zo doen we dat hiermedia.eelcodeboer.nl.s3.amazonaws.com/gerke/zdwdh/zo...18 1 19 1 zorg zoals u...
TRANSCRIPT
Werken in het verpleeghuis
Zo doen we dat hier
Gerke de BoerZ
o d
oen
we d
at hier W
erken in het verpleeghuis
Werkdruk is zo langzamerhand een beladen begrip aan het worden in het psychoge-
riatrisch verpleeghuis: kleinschalig wonen of niet. Enerzijds omdat met een beperkte
hoeveelheid personeel zorg moet worden geboden aan bewoners met complexe zorg-
problemen, anderzijds omdat verzorgenden de bewoners het graag naar de zin willen
maken: tegemoet willen komen aan de zorgvraag heet dat. Maar wat is nu eigenlijk
een zorgvraag... en welke soorten vragen zijn er te onderscheiden?
1Wie vroeg daar wat?
Vraaggericht werken
1
7
Met hart en ziel… Veel verzorgenden zetten dagelijks zich met hart en ziel in
voor mensen met dementie, die door die akelige kwaal van
eerstgenoemden afhankelijk zijn. Hoewel verzorgenden zeg-
gen vraag- en belevingsgericht te willen werken, is aan alles
te merken dat men daar maar mondjesmaat aan toekomt.
Dat is ook logisch: er zijn teveel cliënten en deze hebben teveel problemen en vra-
gen nietwaar? Het vanzelfsprekende resultaat is dat lang niet alles kan gebeuren wat
we de cliënten zo graag zouden gunnen. Laten we eens ergens op werkbezoek gaan
en dan mag u vandaag zelf uitmaken wat voor “cliëntachtigs” u in het begrip cliënt
ziet, welke “vraag” u überhaupt zou willen behandelen… en in welke volgorde u dat
dan zou willen doen.
Op bezoek Op een of andere manier ben ik op werkbezoek geraakt in een prachtige woonvorm
voor mensen met dementie ergens in Noord Holland. Het is bar winterweer en buiten
is het al donker. Direct na binnenkomst word ik geconfronteerd met een beeld dat
verzorgenden min of meer alledaags voorkomt, maar wat buitenstaanders nogal
eens rauw op het dak wil vallen. Stralend steekt mevrouw P., die een beetje onderuit
gezakt in de rolstoel zit, de speelgoedpop die ze liefdevol in haar handen koestert,
naar mij uit. Eerst nog met twee handen, maar al vlug heeft ze dat ding in haar
linkerhand en met rechts zwaait ze me enthousiast tegemoet. Een beetje opgelaten
wuif ik maar wat terug. In het raam zie ik mezelf in spiegelbeeld… ik lijk koningin
Beatrix wel. Naast mevrouw P. staat de heer Van B., een jaar of 80. De man oogt
buitengewoon zachtaardig en vriendelijk. Boven zijn linkeroog zit een enorme buil
Cliënten en cliëntachtige zaken
13
16
1
17
1
die net gehecht is en daaronder heeft hij een
blauw oog. Nou ja... alle andere kleuren van
de regenboog lijken ook een goed plekje te
hebben gevonden. Hij kijkt eens naar P., een
23-jarige stagiaire van de MBO-VZ, die net
bezig is de stamppot boerenkool met een
ouderwetse stamper door elkaar te prak-
ken. Mevrouw K., die met de krulspelden
nog in het haar al aan tafel zit, heeft het duidelijk
niet op de heer Van B. voorzien. ‘Moet je dat nu zien staan’, mompelt ze met enige
minachting.’Hé’, roept ze gebiedend naar de heer Van B. ‘Hé, ga eens even zitten.’ De
heer Van B. blijft glimlachen, maar het lijkt alsof hij er niet zo heel veel van snapt. ‘Hé’,
zegt mevrouw nog eens, maar kijkt al snel chagrijnig en verontwaardigd omhoog
naar een punt boven het raam, waar de gordijnrails zich zo ongeveer bevindt. ‘Ach,
dit wordt ook niets’, moppert ze. Naast haar zit een mevrouw van een jaar of 85, die
mij indringend aankijkt en de hele gang van zaken nauwlettend in de gaten lijkt te
houden. Zo nu en dan zwaait ze wild met haar armen en benen zoals ik dat men-
sen met de Chorea van Huntington wel eens een paar keer heb zien doen. Maar ze
zegt niets. Mevrouw K. richt nu haar pijlen op de heer H., een duidelijke dissonant
in dit gezelschap. Hij zal hooguit een jaar of 63 zijn en wat ik hem bij binnenkomst
zie doen, daar is hij 3 uur later nog mee bezig: onophoudelijk kreunen, brommen,
grommen, afgewisseld met het zo nu en dan slaken van onverstaanbare kreten. ‘Stil’,
roept mevrouw K. tegen de heer H. … ‘Houd je toch eens stil.’ Vervolgens word ik op
