vlaanderen in de steigers · vlaanderen in de steigers blz. 5 1. inleiding 1.1 noodzaak tot...
Post on 20-Jun-2020
4 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Vlaanderen in de steigers Visie op duurzaam wonen en bouwen in 2030 en actie voor nu
Vlaanderen in de steigers
Blz. 2
Vlaanderen in de steigers
Blz. 3
Beste lezer,
Eind 2004 zijn wij gestart met het project Duurzaam Wonen en Bouwen (DUWOBO) in
Vlaanderen. Doel was een aanzet te geven tot een fundamentele verandering (transitie)
van wonen en bouwen opdat deze aan de principes van Duurzame Ontwikkeling voldoen.
Hiervoor maakten we als eerste in Vlaanderen gebruik van het concept van transitiema-
nagement. Twee doelstellingen stonden centraal: het opzetten van een maatschappelijk
vernieuwingsnetwerk (transitiearena) in Vlaanderen, dat we zo breed mogelijk wilden
opentrekken en de ontwikkeling van een zogenaamde transitieagenda waarin korte ter-
mijn acties worden ingebed in een lange termijn visie met het vizier op 2030.
Deze nota vormt de transitieagenda en is het resultaat van het vele werk dat we met ruim
300 deelnemers verzet hebben. De transitieagenda omvat onze visie op de toekomst van
duurzaam wonen en bouwen in Vlaanderen. Uitgaande van een integrale aanpak hebben
we niet alleen concepten voor een duurzame toekomst van wonen en bouwen in Vlaande-
ren ontwikkeld, maar ook strategieën en vernieuwende acties geformuleerd om concreet
de wegen richting de gewenste toekomst in te slaan.
Op basis van intensieve studies, verkenningen en discussies zijn wij tot de conclusie ge-
komen dat er talrijke mogelijkheden zijn om naast het verbeteren van sociale aspecten
rondom wonen ook op ecologisch en economisch gebied tot grote vernieuwingen te ko-
men. Met een gezamenlijke maatschappelijke inzet, gesteund door de overheden, zijn er
enorme kansen voor de ontwikkeling van innovatieve producten en diensten. Deze leiden
uiteindelijk allemaal naar duurzaam wonen en bouwen in Vlaanderen.
Deze transitieagenda moet u niet zien als een klassiek plan met vastliggende acties en
budgetten voor een welbepaalde periode. De transitieagenda doet recht aan de diversiteit
van de betrokkenen en de verschillen van inzicht. Over de noodzaak tot verandering en
duurzame ontwikkeling zijn wij het unaniem eens, maar op de korte termijn blijft er ruimte
voor verschillende interpretaties en ambities. Veel meer vormt dit een uitdaging voor ie-
dereen om creatief te zijn, initiatief te nemen en vernieuwende projecten te realiseren die
bijdragen tot een duurzaam bebouwd en bewoond Vlaanderen.
Wij hopen dat u zich aangesproken voelt en geïnspireerd wordt door dit document en dat
u samen met ons de uitdaging wilt aangaan. Deze transitieagenda is een momentopna-
me, het resultaat van een eerste fase en het begin van de grote opgave die wij voor ons
zien: de transitie of fundamentele verandering naar duurzaam wonen en bouwen in
Vlaanderen.
Het woord en de actie zijn nu aan ieder van ons!
