voor meer informatie of voor

het downloaden van de lectorale

rede ga naar www.fontys.nl/flot-

lectoraatwerkplekleren.

Vakdidactiek van de gammavakkenTine Beneker

Dit lectoraat draait om de vraag

met welke vakdidactiek de gam-

mavakken kunnen bijdragen

aan het voorbereiden van jonge

mensen op hun functioneren in

de (toekomstige) samenleving.

Een op de toekomst gerichte

vakdidactiek kan docenten richt-

lijnen geven voor de keuzes die

ze (voortdurend) moeten maken.

De vraag hiernaar komt voort uit

het besef dat de zekerheden van

gisteren in een snel veranderende

samenleving niet zonder meer een

effectieve gids voor morgen zijn.

Op 13 december 2013 heeft

dr. Tine Beneker haar lectorale

rede gepresenteerd. Voor meer

informatie of voor het downloa-

den van de rede ga naar www.

fontys.nl/flot-lecotoraatvakdidac-

tiekgamma.

Bètadidactiek: naar duurzaam vakmanschapRutger van de Sande

Lerarenopleidingen helpen

bètadocenten (in opleiding) een

verfijnd ‘vakbeeld’ (d.w.z. een

genuanceerde visie op het vak)

te ontwikkelen. Het lectoraat

Bètadidactiek heeft als doel om

kennis te verwerven over visies

van bètadocenten op hun vakken

en deze kennis in te zetten in de

praktijk van de lerarenopleiding

en in samenwerking met docen-

ten in het voortgezet onderwijs.

Op 13 december 2013 heeft

dr. Rutger van de Sande zijn

lectorale rede gepresenteerd.

Voor meer informatie of voor het

downloaden van de rede ga naar

www.fontys.nl/flot-lectoraatbeta-

didactiek.

Page 43: Vector 24

43nr. 24 • 2014 • Vector

Van�digitaal�pesten�heeft�de�Schoolmeester�niet�zo’n�last.�Of�

het�moest�die�keer�geweest�zijn�dat�hij�een�leerling�betrapte�op�

telefonisch�spieken,�waarna�die�verdomde�kleine�wizkid�de�be-

wijslast�doodleuk�terugschoof�naar�de�Schoolmeester.�Die�daar�

uiteraard�niet�mee�uit�de�voeten�kon.�De�leerling�in�kwestie�trok�

na�vrijspraak�door�de�rector�nog�net�geen�fysieke�lange�neus,�

maar�virtueel�was�die�neus�er.�Onmiskenbaar.

Omdat�hij�nou�eenmaal�niet�onder�een�steen�leeft,�is�de�School-

meester�trouwens�best�goed�op�de�hoogte�van�het�Facebookge-

treiter.�Hij�leest�erover�in�de�krant�en�hoort�het�via�het�journaal.�

Ook�zijn�er�bereidwillige�collega’s�die�hem�best�eens�bij�de�hand�

willen�nemen�voor�een�wandeling�langs�de�digitale�wegen�der�

onheuse�bejegening.�Maar�doorgaans�haakt�hij�dan�al�na�drie�

pietepeuterige�stapjes�af.

Ach,�waar�zijn�de�mooie�tijden�gebleven?�Toen�pesten�nog�aan�

de�haren�trekken�was.�Of�met�een�passer�in�een�bil�prikken.�Dat�

was�ook�erg,�maar�je�kon�er�als�Schoolmeester�tenminste�iets�

aan�doen.�

Laatst�kwam�er�zo’n�treurig�jong�bij�hem�om�zich�te�beklagen�

over�een�gehackt�Twitteraccount.�Dat�schijnt�heel�erg�te�zijn,�

maar�de�Schoolmeester�vergewiste�zich�er�toch�eerst�maar�eens�

van�of�het�niet�toevallig�net�1�april�was.�Je�weet�immers�maar�

nooit�met�die�kinderen.�Het�was�12�maart.�Waarop�hij�even�

zuchtte�en�het�kind�met�een�welgemeend�‘tja�jongen’�trachtte�

te�troosten.�Het�digitaal�gepeste�doch�zeer�reële�slachtoffertje�

begreep�dat�hij�van�deze�leraar�niet�veel�te�verwachten�had�en�

verliet�teleurgesteld�het�lokaal.

En�de�Schoolmeester�dacht�weemoedig�terug�aan�die�dag�in�het�

stenen�tijdperk�toen�een�gymnastiekcollega�breeduit�lachend�de�

lerarenkamer�was�binnengekomen.�Na�de�les�had�een�brugklas-

sertje�zich�bij�hem�beklaagd�met�de�historische�woorden:�‘Me-

neer,�hij�heeft�mijn�balleke�in�de�poep�geschupt!’�Een�uitspraak�

die�tot�ieders�plezier�nog�jaren�meeging�in�de�lerarenkamer.

Het�was�natuurlijk�ook�pestgedrag�waar�je�als�alerte�leraar�wel�

raad�mee�wist.�Je�greep�de�onverlaat�bij�een�oor�en�liet�hem�

eigenhandig�het�sportartikel�uit�die�koeienvlaai�vissen�en�op�

de�wc�met�een�papiertje�schoonpoetsen.�Einde�pestactiviteit.�

Voorgoed.

