wijzigingsblad brl 2826-00 d.d. 26-08-2016 · buitengewone belastingscombinaties als bedoeld in...
TRANSCRIPT
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 1 van 17
Dit wijzigingsblad behoort bij BRL 2826 Vervaardiging van metsel- en lijmwerkconstructies en/of voegwerk d.d. 08-12-2003. Vervaardiging van metsel- en lijmwerkconstructies en/of voegwerk Vastgesteld door het College van Deskundigen Stapelbouw van SKG-IKOB d.d. 01-07-2016. Aanvaard door KOMO kwaliteits- en Toetsingscommissie d.d. 26-08-2016. Dit wijzigingsblad is bindend verklaard door het bestuur van SKG-IKOB d.d. 26-08-2016. Geldigheid kwaliteitsverklaringen Dit wijzigingsblad is vastgesteld in aanvulling op BRL 2826 Vervaardiging van metsel- en lijmwerkconstructies en/of voegwerk d.d. 08-12-2003. De kwaliteitsverklaringen die op basis van BRL 2826 d.d. 08-12-2003 zijn afgegeven verliezen in elk geval hun geldigheid op 1-1-2017. Algemene informatie bij deze aanvulling Dit wijzigingsblad is opgesteld vanwege het vervallen van de erkenning door de overheid binnen het kader van de Tripartiete Overeenkomst voor KOMO kwaliteitsverklaringen. KOMO certificaten afgegeven op basis van BRL 2826 zijn per 01-03-2016 niet langer meer erkende kwaliteitsverklaringen zoals deze zijn aangeduid in het Bouwbesluit. Overheidsinstanties zijn niet langer verplicht de KOMO kwaliteitsverklaringen te accepteren maar mogen deze op vrijwillige basis als bewijslast accepteren. Tevens wordt er een mutatie doorgevoerd voor de nummering van de BRL en de van toepassing zijnde URL-en conform onderstaande tabel. Tabel: Wijziging van nummering en titels BRL 2826-00 Vervaardiging van metsel- en lijmwerkconstructies en/of voegwerk BRL 2826
URL 2826-01 Metselwerkconstructies URL 0357
URL 2826-02 Lijmwerkconstructies URL 0358
URL 2826-03 Voegen van metselwerk URL 0359
URL 2826-04 Verlijmen van gevelstenen URL 0475
URL 2826-05 Keramische lijmwerkconstructies URL 20-101
URL 2826-06 Aanbrengen van renovatiespouwankers voor het verankeren van bestaande gemetselde URL 40.01
URL 2826-07 Hydrofoberen van gevels URL 2826-1
URL 2826-08 Gevelreiniging van gevels van steenachtige materialen URL 20-104
Wijzigingen op Inhoud: Algemeen Vervang overal het woord ‘Nationale beoordelingsrichtlijn’ door ‘Beoordelingsrichtlijn’. Vervang 1.1 Algemeen ‘Naast de eisen die…..van de certificatie-instelling.’, door: Naast de eisen die in deze beoordelingsrichtlijn zijn vastgelegd, stellen de certificatie- en attesteringsinstellingen aanvullende eisen, in de zin van algemene procedure-eisen van certificatie en attestering, zoals vastgelegd in het algemene certificatie- en/of attesteringsreglement van de betreffende instelling. Voeg toe: 1.3 RELATIE MET DE VERORDENING BOUWPRODUCTEN
Op de producten die behoren tot het toepassingsgebied van deze beoordelingsrichtlijn kunnen geharmoniseerde Europese normen van toepassing zijn.
1.4 EISEN TE STELLEN AAN ONDERZOEKSINSTELLINGEN 1.4.1 Onderzoek uitgevoerd ten behoeve essentiële kenmerken
Ten aanzien van de essentiële kenmerken zoals omschreven in de bijlage ZA van de geharmoniseerde Europese norm wordt uitgegaan van de waarden zoals opgenomen in de Prestatieverklaring van de betreffende producent.
1.4.2 Onderzoek uitgevoerd ten behoeve van overige kenmerken
Ten aanzien van de overige kenmerken dient door een aanvrager (producent/leverancier), in het kader van externe controle, rapporten van onderzoeksinstellingen of laboratoria te worden overlegd om aan te tonen dat aan de eisen van deze beoordelingsrichtlijn wordt voldaan. Er zal moeten worden aangetoond dat deze rapporten zijn opgesteld door een instelling die voor het betreffende onderwerp voldoet aan de van toepassing zijnde accreditatienorm, te weten:
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 2 van 17
NEN-EN-ISO/IEC 17020 voor inspectie-instellingen NEN-EN-ISO/IEC 17021-1 voor instellingen die audits en certificatie van managementsystemen leveren NEN-EN-ISO/IEC 17025 voor laboratoria NEN-EN-ISO/IEC 17065 voor certificatie instellingen die producten certificeren
Een instelling wordt geacht aan deze criteria te voldoen wanneer een accreditatie-certificaat voor het betreffende onderwerp kan worden overlegd, afgegeven door de Raad voor Accreditatie (RvA) of een accreditatieinstelling waarmee de RvA een overeenkomst van wederzijdse acceptatie heeft gesloten. Indien geen accreditatie-certificaat kan worden overlegd zal de certificatie instelling zelf beoordelen of aan de accreditatiecriteria is voldaan.
1.5 KWALITEITSVERKLARING
Op basis van de KOMO-systematiek die van toepassing is voor deze beoordelingsrichtlijn worden de volgende kwaliteitsverklaringen afgegeven:
KOMO® attest, voor prestaties van het product in zijn toepassing in het bouwdeel in relatie tot Bouwbesluit 2012. De uitspraken in dit attest zijn gebaseerd op de hoofdstukken 4 van deze beoordelingsrichtlijn.
KOMO® procescertificaat, voor prestaties van het proces van het Vervaardiging van metsel- en lijmwerkconstructies en/of voegwerk. Op het KOMO® procescertificaat worden verkregen scope(s) benoemd. De uitspraken in dit attest zijn gebaseerd op de hoofdstukken 4 van deze beoordelingsrichtlijn. Op de website van de Stichting KOMO (www.komo.nl) staan de model-kwaliteitsverklaringen vermeld die voor deze beoordelingsrichtlijn van toepassing zijn. De af te geven kwaliteitsverklaringen moeten hiermee overeenkomen.’
1.6 ONDERWERP EN TOEPASSINGSGEBIED
De voorliggende beoordelingsrichtlijn heeft betrekking op “Vervaardiging van metsel- en lijmwerkconstructies en/of voegwerk ” uitgevoerd in baksteen, kalkzandsteen, bouwblokken en -stenen van beton of cellenbeton, voor toepassing in gebruiksfuncties zoals omschreven in het Bouwbesluit (BB art. 1.1). Toelichting Onder bouwen wordt conform de Woningwet, artikel 1a, verstaan, het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. Renovatiewerkzaamheden vallen hier dus ook onder.
