vwo 5 scriptie- ruimtelijke ontwikkelingen in zutphen 1874-1940

5
Wilko Mieras Ruimtelijke ontwikkelingen in Zutphen tussen 1874 en 1940 nd artikel Mieras, Ie e. Het is e , . Inleiding werd gesc erling van *m h*,.,,...! n genoeml t maatscha I niet aan Bijgaai hrmn door se de jaren. In dit artikel komen Wilko het lsendoorn de ippelijke en politieke aspec- Colleg ucvvcl~ing van zijn ter de orde. scriptie geschiedenis (5 WO), "Een stu- De redactie heeft de tekst zoveel moge- die vanuit de prins Bernhardlaan" en lijk gelaten zoals deze was aangeleverd. gaat over de ruimtelijke ontwikkelingen Alleen een redactionele bewerking werd van Zutphen tussen 1874 en 1940. toegepast. De scriptie belicht een vijftal aspecten: De scriptie - en dat mag best gezegd de demografische, de maatschappelijke, worden - werd beloond met een 10! de politieke, de ruimtelijke en de econo- mische ontwikkelingen In Zutphen tus- JCR Zutphen in de periode 1874 tot 1940: van Vestingwet tot het uitbreken van de Twee- de Wereldoorlog. Aan het eerste jaartal is te zien dat ik de nadruk leg op de ruimte- lijke aspecten van de stad. Geschiedenis is een compact geheel, het was moeilijk om een indeling te maken. Ik ben uitge- gaan van de ruimtelijke ontwikkelingen. Het bleek dat dat neerkwam op twee pe- rioden: de periode tussen 1874 en onge- veer 1910 en tussen 1910 en 1940. Het jaartal 1910 is wat dubieus. De werkelijk zichtbare ontwikkelingen begonnen pas in 1917. Ik heb gekozen voor 1910 omdat toen de nijverheidspolitiek werd afge- schreven. Bij de tweedeling was het erg moeilijk toch een goed doorlopend geheel te krij- gen. In deze bijdrage ga ik niet in op alle as- pecten die in de scriptie aan de orde ko- men. Zo treft u het verhaal over de David Evekink Stichting niet aan, noch de socia- le en de politieke ontwikkelingen. Bevolkingsontwikkelingen tussen 1874 en 1940 De ruimtelijke ontwikkelingen van Zutphen hebben ook veel invloed gehad op de bevolkingsontwikkeling in de stad. Het is duidelijk niet zo dat de bevolkings- ontwikkelingen invloed hebben gehad op het ruimtelijk beleid van Zutphen. Veran- deringen in de demografische cijfers ko- men er pas nadat er op ruimtelijk gebied wat veranderd is. Te beginnen bij 1870 zien we een duidelijk stijgende trend in de totale bevolking. Van bijna 15.000 in- woners in 1870 tot meer dan 21.000 in 1940, is zowel absoluut (+ 7.000) als rela- tief (46,7%) een flinke stijging. Deze ont- wikkelingen zijn in vier perioden te ver- delen: de eerste is de periode tot 1876, waarin de bevolkingsomvang iets afnam. De tweede van 1876 tot 1898. In deze periode nam de bevolkingsomvang toe met ongeveer 4.000 inwoners. Tot 191 3 stagneert de bevolkingsgroei en neemt het aantal inwoners zelfs iets af. In de laatste periode, tot 1940, kent Zutphen een groei van bijna 3.500 inwoners. De oorzaak van de verschillen in bevol- kingsgroei ligt bij de migratie van en naar Zutphen. De daling tot 1976 is het staartje van de economische stagnatie in Zutphen die in de jaren '60 van de 19e eeuw be- gonnen was. Tot ongeveer 1895 is de landbouwcrisis de oorzaak van de groei- ende stad. O p het platteland ging het slecht, in de stad - die door de ontmante- ling meer woonruimte kreeg - waren bete- re vooruitzichten op werk. De stagnatie

Upload: wilko-mieras

Post on 07-Feb-2017

28 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: VWO 5 scriptie- ruimtelijke ontwikkelingen in Zutphen 1874-1940

Wilko Mieras

Ruimtelijke ontwikkelingen in Zutphen tussen 1874 en 1940

nd artikel Mieras, Ie e. Het is e

, .