Maar�tegenwoordig�doen�ze�vervelend�tegen�elkaar�op�Face-

book�en�op�Twitter�en�staan�er�plaatjes�op�Tumblr�en�op�You-

Tube.�Die�dan�ook�nog�eens�heel�gemeen�gephotoshopt�zijn.�

‘Gewát?’�wil�de�Schoolmeester�bijna�uitroepen,�maar�hij�houdt�

zich�in.�Want�hij�bemerkt�de�laatste�tijd�al�steeds�vaker�die�

meewarige�blik�in�de�ogen�van�collega’s�en�leerlingen.�‘Aardige�

man�hoor,�die�Schoolmeester’,�betekent�die�blik,�‘maar�je�kunt�

hem�natuurlijk�niet�meer�helemaal�serieus�nemen.�Het�is�een�

man�zonder�tweede,�derde�of�vierde�leven�op�LinkedIn,�Flickr�of�

desnoods�op�Goodreads.�Het�is�een�man�zonder�eigenschappen.’

En�diep,�diep�in�zijn�hart�voelt�de�Schoolmeester�zich�zodoende�

toch�nog�een�beetje�digitaal�gepest.

ColumnDoor de Schoolmeester Digitaal Pesten

Page 44: Vector 24

44 Vector • nr. 24 • 2014

‘Het onderwijs zit verstrikt in het einddoel: het examen. Terwijl

het ook zou moeten gaan om de ontwikkeling van de leerling.

Het individu.’

(docent Jelmer Evers, tijdschrift Vives, maart 2014)

‘Het vak van docent moet weer status krijgen. Als leraar ben je

meer waard dan welke manager ook. Daarom moeten we investe-

ren in de onderwijzer en in zijn materiaal. De lesgevenden van Ne-

derland moeten alles weten van de nieuwe economie. Ze moeten

topmateriaal tot hun beschikking hebben. En topopleidingen.’

(Willem Vermeend, Elsevier, 5 april 2014)

‘Het ontwikkelen van niet-cognitieve vaardigheden, of 21st

century skills, is geen doel op zich. Deze vaardigheden zijn eerder

instrumenteel om jonge mensen in mogelijkheden te leren den-

ken. Hen gevoel te laten ontwikkelen voor de context waarin ze

werken, en besef van hun rol en verantwoordelijkheid daarin.’

(minister Jet Bussemakers in een toespraak bij het symposium ‘Vaardigheden voor de toekomst’, 17 maart 2014)

‘Ik neem niet snel genoegen met een zes. Ik wil dat ze het beter

doen, dat ze verder gaan dan de minimale inspanning om die zes

te halen. Bij stof die ze echt moeten beheersen, geef ik wel eens

een opdracht, waarbij ik zeg: je hebt sowieso een negen. Maar

je bent dus ook pas klaar als je die negen hebt verdiend.’

(docent René Kneyber in tijdschrift COS, april 2014

‘Voor een leerling die bijvoorbeeld heel sterk is in bètavakken

is het niet goed dat die in dat vakgebied blijft hangen. Hier

verleiden wij deze leerling om zich op poëzie- en muziekavonden

te laten zien. Kinderen zitten in een fase in hun leven waarin ze

zich nog heel snel ontwikkelen en ze gemakkelijk nieuwe dingen

kunnen leren. Daarom is de brede oriëntatie zo wezenlijk.’

(rector Liz Chermin op Onderwijsbrabant.nl, 26 maart 2014)

‘Het probleem van het Nederlandse onderwijs: zwakste leerlin-

gen scoren internationaal geweldig, sterke leerlingen niet.’

(Casper Hulshof op Twitter, 7 april 2014)

‘Technologische veranderingen zullen alleen maar de goede kant

op gaan als wij ze de goede kant op sturen. Daar moeten we

over nadenken: hoe wíj willen dat die nieuwe democratie eruit

ziet. Mijn kinderen en kleinkinderen lopen in die nieuwe wereld

rond. Mijn studenten ook. We kunnen ze maar beter helpen om

de wereld beter te maken dan moord en brand te schreeuwen

over alles wat er gebeurt.’

(filosoof Michel Serres, Vrij Nederland, 17-2-2014)

‘Hier is het stil, er is geen afleiding. Thuis kijk ik telkens op mijn

telefoon. Morgen heb ik een repetitie Engels. Ik heb er al drie

middagen voor geleerd. Dat had ik uit mezelf nooit gedaan.’(leerlinge Rianne gaat naar huiswerkbegeleiding, Trouw, 2 april 2014)

Docentendag 3 oktober 2014Op vrijdag 3 oktober 2014 organiseert Fontys Leraren-

opleiding Tilburg (FLOT) de vijfde editie van de

Docentendag.

Noteer de datum alvast in uw agenda. Meer informatie

volgt binnenkort op de website www.fontys.nl/flot.

Lentorendag 16 oktober 2014Op 16 oktober 2014 organiseert een aantal middelbare

scholen uit Zeeland en Brabant (ZeeBra-scholen), samen

met Fontys Lerarenopleiding Tilburg, voor het zevende achtereen-

volgende jaar, een Lentorendag.

Tijdens deze Lentorendag brengen Fontysstudenten en -docenten,

de leerlingen uit de hogere klassen havo en vwo bij, hoe zij bijles

moeten geven aan leerlingen van de eigen school uit de onder-

bouw.

Citaten Agenda

fontys.nl/flot

VEC

TOR

mag

azin

e

00.M.3762.09.14