Wijzig geheel hoofdstuk 3 in hoofdstuk 2:
2. DEFINITIES EN TERMINOLOGIE Voeg toe hoofdstuk 3: 3. PROCEDURE VOOR HET VERKRIJGEN VAN EEN KWALITEITSVERKLARING 3.1 Algemeen
Om in het bezit te komen van een procescertificaat voor het “Vervaardiging van metsel- en lijmwerkconstructies en/of voegwerk ” moet een aanvraag ingediend worden bij een door de Raad voor Accreditatie erkende certificatie- instelling. Het certificatiereglement van de certificatie instelling bevat de algemene procedure met betrekking tot de aanvraag, de beoordeling en op grond daarvan de verlening en verlenging van de kwaliteitsverklaring. Voor het verkrijgen van een KOMO-procescertificaten zal door de certificatie instelling een toelatingsonderzoek worden uitgevoerd. Indien een bedrijf een KOMO-procescertificaat wil verkrijgen, dan wordt gekeken of er wordt voldaan aan de verwerkingsrichtlijnen die omschreven zijn in de Uitvoeringsrichtlijn van het betreffende scope. Een KOMO-procescertificaat kan worden afgegeven op basis van een systeem van periodieke inspectie, en een systeem van periodieke bedrijfsaudits.
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 3 van 17
3.2 Start van de procedure
Indien een bedrijf een kwaliteitsverklaring wil verkrijgen, dient het daarvoor verzoek in te dienen bij de certificatie instelling. Dit verzoek kan kenbaar gemaakt worden door het aanvraagformulier digitaal aan te leveren bij de certificatie instelling. Op het aanvraagformulier dient aangegeven te zijn voor welke BRL en/of URL-EN het bedrijf gecertificeerd wil worden. Op basis van dit verzoek, ontvangt het bedrijf een offerte per mail. De procedure wordt gestart nadat het bedrijf de getekende offerte samen met een actueel uittreksel van de Kamer van Koophandel digitaal heeft teruggestuurd. De aanvraag kan afgewezen worden als de certificatie instelling hier gegronde redenen toe heeft. De aanvrager zal hierover geïnformeerd worden met uiteenzetting van de redenen.
3.3 Beoordeling door de certificatie instelling 3.3.1 Toelatingsonderzoek KOMO-procescertificaat
Het toelatingsonderzoek dient uitgevoerd te worden bij een bedrijf dat: - Niet in bezit is van het KOMO-procescertificaat van de betreffende scope; - Het KOMO-procescertificaat voert en een doorstart maakt; - Na een schorsing op technisch inhoudelijke gronden opnieuw het KOMO-procescertificaat wil gaan voeren.
Ten behoeve van het verkrijgen van een KOMO-procescertificaat voert de certificatie instelling onderzoek uit. Tot het toelatingsonderzoek behoren: A. Nagegaan wordt of de aanvrager voor het uitvoeren van het proces voldoet aan de bepalingen die opgenomen zijn in de betreffende URL. B. Nagegaan wordt of de aanvrager voor het uitvoeren van het proces voldoet aan de bepalingen die opgenomen zijn in de hoofdstukken 5,6 en 7 van deze BRL.
3.3.1.1 Melding van het uit te voeren werk aan de certificatie instelling
Het bedrijf dient de weekplanning, conform de vereisten uit alinea 7.3.2, aan te leveren. 3.3.1.2 Omvang toelatingsonderzoek
Bij het toelatingsonderzoek worden minimaal 2 inspecties per scope en een (gezamenlijk) bedrijfsaudit uitgevoerd. Het toelatingsonderzoek wordt ingepland op basis van de aangeleverde weekplanningen. De inspecties worden op meerdere locaties c.q. projecten en, indien van toepassing, bij meerdere ploegen uitgevoerd. Indien er tijdens deze inspecties tekortkomingen worden geconstateerd, dienen er extra inspecties uitgevoerd te worden.
3.3.1.3 Rapportage toelatingsonderzoek
Van het toelatingsonderzoek wordt een rapportage opgesteld. 3.3.1.4 Verlening van het KOMO-procescertificaat
Bij een positieve beoordeling wordt, op basis van de rapportage van het toelatingsonderzoek, het KOMO-procescertificaat verleend.
p.6: vervang hoofdstuk 4 door: 4. EISEN TE STELLEN AAN METSEL- EN LIJMWERKCONSTRUCTIES EN/OF VOEGWERK
4.1 Algemeen
Metselwerkconstructies, lijmwerkconstructies en voegwerk moeten in overeenstemming zijn met de hiervoor opgestelde Uitvoeringsrichtlijn. De navolgende uitvoeringsrichtlijnen zijn van toepassing:
• Uitvoeringsrichtlijn voor Metselwerkconstructies, SKG-IKOB publicatie URL 2826-01.
• Uitvoeringsrichtlijn voor Lijmwerkconstructies, SKG-IKOB publicatie URL 2826-02.
• Uitvoeringsrichtlijn voor Voegen van metselwerk, SKG-IKOB publicatie URL 2826-03.
• Uitvoeringsrichtlijn voor Verlijmen van gevelstenen, SKG-IKOB publicatie URL 2826-04.
• Uitvoeringsrichtlijn voor Keramische lijmwerkconstructies, SKG-IKOB publicatie URL 2826-05.
• Uitvoeringsrichtlijn voor het Aanbrengen van renovatiespouwankers, SKG-IKOB publicatie URL 2826-06.
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 4 van 17
• Uitvoeringsrichtlijn voor het Hydrofoberen van gevels, SKG-IKOB publicatie URL 2826-07.
• Uitvoeringsrichtlijn voor Gevelreiniging van gevels van steenachtige materialen, SKG-IKOB
publicatie URL 2826-08.
Hierin zijn tevens de relevante producteisen opgenomen.
Indien metselwerkconstructies, lijmwerkconstructies en/of voegwerk worden uitgevoerd in
overeenstemming met de bepalingen van deze Uitvoeringsrichtlijnen dan worden de prestaties bereikt
zoals hierna wordt aangegeven. 4.2 Prestatie-eisen bouwbesluit 2012, onderzoek & kwaliteitsverklaring
In de volgende paragrafen van dit hoofdstuk zijn de bouwbesluit gerelateerde prestaties opgenomen die
worden bereikt, onder voorwaarde dat de metselwerkconstructies, lijmwerkconstructies en/of voegwerk
worden ontworpen en uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van de in paragraaf 4.1
vermelde BRL-en. Deze prestaties zijn niet van toepassing op het hydrofoberen van metselwerk.
Tabel 1 – Relatie van BRL 2826 met de voorschriften van het bouwbesluit.