een wijze aangekeken die doet vermoeden dat ik de schuldige ben van dit alles. ‘Zeg
eens dat hij stil moet zijn.’ Het hele gebeuren wordt een beetje naar de achtergrond
gedrongen door de heer T., een boomlange en krachtige man van een jaar of 70 die
onrustig en piekerend verdwaald is geraakt in twee ansichtkaarten en een foldertje
van de Wibra. Vol onbegrip en twijfel probeert hij de clou te halen uit deze papieren,
die hij in zijn linkerhand heeft. Zijn taalgebruik verraadt de administratieve functie,
die hij ooit gehad moet hebben. De hele tragische worsteling verloopt min of meer
als volgt:
‘Waar heb ik nou de achtergrond van waaruit we een andere analyse kunnen
maken met de gegevens die overheidswege zijn verstrekt als gevolg van de eerdere
correspondentie? Ik meen dat we hier toch kunnen spreken van een formulier dat
doordrongen is van de ernst die we volgens plan moeten afhandelen.’ Ondertussen
worden de ansichtkaarten en het foldertje achterstevoren gedraaid, omgekeerd
gehouden, ondersteboven teruggeplaatst in de andere hand, waarna de hele boel
wordt omgedraaid en de folder, in plaats van tussen de ansichtkaarten, ervoor wordt
gestopt. De heer T. vervolgt zijn relaas: ‘Nu vond ik daarnet nog in dit document de
werkwijze die is aangesteld om de zaken grondig te regelen, maar waar heb ik dit
nou en wie heeft mij dit toegestuurd?’
Collega B. komt langs met de medicijnen, ze overhandigt de heer T. twee tabletten,
maar hij kijkt ernaar alsof ze hem een chemische formule in piepschuim heeft over-
handigd. Aan alles is te zien dat hij geen idee heeft dat dat spul in zijn mond moet.
Hij blijft piekeren: ‘Er moet werkelijk een complexe vorm worden gevonden om de
ernst van deze bewering te doorgronden. Hoeveel zitten er trouwens in de structuur
doorgebouwd nu we moeten stoppen?’
Ach, ach, ach, denk ik. Dhr. K. wordt gevraagd om te gaan zitten, omdat het eten
ondertussen op tafel is gezet en opgeschept. Te midden van dit tumult loopt onze
stagiaire K. rustig en vriendelijk rond. Ik probeer de heer T. wegwijs te maken in zijn
ansichtkaarten. ‘Kijk, dit is een ansichtkaart van Christien, is dat je dochter?’, vraag ik.
Opeens kijkt de heer T. mij boos aan. ‘Ik hoor je niet”, zegt hij tegen mij. Ik herhaal nog
eens wat ik zonet heb gezegd. ‘Ik hoor je niet’, zegt de heer T. nu dreigend tegen mij. Ik
mompel nog wat en besluit me maar vlug op de stamppot boerenkool te storten.
“ Soms moet je wat...”
Vraaggericht werken
14 15
18
1
19
1
Zorg zoals u gewend bent Hoe het precies komt weet ik niet, maar volgens mij ligt het aan de recent ingevoer-
de marktwerking dat verpleeghuizen slogans hanteren als:
• Waar men zichzelf kan zijn
• Zorg zoals u gewend bent
• Wonen zoals thuis
Allemaal slogans die natuurlijk min of meer haaks op de werkelijkheid staan. De pest
is dat deze slogans wel verwachtingen wekken. Bij bewoners, familie, maar ook bij
verzorgenden. Ook zij tuinen soms in de valkuil dat ze
alles waar willen maken wat de pr-medewerkers van de
zorginstellingen aan slagzinnen hebben bedacht. Nu
begrijp ik zelf ook wel dat je moeilijk de moed erin kunt
houden met teksten als: Het was niks, het is niks en het
wordt niks, maar dat lijkt me nu ook weer geen vrijbrief om de werkelijkheid gewoon
maar wat geweld aan te doen.
Adaptatie Nu moet gezegd worden dat veel bewoners van het verpleeg- en verzorgingshuis
hun verblijf met enige realiteitszin onder ogen zien. Ze beseffen zich terdege dat
ze behoorlijk in moeten leveren (…dat besef... met uitzondering van mensen met
dementie natuurlijk). Intuïtief voelt men wel aan dat het tekort aan aandacht en de
geringe zorg hoort bij het brede verlies aan zelfstandigheid door ziekte en ouder-
dom. Daar staat tegenover dat maar weinig cliënten op grootse en meeslepende
wijze verzorgd en vertroeteld willen worden. Te meer omdat dit bij de meeste bewo-
ners niet zou passen bij het eenvoudige en alledaagse leven dat ze hebben geleid.
