vergunningonderbouwend bemalingsadvies …...grondsoort geohydrologie parameter 1 - -0,0 m nap...
TRANSCRIPT
Teding van Berkhoutlaan 9 2111 ZA Aerdenhout Tel. 023–5245998
KvK Amsterdam 34279829
opdrachtgever : Vlastuin Bronbemaling
rapportnr. en -datum : 15.36, 10 september 2015
opgesteld : ir. J.J. Dijksterhuis
vergunningonderbouwend bemalingsadvies
nieuwbouw onderkelderde woning
Naardermeer 19 te Naarden
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 2 -
INHOUD blz.
1 INLEIDING EN BESCHIKBARE GEGEVENS 3
2 PROJECTGEBIED 4
3 BOUWGEGEVENS 5
4 BODEM EN GEOHYDROLOGIE 7
5 INVENTARISATIE OMGEVING MOGELIJK BEÏNVLOED 15
6 NODIGE GRONDWATERVERLAGINGEN 20
7 INDICATIE BEMALINGSINSTALLATIE I.V.M. BEREKENINGEN 21
8 BEPALING DEBIET 23
9 EVENTUELE EFFECTEN BEMALING OP OMGEVING 26
10 LOZING EN EFFECTEN ONTVANGEND WATER 31
11 VERGUNNINGEN, MELDINGEN, HEFFINGEN 31
12 MONITORING, CONTROLE 33
bijlagen blz.
1 sonderingen ter plaatse
1.A situatieschets met resultaat landmeting 34
1.B grafiek sondering-1 35
1.C grafiek sondering-2 36
2 tabel berekening verlaging in functie van afstand uit de bemaling, op
enkele tijdstippen.m.b.v. Theis
37
3 modellering M-well lijnen verlaging en theoretische zetting 38-40
4 schets indicatief bemalingsinstallatie, lozing en monitoring 41
5.A voorbeeld meetstaat debiet- en pompregistratie 42
5.B voorbeeld meetstaat peilbuisregistratie 42
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 3 -
1. Inleiding en beschikbare gegevens.
Dit advies is opgesteld i.v.m. de voorgenomen nieuwbouw van een woning met kelder op
het perceel Naardermeer 19 te Naarden.
Er is een bouwput nodig met een ontgraving tot ruim onder de natuurlijke grondwaterstand.
Tijdelijke bemaling van de bodem is voorzien om in een stabiele en droge bouwput te
kunnen werken.
Doel van het opstellen van deze notitie (advies) is het faciliteren van de
vergunningsaanvraag bij het waterschap voor de bemaling.
Hiertoe wordt het te onttrekken, en lozen, debiet geraamd. Verder wordt verkend welke
aspecten en omgevingseffecten van toepassing zijn voor de bemaling en hoe de
bemalingsinstallatie ingericht kan worden; tot slot worden nodige vergunningen en
meldingen behandeld, en wordt een voorstel gedaan voor monitoren en controle tijdens
uitvoering.
Eén en ander is gebaseerd op de door ons verkregen technische gegevens:
1. ‘Constructieberekeningen en –tekeningen uitbreiding en verbouw’, door Vesta Visie,
2015-05-07; deze bevat de volgende bouwtekeningen, d.d. 2015-05-04:
- kelder/funderingen gewijzigde situatie;
- begane grond gewijzigde situatie;
- langsdoorsnede gewijzigde situatie;
- constructies kelder/fundering;
- begane grond constructies.
2. rapport: ‘bodemonderzoek Uitbreiding woning aan het Naardermeer 19 te Naarden’,
door RB Geotechniek, 27 januari 2014;
3. van Waternet: ‘leggerzoneringen’, ‘leggerkaart’ en ‘leggerprofiel’.
4. enige mondelinge informatie van de opdrachtgever;
5. uit openbaar archief (internet) en uit eigen archief.
Op deze rapportage zijn de DNR-2005 van toepassing (betref regeling van de verhouding
tussen opdrachtgever en adviserend ingenieursbureau; hier wordt o.a. een beperking van
de aansprakelijkheid vastgelegd van de adviseur). De technische aannames e.d. dienen
gecontroleerd te worden, en bij veronderstelde afwijkingen e.d., ook tijdens uitvoering,
dient men in overleg te treden met de projectbegeleiding. Deze rapportage is oriënterend
bedoeld; er kunnen geen rechten aan ontleend worden, ook niet voor bijvoorbeeld méér- of
minderwerk bij de uitvoering.
De gehanteerde werkwijze is conform de normen die betrekking hebben op de relevante
geotechniek en regelgeving, zoals NEN-/Eurocode BeoordelingsRichtLijn SIKB e.d.
In het navolgende wordt één en ander uitgewerkt.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 4 -
2. Projectgebied.
Figuur-1 toont de ruimere topografische ligging van de projectlocatie, in het buitengebied
in de uiterste zuidelijke hoek van de gemeente Naarden.
Het projectgebied grenst aan de wijk Hilversumse Bovenmeent aan de oostkant
(overzijde watergang) en zuidkant.
De locatie heeft als postcode 1412 CV; in het hart zijn de RD-coördinaten: X= 137747 en
Y= 476706.
Figuur 1.
Topografisch
e ligging
(oranje
driehoek)
containerloc
atie (Open
Street Map).
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 5 -
3. Bouwgegevens
Figuur-2 geeft het bovenaanzicht van de te maken kelder en van de nabije aan te passen
bestaande woning.
Figuur 2. kelder/funderingen gewijzigde situatie
(bron: gegevens-1, hoofdstuk-1).
Figuur-3 toont een (dwars)doorsnede van de kelder met de nabije aan te passen woning,
genomen circa halverwege de figuur-1.
Figuur 3. langsdoorsnede gewijzigde situatie (bron: gegevens-1, hoofdstuk-1).
Via de diverse figuren bepalen we de afmetingen van de buitenkant kelderwand, in
rechthoek-vorm:
- de lengte is ca. 11,72 m;
- de grootste breedte aan buitenzijde kelderwand, gemeten over het deel met uitbouw,
is ca. 5,12 m. Volgens figuur-3 steekt de keldervloer ca. 0,15 m buiten de
kelderwand uit.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 6 -
Men kiest voor een bouwmethode als ‘afzinkkelder’.
In dit stadium gaan we uit, voor het geval de vloer inderdaad iets uitsteekt en/of er bijv.
een isolatiepakket aan de buitenzijde komt, van een grootste buitenmaat van de kelder
van 12,0 m bij 5,5 m.
Betreffende de diepte voor de kelder, leiden we uit figuur-4 het volgende af:
- de bruto hoogte is 3400 mm (250 dek, 2750 inwendig en 400 vloer);
- afgemeten op figuur-4 is de bovenkant -0,05 m peil;
- de onderkant betonvloer is dan 3,45- m peil; i.v.m. een eventuele werkvloer of
isolatiepakket rekenen we in dit kader op een max. ontgraving van 3,55- m peil;
- het bouwpeil ligt (figuur-4) +200 mm NAP; de nodige ontgraving is dan -3,35 m NAP;
- 1 st pompput met een verdiepte bodem blijken er volgens figuur-3 te zijn; deze hoeft
geen verzwaarde vloer te hebben; we nemen aan dat de onderkant tot 0,1 m onder
de keldervloer reikt.
We gaan er in dit kader vanuit dat kelder als volgt wordt gemaakt:
- de fundering van de kelder is ‘op staal’: op de ter plaatse voorhanden vaste zandlaag;
- vooraf geprefabriceerde kelderwanden/-delen worden op de bouwplaats constructief
aan elkaar worden bevestigd/gestort; dit gebeurt op maaiveldniveau of na een
beperkte voorontgraving;
- binnen de kelderwanden wordt de grond zo gelijkmatig mogelijk weggraven, met een
kleinere kraan binnen de kelder opgesteld en/of een grote kraan aan de buitenzijde;
- de kelder, nog zonder wanden, zakt mee met het graven; zo nodig door extra
neerwaartse kracht uit te oefenen op de wanden, zodanig dat er geen ontspanning
optreedt op de bodemmassa rondom buiten de kelderwanden;
- wanneer de kelderwanden op diepte zijn wordt de vloerwapening geplaatst en, na het
treffen van voorzieningen t.b.v. waterdichte aansluiting, de keldervloer tussen de
wanden gestort. De iets verdiepte pompput kan prefab tussen de wapening worden
opgehangen dan wel mee worden gestort in een verdiepte bekisting.
De verwachte bouwtijd voor het diepe deel (ontgraving t/m stort keldervloer, uitharden
en enige uitloop het realiseren van voldoende belasting tegen opdrijven) is ca. 2 weken.
Men gaat uit van een start van de bemalingswerkzaamheden omstreeks medio november
2015.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 7 -
4. Bodem en Geohydrologie
4.1 beschikbaar gesteld en verricht bodem- en grondwateronderzoek
Er is ons beschikbaar het ter plaatse uitgevoerd grondmechanisch bodemonderzoek
(bron: gegevens-2, hoofdstuk-1). Dit bestond uit 2 st sonderingen, opgenomen in onze
bijlagen 2-b en -c). De landmeetkundige schets is opgenomen in onze bijlage 2-a.
Ook is daar een waterstandsbepaling gedaan in één van de sondeergaten, zie par. 4.5.
Voor zover ons bekend is er ter plaatse geen hydrologisch, milieutechnisch en/of
archeologisch bodemonderzoek uitgevoerd.
Door ons is extra bureau-onderzoek verricht, navolgend beschreven.
4.2 maaiveldsligging
Het maaiveld is over het projectgebied vlak: ca. -0,03 á +0,00 m NAP volgens het
bodemonderzoek (figuur bijlage 2-a).