Beschouwde afdelingen van het Afdeling Artikel, leden BB Relatie BRL 5212 Bouwbesluit 2012 Paragraaf Algemene sterkte van de bouwconstructie 2.1 2.2; 1-2, 2.4; 1f en 2 4.3.1 Sterkte bij brand 2.2 2.9; 1, 2.10 4.3.2 Beperking van het ontstaan van een 2.8 2.57 4.3.3 brandgevaarlijke situatie
Beperking van ontwikkeling van brand en 2.9 2.68;1,2,3 en 4 4.3.4 rook 2.70;1
2.71; 1 en 2
Beperking van uitbreiding van brand 2.10 2.84; 1-4 4.3.5 Verdere beperking van uitbreiding van 2.11 2.94; 1-3 4.3.6 brand en beperking van verspreiding van
rook
Bescherming tegen geluid van buiten, 3.1 3.1, 3.2, 3.3, 3.4 4.4.1 nieuwbouw
Bescherming tegen geluid van installaties, 3.2 3.8, 3.9;1 4.4.2 nieuwbouw
Geluidwering tussen ruimten, nieuwbouw 3.4 3.16, 3.17, 3.17a 4.4.3 Wering van vocht 3.5 3.21; 1 4.4.4
3.26;1,3
Beschermen tegen ratten en muizen 3.10 3.68; 1 4.4.5 3.69; 1,2
3.73;1,2
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 5 van 17
4.3 TECHNISCHE BOUWVOORSCHRIFTEN UIT HET OOGPUNT VAN VEILIGHEID
4.3.1. ALGEMENE STERKTE VAN DE BOUWCONSTRUCTIE (BB AFD. 2.1)
Prestatie-eis
Constructie-onderdelen moeten voldoen aan de prestatie-eisen zoals vermeld in tabel 2.1. van het Bouwbesluit
Grenswaarde Een bouwconstructie bezwijkt gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde ontwerplevensduur niet bij de fundamentele belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990 en NEN-EN 1996-1-1.
Een bouwconstructie bezwijkt gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde ontwerplevensduur niet bij de buitengewone belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990, als dit leidt tot het bezwijken van een andere bouwconstructie die niet in de directe nabijheid ligt van die bouwconstructie. Daarbij wordt uitgegaan van de buitengewone belastingen als bedoeld in NEN-EN 1991-1-1.
Bepalingsmethode Het bouwbesluit verwijst in artikel 2.4 lid 1b voor de bepalingsmethode van het niet overschrijden van de uiterste gebruikstoestand bij fundamentele belastingcombinaties, bepaald volgens NEN-EN 1991-1-1 of NEN-EN 1990 naar NEN-EN 1996-1-1.
Certificatieonderzoek Over het algemeen zal dit aspect de verantwoordelijkheid zijn van de constructeur van het project. In het bestek kan de vereiste sterkte van het metsel- en lijmwerk (of de dikte van de wand) worden opgegeven inclusief de sterkte(klasse) van het voegwerk. Het uitvoerend bedrijf is gehouden deze benodigde sterkte ook te leveren (combinatie van steendruksterkte en sterkte van de metsel- c.q. lijmmortel). In de overeenkomst of het contract met de opdrachtgever zal deze verantwoordelijkheid moeten worden geregeld.
4.3.2 STERKTE BIJ BRAND, (BB AFD. 2.2)
Prestatie-eis Voor metselwerkconstructies, lijmwerkconstructies en/of voegwerk van dragende binnen- en buitenwanden zijn de artikelen 2.10 en 2.11 van toepassing.
Grenswaarde Dragende binnen- en buitenwanden bezwijken niet binnen de tijdsduur zoals bedoeld in artikel 2.10 van het Bouwbesluit.
Bepalingsmethode De tijdsduur van het bezwijken als bedoeld in artikel 2.10 bepaald volgens NEN-EN 1996-1-2, Eurocode 6 - Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk of NEN 6069, Beproeving en klassering van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten.
Certificatieonderzoek Over het algemeen zal dit aspect de verantwoordelijkheid zijn van de constructeur van het project. In het bestek kan de vereiste sterkte van het metsel- en lijmwerk (of de dikte van de wand) worden opgegeven inclusief de sterkte(klasse) van het voegwerk. Het uitvoerend bedrijf is gehouden deze benodigde sterkte ook te leveren (combinatie van steendruksterkte en sterkte van de metsel- c.q. lijmmortel). In de overeenkomst of het contract met de opdrachtgever zal deze verantwoordelijkheid moeten worden geregeld.
4.3.3 BEPERKING VAN HET ONTSTAAN VAN EEN BRANDGEVAARLIJKE SITUATIE (BB AFD. 2.8), FACULTATIEF Prestatie-eis Voor metselwerkconstructies, lijmwerkconstructies en/of voegwerk kan artikel 2.57 van toepassing zijn.
Grenswaarde Artikel 2.57 Stookplaats Materiaal, toegepast ter plaatse van of in de nabijheid van een stookplaats van een gebruiksfunctie voldoet aan brandklasse A1 volgens NEN-EN 13501-1, indien: a. ter plaatse van of in de nabijheid van die stookplaats een intensiteit van de warmtestraling kan optreden, die, bepaald volgens NEN 6061, groter is dan 2 kW/m², of b. in het materiaal een temperatuur kan optreden, die, bepaald volgens NEN 6061, hoger is dan 90ºC.
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 6 van 17
Bepalingsmethode De brandklasse dient te worden bepaald volgens NEN-EN 13501-1.
Certificatieonderzoek Over het algemeen zal dit aspect de verantwoordelijkheid zijn van de opdrachtgever van het project. In het bestek kan de vereiste brandklasse A1 van het metsel- en lijmwerk (of de dikte van de wand) worden opgegeven inclusief de brandklasse A1van het voegwerk. Het uitvoerend bedrijf is gehouden deze benodigde brandklasse ook te leveren. In de overeenkomst of het contract met de opdrachtgever zal deze verantwoordelijkheid moeten worden geregeld.
4.3.4 BEPERKING VAN ONTWIKKELING VAN BRAND EN ROOK (BB AFD. 2.9)
Prestatie-eisen
Op constructie-onderdelen zijn de artikelen 2.67;1, 2.68;1-3,5, 2.69, 2.70;1, 2.71;1 en 2.72 van toepassing. Voor tijdelijke bouw gelden alleen 2.68;3 en 2.71.
Toelichting: De Ministeriële Regeling geeft geen nadere invulling aan artikel 2.72.
Grenswaarde
Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de binnenlucht voldoet aan brandklasse B of D (zie tabel 2.66, BB) en aan rookklasse s2.
Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de buitenlucht voldoet aan brandklasse B, C of D (zie tabel 2.66, BB).
Het deel van een zijde van een constructieonderdeel dat grenst aan de buitenlucht en hoger ligt dan 13 m, voldoet aan brandklasse B.
Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de buitenlucht, van een bouwwerk waarvan een
voor personen bestemde vloer ten minste 5 m boven het meetniveau ligt, voldoet vanaf het aansluitende
terrein tot een hoogte van ten minste 2,5 m aan brandklasse B (deze eis geldt voor tijdelijke bouw).
Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen van elke afzonderlijke ruimte, zijn bovenstaande eisen niet van toepassing.
Bepalingsmethode De brand- en rookklasse dienen te worden bepaald volgens NEN-EN 13501-1.