Inleiding

werd gesc erling van *m h*,.,,...!

n genoeml t maatscha I niet aan

Bijgaai h r m n door se de jaren. In dit artikel komen Wilko het lsendoorn de ippelijke en politieke aspec- Colleg ucvvcl~ing van zijn ter de orde. scriptie geschiedenis (5 WO) , "Een stu- De redactie heeft de tekst zoveel moge- die vanuit de prins Bernhardlaan" en lijk gelaten zoals deze was aangeleverd. gaat over de ruimtelijke ontwikkelingen Alleen een redactionele bewerking werd van Zutphen tussen 1 874 en 1940. toegepast. De scriptie belicht een vijftal aspecten: De scriptie - en dat mag best gezegd de demografische, de maatschappelijke, worden - werd beloond met een 10! de politieke, de ruimtelijke en de econo- mische ontwikkelingen In Zutphen tus- JCR

Zutphen in de periode 1874 tot 1940: van Vestingwet tot het uitbreken van de Twee- de Wereldoorlog. Aan het eerste jaartal i s te zien dat ik de nadruk leg op de ruimte- lijke aspecten van de stad. Geschiedenis i s een compact geheel, het was moeilijk om een indeling te maken. Ik ben uitge- gaan van de ruimtelijke ontwikkelingen. Het bleek dat dat neerkwam op twee pe- rioden: de periode tussen 1874 en onge- veer 191 0 en tussen 191 0 en 1940. Het jaartal 191 0 is wat dubieus. De werkelijk zichtbare ontwikkelingen begonnen pas in 191 7. Ik heb gekozen voor 191 0 omdat toen de nijverheidspolitiek werd afge- schreven. Bij de tweedeling was het erg moeilijk toch een goed doorlopend geheel te krij- gen. In deze bijdrage ga ik niet in op alle as- pecten die in de scriptie aan de orde ko- men. Zo treft u het verhaal over de David Evekink Stichting niet aan, noch de socia- le en de politieke ontwikkelingen.

Bevolkingsontwikkelingen tussen 1874 en 1940

De ruimtelijke ontwikkelingen van Zutphen hebben ook veel invloed gehad

op de bevolkingsontwikkeling in de stad. Het is duidelijk niet zo dat de bevolkings- ontwikkelingen invloed hebben gehad op het ruimtelijk beleid van Zutphen. Veran- deringen in de demografische cijfers ko- men er pas nadat er op ruimtelijk gebied wat veranderd is. Te beginnen bij 1870 zien we een duidelijk stijgende trend in de totale bevolking. Van bijna 15.000 in- woners in 1870 tot meer dan 21.000 in 1940, is zowel absoluut (+ 7.000) als rela- tief (46,7%) een flinke stijging. Deze ont- wikkelingen zijn in vier perioden te ver- delen: de eerste is de periode tot 1876, waarin de bevolkingsomvang iets afnam. De tweede van 1876 tot 1898. In deze periode nam de bevolkingsomvang toe met ongeveer 4.000 inwoners. Tot 191 3 stagneert de bevolkingsgroei en neemt het aantal inwoners zelfs iets af. In de laatste periode, tot 1940, kent Zutphen een groei van bijna 3.500 inwoners. De oorzaak van de verschillen in bevol- kingsgroei ligt bij de migratie van en naar Zutphen. De daling tot 1976 is het staartje van de economische stagnatie in Zutphen die in de jaren '60 van de 19e eeuw be- gonnen was. Tot ongeveer 1895 is de landbouwcrisis de oorzaak van de groei- ende stad. Op het platteland ging het slecht, in de stad - die door de ontmante- ling meer woonruimte kreeg - waren bete- re vooruitzichten op werk. De stagnatie