Namens de transitiearena DuWoBo,
To Simons, voorzitter
Vlaanderen in de steigers
Blz. 4
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING ..................................................................................................................... 5
1.1 NOODZAAK TOT STRUCTURELE VERANDERING ............................................................. 5 1.2 LEESWIJZER TRANSITIEAGENDA.................................................................................. 7
DEEL A: VISIE OP DUURZAAM WONEN EN BOUWEN 2030............................................. 9
1. VISIE EN STREEFDOELEN VOOR 2030 .................................................................... 10
1.1 INLEIDING................................................................................................................ 10 1.2 ONZE VISIE ............................................................................................................. 10 1.3 ONZE STREEFBEELDEN: DE AMBITIE VOOR DUURZAAM WONEN EN BOUWEN................. 12
1.3.1 Inleiding.............................................................................................................. 12 1.3.2 Samen, Leren en innoveren ............................................................................... 13 1.3.3 Sluit de Kring...................................................................................................... 14 1.3.4 Wonen voor het leven ........................................................................................ 16 1.3.5 Levende kernen ................................................................................................. 17
2. OP PAD NAAR DUURZAAM WONEN EN BOUWEN IN 2030..................................... 20
2.1 INLEIDING................................................................................................................ 20 2.2 NAAR EEN FLEXIBEL EN TRANSPARANT BOUWPROCES................................................ 21 2.3 NAAR EEN MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORDE EN INNOVERENDE BOUWSECTOR ........ 21 2.4 NAAR EEN DUURZAAM MATERIAALGEBRUIK ................................................................ 22 2.5 NAAR ENERGIEPRODUCERENDE EN ENERGIEZUINIGE WONINGEN ................................ 24 2.6 NAAR EEN DUURZAME WOONKWALITEIT .................................................................... 25 2.7 NAAR EEN DUURZAME WOONCONSUMENT ................................................................. 27
3. HOE VERDER?............................................................................................................ 29
3.1 MISSIE .................................................................................................................... 29 3.2 SAMENVATTING VAN DE DOELSTELLINGEN ................................................................. 30 3.3 ORGANISATORISCH CONCEPT................................................................................... 30 3.4 WERKPROGRAMMA EERSTE JAAR ............................................................................. 32
DEEL B: BIJLAGEN ........................................................................................................... 35
BIJLAGE 1: SAMENSTELLING VAN DE ARENA EN DE TRANSITIETEAMS...................................... 36 BIJLAGE 2: BEGELEIDING VAN DE EERSTE FASE VAN HET PROJECT ........................................ 49 BIJLAGE 3: ACTUELE LIJST VAN DE GEFORMULEERDE PROJECTEN ......................................... 50 BIJLAGE 4: KIEMEN EN MOLECUULMODELLEN ....................................................................... 51 BIJLAGE 5: RELEVANTE LITERATUUR ................................................................................... 58
Vlaanderen in de steigers
Blz. 5
1. INLEIDING
1.1 Noodzaak tot structurele verandering
Het is tijd om ons te beraden over hoe wij in Vlaanderen in de toekomst samen wil-
len leven, wonen en werken en hoe wij om moeten gaan met de schaarser worden-
de ruimte en grondstoffen.
Diverse ontwikkelingen en trends (zoals individualisering, internationalisering, toe-
nemende mobiliteit en communicatie, emancipatie en vergrijzing) hebben er voor
gezorgd dat de samenstelling van de gezinnen, onze leefpatronen, het ruimtege-
bruik en onze woningbehoefte de afgelopen decennia ingrijpend gewijzigd zijn en
wellicht nog zullen wijzigen. Het wonen en bouwen in Vlaanderen heeft deze maat-
schappelijke ontwikkelingen nauwelijks kunnen bijbenen. Het gevolg is dat een aan-
tal symptomen van ‘onduurzaamheid’ wonen en bouwen in Vlaanderen nu ken-
merkt. Zo sluiten woningaanbod en woningvraag slecht op elkaar aan, laat de kwali-
teit van de woningvoorraad te wensen over en is er sprake van onduurzaam materi-
aalgebruik. Om nog maar te zwijgen over de versnippering van de toenemende
druk op de (openbare) ruimte.
