warmtestralingsberekeningen / plasbrandberekeningen t.b.v. het … · 2016-08-08 · pgs 4: methods...
TRANSCRIPT
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
BMD Advies Noord Nederland, Lorentzpark 3b, Postbus 170, 9350 AD Leek
tel.: 0594 - 280 130, fax: 0594 - 280 131, email: [email protected]
Warmtestralingsberekeningen /
plasbrandberekeningen
t.b.v. het tankstation Van Bugnum
‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
in opdracht van Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
Definitief
Opgesteld door:
Adviseurs:
dhr. B. Peuling
Opdrachtgever Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
Contactpersoon dhr. W. Niemarkt
Datum april 2016
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 2
Inhoud
1 Inleiding _____________________________________________________ 3
1.1 Aanleiding m.b.t. het uitvoeren van de berekeningen van de warmtestralingsbelasting ___ 3
1.2 Toegepaste methodiek voor het uitvoeren van de warmtestralingsberekeningen ________ 4
1.3 Toetsingskader ___________________________________________________________ 5
2 Situatie ______________________________________________________ 6
3 Beschrijving plasbrandscenario ____________________________________ 8
4 Effectberekeningen en resultaten __________________________________ 9
5 Conclusies en aanbevelingen _____________________________________ 20
5.1 Conclusies _____________________________________________________________ 20
5.2 Aanbevelingen __________________________________________________________ 20
6 Bijlagen _____________________________________________________ 22
Bijlage 1: Toelichting uit de Handleiding Risicoberekeningen Bevi (Hari) _____________ 1
Bijlage 2: Plattegrond tekening van de inrichting _________________________________ 1
Bijlage 3: Gevaaraspecten van een (onbemand) tankstation _________________________ 1
Bijlage 4: Situatietekening ___________________________________________________ 1
Bijlage 5: Enkele voorschriften uit PGS-28 en Rarim ______________________________ 1
Bijlage 6: Contouren vanuit de aanvullende berekeningen __________________________ 1
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 3
1 Inleiding
1.1 Aanleiding m.b.t. het uitvoeren van de berekeningen van de warmtestralingsbelasting
In verband met het voornemen om een onbemand tankstation in werking te hebben voor het afle-
veren van motorbrandstoffen aan het wegverkeer aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid is door
het bevoegd gezag aangegeven dat een aanvraag voor het oprichten en in werking hebben van
een tankstation ingediend moet worden.
In bijlage 1, onderdeel C van het Besluit Omgevingsrecht (Bor) is aangewezen in categorie 5,
artikel 5.4, staat: "Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit besluit,
worden inrichtingen aangewezen voor:" met onder e:
"het afleveren van vloeibare brandstoffen ten behoeve van openbare verkoop voor motorvoertuigen voor
het wegverkeer door een afleverzuil waar aflevering zonder direct toezicht mogelijk is en er minder dan 20
meter afstand is tussen de afleverzuil en een woning van derden, sporthal, zwembad, winkel, hotel, restau-
rant, kantoorgebouw, bedrijfsgebouw, speeltuin, sportveld, camping, volkstuinencomplex, recreatieterrein,
bejaardenoord, verpleeginrichting, ziekenhuis, sanatorium, zwakzinnigeninrichting, gezinsvervangend te-
huis, school, telefooncentrale, gebouw met vluchtleidingsapparatuur, elektriciteitscentrale, hoofdschakel-
station van de hoofdspoorweginfrastructuur, bedoeld in de Spoorwegwet, object met een hoge infrastructu-
rele waarde, installatie en bovengrondse opslagtank voor brandbare, explosieve of giftige stoffen, en een
plaats ten behoeve van de bewaring van gasflessen waarvan de gezamenlijke inhoud meer dan 2.500 liter
(waterinhoud) bedraagt van derden."
Indien de genoemde afstand kleiner is dan 20 meter, kan het bevoegd gezag onder voorwaarden
de vergunning verlenen. Bij de aanvraag dient een kwantitatieve risicoberekening van de risico's
van een plasbrand e.d. bij het tankstation gevoegd te worden. Daarmee wordt inzicht verkregen
in de veiligheidsrisico's vanuit het tankstation.
Er wordt in de voorliggende rapportage uitgegaan van een onbemand tankstation. In het verleden
is ten aanzien van onbemande benzinetankstations vastgesteld dat de afleverzuil het meest risi-
covolle punt is. Ten aanzien van deze afleverzuil geldt dat bij onbemande benzinetankstations
het risico op een plasbrand door vandalisme of baldadigheid aanwezig is en de afleverzuil dus als
meest gevaarlijke punt moet worden beschouwd.
De afstand van een afleverzuil van benzine of dieselolie (gasolie) van het onderhavige tanksta-
tion tot het dichtstbijzijnde bedrijfsgebouw van derden bedraagt minder dan 20 meter. Het betreft
de garage rechts naast het tankstation op nr. 37 aan de ‘s-Gravenlust 37B. De op nummer 35 ge-
legen brandweerkazerne ligt op meer dan 20 meter van een afleverzuil van benzine of dieselolie
(gasolie).
De woning van ‘s-Gravenlust nummer 37A (links naast het tankstation) is een bedrijfswoning /
dienstwoning en hoort bij het tankstation / maakt onderdeel uit van de inrichting. Vanuit deze
woning is (beperkt) toezicht op en beheer van het tankstation aanwezig. In de nabijheid van het
tankstation zijn geen woningen van derden gelegen.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 4
In de voorliggende rapportage is een beschrijving opgenomen van het plasbrandscenario en een
berekening van de effectafstanden ten gevolge van een plasbrand in relatie tot de afleverzuil voor
benzine en dieselolie 1. Daarbij is gekeken naar de warmtestralingsbelasting op het meest nabij-
gelegen gebouw van derden te weten het bedrijfsgebouw van derden op nummer 37B (garage).
Uit de berekeningen moet blijken of bij een brand bij de afleverzuil sprake is van brandoverslag
naar een object van derden. Gelet hierop is in het voorliggende onderzoek berekend 2:
op welke afstand van de bron de stralingsintensiteit 35 kW/m2 is;
op welke afstand van de bron de stralingsintensiteit 10 kW/m2 is;
op welke afstand van de bron de stralingsintensiteit 3 kW/m2 is;
of er bij de meest nabijgelegen objecten van derden sprake is van een overschrijding van de
stralingsintensiteit van 10 kW/m2.
1.2 Toegepaste methodiek voor het uitvoeren van de warmtestralingsberekeningen
Kwantitatieve risicoanalyses ("Quantitative Risk Analysis / Assessment" (QRA)) dienen te wor-
den uitgevoerd conform de in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) voorgeschreven
rekenmethodiek bestaande uit de Handleiding Risicoberekeningen Bevi, versie nr. 3.3, uitgave
1 juli 2015 (hierna Hari) en het softwareprogramma voor de berekening van risico’s, getiteld
Safeti-NL, versie nr. 6.54, uitgave 2009.
In bijlage1 zijn ter toelichting enkele pagina's uit de Handleiding Risicoberekeningen Bevi opge-
nomen. Deze pagina's geven kort het beoogde gebruik van de rekenmethodiek weer. Tevens
wordt verwezen naar de onderliggende en bijbehorende PGS-richtlijnen:
PGS 1: Methoden voor het bepalen van mogelijke schade (groene boek),
PGS 2: Methods for the calculation of physical effects (yellow book),
PGS 3: Richtlijnen voor kwantitatieve risicoanalyse (paarse boek);
nu vervangen door de Hari
PGS 4: Methods for determining and processing probabilities (red book).
Hoewel geen volledige QRA wordt gevraagd, wordt ten aanzien van de rekenmethodiek wel
aangesloten bij hetgeen door het Revi wordt voorgeschreven. De warmtestralingsberekeningen
zijn dan ook uitgevoerd m.b.v. Safeti-NL, versie nr. 6.54, uitgave 2009.
1 Wat betreft de gevaaraspecten van de benzine en diesel bij een tankstation wordt verwezen naar bijlage 3. 2 Bij de effectberekening van brandgevaarlijke stoffen zijn de afstanden bij drie verschillende warmtestralingni-
veaus van belang:
35 kW/m2: Kans op beschadiging van gebouwen en installaties / 100% letaliteit.
10 kW/m2: Kans op spontane ontbranding van houten en kunststoffen voorwerpen / kans op het ontstaan van
secundaire branden / 1% kans op dodelijk letsel (1% letaliteit na 20 sec. blootstelling).
3 kW/m2: Kans op persoonlijke verwondingen / operationeel criterium voor de brandweer.
NB. in de publicatie "Bouwkundige maatregelen externe veiligheid, een eerste aanzet voor een catalogus"; pro-
jectnr. 183187, revisie 5.3, januari 2010 (IPO/'Brabant veiliger') wordt in tabel 3.3 vermeld: Criterium voorko-
ming brandoverslag: 15 kW/m2. Nu Safeti-NL geen 15 kW/m2-contour berekend, is uitgegaan van de 10 kW/m2-
contour.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 5
1.3 Toetsingskader
Onbemande benzinetankstations vallen onder het Activiteitenbesluit als de afstand tussen de af-
leverzuil en het dichtstbijzijnde kwetsbaar object groter is dan 20 m. Is deze afstand kleiner dan
20 m dan is de inrichting een type C-inrichting (vergunningplichting) onder het Activiteitenbe-
sluit. Op vergunningplichtige inrichtingen kunnen bepalingen van hoofdstuk 3 en onderdelen van
hoofdstuk 4 van het Activiteitenbesluit van toepassing zijn.
Zoals hiervoor al aangegeven is in het verleden ten aanzien van onbemande benzinetankstations
vastgesteld dat de afleverzuil het meest risicovolle punt is. Ten aanzien van deze afleverzuil
geldt dat bij onbemande benzinetankstations het risico op een plasbrand door vandalisme of bal-
dadigheid aanwezig is en de afleverzuil dus als meest gevaarlijke punt moet worden beschouwd.
Indien er 20 meter of meer zit tussen de afleverzuil en een woning of een bedrijfsgebouw van
derden is er sprake van een voldoende veilige situatie. In dat geval is de warmtestralingsbelasting
bij een incident kleiner dan 10 kW/m2 en derhalve acceptabel.
Wordt die afstand kleiner dan 20 meter dan zijn er twee mogelijkheden:
of er kunnen maatregelen c.q. technische voorzieningen (b.v. brandwerende muur; brand
rechtstreeks melden aan brandweer, camerabewaking, maximale uitstroomhoeveelheid be-
perken) worden getroffen om de warmtestralingsbelasting en de risico’s te verkleinen,
of er wordt besloten om geen vergunning af te geven voor de betreffende inrichting.
Bij eerdere door BMD Advies uitgevoerde toetsingen is gebleken dat er volgens Infomil, Agent-
schap.nl en het Rivm geen toetsingskader is. Om een uniform toetsingskader te hebben en tot
gelijksoortige vergunningen te komen is door het bevoegd gezag 3 een intern werkdocument op-
gesteld. Dit werkdocument is opgesteld op basis van de informatie verkregen van/via het Com-
primo rapport, Infomil, Agentschap.nl, PGS-richtlijnen, het RIVM en de Brandweer. Het werk-
document is nog niet definitief vastgesteld maar wordt al wel gebruikt bij aanvragen van onbe-
mande tankstations. In het genoemde werkdocument is de 10 kW/m2 het gehanteerde toetsings-
criterium.
