vector 24
DESCRIPTION
Vector 24TRANSCRIPT
![Page 1: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/1.jpg)
magazinenr. 24 2014
voor onderwijs 12+
VECTOR
AGENDA3 oktober 2014 Docentendag 16 oktober 2014 Lentorendag
Pesten en sociale media
Living Lab richt zich op tekort in technisch beroepsonderwijs
Wiskunde is een wervelend vak
Proefstuderen in Sittard
Fontys Educatief Centrum verbreedt horizon techniekstudent
Liever een schoolopleiding dan voetballen bij Barcelona
FOMEC adviseert en ondersteunt eigentijds onderwijs
‘JOURY DE NIJS KOOS BEWUST VOOR EEN STAGE AAN EEN ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL’
![Page 2: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/2.jpg)
2
Voorwoord
Vector • nr. 24 • 2014
Fontys lerarenopleidingen: onderwijs met
ambities. Al jaren verzorgt Fontys een
groot scala aan lerarenopleidingen in de
plaatsen Tilburg, Eindhoven en Sittard.
Met de ambitie om kwalitatief goede
docenten af te leveren aan het voortge-
zet- en beroepsonderwijs. Docenten die
toegevoegde waarde hebben voor het
onderwijs en met hun kennis, kunde en
ambitie het verschil maken.
In deze Vector leest u hoe de lerarenop-
leidingen, door invulling te geven aan
een breed pallet van activiteiten, bijdra-
gen aan deze ambitie van Fontys.
Het zijn stuk voor stuk activiteiten die
aansluiten op het antwoord dat Jan
Welmers gaf op de vraag wat hij bij
Fontys belangrijk vindt. Het in december
jl. benoemde nieuwe lid van het Col-
lege van Bestuur wil vooral de dialoog
voeren over onze collectieve ambitie. Jan
Welmers stelt dat er de afgelopen jaren
veel geïnvesteerd is in de basis die nu op
orde is. En dat Fontys de kracht heeft om
een kwaliteitsschool in volle omvang te
zijn en te blijven, dus dat we de ambitie
moeten hebben om ver te reiken (…). Als
alumnus van de NLO, de nieuwe leraren-
opleiding en nu onderdeel van het Mol-
ler, betekent zijn aanstelling tevens een
hernieuwde kennismaking met Fontys.
Invulling geven aan de Fontys ambitie
kan alleen met het afnemende scho-
lenveld en met het bedrijfsleven. Zeker
daar waar we docenten opleiden voor
het (technisch) beroepsonderwijs is de
samenwerking met het lokale bedrijfs-
leven van groot belang. Zo is er in de
afgelopen maanden onder de vlag van
Fontys Living Labs een drietal bijeen-
komsten georganiseerd met een groot
aantal bedrijven uit de sectoren bouw,
engineering en automotive. De living
labs, georganiseerd door het Fontys Edu-
catief Centrum voor beroepsonderwijs
en bedrijfsleven (FEC), zijn denkkrachtbij-
eenkomsten waarin concrete activiteiten
worden benoemd om het tekort aan
leraren in het technisch beroepson-
derwijs terug te dringen. Inspirerende
bijeenkomsten waarbij het concept van
SamenOpleiden vorm is gegeven.
Een ander voorbeeld van de Fontys
ambitie om het verschil te maken bij
het opleiden van leraren is de invul-
ling van een vernieuwde minor voor
hbo-techniekstudenten met zicht op een
verkorte kopopleiding (tweedegraads
lerarenopleiding voor hbo’ers en wo-
bachelors). Door een subsidietoekenning
van het ministerie van OCW heeft deze
minor een expliciete impuls gekregen in
het kader van de Regeling educatieve
minor beroepsonderwijs 2013-2016,
onder meer om de samenwerking met
afnemende scholen te bevorderen.
In deze Vector is veel aandacht voor
internationalisering. Zo vond onlangs
de driedaagse conferentie ‘Teacher in
Europe’ plaats bij Fontys Lerarenoplei-
ding Sittard (FLOS) met 60 deelnemers
van zeven verschillende nationaliteiten.
Met de slogan ‘Open your mind, open
your classroom’ werd belicht hoe de do-
cent van de toekomst voorbereid moet
zijn op de diversiteit in de klas en hoe
die in contact kan komen en blijven met
mensen uit andere culturen.
En ja, hoe denken leerlingen in verschil-
lende landen en culturen over demo-
cratie? Dat is het uitgangspunt van een
uitwisselingsproject dat het Maurick
College in Vught organiseert onder de
naam European Citizenship. Uwe Krause,
docent aan de opleiding Aardrijkskunde
bij Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT)
ontwikkelde met behulp van de Atlas
of European Values lesbrieven over dit
onderwerp. Leerlingen worden hier
begeleid door studenten van FLOT en de
lerarenopleiding uit Barcelona.
Om onze studenten goed voor te berei-
den op de beroepspraktijk is er ook aan-
dacht voor het gebruik van sociale media.
Eén op de acht kinderen wordt wel eens
gepest via computer, tablet of telefoon.
Een iets groter deel (15%) maakt zich
schuldig aan digitaal pesten. Maar ook
de mogelijkheden van IT komen in de
opleidingen uitgebreid aan bod.
Daarnaast wordt in het artikel ‘Wij-gevoel
geeft Brandenberg kleur’ verslag gedaan
van een samenwerkingsproject met
meerdere participanten. Brandenberg is
een locatie van het Charlemagne College
en werkt volgens de uitgangspunten van
Stichting Voortgezet Onderwijs Parkstad
Limburg (SVO PL). De Talentenacademie
hiervan is bedoeld om andere vormen
van leren te faciliteren en te stimuleren;
gepersonaliseerd, in netwerken en ken-
niskringen met alle beschikbare midde-
len. In de praktijk werd hieraan invulling
gegeven door een groepje leerlingen dat
onder leiding van een kunstenares een
muurschildering maakte in de leraren-
kamer. Een tweedejaars student van FLOS
was hierals vrijwilliger deelgenoot van.
Met het project ‘Proefstuderen’ biedt
de FLOS middelbare scholieren een ken-
nismaking aan met het hoger onderwijs.
Als ze het volgende studiejaar met de
opleiding tot leraar voortgezet onderwijs
starten, kunnen zij en passant alvast
studiepunten verdienen. Met de flyer c.q.
slogan ‘Uw uitstroom is onze instroom
en onze uitstroom is uw instroom’ hoopt
de FLOS potentieel onderwijstalent te
scouten. Het is in ieders belang om de
beste leraar in dienst te nemen.
Ook voor de lerarenopleiding Technisch
Beroepsonderwijs (PTH) geldt nadruk-
kelijk bovenstaande slogan. Om het
kiezen voor de technische lerarenop-
leiding nog aantrekkelijker te maken is
met het bedrijfsleven in de Brainport
regio afgesproken dat elke student bij
afstuderen een parttime baan (50%) in
het bedrijfsleven krijgt en een parttime
baan in het beroepsonderwijs.
Tijdens de opleiding wordt de student
door een ‘meester’ in het bedrijf het vak
bijgebracht.
Binnen Fontys hebben we de mogelijk-
heid om voor alle vakken en voor alle
onderwijsvarianten leraren op te leiden
binnen een gevarieerde en boeiende
context. Door onderlinge samenwerking
geven we gezamenlijk invulling aan onze
Fontys ambitie. Ik wens u veel leesplezier
met dit doorkijkje in onze activiteiten.
Gerard Lenssen
Directeur Fontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek.
![Page 3: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/3.jpg)
3nr. 24 • 2014 • Vector
4 SamenwerkingmetAcade-mischeOpleidingsscholen(AOS)krijgtsteedsmeergestalte
8 Masteropleidingen inSittard �‘De�Ben�&�Jerry�onder�de�
lerarenopleidingen’
9 Eengereedschapskistvolmogelijkheden
� �Fontys�Media�Expertise�Centrum
10 LivingLab� �Nieuwe�opzet�lerarenopleiding�
met�het�oog�op�gecombineerde�
banen
� �
13 FontysEducatiefCentrumverbreedthorizontech-niekstudentenmetminor‘OpleiderenBegeleiderinTechniek’
16 Bijlesbazenenuitlegkoninginnengezocht
� Proefstuderen�in�Sittard
18 NetwerkdagenvandeopleidingBedrijfswiskunde
tonenaandatwiskundeeen wervelendvakis� �Belangstelling�voor�de�opleiding�
in�twee�jaar�tijd�verdubbeld�van�
50�tot�bijna�100�studenten
21 Bètaontmoetbèta� �FLOT�organiseert�events�rond�
science�en�wiskunde
24 TeacherinEurope,openyourmind,openyourclassroom
26 JanWelmers� ‘Lesje�geleerd’
28 Madeinsweden� �Het�succes�van�de�
� Zweedse�‘Ikea-scholen’
�
30 Pestenensocialemedia� �Succesvolle�thema-avond�van�
vakgroep�Duits
32 Eindhovenkrijgt speeltuinvoorleren� �Onderwijs�gaat�aan�de�slag�met�
gamification
34 Wij-gevoelgeeft Brandenbergkleur� �Vmbo-school�in�Landgraaf�
‘gepimpt’
37 ‘Wehebbensomsmoeitezebijtehouden’
� �Leerlingen�SG�Were�Di�bouwen�
duurzame�bungalow
39 LievereenschoolopleidingdanvoetballenbijBarcelona
� �Hoe�worden�leerlingen�uit�
verschillende�landen�actieve�
Europese�burgers?
42 Lectoraat
43 Column Kortnieuws
44 Citaten Agenda
Inhoud
Colofon
©�mei�2014��
Fontys�Hogescholen
Vector�is�een�uitgave�van�Fontys�
Lerarenopleiding�Sittard�(FLOS),�Fontys�
Lerarenopleiding�Tilburg�(FLOT)�en�
Fontys�Bedrijfsmanagement,�Educatie�
en�Techniek.
Redactie: Henk�Naaijkens,��Erno�Mijland,�Jan�de�Jong,��Christel�Bierkens
Redactieadres:
Adresmutaties:
Vector op uw huisadresAls�u�het�op�prijs�stelt�om�Vector�gratis�
thuis�te�ontvangen,�stuur�dan�s.v.p.�
een�e-mail�naar��
VECTORmagazine
Anton van den Brink, directeur Fontys Lerarenopleiding Sittard
Yvonne Visser, directeur Fontys Lerarenopleiding Tilburg
Gerard Lenssen, directeurFontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek
![Page 4: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/4.jpg)
4 Vector • nr. 24 • 2014
Samenwerking met Academische�Opleidingsscholen�(AOS) krijgt steeds meer gestalteTekst:�Henk�Naaijkens
![Page 5: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/5.jpg)
5nr. 24 • 2014 • Vector
‘Wij leiden onze studenten in toene-
mende mate samen met de scholen op’,
vertelt coördinator Simona Boersma van
Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT).
‘Dat opleiden gebeurt niet meer alleen
door FLOT, maar ook op de scholen,
in samenwerking met de docenten die
daar werken. We zijn hier een jaar of
vier geleden mee gestart en het aantal
scholen dat deelneemt groeit nog steeds.
Omdat ook onderzoek deel uitmaakt van
het opleidingstraject van de studenten
noemen we deze scholen academische
opleidingsscholen. We werken op dit
moment samen met opleidingsscholen
in vier regio’s: AOS T(ilburg), AOS Oost
(regio Eindhoven/Helmond), AOS West
(Bergen op Zoom/Roosendaal) en AOS
Zeeland.
Twee trajectenMaar lang niet alle studenten van FLOT
worden opgeleid in een AOS. ‘We heb-
ben een regulier traject - wat inhoudt
dat studenten alle vakken bij ons in huis
volgen – en een AOS-traject’, vertelt
Simona Boersma. ‘Het laatste betekent
dat studenten op een AOS het werken in
de school combineren met het verwer-
ven van theorie aansluitend bij diezelfde
praktijk. Het gaat hierbij om de theorie
over leren en instructie (FO) en vakdi-
dactische theorie (zoals leerwerktaken,
ontwerpen van onderwijs, theorie over
loopbaanoriëntatie) en het doen van on-
derzoek. Ze worden mede opgeleid door
de collega’s van de scholen, terwijl de
reguliere studenten hun lessen volgen bij
FLOT. Deze twee sporen lopen niet altijd
parallel aan elkaar. Sommige studenten
zitten bijvoorbeeld drie dagen op een
AOS, terwijl anderen er maar een dag
per week aanwezig zijn. De programma’s
moeten op elkaar worden afgestemd,
evenals het coördineren van de stages
en het tentamineren. Het brengt dus
de nodige organisatie met zich mee om
alles goed te laten lopen.’
Collega in opleiding‘De toegevoegde waarde voor de
studenten op de AOS is dat zij meer
voeling krijgen met de onderwijspraktijk.
Omdat ze dichter op de werkplek zitten,
krijgen ze optimaal de gelegenheid om
de theorie die ze leren toe te passen.
Bovendien worden ze opgenomen in het
docententeam, waardoor ze benaderd
worden als een collega in opleiding. Dat
is een groot verschil met studenten die
bij FLOT worden opgeleid en een dag per
week stagelopen op een school. In de
toekomst zullen we steeds meer gaan sa-
menwerken met scholen om gezamenlijk
nieuwe leraren op te leiden. Gezamenlijk
expertise te ontwikkelen met als doel:
een goede leraar opleiden die maximaal
kan profiteren van de knowhow van de
lerarenopleiding en de AOS.’
nr. 24 • 2014 • Vector
Het opleiden van toekomstige leraren in en met scholen staat nog in de kinderschoenen, maar begint
steeds beter vorm te krijgen. Enige jaren geleden startte in Nederland een samenwerkingsverband
tussen de lerarenopleidingen en de samenwerkende scholen, dat door de overheid wordt gestimu
leerd en gesubsidieerd. Om de theorie beter aan de praktijk te koppelen, vindt op de stageschool ook
een gedeelte van de opleiding op de school plaats. De samenwerking levert veel voordelen op, maar
betekent in organisatorisch opzicht een flinke inspanning voor de betrokkenen. Die is gelukkig niet
vergeefs, want de studenten en deelnemende docenten van FLOT zijn enthousiast over de AOS.
AOS�staat�voor�academische�
opleidingsschool.�Dit�zijn�door�
de�overheid�goedgekeurde�
samenwerkingsverbanden�tussen�
scholen�en�lerarenopleidingen,�
waar�een�deel�van�de�opleiding�
op�school�wordt�verzorgd�en�
waar�onderzoek�een�belangrijk�
thema�is.�Binnen�Fontys�Lera-
renopleiding�Tilburg�is�dit�een�
extra�opleidingsvariant�onder�
de�naam�AOS.�In�de�regio’s�
Breda,�Roosendaal,�Tilburg,�Den�
Bosch,�Eindhoven/Helmond�en�
Veghel�en�in�heel�Zeeland�kun�je�
een�deel�van�je�opleiding�doen�
binnen�een�AOS.�De�AOS�is�een�
opleidingsvariant�waarin�je�een�
aantal�onderwijsmodulen�uit�je�
opleiding�op�de�school�volgt,�
geïntegreerd�in�de�stage.�Om�die�
reden�spreken�we�niet�meer�van�
stage�maar�van�werkplekleren.�
De�begeleiding�en�beoordeling�
van�de�onderwijsmodulen�en�het�
werkplekleren�is�in�handen�van�
een�opleidingsteam�op�de�school,�
bestaande�uit�opleiders�van�FLOT�
en�van�de�betrokken�scholen.�
Op�een�AOS�ben�je�als�stagiaire�
een�‘collega�in�opleiding’.�Je�
bent�vanaf�de�eerste�week�lid�
van�het�docententeam.�Je�hebt�
taken�in�de�school�met�rechten,�
verplichtingen�en�verantwoor-
delijkheden.�Je�bent�natuurlijk�
nog�steeds�student�en�je�krijgt�
daarom�de�begeleiding�en�de�
ondersteuning�die�je�nodig�hebt.
Op�dit�moment�worden�in�het�
eerste�en�derde�jaar�van�de�
studie�generieke�onderdelen�van�
de�opleiding�binnen�‘opleiden�
in�de�school’�verzorgd,�en�in�het�
tweede�en�derde�jaar�eveneens�
vakdidactische�curriculumonder-
delen.�Ook�het�actieonderzoek�in�
het�vierde�jaar�heeft�een�vakdi-
dactische�component.�
![Page 6: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/6.jpg)
Joury de Nijs is vierdejaars student wiskunde aan FLOT en heel
enthousiast over de AOS (Zwijsen College Veghel) waar hij wordt
opgeleid. ‘In het derde jaar heb ik bewust gekozen om een heel
jaar stage te lopen en dat kan alleen maar op een academische
opleidingsschool. Toen ik er achter kwam dat de onderwijskun-
dige vakken, die je normaal bij FLOT krijgt, op de AOS gegeven
worden, leek mij dit een goede combinatie met de stage. Want
op die manier kun je veel beter de theorie aan de praktijk kop-
pelen, was mijn gedachte. Achteraf blijkt dat deze verwachting
is uitgekomen. Ik kan drie factoren noemen die tot mijn keuze
hebben geleid: de tip van een medestudent, de opleidingsdo-
cent op de stagemarkt en de informatie op de website van het
Zwijsen College.
Mijn ervaringen op het Zwijsen College zijn erg positief. Eerst
leer je de school van binnen kennen en na verloop van tijd
ontdek je de voordelen van een AOS. Als je bijvoorbeeld ovo
(ontwerpen van onderwijs) en lob (loopbaanoriëntatie en
-begeleiding) krijgt, kun je de theorie meteen toepassen in de
onderwijspraktijk. En je ontvangt na afloop ook meteen de
feedback die je nodig hebt. Op een AOS staat alles met elkaar
in verbinding. Omdat de docenten ook aan onderzoek doen heb-
ben ze veel kennis van zaken en zijn ze ook op de hoogte van
het onderzoek waar ik mee bezig ben. Ik ben nu bezig met een
onderzoek om leerlingen een zelfstandige houding aan te leren,
waardoor ik de gelegenheid heb meer aandacht te besteden aan
specifieke vragen van leerlingen.
Dat ik dit onderzoek op een AOS doe, heeft volgens mij een
grote meerwaarde. Ik word begeleid door een docent van het
Zwijsen College én van Fontys, beiden docenten uit de onder-
zoekswereld. Ik kan me geen betere begeleiding wensen.
Alles op de school is ook goed georganiseerd en er zijn altijd
mensen die je kunnen helpen als je ergens mee vastloopt. Het
onderzoek dat ik doe kan ik tijdens mijn lessen uitvoeren en zo-
doende kan ik er ook weer leerpunten voor mijn stage uithalen.
Het zijn geen losse stukjes, ze vormen een geheel. Dat ervaar ik
heel sterk bij het Zwijsen College.
Ook de lessen die je normaal bij FLOT krijgt, vinden plaats in de
school. Het vierde jaar zit je met alle lio’s – van Fontys, van de
HAN en ook de masterlio’s - bij elkaar, bijvoorbeeld om video-
intervisie te bespreken. Dus de lessituatie bestaat nog wel, maar
dan op de school zelf. Ook de onderlinge samenwerking tussen
de academische opleidingsscholen binnen de regio oost – Zwij-
sen College, Fioretti College en het Eckart College - is hecht. Dat
maakt het nog een stapje sterker. De onderzoeksbijeenkomsten
vinden plaats op het Fioretti College, terwijl de workshops bij
ons gegeven worden. We hebben bijvoorbeeld workshops gehad
over het voeren van oudergesprekken, hoe begin je een les, orde
houden en het begeleiden van zorgleerlingen. Het gaat altijd
over praktische situaties die je tijdens je stage kunt ervaren en
die je zelf kunt toepassen. Je wordt ook gestimuleerd: ga dat
nou eens in je lessen proberen en reflecteer daar op. Zo zie je
dat alles weer met elkaar in verbinding staat. De spd, de directe
begeleider met wie ik alles kan delen en met wie ik wekelijks een
gesprek heb, adviseert mij om bijvoorbeeld nog eens een stukje
theorie na te kijken naar aanleiding van een praktijkervaring. Dat
ervaar ik ook weer als een extra stimulans.
Of ik hierdoor ook een betere docent word? Ik heb het gevoel
dat het gaat lukken. De school ziet dat ik goed bezig ben en ook
leergierig ben en wil groeien. Dus ik hoop dat ik me hier verder
kan ontwikkelen. Maar met de bagage die ik hier mee krijg heb
ik ook een goede entree op andere scholen.’