Men is – en dat is slechts een schrale troost – wel gewend zich een beetje te schikken
in nare en vervelende situaties.
Werkdruk Het is waar: er is sprake van een
enorme werkdruk bij verzorgenden,
die in het verzorgings- en verpleeghuis
hun werk moeten doen. Als voorbeeld
kan de dagelijkse gang van zaken
dienen op een kleinschalige woonvorm
voor zeven mensen met dementie. Be-
woners moeten gewassen worden en
hebben hulp nodig bij eten en drinken.
Daarnaast wordt van verzorgenden
gevraagd dat ze voor het hele stel
koken, de boel schoonmaken, familie
te woord staan en dat ze alle administratieve werkzaamheden bijhouden. Daar komt
nog bij dat op vele kleinschalige woonvormen bewoners zo dement zijn dat ze geen
enkel besef meer hebben van wonen (en het daarbij
behorende gehaktballen draaien, boontjes doppen
en was opvouwen) en ronduit verpleegd moeten
worden. Juist, u herkent hier de bewoner die achter-
over gekanteld in de rolstoel de punt van het plafond
aan het bestuderen is.
Zuster zelf De vele werkzaamheden en verantwoordelijkheden zijn overigens niet de enige fac-
toren, die van belang zijn bij werkdruk van verzorgenden. Minstens even belangrijk is
hun eigen karakter: in elk team vinden we collega’s die in hun toewijding en verant-
woordelijkheidsgevoel alles netjes en op de juiste manier willen doen. Let goed op:
ze willen alles netjes en op de juiste manier doen. Men heeft het gevoel dat van alle
bewoners alle rapportages gelezen moet worden, dat men op de hoogte moet zijn
van alle behandelafspraken en contacten met families die er zijn geweest. Deze (te)
hard werkende collega’s gaan pas tevreden naar huis wanneer alle behandelafspra-
Slogans en gewekte verwachtingen
Over bewustzijn en gehaktballen draaien
Vraaggericht werken
20
1
21
1
ken en werkzaamheden zijn verricht die er gepland waren.
Het zijn deze collega’s die verstrikt zijn geraakt in het nooit eindigende werk. Welke
druk leggen ze zichzelf wel niet op wanneer ze niet alleen bewoners willen ver-
zorgen, maar deze ook gelukkig wensen te maken en daarbij een perfecte collega
willen zijn… in plaats van een goede collega. Maar elke verzorgende dient zich af te
vragen of alle werkzaamheden die eigenlijk zouden moeten worden uitgevoerd, ook
daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd. En wanneer dat al het geval is, moeten
dan al die werkzaamheden dan wel perfect uitgevoerd worden?
Geen tijd De meeste gehoorde klacht onder verzorgenden is zo langzamerhand dat nergens
tijd voor is. Ik ben het daar domweg niet mee eens: wanneer men van 07.00 uur tot
13.00 uur werkt, heeft men 6 uur de tijd. Nuchter bekeken is het ongelooflijk hoeveel
werkzaamheden de gemiddelde verzorgende in die 6 uur te doen krijgt. Hoewel er
tijd is voor 6 uur werk, propt men er meestal voor 7,5 uur werkzaamheden in. Maar
in plaats van dat men dan naar huis gaat en zichzelf op de borst slaat met uitspraken
als ”Warempel, ik heb mevrouw Van B. ook nog getroost, met de heer J. over zijn kin-
deren gesproken, meneer B. uit de diarree gehaald en de rapportage van mevrouw J.
en mevrouw K. bijgewerkt”, telt men alleen maar op waar men niet aan toegekomen
is.
Even een voorbeeldje:
Aan het werk Ik wou dat ik een echte schrijver was… een poëet. Eén die uit kon leggen wat liefde is.
Ik zou schrijven over F., mijn lief… ik ken haar nu 40 jaar en ik hou zo veel van haar,
dat ik voor elke dag dat ik bij haar ben er minstens twee nodig heb om weer een
beetje bij te komen.