Willen we voor de toekomst onze knappe landschappen bewaren en de kwaliteit
van het wonen en bouwen in Vlaanderen structureel verbeteren, dan is een duur-
zame ontwikkeling op lange termijn noodzakelijk. Dit proces houdt een verandering
van cultuur, structuur en werkwijzen in. In de eerste plaats de cultuur. Hiermee be-
doelen we het dominante perspectief op basis waarvan nu wordt gewoond en ge-
bouwd. Een eigen woning is voor velen nu het hoogste goed. Voor de bouwsector
ligt de focus dan weer op winstmaximalisatie. Ten tweede is er de structuur of de
door de overheid georganiseerde wijze waarop we wonen en bouwen en de gevol-
gen hiervan. We hebben het dan over de bouwregelgeving, de rol van de sociale
woninginstellingen en de toestand van het woningaanbod. Tot slot de werkwijzen,
waarmee we doelen op de gangbare routines en gedrag binnen het dagelijkse wo-
nen en de bouwpraktijk. Denk maar aan de inrichting van de bouwketen die bestaat
uit individuele en veelal niet samenwerkende schakels.
In dit verband zijn er minstens tien, deels samenhangende, knelpunten bekend.
� Cultuur:
1. Individualistische en starre wooncultuur. Individualiteit en honkvastheid
kenmerkt de wooncultuur in Vlaanderen. Dit vindt zijn uitdrukking in een re-
latief hoog percentage eigenaars-bewoners, een ideaalbeeld van de vrij-
staande woning op het platteland en hierdoor het Vlaamse verstedelijkte
landschap. Deze toestand bevordert enerzijds de duurzaamheid door de
grotere zorg aan zijn eigen woning en de woon- en eventuele inkomensga-
rantie op latere leeftijd, anderzijds ervaren we momenteel de grenzen van de
beschikbare ruimte.
2. Beperkte flexibiliteit in de bouwcultuur. De bouwcultuur speelt hoofdza-
kelijk vanuit economische overwegingen in op de kortetermijnvraag uit de
woningmarkt en houdt minder rekening met sociale en ecologische effecten.
Ook bestaat er een spanningsveld tussen overheidsinitiatief en publiekinitia-
tief op vlak van projectontwikkelingsmogelijkheden. De relatief nieuwe ken-
Vlaanderen in de steigers
Blz. 6
nis over duurzaamheid is verspreid aanwezig en weinig tot niet geïntegreerd
in de opleiding van bouwprofessionelen en in het bijzonder van de ontwer-
pers. De traditionele bouwcultuur verhindert veelal dat nieuwe technieken op
grote schaal worden toegepast. Daarnaast vormt ook het relatief lage scho-
lingsniveau een obstakel voor de toepassing van nieuwe technieken en
werkwijzen.
3. Vertrouwen, participatie en samenwerking in mineur. Dalend vertrouwen
in elkaar en beperkte samenwerking vormen belangrijke drempels voor de
ontwikkeling van vernieuwingen richting duurzame systeeminnovaties. Ook
de geringe participatie van eindgebruikers draagt hiertoe bij. Deze drempels
verhogen de geslotenheid van individuen en organisaties, wat de ontwikke-
ling tegenhoudt en dikwijls eindigt in conflicten of patstellingen.
� Structuur:
1. Tekort aan betaalbare kwaliteitsvolle, gezonde en veilige woningen. De
afgelopen decennia zijn de bouw- en woontechnische eisen meer en meer
toegenomen. Niet alleen door de wettelijke voorwaarden, maar ook als ge-
volg van een toenemende welvaart, waardoor bewoners steeds hogere eisen
aan hun woning gingen stellen. Het vernieuwen of nieuw bouwen wordt om
diezelfde redenen altijd duurder. Tegelijkertijd hebben de individualisering en
de vergrijzing en bijgevolg de gezinsverdunning een negatieve invloed op de
financiële middelen van een gezin. Hierdoor ontstaat een financiële onder-
verdeling van gezinnen op de woningmarkt en hebben bepaalde groepen
moeilijk toegang tot een betaalbare en kwaliteitsvolle woning.
