zozolala 159
DESCRIPTION
Bevat naast de gebruikelijke rubrieken interviews met Peter Kuper (The System, Spy vs Spy) Serge Baeken (The No Stories, Sugar) evenals artikelen over Ythaq en Warren Ellis (Transmetropolitan).TRANSCRIPT
gratis tweemaandelijks onafhankelijk stripinformatieblad | april / mei 2008
159
COLOFONRedactie · Jef Nieuwenhuis, Hans van Soest, Toon Dohmen,
Gerard Zeegers en Hans Pols.
Opmaak · Sigge Stegeman, Rogier van Neerven, Richard Bos.
Vaste medewerkers · VLERK, Bert Meppelink, Peter de
Wit, Mark Horemans, Pieter van Oudheusden, Arend Jan
van Oudheusden, Lamelos, Paul van Gremberghen en Roel
Daenen.
Ook werkten mee · Willy Linthout, Serge Baeken, Fabrice
Parme, Anna Loos, Robert van Ginhoven, Gemma Groen,
Jacques Post, Shaun Tan en Ronny Matton.
Druk & Afwerking · Drukkerij Wilco (Amersfoort).
Distributie · Van Ditmar, Amsterdam (NL), Pinceel Stripver-
spreiding, Leuven (B).
Abonnementen · Een abonnement is mogelijk voor één jaar
(€ 15,–), of voor twee jaar (€ 25,–) en gaat in na storting van
het totaalbedrag op Postbank giro 3253937 (NL) of Postgi-
rorekening 000 – 164840584 (B) t.n.v. Stichting Zet.EL te
Bilthoven o.v.v. je eigen adres.
Copyright 2007 bij Stichting Zet.EL · Overname van
artikelen, strips of illustraties enkel in overleg met de uitgever.
Redactieadres · Postbus 344, 3720 AH Bilthoven, Nederland.
E-mail · [email protected]
Webstek · www.zozolala.com
Oplage · 6.500 ex.
ISSN · 1382 8630
ALKMAAR
Bookers & Strippers
Boterstraat 20 - 22 1811 HP / 072 - 512 19 16
Stripwinkel Paulus Verdronkenoord 62 1811 BG / 072 - 512 60 41 www.stripsenzo.nl
De zwarte valk
Voordam 4 1811 MA / 072 - 515 63 23 [email protected]
AMSTERDAM
Het beeldverhaal
Kinkerstraat 162 –164 1053 EH /020 - 685 51 00 www.het-beeldverhaal.nl
Fantasia Gelderlandplein 203 1082 LW / 020 - 642 78 88 home.tiscali.nl/stripwinkelfantasia
Gojoker Zeedijk 31a 1012 AP / 020 - 620 50 78
Lambiek
Kerkstraat 132 1017 GP / 020 - 626 75 43 www.lambiek.net
Nou moe!?!
Lindenstraat 1 1015 KV / 020 - 693 63 45
ANTWERPEN
Mekanik strip
St. Jacobsmarkt 73 2000 / 03 - 234 23 47 www.mekanik-strip.be
APELDOORN
De vreemde zaak
Asselsestraat 27 7311 EC / 055 - 576 10 02 www.devreemdezaak.nl
ARNHEM
Koningstraat 43 6811 DH / 026 - 442 09 09 [email protected]
ASSEN
Plok. strips en eh… dinges!
Stationstraat 1 9401 KV / 0592 - 31 32 92 www.plok-strips.nl
BRUGGE
Katelijnestraat 42 8000 / 050 - 33 71 12 www.striepclub.be
DELFT
Bul Super
Breestraat 18 - 22 2611 RG / 015 - 212 60 97 www.bulsuper.nl
DEN HAAG
Aelix strips en comics
Chasséstraat 71 2518 RW / 070 - 365 07 38 www.aelix.nl
Walk in
Herengracht 13 2511 EG / 070 - 364 63 36 www.walkin.nl
DORDRECHT
Scheffersplein 1 3311 EJ / 078 - 614 20 12 www.stripwinkel-sjors.nl
EINDHOVEN
ENSCHEDE
De strip-aap
Javastraat 22 7512 ZJ / 053 - 430 52 61 www.stripaap.nl
GEEL
Alfa strip
Stationstraat 125 2440 / 014 - 58 43 80
GENT
PopVille Oudburg 5 (Patershol) 9000 / 09 - 223 73 71 www.popville.be
Pierke
Frans van Rijhovelaan 312 9000 / 09 - 227 70 86
GOES
Het paard van Troje
Langevorststraat 2 4461 JP / 0113 - 21 46 91 www.paardvantroje.nl
HASSELT
Wonderland
Paardsdemerstraat 17 3500 / 011 - 22 82 00
HOORN
Het gele teken
Grote Oost 35 1621 BR / 0229 - 21 86 23 www.hetgeleteken.nl
INTERNET
KAMPEN
De fantast
Burgwalstraat 7 8261 HJ / 038 - 332 03 25 www.de-fantast.nl
KORTRIJK
De Boekenwolf
Meensesteenweg 18 8500 / 056 - 35 44 98 www.boekenwolf.be
LEEUWARDEN
De rat
Voorstreek 83 8911 JL / 058 - 215 16 00
LEIDEN
Dumpie
Nieuwe Rijn 18 2312 JC / 071 - 512 64 04 www.stripwinkeldumpie.nl
LEUVEN
Gobelijn
Mechelsestraat 35 3000 / 016 - 23 55 86 www.gobelijn.be
MECHELEN
Comic strips
Hoogstraat 11 2800 / 0474 - 49 06 25 www.comic-strips.com
De stripkever
Bruulcenter, Bruul 79 2800 / 015 - 21 76 05 www.stripkever.be
MIDDELBURG
PERRON 2 Sint Janstraat 9-c 4331 KA / 0118 - 61 41 84
NIJMEGEN
Houtstraat 59 - 61 6511 JM / 024 - 36 08 181 www.senorhernandez.com
ROTTERDAM
Dick Bos
Burgemeester Baumannlaan 119a 3043 AJ / 010 - 461 31 47 www.stripwinkeldickbos.nl
Donner boeken
Lijnbaan 150 3012 ER / 010 - 413 20 70 www.donner.nl
Yendor
Korte Hoogstraat 16 3011 GL / 010 - 433 17 10 www.yendor.nl
SCHIEDAM
’t Centrum
Korte Singelstraat 20a 3112 GB / 010 - 426 25 84
SINT-KATELIJNE-WAVER
Artobi
Mechelsesteenweg 119 2860 / 015 - 55 61 97 www.artobi.be
SINT TRUIDEN
De Galliër
Beekstraat 58 3800 / 011 - 67 17 39 www.gallier.be
TILBURG
De Stripfanaat
NS Plein 10 5014 DA / 013 - 58 00 107 www.stripfanaat.net
TURNHOUT
Tistjen Dop
Paterstraat 96 2300 / 014 - 42 88 29 www.tistjendop.be
UTRECHT
Piet Snot
Vismarkt 3 3511 KR / 030 - 231 84 72 www.pietsnot.nl
Strip en lektuurshop
Oude Gracht 194 3511 NR / 030 - 233 43 57 www.stripart.nl
ZWOLLE
De Boekenhalte
Assendorperstraat 103 8012 DH / 038 - 422 10 77 www.boekenhalte.nl
BIJ DE VOORPLAAT
Een origineel omslag van Peter Kuper.
ZozoLala is een onafhan-kelijk stripinformatieblad, uitgegeven door Stichting Zet.El, dat tweemaande-lijks verschijnt.ZozoLala is gratis voor de klanten van nevenstaande stripwinkels.
„Mijn werk is in hoge mate het resultaat van doorleefde en opgeda-
ne ervaringen. Het politieke klimaat in de Verenigde Staten is van
grote invloed op mijn werk. Wat ik in mijn hoofd heb zitten, moet
gebruikt worden. Met Spy vs. Spy verdien ik mijn brood. Maar dat
is maar een deel van mijn stripwerk. Ik was verontwaardigd over de
Golfoorlog en de motieven die daaraan ten grondslag lagen. Ik kan
dan niet iets banaals maken. Mijn strips moeten gaan over wat mij
bezig houdt.”
Zijn politieke betrokkenheid treedt al veel eerder naar voren. In
1979 start hij samen met collega Seth Tobocman het blad World
War III Illustrated, een verzameling korte stripverhalen met een
nadrukkelijk politieke boodschap. Aan dat blad zal hij regelmatig
een bijdrage leveren.
„Ik maak mijn stripverhalen niet uit de losse pols. Ik kan niet zo
maar iets uit de mouw schudden. Het moet wel ergens over gaan.
En dan vooral over iets wat me bezig houdt. Ik heb 28 jaar aan
World War III Illustrated meegewerkt, omdat ik me betrokken
voelde. Het is ook niet vrijblijvend. Niet voor mezelf, maar ook niet
voor anderen. Na de aanslag op de Twin Towers in New York was
het nauwelijks mogelijk om nog kritische geluiden gepubliceerd te
krijgen. Het was gewoonweg beklemmend. Omdat we in WW III
Illustrated daar wel ruimte voor gaven en namen, steeg de verkoop
van 7.000 naar 20.000 exemplaren. Veel mensen hadden blijkbaar
wel behoefte aan een tegengeluid. Daar heb ik toen veel voldoening
uit gehaald. Het leek wel alsof we er met ons blad juist voor die
gelegenheid moesten zijn. Het vervelende is dat politiek me niet
alleen stimuleert om met mijn werk een tegengeluid te laten horen.
Het belemmert me ook. Ik ben een conceptueel illustrator. Dat
betekent dat ik niet gevraagd wil worden om mijn tekenstijl, maar
om de onderwerpen die me bezig houden. Wanneer het onderwerp
daarom vraagt, wissel ik van stijl. Dat voelt veel beter en zinniger
aan. Zoals ik mij voel, zo teken ik. En ik kan alleen maar tekenen
wat op dat gevoel aansluit. Door de komst van president George
Bush jr. was ik niet meer in staat te tekenen wat ik wilde. Het lukte
me bijvoorbeeld niet om een opdracht voor het illustreren van een
kinderboek uit te voeren. Zijn verkiezing was een symptoom van
een toenemend reactionair klimaat. Een klimaat waarin eerder een
stripmaker als Mike Diana veroordeeld kon worden om de strips
die hij maakt (zie kader, red.). Ik ben in die rechtzaak gevraagd
als getuige-deskundige op te treden voor de verdediging. Ik had
me grondig voorbereid en hield een betoog van een uur. Maar
het maakte niets uit. Zoals bijna alle betogen ter verdediging van
Mike Diana en het recht op vrije meningsuiting aan dovemansoren
gericht waren. Ik vind dat erg verontrustend.”
De afkeer voor het politieke klimaat en dat onder de huidige
Amerikaanse president Bush in het bijzonder, was uiteindelijk zo
groot dat Kuper met vrouw en tienjarige dochter naar Oaxaco in
Mexico verhuisde. Daar geraakte de familie in zeker opzicht van de
Peter Kuper is – ten onrechte – slechts bekend bij een kleine groep
stripkenners. Toch zal menigeen werk van zijn hand onder ogen hebben
gehad. Sinds 1997 tekent hij voor Mad Magazine de bekende strip Spy vs.
Spy, de strip die in de jaren ’60 al begonnen is door Antonio Prohias. Faam
verwierf hij echter met zijn vrije werk. Meerdere keren werd hij er voor
gelauwerd. Toch is hij nog vooral een ‘tekenaars tekenaar’. Tijd voor een
doorbraak naar het grote publiek.
regen in de drup. „We arriveer-
den kort na de plaatselijke gou-
verneursverkiezing. Daarbij zou
gefraudeerd zijn en uit protest
waren de leraren gaan staken.
Hardhandig ingrijpen van politie
en leger verergerde de situatie
alleen maar en het conflict sleep-
te zich voort. Op een gegeven
moment had ik bijna heimwee
naar het ‘rustige’ New York. Ook
in mijn nieuwe thuis kon ik me
niet aan de ellende onttrekken.
Ik ben overal en altijd geïnteres-
seerd in de politieke situatie. Het viel me op dat de berichtgeving
over de onrust bijna alleen maar plaats vond vanuit de optiek van
de machthebbers.”
Toch ziet Peter Kuper zich niet als een verbitterde politieke activist.
„Creativiteit kan niet zonder humor. Politiek engagement ook niet.
Humor is de beste manier om een politiek probleem te benaderen,
vind ik. Daarom is Spy vs. Spy voor mij ook geen commercieel uit-
stapje dat verder niets met mijn andere werk van doen heeft. Ook
in die strip wordt – verpakt in humor – politiek commentaar gele-
verd. De humor houdt mijn betrokkenheid ook een beetje binnen
de perken. Ik krijg nooit een rood
waas voor de ogen.”
Langzaam maar zeker heeft de
grafische roman zich een vaste
plek veroverd binnen het stri-
paanbod. Niet alleen de actie,
maar ook de belevingswereld van
de personages, kan onderwerp
zijn van een boeiende strip.Veel
van het werk van Peter Kuper
valt onder de kwalificatie grap-
hic novel. Niet alleen door de onderwerpkeuze, maar ook door de
manier waarop Kuper daar vorm aan geeft.
„Ik ben een reiziger. Verandering van omgeving werkt verfris-
send. Als je denkt dat je alles weet en begrijpt, houdt het zoeken
op. Ik vind dat ik situaties moet creëren, waarin ik moet ontra-
felen, determineren. Je moet uitfilteren wat belangrijk is. Ergens
anders zijn, heeft invloed op mijn werk en wat ik doe. Door mijn
verblijf in Mexico verandert mijn werk. Als ik weer terug ga naar
de Verenigde Staten, moet mijn verblijf in Mexico in mijn werk
zijn terug te vinden. Sinds mijn verblijf in Mexico is bijvoorbeeld
mijn kleurgebruik veranderd. Het licht is er anders, maar vooral de
scraper boardBij de scraper board-techniek wordt zwart papier op (dikker) wit papier gelegd. Door op de juiste plaatsen het zwarte papier te ver-wijderen, wordt als het ware een negatief getekend. Het resultaat is vergelijkbaar met linoleum- en houtsnedes. Omdat de techniek bewerkelijk en tijdrovend is, wordt ze relatief weinig door strip-makers gebruikt. Een van de weinige Nederlandse stripmakers die regelmatig van die techniek gebruik maakt, is Maurice Hof (zie Acacialaan in ZozoLala 106). Ook auteurs als Matthias Lehmann en
Thomas Ott hebben het tot hun handelsmerk gemaakt.
Mike Diana is een Amerikaanse stripmaker uit Florida wiens werk stijf staat van schokkende afbeeldingen vol wrede agressie en seksueel geweld. Louter door dit soort strips in zijn tijdschrift Boiled Angel wordt hij in 1994 als mogelijke verdachte aangemerkt in een seriemoordzaak. Een DNA-test sluit hem echter van alle betrokkenheid uit. De echte dader wordt later gepakt, maar voor de locale autoriteiten blijft Diana een ver-dacht persoon. Voorwendend een (minderjarige) fan te zijn, bestelt een FBI-agent via internet een nummer van Boiled Angel. Daarmee is de stok gevonden om de hond te slaan. In 1994 wordt Diana gearresteerd. De aanklacht luidt dat hij obsceniteit propageert en x-rated materiaal aan minderjarigen verkoopt. Tijdens de daaropvolgende rechtzaak verklaart een jury hem schuldig aan het uitgeven en verspreiden van obsceen
werk. Diana wordt veroordeeld en moet toestaan dat zijn huis drie jaar lang zonder aankondiging of huiszoekingsbevel kan worden doorzocht op de aanwezigheid (of het maken) van aanstootgevend werk. Bovendien wordt het Mike Diana verboden contact te hebben met kinderen onder de 18 jaar, krijgt hij een forse geldboete en wordt hem een taakstraf opgelegd. Ondanks de steun van diverse verontruste groeperingen en instellingen, leveren twee beroepsprocedures weinig resultaat op. Alleen de aanklacht dat Diana obsceen materiaal zou aanprijzen, komt te verval-len. Mike Diana ontvlucht Florida en verhuist naar New York. Daar vervult hij zijn taakstraf als vrijwilliger bij The Comic Book Legal Defense Fund, een instelling die zich inzet voor de bewaking van het recht op vrije meningsuiting door stripmakers in de VS.
kleurrijke Mexicaanse muurschilderingen hebben me sterk beïn-
vloed.