4.3 bodemopbouw en geohydrologie
Voor beoordeling van de opbouw van de bovenlaag ter plaatse is gebruik gemaakt van de
ter plaatse uitgevoerde sonderingen, zie par. 4.1.
Volgens de geologische kaart van Nederland, zie samenvatting figuur-4, wordt de deklaag in
het gebied en omgeving geclassificeerd als ‘Bx4’: zand, juist nabij de overgang naar het
Middennederlandse Laagveenlandschap.
Figuur 4. Locatie (oranje driehoek) met begrenzing vóórkomende soort bovengrond (uit: geologische overzichtskaart van Nederland).
Verder is, voor diepere lagen, gekeken naar onderstaand model figuur-5.
bestaande stal
en woning
Bx4: Formatie van Boxtel : dekzand
Ni1: Formatie van Nieuwkoop: veen in de rivier- en kustvlakte
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 8 -
Figuur 5. Uitdraai bovenlaag Regismodel-2.1 voor projectlocatie; met legenda. (Maaiveld: -0,28 m NAP; coördinaten X= 137747, Y= 476709.) Nadere toelichting m.b.t. figuur en legenda ‘hydrologie’, op deze doorsnede volgens REGIS als volgt opgebouwd:
1. 0 - 3,33 m -MV: formatie van Boxtel, 2e zandige eenheid, bestaande uit zand (fijn t/m grof), grind- en/of
schelpen; 2. 3,33 - 5,93 m, resp. 19,57 en 21,72 m -MV: formaties van Boxtel, 3
e zandige eenheid resp. van Drenthe,
1e en 2
e zandige eenheid, bestaande uit zand (fijn t/m grof), grind- en/of schelpen;
3. 21,72 – 42,77 m -MV: : gestuwde lagen, complexe eenheid bestaande uit afwisseling van zandige en kleiige afzettingen;
4. vanaf 42,77 m -MV: zandige lagen tot 192 m –MV, gevolgd door kleiige lagen (complexe eenheid van Maassluis).
De laag uit voorgaande figuur vanaf ca. 22 m – MV is geohydrologisch niet duidelijk
gescheiden, wegens het (mogelijk) gestuwde karakter. Derhalve is, voor onderzoek van
deze laag nog een boring gezocht, volgens figuur-6. Deze lijkt representatief; de locatie is
genoteerd op fig. 9, gelegen op 490 m ten noordoosten van het project.
Figuur 6. Boormonsterprofiel en lithologische interpretatie B25H0095 (Dinoloket, pulsboring uit 1958), met legenda. (Maaiveld: -0,15 m NAP; coördinaten X= 138110, Y= 477040.)
Wat betreft de bodemopbouw en geohydrologische typering kan men op basis van de
informatie de hoofdverdeling maken volgens bovenstaande tabel-1.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 9 -
Tabel-1. Schematisering bodemopbouw en geohydrologie.
Laag
nr.
boven-
kant
onder-
kant
grondsoort geohydrologie
typering parameter
1 -
-0,0
m NAP
maaiveld-ligging drainagelaag /
infiltratieoppervlak
weerstand 100
etm
2 -0,0 m
NAP
-1,0 m
NAP
klei- en veenlagen,
siltig, met lokaal zandig
toplaagje
waterremmende deklaag weerstand ca. 100
etm (*)
3 -1,0 m
NAP
ca. -6
m NAP
zand, matig fijn tot grof,
lokaal siltig
top ondiepere deel 1e
watervoerende pakket
transmissiviteit
1000 m2/etm (*)
4 ca. -6 m
NAP
ca. -12
m NAP
zand, matig tot zeer
grof, lokaal grindig
en/of siltig
ondiepere deel 1e
watervoerende pakket
5 ca. -12
m NAP
ca. -22
m NAP
zand, matig tot zeer
grof, lokaal grindig
en/of siltig
diepere bovendeel 1e
watervoerende pakket
6 ca. -22
m NAP
ca. -43
m NAP
zand, matig tot zeer
grof, lokaal siltig en/of
met grindige en/of
kleilagen
waterremmende 1e
scheidende laag; deels
gecombineerd met 1e
/2e / 3e watervoerende
pakket
∑ weerstand 50
etm
∑ transmissiviteit
500 m2/etm
7 ca. 43-
m NAP
ca.
190-
m NAP
zand, matig tot grof,
lokaal grindige en/of
kleiige lagen
vervolg gecombineerde
2e/3e watervoerende
pakket
transmissiviteit
2000 m2/etm (*)
8 ca. 190-
m NAP
- zand, matig tot grof,
lokaal kleiige lagen
waterremmende 2e
scheidende laag
(formatie Maassluis)
weerstand >1000
etm
(*) In de modellering t.b.v. bepaling van het nodige debiet, wordt dit 1e w.v. pakket opgedeeld
wegens onvolkomenheid van de naar verhouding zeer ondiepe onttrekking.
Wat betreft watervoerendheid van het watervoerende pakket is ook gebruik gemaakt van
de volgende pompproeven van eigen archief:
- nr. 381: ca. 2,6 km noordoostelijk te Naarden (Naarderheem): proef in 1e wvp (met
bron 10 m blind, 10 m filter) kD=1140 m2/etm; λ= 150 m’;
- nr. 380: ca. 3,6 km noordoostelijk te Naarden (Naarden Chemie): proef in 1e wvp (met
bron 10 m blind, 10 m filter) kD=550 m2/etm; λ= 120 m’;
- van het voormalig Rijksinstituut RID, nr. 100: ca. 7 km west-noordwestelijk te Weesp:
proef in 1e wvp (onder holoceen, vanaf -10 m NAP) kD=560 m2/etm; λ= 270 m’;
- zonder nr.: ca. 7½ km west-noordwestelijk te Weesp, Jan Tooropstraat: proef in 1e wvp
(met bron 9 m blind, 6 m filter) kD=175 m2/etm; λ= 35 m’.
4.4 open water en waterkeringen
Het projectgebied ligt in een poldersituatie en is begrensd, zie figuur-7:
- aan de zuidoostelijke zijde door een kade/waterkering en de Karnemelksloot (primair
oppervlaktewater). Het waterniveau daarvan, boezemwater, is gemiddeld -0,30 m NAP.
Volgens de leggerkaart betreft het hydrovak 4000_2937.
- aan de westelijke zijde door de Meentwetering-oost. Het waterniveau van deze
poldersloot, is met een flexibel peil ca. -0,90 á -1,1 m NAP.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 10 -
Figuur 7. Uitdraai leggerzonering: overzicht met legenda en uitvergroting t.p.v. de projectlocatie
(bron: hoofdstuk-1, gegevens-3).
Figuur-8 toont het bovenaanzicht van beide waterkeringen, ter hoogte van adres
Naardermeer-17, wat overeenkomt met de situatie bij het project.
Figuur 8. Ligging secundaire waterkeringen
weerszijden Karnemelksloot (bron:
hoofdstuk-1, gegevens-3).
Figuur-9 geeft het profiel van de waterkering aan de zijde van huisnr. 17. De weg en
projectlocatie liggen rechts in het profiel.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 11 -
Figuur 9. Schematisatie
secundaire waterkering
V239-2 nabij het project
(bron: hoofdstuk-1,
gegevens-3).
De gewenste kruinhoogte is +0,25 m NAP; de gewenste leggerdiepte is -1,00 m NAP.
Behalve de secundaire waterkering van de Karnemelksloot, is er aan de noordoostzijde
van het perceel blijkens figuur-7, ook nog een tertiaire waterkering (van de poldersloot).
4.5 grondwater
Gegevens grondwater op de locatie.
Tijdens de uitvoering van het grondonderzoek was de grondwaterstand in sondeergat-1,
genoteerd op de schets van onze bijlage 2-a: -0,90 m NAP, op 17-1-2014.
Gegevens peilbuisbestand Dinoloket en Waterschap.
In onderstaande tabel en figuren staan gegevens van de nabije peilbuizen.
Tabel-2. Meest nabije geselecteerde (*) peilbuizen, uit Dino-loket.
afstand (uit rand
projectlocatie);
meetdiepte
grafiek in figuur;
opmerking over
meetreeks
NITG-
Nummer
RD-
coördinaten
maaiveld filtertraject
440 m noord-
oostelijk
geen
meetgegevens Dino
B25H0603
t/m 606
420 m noordelijk geen betrouwbare
meetgegevens Dino
B25H0698
210 m noord-
westelijk; laag-3
fig. a; einde 1989 B25H0695-
1
X= 137520
Y= 476760
-0,71 m
NAP
-2,8 tot -3,3
m NAP
210 m noord-
westelijk; laag-3
fig. b; einde 1989 B25H0695-
2
X= 137520
Y= 476760
-0,71 m
NAP
-5,2 tot -5,7
m NAP
140 m zuidelijk;
laag-3
fig. c; einde 2003 B25H0713 X= 137775
Y= 476560
-0,26 m
NAP
-2,0 tot -2,5
m NAP
130 m zuidelijk;
laag-3
fig. d; einde 2003 B25H0724 X= 137805
Y= 476575
-0,18 m
NAP
-2,6 tot -3,1
m NAP
375 m westelijk;
laag-3
fig. e; t/m 2015 B25H0734 X= 137375
Y= 476570
-0,50 m
NAP
-4,8 tot -5,3
m NAP
350 m oostelijk;
laag-3
fig. f; t/m 2015 B25H0735 X= 138000
Y= 476700
-0,13 m
NAP
-3,5 tot -4,0
m NAP
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 12 -
Figuur 10. Locatie gevonden peilbuisnummers Dinoloket en boring (‘P’, van fig. 6) met
ligging t.o.v. projectlocatie (‘speld’).
Figuur 11.a. standen (cm NAP) ondiepe peilbuis B25H0695-1
Figuur 11.b. standen (cm NAP) middeldiepe peilbuis B25H0695-2
Figuur 11.c. standen (cm NAP) ondiepe peilbuis B25H0713.