Ze werkt op een kleinschalige woonvorm voor mensen met een verstandelijke be-
perking. In zogenaamde slaapdiensten, die van twee uur ’s middags tot half twaalf
de volgende ochtend lopen, moet ze voornamelijk in haar eentje in de gaten houden
of alle tien bewoners hun tanden wel poetsen en de medicatie innemen. U kunt zich
verder voorstellen dat ze (als dat nodig is) met enige regelmaat een aantal bewoners
gerust moet stellen en daarnaast moeten natuurlijk de wasmachine en de droger
worden geleegd, koffie worden gezet, is er een dagelijkse agenda die ingevuld en
doorgenomen dient te worden en last but not least behoort de rapportage natuurlijk
in orde zijn. Op gezette tijden wil de familie worden bijgepraat, moeten zorgplan-
nen worden bijgewerkt en is er de evaluatie van de stagiaire, die enige voorbereiding
behoeft. Vanzelfsprekend moet ’s avonds de tafel worden gedekt voor de volgende
ochtend en nu ben ik voor het gemak de controle van alles en nog wat wat er moet
gebeuren, even vergeten.
Ze is een absolute vedette in haar werk: gedreven, toegewijd en met een enorm ver-
antwoordelijkheidsgevoel. Maar soms zit ze wel eens op het randje. Toen ik haar een
tijdje geleden om 11 uur ’s avonds belde (nadat ze 9 uren onafgebroken had gewerkt)
om haar telefonisch welterusten te wensen, nam ze de telefoon op met de volgende
gehaast uitgesproken oneliner: ‘Ben jij dat Gerke, je moet vlug ophangen want ik heb
het zo druk gehad …ik ben nergens aan toe gekomen.’
Die nacht sliepen we met z’n drieën in een leeg 2-persoons bed. Links van mij lag mijn
ongerustheid te knagen en rechts van mij lag lepeltje-lepeltje, de slappe lach… ‘Ik
heb het zo druk gehad, ik ben nergens aan toe gekomen…’
Tot uw dienst Wordt het zo langzamerhand niet eens tijd dat wij naar cliënten en familie toe duide-
lijk maken waar men, voor wat betreft verzorging en verpleging wel, maar vooral ook
niet op kan rekenen? Zeker, mensen krijgen zorg zoals ze dat gewend zijn. Wanneer
men wordt gedoucht, zullen we dat in het ritme en de volgorde doen die men zich-
zelf heeft aangewend. Daarom zullen we zorgvuldig vragen naar de manier waarop
Vraaggericht werken
22
1
23
1
men dat altijd heeft gedaan. Maar dat wil niet
zeggen dat men vijf of zeven keer per week
gedoucht kan worden. Maar die keren dat dat
wel mogelijk is, dan gaat het dus op de manier
waarop men dat gewend was.
Vraaggericht werken Op de keper beschouwd is er maar weinig bekend over wat vraaggericht werken nu
precies is. Dat laat onverlet dat we de mond er vol van hebben, maar wat bedoelen
we nu precies. In een poging om met mijn collega’s over vraaggericht werken aan de
praat te komen, heb ik ooit eens een keer een 100-puntsschaal gemaakt waarop ik
zes begrippen heb uitgewerkt die doen denken aan een vraag. Al met al bracht me
dat op de volgende theorie: (zie figuur 1 op pagina 23).
VragenOm de boel een beetje helder uit te leggen, spreken we eerst maar eens af wat we
met het begrip “vraag” bedoelen en wat voor soort vragen er zoal zijn te onderschei-
den. Ik kom op zes soorten vragen uit die in oplopende vorm alsmaar leuker worden.
Gelieve wel te bedenken dat de onderliggende soorten vragen eerst moeten zijn
beantwoord, anders heeft de hele voorstelling niets te betekenen. Zo kunnen we wel
met mevrouw Van der G. gezellig naar de markt gaan waar ze al weken om vraagt,
maar wanneer ze die ochtend niet is gedoucht of gewassen en ze nog geen eten
en medicatie heeft gehad, dan sta je toch een beetje te kijk met je vraaggerichte
aanpak.
Nou… daar gaat ie: laten we de discussie starten en eerst zoals gezegd zes soorten
vragen beschrijven.
1. Universele behoeften
2. Individuele behoeften
3. Individuele gewoonten
4. Vragen
Vraaggericht: (zelfzorg-) gewoontegetrouw!
5. Wensen
6. Verlangen
1) Universele behoeftenDit zijn die behoeften die ieder mens kent. Iedereen heeft zuurstof nodig, voeding,
water, kleding en beschutting tegen de kou en iedereen moet een keer poepen en
plassen. Ons lichaam “vraagt” als het ware om zorg en aandacht ten aanzien van deze
behoeften: zonder deze zaken zouden we binnen een paar dagen komen te overlij-
den.
2) Individuele behoeftenGeen enkel mens is gelijk. Kijk maar naar de bewoners op een willekeurige woon-
groep van het verpleeghuis: hoewel ze allemaal behoefte hebben aan warmte, eten
en slaap, heeft de één het altijd koud, de ander altijd honger, weer een ander kan
elke dag wel 12 uren slapen, terwijl de volgende persoon aan een dutje van 4 uren
per nacht voldoende heeft… met alle verschillende zorgvragen van dien.