Page 2: VWO 5 scriptie- ruimtelijke ontwikkelingen in Zutphen 1874-1940

en zelfs lichte achteruitgang van 1895 tot 191 3 is waarschijnlijk te wijten aan de teloorgang van de nijverheidspolitiek. De tweede groeiperiode is weer onder te verdelen in twee perioden. De eerste 15 jaar (1 91 5-1 930) worden gekenmerkt door een niet al te hevige groei. De oor- zaak is te vinden in het bouwen van de panden in het Deventerwegkwartier. Dit waren in het begin de wat duurdere com- plexen. Daar kwamen dus ook de wat be- ter gesitueerden op af. Na 1930 werd de groei veroorzaakt door de arbeiders en opzichters die aan het Twentekanaal (dat toen gegraven werd) werkten. De arbei- ders konden niet weg omdat ze in die tijd (crisisjaren) moeilijk aan een uitkering konden komen. Men moest ingezetene zijn van een stad wilde men in aanmer- king komen voor een uitkering (steun). Zo werden werklozen gedwongen in Zutphen te blijven wonen. In 1930 kwa- men er ook Duitse meisjes als dienstbode in Nederland werken om aan de crisis in hun eigen land te ontsnappen. Een derde punt was de in die tijd lage belastingdruk in Zutphen, vergeleken althans met in de buurt gelegen dorpen als Warnsveld en Gorssel. De vestiging en het vertrek van spoorwe- gemployees heeft in de jaren '30 een ge- ringe, maar niet te vergeten invloed gehad op de omvang van de bevolking. Dit extra aan bevolking werd grotendeels gehuis- vest in het Deventer- en Warnsveldseweg- kwartier.

Zutphen op economisch gebied

Zutphen was gedurende de gehele 1 ge eeuw een landbouwstad, zowel actief als passief. De hele Zutphense economie draaide erop. De inkomsten van de stad waren globaal gezien in twee delen te splitsen. Een deel bestond uit de pacht die de boeren uit de buurt aan het stadsbe- stuur moesten betalen, een ander deel uit verwerking van landbouwprodukten en handel. Naar verhouding was de verpachting van landerijen en bezittingen een grote bron

van inkomsten. In de jaren '70 van de vo- rige eeuw bracht de pacht van landbouw- grond gemiddeld een derde van de totale inkomsten van de gemeente op. In 1871 was het zelfs meer dan 45%. De andere bron van inkomsten was bin- nen de stadsmuren gelegen en betrof vooral de verwerking van landbouwpro- dukten en later het verhandelen ervan. Van belang hierbij was de geografische ligging van Zutphen. Het graan werd ge- makkelijk over de Berkel aangevoerd. Daar kwam dan ook het "industriële" cen- trum te liggen. In "Zutphens Venetië" kon je overal de graan-, zaad- en andere watermolens vin- den. De verwerkte produkten werden ver- handeld op de vele markten die Zutphen toen nog telde. Drie maal per week was er een graanmarkt - waar bijvoorbeeld ook zuivelprodukten werden verkocht - en meerdere keren per jaar markten zoals die voor leer, varkens, ganzen en doek. De op de markt verkochte produkten wer- den via de IJssel naar andere plaatsen in binnen- en buitenland getransporteerd. Het beleid aan het eind van de vorige eeuw stond in het teken van de nijver- heidspolitiek. Die hield in dat Zutphen al- le mogelijke moeite deed om de industrie in de stad te stimuleren. Deze politiek speelde al vanaf de helft van de 19e eeuw een grote rol in de stad, maar in plaats van een zich herstellende en groeiende industrie enlof nijverheid ging het steeds slechter. De graanmarkten werden minder belangrijk en alle nijverheid die in het stadje in de 1 ge eeuw aan landbouw te danken had, kwijnde langzaam maar ze- ker weg. Het was dus een economisch erg moeilij- ke tijd voor de stad. Eigenlijk zouden er op dat moment grote industrieën moeten zijn om de klap op te vangen, maar het enige dat Zutphen had, was een aantal (zeer) kleine industrietjes. Slechts zeven bedrijven hadden meer dan 20 perso- neelsleden. In de twintig jaren daarna werd geprobeerd toch nog grote indus- trieën aan te trekken en de stad aantrekke- lijker te maken. Zo werden industrieha- vens aangelegd. Het mocht niet baten. In

Page 3: VWO 5 scriptie- ruimtelijke ontwikkelingen in Zutphen 1874-1940

1901 was de situatie nog niet veel verbe- terd. Kleinschaligheid bleef Zutphens ken- merk.