Joury de Nijs: ‘Met de bagage die ik hier mee krijg, heb ik ook een goede entree op andere scholen’
6 Vector • nr. 24 • 2014
![Page 7: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/7.jpg)
Moniek van Veghel, derdejaarssstudent Maatschappijleer bij
FLOT, liep het eerste jaar bij toeval haar stage op een AOS. Zij
kwam terecht bij het Fioretti College in Veghel, maar liep de
volgende twee jaar stage op twee andere scholen. In het vierde
studiejaar koos ze toch weer voor een AOS-school, opnieuw het
Fioretti College. ‘Ik wilde op zoveel mogelijk scholen ervaring
opdoen om een breed beeld te krijgen’, vertelt ze. ‘Omdat ik
in het eerste jaar zo tevreden was over de begeleiding, heb ik
voor mijn lio-stage weer gesolliciteerd bij een AOS. Dat heb ik
gedaan via SASplus, een Fontyssite waarop je alle vacatures voor
stageplaatsen kunt vinden. Op Fioretti volg ik workshops met
opdrachten, die ik vervolgens in de school uitvoer. Dus de kop-
peling van informatie verwerven naar uitvoeren komt direct tot
stand. De collega’s op de school zijn bekend met de opdrachten
en ze geven je de ruimte om deze opdrachten zo goed moge-
lijk uit te voeren. Het viel me dit jaar op dat ik heel snel werd
opgenomen binnen het team. De docenten weten dat je een
lio bent, maar ze benaderen je als collega. Je voelt je daardoor
een van hen en dat voelt heel prettig. Over twee weken moet ik
een casus inbrengen over een oudergesprek en daarna mag ik
ook zelf gesprekken voeren met de ouders. We hebben bij het Fi-
oretti College ook leerpleinen waarvoor we lessen voorbereiden.
Soms bereiden we samen met andere lio’s een les voor voor het
leerplein, die we vastleggen op film en daarna terugkoppelden
in de reflectie met de od’s. De directe link en de openheid van
de collega’s vind ik heel prettig. Dat vind ik wel een meerwaarde
van een AOS. Ook biedt de school ons faciliteiten om ons werk
optimaal uit te voeren. We mogen bijvoorbeeld gebruikmaken
van een vast opleidingslokaal. Daar kunnen we met onze groep
lio’s overleggen en studiebijeenkomsten voorbereiden. Dat doen
we onder de naam: ‘critical friend-bijeenkomsten’, ook samen
met de lio’s van het Zwijsen College uit Veghel. Er zitten dan drie
docenten van het Fioretti bij die ook onderzoek doen, zodat we
met z’n allen feedback op elkaar kunnen geven.
Moniek kwam het eerste jaar eigenlijk per toeval bij een AOS
terecht. ‘Dat werd toen geregeld vanuit FLOT. Binnen maatschap-
pijleer was dat tamelijk nieuw. De docent vertelde dat flankerend
onderwijs op de AOS werd gegeven en dat wij dat het eerste jaar
niet bij FLOT hoefden te volgen. Er waren toen veel studenten
die daarvoor kozen en ook nu zie ik dat er een aantal studenten
van maatschappijleer rondloopt op het Fioretti. Het tweede en
derde jaar heb ik gekozen voor andere scholen, om te kijken hoe
het er ergens anders aan toeging. Toch wilde ik in het vierde jaar
mijn opleiding weer bij een AOS volgen, vanwege de openheid
en betrokkenheid van collega’s die ik bij het Fioretti trof. Ik weet
natuurlijk niet of dat typerend is voor een AOS.
Het is trouwens wel flink aanpakken. Tijdens de lio-stage draai je
het hele programma mee. Ik heb vier klassen, zit bij de verga-
deringen en doe mijn onderzoek. Of ik hierdoor een betere
leraar word? Dat ligt natuurlijk bij iedere persoon anders. Ik vind
het wel een uitdaging, want ik zie dat ik hier vorm kan geven
aan mijn ontwikkeling als docent. Het voelt als werk, je begint
om 8.30 uur en je gaat pas om 17.00 uur pas naar huis. Het is
eigenlijk net echt. Dat merk ik ook bij mijn onderzoeksproject
dat ‘Utopia’ heet. Dat zijn de studenten nu aan het afronden.
En omdat je kunt sparren met je collega’s heb ik dit project op
deze manier kunnen uitvoeren. Die verbondenheid is voor mij de
belangrijkste meerwaarde.
Wat me ook opvalt is dat mijn begeleiders, zowel vanuit het Fio-
retti als vanuit Fontys, goed samenwerken om een optimaal pro-
duct te ontwikkelen. Doordat zij van beide kanten hun expertise
inbrengen mag je dat ook een positieve toevoeging noemen.’
Moniek van Veghel: ‘Het voelt prettig dat de docenten je benaderen als collega’
7nr. 24 • 2014 • Vector
![Page 8: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/8.jpg)
8 Vector • nr. 24 • 2014
MASTEROPLEIDINGEN IN SITTARD
FLOS werkt hard aan haar imago. ‘Wij
streven excellentie na op alle opleidingen
en op alle niveaus,’ legt directeur Anton
van den Brink uit. ‘Dat doen wij bijvoor-
beeld door de eis dat studenten in hun
eerste jaar alle zestig studiepunten moeten
behalen. Dat kan, omdat wij ook ons best
doen om de beste studenten binnen te
halen. We richten ons in onze werving
nu ook sterk op leerlingen van het vwo.
Nieuwe eerstejaars moeten straks tamelijk
probleemloos door kunnen stromen naar
de nieuwe masteropleidingen. Een kwa-
litatief goede instroom moet uiteindelijk
leiden tot een uitstroom van uitstekende
masters. We zijn in feite de Ben & Jerry
onder de lerarenopleidingen: we zoeken
het beste fruit, om het beste ijs te maken.’
Natuurlijk worden de studenten goed
voorbereid en begeleid om aan de hoge
eisen te voldoen. Bijvoorbeeld door mid-
delbare scholieren al kennis te laten ma-
ken met de opleiding in het zogenaamde
‘Proefstuderen’ (zie elders in deze Vector).
Meester en gezelDe nieuwe masterstudenten volgen
straks na hun bachelor een tweejarige
voltijdopleiding van 45 studiepunten
per jaar. Dat is uiteraard niet helemaal
‘voltijd’. Als afgestudeerde bachelor is
er ruimte om naast de studie al te gaan
werken. Van den Brink: ‘In het ideaal-
plaatje gaan studenten straks één dag
per week werken. De rest is voor de
studie. Ze zijn dan twee dagen op het
instituut, lopen één dag hun masterstage
en hebben dan nog een dag over voor
thuisstudie.’ Die stage – Van den Brink
spreekt liever van ‘opleiden in de school’
– vindt plaats in de bovenbouw van een
havo/vwo-school die aan de hoge FLOS-
standaard kan voldoen. ‘We denken aan
een soort meester-gezelverhouding op
de door ons uitgekozen scholen.’
Omdat voor hoogstaande masterop-
leidingen contacten met universiteiten
onontbeerlijk zijn, heeft FLOS inhoudelijk
aansluiting gezocht bij de OU in Heerlen.
Intussen is er na de recente goedkeuring
van de opleidingen ook op andere terrei-
nen volop werk aan de winkel. Voorlopig
beperkt FLOS zich dan ook tot de drie
genoemde vakmasters. ‘Misschien dat
ooit Duits er nog bijkomt, toch een
belangrijke taal in deze regio,’ aldus Van
den Brink. ‘En voor studenten met een
andere tweedegraads bevoegdheid dan
Nederlands, Engels of wiskunde, verbe-
teren we de aansluiting op de master
Onderwijswetenschappen van de OU
en de master Special Educational Needs
(SEN) van Fontys OSO. Het streven is dat
alle studenten bij gebleken geschiktheid
en interesse een master moeten kunnen
volgen na hun bachelor.’
Voor gek verklaardHoewel de opleidingen ‘pas’ in 2015 van
start gaan, is de voorbereiding al in volle
gang. FLOS heeft daarvoor inmiddels extra
docenten aangetrokken: twee neerlan-
dici, een wiskundige, een anglist en een
onderwijskundige. Van den Brink: ‘Maar
daarnaast houden we de optie open dat
er straks voor bepaalde modules nog extra
mensen worden aangesteld of ingehuurd,
bijvoorbeeld op detacheringsbasis.’
Ook de ‘nieuwe’ doelgroep van vwo’ers
vergt een aanpak waar hard over wordt
nagedacht. ‘Als je vwo’ers wilt binnenha-
len, moet je niet meteen denken aan een
versneld programma,’ legt Van den Brink
uit. ‘Die studenten zoeken niet per se
snelheid, maar wel uitdaging.’ Toch sluit
hij uiteindelijk een driejarige bachelor
gevolgd door een tweejarige master niet
uit. ‘Of misschien een constructie met
een schakeljaar.’
‘Toen we hier met al die kwaliteitverho-
gende ideeën van start gingen (proefstu-
deren, 60 studiepuntennorm, richten op
vwo’ers) werd ik door sommigen voor
gek verklaard,’ herinnert Van den Brink
zich. ‘Je zit al in een krimpregio, kreeg
ik te horen, dus dit zou dan wel eens
de doodsteek voor de hele opleiding
kunnen zijn. Maar het tegendeel is waar:
proefstuderen is een succes en het aantal
eerstejaars dat de propedeusenorm haalt
is goed. Ook met de inschrijvingen gaat
het de goede kant op. Kennelijk spreekt
een opleiding waar je wordt uitgedaagd
nog steeds tot de verbeelding. Studenten
kiezen uiteindelijk toch voor kwaliteit.’
‘ De Ben & Jerry onder de lerarenopleidingen’
Vanaf september 2015 kunnen studenten Nederlands, wiskunde en Engels aan de Fontys Leraren
opleiding Sittard (FLOS) in twee jaar tijd hun mastergraad halen. De nieuwe opleidingen passen in
de ambitie van FLOS om een kwalitatief hoogwaardige lerarenopleiding te zijn die aansluit op de
regionale behoeften van het werkveld.
Anton van den Brink: ‘Wij streven excellentie na.’
Tekst: Jan de Jong
![Page 9: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/9.jpg)
9nr. 24 • 2014 • Vector
Moderne media
bieden volop nieuwe
mogelijkheden voor
eigentijds onderwijs. De
belangstelling voor dit
onderwerp neemt toe.
Het leidt tot nieuwe
vragen en wensen.
Binnen de dienst
Onderwijs & Onderzoek
van Fontys Hogescholen
is sinds twee jaar een
expertisecentrum actief
dat docenten, studenten
en opleidingen van de
hogescholen adviseert
en ondersteunt op
dit gebied: het Fontys
Onderwijs en Media
Expertise Centrum
(FOMEC).
Kansen‘Met nieuwe media kun je de
onderwijskwaliteit verhogen’,
stelt Jean Jamin, een van de
consultants van FOMEC. ‘Om
te weten hoe, is het van belang
kennis te nemen van deze nieu-
we mogelijkheden en er ervaring
mee op te doen. Vervolgens
kun je bewust(er) keuzes maken
voor de inzet ervan binnen het
onderwijs. Zo kun je sociale
media bijvoorbeeld gebruiken
ter ondersteuning van online
onderwijs, voor peer-feedback
en co-creatie. Internet kan een
middel zijn om informatievaar-
digheden op te doen of om
lesmaterialen te vinden. Mo-
gelijkheden genoeg dus, voor
sommigen wellicht teveel, maar
dat is juist wat FOMEC drijft.
We willen kansen aanreiken,
enthousiasmeren en focussen
op de meerwaarde die nieuwe
media kunnen hebben op het
onderwijs. Hiervoor organiseren
we regelmatig conferenties en
inspiratiesessies en verzorgen
we trainingen aan docenten en
docenten in opleiding.’
ScholingNicole van de Wiel is een
van de adviseurs/trainers van
FOMEC. ‘In mijn bijeenkomsten
laat ik zien wat er allemaal
kan, probeer ik docenten
enthousiast te maken voor de
gereedschapskist die hun palet
aan didactische mogelijkheden
vergroot. Zo laat ik ze kennis
maken en ervaring opdoen
met (gratis) toepassingen
zoals Socrative, waarmee je
smartphones, tablets of laptops
kunt gebruiken als stemkastjes.
Of ik wijs ze op wat je met
Skype zou kunnen doen in het
kader van internationalisering.
Vaak zeggen ze na afloop: hier
kan ik wel iets mee! Dan is
mijn missie al geslaagd, maar
nog mooier is als docenten
getriggerd zijn en meer willen
weten. Dat het aanzet om op
een andere, nieuwe manier
naar de eigen onderwijspraktijk
te kijken.’
MaatwerkEen deel van het team van
FOMEC heeft een achtergrond
in de media- en informatievoor-
zieningen van Fontys. Advi-
seur Erik Oomen: 'De manier
waarop mensen informatie
verkrijgen en consumeren is
in korte tijd erg veranderd.
Tegenwoordig heb je de wereld
letterlijk op zak. Dit heeft
grote impact op bestaande
informatievoorzieningen zoals
de bibliotheek. Zo hebben
we onlangs in samenwerking
met de Academy for Creative
Industries een e-library ontwik-
keld: een maatwerk digitale
bibliotheek met vakspecifieke,
betrouwbare bronnen zoals da-
tabanken, ebooks en ejournals.
Dit soort maatwerkprojecten
zal in de toekomst alleen maar
toenemen.’
NetwerkenDat er binnen Fontys diverse
activiteiten omtrent onderwijs
en media plaatsvinden, ziet
FOMEC als kans. ‘We spreken
veel docenten, zien (vergelijk-
bare) ontwikkelingen en pro-
beren hierin te verbinden. We
faciliteren het netwerk’, zegt
Jamin. Nicole van de Wiel: ‘Zo
houden we elkaar op de hoogte
van nieuwe ontwikkelingen of
helpen elkaar met vragen.’ ‘En
kunnen we snel inspelen op
specifieke vragen, bijvoorbeeld
als een opleiding studenten
met een beperking beter wil
faciliteren of aan de slag wil met
weblectures’, vult Jamin aan.
Onder het mom van ‘Practice
what you preach’ zet FOMEC
hiervoor diverse sociale media
in, zoals Facebook en Twitter.
‘ Een gereedschapskist vol mogelijkheden’Fontys Media Expertise Centrum Tekst: Erno Mijland
‘Media�veranderen�de�op-
dracht�aan�het�onderwijs�
en�bieden�mogelijkheden�
om�onderwijs�anders�te�
organiseren.�Rond�dat�ene�
uurtje�les�kun�je�van�alles�
organiseren�om�meer�leer-
rendement�te�bereiken:�
aanvullende�bronnen�
ontsluiten,�lerenden�bij�
elkaar�brengen�in�een�net-
werk.�Als�professional�zou�
je�zicht�moeten�hebben�
op�deze�‘affordances’�van�
digitale�media.’
(Jean Jamin)
‘Media�bieden�ongekende�
mogelijkheden�om�leren-
den�te�engageren�door�ze�
actief�mee�te�laten�doen,�
door�ze�te�laten�bijdragen.�
Daarmee�bereik�je�dat�
de�lerende�niet�voor�de�
punten�gaat,�maar�voor�
het�vak.�Meer�intrinsieke�
motivatie�dus!’
(Erik Oomen)
‘Gebruik�media-toepas-
singen�vooral�om�een�
krachtige,�interactieve�
leeromgeving�te�organi-
seren�die�aansluit�bij�de�
leerling�van�nu.’
(Nicole van de Wiel)
Meer�informatie�over�de�
producten�en�diensten�van�
FOMEC�vindt�u�op:�
•� �Website:�http://�
www.fontys.nl/fomec
•� �Facebook:�https://�
www.facebook.com/
Fontys�OnderwijsenMe-
diaExpertiseCentrum�
•� Twitter:�@Fomec_�
![Page 10: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/10.jpg)
10 Vector • nr. 24 • 2014
Living LabNieuwe opzet lerarenopleiding met het oog op gecombineerde banen
Convenant onderwijs en bedrijfslevenMet het convenant ‘Samen opleiden Leraar Technisch Beroepsonderwijs’ geven partijen
vanuit onderwijs en bedrijfsleven aandacht aan de maatschappelijke behoefte aan meer
bèta-technisch opgeleiden in Nederland. Binnen de Brainport-regio is die behoefte zelfs
nog nadrukkelijker aanwezig dan elders. Met name voor de technische opleidingen zijn
voldoende gekwalificeerde leraren nodig zijn. De rol van technische leraren is van cruciaal
belang, niet alleen voor de kwaliteit van de opleidingen, maar ook omdat zij als rolmodel
en inspirator een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de beeldvorming
van techniek. Nieuwe impulsen zijn nodig om de instroom te vergroten en om te voorko-
men dat er een tekort gaat ontstaan aan leraren in het technisch beroepsonderwijs.
Onderwijs en bedrijfsleven hebben met de ondertekening van het convenant de
intentie uitgesproken om gezamenlijk het dreigend tekort aan leraren voor het tech-
nisch beroepsonderwijs aan te pakken. De samenwerking richt zich met name op het
bieden van een nieuw en aantrekkelijk beroepsperspectief voor de toekomstige leraar.
De afgestudeerde leraar werkt straks in twee omgevingen: met één been staat hij/zij
in het onderwijs en met het andere been in het bedrijfsleven. De toekomstige leraar
is een bruggenbouwer en intermediair tussen bedrijfsleven en onderwijs. Het nieuwe
beroepsperspectief vertaalt zich in de vernieuwde voltijdopleiding ‘Leraar Technisch Be-
roepsonderwijs (LTB)’. Deze opleiding leidt voortaan op voor combinatiebanen waarmee
afgestudeerden na hun opleiding in zowel onderwijs als bedrijfsleven werkzaam kunnen
zijn. Studenten worden aan het begin van hun opleiding uitgedaagd door een breed en
aantrekkelijk beroepsperspectief.
Organisatie van de opleidingVanaf het eerste studiejaar wordt gestart om studenten goed voor te bereiden op de
combinatie van werkvelden. Een goede leraar wordt niet alleen meer opgeleid binnen
Onder de vlag van Fontys
Living Labs vond de
afgelopen periode een drietal
bijeenkomsten plaats met een
groot aantal bedrijven uit de
sectoren bouw, engineering
en automotive. De living
labs, georganiseerd door het
Fontys Educatief Centrum
voor beroepsonderwijs
en bedrijfsleven (FEC), zijn
denkkrachtbijeenkomsten
waarin concrete activiteiten
worden benoemd om het
tekort aan leraren in het
technisch beroepsonderwijs
terug te dringen. De living labs
maken onderdeel uit van het
stappenplan om het convenant
‘Samen opleiden Leraar
Technisch Beroepsonderwijs’,
concreet invulling te geven.
Dit convenant werd op 6
juni 2013 door verschillende
sectoren vanuit onderwijs en
bedrijfsleven ondertekend.
Tekst: Kees-Jan van Dorp
![Page 11: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/11.jpg)
11nr. 24 • 2014 • Vector
de lerarenopleiding maar ook op de werkplek binnen het onderwijs en binnen het
bedrijfsleven. Door delen van de opleiding direct in de praktijk te realiseren, leert de
aanstaande leraar hoe die zijn vak heden ten dage in de praktijk moet brengen. Daar-
voor is het ‘oude concept’ van de aaneengesloten ‘blokstage’ vervangen door werk-
plekleren (WPL), dat nu als een lint door de nieuwe opleiding heen loopt. In de nieuwe
opzet vindt werkplekleren plaats in een educatieve setting binnen zowel onderwijs- als
bedrijfspraktijk. Het werkplekleren is gedurende langere tijd, voor een beperkt deel van
de week, in de opleiding geprogrammeerd. Theoretische kennis wordt daarmee meteen
toepasbaar in de praktijk. Bovendien zorgt de combinatie van werkvelden ervoor dat
vakinhoudelijke kennis voldoende blijft aansluiten bij de behoeften en de actualiteit van
het bedrijfsleven. Omgekeerd geldt dat ook de innovatie binnen het beroepsonderwijs
een stevige impuls krijgt. Studenten zijn beter voorbereid op een brugfunctie tussen
onderwijs en bedrijfsleven.
Kennisontwikkeling met living labs Met de zogenaamde living labs zijn concrete activiteiten benoemd om het tekort aan
leraren technisch beroepsonderwijs verder terug te dringen. Daarbij worden living labs
als denkkrachtbijeenkomsten georganiseerd om juist te appelleren aan de behoefte van
kennisontwikkeling en professionalisering rondom de (vernieuwde) opleiding LTB. De
denkkrachtbijeenkomsten zijn ingericht op drie sectoren: bouw, engineering en auto-
motive. De doelstellingen zijn als volgt geformuleerd:
1. promotie van een (nieuw) aantrekkelijk beroepsperspectief van LTB werkzaam in
twee werelden: bedrijfsleven en onderwijs;
2. realisatie van een vergroting van de instroom in de voltijd (technische) leraren-
opleiding;
3. integratie van werkplekleren in de (leraren)opleiding, als voorbereiding op het
combinatieberoep en afstemming met het werkveld;
4. werven van ambassadeurschap voor de technische lerarenopleiding.