Voor de berekening van de veilige afstand tot externe objecten wordt in de berekening uitgegaan
van de navolgende uitgangspunten:
1. er is sprake van een maximale uitstroming van de toegestane afleverhoeveelheid brandstof
(50 of 80 liter);
2. er wordt uitgegaan van een maximale oppervlakte van de uitgestroomde hoeveelheid brand-
stof als gevolg van een verstopte afvoerput;
3. er is sprake van een ontsteking na maximale uitstroming.
Uit de rapportage blijkt of:
er geen objecten van derden, als omschreven in categorie 5.4.sub e van Bijlage I onderdeel C
van het Bor, binnen de 10 kW/m2 contour vanaf de afleverzuil gelegen zijn of
als er objecten van derden, als omschreven in categorie 5.4.sub e van onderdeel C, Bijlage I
bij het Bor, binnen de 10 kW/m2 contour vanaf de afleverzuil aanwezig zijn, een WBDBO
van dertig minuten is gegarandeerd."
3 In dit geval de Omgevingsdienst West Holland.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 6
2 Situatie
De situatie die is doorgerekend omvat een inrichting inclusief en dienstwoning (links naast het
tankstation (zie Figuur 2-2) van waaruit de motorbrandstoffen worden verkocht. In de (directe)
omgeving van de inrichting, die is gelegen aan de ‘s-Gravenlust te Velsen-Zuid, is een bedrijfs-
gebouw (garage) van derden aanwezig (zie Figuur 2-1).
Figuur 2-1: ligging tankstation in de omgeving (in de gele cirkel met het witte vlakje als overkapping boven de
afleverzuilen).
Figuur 2-2: vooraanzicht tankstation, bedrijfsgebouw van derden (garage rechts naast het tankstation) en be-
drijfswoning(en) behorend bij de inrichting (links naast het tankstation).
Afleverzuil 2 Afleverzuil 1
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 7
Op basis van de inrichtingstekening (zie bijlage 2) en gegevens van het bedrijf zijn de volgende
gegevens te herleiden.
Op de plaats waar het tanken plaatsvindt, is een vloeistofdichte vloer aangelegd. Deze is aan-
gebracht rondom de afleverzuilen. De vloer is op afschot gemaakt, waardoor eventueel ge-
morst of vrijgekomen product wordt afgevoerd via de aanwezige putten / straatkolken 4. Het
afschot is richting de putten. Het afschot is zoveel als mogelijk gerealiseerd van het bedrijfs-
gebouw af. In de bijlage 4 zijn situatietekeningen opgenomen. Daarop zijn o.a. de putten /
straatkolken aangegeven. Het product dat op deze wijze wordt opgevangen, komt terecht in
een slibvangput. Via een olie/waterscheider en een controleput is er een aansluiting op de
gemeentelijke riolering. De omvang van de maximale plas wordt beperkt door het afwate-
ringssysteem van de vloeistofdichte vloer van het tankstation. De vloeistofdichte vloer heeft
een oppervlakte van ca. 234 m2 (ca. 13 x 18 m).
Bij het vrijkomen van vloeibare brandstof (benzine of diesel) stroomt deze uit over de vloei-
stofdichte vloer. Na uitstromen en ontsteken ontstaat een plasbrand. Als eerste benade-
ring(‘worst case’-scenario) wordt aangenomen dat de vloeistofplas zich bevindt ter plaatse
van de afleverzuil. Als gevolg van het afschot zal de vloeistofplas zich over het algemeen van
het bedrijfsgebouw af bewegen. Aan weerszijden van het pompeiland bevindt zich een
straatkolk.
Nabij de afleverzuilen is het bedrijfsgebouw van derden gelegen op de volgende afstanden
van de afleverzuilen. De afleverzuilen liggen op dezelfde afstand van het bedrijfsgebouw.
Object Afstand (meter)
Afleverzuil 1 ca. 12
Afleverzuil 2 ca. 12
Tabel 2-1: afstanden bedrijfsgebouw van derden tot de afleverzuilen
Het bedrijfsgebouw ligt binnen een afstand van 20 meter van de beide afleverzuilen. De wonin-
gen van derden in de omgeving en de naastgelegen brandweerkazerne liggen op meer dan 20
meter en zijn verder buiten beschouwing gelaten.
Het bovenstaande betekent dat in het onderzoek beoordeeld moet worden of de stralingswarmte
een risico oplevert voor het bij het tankstation gelegen bedrijfsgebouw (object van derden). Op
basis van brandscenario's in het tankstation worden de effecten op de directe omgeving in kaart
gebracht. Dit betekent dat er uitgegaan wordt van een incident waarvan de effecten (i.c. warmte-
straling) worden bepaald. De waarschijnlijkheid dát een incident plaatsvindt (kans op incident) is
bij de berekeningen buiten beschouwing gelaten (de kans op een incident is op 1 gesteld). Er is
dus sprake van een ontsteking na maximale uitstroming.
4 Er is van uitgegaan dat (het afschot van) de vloeistofdichte vloer voldoet aan de uitgangspunten van PGS 28 (zie
ook bijlage 5).
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 8
3 Beschrijving plasbrandscenario
Beschouwd wordt een plasbrand ten gevolge van het uitstromen van brandbare vloeistof bij de
afleverzuil. Deze hoeveelheid komt vrij bij "lekken" tijdens het tanken, of breuk van de slangen.
In beide gevallen wordt de hoeveelheid beperkt door het afleversysteem. In geval van een cala-
miteit bij het tanken, komt, ten gevolge van menselijk handelen, rechtstreeks brandstof vanuit de
slang op het terrein. Als reactie hierop zal men direct de toevoer stoppen (slang los laten). De
hoeveelheid brandstof die vrijkomt blijft hierdoor beperkt tot enkele liters. Het brandstofpistool
is immers voorzien van een automatisch afslagmechanisme dat in werking treedt bij een volle
tank en bij optreden van een "luchtschok".
Bij de berekeningen zijn plasbrandscenario's gehanteerd met een uitstroming van 50 en maxi-
maal 80 liter (er is sprake van een maximale uitstroming van de toegestane afleverhoeveelheid
brandstof (50 of 80 liter)). Er ontstaat rondom de afleverzuil een cirkelvormige plas met een
straal van maximaal 2,9 meter (= diameter van 5,8 meter; er is hierbij geen rekening gehouden
met het afschot en de bijbehorende afvoerdimensionering zoals genoemd in hoofdstuk 2).
Bij de scenario's is uitgegaan van een conservatieve benadering, ofwel een maximale oppervlakte
van de uitgestroomde hoeveelheid brandstof als gevolg van een verstopte afvoerput. De plas is
als een cirkel rondom de afleverzuil geprojecteerd, terwijl normaliter de brandstof zich richting
de afvoer zal bewegen. In Tabel 3-1 zijn de gehanteerde plasdiameters opgenomen 5.
Uitstroming
(liters) Plasdiameter (Dplas)
bij een plasdikte van 3 mm (meter)
Plasdiameter (Dplas)
bij een plasdikte van 4 mm (meter)
50 4,6 4,0
80 5,8 5,0
Tabel 3-1: gehanteerde plasdiameters o.b.v. verschillende uitstroming en plasdiktes
Bij de modellering van de scenario's zijn verder de volgende aannames gemaakt:
Er worden alleen brandeffecten beschouwd. Toxische en explosie-effecten ten gevolge van
een dampwolk of toxische verbrandingsproducten zijn niet nader beschouwd.
Het benzinestation levert zowel euro loodvrij benzine als diesel. Op aangeven van het RIVM
zijn voor de berekeningen voor de volgende voorbeeldstoffen gehanteerd:
o n-hexaan voor benzine.
o n-nonaan voor diesel.
5 In Safeti-NL wordt de plasbrand als Poolfire gemodelleerd. Daarbij dient een diameter van de pool te worden
opgegeven. Volgens de helpfunctie van Safeti-NL geldt echter het volgende: If the pool is the result of a contin-
uous release of liquid, you should calculate the stable burning size, where the mass burning rate balances the
mass release rate of liquid; the pool diameter will then be the minimum of the stable burning size and the bund
diameter. If the pool is the result of an instantaneous release, then the bund will be the only limit to the size of
the pool. De plas wordt in de voorliggende situatie niet meer aangevuld; er is zelfs sprake van een afnemende
hoeveelheid en geen "stable burning size". Er is sprake van een instantaan vrijkomende hoeveelheid die (ruim)
kleiner dan de opvangconstructie. In Safeti-NL zijn de in de tabel vermelde diameters opgenomen. In Safeti-NL
worden géén plasdiktes opgegeven. Welke hoeveelheid te verbranden materiaal Safeti-NL derhalve aanhoud is
onbekend.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 9
4 Effectberekeningen en resultaten
De scenario's zijn tweemaal gemodelleerd, namelijk bij twee weertypen:
D 5 Neutraal weer, bewolkt en winderig (5 m/s) in de dagperiode
F 1,5 Zeer stabiel, zeer licht winderig (1,5 m/s) in de nachtperiode.
Bij de berekeningen geldt als dagperiode: 08:00 – 18:30 en als nachtperiode: 18:30 – 08:00.
Het tankstation zal volledig / 24 uur per dag onbemand zijn. In het rekemodel / Safeti-NL zijn bij
beide perioden en weertypen de meest conservatieve afstanden beschouwd.
In Tabel 4-1 staan de resultaten (effectafstanden in meters) van de effectberekening op basis van
bovengenoemde aannames en gegevens. Het betreffen de effectafstanden (in meters) van een
plasbrand bij de beide afleverzuilen; de zuilen liggen immers op gelijke afstand van het bedrijfs-
gebouw.
De resultaten, die met name worden beschouwd aan de hand van de effecten op het naastgelegen
bedrijfsgebouw, is het nuttig om kort in te gaan op dit bedrijfsgebouw. De (loodrechte) afstanden
vanaf de afleverzuilen tot de gevels van derden zijn weergegeven in Tabel 2-1. Aangezien de ef-
fecten bepaald zijn vanuit de afleverzuil wordt het bedrijfsgebouw vanaf de voorkant aange-
straald. Het bedrijfsgebouw bevat glas, gevelbeplating, ramen en deuren (zie de foto hierna van
de objecten en afleverzuilen 6).
