kortdurende (herstel)zorg - amazon s3 › media-assets... · zorg in awbz of de wet langdurige zorg...
Post on 28-Jun-2020
1 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Kortdurende (herstel)zorg
Doelgroepen, omvang en
oplossingsrichtingen
Enschede, 10 maart 2014
KB/14/0388/kdhz
drs. Katleen Brummelhuis
drs. Louise Pansier
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 2 van 31
Inhoudsopgave
Samenvatting .................................................................................... 3
Introductie ....................................................................................... 5
1. Doelgroepen .............................................................................. 7
1.1 Doelgroep ‘herstelzorg in verzorgingshuis na ziekenhuisopname (VV3)’.......... 7
1.2 Doelgroep ‘herstelzorg in verpleeghuis na ziekenhuisopname (VV6)’ ............. 9
1.3 Doelgroep ‘kortdurende opname - tijdelijke achteruitgang in gezondheid’ ... 11
1.4 Samenvattende tabel onderscheid doelgroepen .................................... 17
2. Omvang doelgroepen kortdurende zorg ............................................ 18
3. Oplossingsrichtingen .................................................................. 23
4. Kansen en risico’s bij verdwijnen van kortdurende zorg ......................... 25
5. Vervolgstappen ........................................................................ 27
Bijlage 1. ZZP-beschrijvingen VV03 en VV06 .............................................. 28
Bijlage 2. Casuïstiek doelgroepen kortdurende zorg ..................................... 30
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 3 van 31
Samenvatting
Door verscheidene maatregelen die zijn aangekondigd voor hervorming van de
langdurige zorg is het vanaf 2015 bij ongewijzigd beleid niet meer mogelijk om
ouderen in een VVT-instelling op te nemen voor een kortdurende periode. Om inzicht
te krijgen in de aard van de doelgroepen en de omvang hiervan heeft ActiZ aan
bureau HHM gevraagd om hiernaar onderzoek te verrichten.
In het onderzoek zijn we door middel van een werkgroep met lidorganisaties van
ActiZ uitgekomen op de volgende doelgroepindeling:
● Kortdurende herstelzorg in het verzorgingshuis na verblijf in een ziekenhuis
(VV03, al dan niet via SIP 31).
● Kortdurende herstelzorg in het verpleeghuis na verblijf in een ziekenhuis (VV06).
● Thuiswonende cliënten met een herstelzorgbehoefte zonder revalidatie-
doelstelling en zonder voorafgaande ziekenhuisopname (diverse ZZP’s)
● Thuiswonende cliënten waar zich een crisissituatie voordoet (overwegend VV03,
VV04, VV06).
De kenmerken en de zorgbehoefte van deze doelgroepen hebben we beschreven op
basis van de werkgroepbijeenkomst met de lidorganisaties, een reflectieronde onder
lidorganisaties, consultatie van CIZ en interviews met transferverpleegkundigen.
De aanleiding voor een kortdurende opname is meestal fysiek, in crisissituaties kan
een mentale escalatie voor een directe aanleiding tot opname zorgen. Door de
fysieke achteruitgang die veelal acuut optreedt zijn cliënten in onbalans en hebben
zij tijdelijk veel (met name ADL) zorg nodig. Er is behoefte aan een beschermde en
veilige omgeving om te werken aan het herstel. Vaak is de zorginzet bij aanvang
intensiever (meer overname) en neemt deze af naarmate de verblijfsduur vordert. Bij
een korte verblijfsduur keren veel cliënten terug naar huis, al dan niet met inzet van
extramurale zorg en ondersteuning vanuit de Wmo.
De totale omvang van kortdurende indicaties op een aantal peildata in 2013 varieert
van bijna 4.000 tot bijna 5.000. Het grootste aandeel heeft een ZZP-indicatie voor
VV03 gevolgd door VV06. Kortdurende indicaties komen echter ook voor in de ZZP’s
VV04, VV05, VV07 en VV08. Het grootste deel van de cliënten met een kortdurende
indicatie verblijft één tot drie maanden in een verzorgings- of verpleeghuis.
Naarmate de zwaarte van het ZZP toeneemt maken cliënten vaak langduriger gebruik
van de indicatie, de indicatie wordt dan verlengd en/of omgezet in langdurig verblijf.
Met het, bij ongewijzigd beleid, verdwijnen van de mogelijkheden voor kortdurende
zorg in AWBZ of de Wet Langdurige Zorg is gekeken naar mogelijke oplossingen voor
de bovengenoemde doelgroepen. Deze zijn in te delen naar:
● Gemeentelijk sociaal domein;
● Eerstelijn;
● Medisch specialistische zorg;
● Wlz.
Een deel van de oplossingen zal bij een gecombineerde inzet passend kunnen zijn
voor de diverse doelgroepen. De verwachting van de lidorganisaties is dat de
doelgroepen overwegend opgevangen zouden moeten worden in de eerstelijn en het
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 4 van 31
gemeentelijk sociaal domein. Meer specifiek lijken voorzieningen op het gebied van
respijtzorg, huisartsenbedden en een wijkziekenboeg kansrijk.
We bevelen aan om niet per doelgroep oplossingen uit te werken, maar voor de
kortdurende zorg passende alternatieven te ontwikkelen waartoe mensen met
verschillende achtergronden toegang hebben.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 5 van 31
Introductie
In opdracht van ActiZ is aan bureau HHM gevraagd onderzoek te doen naar de aard
(doelgroepen) en omvang van kortdurende zorg.
Er zijn verschillende ontwikkelingen die maken dat kortdurende opnames voor
(herstel)zorg vanuit de AWBZ verdwijnen:
● Extramuraliseren van intramurale zorgzwaartepakketten (ZZP’s).1 Dit houdt in
dat nieuwe cliënten met een lichte zorg- en toezichtvraag niet meer in
aanmerking komen voor een intramurale setting, maar dat zij de zorg en
(in)formele ondersteuning thuis ontvangen.
● Per 1 januari 2013 is de geriatrische revalidatiezorg (GRZ) overgeheveld van de
AWBZ naar de Zorgverzekeringswet (Zvw). Geriatrische revalidatiezorg richt zich
op zelfstandig wonende ouderen die een medisch-specialistische behandeling in
het ziekenhuis hebben ondergaan en daarnaast vaak chronische aandoeningen
hebben. Doel is hen terug te doen keren naar de oude woon- en leefsituatie.
Omdat het om kortdurende, multidisciplinaire en op herstel gerichte zorg gaat,
is deze zorg ondergebracht in de Zvw.
● De nieuwe Wet langdurige zorg (Wlz) vervangt vanaf 1 januari 2015 de huidige
AWBZ. In de nieuwe wet betekent dit onder meer dat alleen mensen die blijvend
zijn aangewezen op langdurige intensieve zorg toegang krijgen tot zorg vanuit de
Wlz.
● Nieuwe aanspraak wijkverpleging in de Zvw per 1 januari 2015. De extramurale
Verpleging uit de AWBZ en de Persoonlijke Verzorging die nauw met verpleging
samenhangt komen in 2015 onder de nieuwe aanspraak wijkverpleging.
Aanpak
In het kader van dit onderzoek zijn een aantal stappen ondernomen om meer inzicht
te krijgen. Bij aanvang van het onderzoek is het CIZ geconsulteerd. Vervolgens
hebben we met acht lidorganisaties van ActiZ een bijeenkomst gehouden over de
doelgroepen. We hebben een reflectienotitie met een uitwerking van de doelgroepen
voorgelegd aan de deelnemers van de bijeenkomst en een aantal andere
lidorganisaties van ActiZ om een zo breed en compleet mogelijk beeld te krijgen.
Daarnaast hebben we enkele gesprekken gevoerd met transferverpleegkundigen van
ziekenhuizen en in afstemming met het CVZ inzicht verkregen in het aantal personen
met kortdurende indicaties in de VVT.
1 Vanaf 1 januari 2014 konden nieuwe cliënten niet langer geïndiceerd worden voor VV3. Inmiddels is
het inzetten van de ‘SIP 31’ (en daarmee de ZZP03) sinds 17 februari met terugwerkende kracht weer
mogelijk vanuit het ziekenhuis, voor een maximumperiode van drie maanden. Deze regeling geldt
voor 2014. Voor 2015 wordt in samenhang met alle plannen rondom de hervorming langdurige zorg
bezien welke acties nodig zijn bij het regelen van de benodigde zorg voor deze doelgroep (Kamerbrief
30 597, nr. 420). Echter, de beleidsregels indicatiestelling AWBZ zijn begin 2013 al aangescherpt op
het onderdeel verblijf. Dit maakt dat zorgorganisaties al een langere periode met een dalende
instroom van kortdurende opnames voor VV3 te maken hebben.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 6 van 31
Opzet bijeenkomst lidorganisaties
Doel van bijeenkomst was inzicht krijgen in:
● de doelgroepen van kortdurende zorg in de VV
● bestaande oplossingen en de toepassing daarvan
● knelpunten, risico’s en mogelijkheden
Van te voren hebben we drie doelgroepen geformuleerd:
1. Kortdurende herstelzorg in het verzorgingshuis na verblijf in een ziekenhuis (VV3,
al dan niet via SIP 31).
2. Kortdurende herstelzorg in het verpleeghuis na verblijf in een ziekenhuis (VV6).
3. Tijdelijke opname van thuiswonende cliënten met een zorgvraag vanwege
tijdelijk wegvallen van mantelzorger (bijvoorbeeld door vakantie of
overbelasting).
Toelichting doelgroepen
De derde groep hebben we in de bijeenkomst breder getrokken: het gaat ook om
mensen die als gevolg van een tijdelijke teruggang in gezondheid kortdurend
opgenomen worden. De reden van de achteruitgang is vaak niet direct duidelijk;
daarom vindt observatie en diagnostiek plaats. Pas daarna wordt duidelijk wat de
beste vervolgstap is voor deze mensen. Dat kan een langdurige intramurale plek zijn,
maar dit is op voorhand niet te bepalen. Ook de routing is verschillend: soms komen
mensen binnen met een DBC, soms komen ze op een crisisplek of via een spoed-
opname binnen. Het is de vraag of er binnen de Wlz ruimte is voor een periode van
beoordeling van de problematiek. Dit is dan ook de zorg van de organisaties: dat er
onvoldoende mogelijkheid is om kortdurende zorg met diagnostiek te leveren.
In de bijeenkomst hebben we geconstateerd dat het woord ‘herstelzorg’ tekortschiet
voor de verschillende doelgroepen. Het gaat om alle kortdurende opnames voor
herstel, reactiveren en revalidatie die niet binnen de doelgroep en aanspraak van de
DBC-GRZ of VV9 vallen.