Ook gebeurtenissen en voorvallen kunnen belangrijk zijn. Aan de
ene kant is er het politiek engagement, maar aan de andere kant de
creatieve vertaling van opgedane indrukken. Zo kent de omgeving
van Oaxaca een enorme vlinderpopulatie. In mijn jeugd was ik
bijzonder geïnteresseerd in insecten, vooral kakkerlakken. Die ento-
mologische interesse kwam in Mexico weer helemaal boven drij-
ven. Ik vertaal dat dan gelijk grafisch. Zwarte kevers zijn bijvoor-
beeld een prachtige metafoor. The Metamorphosis bijvoorbeeld,
komt dan ook niet uit de lucht vallen. Je ziet daar twee belangrijke
invloeden in mijn leven samen komen. The Metamorphosis is een
stripbewerking van het gelijknamige boek van Franz Kafka en ik
wilde daarmee een nieuwe weg inslaan.
Het werk van Kafka spreekt me bijzonder aan. In Give it up! heb
ik meer dan tien jaar geleden al een aantal korte verhalen van hem
bewerkt. Zijn taalgebruik geeft veel ruimte voor visuele inter-
pretatie. Voor het omzetten van tekst naar beeld is dat natuurlijk
ideaal. Zijn teksten zijn ankers voor mijn tekeningen. In 2003 zat
ik vast en ik voelde de behoefte nieuwe wegen in te slaan. The
Methamorphosis bood me daartoe de gelegenheid. Bij het bewerken
van de korte verhalen in Give it up! had ik al ontdekt dat ik door
de ruimte in de teksten van Kafka het getekende verhaal abstracter
kon uitbeelden. Dat was me zo goed bevallen, dat ik daar in de
tweede Kafka-bewerking op voortborduurde. Er zijn natuurlijk
grenzen aan die abstractie. Het moet op de een of andere manier
wel leesbaar blijven, anders is het geen strip meer. Een toeschou-
wer kan per plaatje afhaken, maar een striplezer moet betrokken
blijven.”
Door de laatste opmerking van Peter Kuper ontstaat een discussie
over de grenzen van de strip en komt ook het illustratiewerk van
Kuper ter sprake.
„Ik schets veel. Op mijn vele reizen gaat ook altijd een schetsboek
mee. Schetsen zijn bij mij nog wel eens art for art’s sake. Maar tus-
sen illustraties en strips maak ik geen verschil. Illustraties zijn voor
mij woordeloze strips in één plaatje. Alles wordt je in een keer aan-
geboden, maar ook een enkel plaatje lees je. De ogen bewegen zich
als het ware door de tekening op zoek naar logische verbanden en
de juiste volgorde. Het blijft sequentieel denken en kijken.
Ik heb al eerder gezegd dat ik een conceptueel illustrator ben. Als ik
geen verschil maak tussen illustratie en strip, geldt dat eigenlijk ook
voor mijn stripwerk. Het onderwerp bepaalt de vorm en daardoor
de gebruikte techniek. Bij de bewerking van de verhalen van Kafka
maak ik graag gebruik van de scraper board-techniek, omdat die
een effect geeft dat goed aansluit bij de sfeer van de verhalen. Ik
streef zowel in mijn illustratiewerk als in mijn strips naar veelzijdig-
heid. Dat houdt me scherp. Niet alleen de striplezer moet betrok-
ken blijven, maar de stripmaker ook.”
Jef Nieuwenhuis
Peter Kuper is in 1958 geboren in New Jersey. Kort na zijn geboorte verhuist het gezin naar Ohio waar hij opgroeit in Cleveland. Later zal hij ook een aantal jaren in Israël wonen. Met vrouw en dochter ver-huist hij in 1977 naar New York. Tussendoor reist het gezin veelvuldig de wereld over. Het presidentschap van Bush jr. brengt hem er toe naar Mexico te emigreren. Ook zijn wens om zijn dochter kennis te laten maken met een andere cultuur en een andere taal speelt een rol bij die keuze. Behalve stripmaker is Peter Kuper ook een veelgevraagd illustrator voor kranten (o.a. The New York Times) en tijdschriften (o.a. Time en Newsweek). Vanaf 1986 is hij geruime tijd als docent ‘strip en illustratie’ verbonden geweest aan de School for visual arts in New York.
Peter Kuper timmert sinds de uitgave van het eerste nummer van zijn politiek striptijdschrift World War III Illustrated in 1979, nadrukkelijk aan de stripweg. Hoogtepunten uit zijn omvangrijk oeuvre zijn:
The Jungle – » Verstripping van een verhaal van Upton Sinclair.Stripped – » Een autobiografische strip.Give it up! – » Verstripping van korte verhalen van Kafka.The System – » Tekstloze strip.Sticks and Stones – » Tekstloze strip.The Metamorphosis – » Verstripping van Kafka’s Die Verwandlung.Speechless – » Staalkaart van Kupers oeuvre op koffietafelfor-maat.
Ythaq is ontsproten aan het brein van een van de meest succesvolle
Franse scenaristen van dit moment: Christophe (Scotch) Arleston.
Hoe groot het succes van Ythaq dan misschien ook
is, het is nog niets vergeleken met de verkoopcijfers
van zijn andere fantasy-reeksen. Van een nieuw
deel van Lanfeust van de sterren (het vervolg op de
succesreeks Lanfeust van Troy, met tekeningen van
Didier Tarquin) worden er in Frankrijk zo’n half mil-
joen strips verkocht, van de spin-off Trollen van Troy
(tekenwerk Jean-Louis Mourier) toch altijd nog een
slordige 180.000. In het heuse Lanfeust-universum
dat de laatste vijftien jaar is ontstaan, liep Arleston op
tegen de nog jonge Parijzenaar Adrien Floch (1977).
„Ik had een kort verhaal voor zijn maandblad
Lanfeust Mag getekend (Frans tijdschrift waarin uitgeverij Soleil
haar meeste strips voorpubliceert. Arleston heeft het opgericht, red.).
Blijkbaar viel dat bij hem in de smaak, want al snel daarna vroeg
Christophe me of ik zin had om een nieuw project met hem op te
starten. Daar hoefde ik niet lang over na te denken: ik verslind de
meeste van zijn reeksen.”
Ythaq draait om drie mensen die schipbreuk lijden op de pla-
neet Ythaq. Drie totaal verschillende karakters: de stoere en wulpse
officier Graniet, de wat onhandige mecanicien Narvath en de gra-
cieuze maar wat arrogante passagiere Callista. Gedrieën trekken ze
over de planeet op zoek naar andere overlevenden van het ruim-
teschip waarmee ze aankwamen. Onderweg maken ze kennis met
de meest bizarre wezens. Zoals in alle scenario’s van Arleston dient
het verhaal slechts als vehikel voor de botsende karakters van de
hoofdpersonen. De almaar kijvende, plagende en verliefd wordende
personages vormen het echte onderwerp van de reeks.
Floch tekent in een moordend tempo aan Ythaq. In drie jaar tijd
verschenen er in het Frans maar liefst vijf delen. De Nederlandse
vertaling van het vierde deel verschijnt eerdaags. Veel tijd voor een
interview heeft Floch niet. „Il est en train,” verzekert de perswoord-
voerder van zijn Franse uitgeverij Soleil wanneer om een gesprek
met Floch wordt verzocht. Hij is druk bezig. Jaagt zijn uitgever hem
zo op? Floch moet lachen. „Nee hoor,” zegt hij. „De uitgever zit me
echt niet achter de vodden. Of eigenlijk moet ik zeggen: zit ons
niet achter de vodden. Want Arleston, de inkleurders en ik zijn een
hecht team, dat gewoon gepassioneerd bezig is aan deze strip. We
vinden het allemaal erg leuk waar we mee bezig zijn en dat geeft
het project een eigen dynamiek.”
Een verklaring voor het commerciële succes van Ythaq heeft
de tekenaar niet zo snel. Al jaren verschijnt de ene na de andere
nieuwe fantasy-reeks in Frankrijk. En lang niet allemaal slaan ze
aan. „Geen idee waarom dat in ons geval wel zo is,” vertelt hij.
„We investeren met z’n allen veel in deze reeks. Wij als auteurs,
Christophe Arleston (1963) was journalist en toneelschrijver voordat hij zich eind jaren ’80 op het beeldverhaal stortte. Hij creëerde sindsdien een indrukwekkend aantal series in totaal verschillende genres, zoals de humoristische detective Leo Loden (met Serge Carrère), de kinderstrip Tandori (met Curd Ridel) en de ridder- annex fantasy-reeks De cartografen (met tekeningen van Paul Glaudel) om er maar een paar te noemen. In 1994 verscheen het eerste album van Lanfeust van Troy, een fantasy-reeks met tekenwerk van Didier Tarquin. Oorspronkelijk was de reeks bedoeld als parodie op serieuze fantasy-strips, maar inmiddels is de strip door het succes met zoveel spin-offs uitgebreid dat hij zelf wordt geparodieerd door Trondheim en Sfar met hun Donjon-strips. Sinds 1998 is er ook een Lanfeust-maandblad. Arleston heeft al meer dan zestig albums op zijn naam staan.
Space-opera in optima formaDe fantasy-reeks Ythaq was al direct na verschijnen een
commercieel succes. Hoewel dat in het Nederlandse taal-
gebied altijd nog een bijzonder relatief begrip is in vergelij-
king met Frankrijk, waar er van elk deel van deze stripreeks
zo’n 75.000 exemplaren over de toonbank gaan. Reden mis-
schien waarom tekenaar Adrien Floch wel even tijd wilde
vrijmaken voor de Nederlandse markt, maar toch ook weer
niet te veel. „Ik moet nu echt verder met deel zes.”
maar ook de uitgeverij. Tot aan de drukkerij
houden we alles in de gaten. Het is gewoon
leuk om met een groep mensen samen te wer-
ken die allemaal vast van plan zijn er iets
van te maken. Misschien dat je dát aan de
strip kunt afzien. Maar waar de strip zich
natuurlijk vooral in onderscheidt van andere
fantasy-verhalen, zijn de scenario’s van Arleston.
Zijn typische mix van humor, avontuur, actie
maar ook emotie slaat aan.
Dat heeft hij al met eerdere
reeksen bewezen.”
Hoewel Floch een fan was
van de Lanfeust-strips, hebben die hem
niet als voorbeeld gediend toen hij aan
Ythaq begon. Daarvoor verschillen
de reeksen toch te veel van elkaar.
„Ythaq is veel meer een sciencefic-
tionverhaal dan de andere strips van
Arleston,” vindt Floch. De wereld in de
verschillende Lanfeust-series typeert hij als
‘iets meer heroïc fantasy’. „In Ythaq zit ook
minder humor dan in de Lanfeust-
strips.”
De samenwerking met de scenarist
bevalt hem goed. Arleston geeft hem een ‘bijna vol-
ledige vrijheid’ om zijn ideeën in beeld te bren-
gen. „Bijna, want zeker waar het gaat om hoe de
personages er uit moeten zien, heeft hij als scena-
rist echt wel een eigen mening. Maar in principe kan
ik me op grafisch gebied helemaal uitleven wanneer ik zijn verhalen
krijg. Veel beperkingen heb ik niet. Net zoals het team inkleurders
de vrijheid heeft om met mijn tekeningen aan de slag te gaan.”
Hij werkt maximaal vier dagen aan een pagina. Daarbij leeft hij
zich vooral uit op de bevallige poses van de vrouwelijke personages
en op de natuur van Ythaq. „Vergeet niet dat de planeet waarop de
personages stranden de eigenlijke hoofdpersoon van de serie is,”
benadrukt hij. „Daar moet ik wel veel aandacht aan besteden. En
het is heerlijk om te doen, omdat je al je creativiteit kwijt kunt in
het ontwerpen van een fantasy-wereld.” Het tekenen van de interi-
eurs van de ruimteschepen vindt hij daarentegen strontvervelend.
Op fansites van de reeks constateren lezers dat Floch gaande-
weg de albums steeds meer gebruik maakt van de computer bij
zijn tekenwerk. Wanneer aan het eind van het interview de vraag
gesteld wordt of hij dat doet om tijd te winnen, of de computer
alleen gebruikt voor achtergronden die
hij vervelend vindt om te tekenen, geeft
hij geen antwoord meer. Door de enorme
drukte met het zesde deel van Ythaq heeft
hij ‘echt geen tijd meer’ om al onze vra-
gen te beantwoorden. Met de nederigste
excuses.
Floch heeft geen specifieke grafische
opleiding gevolgd. „Zoals de meeste
striptekenaars ben ik er eigenlijk zo’n
beetje ingerold,” vertelt hij. „Ik heb het vak
geleerd in de praktijk, door vooral heel
erg veel te tekenen. Als kind tekende ik al.
Op de middelbare school wilde ik strips
maken. Ik heb ze altijd gelezen en lees ze
nog steeds graag.”
Floch maakt aan het begin van zijn
loopbaan wat reclamewerk en doet mee
aan diverse striptekenwedstrijden op fes-
tivals. Op een van die festivals
ontmoet hij scenarist Jean-
Blaise Mitildjian (Djian)
met wie hij de reeks Fatal
Jack opstart. Er verschijnen
drie delen van. Met scenarist Ulrig
Godderidge maakt hij de strip Slhoka,
waarvan eveneens drie albums ver-
schijnen alvorens hij zich op
Ythaq stort. Heeft hij nooit
zin gehad zijn eigen verhalen
te verzinnen? „Nee, niet echt. Ik
ben niet goed genoeg om zelf een scenario
te schrijven. Niet omdat ik niet kan schrijven.
Maar omdat ik weet dat ik toch te veel energie
zou steken in het tekenwerk ten koste van
een goed lopend verhaal. Ik ben nu
eenmaal meer een tekenaar. Dat is
mijn passie.”
Van Ythaq staan negen delen
gepland. „Arleston en ik weten al
hoe het verhaal uiteindelijk zal aflo-
pen. Maar het precieze verloop van het
verhaal, staat nog niet vast. Christophe schrijft het
stukje voor stukje. Ik ben de eerste die de stukjes
te lezen krijgt. Telkens ben ik weer verrast door de
nieuwe wendingen die hij aan het verhaal geeft.
Het is net alsof ik naar een televisieserie
kijk. Elke week zie ik hoe het verder
gaat. Zo komt het scenario tot mij.”
Bij het tekenen laat Floch zich inspire-
ren door alles wat er aan televisieseries, films, schilderijen, boeken,
strips, animatie en videospelletjes voorhanden is. „Ik ben een veel-
vraat,” vertelt hij. „Ythaq is een space opera en die kom je wel meer
tegen wanneer je een boekhandel binnenloopt of een bioscoop
bezoekt. Ik vind het daarom moeilijk aan te geven waar ik me nu
precies door heb laten inspireren bij het tekenen van de strip. Nou,
misschien dat ik toch iets kan noemen: Planet of the apes (science-
fiction-boek van Pierre Boulle dat meerdere keren werd verfilmd, de
laatste keer in 2001 door regisseur Tim Burton, red.). Ik ben dol op
het genre. Het geeft je als tekenaar totale vrijheid. Hetzelfde geldt
voor een scenarist. Het enige wat je hoeft te hebben, is een goed
basisidee waar je vervolgens een enorme fantasiewereld omheen
kunt creëren. Je kunt in een goede space opera echt alles kwijt: tot
aan decors of wezens die in niets meer op de werkelijkheid lijken.
Dat is wat ik altijd al heb willen doen.” Hans van Soest
„Ik teken al zo’n vijfentwintig jaar strips. Ik publiceerde vooral in
punkachtige publicaties, fanzines eigenlijk. Die werden op school
uitgegeven en bestonden meestal uit slechts
één pagina. Het waren stuk voor stuk expe-
rimentele dingen. Hilaire Vandenbroeck,
een vriend van mij, gaf Flux uit, het blaadje
waarin ik mocht debuteren. Ik weet nog heel
goed dat ik daarin mijn stripcarrière begon
met een half geplagieerd soort detec-
tiveverhaal. Mijn eerste echte werk
gaf ik in 1984 zelf uit in een boekje
dat Embryo heette. Daar zijn vijf
edities van verschenen vol poëtische
en artistieke stripverhalen, met werk
van onder anderen Charles Jarvis, een
muzikant die toen heel weirde comics
tekende, een beetje à la Crumb. Vitalski
maakte toen ook zijn stripde-
buut met wat gagstrips en zo.