6 De foto is afkomstig van StreetView en mogelijk gedateerd / niet (meer) in overeenstemming met de huidige
situatie.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 10
Maximale effectafstanden (meters)
n-hexaan (≈ benzine) n-nonaan (≈ diesel)
Weertype D 5 F 1,5 D 5 F 1,5
Hoeveelheid (liter) 50 80 50 80 50 80 50 80 50 80 50 80 50 80 50 80
Plasdikte (mm) 3 4 3 4 3 4 3 4
Plasdiameter (meter) 4,6 5,8 4,0 5,0 4,6 5,8 4,0 5,0 4,6 5,8 4,0 5,0 4,6 5,8 4,0 5,0
Stralingwaarde
3 kW/m2 25,52 29,54 23,27 26,93 19,75 27,63 22,12 25,33 21,96 25,49 19,99 23,20 21,32 24,47 19,53 22,43
10 kW/m2 16,79 19,40 15,43 17,70 14,46 16,33 13,35 15,13 14,62 16,77 13,39 15,38 12,99 14,80 11,94 13,63
35 kW/m2 7,81 8,18 7,57 8,01 6,03 6,49 5,72 6,19 7,83 8,17 7,59 8,02 6,02 6,48 5,72 6,19
Tabel 4-1:maximale effectafstanden
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 11
De belangrijkste warmtestralingscontouren betreffen de 10 en de 35 kW/m2-contouren. Binnen
deze contouren zal brandoverslag (kunnen) plaatsvinden. Een en ander is niet alleen afhankelijk
van de warmtestralingsbelasting (in kW/m2), maar uiteraard ook van de belastingsduur 7.
Uit de berekende effectafstanden van de plasbranden met benzine en diesel blijkt dat de
35 kW/m2-contour op een afstand ligt van gemiddeld ca. 7,0 meter (tussen 5,7 en 8,3). De
10 kW/m2-contour ligt op een afstand van gemiddeld ca. 18,5 meter (tussen 11,9 en 24,2). Op-
gemerkt wordt dat er verschillen bestaan tussen de dag- (weertype D5) en nachtperiode (weerty-
pe F1,5).
Aflevering benzine, “maximum” scenario’s
In Figuur 4-1 en Figuur 4-2 zijn de 10 kW/m2 en 35 kW/m2 contouren weergegeven van het scena-
rio "Plasbrand benzinezuil 1, plas 5,8 m" en "Plasbrand benzinezuil 2, plas 5,8 m" in de dagperi-
ode, omdat dit scenario de grootste maximale effectafstanden geeft (worst-case: dikte van de plas
is 3 mm en er stroomt 80 liter uit).
In Figuur 4-1 t/m Figuur 4-3 is te zien dat de afleverzuil, als gevolg van de in de berekening met
Safeti-NL gehanteerde windrichtingen, niet exact in het midden van de contouren ligt (zie ook
Figuur 4-3; voor zowel zuil 1 als zuil 2 is deze figuur identiek). De windrichtingen zijn afhanke-
lijk van het gekozen weerstation; verder is sprake van een homogene kansverdeling over de 12
windrichtingen. De windrichting is enigszins van het tankstation en bedrijfsgebouw af.
Bij het worst-case-scenario is de 35 kW/m2-contour geheel gelegen binnen de inrichtingsgrens
van het tankstation.
De 10 kW/m2-contour bij afleverzuilen 1 en 2 ligt over het tankstation, deels buiten de inrich-
tingsgrens van het tankstation en in (zeer) geringe mate over het bedrijfsgebouw van derden
(buiten de inrichtingsgrens van het tankstation). Er zijn derhalve objecten van derden, als om-
schreven in categorie 5.4.sub e van Bijlage I onderdeel C van het Bor, binnen de 10 kW/m2 con-
tour vanaf een afleverzuil gelegen.
7 Hier ligt namelijk een relatie met de Weerstand tegen BrandDoorslag en BrandOverslag (WBDBO) die wordt
uitgedrukt in een tijdseenheid (meestal minuten). Safeti-NL berekend alleen de warmtestralingsbelasting in
kW/m2. Hoe lang (tijd) deze belasting op de aangestraalde gevels is, wordt niet vastgesteld door Safeti-NL. Ge-
zien de beperkte en eindige hoeveelheid benzine of diesel, die als gevolg van een incident bij een plasbrand be-
trokken is, mag verondersteld worden dat de belastingsduur van de warmtestralingsbelasting beperkt is.
Via het rekenprogramma / Excel-document "03_HRR_Flame_Height_Burning_Duration_Calculations.xls" (in-
ternetsite: www.nrc.gov/.../03_HRR_Flame_Height_Burning_Duration_Calculations.xls) wordt voor benzine bij
een plas van 80 liter, een plasoppervlakte van 26,7 m2, een verbrandingssnelheid ("mass burning rate") van
0,048 kg/m2.sec een brandduur berekend van 46,23 sec. (0,77 min.).
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 12
Figuur 4-1: warmtestralingsbelasting als gevolg van een plasbrand benzine (zuil 1), Ø 5,8 m (contouren op kaart)
Figuur 4-2: warmtestralingsbelasting als gevolg van een plasbrand benzine (zuil 2), Ø 5,8 m (contouren op kaart)
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 13
Figuur 4-3: warmtestralingsbelasting als gevolg van een benzine-plasbrand (afstanden naar windrichting)
Aflevering diesel, “maximum” scenario’s
In Figuur 4-4 en Figuur 4-5 zijn de 10 kW/m2 en 35 kW/m2 contouren weergegeven van het scena-
rio "Plasbrand dieselzuil 1, plas 5,8 m" in de dagperiode, omdat deze scenario’s de grootste
maximale effectafstanden geven (worst-case: dikte van de plas is 3 mm en er stroomt 80 liter
uit).
In Figuur 4-4 t/m Figuur 4-6 is ook hier te zien dat de afleverzuil, als gevolg van de in de bereke-
ning met Safeti-NL gehanteerde windrichtingen, niet exact in het midden van de contouren ligt
(zie ook Figuur 4-6).
Ook hier is bij het worst-case-scenario de 35 kW/m2-contour geheel gelegen binnen de inrich-
tingsgrens van het tankstation. De 10 kW/m2-contour bij afleverzuilen 1 en 2 ligt ook hier over
het tankstation, deels buiten de inrichtingsgrens van het tankstation en in (zeer) geringe mate
over het bedrijfsgebouw van derden (buiten de inrichtingsgrens van het tankstation). Er zijn der-
halve ook hier objecten van derden, als omschreven in categorie 5.4.sub e van Bijlage I onder-
deel C van het Bor, binnen de 10 kW/m2 contour vanaf een afleverzuil gelegen.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 14
Figuur 4-4: warmtestralingsbelasting als gevolg van een plasbrand diesel (zuil 1), Ø 5,8 m (contouren op kaart)
Figuur 4-5: warmtestralingsbelasting als gevolg van een plasbrand diesel (zuil 2), Ø 5,8 m (contouren op kaart)
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 15
Figuur 4-6: warmtestralingsbelasting als gevolg van diesel-plasbrand, Ø 5,8 m (afstanden naar windrichting)
Samenvattend, maximum scenario’s
In alle situaties is te zien dat beide afleverzuilen kritisch zijn gelegen ten opzichte van het be-
drijfsgebouw van derden in het geval van onbemande aflevering van de benzine en diesel.
In alle gevallen leveren de maximale scenario’s aan beide afleverzuilen situaties op waarbij er in
geringe mate objecten van derden, als omschreven in categorie 5.4.sub e van Bijlage I onderdeel
C van het Bor, binnen de 10 kW/m2 contour vanaf de afleverzuil zijn gelegen.
Minimum scenario’s
Naast de voorgaande “maximum” scenario’s wordt hierna voor de beeldvorming nog ingegaan
op de “minimum” scenario’s. Deze treden op bij de dieselzuilen (aflevering van maximaal 50
liter bij een plasdikte van 4 mm én in de nachtperiode). Bij het "minimum"-scenario "Plasbrand
dieselzuil 1, plas 4,0 m" en "Plasbrand dieselzuil 2, plas 4,0 m" (zie Figuur 4-7 en Figuur 4-8) is de
35 kW/m2-contour en de 10 kW/m2 contour geheel gelegen binnen de inrichtingsgrens van het
tankstation. De objecten van derden, als omschreven in categorie 5.4.sub e van Bijlage I onder-
deel C van het Bor, zijn niet binnen de 10 kW/m2 contour vanaf de afleverzuil gelegen.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 16
Figuur 4-7: warmtestralingsbelasting als gevolg van een plasbrand diesel (zuil 1), Ø 4,0 m (contouren op kaart)
Figuur 4-8: warmtestralingsbelasting als gevolg van een plasbrand diesel (zuil 2), Ø 4,0 m (contouren op kaart)
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 17
Figuur 4-9: warmtestralingsbelasting als gevolg van een diesel-plasbrand (afstanden naar windrichting)
Met betrekking tot de berekeningsresultaten wordt opgemerkt dat sprake is van een conservatie-
ve schatting in relatie tot de uitgangsgegevens. Hierdoor is sprake van een overschatting. Dit
betreft:
Tijdens uitstromen van de vloeistof vindt in de praktijk verspreiding plaats onder afschot
naar een afvoer. Dit betekent dat de oppervlakte van de plas in werkelijkheid kleiner zal zijn
en van de gebouwen af zal stromen. Tevens zal, door de afstroming van de gebouwen af, de
plasbrand zich verder van de gebouwen bevinden en daarmee zullen de contouren ook min-
der in de buurt van de objecten van derden liggen.
Gekozen is voor een minimale plasdikte van 3 mm. Met name bij de voegen van de tegels is
sprake van een grotere dikte. Hierdoor is het oppervlakte van de plasbrand in de praktijk
minder groot. Nu sprake is van een vloer zonder voegen (gladde betonvloer), is de plasdikte
van 3 mm reëel. Het pompeiland rondom de afleverzuilen is betegeld; het effect van deze
voegen is echter miniem.
In het scenario is uitgegaan van maximaal 80 liter benzine. In de praktijk is de hoeveelheid
die vrij uitstroomt naar verwachting kleiner 8, vanwege de aanwezige afsluitsystemen (auto-
matische afslagmechanismen) in het systeem. Verder wordt er als conservatieve benadering
van uitgegaan dat de afvoermogelijkheden (roostergoten putten, etc.) verstopt zijn. Er is ech-
ter sprake van een beheerder van het tankstation die regelmatig de aanwezige goten / afvoe-
ren controleert en ontdoet van aanwezig vuil.
8 De inhoud van de slang is ca. 2- 3 liter.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 18
Bij het modelleren van de plasbrand als Poolfire in Safeti-NL heeft de plasdiameter een zo-
genoemde "stable burning size"; met andere woorden er is een bepaalde aanvoer van brand-
stof en een bepaalde hoeveelheid brandstof die verbrand zodanig dat de opgegeven plasdia-
meter in stand blijft. Er is dus sprake van een continue aanvoer van nieuwe brandstof voor de
plasbrand. Welke plasdiameter reëel is bij een eindige hoeveelheid brandstof, namelijk de nu
gehanteerde 50 of 80 liter is onbekend.
Gezien een aanwezige opvangcapaciteit in de straatkolken wordt verwacht dat een groot deel van
de vrijkomende hoeveelheid benzine of diesel kan worden opgevangen.
