albert schweitzer - dbnl
Post on 15-Oct-2021
17 Views
Preview:
TRANSCRIPT
ALBERT SCHWEITZER
EEN HOSPITAAL
SCHRIJFT OVER ZIJN LEVENSWERK TE LAMBARENE
MET 32 PRACHTIGE FOTO'S IN KOPER-DIEPDRUK
IN HET OERWOUD
EEN HOSPITAAL IN HET OERWOUD
EEN HOSPITAAL IN HET
OERWOUD
TEKST VAN
Dr. ALBERT SCHWEITZER
FOTO'S VAN
Dr. Anna Wildikann
VERTALING DOOR
Jan Poortmaar
U I T G E VER IJ I N DEN TOR E N - N A A R DEN
EEN HOSPITAAL IN HET OERWOUD
door
Dr. ALBERT SCHWEITZER
Met de hier volgende bladzijden wordt als het ware een lijst gezet om de fotografische opnamen, welke door Dr. Anna Wildikann gemaakt zijn tijdens de twee keren, dat zij als arts te Lambarene werkzaam was. Die twee perioden omvatten de jaren 1935-1937 en 1940-1946.
Lambarene ligt iets ten Zuiden van den evenaar aan de Ogowe-rivier, op 280 kilometer van de monding, in de kolo~ nie Gaboen, die een deel van Frans midden-Afrika vormt.
Lambarene is midden in het oerwoud gelegen; zover men zien kan zijn er geen weiden of bebouwde gronden te bekennen. Alles is daar bos en rivieren; dat is trouwens met de gehele benedenloop der Ogowe het geval. Meer hogerop wordt het eindeloos-schijnende oerbos onderbroken door savannen, die een vrij troosteloze aanblik bieden.
Het plaatsje Lambarene is maar klein, heel klein; de bevolking telt ongeveer twintig blanken en vierhonderd negers. Dat het iets meer betekenis heeft, dan men uit dit geringe aantal zielen zou afleiden, vindt zijn oorzaak hierin, dat het districtshoofd er zijn zetel heeft, en dat er een postkantoor en een radio-station gevestigd zijn. Ook treft men er een achttal fabrieken aan, die door Europeanen w0rden geleid en ten slotte is er nog een factor, die het onderscheidt van dergelijke nederzettingen: het is een der voornaamste centra
5
van den houthandel, die uit de ontzaglijke houtmassa's der oerbossen als 't ware vanzelf is voortgekomen. Sedert ongeveer 1909 vormt het okoeme-hout het belangrijkste uitvoerartikel van de kolonie Gaboen ; veel anders levert het oerbos uiteraard niet op.
Reeds in 1905 besloot ik, in Lambarene een hospitaal te stichten, want door missionarissen, die uit den Elzas naar de Ogowe-streek waren getogen, wist ik, hoe nodig het was dat aan de inboorlingen daarginds geneeskundige hulp werd gebracht. Het was dan ook op hun advies, dat ik Lambarene koos om mijn hospitaal te stichten. Behalve de genoemde reden: dat het 't centraal punt van het hele gebied vormt, was er deze, dat het van alle kanten door waterwegen bereikbaar is, en dus van daar uit aan een groot gebied medische hulp kon worden geboden.
Doch het werd voorjaar 1913, voor ik mijn plan van 1905 ten uitvoer brengen kon. In April van '13 kwamen mijn vrouwen ik te Lambarene aan met niet minder dan zeventig kisten, die het nodigste bevatten wat voor een op te richten hospitaal vereist was. Het terrein voor het ziekenhuis, en een huisje om te bewonen waren ons afgestaan door evangelische Franse missionarissen. Dit stuk grond lag een viertal kilometers van het plaatsje Lambarene zelf, en aan een zijrivier van de grote Ogowe-stroom; daar namelijk was de nederzetting Andende. De missionarissen ter plaatse namen ons met grote gastvrijheid op en hielpen ons zoveel zij konden bij de uitvoering van onze plannen.
Gedurende de volgende maanden verrees bij de rivier eerst een flinke barak, die uit hardhout werd opgetrokken en met gegolfd ijzer werd gedekt. Hier vonden het consultatiebureau, de operatiezaal, en de apotheek onderdak. Rondom
6
deze barak werden grote bamboehutten gebouwd, die daken uit raffia-blad kregen; daarin werden de inlandse zieken ondergebracht. Wij konden er aanvankelijk een veertigtal patiënten bergen, met hun begeleiders dan, want de zieken komen van verre, en kunnen die afstanden niet alleen door het bos afleggen. Zij worden gebracht door familieleden of vrienden, die ze langs de riviertjes naar ons toe roeien, of ze door het bos brengen. Ook na het herstel zorgen dezen ervoor, dat de ex-patiënten weer goed en wel thuis komen, wat natuurlijk in zulk een oerbosgebied dringend nodig is.
Onze blanke zieken werden, zo goed en zo kwaad als het ging, in ons woonhuisje of bij de missionarissen ondergebracht. Zo was dus ons begin.
In dit (nog vrij primitieve) hospitaal werkten mijn vrouw en ik, alle moeilijkheden ten spijt; en wij werkten er onder nog meer moeilijkheden die veroorzaakt werden door de eerste wereldoorlog. Dat ging zo door tot November 1917; ik heb daarover een en ander geschreven in "Zwisschen Wasser und Urwald" en "Mitteilungen aus Lambarene", een reeks brochures, tussen 1925 en 1946 verschenen. In het najaar van 1917 moesten wij als geïnterneerden naar Franrijk gaan.
In Februari 1924 keerde ik naar Lambarene terug; ik was toen van een langdurige ziekte hersteld, en had door voordrachten en orgelconcerten in verschillende landen van Europa geld bijeengebracht om de tijdens den oorlog ontstane schulden van het hospitaal af te betalen, en dit weer verder te kunnen exploiteren. Ditmaal echter kon mijn vrouw niet met mij medegaan, haar gezondheid maakte het haar onmogelijk en bovendien moest zij voor ons dochtertje zorgen. Na 1929 echter kwam zij meermalen voor een verblijf van korte-
7
ren of langeren tijd naar Lambarene. Ook de jaren van den tweeden wereldoorlog bracht zij in Afrika door.
Bij mijn terugkomst in Lambarene in I924 trof ik gelukkig het consultatie-bureau, de operatiezaal en de apotheek in vrij goeden toestand aan. Doch de grote bamboe hutten, waar wij de inlandse patiënten pleegden te huisvesten, waren in elkaar gestort, zij lagen als ruïnes op den grond. Wij moesten die van voren af aan opbouwen. Gelukkig echter kwamen in de volgende maanden een Zwitserse arts en twee verpleegsters uit den Elzas bij ons, zodat ik mij met de wederopbouw kon bezighouden; ik fabriceerde er toen nog een huisje voor de blanke zieken bij, dat een dak van gegolfd ijzer kreeg.