NB. We herhalen dat het gaat om doelgroepen van kortdurende zorg en dat het
daarmee niet gaat om een beschrijving van personen die langdurig gebruikmaken van
bijvoorbeeld VV03 en VV06.
Leeswijzer
In deze rapportage beschrijven de doelgroepen van kortdurende zorg en de omvang
van de verschillende groepen. Daarnaast bespreken we oplossingsrichtingen, kansen,
risico’s en vervlogstappen. In de bijlage zijn de ZZP-beschrijvingen en een casus
opgenomen ter achtergrond en verdere inkleuring van de doelgroepen die we in deze
notitie beschrijven.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 7 van 31
1. Doelgroepen
De beschrijvingen van de aard van de doelgroepen zijn gebaseerd op de mondelinge
en schriftelijke input van lidorganisaties van ActiZ, de consultatie van CIZ en
gesprekken met transferverpleegkundigen van ziekenhuizen.
1.1 Doelgroep ‘herstelzorg in verzorgingshuis na ziekenhuisopname (VV3)2’
A Kenmerken cliënten
1 Achtergrond (diagnose, stoornis, aandoening):
De doelgroep is meestal 75-80+. Een groot deel van de cliënten stroomt in na een
operatie in het ziekenhuis, hoofdzakelijk orthopedische operaties. Een ander deel
stroomt in na een val, waarbij het ziekenhuis hen doorstuurt naar de V&V-
instelling. Sommige cliënten hebben het eerst thuis geprobeerd, maar redden het
toch niet. Er wordt dan alsnog kortdurende herstelzorg geregeld, vaak via de
huisarts. Soms is er dan al een extra opname op de spoedeisende hulp geweest.
De aanleiding van de opname is dus meestal een min of meer acute situatie die
met een tijdelijk verblijf in het verzorgingshuis weer in balans gebracht kan
worden. Soms is er sprake van geleidelijke achteruitgang. De groep cliënten in VV3
is vrij snel weer mobiel. De verblijfsduur varieert per cliënt, van enkele weken tot
8 weken of langer. Een lange verblijfsduur hangt ook soms samen met het feit dat
intramurale plaatsing elders niet lukt. Hierdoor ontstaat er ook een deel
overbruggingszorg.
Bij een verblijfsduur tot 3 maanden is het aandeel cliënten dat daarna terug keert
naar huis het grootst.
2 Beperkingen in lichamelijk functioneren (ADL, mobiliteit, zintuiglijk):
Cliënten hebben vooral een fysiek probleem. Cliënten hebben te maken met
transferproblemen en beperkingen in mobiliteit. Mensen kunnen bijvoorbeeld wel
met een rollator naar het toilet, maar moeten vanwege valgevaar begeleid
worden. Er is 24-uurs zorg in de nabijheid nodig, voornamelijk geplande maar ook
ongeplande zorg.
3 Beperkingen in mentaal functioneren (cognitief, psychisch):
Als er mentale problemen voorkomen dan gaat het vaak om angstgevoelens. De
24-uurs zorg in de nabijheid is voor cliënten in relatie tot hun angstgevoelens van
belang. Een veilig gevoel is een minder hard criterium dan de transferproblemen.
4 Beperkingen in sociaal functioneren (deelname aan maatschappelijk leven):
Door hun leeftijd kunnen mensen kwetsbaar zijn op dit vlak, maar er is niet per
definitie hulp nodig bij sociale contacten en deelname aan het maatschappelijk
leven.
5 Fysieke omgeving:
De fysieke omgeving is vaak een bepalende factor of terugkeer naar de
thuissituatie mogelijk is (samen met de sociale omgeving, zie volgende punt). Als
2 Sinds 01/01/2014 was toegang tot VV03 voor nieuwe cliënten niet meer mogelijk, ook niet voor
kortdurende opnames. Inmiddels is het inzetten van de ‘sip 31’ (en daarmee de ZZP03) sinds 17 februari
(met terugwerkende kracht) weer mogelijk vanuit het ziekenhuis. Voor een maximumperiode van 3
maanden. Deze regeling geldt voor heel 2014. We bespreken de doelgroep hier echter wel om meer zicht
te krijgen op de consequenties van de teruggenomen maatregel en om potentiële oplossingen te kunnen
beoordelen voor de periode vanaf 2015.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 8 van 31
A Kenmerken cliënten
er geen mogelijkheden zijn om iemand in de thuissituatie verantwoord zorg te
bieden, dan is dat een reden om kortdurend verblijf te indiceren.
6 (on)Mogelijkheden gebruikelijke zorg en mantelzorg:
De situatie van aan-/afwezigheid van een mantelzorger speelt mee bij deze groep.
Een groot deel is alleenstaand of de partner is zelf zorgbehoevend en kan geen
hulp bieden. De opname met 24-uurs zorg in nabijheid is vaak een geruststelling
voor familieleden wanneer zij zelf niet de benodigde zorg en toezicht kunnen
bieden.
B Zorg- en ondersteuningsbehoefte
1 Begeleiding:
Begeleiding in de zin van aanleren van vaardigheden is aanwezig bij deze cliënten.
De begeleiding is echter verweven met de PV en wordt niet afzonderlijk geboden.
Bij cliënten die weer naar huis gaan is de begeleiding ook gericht op het steeds
zelfstandiger gaan functioneren. Ook familiebegeleiding en overleg over
toekomstperspectief is aan de orde.
2 Verzorging (Persoonlijke zorg - ADL):
Er is PV nodig bij deze cliënten omdat zij de ADL vanwege de fysieke/lichamelijke
problemen tijdelijk niet (volledig) zelf kunnen. Er is ondersteuning nodig bij
transfers en er is geplande en ongeplande zorg nodig op meerdere momenten per
dag. Vooral in de eerste fase is er veel hulp nodig bij transfers en toiletgang, na
verloop van tijd neemt dit af. In de meeste gevallen was de cliënt voor opname
nog grotendeels zelfstandig en wordt geïnvesteerd in herstel van zelfredzaamheid.
De verzorging omvat gemiddeld over de verblijfsduur één tot anderhalf uur per
dag.
3 Verpleging:
Er is weinig VP nodig, behalve wondzorg bij mensen die herstellen van
orthopedische operaties. Over het algemeen gaat het om de minder complexe
beelden waar geen specifieke (verpleegkundige) deskundigheid is vereist.
4 Behandeling (AWBZ en/of Zvw):
Er is nauwelijks behandeling nodig. Als er behandeling wordt ingezet dan is het
behandeling via de eerstelijn. De behandeling is mono-disciplinair. Veelal gaat het
om inzet van fysiotherapie.
5 Hulp bij het huishouden:
Huishoudelijke hulp en hulp bij maaltijden zijn onderdeel van de
zorg/ondersteuningsvraag. Als gevolg van fysieke problemen worden cliënten
hierin ook belemmerd. Bij veel cliënten was ook voorafgaand aan de
ziekenhuisopname al HH en/of een maaltijdvoorziening ingezet in de thuissituatie.
6 Maaltijdvoorziening:
Zie boven.
7 Vervoer en hulpmiddelen:
Vervoer buitenshuis is noodzakelijk.
8 Overige zorg- en ondersteuning:
Psychosociale begeleiding is vaak onderdeel van de zorg en het verblijf, om de
cliënt te helpen bij de verwerking van de onverwachte en stressvolle situatie.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 9 van 31
1.2 Doelgroep ‘herstelzorg in verpleeghuis na ziekenhuisopname (VV6)’
A Kenmerken cliënten
1 Achtergrond (diagnose, stoornis, aandoening):
Kwetsbare mensen die in een situatie van onbalans zijn geraakt, bijvoorbeeld door
een val of zware operatie. Er zijn meestal meerdere dingen aan de hand waardoor
mensen niet voor zichzelf kunnen zorgen. Naast de directe aanleiding van de
ziekenhuisopname, zijn er vaak andere (eventueel al langer aanwezige)
complicerende factoren op het gebied van de gezondheid die ook bekend zijn bij
mantelzorg en betrokken hulpverleners (huisarts, thuiszorg). Denk bijvoorbeeld
aan (onder)voeding, psychosociale kwetsbaarheid (angst, vereenzaming),
alcoholproblematiek.
Ook intensieve zorg na een CVA komt voor als op het moment van ontslag uit het
ziekenhuis nog niet duidelijk is of iemand nog reactiveerbaar is. In plaats van GRZ
wordt dan uitgeweken naar herstelzorg middels een kortdurend ZZP VV06.
Het kan ook gaan om crisisopnames vanuit de thuissituatie (overbelaste
mantelzorgers, zorgmijders, veel comorbiditeit, hoge zorgvraag, maximum van
thuiszorg bereikt). Vaak zijn er sluimerende psychische/cognitieve problemen die
door de acute situatie aan het licht komen.
2 Beperkingen in lichamelijk functioneren (ADL, mobiliteit, zintuiglijk):
Cliënten zijn niet mobiel, hebben hulp nodig bij transfers zoals in/uit bed, alle
verzorging zoals wassen en kleden moet worden overgenomen.
3 Beperkingen in mentaal functioneren (cognitief, psychisch):
Cliënten zijn vaak in de war van alle gebeurtenissen. Ze hebben tijd nodig om tot
rust te komen en balans te hervinden. Bij een deel van de mensen (naar schatting
de helft) sluimerde de situatie van onbalans al (bijvoorbeeld door
vergeetachtigheid) en heeft een incident voor escalatie gezorgd.
4 Beperkingen in sociaal functioneren (deelname aan maatschappelijk leven):
De maatschappelijke betrokkenheid van cliënten was voor de ziekenhuisopname
vaak al beperkt en mensen hebben soms nog maar weinig contacten waar ze steun
aan ondervinden. Cliënten hebben hun handen vol aan het hervinden van balans
en tot rust komen. Later in het hersteltraject groeit vaak de belangstelling voor
de omgeving en voor sociale activiteiten (daginvulling).
5 Fysieke omgeving:
De fysieke omgeving is vaak een bepalende factor of terugkeer naar de
thuissituatie mogelijk is (samen met de sociale omgeving, zie volgende punt). De
woonsituatie varieert van een gelijkvloers appartement dat te ver van
voorzieningen vandaan zit tot een eengezinswoning of een portiekflat zonder lift.