Het hangt van het afschot af hoe snel de hoeveelheid in de straatkolken stroomt. Dit bepaalt na-
melijk wat de effectieve plasdiameter van de plas wordt die betrokken is / wordt bij een plas-
brand. Stel dat door insluiting (met een trottoirband) en opvang in de straatkolken bereikt wordt
dat er een plas ontstaat met een maximum plasdiameter van kleiner of gelijk aan 3 meter. Wordt
die plasdiameter van kleiner of gelijk aan 3 meter "vertaalt" naar een volume / hoeveelheid bij
een plasdikte van 3 of 4 mm, dan kan worden berekend welke hoeveelheid hierbij in de rooster-
goot terecht zou moeten komen. Een en ander is weergegeven in Tabel 4-2.
In Tabel 4-3 zijn ter illustratie de maximale effectafstanden weergegeven van een aantal andere
plasdiameters.
Verder wordt bij de toetsing de brandduur niet beschouwd, naast de berekende warmtestralings-
belastingscontouren.
NB. op het verzoek van het bevoegd gezag zijn aanvullende berekeningen uitgevoerd met de
volgende uitgangspunten:
plasbranden met een diameter van 3,7 meter en 1,1 meter,
weertype D5 in de dagperiode,
weerstation IJmuiden.
De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 6.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 19
Plasdikte (mm) 3,0 4,0 3,0 4,0
Plasdiameter (m) 3,0 2,5 2,0 3,0 2,5 2,0 3,0 2,5 2,0 3,0 2,5 2,0
Hoeveelheid instelwaarde afleverzuil (liters) 50 50 50 50 50 50 80 80 80 80 80 80
Hoeveelheid bij plasdiameter (liter) 21 15 9 28 20 13 21 15 9 28 20 13
Hoeveelheid op te vangen in roostergoot (liter) 29 35 41 22 30 37 59 65 71 52 60 67
Tabel 4-2:hoeveelheden in plas en roostergoot bij verschillende plasdiameters en -diktes
Maximale effectafstanden (meters)
n-hexaan (≈ benzine) n-nonaan (≈ diesel)
Weertype D 5 F 1,5 D 5 F 1,5
Plasdiameter (m) 3,0 2,5 2,0 3,0 2,5 2,0 3,0 2,5 2,0 3,0 2,5 2,0
Stralingwaarde
3 kW/m2 19,07 16,70 14,10 18,35 16,19 13,79 16,34 14,30 12,08 16,15 14,23 12,13
10 kW/m2 12,86 11,38 9,72 11,20 9,95 8,54 11,07 9,75 8,31 9,93 8,79 7,52
35 kW/m2 6,93 6,46 5,96 5,08 4,68 4,21 6,94 6,56 5,85 5,09 4,69 4,22
Tabel 4-3:maximale effectafstanden bij kleinere plasdiameters
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 20
5 Conclusies en aanbevelingen
5.1 Conclusies
In de voorliggende rapportage is een beoordeling uitgevoerd van een plasbrand ten gevolge van
calamiteiten bij de afleverzuil van brandstoffen (benzine of diesel) die is gelegen bij het bedrijfs-
gebouw van derden.
Afleverzuil 1 en 2
Het bedrijfsgebouw is niet gelegen binnen de 35 kW/m2-contour (blauwe / oranje contour) in
Figuur 4-1 t/m Figuur 4-6;
Het bedrijfsgebouw is, uitgaande van 50 en 80 liter benzine, respectievelijk 50 en 80 liter
diesel, wel gelegen binnen de 10 kW/m2-contour (groene contour) in Figuur 4-1 t/m Figuur 4-6.
Het bedrijfsgebouw is niet binnen de 10 kW/m2-contour gelegen als uitgegaan wordt van het
“minimum”-scenario.
Er zijn derhalve objecten van derden, als omschreven in categorie 5.4.sub e van Bijlage I onder-
deel C van het Bor, binnen de 10 kW/m2 contour vanaf een afleverzuil gelegen.
Opgemerkt wordt dat hierbij is uitgegaan van conservatieve uitgangspunten ten aanzien van on-
der andere de productopvang (geen productopvang), afschot (weinig tot geen afschot) en de con-
servatieve modellering in Safeti-NL ("stable burning size"). De uitkomsten van de op het ver-
zoek van het bevoegd gezag uitgevoerde aanvullende berekeningen op basis van iets kleinere
plasdiameters (zie bijlage 6) laten een (iets) gunstiger beeld zien.
5.2 Aanbevelingen
Allereerst wordt opgemerkt (zie ook voetnoot 7) dat Safeti-NL de warmtestralingsbelasting be-
rekend in kW/m2. Wat de belastingsduur op de aangestraalde gevels is, wordt niet vastgesteld
door Safeti-NL. Gezien de beperkte en eindige hoeveelheid benzine of diesel, die als gevolg van
een incident bij een plasbrand betrokken is, mag verondersteld worden dat de belastingsduur van
de warmtestralingsbelasting beperkt is. Via een rekenprogramma wordt voor benzine bij een plas
van 80 liter, een plasoppervlakte van 26,7 m2, een verbrandingssnelheid ("mass burning rate")
van 0,048 kg/m2.sec een brandduur berekend van 46,23 sec. (0,77 min.).
Afgevraagd kan worden in hoeverre (aanvullende) maatregelen getroffen moeten worden ter
beperking van de nu berekende 10 kW/m2-contouren. Zeker in combinatie met de constatering
dat de 10 kW/m2-contouren in geringe mate over het bedrijfsgebouw van derden (de garage) is
gelegen.
In het Activiteitenbesluit milieubeheer (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer,
Barim), de Activiteitenregeling milieubeheer (Regeling algemene regels voor inrichtingen mili-
eubeheer, Rarim) en de PGS-28 zijn diverse standaardvoorzieningen / maatregelen opgenomen
(zie ook bijlage 5).
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 21
Daarnaast is sprake van een beheerder. Bij een goed beheer van de roostergoten kan het conser-
vatieve uitgangspunt ten aanzien van de opvang buiten beschouwing gelaten worden. Bij opvang
in de roostergoot wordt immers de effectieve plasdiameter kleiner.
Indien toch (verdere) verkleining van de 10 kW/m2-contour / de (maximale) effectafstanden van
een incident moet plaatsvinden, kunnen eventueel een of meer van de volgende maatregelen die
de gevolgen van een incident beperken, bestrijden en/of voorkomen worden genomen, aanvul-
lend op de al voorgeschreven maatregelen uit van toepassing zijnde regelgeving zoals het Barim,
de Rarim en de PGS-28.
Verdere vermindering plasoppervlak en tijdsduur dat plas aanwezig is
Door maatregelen kan getracht worden het oppervlakte van de vloeistofplas en de tijdsduur dat
vloeistofplas op de vloeistofdichte vloer aanwezig is te minimaliseren. De berekende effectaf-
standen zijn namelijk afhankelijk van het plasoppervlak. Dit heeft onder meer te maken met de
verdampingssnelheid die gerelateerd is aan het plasoppervlak. Een kleiner plasoppervlak zorgt
voor kleinere effectafstanden.
Maatregelen om het vloeistofoppervlak en de tijdsduur dat een vloeistofplas op de vloer aanwe-
zig is te minimaliseren hebben betrekking op de afvoerdimensionering van de vloeistofdichte
vloer. Nabij de afleverzuil kunnen mogelijk (extra) afvoerputten / - goten worden gerealiseerd.
Eventueel het afschot (steilere betonvloer richting de roostergoot) worden vergoot waardoor de
diesel of benzine beter / sneller naar de roostergoot afgevoerd wordt en de opvang daarmee effi-
ciënter is.
Vermindering / beperking vloeistofverdamping vanuit vloeistofplas
De vloeistofverdamping is gerelateerd aan het oppervlak van de vloeistofplas. Hierdoor gelden
voor de beperking van de vloeistofverdamping de maatregelen zoals genoemd bij het minimali-
seren van de vloeistofplas.
Een andere maatregel om verdamping tegen te gaan is het bedekken van de vloeistof met schuim
of poeder. Deze maatregel kan als onderdeel van de blusvoorzieningen worden opgenomen.
Bescherming van het bedrijfsgebouw
Als de voorzijde van het bedrijfsgebouw voldoende brandwerend is uitgevoerd, kan brandover-
slag naar het pand niet snel plaatsvinden. Aangezien de brandwerendheid een beperkte duur be-
treft, zal de brandweer in geval van een brand wel spoedig aanwezig dienen te zijn om de brand
te bestrijden. Bij deze maatregel zal met de brandweer afspraken moeten worden gemaakt over
de mate van brandwerendheid en de tijd waarbinnen de brandweer ter plekke is.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 22
6 Bijlagen
1. Toelichting uit de Handleiding Risicoberekeningen Bevi (Hari)
2. Plattegrond tekening van de inrichting
3. Gevaaraspecten van een (onbemand) tankstation
4. Situatietekening
5. Enkele voorschriften uit PGS-28 en Rarim
6. Uitkomsten aanvullende berekeningen
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 1
Bijlage 1: Toelichting uit de Handleiding Risicoberekeningen Bevi (Hari)
Handleiding Risicoberekeningen Bevi versie 3.3 – Inleiding, 1 juli 2015
Pagina 4 van 8
1 Inleiding
1.1 Achtergrond
Een kwantitatieve risicoanalyse (Quantitative Risk Assessment, hierna: QRA)
wordt gebruikt om beslissingen te nemen over de aanvaardbaarheid van het
risico1 in relatie tot ontwikkelingen bij een bedrijf of in de omgeving van een
inrichting of transportroute. De criteria voor de beoordeling van de
aanvaardbaarheid van risico’s voor een groot aantal categorieën van inrichtingen
zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) [1].
Om de resultaten van een QRA te kunnen gebruiken bij beslissingen, moeten
deze verifieerbaar, reproduceerbaar en vergelijkbaar zijn. Daarom moeten QRA’s
op basis van dezelfde uitgangspunten, modellen en basisgegevens worden
uitgevoerd. De Commissie Preventie van Rampen door gevaarlijke stoffen (CPR)
heeft destijds een aantal rapporten uitgegeven waarin de methoden voor QRA-
berekeningen zijn opgenomen, met name het ‘Rode boek’, het ‘Gele boek’, het
‘Groene boek’ en het ‘Paarse boek’. Het ‘Rode boek’ beschrijft de methoden
waarmee kansen worden bepaald en verwerkt [2]. In het ‘Gele boek’ zijn
modellen opgenomen waarmee de uitstroming en de verspreiding van
gevaarlijke stoffen in de omgeving kan worden bepaald [3]. Het ‘Groene boek’
beschrijft de effecten van de blootstelling aan toxische stoffen, warmtestraling
en overdruk op de mens [4]. In het ‘Paarse boek’ zijn alle overige
uitgangspunten en gegevens opgenomen die nodig zijn voor een QRA-
berekening [5].
Met de publicatie van de gekleurde boeken was de QRA rekenmethode min of
meer volledig vastgelegd. Om na te gaan in hoeverre QRA-berekeningen ook
inderdaad eenduidig worden uitgevoerd, heeft het Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu (hierna: RIVM) een benchmark studie uitgevoerd. In
deze studie hebben verschillende adviesbureaus QRA berekeningen uitgevoerd
volgens de standaardmethode. Het resultaat van de benchmark studie toonde
aan dat nog steeds grote verschillen in rekenresultaten voorkomen [6].