-120
-100
-80
-60
-40
-20
0
-150
-100
-50
0
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 13 -
Figuur 11.d. standen (cm NAP) peilbuis B25H0724
Figuur 11.e. standen (cm NAP) ondiepe peilbuis B25H0734
Figuur 11.f. standen (cm NAP) ondiepe peilbuis B25H0735
Gegevens isohypsenbeeld.
Informatief voor interpolatie zijn de grondwaterstandspatronen volgens de figuur-12.
Er blijkt ter plaatse een gemiddelde stijghoogte tussen de ca. -0,75 en -1,00 m NAP.
Figuur 12. Isohypsen per 25 cm in 1e wvp;
gemiddelde situatie over meerdere jaren (Webkaart
Utrecht).
projectlocatie
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 14 -
Gebruikte rekenwaarden grondwaterstand op locatie.
Er zijn geen peilbuizen bekend met betrouwbare meetwaarden op of direct rond het
bouwterrein.
Mede op basis van voornoemd onderzoek, gaan we uit van:
er is één grondwaterstand/stijghoogte in het zandige te bemalen watervoerende pakket
(laag-3), met een:
- de GHG, gemiddeld hoogste stand : ca. -0,80 m NAP;
- de GLG, gemiddeld laagste stand : ca. -0,95 m NAP.
Er zijn weinig (seizoens)schommelingen; pieken/dalen in de meetreeksen zijn gevolg van
onjuiste meetwaarden/externe invloeden.
4.6 regionale stroming grondwater en kwel/infiltratie
De natuurlijke stromingsrichting in het projectgebied van het grondwater in eerste
watervoerend pakket is westelijk, vanwege de gradiënt (verhang) vanaf de hoger gelegen
stuwwallen en dekzanden (infiltratie) richting de droogmakerijen/polders.
Het verhang van grondwater in het 1e wvp is lokaal, zie de isohypsenpatronen, in de orde
van 0,25 m per 1½ km (0,2 ‰). De natuurlijke stroming heeft een snelheid in de orde van
max. 10 m/jaar.
Er is gemiddeld genomen geen sprake van een duidelijke kwel- of infiltratiesituatie.
4.7 kwaliteit grondwater
Het op te pompen water is volgens onze informatie (nog) niet bemonsterd. We hebben
geen inzage in uitgevoerd milieukundig bodemonderzoek ter plaatse.
Het op te pompen grondwater is "zoet", dat wil zeggen dat het chloride-gehalte lager is
dan 150 mg/liter. De overgang van zoet naar brak grondwater ligt op grote diepte (in de
orde van ruim dieper dan -100 m NAP).
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 15 -
5. Inventarisatie omgeving mogelijk beïnvloed.
De omgeving is onderzocht voor mogelijke beïnvloeding m.b.t. grondwateronttrekking,
samengevat in tabel-3.
Waar zinvol, wordt de tabel hierna toegelicht.
Effecten vanwege de bemaling worden verderop (hoofdstuk-9) behandeld.
Tabel 3. Onderzoek ligging t.o.v. objecten met evt. speciale status, bezien vanuit bemaling.
object /onderwerp constatering, toelichting bron, verwijzing
rijksmonument (bebouwing) n.v.t. (>450 m) register monumentenwet
van 1988, stand 2015;
navolgend par. 5.1.
beschermd stads-/dorpsgezicht
Unesco Werelderfgoed
archeologie middelhoge verwachting, voor
enkele perioden
arch. verwachtingskaart
gemeente; par. 5.1
inventarisatie overige bebouwing geen bebouwing nabij behoudens
een belendend pand op perceel, evt.
zettingsgevoelig
par. 5.1; kaart, figuren;
zie ook berekening par.
9.4
inventarisatie infrastructuur n.v.t. par. 5.1
waterkeringen (kade, dijk) secundaire en primaire waterkering
beide vanaf ruim 10 m
waterschap legger; par.
4.5 zie ook par. 5.1 en
berekening par. 9.4
aardkundige waarden/monument provinciale: Naardermeer, zie onder prov. geokaart
beschermde natuurmonumenten Naardermeer:Natura2000, zie onder NB-wet 1998 lijst
nationale landschappen juist in Nieuwe Hollande Waterlinie Nota Ruimte
nationale parken n.v.t. Nota Ruimte
habitat-, vogelrichtlijn-, natura-
2000 gebieden;
juist binnen Natura-2000 gebied
Naardermeer
NB-wet 1998. Ff-wet;
par. 5.2, fig.15
wetlands ja, Naardermeer wetlandsverdrag
NNN (nationaal Natuur Netwerk)
/Ecologische Hoofdstructuur
valt juist binnen de NNN/EHS par. 5.2, prov. geokaart
(fig.15)
‘ondernemen met natuur’,
beheertypen
n.v.t. (natuurbeheer) par. 5.2, prov. geokaart
natuurbeheerplan
inventarisatie groen,
monumentale bomen e.d.
geen bomen met speciale status
<200 m uit projectgebied; wel op
10 m van locatie zuidzijde. aan de
weg een forse loofboom
waardevolle bomenlijst
Naarden resp. Hilversum;
par. 5.2, fig. 13.b
land- en tuinbouw volle grond alleen weidegrond (natuurbeheer),
binnen 10 m uit perceel
figuur-13, 14 e.d.
beschermingsgebieden
grondwaterwinning
n.v.t. (> 1 km) Provinciale Milieu
Verordening; wateratlas
inventarisatie overige
grondwateronttrekking/-infiltratie
- bodemenergieopslag, bouwput-
bemaling,grondwatersanering e.d. >
1 km en/of dieper dan laag-6
- verspreide beregeningsbronnen
e.d. evt. binnen 1 km (in 1e w.v.p.)
landelijk grondwater
register; wateratlas
provincie
grondwaterverontreinigingen geen actuele gevallen op de
projectlocatie
omgevingsdienst; fig.16
bodemloket.nl; zie ook
berekening par. 9.4
overige grondwatersamenstelling n.v.t.: omhoog trekken brakgrens;
veranderen kwelstroom e.d.
zie ook berekening par.
9.4
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 16 -
5.1 archeologie, monumentale en overige bebouwing, waterkering e.d.
De bebouwing in de zeer nabije omgeving, evt. archeologie e.d. is in het algemeen vanwege
de onderzochte grondslag van het bodemonderzoek weinig gevoelig voor zetting of oxidatie
t.g.v. een grondwaterverlaging. Volledigheidshalve volgt hier wel een inventarisatie.
Archeologische waarden
De nabijgelegen Karnemelksloot, zie o.a. par. 4.4, is rond 1600 gegraven voor het
transporteren van turf en maakte later deel uit van de Hollandse Waterlinie.
Uit de ‘Verwachtingskaart archeologie van de gemeente, 2010’ blijkt dat de locatie valt in
een uitgestrekte zone met archeologische verwachting: ‘middelhoog’: voor resten van
jagers-verzamelaars en vanaf de Late Middeleeuwen.
Het gebied valt niet binnen een AMK-terrein (archeologische monumentenkaart); er is
geen nabije archis-waarneming (vondst) bekend.
Monumentale bebouwing en overige bestaande bebouwing, i.v.m. funderingen e.d.
Er is buiten de projectkavel en belendende kavel geen bebouwing in de directe
omgeving; zie foto’s figuren-13 als toelichting van de landelijke ligging.
Figuur 13.a. Projectlocatie aan voorzijde gezien in n.w.richting vanaf de weg Naardermeer (Funda).
Figuur 13.b. Projectlocatie aan zuidzijde gezien in oostrichting vanaf de weg Naardermeer (Streetview sept. 2014).
Figuur 13.c. Projectlocatie aan noordzijde gezien in z.w.richting vanaf de weg Naardermeer (Streetview sept. 2014).
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 17 -
In figuur-14 zijn de perioden van aanleg, volgens bron, van de bebouwing weergegeven.
Voor de huisnummering, zie ook figuur-1.
Figuur 14. Ligging bebouwing
(projectgebied gemarkeerd driehoek) met legenda kleurcode bouwjaar (bron: Open Street-map).
In de westelijke en noordelijke richting is er het polderlandschap/natuurgebied.
Zuidoostelijk vanaf 70 m uit de locatie, aan de overzijde van de weg en sloot, is het
perceel Naardermeer 24, met woning en bedrijfsgebouwen, volgens bron alle met
bouwjaar 1984. Deze bebouwing ziet men iets van links op figuur-13c.
De bestaande, en de te handhaven, bebouwing op de projectkavel en belendende kavel,
daterend volgens bron van 1900, is zeer waarschijnlijk van oorsprong ‘op staal’
gefundeerd met een strokenfundering; de vaste zandlaag komt ter plaatse van de
huiskavel van nature vlak onder maaiveld voor. Dit blijkt ook uit de doorsnede figuur-3.
Op o.a. de foto figuur-13b ziet men dat het één langgerekt bouwdeel is; huisnr. 23
omvat het achterdeel en nr. 19 het voordeel (figuur-1). Dat voorste deel, nr. 19, is van
de eigenaar, die nu de kelder met bovenbouw voorbereid die los van de belending staat
volgens figuur-2 en -3.
Nabij het projectgebied zijn geen panden vermeld als een Rijksmonument of onderdeel
van beschermd dorps-/stadsgezicht e.d.
Het meest nabije object van de Rijksmonumentenlijst ligt vanaf 450 m noordoostelijk uit
de locatie, Naardermeer 13. Boerderij "Ridderhoeve", voorheen Meerlust; een gepleisterd
dwarshuis door riet gedekt, XVIIe eeuw. (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).