6 (on)Mogelijkheden gebruikelijke zorg en mantelzorg:
De cliënten kunnen onvoldoende een beroep doen op ondersteuning uit de sociale
omgeving. Mensen zijn alleenstaand, kinderen wonen ver weg of hebben geen tijd,
of mensen hebben wel een partner maar deze is zelf beperkt.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 10 van 31
B Zorg- en ondersteuningsbehoefte
1 Begeleiding:
Er is begeleiding nodig die de cliënt door het traject heen helpt, die uitleg geeft
over de verschillende hulpverleners die betrokken zijn en die het overleg voert
met cliënt en zijn systeem. In een later stadium ook gesprekken over de
terugkeer naar huis en wat daarvoor nodig is. Eventueel is later in het traject
ook begeleiding nodig bij daginvulling (als mensen weer wat meer kunnen en
meer energie en ruimte hebben) en het bieden van handvatten om dat wat men
nog/weer zelf kan, te benutten.
2 Verzorging (Persoonlijke zorg - ADL):
Eerst veel overname van zorg op allerlei aspecten (transfers, wassen/kleden,
eten/drinken, complexe taken), vervolgens toewerken naar meer zelf doen met
waar nodig hulp. De zorg vindt meerdere keren per dag plaats, gepland en
ongepland. De totale omvang van verzorging, verpleging en begeleiding komt uit
op zo’n drie uur per dag. De zorgverlening moet 24 uur per dag in de nabijheid
zijn en bij ongeveer de helft van de gevallen is specifieke deskundigheid
noodzakelijk. Ook is soms hulp van twee personen nodig bij mobilisatie of inzet
van hulpmiddelen zoals een passieve lift.
3 Verpleging:
In veel gevallen is verpleegkundige inzet nodig, denk aan wondzorg, een
katheter of medicamenteuze behandelingen. Kennis van ziektebeelden is van
belang om onderscheid te kunnen maken tussen de zorgvragen die voortkomen
uit al bestaande en uit nieuwe ziektebeelden.
4 Behandeling (AWBZ en/of Zvw):
Nadruk van ZZP VV6 ligt op zorg en er is ook wel zorg nodig, maar voor deze
groep ligt de focus op ontwikkeling en activering door inzet van behandeling.
Qua omvang is deze gemiddeld genomen minder dan bij de Geriatrische
Revalidatiezorg (voorheen VV09). In de looptijd van het traject kan de inzet
variëren. Er zijn meerdere disciplines betrokken. Een toeziend oog van de
huisarts en controles door de medisch specialist volstaat niet voor deze
cliëntgroep.
5 Hulp bij het huishouden:
Huishoudelijke hulp en hulp bij maaltijden zijn onderdeel van de
ondersteuningsvraag. Als gevolg van fysieke problemen worden cliënten hierin
ook belemmerd. Bij veel cliënten was ook voorafgaand aan de ziekenhuisopname
al HH en/of een maaltijdvoorziening ingezet in de thuissituatie.
6 Maaltijdvoorziening:
Noodzakelijk (zie bij Hulp bij huishouden).
7 Vervoer en hulpmiddelen:
In het begin zijn mensen meestal rolstoelafhankelijk, in de loop van het traject
komen ze meer op de been. Ondersteuning bij/ organiseren van vervoer
buitenshuis is noodzakelijk.
8 Overige zorg- en ondersteuning:
-
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 11 van 31
1.3 Doelgroep ‘kortdurende opname - tijdelijke achteruitgang in gezondheid’
Deze doelgroep is op te splitsen in drie subgroepen:
● Subdoelgroep 1: Thuiswonende cliënten met een revalidatiedoelstelling die zich
niet na een ziekenhuisopname voordoet.
● Subdoelgroep 2: Thuiswonende cliënten met behoefte aan herstelzorg zonder
revalidatiedoelstelling en zonder voorafgaande ziekenhuisopname.3
● Subdoelgroep 3: Thuiswonende cliënten waar zich een crisissituatie voordoet
(diagnostiek)/ PG
Subdoelgroep 1: Thuiswonende cliënten met een revalidatiedoelstelling die zich
niet na een ziekenhuisopname voor doet
Deze doelgroep benoemen we hier wel, maar beschrijven we niet nader omdat deze
groep al onderwerp van onderzoek. Verenso, de LHV en de verenging van Klinisch
Geriaters (NVKG) is op het moment van schrijven, in opdracht van VWS, bezig met
een onderzoek naar deze doelgroep4. Deze cliënten hebben een lichamelijk/fysiek
probleem en worden direct door de Spoedeisende Hulp of de huisarts doorverwezen
naar de VVT-instelling. Er gaat geen ziekenhuisopname aan vooraf. Het gaat
bijvoorbeeld om een kneuzing of botbreuk die niet leidt tot een ziekenhuisopname of
een exacerbatie van een chronische ziekte, waarvoor mensen moeten revalideren.
De status van deze doelgroep is dat het in onderzoek is. De minister zal op basis van
het onderzoek een besluit nemen of deze doelgroep zonder ziekenhuisopname mag
instromen in de GRZ of dat de oplossing in de 1e lijn moet worden gezocht.
Afbakening VV3 en VV6 met GRZ
Kortdurende opnames na bijvoorbeeld heupoperaties blijken zowel in de GRZ, VV6 als
VV3 voor te komen. Het onderscheid - wat bepaalt of een cliënt in het ene of het
andere ‘bakje’ valt – hangt af van de volgende zaken:
De aanwezigheid van comorbide problemen, de noodzaak van multidisciplinaire
behandeling en de belastbaarheid en motivatie van de persoon zijn bepalend voor
toegang tot GRZ. Daarnaast moet de verwachting zijn dat iemand binnen een half
jaar weer in staat is terug te keren naar de thuissituatie.
Voor de indicatie GRZ moet er sprake zijn van instabiele comorbiditeit, naast de
heupoperatie zijn er bijvoorbeeld hart- of longproblemen, diabetes, MS. De groep in
VV3 is ‘gezonder’; daarbij ligt de nadruk meer op het gevoel van veiligheid en
aanwezigheid van hulp (waar een verzorgingshuis in voorziet). Verder is bij GRZ
sprake van een multidisciplinair behandelprogramma (vaak in de combinatie van SOG
en fysiotherapeut). Als iemand niet in aanmerking komt voor GRZ en te zwaar is voor
VV3, komt deze persoon nogal eens in VV6. De kans dat mensen met een VV6
uiteindelijk blijvend opgenomen worden is groot. Sinds overheveling van de GRZ
(2013) is er echter wel een toename in kortdurende VV06 te bemerken (zie bijlage
CvZ).
3 Het betreft een groep die niet direct te koppelen is aan een specifiek ZZP. Afhankelijk van de
problematiek komen verschillende ZZP’s uit de V&V-reeks voor. Voor sommige cliënten is nu geen
passende oplossing beschikbaar. 4 Onderzoek ingezet n.a.v. motie van de leden Leijten en Bruins Slot over problemen met de
verwijzing in de geriatrische revalidatiezorg (29689-478).
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 12 van 31
Subdoelgroep 2: Thuiswonende cliënten met een herstelzorg behoefte zonder
revalidatiedoelstelling en zonder voorafgaande ziekenhuisopname
A Kenmerken cliënten
1 Achtergrond (diagnose, stoornis, aandoening):
Bij deze cliëntgroep speelt een combinatie van factoren.
Cliënten hebben in de kern een lichamelijk/fysiek probleem. De groep stroomt in
vanwege een tijdelijke achteruitgang in de gezondheidssituatie, bijvoorbeeld door
een verwaarloosde longontsteking, overlijden van een partner, een
urineweginfectie. Cliënten zijn door deze gebeurtenissen ‘de weg even kwijt’ en
ervaren sterke stress. Ze verblijven voor korte tijd intramuraal om even aan te
sterken. Het criterium is hierbij ook 24-uurs zorg in de nabijheid. De behoefte
hieraan ontstaat meestal heel acuut, waardoor directe beschikbaarheid belangrijk is
(spoedopnames). Soms heeft dit te maken met een acuut woonprobleem5; in die
gevallen betalen mensen het verblijf zelf.
Het komt voor dat de huisarts of de thuiszorg rechtstreeks contact legt met de VVT
instelling omdat de cliënt is gevallen (en bijvoorbeeld pijnlijk ribben heeft) en deze
tijdelijk meer toezicht en onplanbare zorg nodig heeft dan in de thuissituatie
geleverd kan worden. Het gaat om herstelzorg zonder revalidatiedoelstelling. Bij
deze cliëntgroep kan ook de fysieke omgeving een rol spelen of het tijdelijke
wegvallen cq. de afwezigheid van een mantelzorger.
Cliënten verblijven vaak voor een duur van circa 6 weken intramuraal. Voor een
deel van de cliënten geldt deze periode ook als observatieperiode en blijkt het een
vorm van overbruggingszorg naar een langdurig verblijf in de instelling.
2 Beperkingen in lichamelijk functioneren (ADL, mobiliteit, zintuiglijk):
Cliënten hebben lichamelijke/fysieke problematiek waarvoor zorg en ondersteuning
noodzakelijk is. Cliënten hebben te maken met transferproblemen en beperkingen
in mobiliteit. Er is 24-uurs zorg in de nabijheid nodig, zowel geplande als
ongeplande zorg. De cliënten zijn erg kwetsbaar.
3 Beperkingen in mentaal functioneren (cognitief, psychisch):
Bij deze groep geldt dat mensen door een ingrijpende gebeurtenis (tijdelijk) in de
war zijn. Bij een deel is ook sprake van langzame achteruitgang in het mentaal
functioneren.
4 Beperkingen in sociaal functioneren (deelname aan maatschappelijk leven):
Door hun leeftijd kunnen mensen kwetsbaar zijn op dit vlak, maar er is niet per
definitie hulp nodig bij sociale contacten en deelname aan het maatschappelijk
leven.
5 Fysieke omgeving:
De fysieke omgeving is vaak een bepalende factor of terugkeer naar de thuissituatie
mogelijk is (samen met de sociale omgeving, zie volgende punt). Als er geen
mogelijkheden zijn om iemand in de thuissituatie verantwoord zorg te bieden, dan
is dat een reden om kortdurend verblijf te indiceren.
6 (on)Mogelijkheden gebruikelijke zorg en mantelzorg:
5 Zoals verbouwing van de woning, brand of waterschade.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 13 van 31
A Kenmerken cliënten
De situatie van aan-/afwezigheid van een mantelzorger speelt mee bij deze groep.
Een groot deel is alleenstaand of de partner is zelf zorgbehoevend en kan geen hulp
bieden.