Afhankelijk van de interpretatie van het adviesbureau en het gebruikte
rekenpakket waren verschillen van honderden meters in de risicocontouren
mogelijk. Met de introductie van het Bevi nam de noodzaak tot een grotere
eenduidigheid in rekenresultaten toe. Dit heeft geleid tot een tweetal belangrijke
keuzes.
Voor het uitvoeren van de QRA-berekeningen voor inrichtingen die onder
het Bevi vallen wordt één specifiek rekenpakket voorgeschreven. Dit
betreft het rekenpakket SAFETI-NL van DNVGL [7].
Het Paarse Boek wordt voor inrichtingen vervangen door een
Handleiding Risicoberekeningen Bevi (hierna: Handleiding).
De combinatie van het rekenpakket SAFETI-NL en de onderhavige Handleiding
vormen thans de rekenmethode voor het uitvoeren van een QRA in het kader
van het Bevi, en worden verder aangeduid als “rekenmethodiek Bevi”. In artikel
7 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: Revi) is de toepassing
van deze rekenmethodiek voorgeschreven voor het vaststellen van het
1 In de rekenmethodiek Bevi wordt onder risico verstaan: de kans op (acuut) overlijden ten gevolge van een
ongeval met gevaarlijke stoffen. Onder effecten wordt verstaan: acute sterfte ten gevolge van blootstelling aan
toxische stoffen, warmtestraling of overdruk.
Handleiding Risicoberekeningen Bevi versie 3.3 – Inleiding, 1 juli 2015
Pagina 5 van 8
plaatsgebonden risico en het groepsrisico voor de inrichtingen die vallen onder
het Bevi.
Bij het uitvoeren van QRA-berekeningen dient de rekenmethodiek Bevi te
worden gevolgd. Deze rekenmethodiek is in beginsel toepasbaar op alle situaties
die zich binnen de werkingssfeer van het Bevi kunnen voordoen. Bij de
ontwikkeling van de rekenmethodiek Bevi is een aantal keuzes gemaakt. Hierbij
heeft telkens een afweging plaatsgevonden tussen het zo eenduidig mogelijk
maken van de rekenmethode, waarvoor parameters vastgelegd dienen te
worden, en het mogelijk maken van locatiespecifieke modellering, waarvoor
enige keuzevrijheid aan de gebruiker geboden moet worden. Het resultaat van
deze afweging is dat, binnen het geboden kader van de rekenmethodiek, de
gebruiker nog altijd de mogelijkheid heeft specifieke gegevens te wijzigen.
Daarbij geldt wel de randvoorwaarde dat alle QRA-berekeningen te herleiden
moeten zijn tot goed onderbouwde en volledige gedocumenteerde afwegingen
en keuzes.
Het kan echter voorkomen dat de kenmerken of omstandigheden van een
bepaalde specifieke situatie zo bijzonder zijn, dat, ondanks de geboden
keuzevrijheid, de rekenmethodiek Bevi niet goed toepasbaar is. Voor die
gevallen voorzien de artikelen 8b en 8c van de Revi in de mogelijkheid om
verdergaand van de rekenmethodiek Bevi af te wijken. Op deze
afwijkingsmogelijkheden wordt in module A nader ingegaan.
1.2 Doelgroep van de Handleiding
Deze Handleiding, die in combinatie met de documentatie bij SAFETI-NL moet
worden gelezen, is met name bedoeld voor lokale overheden, maar ook voor
medewerkers bij andere overheden. Ook kan de Handleiding een goed
hulpmiddel zijn voor bedrijven en technische adviesbureaus bij het uitvoeren
van berekeningen in het kader van het Bevi.
1.3 Leeswijzer
Deze Handleiding bestaat uit drie modules.
In module A wordt kort ingegaan op de wet- en regelgeving met betrekking tot
externe veiligheid, voor zover van belang voor de toepassing van de
rekenmethodiek Bevi. Tevens wordt beschreven in welke gevallen afwijking van
de rekenmethodiek Bevi is toegestaan.
In module B zijn aanwijzingen en adviezen voor het berekenen van
risicocontouren beschreven die relevant zijn voor alle categorieën van
inrichtingen die vallen onder het Bevi. Dit betreft informatie over
modelparameters en technische documentatie. Ook wordt in deze module
ingegaan op de wijze van rapporteren.
In module C wordt voor de specifieke categorieën van inrichtingen die vallen
onder het Bevi beschreven op welke wijze een QRA bedoeld voor de toetsing aan
de normen uit het Bevi, moet worden berekend. Daarbij is aangesloten bij de
aanwijzing van categorieën van inrichtingen die in het Bevi is aangehouden. Van
belang is dat voor een aantal van deze categorieën de ontwikkeling van een
geünificeerde rekenmethodiek nog niet is afgerond. Voor een aantal van deze
categorieën kan wel worden verwezen naar andere documenten waarin
informatie over het berekenen van de QRA is opgenomen. Binnen afzienbare
termijn zal voor deze categorieën in deze handleiding een beschrijving van de
geünificeerde rekenmethodiek worden opgenomen.
Handleiding Risicoberekeningen Bevi versie 3.3 – Inleiding, 1 juli 2015
Pagina 6 van 8
Onder de categorie Brzo inrichtingen vallen de grotere industriële vestigingen,
waarbinnen een grote verscheidenheid aan activiteiten kan worden ontplooid
[8]. De hoofdstukken over Brzo inrichtingen zijn gebaseerd op het Paarse boek
[5] en beschrijven dan ook de standaard modellering voor al die activiteiten.
Voor een aantal specifieke activiteiten voldeed deze algemene aanpak niet en is
in de loop der jaren een specifiekere modellering uitgewerkt. Deze specifieke
aanpak wordt per bedrijfscategorie in de module C uiteengezet. Het gaat daarbij
vooral om de verschillen met de generieke "Brzo"-aanpak.
Op dit moment worden de bestaande rekenmethodieken voor specifieke
categorieën geactualiseerd. Zodra een geactualiseerde rekenmethodiek is
vastgesteld zal die in deze Handleiding worden opgenomen. Tot die tijd zal in
deze Handleiding worden volstaan met een verwijzing naar een bestaande
rekenmethodiek. In de bestaande rekenmethodieken is het te gebruiken
rekenpakket niet gespecificeerd. Het gebruik van SAFETI-NL is voor deze
specifieke categorieën toegestaan en wordt uiteraard aanbevolen.
1.4 Informatie
Hoewel de rekenmethodiek Bevi zo goed mogelijk is opgesteld, kunnen er in de
praktijk situaties optreden waarin de toepassing hiervan tot vragen kan leiden.
Daarom is er een Helpdesk (te benaderen via het e-mail adres safeti-
[email protected]) ingericht voor het beantwoorden van vragen met betrekking tot
deze Handleiding en het rekenpakket SAFETI-NL. Ook is er een website
(http://www.rivm.nl/Onderwerpen/E/Externe_Veiligheid) waar relevante
informatie wordt gepubliceerd.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 1
Bijlage 2: Plattegrond tekening van de inrichting
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 1
Het tankstation en bedrijfswoning zijn gelegen in de blauwe cirkel.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 2
In rood de ligging van de inrichtingsgrens
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 3
Ligging van de afleverzuilen
afleverzuil 2
afleverzuil 1
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 4
Ligging van de straatkolken binnen en buiten de inrichting (paars: vuilwaterriool gaat via een olie/afscheider naar het HWA (licht blauw).
Rode zijn straatkolken.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 1
Bijlage 3: Gevaaraspecten van een (onbemand) tankstation
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 2
Gevaaraspecten van een tankstation
Benzine is een mengsel van koolwaterstoffen beginnend bij C4 (butaan) als lichtste component
en is geclassificeerd als licht ontvlambaar. De samenstelling van benzine varieert met het jaarge-
tijde. Zo is er winterbenzine en zomerbenzine, waarbij de winterbenzine een hogere dampspan-
ning heeft.
Benzine is onder normale condities een vloeistof en wordt ook als zodanig opgeslagen en ge-
transporteerd. Bij het vrijkomen zal zich dan ook een vloeistofplas vormen van waaruit de ver-
schillende componenten verdampen. Daardoor neemt de verdamping in de tijd af bij een gelijk-
blijvend plasoppervlak. Gemengd met lucht is benzinedamp brandbaar en explosief. De damp is
zwaarder dan lucht en verspreidt zich over de grond met kans op ontsteking op afstand.
Diesel is een mengsel van koolwaterstoffen C12-C25 n is (volgens de WMS-indeling 9) niet ge-
classificeerd als ontvlambaar. De vloeistof is brandbaar maar met het hoge vlampunt zijn de ge-
vaareigenschappen beperkt. In onderstaande tabel zijn de brandeigenschappen van benzine en
diesel opgenomen.
Tabel: Brandeigenschappen benzine en diesel [Chemiekaarten, 2001]
Eigenschap Benzine Diesel
Vlampunt < -20 °C > 55 °C
Zelfontbrandingstemperatuur > 220 °C > 220 °C
Explosiegrenzen (volume % in lucht) Ondergrens: 0,6 Ondergrens: 0,6
Bovengrens: 8 Bovengrens: 6,5
De gevaaraspecten van het tankstation worden gevormd door de mogelijkheid dat bij een inci-
dent een hoeveelheid brandbare vloeistof (benzine of diesel) vrij kan komen. Hierbij ontstaat een
vloeistofplas. Indien deze ontstoken wordt, zal er een plasbrand ontstaan.
Indien de plas niet ontstoken wordt, zal door verdamping een brandbare dampwolk boven de plas
ontstaan. Bij ontsteking van de dampwolk ontstaat er een zogenaamde wolkbrand (flash-fire). Er
bestaat de mogelijkheid dat de dampwolk eerst afdrijft en dan pas wordt ontstoken.
Indien de vrijkomende energie bij een wolkbrand zodanig groot is dat er drukeffecten ontstaan,
dan wordt gesproken over een explosie.
Ook is het mogelijk dat de uitstromende vloeistof direct ontstoken wordt. Directe ontbranding
van de stof die met grote kracht uit een opening stroomt, leidt tot een fakkelbrand.
9 WMS = Wet Milieugevaarlijke Stoffen
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 1
Bijlage 4: Situatietekening
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 1
Bijlage 5: Enkele voorschriften uit PGS-28 en Rarim
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 2
In de (geactualiseerde) PGS-28, versie 1.0 (december 2011) is ten aanzien van de vulpunten,
aflevertoestellen en het pompeiland in relatie tot vloeistofdichte vloeren en voorzieningen m.b.t.
brand het volgende opgenomen:
Aanleg van vulpunten
vs 2.3.5
Een aansluitpunt van een vul- of leegzuigleiding moet zijn geplaatst boven of in een vulpunt-
morsbak of boven een vloeistofdichte vloer of verharding. Een vloeistofdichte vloer of verhar-
ding voor tankstations moet voldoen aan BRL-2319 of BRL-2362. De minimale oppervlakte van
de vloeistofdichte vloer of verharding bij een vulpunt moet 12 m2 bedragen bij voorkeur met een
afmeting van 4 m x 3 m.