Alle deelnemende organisaties onderstrepen het belang van een gezamenlijke aanpak
ten aanzien van de tekorten aan opleiders in de techniek en het belang om gezamenlijk
een aantrekkelijk beroepsperspectief neer te zetten, zodat meer jongeren weer gaan
kiezen voor het docentschap in de techniek. De living lab-sessies hebben de samen-
werking en de kennisuitwisseling rondom LTB, mede vanuit een multistakeholder en
multidisciplinair perspectief, een behoorlijke impuls gegeven.
‘Wat�wij�willen�zijn�technische�
opleiders�die�goed�op�de�hoogte�
zijn�van�wat�er�in�het�bedrijfsleven�
gebeurt,�die�goed�op�de�hoogte�
zijn�van�de�technische�knowhow�die�
bedrijven�hebben,�waardoor�het�
voor�hen�nog�veel�leuker�wordt�om�
die�kennis�weer�over�te�dragen�aan�
een�nieuwe�generatie�vakmensen…’
‘We�hebben�veel�vakmensen�in�
dienst,�maar�die�vinden�het�vaak�
best�lastig�om�kennis�over�te�
brengen�naar�de�nieuwe�instroom;�
ondersteuning�daarbij�zou�voor�
ons�van�groot�belang�zijn.’
![Page 12: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/12.jpg)
12 Vector • nr. 24 • 2014
Sterke punten en (ontwikkel)kansen1 Er wordt bewustzijn en draagvlak gecreëerd bij onderwijs en bedrijfsleven, over de
dreiging die uitgaat van de daling aan instroom van studenten voor de opleiding
leraar technisch beroepsonderwijs. Dit gebeurt tegen de achtergrond van vervan-
gingsbehoefte in het vmbo en mbo, de toenemende vergrijzing en de blijvende
behoefte aan kenniscontinuïteit & scholing voor personeel binnen bedrijven.
Enerzijds ontstaat er een dreigend tekort aan opleiders in de techniek, terwijl
anderzijds de voortzetting van de opleidingen in gevaar komt als de instroom niet
sterk toeneemt.
2 Het gezamenlijk voornemen van onderwijs en bedrijfsleven om te acteren rondom
dit probleem door uitwerking te geven aan het convenant ‘Samen opleiden Leraar
Technisch Beroepsonderwijs’ (LTB) krijgt nu concreet invulling door een aantrek-
kelijk gecombineerd beroepsperspectief voor de nieuwe LTB. De combinatie van
werkvelden terugvertaald naar de opleiding zorgt bovendien voor aantrekkelijker
en innovatiever onderwijs.
3 In het nieuwe opleidingsontwerp is een centrale rol weggelegd voor verwerven
en beklijven van praktijkvaardigheden in de vorm van werkplekleren (WPL). Dit
zorgt voor continue aansluiting van vakkennis bij de actualiteit van de praktijk. De
verwachting is dat LTB- afgestudeerden straks optimaal voorbereid zijn voor het
werkveld. De karakteristieke lintvorm van werkplekleren binnen LTB biedt bedrijven
ruim de gelegenheid om studenten van de lerarenopleiding te kunnen scouten.
4 Competentieversterking op specifieke cognitieve dan wel motorische vaardigheden
moet ook (naast WPL) toegankelijk gemaakt worden in de Minorruimte, bijvoor-
beeld als extern project. Er kan dan meer vraaggericht worden ingespeeld op de
praktijk. Een bijkomend voordeel is die van een mogelijke lintverlenging van WPL.
Voorwaarde is wel de meerwaarde voor het studentportfolio: verbreding, verdie-
ping of schakelen.
5 De LTB afgestudeerde vindt niet enkel zijn weg als vakdocent, bedrijfsopleider
of technisch trainer. Steeds vaker is hij (ook) in zicht bij managementfuncties en
veranderprocessen. Met name hier heeft de afgestudeerde profijt van zijn peda-
gogische achtergrond en verworven ‘human skills’. Ook als regisseur of leider van
middelgrote projecten vindt de LTB afgestudeerde zijn weg. Steeds vaker worden
teams aangestuurd op basis van coaching in plaats van hiërarchie.
6 De convenantpartners gaan gezamenlijk werken aan het beroepsperspectief. De
banden met de opleiding LTB worden versterkt en het ambassadeurschap en de
rolmodellen voor het combinatieberoep worden verankerd. Ook de beeldvorming
over de arbeidsmarkt wordt aangepakt door de communicatie omtrent capaciteit
van werkplekken beter te organiseren. Het spreken van de taal van jongeren en het
gebruik van sociale media kan hierbij instrumenteel zijn.
Het is nu de taak aan de (vernieuwde) lerarenopleiding, om effectief met de verkregen
resultaten om te gaan. Nieuw (verkregen) inzichten en verworvenheden moeten worden
onderzocht op haalbaarheid en implementatie in de onderwijs- en werkveldomgeving.
Met het convenant ‘Samen opleiden Leraar Technisch Beroepsonderwijs’ en de resulta-
ten van de living labs in de hand, gaan de bovengenoemde partijen van onderwijs en
bedrijfsleven, verder aan de slag met deze uitdagingen.
Gezamenlijke proposities uitwerken
Convenant vanuit organisaties
‘LTB is onmisbaar voor het leggen van de basis voor onze vakmensen die met de
machines werken’
‘De�pedagogisch-didactische�
achtergrond�van�LTB�helpt�ons�
bij�het�opleiden�van�mensen�
die�we�weer�heel�hard�in�onze�
firma�nodig�hebben.’
‘Belangrijk�is�dat�de�toekomstige�
leraar�goed�weet�wat�er�in�het�
bedrijfsleven�speelt.�Dit�hoeft�
niet�altijd�in�de�vorm�van�twee�
banen�precies�voor�de�helft�in�
onderwijs�en�bedrijfsleven,�maar�
vanwege�de�goede�contacten�
met�het�bedrijfsleven�weet�
je�altijd�wat�er�speelt!’
![Page 13: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/13.jpg)
13nr. 24 • 2014 • Vector
Fontys Educatief Centrum
(beroepsonderwijs &
bedrijfsleven) biedt met
‘Opleider & Begeleider
in Techniek’ een
vernieuwde minor voor
hbotechniekstudenten
met zicht op een verkorte
kopopleiding (tweedegraads
lerarenopleiding voor
hbo'ers en wobachelors).
Fontys Educatief Centrum verbreedt horizon techniekstudenten met minor�‘Opleider�en�Begeleider�in�Techniek’
De�minor�‘Opleider�en�Begeleider�in�Techniek’�is�gericht�op�het�verwerven�van�
basiscompetenties�(kennis,�vaardigheden�en�attitude)�die�nodig�zijn�voor�het�
verzorgen�van�scholings-�en�opleidingstaken�binnen�de�technische�vakrichting�
van�de�bacheloropleiding,�gericht�op�het�technisch�beroepsonderwijs.�Het�gaat�
hierbij�om�het�uitvoeren�van�taken�binnen�scholen�voor�(voorbereidend)�tech-
nisch�beroepsonderwijs,�zowel�mbo�als�vmbo.�Onder�deze�competenties�vallen�
ook�taken�bij�bedrijfsopleidingen�en�marktpartijen�die�onder�de�vlag�van�een�
mbo-instelling�opleidingen�verzorgen.�Studenten�kiezen�binnen�de�minor�voor�
één�van�deze�drie�werkvelden.
Samenwerking Fontys, Summa en Stichting VMBODe minor heeft een expliciete impuls van het ministerie van OCW gekregen onder
een subsidietoekenning in het kader van de Regeling educatieve minor beroepson-
derwijs 2013-2016, onder meer om de samenwerking met afnemende scholen te
bevorderen.
Het samenwerkingsverband Fontys Hogescholen, Summa College en Stichting
VMBO Zuidoost-Brabant richt zich op het structureel ruimte bieden aan studenten
om te leren in de vorm van werkplekleren. Het samenwerkingsverband zal zich
inzetten om voldoende plaatsen voor werkplekleren (WPL) met de juiste vakkundige
begeleiding te organiseren.
De volgende overwegingen spelen hier bij een rol:
• er is maatschappelijke behoefte aan meer bèta-technisch opgeleiden in Neder-
land;
• die behoefte is binnen de Brainport-regio nog nadrukkelijker aanwezig dan
elders;
• er zijn voor technische opleidingen ook voldoende gekwalificeerde leraren nodig;
• voorkomen moet worden dat er een tekort gaat ontstaan aan leraren in het
technisch beroepsonderwijs en dat daarom nieuwe impulsen nodig zijn om de
instroom te vergroten;
• daarvoor moeten nieuwe doelgroepen benaderd worden om kennis te laten
maken met het leraarschap;
• hbo-studenten van technische bacheloropleidingen behoren tot die doelgroep;
• een educatieve minor studenten uit die doelgroep kan studenten enthousiast
maken voor en voorbereiden op het beroep van technisch leraar.Minor studenten
Tekst: Petra Kuijpers-Biesheuvel
![Page 14: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/14.jpg)
14 Vector • nr. 24 • 2014
Verbreding beroepsperspectief techniekstudenten Fontys Educatief Centrum (beroeps)
onderwijs & bedrijfsleven (FEC) biedt de
vernieuwde minor aan voor techniek-
studenten die hun inzetbaarheid willen
verbreden en willen weten hoe zij hun
kennis kunnen overbrengen op anderen.
Leren over presenteren en communice-
ren staat in deze minor centraal. Maar
ook trainen, opleiden en begeleiden in
techniek krijgen veel aandacht.
Voor studenten die overwegen om
te gaan werken binnen het technisch
beroepsonderwijs is dit een heel
geschikte minor. Na de bachelor is het
namelijk mogelijk om via een verkorte
vervolgopleiding docent te worden
in het eigen technisch vakgebied. Na
succesvol afronden van deze minor kan
de kopopleiding sneller en makkelijker
worden doorlopen. Daarnaast is het een
geschikte minor voor studenten om hun
technische opleiding te verbreden.
Communiceren over en presenteren van
technische principes is een vak apart.
Maar bij presenteren van en commu-
niceren over techniek blijft het meestal
niet. Veel technisch opgeleide profes-
sionals krijgen taken in de voorlich-
ting of bij bedrijfsopleidingen, omdat
techniek nu eenmaal niet stilstaat. Maar
ook begeleiden, coachen, instrueren
van mensen in bedrijven is binnen veel
functies van belang. Informatie of voor-
lichting geven is één aspect, trainingen
verzorgen vraagt andere capaciteiten en
opleiden in het technisch beroepsonder-
wijs gaat nog een stuk verder.
Vormgeving van de minorIn de minor ‘Opleider & Begeleider in
Techniek’ komen veel aspecten van
communiceren, trainen en opleiden
aan de orde. Didactiek van de techniek
(hoe leg je iets uit) is daarbij belangrijk,
maar ook welke middelen, methoden en
tools je daarvoor kunt gebruiken. ICT,
multimedia en sociale media kunnen
techniek veel spannender en aantrek-
kelijker maken.
Er wordt bijvoorbeeld ingegaan op: hoe
stem je trainen en opleiden af op je
doelgroep, hoe zorg je ervoor dat die
het begrijpt en dat de leerstof ook blijft
hangen? Hoe weet je dat mensen het
‘Naast�mijn�interesse�in�het�bedrijfsleven�heb�ik�ook�altijd�interesse�gehad�in�
het�onderwijs.�Daarom�was�een�minor�een�goede�optie�om�een�half�jaar�te�
kijken�of�lesgeven�iets�voor�mij�is.�Na�mijn�studie�bedrijfsmanagement�ben�ik�
van�plan�om�het�bedrijfsleven�in�te�gaan.�Wel�heb�ik�nu�al�veel�geleerd�over�
hoe�voor�een�grote�groep�te�staan,�een�training�te�geven�en�te�presenteren.�
Wie�weet�ga�ik�uiteindelijk�nog�voor�de�klas�staan�en�dan�is�de�overstap�een�
stuk�kleiner.�Tijdens�de�stage�op�een�ROC�of�in�voortgezet�onderwijs�ga�je�zelf�
lessen�geven�in�jouw�vakgebied.�Drie�dagen�in�de�week�ben�je�op�je�stage-
school�en�twee�dagen�krijg�je�les�over�hoe�je�het�beste�les�kan�geven�en�over�
het�individueel�coachen�van�leerlingen.’
Karin Jacobs
V.l.n.r. Tjeerd Collette, Lester de Fockert, Karin Jacobs, Thijs Vercammen, Thijs Somers
‘Tijdens�mijn�opleiding�Automotive�Engineering�aan�Fontys�te�Eindhoven�vond�
ik�het�altijd�leuk�om�technische�presentaties�te�geven.�Ik�heb�gezocht�naar�di-
verse�minors�die�“iets”�met�presenteren�van�technische�onderwerpen�te�maken�
hadden.�Toen�kwam�ik�de�minor�“opleider�in�technische�beroepen”�tegen,�de�
beschrijving�van�de�inhoud�van�de�minor�op�de�site�van�de�Fontys�sprak�mij�
zeer�aan.�De�keuze�was�dus�snel�gemaakt.�Tijdens�de�minor�loop�je�drie�dagen�
stage�bij�een�school�of�trainingscentrum�en�heb�je�twee�dagen�les.�Hier�pas�je�
de�theorie�toe�die�gegeven�wordt�tijdens�de�minor.�In�deze�lessen�worden�on-
derwerpen�behandeld�zoals�als�het�leraar�zijn,�en�hoe�studenten�leren.�Op�één�
van�de�lesdagen�krijgen�we�les�op�een�ROC.�Op�deze�manier�kun�je�direct�in�
de�praktijk�zien�hoe�dit�gedaan�wordt.�Tijdens�mijn�stage�automotive�enginee-
ring�bij�Terberg�KingLifter�merkte�ik�dat�je�als�engineer�ook�een�stagiair�onder�
je�kunt�krijgen.�Met�deze�minor�wil�ik�naast�het�presenteren�van�ook�mijn�
vaardigheden�als�docent/begeleider�trainen,�zodat�ik�als�toekomstig�engineer�
ook�een�student�kan�begeleiden.�Ik�zie�deze�minor�echt�als�een�verbreding�en�
aanvulling�op�de�automotive�engineering�opleiding.’
Lester de Fockert
![Page 15: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/15.jpg)
15nr. 24 • 2014 • Vector
nog kunnen behappen en hoe zit het
met de tijdsplanning?
Zo worden ook thema’s vanuit de prak-
tijk van leren en opleiden behandeld als
technieken op het terrein van communi-
catie, presentatie, instructie, begeleiden
en stimuleren van leren, maar daarnaast
ook de onderliggende theorie over leren
en opleiden, competenties van opleiders,
afstemmen op doelgroepen, verschillen
in contexten, werkvormen en leerstijlen.
BegeleidingDe studenten maken gedurende deze
minor een flinke groei door in de compe-
tenties voor docent en opleider. Begelei-
ding is daarom erg belangrijk gedurende
deze minor. Studenten worden op
verschillende manieren begeleid op de
werkplek in de school, door de docent
van de opleiding en zij begeleiden elkaar
Zij geven elkaar feedback op plannen,
de voortgang ervan of knelpunten die
zich voordoen op de werkplek. Daardoor
leren zij met en van elkaar. Kennisdeling
en -ontwikkeling staan hierin centraal.
De begeleider van de leerkring stuurt dit
proces.
De student heeft veel inbreng bij de
uitvoering van de minor en stuurt zelf de
inhoud van de bijeenkomsten. De inhoud
die behandeld wordt, komt onder meer
uit de praktijk van de werkplek. Zelfstu-
ring en een persoonlijk Plan van Aanpak
spelen daarbij een belangrijke rol.
De praktijk van trainen en opleiden staat centraalHet daadwerkelijk ontwikkelen van de
competenties voor docent en opleider
vindt vooral plaats in de authentieke
beroepscontext. Tijdens de gehele minor
brengt de student het grootste deel van
de opleiding door in het opleidingsbe-
drijf, een school voor technisch beroeps-
onderwijs (ROC) of brancheopleidingsin-
stituut. Dit wordt ook wel werkplekleren
(WPL) genoemd. Op de werkplek voert
de student opdrachten uit en brengt
kennis en vaardigheden in praktijk. De
praktijkervaringen zijn belangrijk voor
het leerproces. Hierdoor ontstaat bij de
student een visie op leren en opleiden.
Aan het eind van de minor is de student
in staat om te communiceren en te
presenteren over techniek, maar ook
om mensen te laten leren, het leren te
begeleiden en te stimuleren, het effect
van leren te evalueren (toetsen) en in
teamverband opleidingsvragen te beant-
woorden.
Toegankelijkheid minorDe voltijdse minor ‘Opleider & Begeleider
in Techniek’ duurt een halfjaar, wordt
aangeboden in september en februari en
staat momenteel open voor de volgende
opleidingen binnen het techniekdomein:
• HBO-ICT
• Technische Natuurkunde
• Applied Science
• Engineering
• Automotive
• Elektrotechniek
• Mechatronica
• Logistiek en Technische
Vervoerskunde
• Industrieel Product Ontwerpen
• Informatica
• Werktuigbouwkunde
• Technische Bedrijfskunde
Daarnaast staat de minor ook open
voor techniekstudenten vanuit andere
hogescholen.
Verbreding profiel techniekstudentenKortom, de minor ‘Opleider & Begeleider
in Techniek’ als onderdeel van een tech-
nische bacheloropleiding voegt commu-
nicatieve kennis en vaardigheden toe aan
het persoonlijke profiel van de student.
Studenten kunnen hiermee via een ver-
kort traject leraar worden. Daarnaast kan
de vaktechnische opleiding hierdoor met
relevante onderdelen worden verbreed
en dit verhoogt de inzetbaarheid in veel
technische functies. Dit geldt voor alle
functies waarin de omgang met mensen
centraal staat, vooral waar het gaat om
het delen van technische kennis.
Ik�heb�voor�de�minor�gekozen�
omdat�dit�eigenlijk�de�studie�
was�die�ik�voltijds�wilde�gaan�
volgen.�Dit�sloot�goed�aan�bij�
mijn�interesses.�Ik�wilde�graag�iets�
technisch�studeren,�maar�ook�iets�
sociaals.�De�studie�Leraar�Tech-
nisch�Beroepsonderwijs�Werktuig-
bouwkunde�was�dus�de�gulden�
middenweg.�
Helaas�werd�ik�vijf�weken�voor�
het�begin�van�het�collegejaar�
opgebeld�met�het�nieuws�dat�de�
studie�LTB�Werktuigbouwkunde�
niet�zou�starten�door�te�weinig�
aanmeldingen.�
Ik�heb�er�toen�voor�gekozen�om�
de�voltijd�studie�Werktuigbouw-
kunde�te�gaan�studeren.�Naar�
verloop�van�tijd�merkte�ik�dat�
Werktuigbouwkunde�het�voor�mij�
niet�helemaal�was.�Ik�miste�het�
sociale�aspect.
Tijdens�mijn�minor�kreeg�ik�de�
mogelijkheid�om�een�half�jaar�te�
kijken�en�ervaren�of�het�leraar-
schap�iets�voor�mij�is.�Door�de�
stage�bouw�je�meteen�een�hoop�
ervaring�op�binnen�het�onder-
wijs.�Ook�zijn�de�vaardigheden�
die�je�leert�niet�alleen�geschikt�
om�later�docent�of�trainer�te�
worden,�maar�passen�ook�goed�in�
het�bedrijfsleven.�Denk�aan�het�
begeleiden,�coachen�en�adviseren�
van�studenten�of�collega’s�en�het�
presenteren�van�jezelf�voor�een�
grotere�groep.�
Deze�minor�biedt�een�unieke�
mogelijkheid�om�je�te�oriënteren�
op�het�leraarschap�binnen�het�
technische�beroepsonderwijs�en�
om�te�ontdekken�of�het�iets�voor�
jou�is.�
Thijs Somers
‘Door veel feedback te geven verhoog je het leerrendement van je studenten’
![Page 16: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/16.jpg)
16 Vector • nr. 24 • 2014
‘Uw uitstroom is onze instroom en onze uitstroom is uw instroom’ stelt FLOS in een flyer
die onder middelbare scholen in Limburg is verspreid. Daarin roept de Sittardse opleiding
scholen op om naar potentieel onderwijstalent te speuren onder haar leerlingen. Dat is
immers in ieders belang, ook in dat van de school zelf. Die wil immers straks ook de best
denkbare leraar in dienst nemen. Proefstuderen maakt samen met de geplande voltijdse
masteropleidingen (zie elders in deze Vector) deel uit van het streven naar een kwalitatief
hoogwaardige docentenopleiding.
Diverse instroomHarold Koolen en Arjan Endeman begeleiden de aspirantstudenten die op FLOS van fe-
bruari tot april de volledige module ‘Oriëntatie op leren en onderwijzen’ volgen, inclusief
het bijbehorende tentamen. Als de leerlingen het proefstuderen met succes afronden, le-
vert dat in het eerste jaar van de lerarenopleiding een vrijstelling van twee studiepunten
op. Want zij hoeven diezelfde module uiteraard niet nóg een keer te volgen. De aanko-
mende studenten zelf zien het tentamen met spanning tegemoet. Het is immers allemaal
wel anders dan ze gewend zijn. Lucas Buysrogge: ‘Het is niet moeilijk, maar je moet wel
een hoop zelfstandig doen. Per keer een heel hoofdstuk doornemen bijvoorbeeld.’