We lieten Embryo drukken in
Antwerpen. Met ons skate-
board onder de arm liftten we
van Turnhout naar de druk-
kerij, waar we onze tekeningen
afleverden. Daar gingen we
ook de dozen weer ophalen die
we met onze skateboards naar
de snelweg rolden en zo liftten
we weer terug naar huis. We
gingen er mee naar de rommel-
markt of naar de Stripdagen in
Breda om onze waar heel agres-
sief te verkopen. (lacht) Je hebt
er wel een team voor nodig.
Op den duur deed ik alles zélf,
naast nog een heleboel andere
dingen, zoals fuiven organiseren, klassieke gitaar spelen…”
Je kwam uit een artistiek nest?
„Ja, uit een heel artistiek gezin. Een van mijn voorvaders was
Leonard Baeken, een beeldhouwer, die weer een voorbeeld was
voor mijn vader. Mijn vader besloot ook een artistiek bestaan op
te bouwen en spiegelde zich aan Henry Miller. Hij begon met
schrijven en haalde enorm veel boeken in huis. Wat
wij het liefste deden op zondag, was de Standaard
Encyclopedie nemen en dan kijken wat bijvoorbeeld
de letter C bood voor die dag. Alleen maar kennis
absorberen. Tegelijkertijd
voerde mijn vader uitgebreide
muzikale experimenten uit.
Hij is een tijd een extreme
Mozart-fan geweest en dan
hoorden wij drie tot vier
maanden lang van ’s morgens
tot ’s avonds niks anders. Maar
ineens was zoiets weer voorbij
en hadden we dat ook weer
gehad. Dan gingen we over
op Haydn. Maar er waren ook
nog The Beatles en sitarmu-
ziek. Mijn vader heeft gelukkig
wel een goede smaak en wij
volgden dat allemaal van nabij.
Hij schilderde ook een beetje:
fauvistische, kleurrijke dingen.
We kregen de voorliefde voor
kunst met de vadermelk mee.
(lacht)”
Alleen klassieke kunst, of lazen
jullie ook al strips in die dagen?
„Strips, dat was mijn broer zijn
ding. Hij verzon ter plekke een
verhaaltje als hij bijvoorbeeld
met wat smurfenfiguurtjes
speelde en op den duur ging
hij die ook tekenen. Als negen-
jarige kon Vital minder goed tekenen dan ik: ik ben drie jaar ouder
en had dus wat voorsprong. Voor mij was wat hij deed allemaal
redelijk primitief, en ik dacht: dat kan ik beter. Zo zijn we begon-
nen. Mijn broer Vital was mijn eerste leverancier van verhalen en
is dat tot op de dag van vandaag gebleven met Studio Vitalski. Ik
Nu is Serge Baeken (1967) voor veel striplezers nog een onbekende. Maar
dat zal waarschijnlijk niet lang meer duren, want Baeken heeft erg veel
in zijn mars. Zelf noemt hij zich een ‘grafisch huurling’. Het realistische
The NO stories, het komische ZZZ en de vrije grafiek in De maagd van
Antwerpen bewijzen zijn veelzijdige talent. Toch wil Serge Baeken niet
de zoveelste, beloftevolle Vlaamse stripauteur zijn. Hij is kunstenaar en
strip is voor hem ‘slechts’ een dankbaar en nuttig medium. Wel ligt het
beeldverhaal hem al van jongs af aan na aan het hart. Met zijn broer –
het bekende podiumbeest Vitalski – deelt hij een haast onbedwingbare
drang om te vertellen en te scheppen.
The NO Stories
ben als twaalfjarige Latijn gaan studeren,
omdat ik dacht op die manier strips te
kunnen maken à la Asterix. (glimlacht)
We lazen thuis alles van Dupuis, we
hadden alle Kuifjes… Eigenlijk alles met
prentjes wat voorbij kwam. Zo hadden
we een abonnement op Donald Duck,
Eppo, Tina, Kuifje én op Robbedoes. We
begonnen met de goede strips. En na een
halve week, als de leeshonger wat gestild
was, gingen we verder met Oom Wim
en dat soort dingen. Als puber gebeurde
er heel veel dingen op heel veel gebieden
die mijn leven beïnvloed hebben. Ten
eerste veranderde het stripverhaal zélf: je
kreeg auteurs als Moebius en Bilal, met de
generatie tekenaars van het fantastische
tijdschrift Métal Hurlant. Tegelijkertijd
leerde ik de punk kennen. Lokaal, bij ons
in Turnhout, was er opeens een heel inte-
ressante punk-scene die onder meer gigs in kelders organiseerde en
zo. Als veertienjarige inspireerde me dat enorm, onder andere tot
het maken van Embryo. Ik leerde van de punkbeweging dat je om
dingen te veranderen zelf de handen uit de mouwen moest steken.
Sturm und Drang. Er ging een enorme dynamiek van uit.”
Waarom ben je toen niet doorgegaan met strips?
„Ik ben lang met strips bezig geweest, maar uiteindelijk een klein
beetje afgedreven. (glimlacht) Ik probeerde hoe langer hoe meer
een verhaal in één beeld te vangen. Ik had van begin af aan grote
interesse in, zeg maar, de alternatieve en kunstzinnige vormen van
het beeldverhaal. Auteurs als Moebius toonden heel overtuigend
aan dat het medium nauwelijks grenzen had. Ik ben dan ook vrije
grafiek gaan studeren, na mijn opleiding plastische kunsten. Tijdens
die studies raakte strip hoe langer hoe meer op de achtergrond.
Dat kwam misschien ook, omdat ik vond dat strips zich meer en
meer op elfjes en trollen toelegden en dat er steeds minder vari-
atie bestond. Er verscheen niet veel meer wat ik interessant vond,
op wat boeken van Manara of Tardi na. Sinds een jaar of drie ben
ik toch weer zelf begonnen met publiceren. Ik ben weer intensie-
ver met strips bezig. De stripscène zindert weer met mensen als
Randall C., Brecht Evens en vele anderen. Plotseling zag ik een
heleboel mensen die een zelfde visie op strips hadden als ik. We
hebben allemaal wel in de gaten dat de economische realiteit voor
striptekenaars erg moeilijk is. Maar tegelijkertijd is er heel veel
artistieke ambitie. En dat is behoorlijk zeldzaam, die combinatie.
Het feit dat het medium er is, en dat het kansen krijgt, is toch wel
iets dat ons allen voortdrijft en moed geeft.”
Je albumdebuut, het Engelstalige The NO stories, werd meteen met
de debuutprijs van Strip Turnhout onderscheiden. Wat doet dat met
een auteur?
„Ik vond het een hele verrassing dat ik die prijs kreeg. Die prijs is
ook een soort van sleutel, die je kunt gebruiken of weer laten val-
len. Toen ik mijn schoonmoeder vertelde dat ik een prijs gewon-
nen had, was dat toch wel iets voor haar. Ze begrijpt niks van het
medium, maar eindelijk stelde ik iets voor als schoonzoon. (lacht)
Een heleboel mensen die niet wisten waar ik mee bezig ben, zijn
erdoor gerustgesteld. Het is dus écht een beroep en je kunt er
zowaar je brood mee verdienen. Tegelijkertijd ben ik geen typische
striptekenaar. Ik pas totaal niet in één vakje. Ik kan heel gemakke-
lijk overspringen van het ene naar het andere medium. Ik ben in de
eerste plaats kunstenaar. Toevallig houd ik me de laatste jaren weer
iets vaker bezig met stripverhalen en illustraties. Het kunstenaars-
schap is op zich toch iets heel speciaals. Ik ben daar al zo lang mee
bezig. Soms heb ik het gevoel dat er binnen onze huidige maat-
schappij niet echt plaats is voor mensen
als ik. Behalve als ik strips maak, want dat
begrijpen mensen.”
The NO stories is een bundel met korte
verhalen die allemaal vertrekken vanuit
de idee dat er iets niet is, ergens iets ont-
breekt. Vanwaar dat idee?
„Ik heb deze strip getekend in de etalage
van stripwinkel Mekanik in Antwerpen.
Ik wilde het publiek the making of van
een strip laten zien. Ik had 22 dagen de
tijd. Met andere woorden: 22 dagen om
44 pagina’s te vullen. Ik moest dus iets
hebben waar ik mee vooruit kon. Nadat
ik eerst het verhaal had verzonnen, wist
ik dat ik met dat thema wel de rest van
de maand in mijn etalage vooruit kon.
De aanleiding van het experiment was
een tentoonstelling van mij op de eerste
verdieping van Mekanik. Het was de bedoeling dat mensen zo –
met mij als lokvogel – zouden komen kijken. Nu viel het me wel
wat tegen, want er kwamen niet bepaald hele drommen
voor de etalage staan… Nog een geluk dat er
recht tegenover de winkel een tramhalte
was. (lacht) Maar ik ben wel blij dat
ik het gedaan heb. Anders had ik
dit album vast nooit gemaakt.
Op een locatie zijn waarbij
je weet: nu moet ik dit
doen, het is me wat.
Eigenlijk is het pure
waanzin. Op voorhand
krijg je een adrenaline-
stoot, want je weet totaal
niet wat je moet vertellen
en wat je gaat tekenen.
En daar zat ik dan, met
mijn eerste lege pagina’s.
Ja, kadertjes tekenen, dat is
altijd een goed begin. (lacht)
Om iets te kunnen creëren,
moet je helemaal leeg zijn.
Je moet je laten meevoeren
met je gedachten zonder die
te sturen. En dan komen de
goede ideeën vanzelf. Maar
ja, je moet even vergeten wat
er allemaal al gedaan is. Als
scheppend kunstenaar is dat
op zulke momenten pure bal-
last.”
Is er in jouw ogen een
onderscheid tussen een
striptekenaar en een
kunstenaar?
„Er zijn tekenaars
die stellen dat het
voor hen geen artis-
tieke bezigheid is,
eerder een ambacht.
Ze tekenen voor hun
dagelijks brood. Ik zit
er ergens tussenin. Ook
ik maak dingen die niet
Ongepubliceerde ode aan Moebius
Prefab
In april verschijnt van Serge Baeken bij uitgeverij Xtra het boek Prefab, een bundel van vierhonderd pagina’s met duizenden schetsen. Bij uitgeverij Bries verschijnt eerdaags Sugar. Leven als kat – een biografie van een kat. Nog in de steigers staat Death and the girl, een ‘metafysische biografie van Egon Schiele’, waarvoor
Baken nog een uitgever zoekt. Zie ook:
www.SergeOnTheRocks.com
www.bloggen.be/sergebaekenblog
www.fotolog.com/serge_baeken
als kunst bedoeld zijn. Met mijn website probeer ik aan potentiële
opdrachtgevers te laten zien wat ik allemaal kan. Ik ben een gra-
fisch huurling, en ik moet met heel verschillende opdrachten zien
te overleven. Als er dus iemand is die graag leuke prentjes wil, dan
zal ik die maken. Daarnaast vind je op mijn site ook artistiek werk
dat bijvoorbeeld niet zou misstaan in een museum of een galerie. Ik
houd van de veelzijdigheid van mijn leven. Zo heb ik onlangs een
opdracht gehad waarbij ik de werking van de douane moest uitleg-
gen. Dat is weliswaar heel onartistiek, maar toch best fijn. Ook geef
ik workshops striptekenen in Mekanik. Ik kan me daar helemaal
in geven. Al een tijd zocht ik een methode om over te brengen wat
ik allemaal weet over de mogelijkheden van het stripmedium. Die
cursussen dwingen me mijn eigen tekenmethodes onder de loep te
nemen. Dat is leerzaam. Ik ben nu al een paar jaar bezig met het
ontwikkelen van mijn eigen tekensysteem, en dat blijkt nu – einde-
lijk – vruchten af te werpen. Ik kan heel snel heel veel tekenen, en
zelfs zo dat het bijna als vanzelf gaat.”
Je schrijft op je website dat je door die cursussen het stripvirus wilt
helpen verspreiden. Wat bedoel je daarmee?
„Ja, ik ben als leraar begonnen met een programma dat acht
weken duurde. Ik gaf de cursisten veel huiswerk op. Na die acht
weken moesten ze een korte strip van vier tot zes pagina’s hebben
gemaakt. Inmiddels pak ik het anders aan. Nu begeleid ik iedereen
op zijn of haar eigen niveau. We beginnen van nul en gaan stap
voor stap vooruit. Die meedogenloze manier van lesgeven, dat is
nu voorbij. (lacht uitbundig) Het stripmedium is toch eigenlijk
het mooiste medium dat er bestaat. Vergelijk het eens met film.
Vooraleer je een film kunt maken moet je een ver-schrik-ke-lijke
lijdensweg afleggen. Je moet van enorm veel mensen goedkeu-
ring en geld krijgen, je hebt een cameraman, een geluidsman, een
schminker en zo nodig. Voor strip hoeft dat allemaal niet. Je moet
natuurlijk wel een beetje kunnen tekenen, akkoord, maar toch…
Iedereen kan gewoon heel goedkoop iets creëren. Het is een
heel toegankelijk en democratisch medium. Er zijn voorbeelden
genoeg van slechte tekenaars die wel wat te vertellen hebben.
En vergelijk strip eens met schilderkunst. Het voordeel van
strip is dat je daarin wél beweging en tijdsverloop hebt. Die
cursussen stellen me in staat een oude droom te verwezen-
lijken. Ik wil, zoals gezegd, een tekenmethode ontwerpen en
verfijnen die een verhaal uit zichzelf vertelt. Als je bijvoor-
beeld een figuurtje tekent en daar vervolgens op varieert,
krijg je heel spannende resultaten. Ik wil iets ontwikkelen
wat helemaal doet wat ik wil.”
Je recente album De maagd van Antwerpen oogt niet zo
spontaan als je nu propageert.
„Ja, dat klopt. We hadden niet de totale vrijheid bij die
opdracht, want die luidde: maak iets over het Atheneum
(een van de grootste en oudste onderwijsinstellingen in
het centrum van Antwerpen, red.). Ik wilde iets vertellen
over de cultuur op die school. Ik denk dat er zo’n honderd
verschillende nationaliteiten rondlopen. We waren vrij om
de vorm van het verhaal te kiezen. Ik kon dus volop associë-
ren, iets wat ik graag doe. Ik heb meestal wat moeite met het
klassieke formaat van een stripverhaal. Ik kan niet zo maar
een verhaal vertellen met op elke pagina een aantal kadertjes.
Voor De maagd van Antwerpen had ik aanvankelijk alles losjes
in een storyboard vastgelegd. Dat heb ik verder uitgebouwd tot
een soort van associatieve lappendeken. De teksten zijn tamelijk
dwingend, en je moet soms wat zigzaggen tussen de tekeningen
door. Daardoor nodigen de pagina’s uit tot lezen, vind ik. Als je dat
als auteur niet doet, haken veel mensen af. De meeste stripteke-
naars zijn vooral bezig om iets te maken dat zo mooi mogelijk is. Ik
wil iets meer brengen.” Roel Daenen
Het werk van de in 1968 in Engeland geboren Ellis is verrassend,
vernieuwend en zeer divers. In Nederland is hij – zoals zoveel sce-
naristen van Amerikaanse comics – onbekend. Zijn werk en visie
verdienen echter alle aandacht. De afgelopen tien tot twaalf jaar
heeft Ellis letterlijk honderden scenario’s geschreven. Veel te veel
om te bespreken in dit artikel. Zijn superhelden- en meer main-
stream verhalen blijven daarom buiten beschouwing, zodat alle
aandacht uitgaat naar een deel van Ellis’ meer persoonlijke werk.
TransmetropolitanHet meest omvangrijke en ambitieuze werk van Warren
Ellis is Transmetropolitan, dat liep van 1997 tot en met 2002.
Hoofdpersoon Spider Jerusalem is een volledig onbehaarde (foutje
van de automatische douche in deel 1) zwaar getatoeëerde guer-
rillajournalist die enkele jaren als kluizenaar in de bergen heeft
geleefd. Omdat hij nog een contract heeft bij zijn oude uitgeverij,
keert hij terug naar de stad, die gewoon City heet, om er de pre-
sidentsverkiezingen te verslaan. In Transmetropolitan komen alle
kenmerken van het werk van Ellis samen. Persoonlijke politieke en
maatschappelijke betrokkenheid in een wereld vol seks, geweld,
corruptie en gemuteerde mensen en dieren (Spider houdt er zelf
een kat met drie ogen en twee snuiten op na). Het verhaal wordt
in beeld gebracht door Darick Robertson. Zijn gedetailleerde maar
toegankelijke tekenstijl past perfect bij de waanzin die heerst in
City.