2. Verminderend sociaal buurtnetwerk. Individualisering, de gezinsgeoriën-
teerde samenlevingsvorm en onveiligheidsgevoelens vertalen zich zowel in
een kleiner sociaal netwerk op buurtniveau als een individuele manier waarop
het woningaanbod gestructureerd is. Een vitaal sociaal netwerk is essentieel
voor de sociale leefbaarheid van de woonomgeving. Het verkleinen en het
minderwaardig worden van de sociale netwerken zorgt voor onder meer on-
veiligheid, ontevredenheid en minder zorg in de woonomgeving. Omdat dit
zich op kleine schaal afspeelt, verschilt dit sterk van buurt tot buurt.
3. Te weinig zorgaspecten in het wonen. Problemen die kunnen ontstaan als
gevolg van een tekort aan zorgaspecten in het wonen, zijn de ontoegankelijk-
heid van ruimtes, het niet langer kunnen voorzien in het onderhoud van de
woning, de beperking van gebruik van nutsvoorzieningen (in het bijzonder
elektriciteit), een onaangepaste woontypologie of simpelweg het beschikken
over een woning. Met deze knelpunten worden meer en meer sociale dien-
sten geconfronteerd. De focus van deze diensten is het verlenen van zorg en
niet het oplossen van bouwfysische dan wel bouwtechnische problemen. Sa-
menwerking tussen de verschillende partijen is noodzakelijk, maar nog geen
dagelijkse praktijk.
4. Geen coherent overheidsbeleid. Voor bouwen en wonen worden de vol-
gende bevoegdheden apart georganiseerd: wonen, ruimtelijke ordening, mili-
eu, welzijn en gelijke kansen, productnormen en labeling (federaal) en fiscali-
teit. Een aantal van deze bevoegdheden is relatief nieuw. Er bestaan weinig
overlegstructuren of integrerende instrumenten. Hierdoor wordt het systeem
wonen en bouwen vanuit de overheid niet coherent bestuurd.
5. Eindige beschikbare woonruimte. Steeds meer grond wordt in Vlaanderen
in gebruik genomen voor harde functies: economie, handel, wonen en cul-
Vlaanderen in de steigers
Blz. 7
tuur. De beschikbare ruimte voor zachte functies als landbouw en natuur
neemt af. Deze ontwikkeling leidt op den duur tot onherstelbare schade aan
de ruimtelijke kwaliteit evenals aan maatschappelijk en ecologisch systeem
en tot versnippering van de ruimte.
� Werkwijzen:
1. Geen afstemming wonen en bouwen op de draagkracht van het milieu.
Zowel op vlak van grondstoffen als energie en water zijn er grenzen aan de
natuurlijke bronfunctie en de natuurlijke opvangfunctie. Toch stijgt het gebruik
van natuurlijke bronnen verder door de heersende woon- en bouwcultuur.
Hierdoor bestaat het risico op het overschrijden van de natuurlijke grenzen.
2. Ruimte en voorzieningenniveau als basiskapitaal voor de locatiekeuze.
Schaarste zorgt voor hogere prijzen waardoor de ruimte als basiskapitaal
minder toegankelijk wordt voor alle gezinnen. De locatiekeuze wordt vooral
gedreven door de prijs en het voorzieningenniveau. Door het verspreide ruim-
tegebruik (verkaveling, lintbebouwing) uit het verleden zijn mobiliteit en wegin-
frastructuur enkele van de belangrijkste voorzieningen geworden en zijn ze in
hoge mate bepalend voor de locatiekeuze.
Gelet op deze veelal samenhangende knelpunten is het duidelijk dat zonder ingre-
pen in het huidige wonen en bouwen in Vlaanderen de ‘onduurzaamheid’ alleen
maar zal toenemen. De leefbaarheid van Vlaanderen komt ernstig in het gedrang.
Sommige zaken kunnen enkel nog door grote maatschappelijke inspanningen her-
steld worden. Om dit te voorkomen is een ingrijpende, samenhangende en gerichte
verandering van wonen en bouwen in Vlaanderen noodzakelijk. Eén enkele partij
kan een fundamentele verandering niet realiseren en al zeker niet op korte termijn.