3) Individuele gewoontenOp ieders unieke wijze en volgens vaste patronen en
gewoonten, hebben we voor onszelf leren zorgen
(elke zaterdag erwtensoep, bij de persoonlijke ver-
zorging wassen we ons eerst, kleden ons dan aan en
gaan daarna pas onze tanden poetsen et cetera) en
aan die gewoonten hechten we ons.
Deze individuele (zelfzorg)gewoonten bieden zekerheid, een comfortabel gevoel en
structuur in ons dagelijks leven. Die gewoonten zijn zo sterk dat ze er als het ware
erom vragen om uitgevoerd te worden. Ook bij het wonen barst het van de (indi-
viduele) gewoonten: bidden voor het eten, vaste plek aan tafel, onder het ontbijt
de Volkskrant lezen en chagrijnig worden wanneer iemand daar doorheen praat, ’s
avonds warm eten en elke avond het vaste tv-programma zien.
Een stomme vraag: Wat is een vraag?
Vraaggericht werken
24
1
25
1
4) VragenDit spreekt voor zich: men wil graag iets en voorbeelden te over…
• Mag ik wat drinken?
• Broeder, mogen de gordijnen dicht?
• Wilt u vanmiddag met mij wandelen?
• Ik ben gewend elke avond een flesje rode wijn te drinken: kan dat hier?
• Stuur die akelige man toch weg zuster!
5) WensenLaten we voor het begrip “wens” de volgende beschrijving maar hanteren: iets wat
een bewoner heel graag wil en wat een buitengewone bijdrage zou leveren aan
diens gevoel van welzijn. Meestentijds hebben deze wensen overigens betrekking
op allerlei culturele en spirituele belangstelling van bewoners… twee zaken die een
leven lang troost en vertrouwen hebben geboden tegen de alledaagse sleur en de
stress die het leven nu eenmaal met zich mee brengt. Sommige wensen van bewo-
ners doen voor verzorgenden wellicht nogal excentriek aan, andere wensen lijken
wat alledaagser.
Voorbeelden zijn:
• Nog eens drie weken op vakantie naar Suriname om daar de oudste zus te
bezoeken.
• Elke twee weken met behulp van verzorgenden/vrijwilligers naar het voetbal
stadion (seizoenskaart) om daar Feyenoord aan het werk te zien.
• Elke dinsdag- en vrijdagmiddag naar de markt om daar een gebakken visje te
kopen.
6) VerlangenAls laatste type vraag valt het verlangen te duiden. Dat verlangen kan vaak stevig
knagen: zo horen we sommige bewoners wel eens zeggen: ‘Ik wou dat ik weer 18
was, dan zou ik mijn leven heel anders inrichten.’ Weer andere bewoners spreken
een heel ander soort verlangen uit: ‘Ik wou dat ik dood was.’ (Ik heb me zelf al eensge-
schrokken horen reageren op zo’n doodswens: ‘Ach jakkes.. doe niet zo raar’).
11
illustratie 1
0
20
40
60
80
100
Universelebehoeften
Individuelebehoeften
Individuelegewoonten
Vragen
Wensen
Verlangen
Eten en drinken Zuurstof Kleding Etc.
Veel of weinig slaap Altijd kouwelijk
Elke zaterdag erwtensoep Eerst wassen, dan aankleden en daarna tanden poetsen Bidden voor het eten Poepen na de ko�e
Mag ik wat drinken? Wilt u vanmiddag met me wandelen? Stuur die akelige man toch weg zuster!
Drie weken op vakantie naar Suriname op bezoek bij de oudste zuster Elke twee weken naar Feyenoord Elke dinsdag en vrijdag naar de markt (gebakken vis!)
Mijn hele leven weer over doen FC Goningen wint de Champions League
Scorelijst vraaggericht werken (1)
Figuur 1Gerke de Boer
Vraaggericht werken
26
1
27
1
Maar ook het verlangen naar liefde en geborgenheid kan in de ouderdom soms
heftig de kop opsteken. En hoe gaat dat dan… hoe onbereikbaarder het ideaal, hoe
heviger het verlangen. Mocht u niet tevreden zijn over deze uitleg van het begrip
verlangen, dan helpt het misschien om enige passages over heimwee (hoofdstuk 6)
verderop te lezen.