Aflevertoestellen
vs 2.3.8
Aflevertoestellen, ook wel dispenser genoemd, moeten zijn opgesteld op een afstand van de
lengte van de afleverslang plus 1 m, met een minimum van 5 m van een (riool)put of een andere
laag gelegen ruimte waarin gemorst product kan uitstromen. Deze afstand geldt niet ten opzichte
van de onderdelen van het opvangsysteem voor gemorst product.
vs 2.3.9
Ieder aflevertoestel moet zijn geplaatst boven een vloeistofdichte voorziening waarmee wordt
voorkomen dat lekkage van de pomp verontreiniging van de bodem of het grondwater
veroorzaakt. Doorvoeringen en afsluitingen door deze vloeistofdichte voorziening moeten
eveneens vloeistofdicht zijn. De opvangvoorziening moet eventuele lekkage afvoeren naar de
vloeistofdichte verharding/voorziening of het afwateringssysteem.
vs 2.3.10
Eventuele afsluiters en/of terugslagkleppen zijn geplaatst boven een vloeistofdichte voorziening.
vs 2.3.11
Het aflevertoestel moet zodanig zijn ingericht dat bij het plotseling sluiten van het vulpistool een
eventueel optredende drukstoot wordt opgevangen.
vs 2.3.12
Het motor- of meetkamercompartiment van een aflevertoestel voor levering van brandstof
zonder toezicht moet zijn voorzien van een temperatuurgevoelig element, welke bij stijging van
de temperatuur boven de 70°C (343K) in de directe omgeving, alle spanningsvoerende delen van
het aflevertoestel direct buiten werking stelt. Tevens moet hiermee de beheerder of een door deze
daartoe aangewezen persoon direct automatisch worden gealarmeerd. Alleen de beheerder of een
hiertoe aangewezen persoon mag het aflevertoestel weer in werking stellen.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 3
Toelichting:
Dit temperatuurgevoelig element dient als veiligheidsvoorziening om apparatuur uit te schakelen
en de beheerder te waarschuwen. Het dient niet als detectieapparatuur waarmee (in)direct
hulpdiensten worden gealarmeerd.
Pompeilanden
vs 2.3.13
Vaste aflevertoestellen zijn geplaatst op een terreingedeelte dat ongeveer 0,1 m hoger ligt dan de
aansluitende vloeistofdichte verharding, tenzij de veiligheid op een andere wijze wordt
gewaarborgd.
vs 2.3.14
Pompeilanden en aanwezige doorvoeren moeten vloeistofdicht zijn en aangelegd zijn
overeenkomstig BRL-2319 of BRL-2362.
Toelichting:
In BRL-K903 is opgenomen dat er duidelijke schriftelijke afspraken moeten worden gemaakt
over de verantwoordelijkheid van de aanleg en de controle van de doorvoeringen (zie voorschrift
2.4 uit de PGS-28).
2.4 Bodembeschermende voorzieningen
vs 2.4.1
Het grootschalig afleveren van vloeibare brandstoffen vindt plaats boven een vloeistofdichte
vloer of verharding. De vloeistofdichte vloer of verharding strekt zich, voor zover
erfafscheidingen, gebouwen en andere fysieke begrenzingen dit toelaten, vanaf het aflevertoestel
uit over een afstand van ten minste de lengte van de afleverslang plus 1 m, met een minimum
van 5 m. Indien de vloeistofdichte vloer of verharding zich daardoor zou uitstrekken tot over de
openbare weg dan strekt deze vloer of verharding zich uit tot de openbare weg met als
voorwaarde dat deze afstand niet minder bedraagt dan 3 m. In de laatste situatie is de
afleverslang niet langer dan 4 m. De minimumafstand van 5 m is niet van toepassing op een
vloeistofdichte vloer of verharding bij een afleverinstallatie van mengsmering. Aan de zijde waar
geen tankende voertuigen kunnen worden opgesteld strekt de vloeistofdichte vloer of verharding
zich uit tot een afstand van ten minste 1 m vanaf het hart van het aflevertoestel.
5.6 Brand (gevaar/bestrijding)
Brandgevaar
vs 5.6.1
Bij de werkzaamheden voor het aanvoeren van het product en het vullen van de tank zijn roken,
open vuur en de aanwezigheid van andere ontstekingsbronnen niet toegelaten. Tijdens het vullen
van de tank zijn werkzaamheden als lassen, slijpen en branden niet toegelaten.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 4
Brandbestrijding
vs 5.6.2
Voor het blussen van branden is bij de opstelplaats van een tankend voertuig ten minste één
brandblustoestel van 6 kg poeder of schuim aanwezig om een beginnende brand effectief te
kunnen bestrijden. Het brandblustoestel is geschikt voor de brandklassen B en C volgens NEN-
EN 2 en voldoet tevens aan de eisen als opgenomen in NEN-EN 3. De eigenschappen, prestatie-
eisen en beproevingsmethoden van het brandblustoestel zijn gebaseerd op NEN-EN 3-7, waaruit
blijkt dat het geschikt is voor bestrijding van brandklassen B en C.
Indien meer voertuigen gelijktijdig kunnen tanken is per drie opstelplaatsen ten minste één
brandblustoestel van 6 kg poeder of schuim aanwezig. Blustoestellen die 24 h per dag buiten
hangen worden geplaatst in een behuizing die bestand is tegen het weer. Blustoestellen kunnen
als de afleverpunten zijn uitgeschakeld, binnen worden opgeslagen.
Toelichting:
Hierbij worden alleen de blusmiddelen bedoeld ten behoeve van het afleverpunt.
Brandblusvoorzieningen in een bouwwerk (zoals de shop/kiosk) vallen onder het
Gebruiksbesluit.
De brandblussers moeten geschikt zijn om brand van brandklasse B (vloeistof) en brandklasse C
(gas) te kunnen blussen. De maatgevende brand is daarom een brandend voertuig of een
brandende plas vloeistof. Het effectiefste blusmiddel hierbij is een schuim omdat de kans op
herontsteking geringer is. De keuze van het schuim is echter afhankelijk van de vloeistof. Daar
waar oxygenaten (zoals ethanol, MTBE en ETBE) als meng-component of hoofdcomponent in
de brandstof worden gebruikt, zal alcoholbestendig schuim moeten worden gebruikt. Beter nog
is schuim (multipurpose) dat voor zowel polaire als apolaire vloeistoffen geschikt is.
Brandblussers kunnen tegen diefstal worden beveiligd door ze in een kast die bestand is tegen
het weer op te hangen eventueel aangevuld met camerabewaking. Zogenoemde bluswagens
beschikken over een langere slang en kunnen dus worden vastgezet met ketting of staaldraad.
Het aantal opstelplaatsen komt overeen met het aantal voertuigen dat gelijktijdig kan tanken.
vs 5.6.3
Het brandblustoestel kan onbelemmerd worden bereikt en is steeds voor onmiddellijk gebruik
beschikbaar en is binnen 20 m van de desbetreffende opstelplaatsen opgesteld.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 5
In de Rarim (versiedatum 16-05-2013) zijn in paragraaf 3.3.1 de volgende voorschriften
opgenomen:
§ 3.3.1. Afleveren van vloeibare brandstof of gecomprimeerd aardgas aan motorvoertuigen voor
het wegverkeer of afleveren van vloeibare brandstof aan spoorvoertuigen
Artikel 3.17
Deze paragraaf is van toepassing op een inrichting voor zover sprake is van het afleveren van
vloeibare brandstof en gecomprimeerd aardgas, bedoeld in artikel 3.17, eerste en tweede lid, van
het besluit.
Artikel 3.17a
Als testprocedure voor dampretour fase-II als bedoeld in artikel 3.20, vierde lid, onder a, van het
besluit, wordt aangewezen de Test Procedure voor Damp Retour Systemen in Benzinepompen
voor Nederland van het NMi Certin van 1 februari 2011, dan wel een aan die testprocedure
gelijkwaardige procedure, ter beoordeling door het bevoegd gezag.
Artikel 3.18
1. Ten behoeve van het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan
wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico’s voor de
omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan wordt bij
het afleveren van vloeibare brandstof ten minste voldaan aan de artikelen 3.20 tot en met 3.22 en
bij het afleveren van gecomprimeerd aardgas aan artikel 3.23.
2. Ten behoeve van het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico wordt bij het afleveren
van vloeibare brandstof voldaan aan de artikelen 3.21, 3.21a, 3.22, 3.25 en 3.26.
3. Ten behoeve van het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk
beperken van luchtverontreiniging wordt bij het afleveren van lichte olie voldaan aan artikel
3.19.
Artikel 3.19
1. De tankinstallatie is zodanig uitgevoerd dat bij het vullen van een opslagtank met lichte olie de
uit de opslagtank verdreven dampen door een gasdichte retourleiding kunnen worden
teruggevoerd naar het reservoir van de tankwagen die de lichte olie levert (dampretour stage I).
Het systeem is zo ontworpen dat drukopbouw zoveel mogelijk wordt voorkomen. Indien een
vacuümdrukklep wordt toegepast bedraagt de drukopbouw in het gehele systeem niet meer dan
de openingsdruk van de desbetreffende klep. Deze openingsdruk bedraagt niet meer dan 3,92
kilopascal.
2. Indien lichte olie wordt aangeleverd worden de uit de ondergrondse opslagtank verdreven
dampen teruggevoerd met de in het eerste lid bedoelde voorziening.
3. De aansluitpunten van de vulleidingen en de dampretourleidingen zijn zodanig uitgevoerd dat
verwisseling van de vulslang en de dampretourslang van en naar de tankwagen, uitgesloten is.
4. Het vullen van een ondergrondse opslagtank vindt niet plaats indien de dampretourleiding lek
is.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 6
5. Het eerste tot en met vierde lid is niet van toepassing op een inrichting met een debiet van
lichte olie van minder dan 100 kubieke meter per jaar.
Artikel 3.20
1. De in het EU-systeem voor dampretour fase-II gebruikte onderdelen geven geen aanleiding tot
het optreden van brand of explosie van de bij het afleveren van lichte olie aan motorvoertuigen
voor het wegverkeer uit het brandstofreservoir van het motorvoertuig verdreven dampen die
worden teruggevoerd in de ondergrondse opslagtank.
2. Het EU-systeem voor dampretour fase-II is voorzien van op de juiste plaats(en) aangebrachte
en doelmatig werkende vlamkerende voorziening(en).
3. Het gebruikte EU-systeem voor dampretour fase-II verkeert in een goede staat en is vrij van
scheuren, gaten en andere gebreken.
Artikel 3.21
1. De vaste afleverinstallatie is uitgevoerd en geïnstalleerd overeenkomstig het daartoe krachtens
het Besluit bodemkwaliteit aangewezen normdocument, door een persoon of instelling die
daartoe beschikt over een erkenning op grond van dat besluit. Het vervangen en repareren van
gedeelten van een afleverinstallatie wordt uitgevoerd overeenkomstig het daartoe krachtens het
Besluit bodemkwaliteit aangewezen normdocument, door een persoon of instelling, die daartoe
beschikt over een erkenning op grond van dat besluit.