Ellis geeft zelf aan grote ambities te hebben met
Transmetropolitan: „Mijn uiteindelijke doel is om een nieuw,
interessant en hopelijk ook onthullend perspectief op de huidige
maatschappij te geven. Ik geloof erg in (de kracht van) science-
fiction zoals H.G. Wells die bedoelde: waarin de toekomst wordt
gebruikt als instrument om het heden te verkennen.”
En Ellis maakt zijn ambitie waar. Een enorm aantal thema’s die
in onze tijd gewicht hebben, wordt van commentaar voorzien:
vrijheid van meningsuiting, de hypocrisie van religie, de corruptie
van politici, de uitwassen van de consumptiemaatschappij en ook
sociale thema’s als armoede, racisme en zelfs kinderprostitutie.
Losjes worden historische gebeurtenissen in het verhaal verwerkt.
Van de studentenrellen op Amerikaanse campussen in de jaren
’60, via de impeachement van Nixon en de Lewinsky-affarire met
Clinton, tot een letterlijke quote van George W. Bush over de vrij-
heid van meningsuiting: ‘there ought to be limits to freedom’ op de
verkiezingsposter van een van de presidentskandidaten. Centraal
thema is echter het compromisloos zoeken naar The Truth, de
waarheid waar alles voor moet wijken en waarbij alle middelen
geoorloofd zijn om ze te achterhalen. Bij vlagen gaat het echt
om loodzware problematiek, maar door de waanzinnige wereld
waarin hij Spider Jerusalem laat leven en het volkomen losgesla-
gen extreme gedrag van zijn hoofdpersoon, weet Warren Ellis elke
verdenking van politieke correctheid te vermijden. Om assistente
Yelena te parafraseren: Spider Jerusalem mishandelt zijn perso-
neel, misbruikt op grote schaal drugs, beledigt, vloekt, scheldt,
slaat, schopt en pleegt zelfs moorden (alleen uit zelfverdediging).
En het slechte nieuws: ‘He’s the good guy.’
Andere thema’sHoewel Ellis in Transmetropolitan veel kwijt kan, zit hij toch vast
aan het format van de compromisloze journalist in een waanzinni-
ge en corrupte wereld. Sommige thema’s zijn moeilijk in te passen
in dat concept. En Ellis wil meer vertellen, over de ontwikkeling
van comics bijvoorbeeld, over de macht van technologie en vooral
over de psychologie van (super)mensen in extreme situaties.
In het eerste van de drie delen Planetary, mooi realistisch
getekend door John Cassaday, lijkt het te gaan om een doorsnee
sciencefiction/avonturenverhaal. De drie helden vinden een
supercomputer uit de nazi-tijd, levende dinosaurussen op een
afgelegen eiland en een neergestort ruimteschip. Later in de serie
WAANZINNIGE HUMOR, EXCESSIEF GEWELD EN MAATSCHAPPELIJKE RELEVANTIEDE WERELD VAN WARREN ELLIS
Na wat marginaal gerommel voor Engelse tijdschriften en wat vingeroe-
feningen met weinig bekende superheldenstrips voor uitgeverij Marvel,
is Warren Ellis sinds 1996 één van de grote smaakmakers van de nieuwe
stroom serieus te nemen Amerikaanse comics.
Na de eerste generatie grote vernieuwers, zoals Alan Moore, Frank Miller en
iets later Neil Gaiman, is eind jaren ’90 een nieuwe groep schrijvers opge-
staan met als voormannen Grant Morrison, Garth Ennis, Brian Vaughan en
Warren Ellis. Voor deze mannen zijn comics niet synoniem met superhel-
den maar veel meer. Net als in Europa, is het een persoonlijk expressiemid-
del om hun kijk op de wereld vorm te geven.
Transmetropolitan
ontspint zich een complex maar intrigerend verhaal dat, net als
Transmetropolitan, vol zit met verwijzingen naar populaire cul-
tuur. Ook de helden zijn menselijker en kwetsbaarder dan in eer-
ste instantie gedacht. Planetary is weliswaar minder uitzinnig dan
Transmetropolitan, maar ook hier is voor Warren Ellis niets heilig.
In het verhaal Night on earth vechten de drie leden van
Planetary tegen en met verschillende incarnaties van Batman:
de onkreukbare superheld uit de jaren ’40, de campfiguur uit de
jaren ’60 en de wraakzuchtige oudere man uit de jaren ’80. Het is
tegelijkertijd zowel een hommage als een pastiche en een serieus
commentaar op de evolutie van een superheld.
Ongeveer hetzelfde patroon volgt Global Frequency, dat in twaalf
delen met verschillende tekenaars verschijnt. De 1001 anonieme
leden van de Global Frequency worden wereldwijd ingezet bij
crises die de autoriteiten niet de baas kunnen. Ogenschijnlijk losse
episodes blijken deel uit te maken van een algemeen commentaar
op het gebruik van moderne technologie. De opzet van Global
Frequency is ambitieus en behoorlijk gecompliceerd: de serie
werd oorspronkelijk bedacht voor televisie, maar werd wegens te
moeilijk voor de kijkers nooit gemaakt. Het resultaat is op papier
echter te wisselvallig om echt te overtuigen. Door de verschillende
tekenaars, de complexe plotlijnen en het teveel aan hoofdpersonen
is Global Frequency minder meeslepend dan veel ander werk van
Ellis.
Gemuteerde broccoliWarren Ellis houdt zich niet alleen bezig met maatschappelijk
relevante thema’s en getormenteerde helden. In Nextwave, Agents
of H.A.T.E. (uit 2006 en 2007) neemt hij vijf bestaande maar totaal
obscure Marvel-superhelden die als team in dienst zijn van de
Amerikaanse overheid. Voor H.A.T.E. (Highest Anti-Terrorism
Effort), werken ze aan antiterroristische acties. Althans, zo lijkt
het even, al snel blijkt dat het een complot is en dat Nextwave
feitelijk in dienst is van de terroristische organisatie die ze moeten
bestrijden. De helden besluiten natuurlijk te rebelleren tegen hun
werkgever.
Klinkt vrij saai en rechtdoorzee, nietwaar? Ellis geeft aan
dit idee echter een radicale draai. Het begint al met de tagline:
‘Nextwave, healing America by beating people up.’ Meteen stapelt
de onzin zich in hoge vaart op. Het eerste monster dat de helden
verslaan, is een groene draak in een paarse onderbroek. Het leger
van de terroristen bestaat uit gemuteerde broccoli (wat zonder
enige ethische bezwaren een bizarre body-count mogelijk maakt).
Dick Anger, de nemesis van Nextwave, pleegt zelfmoord, maar
wordt met een ‘zombie-chip’ in leven gehouden en zo wordt op
vrijwel elke pagina het web van nonsens dichter. Van enige karak-
terontwikkeling of intelligente plot is geen sprake. De helden wor-
den voor een situatie geplaatst en met excessief geweld en stoere
one-liners zorgen ze voor een goede afloop.
Voor mensen die de grap nog steeds niet door hebben, richt
Ellis zich rechtstreeks tot de Marvel-lezers, die doorgaans weinig
ironie in hun verhalen treffen: „If this actually made sense to you,
tell your mommy or daddy to get you the special pills.”
Zowel Ellis als tekenaar Stuart Immonen hebben duidelijk veel
schik gehad in deze parodie op het Marvel-universum. Hulde aan
Marvel dat ze het aandurfden het uit te geven.
Min of meer tegelijkertijd met Nextwave werkt Ellis aan het
buitengewoon sombere Fell, over een politieagent die wordt
overgeplaatst ‘naar de overkant van de rivier’, het slechte deel van
de metropool Snowtown. Agent Fell krijgt te maken met moord,
kindermishandeling, drugmisbruik en nog veel meer ellende. Het
verhaal wordt getekend door Ben Templesmith, in sombere kleu-
ren en in een sobere indeling van meestal negen even grote plaat-
jes per pagina. Elk spoortje van ironie ontbreekt. Ellis lijkt terug te
keren naar het idee achter Transmetropolitan, maar nu gesplitst
in twee series: de humor belandt in Nextwave en de maatschap-
pelijke thema’s in Fell.
Ander werkNiet alles wat Ellis schrijft, is natuurlijk briljant. Scars is een te
lang uitgesponnen poging tot psychologische thriller waarin
detective John Cain probeert een kindermoordenaar te vatten.
Hoewel zeker geen slechte strip, heeft Scars nergens de relevantie,
urgentie en diepgang van veel ander werk.
Een ander minder goed gelukt experiment is Apparat. Ook
hier is het idee interessant: Hoe zouden Amerikaanse strips er in
de 21ste eeuw uitzien als de hele superheldenindustrie nooit van de
grond was gekomen. Ellis werkt het idee uit in vier losse comics,
met vier verschillende helden en door vier verschillende tekenaars.
Het concept van Apparat is dat het zogenaamd steeds gaat om
een ‘eerste deel van een nieuwe serie’. Juist daardoor komt het
slecht uit de verf. Ellis heeft zoveel ideeën dat die simpelweg niet
passen op een comic-formaat van 22 pagina’s met niet meer dan 5
of 6 plaatjes per pagina.
Aparte aandacht verdient nog het boek Ministry of Space dat in
drie delen tussen 2001 en 2004 verscheen en is getekend door
Chris Weston. Het verhaal gaat uit van een alternatieve toekomst:
Transmetropolitan
Ministry of Space
de Engelsen (nadrukkelijk niet
de Britten) hebben aan het eind
van de oorlog de Duitse weten-
schappers die in Peenemunde
werkten aan de V2, in handen
gekregen. De Engelsen gaan
voortvarend aan de slag en al in
1950 brengen ze de eerste mens
in de ruimte.
In 2001 komt uit dat de
Engelsen niet alleen Duitse
geleerden en techniek hebben
buitgemaakt. Het Ministry of
Space blijkt te zijn gefinancierd
met goud dat de nazi’s roof-
den van de slachtoffers van de
concentratiekampen. Maar, zo
verdedigt grondlegger van het
Ministry zich, zonder dat goud
had Engeland nooit kunnen
staan waar ze op dat moment
staan: ‘I. MADE. YOU.
GREAT!’ is het woedende slot
van zijn betoog.
Ellis plaatst zijn hoofdper-
sonen en daarmee de lezer
voor mooie dilemma’s. Hij
maakt in dit verhaal duidelijk
dat aan elk succes een schaduwzijde zit.
VisieHet ontbreekt Warren Ellis niet aan fantasie en goede ideeën.
Sterker, soms heeft hij moeite maat te houden en krijgt hij al zijn
ingevingen niet op een nette manier in zijn verhalen verwerkt. De
verhalen kunnen zich overal afspelen, in de meer of minder nabije
toekomst, in een wereld die erg op de onze lijkt in een parallel
universum of gewoon in Los Angeles in het heden. Wat de meeste
verhalen van Ellis gemeen hebben, is zijn uitgesproken visie op de
maatschappij en de mens. Zwakken en onschuldigen, vooral kin-
deren, moeten worden beschermd. Macht corrumpeert: politici en
andere machthebbers zijn bijna per definitie niet te vertrouwen.
Wees, bijna ten koste van alles, loyaal aan jezelf en je vrienden.
Nadeel aan veel superheldenstrips, en ook bijvoorbeeld aan het
werk van de buitengewoon succesvolle Garth Ennis, is dat geweld
het enige middel is om een doel te bereiken en daarmee wordt
geweld het doel in het verhaal. Dat wordt snel saai. In de verhalen
van Ellis wordt ook veel geschoten, gevochten en doodgereden.
Het verbale geweld is bij vlagen nog excessiever. Maar Ellis schrijft
altijd vanuit een idee. Hij kiest een algemeen en relevant uitgangs-
punt, bedenkt wat hij wil vertellen, welke boodschap hij met zijn
verhaal wil overbrengen en van daaruit werkt hij terug naar een
uitgangssituatie.
De boodschap van bijvoorbeeld Ministery of Space is eenvou-
dig, maar door 95 procent van het verhaal te focussen op de suc-
cessen, de grootsheid, de welvaart en de vrede, en pas helemaal op
het einde de schaduwkant te belichten, komt die bood-
schap echt aan.
De Amerikaanse stripcultuur is rijk en heeft een lange
traditie en Ellis voelt zich geroepen om die te becom-
mentariëren. Hij kiest er echter niet voor er een dik,
academisch en onleesbaar studieboek aan te wijden. Hij
geeft zijn commentaar terloops, door oude helden naast
nieuwe personages te laten verschijnen. Voor de lezer die
alleen een avontuur wil lezen, is dit leuk of in elk geval
niet storend. Voor de lezer die verder wil kijken, is het de
uitdaging om de puzzel op te lossen en de verwijzingen
zelf te vinden en te duiden.
Transmetropolitan zou met een betrouwbare,
beschaafde hoofdpersoon een saaie betweterige strip zijn
geworden. Juist omdat Spider Jerusalem een schoft is,
kan Ellis politieke en maatschappelijke misstanden aan de
kaak stellen. Als lezer word je gedwongen door het karak-
ter van de hoofdpersoon heen te kijken en te constateren:
‘He’s the good guy.’
De verhalen van Warren Ellis zijn op verschillende
niveaus te benaderen. Genesteld in de Amerikaanse
superheldentraditie bieden vrijwel al zijn strips voldoende
ontspanning voor de liefhebbers van rechtdoorzee
avonturenverhalen. Tegelijkertijd durft Ellis zijn lezers
uit te dagen met ongemakkelijke dilemma’s, scherpe
commentaren en intelligente verhalen. Voor liefhebbers
van de Europese strips, met een vooroordeel tegen de
Amerikaanse comics, is een nieuwe wereld te ontdekken.
Willem Lammerink
Beknopte bibliografieHet oeuvre van Warren Ellis beslaat honderden comics, van mainstream tot volkomen obscuur en alternatief. Hier volgt een zeer beperkte selectie van hoogtepunten en enkele ook in Nederland redelijk bekende (super)helden.
Bij Marvel
Wolverine » – nrs. 119 t/m 122 (1997 t/m 1998) met Leinil Francis Yu.Ultimate Fantastic Four » – nrs. 7 & 18 (2004 t/m 2005)Iron Man » – nrs. 1 t/m 6 (2005 t/m 2006) met Adi Granov. Nextwave » – nrs. 1 t/m 12 (2006 t/m 2007) met Stuart Immonen
Bij Wildstorm
Planetary » – nrs. 1 t/m 26 (1999 t/m 2006) met John Cassaday Global Frequency » – nrs. 1 t/m 12 (2002) met diverse tekenaarsDesolation Jones » – (sinds 2005) met diverse tekenaarsOcean » – (2004 t/m 2005) met Chris Sprouse
Bij DC Comics en Vertigo
Transmetropolitan » – nrs. 1 t/m 60 (1997 t/m 2002) met Darick RobertsonOrbiter » – (2003) met Colleen DoranJLA Classified » – nrs. 10 t/m 15 met Butch Guice
Bij Image Comics
Ministry of Space » – (2001 t/m 2004) met Chris WestonFell » – (sinds 2005) met Ben Templesmith
Bij Avatar Press
Scars » – (2003) met Jacen Burrows
Planetary
Nextwave
Kruistocht 1: Simoen djaPhilippe Xavier & Jean Dufaux
Uitg. Le Lombard; 51 pl.; kleur; slappe kaft; € 7,95
De kruistochten zijn een gewild decor voor diverse stripreeksen en
daardoor bijna een subgenre. Deze rauwe periode in de geschiede-
nis biedt een scenarist voldoende stof voor een spannend verhaal
vol actie, maar is evenzeer een bron voor beschouwingen over
zowel de meest duistere als de meest verlichte kanten van de men-
selijke ziel. Een gelouterde scenarist als Jean Dufaux (o.a. Jessica
Blandy, De Klaagzang van de Verloren Gewesten, Giacomo C.) zou
daar dus wel raad mee moeten weten.
Vreemd genoeg lukt dat echter niet. Vreemd genoeg, omdat
Dufaux een verdienstelijk scenarist is en duidelijk weet waarover
hij het heeft als het over de ‘bevrijding’ van het Heilige Land gaat.
In de inleiding geeft hij een historisch verantwoord overzicht over
de reeks kruistochten die in de loop van twee eeuwen het nabije
oosten heeft geteisterd. Het drieluik Kruistocht gaat echter over een
kruistocht die in de geschiedenisboeken niet is terug te vinden. Een
door schande getekende Gregorius van Arcos wil de stad Hiërmus
alem op Ab’doel Razim veroveren. In de loop van het verhaal wordt
al snel duidelijk dat beide aanvoerders enkel marionetten zijn. Op
de achtergrond beweegt de duivel de touwtjes. Met zijn scenario
lijkt Dufaux commentaar te willen geven op het mensonterende
karakter van deze (schijn)heilige middeleeuwse missie, en wellicht
nobele oorlogen in het algemeen. Een mooie kapstok.