Het meest nabije beschermd dorps-/stadsgezicht is de wijk Het Spiegel (Bussum), vanaf
600 m oostelijk uit de locatie.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 18 -
Nabije infrastructuur, waterkeringen.
De te maken kelder is volgens onze informatie gekozen uit het profiel van vrije ruimte van
beide waterkeringen, en is ook gelegen buiten de beschermingszone van de
waterkeringen: een regionale/secundaire waterkering (Karnemelksloot) en een tertiaire
waterkering (poldersloot).
De te maken bouwput ligt, door ons geschat, met de meest nabije rand op:
- ca. 17 m uit de kruin van de oostelijk gelegen secundaire waterkering aan de westzijde
van de Karnemelksloot (waterkering legger V239-2);
- ca. 13 m uit de kruin van de noordelijk gelegen tertiaire waterkering.
Zie ook voorgaande paragraaf 4.4. De constructie/materiaalopbouw van de
kades/waterkeringen is ons verder niet bekend. In hoofdstuk-9 wordt er nader op in gegaan
en worden eventuele effecten op de waterkering behandeld.
In het profiel figuur-9 en bijv. het straatbeeld figuur-13.c ziet men de ligging van de weg
Naardermeer, half in het talud van de waterkering evenwijdig aan de Karnemelksloot. Dit
is een gebiedsontsluitingsweg bestaande uit een enkele rijbaan, met verharding van
asfalt (zie figuren-7 en 13.c).
De kruin van de tertiaire waterkering is een pad, van twee met puin verharde rijsporen,
voor toegang van aanliggende kavels met erf.
Er is volgens onze informatie geen ondergrondse hoofdleiding op of direct naast de locatie
aanwezig.
5.2 Natuur- en landschapswaarden, gebieden met speciale status en groen
De planlocatie is in een Nationaal Landschap gelegen dat is gekenmerkt als zowel Het
Groene Hart, De Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Het gebied aan 3 zijden langs het project valt onder de speciale status van het
Naardermeer, figuur-15).
Het beheer van alle terreinen is ‘natuur’ (natte weidegronden, moerasbos e.d.).
Figuur 15. Ligging projectlocatie in Natura-
2000 gebied en NNN-gebied (2015, Atlas
Provincie NH).
arcering: Natura-2000 en
NNN-gebied
Naardermeer
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 19 -
Aardkundige waarden
Sinds 2005 is het Naardermeer provinciaal aardkundig monument (bodembescherming):
een veenmeer, circa 4000 jaar geleden gevormd door sterke kwel vanuit een stuwwal,
grondwaterstijging en specifieke ligging.
Dit gebied is tevens op onderstaande figuren aangegeven als natuurgebied/EHS.
5.3 Ligging t.o.v. grondwaterwingebied, onttrekkingen derden, grondwatervervuiling.
Grondwaterwingebied en onttrekkingen derden.
Er zijn ons geen actuele onttrekkingen bekend, binnen ca. 1 km van de projectlocatie, in
het bovenste watervoerende pakket (laag-3/-4/-5), behoudens eventueel t.b.v.
periodieke beregeningen.
Er zijn grondwater-winningsgebieden, op grotere afstand van (> 5 km oostelijk / zuidelijk);
het projectgebied ligt ruim buiten het beschermingsgebied en intrekgebied/zoneringen
ervan.
Bekende grondwaterverontreinigingen.
Op figuur-16 hebben we alle nabije geregistreerde gevallen ‘Wet Bodembescherming’
genoteerd. Alle gevallen ‘zijn voldoende onderzocht/gesaneerd’.
Figuur 16. Bekende evt. nog actuele
bodemverontreiniging-locaties
(bodemloket.nl/bodematlas).
ID: NH042500400 locatie: Naardermeer 19 status: uitgevoerd sanering hele geval; voldoende gesaneerd
(laatste document evaluatie BUS-beschikking 2013)
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 20 -
6. Nodige grondwaterverlagingen.
6.1 Beperken nodige verlaging grondwaterstand.
Er is reeds gekozen voor een zogenaamde afzinkkelder, mede om de duur van de
bemaling zo kort mogelijk te houden, en de bouwput zo klein mogelijk. De
werkzaamheden tijdens het afzinken van de kelderwanden en het storten van de
keldervloer t/m het ballasten dienen te worden uitgevoerd in een stabiele en voldoende
droge grondslag.
Alternatieven met (nog) minder bemaling zijn niet goed haalbaar:
- Het iets verhogen van het bouwpeil zou bijv. perikelen geven i.v.m. het aansluiten op
het peil van de bestaande bebouwingen, en problemen geven met het
funderingsontwerp.
- Het plaatsen van een diepe waterkerende wand (bijv. bentonietcement, damwand)
rond de bouwput is omslachtig en zeer kostbaar. Bovendien zou dit slechts een
reductie van het waterbezwaar in de orde van 10% bewerkstelligen, wegens het niet
van nature aanwezig zijn van een horizontale waterremmende laag, en de naar
verhouding grote bouwputoppervlakte. Voor duidelijke beperking van het
waterbezwaar zou er tevens bijv. een diep waterremmend injectievlak (gel) moeten
worden verzorgd in combinatie met bijv. een stalen damwand rondom, tot in de orde
van 7 m diepte; een dergelijk iets wordt mede vanwege de omslachtigheid niet
toegepast in deze projecten.
- Het uitvoeren met onderwaterbetonvloer gebeurt in de natte, zónder bemaling. Het
leidt wel tot het toepassen van een grote hoeveelheid milieubelastend beton: in de
orde van een 0,7 m dikke vloer. Er is dan tevens weer een gesloten damwandkuip
nodig; doorgaans wordt dat niet in combinatie gedaan met een afzinkkelder.
Deze naar verhouding kortdurende nodige verlaging wordt acceptabel geacht. Hierna
worden daartoe uitgangspunten bepaald.
6.2 Evenwichtsberekening sleufbodem tegen verticale opwaartse druk.
Volgens de eis uit NEN 9997-1+C1:2012 (nationale bijlage Eurocode 7: Geotechniek)
wordt hier verticale stabiliteit onderzocht.
De nodige ontgravingsdiepte reikt tot in de zandige laag-3 (zie tabel-2 bodemopbouw).
Laag-3 is samen met lagen-4 en -5 één aaneengesloten relatief zeer diep watervoerend
pakket. Er is hier uiteraard geen sprake van opbarsten/opdrijven/piping vanuit
remmende lagen.
Spanningsbemaling is dus niet van toepassing.
Wel dient er rekening te worden gehouden met dat de onttrekking tot voldoende diepte
dient plaats te hebben, wegens:
- mogelijk komen één of meer dunne minder watervoerende (storende) laagjes voor
juist onder de ontgravingsdiepte;
- (lokaal) sterke aandrang van grondwater in opwaartse richting, vanuit laag-4.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 21 -
6.3 Nodige verlaging grondwaterstand.
De nodige grondwaterverlaging, afhankelijk van de ‘bandbreedte’ in nulstand, is
aangegeven in onderstaande tabel-4. De diepten zijn overgenomen van hoofdstuk-3.
Tabel-4. Nodige verlagingen in de watervoerende laag (laag-3/4), met ‘bandbreedte’.
fase, nader te overleggen met constructeur
verlagingsdiepte grondwater (*)
verlaging bij grondw.stand (zie par. 4.5)
maximaal, bij GHG -0,80 m NAP
minimaal, bij GLG -0,95 m NAP
1.a. start bemalen, evt. bovenlaag ontgraven
naar 3,65- m NAP
2,85 m 2,70 m
1.b. ontgraven max. 3,35 m – NAP
1.c. verdiepte put (**)
2. stort keldervloer over hele vlak naar 3,65- m NAP
idem idem
3. na stort keldervloer t/m uitharden
gereed (g.w.s. opkomen tot o.k. vloer)
naar -3,35 m
NAP
2,55 m 2,40 m
4. na uitharden keldervloer t/m kunnen belasten keldervloer (g.w.s. opkomen tot 1,0 m boven onderkant
vloer; is gewicht vloer zonder opwaartse belasting)
naar -2,35 m NAP
1,55 m 1,40 m
5. na het voldoende belasten tegen opdrijven totdat de bovenbouw voldoende gewicht heeft
geen 0 m 0 m
Opmerking (*). Er is uitgegaan van een nodige grondwaterstandsverlaging over de bouwput van 0,3
m onder de bodem (conform Eurocode/Nen, geen grondverbetering). (**). Er is uitgegaan van een nodige grondwaterstandsverlaging van 0,2 onder de kleine verdiepte put, die aan de rand ligt in de afpompingskegel van de filter bemaling m onder de bodem.
7. Indicatie bemalingsinstallatie i.v.m. berekeningen.
7.1 Algemeen
De bemaling kan niet met in de ondergrond gefreesde horizontale diepdrains verzorgd
worden, aan te sluiten op een zuigpomp, vanwege obstakels in en op de ondergrond.
Derhalve wordt er aanbevolen tenminste een installatie met verticale onttrekkingspunten
aan te brengen; deze is nl. ook zeer effectief bij een kleine naar verhouding diepe
ontgraving zoals hier. De uiteindelijke aanpak is mede op basis van ervaring ter keuze
van de aannemer/bemaler.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 22 -
7.2 verticale bronbemaling
De filters (bronnen) worden geplaatst juist buiten de af te zinken kelder, in overleg met de
uitvoerder zodanig dat deze de graafwerkzaamheden e.d. niet belemmeren.
De filters zijn van p.v.c. Ø 50 á 60 mm, met filterstelling tot max. 7 meter diepte (max. -7 m
NAP).
Mogelijk verbetert omstorting van het filter met zand de horizontale en verticale toestroming,
ook bij een evt. stoorlaag.