Een schaal als scorelijst Laten we met z’n allen nu eens een glijdende schaal maken, waarop we universele
behoeften op 0 zetten, individuele behoeften op 20, individuele gewoonten op 40,
vragen op 60, wensen op 80 en verlangen op 100 (Nogmaals: zie figuur 1 op pagina
23). Dat gedaan hebbende, denk ik dat de gemiddelde verzorgende ergens tussen
individuele behoeften en individuele gewoonten uitkomt bij het beantwoorden van
de vraag: ‘Wanneer heb je vraaggericht gewerkt? Zeg maar zo ongeveer op punt 35.
Soms hebben familieleden en cliënten hoge verwachtingen van het (door ons zo
graag uitgesproken) begrip Vraaggericht werken. Deze verwachting wordt van voed-
sel en water voorzien door menig manager en de hierboven reeds vermelde slogans
die men vervolgens waar moet maken: zorg zoals u gewend bent, leven zoals thuis
enzovoorts. Laten we hen dan ook maar niet echt vragen wat zij onder vraaggericht
werken zouden verstaan. Men zou wel eens uit kunnen komen ergens tussen de
begrippen vragen en wensen, laten we zeggen op punt 75. Op een 100-puntsschaal
is dat een verschil van 40 punten met verzorgenden, weet u nog? Die stonden op
punt 35.
Over zorg, welzijn en geluk Het is al eens eerder vermeld: niet zelden horen we bewoners, familie en verzorgen-
den beweren dat men toch zeker recht heeft op goede zorg. En dan schijnt welzijn
volgens verschillende bronnen misschien nog wel belangrijker te zijn dan zorg en
heeft iedereen toch ook wel een beetje recht op enige momenten van geluk. Welnu,
het valt nog te bezien op welke wijze de begrippen recht, welzijn en geluk uitgelegd
moeten worden.
Recht Het klopt dat mensen recht op zorg hebben. Ze hebben immers hun hele leven lang
ziektekostenpremies betaald en hebben middels belastingen bijgedragen aan de
AWBZ: men is verzekerd tegen ziektekosten. Tegenover dit recht op zorg staat na-
tuurlijk de plicht van zorgaanbieders (zoals verpleeghuizen) om die zorg te verlenen.
Dat doen verzorgenden dan ook. Al met al worden op deze wijze bewoners verzorgd
en behandeld vanuit AWBZ en ZZP-bekostiging. In de praktijk gaat het hier bijvoor-
beeld om hulp bij wassen, aankleden, toiletgang, de dagelijkse structuur en eten en
drinken. Niet zelden wordt dit type zorg door verzorgenden en hun leidinggevenden
bestempelt als “basiszorg”. Een juiste benaming, ware het niet dat er altijd met een
vies gezicht over wordt gesproken en op een wijze die doet vermoeden dat het verre
van voldoende is: “We kunnen hier alleen nog maar basiszorg geven”.
Welzijn en vette pech Behalve dat mensen in het verpleeghuis recht hebben op zorg, heeft men natuurlijk
ook behoefte aan welzijn. En om het begrip welzijn eens wat verder te definiëren
kunnen we hier afspreken dat we daar vooral gezelligheid onder verstaan en dat er
leuke activiteiten worden ontplooid. Daarnaast geldt voor bijna iedereen dat men,
om welzijn te ervaren, het gevoel moet hebben om ergens bij te horen en om onder-
deel uit te maken van een gemeenschap (familie, voetbalvereniging of kerkgenoot-
schap). Jaaa…, ik weet ook wel dat deze definitie van welzijn niet waterdicht is, maar
we moeten het er nu even mee doen. Hoe graag we het ook zouden willen: er is
geen verzekering af te sluiten waarin ons welzijn wordt verzekerd. In die zin is welzijn
ook geen recht, maar veel meer een voorrecht of mazzel. En zoals je tegenover het
woordje ‘’recht’’ het woord ‘’plicht’’ kunt plaatsen, zo valt tegenover het woordje
‘’voorrecht’’ (mazzel) het woord ‘’pech’’ te plaatsen.
Voor een klein gedeelte (Zie figuur 2 op pagina 27) doen we vreselijk ons best om bij
bewoners voor welzijn te zorgen. We proberen het gezellig te maken met kerst en
oudjaar, de activiteitenbegeleiding zorgt ervoor dat er zo nu en dan wat te doen is
en natuurlijk wordt er op 30 april taart gegeten. Maar… moet bij de zorg de profes-
Vraaggericht werken
28
1
29
1
sional in actie komen, bij welzijn zullen het toch voornamelijk familie, vrienden en
vrijwilligers moeten zijn. Wordt bij de AWBZ (-zorg) de bekostiging nog vanuit de
overheid gegarandeerd, bij welzijn zullen bewoners hun
eigen geld mee moeten nemen en zelf moeten zorgen
voor toegangskaartjes bij Feyenoord, het museum, de
gebakken vis of de vakantie naar Suriname.