Helaas vertilt de schrijver zich aan zijn voornemen. Om het
verhaal snel op de rails te krijgen, ragt Dufaux de informatie erdoor.
Soms is dat nodig en een getrainde striplezer kan daar wel mee uit
de voeten. De scenarist wil echter te veel mededelen en weigert
daar enige minder relevante subplots voor op te geven. Er wordt
Aya uit Yopougon 1Marguerite Abouet & Clément Oubrerie
Uitg. L; 112 p.; kleur; harde kaft; € 14,95
Strips van Afrikaanse auteurs zijn nog steeds zeldzaam, alhoewel
er de laatste jaren druppelsgewijs wat verschijnen in het Frans.
Zoals de strip Aya van de Ivoriaanse scenariste Marguerite Abouet,
die twee jaar terug in Angoulême de debuutprijs won. Met de
Nederlandse vertaling krijgt nu ook het Nederlandse publiek de
kans kennis te maken met een ander Afrika dan dat van de televi-
sie.
In Aya draait het niet om hongersnoden of burgeroorlogen.
Aya is gebaseerd op de (geromantiseerde) jeugdherinneringen van
Abouet zelf die in de jaren ’70 opgroeide in Ivoorkust dat vlak na
de onafhankelijkheid in rap tempo verwesterde. Het verhaal draait
om de drie vriendinnen Aya, Bintou en Adjoua. Aya is een serieuze
tiener, wier rol in het verhaal feitelijk beperkt is tot het kritisch aan-
schouwen van de gebeurtenissen om haar heen. Bintou en Adjoua
daarentegen hebben flink te kampen met opspelende hormonen.
Hoewel kampen niet het juiste woord is. Opspelende hormonen
zijn in de sloppenwijken waar ze opgroeien namelijk geen enkel
dan ook allemachtig veel gekletst en bepaald niet kort en bondig.
Dufaux is weliswaar een Belg, maar het gezwollen taalgebruik zou
niet misstaan in een Franse strip.
Door het topzware scenario komt veel druk te liggen op de
schouders van de betrekkelijk onbekende Philip Xavier. Zijn
stijl leent zich wel voor deze opgave. De gestileerde tekeningen
geven wat lucht aan het in beton gegoten verhaal. Ook inkleurder
Chagnaud houdt het gelukkig vrij rustig. Het ontbreekt de tekenaar
Xavier echter aan voldoende kwaliteit. Wat hij aan heldere lijnvoe-
ring wint, verliest hij weer aan houterig getekende actiescènes en
een hortend beeldritme.
Xavier vertilt zich bovendien aan zijn eigen voornemens. Op
driekwart van het boek werkt de tekenaar met twee tegenover
elkaar liggende uitklappagina’s waarop de beslissende veldslag
wordt uitgebeeld. De ambitieuze onderneming wordt te niet
gedaan doordat de tekenaar met de mogelijkheid om groots uit te
pakken eigenlijk
niets doet. Een
topzwaar scenario
gecombineerd
met lichtgewicht
tekeningen raakt
onherroepelijk uit
balans. Kruistocht
beklijft daarom niet.
Een goede eerste
indruk wordt al
lezend geheel te niet
gedaan.
Jef Nieuwenhuis
probleem. Zolang alles maar in het geheim gebeurt, is de seksuele
moraal er bijzonder vrij. Problemen ontstaan pas wanneer Adjoua
zwanger raakt.
Aya is in essentie typische chicklit met alle bijbehorende ingre-
diënten: giebelende vrouwen, seks en domme mannen. Kwalitatief
hoogstaande chicklit, dat wel. Wat de strip zo bijzonder maakt,
is dat Abouet niet alleen een leuk verhaal heeft willen vertellen
maar ook een portret heeft geschetst van de maatschappij waarin
ze opgroeide. De Ivoriaanse setting waarin de personages rond-
lopen, voelt authentiek. De personages in Aya zijn stuk voor stuk
geloofwaardig, net als hun handelingen. Waar doorsnee chicklit
strontvervelend is doordat de boeken het gemiddelde soap-scenario
niet overstijgen met hun grootstedelijke saaiheid vol advocates en
schrijfsters die niet weten wat ze met hun leven aanmoeten, daar
boeit Aya door naturel te blijven. De strip wordt bevolkt door
gewone mensen, met hun gewone dagelijkse besognes. Dat maakt
het verhaal uiterst genietbaar. Tegelijkertijd geeft het een verras-
send beeld van het alledaagse Afrika zoals we
dat maar zelden zien.
Dat Aya in beeld is gebracht door een
Franse man, doet daar niet veel aan af.
Oubreries slordige tekenstijl treedt nergens
op de voorgrond en weet de sfeer goed over te
brengen van het echte Afrika. Het resultaat is
een vlot lezende strip, die mede door de goed
gedoseerde humor weet te boeien en verras-
sen. Hans van Soest
Stijloefeningen, 99 manieren om een verhaal te vertellenMatt Madden
Uitg. Strip Turnhout; 208 pl.; zwart-wit en kleur; harde kaft; €
18,00
In 1947 schreef Raymond Queneau een brief aan zijn uitgever
waarin hij een nieuwe roman aanprees: „In zijn nieuwe roman, met
de hem eigen virtuositeit gewrocht, heeft de beroemde romancier
X, aan wie wij al zo veel meesterwerken te danken hebben, ernaar
gestreefd de lezer slechts te confronteren met scherp getekende
personages, wier handelingen plaatsvinden in een atmosfeer die
voor ieder, groot en klein, begrijpelijk is. De intrige nu draait rond
de ontmoeting, in een tram, van de held van deze geschiedenis met
een tamelijk raadselachtige persoon, die ruzie maakt met de eerste
de beste.” Na deze korte samenvatting steekt Queneau opnieuw de
loftrompet over X, met wie hij uiteraard niemand anders bedoelde
dan zichzelf. De ‘roman’ waarnaar hij verwijst, is Stijloefeningen:
een boekje waarin een anekdote op 99 verschillende manieren
wordt verteld. Met de aanprijzende brief aan zijn uitgever voegde
hij er meteen een honderdste manier aan toe. Stijloefeningen
werd een succes en bevestigde de toenmalige populariteit van de
humorist Queneau. Het verscheen niet alleen in het Frans, maar
werd ook (met heel wat hoofdbrekens) vertaald in onder meer het
Nederlands (door Rudy Kousbroek) en het Engels.
Ruim zestig jaar later doet Matt Madden het experiment over,
maar nu met een pagina strip. In de inleiding van zijn boek schrijft
hij: „Vanaf de allereerste keer dat ik Stijloefeningen las, dacht ik dat
het leuk en uitdagend zou zijn om het concept toe te passen op een
beeldverhaal, maar ik deed het af als een krankzinnig idee. Acht
jaar geleden gaf ik me gewonnen en vatte ik de pen op.”
Net als Queneau gaat ook Madden uit van een eenvoudige alle-
daagse gebeurtenis: een man is bezig op zijn werkkamer en staat
even op om naar de koelkast te lopen. Onderweg daarheen wordt
InfernoMarcel Ruijters
Uitg. Oog&Blik; 128 p.; zwart-wit; pocket; € 14,95
Verstrippingen van literaire klassiekers leveren zelden iets interes-
sants op. Het zijn meestal óf bloedeloze plaatjesboeken óf zouteloze
parodieën. Marcel Ruijters heeft met zijn bewerking van de aller
klassiekerigste klassieker – Dantes La divina commedia – godzij-
dank voor een heel eigen aanpak gekozen. Het resultaat, Inferno,
mag er zijn. Het is met afstand Ruijters’ beste werk tot dusver.
In het 14de-eeuwse La divina commedia beschrijft de dichter
Dante Alighieri een reis door de hel. Het is vooral een politieke
satire op de situatie in Florence uit die dagen. Dante wordt op
zijn tocht vergezeld door zijn grote voorbeeld, de antieke dichter
Vergilius. In de hel ziet hij hoe zondaars op de meest gruwe-
lijke wijze worden
gestraft. Via een reis
door het vagevuur
(de louteringsberg)
komt hij uiteindelijk
in de hemel terecht
waar hij het god-
delijke licht aan-
schouwt.
In Inferno kiest
Ruijters ervoor
zich vooral op het
eerste en bekendste
deel van het boek
te richten: Dantes
er van bovenaf de trap gevraagd hoe laat het is. De man kijkt op
zijn horloge en noemt de tijd. Hij doet de deur van de koelkast
open en vraagt zich af wat hij er ook al weer kwam zoeken. Je kunt
de verschillende versies van dit gegeven in chronologische volg-
orde lezen, maar ook kriskras door elkaar. Wat opvalt als je bij het
begin begint, is dat de eerste uitwerking nog tamelijk sec in beeld is
gebracht in acht plaatjes met louter beschrijving. Madden heeft het
zelf de titel Sjabloon gegeven en in feite is het de blauwdruk voor
alles wat volgt.
In de eerste variaties experimenteert Madden vooral met de
vertelvorm: hij gebruikt de monoloogvorm, vertelt vanuit het per-
spectief van de koelkast, in verschillende grammaticale tijden, als
flashback, maar zijn tekenstijl verandert niet. Vanaf pagina 34 gaat
hij ook daarmee variëren: hij vertelt de anekdote bijvoorbeeld in
undergroundstijl, als manga, als een fragment van het tapijt van
Bayeux , in de klare lijn, te veel om op te noemen eigenlijk. Hier
en daar verkent hij zelfs de grenzen van het medium strip door het
verhaal digitaal te vertellen, als grafiek, als advertentie en zelfs als
landkaart. Heel geestig zijn de variaties op klassiekers als Krazy
Kat en The yellow kid. Al die verschillende stijlen zijn voor de
doorgewinterde striplezer een feest der herkenning. Maar terloops
vertelt Madden op deze grappige manier niet alleen welke keuzes
een striptekenaar kan maken, maar vooral hoe rijk en veelzijdig het
medium strip is. Hans Pols
hel (Laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt!). Het begin is
nog redelijk authentiek, hoewel: de vrouwelijke Danta wordt in een
donker woud (symbool voor een persoonlijke crisis) belaagd door
wilde dieren, die op hun beurt weer symbool staan voor haar zon-
den lust (panter), hoogmoed (leeuw) en hebzucht (wolf). Virgillia
redt haar en leidt Danta rond door de hel. Daar ziet ze als afschrik-
kend voorbeeld wat zondaars te wachten staat. In tegenstelling tot
het oorspronkelijke boek kent Inferno echter geen goede afloop (de
term ‘commedia’ werd destijds niet gebruikt voor humoristische
boeken, maar voor verhalen met een happy end). Danta ontsnapt
uit de hel en komt terecht in het purgatorium, waar ze terstond
haar wijze lessen weer vergeet.
Hoewel bovenstaande beschrijving anders doet vermoeden,
is Inferno geen moralistisch boek. Integendeel. Inferno is een van
de meest hilarische boeken van de laatste tijd. Ruijters’ bewer-
king is een groteske verdraaiing van het origineel. Zijn prachtige
tekeningen die de spaarzame tekst begeleiden, staan boordevol
visuele grapjes die aanhoudend doen gniffelen door hun hoge Tex
Avery-gehalte. Ruijters heeft zich zichtbaar uitgeleefd op de meest
gruwelijke martelmethodes en monsterlijke creaties waar de wat
stuntelige Danta voortdurend overheen struikelt. Hij doet dat in de
toegankelijke tekenstijl zoals hij die al hanteerde in zijn vorige boek
Sine qua non: een stijl die doet denken aan middeleeuwse minia-
turen en die prima aansluit bij Dantes klassieker. Het resultaat is
ronduit verrukkelijk. Hans van Soest
NachtdierenBrecht Evens
Uitg. Oogachtend; 46 pl.; kleur; slappe
kaft; € 12,00
SlaapkoppenRandall C.
Uitg. Oogachtend; 106 pl.; kleur; slappe
kaft; € 19,00
Traditiegetrouw wordt Vlaanderen gezien
als de bakermat van de volkse strip, maar
dat is slechts de halve waarheid. Boeken
als Hic sunt leones met daarin de moderne
Vlaamse strip in vogelvlucht,
laten zien dat Vlaanderen barst van het
creatieve talent, dat met uiterst eigenzin-
nig werk aan de weg timmert. Dankzij het
Vlaams Fonds voor de Letteren is er voor
hen de mogelijkheid om albums te publi-
ceren. Nachtdieren en Slaapkoppen zijn er
twee van.
Randall Casaer is een jonge veertiger,
die zijn brood verdient met het maken van
illustraties. Strips van zijn hand verschenen
onder andere bij de website pulpdeluxe.
be en het tijdschrift Ink. Eind 2007 ver-
scheen zijn debuut Als er lucht is moet ge
ademen, met daarin verzameld werk. Slaapkoppen is zijn eerste
lange stripverhaal. Het motief voor het boek staat achterop het
omslag: Wat nu als je in een droom in slaap valt en droomt dat je
in slaap valt en droomt dat… enzovoorts. Het album bestaat uit
twee gescheiden, in episodes vertelde verhaallijnen, die verweven
raken en weer uit elkaar drijven. De personages bevinden zich al
die tijd in een surrealistische wereld, die verandert zodra ze in slaap
vallen. Slaapkoppen draait niet zozeer om het plot, maar is vooral
een persoonlijke en liefdevolle poging om de magie van het leven te
bevatten. Het bevat vele humoristische momenten, maar gevoelens
van verwondering, melancholie en fragiliteit overheersen. Niet in
de laatste plaats dankzij de tekeningen. De combinatie van potlood,
pen en penseel oogt krasserig, maar toch zacht. Losjes, en toch
aandachtig. De prachtige inkleuring met vergrijsde, monochrome
tinten maakt het af.
Brecht Evens is met zijn tweeëntwintig jaar een jong talent. Met
zijn kortverhaal Een boodschap uit de ruimte, won hij in 2005 de
V.O.S. stripdebuutwedstrijd. De liefdesgeschiedenis Vincent, uit
2006, verraadde nog wat vocht achter de oren, maar met – het ove-
rigens tekstloze – Nachtdieren lijkt dat wel opgedroogd. Het eerste
verhaal vertelt over een meisje dat een vrouw wordt en zich laat
verleiden tot een wilde nacht met fatale gevolgen. In het tweede
zien we een man in een konijnenpak, op zoek naar zijn (blind) date.
Maar het zijn niet de verhaaltjes die dit boekje zo bijzonder maken.
Nachtdieren is een kruising tussen prentenboek en strip. De over-
volle pentekeningen zijn zoekplaatjes vol fantastische wezens, weg-
gelopen uit nachtmerries. Een vergelijking met Jeroen Bosch dringt
zich op, evenals
die met Lewis
Carroll en Maurice
Sendak (Max en
de maximonsters).
Maar de taferelen
van Brecht Evens
zijn geen plaatjes
uit de hel, noch die
uit een droom. Het
zijn unieke sprook-
jes, waarin Evens,
ondanks de citaten,
altijd zichzelf blijft.
Dat is niet alleen
knap, maar levert
ook een verbluffend
fraai boekje op.
Sigge Stegeman
Tovenarij 1: Het ballet van de oude wijvenJuanjo Guarnido & Teresa Valero
Uitg. Dargaud; 44 pl.; kleur; slappe kaft; € 5,25
Tekenaar Juanjo Guarnido is bekend van de reeks Blacksad, een
hard boiled detectivestrip die zich afspeelt in de Verenigde Staten
tijdens de jaren ’30. De personages worden vertolkt door dieren en
dat is niet geheel toevallig, want Guarnido is een voormalig teke-
naar van Disney animaties. Het is zijn stijl aan te zien en dat geeft
Blacksad een buitengewoon aaibaar karakter. In contrast overigens
met de verhalen, die politiek geladen zijn en waarin geweld niet
wordt geschuwd. In Tovenarij tapt Guarnido uit een heel ander
vaatje. In tegenstelling tot Blacksad wordt deze strip bevolkt door
mensen – of beter gezegd: fantastische wezens als heksen en feeën
– en is het humor dat de klok slaat.