B Zorg- en ondersteuningsbehoefte
1 Begeleiding
De begeleiding is verweven met de PV en wordt niet afzonderlijk geboden. Dit
betreft vooral het bieden van een veilig gevoel en vertrouwen in eigen kunnen
herstellen. Het gaat ook om de voorbereiding op verdere zorgverlening thuis of
een andere locatie voor permanent wonen.
2 Verzorging (Persoonlijke zorg - ADL)
Cliënten hebben behoefte aan PV. Er is 24 uur in de nabijheid zorg nodig en er is
sprake van voornamelijk geplande en deels ongeplande zorg op meerdere (korte)
momenten per dag.
3 Verpleging:
Cliënten hebben enige behoefte aan VP. Soms is specifieke kennis nodig.
4 Behandeling (AWBZ en/of Zvw)
Er is enige (monodisciplinaire) behandeling nodig voor deze cliënten (+/- 30
minuten per week).
5 Hulp bij het huishouden: Huishoudelijke hulp en hulp bij maaltijden zijn
onderdeel van de zorg/ondersteuningsvraag. Als gevolg van fysieke problemen
worden cliënten hierin ook belemmerd. Bij veel cliënten was ook voorafgaand aan
de ziekenhuisopname al HH en/of een maaltijdvoorziening ingezet in de
thuissituatie.
6 Maaltijdvoorziening:
Zie boven.
7 Vervoer en hulpmiddelen
Ondersteuning bij/ organiseren van vervoer buitenshuis is noodzakelijk.
8 Overige zorg- en ondersteuning
Voor deze groep is het welzijnsaspect belangrijk om op kracht te kunnen komen.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 14 van 31
Subdoelgroep 3: Thuiswonende cliënten waar zich een crisissituatie voordoet
(diagnostiek/ PG)
Verschillende organisaties signaleren dat er steeds meer spoedopnames plaatsvinden.
Gelet op de voorgestelde wijzigingen in de langdurige zorg ontstaat ook een risico
voor de doelgroep die nu met spoed wordt opgenomen en waarvoor een
(kortdurende) periode van diagnostiek en observatie nodig is. Van enkele grote VVT-
instellingen waarvan wij cijfers ontvingen over het aantal dagen crisisopnames en het
aantal dagen kortdurende opnames, blijkt dat het aandeel crisis ten opzichte van het
totale aan kortdurende zorg (crisis en KDO) circa 10% bedroeg in 2013.
Toelichting doelgroep
Crisiszorg heeft betrekking op de zorgvraag waarvoor plaatsing binnen verpleeghuis
nodig wordt geacht. Er is sprake van een spoed/crisisopname omdat gelet op het
acute probleem er geen andere manier is om de situatie te ondervangen. Een
crisisopname vindt dus alleen plaats als er acuut zorg nodig is. Veelal wordt de
crisisopname gebruikt om de cliëntsituatie te beoordelen en te stabiliseren, voordat
duidelijk wordt wat de zorgvraag inhoudt. De verwijzing vindt meestal plaats door
de huisarts, maar kan ook via de thuiszorg, SEH, casemanager GGZ of casemanager
dementie.
Procesgang bij crisis
In een crisissituatie neemt de klantvertegenwoordiger contact op met de huisarts,
thuiszorg of andere zorgorganisatie. De huisarts neemt, bij vermoeden van noodzaak
tot crisiszorg AWBZ, contact op met de zorgaanbieder crisisopname of met de
intramurale zorgaanbieder waar de cliënt al ingeschreven staat (dossierhouder).
De huisarts is ervoor verantwoordelijk dat alle beschikbare gegevens van de klant
beschikbaar zijn bij opname. De dossierhouder bekijkt in eerste instantie of hij de
klant op kan nemen op een regulier bed. Indien dit niet mogelijk is meldt hij de klant
aan bij de zorgzorgaanbieder waar de spoedbedden gesitueerd zijn. De zorgaanbieder
van de crisisopname beoordeelt via de specialist ouderengeneeskunde (eventueel
gemandateerd naar verpleegkundige niveau 5) inhoudelijk of het om een
crisisopname gaat. In overleg met de thuiszorg /casemanager wordt eerst beoordeeld
of de spoedsituatie met inzet of uitbreiding extramurale zorg opgelost kan worden.
De zorgaanbieder van de crisisopname neemt als opname noodzakelijk is, de klant
van de huisarts over. De zorgaanbieder plaatst de cliënt vervolgens binnen 24 uur op
crisisbed binnen de eigen organisatie of bemiddeld de klant door. CIZ is
verantwoordelijk voor het afgeven van een crisis-indicatie, een administratief besluit
voor 14 dagen, eventueel een BOPZ en stelt binnen 14 dagen de definitieve indicatie.
Criteria voor crisisopname
Om in aanmerking te komen voor crisiszorg dienen cliënten te voldoen aan alle
genoemde criteria6:
1. Er is sprake van een acute verandering
2. Gevaarscriterium is duidelijk aanwezig
3. Binnen 24 uur is intramurale zorg noodzakelijk
4. Onderdeel van de noodzakelijke zorg is behandeling
5. Voorliggende voorzieningen zijn niet van toepassing
6 Bron: Protocol crisisopvang VV&T, LHV-artsennet.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 15 van 31
Ad 1. Het acute karakter dient te worden geëxpliciteerd. Er kan geen sprake zijn van
een geleidelijke achteruitgang van de klant, om hiermee versnelde opname te
realiseren en daarmee misbruik van de crisisbedden te voorkomen.
Ad 2. Gevaarscriterium heeft betrekking op het ontstane gevaar aangaande de
gezondheidssituatie van de cliënt of zijn omgeving. Dit is verschillend van het
gevaarscriterium dat van toepassing is bij een IBS (in bewaring stelling in het kader
van de BOPZ). Onder gevaarscriterium wordt verstaan dat de cliënt een onacceptabel
risico dreigt te lopen op lichamelijk en geestelijk letsel, dan wel zijn omgeving in
gevaar brengt (waarbij dit niet onder een IBS in het kader van de BOPZ valt).
Ad 3. De inzet van enkel thuiszorg (eventueel verhoging van de zorginzet) is niet
voldoende om gevaarscriterium op te heffen, dus opname vereist.
Ad 4. De veranderende zorgbehoefte vraagt om behandeling binnen een intramurale
setting. - Indien sprake is van de noodzaak tot behandeling, dan dient deze
behandeling niet van curatieve aard te zijn, want dan is het geen crisisopname AWBZ.
De cliënt dient te worden behandeld in curatieve (2e lijns)instelling (o.a. ziekenhuis,
revalidatie, PAAZ, opnameafdeling GGZ instelling).
A Kenmerken cliënten
1 Achtergrond (diagnose, stoornis, aandoening):
De cliënten hebben te maken met een lichamelijke of psychogeriatrische
escalatie. Er is een grote diversiteit aan voorkomende problematiek en een sterk
variërende zorgbehoefte. Er is een kortdurende intramurale opnameperiode
nodig (variërend van een week tot een maand) om de cliënt te kunnen
observeren en uitgebreide diagnostiek te kunnen uitvoeren. In de gesprekken
suggereerden aanbieders dat er een relatie bestaat tussen een toename van
diagnostiek in crisessituaties doordat deze mogelijkheden ontbreken in de
reguliere setting. 7 De cliënten komen vaak binnen met ZZP VV3 (tot 31/12/13)
of VV4. Ook VV6 komt voor, dan is er meer behandeling noodzakelijk.
De spoedsituatie ontstaat door een acuut probleem bij de cliënt zelf of bij de
mantelzorger (ernstige ontregeling van fysieke, sociale en/of psychische
gesteldheid van cliënt of diens omgeving).
30% van de cliënten in deze groep keren uiteindelijk terug naar huis. In de
andere gevallen wordt de kortdurende opname opgevolgd door een langdurige
indicatie voor verblijf.
2 Beperkingen in lichamelijk functioneren (ADL, mobiliteit, zintuiglijk):
De cliënten hebben problemen met het uitvoeren van wassen, aankleden,
transfers en toiletgang.
3 Beperkingen in mentaal functioneren (cognitief, psychisch):
Bij een crisissituatie met name als gevolg van een psychogeriatrische
achteruitgang geldt dat mensen (tijdelijk) in de war zijn. Bij een deel is ook
sprake van langzame achteruitgang in het mentaal functioneren.
4 Beperkingen in sociaal functioneren (deelname aan maatschappelijk leven):
Door hun leeftijd kunnen mensen kwetsbaar zijn op dit vlak, maar er is niet per
definitie hulp nodig bij sociale contacten en deelname aan het maatschappelijk
leven.
7 De zorg van organisaties is dat er onvoldoende mogelijkheden zijn om kortdurende zorg met
diagnostiek te leveren.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 16 van 31
A Kenmerken cliënten
5 Fysieke omgeving:
De fysieke omgeving is vaak een bepalende factor of terugkeer naar de
thuissituatie mogelijk is (samen met de sociale omgeving, zie volgende punt).
Als er geen mogelijkheden zijn om iemand in de thuissituatie verantwoord zorg
te bieden, dan is dat een reden om kortdurend verblijf te indiceren.
6 (on)Mogelijkheden gebruikelijke zorg en mantelzorg:
De situatie van aan-/afwezigheid van een mantelzorger speelt mee bij deze
groep. Een groot deel is alleenstaand of de partner is zelf zorgbehoevend en kan
geen hulp bieden.
B Zorg- en ondersteuningsbehoefte
1 Begeleiding:
Er is begeleiding nodig die de cliënt door het traject heen helpt, die uitleg geeft
over de verschillende hulpverleners die betrokken zijn en die het overleg voert
met cliënt en zijn systeem. Er is tijd nodig om de situatie te beoordelen en te
bepalen wat er nodig is. In een later stadium ook gesprekken over de terugkeer
naar huis of een permanente opname in verzorgings- of verpleeghuis.
2 Verzorging (Persoonlijke zorg - ADL):
Cliënten hebben behoefte aan PV. Er is 24 uur in de nabijheid zorg nodig en er is
sprake van zowel geplande als ongeplande zorg.
3 Verpleging:
Cliënten hebben vaak behoefte aan VP. Soms is specifieke kennis nodig.
4 Behandeling (AWBZ en/of Zvw):
Er is enige behandeling nodig voor deze cliënten (+/- 30 minuten per week). In
veel gevallen loopt dit via de eerste lijn; (para)medici vanuit het verpleeghuis
werken voor een deel ook via de eerste lijn. Afgezien van concrete inzet van
behandeling uit de eerstelijn kan de eerstelijn ook een signalerende rol hebben
bij deze doelgroep.