Certificatieonderzoek Over het algemeen zal dit aspect de verantwoordelijkheid zijn van de opdrachtgever van het project. In het bestek kan de vereiste brandklasse en/of rookklasse van het metsel- en lijmwerk (of de dikte van de wand) worden opgegeven. Het uitvoerend bedrijf is gehouden deze benodigde brandklasse ook te leveren. In de overeenkomst of het contract met de opdrachtgever zal deze verantwoordelijkheid moeten worden geregeld.
4.3.5 BEPERKING VAN UITBREIDING VAN BRAND (BB AFD. 2.10)
Prestatie-eisen
Op constructieonderdelen gelegen in een branduitbreidingstraject zijn de eisen van artikel 2.84;1-4 van toepassing. Voor tijdelijke bouw geldt artikel 2.86.
Grenswaarde
De weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van een brandcompartiment naar een
ander brandcompartiment, naar een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert,
naar een niet besloten veiligheidsvluchtroute en naar een liftschacht van een brandweerlift is ten
minste 60 minuten. In afwijking van het bovenstaande kan worden volstaan met 30 minuten: Voor woonfuncties (niet zijnde een woonwagen):
a. tussen een brandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een extra
beschermde vluchtroute voert, of b. indien de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het brandcompartiment niet
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 7 van 17
groter is dan 500 MJ/m², en in het gebouw geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m boven het meetniveau.
Voor andere gebruiksfuncties (niet zijnde een celfunctie of een gezondheidszorgfunctie met
bedgebied): indien de hiervoor bedoelde besloten ruimten op hetzelfde perceel liggen, en in
het gebouw geen vloer van een gebruiksgebied hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau. Voor tijdelijke bouw.
Bepalingsmethode De WBDBO dient te worden bepaald volgens NEN 6068. NEN 6068 maakt voor de bepaling van de weerstand tegen branddoorslag tussen ruimten gebruik van de brandwerendheid van constructie-onderdelen, bepaald volgens hoofdstuk 4 van NEN 6069.
Toelichting: Indien de brandwerendheid bekend is, dient de ontwerper van het gebouw (mede met gebruikmaking
van andere parameters) de verschillende waarden van de WBDBO te bepalen en na te gaan of aan de eisen
wordt voldaan.
Certificatieonderzoek Over het algemeen zal dit aspect de verantwoordelijkheid zijn van de opdrachtgever van het project. In het bestek kan de vereiste weerstand tegen branddoorslag van constructiedelen met metsel- en lijmwerk worden opgegeven. Het uitvoerend bedrijf is gehouden deze benodigde weerstand tegen branddoorslag ook te leveren. In de overeenkomst of het contract met de opdrachtgever zal deze verantwoordelijkheid moeten worden geregeld.
4.3.6 VERDERE BEPERKING VAN UITBREIDING VAN BRAND EN BEPERKING VAN VERSPREIDING VAN ROOK (BB AFD. 2.11)
Prestatie-eisen
Op constructieonderdelen die zijn gelegen op de compartimentsgrenzen is artikel 2.94 van toepassing. Voor tijdelijke bouw geldt alleen artikel 2.94;1,3.
Toelichting: De Ministeriële Regeling geeft geen nadere invulling aan artikel 2.94;3.
Grenswaarde
De weerstand tegen branddoorslag (WBD) van een subbrandcompartiment naar een andere ruimte in
het brandcompartiment is ten minste 20 minuten, waarbij voor de bepaling van de brandwerendheid met
betrekking tot de scheidende functie van een scheidingsconstructie uitsluitend rekening wordt gehouden
met het beoordelingscriterium vlamdichtheid met betrekking op de afdichting (deze eis geldt ook voor
tijdelijke bouw).
Toelichting: Deze eis heeft betrekking op de weerstand tegen rookdoorgang en daarmee op de deuren tussen een
subbrandcompartiment en een verkeersruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert.
De weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van een beschermd
subbrandcompartiment naar een andere ruimte in het brandcompartiment is ten minste 30 minuten, voor
gebruiksfuncties met een bedgebied.
Toelichting: Deze eis heeft met name betrekking op de weerstand tegen branddoorslag en daarmee op de
vloeren en wanden, inclusief deuren e.d., tussen een beschermd subbrandcompartiment en een andere ruimte.
Bepalingsmethode De WBD en de WBDBO dienen te worden bepaald volgens NEN 6068.
NEN 6068 maakt voor de bepaling van de WBD en de WBDBO tussen ruimten gebruik van de
brandwerendheid van constructie-onderdelen, bepaald volgens hoofdstuk 4 van NEN 6069.
Certificatieonderzoek Over het algemeen zal dit aspect de verantwoordelijkheid zijn van de opdrachtgever van het project. In het bestek kan de vereiste weerstand tegen branddoorslag van constructiedelen met metsel- en lijmwerk worden opgegeven. Het uitvoerend bedrijf is gehouden deze benodigde weerstand tegen branddoorslag ook te leveren. In de overeenkomst of het contract met de opdrachtgever zal deze verantwoordelijkheid moeten worden geregeld.
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 8 van 17
4.4 TECHNISCHE BOUWVOORSCHRIFTEN UIT OOGPUNT VAN GEZONDHEID
4.4.1 BESCHERMING TEGEN GELUID VAN BUITEN, NIEUWBOUW (BB AFD. 3.1)
Prestatie-eisen
Op in- en uitwendige scheidingsconstructies van woonfuncties, bijeenkomstfuncties voor kinderopvang, gezondheidszorgfuncties en onderwijsfuncties zijn de artikelen 3.2, 3.3 en 3.4 van toepassing.
Het tweede lid van artikel 3.3 en het derde lid van artikel 3.4 hebben alleen betrekking op bedgebieden van bijeenkomstfuncties voor kinderopvang en gezondheidszorgfuncties. Voor tijdelijke bouw geldt artikel 3.6.
Grenswaarde
Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied heeft een karakteristieke geluidwering met een minimum van 20 dB.
Bij een vastgesteld hogerewaardenbesluit is de karakteristieke geluidwering niet kleiner dan het verschil
tussen de in dat besluit opgenomen hoogst toelaatbare geluidsbelasting en 35 dB(A) bij industrielawaai,
of 33 dB bij weg- of spoorweglawaai. Voor bedgebieden is dat respectievelijk 30 dB(A) en 28 dB(A).
Indien deze eisen niet gelden voor een aangrenzend verblijfsgebied van een naastgelegen gebruiksfunctie, dan gelden de eisen voor de inwendige scheidingsconstructie.
Een scheidingsconstructie van een verblijfsruimte heeft een karakteristieke geluidwering die maximaal 2 dB(A) lager is dan hierboven voor het verblijfsgebied is aangegeven.
In de nabijheid van een militaire luchthaven heeft een uitwendige scheidingsconstructie van een
verblijfsgebied een karakteristieke geluidwering met een minimale waarde van 30 tot 40 dB, bij een
geluidsbelasting van 36 Ke en hoger. Bij een burgerluchthaven is het karakteristiek geluidniveau in een
verblijfsgebied ten hoogste 33 dB en in een bedgebied ten hoogste 28 dB (voor tijdelijke bouw geldt 30
dB i.p.v. 28 dB).