2. De vaste afleverinstallatie voldoet bij het afleveren van vloeibare brandstof aan
motorvoertuigen voor het wegverkeer of bij het afleveren van vloeibare brandstoffen aan
spoorvoertuigen aan de voorschriften 5.8, 6.5, 6.7, 7.1, 7.7, 9.3, 9.5, 9.6, 9.6.1.1 tot en met
9.6.1.5 van PGS 28.
3. Onverminderd het tweede lid:
a. wordt het temperatuurgevoelige element eenmaal in de twee jaar gecontroleerd. Indien naar
aanleiding van deze controle blijkt dat het temperatuurgevoelige element niet goed meer
functioneert wordt deze terstond gerepareerd of vervangen.
b. is binnen een inrichting ten minste één noodstopvoorziening aangebracht. Bij uitsluitend
bemande aflevering van vloeibare brandstof is die voorziening bij de kassa te bedienen. Bij
geheel of gedeeltelijk onbemande aflevering van vloeibare brandstof is die voorziening op ten
minste één voor een ieder goed bereikbare plaats te bedienen, die duidelijk zichtbaar en
aangegeven is bij elke afleverzuil. Het uitschakelen van de noodstopvoorziening, waardoor het
afleveren kan worden hervat, geschiedt eerst nadat de drijver van de inrichting heeft vastgesteld
dat de gevaarlijke situatie die heeft geleid tot het inschakelen van de noodstopvoorziening, is
opgeheven.
Artikel 3.21a
1. In afwijking van artikel 3.21 voldoet een vaste afleverinstallatie bij het afleveren van minder
dan 25 kubieke meter vloeibare brandstof per jaar, aan het tweede tot en met zesde lid.
2. Het vulpistool wordt goed weggehangen. Na gebruik lekt er geen brandstof uit het vulpistool.
De afleverslang is voorzien van een automatisch afslaand vulpistool om overvullen van het
motorvoertuig te voorkomen.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 7
3. Als een deel van de afleverinstallatie, leidingen of de afleverslang zich onder het hoogste
vloeistofniveau van de tank kunnen bevinden, is een antihevel beveiliging aangebracht tussen de
tank en de flexibele afleverslang.
4. Bij het toepassen van een handpomp is de afleverslang na gebruik leeg, waarbij eventueel
aanwezige brandstofresten worden teruggevoerd naar de tank. Een vulpistool van een elektrische
pomp is voorzien van een automatisch afslagmechanisme.
5. De afleverinstallatie is voorzien van een vulkraan die, indien deze buiten gebruik is, niet in
werking kan worden gesteld door onbevoegden.
6. Een afleverinstallatie met een elektrische pomp is voorzien van een aan- en uitschakelaar.
Artikel 3.21b
1. Onverminderd de artikelen 3.21 en 3.21a voldoet een vaste afleverinstallatie voor het inpandig
afleveren van lichte olie dat is toegestaan op grond van artikel 6.22b van het besluit, aan het
tweede en derde lid.
2. Nabij de afleverinstallatie is ten minste één draagbaar blustoestel aanwezig met een vulling
van ten minste 6 kilogram of liter blusstof.
3. De afleverinstallatie wordt voorzien van een thermische brandmelder die is aangesloten op een
akoestisch signaal.
Artikel 3.22
Een mobiele afleverinstallatie voldoet bij het afleveren van lichte olie aan motorvoertuigen voor
het wegverkeer of aan spoorvoertuigen aan de voorschriften 5.8 en 9.6.2.1 tot en met 9.6.2.5 van
PGS 28.
Artikel 3.23
Een aardgas-afleverinstallatie voldoet bij het afleveren van gecomprimeerd aardgas aan
motorvoertuigen voor het wegverkeer aan hoofdstuk 7 tot en met 14 van PGS 25 met
uitzondering van de paragrafen 7.1.8, 7.3.8 tot en met 7.3.13, 7.7.1, 7.9, 8.6, 8.7, 8.8, 9.2, 10.8 en
13.4.
Artikel 3.24 [Vervallen per 31-12-2011]
Artikel 3.25
1. Het afleveren van vloeibare brandstof aan motorvoertuigen voor het wegverkeer of aan
spoorvoertuigen vindt plaats boven een vloeistofdichte vloer of verharding.
2. De vloeistofdichte vloer of verharding, bedoeld in het eerste lid, is aangelegd overeenkomstig
het daartoe krachtens het Besluit bodemkwaliteit aangewezen normdocument door een bedrijf,
dat daartoe beschikt over een erkenning op grond van dat besluit en strekt zich, voor zover
erfafscheidingen, gebouwen en andere fysieke begrenzingen dit toelaten, vanaf de afleverzuil uit
over een afstand van ten minste de lengte van de afleverslang plus één meter, met een minimum
van vijf meter. Indien de vloeistofdichte vloer of verharding zich daardoor zou uitstrekken tot
over de openbare weg dan strekt deze vloer of verharding zich uit tot de openbare weg met dien
verstande dat deze afstand niet minder bedraagt dan drie meter.
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 8
In de laatste situatie is de afleverslang niet langer dan vier meter. Aan de zijde waar geen
tankende voertuigen kunnen worden opgesteld strekt de vloeistofdichte vloer of verharding zich
uit tot een afstand van ten minste één meter vanaf het hart van de afleverzuil.
3. In afwijking van het eerste lid vindt het afleveren van vloeibare brandstof aan motorvoertuigen
of aan spoorvoertuigen, waarbij minder dan 25 kubieke meter per jaar wordt afgeleverd, plaats
boven een bodembeschermende voorziening.
4. In afwijking van het tweede lid is een mobiele afleverinstallatie opgesteld op een
vloeistofdichte vloer of verharding die reikt tot ten minste 1 meter buiten de projectie van de
afleverinstallatie.
5. Het afleveren van ureum aan motorvoertuigen voor het wegverkeer vindt plaats boven de
bodembeschermende voorziening die op grond van het eerste tot en met vierde lid is
voorgeschreven voor het afleveren van vloeibare brandstof.
Artikel 3.26
1. In afwijking van artikel 3.25, eerste tot en met vierde lid, kan het afleveren van vloeibare
brandstof plaatsvinden boven een geomembraanbaksysteem, indien:
a. de inrichting is gelegen binnen de bebouwde kom waarbij de afleverzuilen in één rij parallel
aan de naastgelegen weg staan opgesteld en het afleveren uitsluitend aan de wegzijde op of aan
de openbare weg plaatsvindt, of
b. op basis van een onderzoek naar de grondmechanica dat vóór het aanbrengen van het
geomembraanbaksysteem is uitgevoerd, is gebleken dat het aanbrengen van een vloeistofdichte
vloer of verharding onevenredig hoge kosten met zich brengt.
2. Een geomembraanbaksysteem als bedoeld in het eerste lid is aangelegd overeenkomstig het
daartoe krachtens het Besluit bodemkwaliteit aangewezen normdocument door een bedrijf, dat
daartoe beschikt over een erkenning op grond van dat besluit
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
april 2016 Pagina 1
Bijlage 6: Uitkomsten aanvullende berekeningen
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
Weertype dag D5, IJmuiden
Plasbrand benzinezuil 1, plas 1,1 m
Plasbrand benzinezuil 1, plas 3,7 m
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
Plasbrand dieselzuil 1, plas 1,1 m
Plasbrand dieselzuil 1, plas 3,7 m
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
Plasbrand benzinezuil 2, plas 1,1 m
Plasbrand benzinezuil 2, plas 3,7 m
Warmtestralingsberekeningen t.b.v. het tankstation aan de ‘s-Gravenlust 37 te Velsen-Zuid
Tankinstallatiebedrijf Mokobouw B.V. te Heerenveen
Plasbrand dieselzuil 2, plas 1,1 m
Plasbrand dieselzuil 2, plas 3,7 m
Tankstation Bugnum VelsenZuid-150316-met results-BP-Run Rows Sheet1
Scenario Input Description [Maximum Values if weather occurs multiple times]
Radiation results
Nr Scenario Name Scenario Type Substance Inventory X Location Y Location
Event
Frequency
Hole Size
/Pipe
Diameter Weather Largest Distance (m) to
Largest Distance
(m) to
Largest Distance
(m) to