Wat zijn nu de oorzaken van deze aan- houdend industriële achterstand en het mislukken van de nijverheidspolitiek? De belangrijkste oorzaak van dit achterblij- ven was dat Zutphen niet inzag dat deze nijverheidspolitiek achterhaald was. Op het moment dat de vestingwerken ge- slecht werden (tussen 1878 en 1885) had de (liberale) raad van toen òf moeten in- grijpen in de stedelijke economie òf een heel andere politieke koers moeten inzet- ten. Het i s duidelijk dat geen van beide gebeurd is, want ingrijpen in het econo- misch leven was tegen de liberale princi- pes en het mislukken van de politiek die je zelf verzonnen hebt wordt niet snel toe- gegeven. Het gemeentebestuur ging dus door met de steeds slechter werkende nijverheids- politiek. Dat heeft geduurd tot ongeveer 191 0. In die tijd - met een stagnerende Zutphense economie - heeft de stad een enorme achterstand opgelopen op steden als Deventer, Arnhem en zelfs Doetin- chem. De gemeentebestuurders werkten dus niet tegen, ze konden in hun ogen niet meer doen dan ze al deden. Denk alleen maar aan de aanleg van de Noorder- en Zuider- haven. Die waren toch echt bedoeld voor de wat grotere industrie. Maar de grote in- dustrieën hadden zich net elders geves- tigd en op zo'n korte termijn weer verhui- zen, gaf natuurlijk een enorm kapitaalver- lies.

De tweede reden waarom Zutphen niet erg aantrekkelijk meer was voor onderne- mers ligt volledig buiten de schuld van wie dan ook. Het feit lag er dat Zutphen, ondanks die op het oog zo gunstige lig- ging aan IJssel en Berkel, niets meer had aan die lokatie. De iJssel was verzand en werd voor de groter wordende schepen te ondiep. De drukte op de Berkel was om dezelfde reden afgenomen. De landbouwcrisis en de afnemende be- langstelling voor de daarmee samenhan-

gende markten was óók een reden voor de slechter wordende economische posi- tie van Zutphen. De nijverheid bij de Berkel was langza- merhand toch verdwenen. De grote wa- termolens moesten plaats maken voor de huidige Overwelving (in 1886 begon men met het overwelven van de Berkel). Verder was er het probleem van de grond- prijzen. In steden waren de prijzen na- tuurlijk altijd hoger dan ergens op "kaal" gebied. Dat was in Zutphen ook zo. De grondprijzen dichtbij de Veluwe (in Arn- hem bijvoorbeeld) waren een stuk lager dan elders. Bovendien lag dat gebied ho- ger en was het dus ook droger. Tenslotte was het voor de particuliere on- dernemers niet erg gemakkelijk zich in Zutphen te vestigen. Er was hier namelijk geen echte arbeidersbevolking. Die was er in de tweede helft van de vorige eeuw wel geweest. Toen werden veel arbeiders naar Zutphen gehaald vanwege het vele werk dat er te doen was. In die tijd werd een nieuwe loskade bi j de IJssel aange- legd en werd de IJsselbrug gebouwd. Sa- menhangend met deze brug is toen ook het spoor, met alles wat daarbij hoorde, aangelegd. Tien jaar later zat het grootste deel van de bevolking in de detailhandel of nijverheid. Het was ook niet meer zo gemakkelijk om arbeiders naar Zutphen toe te halen, omdat er ook zónder die mensen al een hevige woningnood was. Al die mensen pasten gewoon niet in het kleine Zutphen. Al met al was Zutphen niet meer aantrek- kelijk voor grote bedrijven. Zelfs al zou de stad het willen, er waren teveel barrières voor particulieren. De Zutphense economie dreef, na het fail- lissement van de nijverheidspolitiek, nog steeds op kleinschaligheid. Zutphen leef- de op de detailhandel; later ook steeds meer op de dienstensector.

Wat werd gebouwd in Zutphen?

In die tijd van stagnatie - eind vorige en begin deze eeuw - is er op ruimtelijk ge- bied toch wel wat gebeurd. Toen de ves-