Toen nu alles weer behoorlijk overeind stond, en het hospitaalopnieuw begon te functionneren, werd ik tegen wil en dank gedwongen het te gaan verplaatsen naar een groter terrein, waar uitbreiding mogelijk zou zijn. En dat verplaatsen hield in dat wij buiten de gebouwen, die de missie ons had afgestaan, voor méér onderdak moesten zorgen. Na onze herbouw moest nu dus een nieuwbouw volgen.
Er was een terrein dat groot genoeg bleek om een veertigtal zieke inboorlingen met hun geleiders huisvesting te verschaffen. Dit aantal echter groeide snel! In den loop van I925 was het tot zestig gestegen; weldra waren het er tachtig. Wij hadden toen dus al het dubbele bereikt, doch kort daarop waren wij boven de honderd gekomen, want het hospitaal werd in steeds grotere kringen bekend en men kwam van heinde en ver om er genezing te zoeken.
\;Vij zaten dus met het probleem, die talrijke zieken op een betrekkelijk kleine ruimte onderdak te verschaffen; dit probleem werd echter nog nijpender, toen een ernstige epidemie van amoebendysenterie uitbrak. Er zouden zestig dysenterie-
8
patiënten, die een besmettingsgevaar voor de andere zieken betekenden, en ook voor de bewoners van het missie-terrein gevaarlijk waren, geïsoleerd en elders ondergebracht moeten worden - doch dit bleek onmogelijk.
Ten einde niet herhaaldelijk voor diezelfde moeilijkheid geplaatst te worden, moest ik wel besluiten, het gehele hospitaal naar een ander terrein over te brengen. Wij vonden drie kilometer stroomafwaarts de gezochte ruimte; wij moesten de mogelijkheid hebben, ons ziekenhuis naar believen te kunnen uitbreiden. Bovendien, dit was er onafscheidelijk aan verbonden, moest er tevens ruimte genoeg zijn om aanplantingen aan te leggen en verschillende dieren te stallen: schapen, geiten, kippen en eenden.
N adat allerlei formaliteiten vervuld waren, om van de overheid een gebied van 90 hectaren toegewezen te krijgen, werd in 1925 begonen met het kappen van het oerbos daar; daarna kon het bouwen een aanvang nemen.
Gedurende twee jaar liet ik toen de medische verzorging der zieken zo goed als geheel over aan de artsen van ons hospitaal, om zelf bouwmeester, timmerman en metselaar te worden. In een degelijk inboorling, die timmerman was, Monenzalie geheten, had ik een waardevol medewerker. Een paar malen had ik een poos de hulp van in het bouwen met hout ervaren Zwitsers, een hulp die veel waard was, want alle gebouwen van het nieuwe hospitaal-complex werden in hardhout opgetrokken. Zij werden van gegolfd ijzeren daken voorzien, doch wij deden dat zodanig, dat zich daaronder, met een tussenruimte van 25 centimeter, een houten dak bevond. Dit was een isolatie tegen de grote tropenhitte ; het zou er anders niet om uit te houden geweest zijn.
Den 21sten Januari 1927 waren er eindelijk genoeg ge-
9
bouwen gereed, om het oude hospitaal te laten verhuizen naar zijn nieuwe standplaats. Hoe gelukkig voelden zich de zieke negers, toen zij daar in luchtige vertrekken kwamen te liggen, die bovendien niet, als vroeger, van britsen, doch van bedden waren voorzien! En ook wij blanken vonden het heerlijk, thans in grotere kamers te verblijven en ruim plaats voor het opslaan onzer voorraden te hebben.
In den loop der jaren kwamen er nog allerlei gebouwen bij. Zo was er onder andere een voor inlandse kraamvrouwen, een voor long-patiënten, een voor blanke en een voor zwarte geesteszieken. V oorts kwam er een rij woningen voor het inlandse personeel en stallen voor allerlei dieren. Thans telt het gehele complex 45 gebouwen; ze staan op een helling, die langzaam naar de rivier toe glooit en begroeid is met oliepalmen en mango-bomen.
* * * Hoe is nu de natuur, waarin wij hier leven, en wat verschaft
zij den mens voor zijn levensonderhoud? Hoewel Lambarene slechts even bezuiden den evenaar
gelegen is (een kleine zestig kilometer is het maar) behoort het geheel tot het zuidelijke halfrond. En dat komt allereerst in de jaargetijden tot uiting. Dit wil zeggen, dat wij er herfst en winter hebben, als het in Europa voorjaar en zomer is, en lente en zomer, terwijl in Europa de najaarsstormen gieren en de winterse, scherpe winden blazen.
In Lambarene zijn de jaargetijden op de volgende wijzen verdeeld: er is een lange herfst-regentijd, van half Februari tot begin Juni, een lange droge wintertijd, die van half Juni tot October duurt. Dan is er een korte regentijd van begin October tot midden December en een korte, droge zomertijd
10
van half December tot half Februari. Wel een heel andere jaar-indeling dan wij in Europa kennen!
N u moet men zich die beide regen-perioden niet denken als regen-dagen en zeker niet als regen-weken; dat is het geval ten Noorden van den evenaar, doch niet bij ons. In den regentijd van Lambarene komen in een week twee tot drie tornado's voor, gedurende welke de regen zelden langer dan vijf uren valt. Gewoonlijk breken tornado's eerst 's avonds of 's nachts los. Bij ons gaat het dus ongeveer zoals kinderen het graag willen: overdag is het weer mooi en de regen komt 's nachts; niet op een ongelegen tijd.
Ook de droge tijd is beter te verdragen, dan men uit die benaming zou afleiden. Weliswaar valt er dan weinig of in 't geheel geen regen, doch het groen verdort dan toch niet, maar houdt stand, daar in de droge perioden de lucht bijna steeds bedekt blijft, en de zon dus niet haar volle kracht ontplooien kan. Als wij de erge hitte - vooral in de langste regentijd tegen Pinksteren - niet hadden, zou dus de weersgesteldheid "goed tot zeer goed" mogen heten. Door die hitte-maanden echter kunnen wij de algemene weersgesteldheid - jammer genoeg - niet zulk een lof toezwaaien.