(kg) (m) (m) (/year) (mm) 35 kW/m2 10 kW/m2 3 kW/m2
1 Plasbrand benzinezuil 1, plas 2,0 m Pool Fire N-HEXANE 104860,26 497127,79 1 B 3 5,2 9,2 14,2
D 1.5 4,2 8,6 13,9
D 5 6,0 9,7 14,1
D 9 7,2 9,9 13,8
E 5 6,0 9,6 13,9
F 1.5 4,2 8,5 13,8
2 Plasbrand benzinezuil 1, plas 2,5 m Pool Fire N-HEXANE 104860,26 497127,79 1 B 3 5,6 10,8 16,7
D 1.5 4,7 10,0 16,3
D 5 6,5 11,4 16,7
D 9 7,7 11,7 16,4
E 5 6,5 11,3 16,5
F 1.5 4,7 10,0 16,2
3 Plasbrand benzinezuil 1, plas 3,0 m Pool Fire N-HEXANE 104860,26 497127,79 1 B 3 6,1 12,2 19,1
D 1.5 5,1 11,3 18,5
D 5 7,0 12,9 19,1
D 9 8,2 13,3 18,7
E 5 7,0 12,7 18,9
F 1.5 5,1 11,2 18,4
4 Plasbrand benzinezuil 1, plas 4,0 m Pool Fire N-HEXANE 104860,26 497127,79 1 B 3 6,7 14,8 23,1
D 1.5 5,7 13,4 22,3
D 5 7,7 15,4 23,3
D 9 8,8 16,2 23,0
E 5 7,7 15,3 23,0
F 1.5 5,7 13,4 22,1
5 Plasbrand benzinezuil 1, plas 4,6 m Pool Fire N-HEXANE 104860,26 497127,79 1 B 3 7,0 16,1 25,3
D 1.5 6,0 14,5 24,3
D 5 7,9 16,8 25,5
D 9 9,1 17,7 25,3
E 5 7,9 16,6 25,3
F 1.5 6,0 14,5 24,1
6 Plasbrand benzinezuil 1, plas 5,0 m Pool Fire N-HEXANE 104860,26 497127,79 1 B 3 7,2 16,9 26,6
D 1.5 6,2 15,2 25,5
D 5 8,0 17,7 26,9
D 9 9,2 18,7 26,7
E 5 8,0 17,5 26,7
F 1.5 6,2 15,1 25,3
7 Plasbrand benzinezuil 1, plas 5,8 m Pool Fire N-HEXANE 104860,26 497127,79 1 B 3 7,3 18,4 29,1
D 1.5 6,5 16,4 27,9
D 5 8,2 19,4 29,5
D 9 9,3 20,4 29,4
E 5 8,2 19,2 29,3
F 1.5 6,5 16,3 27,6
8 Plasbrand dieselzuil 1, plas 2,0 m Pool Fire n-NONANE 104860,26 497127,79 1 B 3 5,2 8,1 12,3
D 1.5 4,2 7,6 12,2
D 5 5,9 8,3 12,1
D 9 6,3 8,3 11,6
E 5 5,8 8,2 12,0
F 1.5 4,2 7,5 12,1
9 Plasbrand dieselzuil 1, plas 2,5 m Pool Fire n-NONANE 104860,26 497127,79 1 B 3 5,6 9,4 14,5
D 1.5 4,7 8,9 14,3
D 5 6,6 9,8 14,3
D 9 7,3 9,8 13,9
E 5 6,5 9,6 14,2
F 1.5 4,7 8,8 14,2
10 Plasbrand dieselzuil 1, plas 3,0 m Pool Fire n-NONANE 104860,26 497127,79 1 B 3 6,1 10,6 16,5
D 1.5 5,1 10,0 16,3
D 5 7,0 11,1 16,3
D 9 8,1 11,2 15,9
E 5 7,0 11,0 16,2
F 1.5 5,1 9,9 16,1
11 Plasbrand dieselzuil 1, plas 4,0 m Pool Fire n-NONANE 104860,26 497127,79 1 B 3 6,7 12,8 20,1
D 1.5 5,7 12,0 19,7
D 5 7,6 13,4 20,0
D 9 8,8 13,7 19,5
E 5 7,6 13,3 19,8
F 1.5 5,7 11,9 19,5
12 Plasbrand dieselzuil 1, plas 4,6 m Pool Fire n-NONANE 104860,26 497127,79 1 B 3 7,0 14,0 22,0
D 1.5 6,0 13,1 21,5
D 5 8,0 14,6 22,0
D 9 9,0 15,1 21,5
E 5 8,0 14,5 21,8
F 1.5 6,0 13,0 21,3
13 Plasbrand dieselzuil 1, plas 5,0 m Pool Fire n-NONANE 104860,26 497127,79 1 B 3 7,2 14,8 23,2
D 1.5 6,2 13,7 22,6
D 5 8,0 15,4 23,2
D 9 9,1 15,9 22,8
E 5 8,0 15,3 23,0
F 1.5 6,2 13,6 22,4
14 Plasbrand dieselzuil 1, plas 5,8 m Pool Fire n-NONANE 104860,26 497127,79 1 B 3 7,4 16,1 25,4
D 1.5 6,5 14,9 24,6
D 5 8,2 16,8 25,5
D 9 9,2 17,5 25,1
E 5 8,2 16,6 25,3
F 1.5 6,5 14,8 24,5
15 Plasbrand benzinezuil 1, plas 1,1 m Pool Fire N-HEXANE 104860,26 497127,79 1 B 3 4,0 5,9 8,7
D 1.5 3,2 5,5 8,7
D 5 4,5 6,0 8,5
D 9 4,8 6,0 8,1
E 5 4,5 5,9 8,4
F 1.5 3,2 5,4 8,6
16 Plasbrand benzinezuil 1, plas 3,7 m Pool Fire N-HEXANE 104860,26 497127,79 1 B 3 6,5 14,1 22,0
D 1.5 5,6 12,8 21,2
D 5 7,5 14,7 22,1
D 9 8,6 15,4 21,8
E 5 7,5 14,6 21,8
F 1.5 5,6 12,8 21,1
17 Plasbrand dieselzuil 1, plas 1,1 m Pool Fire n-NONANE 104860,26 497127,79 1 B 3 3,7 5,2 7,7
D 1.5 3,1 4,9 7,8
D 5 4,0 5,3 7,5
D 9 4,2 5,1 7,1
E 5 4,0 5,2 7,4
F 1.5 3,1 4,9 7,7
18 Plasbrand dieselzuil 1, plas 3,7 m Pool Fire n-NONANE 104860,26 497127,79 1 B 3 6,5 12,1 19,1
D 1.5 5,5 11,4 18,7
D 5 7,4 12,7 18,9
D 9 8,6 13,0 18,5
E 5 7,4 12,6 18,8
F 1.5 5,5 11,4 18,6
19 Plasbrand benzinezuil 2, plas 2,0 m Pool Fire N-HEXANE 104858,5 497123,68 1 B 3 5,2 9,2 14,2
D 1.5 4,2 8,6 13,9
D 5 6,0 9,7 14,1
D 9 7,2 9,9 13,8
E 5 6,0 9,6 13,9
F 1.5 4,2 8,5 13,8
20 Plasbrand benzinezuil 2, plas 2,5 m Pool Fire N-HEXANE 104858,5 497123,68 1 B 3 5,6 10,8 16,7
D 1.5 4,7 10,0 16,3
D 5 6,5 11,4 16,7
D 9 7,7 11,7 16,4
E 5 6,5 11,3 16,5
F 1.5 4,7 10,0 16,2
21 Plasbrand benzinezuil 2, plas 3,0 m Pool Fire N-HEXANE 104858,5 497123,68 1 B 3 6,1 12,2 19,1
D 1.5 5,1 11,3 18,5
D 5 7,0 12,9 19,1
BMD Advies Noord Nederland BV 1 / 2 17-3-2016
Tankstation Bugnum VelsenZuid-150316-met results-BP-Run Rows Sheet1
Scenario Input Description [Maximum Values if weather occurs multiple times]
Radiation results
Nr Scenario Name Scenario Type Substance Inventory X Location Y Location
Event
Frequency
Hole Size
/Pipe
Diameter Weather Largest Distance (m) to
Largest Distance
(m) to
Largest Distance
(m) to
(kg) (m) (m) (/year) (mm) 35 kW/m2 10 kW/m2 3 kW/m2
D 9 8,2 13,3 18,7
E 5 7,0 12,7 18,9
F 1.5 5,1 11,2 18,4
22 Plasbrand benzinezuil 2, plas 4,0 m Pool Fire N-HEXANE 104858,5 497123,68 1 B 3 6,7 14,8 23,1
D 1.5 5,7 13,4 22,3
D 5 7,7 15,4 23,3
D 9 8,8 16,2 23,0
E 5 7,7 15,3 23,0
F 1.5 5,7 13,4 22,1
23 Plasbrand benzinezuil 2, plas 4,6 m Pool Fire N-HEXANE 104858,5 497123,68 1 B 3 7,0 16,1 25,3
D 1.5 6,0 14,5 24,3
D 5 7,9 16,8 25,5
D 9 9,1 17,7 25,3
E 5 7,9 16,6 25,3
F 1.5 6,0 14,5 24,1
24 Plasbrand benzinezuil 2, plas 5,0 m Pool Fire N-HEXANE 104858,5 497123,68 1 B 3 7,2 16,9 26,6
D 1.5 6,2 15,2 25,5
D 5 8,0 17,7 26,9
D 9 9,2 18,7 26,7
E 5 8,0 17,5 26,7
F 1.5 6,2 15,1 25,3
25 Plasbrand benzinezuil 2, plas 5,8 m Pool Fire N-HEXANE 104858,5 497123,68 1 B 3 7,3 18,4 29,1
D 1.5 6,5 16,4 27,9
D 5 8,2 19,4 29,5
D 9 9,3 20,4 29,4
E 5 8,2 19,2 29,3
F 1.5 6,5 16,3 27,6
26 Plasbrand dieselzuil 2, plas 2,0 m Pool Fire n-NONANE 104858,5 497123,68 1 B 3 5,2 8,1 12,3
D 1.5 4,2 7,6 12,2
D 5 5,9 8,3 12,1
D 9 6,3 8,3 11,6
E 5 5,8 8,2 12,0
F 1.5 4,2 7,5 12,1
27 Plasbrand dieselzuil 2, plas 2,5 m Pool Fire n-NONANE 104858,5 497123,68 1 B 3 5,6 9,4 14,5
D 1.5 4,7 8,9 14,3
D 5 6,6 9,8 14,3
D 9 7,3 9,8 13,9
E 5 6,5 9,6 14,2
F 1.5 4,7 8,8 14,2
28 Plasbrand dieselzuil 2, plas 3,0 m Pool Fire n-NONANE 104858,5 497123,68 1 B 3 6,1 10,6 16,5
D 1.5 5,1 10,0 16,3
D 5 7,0 11,1 16,3
D 9 8,1 11,2 15,9
E 5 7,0 11,0 16,2
F 1.5 5,1 9,9 16,1
29 Plasbrand dieselzuil 2, plas 4,0 m Pool Fire n-NONANE 104858,5 497123,68 1 B 3 6,7 12,8 20,1
D 1.5 5,7 12,0 19,7
D 5 7,6 13,4 20,0
D 9 8,8 13,7 19,5
E 5 7,6 13,3 19,8
F 1.5 5,7 11,9 19,5
30 Plasbrand dieselzuil 2, plas 4,6 m Pool Fire n-NONANE 104858,5 497123,68 1 B 3 7,0 14,0 22,0
D 1.5 6,0 13,1 21,5
D 5 8,0 14,6 22,0
D 9 9,0 15,1 21,5
E 5 8,0 14,5 21,8
F 1.5 6,0 13,0 21,3
31 Plasbrand dieselzuil 2, plas 5,0 m Pool Fire n-NONANE 104858,5 497123,68 1 B 3 7,2 14,8 23,2
D 1.5 6,2 13,7 22,6
D 5 8,0 15,4 23,2
D 9 9,1 15,9 22,8
E 5 8,0 15,3 23,0
F 1.5 6,2 13,6 22,4
32 Plasbrand dieselzuil 2, plas 5,8 m Pool Fire n-NONANE 104858,5 497123,68 1 B 3 7,4 16,1 25,4
D 1.5 6,5 14,9 24,6
D 5 8,2 16,8 25,5
D 9 9,2 17,5 25,1
E 5 8,2 16,6 25,3
F 1.5 6,5 14,8 24,5
33 Plasbrand benzinezuil 2, plas 1,1 m Pool Fire N-HEXANE 104858,5 497123,68 1 B 3 4,0 5,9 8,7
D 1.5 3,2 5,5 8,7
D 5 4,5 6,0 8,5
D 9 4,8 6,0 8,1
E 5 4,5 5,9 8,4
F 1.5 3,2 5,4 8,6
34 Plasbrand benzinezuil 2, plas 3,7 m Pool Fire N-HEXANE 104858,5 497123,68 1 B 3 6,5 14,1 22,0
D 1.5 5,6 12,8 21,2
D 5 7,5 14,7 22,1
D 9 8,6 15,4 21,8
E 5 7,5 14,6 21,8
F 1.5 5,6 12,8 21,1
35 Plasbrand dieselzuil 2, plas 1,1 m Pool Fire n-NONANE 104858,5 497123,68 1 B 3 3,7 5,2 7,7
D 1.5 3,1 4,9 7,8
D 5 4,0 5,3 7,5
D 9 4,2 5,1 7,1
E 5 4,0 5,2 7,4
F 1.5 3,1 4,9 7,7
36 Plasbrand dieselzuil 2, plas 3,7 m Pool Fire n-NONANE 104858,5 497123,68 1 B 3 6,5 12,1 19,1
D 1.5 5,5 11,4 18,7
D 5 7,4 12,7 18,9
D 9 8,6 13,0 18,5
E 5 7,4 12,6 18,8
F 1.5 5,5 11,4 18,6
BMD Advies Noord Nederland BV 2 / 2 17-3-2016