5 Hulp bij het huishouden:
Huishoudelijke hulp en hulp bij maaltijden zijn onderdeel van de
zorg/ondersteuningsvraag.
6 Maaltijdvoorziening:
Zie boven.
7 Vervoer en hulpmiddelen:
Ondersteuning bij/ organiseren van vervoer buitenshuis is noodzakelijk. Een deel
is ook (bij aanvang) rolstoelafhankelijk voor vervoer binnenshuis.
8 Overige zorg- en ondersteuning:
Wat de terugkeer naar huis kan versoepelen maar vaak ontbreekt, is een
centraal aanspreekpunt die coördinatie en afstemming van zorg, welzijn en
wonen regelt.
Een aandachtspunt vanuit het perspectief van zorgverleners is dat er grotere
flexibiliteit wordt gevraagd vanwege de grote verscheidenheid aan cliëntgroepen
die een beroep doen.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 17 van 31
1.4 Samenvattende tabel onderscheid doelgroepen
Kortdurende
herstelzorg in
verzorgingshuis na
ziekenhuisopname
(VV3)
Kortdurende
herstelzorg in
verpleeghuis na
ziekenhuisopname
(VV6)
Thuiswonende cliënten
met een herstelzorg
behoefte zonder
revalidatiedoel-stelling
en zonder
voorafgaande
ziekenhuisopname
Thuiswonende cliënten
waar zich een
crisissituatie voordoet
Herkomst Ziekenhuis Ziekenhuis Thuis Thuis
Aanleiding
opname
Fysiek –
transferproblemen
waarvoor ongeplande
zorg nodig is.
Behoefte aan
beschermde en veilige
omgeving voor
reactivering.
Fysiek – mobiliteit en
bijkomende
complicerende
gezondheidsfactoren
waarvoor ongeplande
zorg nodig is.
Behoefte aan
beschermde en veilige
omgeving voor
reactivering.
Fysiek en situatie van
onbalans.
Behoefte aan
beschermde en veilige
omgeving voor
reactivering.
Fysieke en/of mentale
escalatie.
Behoefte aan
beschermde en veilige
omgeving voor
reactivering.
Acuut en/of
sluimerende
problematiek
Acuut Acuut (ZH opname) en
sluimerend aanwezige
problematiek
Acute achteruitgang,
sluimerende
problematiek
Acuut
Aard ADL-zorg
Ondersteunen (in
beginperiode ook
gedeeltelijk overname,
gericht op herstel)
Overnemen alle ADL en
in het traject
toewerken naar
ondersteunen
Ondersteunen (in
beginperiode ook
gedeeltelijk overname,
gericht op herstel)
Ondersteunen of
overnemen, veel
aandacht voor
begeleiding, herstellen
van evenwicht, rust en
veiligheid
Behandeling
Zvw, beperkte omvang
Overwegend
fysiotherapie
AWBZ, intensievere
omvang
Multidisciplinair
Zvw/AWBZ, beperkte
omvang
Zvw/AWBZ, beperkte
omvang
Accent diagnostiek
Tabel 1. Overzicht onderscheidende kenmerken doelgroepen in deze notitie
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 18 van 31
2. Omvang doelgroepen kortdurende zorg
Naast het kwalitatief in kaart brengen van de doelgroepen van kortdurende zorg in de
sector Verpleging en Verzorging, heeft ActiZ ook de vraag gesteld de omvang van
kortdurende zorg in kaart te brengen. Voor de VV ZZP’s 3 tot en met 88 hebben we
door het CVZ op basis van de AWBZ Brede Zorgregistratie (AZR) analyses laten
uitvoeren naar de omvang van kortdurende zorg.
We hebben het CVZ gevraagd om het volgende in beeld te brengen: Aantal personen
met een op de peildatum geldige intramurale indicatie voor maximaal 6 maanden
voor ZZP VV03 t/m VV08 en van de cliënt op drie peildata (1/1/2012, 1/1/2013,
1/10/20139).
Vooraf: de absolute aantallen zijn afkomstig van het CVZ (Bron: AZR/College voor
Zorgverzekeringen)
ZZP: 1 januari 2012 1 januari 2013 1 oktober 2013
VV 3 2.473 2.669 1.605
VV 4 347 360 312
VV 5 566 465 415
VV 6 1.052 1.243 1.407
VV 7 145 159 134
VV 8 46 47 47
Totaal 4.629 4.943 3.920
Tabel 2. Aantal op de peildata geldige indicaties (exclusief PGB) voor een ZZP VV3
t/m VV8 voor maximaal 6 maanden.
In bovenstaande tabel is zichtbaar dat de totale omvang van kortdurende indicaties
op de peildata varieert van bijna 4.000 tot bijna 5.000. Bekend is dat in 2013 het
aantal kortdurende indicaties is afgenomen doordat per 1 januari 2013 de beleids-
regel voor intramuraal verblijf strenger is geworden. Met andere woorden, cliënten
voldeden in mindere mate aan de voorwaarden voor intramuraal verblijf. Die daling
zien we terug bij de omvang van VV3. NB. Uit de AZR is niet te herleiden hoeveel
indicaties door middel van een SIP zijn afgegeven.
Als we bovenstaande aantallen afzetten tegen de totale omvang intramuraal
verblijvenden in de V&V (ca. 157.000) dan zien we dat het bij kortdurend verblijf
gaat om een aandeel van 3,1% op 1/1/2013 en 2,5% op 1/10/2013. De doorlooptijd
van deze cliënten is wel hoger, wat betekent dat het werkelijke aandeel van deze
cliënten binnen de AWBZ hoger zal zijn.
8 VV1 en VV2 zijn niet in de analyse meegenomen omdat deze ZZP’s per 1/1/2013 zijn
geëxtramuraliseerd. Daarnaast zijn VV9 en VV10 buiten beschouwing gelaten omdat dit per definitie
kortdurende indicaties zijn en deze niet binnen de scope van dit onderzoek vallen. 9 Omdat CVZ nog niet beschikt over alle gegevens t/m december 2013 is in plaats van de peildatum
1/1/2014 gekozen voor de peildatum 1/10/2013.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 19 van 31
In tabel 3 presenteren we de procentuele verdeling over de ZZP’s 2 tot en met 8 die
voor een duur van maximaal zes maanden zijn afgegeven.
ZZP: 1 januari 2012 1 januari 2013 1 oktober 2013
VV 3 53% 54% 41%
VV 4 7% 7% 8%
VV 5 12% 9% 11%
VV 6 23% 25% 36%
VV 7 3% 3% 3%
VV 8 1% 1% 1%
Totaal 100% 100% 100%
Tabel 3. Procentuele verdeling naar ZZP’s van aantal op de peildata geldige
indicaties (exclusief PGB) voor een ZZP VV3 t/m VV8 voor maximaal 6 maanden.
Tabel 3 laat zien dat in de totale omvang van kortdurende indicaties, VV3 het
grootste aandeel heeft. Zoals gezegd nam dit af per 1 januari 2013. Het aandeel VV6
is groter geworden. Opvallend is ook dat in tegenstelling tot de signalen vanuit
zorgaanbieders er ook andere ZZP’s kortdurend worden afgegeven. Dit geldt in
zekere mate voor VV5 (11% in oktober 2013) en VV4 (8%) en in mindere mate voor VV7
(3%) en VV8 (1%).
We hebben het CVZ ook gevraagd naar de opvolging na de indicatie tot maximaal zes
maanden. In tabel 4a en 4b geven we een overzicht van die opvolging in de volgende
categorieën:
● Geen zorg
● Extramurale zorg
● Verlenging huidig ZZP
● Ander ZZP
De opvolging is in beeld gebracht aan de hand van de cliënten die op 1 januari 2013
een geldige indicatie hadden voor VV3 tot en met VV8 voor ten hoogste zes maanden.
De opvolging van cliënten op peildatum 1 oktober 2013 was nog niet beschikbaar.
Geen zorg
Extramurale
zorg
Verlenging
huidig ZZP Ander ZZP Totaal
VV 3 2.119 487 35 28 2.669
VV 4 270 72 10 8 360
VV 5 386 56 18 5 465
VV 6 1.029 164 36 14 1.243
VV 7 145 7 3 4 159
VV 8 39 3 - 5 47
Totaal 3.988 789 102 64 4.943
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 20 van 31
Tabel 4a. Opvolging ZZP indicaties met een maximale duur van 6 maanden in
aantallen.
Geen zorg
Extramurale
zorg
Verlenging
huidig ZZP Ander ZZP Totaal
VV 3 79% 18% 1% 1% 100%
VV 4 75% 20% 3% 2% 100%
VV 5 83% 12% 4% 1% 100%
VV 6 83% 13% 3% 1% 100%
VV 7 91% 4% 2% 3% 100%
VV 8 83% 6% 11% 100%
Totaal 81% 16% 2% 1% 100%
Tabel 4b. Opvolging ZZP indicaties met een maximale duur van 6 maanden in
procenten.
Op basis van de inzichten in tabel 4a en 4b kunnen we concluderen dat veruit de
meeste cliënten na een kortdurende opname geen AWBZ zorg meer hebben. Dit
varieert van 79% (VV3) tot 91% (VV7). De selectie ‘geen zorg’ omvat ook de
overlijdens van personen. In de AZR is helaas niet na te gaan in hoeveel gevallen het
een overlijden betrof en in hoeveel gevallen mensen daadwerkelijk zonder zorg naar
huis konden. Een opvolging in termen van ‘geen zorg’ is voor VV3 tot en met VV5 (of
6) mogelijk aannemelijk. Voor de ZZP’s 7 en 8, is dit niet reëel en wordt de omvang
vermoedelijk uitsluitend verklaard door overlijdens.
Het aandeel ‘verlenging ZZP’ of ‘ander ZZP’ is erg klein te noemen (< 5%), behalve
voor VV8, daarvan ontving 11% van de cliënten na de kortdurende indicatie een
indicatie voor een ander ZZP.
In de bijeenkomst met zorgaanbieders bij Actiz op 7 januari jl. hebben we ook
geconstateerd dat cliënten soms kortdurend intramuraal verblijven bijvoorbeeld door
het wegvallen van de mantelzorger. We hebben daarom ook aan het CVZ gevraagd of
het mogelijk is een overzicht te geven van het aantal personen met een op de
peildatum geldige intramurale indicatie voor langdurig verblijf (meer dan 6 maanden)
voor ZZP VV03 t/m VV08, met één of meer MAZ-berichten op functies, maar geen
MAZ-bericht op de functie 'Langdurig Verblijf' en die binnen de langdurige indicatie
voor een korte periode (maximaal zes maanden) een MAZ-bericht hebben gehad op de
functie ‘Langdurig Verblijf’.