Lucas is door zijn lerares geschiedenis op het proefstuderen gewezen. Gezien de flyer
lijkt dat de koninklijke weg, maar er hebben duidelijk meer wegen naar het proefstude-
ren geleid. Nick Menninger had op de open dag zijn e-mailadres achtergelaten en is door
de opleiding benaderd, terwijl Jana Janssen het zelf via de site had ontdekt. En Chris
Vissers is er op de open dag door een ouderejaars student op gewezen.
BIJLESBAZEN EN UITLEGKONINGINNEN GEZOCHTProefstuderen in Sittard Tekst: Jan de Jong
Talentvolle middelbare
scholieren kunnen aan de
Fontys Lerarenopleiding
Sittard (FLOS) in hun
examenjaar al kennismaken
met het hoger onderwijs.
En en passant alvast
studiepunten verdienen als
ze het volgende studiejaar
met de opleiding tot leraar
voortgezet onderwijs starten.
Het project ‘Proefstuderen’
biedt kansen voor de
lerarenopleiding, de student
én voor het voortgezet
onderwijs in de regio.
Harold Koolen en Arjan Endeman
![Page 17: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/17.jpg)
17nr. 24 • 2014 • Vector
Proefstudeerders discussiëren mee over een boeiend onderwerp
Ook komen niet alle deelnemers uit de geijkte doelgroep: eind-
examenkandidaten van havo en vwo. Luc Duijsens bijvoorbeeld.
Hij studeert technische natuurkunde in Eindhoven en werd daar
door een docent op deze mogelijkheid gewezen.
Koolen en Endeman merken ook dat de instroom tamelijk divers
is. ‘Er zijn best wat mensen bij die al op een hbo-opleiding zitten,
maar nu alsnog bewust kiezen voor de lerarenopleiding. Maar
er zit bijvoorbeeld ook een leerling uit 4 havo bij. Die wilde in
zijn examenjaar zijn handen liever vrij hebben om zijn diploma te
halen en kwam zich nu vast oriënteren.’
De module is duidelijk niet bedoeld om de deelnemers middels
een leuke cursus over te halen om zich in te schrijven. ‘We laten
ze merken dat ze welkom zijn,’ aldus de begeleiders, ‘maar ze
moeten wel stevig aan de bak. Wij en zij moeten weten of ze het
hbo-niveau aankunnen.’ En of het beroep van leraar iets voor
ze is. Chris weet al zeker dat hij leraar economie wil worden. En
ook Luc is inmiddels overtuigd: ‘Na een paar colleges over psy-
chologie wist ik het zeker.’ Maar Nick twijfelt nog steeds. ‘Als ik
hier volgend jaar begin, dan is het waarschijnlijk bij de opleiding
Duits. Maar het kan ook nog iets heel anders worden.’
De aankomende studenten zien het nut van het proefstuderen
intussen allemaal wel in. ‘Zo’n hele module volgen heeft grote
voordelen,’ zegt Jana. ‘Je krijgt een zoveel beter beeld dan op
een gewone meeloopdag.’ Ook zij is al overtuigd, ze start vol-
gend jaar met de opleiding Engels.
CommitmentEndeman en Koolen verwachten dat het proefstuderen uiteinde-
lijk tot meer commitment bij de scholen leidt. ‘Ook die hebben
een verantwoordelijkheid. Zij selecteren in feite onze nieuwe
studenten en daarmee hun eigen toekomstige collega’s.’
Het idee voor het proefstuderen is ontstaan tijdens een ander
samenwerkingsproject met het voortgezet onderwijs. ‘Wij heb-
ben een zogenaamde pedagogische klas bij de Onderwijsge-
meenschap Venlo & Omstreken. Die heeft die klas in samenwer-
king met ons opgezet. Het was de bedoeling dat die een soort
kweekvijver zou zijn voor aanstaande leraren.’ Maar er waren
toch een aantal nadelen aan verbonden: Venlo is vanuit Sittard
niet bepaald naast de deur en de pedagogische klas richt zich
ook niet specifiek op het voortgezet onderwijs. Het leek daarom
beter dat meer scholen enkele speciaal geselecteerde leerlingen
naar de FLOS in Sittard zouden sturen. Uiteraard allemaal leer-
lingen die een loopbaan in het voortgezet onderwijs ambiëren.
Endeman en Koolen: ‘Scholen sturen ons leerlingen waar ze trots
op zijn en waarvan zij denken dat ze de opleiding ook aankun-
nen. Én die zelf uiteraard ook graag willen.’
Zoals gezegd maakt het proefstuderen deel uit van het streven
van FLOS naar meer kwaliteit. De ‘proefstudenten’ komen straks
op een opleiding die een propedeusenorm hanteert van 60
studiepunten in het eerste jaar. Na dat jaar moet de ‘P’ binnen
zijn. Dan helpt het natuurlijk als studenten al weten wat hen te
wachten staat voor wat betreft inhoud, niveau en studiehouding.
Of in de woorden van Harold Koolen en Arjan Endeman: ‘We zijn
op zoek naar excellente studenten.’
In ieder geval is de lopende cursus al een succes: nog voor de uit-
slag van het tentamen bekend was, hadden al vijftien van de 22
studenten zich aangemeld op FLOS. ‘Bij voldoende belangstelling
starten we volgend jaar waarschijnlijk met twee groepen. En ook
wat eerder in het schooljaar.’
Aanmeldingen�of�informatie�vragen�kan�via�
[email protected]�o.v.v.�‘proefstuderen’.
![Page 18: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/18.jpg)
18 Vector • nr. 24 • 2014
Netwerkdagen van de opleiding
Bedrijfswiskunde tonen aan dat wiskunde een wervelend vak is
Belangstelling voor de opleiding in twee jaar tijd verdubbeld van 50 tot bijna 100 studenten Tekst: Henk Naaijkens
Wiskunde is best een saai
vak. Je lost – vaak in je eentje
een som op en de uitkomst
is meestal x. Dat is het
inmiddels verouderde beeld
dat over wiskunde bestaat.
Maar tijdens de netwerkdagen
Bedrijfswiskunde die de
opleiding Bedrijfswiskunde
organiseert, krijg je daar
een ander idee van. Want
de synergie die optreedt
als studenten in aanraking
komen met het bedrijfsleven
laat zien dat de toepassing
van wiskunde oneindig
veel mogelijkheden biedt.
Karin Verouden en Joost Otten zijn de
opleidingscoördinatoren van de oplei-
ding, die deel uitmaakt van Fontys Le-
rarenopleiding Tilburg, maar daarin een
aparte positie inneemt. De coördinatoren
beschrijven de opleiding als volgt: ‘We
leiden studenten op tot wiskundespeci-
alisten die uitstekend kunnen functione-
ren in het bedrijfsleven. Ze groeien uit
tot professionals die praktische proble-
men kunnen omzetten in getalmatige
vraagstukken, die zij vervolgens kunnen
Ik�vond�vooral�de�connectie�tussen�
bedrijfswiskunde�en�de�engineering�
erg�interessant.�Van�te�voren�wist�
ik�wel�het�een�en�ander�van�de�
engineering�kant�van�de�wiskunde,�
maar�om�het�echt�te�zien�met�
voorbeelden�was�een�hele�ervaring.�
De�netwerkdag�is�een�geweldige�
kans�voor�studenten�en�bedrijven�
om�zich�te�kunnen�presenteren�als�
toekomstige�werknemer�of�werkgever.��
Youri Dijkgraaf,
derdejaars studentStudente Lonneke van Moorsel voert een ‘pitch’ uit
![Page 19: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/19.jpg)
19nr. 24 • 2014 • Vector
Als�eerstejaars�student�ben�ik�me�
nog�aan�het�oriënteren�op�wat�het�
beroep�‘bedrijfswiskundige’�precies�
inhoudt�en�dan�is�de�mogelijkheid�
om�in�aanraking�te�komen�met�het�
bedrijfsleven�in�een�dergelijke�setting�
een�uitgelezen�kans�om�me�hierop�
verder�te�oriënteren.�Ik�heb�wel�
gemerkt�dat�ik�het�als�eerstejaars�erg�
lastig�vond�om�gerichte�vragen�te�
stellen.�Ik�vind�het�interessant�om�te�
zien�dat�de�opleiding�gebruik�maakt�
van�zijn�netwerk.
Lisanne Schiphorst,
eerstejaars student
analyseren en doorrekenen. De afge-
studeerden beschikken over een groot
probleemoplossend vermogen en kun-
nen hun adviezen goed communiceren
naar anderen. Dat zijn in de 21ste eeuw
belangrijke skills.’
Vanaf juni 2014 zal de opleiding Bedrijfs-
wiskunde een nieuwe naam dragen:
Toegepaste Wiskunde.
StakeholdersOmdat de blik zowel naar binnen als
naar buiten is gericht, kent de opleiding
een dynamiek die zich onderscheidt
van de andere studierichtingen binnen
FLOT. ‘We spelen zoveel mogelijk in op
de behoefte van de stakeholders, legt
Joost Otten uit. ‘Dat zijn het bedrijfsle-
ven, de Vereniging van Hogescholen en
eventuele andere partijen die ons ideeën
aanreiken om tot een nieuwe synthese te
komen. In de Raad van Advies, waarin de
directeur van FLOT, teamleiders, docen-
ten en opleidingscoördinatoren vertegen-
woordigd zijn, spelen de bedrijven een
heel actieve rol. Zij denken onder andere
mee over de beoordeling van de stages,
over de inrichting van het curriculum en
over de samenwerking met bedrijven.
Als de studenten op stage gaan of als ze
aan projectopdrachten werken, luisteren
we goed naar de bedrijven. Zo zijn we
ernaar toegegroeid om - naast de ‘harde’
wiskundevakken en de projectvakken
- een beroepslijn te starten waarin com-
municatie, beroepsethiek, duurzaamheid
en internationalisering een plaats krijgen.
Want we coachen onze studenten heel
bewust op een goede studie- en profes-
sionele houding. Hierdoor leren zij met
mensen om te gaan, hun eigen mogelijk-
heden te ontdekken en gerichte vragen
te stellen tijdens gesprekken.’
Dynamiek‘De dynamiek van deze opleiding is de
reden waarom ik dit werk zo leuk vind’,
zegt Karin Verouden. ‘Ik acht de regu-
liere wiskundevakken van groot belang
als basiskennis voor de toepassing ervan.
Maar omdat ik me veel bezighoud met
de bedrijfskant vind ik ook het overleg
bij de toegepaste vakken erg boeiend.
Hoe pakken we bijvoorbeeld de opdracht
aan van een Verzekeringsmaatschappij
die zich tijdens het studiejaar meldt met
een speciaal project? Daar proberen we
snel op in te spelen door bijvoorbeeld
aan een paar excellente studenten te
vragen een pilot te doen. Zij maken
dan eerst een analyse, geven advies aan
docenten en stellen vervolgens een plan
van aanpak samen hoe dit voorstel in
het bedrijf kan worden uitgevoerd. In
ons curriculum zit een zodanige rek, dat
er veel ruimte is voor studentinzet. Dit is
een vrije credit die een student zelf mag
invullen, onder de voorwaarde dat de ac-
tiviteit gericht is op de andere studenten
van de opleiding. Op die manier ontstaat
samenhang tussen de individuele
studenten en samenwerking tussen de
studenten in de verschillende leerjaren.
Zo geven hogerejaars als tutor bijles aan
jongerejaars en organiseren studenten
een kerstontbijt en een eindejaarspick-
nick voor de hele opleiding.’
NetwerkdagOm de banden met het bedrijfsleven te
versterken en de studenten te prikkelen
is de opleiding Bedrijfswiskunde vier jaar
geleden gestart met het organiseren
van een jaarlijkse netwerkdag onder de
naam: “Linked”. Bedrijven stellen zich
daar voor en laten zien wat ze in huis
hebben. Tijdens een zogeheten carrousel
Joost Otten opent de netwerkdag
Door�de�bedrijven�uit�te�nodigen�leer�
je�om�makkelijker�naar�de�bedrijven�
toe�te�stappen.�Daarnaast�geeft�het�
de�mogelijkheid�om�te�netwerken,�
waardoor�je�straks�makkelijker�een�
stageplaats�vindt.�De�keynote�speaker�
zorgt�ervoor�dat�je�meer�interesse�
krijgt�in�het�bedrijf�waardoor�je�na�
afloop�goede�vragen�kunt�stellen�
tijdens�de�carrousel.�Het�is�leerzaam�
om�te�zien�dat�studenten�die�in�een�
hoger�jaar�zitten�weer�andere�vragen�
stellen�dan�eerstejaars.�De�netwerkdag�
is�een�goede�informatiedag�van�wat�je�
straks�kunt�verwachten�op�de�stage�of�
later�in�het�bedrijf.�
Thomas de Groot,
tweedejaars student�
![Page 20: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/20.jpg)
20 Vector • nr. 24 • 2014
hebben studenten daarna de gelegen-
heid om vragen te stellen.
‘Het is een soort marktplaats waar je
mensen met elkaar in contact brengt om
te kijken wat ze voor elkaar kunnen bete-
kenen,’ zegt Joos Otten. ‘Zo’n netwerk-
dag beantwoordt aan meerdere doelen.
De derde- en vierdejaarsstudenten leren
er lobbyen voor een stageplaats of zelfs
voor een baan. De tweedejaars treden
op als gastheer of gastvrouw. Zij leren
hoe ze moeten omgaan met mensen die
belangrijk voor hen kunnen zijn. En de
eerstejaars leren op de netwerkdagen
pitchen: jezelf kort en krachtig presente-
ren met de kennis en de kwaliteit die je
in huis hebt en wat je ermee wilt gaan
doen. Tijdens de netwerkdagen is de
drempel heel laag. De jaarcohorten zijn
gemixt waardoor de studenten onderling
veel van elkaar leren. De opbrengsten van
deze netwerkdagen zijn goed merkbaar.
Het levert bij de studenten veel dyna-
miek en enthousiasme op en het geeft
de verbondenheid weer die de bedrijven
hebben met de opleiding. Studenten krij-
gen er een beter beroepsbeeld door en
het levert de opleiding stageplaatsen en
projecten op. Voor de studenten kunnen
deze contacten op langere termijn zelfs
uitmonden in een baan.’
Toegepaste wiskunde biedt carrièremogelijkhedenWelk beroepsbeeld hebben middelbare
scholieren en hun docenten eigenlijk bij
wiskunde? Karin Verouden: ‘Het docent-
schap is niet de enige beroepsrichting die
met wiskunde mogelijk is. Veel docenten
en studenten wiskunde zijn niet bekend
met onze opleiding Bedrijfswiskunde.
Dat is eigenlijk heel vreemd. We leven in
een wereld waarin wiskundigen steeds
belangrijker worden. Omdat gestreefd
wordt naar optimalisatie worden bedrijfs-
processen heel precies doorberekend:
hoe kan iets beter, sneller, duurzamer,
mensvriendelijker et cetera? Zo weinig
mogelijk verspilling bij een zo groot mo-
gelijke productiviteit is het motto.
Joost Otten: ‘Op de middelbare school
worden scholieren voorbereid op de
tentamens wiskunde. Dat doe je in je
eentje, je maakt sommen die vaak één
juiste uitkomst hebben. Het bedrijfsle-
ven heeft echter behoefte aan mensen
die complexe opdrachten uitvoeren en
onderzoeken doen die niet noodzakelijk
tot één oplossing leiden. Zij onderzoeken
meerdere opties en selecteren oplos-
singen op basis van onderbouwde argu-
menten. Een bedrijfswiskundige beschikt
over een probleemoplossend vermogen,
gebaseerd op wiskundige kennis en
vaardigheden, dat onmisbaar is bij het
doorrekenen van alledaagse problemen
in de moderne samenleving. Logisch
nadenken, visualiseren, analyseren en ad-
viseren zijn enkele van de competenties.
Wiskunde is in het bedrijfsleven al lang
geen geïsoleerd vak meer. Daarom ook
worden de bedrijven nauw betrokken bij
de inrichting van de opleiding. Dus als je
wiskunde een interessant vak vindt en je
bent er goed in, dan biedt het bedrijfsle-
ven veel carrièremogelijkheden.’
Ik�vond�het�erg�interessant�te�horen�in�
wat�voor�soort�bedrijven�ik�later�zou�
kunnen�werken.�Ook�vond�ik�het�fijn�
om�te�proeven�hoe�bedrijfsmensen�
omgaan�met�elkaar�en�hoe�ze�zich�
kleden.�Ik�vond�het�bijzonder�dat�
sommige�van�mijn�medestudenten�
erg�chique�gekleed�waren�en�anderen�
weer�absoluut�niet.�Dit�zag�je�ook�bij�
de�bedrijfsmensen.�Ik�had�verwacht�
dat�m’n�pitch�erg�slecht�zou�gaan�en�
was�erg�zenuwachtig.�Toch�viel�dit�
heel�erg�mee�en�ben�ik�blij�dat�ik�het�
gedaan�heb.�Ook�de�opbouwende�
kritiek�was�erg�fijn�om�te�horen.�
Daphne Weber,
eerstejaars student
Odette Wyfker, directie van Donatus u.a. en student Richard Scheffer
Ik�heb�tijdens�de�netwerkdag�bedrijven�
leren�kennen�waar�ik�überhaupt�nog�
nooit�van�gehoord�had.�Omdat�de�
opleiding�wiskundig�gericht�is,�hebben�
we�veel�uitleg�gekregen�hoe�dat�in�
bedrijven�toegepast�kan�worden.�
Het�viel�mij�op�dat�het�ook�voor�de�
bedrijven�een�verrijkende�dag�was�
en�dat�ze�toch�weer�op�een�andere�
manier�naar�dingen�gingen�kijken.�Een�
bedrijf�vertelde�ons�dat�bedrijven�bang�
zijn�om�ons�aan�te�nemen,�omdat�ze�
eigenlijk�niet�weten�wat�we�kunnen.�Ik�
heb�nog�geen�precieze�beroepssector�
gekozen,�maar�heb�er�nu�wel�een�
beter�beeld�van.�
Caitlin van Turnhout,
eerstejaars student
![Page 21: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/21.jpg)
21nr. 24 • 2014 • Vector
Bèta�ontmoet�bètaFLOT organiseert events rond science en wiskunde
Tekst:�Erno�Mijland�en�Tom�Goris
Sprekers die je aan het denken zetten, workshops waarin je praktische ideeën opdoet voor je
lespraktijk, maar vooral ook de ontmoeting met vakgenoten... Op 15 en 16 april organiseerde FLOT
achtereenvolgens het Science Event en het Wiskunde Event, beide goed voor zo'n zeventig bezoekers:
docenten uit het werkveld (deels oudstudenten), TOA's en docenten van FLOT.
![Page 22: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/22.jpg)
22 Vector • nr. 24 • 2014
Fontys Science Event
Het Fontys Science Event werd voor de eerste keer georgani-
seerd. Het plenaire deel van het programma bestond uit twee
keynotes. Lector Rutger van de Sande hield een even vermakelijk
als confronterend betoog over de beelden van bètavakken. Van
de Sande constateert dat bij jongeren verouderde clichébeelden
over vakken als natuur- en scheikunde en biologie overheersen.
Dat draagt ertoe bij dat potentieel talent zich om de verkeerde
redenen niet aangesproken voelt te kiezen voor bèta. 'We
moeten de actuele relevantie van de bètavakken meer voor het
voetlicht brengen en meer aansluiten bij de intrinsieke motivatie
en nieuwsgierigheid bij kinderen. Die is er volop: luister maar
naar de vragen die jonge kinderen stellen: hoe komt het dat je
haar donkerder wordt als het nat is? Ik heb het gevoel dat het
onderwijs te weinig doet met die nieuwsgierigheid en dat is
funest voor onze vakken.'
3D printenDocent werktuigbouwkunde Ricardo Abdoel van Fontys Hoge-
school Engineering gaf een inkijkje in de wereld van 3D-printing.
De ontwikkelingen in dit vakgebied gaan razendsnel en dat
betekent nogal wat voor het onderwijs. 'Zo moeten we onze stu-
denten anders leren denken over ontwerpen. Met een 3D-printer
gaat het niet over weghalen van materiaal, zoals bij frezen, maar
over opbouwen vanuit het niets.' Abdoel kondigde aan dat in
mei een laboratorium wordt geopend bij Fontys in Eindhoven,
waar iedereen met belangstelling voor het onderwerp kennis
kan maken met deze technologie: het ObjexLab. Hier kunnen
docenten ook inspiratie op komen doen om in hun onderwijs
activiteiten te ontwikkelen rond 3D-printing.