Het verhaal draait om de heksen Sortilega, Brygia en Febris,
die hun dagen slijten met kibbelen. Op een dag staat hun dochter
op de stoep, na een verblijf van enkele jaren bij de mensen. Haar
man is de vleesgeworden commercie, die ogenblikkelijk aan de slag
gaat met het introduceren van de consumptiemaatschappij. Als de
drie heksen daar hun handen al niet aan vol hadden, staat op een
avond ook nog eens een feeënkind aan het raam. Brygia wil het
kind adopteren, maar Sortilega peinst er niet over. Terwijl
het kind de boel op stelten zet met haar toverkunsten, is
in feeënland de pleuris uitgebroken over de vermissing.
Het ballet van de oude wijven is een klucht, propvol
thema’s waar de makers nog jarenlang humoristische
verhalen mee kunnen vullen. Guarnido’s stijl komt goed
tot zijn recht. Zijn plooibare, expressieve koppen toveren
een grijns op je gezicht nog voor je een letter gelezen
hebt. Tovenarij is leuk, maar toch zit je nergens hardop
te lachen. De humor mist subtiliteit en vooral scherpte.
Maar dat zal de makers niet deren. De serie is in eerste
instantie bedoeld voor kinderen en die zullen zich onge-
twijfeld goed vermaken. Sigge Stegeman
Brecht Evens
Randall C.
Southern CrossLaurence Hyde
Uitg. Drawn & Quarterly; 255 p.; zwart-wit; harde kaft; $ 24,95
(import)
Graphic witness, four wordless graphic novelsFrans Masereel, Lynd Ward, Giacomo Patri, Laurence Hyde
Uitg. Firefly; 424 p.; zwart-wit (met rode steunkleur); slappe kaft;
$ 29,95 (import)
Houtsnedestrips waren lang tijd alleen nog te vinden in antiquaria-
ten. De hemel zij geprezen dat enkele uitgevers dit veelal prachtige
materiaal hebben herontdekt en heruitgegeven, zodat ook het
grote publiek weer kan kennismaken met het werk van meesters
als Lynd Ward en Otto Nückel. Zo werden Wards boeken Gods’
men en Mad man’s drum nog niet zo lang geleden heruitgegeven
door Dover publications en Nückels beeldroman Schicksal door
uitgeverij Imho onder de titel Destin. Omdat het gaat om tekstloze
verhalen, kan iedereen ze zonder angst aanschaffen, ook al gaat het
om uitgaves uit de VS en Frankrijk.
Southern cross van Laurence Hyde is nu zelfs weer verkrijgbaar
in twee verschillende heruitgaves. Het 118 houtsnedes tellende ver-
haal verscheen in 1951 en was sindsdien nauwelijks nog te vinden.
Southern cross gaat over de Amerikaanse atoomproeven op de
eilandjes rond Bikini in 1946. De inheemse bevolking werd van
tevoren (onder dwang) geëvacueerd. Hyde vertelt het verhaal van
de evacuatie. Wanneer een vrouw wordt verkracht door een dron-
ken Amerikaanse marinier, slaat haar man de matroos dood. Ze
vluchten met hun kind voor de Amerikanen. Maar kunnen ze ook
ontsnappen aan de bom?
Hyde (1914-1987) was een Engelsman die op jonge leeftijd emi-
greerde naar Canada. Daar maakte hij kennis met het werk van
Lynd Ward dat hem erg beïnvloedde. Net als de meeste andere
makers van houtsnedestrips, brengt Hyde in zijn tekstloze verhaal
een universele boodschap over vrede en rechtvaardigheid – zie ook
ZozoLala 147 voor meer informatie over het genre.
Uitgeverij Drawn & Quarterly heeft het werk nu als zeer ver-
zorgde facsimile op de markt gebracht. De oorspronkelijke uitgave
is inclusief alle spelfouten in zijn geheel herdrukt. Wel is er nog
extra tekst en uitleg aan toegevoegd. En dat alles op zwaar papier,
opdat de illustraties goed tot hun recht komen.
Hyde’s houtsnedes (niet te verwarren met houtgravures, zo legt
hij de lezer in het voorwoord uit: snedes worden gemaakt met klei-
ne gutsen, gravures met een harde pen) zijn erg verfijnd. Drie jaar
werkte hij er aan. Waarschijnlijk was het enorm arbeidsintensieve
proces er debet aan dat het bij deze ene beeldroman is gebleven.
Hyde verdiende zijn geld vooral als illustrator.
Voor ongeveer hetzelfde bedrag (de dollar staat laag ten opzich-
te van de euro) kun je Southern cross ook lezen in een bundel op
groter formaat: Graphic witness. Dan krijg je er direct nog enkele
andere spectaculaire houtsnedestrips bij die tot dusver slechts
moeilijk te vinden waren voor vaak veel geld. In de bundel Graphic
witness vind je ook nog verzorgde herdrukken van Frans Masereels
The passion of a man, Lynd Wards Wild pilgrimage en (heel specta-
culair) Giacomo Patri’s White collar.
De gekozen strip van Frans Masereel (1889-1972) was diens
eerste beeldroman. De Belg maakte hem in 1918 en het slechts 25
prenten tellende werk had direct succes. Veel andere houtsne-
destrips van zijn hand volgden, waaronder bekende boeken als Mon
livre d’heurs, Le soleil en Idée. In Images de la passion d’un homme
(in het Engels: The passion of a man) volgen we het leven van een
jongen die opgroeit in armoede, opkomt voor zijn rechten en daar
uiteindelijk de prijs voor betaalt. Dit socialistische thema komt tel-
kens terug in het latere werk van Masereel.
De Amerikaan Lynd Ward (1905-1985) werd geïnspireerd
door Masereels werk. Zijn tekstloze houtsnedestrips kenden ook
dezelfde thematiek. Wild pilgrimage uit 1932 was één van de zes
beeldverhalen die hij maakte. Het verhaal is sterk beïnvloed door de
tijdgeest: de economische recessie en de klassenstrijd. Het gaat over
een arbeider die droomt van een socialistische heilstaat, een vredig
paradijs, maar in werkelijkheid slechts haat en onbegrip op zijn pad
treft. Zijn dromen (die zijn gedrukt in rode in plaats van zwarte
inkt) vermengen zich steeds meer met de werkelijkheid.
Wards beeltenissen zijn veel gedetailleerder uitgewerkt dat die
van Masereel of Hyde. Met zijn voorliefde voor dramatische poses
en verwrongen camerastandpunten is hij een regelrechte voorloper
van latere stripmakers als Berni Wrightson en Andreas.
De Italiaanse immigrant Giacomo Patri (1898-1978) ten slotte
maakte zijn beeldroman White collar in 1938. Ook nu weer staat
het leven van de arbeider centraal: dit keer dat van een kantoor-
klerk wiens sympathie voor de vakbond hem uiteindelijk zijn baan
kost. Het boek was aanvankelijk ook bedoeld als reclame voor de
vakbeweging. Dat maakt het verhaal er echter niet minder boeiend
door. Patri graveerde niet in hout, maar in linoleum. Zijn tekenin-
gen zijn gestileerder en minder melodramatisch dan die van Ward.
Graphic witness wordt vooraf gegaan door een uitgebreide inlei-
ding op de geschiedenis van de houtsnedestrip en geeft uitleg over
de werkwijze van de artiesten. Het nawoord is van de Canadese
stripmaker en liefhebber Seth. Daarmee is het een prachtige verza-
meling geworden van strips die veel hedendaagse lezers zal verras-
sen en bekoren. Hans van Soest
De adelaars van Rome. Eerste boek IEnrico MariniUitg. Dargaud; 64 pl.; kleur; slappe kaft; € 7,95
Het oude Rome is sinds enige tijd weer helemaal ‘in’ als decor
voor allerhande boeken, films en strips. Nadat eerder Hollywood
de ouderwetse spektakelfilms herontdekte met kaskrakers als
Gladiator, stofte ook de stripwereld het oude genre af dat sinds
Jacques Martins Alex enigszins in de versukkeling was geraakt.
Murena van Jean Dufaux en Philippe Delaby was direct een com-
mercieel succes. Reden misschien waarom de populaire tekenaar
Enrico Marini zich nu ook aan het genre waagt met de nieuwe
reeks De adelaars van Rome.
Locatie: een door veldslagen vernield landschap in het
Germania van 9 jaar voor het begin van onze jaartelling. Op het
slagveld leggen de Romeinen de overwonnen volkeren een verdrag
op dat de rust in het gebied voor de komende jaren moet waarbor-
gen. Als waarborg voor de afgedwongen vrede zal een aantal kinde-
ren van de belangrijkste Germaanse leiders in Rome worden opge-
voed. Het verhaal zoomt vervolgens in op de jonge Ermanamer,
een heethoofdige blonde knaap die door een voormalige Romeinse
veldheer zal worden opgeleid. Dat die gelijktijdig ook zijn eigen
zoon de zelfde straffe discipline probeert bij te brengen, is vervol-
gens het belangrijkste gegeven van het eerste deel van de serie.
Deze Marcus namelijk is een al even kort aangebonden jongeling,
zodat de lezer verzekerd kan zijn van diverse schermutselingen tus-
sen deze twee ‘koningszonen’. Maar, zoals vaker geschiedt bij jonge
mannen die intensief gedrild worden, uiteindelijk vormen ze een
onverbrekelijk duo dat voor elkaar door het vuur gaat. Of toch niet?
Cromwell StoneAndreas
Uitg. Sherpa; 144 p.; zwart-wit/kleur; harde kaft; € 39,95
De trilogie Cromwell Stone is voor het eerst in een integrale versie
uitgegeven; in een zeer verzorgde uitvoering die het magistrale
magnum opus van stripmaker Andreas waardig is. Cromwell Stone
is zowel de staalkaart als het hoogtepunt in het omvangrijke oeuvre
van de Duitse Fransman. Dat komt doordat tussen de start van het
drieluik en de afsluiting ervan een periode van twintig jaar ligt. Een
periode waarin Andreas zich ontwikkelde tot een van de giganten
onder de Europese stripmakers. Zowel inhoudelijk als tekentech-
nisch is die ontwikkeling in de trilogie op de voet te volgen.
Het complexe verhaal laat zich moeilijk samenvatten. Cromwell
Stone en het vervolg De terugkeer van Cromwell Stone sluiten
inhoudelijk op elkaar aan. Maar het laatste deel Het testament van
Cromwell Stone is ook goed zelfstandig te lezen. Aanvankelijk lijkt
het verhaal zicht te ontwikkelen als een redelijk conventioneel hor-
rorverhaal waaraan bovendien goed is af te zien dat het in delen is
voorgepubliceerd in Le journal illustré (le plus grand du monde),
een blad van uitgeverij Deligne. Al snel bloeit het verhaal op en
ontvouwt zich de Lovecraftiaanse thematiek. Het verhaal gaat over
dertien mensen die de zelfde schipbreuk hebben overleefd. Elk jaar
komen ze bij elkaar, maar ook elk jaar komt een van hen om het
leven. Met het ontrafelen van het geheim achter deze sterfgevallen,
wordt het mysterie groter.
Howard Phillips Lovecraft was een Amerikaanse schrijver met
een op zijn zachtst gezegd fragiele geestelijke gezondheid. Rond de
vorige eeuwwisseling schetste hij in een groot aantal korte verhalen
een wereld waarin het individu slechts door een flinterdun laagje
onwetendheid wordt gescheiden van een wereld vol gruwelen.
Een duister universum waarin de mens slecht een onbeduidende
Zowel tegenstellingen als overeenkomsten zijn aanwezig om in het
verdere verloop van de serie voor de nodige dramatiek te zorgen.
De succesvolle tv-serie over het antieke Rome zal Marini,
die ook zelf het scenario schreef, eveneens ter inspiratie hebben
gediend. Evenzogoed heeft hij een vaardig verhaal in elkaar gezet
en dat in aantrekkelijk ogende realistische tekeningen uitgewerkt.
Met eerdere series als De aasgieren en De schorpioen heeft de
Zwitser al aangetoond de striplezer aardig te kunnen pleasen met
zijn gelikte tekenwerk. Ongetwijfeld zal dat ertoe bijdragen dat hij
er met deze nieuwe serie in slaagt mee te liften op de huidige popu-
lariteit van het genre. Bert Meppelink
speelbal is. Hoewel bij
Andreas de toon minder
nihilistisch en hopeloos
is, maakt hij gebruik van
dezelfde thematiek. Zelfs
hoofdpersoon Cromwell
Stone, die zich redelijk
staande weet te houden,
moet zich schikken naar
hogere machten.
Het eerste deel is
door de oorspronkelijke
verschijningsfrequentie
wat fragmentarisch.
In De terugkeer van
Cromwell Stone ont-
vouwt het complexe
en gelaagde scenario
zich echter in alle glorie. Het is echter niet alleen het doorlopende
verhaal dat kracht geeft aan de vertelling. Het beeld wordt nadruk-
kelijk ingezet om de vertelling te ondersteunen en te verdiepen.
Hier komt de – naast Lovecraft – tweede inspiratiebron van
Andreas nadrukkelijk naar voren: de Amerikaanse striptekenaar
Berni Wrightson. De stripopera doet zijn intrede. De exuberante
wijze waarop Wrightson zijn personages liet acteren, zie je terug
bij Andreas. Deze gaat echter nog een stap verder. Zijn bladspiegels
acteren mee. Vooral in het tweede deel wordt de vormgeving daar-
door een essentieel onderdeel van de vertelling. In het derde deel
Het testament van Cromwell vormen het complexe scenario en de
uitgewerkte pagina’s een gelaagde vertelling waarin de lezer zich
keer op keer kan onderdompelen om steeds weer nieuwe ontdek-
kingen te doen. Jef Nieuwenhuis
Is er leven na het mega-epos Cerebus?
Het antwoord leek lange tijd beperkt tot
het fanzine Following Cerebus. Maar dit
voorjaar trekt de even inventieve als con-
troversiële Canadese auteur Dave Sim de
registers vol open. Niet met één, maar met
twee comics tegelijk. De eerste oogt als
een luchtige satire op de modewereld, met
tekenwerk in de stijl van Alex Raymond en
Stan Drake: Glamourpuss. En de tweede
is een loodzwaar historisch drama over de
holocaust: Judenhass. Sim-lezers zetten
zich alvast schrap, want die weten dat Sim
resoluut zijn eigen weg volgt en zijn bood-
schap altijd heftig op papier slingert. Bekijk
zelf de previews op www.glamourpussco-
mic.com en www.judenhass.com. TD
De trouwe lezer van dit blad zal het niet
zijn ontgaan dat sommige redacteuren een
bijzondere voorliefde hebben voor tekst-
loze houtsnedestrips uit het begin van
de twintigste eeuw (zie ook Het Laatste
Oordeel in dit nummer). Voor wie zich
bovendien eens door een ander wil laten
overtuigen van de pracht van het genre,
verschijnt binnenkort het achtergrond-
boek: Wordless books: The original
graphic novels. Auteur David Beronä gaat
dieper in op het werk van onder anderen
Frans Masereel, Lynd Ward, Milt Gross en
William Gropper en op de invloed die zij
hebben gehad op latere stripmakers. Met
een voorwoord van Peter Kuper. Uitgeverij
Abrams, $ 35,00 (import). HvS
Een handleiding voor strips. Dat is de
vertaling van Thierry Groensteens nieuwe
essaybundel La bande dessinée. Mode
d’emploi. Het is een knipoog naar Georges
Perecs magnum opus La vie mode d’emploie
en snijdt op overtuigende manier een aantal
aspecten aan van het beeldverhaal, of zoals
hij het zelf noemt: ‘Un objet culturel non
identifié’. Aan de hand van strippioniers
als Winsor McCay en George Herriman,
via klassiekers als André Franquin en
E.P. Jacobs tot aan hedendaagse auteurs
als Dave McKean en Baudoin fileert
Groensteen moei-
teloos een aantal
prangende thema’s.
Zo analyseert deze
ex-directeur van het
Musée national de
la Bande Dessinée
van Angoulême
deelaspecten van
het medium als
kleur, taal, stijl (wat
is de ‘klare lijn’?), enz. Het 224 pagina’s
dikke boek wordt ongetwijfeld een nieuwe
referentie voor iedereen die geïnteresseerd
s in het medium, naast eerdere standaard-
werken van auteurs als Benoît Peeters en
Scott McCloud. Uitgeverij les impressions
nouvelles, € 22,00 (import). RD
Het levenswerk van Marc Sleen krijgt een
thuis in de Brusselse Zandstraat, recht
tegenover het Belgisch Centrum voor
het Beeldverhaal. Het Nero-museum zal
gehuisvest worden in het vroegere gebouw
van de inmiddels niet meer bestaande
krant De Nieuwe Gids. Een historische
locatie, want op die plek tekende Sleen in
1947 voor het eerst zijn eigenzinnige strip-
held. In het te openen Nero-huis wordt
onder andere het archief ondergebracht
van ‘de meest productieve striptekenaar ter
wereld’, aldus het Guiness Book of Records.