Daarbij lijkt de hitte, als wij op de thermometer kijken, nog niet zo kwaad. In de schaduw is het, ook op erge dagen, zelden meer dan 30 graden Celcius. Doch de zonnewerking wordt door de dunne gesteldheid der tropische atmosfeer zeer versterkt. Een ogenschijnlijk niet hoge temperatuur wordt in haar uitwerking door verschillende omstandigheden geweldig vergroot, vooral in de maanden, waarin gedurig windstilte heerst - de korte tornado's buiten beschouwing gelaten. Dagenlang en nachtenlang beweegt zich geen halmpje, geen blaadje. En door de grote vochtigheidsgraad der
II
1-1
W
TO
EL
ICH
TIN
G
1..
Ver
trek
ken
voor
ond
erzo
ek e
n op
erat
ie.
2.
Ver
blij
f vo
or g
eope
reer
den.
3.
"
"t.b
.c.-
pat
iën
ten
. 4.
"
" zw
arte
kra
amvr
ouw
en.
5.
" "
pati
ënte
n va
n de
G
aloa
-sta
m.
6.
" "
inla
ndse
zie
ken.
7.
Ops
lag
van
leve
nsm
idde
len.
8.
V
erbl
ijf
voor
pat
iënt
en u
it h
et b
inne
nlan
d.
9.
" "
dyse
nter
ie-p
atië
nten
. 1
0.
" "
lich
te p
atië
nten
. I I.
"
" zw
aar
ziek
en.
13.
Was
seri
j va
n de
op
erat
ie-z
aal,
ve
rban
d-pl
aats
voo
r vo
etge
zwel
len.
14
. H
utt
en v
oor
zwar
t hu
lppe
rson
eel.
15.
" "i
nboo
rlin
gen-
gele
ider
s.
I 6.
O
nrus
tige
gee
stes
ziek
en.
17.
Rus
tige
gee
stes
ziek
en.
18.
Ana
tom
ie.
19.
Alg
emen
e zi
ekte
geva
llen
. 2
0.
Zw
arte
ver
pleg
ers.
2
1.
Keu
kens
der
hul
pver
pleg
ers.
2
2.
Won
inge
n vo
or z
war
ten.
23
. B
eton
nen
wat
erre
serv
oir.
24
. D
e kl
ok,
die
voor
ar
beid
en
go
dsdi
enst
oe
feni
ng g
elui
d w
ordt
.
25.
Ver
blij
f de
r zi
eke
Eur
opea
nen.
26
. S
took
plaa
ts.
27.
Bro
n.
28.
Bot
enhu
is e
n re
para
tie-
wer
kpla
ats.
29
. W
onin
g de
r zw
arte
arb
eide
rs.
30.
" "
Eur
opes
e ve
rple
egst
ers.
3 I
. K
euke
ns
en
voor
raad
schu
ren.
32
. W
oonh
uize
n.
33.
Gem
eens
chap
peli
jke
eetz
aal.
34
. O
psla
gpla
ats
voor
pro
visi
e.
35.
Sta
llen
.
36.
" 37
. W
onin
gen
voor
inb
oorl
inge
n.
38.
Keu
kens
"
" 39
. K
inde
rkam
ers.
40
. V
erbl
ijf
voor
zen
uwzi
eke
blan
ken.
41
. P
etro
leum
-ops
lagp
laat
s.
42.
Ver
blij
f vo
or z
waa
r zi
eken
. 43
. R
ecre
atie
vo
or l
icht
e zi
ekte
geva
llen
. 44
. V
erbl
ijf
voor
zw
arte
jon
ge m
oede
rs.
45.
" "
besm
ette
lijk
e zi
eken
. 46
. E
en t
wee
de b
ron.
lucht heeft men een hitte als in een broeikas, die den mens doorlopend doet transpireren. Het ergste echter is, dat ook de avond geen afkoeling brengt. Om tien uur 's avonds wijst de thermometer in de kamers nog evenveel graden aan als om vier uur 's middags. En dat, terwijl ze geen glasvensters hebben en dus met de buitenlucht ongehinderd in verbinding staan. Eerst na middernacht daalt de thermometer iets -doch één uur na zonsopgang is ook de hitte er weer. Het ergste is zij in April en Mei, onze nazomer. Komt er in eind Mei een zwak koeltje zo omstreeks het midden van den dag, dat overigens spoedig weer ophoudt en dat de passaatwind aankondigt, dan is dat voor allen een verademing. Maar het duurt dan toch nog weken, aleer wij ons hersteld hebben van de moeheid en nervositeit, die het gevolg zijn van de lange, drukkende hitte, de broeiige atmosfeer.
Het verschil op den thermometer tussen het koele en warme jaargetijde is niet aanzienlijk. In het eerste is de thermometerstand zelden beneden 23 graden Celcius, maar dank zij het koeltje, dat dan waait, heeft men het gevoel dat die 23 graden een koelte betekenen. De thermometerstand zegt ons daarginds dus maar weinig.
* * *
In dit tropisch klimaat willen Europese vruchtbomen, de wijnstok, granen en aardappelen niet gedijen; die groeien pas op de hoogvlakte, ongeveer op duizend meter en hoger. Wel kunnen wij de Europese groenten verbouwen: bonen, sla, tomaten, kool, wortelen, koolraap, al is het dan alleen in de lange droge tijd. Men kan daarom alleen maar een tuin hebben als men die alle dagen begiet. In ons hospitaal wordt dit bezwaar iets lichter te dragen door het feit, dat de tuin aan
14
den oever der rivier ligt, zodat het begieten minder omslachtig is dan anders het geval zou zijn.
In de regentijden kan men zo alleen een klein soort tomaten, aubergines, bonen en sterke sla-soorten kweken, maar ook dan nog slechts met eindeloze zorg en moeite. De planten houden het niet uit onder de felle slagregens der tornado's. Deze slaan ze eenvoudig te pletter. Maar ook de grote hitte kunnen zij niet verdragen; er valt dus heel wat te doen in de tuinen.
Al geeft mais hier een goede oogst, dat aardappelen niet willen groeien, maakt de voedingskwestie tot een lastig geval. Bananen en bataten, de vruchten van den broodboom, yam-wortels, taro, en maniok, die bereid wordt uit de wortel's van de kassawa-struik, kunnen dit gemis slechts in geringe mate vergoeden.
Het meest waardevol zijn de bananen; zij vormen het hoofdvoedsel der inboorlingen, doch men kan ze alleen eten als ze gekookt zijn. Deze meel bananen, zijn veel voedzamer dan de op de Europese markt voorkomende, zoete bananen. Bataten worden weinig geplant, omdat men in het oerwoud weinig kan uitrichten tegen de wilde zwijnen, die de knollen uit den grond loswoelen, eer zij tot rijpheid komen. En bananen - daar zijn de olifanten weer I'iefhebbers van! Gedurig klagen de inboorlingen er over, dat hun met moeite aangelegde aanplant door olifanten verwoest wordt.