UitlegfilmpjesNa het nuttigen van een maaltijd - het event duurde van de late
middag tot in de avond - konden de deelnemers kiezen uit zes
workshops, verdeeld over twee ronden. Zo liet Rob van Bakel
zien hoe hij zijn lessen anders inricht volgens het concept van
'flipping the classroom'. Van Bakel laat zijn leerlingen thuis door
hemzelf gemaakte uitleg- en instructiefilmpjes zien. In de klas
gaan de leerlingen onder zijn begeleiding aan de slag met de
verwerking van de kennis. Er waren verder workshops over het
maken van een goede toets, schimmels, natuurkunde in het
pretpark, het vakdidactisch netwerk voor biologie en een sessie
waarin deelnemers samenwerkingsmogelijkheden rond het vak
scheikunde onderzochten.
Bart Husslage en gastheer Bram van den Broek
![Page 23: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/23.jpg)
23nr. 24 • 2014 • Vector
Fontys Wiskunde Event
TandwieltekeningenHet Fontys Wiskunde Event kent een iets langere traditie: het
werd dit jaar voor de derde keer georganiseerd. Ook deze editie
begon met een workshop: zelf aan de slag. Stephan Berendonk
van de Universiteit van Bonn heeft onlangs een boekje geschre-
ven over de wiskunde van de spirograaf, het vooral onder de wat
ouderen nog wel bekende tandwiel-teken-speelgoed. Door de
talloze symmetrieën van spirograafafbeeldingen ligt de wiskunde
voor het oprapen. Berendonk wist ons te verrassen door het ge-
geven dat je bij de juiste keuze van verhoudingen van tandwie-
len ook rechte lijnen als resultaat kunt krijgen.
RobotsDe organisatoren van het event willen iedere editie een van de
Fontys-opleidingen in de spotlights zetten waarin wiskunde een
rol van betekenis speelt. Deze keer was dat de opleiding Me-
chatronica die in student Ron Visser een geweldige ambassadeur
heeft. Ron, winnaar van de Fontys Onderwijsprijs 2013, vertelde
op indrukwekkende manier over zijn interesse voor robots en de
robotica-wedstrijden die er voor leerlingen van allerlei niveaus
bestaan. Zelfs de meest verstokte alfa-geest móet iets van de
sprankeling gevoeld hebben van zijn passie om kinderen techniek
te laten ontdekken door robots te construeren en te besturen.
Geen verhaal vol wiskundige formules, maar wel een duidelijke
boodschap: wiskundig denken vormt de basis van de robotica.
Terrorisme en de speltheorieUit de eigen gelederen komt Bart Husslage, die tevens verbon-
den is aan de Universiteit van Tilburg. Husslage heeft met een
aantal wetenschappers een theorie ontwikkeld over terroristische
netwerken. Vanuit de speltheorie wordt gekeken wie de belang-
rijkste spelers in zo’n netwerk zijn.
En dat blijken dan niet de personen te zijn die de meeste mensen
kennen maar die de meeste specifieke vaardigheden toevoegen
aan het netwerk. En dat is weer informatie die een belangrijke
rol kan spelen bij het voorkomen van terroristische aanslagen.
ParabolenDe laatste spreker is een Oosterbuur: Rainer Kaenders uit Bonn.
Zijn inaugurale rede aldaar handelde over 'Parabeln mit Parabeln'
dat in de vertaling klinkt als 'parabels over parabolen'. Een
onderwerp waarvan de meeste aanwezigen dachten dat dat wel
zo’n beetje tot op het bot afgekloven was, maar waar Kaenders
een verrassend nieuw licht op liet schijnen. Rock & Roll met de
parabool: laat twee parabolen over elkaar afrollen en het brand-
punt volgt dan een kettinglijn. Of dat echt zo was, daar bleken
de broers Johann en Jakob Bernoulli in Groningen al ruzie om
gemaakt te hebben, eind 18e eeuw.
De organisaties van beide events kijken tevreden terug... en alweer vooruit, want de lat ligt hoog voor de edities van volgend jaar...
![Page 24: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/24.jpg)
24 Vector • nr. 24 • 2014
Met 60 deelnemers en zeven verschillende nationaliteiten kende de driedaagse (14, 15 en 16 april)
conferentie ‘Teacher in Europe’ een grote deelname. Voor de eerste keer vond dit internationale
treffen plaats in Sittard, waar de lerarenopleiding van Fontys dankbaar gebruik maakte van de
aanpalende theaterzaal. Dat was ook nodig, want de organisatie had besloten om deze conferentie
te combineren met de International Awareness Week en het jaarlijkse FLOS symposium, waar 454
belangstellenden op afkwamen.
‘Open your mind, open your classroom’,
was de slogan van het congres dat
geopend werd met een toepasselijke in-
teractieve key-note van Nancy Commins
onder de titel: Teachers in a multicultural
World: The joy of the journey. Zij zette
de juiste toon voor de 21 verschillende
workshops die erna zouden volgen. Die
werden verzorgd door eigen FLOS-
studenten, door het Europees Platform,
collega’s van stagescholen, team interna-
tionalisering en buitenlandse educatieve
instellingen.
Docenten van de toekomst ‘We moeten ervoor zorgen dat de do-
centen van de toekomst zijn voorbereid
op een enorme diversiteit in hun klas en
dat ze in aanraking komen met verschil-
lende culturen’, zegt mede-organisator
Marcel Sevenich. Samen met Ella Ait-
Zaouit en Marlies Vissers blikt hij terug
op drie turbulente dagen waarin begelei-
ders, coaches en studenten uit binnen-en
buitenland veel educatieve, maar ook
recreatieve, activiteiten met elkaar deel-
den. ‘Het is belangrijk om verschillende
culturen te leren kennen, te waarderen
en vooroordelen weg te halen. Door
open te staan voor elkaar, leer je naar
elkaar te luisteren, elkaar te begrijpen en
te waarderen. Dat is wat we met deze
conferentie proberen te bereiken. Buiten-
landers komen niet alleen uit Marokko,
Amerika, de Antillen of uit Ghana. Ook
in het westerse cultuurgebied zie je grote
verschillen. Door globalisering krijgen we
met steeds meer verschillende culturen
te maken, maar ook met reacties daarop.
En daar moeten wij onze studenten, en
zij hun leerlingen, op voorbereiden. Het
zal duidelijk zijn dat het begint bij jezelf.
Vandaar: ‘Open your mind’.’
Internationale presentatie‘Van de deelnemers werd verwacht dat ze
deelnamen aan verschillende workshops
en op de slotdag een presentatie zouden
geven’, vertelt Ella Ait-Zaouit. ‘Het moest
gaan over een project dat was voorbe-
reid in de vorm van een casestudy. De
opdracht luidde: je bent pas aangenomen
op een school en je wordt verantwoorde-
lijk gesteld voor een internationaal project.
Dit project moet je samen met collega’s
opzetten die op drie andere scholen in de
wereld werken. Hoe ga je dat aanpakken?
Dit project hebben ze moeten presenteren
aan een panel dat een managementteam
voorstelde. Ook het panel was samen-
gesteld uit verschillende nationaliteiten.
Dat ze daarbij gebruik zouden maken
van visuele hulmiddelen en interactieve
elementen werd als vanzelfsprekend be-
schouwd. Verder was tijdens de Internati-
onal Awareness Week Engels de voertaal
in het gehele instituut en dat gold ook
voor de presentaties. Het was opvallend
dat de studenten tijdens deze presentaties
veel enthousiasme toonden, niet verlegen
waren en zich niet verscholen achter een
ander.’
TEACHER IN EUROPE: ‘OPEN YOUR MIND, OPEN YOUR CLASSROOM’
Tekst:�Henk�Naaijkens
![Page 25: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/25.jpg)
25nr. 24 • 2014 • Vector
Global Exploration‘De insteek van de workshops was dat
de studenten op heel veel manieren aan
elkaar lieten zien, hoe je in contact kunt
komen met mensen uit andere culturen,
wat je daarvan kunt leren en wat je
ermee kunt doen in het onderwijs’, gaat
Marcel Sevenich verder. ‘We hadden
een groep die een full-colour magazine
maakte, studenten gaven een workshop
over het maken van excursies
in het buitenland. Er was ook een
workshop Crossing Boundaries, waarbij
studenten zich moesten laten vallen in
het vertrouwen dat ze werden opgevan-
gen door een medestudent. Uitgangs-
punt: wees niet bang, durf iets, heb
vertrouwen in een ander en ga uit van
het goede in een ander.’
Andere workshoptitels waren: Funding
for Internationalisation, Study abroad,
Teaching for Diversity and the Role of
Critical Thinking, Bilingual education in
the Netherlands, The World is your Class-
room, Better teacher through internatio-
nalisation, Showing and developing ways
to raise funds for charity goals.
“In touch” blijven‘De presentaties van de internationale
studenten moesten wel realistisch zijn,’
merken de drie organisatoren op. ‘We
zijn als panel heel kritisch geweest op
de kwaliteit. Het moest een product zijn
waar ze in de praktijk echt iets mee kun-
nen doen. Het is natuurlijk heel mooi om
idealistisch te zijn, maar je moet bij het
maken van een educatief plan ook goed
nadenken over de praktische uitvoer-
baarheid. Uit de presentaties is gebleken
dat ze het serieus namen. Verder deed
het ons goed te merken dat ook onze
collega’s van FLOS geïnspireerd raakten
door deze internationale turbulentie.
Het transparante FLOS-gebouw zinderde
van leven tijdens het maken van de
opdrachten. Want dat was voor iedereen
duidelijk hoor- en zichtbaar en werkte
daardoor aanstekelijk. We hebben intus-
sen ook een Facebook-pagina geopend,
waarop de studenten hun gesprekken
kunnen voortzetten. Laat onze interna-
tionale ervaring niet stoppen, laten we
vooral met elkaar “in touch” blijven.
‘Let’s continue this international experi-
ence on line’.’
Terwijl de buitenlandse studenten nog
maar pas thuis waren, stroomden bij de
organisatie de reacties al binnen.
‘I really enjoyed getting to know other
people at the conference. It was so
interesting to exchange experiences,
cultures, systems of education, and so
on. Thank you so much for this oppor-
tunity. I will always remember: “Open
your mind, open your classroom”.
Just a few words to send you a BIG
THANK-YOU for the great opportunity
you offered to the 4 students of mine.
They tell wonderful stories about the
Conference, the people they have
met, the family, the learning experi-
ence … Thanks, once more, for this.’
![Page 26: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/26.jpg)
26 Vector • nr. 24 • 2014
Jan Welmers‘Toen de roep van het onderwijs klonk begon het weer te kriebelen’
- Lesje geleerd -Tekst:�Henk�Naaijkens
Toen Jan Welmers in december van het
afgelopen jaar werd benoemd als lid van
het College van Bestuur, betekende dit
voor hem een hernieuwde kennismaking
met Fontys. ‘Toen ik de eerste gesprekken
voerde, realiseerde ik me dit niet, maar ik
studeerde vroeger aan de NLO, de nieuwe
lerarenopleiding. Dat was toen het Moller en
het Moller maakt nu deel uit van Fontys. Ik vind
het een leuke gedachte dat de cirkel nu rond is.
En het bevalt me ook erg goed weer terug te
zijn in Brabant.’
Toen hij aan die studie begon, had hij de carrière die hij zou gaan
volgen nog niet voor ogen. ‘Ik denk dat je op die leeftijd een
keuze maakt zonder daarbij een beroepsprofiel in beeld te heb-
ben. Ik was geïnteresseerd in literatuur en ik had ook een grote
politieke interesse. Daarom koos ik voor de combinatie Neder-
lands en maatschappijleer. ’Welke schrijvers ik in die tijd las? Dat
waren onder andere Louis Paul Boon, Jan Wolkers, Simon Vest-
dijk, Willem Frederik Hermans. Dat zurige van Hermans trok me
in die tijd, maar ik ben het intussen wel voorbij, dat mensbeeld
heb ik nu niet meer.’
Aan het wonen en studeren in Tilburg bewaart hij goede herin-
neringen. ‘De eerste jaren genoot ik met volle teugen van het
studentenleven, ik vond het leven naast de studie zeker zo be-
langrijk. Onze stamkroeg was Moos en ik woonde in een actief
studentenhuis aan Koningshoeven. Dat was erg inspirerend en ik
ontmoette er ook mijn toenmalige vriendin. Daar ben ik tot op
de dag van vandaag mee getrouwd.’
‘Iemand overtuigen van je gelijk bleek in de praktijk weinig effect te hebben’
![Page 27: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/27.jpg)
27nr. 24 • 2014 • Vector
ZeilenDe docenten uit die Mollerjaren hebben hem zeker geïnspireerd.
‘Dat waren onder andere Frank Janssen, Wim de Vries, Hubert
Schakenbosch en Freek de Leeuw. Ik kreeg daarna gemakkelijk
aansluiting in Nijmegen om Nederlandse Taal en Letterkunde te
gaan studeren aan de Katholieke Universiteit. Bij de toenmalige
KUB ben ik tegelijkertijd als avondstudent de nieuwe studie-
richting bestuurs- en beleidswetenschappen gaan volgen. Na
twee jaar kreeg ik de mogelijkheid promotie onderzoek te gaan
doen. Dat leek me interessant, dus ik rondde mijn opleidingen in
Nijmegen en Tilburg af en startte als wetenschappelijk medewer-
ker aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Maar de letterenfa-
culteit moest inkrimpen en de beurs verviel. Toen ben ik in mijn
eigen tijd aan de slag gegaan met mijn proefschrift. Dat kon ook
niet anders, want ik gaf intussen op een aantal scholen in het
middelbaar onderwijs les. Later kreeg ik een vaste betrekking aan
de HEAO in Den Bosch en heb ik op de zondagochtenden mijn
promotieonderzoek voortgezet. Alleen in de winter, want in de
zomer ging ik zeilen…’
Ruimte gevenDe zondagochtenden waren effectief en leverden een proef-
schrift op met de titel: Aanvaarden of respecteren, over de wijze
waarop gesprekspartners omgaan met een meningsverschil in
een onderhandeling. Jan Welmers: ‘Het ging over het volgen van
argumenten in een sociale-dienstgesprek. Volgens de bestaande
argumentatieleer kwam je hier niet uit, iemand overtuigen van
je gelijk bleek in de praktijk weinig effect te hebben. Op dit
uitgangspunt heb ik mijn promotieonderzoek gebaseerd. Bij
sociale interactie gaat het er niet om je gelijk te halen, maar om
het tonen van respect voor de opvatting van de ander. Aan dit
nieuwe inzicht heb ik later in mijn carrière veel gehad: eerst de
uitgangspunten goed beargumenteren en vervolgens een stapje
terug doen om een ander de ruimte te geven.’
Buiten het onderwijs ‘Toen ik klaar was met mijn proefschrift vroeg ik mezelf af: wat
nu? De mogelijkheden lieten niet lang op zich wachten. Eerst
werd ik secretaris van het samenwerkingsverband aansluiting
VO-HBO in ‘s-Hertogenbosch. Dit is een samenwerking tussen
het HBO en een aantal middelbare scholen. Twee jaar later kreeg
ik de functie van adjunct-directeur binnen de HEAO Manage-
ment en Bestuur bij de ‘academie voor management’. In die
periode hebben we als eerste in Nederland de studie hbo-Rech-
ten ontwikkeld. Hierna werd ik benoemd als faculteitsdirecteur
Communicatie en Journalistiek aan de Hogeschool Utrecht.
Tijdens mijn voorzitterschap van de faculteit Maatschappij en
Rechten dacht ik: misschien is het goed om ook eens een keer
buiten het onderwijs te gaan kijken. Mijn uitgangspunt was dat
ik als professional graag werk met andere professionals, maar
dat dit ook op andere gebieden dan in het onderwijs moet luk-
ken. Zodoende ben ik me bij het UWV gedurende vijf jaar gaan
bezighouden met de autonomie van artsen, verdeeld over 27
kantoren in Nederland. Dat was een erg leerzame periode.’
Bezwangerd met kansenMaar daarna begon het toch weer te kriebelen, de roep van
het onderwijs klonk. ‘Het sprak me aan om te functioneren
in een omgeving waar veel gevierd werd en waar ook veel te
vieren was. Werken met jongeren die vol zitten met ambitie en
dromen. Ik wilde weer terug naar een omgeving die bezwangerd
is met kansen.’
Dus keerde Jan Welmers terug naar het onderwijs, nu als lid van
het College van Bestuur bij Fontys met de portefeuille onderwijs
en onderzoek. Wat hij bij Fontys belangrijk vindt? ‘Ik wil de dia-
loog blijven voeren over onze collectieve ambitie. De afgelopen
jaren is er veel geïnvesteerd in de basis en die is nu op orde.
We hebben de kracht om een kwaliteitsschool in volle omvang
te zijn en te blijven, dus we moeten de ambitie hebben om ver
te reiken. We moeten de student uitdagen om het maximale
uit zichzelf te halen. Daarbij moet je de rol van de student niet
onderschatten, die heeft meer in huis dan je soms denkt. Het
afleveren van een constante kwaliteitsstroom is mooi, als er veel
excellente afstudeerders zijn is dat nog mooier, maar het mooiste
is als een werkgever zegt: ik neem het liefst een student van
Fontys in dienst.’
‘Het is grappig dat ik als student bij het Moller terecht
ben gekomen en dat alle vervolgkeuzes die ik in mijn
leven heb gemaakt me hebben teruggebracht in het onderwijs.
‘Ik vond het leven naast de studie zeker zo belangrijk...’
![Page 28: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/28.jpg)
28 Vector • nr. 24 • 2014
In 1991 leden de Zweedse sociaal-de-
mocraten voor het eerst in vele decennia
een verkiezingsnederlaag en kwam de
conservatief-liberale Gematigde Unie
aan de macht, die met een groot aantal
linkse heilige huisjes wilde afrekenen.
Per Unckel, de nieuwe minister van
onderwijs, nam de liberalisering van het
onderwijs krachtig ter hand.
Tot 1992 kende Zweden uitsluitend
openbare scholen die door de gemeen-
ten werden gefinancierd. Daarnaast was
er een handvol privéscholen, meestal
kostscholen, voor wie het door de
ouders betaalde lesgeld de belangrijkste
bron van inkomsten was. Maar sinds Per
Unckels nieuwe onderwijswet van 1992
hebben ook privéscholen recht op finan-
ciering door de overheid. Vanaf dat jaar
krijgen zij precies hetzelfde bedrag als
openbare scholen. En dat kan oplopen
tot 50.000 kronen (zo’n 5500 euro) per
leerling.
Brede politieke steunDaar moest natuurlijk wel wat tegenover
staan. Voor privéscholen gingen dezelfde
regels gelden als voor openbare scholen:
geen selectie aan de poort en geen
aanvullende lesgelden voor de ouders.
In internationale vergelijkingen (PISA) scoren Zweedse
15jarigen bepaald niet slecht, maar ook niet extreem
goed. Heel gemiddeld dus. Toch gaan er zowel in
Amerika als in het Verenigd Koninkrijk stemmen op
om het Zweedse onderwijssysteem over te nemen.
Door die tamelijk gemiddelde kwaliteit zal dat niet
komen. Er moeten ongetwijfeld andere voordelen zijn.
MADE IN SWEDENHet succes van de Zweedse ‘Ikea-scholen’
Tekst:�Jan�de�Jong
Per Unckel, Zweeds minister van onderwijs (1991-1994)
![Page 29: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/29.jpg)
29nr. 24 • 2014 • Vector
Ze mogen wel donaties van sympathisan-
ten aannemen. En, heel revolutionair, ze
mogen winst maken.
Over dat laatste zijn de meningen in
Zweden verdeeld. In 2011 kwam uit een
peiling naar voren dat een krappe meer-
derheid van alle Zweden deze scholen-
met-winstoogmerk afwees. Maar bij
de laatste verkiezingen bleek ook dat
geen van de relevante politieke blokken
plannen had om het systeem terug te
draaien. In een interview met de New
York Times verwoordde inmiddels ex-
minister Unckel het als volgt: ‘Onderwijs
is te belangrijk om het aan één aanbie-
der over te laten. We weten immers dat
een monopolie nooit aan alle wensen en
behoeften tegemoet komt.’
Toch was de brede politieke steun die
het systeem inmiddels heeft, in het begin
helemaal niet zo vanzelfsprekend. Zelfs
de Gematigde Unie van minister Unckel
dacht dat het niet meer dan een princi-
pieel proefballonnetje zou zijn. Maar nu
het aantal privéscholen in twintig jaar
tijd gestegen is van 80 naar ongeveer
1100 en zelfs de vakbonden enthousiast
zijn, lijkt het een mooi moment om eens
terug te blikken.
Anders Hultin was in 1992 als beleid-
sambtenaar nauw betrokken bij de
invoering van de nieuwe onderwijswet.
‘Tegenstanders beschuldigden ons van
symboolpolitiek,’ zegt hij terugkijkend
in een interview met een Britse krant.
‘En eerlijk gezegd was dat ook wel zo.