Page 4: VWO 5 scriptie- ruimtelijke ontwikkelingen in Zutphen 1874-1940

tingwerken in 1878 vrij kwamen, werd Er woonden - en wonen nog steeds - art- stadsarchitect F.H. van Etteger aan het sen, notarissen en anderen met een bo- werk gezet om een plan van ontmanteling venmodaal inkomen. Van Etteger heeft van de vestingwerken te maken. Dat de met zijn stadsplanning een zware nadruk wallen en poorten weg moesten, stond al gelegd op de opkomst van de industrie meer dan tien jaar vast. Want Zutphen van Zutphen. In de ruimtelijke planning wilde industrialiseren. De ruimte ervoor stond niets de grote industrieën in de weg moest zo snel mogelijk komen. Aan om zich hier te vestigen. Al het oude woonwijken werd toen nog niet gedacht. schoon van wallen en parken moest ver- De enkele woonhuizen die gebouwd wer- dwijnen. Alleen wat niet in de weg kon den, stonden in straten die waren aange- staan, mocht blijven, zoals een stuk stads- legd op de afgegraven lunetten van het muur tegenover de Martinetsingel. Wambuis (Wambuisstraat, Buitensingel, Zoals al eerder i s gezegd heeft deze ruim- etc.) en verder nog enige herenhuizen op telijke planning niet bijgedragen tot een de plaats van de oude lunetten van Coe- gunstig verloop van de nijverheidspoli- hoorn. Het zijn de huizen aan de Rozen- tiek. Doordat er een liberaal gemeentebe- hoflaan, Jacob Damsingel en Coehoorn- stuur was, dat gevrijwaard was van ande- singel. Ze vervulden de functie van wat in re politieke invloeden, heeft het tot pak- Warnsveld de Boslaan en omgeving is. weg 191 0 geduurd eer men begon in te

Detail van een luchtfoto van Zutphen; de uitbreiding van de stad in de richting Rozen- hoflaan, Coehoornsingel is hier duidelijk te zien.

(Collectie Stadsarchief Zutphen)

Page 5: VWO 5 scriptie- ruimtelijke ontwikkelingen in Zutphen 1874-1940

zien dat het zo niet werkte. In die tijd moest men in het kader van de Woning- wet van 1901 een antiek soort bestem- mingsplan maken, nu de nijverheidspoli- tiek mislukt was moest men iets anders verzinnen. De vereniging "Zutphen Vooruit" - voor- loper van de huidige VVV - pleitte ervoor om van Zutphen een woonstad te maken voor de gegoede arbeiders. Na veel ge- praat heeft het gemeentebestuur besloten metterdaad deze koers te volgen. Er werd een commissie ingesteld om te onderzoe- ken waar men het beste de nieuwe woon- wijken kon bouwen. Deze commissie stuitte op het grote probleem dat ongeveer het hele gebied buiten de geslechte wal- len 's winters onder water liep. Voordat er gebouwd kon worden moest er dus iets gedaan worden aan het natte karakter van het gebied. Ondanks deze tegenslag wilde Zutphen de plannen toch doorzetten. Er kwamen twee bestemmingsplannen. Het eerste betrof het Deventerwegkwartier. Dat zou er volgens de plannen anders uit- gezien hebben dan de werkelijkheid ge- worden is. Waar nu sportparken zijn, wa- ren arbeiderswoningen gepland en tot aan het Sidneypark zouden nog meer villa's komen, net als in de omgeving van de Coehoornsingel. Tussen de Deventerweg en de Weg naar Laren zouden midden- standswoningen komen. Dit laatste i s wel gerealiseerd. Het gebied ten zuiden van de Deventerweg werd opgehoogd en de woningbouwverenigingen kwamen al vrij snel met bouwplannen. Ondanks de op- hoging is het Deventerwegkwartier nog vaak overstroomd als gevolg van het ope- nen van de Baakse Overlaat. In het twee- de deel van de jaren '20 i s men verder ge- gaan met de bebouwing van het Deven- terwegkwartier en in de jaren '30 werd het afgerond. Het tweede bestemmingsplan werd hele- maal niet uitgevoerd. Dat was een plan tot inpoldering van de Varkensweide, het gebied tussen de Berkel en de Emmerikse- weg. De raad dacht dat het een te grote investering ineens was en liet het daarom niet doorgaan. Als de raad het plan had aanvaard, had het vele duizenden guldens

bespaard, want elk jaar kostte de overstro- ming van dit gebied veel geld. Na deze twee plannen werd begonnen met het Warnsveldsewegkwartier. Ook dit moest opgehoogd worden, maar door de "natte" ervaringen met het Deventerweg- kwartier werd dit iets hoger gemaakt. Men bouwde eerste enkele zijstraten vol, zoals de Appelstraat en Wilgestraat. Daarna bouwde men aan de andere kant van de vroegere Buitensingel (nu: Jan Vermeer- straat) de Schildersbuurt vol. De typische kwartiervorming uit die tijd is het gevolg van de lage ligging van het ge- bied. Eerst moesten de bouwterreinen worden opgehoogd. Iets dat per wijk of kwartier gedaan werd. Hoewel de dichting van de Baakse Over- laat elk jaar weer op de agenda van de gemeenteraad stond, is pas in 1949 be- gonnen met dit grote werk.