Met andere woorden, we willen een beeld geven van cliënten die een intramurale
indicatie hebben en in principe geen verblijf afnemen, maar die – om welke reden
dan ook – toch kortdurend intramuraal verblijf (maximaal zes maanden) hebben
gehad. Zo kan het voorkomen dat een oudere vanwege de beschikbare mantelzorg
heeft gekozen om het verblijf niet te verzilveren en dus thuis woont met een
intramurale indicatie. Vanwege ziekenhuisopname of vakantie van de mantelzorg is
binnen de lopende indicatie toch intramuraal verblijf nodig geweest.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 21 van 31
ZZP: 1 januari 2012 1 januari 2013 1 oktober 2013
VV 3 264 291 205
VV 4 380 370 211
VV 5 537 487 275
VV 6 170 239 305
VV 7 32 37 36
VV 8 9 14 24
Totaal 1.392 1438 1056
Tabel 5a. Aantal op de peildatum geldige indicaties (excl. PGB) voor ZZP VV3 t/m 8,
waarbij op de peildatum alleen extramurale zorg wordt geleverd, maar in het
verleden ook kortdurend (< 6 maanden) verblijf.
ZZP: 1 januari 2012 1 januari 2013 1 oktober 2013
VV 3 19% 20% 19%
VV 4 27% 26% 20%
VV 5 39% 34% 26%
VV 6 12% 17% 29%
VV 7 2% 3% 3%
VV 8 1% 1% 2%
Totaal 100% 100% 100%
Tabel 5b. Aantal op de peildatum geldige indicaties (excl. PGB) voor ZZP VV3 t/m 8,
waarbij op de peildatum alleen extramurale zorg wordt geleverd, maar in het
verleden ook kortdurend (< 6 maanden) verblijf in procenten.
In de tabellen 5a en 5b is zichtbaar dat dit type kortdurende opnames niet zeldzaam
is, voornamelijk voor de indicatie van VV3 tot en met VV6. Bij VV5 en VV6 gaat het
om de grootste aantallen. Door de voorgenomen hervormingen van het kabinet kan
dit type opnames mogelijk wel beschikbaar blijven.10
10 Vraag ministerie van VWS: Straks in WLZ, naast ZIN alleen PGB en VPT mogelijk. Kunnen mensen
dan alsnog voor korte duur (met geldige toegang) tijdelijk kiezen voor ZIN en dus een korte periode
intramuraal verblijven?
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 22 van 31
Tabel 6. Aantal op de peildatum 01 januari 2013 geldige indicaties (exclusief PGB)
voor een ZZP VV3 t/m VV8 voor maximaal 6 maanden, waarbij de zorg conform het
indicatiebesluit wordt geleverd, verdeeld naar de duur van de zorglevering van het
betreffende ZZP.
NB. De duur van de zorg kan langer dan zes maanden zijn, omdat iemand dan een
verlenging op hetzelfde ZZP heeft gehad.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat het grootste deel van de cliënten met een
kortdurende indicatie 1 tot 3 maanden verblijft in een verzorgings- of verpleeghuis.
Naarmate de zwaarte van het ZZP toeneemt verblijven cliënten vaak langduriger, de
indicatie wordt dan verlengd. Dit is een logische consequentie aangezien minder
cliënten met een zware indicatie terug kunnen keren naar huis (al dan niet met
extramurale zorg).
0 tot 2
weken
3 wk t/m 1
maand
1 t/m 2
maanden
2 t/m 3
maanden
3 t/m 4
maanden
4 t/m 5
maanden
5 t/m 6
maanden
6 t/m 7
maanden
> 7
maanden
VV 3 1.884 9,9% 16,0% 30,5% 32,1% 8,4% 1,3% 1,1% 0,5% 0,3%
VV 4 251 8,8% 12,0% 20,7% 29,5% 12,0% 4,8% 8,8% 2,4% 1,2%
VV 5 361 4,2% 7,2% 19,4% 27,4% 15,2% 8,9% 12,5% 4,7% 0,9%
VV 6 992 8,0% 9,3% 19,1% 22,2% 14,0% 9,0% 13,5% 4,7% 0,4%
VV 7 137 5,1% 2,9% 6,6% 25,5% 10,2% 10,9% 27,7% 10,9% 0,0%
VV 8 37 8,1% 2,7% 16,2% 2,7% 5,4% 16,2% 24,3% 24,3% 0,0%
Totaal 3.662 8,5% 12,4% 24,6% 28,2% 10,9% 4,9% 7,3% 2,8% 0,6%
Verdeling naar duur van de zorglevering
Aantal IB
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 23 van 31
3. Oplossingsrichtingen
Onderstaande oplossingen zijn in de verschillende gesprekken en consultaties ter
sprake gekomen. Deze oplossingen zijn er overwegend op gericht om te komen tot
een substitutie van kortdurende zorg die nu in de AWBZ geleverd wordt, naar andere
vormen van zorgverlening, die passen in de huidige maatschappelijke context van
meer extramuralisering, versterking 1e lijn en de wens van cliënten om langer thuis te
wonen. In de oplossingen is rekening gehouden met de systeemveranderingen in het
landschap van de langdurige zorg die vanaf 2015 van kracht worden. Waar mogelijk is
zoveel mogelijk aangesloten bij de herinrichting van het zorglandschap en de
doelstellingen die daarbij passend zijn.
Een deel van de oplossingsrichtingen zal bij een gecombineerde inzet mogelijk
passend kunnen zijn. In de tabel hebben we de oplossingsrichtingen per domein
gerubriceerd en geven we weer in hoeverre de oplossingen passend zijn voor de
verschillende doelgroepen.
1. Extramurale zorglevering: VP, PV via nieuwe functie wijkverpleging in de Zvw.
2. Ondersteuning vanuit de Wmo (nu HH en maaltijdverstrekking, vanaf 2015 ook
BG). Dit ook aanbieden in een geclusterde setting met kortdurend verblijf.
3. Aanvullende zorgverzekering, waarbij vanuit de zorgverzekeringswet verblijf in
een zorghotel (deels) wordt gefinancierd.
4. Een beperkte periode in zorghotel in basisverzekering opnemen, waarbij de
benodigde zorg via de thuiszorg wordt geleverd. De basale omgeving en
dienstverlening kan door de zorgverzekeraar beschreven worden; voor een luxere
invulling kunnen mensen bijbetalen.
5. Onderlinge dienstverlening ziekenhuis, waarbij een VVT aanbieder een
vergoeding ontvangt vanuit de DBC die het ziekenhuis in rekening brengt.11
6. Extramurale zorgfuncties (PV, VP, MSVT) met losstaande verblijfscomponent met
hotelservices.12 Het verblijf kan op diverse wijzen georganiseerd worden zoals
door zorgverzekeraars en kortdurend verblijf in VVT instelling tegen eigen
betaling.
7. Diverse varianten voor financiering van respijtzorg (te weten via gemeenten,
Zorgverzekeringswet, (nu ook nog AWBZ) en eigen betaling).
8. Medisch Specialistische Verpleging Thuis (MSVT) vanuit de Zvw, waarbij
verpleegkundige zorg in de thuissituatie in opdracht en onder
verantwoordelijkheid van de medisch specialist wordt ingezet. MSVT wordt in
2014 net als voorgaande jaren nog bij thuiszorgorganisaties ingekocht zonder
deel uit te maken van de DOT-zorgproducten die ziekenhuizen in rekening
brengen.
9. Inrichten van ‘huisartsenbedden’.
10. Inrichten van een ‘wijkziekenboeg of wijkhuispitaal13’.
11 NB. Door aanbieders wordt gewezen op een ‘ingewikkeld’ administratief proces voor deze
oplossingsrichting. 12 Verblijf met hotelfuncties tegen eigen betaling zijn niet voor iedereen toegankelijk, gelet op de
draagkracht van individuen. 13 Paletgroep is gestart met een nieuwe zorgvorm; een ‘wijkhuispitaal’. Hier kunnen ouderen worden
behandeld voor diverse ziekten, waarbij ze echter geen specialistische behandeling nodig hebben, maar
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 24 van 31
11. Nachtverpleging. Echter: hier is een indicatie voor BGG nodig en deze vervalt per
1-1-2015 (afhankelijk van wat gemeenten gaan doen).
12. Inspanningen woningbouwcorporaties om herstelzorg thuis te realiseren of
aangepaste appartementen aan te bieden.
13. Mogelijk maken kortdurende zorg in de Wet langdurige zorg (Wlz).
14. Verruiming aanspraak GRZ waardoor ook cliënten die voldoen aan de kenmerken
van GRZ, direct na bezoek SEH of via de huisarts kunnen worden ingestuurd,
waardoor opname in ziekenhuis niet meer voorwaardelijk is.
VV3 VV6 Herstelzorg vanuit huis
Crisis
Gem
eente
lijk
socia
al
dom
ein
Ondersteuning Wmo +++ +
Respijtzorg +++ + ++ ++
Inspanningen woningbouw + +
Eers
telijn
Extramurale zorgfuncties met ‘aparte’ verblijfscomponent
+++ + ++
Huisartsenbedden ++ ++ +++ +++
Wijkziekenboeg +++ + +++ ++
Nachtverpleging ++ ++
Medis
ch s
pecia
list
ische
zorg
Basis-/Aanvullende zorgverzekering (zorghotel)
+++ + +++
Wijkverpleging + +++
Onderlinge dienstverlening ziekenhuis/VVT
++ + ++
MSVT ++ + + +
Verruiming GRZ + +
Wlz Verruiming toegang +++ + ++ ++
Tabel 7. Oplossingsrichtingen per domein.
NB. Inzet nachtverpleging en thuisverpleging niet altijd toereikend, dus slechts
gedeeltelijk een oplossing. Dit heeft onder andere te maken met het tijdstip van
aanvang en einde nachtverpleging; deze tijden sluiten niet aan bij de praktijk.
onder verantwoordelijkheid van de eigen huisarts kunnen worden behandeld in een kleinschalige
intramurale setting die tegemoetkomt aan diverse behoeften van ouderen zoals veiligheid,
gemoedelijkheid, rust en een aangename sfeer. Opname in een wijkhuispitaal voorkomt een
ziekenhuisopname en is dus een bijzondere vorm van ‘kortdurende opname’. Met de zorgverzekeraar
wordt nog gesproken over een passende vergoeding voor dit innovatieve product.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 25 van 31
4. Kansen en risico’s bij verdwijnen van kortdurende zorg
In dit hoofdstuk beschrijven we de kansen en risico’s wanneer de beoogde
maatregelen voor hervorming van de langdurige zorg worden doorgevoerd en
kortdurende opnames niet meer mogelijk zijn.