Cacao, koffie, peper en suikerriet groeien hier best, alleen moet men geen suikerriet in de nabijheid der woningen aanplanten, want dit oefent nu weer een grote aantrekkingskracht uit op .... gorilla's. Zo heeft dus alles zijn voor en tegen ....
Rijst zou op veel plaatsen goed groeien, als het niet zo
IS
moeilijk was de grote vogelscharen op een afstand te houden, die ons mensen de moeite van het oogsten graag besparen. Alweer een groot bezwaar!
Aardnoten planten loont niet in het oerwoud-gebied, zij groeien goed in zandige steppen, welke men bij ons niet aantreft.
Als vruchten van struiken en bomen hebben wij dan ook slechts tropische en sub-tropische tot onze beschikking: citroenen, sinaasappelen, mandarijnen, pompelmoezen, grapefruits, avocado's, papaya's, goyaven, pommes de cythère.
Bijna heel het jaar door groeien er citroenen en papaya's. In Mei en Juni rijpen sinaasappelen, mandarijnen en grapefruits; in October en November komen de mango's. Pommes de cythère, die in gekookte toestand als appelen smaken, hebben wij van Februari tot Mei; goyaven in Maart en April.
Sinaasappelen en mandarijnen vergen groter zorg, daar de boomschors van dezen gevaar loopt door bacteriën, die zich daarin nestelen, aangetast te worden.
Kleine ananas-soorten groeien hier in 't wild. Zij dragen tweemaal 'sjaars vrucht, in December en Juni.
De oliepalmen, welker vruchten zo rijkelijk olie leveren, groeien gelukkig nagenoeg van zelf. Zij planten zich voort uit noten, die de papegaaien en andere vogels meenemen en laten vallen, en om ze te doen groeien is niets anders nodig dan dat men de bomen, die naast ze opkomen, verwijdert.
Kokospalmen groeien goed in de nabijheid der zee; dadelpalmen echter willen in dit vochtige klimaat niet gedijen, zij sukkelen maar wat voort en dragen weinig vruchten.
Koeien kan men hier niet houden van we ge de tse-tsevliegen. Ook geitenteelt is maar op beperkte schaal mogelijk, hetgeen zeggen wil, dat wij op invoer zijn aangewezen voor
16
melk, boter, kaas, en ook met meel, aardappelen en uien is dat het geval. Dat is dus een grote moeilijkheid met zulk een hospitaal-staf, en vele patiënten.
Daar er in dit land geen melk voor moederloze zuigelingen te krijgen is, brengt men deze babies naar ons hospitaal, opdat ze met geconserveerde melk gevoed zullen worden. V oortdurpnd hebben wij enige van die arme weesjes in huis; zij blijven twee tot drie jaar. Een hele stap vooruit zou met de voeding der inboorlingen gedaan worden, als de cultuur van sojabonen lukte, die in elke grondsoort willen groeien, want door hun groot eiwitgehalte zouden zij met goed gevolg het ontbrekende vlees en de ontbrekende melk kunnen vervangen. Ik liet dus voor de zieken sojabonen komen en plantte die twee jaren achtereen met goed resultaat - doch de inboorlingen wilden er niet aan. Na verloop van tijd zal de sojacultuur, dank zij de grote voordelen die zij geeft, wel terrein winnen, hopen wij.
* * * Het werk, dat in het hospitaal gedaan moet worden, vor
dert twee tot drie artsen, 7 tot 8 blanke helpsters, waarvan drie voor medisch werk als verpleegster' nodig zijn en 4 tot 5 voor de huishouding en den tuin; bovendien 8 inheemse hulpverpleegsters en ongeveer IS inlandse arbeiders, die zich verdienstelijk maken als kok, hulpjongen, wasbaas, kleermaker, tuinman, herder, roeier, smid, slotenmaker of timmerman. Een bijzondere plaats heeft de arbeider, dien het zware karwei ten deel valt, de oliepalmen te beklimmen en de verscheidene kilo's wegende bossen van rode noten te kappen, waaruit de olie gewonen wordt, want die noten worden in grote hoeveelheden verbruikt.
17
Geneeskundige bijstand hebben de inheemsen dringend nodig, daar zij behalve aan gewone ook nog aan tropische ziekten lijden. Onder de eerste categorie treffen wij aan: tuberculose, leverziekten, nierziekten, hartaandoeningen en hardnekkige rheuma. Als tropische ziekten zijn vooral te noemen: malaria, slaapziekte, lepra, beri-beri, framboesia, amoebendysenterie, ankylostomiasis, bilharziose en tropische zweren.
Bij malaria-gevallen hebben wij in den regel met de kwaadaardigste soort te doen; bijna alle zwarten hebben van tijd tot tijd koortsaanvallen, die uit chronische malaria voortkomen. Bij velen treffen wij dan daardoor tevens een vergrote en pijnlijke milt aan. Trouwens, ook vele blanken zijn met malaria besmet.
Den laatsten tijd hebben wij behalve over kinine, ook de beschikking over atebrine, plasmochine en andere stoffen, die de malariaparasieten doden. Daar malaria wordt verbreid door bepaalde soorten van muggen, die pas in het donker rondvliegen, is de beste methode dat men zich na zonsondergang zoveel mogelijk alleen ophoudt in vertrekken, waarvan de ramen en deuren door gaas zijn afgesloten. Men moet dan ook onder een muskietennet slapen. Toch is het niet mogelijk zich afdoende tegen een muskietenbeet te beveiligen en daarom is het raadzaam, dagelijks een kwartgram kinine in te nemen. Wie zich aan deze regels houdt, maakt een goede kans malaria te ontlopen, zelfs in streken, waar zij veel voorkomt.
Slaapziekte wordt opgewekt door parasieten, welke in ons bloed komen door de bij dag vliegende tse-tse-vliegen. V roeger stond men machteloos tegenover die ziekte; ze betekende een wissen dood voor den neger of blanke, die er mee besmet geraakte. Tegenwoordig echter beschikt de geneeskunde over
18
middelen, die een zeer goede uitwerking hebben. Wil men de ziekte echter radicaal de baas worden, dan is het nodig dat in de streken waar zij heerst tweemaal per jaar artsen komen, die het bloed der negers onder de microscoop onderzoeken, en bij het geringste spoor of zelfs al bij den schijn van door die vliegen overgebrachte besmetting, ook het lumbaalvocht aan een onderzoek onderwerpen. Alleen wanneer de besmetting in het eerste stadium ontdekt en behandeld wordt, bestaat er kans, dat het kwaad gekeerd wordt. Maar er mogen natuurlijk geen besmette personen blijven rondlopen, want de vliegen zouden de ziekte weer van dezen op gezonden kunnen overbrengen.