Nog even over het begrip pech. Hoe kwaad verzorgen-
den ook worden op de volgende uitspraak: hij klopt wel. Het betreft hier de uit-
spraak dat sommige bewoners pech hebben dat ze geen geld, familie, vrienden of
mazzel hebben. Vooral het argument dat (een gebrek aan ) geld een belangrijke rol
speelt in de bestrijding van pech is voor veel collega’s om des duivels van te worden.
Men vindt het belachelijk dat op deze wijze een tweedeling ontstaat in de zorg en
dat sommige bewoners worden “voorgetrokken” op anderen. Op mijn beurt vind ik
het weer bedenkelijk dat iemand die wel geld heeft, zich in de woongroep geen wijn
en kaviaar kan permitteren omdat dat zo sneu is voor de mensen die zich dat niet
kunnen veroorloven. Nou ja... zo’n bewoner heeft dan ook weer pech, zullen we maar
zeggen Pech: het is een bijna niet te accepteren ongemak… maar onherroepelijk
eigendom van het leven.
Geluk Dit is al helemaal een onderwerp waar je moeilijk een kostenplaatje aan vast kan
hangen. Laten we ons er uit zien te redden met de uitspraak dat geluk onbetaalbaar
is. Het zit toch in de glimlach van kleinkinderen die op bezoek komen en de uitslag
van een voetbalwedstrijd.
Rechten, plichten, pech en mazzel
11
illustratie 2
0
20
40
60
80
100
Universelebehoeften
Individuelebehoeften
Individuelegewoonten
Vragen
Wensen
Verlangen
Recht op basiszorg AWBZ ZZP
Men is verzekerd tegen (de gevolgen van) ziekte. Het verpleeg- / verzorgingshuisheeft een “zorgplicht”. Wonen Behandeling Verpleging
Voorrecht, mazzel of... pech
Inzet van familie en vrienden
Eigen geld uitgeven om leuke dingen te doen
Gezellig met kerst en Koninginnedag Inzet activiteitenbegeleiding
2-FCGHV-0 Oma...!!
Zorg
Welzijn
Geluk
Scorelijst vraaggericht werken (2)
Figuur 2Gerke de Boer
Vraaggericht werken
30
1
31
1
Lekker puh… Op naar een themabijeenkomst met een team verzorgenden. Het is maandag en ik
gloei nog na van genoegen omdat FC Groningen gister na een daverende wedstrijd
met 2 – 0 van Heerenveen heeft gewonnen. Een van de ergste handicaps die aan
je kleven omdat je uit Frieslang komt, is dat men in de rest van Nederland tussen
knooppunt Joure en Maastricht dan maar voetstoots aanneemt dat je wel Hee-
renveen-supporter zult zijn. Gatver: dat openluchtkerkhof met bijbe-
horend gestruikel in dat achterlijke shirt. En dan zo’n volkslied maar
blèren. Jasses. Nee... dan de Groninger FC!!
Tot mijn intens genoegen ontwaar ik op de parkeerplaats een VW-tje
met een Heerenveen-vaantje aan de spiegel: met een vlaggetje zwaaien dat je ern-
stig niet snik bent. Even later blijkt het gevalletje het eigendom te zijn van een struise
verzorgende uit Akkrum. In de discussie over wat nu precies welzijn en geluk is, kan ik
het niet laten om even lekker te treiteren. Als definitie van geluk gebruik ik de formule
2-FCGHV-0. ’Dat is nog eens geluk.’ Akkrum kijkt chagrijnig terug. ‘Helemaal niet’,
zegt ze. ‘Dat was dom geluk.’
Geluk. Dat ene liedje op de radio dat een scheut van genot oplevert bij een dankba-
re herinnering uit een ver verleden, een oude vriend die op bezoek komt, de warmte
van het eerste zonlicht van de lente. Ik ben bang dat we moeten leren leven met het
gegeven dat geluk iets is wat je volkomen onverwacht overkomt. Verzorgenden die
bewoners gelukkig willen maken, die zijn echt met een onmogelijke missie bezig. En
als ze even nuchter nadenken dan weten ze dat zelf ook wel.
Illustratie 2
Fantasie… Met een beetje fantasie kunnen we de thema’s zorg, welzijn en geluk een plekje
geven op de schaal van vraaggerichtheid (zie figuur 2 op pagina 27).
Meestal zal de praktijk uitwijzen dat de zorg die we bieden (en verplicht zijn te bie-
den), te maken heeft met vragen die voortkomen uit universele behoeften, individu-
ele behoeften en individuele gewoonten: basiszorg weet u nog wel? Men heeft recht
op deze zorg omdat men tegen ziektekosten is verzekerd middels de AWBZ.