Kansen
De tijdelijke opname in het verzorgingshuis was een volledig pakket, dit nam de
cliënt en zijn familie veel uit handen (toeziend oog, verzorging, maaltijden,
huishoudelijke hulp etc.). Het wegvallen van de mogelijkheid om kortdurend
opgenomen te worden stimuleert mensen om zelf oplossingen te vinden en vaak kan
dat ook. Zeker omdat thuiszorgorganisaties steeds meer in kunnen spelen op
ongeplande zorgvragen, bijvoorbeeld met behulp van nieuwe technologie. De
ontwikkelingen op dit vlak worden mogelijk ook versneld door de groeiende behoefte
hieraan.
De transferpunten in de ziekenhuizen richten hun informatievoorziening, zeker bij
geplande operaties, meer dan voorheen op de voorbereiding van de cliënt en zijn
netwerk: wat moet je regelen om het na ontslag uit het ziekenhuis te kunnen redden,
welke mensen uit je netwerk kunnen je helpen en op welke manier, welke
mogelijkheden voor ondersteuning in de thuissituatie zijn er. Daarbij wijst men niet
alleen op thuiszorg, maar ook op vrijwillige hulpverlening en mantelzorgonder-
steuning.
De nieuwe wijkverpleegkundige kan als ‘transferverpleegkundige’ optreden in de
thuissituatie, zowel voor een (geplande) opname, zowel tijdens als daarna. Deze kan
verbinding leggen met diverse netwerken in de wijken en buurten die de cliënt zelf
niet altijd weet te vinden.
De verblijfsduur van patiënten in ziekenhuizen blijkt mede van invloed te zijn op de
noodzaak en behoefte aan herstelzorg in een VVT-instelling. De verblijfsduur in
ziekenhuizen wordt de laatste jaren steeds verder teruggebracht. Een verblijf van
maximaal een etmaal in het ziekenhuis vindt plaats bij bijvoorbeeld een polsfractuur
(in combinatie met een andere ziekte), kleine operaties, poliklinische behandeling,
verdenking CVA, hartfalen, bepaalde wonden, etc. Een ziekenhuisopname van
meerdere dagen is aan de orde bij grotere operaties aan bijvoorbeeld ingewanden,
stoma, hartfalen, bovenarmfractuur, etc. De ligduur is mede afhankelijk van de
samenwerkingsafspraken tussen ziekenhuizen en verzorgingshuizen. Voor sommige
aandoeningen is er een protocol (herstelplan) met afspraken over de duur van de
opname, de mogelijkheden voor ontslag, de behandeling na ontslag etc. Goede
afspraken tussen ziekenhuizen en VVT-instellingen over ontslagbeleid en aandacht
voor preoperatieve programma’s kunnen er toe leiden dat cliënten beter en sneller
herstellen en dat passender oplossingen kunnen worden getroffen wanneer
kortdurende indicaties niet langer mogelijk zijn. Dit moet echter wel ondersteund
worden door passende bekostiging.
Voor het goed organiseren van kortdurende zorg is in de extramurale situatie van
belang dat organisaties de extramurale functies in de wijk, zoals behandelzorg en
wijkverpleging steeds verder vormgeven. De inzet van deze functies helpt om
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 26 van 31
cliënten ook daadwerkelijk langer thuis te houden. Intramuraal zijn er nog geen
oplossingen, maar wanneer de voorgestelde hervorming van de langdurige zorg
gepaard gaat met een mogelijkheid tot (tijdelijke) opname, houdt dit het cliënt
systeem langer in haar kracht, en worden langdurige opnames en een overbelast
cliëntsysteem voorkomen.
Risico’s
Bij het doorvoeren van de beoogde maatregelen voor hervorming van de langdurige
zorg zullen kortdurende opnames niet meer mogelijk zijn. Afhankelijk van de wijze
waarop passende oplossingen worden getroffen (zie hiervoor ook hoofdstuk 2) voor de
verschillende doelgroepen kunnen in meer of mindere mate de volgende risico’s
optreden:
● Bij minder/geen mogelijkheden voor kortdurende opnames, neemt het aantal
crisissituaties naar verwachting toe. Ook wordt een toename van overbelasting
van mantelzorgers verwacht.
● Lang niet alle cliënten kunnen zich een aanvullende verzekering veroorloven
waarin verblijf in een zorghotel (deels) wordt vergoed.
● Er wordt een toename verwacht van aantal personen welke na verloop van tijd
overleden of in verwaarloosde omstandigheden worden aangetroffen. Dit zal zich
vaker voordoen bij mensen met een lage Sociaal Economische Status (SES).
● Uiteindelijk wordt voor de noodzakelijke zorg wel een oplossing gevonden, maar
voor het gevoel van veiligheid en welbevinden is er vaak wat meer nodig. Het
vraagt veel van het netwerk van de cliënt. Niet altijd kan dit voldoende
gemobiliseerd worden of weigert de cliënt zelf.
● Een ander risico dat kan optreden is ‘upcoding’. Het gaat hier zowel om een
ophoging van VV3 naar VV6, van VV3 naar GRZ en van VV6 naar GRZ. Daarnaast is
ook het risico aanwezig dat cliënten langer in het ziekenhuis blijven, wat ook tot
hogere kosten leidt.
● Er kunnen verschillen ontstaan tussen cliënten met vergelijkbare problematiek in
verschillende gemeenten, wanneer de ene gemeente wel een voorziening voor
tijdelijk verblijf aanbiedt en de andere gemeente niet.
● Het toedelen van taken aan de Zvw en de Wmo kan belemmerend werken; zowel
voor de cliënt (die op verschillende plekken moet aankloppen) als voor de
aanbieders (die met verschillende financieringsstromen te maken krijgen).
Daarnaast is onzeker hoe de onplanbare persoonlijke verzorging wordt ingebed in
de nieuwe functie wijkverpleging in de Zvw per 2015.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 27 van 31
5. Vervolgstappen
Door verscheidene maatregelen die zijn aangekondigd voor hervorming van de
langdurige zorg is het vanaf 2015 met ongewijzigd beleid niet meer mogelijk om
ouderen in een VVT-instelling op te nemen voor een kortdurende periode. Als er niets
gebeurt valt een grote groep cliënten tussen wal en schip. Gelet op de kenmerken,
de zorgbehoefte en de omvang van deze doelgroepen (4.000 - 5.000) is het voor ActiZ
van groot belang om voor haar lidorganisaties invloed te kunnen uitoefenen in het
proces van de hervorming langdurige zorg. Met deze rapportage heeft ActiZ kennis in
handen om de lobby voor het regelen van passende zorg voor deze doelgroepen te
versterken.
Kwalitatief gaat het bij de huidige kortdurende zorg om verschillende typen cliënten
en zorgvragen. Aan te bevelen is om ervoor te zorgen dat nieuwe oplossingen niet
worden uitgewerkt in allerlei verschillende prestaties voor verschillende doelgroepen.
Hierdoor wordt het systeem onnodig ingewikkeld. Beter is het om voor de
kortdurende zorg passende alternatieven te ontwikkelen waartoe mensen met
verschillende achtergronden toegang hebben. Een uitzondering hierop is denkbaar
voor de doelgroep die nu door een crisissituatie intramuraal wordt opgenomen.
Een belangrijk onderdeel daarbij is het verder concretiseren en onderzoeken op
effectiviteit van oplossingsrichtingen voor de doelgroepen. Bij een gecombineerde
inzet van diverse oplossingen in de domeinen ‘gemeentelijk sociaal domein en
eerstelijn/medisch specialistische zorg/ wet langdurige zorg’ dienen passende
alternatieven voor de diverse doelgroepen te worden uitgewerkt. Kansrijk lijken
voorzieningen op het gebied van respijtzorg, huisartsenbedden en een
wijkziekenboeg en mogelijkheden tot het inzetten van verblijfszorg naast
extramurale functies. Echter, voor deze voorzieningen geldt ook dat deze nog niet
overal en volledig geoutilleerd beschikbaar zijn. In de lobby bij het ministerie van
VWS, de contacten met andere brancheorganisaties en in de ondersteuning van de
lidorganisaties zou hier in 2014 volop aandacht aan moeten worden besteed.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 28 van 31
Bijlage 1. ZZP-beschrijvingen VV03 en VV06
ZZP 3 VV Beschut wonen met begeleiding en intensieve verzorging
Cliëntprofiel
Deze cliëntgroep heeft vanwege omvangrijke somatische problematiek behoefte aan
begeleiding en vooral ook intensieve verzorging, in een beschutte woonomgeving.
De cliënten hebben ten aanzien van sociale redzaamheid hulp nodig betreffende
deelname aan het maatschappelijk leven, besluitnemings-/oplossingsvaardigheden,
uitvoeren van eenvoudige taken en dagelijkse routine. Betreffende de communicatie
is veelal toezicht of stimulatie nodig. Betreffende het uitvoeren van complexere
taken en het huishoudelijke leven moet vaak overname van zorg plaatsvinden. Er is
vaak sprake van een beginnend verlies van regie over het dagelijks leven.
De cliënten hebben vanwege het verlies aan geestelijke spankracht ten aanzien van
verschillende psychosociale/cognitieve functies vaak hulp, toezicht of sturing nodig;
het betreft concentratie, geheugen en denken, motivatie en psychosociaal
welbevinden.
Ten aanzien van ADL hebben de cliënten op verschillende terreinen hulp nodig, het
betreft de kleine verzorgingstaken, de zorg voor tanden, haren, nagels en huid, het
wassen en kleden en de toiletgang. Bij het eten en drinken is vaak toezicht en
stimulatie nodig.
Ten aanzien van mobiliteit binnenshuis en het bewegen/maken van transfers
(opstaan/zitten, in/uit bed) hebben cliënten regelmatig behoefte aan hulp.
Betreffende de mobiliteit buitenshuis is vaak hulp of overname van zorg nodig.
Cliënten kunnen een kwetsbare gezondheid hebben vanwege een chronische ziekte
die voortdurende verpleegkundige aandacht vereist.
Bij deze cliënten is meestal geen sprake van gedragsproblematiek.