Naar keuze kan er ook indirect bemalen worden (open bronnen Ø 90 mm met inhangers of
dichte bronnen omhuld met verticaal drainfilter). Het spuitgat rond het filter wordt afgedicht
t.b.v. het werken met onderdruk.
De bronnen worden doorverbonden met zuigleidingen en aangesloten op een zuig-
perspomp. Er kan met 3, betrouwbare, pompen volstaan worden. De pomp wordt
aangedreven door een dieselmotor en is voorzien van een volgens de geldende normen
voldoende geluiddempende omkasting met lekbak.
7.3 freatische open bemaling
Aanvullende open bemaling is nodig wanneer genoemde bronbemaling niet volstaat, bijv.
bij verstoorde grondslag, oude drainages e.d.
Deze bestaat dan uit het oppervlakkig afpompen middels vuilwaterpompen:
- van een verdiepte greppel naast de leiding;
- van een in te graven horizontale drainage. De drain is ter keuze van de aannemer; veelal
wordt er toegepast een PE- of PVC-drain ø 80 of 100 mm, voorzien van omhulling met
pp-weefsel of kokosvezel.
7.4 Algemeen m.b.t. bemaling
Lozen gebeurt op open water of riolering. Hier heeft de voorkeur het lozen op open water
i.v.m. evt. beperkingen aan de capaciteit van het riool. Zie ook ‘toestemmingen’
hoofdstuk-10.
De lozing op open water gebeurt na debietmeting via een beluchtingsbak. Als optie moet er
rekening gehouden worden met het plaatsen en instandhouden van een of meer
strofilterbakken om van nature opgelost ijzer te doen uitvlokken en af te vangen. Zodanig
dat het ijzerslib niet in het open watersysteem terecht komt.
Monitoring/controlemiddelen, lozing, e.d. wordt in navolgende hoofdstukken nog
behandeld.
Figuur uit bijlage-4 geeft een voorbeeld van de mogelijke inrichting van de
bronbemaling; zoals eerder gesteld, is het ontwerp, aantal pompen e.d. ter
beoordeling van de aannemer.
De bemaling vangt aan ca. één dag vóór de ontgraving onder de van nature aanwezige
grondwaterstand. De bemaling is voorzien totaal ca. 2 weken (aaneengesloten) in bedrijf te
zijn.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 23 -
8. Bepaling debiet
Hier wordt als methodiek gehanteerd voor bepaling van verlagingen en debieten: eerst
worden er analytische berekeningen gedaan middels het kiezen en invullen van
grondwaterformules. Mede i.v.m. de verlagingslijnen is deze berekening vervolgens
gecontroleerd met het modelleringsprogramma ‘MWell’.
Theorie van De Glee
Er is een berekening gedaan volgens ‘De Glee’; deze is goed toepasbaar voor onttrekking
bij onttrekking uit een van boven afgesloten watervoerende laag (semi-spanningswater),
wat hier hoofdzakelijk van toepassing is.
Onderstaand is de gehanteerde formule.
Hierin is: Q = totaal onttrekkingsdebiet [m3/uur] k = doorlatendheidscoëfficiënt watervoerend pakket [m1/dag]
H = afstand onderkant bron tot freatisch niveau [m1] h = afstand onderkant bron tot freatisch niveau na verlaging [m1] D = dikte watervoerend pakket [m1]
A = berekende equivalente bouwputstraal [m1] K0 = gemodificeerde Besselfunctie [-]
λ = berekende lekfactor [-]
Figuur-17 toont de uitkomst bij maximale verlaging, in de vorm van een verhanglijn. En
daarin geplaatst een tabel met o.a. de bijbehorende verlaging, op afstand uit het hart van
de onttrekking.
Figuur 17. Verhanglijn volgens de Glee. In stationaire situatie bij onttrekken 129 m3/u in laag-3; bij GHG: v=2,85 m / 3,65 m –MV.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 24 -
Theorie van Theis
Deze is toepasbaar voor onttrekking in o.a. van boven dan wel van onder afgesloten
lagen, welke een redelijk grote watervoerende hoogte hebben; en wanneer er geen
interactie is tussen het (bemalen) grondwater en oppervlaktewater. Die situatie is hier
ook min of meer van toepassing. Voor enige beeldvorming (o.a. van het tijdseffect) is de
uitkomst van de berekening, bij het verwachte debiet, in de bijlage-3 opgenomen; de
bergingscoëfficiënt (‘S’, storativity) is dan vrij hoog genomen in i.v.m. het freatische
karakter van de te bepompen bovenlaag.
Onderstaand toont de gehanteerde formule ‘Theis’.
)(4
uWkD
Qs
, waarbij u
kDt
r
4
. 2, waarin:
s = verlaging op afstand r (m) Q = debiet (m3/d) kD = doorlaatvermogen (m2/d) = bergingscoëfficiënt (meewerkend poriënvolume) (-)
r = afstand tot onttrekkingsfilter (m) t = tijd (d) W = putfunctie (-)
MWell programmatuur.
Verlaging en debiet zijn iteratief bepaald middels modelleringen in het hydrologische
rekenprogramma Mwell; de debieten blijken iets hoger dan die geraamd met de
formules. Er is nabij de waterpartijen niet met enige voeding/infiltratie gerekend.
Toelichting op dit grondwaterrekenmodel, uitkomsten en isohypsenbeeld zijn in de bijlage-3
opgenomen.
Overzicht waterbezwaar bemaling.
De uitkomsten van voorgaande berekeningen verschillen onderling iets; op basis van
interpretatie is door ons het te verwachten waterbezwaar afgeleid als vermeld in tabel-5.
Het waterbezwaar kan in dit geval o.a.:
- de eerste periode iets hoger liggen, t.g.v. het leeg te pompen poriënvolume, en het
verlagen van de waterstand van hoog naar verlaagd; en bij langere duur juist afnemen;
- het kan lager liggen in perioden van lage omliggende grondwaterstand (zonder
verlaging).
Er is vanuit gegaan dat er (nagenoeg) géén voedende werking is door infiltratie van nabij
gelegen oppervlaktewater. De sloten zijn nl. naar verhouding ondiep en niet nabij de
bouwput. Verder is de waterstand in de Karnemelksloot -0,30 m NAP; het is
onwaarschijnlijk dat deze een significant voedende werking heeft in laag-3, waar een
grondwaterstijghoogte heerst volgens par. 4.5 van ca. -0,9 m NAP, ook niet bij de verlaging
van die stijghoogte ter plaatse tijdens de bemaling.
In tabel-5 worden bouwperioden onderscheiden, met aldus geraamde debieten en daaruit
voortvloeiende waterbezwaren. Uitgegaan is, worst case, van een nulstand van Gemiddeld
Hoge Grondwaterstand (tabel-4).
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 25 -
tabel-5 . Planning verlagingen en berekende debieten, stationaire situatie bij hoge gr.w.stand. activiteit periode verlaging
g.w.s., t.o.v. GHG
berekend debiet
waterbezwaar totaal ca.
1,2: start bemalen, graven/afzinken, incl. storten keldervloer
8 etm. 2,85 m 160 m3/uur 30.700 m3
3: na stort: uitharden keldervloer 2 etm. 2,55 m 145 m3/uur 7.000 m3
4: na uitharden keldervloer t/m kunnen belasten keldervloer tegen opdrijven
4 etm. 1,55 m 90 m3/uur 8.600 m3
5: na ballasten tegen opdrijven totdat de bovenbouw voldoende gewicht heeft
n.v.t. 0 m 0 m3
deze planning totaal ca. 14 etm.
max. 2,85 m;
max. ca. 160 m3/uur
totaal ca. 46.300 m3
Voor toelichting verlagingslijnen over bouwdelen en debieten dienen de figuren van de
modelberekening uit de bijlage-3.
De planning is ter beoordeling van de aannemer en constructeur, evenals het in de praktijk
waarnemen van het verloop van het verlagingsniveau.
Genoemde verlagingen en/of debieten kunnen in de praktijk verschillen, doordat de
aannamen afwijken van de werkelijkheid.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 26 -
9. Eventuele effecten bemaling op omgeving
9.1 Opgetreden effecten van voorgaande bemaling in de nabijheid.
Op en rond huiskavel zijn in het verleden naar alle waarschijnlijkheid géén grote
bemalingen verricht. In de ruimere omgeving, met name in de bebouwde kom en/of bij
infrakruisingen kan men aannemen dat er reeds grondwaterverlagingen zijn uitgevoerd:
vanwege bouwputten, leidingwerk e.d.
Dergelijke verlagingen kunnen invloed hebben gehad, bijvoorbeeld op maaiveldszettingen,
verspreiding grondwaterverontreiniging, waardoor de in dit kader te verrichten
grondverlaging minder (extra) nadelig effect zou kunnen hebben.
Op voorhand wordt dit echter niet beschouwd omdat ons geen exacte gegevens voorhanden
zijn.
9.2 Verlagingen waterstand.
Afgeleid van genoemde (model)berekeningen, geeft tabel-6 de verlagingen verwijderd
vanaf de onttrekkingslocatie.
Hieruit volgt dat: de verlagingen t.o.v. de nulstand lopen schematisch af in concentrische
lijnen evenwijdig aan de bouwput. De invloed, hier te definiëren als de 5 cm
stijghoogteverlagingslijn, strekt zich, bij einde diep bemalen (max. ca. 10 dagen) uit tot ca.