De inboorlingen, die geïnfecteerd blijken te zijn, worden ondergebracht in geïsoleerde lokalen, en worden daar langen tijd regelmatig behandeld, voor zij weer naar hun dorp terugkeren. Tot 1928 verzorgden wij ze in ons hospitaal, maar toen konden wij ze niet voldoende bewaken om steeds te voorkomen dat zij op eigen initiatief huiswaarts gingen. Sedert echter de regering hier in verschillende streken loodsen bouwde voor de lijders aan slaapziekte, behandelen wij slaapziekte-gevallen meer bij uitzondering dan als regel. Gewoonlijk gaan de personen, bij wie wij slaapziekte constateren, naar die hospitalen der regering, en daardoor wordt ons een grote last van de schouders genomen.
Lepra komt in onze streken op grote schaal voor. Met de vroegere geneesmiddelen konden wij - als de patiënten het maar volhielden om zich maandenlang te laten behandelen -in vele, niet te zeer verergerde gevallen verbetering bereiken. Soms zelfs lukte het, de kwaal een tijdlang tot stilstand te brengen. Gelukkig worden den laatsten tijd in Amerika twee stoffen bereid, die veel betere resultaten geven: promine en
19
diason; wij gebruiken deze nieuwe middelen sedert 1948. Op het ogenblik hebben wij ongeveer zestig lepra-lijders; ze worden alle hiermede behandeld. Buitengewoon goede resultaten hebben wij met intraveneuse inspuitingen met promine; dit middel doet de ernstige en pijnlijke voetzweren der lepra in betrekkelijk korten tijd geheel genezen.
Deze behandeling van lepra-gevallen in groten getale brengt veel grotere kosten en een grote toename van werkzaamheden met zich mede. Maar hoe heerlijk is het, dat er nu hoop is voor die armsten onder de armen!
Beri-beri ontstaat door een voeding, die niet voldoende vitamine B bevat. De ziekte uit zich door ademnood en oedeem, welke veroorzaakt worden door storingen in de hartfunctie en door een aantasten der zenuwen, die tot pijnlijke en steeds erger wordende verlamming van handen en voeten voert. Het toedienen van vitamine B brengt alleen genezing in gevallen, waarin de ziekte zich nog niet te ver ontwikkeld heeft.
Framboesia uit zich in het eerste stadium door kleine verhevenheden op de huid, die licht tot bloeding komen, en inderdaad veel op frambozen gelijken. In het laatste stadium worden de beenderen aangetast, en ontstaan zeer grote zweren. Vroeger bestreed men deze ziekte door de framboosachtige zwellingen te behandelen met een oplossing van kopersulfaat, en deed tevens joodkalium innemen. Heden ten dage hebben wij de beschikking over het veel werkzamere neosalvarsan; aan volwassenen geeft men dit als intraveneuse injectie, kleine kinderen worden er intramusculair mee ingespoten.
De aan amoebendysenterie lijdende zieken worden geïsoleerd in een gebouw dat op een terrein staat, dat met een draadversperring is afgesloten; zij worden behandeld met in-
20
spuitingen van emitinine, terwijl zij tegelijkertijd stovarsol krijgen. Gewoonlijk kunnen zij na een week als geheel genezen ontslagen worden. In chronische gevallen bewijzen yatren en alisatine goede diensten.
Ankylostomiasis wordt verwekt door witte wormpjes van een centimeter lengte, die zich met hun bek in het darmslijmvlies vastzetten, en zo den darm beschadiging toebrengen en hem doen bloeden. Zware darmstoornis en anaemie zijn er het gevolg van. De negerkindertjes, die hieraan lijden zien er eerder grijs dan zwart uit en meestal is hun algemene gezondheidstoestand zeer slecht. Om de wormen uit te drijven zijn kuren met thymol of chenopodium-olie nodig; hiermede is voorzichtigheid echter geboden, want deze geneesmiddelen zijn, vooral voor kinderen en zwakke volwassenen, niet ongevaarlijk. Dikwijls zijn verscheidene kuren met bepaalde tussenpozen onvermijdelijk.
Verwekkers der bilharzia zijn witte wormen van een tot twee centimeter lengte; er zijn twee soorten: de ene zet zich vast in de slijmhuid van de blaas, de andere in die van den dikken darm. Gewoonlijk kan men deze wormen doden door reeksen van telkens twaalf injecties met tartarus stibiatus. Wil men een duurzaam resultaat bereiken, dan is het nodig, deze kuur meermalen toe te passen.
Veel werk geven ons een zeker soort zweren (ulcus phagedaenicum tropicum), die vooral in het onderste stuk van het scheenbeen en in het voetgewricht diep in het weefsel doorvreten. Talrijke zieken zijn maandenlang in behandeling, aleer genezing wordt bereikt. Zweren aan den voet worden ook vaak veroorzaakt door zandvlooien, die zich in de voetzool vastboren.
Tot nu toe zijn wij steeds verschoond gebleven van gele
21
koortsepidemieën, hoewel de muggen, die deze overbrengen, bij ons veelvuldig voorkomen, en ook temidden van onze inboorlingen leven, die in een andere streek eens aan gele koorts hebben geleden, of nog verwekkers van die ziekte in hun bloed hebben. Maar gelukkig beschikt men in onze dagen over een middel dat goede resultaten geeft. Worden alle bewoners van een gebied, dat voor gele koorts in aanmerking komt, er mede ingeënt, dan is het gevaar bezworen.
In den loop der jaren is de chirurgie in onze werkzaamheid een steeds grotere plaats gaan innemen. Duizende operaties zijn reeds verricht in ons bescheiden hospitaal. Drie of vier ochtenden per week worden aan operaties besteed. Het zijn hoofdzakelijk breuken en elefantiasis-tumoren, die wij te behandelen krijgen. Een breuk wordt bij ons niet onder narcose geopereerd, doch met plaatselijke verdoving, en zulk een operatie is meestal gecompliceerd, omdat wij bijna steeds te doen hebben met een verouderde of zeer grote breuk. En maar àl te dikwijls hebben wij patiënten met een beklemde breuk, die al verscheidene dagen oud is, de darm is dan gangraneus geworden - de grote afstand, die de patiënt heeft af te leggen voor hij ons hospitaal bereikt, is daar de oorzaak van. Wij zijn dan wel verplicht een stuk uit den darm te verwijderen en de zodoende ontstane darm-uiteinden aan elkaar te naaien. Doch al te vaak is de patiënt al in zulk een slechten toestand, dat wij met hem die uitgebreide operatie niet aandurven; wij moeten ons dan beperken tot een darmfistel. Omdat bij de inboorlingen,. die aan een breuk lijden, zich steeds het gevaar voor doet, dat deze beklemd wordt, opereren wij strijk en zet iedere breuk, die wij in handen krijgen; daardoor vrijwaren wij den patiënt voor een catastrofe want dat zou een beklemde breuk voor hem betekenen.