Bij deze cliënten is meestal geen sprake van psychiatrische problematiek.
De aard van het begeleidingsdoel is bij deze cliënten gericht op begeleiding bij
achteruitgang of op stabilisatie.
De zorgverlening is voortdurend in de nabijheid te leveren en wordt op meerdere
momenten per dag geboden.
Het beperkingenbeeld van deze cliënten verandert langzaam tot snel.
De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een somatische
ziekte/aandoening.
Voorbeelden van cliëntgroepen zijn:
Bewoners somatische meerzorg in het verzorgingshuis.
Lichte somatische bewoners in een verpleeghuis.
Gemiddelde scores beperkingen
Aard van de psychiatrische problematiek
Aard van het begeleidingsdoel
Functies en tijd per cliënt per week
Woonzorg Dagbesteding Behandelaars (BH) Totaaltijd
Functie BG PV VP
Is integraal onderdeel van het ZZP.
Bij de zorgverlening zijn
behandelaars betrokken.
Inclusief dagbesteding:
9,5 tot 11,5 uur ja ja ja
Verblijfskenmerken
Setting: beschut wonen.
Nachtdienst: wakende wacht.
Leveringsvoorwaarde: voortdurend in de nabijheid.
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3
Sociale redzaamheid
Psychosociaal/cognitief
ADL
Mobiliteit
Verpleging
Gedragsproblematiek
n.v.t.
passieve aard
Stabilisatie
Begeleiding bij
achteruitgangontwikkelings-
gericht
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 29 van 31
ZZP 6 VV Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging
Cliëntprofiel
Deze cliëntgroep heeft vanwege ernstige somatische beperkingen op veel momenten
van de dag behoefte aan begeleiding, intensieve verzorging en verpleging, in een
beschermende woonomgeving.
De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid een
begeleidingsbehoefte betreffende het begrijpen wat anderen zeggen, het
begrijpelijk maken naar anderen. Soms is hierbij toezicht en stimulatie nodig.
Betreffende de overige aspecten van sociale redzaamheid is in het algemeen hulp bij
of overname van zorg nodig, hieronder vallen initiëren en uitvoeren van eenvoudige
en complexe taken. De cliënt is niet zijn zelfregie kwijt.
De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies,
betreffende concentratie, motivatie en psychosociaal welbevinden, vaak of continu
hulp, toezicht of sturing nodig, vanwege een combinatie van fysieke en psychische
moeilijkheden (zoals snel vermoeid, minder controle over armen en benen,
vertraagd denkvermogen).
De cliënten hebben ten aanzien van de verschillende aspecten van ADL in het
algemeen overname van zorg nodig. Betreffende eten en drinken kan toezicht en
stimulatie in sommige situaties voldoende zijn (de cliënt is meestal goed in staat om
zelf te bepalen welke hulp nodig is en hoe hij die hulp wil krijgen).
De cliënten hebben zowel binnenshuis- als buitenshuis op het gebied van mobiliteit
overname van zorg nodig (vaak met behulp van een rolstoel).
De cliënt heeft continu behoefte aan verpleegkundige aandacht (o.a.
wondverzorging, pijnbestrijding).
Van gedragsproblematiek is bij deze cliënten in het algemeen geen sprake.
Bij deze cliënten kan ook psychiatrische problematiek voorkomen, vooral passief van
aard (bijvoorbeeld depressiviteit).
De aard van het begeleidingsdoel heeft meestal betrekking op begeleiding bij
achteruitgang maar kan ook gericht zijn op stabilisatie.
De cliënten hebben een structurele behoefte aan zorg, op meerdere momenten per
dag. De zorgverlening is voortdurend in de nabijheid of 24 uur per dag direct te
leveren.
Het beperkingenbeeld van deze cliënten verandert vaak snel.
De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een somatische
ziekte/aandoening.
Voorbeelden van cliëntgroepen zijn:
Cliënten met ernstige somatische beperkingen (bijvoorbeeld blijvend
hersenletsel, Parkinson, chronisch hartfalen, spierziekte).
Cliënten met complexe ziekten in een nog niet vergevorderd stadium en/of
zonder gedragsproblematiek.
Gemiddelde scores beperkingen
Aard van de psychiatrische problematiek
Aard van het begeleidingsdoel
Functies en tijd per cliënt per week
Woonzorg Dagbesteding Behandelaars (BH) Totaaltijd
Functie BG PV VP
Is integraal onderdeel van het ZZP.
Bij de zorgverlening zijn
behandelaars betrokken.
Inclusief dagbesteding:
16,5 tot 20,0 uur ja ja ja
Verblijfskenmerken
Setting: beschermd wonen
Nachtdienst: wakende wacht
Leveringsvoorwaarde: voortdurend in de nabijheid of 24 uur per dag direct aanwezig.
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3
Sociale redzaamheid
Psychosociaal/cognitief
ADL
Mobiliteit
Verpleging
Gedragsproblematiek
passieve aard
n.v.t.
actieve aard
Stabilisatie
ontwikkelings-
gericht
Begeleiding bij
achteruitgang
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 30 van 31
Bijlage 2. Casuïstiek doelgroepen kortdurende zorg
Casus betreffende een 91-jarige alleenstaande vrouw (voorheen ZZP03)
1. Achtergrond (diagnose en behandeling):
Opnamereden: Hevige pijn linkerflank --> na ct-scan blijkt mevrouw een niertumor te hebben (ws.
een maligne), geen aanvullende onderzoeken/behandeling mogelijk wegens ernstig hartfalen.
Anemie --> waarvoor 2x bloedtransfusies
Decompensatio cordis --> ontwaterd dmv lasix iv, zwachtelen, CAD ingebracht
Verhoogde infectie parameters --> pneumonie; behandeld met antibiotica IV
dyspneu d'effort bij COPD --> start zuurstof en vernevelen.
Anamnese: Hyperthyreoidie, hypertensie
2005 scopie diverticulosis vanaf transversum tot en met sigmoid volledig rustig.
2005 atriumfibrilleren, meerdere ECV's niet gelukt.
2006 gammanail rechts ivm femur fractuur
2006 osteoporose zien start ActoKit
2009 chronische bronchitis, verbreed mediastinum superius bij struma
2. Beperkingen lichamelijk functioneren: Mevrouw Heeft hulp nodig bij de ADL. Soms wast ze
haar bovenlichaam zelf, dit afhankelijk van dyspneu en vermoeidheid. Mevrouw Heeft hulp nodig
bij het opstaan en transfers met rollator. Mevrouw kan dit nog niet zelfstandig ivm dyspneu en
vermoeidheid. Zuurstof werd afgebouwd afhankelijk van de saturatie. (CAD en zuurstof waren niet
meer aan de orde ten tijden van ontslag.) Mevrouw is tijdens opname incontinent van dunne
ontlasting geworden. Was voorheen al incontinent van urine en heeft hulp nodig bij de transfers en
toiletgang.
3. Beperkingen in mentaal functioneren (cognitief, psychisch: Mevrouw is erg angstig geworden
wat zich vooral tijdens de nacht uit en is dan bang dat ze zal stikken. Mevrouw wil niet meer
alleen zijn en daardoor ziet ze naar huis gaan ook niet meer zitten.
Cognitief is mevrouw Adequaat
4. Beperkingen in sociaal functioneren (deelname aan maatschappelijk leven): Mevrouw Is
vooral omringd door oudere mensen. Is sinds 10 jaar weduwe en heeft twee zoons waarvan één
zoon is overleden. Mevrouw heeft daar erg onder geleden. Mevrouw is niet levensmoe.
5. Fysieke omgeving: Mevrouw woont in een eengezinswoning(koopwoning). Er is net een traplift
geïnstalleerd. Mevrouw heeft personenalarmering. Mevrouw was nog zelfstandig alhoewel het de
laatste tijd al wat moeizamer ging.
Na haar heupoperatie (2006) heeft ze blijvend klachten gehouden. Mevrouw liep sindsdien met
rollator. Mevrouw was tot aan haar ziekenhuisopname ADL zelfstandig. Haar schoondochter hielp
haar in het huishouden. Huisarts wilde net zorg regelen, maar door de opname van mevrouw is dit
niet gedaan.
6. (on)mogelijkheden gebruikelijke zorg en mantelzorg: Door de angst die nu overheerst durft
mevrouw niet alleen te zijn met name ’s nachts. Tevens zal haar mobiliteit weer zodanig moeten
verbeteren dat ze zelfstandig haar transfers en toiletgang kan uitvoeren. Door haar ontlasting
incontinentie is daar nog te vaak onplanbare zorg bij nodig.
KB/14/0388/kdhz 10 maart 2014 © bureau HHM Pagina 31 van 31
ADL-zorg zou geboden kunnen worden door de thuiszorg, maar doordat mevrouw erg ziek is
geweest leek bij aanvraag van de nazorg, terugkeer naar huis niet meer mogelijk en daaraan
klampt zowel mevrouw als familie zich nu vast. Dit ook mede door haar hoge leeftijd en het
vooruitzicht dat er verslechtering optreed door de nier tumor. De geriater kan echter niet
aangeven of er sprake is van een terminale situatie omdat verdere onderzoeken niet plaatsvinden.
7. Benodigde zorg en ondersteuning: ADL zorg, ondersteuning bij alle transfers inclusief
toiletgang. Geruststellen bij angstaanval bij dyspnoe.
8. Oplossing sinds 2014 (Nu ZZP VV3 tijdelijk niet meer kon): Met de familie verschillende opties
besproken:
Terugkeer naar huis met alle mogelijkheden, (dit viel af omdat er ‘s nachts geen zorg
geboden kon worden).
GRZ met kans dat dit niet gehonoreerd zou worden omdat er mogelijk te weinig revalidatie-
doelen gesteld kunnen worden en terugkeer naar huis erg onzeker is gezien haar diagnose en
leeftijd. Familie zag dit als tussenoplossing ook eigenlijk niet zitten want dan moest mevrouw
nogmaals “verhuizen”.
Verblijf in een zorghotel.
Kamer huren in een verzorgingshuis met extramurale thuiszorg (hier kwam de familie zelf
mee).
Mevrouw en familie hebben gekozen voor de laatste oplossing. Deze vrouw zou vorig jaar een
kortdurende indicatie ZZP VV03 hebben gekregen.
NB. Bij ZZP VV06 indicaties voor (kortdurende)(herstel) zorg lopen we veelal tegen het probleem
aan dat indien de cliënt cognitief goed is en kan alarmeren er vrijwel zeker geen opname in het
verpleeghuis mogelijk is.
top related