Het was een van de liberale speerpunten
waarmee wij in ons verkiezingspro-
gramma aan de socialistische waarden
probeerden te rammelen. Maar diep in
ons hart verwachtten wij geen grote toe-
loop van belangstellenden die een eigen
school wilden beginnen. Als mensen niet
tevreden zijn over de plaatselijke school,
dan willen ze dat die beter wordt. Ze
schrijven naar de gemeente of proberen
op een andere manier invloed uit te
oefenen. Maar ze gaan niet meteen zelf
een school beginnen. Dachten we.’
Winst makenDe werkelijkheid bleek anders. Het aantal
aanvragen voor nieuwe scholen bedraagt
zo’n 1500 per jaar. Het gros daarvan
gebruikt de aanvraag trouwens om het
onderwijs op de eigen plaatselijke school
bij te sturen, niet om daadwerkelijkheid
een nieuwe school te beginnen. Als een
school achterblijft in kennisniveau of
didactische ontwikkelingen kon deze
vroeger eventuele protesten in de wind
slaan en nog jaren aanmodderen. Met
een aanvraag voor een nieuwe school
kunnen ouders tegenwoordig sneller
verbeteringen afdwingen. De meeste
aanvragen worden dan ook ingetrokken
als een school serieus met de ouders in
gesprek gaat.
Omdat ook veel leerkrachten zelf de
keuze maken om voor een onafhan-
kelijke school te gaan werken, hebben
inmiddels ook de vakbonden het systeem
omarmd. Net als de sociaaldemocrati-
sche partij, die nu als officieel standpunt
heeft dat de kwaliteit van het onderwijs
belangrijker is dan de bestuursvorm.
Hultin heeft na zijn carrière bij het minis-
terie de Kunskapsskolan (‘Kennisschool’)
opgericht, een keten van inmiddels
22 scholen voor voortgezet onderwijs.
Dat de scholen winst nastreven maakt
volgens Hultin in grote mate deel uit van
het succes.
‘In Stockholm heb je een school, de
Carlsson School, die ongelooflijk goed
bekend staat. Het is een onafhankelijke
school, maar ze streven geen winst na.
In plaats van een bedrijfsmatige hebben
ze een stichtingsstructuur. Omdat ze
volgens het wettelijke wie-het-eerst-
komt-het-eerst-maalt-principe werken,
zitten er alleen maar kinderen die in
januari tot en met april geboren zijn. Om
je kind te verzekeren van een plaatsje,
moet je het namelijk bij de geboorte al
aanmelden. Vanaf april komen de kinde-
ren op een wachtlijst. De Carlsson School
gebruikt die enorme wachtlijst zelfs in
haar reclame, als een bewijs hoe goed
ze wel niet zijn.’ Bij scholen die winst
maken, ligt dat volgens Hultin anders.
Als die ‘nee’ moeten verkopen, gaan
ze hun capaciteit uitbreiden. Net als bij
winkelketens komen er dan vestigingen
bij. En nee, dat gaat niet ten koste van
de kwaliteit, want dan zou het aantal
aanmeldingen meteen weer teruglopen.
Voor een onderneming is een wachtlijst
juist géén reclame.
IkeaachtigVerrassend is de doorgaans spartaanse
inrichting van de privéscholen. Een
journalist van het Engelse weekblad The
Spectator constateerde bij zijn rondreis
een paar jaar geleden ‘een Ikea-achtige
eenvoud’. Hij had misschien iets te veel
de Engelse privéscholen in gedachten
en dan kan het contrast inderdaad
nauwelijks groter zijn. De lokalen hebben
niet veel meer te bieden dan eenvoudige
tafels en stoelen. Over sport- en andere
buitenactiviteiten worden scherpe prijs-
afspraken gemaakt met aanbieders in de
omgeving. ‘Als ouders daar geen genoe-
gen mee nemen, sturen ze hun kinderen
niet naar onze school. Zo simpel is het,’
aldus een medewerker.
De kracht van de Kunskapsskolan ligt in
de individuele benadering van de leerlin-
gen, tot aan een persoonlijk dagrooster
toe. Hultin: ‘Iedere leerling begint de
dag met een gesprek met zijn mentor,
waarbij onder andere de dagtaken wor-
den vastgesteld. Daar gaat de leerling
vervolgens zelf mee aan de slag.’ In deze
werkwijze zien kwaadwillende buiten-
staanders soms nóg een overeenkomst
met Ikea: het onderwijspakket wordt
aangeboden, maar de leerling moet het
zelf in elkaar zetten. Niet met een handig
inbussleuteltje, maar met een aanbod
van lessen en methodieken die op de
individuele ontwikkeling van de leerling
gericht zijn.
Andere onafhankelijke scholen richten
zich meer op erkende onderwijskundige
benaderingen, zoals Montessori, of
op een religieus-levensbeschouwelijke
achtergrond.
Winst of geen winstMet het aantreden van de conservatieve
regering van David Cameron in het
Verenigd Koninkrijk in 2010 wilde het
nieuwe kabinet werk maken van een
eigen onderwijsvernieuwing en daarbij
stond hen het Zweedse model voor
ogen. Alleen het idee dat privéscholen
net als andere ondernemingen winst
konden nastreven, stuitte op veel beden-
kingen binnen de partij. Anders Hultin
moet er om lachen. ‘Het betekent dat de
Zweedse sociaal-democraten in dit op-
zicht bedrijfsmatiger en liberaler durven
te denken dan de Britse Conservatieven.’
Hultin wil zich met zijn Kunskapsskolan
ook op de Engelse markt gaan richten.
Maar dan moet er wel winst gemaakt
worden. Want: ‘Als scholen geen winst
mogen maken, ontbreekt de prikkel om
uit te breiden. Dan blijft het aanbod
dus te beperkt en creëer je vanzelf een
nieuwe elite.’
![Page 30: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/30.jpg)
30 Vector • nr. 24 • 2014
Pesten op school staat de laatste tijd weer volop
in de belangstelling. Een belangstelling met
twee kanten, een lichte en een donkere. Licht,
omdat er niet genoeg over gepraat en tegen
geageerd kan worden. En donker, omdat het
kennelijk een onderwerp is dat het leven van
veel jonge slachtoffers (én dat van hun daders)
voor een belangrijk deel bepaalt.
Eén op de acht kinderen wordt wel eens gepest via computer,
tablet of telefoon. En een iets groter aantal (zo’n 15%) maakt
zich van tijd tot tijd schuldig aan digitaal pesten. Dat zijn geen
geringe aantallen. In iedere klas zitten dus wel een aantal daders
en slachtoffers van digitaal pestgedrag. Intussen komen steeds
meer leraren, leerlingen, ouders en hulpverleners in het geweer
tegen pesten. Het ‘staat op de agenda’ zoals dat heet. Niet dat
alle acties even doordacht zijn. Denk aan de aanklacht van het
Hoogvlietse Einstein College tegen RTL. Een gepeste leerling
maakte in opdracht van het programma ‘Project P: stop het
pesten’ met een verborgen camera opnamen van zijn pesters.
Door die beelden uit te zenden, zo was de redenering, schond
RTL niet alleen de privacy van de leerlingen, maar maakte zo ook
het schoolleven van de gepeste leerling nagenoeg onmogelijk.
Klikken dat je gepest wordt, verergert de pesterijen immers.
PESTENENSOCIALEMEDIASuccesvolle thema-avond van vakgroep DuitsTekst:�Jan�de�Jong
![Page 31: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/31.jpg)
31nr. 24 • 2014 • Vector
Sociologen, psychologen en onderwijskundigen vielen daarom
en masse over de commerciële omroep heen.
Theateravond op FLOTOp 25 februari organiseerde de vakgroep Duits van Fontys
Lerarenopleiding Tilburg een thema-avond over digitaal pesten.
De avond was bedoeld voor studenten en oud-studenten Duits.
Docent Anne-Marie Degener had voor deze gelegenheid theater-
groep Playback uitgenodigd. Dit Amsterdamse gezelschap speelt
jaarlijks zo’n 500 voorstellingen voor leerlingen, ouders of leraren
over problemen als drugs, seksualiteit, agressie en geld. En dus
ook over digitaal pesten, in de voorstelling Like. De producties
zijn sterk interactief opgezet. In Tilburg werden zo’n tachtig
(bijna-)docenten Duits eerst geconfronteerd met een aangrijpend
toneelstuk, waarin duidelijk werd hoe digitaal pesten werkt. Niet
alleen door beledigingen via de sociale media te verspreiden,
maar vooral ook door leerlingen buiten te sluiten.
In het tweede, interactieve, deel gingen de acteurs de discus-
sie met de zaal aan. Een gespreksleider vroeg de aanwezige
docenten om reacties en oplossingen. Waarna toeschouwers hun
oplossing op het toneel mochten brengen. De acteurs bleven in
dit tweede deel nadrukkelijk in hun rol. Het leverde realistische
confrontaties op, waarbij de leraar niet automatisch als glorieus
overwinnaar uit de strijd kwam.
De conclusie van deze confronterende, maar zeker ook inspire-
rende avond mocht dan ook zijn dat het probleem complexer
was dan sommigen veronderstelden. In de nazit klonk zowel
door dat pesten van alle tijden is, alsook de vaststelling dat
digitaal pesten sneller en veelomvattender is. Én het slachtof-
fer natuurlijk levenslang kan blijven achtervolgen. Ook als het
actuele pesten al jaren achter hen ligt, blijven de digitale sporen
nog hinderlijk aanwezig.
Dag tegen pestenEr wordt via de digitale kanalen niet alleen gepest, maar ook vol-
op tegenactie gevoerd, bijvoorbeeld op Stoppestennu.nl. Maar
ook meer algemene onderwijssites als Kennisnet.nl besteden er
aandacht aan. Veel van die acties kwamen op 19 april samen op
de Landelijke Dag tegen Pesten. Dit jaarlijkse evenement vraagt
zowel basisscholen als v.o.-scholen pesten aan de orde te stel-
len. Een uitgebreid overzicht van alle activiteiten is te vinden op
Landelijkedagtegenpesten.blogspot.nl.
De KRO en BNN hebben op hun gezamenlijke site Dagtegen-
pesten.nl interactieve filmpjes staan, die een beetje vergelijkbaar
zijn met het theaterprogramma van Playback. Leerlingen kunnen
op verschillende momenten tijdens het filmpje ingrijpen door
een keuze te maken. Afwachten of weglopen? Ingrijpen of hulp
inroepen? Waarna het filmpje laat zien wat het gevolg is van de
gemaakte keuze. Veel tips voor kinderen, leraren en ouders zijn
verder te vinden op Mediawijsheid.nl.
Er komt overigens ook nog een Nederlandse Week tegen Pesten,
die wordt gehouden aan het begin van het nieuwe schooljaar,
van 22 t/m 26 september 2014. Zie voor informatie hierover
mediawijzer.net/agenda/week-tegen-pesten.
Foto links: Toeschouwer (rechts) durft de confrontatie met de pestkoppen aanFoto onder: Discussie in de zaal
![Page 32: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/32.jpg)
32 Vector • nr. 24 • 2014
Eindhoven�krijgt�� speeltuin�voor�lerenOnderwijs gaat aan de slag met gamificationTekst:�Erno�Mijland
In 1938 noemde historicus Johan Huizinga ons al
'homo ludens' (spelende mens). We leren door
te spelen. Dit jaar start in Eindhoven een project
waarbij in een aantal pilots wordt onderzocht
hoe spelmechanismen het leren kunnen verster
ken. Dit principe wordt 'gamification' genoemd.
Hoewel de inspiratie vooral uit de wereld van
games komt, gaat het niet om het inzetten van
games in het onderwijs.
In Eindhoven is het afgelopen jaar veel nagedacht over de toe-
komst van leren, met het jaar 2030 als vergezicht. Belangrijkste
conclusies:
• leren is iets dat je je hele leven zult moeten blijven doen;
• leren zal meer en meer gepersonaliseerd gaan plaatsvinden;
• technologie kan het leren meer gaan ondersteunen en
• leren moet gericht zijn op het creëren van maatschappelijke
waarde.
De Eindhovense onderwijsinstellingen hebben zich voorgenomen
samen met organisaties buiten het onderwijs vorm en inhoud
te geven aan deze ideeën. De stad wil hiermee ook op langere
termijn 'de slimste regio' blijven. Momenteel wordt daarom aan
een stadsbreed netwerk van professionals en lerenden gebouwd
en is een aantal projecten gelanceerd, waaronder het project 'A
co-creative playground' rond gamification. Op 10 april vond de
kick off van dit project plaats in een lokaal van de Technische
Universiteit Eindhoven.
![Page 33: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/33.jpg)
33nr. 24 • 2014 • Vector
Plezierige frustratieGames zijn sterk in het motiveren van de speler en het vasthou-
den van diens aandacht. Hoe flikken de makers dat? En hoe
zouden we die factoren dan kunnen vertalen naar onderwijs
waar motivatie en een langere aandachtsspanne geen vanzelf-
sprekendheid zijn? Om maar meteen een misverstand uit de weg
te ruimen: 'Games zijn vaak helemaal niet leuk', aldus Wietse
van Bruggen van Kennisnet, die de aftrap doet van de bijeen-
komst. 'Je bent vaak af en moet het dan weer opnieuw probe-
ren. En opnieuw. En opnieuw. Toch blijf je spelen.' Van Bruggen
legt uit hoe dat komt. 'Games stellen je iets in het vooruitzicht
dat je wilt bereiken: een volgend level, een beloning in de vorm
van een score, een muziekje of extra kledingstukken voor je
avatar. Games werken meestal met levels: je krijgt daardoor
steeds opnieuw opdrachten die niet te gemakkelijk zijn, maar
ook niet te moeilijk. Je mag ondertussen dingen fout doen: falen
is een belangrijk onderdeel van games. Zo kun je verschillende
strategieën uitproberen. Als je keuzes kunt maken in een game,
heb je het gevoel voor een stukje de regie te hebben. Uiteindelijk
brengt een goede game je in een toestand van flow. Plezierige
frustratie en concentratie komen dan bij elkaar. Gamification
betekent dat je de principes van die games aantrekkelijk maakt
en vertaalt naar andere situaties, zoals leren.' Hét voorbeeld van
gamification is de 'piano-trap'. In een poging mensen vaker de
trap in plaats van de roltrap te laten nemen, maakten onderzoe-
kers van de traptreden pianotoetsen die verschillende klanken
lieten horen als je eroverheen liep. Met succes: meer mensen
kozen voor het gezonde alternatief van traplopen.
Levels en virtuele wereldenHet verhaal van Van Bruggen leidt tot een levendige dialoog
tussen de ruim dertig aanwezige vertegenwoordigers vanuit
het project, deskundigen en belangstellenden. De vraag is: hoe
kun je leren ondersteunen met elementen van gamification? Er
komen vele antwoorden voorbij: je kunt praktijksituaties oefenen
in een virtuele wereld, kleine beloningen (bijvoorbeeld een level,
punten) invoeren in een onderwijsarrangement, lerenden meer
keuzemogelijkheden bieden en gebruik maken van de mogelijk-
heid om lerenden online te laten samenwerken, zoals dat in
steeds meer games ook gebeurt. Er worden ook kritische vragen
gesteld. Games zijn veelal gebaseerd op behavioristisch leren: je
wordt beloond voor een kunstje dat je daardoor vaker wilt doen,
waardoor je er beter in wordt. Maar bereik je met gamification
ook de beoogde hogere vaardigheden waarop we steeds vaker
de nadruk leggen? Een andere vraag: hoe ga je om met verschil-
len tussen jongens, die meer getriggerd worden door competitie-
elementen, en meisjes, bij wie het sociale en communicatieve
element beter aansluit?
KeuzemogelijkhedenNiet alle elementen uit games pakken goed uit als je ze simpel-
weg vertaalt naar leren. Neem het aspect keuzevrijheid. Squla
maakt een spel waarin allerlei kennis getoetst wordt. Spelers
kunnen bijvoorbeeld kiezen tussen een vraag over rekenen of
over taal. Leerlingen kiezen in dit soort omgevingen meestal
voor het thema waar ze goed in zijn. Een van de onderzoeken in
het project gaat aan de slag met de vraag: hoe bied je enerzijds
keuzemogelijkheden, maar verleid je tegelijkertijd lerenden vaker
te kiezen voor dat datgene waar ze moeite mee hebben en dat
ze dus eigenlijk meer moeten oefenen? Bij deze pilot is lector dr.
Desiree Joosten-ten Brinke (FLOT) betrokken.
PilotsDe deelnemers aan de bijeenkomst zijn het erover eens: games
en gamification zijn geen wondermiddel en er valt nog veel te
ontdekken over wat werkt. De pilots zijn dan ook vooral bedoeld
om inspiratie op te doen en meer te weten te komen over de
mogelijkheden en effecten van gamification. Geeft het ervaren
van dementie door studenten aan een zorgopleiding middels een
simulatie écht meer inzicht dan de uitleg van wat dementie met
iemand doet? En als je vaardigheden oefent in een simulatie,
ben je dan écht beter voorbereid op de praktijk? Hoe meet je
het leerrendement, met name als het om minder goed meetbare
leerdoelen gaat als houding en gedrag? Voor de zomervakantie
zullen de pilots hun plannen en onderzoeksvragen helder moe-
ten hebben. Ze worden hierbij onder andere ondersteund door
externe partijen. Zo is er op 14 mei een bezoek gepland aan
de Rabobank in Utrecht, waar men op verschillende manieren
experimenteert met gamification.
Meer�informatie�over�het�project�'A�co-creative�
playground'�kunt�u�inwinnen�bij�Ruurd�Taconis�van�
Eindhoven�School�of�Education,�penvoerder�van�dit�
project�([email protected])�of�bij�Heleen�Niele�(heleen.
![Page 34: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/34.jpg)
34 Vector • nr. 24 • 2014
Het is eind januari. Ik loop door het gebouw van locatie Brandenberg. Overal zijn
mensen aan het werk, in overall of oude kleren, lachend of in opperste concentratie. Ik
ontmoet docent en mentor Jos van Mil, die een glimlach laat zien van oor tot oor. Hij
kwam ruim een jaar geleden op het idee voor een opknapbeurt voor de school. 'Onze
school heeft een plezierige sfeer. Maar de huisvesting paste daar niet meer bij. Kale
muren, donkere gangen, weinig kleur. Budget om de school op te knappen was er niet,
onder andere door het teruglopend aantal leerlingen. Zo kwamen we op het idee het
zelf te doen. Het oorspronkelijke idee was om verf en kwasten in te zamelen en alleen
het schilderwerk te doen, maar het plan werd steeds groter. Totdat we op de gedachte
kwamen: we gaan de hele school doen... in één week! En we gaan dat doen met alle
medewerkers van de school, 150 vmbo-leerlingen uit het derde leerjaar, ouders en vrij-
willigers uit de omgeving.'
Brandenberg is een locatie van het Charlemagne College en een van de scholen van het Beroeps
College Parkstad Limburg waarin alle vmbolocaties en praktijkscholen van Stichting Voortgezet
Onderwijs | Parkstad Limburg (SVO|PL) werken volgens dezelfde uitgangspunten. Op de locatie
worden alle leerwegen van het vmbo aangeboden (TG+, kader en basis), inclusief LWOO.
Wij-gevoel geeft Brandenberg kleurVmbo-school in Landgraaf 'gepimpt'Tekst:�Erno�Mijland
Samen met een docent een pallet-bank maken.
Een 'gepimpte' muur in de mediatheek.
![Page 35: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/35.jpg)
35nr. 24 • 2014 • Vector
Geen SchoolDie laatste gedachte ontstond tijdens een evenement van de onderwijsvernieuwingsbe-
weging Operation Education, dat Van Mil en zijn collega’s bezochten in het kader van de
Talentenacademie van SVO|PL. Ze ontmoetten er Alette Baartmans en Amber Passtoors
van GeenSchool, een organisatie die scholen helpt bij het realiseren van projecten waar-
bij alle betrokkenen bij het onderwijs ondergedompeld worden in andere activiteiten dan
tijdens een gewone lesdag. Passtoors: 'Ons idee is dat alles kan, ook als er geen geld is.
Een school heeft altijd een groot netwerk en iedereen is wel bereid iets bij te dragen als
je met een goed idee komt. Onderwijs vinden we immers allemaal belangrijk.' De eerste
pogingen om anderen te betrekken leken dat te bevestigen. 'Het bestuur van de school
doneerde een startbedrag van 5000 euro en de gemeente wilde wel een bedrag investe-
ren in het opknappen van een lokaal. En NedCar zegde spontaan de komst van veertig
vrijwilligers toe. Die hebben op twee verdiepingen al het schilderwerk gedaan en nieuwe
verlichting aangebracht.' Baartmans en Passtoors begeleidden de school met ideeën en
de organisatie van en coördinatie tijdens de werkweek.