Onderzoekers en publiek zullen er in de
loop van 2009 terecht kunnen om het werk
van Sleen te bekijken. RD
Net te laat voor de deadline van ons
vorige nummer, maar te belangrijk om
niet te melden voor de enkeling die het
over het hoofd heeft gezien: de prijzen
van het stripfestival in Angoulême. De
prestigieuze grote prijs ging dit keer naar
het duo Dupuy en Berberian, bekend van
vooral Meneer Johan. De Australiër Shaun
Tan won met zijn tekstloze beeldroman
The arrival (in het Frans: Là où vont nos
pères) de prijs voor beste album van het
jaar (zie ZozoLala 155 voor meer informa-
tie over de auteur en het boek). Andere
albumprijzen waren er ondermeer voor de
Israëlische Rutu Modan met Exit wounds
(binnenkort in Nederlandse vertaling bij
Podium), Catel & José-Louis Bocquet
met Kiki de Montparnasse (publieksprijs),
Isabelle Pralong met L’elephant (debuut-
prijs) en Cyril Pedrosa met Trois ombres
(binnenkort ook in Nederlandse
vertaling bij Silvester). Voor het
volledige overzicht: www.bdan-
gouleme.com. HvS
Genoten van Wazems voortzet-
ting van De Woestijnschorpioenen?
Van Lupus en De bosduivel? Dan
is de documentaire Bandes à part
een aanrader. Regisseur Thierry
Tripod portretteert daarin vijf
stripmakers uit Genève: Wazem,
Frederik Peeters, Baladi, Ibn al
Rabin en Tom Tirabosco. Een
uitgebreide versie van de docu-
mentaire verschijnt (waarschijnlijk
zonder ondertitels) op dvd. Meer
info: www.pointprod.ch TD
Judenhass
Nero
Tussen 1947 en 1977 verschenen er in
de Verenigde Staten zo’n zesduizend
Bouquetreeks-achtige stripblaadjes. De
populariteit van het genre onder tiener-
meisjes was groot: in de jaren ’50 was één
op de vijf verkochte comics in de VS zo’n
mierzoet beeldromannetje. Het genre stierf
echter uit toen fantasy en superhelden-
comics de markt overnamen. Dit voorjaar
verschijnt bij uitgeverij McFarland het
vuistdikke overzichtsboek Love on the
racks. A history of American romance
comics. Auteur Michelle Nolan gaat
dieper in op het genre, de makers van de
strips, de verklaringen van het succes en de
teloorgang. Prijs: $ 49,95 (import) HvS
Manu Larcenet heeft zojuist zijn alom
bejubelde vierluik De dagelijkse worsteling
afgerond. Op zijn lauweren gaan rusten
boeit hem niet, zegt hij tegen het Franse
stripblad Avant-Première. Larcenet bereidt
momenteel een manga voor, met als werk-
titel Blast. „Een heel duister verhaal,” licht
hij alvast een tipje van de sluier op. „Een
soort afdaling in de hel. Ik probeer erin te
analyseren hoe mensen ertoe komen dat ze
nergens meer in geloven. In zekere zin is
De dagelijkse worsteling een antwoord op
de vraag: hoe kom je vooruit in het leven?.
Mijn nieuwe boek beantwoordt precies de
tegenovergestelde vraag: hoe zak je weg?”
Volg het nieuws van nabij op Larcenets
blog: www.manularcenet.com/blog. TD
In het bloeiende alternatieve stripcircuit
van Vlaanderen is Geert Peeten geen
onbekende. Bijna tien jaar geleden ver-
schenen van zijn hand al twee albums en
plotseling lag daar op het bijzettafeltje van
de ZL-redactie Ex Capite. Het album is in
eigen beheer uitgegeven, maar oogt profes-
sioneel in vormgeving en uitvoering. Voor
het eerst waagt Peeten zich aan een langer
verhaal en dat doet hij zeer verdienstelijk.
Zijn stijl kenmerkt zich door een krachtig
gebruik van zwart en wit en doet sterk
denken aan linoleum- of houtsnede. In Ex
Capute sluit dat prima aan op de vertelling
van een eenzame man en zijn hallucinatoire
ontmoeting met een vrouwelijke kannibaal.
Een prima album dat voor de prijs van
€ 13,50 per email
kan worden besteld
bij geert.peeten@
skynet.be. Volgens
de auteur zal het
boek binnenkort
ook te verkrijgen
zijn in een aantal
Vlaamse stripwin-
kels. JN
Strips op internet
of webcomics zijn
al lang geen nieuw
fenomeen meer.
Dus waarom ook
niet meteen een
heel stripboek op
internet, zullen
Michael Eitjes en Mark van den Anker
gedacht hebben. Zij maakten het e-strip-
boek Vinnie en Matthijs, een verzameling
grappen die eerder stonden in onder andere
het Alkmaars Weekblad. Gratis te downloa-
den op www.bookworks.nl. HvS
Van David Mazzucchelli heb-
ben we sindszijn samenwerking
met Paul Karasik voor het onvol-
prezen Broze stad niets meer
vernomen. Hij hield zich vooral
bezig met lesgeven aan de School
of Visual Arts in New York.
Komend najaar staat er echter
een nieuw boek van hem aange-
kondigd bij uitgeverij Pantheon:
Asterios Polyp. Mazzucchelli
werkte er tien jaar aan. Het ver-
haal gaat over een architect die
zijn verleden probeert te ontlopen, maar er
gaandeweg achterkomt dat zijn toekomst er
allang door is bepaald. HvS
Wat is Jeff Smith eigenlijk gaan doen na
zijn alom geprezen jeugdklassieker Bone?
Vorig jaar startte hij voor DC Comics
een bewerking van de antieke superheld
Shazam. Maar hij maakt gelukkig ook nog
oorspronkelijk werk. Bij Cartoon Books is
inmiddels het eerste 32-pagina’s tellende
deeltje van zijn nieuwe comic-serie Rasl
verschenen. Rasl is een sciencefiction-strip
over een kunstdief die door zijn gave om
tussen verschillende dimensies te reizen,
elk museum binnenkomt. Elke drie maan-
den moet er een nieuw deeltje verschijnen.
Stukken minder lieflijk dan Bone, zo laat
hij weten. „In Rasl kan ik mijn donkere
kant kwijt. Ik ben inmiddels een stuk ouder
geworden dan toen ik met Bone begon.
Ik ga graag naar de kroeg, heb ook mijn
minder mooie eigenschappen waar ik een
uitlaatklep voor zoek.” Het is maar dat je
het weet. Overigens heeft filmmaatschappij
Warner Bros inmiddels de rechten verwor-
ven van Bone. HvS
Stripblad De Lijn is inmiddels aan zijn
vierde nummer toe. In een opmaak die
als hommage is bedoeld aan het ter ziele
gegane stripblad Eppo (inclusief post- en
puzzelpagina), heeft dit vierde nummer als
thema ‘verslaving’. Zestien jonge auteurs
laten zien wat ze kunnen. Peter de Wit
maakte samen met Stephan Brusche een
strip van acht pagina’s. De Lijn kost 5 euro
en is verkrijgbaar in de stripspeciaalzaak of
via www.dedigitalelijn.nl. HvS
Het aantal aangekondigde, weer afgeblazen
en alsnog verschenen stripverfilmingen
wordt te groot om elke keer bij stil te staan.
Voor drie titels maken we echter een uit-
zondering, omdat ze de nieuwsgierigheid
prikkelen: die van Akira, Adèle Blanc-Sec
en Black hole. Voor de laatstgenoemde
horrorklassieker van Charles Burns tekent
regisseur David Fincher. Het verhaal is
mede door Neil Gaiman tot filmscript
bewerkt. Het zal naar verwachting nog
twee jaar duren alvorens Black hole in de
bioscoop draait. Akira komt al in 2009. Na
de tekenfilmversie, komt er nu ook een live
action-versie van deze moeder aller man-
ga’s. Tekenaar Katsuhiro Otomo vond in
Manu Larcenet
De Lijn
Agenda
BeurzenOp 19 en 20 april vindt in Arnhem weer een stripbeurs plaats. In Hotel Haarhuis aan het Stationsplein nummer 1 kun je er terecht voor diverse auteurs, onder wie Hermann, Paul Teng, Philippe Jarbinet en Erik Wielaert. De deuren zijn open van 10 tot 18 uur. Meer info: www.strip-beursarnhem.nl.
Op zondag 27 april kan iedereen in Leuven terecht op de plaatselijke stripbeurs. Van 10 tot 17 uur zijn de deuren open. Locatie: Zaal KA Redingenhof, Redingenstraat 90, 3000 Leuven.
Hopen op mooi weer. Op 4 mei wordt op de Markt in Gouda een stripbeurs gehouden. Van 10 tot 16.30 uur onder andere een markt, een veiling en het signerende Suske en Wiske-duo Luc Morjeau en Peter van Gucht. Zie ook: www.stripsopdemarkt.nl.
In Kruibeke kun je op 11 mei terecht voor de jaarlijkse Mercatorstripbeurs. In cultureel centrum de Brouwerij aan het Onze Lieve Vrouwenplein 18 aldaar tref je onder anderen de volgende auteurs aan: Lucien de Gieter, François Walthery en Martin Lodewijk. Zie: www.merca-torstripbeurs.be.
Zet vast in je agenda: 6, 7 en 8 juni het twee-jaarlijkse festival Stripdagen Haarlem. Centraal thema deze editie is de Waalse strip. Zie alvast: www.stripdagenhaarlem.nl.
ExpositiesIn het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal zijn nog de volgende tentoonstellingen te zien: tot 6 april Emmanuel Guibert en t/m 11 juni de expositie Het tijdschrift Robbedoes. Waar? Zandstraat 20 te Brussel (www.stripmuseum.be).
De overzichtstentoonstelling van het werk van Ever Meulen is nog te zien t/m 13 april in Tweebronnen te Leuven. Zie ook: www.beeld-beeld.be.
In het Singer Museum te Laren loopt nog tot
27 april de tentoonstelling Strip en kunst. Meer info: www.stripenkunst.nl en www.sin-gerlaren.nl.
De expositie Superhelden en sjlemielen.
Joodse herinnering in de stripkunst loopt nog t/m 8 juni in het Joods Historisch Museum te Amsterdam. Info: www.jhm.nl.
Nog te zien t/m 28 juni: originelen van Dick
Matena voor zijn Elsschotbewerking Kaas. In het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. Gratis toegang. Meer info: www.kmska.be.
Van 16 mei t/m 31 augustus in het Persmuseum te Amsterdam: een keuze uit acht jaar tekenin-gen van Willem voor HP/De Tijd. Meer info: www.persmuseum.nl.
Strips uit Afrika! Van 26 april tot en met 31
augustus loopt een overzichtstentoonstelling met werk van negentien Afrikaanse stripmakers in het Afrika Museum te Berg en Dal. Voor een voorproefje kijk je op www.picha.nl, waar je alvast verrassend werk kan zien uit ondermeer Zuid-Afrika, Benin en Nigeria.
DiversenStripwinkel Mekanik te Antwerpen organiseert voor de komende maanden weer de nodige cursussen voor stripmakers (‘rookies and profes-sionals’). Voor de data in april en juni, zie www.mekanik-strip.be. De lessen worden gegeven door Serge Baeken (zie elders in dit nummer).Amsterdam. Meer info: www.persmuseum.nl.
acteur Leonardo DiCaprio een geldschieter
die meehelpt de strip te bewerken tot een
tweeluik voor het witte doek. Hij zal zelf
de hoofdrol op zich nemen van Kaneda, de
leider van de motorbende. Regisseur wordt
Ruairi Robinson. Het decor wordt ver-
plaatst van een toekomstig Tokyo naar een
toekomstig New York. Wanneer de verfil-
ming van Adèle Blanc-Sec (voor wie het nog
niet weet: de Franse titel van Tardi’s feuil-
letonstrip Isabelle Avondrood) rondkomt,
is nog onduidelijk. Wel heeft regisseur Luc
Besson (die eerder al met Ravian-tekenaar
Mezières werkte aan The fifth element) de
rechten op het werk gekocht. HvS
ADVERTENTIE
In Memoriam Dave Stevens (1955-2008)
Na een lange strijd tegen leukemie is tekenaar Dave Stevens 10 maart dit jaar overleden. De Amerikaan was vooral bekend van zijn getekende pin-ups. Begin jaren ’80 begon hij met zijn retro-comic Rocketeer, waarvan ook in het Nederlands een album verscheen (Titanic-reeks). De strip was zo succesvol dat die in 1991 verfilmd werd.
In Memoriam Raymond Leblanc (1915-2008)
Raymond Leblanc stond aan de wieg van de carrière van zeker drie generaties Belgische en Franse stripmakers. De Waalse ex-verzetsman haalde Hergé na de Tweede Wereldoorlog over mee te werken aan een tijdschrift voor ‘de jeugd van 7 tot 77 jaar’. Op 26 september 1946 rolde het eerste nummer van Kuifje/Tintin van de persen. Het weekblad bleef bestaan tot juni 1993 en bood een podium aan gevestigde namen als Hergé en Vandersteen, maar ook aan de toen nog relatief onbekende Edgar P. Jacobs, Jacques Martin en Paul Cuvelier. Leblancs uitgeverij Lombard bracht ook de albums uit. Latere auteurs als Greg, Graton, Vance, Van Hamme en Hermann – om maar een lukrake greep te doen in het fonds – konden binnen het concern rijpen. Leblanc stierf op Goede Vrijdag op 92-jarige leeftijd.
Dit overzicht van te verschijnen strips is
gebaseerd op door de uitgevers aangeleverde
informatie. Ondanks de zorgvuldigheid
waarmee het wordt samengesteld, komt het
regelmatig voor dat de boeken in werkelijk-
heid pas later verschijnen. Houd voor de
meest actuele informatie de webstekken
van de uitgeverijen in de gaten. Achter elk
album staan de prijs (in euro’s) en de uitvoe-
ring (slappe kaft/harde kaft) vermeld. Het
cursieve commentaar is van de ZozoLala-
redactie. Aanvullingen zijn van harte wel-
kom op [email protected].
Te verschijnen in april en mei 2008
Arboris — www.arboris.nl
De as van de Katharen 10: De brandstapel (Jarbinet) sk.
Spoorloos 8: Het offer (Vallée/Kraehn) sk.
Arcadia — www.arcadiastrips.be
Benjamin 1: Lachen is een kunst (Hachel) 19,95; hk. Deel 2 in de Archiefreeks met vergeten
strippareltjes.
Atlas — www.boekenwereld.nl
Peanuts 3: De jaren 1960-1964 (Schulz) 15,00; sk.Verbeelde gedichten J.J. Slauerhoff (Diversen)
18,50; hk. Geïnspireerd door de Franse
voorbeelden Baudelaire en Zola liet Atlas
jonge Nederlandse en Vlaamse tekenaars
enkele gedichten van Slauerhoff verstrip-
pen. Bijdragen van o.a. Milan Hulsing en
Judith van Istendael.
Bries — www.bries.be
Het jaar van de olifant 5: Het belang van het detail (Linthout) 5,00; sk.
Het jaar van de olifant 6: Verscheurde woorden (Linthout) 5,00; sk.
Casterman — www.casterman.com
Fantastische avonturen 1: De goudkever (Thouard/Seiter) 5,75; sk. Eerste deel van een
reeks strips naar verhalen van E.A. Poe.
Golden dawn 1: Het genootschap van Socrates (Heurteau/Leclercq) 11,50; hk. Start van
avonturenreeks rond de occultist Aleister
Crowley.
Hartendief 2: De zwarte roos (Duchêne/Duchêne) 5,75; sk.
Wild river 1: De raid (Wagner/Seiter) 11,50; hk. Nieuwe westernreeks van de makers van Mysteries.
Catullus — www.catullus.nl
Fokke en Sukke lachen zich gek (Van Tol/Reid/Geleijnse) 8,15; sk.
Mevrouw de heks 1: Mevrouw de heks vliegt op (Turk) 7,50; sk.
Daedalus — www.uitgeverijdaedalus.be
De druïden 2: Is de witte (Lamontagne/Istin/Jigoutel) 7,95; sk.
Dargaud — www.dargaud.com
Blake & Mortimer 18: Het heiligdom van Gondwana (Juillard/Sente) 7,95/20,00; sk/hk.