Samenwerking op verschillende bestuurlijke niveaus, beleidsvelden en maatschap-
pelijke domeinen is vereist. Een begin van de noodzakelijke transitie kunnen we
vinden in de lopende experimenten/projecten op het terrein van duurzaam bouwen,
betaalbaar wonen, bewonersparticipatie... Voor dergelijke (nieuwe) experimenten
en projecten voor duurzaam wonen en bouwen in Vlaanderen is een langetermijnvi-
sie noodzakelijk.
1.2 Leeswijzer transitieagenda
De opbouw van de transitieagenda weerspiegelt de lijn die we gevolgd hebben. Op
basis van een analyse van de huidige situatie (zie paragraaf 1.1) zijn de wensen
geuit over duurzaam wonen en bouwen op lange termijn en vervolgens zijn deze
wensen vertaald naar concrete acties op de korte termijn.
In deel A is het vizier gericht op 2030. Het eerste hoofdstuk beschrijft met de hulp
van uitgangspunten en streefbeelden wat duurzaam wonen en bouwen naar ons
idee in 2030 in zou moeten zijn. Meer specifiek wordt dit uitgewerkt over vier the-
ma’s, ook wel deelsystemen genoemd en waarvan wij verwachten dat deze cruciaal
zijn voor duurzaam wonen en bouwen in Vlaanderen in de toekomst:
� Samen, leren en innoveren: hierin wordt gestreefd naar transparantie en
samenwerking in de bouwsector en naar een innoverende en lerende bouw-
sector.
� Sluit de Kring: hierin spreken we onze ambitie uit om (materiaal-) kringlo-
pen volledig te sluiten.
Vlaanderen in de steigers
Blz. 8
� Wonen voor het Leven: Wonen voor Leven richt zich vooral op het vergro-
ten van de mogelijkheden om een passende woonruimte te bewonen. Pas-
send moet je opvatten als milieuverantwoord, betaalbaar, kwaliteitsvol en fy-
siek passend.
� Levende Kernen: Doel is om tot een andere manier van Ruimtelijke Orde-
ning te komen met een meer ontwikkelingsgerichte manier van werken en
met voldoende ruimte voor dialoog tussen de betrokken partijen.
In het tweede hoofdstuk van Deel A beschrijven we de wegen (transitiepaden) naar
duurzaam wonen en bouwen in 2030. De transitiepaden vormen de strategie om
onze ambities te realiseren en zijn geformuleerd in de vorm van doelstellingen. Aan
de transitiepaden zijn weer strategielijnen of opties gekoppeld, die veelal naast el-
kaar ingevuld worden. Daarom is het kiezen voor bepaalde opties nu absoluut niet
opportuun. In het laatste hoofdstuk van Deel A komen de randvoorwaarden voor
succes aan de orde. Hierin wordt beschreven wat er naar onze mening moet ge-
beuren om gezamenlijk aan te pakken: we staan pas aan het begin van het transi-
tieproces.
Deel B bevat de volgende bijlagen: de samenstelling van de arena en de transitie-
teams (bijlage 1), de projectbegeleiding (bijlage 2), een overzicht van de genoemde
projecten (bijlage 3), de kiemen van projectideeën (bijlage 4) en een overzicht van
de relevante literatuur op het terrein van transities en transitiemanagement (bijlage
5).
Vlaanderen in de steigers
Blz. 9
DEEL A: VISIE OP DUURZAAM WONEN EN BOUWEN 2030
1. VISIE EN STREEFDOELEN VOOR 2030
1.1 Inleiding
Komen tot duurzaam wonen en bouwen is een proces dat minimaal een generatie
zal duren. Voor een dergelijke lange reis is een richtpunt en koers om aan vast te
houden dus van groot belang: vandaar deze visie voor het jaar 2030. We realiseren
ons natuurlijk ook dat een dergelijk proces hoogst onzeker is en niet valt te ‘plan-
nen’ in de traditionele zin van het woord. Het is dan ook onze bedoeling met deze
visie meer een algemene richting aan te geven waarvan we hopen dat veel mensen
zich er in kunnen vinden. We zijn er van overtuigd dat het door ons gewenste transi-
tieproces noodzakelijk én mogelijk is, maar dat het een proces zal zijn van vallen en
opstaan, zoeken, experimenteren en leren. Het is dus best mogelijk, ja zelfs wense-
lijk, dat met het verstrijken van de tijd deze voorliggende visie zal evolueren en
gaandeweg meer in de praktijk zal omgezet worden.