Indien deze eisen niet gelden voor een aangrenzend verblijfsgebied van een naastgelegen gebruiksfunctie, dan gelden de eisen voor de inwendige scheidingsconstructie.
Een scheidingsconstructie van een verblijfsruimte heeft een karakteristieke geluidwering die maximaal 2 dB(A) lager is dan hierboven voor het verblijfsgebied is aangegeven.
Het niveau van de eisen voor tijdelijke bouw is 10 dB of dB(A) lager dan hierboven aangegeven. Bij bedgebieden is de grenswaarde echter niet 38 dB, maar 30 dB i.p.v. 28 dB.
Bepalingsmethode De karakteristieke geluidwering wordt bepaald volgens NEN 5077.
Toelichting: In paragraaf 5.3.5 van die norm is aangegeven hoe de karakteristieke geluidwering van de buitengevel
(GA;k) kan worden berekend als de geluidwering van de van de buitengevel (GA) bekend is. De waarde van GA kan
door de ontwerper berekend worden als de geluidsisolatie van de onderdelen van de buitengevel voor standaard
buitengeluid (RA) bekend is.
Certificatieonderzoek Over het algemeen zal dit aspect de verantwoordelijkheid zijn van de opdrachtgever van het project. In het bestek kan de vereiste karakteristieke geluidwering van constructiedelen met metsel- en lijmwerk worden opgegeven. Het uitvoerend bedrijf is gehouden deze benodigde karakteristieke geluidwering ook te leveren. In de overeenkomst of het contract met de opdrachtgever zal deze verantwoordelijkheid moeten worden geregeld.
4.4.2 BESCHERMING TEGEN GELUID VAN INSTALLATIES, NIEUWBOUW (BB AFD. 3.2)
Prestatie-eisen De artikelen 3.8 en 3.9;1 zijn van toepassing. Op woonfuncties, bijeenkomstfuncties voor kinderopvang
en onderwijsfuncties is ook het tweede lid van artikel 3.9 van toepassing. Voor tijdelijke bouw geldt
artikel 3.11.
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 9 van 17
Grenswaarde Installaties veroorzaken in een verblijfsgebied van een ander pand op een aangrenzend perceel een karakteristiek installatie-geluidsniveau van ten hoogste 30 dB.
Installaties veroorzaken in een niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte van een woning op hetzelfde perceel een karakteristiek installatie-geluidsniveau van ten hoogste 30 dB. Installaties van een woonfunctie veroorzaken in een verblijfsgebied van die woonfunctie een karakteristiek installatie-geluidsniveau van ten hoogste 30 dB. Installaties van een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang en van een onderwijsfunctie veroorzaken in
een verblijfsgebied van die gebruiksfunctie een karakteristiek installatie-geluidsniveau van ten
hoogste 35 dB.
Voor tijdelijke bouw is het niveau van de eisen 10 dB lager.
Bepalingsmethode Het karakteristiek installatie-geluidsniveau wordt bepaald volgens NEN 5077.
Certificatieonderzoek Over het algemeen zal dit aspect de verantwoordelijkheid zijn van de opdrachtgever van het project. In het bestek kan de vereiste karakteristiek installatie-geluidsniveau van constructiedelen met metsel- en lijmwerk worden opgegeven. Het uitvoerend bedrijf is gehouden deze benodigde karakteristiek installatie-geluidsniveau ook te leveren. In de overeenkomst of het contract met de opdrachtgever zal deze verantwoordelijkheid moeten worden geregeld.
4.4.3 GELUIDWERING TUSSEN RUIMTEN, NIEUWBOUW (BB AFD. 3.4)
Prestatie-eisen Op de scheidingsconstructies van een gebouw zijn de artikelen 3.16, 3.17 en 3.17a van toepassing. Voor tijdelijke bouw geldt artikel 3.19.
Grenswaarde Het karakteristieke lucht-geluidniveauverschil voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte
naar een verblijfsgebied van een aangrenzende gebruiksfunctie is niet kleiner dan 52 dB. Betreft het
een aangrenzende woonfunctie en daarin een besloten ruimte die niet in een verblijfsgebied ligt, dan
is de grenswaarde 47 dB.
Het gewogen contact-geluidniveau voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een
verblijfsgebied van een aangrenzende gebruiksfunctie is niet groter dan 59 dB. Betreft het een
aangrenzende woonfunctie en daarin een besloten ruimte die niet in een verblijfsgebied ligt, dan is de
grenswaarde 64 dB. Voor woonfuncties zijn de grenswaarden respectievelijk 54 dB en 59 dB
(strengere eis).
Bovenstaande eisen zijn niet van toepassing op de geluidsoverdracht van een nevenfunctie van een woonfunctie naar die woonfunctie, als zij op hetzelfde perceel zijn gelegen. Bovenstaande eisen zijn binnen een woongebouw niet van toepassing op de geluidsoverdracht tussen twee gemeenschappelijke ruimten en tussen gemeenschappelijke verkeersruimten en bergingen.
Binnen een woonfunctie, tussen twee verblijfsruimten is het karakteristieke lucht-geluidniveauverschil
voor de geluidsoverdracht niet kleiner dan 32 dB en het gewogen contact-geluidniveau niet groter dan 79
dB. Deze twee eisen gelden niet indien de verblijfsruimten met elkaar in open verbinding staan, of indien
de ene verblijfsruimte vanuit de andere rechtstreeks bereikbaar is door een deuropening.
Voor tijdelijke bouw is het niveau van de eisen 10 dB lager.
Bepalingsmethode Het karakteristieke lucht-geluidniveauverschil en het gewogen contact-geluidniveau worden bepaald volgens NEN 5077.
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 10 van 17
Certificatieonderzoek Over het algemeen zal dit aspect de verantwoordelijkheid zijn van de opdrachtgever van het project. In het bestek kan de vereiste karakteristieke lucht-geluidniveauverschil en het gewogen contact-geluidniveau van constructiedelen met metsel- en lijmwerk worden opgegeven. Het uitvoerend bedrijf is gehouden deze benodigde karakteristieke lucht-geluidniveauverschil en het gewogen contact-geluidniveau ook te leveren. In de overeenkomst of het contract met de opdrachtgever zal deze verantwoordelijkheid moeten worden geregeld.
4.4.4 WERING VAN VOCHT (BB AFD. 3.5)
Prestatie-eisen Van toepassing zijn de artikelen 3.21, 3.22 en 3.23.
Artikel 3.21 is niet van toepassing op een industriefunctie. Voor “overige gebruiksfuncties” gelden geen eisen.
Grenswaarde
Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, een toilet- of een badruimte is waterdicht. Een
constructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied, een toilet- of een badruimte, en een kruipruimte,
met inbegrip van de op daarop aansluitende delen van andere constructies, voor zover van invloed, is
waterdicht.
Een inwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, een toilet- of een badruimte, voor zover die niet grenst aan een ander verblijfsgebied, een andere toilet- of badruimte, is waterdicht.