22
Een ware verlossing voor den zieke is de operatie van een groot elefantiasis-gezwel. Vaak zijn die tumoren verscheidene kilo's zwaar; het grootste, dat ons onder de ogen kwam, was een gezwel van nagenoeg veertig kilo. De patiënt kan dan niet meer lopen, en de ziekte beïnvloedt zijn algemene toestand heel sterk tot zijn nadeel. Een operatie schijnt dan \vonderen teweeg te brengen; de zieken, die oude mannetjes schenen, verlaten het hospitaal als jeugdige, krachtige kerels. En dat maakt begrijpelijkerwijze een diepen indruk op de onontwikkelde oerbos-bewoners.
Het spreekt vanzelf, dat wij ook alle andere operaties verrichten, die met de ons ter beschikking staande middelen mogelijk zijn. Daarbij doen zich vreemde, echt tropische gevallen voor; wij staan menigmaal voor het feit, dat wij iemand moeten opereren die gewond of gebeten is door een buffel, een krokodil, nijlpaard, olifant of gorilla.
*** Ook in het algemeen is in ons tropisch hospitaal de gang
van zaken dikwijls heel anders als in Europa - niet alleen met de ziektegevallen en operaties is dat zo. Het is daar nu eenmaal een heel andere wereld.
Als een patiënt opgenomen wordt, krijgt hij bijvoorbeeld geen eigen bed aangewezen. Wij zeggen hem, heel eenvoudig: "Hier moet je nu blijven. Zoek maar, met je begeleiders, een mooi plaatsje uit."
De patiënt gaat dan eerst eens kijken, of er ook stamgenoten van hem zijn. Hij voelt zich dan veel meer thuis; moet hij zich ophouden tussen negers, die van een anderen stam zijn, dan heeft hij de gewaarwording, die ons van een kat in een vreemd pakhuis doet spreken, maar dat dan in zulk een
23
mate, dat hij doodongelukkig is. En dat bevordert ook de genezing niet, daargelaten, dat de man zich miserabel gevoelt. In dat opzicht zijn de negers erg kinderlijk; en het stamgevoel, ja, dat zijn wij in Europa aardig kwijt geraakt; hier leeft het nog heel sterk.
Wij sorteren dus de patiënten niet naar "ziekten"; alleen de geopereerden liggen bij elkaar op één zaal, maar ook dan zoeken stamgenoten elkanders gezelschap dadelijk op.
Iedere pas opgenomen patiënt krijgt een kaart, waaraan een touwtje bevestigd is. Dat is dus een soort "label". Het touwtje zit er aan, omdat de neger lang niet altijd een kledingstuk met zakken bezit, en dan kan hij zijn etiket aan zijn lendendoek vastbinden, of aan zijn haren, want die kaart moet steeds, als een persoonsbewijs, bij den man zelf aanwezig zijn. 's Mans naam staat er op, zijn hospitaalnummer, de datum van zijn aankomst, zijn ziektegeval, de namen van zijn begeleiders en dan, behalve andere bijzonderheden, noteren wij er op of hij maaltijden van het hospitaal moet hebben, of dat hij zelf voor zijn voeding zorgt.
Een vaste regel is, dat wij alleen maaltijden verstrekken aan negers, die verder dan 40 kilometer gereisd hebben om het hospitaal te bereiken, want deze kunnen in de kleine kano's, die hen naar het ziekenhuis transporteren (of, als ze te voet komen, langs de oerbos-paadjes) maar voor een paar dagen mondvoorraad meebrengen. En van hun verwanten of vrienden, in het verre dorp woonachtig, kan men moeilijk vergen, dat zij de zieken regelmatig voedsel komen brengen. Van dezen hebben zulke patiënten dus niets te verwachten, en het hospitaal moet daarom voor hun volledige voeding zorgen.
Voor zieken, die niet zulk een verre reis gemaakt hebben,
mate, dat hij doodongelukkig is. En dat bevordert ook de genezing niet, daargelaten, dat de man zich miserabel gevoelt. In dat opzicht zijn de negers erg kinderlijk; en het stamgevoel, ja, dat zijn wij in Europa aardig kwijt geraakt; hier leeft het nog heel sterk.
Wij sorteren dus de patiënten niet naar "ziekten"; alleen de geopereerden liggen bij elkaar op één zaal, maar ook dan zoeken stamgenoten elkanders gezelschap dadelijk op.
Iedere pas opgenomen patiënt krijgt een kaart, waaraan een touwtje bevestigd is. Dat is dus een soort "label". Het touwtje zit er aan, omdat de neger lang niet altijd een kledingstuk met zakken bezit, en dan kan hij zijn etiket aan zijn lendendoek vastbinden, of aan zijn haren, want die kaart moet steeds, als een persoonsbewijs, bij den man zelf aanwezig zijn. 's Mans naam staat er op, zijn hospitaalnummer, de datum van zijn aankomst, zijn ziektegeval, de namen van zijn begeleiders en dan, behalve andere bijzonderheden, noteren wij er op of hij maaltijden van het hospitaal moet hebben, of dat hij zelf voor zijn voeding zorgt.
Een vaste regel is, dat wij alleen maaltijden verstrekken aan negers, die verder dan 40 kilometer gereisd hebben om het hospitaal te bereiken, want deze kunnen in de kleine kano's, die hen naar het ziekenhuis transporteren (of, als ze te voet komen, langs de oerbos-paadjes) maar voor een paar dagen mondvoorraad meebrengen. En van hun verwanten of vrienden, in het verre dorp woonachtig, kan men moeilijk vergen, dat zij de zieken regelmatig voedsel komen brengen. Van dezen hebben zulke patiënten dus niets te verwachten, en het hospitaal moet daarom voor hun volledige voeding zorgen.
Voor zieken, die niet zulk een verre reis gemaakt hebben,
24
neemt het hospitaal alleen dan de voeding op zich, als er geen verwanten of vrienden zijn, die ze levensmiddelen kunnen brengen.