EigenaarschapTijdens de voorbereidingen voor het project werd al snel duidelijk dat men meer wilde
bereiken dan alleen een gepimpte school. Van Mil: 'We wilden dat de leerlingen meer
eigenaarschap zouden gaan voelen bij de school. Dat betekende voor het project dat
we niet al te veel moesten gaan sturen. Maar ja, het is wel een school... We besloten
de leerlingen zoveel mogelijk vrijheid geven, maar wel een aantal afspraken met ze te
maken: geen bloot, geen rare teksten en een beperkt aantal gebieden binnen de school
die aangepakt mochten worden. We zijn eerst vrij strak begonnen met een schema,
taakverdelingen enzovoort. Daarna zijn we stap voor stap los gaan laten. Leerlingen
mochten van groep wisselen, er kwamen nieuwe voorstellen, zoals voor het schilderen
van de kluisjes. Voor de banken van houten pallets begonnen we met één ontwerp: ze
zijn uiteindelijk allemaal anders geworden. Het is goed dat we ze gaandeweg wat meer
ruimte hebben gegeven.'
Durven experimenterenOok Passtoors ziet het opknappen van de school niet alleen als een doel op zich. ‘Het
is ook een middel om leerlingen te laten zien dat je moet durven experimenteren om
verder te komen. En dat wat je bedenkt vaak best mogelijk is als je maar hulp durft te
vragen. Ik hoop dat ze ook anders naar school en naar leren zijn gaan kijken. Zo zei een
leerling eens tegen me: ik heb deze week per ongeluk best veel geleerd. Dat is prachtig!
Ook de sfeer, het saamhorigheidsgevoel tussen leerlingen onderling, maar ook tussen
leraren en leerlingen heeft deze week een flinke impuls gekregen. Ik zie dat vaak zelfs
– en misschien wel vooral – bij de leerlingen die bekend staan als ‘moeilijk’ en lastig,
keihard aan het werk zijn geweest.' Van Mil: 'Dit is zo’n belangrijke periode in hun leven.
We wilden ze laten ervaren en beseffen dat onderwijs meer is dan in de klas zitten. Het
gaat niet alleen om kennis, maar vooral ook om normen en waarden, samenwerken en
talenten ontdekken.'
De�Talentenacademie�van�SVO|PL�
is�bedoeld�om�medewerkers�van�
de�stichting�te�inspireren�om�op�
andere�manieren�te�leren.�Zo�biedt�
de�organisatie�vernieuwers�onder�
haar�docenten�een�paar�keer�per�
jaar�de�kans�om�bijzondere�onder-
wijsevents�te�bezoeken�(zie�ook:�
svoplonderweg.blogspot.nl).�
Coördinator�Tjeu�Seeverens�van�
de�Talentenacademie�is�blij�met�
het�initiatief�op�Brandenberg.�'De�
kunst�is�om�nu�door�te�pakken.�
Een�wiskunde�leraar�die�de�hele�
dag�aan�het�timmeren�is�geweest,�
samen�met�een�leerling,�vraag�ik:�
wat�heb�je�nu�echt�anders�gedaan�
en�hoe�kan�je�dat�terugbrengen�in�
de�les?�En�heb�je�daar�hulp�bij�no-
dig?�Zo�willen�we�andere�vormen�
van�leren�faciliteren�en�stimuleren:�
gepersonaliseerd,�in�netwerken�en�
kenniskringen�en�met�alle�beschik-
bare�middelen,�waaronder�ict.'
Leerlingen Begi en Dylan aan het werk
![Page 36: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/36.jpg)
36 Vector • nr. 24 • 2014
Kevin�Slapak�(18�jaar)�is�twee-
dejaars�student�aardrijkskunde�
Fontys�Lerarenopleiding�Sittard.�
Kevin�was�tijdens�de�week�een�van�
de�vele�vrijwilligers.
‘Van�woensdag�tot�vrijdag�heb�
ik�een�unieke�metamorfose�van�
Brandenberg�mogen�meemaken.�
Ik�kan�me�nog�goed�herinneren�
dat�ik�als�achtstegroeper,�samen�
met�mijn�klasgenoten,�een�dagje�
mocht�meedraaien�op�Branden-
berg.�Het�was�er�grauw,�grijs�en�
redelijk�ongezellig.�(…)�Toen�ik�
afgelopen�woensdag�door�de�
schoolgangen�liep,�viel�mijn�mond�
open.�Ongelooflijk�welke�‘Extreme�
School�Makeover’�hier�heeft�
plaatsgevonden.�Overal�in�het�
gebouw�is�er�iets�kleurrijks�en�iets�
creatiefs�te�vinden.�Altijd�met�een�
achterliggende�boodschap.�Bran-
denberg�is�niet�meer�het�grijze�ge-
bouw�met�een�droevig�toekomst-
perspectief,�maar�een�museum�vol�
met�in�kunst�verwikkelde�emoties,�
creaties�van�leerlingen�en�ware�
levenslessen.�Brandenberg�is�back�
in�town�en�wordt�de�fleurige�trek-
pleister�voor�de�nieuwe�brugklas-
sers�in�Landgraaf�en�omgeving.�
Brandenberg�heeft�niet�alleen�
een�fysieke�transformatie�mogen�
ondergaan,�maar�ook�een�sociale.�
Het�wij-gevoel�is�terug!�Niet�alleen�
in�de�school�zelf,�maar�ook�met�de�
directe�omgeving.�Een�fantastische�
en�succesvolle�gebeurtenis�waarin�
co-creatie�en�bottom-up-denken�
centraal�stond.�Kleur�en�bloei�in�
een�vergrijzende�krimpregio.
(Bron: Facebook)
GrapjesEen mooie filosofie, maar hoe kijken leerlingen er tegenaan? Begi: 'Ik had niet verwacht
dat alle leerlingen mee zouden doen. Als ik nu door de school loop, zie ik dingen die ik
gemaakt heb. Dat is wel bijzonder.' En Dylan vertelt: 'Iedereen heeft er plezier in gehad.
Het is veel relaxter allemaal dan op een gewone schooldag, je ziet leraren ook van
een andere kant. Ik hoop dat dat straks zo blijft, dat ze meer grapjes blijven maken en
minder streng zullen zijn. En dat we leukere dingen doen in de les, vooral met de hele
klas.' Van Mil: 'Nu we klaar zijn is het de kunst om te benoemen wat er gebeurd is. Dan
kunnen we de nieuwe energie die vrijgekomen is vasthouden. Ik weet zeker dat wij als
leraren ook heel erg veel geleerd hebben van deze week. Zelf denk ik dat we leerlingen
meer los moeten laten, ze meer verantwoordelijkheid moeten geven. Ja, dan zullen ze
wat vaker op hun bek gaan, maar daar leer je ook van.'
Geen blikjes en propjes meer...Ruim�twee�maanden�na�de�werkweek�vragen�we�Jos�van�Mil�nog�even�terug�te�
blikken�naar�wat�de�week�voor�de�school�heeft�opgeleverd.�'Als�we�alle�aanpas-
singen,�manuren�en�materialen�meerekenen�is�de�school�minstens�voor�€�80.000�
gepimpt.�In�werkelijkheid�heeft�het�misschien�een�tiende�van�dat�bedrag�gekost.�
Veel�belangrijker�nog�is�dat�er�iets�gebeurd�is�in�de�gemeenschap�die�we�als�
school�vormen.�Zowel�docenten�als�leerlingen�geven�aan�meer�eigenaarschap�te�
voelen�met�de�school,�ze�laten�dit�ook�in�daden�zien.�Leerlingen�maken�bijvoor-
beeld�opvallend�minder�rommel�in�de�gangen.�Er�liggen�geen�blikjes,�flesjes�en�
propjes�meer.�Onderwijskundig�gezien�geven�docenten�aan�dat�de�week�ze�echt�
geraakt�heeft,�dat�ze�opener�naar�leerlingen�durven�te�zijn.�Men�heeft�gezien�
dat�leerlingen�ook�meer�verantwoordelijkheid�aankunnen�dan�gedacht.�Daar-
naast�heeft�de�actie�een�positieve�bijdrage�geleverd�aan�het�aantal�aanmeldin-
gen.�Inmiddels�zitten�we�op�160�nieuwe�leerlingen�waar�we�er�120�verwachtten.�
Zeker�in�een�krimpregio�is�dit�belangrijk.�Verder�wordt�er�mede�naar�aanleiding�
van�dit�project�volgend�jaar�gestart�met�een�werkgroep�onderwijsvernieuwing.�
Hoe�kunnen�we�ons�onderwijs�meer�personaliseren!�Docenten�geven�aan�dat�
ze�mede�door�dit�project�gezien�hebben�dat�leerlingen�inderdaad�meer�kunnen�
dan�we�soms�denken.'
Alette Baartmans (links) en Amber Passtoors van GeenSchool
![Page 37: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/37.jpg)
37nr. 24 • 2014 • Vector
Hoe bespaar je energie? Hoe
blijft hout langer goed? Wat
zijn milieuvriendelijke alter
natieven voor veelgebruikte
bouwmaterialen? Ze wil
len het allemaal weten, de
circa veertig leerlingen van
de vmboafdeling van Scho
lengemeenschap Were Di in
Valkenswaard. Hun project
– de bouw van een duurzame
bungalow – won begin april
de InstalAward 2014, een
tweejaarlijkse prijs voor het
meest innovatieve project in
het vmbo rond elektro en
installatietechniek.
Het lerarenbestaan van Marcel Kops en
Alexander Kapteijns is de afgelopen 2,5
jaar behoorlijk op zijn kop gezet. Geïn-
spireerd na het volgen van de master-
class 'Leren voor duurzame ontwikkeling'
van Opeduca bij het RCE Rhine-Meuse
(zie kader) gingen ze op zoek naar mo-
gelijkheden om het thema duurzaamheid
te koppelen aan een ingrijpend andere
manier van onderwijs organiseren. Kops:
'We wilden het leren betekenisvol-
ler maken, deels vakoverstijgend gaan
werken en meer kennis gaan ophalen
in de beroepspraktijk. Zo ontstond het
idee: we gaan de leerlingen uitdagen
een duurzame bungalow te realiseren
in een hoek van zeven bij zeven meter
in het schoolgebouw. En we doen dat
zonder dat we alles voorbakken in een
lesprogramma; we geven de leerlingen
alleen een beperkt aantal randvoorwaar-
den mee.' Ondertussen staat er voor
elke woensdagochtend een groot blok
in het rooster voor het werken aan de
duurzame bungalow.
Rollen en takenIn het project op Were Di hebben de
leerlingen elk een professionele rol
gekozen die ze in tweetallen invullen: ar-
chitect, aannemer, installateur enzovoort.
Kapteijns: 'Door in duo's te werken leren
' We hebben soms moeite ze bij te houden’Leerlingen�SG�Were�Di�bouwen�duurzame�bungalow
Tekst:�Erno�Mijland
In de werkplaats van de duurzame bungalow.
Trotse leerlingen met de InstalAward 2014
![Page 38: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/38.jpg)
38 Vector • nr. 24 • 2014
ze samen verantwoordelijkheid dragen,
kunnen ze samen problemen oplossen
die ze tegenkomen en is de continuïteit
van hun werk beter gewaarborgd. De
teams zijn van elkaar afhankelijk. Je ziet
dan dat ze elkaar aanspreken op de
afspraken, bijvoorbeeld als een team
haar werk niet op tijd af heeft. 'De ken-
nis die de leerlingen nodig hebben halen
ze voor een deel op bij bedrijven. Kops:
'Die reageerden aanvankelijk onwennig.
Ze zijn gewend dat scholen aankloppen
voor sponsoring of een (maatschappe-
lijke) stage. Nu komen leerlingen bij een
kozijnenfabriek informeren naar hoe je
een duurzaam kozijn maakt. Dan leren
ze bijvoorbeeld dat speciale, maar meer
bewerkelijke, houtverbindingen zorgen
voor betere afwatering, waardoor het
kozijn langer meegaat. Het mooie is dat
we op die manier kennis van nieuwe
technieken ook de school binnenhalen.
Zo krijgen we de vinger aan de pols
van ontwikkelingen op het gebied van
isolatie, wind- en zonne-energie. Maar
we hebben ook al kennis gemaakt met
een nieuw type baksteen die je zonder
cement kunt gebruiken en die daardoor
gemakkelijker hergebruikt kan worden.'
Kapteijns: 'Dat soort actuele vakkennis
is in het onderwijs niet vanzelfsprekend.
Je komt het nog overal tegen: leerlingen
die technieken leren die achterhaald
zijn of soms zelfs niet eens meer mogen
worden toegepast. Voor de ondernemers
met wie we samenwerken is die actuele
kennis overigens niet het belangrijkste.
“Leren jullie ze maar samenwerken, pro-
blemen oplossen en planmatig werken”,
zeggen ze tegen ons. “Wij leren ze wel
werken met die moderne draaibank, die
voor jullie niet te betalen is.” Ze vinden
het aspect houding van de toekomstige
werknemer heel belangrijk.'
Balk uit BraziliëMarcel Kops ziet dat de leerlingen in dit
project veel meer worden uitgedaagd dan
in het traditionele onderwijs. 'We heb-
ben te maken met doeners die het liefst
meteen beginnen met zagen en timme-
ren. Nu moeten ze zelf plannen maken
en problemen en vraagstukken oplossen:
hoe koppelen we een radiator af zonder
het water te moeten halen van het hele
CV-systeem. Want wij gaan ze dat niet
vertellen: wij stellen vooral vragen. Is het
hout dat je wilt gaan gebruiken wel zo
duurzaam? Onze rol als docent is dat we
er geen genoegen mee nemen als ze dan
zeggen: “Kijk, er staat een logo op, voor
deze balk is een nieuwe boom geplant.”
Zo'n balk blijkt dan bijvoorbeeld afkom-
stig uit Brazilië: je moet dus ook het
transport meerekenen in je afwegingen.
Ze leren ook dieper doordat elementen
uit de meer theoretische vakken beteke-
nis krijgen. Je hebt wiskunde nodig om
hoeken te berekenen of de inhouden van
luchtstromen. De vakdocenten doen ac-
tief mee: ze merken dat de motivatie bij
hun leerlingen toeneemt. We merken dat
leerlingen ook vaker kritische vragen aan
ons en aan de bedrijven durven te stellen.
Daardoor leert uiteindelijk iedereen.'
BrederHet project breidt zich momenteel verder
uit, vertelt Kapteijns. 'Leerlingen van havo/
vwo worden betrokken, bijvoorbeeld voor
het vertalen van een website in het Engels.
Er is ook een groep leerlingen bezig met
uitzoeken hoe je een dak kunt gebruiken
voor het opvangen en filteren van regen-
water, waarna je het als spoelwater voor
het toilet kunt gebruiken. Qua organisatie
vraagt dat nogal wat: afstemming binnen
de school voor de korte en langere ter-
mijn, roosterplanning, checken of je blijft
voldoen aan de leerplicht, eindtermen en
exameneisen. En uitzoeken hoe je leer-
lingen hun eigen vorderingen kunt laten
bijhouden in een portfolio. Maar omdat
we rustig opbouwen en iedereen enthou-
siast is, komen we daar tot nu toe goed
uit. Zo'n prijs is dan voor iedereen binnen
de school een extra stimulans.' Om het
matchen van vragen van leerlingen met
de mogelijke antwoorden bij bedrijven
te verbeteren wordt nu gewerkt aan een
regionale kennisbank, een digitaal systeem
waar onderwijs en bedrijfsleven beide
toegang tot hebben. Ook is er een keer
per zes weken overleg met alle partners in
het project. RCE Rhine-Meuse ondersteunt
daarbij ook met het betrekken van met
name de wat grotere organisaties, vanuit
het omvangrijke netwerk dat inmiddels is
opgebouwd.
Durven loslatenWat betekent dit alles voor de rol van
docent? Kops: 'Dit is een vorm van leer-
linggestuurd onderwijs. Je wordt meer
facilitator, volgt de leerlingen meer op
afstand. De kunst is om ze durven los te
laten, niet alles waar ze tegenaan lopen
meteen voor ze op te lossen. Je leert zelf
veel en misschien wel het belangrijkste:
je bent veel minder aan het trekken. De
leerlingen zijn soms niet te houden, ze
zijn bezig tot de schooldeuren sluiten en
gaan thuis verder, ze leggen de lat hoger
voor zichzelf. Daardoor leren ze snel, zo
snel dat wij soms moeite hebben met ze
bij te houden.' Kapteijns: 'We dromen er
wel eens van op termijn het hele onder-
wijs te organiseren volgens dit principe.
Maar er zijn ook leerlingen voor wie het
minder goed werkt. Sommige hebben
écht structuur nodig: “Vertel me maar
wat ik moet doen.” Ze willen lessen,
hebben bij- en aansturing nodig. Ik denk
dat we uiteindelijk naar verschillende
arrangementen toe moeten om aan te
sluiten bij verschillen tussen leerlingen.'
Het�programma�rond�de�duurzame�
bungalow�op�Were�Di�is�gebaseerd�op�
het�Opeduca-concept�dat�in�Nederland�
wordt�uitgerold�door�het�RCE�Rhine-
Meuse.�Opeduca�is�een�wereldwijd�
netwerk�van�organisaties�(bedrijven,�
scholen,�wetenschap,�overheden)�die�
het�leren�voor�duurzame�ontwikke-
ling�willen�bevorderen.�In�het�concept�
wordt�onder�andere�gewerkt�met�
'Kennisvluchten'�rondom�thema's�als�
water,�bouw,�voeding,�mobiliteit�en�
energie:�leerlingen�formuleren�en�
verkennen�leervragen�die�ze�zelf�gaan�
onderzoeken�en�beantwoorden.�Voor�
de�kennis�gaan�ze�naar�beroepsbe-
oefenaren�in�bedrijven.�Die�worden�
uitgedaagd�actief�na�te�denken�over�
hoe�ze�hun�kennis�voor�het�onderwijs�
kunnen�ontsluiten.�Naast�bedrijven�
worden�ook�andere�organisaties�uit�het�
maatschappelijk�veld�betrokken,�zoals�
bibliotheken,�centra�voor�natuur-�en�
milieu-educatie,�sportverenigingen�
en�vrijwilligersorganisaties.�Het�RCE�
Rhine-Meuse�is�een�van�de�wereldwijd�
140�RCE's.�De�organisatie�startte�de�ont-
wikkeling�van�‘The�OPEDUCA�Project’�
vanuit�Zuidoost-Nederland�en�verbindt�
inmiddels�scholen�tot�verder�over�de�
landgrenzen.�Meer�informatie:�
www.rcerm.eu�en�www.opeduca.eu.
![Page 39: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/39.jpg)
39nr. 24 • 2014 • Vector
LIEVEREENSCHOOLOPLEIDINGDANVOETBALLENBIJBARCELONA
Hoe worden leerlingen uit verschillende landen actieve Europese burgers?
Tekst:�Henk�Naaijkens
![Page 40: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/40.jpg)
40 Vector • nr. 24 • 2014
‘Wat is nu eigenlijk democratie?’, vraagt Fontys student Lex Marsé
aan de leerlingen in de klas. Pol Rodriguez steekt zijn vinger op.
‘Dat we een leider mogen kiezen’, antwoordt hij. ‘Of dat je je
eigen religie mag belijden in het land waar je woont.’ Pol woont
met zijn ouders in een appartement in Barcelona en houdt van
voetbal. Daarmee beantwoordt hij aan het clichébeeld van een
jonge Spanjaard. Maar als hij moet kiezen tussen voetballen bij
Barcelona of een opleiding, zegt Pol: ‘Toch liever een opleiding,
want daar kan ik op lange termijn veel meer mee doen.’
De reden dat Pol zo over school praat zal zeker een rol spelen
waarom hij is geselecteerd voor het Citizenproject, denkt Lex
Marsé. Lex studeert geschiedenis bij FLOT en begeleidt de leer-
lingen uit Catalonië en het Maurick College, samen met andere
Fontys studenten en studenten van de lerarenopleiding in Barce-
lona. Hij volgt bij Fontys ook de minor BEES: Bilingual Education/
English stream. Dat houdt in dat hij straks ook les kan geven op
een school waar tweetalig onderwijs wordt gegeven. Lex geeft
zijn lessen nu ook al in het Engels. Want dat is de taal waarin de
leerlingen en studenten elkaar het best begrijpen.
Verschillend Als ze de vragen gaan beantwoorden op de kaarten met de
discussievragen, blijkt duidelijk dat leerlingen uit beide landen
verschillend denken over democratie. Dat is niet verwonderlijk.
Voor een Catalaan die zich achtergesteld voelt door het moeder-
land Spanje heeft democratie een andere betekenis dan voor een
student uit Nederland die mag stemmen voor de parlementsver-
kiezingen. Volgens Lex Marsé is ook het verschil in mentaliteit
tussen de Nederlandse en Spaanse leerlingen opvallend. ‘In
Spanje denkt men meer vanuit het collectief, Nederlandse leerlin-
gen zijn meer individualistisch ingesteld.’
‘Is it very democratic the way the Spanish are treating Cata-
lonia?’, vraagt Lex aan de groep. ‘Not at all, it’s really unfair’,
antwoordt Pol Rodriguez.