600 m uit de meest nabije rand sleuf; zie ook de berekeningen en bijlagen met o.a.
verlaging volgens MWell. Bij de gehanteerde formules reikt de invloed wat minder ver, tot
ca. 400 m.
tabel-6. Overzicht verlagingslijnen (laag-3) bij max. verlaging (bij GHG) na 10 etmalen, haaks op
de onttrekkingsstreng.
afstand uit onttrekking 1 m 15 m 30 m 75 m 150 m 300 m 600 m
verlaging t.o.v. GHG 2,8 m 1,85 m 1,4 m 0,8 m 0,40 m 0,20 m 0,05 m
Om de effecten te beoordelen houdt men de verlaging t.o.v. de lage grondwaterstand, want
dan zal evt. effect, t.o.v. eerder opgetreden effecten, zich eerder voordoen; dit geldt met
name voor zettingen, wanneer er boven de gemiddeld lage stand wordt gebleven kunnen er
geen zettingen optreden.
9.3 Inventarisatie omgeving i.v.m. mogelijke effecten grondwaterverlaging.
In dit rapport is in voorgaande hoofdstuk-5 de omgeving geïnventariseerd vanuit de in
invalshoek van grondwater. Verder is er een aantal tekeningen, satellietbeelden en foto’s
opgenomen, mede om de nabije omgeving te beoordelen.
9.4 Effecten i.v.m. grondwaterverlaging.
zetting
Indien de grondwaterstand verlaagd wordt in de bovenlaag beneden een eerder, over een
zekere periode, opgetreden laagste waarde, is er kans op zetting. De zetting kan dan
optreden in de lagen waar grondwaterverlaging optreedt, voor zover het samendrukbare
lagen betreft: venige en/of kleiige, siltige lagen.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 27 -
De bovenlaag waar de eventuele beperkte bemaling plaats heeft, is als beschreven, is
weinig tot niet zettingsgevoelig. Het is weliswaar een samendrukbare
humeuze/venige/kleiige laag; maar volgens het bodemonderzoek ter plaatse reikt de
onderkant tot 1,0 – m NAP, waaronder zich meteen het vaste zandpakket tot grote diepte
uitstrekt. Terwijl volgens paragraaf 4.5 de gemiddeld laagste grondwaterstand is 0,95 – m
NAP, dat is vrijwel de onderkant van de slappe laag, zodat er ten gevolge van
grondwaterverlaging nagenoeg geen zetting meer mogelijk is.
Een modellering van de zettingsberekening, voor een meer ongunstige situatie van het
vóórkomen van een bepaalde slappe laag die een fractie dieper ligt, nl. met onderkant op -
1,10 m NAP, is uitgevoerd m.b.v. M-well volgens bijlage-3 (figuur-b.2).
Deze geeft dat er een theoretische zetting is voor genoemde schematisatie.
In de modellering, bij een diepste verlaging na 12 etmalen bemalen, t.o.v. GLG zijn er
berekend:
- direct naast de bemaling zijn theoretische maaiveldszettingen in de orde van 3 mm;
- op ca. 10-15 m uit de bemaling (ter hoogte van de kruin van de secundaire
waterkering) zijn theoretische maaiveldszettingen berekend in de orde van 2 mm;
- tot 80 m uit de bemaling zijn theoretische maaiveldszettingen berekend in de orde van
1 mm;
- voor de nabije situatie is een zettingsverhang geschat van 1/15000 m/m’.
Met het oog op de waterkering is er door ons als extra controle nog een nadere
zettingsberekening uitgevoerd, als volgt.
In Nederland wordt de formule van Koppejan/Terzaghi veel gebruikt voor de berekening
van zettingen. De vergelijking geeft de totale zetting als gevolg van de primaire zetting
(bereikt na voltooiing van de consolidatie) en de secundaire zetting, die het gevolg is van
de kruip van het korrelskelet.
De volgende (uitgebreide) formule is gehanteerd:
𝑍 = h ∗ {1
𝐶𝑝
∗ 𝑈 + 1
𝐶𝑠 ∗ log
Δt
𝑡𝑑 } ∗ 𝑙𝑛
σi + Δσ
σi
Invullen van deze formule, met parameters voor bodemopbouw vergelijkbaar met als
gehanteerd bij Mwell (bijlage-3). Bij een maaiveldsligging (kruin dijk) van +0,25 m NAP
leidt de grondwaterverlaging onder de aangenomen GLG op een afstand van ca. 15 m uit de
bemaling tot een theoretische zetting van minder dan 1 mm.
relatie maaiveldzetting, gebouwzetting en schadekans
Men kan stellen dat ‘maaiveldzetting’ in mindere mate dan één op éen leidt tot
‘gebouwzakking’:
- bij funderingen op staal, afgesteld boven de zettingsgevoelige lagen (zonder dat bij
aanleg een diepe grondverbetering is toegepast);
- op palen gefundeerde bebouwing kan een toename van negatieve kleef ondervinden
indien door de grondwaterstandsverlaging een significante maaiveldzakking (> 2 à 5
cm) optreedt. Dit kan voor problemen zorgen (extra paalkopzakking of zelfs
bezwijken van de fundering) indien hiermee geen rekening is gehouden is het
ontwerp van de bebouwing.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 28 -
- op houten palen gefundeerde bebouwing kan tevens problemen ondervinden van
paalrot. Dit kan optreden indien de (houten) paalkoppen langdurig (in dit project niet
van toepassing) droog komen te staan, wat tijdens deze bemaling minder van
toepassing is; mogelijk zijn er echter indertijd betonnen opzetters gebruikt.
De daadwerkelijke kans op schade wordt onder meer bepaald door de historie van het
terrein, de mate van verlaging en het ontwerp, het vóórkomen van kelders e.d. en de
bouwtechnische conditie van de bebouwing.
Landelijk, bijv. aangetroffen in keurregels van waterschappen (bijv. Delfland), wordt als
maat voor schade aan bebouwing aangehouden:
- ‘zettingen’ groter dan 8 mm zijn niet toegestaan;
- een ‘zettingsverhang’ is toelaatbaar voor zover niet groter dan 1/600 m/m.
De hier berekende (theoretische maaivelds)zettingen vallen binnen voornoemde norm van
max. 8 mm en het zettingsverhang valt ruim binnen de norm.
Er zijn derhalve op basis van het gestelde door de bemaling geen zettingsproblemen te
verwachten. Wel adviseren we voorzeker de bemaling zo kort mogelijk te houden en
wanneer mogelijk per fase te reduceren.
infrastructuur en waterkeringtoets
Van deze berekende naar verhouding geringe theoretische maaiveldzettingen is geen
nadelig effect te verwachten van de terreinzettingen of op eventuele infrastructuur
(leidingen) in de bodem.
De waterkerende veiligheid van de secundaire kering, kade westzijde Karnemelksloot, zie
ook par. 4.4, beoordelen we hier in het kort; dit geldt ook voor de andere waterkering, een
kleinere tertiaire.
Volgens de Leidraad Toetsen op Veiligheid katern boezemkaden (STOWA), kent men de
volgende faalmechanismen:
- Hoogte. Volgens de berekeningen aan het begin van deze paragraaf is er t.p.v. de kruin
een theoretische hoogtezetting van ca. 1 á 2 mm; bovendien kan door de ‘terugvering’
na afloop, wanneer de evt. drooggemaakte samendrukbare lagen weer nat worden
uiteindelijk er geen zakking overblijven. Deze theoretische zetting is minder dan 1% op
het verschil van 250 mm in kruinhoogte en het maatgevend hoogwater, volgens profiel
figuur-9. Dit is niet meetbaar op een grasdijk; er wordt geen nadeel verwacht.
- Macrostabiliteit van buiten- en binnentalud. Buiten- of binnenwaartse afschuiving is hier
niet van toepassing; de beperkte verlaagde stijghoogte heeft geen nadelige invloed;
zettingen, gelijkmatig van enkele millimeters, voor zover deze optreden, hebben hierop
geen effect.
- Onder- en achterloopsheid. ‘Heave’, drijfzand t.g.v. toenemen verticale kweldruk, is hier
niet van toepassing. ‘Piping’ is niet van toepassing: er worden geen werkzaamheden,
boringen e.d. verricht binnen de veiligheidszone. Evt. bestaande zwakke plekken voor
piping worden niet beïnvloed door de gelijkmatige verlaging en de zeer beperkte
verlaging t.o.v. de GLG-stijghoogte en dat de bemaling alleen evt. invloed heeft op de
verticale kwelstroom.
- Microstabiliteit en bekleding. Microstabiliteit (bijv. locale uitspoeling, locale opdrukking
door mechanische belasting) wordt niet beïnvloed, wijzigt niets aan. Bekleding is er niet;
wijzigt niets aan.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 29 -
Als aandachtpunt wordt opgemerkt dat het deels een veengebied betreft en dat derhalve
mogelijk sprake is van veenkaden. In dit geval dient naast een maatgevend hoogwater ook
de situatie ‘droogte’ beoordeeld te worden. De problematiek van droogte (scheuren) van
veenkaden alleen speelt in warme droge perioden. Hierover stellen we dat er door de
bemaling met stijghoogteverlaging niets wijzigt aan de vochtigheid van het evt. veen-
/kleisamenstelling.
Samenvattend wordt er vanwege de bemaling met grondwaterstandsverlaging geen nadelig
effect op waterkeringen verwacht.
Verplaatsing grondwater, eventuele grondwaterverontreinigingen en upconing
Als gevolg van de bemaling treden grondwaterstandsverlagingen op en wordt de
natuurlijke grondwaterstroming tijdelijk beïnvloed. Deze verandering van de stroming
heeft op de ene locatie dezelfde richting (vector) als genoemde natuurlijke stroming,
maar op de andere weer een tegengestelde richting.
Er waren uit de inventarisatie geen te onderzoeken verontreinigingen gebleken op of
nabij de locatie. Voorzeker bekijken we een eventuele grondwaterverontreiniging op wat
grotere afstand.