Een hiervoor bedoelde scheidingsconstructie heeft aan de zijde die grenst aan een verblijfsgebied een factor
van de temperatuur van de binnenoppervlakte van ten minste 0,5 en bij woonfuncties ten minste 0,65. Deze
eis geldt niet voor ramen, deuren, kozijnen en dergelijke.
Een scheidingsconstructie van een toilet- of badruimte heeft aan de binnenzijde, tot 1,2 m hoogte boven
de vloer een wateropname die gemiddeld niet groter is dan 0,01 kg/(m².s1/2) en op geen enkele plaats
groter dan 0,2 kg/(m².s1/2). Voor een badruimte geldt deze eis ter plaatse van een bad of een douche over een lengte van ten minste 3 m, tot een hoogte van 2,1 m boven de vloer.
Bepalingsmethode
De waterdichtheid, de factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte en de wateropname worden bepaald volgens NEN 2778.
Certificatieonderzoek Aan de eisen voor de waterdichtheid, de factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte en de wateropname kan worden voldaan indien onderhavige Beoordelingsrichtlijn en bijbehorende uitvoeringsrichtlijnen worden opgevolgd (zie ook NPR 2652).
4.4.5 BESCHERMING TEGEN RATTEN EN MUIZEN (BB AFD. 3.10)
Prestatie-eisen
Van toepassing zijn de artikelen 3.69 en 3.70, maar niet op een industriefunctie en een overige
gebruiksfunctie. Op een logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw is artikel 3.70 niet van
toepassing.
Grenswaarde
Een uitwendige scheidingsconstructie heeft geen openingen die breder zijn dan 0,01 m. Dit geldt niet voor
een afsluitbare opening en een uitmonding van een afvoervoorziening voor luchtverversing, een
afvoervoorziening voor rook, en een ont- en beluchting van een afvoervoorziening voor huishoudelijk afval.
In afwijking hiervan is een grotere opening wel toegestaan voor een nest of een vaste rust- of verblijfplaats voor bij of krachtens de Flora- en faunawet beschermde diersoorten.
De eis is van overeenkomstige toepassing op een inwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt met een industriefunctie of een overige gebruiksfunctie.
Een gebruiksfunctie heeft ter plaatse van een uitwendige scheidingsconstructie, een scherm tot een vanaf
het aansluitende terrein gemeten diepte van ten minste 0,6 m. Het scherm heeft geen openingen die breder
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 11 van 17
zijn dan 0,01 m. De eis is van overeenkomstige toepassing op een inwendige scheidingsconstructie die de scheiding
vormt met een industriefunctie, een logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw of een overige
gebruiksfunctie. Het scherm mag bij een technische ruimte langs de inwendige scheidingsconstructies van die ruimte gaan.
Bepalingsmethode Meten.
Certificatieonderzoek In een uitwendige scheidingsconstructie uitgevoerd conform de betreffende Uitvoeringsrichtlijn komen geen onafsluitbare openingen voor die breder zijn dan 0,01 m.
Vervang: Paragraaf 7.3.2: projectaanmelding, door:
7.3.2 Melding van het uit te voeren werk aan de certificatie instelling
Een KOMO-procesgecertificeerd bedrijf is verplicht de certificatie instelling te voorzien van een weekplanning, waarbij de planning uiterlijk om 12.00u op de vrijdag ervoor aangeleverd dient te zijn. Opgemerkt moet worden dat het gecertificeerde proces ook daadwerkelijk in uitvoering moet zijn om een geslaagde certificatie-inspectie te kunnen uitvoeren. Ook als er onverhoopt geen werken onderhanden zijn, die vallen onder het certificaat, behoort nog steeds een planning aangeleverd te worden. Op de planning kan bijvoorbeeld de opmerking ‘geen werken onder het KOMO- procescertificaat in uitvoering’ vermeld worden. Bij wijzigingen in de (aangeleverde) planning dient dit direct aan de certificatie instelling gemeld te worden.
Op de planning dient tenminste de volgende informatie vermeld te zijn:
- Adres en plaats van het uit te voeren werk. - Naam hoofdaannemer (indien van toepassing)
- Projectomvang - Start datum en tijdstip - Eind datum en tijdstip - Contactgegevens voorman (ploeg) Vervang: Paragraaf 8.2, door:
8.2 Instandhouden certificatie
De certificatie instelling voert jaarlijks een bedrijfsbezoek (audit) uit, hierbij dienen ten minste de van toepassing
zijnde eisen zoals vermeld in deze BRL beoordeeld te worden.
De certificatie instelling voert steekproefsgewijs inspecties uit op basis van het door het bedrijf aangemelde
projecten, de planning en de omvang van het project, op het voldoen aan de eisen zoals weergegeven in BRL
en/of URL-en.
De inspectiefrequentie wordt jaarlijks vastgesteld in overleg met het College van Deskundigen van de certificatie
instelling.
Met ingang van de datum van uitgifte van deze BRL is de frequentie vastgesteld op:
scopes: Vervaardiging van metselwerkconstructies, vervaardiging van lijmwerkconstructies en voegen van metselwerk.
De controlefrequentie per bedrijf die één of meerdere van bovengenoemde scopes heeft is vastgesteld, op basis van het
gemiddeld aantal uitvoerende personen voor en/of namens c.q. in opdracht van het bedrijf, conform onderstaande tabel.
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 12 van 17
Tabel: inspectiefrequentie t.b.v. metselen, lijmen en voegen
Aantal personen Aantal inspecties Aantal personen Aantal inspecties Aantal personen Aantal inspecties
1 t/m 10 4 39 t/m 42 12 102 t/m 117 20
11 t/m 14 5 43 t/m 51 13 118 t/m 133 21
15 t/m 18 6 52 t/m 59 14 134 t/m 149 22
19 t/m 22 7 60 t/m 68 15 150 t/m 165 23
23 t/m 26 8 69 t/m 77 16 166 t/m 181 24
27 t/m 30 9 78 t/m 85 17 182 t/m 197 25
31 t/m 34 10 86 t/m 93 18 198 t/m 213 26
35 t/m 38 11 94 t/m 101 19 >213 n.t.b.
scope: Keramische lijmwerkconstructies.
De controlefrequentie is vastgesteld, op basis van het gemiddeld aantal uitvoerende personen voor en/of namens c.q. in
opdracht van het bedrijf, conform onderstaande tabel.
Tabel: inspectiefrequentie t.b.v. keramische lijmwerkconstructies
Aantal personen Aantal inspecties Aantal personen Aantal inspecties Aantal personen Aantal inspecties
1 t/m 10 4 39 t/m 42 12 102 t/m 117 20
11 t/m 14 5 43 t/m 51 13 118 t/m 133 21
15 t/m 18 6 52 t/m 59 14 134 t/m 149 22
19 t/m 22 7 60 t/m 68 15 150 t/m 165 23
23 t/m 26 8 69 t/m 77 16 166 t/m 181 24
27 t/m 30 9 78 t/m 85 17 182 t/m 197 25
31 t/m 34 10 86 t/m 93 18 198 t/m 213 26
35 t/m 38 11 94 t/m 101 19 >213 n.t.b.