European ValuesDe Atlas of European Values maakt zichtbaar welke verschil-
len en overeenkomsten er zijn tussen de Europese landen en
culturen onderling. Die verschillen zijn soms minimaal en komen
dichterbij naarmate de vragen op de kaarten persoonlijker
worden. Zou je naast iemand willen wonen die pas uit de ge-
vangenis komt? Wat vind je ervan dat een homoseksueel koppel
kinderen adopteert? Hoe denk je over immigratie? Wat vind
je van samenwonen zonder getrouwd te zijn? Daarmee gaan
de leerlingen aan de slag, begeleid door studenten van Fontys
Lerarenopleiding en de Universiteit Ramon Llul van Barcelona. Op
de atlas is duidelijk zichtbaar hoe er in Europa over deze vragen
wordt gedacht. De landen zijn lichter of donkerder ingekleurd, al
naar gelang het percentage hoger of lager is. Daarbij zijn allerlei
aspecten zichtbaar: leeftijdscategorieën, verhouding tussen man-
nen en vrouwen, perioden, trends.
European Citizenship‘Het Maurick College in Vught werkt al een aantal jaren samen
met scholen in het buitenland onder de naam: European Citi-
zenship,’ vertelt Uwe Krause. ‘Ze hebben aan ons gevraagd of
we lesbrieven konden ontwikkelen over democratie met behulp
van de Atlas of European Values. De Atlas en de bijbehorende
website geeft weer hoe men in de verschillende Europese landen
denkt over een aantal vraagstukken. Om deze vraagstukken bij
uitwisselingen van studenten aan de orde te stellen is de Atlas
een uitstekend hulpmiddel. De leerlingen hebben verschillende
ideeën over tal van onderwerpen. Door hier met elkaar over te
praten, krijgen ze inzicht in elkaars achtergronden. Aan de hand
van de eisen van de deelnemende scholen heb ik een program-
ma geschreven dat wordt uitgevoerd door onze studenten, voor
een deel in samenwerking met Spaanse studenten. Dit program-
ma wordt nu een aantal keren gedraaid, onder andere op het
Maurick College Vught en het Theresialyceum Tilburg.’
Hoe denken leerlingen in verschillende landen en culturen over democratie? Dat is het uitgangspunt
van een uitwisselingsproject dat het Maurick College in Vught in maart organiseerde onder de naam
European Citizenship. Uwe Krause, docent aan de opleiding Aardrijkskunde bij FLOT, ontwikkelde met
behulp van de Atlas of European Values lesbrieven over dit onderwerp. Dat bij democratie heel veel
komt kijken, blijkt uit de gesprekken die leerlingen uit Nederland en Catalonië hier met elkaar over
hebben. De leerlingen werden begeleid door studenten van FLOT en de lerarenopleiding uit Barcelona.
Uwe Krause
![Page 41: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/41.jpg)
41nr. 24 • 2014 • Vector
Leerlijn‘Het Maurick College heeft een leerlijn ontwikkeld waarin leer-
lingen zich bezighouden met “Europe 2028: which country do
you prefer to live?”, vervolgt Uwe Krause. ‘De eerste week speelt
zich af in Barcelona waar de leerlingen met elkaar kennismaken
en lessen krijgen over identiteit. Daarna gaan ze praten over de
thema’s opvoeding en relaties. In de tweede week komen ze
naar Nederland en beantwoorden ze met kaarten uit de Atlas
vraagstukken over waarden: milieu, homohuwelijk, euthanasie,
migratie etc.. Daarna mogen ze kiezen uit workshops met vragen
over verschillende opvattingen. Zo krijgen ze vanuit hun eigen
normen en waarden inzicht in diversiteit: hoe denkt men hierover
in Europa? Dat is democratie. Alle activiteiten zijn gericht op in-
teracties en gaan over thema’s die dicht bij hen liggen. Tenslotte
moeten ze - gerelateerd aan deze vraagstukken - een presentatie
houden over hoe Europa er volgens hen in 2028 uitziet.’
Ingevlogen ‘Voor onze studenten is dit belangrijk, omdat ze ervaring opdoen
met internationale groepen en leren lesgeven in het Engels.
Bovendien worden ze getraind in een programma dat didactisch
goed in elkaar zit. Voor een aantal studenten is het extra leuk:
ze worden door scholen ingevlogen naar Barcelona of Turijn om
les te geven in gemengde koppels Nederlands/Spaans. Er doen
nu vijf landen mee aan dit project: Nederland, Duitsland, België,
Italië en Spanje. Het blijkt dat in deze context de thema’s op de
juiste manier naar de leerlingen toegebracht worden. Het uitein-
delijke doel is dat ze actieve Europese burgers worden.’
De leerlingen kenden ons nog van Barcelona, waar de eerste bijeenkomst plaatsvond. We praatten elkaar gauw even bij over wat ze
daar nog verder gedaan hadden. Daarna was het tijd voor de introductie, wat gaan we hier doen? ‘Nou, we gaan het hebben over hoe
jullie naar Europa kijken want jullie zijn de toekomst van Europa’, vertelden wij ze. ‘Alles wat nu besloten wordt, daar krijgen jullie later
mee te maken. Dus is het handig als je weet waar het over gaat.’ Na een korte rondvraag over democratie, gaven Nederlandse leerlingen
al snel aan dat ze het hier heel democratisch vinden en Spaanse leerlingen dat het bij hen wat minder democratisch is. De reden hiervan
is, dat ze zich als Catalanen onderdrukt voelen door de Spaanse regering.
Marina en ik hadden als workshop “Migration” en wij gaven de leerlingen de taak om de landen in Europa te onderzoeken op hun tole-
rantie jegens migranten. We wilden ook de reden achterhalen waarom verschillende landen zo denken. Als snel kwamen we uit op een
aantal oorzaken: opleiding, religie, rijkdom en emancipatie. Wat ook erg opviel is dat de geschiedenis een grote rol speelt in de manier
waarop de inwoners van landen hun wereldbeeld vormen. Veel Oostbloklanden hebben nog steeds een tintje van Sovjet-denken in hun
idealen; zij zijn vaker voor de gemeenschap dan Westerse landen waar vooral het individualisme hoog in het vaandel staat.
Leerlingen leren hier dat het deze verschillen zijn die Europa tot een project maken waar nog lang aan gewerkt zal moeten worden.
Daarbij herinneren we ze er constant aan dat dit project ook een Europees project is om ze meer in contact te laten komen met andere
landen en culturen. Want een van de beste manieren om je geest te laten groeien is door te reizen en kennis te maken met andere gees-
ten. Ik vond het zelf een geweldige ervaring omdat het vooral ook ging om de leerlingen met elkaar te laten praten, zelfs al ging het niet
over de onderwerpen die we behandelden. Als ze geanimeerd met elkaar in gesprek waren over hun middelbare scholen, dan lieten we
ze gewoon hun gang gaan. Want dan zag je dat ze daar écht interesse toonden in elkaar.
Lex Marsé, student Geschiedenis FLOT
![Page 42: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/42.jpg)
42 Vector • nr. 24 • 2014
- Kort Nieuws -- Lectoraat -
Taal en diversiteitAnne Kerkhoff
Bij het vakmanschap en meester-
schap dat leraren nodig hebben,
hoort ook een hoog taalvaardig-
heidsniveau. Om hun vak over te
dragen om mee te werken aan
de culturele en morele vorming
van leerlingen, moeten leraren
over uitstekende communica-
tieve vaardigheden beschikken.
Bovendien is elke leraar mede
verantwoordelijk voor de taal-
ontwikkeling van zijn leerlingen.
Bij de doelen van een vak hoort
immers ook de taal van het vak.
Het lectoraat Taal en diversiteit
draagt bij aan de opleiding
van taalvaardige leraren die
competent zijn om taalgericht les
te geven. Op 17 januari jl. heeft
dr. Anne Kerkhoff hierover haar
lectorale rede gepresenteerd.
Voor meer informatie of voor
het downloaden van de lectorale
rede ga naar www.fontys.nl/flot-
lectoraattaalendiversiteit.
Vernieuwende vreemdetalendidactiek Kristi Jauregi
De snel veranderende maat-
schappij en de digitalisering en
globalisering ervan vragen van
opleiders en docenten nieuwe in-
zichten, kennis en vaardigheden.
Docentenopleidingen dragen de
maatschappelijke en vakdidac-
tische digitale innovatie naar, in
ons geval, taal- en cultuuronder-
wijs, te initiëren, te begeleiden
en te evalueren.
Binnen het lectoraat Vreemde-
talendidactiek in veranderende
leeromgeving wordt onderzoek
verricht naar innoverend en ef-
fectief taal en cultuuronderwijs en
naar effectief onderwijs over taal-
onderwijs bij de lerarenopleiding.
Op 17 januari jl. heeft dr. Kristi
Jauregi hierover haar lectorale
rede gepresenteerd. Voor meer
informatie of voor het downloa-
den van de lectorale rede ga naar
www.fontys.nl/flot-lectoraat-
vreemdetalendidactiek.
Beroepsethiek van de leraarWouter Sanderse
Een goede docent is vakinhou-
delijk deskundig en didactisch
vaardig. Maar hij heeft ook een
morele taak: eraan bijdragen dat
kinderen en jongeren als mens
kunnen floreren. Of die vorming
slaagt, hangt mede af van het
karakter van de leraar. Dit roept
spannende vragen op.
Het lectoraat Beroepsethiek
van de leraar heeft als doel om
leraren(opleiders) meer inzicht
te geven in hun vormende taak
en hen te ondersteunen bij de
ontwikkeling van deugdelijke
beroepshoudingen, ten behoeve
van de morele vorming van leer-
lingen in het speciale, basis- of
voortgezet onderwijs.
Op 15 november 2013 heeft dr.
Wouter Sanderse hierover zijn
lectorale rede gepresenteerd.
Voor meer informatie of voor
het downloaden van de lectorale
rede ga naar www.fontys.nl/
flotlectoraatberoepsethiek.
Meesterschap/ WerkpleklerenBob Koster
Leerlingen verdienen een leraar
die competent is, lesgeeft met
passie en zich blijft ontwikkelen.
Een kwalitatief hoogwaardige le-
rarenopleiding, waarin leren op de
werkplek een belangrijk element
is, zorgt voor zo’n beste leraar.
Het lectoraat Meesterschap/
werkplekleren wil door middel
van praktijkonderzoek een
integratieve didactiek voor het
leren op de werkplek ontwik-
kelen. Dr. Bob Koster heeft op
15 november 2013 hierover zijn
lectorale rede gepresenteerd.
Voor meer informatie of voor
het downloaden van de lectorale
rede ga naar www.fontys.nl/flot-
lectoraatwerkplekleren.
Vakdidactiek van de gammavakkenTine Beneker
Dit lectoraat draait om de vraag
met welke vakdidactiek de gam-
mavakken kunnen bijdragen
aan het voorbereiden van jonge
mensen op hun functioneren in
de (toekomstige) samenleving.
Een op de toekomst gerichte
vakdidactiek kan docenten richt-
lijnen geven voor de keuzes die
ze (voortdurend) moeten maken.
De vraag hiernaar komt voort uit
het besef dat de zekerheden van
gisteren in een snel veranderende
samenleving niet zonder meer een
effectieve gids voor morgen zijn.
Op 13 december 2013 heeft
dr. Tine Beneker haar lectorale
rede gepresenteerd. Voor meer
informatie of voor het downloa-
den van de rede ga naar www.
fontys.nl/flot-lecotoraatvakdidac-
tiekgamma.
Bètadidactiek: naar duurzaam vakmanschapRutger van de Sande
Lerarenopleidingen helpen
bètadocenten (in opleiding) een
verfijnd ‘vakbeeld’ (d.w.z. een
genuanceerde visie op het vak)
te ontwikkelen. Het lectoraat
Bètadidactiek heeft als doel om
kennis te verwerven over visies
van bètadocenten op hun vakken
en deze kennis in te zetten in de
praktijk van de lerarenopleiding
en in samenwerking met docen-
ten in het voortgezet onderwijs.
Op 13 december 2013 heeft
dr. Rutger van de Sande zijn
lectorale rede gepresenteerd.
Voor meer informatie of voor het
downloaden van de rede ga naar
www.fontys.nl/flot-lectoraatbeta-
didactiek.
![Page 43: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/43.jpg)
43nr. 24 • 2014 • Vector
Van�digitaal�pesten�heeft�de�Schoolmeester�niet�zo’n�last.�Of�
het�moest�die�keer�geweest�zijn�dat�hij�een�leerling�betrapte�op�
telefonisch�spieken,�waarna�die�verdomde�kleine�wizkid�de�be-
wijslast�doodleuk�terugschoof�naar�de�Schoolmeester.�Die�daar�
uiteraard�niet�mee�uit�de�voeten�kon.�De�leerling�in�kwestie�trok�
na�vrijspraak�door�de�rector�nog�net�geen�fysieke�lange�neus,�
maar�virtueel�was�die�neus�er.�Onmiskenbaar.
Omdat�hij�nou�eenmaal�niet�onder�een�steen�leeft,�is�de�School-
meester�trouwens�best�goed�op�de�hoogte�van�het�Facebookge-
treiter.�Hij�leest�erover�in�de�krant�en�hoort�het�via�het�journaal.�
Ook�zijn�er�bereidwillige�collega’s�die�hem�best�eens�bij�de�hand�
willen�nemen�voor�een�wandeling�langs�de�digitale�wegen�der�
onheuse�bejegening.�Maar�doorgaans�haakt�hij�dan�al�na�drie�
pietepeuterige�stapjes�af.
Ach,�waar�zijn�de�mooie�tijden�gebleven?�Toen�pesten�nog�aan�
de�haren�trekken�was.�Of�met�een�passer�in�een�bil�prikken.�Dat�
was�ook�erg,�maar�je�kon�er�als�Schoolmeester�tenminste�iets�
aan�doen.�
Laatst�kwam�er�zo’n�treurig�jong�bij�hem�om�zich�te�beklagen�
over�een�gehackt�Twitteraccount.�Dat�schijnt�heel�erg�te�zijn,�
maar�de�Schoolmeester�vergewiste�zich�er�toch�eerst�maar�eens�
van�of�het�niet�toevallig�net�1�april�was.�Je�weet�immers�maar�
nooit�met�die�kinderen.�Het�was�12�maart.�Waarop�hij�even�
zuchtte�en�het�kind�met�een�welgemeend�‘tja�jongen’�trachtte�
te�troosten.�Het�digitaal�gepeste�doch�zeer�reële�slachtoffertje�
begreep�dat�hij�van�deze�leraar�niet�veel�te�verwachten�had�en�
verliet�teleurgesteld�het�lokaal.
En�de�Schoolmeester�dacht�weemoedig�terug�aan�die�dag�in�het�
stenen�tijdperk�toen�een�gymnastiekcollega�breeduit�lachend�de�
lerarenkamer�was�binnengekomen.�Na�de�les�had�een�brugklas-
sertje�zich�bij�hem�beklaagd�met�de�historische�woorden:�‘Me-
neer,�hij�heeft�mijn�balleke�in�de�poep�geschupt!’�Een�uitspraak�
die�tot�ieders�plezier�nog�jaren�meeging�in�de�lerarenkamer.
Het�was�natuurlijk�ook�pestgedrag�waar�je�als�alerte�leraar�wel�
raad�mee�wist.�Je�greep�de�onverlaat�bij�een�oor�en�liet�hem�
eigenhandig�het�sportartikel�uit�die�koeienvlaai�vissen�en�op�
de�wc�met�een�papiertje�schoonpoetsen.�Einde�pestactiviteit.�
Voorgoed.
Maar�tegenwoordig�doen�ze�vervelend�tegen�elkaar�op�Face-
book�en�op�Twitter�en�staan�er�plaatjes�op�Tumblr�en�op�You-
Tube.�Die�dan�ook�nog�eens�heel�gemeen�gephotoshopt�zijn.�
‘Gewát?’�wil�de�Schoolmeester�bijna�uitroepen,�maar�hij�houdt�
zich�in.�Want�hij�bemerkt�de�laatste�tijd�al�steeds�vaker�die�
meewarige�blik�in�de�ogen�van�collega’s�en�leerlingen.�‘Aardige�
man�hoor,�die�Schoolmeester’,�betekent�die�blik,�‘maar�je�kunt�
hem�natuurlijk�niet�meer�helemaal�serieus�nemen.�Het�is�een�
man�zonder�tweede,�derde�of�vierde�leven�op�LinkedIn,�Flickr�of�
desnoods�op�Goodreads.�Het�is�een�man�zonder�eigenschappen.’
En�diep,�diep�in�zijn�hart�voelt�de�Schoolmeester�zich�zodoende�
toch�nog�een�beetje�digitaal�gepest.
ColumnDoor de Schoolmeester Digitaal Pesten
![Page 44: Vector 24](https://reader037.vdocuments.pub/reader037/viewer/2022100305/55cf96d2550346d0338dfe9e/html5/thumbnails/44.jpg)
44 Vector • nr. 24 • 2014
‘Het onderwijs zit verstrikt in het einddoel: het examen. Terwijl
het ook zou moeten gaan om de ontwikkeling van de leerling.
Het individu.’
(docent Jelmer Evers, tijdschrift Vives, maart 2014)
‘Het vak van docent moet weer status krijgen. Als leraar ben je
meer waard dan welke manager ook. Daarom moeten we investe-
ren in de onderwijzer en in zijn materiaal. De lesgevenden van Ne-
derland moeten alles weten van de nieuwe economie. Ze moeten
topmateriaal tot hun beschikking hebben. En topopleidingen.’
(Willem Vermeend, Elsevier, 5 april 2014)
‘Het ontwikkelen van niet-cognitieve vaardigheden, of 21st
century skills, is geen doel op zich. Deze vaardigheden zijn eerder
instrumenteel om jonge mensen in mogelijkheden te leren den-
ken. Hen gevoel te laten ontwikkelen voor de context waarin ze
werken, en besef van hun rol en verantwoordelijkheid daarin.’
(minister Jet Bussemakers in een toespraak bij het symposium ‘Vaardigheden voor de toekomst’, 17 maart 2014)
‘Ik neem niet snel genoegen met een zes. Ik wil dat ze het beter
doen, dat ze verder gaan dan de minimale inspanning om die zes
te halen. Bij stof die ze echt moeten beheersen, geef ik wel eens
een opdracht, waarbij ik zeg: je hebt sowieso een negen. Maar
je bent dus ook pas klaar als je die negen hebt verdiend.’
(docent René Kneyber in tijdschrift COS, april 2014
‘Voor een leerling die bijvoorbeeld heel sterk is in bètavakken
is het niet goed dat die in dat vakgebied blijft hangen. Hier
verleiden wij deze leerling om zich op poëzie- en muziekavonden
te laten zien. Kinderen zitten in een fase in hun leven waarin ze
zich nog heel snel ontwikkelen en ze gemakkelijk nieuwe dingen
kunnen leren. Daarom is de brede oriëntatie zo wezenlijk.’
(rector Liz Chermin op Onderwijsbrabant.nl, 26 maart 2014)
‘Het probleem van het Nederlandse onderwijs: zwakste leerlin-
gen scoren internationaal geweldig, sterke leerlingen niet.’
(Casper Hulshof op Twitter, 7 april 2014)
‘Technologische veranderingen zullen alleen maar de goede kant
op gaan als wij ze de goede kant op sturen. Daar moeten we
over nadenken: hoe wíj willen dat die nieuwe democratie eruit
ziet. Mijn kinderen en kleinkinderen lopen in die nieuwe wereld
rond. Mijn studenten ook. We kunnen ze maar beter helpen om
de wereld beter te maken dan moord en brand te schreeuwen
over alles wat er gebeurt.’
(filosoof Michel Serres, Vrij Nederland, 17-2-2014)
‘Hier is het stil, er is geen afleiding. Thuis kijk ik telkens op mijn
telefoon. Morgen heb ik een repetitie Engels. Ik heb er al drie
middagen voor geleerd. Dat had ik uit mezelf nooit gedaan.’(leerlinge Rianne gaat naar huiswerkbegeleiding, Trouw, 2 april 2014)
Docentendag 3 oktober 2014Op vrijdag 3 oktober 2014 organiseert Fontys Leraren-
opleiding Tilburg (FLOT) de vijfde editie van de
Docentendag.
Noteer de datum alvast in uw agenda. Meer informatie
volgt binnenkort op de website www.fontys.nl/flot.
Lentorendag 16 oktober 2014Op 16 oktober 2014 organiseert een aantal middelbare
scholen uit Zeeland en Brabant (ZeeBra-scholen), samen
met Fontys Lerarenopleiding Tilburg, voor het zevende achtereen-
volgende jaar, een Lentorendag.
Tijdens deze Lentorendag brengen Fontysstudenten en -docenten,
de leerlingen uit de hogere klassen havo en vwo bij, hoe zij bijles
moeten geven aan leerlingen van de eigen school uit de onder-
bouw.
Citaten Agenda
fontys.nl/flot
VEC
TOR
mag
azin
e
00.M.3762.09.14