Een oriënterende berekening, op basis van de wet van Darcy voor horizontale verplaat-
sing van het grondwater, aangevuld met de functie van de porositeit, levert bovendien
dat er in een periode van 10 etmalen een, tussen de 150 en 300 m uit de bemaling,
grondwaterverplaatsing kan optreden van ruim een meter. Eventueel aanwezige
verontreinigende stoffen verplaatsen zich minder goed tot zeer slecht met het water
mee; zelfs in het ongunstige geval zal verplaatsing van een eventuele
grondwaterverontreiniging ruim minder dan een meter zijn, wat niet meetbaar zal zijn.
Gezien de korte duur van de bemaling en de grote diepte en watervoerendheid van het
bemalen pakket laag-3/-4/-5 is het effect op de verticale grondwaterstroming gering; de
berekende verlaging in diepere lagen dan laag-5 is minder dan 0,05 m.
Derhalve zal er geen beïnvloeding zijn op de ofwel bestaande minimale kwelstroming
ofwel minimale infiltratie-wegzijging.
De voorziene bemaling zal dus geen nadelige invloed hebben op de samenstelling van het
grondwater. Er is geen meetbare verplaatsing t.o.v. de natuurlijke.
Optrekken van de zeer diep liggende zoet/brakgrens is niet van toepassing.
Invloed op grondwaterwinning en overige onttrekkingen.
De in dit rapport (hoofdstuk-5) geïnventariseerde eventuele onttrekkingen/infiltraties van
derden vallen buiten de berekende, meetbare, invloedssfeer van 0,05 m verlaging t.o.v.
laagste stand van de bemaling.
Vermeld is dat er evt. incidentele onttrekkingen zijn van grondwater t.b.v.
seizoensberegening binnen de berekende invloedssfeer. Het effect op de capaciteit (en
opzuighoogte) van dergelijke onttrekkingen is hier nihil.
Gezien genoemde beperkte verlagingen, verplaatsingen en looptijd is er geen nadelig effect.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 30 -
Monumentale bomen, natuur, groen, ecologie e.d.
In dit geval is er m.b.t. de bemaling nadelig effect mogelijk wanneer de bemaling plaats
vindt binnen het groeiseizoen (ca. maart t/m oktober).
Zoals in het voorgaande toegelicht, o.a. tabel-3, ligt het gebied binnen het Naardermeer,
o.a. een Natura-2000 gebied. Het is een ‘wetland’, met veel oppervlaktewater; de
waterspiegel wordt niet beïnvloed door de bemaling.
Hier komen voor o.a. N12.02, kruidenrijk en faunarijk grasland, en A02.01, botanisch
waardevol grasland. En A01.01, weidevogelgebied grasland én A01.03, ganzenfourageer-
gebied; deze functies door vogels worden hier niet beïnvloed; ook niet indirect omdat er
navolgend geen wijziging blijkt op de vegetatie.
De beworteling heeft met name plaats in de goed watervasthoudende klei/veenlaan van een
meter dik vanaf maaiveld; en voor gras en kruiden in de ca. 30 cm toplaag hiervan. Mede
gezien de voorziene periode van korter dan 2 weken bemalen, wordt geen nadelige
beïnvloeding verwacht; de vochtopname van de wortels, welke zich vooral in de zone van
capillaire werking en/of hangwater afspeelt, wordt gedurende een dergelijke korte periode
slechts een fractie méér beïnvloed dan door de veelvuldig optredende natuurlijke
schommeling.
In dit geval blijkt dat er geen extra aandacht is vereist voor eventuele bomen en groen.
Landbouw, agrarisch gebruik.
De toegepaste landbouw binnen de invloedssfeer van de bemaling, is weidegrond, voor al
met doel natuur.
Gras (weide), dat ondiep wortelt, is in deze bodem weinig afhankelijk van grondwater uit
de verzadigde zone; de vochthuishouding is op korte en middellange termijn afhankelijk
van de kleiig/venige structuur van de bovenlaag, welke een goed vochtvasthoudend
vermogen heeft. De opbrengstreductie, volgens ‘Help’-tabellen, kan in een ongunstig droge
zomer maximaal enkele procenten extra toenemen.
Er wordt geen nadelig effect verwacht op agrarisch gebruik van (volle) grond.
9.5 Conclusie en mitigerende maatregelen om nadelige effecten tegen te gaan.
Er wordt volgens het voorgaande geen nadelige beïnvloeding verwacht door de voorziene
bemaling op de mogelijke items uit de tabel van de inventarisatie van hoofdstuk-5.
In dit geval lijken er m.b.t. bemaling dan ook geen mitigerende maatregelen te nemen, die
evt. effecten zouden moeten te niet doen.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 31 -
10. Lozing en effecten ontvangend water.
In dit gebied is geen rioleringsstelsel aanwezig dat duurzaam geschikt is voor het vrij
hoge debiet. Bovendien is het beleid om bronbemalingen direct te lozen op geschikt
oppervlaktewater, dan wel te herinfiltreren.
In dit kader wordt voorgesteld te lozen op het nabije boezemwater van de
Karnemelksloot, primaire watergang. Volgens de leggerkaart betreft het hydrovak
4000_2937. Zie ook figuur- bemalingsschets van bijlage-4, met voorstel lozing en
waterbehandeling.
Er zal mogelijk een behandeling van de opgepompte water nodig zijn, bestaande uit
beluchting en afvanging van het mogelijk tot slib uitvlokkende opgeloste ijzer.
11. Vergunningen, meldingen, heffingen
Voor het onttrekken en lozen van het grondwater is, in het kader van de "Waterwet", in
dit geval het bevoegd gezag het waterschap. Het gebied valt onder waterschap "Amstel,
Gooi en Vecht". Dit waterschap heeft haar uitvoeringsorganisatie ondergebracht in het
geheel van ‘Waternet’.
Zie uit haar keur grondwater (2009) en Beleidsregels (2011), onze tabel-7.a en 7.b.
Tabel-7.a. Art. 15.5 Samenvattende tabel Beleidsregel Grondwateronttrekkingen.
Wij merken op dat het projectgebied juist valt buiten deze zone ‘hoge gronden’, en
bovendien binnen Natura-2000 gebied.
Lid 2. Indien de onttrokken hoeveelheid grondwater voor bronbemaling meer dan 15.000
m3 per maand bedraagt, dient het onttrokken grondwater binnen een straal van 500
meter van het onttrekkingspunt in de bodem te worden teruggebracht in het zelfde
watervoerende pakket. (Het gaat daarbij om het terugbrengen van het water in hetzelfde
watervoerende pakket. Dit is bedoeld om afname van kwel te voorkomen. Het
terugbrengen van het water in hetzelfde watervoerende pakket is vaak ook mogelijk door
het water in het oppervlaktewatersysteem te brengen, van waaruit het kan infiltreren
naar het grondwatersysteem.)
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 32 -
Tabel-7.b. Art. 17.5 Beleidsregels aan en afvoer lozen en onttrekken van (oppervlakte)water.
Op basis van hier gehanteerde onderzoekingen gaan we ervan uit dat:
- vanwege het volgens de berekening (tabel-6) verwachte overschrijden van
debietgrenzen, er vergunning nodig is voor het onttrekken;
- volstaan kan worden met een melding voor het lozen (bij rechtstreeks lozen op
boezemwater volgens voorgaand hoofdstuk-10 en schets bijlage-4).
- vanwege de korte looptijd en dat er geen sprake is van nadelige wijziging in kwel
en/of infiltratie en er ook geen mitigatie zinvol is middels retourbemaling, gaan we
ervanuit om het water te lozen en niet deels te infiltreren.
Op voorhand is het raadzaam een vergunning voor de onttrekking aan te vragen
(Waterwet). En hierbij tevens toestemming voor de lozing op oppervlaktewater te vragen
(Besluit lozen buiten inrichtingen). Hiervoor dient men een vergunningonderbouwend
bemalingsadvies in te dienen; het voor u liggende rapport is daarvoor bedoeld.
Voor het onttrekken/lozen dient men, ook na verkrijgen van vergunning:
- tevoren een monitoringplan in te dienen; het voor u liggende advies kan hiervoor
tevens in hoofdlijnen dienen;
- tevoren bij het waterschap een schriftelijke startmelding te doen, en na afloop een
einde-melding.
De startmelding bij het waterschap, dient begeleid te gaan met:
- situatieschets met lozingspunten;
- het gemiddelde en maximale lozingsdebiet (m3/uur);
- indien nodig analyseresultaten van het grondwater bemonsterd op parameters (te
verifiëren bij Waternet): Zuurgraad, IJzer, CZV, Chloride, Onopgeloste bestanddelen,
Arseen, Kjeldahl-stikstof, Ammoniumstikstof, Fosfaat en Sulfaat.
De proceduretijd vóór evt. verstrekking van een vergunning is voor het onttrekkingsdeel
ca. 13 weken, na het indienen van een ontvankelijke aanvraag . Eén en ander is nader te
overleggen met het waterschap (i.c. Waternet).
Heffingen e.d.
Voor elke lozing op oppervlaktewater of in de riolering dient verontreinigingsheffing dan
wel zuiveringsheffing te worden betaald; deze is in dit geval eender. Tot voor kort was
deze ca. € 60 per 2000 m3 geloosd (grond)water. Alle kosten i.v.m. onttrekken en lozen
van water, legeskosten voor evt. vergunningen e.d. zijn op te vragen bij Waternet.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 33 -
12. Monitoring, controle.
Waterkwaliteitsanalyse.
Het lijkt raadzaam om tenminste te onderzoeken of en voorkómen dat er verkleuring en
vertroebeling optreedt in de ontvangende wateren. Hiervoor adviseren we het toepassen
van beluchting en navolgende filtering met bijv. strofilterbakken. Er zal overeenstemming
nodig zijn met de beheerder over evt. nodige bemonstering; zie ook de evt. analyse
genoemd bij startmelding in hoofdstuk-11.
Debietmeting.