Het welzijn van bewoners wordt vooral gekleurd door de mate waarin vragen en
wensen van bewoners vervuld kunnen worden. Dit is niet zozeer “het domein” van
verzorgenden, maar lijkt vooral een aangelegenheid van familie, vrijwilligers en oude
bekenden.
Recht op geluk bestaat niet, maar wanneer op gezette tijden wensen en verlangens
van bewoners in vervulling gaan, lijken we toch een heel eind op streek te zijn.
Nog een schema Met dezelfde fantasie is het ook nog mogelijk om de vier levensdomeinen vanuit het
zorgleefplan op deze 100-punts schaal een plek te geven. Zou het kunnen kloppen
dat het domein lichamelijk welbevinden vooral een plek heeft binnen de universele
behoeften, individuele behoeften en individuele gewoonten? En is het een idee om
het domein mentaal welbevinden op de schaal te duiden bij individuele gewoonten
en vragen? Dan moeten wonen en participatie natuurlijk als laatste twee domeinen
gelegen worden rondom de thema’s vragen, wensen en verlangen (zie figuur 3 op
pagina 30).
Geluk: 2-FCGHV-0
1
Vraaggericht werken
32
1
33
1
Vraaggericht werken: wat is verzorgenIk heb al eens eerder iets mogen schrijven over verzorgen /verplegen¹.
Ik heb in dat schrijven beweerd dat verplegenden en verzorgenden zich in principe
met 10 zelfzorggebieden bezig houden:
1 Ademhaling
2 Eten en drinken
3 Uitscheiding
4 Temperatuurregulatie
5 Houding en beweging
6 Persoonlijke verzorging
7 Rust, regelmaat en activiteit
8 Communicatie en interactie
9 Veiligheid, geborgenheid en intimiteit
10 Zingeving
Welnu, wanneer we deze zelfzorggebieden ook weg willen zetten op de schaal van
vraaggericht werken, dan zullen we de volgende overwegingen moeten maken:
(zie figuur 4 op pagina 32).
11
illustratie 3
0
20
40
60
80
100
Universelebehoeften
Individuelebehoeften
Individuelegewoonten
Vragen
Wensen
Verlangen
Lichamelijk welbevinden
Mentaalwelbevinden
Wonen Participatie
Scorelijst vraaggericht werken (3)
Figuur 3
¹ U woont nu hier: pagina 58 en 59. Gratis te downloaden vanaf www.uwoontnuhier.nl
Gerke de Boer
Vraaggericht werken
34
1
35
111
illustratie 4
0
20
40
60
80
100
Universelebehoeften
Individuelebehoeften
Individuelegewoonten
Vragen
Wensen
Verlangen
1 Ademhaling
2 Eten en drinken
3 Uitscheiden
4 Temperatuurregulatie
5 Houding en beweging
6 Persoonlijke verzorging
7 Rust, regelmaat, activiteit
8 Communicatie, interactie
9 Veiligheid, geborgenheid, intimiteit
10 Zingeving en zinontlening
Zorg
Welzijn
Geluk
Scorelijst vraaggericht werken (4)
Figuur 4
Vraaggericht werken en zorgAchter de begrippen universele behoeften, individuele behoeften en individuele
gewoonten is een aantal zelfzorggebieden te plaatsen. Dat zijn de volgende: adem-
haling, eten en drinken, uitscheiding, temperatuurregulatie, houding en beweging,
persoonlijke verzorging en rust, regelmaat en activiteit. Allemaal zaken waar verzor-
genden zich de hele dag mee bezig houden. Allemaal zaken waar de meeste mensen
met dementie zorg bij nodig hebben.
Vraaggericht werken en welzijn Welzijn kent een kleine overlap met zorg en wel op de zelfzorggebieden rust, regel-
maat en activiteit. Te denken valt bijvoorbeeld aan werkzaamheden op kleinschalig
wonen, zoals koken, wassen, was opvouwen en schoonmaken maar ook de activi-
teitenbegeleiding laat zich op het terrein van welzijn niet onbetuigd. Daar waar het
gaat om zelfzorggebieden die op de 100-puntsschaal binnen het domein welzijn
vallen, komen we natuurlijk terecht op zaken als, rust, regelmaat en activiteit, com-
municatie en interactie, en veiligheid, geborgenheid en intimiteit. Geen zinnig mens
zal beweren dat deze drie zelfzorggebieden niet met welzijn te maken hebben.
Vraaggericht werken en geluk…? Geluk tenslotte, heeft natuurlijk alles te maken met de twee zelfzorggebieden veilig-
heid, geborgenheid en intimiteit en zingeving en zinontlening.
Gerke de Boer
Vraaggericht werken