Dat lijkt dus eenvoudig, maar voor den behandelend en geneesheer is het dikwijls moeilijk om uit te maken, of hij op de kaart van de patiënt, "met voeding" of "zonder voeding" schrijven moet. Hij moet maar zien dat hij er achter komt of de patiënt werkelijk niemand heeft, die voor hem zorgen kan; hij moet er bij anderen weer achter zien te komen, of zij werkelijk wel zover weg wonen. En menigmaal is dat niet zo maar dadelijk te zeggen, en blijkt pas op den duur hoe de vork in den steel zit. Dan moet dus de aanwijzing op de kaart gewijzigd worden.
Als regel geldt verder dat wij het eten niet voor de zieken bereiden. Zij zijn gewend, hun eigen aardewerk mee te brengen en voor zichzelf te koken; zij doen dit in de open lucht en stoken dan een vuurtje vóór de loods, waarin zij ondergebracht zijn. Doorgaans verschaffen wij ze bananen, maniok, zout en palmolie.
Die bananen en maniok worden ons gebracht door vrouwen uit de dorpen in de nabijheid. lederen morgen wordt markt gehouden voor de loods, waarin onze voorraden zijn opgeslagen. Daarmede is de betrokken verpleegster een paar uren bezig, want de leveranciers komen niet tegelijk: ieder komt op zijn eigen houtje, en het is dus moeilijk te zeggen, of er van een bepaald artikel wel genoeg ter markt zal komen. Blijkt op het eind van de markt, dat wij niet genoeg van het een of het ander gekregen hebben, dan wordt in plaats van bananen en maniok rijst gegeven. Maar rijst is veel duurder, en bovendien sinds den oorlog moeilijk te krijgen; wij moeten daarmee dus heel zuinig zijn.
25
Een belangrijk ding van het menu is natuurlijk het vet. Gelukkig hebben wij daar geen moeite mee. De vruchten van de talrijke oliepalmen - die hier goed willen groeien - verschaffen ons vet in overvloed. En als de patiënten soms meer vet willen gebruiken dan wij ze geven, kunnen zij zelf de vruchten rapen, waaruit het palmvet bereid wordt.
Het uitreiken van voedingsmiddelen vindt twee- of driemaal per week plaats. Wij doen dat bij de loods, waarin onze voorraden bewaard worden. Ieder, die wat hebben wil, moet een bewijsje vertonen, en de verpleegster, die voor het uitdelen zorgt, houdt een lijst bij, waarop het nummer van elke patiënt wordt genoteerd, en hetgeen aan hem is meegegeven. De lezer zal zeggen: dat spreekt vanzelf, doch wij doen dit voornamelijk om een reden, waarvan hij waarschijnlijk geen vermoeden heeft: als zij bij die administratie niet scherp oplet, gaat menige patiënt opnieuw in de rij staan, nadat hij al aan de beurt geweest is .... en laat zich rustig een nieuwe portie toereiken.
Slechts voor zwaar zieken, die een apart dieet volgen, worden door ons de gerechten geheel klaargemaakt; normaal is, dat de begeleiders der patiënten dit op hun eigen manier doen; het verschaft ze meteen enige bezigheid.
In ons hospitaal hebben de bedden voor de negers geen matras en evenmin lakens. De zieken of hun helpers leggen er gedroogd gras op, en daaroverheen komt een matje, dat zij zelf vlechten. Dat is zo hun manier. Van ons krijgen zij dekens, die uit de zakken zijn vervaardigd, waarin ons rijst is geleverd. Veel warmte hebben zij allerminst nodig, ten eerste is het nooit erg koud, en het slapen onder muskietengaas is aanmerkelijk warmer dan slapen in de vrije lucht. Zijn er zeer arme negers, die zelf geen muskietennet bezitten,
26
dan wordt hun dat door ons verstrekt, voor zover onze voorraad dat toelaat.
Maar de verzorgsters moeten goed opletten, dat zulke dekens en netten ons teruggegeven worden, als de patiënten weer naar huis terugkeren. Ze behouden ze graag als souvenir, en bovendien verdwijnen de inboorlingen soms 's nachts, zonder afscheid te nemen, als zij genezen zijn. Zo raakt het hospitaal een respectabel aantal netten en dekens per jaar kwijt. Het is daarom soms moeilijk, die in voldoende hoeveelheid ter beschikking te hebben.
Het is een onmogelijkheid, om van de in het hospitaal verblijvende negers te vergen, dat zij zich aanpas en aan een gang van zaken, zoals wij die hebben uitgedacht en ingesteld. De negers immers hebben geen flauw idee van discipline; zij begrijpen er niets van, waarom men wil dat zij op een vastgesteld uur voor onderzoek aanwezig moeten zijn, of op vaste tijden geneesmiddelen moeten innemen, een inspuiting krijgen, en zo meer. Zo komt het, dat men een patiënt menigmaal door een anderen inboorling, een hulp-verpleger, van den oever der rivier moet laten halen, als het tijd is voor zijn injectie. De zieke zit dan daar onder de palmen gezellig te converseren met andere zwarten, of hij is aan het vissen -of hij is helemaal zoek; nergens te vinden! Hij maakt dan bijvoorbeeld een wandelingetje in de aanplantingen, of in het oerbos; hij voelt zich daar volkomen thuis en er zijn daar geen ziekenhuis-regels. Men kan zich er geen denkbeeld van vormen, hoeveel moeite het alleen reeds kost, de vrouwen te leren, dat zij hun keukenafval niet overal neer gooien, zoals het uitkomt. Van de eerste regels der hygiëne hebben zij niet alleen geen begrip, maar men kan ze dat begrip verbazend moeilijk bijbrengen ook.
27
Natuurlijk - dat wil zeggen: voor ons is dat natuurlijk -behoort het ook tot de hospitaal-discipline, dat de begeleiders der zieken, en de zieken zelf, als ze voldoende genezen zijn zich, zoveel hun gestel toelaat, verdienstelijk maken. Al het werk namelijk, dat er in en om zulk een hospitaal verzet moet worden, kunnen de mensen die in vasten dienst zijn op geen stukken na af. Deze hulpkrachten moeten onder anderen helpen bij het schoonmaken, hout halen, palmolie bereiden, naaien en verstellen, het doen van de was, het waterhalen, het tuinieren en het onderhouden der aanplantingen. De artsen en verpleegsters moeten er daarom een oogje op houden, wie voor die werkjes in aanmerking komt, en wie voor het een of het ander het meest geschikt is. lederen dag moeten zij de mannen en vrouwen voor een karweitje optrommelen, en degenen, die er van door gaan of een voorwendsel hebben om er van af te komen, stevig onderhanden nemen. Dit betekent, dat zij een groot deel van hun tijd aan dat werk moeten geven, de artsen en de verpleegsters beiden; een zo groot deel, dat iemand, die dat niet dag in dag uit meemaakt, zich er geen voorstelling van kan maken.