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 13 van 17
Scope: Aanbrengen van renovatiespouwankers voor het verankeren van bestaande gemetselde buitenspouwbladen.
De controlefrequentie is vastgesteld, op basis van het aantal te plaatsen ankers, conform onderstaande tabel.
Tabel: inspectiefrequentie t.b.v. aanbrengen van renovatiespouwankers.
Aantal te plaatsen ankers Aantal inspecties
1 t/m 10.000 1
10.001 t/m 20.000 2
20.001 t/m 30.000 3
30.001 t/m 40.000 4
Enzovoort
Per 10.000 te plaatsen één extra inspectie
Scope: Hydrofoberen en gevelreinigen.
De controlefrequentie is vastgesteld, op basis van het aantal m² te hydrofoberen of reinigen gevel, conform
onderstaande tabel.
Tabel: inspectiefrequentie t.b.v. hydrofoberen en gevelreinigen.
Aantal te hydrofoberen / reinigen m² Aantal inspecties
1 t/m 1.500 1
1.501 t/m 5.000 2
5.001 t/m 10.000 3
10.001 t/m 20.000 4
Enzovoort
Per 10.000 m² één extra inspectie
Vervang in hoofdstuk 9:
9 EISEN AAN DE CERTIFICATIE-INSTELLING
9.1 ALGEMEEN
De certificatie-instelling moet voor het onderwerp van deze BRL op basis van NEN-EN-ISO 17065 zijn
geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie, en moeten hiervoor een licentieovereenkomst met KOMO
hebben.
De certificatie-instelling moet beschikken over een reglement, of een daaraan gelijkwaardig document, waarin
de algemene regels zijn vastgelegd die bij certificatie worden gehanteerd. In het bijzonder zijn dit:
- de algemene regels voor het uitvoeren van het toelatingsonderzoek, te onderscheiden naar:
de wijze waarop leveranciers worden geïnformeerd over de behandeling van een aanvraag;
de uitvoering van het onderzoek;
de beslissing naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek. - de algemene regels ten aanzien van de uitvoering van controles en de daarbij gehanteerde
controleaspecten;
- de door de certificatie-instelling te treffen maatregelen bij tekortkomingen;
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 14 van 17
- de door de certificatie-instelling te ondernemen maatregelen bij oneigenlijk gebruik van certificaten,
certificatiemerk, pictogrammen en logo’s;
- de regels bij beëindiging van een certificaat;
- de mogelijkheid tot het instellen van beroep tegen beslissingen of maatregelen van de certificatie-
instelling.
9.2 CERTIFICATIEPERSONEEL
Het bij certificatie betrokken personeel is te onderscheiden naar:
auditoren/ certificatie-deskundigen: belast met het uitvoeren van het toelatingsonderzoek en de beoordeling van de rapporten van inspecteurs;
inspecteurs: belast met de uitvoering van de externe controle bij de leverancier;
beslissers: belast met het nemen van beslissingen naar aanleiding van uitgevoerde toelatingsonderzoeken, voortzetting van certificatie naar aanleiding van uitgevoerde controles en beslissingen over de noodzaak tot het treffen van corrigerende maatregelen.
9.2.1 Kwalificatie-eisen
De kwalificatie-eisen zijn opgebouwd uit:
kwalificatie-eisen voor het uitvoerende certificatiepersoneel van een certificatie-instelling die voldoen aan de in NEN-EN-ISO/IEC 17065 gestelde eisen;
kwalificatie-eisen voor het uitvoerende certificatiepersoneel van een certificatie-instelling die door het College van Deskundigen aanvullend zijn vastgesteld voor het onderwerp van deze BRL.
Opleiding en ervaring van het betrokken certificatiepersoneel moet aantoonbaar zijn vastgelegd.
certificatie-deskundige
/auditor
Inspecteur Beslisser
Opleiding
Algemeen HBO denk- en werk
niveau
Basistraining auditing
MBO denk- en werkniveau
Basistraining auditing
HBO denk- en werkniveau
Training auditvaardigheden
Ervaring
Algemeen 1 jaar relevante
werkervaring
deelname aan minimaal vier beoordelingen en één beoordeling zelfstandig uitgevoerd onder supervisie
kennis van bouwsystemen
1 jaar relevante werkervaring
deelname aan minimaal aan 4 inspectiebezoeken, waarbij minimaal 1 inspectiebezoek zelfstandig werd uitgevoerd onder supervisie
kennis van bouwsystemen
4 jaar werkervaring waarvan ten minste 1 jaar m.b.t. certificatie
9.2.2 Kwalificatie
Certificatiepersoneel moet aantoonbaar zijn gekwalificeerd door toetsing van opleiding en ervaring aan
bovenvermelde eisen. Indien kwalificatie plaats vindt op grond van afwijkende criteria, moet dit aantoonbaar
zijn vastgelegd. De bevoegdheid om te kwalificeren ligt bij:
beslissers: kwalificatie van auditors en inspecteurs;
management van de certificatie-instelling: kwalificatie van beslissers.
9.3 RAPPORT TOELATINGSONDERZOEK
De certificatie-instelling legt de bevindingen van het toelatingsonderzoek vast in een rapport. Het rapport moet
aan de volgende eisen voldoen:
volledigheid: het rapport doet een uitspraak over alle in de beoordelingsrichtlijn gestelde eisen;
traceerbaarheid: de bevindingen waarop uitspraken zijn gebaseerd moeten traceerbaar zijn vastgelegd;
basis voor beslissing: de beslisser over certificaatverlening moet zijn beslissing kunnen baseren op de in het rapport vastgelegde bevindingen.
9.4 BESLISSING OVER VERLENING HET KOMO PROCESCERTIFICAAT
De beslissing over verlening van het KOMO procescertificaat moet plaats vinden door een daartoe
gekwalificeerde beslisser, die niet zelf bij het kwaliteitsonderzoek betrokken is geweest. De beslissing moet
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 15 van 17
traceerbaar zijn vastgelegd.
9.5 RAPPORTAGE AAN COLLEGE VAN DESKUNDIGEN
De certificatie-instelling rapporteert ten minste jaarlijks over de uitgevoerde certificatiewerkzaamheden. In
deze rapportage moeten de volgende onderwerpen aan de orde komen:
mutaties in aantal certificaten (nieuw/vervallen);
aantal uitgevoerde controles in relatie tot de vastgestelde frequentie;
resultaten van de controles;
opgelegde maatregelen bij tekortkomingen;
ontvangen klachten van derden over gecertificeerde producten;
advies betreffende handhaving c.q. wijziging controlesystematiek.
9.6 INTERPRETATIE VAN EISEN
Het College van Deskundigen mag de interpretatie van in deze beoordelingsrichtlijn gestelde eisen vastleggen
in één afzonderlijk interpretatiedocument. De certificatie-instelling is verplicht zich op de hoogte te stellen of er
een interpretatiedocument is vastgesteld en, indien dit het geval is, de daarin vastgelegde interpretaties te
hanteren.