Climax 1 (Brahy/Bracquelaire/Corbeyran) 5,75; sk. Vierdelige spin-off van Imago mundi.
Cutie B. 1 (Li/Marazano) 5,25; sk.De heer der dolende zielen 3: De voorzie-
nigheid (Bonhomme/Vehlmann) 7,95; sk. Vijf jaar na het verschijnen van deel 2
wordt de reeks dan toch voortgezet in het
Nederlands.
Het kruis van Cazenac 9 (Stalner/Siro/Boisserie) 7,95; sk. Voorlaatste deel van de reeks.
Poison Ivy 3: Mazzel in Bir-Hakeim (Berthet/Yann) 7,95; sk.
Wayne Shelton 7: De speer van Longinus (Denayer/Cailleteau) 5,75; sk.
Dupuis — www.dupuis.com
Buck Danny 52: Vermist (Bergêse) 5,25; sk.Cedric 22: Lelijk is ze! (Laudec/Cauvin) 5,25; sk.Damocles 1: Het leger van Sherwood (Henriet/
Callède) 5,75; sk. Nieuwe thrillerreeks over
een groep Londense lijfwachten.
De droom van Jeruzalem 2: De vuurproef (Marty/Thirault) 13,00; hk.
GusGus 2: Papa Cool (Durieux/Englebert) 9,50; hk. Kinderstrip in de reeks Plukje.
High security 3: Nieuwe meesters (Gihef/Callède) 5,75; sk.
Jojo 17: In beslag genomen (Geerts) 5,25; sk.Kogaratsu 11: Te vuur en te zwaard (Michetz/
Bosse) 5,75/10,40; sk./hk. De fans dachten
al dat Michetz gestopt was. Na vijf jaar
wachten weer een nieuw deel in deze
samoeraireeks.
Mooie navels 3: Vriendin aan het lijntje (Delaf/Dubuc) 5,25; sk.
De poort naar de hemel (Siccomoro/Makyo) 13,00; hk. Tweedelige thriller in de Vrije
vluchtreeks van de makers van Koud vuur.
De psy 15: Ik ben groots! (Bédu/Cauvin) 5,25; sk.Spookmaterie 3: Delta (Douay/Fléchard) 13,00;
hk.Stoppeltje 3: Protest in de moestuin (Bailly/
Fraipont) 9,50; hk. Kinderstrip in de reeks
Ukje.
Een verhaal van Robbedoes en Kwabbernoot 4: Dagboek van een fantast (Bravo) 7,95; sk. Bravo gaat terug naar de allereerste
Robbedoesjaren met een verhaal dat zich
afspeelt kort voor de Tweede Wereldoorlog.
Glénat — www.glenat.com
Aldo Remy in opstand 2 (Tibet) 5,75; sk.Berserk 2 (Miura) 6,95; sk. Gewelddadige fan-
tasy.
Hoshin 1 (Fujisaki) 6,95; sk. Nieuwe 23-delige
‘shonen manga’ die zich afspeelt in het
mythische China van de 11e eeuw v. Chr.
Marmalade boy 1 (Yoshizumi) 6,95; sk. Start van
achtdelige, romantische meisjesmanga.
One piece 2 (Oda) 6,95; sk. Een in Japan reeds
lang lopende piratenreeks voor jongetjes.
Graton —www.michelvaillant.com
De Labourdets 9: Spanning in Noirmoutier (Graton/Graton) 5,95; sk.
De Harmonie — www.deharmonie.nl
Kat en muis (Munnik) 7,90; sk.S1ngle 6: Party! (Kolk/De Wit) 12,50; sk.
Kana — www.mangakana.com/nl
Deah note 7 (Obata/Ohba) 5,95; sk.Detective Conan 5 (Aoyama) 5,95; sk.Monster 8: Mijn naamloze held (Urosawa) 7,50;
sk.Nana 6 (Yazawa) 5,95; sk.Naruto 11 (Kiskimoto) 5,95; sk.Shaman king 14 (Takei) 5,95; sk.Yu-gi-oh! 14 (Takahashi) 5,95; sk.
L — www.boekenwereld.nl
Agent 327 20: Het Oranjecomplot (Lodewijk) 6,90/14,90; sk/hk.
Boeddha 7: Prins Ajatasattoe (Tezuka)16,95; hk.Piet en Riet van de buis 4: Dom dom dom (De
Kort) 12,50; sk.Ythaq 4: De schaduw van Khengis (Floch/
Arleston) 7,90/15,90; sk/hk. Zie elders in deze
ZozoLala.
Lombard — www.lombard.be
Avontuur zonder helden en Twintig jaar later (Dany/Van Hamme) 19,95; hk. Integrale uit-
gave van de twee verhalen aangevuld met
vijf verbindende pagina’s.
Bakemono 1: De eed van de Tengu (Sala) 7,95; sk. Nieuwe samoeraireeks.
Bob Morane 44: De oevers van de tijd (Coria/Vernes) 5,25; sk.
Lucky productions — www.
luckyproductions.com
Blunders van Rataplan 7 (Janvier/Fauche/Leturgie) 5,95; sk.
Mezzanine — www.dupuis.com
Sabbatini 4: Het Antikytheraprincipe (Morjaeu/Du Caju) 4,50; sk.
Oog & Blik — www.oogenblik.nl
Birma (Delisle) sk. Eindelijk een Nederlandse
vertaling van het werk van de Canadese
‘stripdocumentairemaker’ Guy Delisle.
Gus 2 (Blain) hk.Operatie Hanuman (De Jong/Hulsing)
Avonturenstrip op scenario van de maker
van Wat Fred niet wist. Voorgepubliceerd
in het AD.
Polonius (Tardi/Picaret) Herdruk van zeldzame
Tardi-strip, die ooit bij Yendor verscheen.
Terug op aarde 3 en 4 (Larcenet/Ferri) hk.Tomoyo: Hysterix flavour (Hendriks) sk.
Oogachtend — www.oogachtend.be
Mira 2 (Ilah) sk. De tweede kus 3: Hanne (Conz) sk. Slot van
het drieluik.
Zinloos geweld. Tekeningen des tijds (Diversen) sk. Themabundel met bijdragen van o.a.
Kim, Hanco Kolk en Ilah.
Sherpa — www.sherpa.nu
De spiralen kooi (Davison) Al heel wat jaren
verwacht: de vertaling van de impone-
rende autobiografie over hoe Davison heeft
leren leven met zijn aangeboren handicap.
Silvester — www.silvesterstrips.nl
Arthur 9: Edrawt de verrader (Lereculey/Chauvel) 14,95; hk. Slot van de reeks.
Verschijnt tegelijk in een box met de delen
7 en 8.
Commissaris Cremer 1 (Casanave/Vandermeulen) Het reactionaire, alcoholistische broertje
van Maigret, gnuivend opgevoerd door de
tekenaar van Baudelaire en de maker van
Fritz Haber.
Drie schimmen (Pedrosa) Duister sprookje in
een losse, Craig Thompson-achtige penseel-
stijl. In Angoulême gekozen tot een van de
zes ‘essentiële’ strips van 2007.
Koning Snotneus 3 (Parme/Trondheim) 12,50; hk.
Standaard — www.standaard.com
Bakelandt 21: De zwarte griffioen (Leemans) sk.FC de Kampioenen 52: De nies van de neus
(Leemans) sk.Figaro 1: Het masker van de wereld (Van Bael)Jump 3: De ijzervreter (Chambre)Kiekeboe 117: Drie bollen met slagroom (Merho)
sk.Het laatste station 2: Roodkapjes bar (Wielaert/
Linthout) sk.Mieleke Melleke mol (Stallaert/Urbanus) sk.Sam 10: Aan de grond (Bosschaert/Legendre) sk.Urbanus 129: De 3D-bielen (Linthout/Urbanus)
sk.
Niet aangekondigd toch verschenen
Arch 4: Vierde voorontwerp (Maaik) Archmaaik.be; 18,99; hk.
Arq 11: Zwarte meester (Andreas) Sherpa; 17,50; hk.
Battle angel Alita 2 (Kishiro) Glénat; 6,95; sk.Bessy: De laatste bron (Wirel) Brabant Strip; 9,00.De dagelijkse worsteling 4: Spijkers inslaan
(Larcenet) Oog&Blik; 14,95; hk. Slot van Manu
Larcenets veelgeroemde vierluik.
Elno: De stem van Sonara (Vervoort) BeeDee; 14,95; hk. Oud werk uit Sjors & Sjimmie
Stripblad.
Kaas (Matena/Elsschot) Athenaeum; 29,95/250,00; sk/luxe. Zie Agenda: gratis sneak preview
in het Museum voor Schone Kunsten in
Antwerpen (t/m 28 juni).
Claire 18: Mannen zat! (Diversen) Divo; 4,95; sk. Alweer jaren verzorgd door een Spaanse
tekenstudio.
Ex capite (Peeten) 14,00. Debuut in eigen
beheer van Geert Peeten.
Gommaar en Balthazar 1 (Tillieux) Brabant Strip; 9,00.
Het goud van Kampen (Van Vliet/Reichenbach) Pear Prod.; 5,90/10,90; sk/hk. Regiostrip.
De grappen van Lambik (Vandersteen) Brabant Strip; 9,00.
Kappie 3: Voor op de wc (Van der Meij) Sherpa; 9,95; sk.
De Metabaronnen: Castaka 1, Dayal, de eerste voorouder (Das Pastoras/Jodorowsky) Arboris; 7,95; sk.
’n Net meisje (De Heij) Divina; 14,50; sk. Porno
van de maker van Afgezaagd.
Peanuts 2: De jaren 1955-1959 (Schulz) Atlas; 15,00; sk.
Say hello to Black Jack 10 (Sato) Glénat; 6,95; sk. Het vervolg op De afdeling psychiatrie.
Wok (Steehouwer) Syndikaat; 14,95; sk.De Zaak T.T.T. (Meulen) BeeldBeeld; 15,00; sk.
Uno Mundo wereldstrips
In het buitenland verschijnen stapels
prachtige strips die ons taalgebied amper
bereiken. Kwaliteit kent echter geen grenzen.
Daarom hieronder een selectie van de meest
opvallende buitenlandse titels van de laatste
twee maanden. De prijzen in euro’s vallen
bij importtitels doorgaans wat hoger uit.
L’oeil était dans la tombe (De Metter) Casterman; 14,95; hk. Hedendaagse thriller van de
maker van Emma.
Oh, les filles 1 (Lepage/Michel) Futuropolis; hk. Vrouwendrama getekend door de tekenaar
van Een wereld zonder kwaad.
Les pages noires (Wandrille) Warum; 16,00; sk. Houtsnedenstrip over Tunesië.
Quand j’étais star (Peyraud/Villard) Casterman; 12,95; sk. Verstripte korte verhalen van de
Franse schrijver Marc Villard.
Quator (Catel/Diversen) Casterman; 17,95. Vier
mannen gezien door dezelfde vrouw.
Nieuwe strip van de maakster van het in
Frankrijk tweemaal bekroonde Kiki de
Montparnasse.
Le rêve de Meteor Slim (Duchazeau) Éd. Sarbacane; 23,00. De langverwachte blues-
strip van de maker van Gilgamesj (zie
ZozoLala 156).
Comix
Apocalypse nerd (Bagge) Dark Horse; $ 13.95; sk. Wisselend ontvangen satire van de maker
van Zeker Lezen-klassieker Hate.
Holmes 1: Haydn’s head (Perez) AIT/Planet Lar; $ 12.95. Onverbloemde ‘gonzo’-blik op Sir
Arthur Conan Doyles pijprokende detec-
tive.
The master & Margarita (Klimowski/Schejbal/Boelgakov) Self Made Hero; £ 16.99. Stripbewerking van Boelgakovs lite-
raire klassieker door cultauteur Andrzej
Klimowksi.
A people’s history of America (Zinn/Buhle/Konopacki) Metropolitan Books; $ 17.00; sk. Stripbewerking van Howard Zinns bestsel-
lende aanklacht tegen de ‘American cen-
tury’. Warm aanbevolen door Joe Sacco.
Service industry (Bak) Bodega Distribution; $ 9.95. Punkrock, strips en beatschrijvers
komen samen in dit boekdebuut van T.
Edward Bak.
The trial (Montellier/Mairowitz/Kafka) Self Made Hero; £ 12.99. En nog een bewerkte literaire
klassieker, dit keer door de Franse cultau-
teur Chantal Montellier.
Neue Deutsche Welle
Bar Miki (Setola); Ed. Moderne; 6,00; sk. Staalarbeider verliest greep op de reali-
teit. Debuut van de Italiaanse twintiger
Michelangelo Setola.
Das Leben von Klee (Badoux) Ed. Moderne; 19,80; hk. Opmerkelijk: biostrip over de moder-
nistische schilder Paul Klee (1879-1940) in
een Op zoek naar de verloren tijd-achtige
klare lijn.
Die Sache mit Sorge (Kreitz) Carlsen; 19,90; hk. Psychologische thriller over de Sovjetspion
Richard Sorge in WO II-Tokio. Van
de maakster van Die Entdeckung der
Currywurst.
Das Selbstexperiment (Gnehm) Ed. Moderne; 25,00; hk. Hoe functioneert het menselijk
brein? Ambitieuze psychologische Krimi
van de jonge Zwitserse auteur van Tod
eines Bankiers.
Tekstloos
Metronome (Tanaka) NBM; $ 13.95; hk. Conceptuele manga van Véronique
Tanaka. Warm aanbevolen door Jeff Smith
en Bryan Talbot.
The number 73304-23-4153-6-96-8 (Ott) Ed. Moderne; 19,80; hk. Liefde in de dodencel.
Nieuwe thriller in schaafkarton van
Thomas Ott.
Les bandes dessinées
1968-2008 (Tardi/Grange) Casterman; 18,00. It was 40 years ago, today… Album van
de man die in ’68 zelf nog klappen van
de politie kreeg, met cd gezongen door
mevrouw Tardi.
Achab 1: Nantucket (Mallet) Treize Étrange; 12,50; hk. De jeugd van de bezeten kapitein uit
Melvilles literaire klassieker Moby Dick.
Amères saisons (Schréder) Casterman; 12,95; sk. Op zijn eigen leven gebaseerd portret van
een alcoholist. Door de maker van Het
geheim van Coïmbra.
Amour & désir (Diversen) La boîte à bulles; 25,00; sk. Stripbundel over… juist ja. Bijdragen
van veelbelovende jonge auteurs als Cmax,
Nancy Peña en Lucia Albon.
Carlos Gardel. La voix de l’Argentine 1 (Muñoz/Sampayo) Futuropolis; 16,00; hk. Eerste
deel van stripbiografie over de legenda-
rische tangozanger (1890-1925) door de
Argentijnse makers van Alack Sinner en
Joe’s bar. Bij dezelfde uitgever verscheen
tegelijkertijd ook een mooie monografie
gewijd aan beide auteurs: Conversations.
Celle de ma vie, celle de mes rêves (Brito/Fazenda) 6 Pieds Sous Terre; 16,00. Eigentijdse
Portugese relatiekomedie.
Collectif Québec (Diversen) Casterman; 12,75; sk. Franstalig Canada gezien door de ogen
van o.a. Davodeau, Tripp en Moynot.
Construire un feu (Chabouté/London) Vents d’Ouest; 13,00; hk. Stripbewerking van klas-
siek kort verhaal van Jack London.
Contre la bande dessinée (Gerner) L’Association; 14,00; sk. De Gruwelijke Waarheid over het
medium, vuistdik opgetekend door Jochen
Gerner.
Humphrey Dumbar, le croquemitaine (Civiello) Delcourt; hk. Vaders en moeders, sluit
ramen en deuren: kinderstrip van horror-
auteur Emmanuel ‘Kiem van de waanzin’
Civiello.
Le livre des destins 1 en 2 (Biancarelli/Le Tendre) Soleil; 12,90; hk. Conceptreeks rond een mys-
terieus boek en zijn lezers, op scenario van
de schrijver van Op zoek naar de Tijdvogel.
Mai 68 (Franc/Bureau) Ed. Berg. Nog meer 40
years ago, today… Voor een voorproefje zie:
www.mai68-labd.com.
Mourir, partir, revenir. Le jeu des hirondel-les (Abirached) Cambourakis; 19,00; sk. Autobio herinneringen aan de Libanese
Burgeroorlog (1975-1990). Debuut van
Zeina Abirached, die onmiskenbaar de
strips van Marjane Satrapi bewondert.