Voor al deze eindeloze moeilijkheden, die bij het hospitaalwerk komen en voor het draaien van het verpleegwerk een eerste eis zijn, worden wij echter rijkelijk beloond door de zich eIken dag herhalende ervaring, dat wij hulp brengen aan de arme zieken, en dat er tallozen van een kwaal worden afgeholpen of van den dood gered. En ook de dankbaarheid der patiënten, al bestaat die vaak meer in hun gedachten, dan dat zij uit daden blijkt, sterkt ons bij ons werk en onze moeilijkheden.
Zo zijn wij dus, alle zorgen ten spijt, dankbaar, en niet het
28
mmst Jegens de vrienden, die ons de middelen verschaffen ons werk voort te zetten, terwijl zij niet eens, zoals wij, dagelijks zien en ondervinden, hoeveel goede werken door hun hulp mogelijk zijn.
29
Zij, die door giften of legaten de STICHTING "ALBERT SCHWEITZERFONDS" willen steunen, welke een kapitaal beheert waarvan de rente dient om het werk van Schweitzer in LAMBARENE of andere medische zending in stand te houden -
of zij, die de STICHTING "VRIENDEN VAN HET HOSPITAAL TE LAMBARENE" willen steunen, welke alle bijdragen onmiddellijk ter beschikking van Schweitzer stelt -
welke stichtingen nauw samenwerken -
gelieven hun bijdragen te storten of zich aan te melden aan onderstaande adressen:
SCHWEITZERFONDS
Penningmeester: G. Oosterwijk te Epse (Gem. Gorssel).
Postrekening: ten name van de pen n i n g mee s ter van het Schweitzerfonds te Deventer:
I 4 3 64 3· Bank: Amsterdamse Bank te
Deventer.
VRIENDEN VAN LAMBARENE
Penningmeester: B. Piepenbroek te Apeldoorn.
Postrekening: ten name van B. Piepenbroek te Apeldoorn: 45 26 5.
Bank: Neder!. Handel Mij. te Apeldoorn.
ELK BEDRAG IS WELKOM
3°
VONK 6. CO'S OIWKKERIJ, ZEIST
Albert Schweitzer aan zijn schrijftafel in het consultatie-bureau te lambarene
1
Het landschap rondom het hospitaal. Op den voorgrond de palmen van het Missiestation Andende, het terrein waar Dr. Schweitzer in 1913 het hospitaal stichtte. Thans is het hospitaal gevestigd op de donkere landtong links; rechts Lambarene met de zetel der regering
2
De rivierboot aan de landingsteiger. Geneesmiddelen worden uitgeladen
3
De klok onder de oliepalmen, die iederen avond luidr als de dagtaak gedaan is, en op Zondag tot de godsdienstoefening oproept
4
Het hospitaal. Hoofdgebouw met operatiezaal, apotheek, laboratorium enz.
5
Zieke Inlanders worden in kano's door verwanten of buren naar het hospitaal gevoerd
6
Zieken uit het binnenland, met hun schamele have wachtend om opgenomen te worden. Zij staan nog wat wantrouwend tegenover de vreemde omgeving
7
De barakken. Bij hogen waterstand zijn zij tegen onderlopen gevrijwaard
8
De barak voor Inlanders die door een ongeluk gewond raakten. Zij zoeken zich een plaatsje in de schaduw van palmen, mango bomen en bloeiende mimosa
9
Appèl voor injecties. Patiënten, lijdende aan slaapziekte, elefantiasis, tuberculose, lepra enz. krijgen de voorgeschreven injecties van een reeds twintig jaren in dienst zijnde verpleger
10
Lijders aan beri-beri bij hun aankomst aan het hospitaal
11
Tien kleine negertjes, in één week geboren
12
Barak voor negervrouwen, die een baby verwachten. Op den voorgrond de exotische appelboom, waarvan de vruchten aan onze appels doen denken - vooral als ze gekookt zijn
13
Kinder-spreekuur. De kleinste patiënt jes worden door de moeder gebracht, de grotere komen, om hun verband te laten vernieuwen, alleen
14
Een moeder met haar tweeling. Zij komt om haar kropgezwel te laten behandelen
15
Zwarte hulp-verpleegsters voeden babies met de fles
16
Weesjes, in het hospitaal opgroeiend
17
Levensmiddelen worden uitgedeeld. De negers bereiden die zelf
18
Hier wordt op primitIeve wijze palmolie gewonnen. De vrucht wordt geschild en daarna gekookt en uitgeperst. De olie is een belangrijk ding voor het neger-menu. Uit het consultatie-bureau, dat men op den achtergrond ziet, wordt een oogje op de vrouwen gehouden: er moet gewerkt, niet alleen gebabbeld worden
19
Inlanders-keuken_ De vrouwen der patiënten bereiden hun maaltijd
20
De keukens bevinden zich onder een afdak van gegolfd ijzer, waardoor het houtvuur voor regen gevrijwaard blijft
21
Wie geopereerd en genezen is, ontvangt proviand voor de thuisreis en mag voor het medenemen daarvan kiezen tussen een zak en een blik. Voor velen is dat een moeilijke keus!
22
In karavanen trekken de genezen zieken naar huis, vaak is dat een reis van vijf of zes weken lopen door de bossen
23
Alben Schweitzer houdt zelf toezicht bij het bouwen van een barak. Zijn hond, een trouwe vriend, gaat dan mede
24
Een ogenblikje rust. Er moeten stenen worden aangedragen voor de bestrating van een nieuwe weg, een werkje, waarbij een woordje en een sinaasappel ter aanmoediging wel nodig zijn, want de negers zijn liever lui dan moe
25
Het woonhuis van Albert Schweitzer en zijn medewerkers
26
Het woonhuis der doktoren en verpleegsters
27
De eetzaal, waar Dr. Schweitzer en zijn staf hun maaltijden gebruiken. Des avonds dient dit vertrek tot conversatie-kamer
28
Albert Schweitzer met Mevr. Schweitzer aan het picnicken
29
Een gezellig praatje met een neger van een dwergstam
30
Godsdienstoefening. Schweitzer speelt daarbij op een klein orgeltje en twee zwarte hulp·verplegers ver· vullen dan de rol van tolk
31
Albert Schweitzer aan de piano te Lambarene
32
top related