De onttrekking (en lozing) dient continue bemeten te worden. De debietmeter dient
voorzien te zijn van een geldige keuring en moet zo zijn ingebouwd en onderhouden dat
deze een juiste meting garandeert; standen worden dagelijks bijgehouden en
geïnterpreteerd. Hiervoor kan een meetstaat dienen, vergelijkbaar met het voorbeeld uit
bijlage-5.
Peilbuizen.
Bij de bouwput stellen we voor 1 st (tussen de bemaling en de afzinkkelder) te plaatsen,
tevens om te borgen dat er niet te veel verlaagd wordt (zie de tabel met
verlagingsnivo’s). Om de invloed op korte afstand te controleren we voor nog een 2e en
3e buis (nrs. b, c) te plaatsen volgens schets bijlage-4. De buizen kunnen een filter
hebben van 3 tot 4 m –MV.
De peilbuisstanden worden tenminste 2 keer vóór de start bepaald, ca. één week resp.
één dag voor start. En verder dagelijks tijdens werktijden bijgehouden en
geïnterpreteerd; nadat de bemaling uit is gezet, wordt deze nog 2 keer bepaald: de
eerste en tweede week na einde.
Hiervoor kan een meetstaat dienen, vergelijkbaar met het voorbeeld uit bijlage-5.
Controle.
Verder dient de bemaling tijdens werktijden continue visueel gecontroleerd te worden op
juiste werking. En buiten werktijden via een storingscontrole.
Indien er overschrijding verwacht wordt van debieten of peilbuisstanden in de omgeving
dient dit terstond aan de bouwbegeleiding en het waterschap te worden gemeld, voor nader
overleg.
Algemeen.
In verband met de graafwerkzaamheden, heiwerk, bemaling e.d. is het gebruikelijk en
raadzaam een bouwkundig inspectierapport te doen opstellen van de eventuele directe
belendingen; in dit geval is er het belendende pand nr. 23. Op basis van dit rapport is er
enige extra aandacht nodig m.b.t. de bemaling, ondanks dat de berekende theoretische
zettingen binnen de normen zouden vallen. Onderdeel van een expertiserapport kan zijn
dat men hoogtemeetboutjes adviseert.
In de gevel van belendingen wordt dan op verantwoorde punten, iets boven maaiveld,
een hoogtebout geboord (zodanig dat de waterpasbaak erop geplaatst kan worden); de
bovenkant van de bout wordt nauwkeurig (0,1 mm) op NAP/peil gewaterpast; dit peil is
een vast punt dat niet kan zakken. Gaande het project wordt er bijvoorbeeld een
herhalingsmeting gedaan en meteen geïnterpreteerd. Als voorbeeld zijn volgens schets
bijlage-4 2 st bouten (nrs. I, II) aangegeven welke in overleg met de betrokkenen
aangebracht kunnen worden.
**********
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 34 -
bijlage-1. Rapportage sonderingen ter plaatse.
bijlage-1.a. Situatieschets met resultaat landmeting.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 35 -
bijlage-1.b. Grafiek sondering-1.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 36 -
bijlage-1.c. Grafiek sondering-2.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 37 -
bijlage-2. Tabel en grafiek berekening Theis: verlaging in functie van afstand uit de
bemaling, op enkele tijdstippen.
Opmerking. Volgens formule Theis in grafiek, op enkele tijden. Bij constant debiet van 130 m3/u
puntmaling. Onvolkomen bron en laagopbouw verrekend in ‘Transmissiviteit’. ‘B’ is hier niet ingevoerd, is bij gebruik Hantush-Jacob, voor ‘leaky confined aquifers’.NB, berekening is slechts
indicatief, zie verder de Mwell-modellering.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 38 -
bijlage-3. Modellering Mwell: lijnen verlaging en theoretische zetting door bemaling.
Achtergrond MWell.
Voor het bepalen van het debiet bij het behalen van de gewenste grondwaterstandsverlaging, is gebruik gemaakt van het (analytische) computer-rekenprogramma MWell, van Deltares. MWell gaat uit van verticale inhomogeniteit van de aanwezige grond (laagopbouw). De laagopbouw wordt in het hele projectgebied gelijk aangenomen, wat hier volstaat. In MWell worden de verlagingen
niet-stationair (n.l. afhankelijk van de tijd) bepaald. Ook is hier het programma benut voor berekening van de benaderde theoretische zettingen: afhankelijk van de tijd en uitgevoerd met visualisering van (zettings)lijnen. Voor de zettingsberekening maakt het programma gebruik van de theorie van Darcy voor grondwaterstroming en die van Hooke, voor samendrukking. Onder wordt er nog wat parameters besproken; voor meer toelichting van MWell verwijzen we naar de site: ‘deltaressystems.nl’.
Gehanteerde parameters MWell.
Ten aanzien van de grondopbouw en grondwaterstanden, bemalingsduur e.d. zijn de uitgangspunten van voorgaande hoofdstukken aangehouden, zie met name de bodemopbouw.
De bepaling van de grondparameters ten behoeve van de bemalingsberekeningen is uitgevoerd op basis van het beschikbare grondonderzoek en er is een interpretatie gemaakt met behulp van omliggend grondonderzoek, rekening houdend met NEN 6740:2006-tabel 1. Tevens is MWell benut voor visualisering van de theoretische zetting. Hiervoor gebruikt het programma o.a. in de bovenstaande tabel genoemde waarden voor: - k, de hydraulische doorlatendheid: bij waterremmende laag/toplaag betreft dit de verticale
(weerstand), bij watervoerende laag/toplaag betreft dit de horizontale doorlatendheid; - Eoed, de verticale samendrukbaarheid/rek (oedometer-stijfheid), berekend op halve dikte van
de laag: 𝐸𝑜𝑒𝑑 =2,3 . 𝜎
CR, als functie van de verticale effectieve spanning σ en consolidation ratio
CR, zijnde de minimale waarde (worst case); in geval van eerder opgetreden belasting is van
toepassing 𝐸𝑜𝑒𝑑 =2,3 . 𝜎
RR, als functie van de reconsolidation ratio RR, zijnde de maximale waarde
(volgens toelichting van Deltares bij dit model, geeft toepassing van de waarde o.b.v. RR in de praktijk een realistische schatting.
Hier is gebruikt, uitgaande van een gemiddelde situatie en dat lagen homogeen zijn: - klei, organisch matig vast (laag -0,95 tot -1,00 m MV, onder GLG van -0,95 m MV): de waarde
Eoed-gemiddeld (halve dikte van de laag)=1)= (o.b.v. RR) 900 kPa;
- klei, organisch matig vast (laag tot 1,05 m –MV): de waarde Eoed-gemiddeld (halve dikte van de laag)=1)= (o.b.v. RR) 730 kPa;
- zand, schoon, middelfijn tot grof (laag tot 10 m –MV): de waarde Eoed-gemiddeld (halve dikte van de laag)= (o.b.v. RR) 175000 kPa;
- zand, schoon, middelfijn tot grof (laag tot 20 m –MV): de waarde Eoed-gemiddeld (halve dikte van de laag)=
(o.b.v. RR) 488000 kPa. Het verloop van de grondspanning e.d. is dan volgens onderstaande figuur:
Hierna volgt enkele output van de modellering.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 39 -
Figuur-a.1 Grondwaterverlagingen bij ontgraving, bij GHG-grondwaterstand (bodemlaag-3); Isohypsen per 0,2 m afgedrukt t/m 0,8 m; eind-2 etmalen-na-start bemalen met debiet 2 fictieve bronnen in laag-3; debiet totaal -170 m3/u; infiltratie openwater 0% debiet (v= 2,8 m over putbodem (voldoet in situatie max. drooglegging bij GHG tabel-4).
Figuur-a.2 Grondwaterverlagingen wijdere omgeving GHG-grondwaterstand (bodemlaag-3); Isohypsen per 0,2 m afgedrukt 1,05 t/m 0,05 m; exact als figuur-a.2 maar eind-12 etmalen-na-start bemalen; v=0,05 m op 670 m.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 40 -
Figuur-b.1 Grondwaterverlagingen bij ontgraving, bij GLG-grondwaterstand (bodemlaag-3a); Isohypsen per 0,2 m afgedrukt 1,25 t/m 0,05 m; eind-12 dagen-na-start bemalen met debiet 2 fictieve bronnen in laag-3; debiet totaal -155,0 m3/u; infiltratie openwater 0% debiet (v= 2,7 m over putbodem (voldoet in situatie max. drooglegging bij GLG tabel-4) v=0,05 m op 550 m.
Figuur b.2. Theoretische zettingslijnen
situatie bemaling project, exact als figuur-b1 (verlagingen t.o.v. GLG), eind-dag-12-na-start bemalen. Totaal alle lagen t/m maaiveld, in mm; lijnen afgedrukt per 1 mm. Uitgaande van homogene matig vaste kleilaag met onder dun venig kleilaagje tot 1,05 m –
MV (zie voorgaand ‘gehanteerde parameters’). Max. zetting ‘maaiveld’ 3 mm aan rand bemalingsvak. Zetting 1 mm op ca. 85 m uit rand bemaling (voorgevel bij huisnr. 24); verhang van 3 mm naar 2 mm over ca. 15 m.
NB. Zie separate berekening par. 9.4 waterkering. **einde bijlage**
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 41 -
bijlage-4. Schets indicatief bemalingsinstallatie, lozing en monitoring.
opmerking exacte locatie kelder met bemaling nader aan te geven in het terrein.
Dijksterhuis Milieutechniek
bemalingsadvies kelder woning Naardermeer 19 te Naarden, 10-9-2015
- 42 -
bijlage-5.a. Voorbeeld formulier debiet- en pompregistratie.
bijlage-5.b. Voorbeeld formulier peilbuisregistratie.
** einde **