9.7 SPECIFIEKE DOOR HET COLLEGE VAN DESKUNDIGEN VASTGESTELDE REGELS
Door het college zijn de volgende specifieke regels vastgelegd, die bij uitvoering van certificatie door de
certificatie-instelling moeten worden gevolgd.
Er is een onderscheidt tussen 2 categorieën van geconstateerde tekortkomingen:
- niet kritieke tekortkomingen
- kritieke tekortkomingen
Niet kritieke tekortkoming
- Er wordt niet voldaan aan de eisen uit de BRL. De afwijking heeft geen directe invloed op de kwaliteit van het
eindproduct, proces of prestatie-eis.
Kritieke tekortkoming
- Er wordt niet voldaan aan de eisen uit de BRL.
- De afwijking heeft directe invloed op de kwaliteit van het eindproduct, proces of prestatie-eis, of;
- Het betreft een herhaalde afwijking, bijvoorbeeld de corrigerende maatregelen zijn niet of onvoldoende
doorgevoerd.
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 16 van 17
Bij deze 2 categorieën worden de volgende reactie termijnen voor de certificaathouder gehanteerd
Categorie Termijn
1. Niet kritieke tekortkomingen Geen (schriftelijke) reactie van de certificaathouder vereist.
Beoordeling kan tijdens het volgende bezoek plaatsvinden.
2. Kritieke tekortkomingen De certificaathouder dient binnen een maand een
schriftelijke reactie te geven (corrigerende maatregelen).
Beoordeling van het effect van de corrigerende
maatregelen kan tijdens het volgende bezoek plaatsvinden.
Ten minste de kritieke tekortkomingen dienen, per controle-aspect, te worden vastgelegd.
9.8 SANCTIES
Indien tekortkomingen niet binnen de in deze BRL gestelde termijnen worden opgeheven volgt het
sanctiebeleid conform het certificatie reglement van de betrokken certificatie-instelling.
Sancties worden opgenomen in het jaarverslag van het CvD Stapelbouw.
Vervang in hoofdstuk 10: Hoofdstuk 10. TITELS VERMELDE DOCUMENTEN: Publiekrechtelijke regelgeving
Bouwbesluit Bouwbesluit 2012, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van 12 november 2015. Regeling Bouwbesluit
2012, laatstelijk gewijzigd door Stcrt. 2016, 33491.
Besluit
bodemkwaliteit
Besluit bodemkwaliteit Stb. 2007, 469; Stb. 2008, 160; Stb. 2009, 389, 500,
535; Stb. 2010, 144 en de Regeling bodemkwaliteit Stcrt. 2007, 247; Stcrt.
2008, 122, 196, 249; Stcrt. 2009, 67, 17187, 19723 en Stcrt. 2010, 5673
Normen, voornormen en richtlijnen
NPR 2652:2008 Vochtwering in gebouwen - Wering van vocht van buiten en wering van vocht van binnen
NEN 2778:2015 Vochtwering in gebouwen
NEN 5077:2006 Geluidwering in gebouwen - Bepalingsmethoden voor de grootheden geluidwering van
uitwendige scheidingsconstructies, luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidniveaus
veroorzaakt door installaties en nagalmtijd, inclusief correctieblad C3: 2012
NEN 6061:1991 Bepaling van de weerstand tegen het ontstaan van brand bij stookplaatsen, inclusief
wijzigingsblad A3: 2012
NEN 6068+C1:2011 Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten
NEN 6069:2011 Beproeving en klassering van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten
NEN-EN-ISO/IEC 17020:2012 Conformiteitsbeoordeling - Algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten
instellingen die keuringen uitvoeren
NEN-EN-ISO/IEC 17021-1:2015 Conformiteitsbeoordeling - Eisen voor instellingen die audits en certificatie van
managementsystemen leveren - Deel 1: Eisen
NEN-EN-ISO/IEC 17025:2005 Algemene eisen voor de bekwaamheid van beproevings- en kalibratielaboratoria
NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012 Conformiteitsbeoordeling - Eisen voor certificatie-instellingen die certificaten
toekennen aan producten, processen en diensten
Eurocodes
NEN-EN 1990+A1+A1/C2:2011 Eurocode – Grondslagen van het constructief ontwerp, inclusief nationale bijlage NB:2011
NEN-EN 1991-1-1+C1:2011 Eurocode 1: Belastingen op constructies – Deel 1-1: Algemene belastingen – Volumieke
gewichten, eigengewicht en opgelegde belastingen voor gebouwen, inclusief nationale bijlage
NB:2011
NEN-EN 1996-1-1+A1:2013 Eurocode 6: Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk – Deel 1-1: Algemene
regels voor constructies van gewapend en ongewapend metselwerk, inclusief nationale bijlage
NB:2011
Wijzigingsblad BRL 2826-00 d.d. 26-08-2016
Pagina 17 van 17
NEN-EN 1996-1-2:2011 Eurocode 6: Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk - Deel 1-2: Algemene
regels - Ontwerp en berekening van constructies bij brand, inclusief nationale bijlage NB:2011
NEN-EN 13501-1:2007+A1:2009 Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen - Deel 1: Classificatie op grond van
resultaten van beproeving van het brandgedrag
Overige documenten
URL 2826-01 Vervaardigen van metselwerkconstructies van baksteen, bouwblokken en -stenen van beton,
cellenbeton en kalkzandsteen
URL 2826-02 Vervaardigen van lijmwerkconstructies van kalkzandsteen, betonsteen en cellenbeton
URL 2826-03 Voegen van metselwerk
URL 2826-04 Verlijmen van gevelstenen van baksteen en bouwblokken en –stenen van beton
URL 2826-05 Vervaardigen van lijmwerkconstructies van keramische producten
URL 2826-06 Aanbrengen van renovatiespouwankers voor het verankeren van bestaande gemetselde
buitenspouwbladen
URL 2826-07 Het hydrofoberen van gevels
URL 2826-08 Gevelreiniging van gevels van steenachtige materialen
Opmerkingen:
Voor de juiste uitgave, datum en gegevens over eventuele wijzigingsbladen en/of correctiebladen van de normen die direct of
indirect via het Bouwbesluit 2012 worden aangewezen, wordt verwezen naar de Regeling Bouwbesluit 2012.
De Regeling Bouwbesluit 2012 geeft in artikel 1.2 (in combinatie met bijlagen I en II) aan welke uitgave van de norm van
toepassing is Van de normen waarnaar vanuit een direct aangewezen norm wordt verwezen, is die verwijzing alleen van
toepassing als die norm in bijlage I of II is opgenomen.
De Regeling Bouwbesluit geeft in hoofdstuk 5 een aantal normen die gedeeltelijk worden aangewezen.
In de kwaliteitsverklaring kan naast voornoemde documenten, verwezen worden naar andere (eisen stellende) documenten.’
Bijlage 1-1 en Bijlage 1-2 vervalt.