1.2 Onze visie
Onze visie is inhoudelijk en procesmatig. Inhoudelijk staan wij voor een gezonde,
veilige en sociale woonomgeving en een woning met een geringe impact op het
leefmilieu! Beide zijn toegesneden op de maat van de behoefte van bewoners.
Hierbij zijn economische, ecologische en sociaal-culturele ontwikkelingen en eisen
in balans. Alle betrokken partijen kennen en nemen hun verantwoordelijkheden en
werken nauw samen om deze balans te realiseren. De leefbaarheid in zowel grote
als kleine kernen staat centraal en er is een herwaardering voor de open ruimte en
het platteland ontstaan. De huidige ruimtelijke versnippering is doorbroken. Vlaan-
deren heeft zich ontwikkeld tot een samenhangend en complementair netwerk van
stad, dorp, platteland en open ruimte. Bedrijfsleven, overheden en kennisinstellin-
gen spelen een grote rol in het continu innoveren, bijhouden en aanpassen van het
woningaanbod en de woonomgeving. Samen met burgers en maatschappelijke or-
ganisaties ontwikkelen zij hiervoor plannen, concepten en concrete projecten.
Procesmatig is het onze overtuiging dat het realiseren van de bovenstaande visie
alleen mogelijk is via een transparante samenwerking en interactie tussen alle be-
trokken partijen. Niet op een dwingende manier van bovenaf gestuurd, maar vanuit
gemeenschappelijke doelen, belangen en verantwoordelijkheden. Het is dus niet
noodzakelijk dat iedereen met iedereen samenwerkt en het te allen tijde met elkaar
eens is. Sterker nog: we willen juist gezonde concurrentie en competities stimule-
ren, maar dan met het structureel verduurzamen van wonen en bouwen in Vlaande-
ren als gezamenlijke doelstelling. Hoe dit er precies in de praktijk op termijn uit gaat
zien, is ook voor ons een grote vraag. We hebben het over toekomstige generaties
en hun behoeften; daarom moeten we inspelen op mogelijke ontwikkelingen en
hebben we te maken met tal van onzekerheden die op ons af komen. Onze inzet is
dus onze visie op de lange termijn als leidraad te nemen voor een proces van expe-
rimenteren en al lerend doen.
Onze visie wordt realiteit door ermee aan de slag te gaan in een innovatief en evo-
lutionair proces. Om dit proces samen te brengen en de lange termijnrichting vast te
houden, gelden zeven leidende principes voor een duurzame ontwikkeling van wo-
nen en bouwen in Vlaanderen:
Vlaanderen in de steigers
Blz. 11
1. Geïntegreerde benadering. Het beheer en de ontwikkeling van het wonen en
bouwen vinden plaats op basis van dezelfde uitgangspunten. Het proces van
het beheren en het ontwikkelen wordt gezien als een proces van co-productie.
Verschillende mensen staan centraal en spelen een rol. Hierdoor ontwikkelt het
systeem zich als een ‘gepland organisch geheel’ gericht op een positieve ont-
wikkeling van economische, technologische, sociale, culturele, institutionele en
ecologische aspecten van alle schakels in de keten. Met positieve ontwikkeling
bedoelen we dat het zowel vanuit sociaal-cultureel, als ecologisch en econo-
misch oogpunt een wenselijke ontwikkeling betreft, niet alleen op vlak van de
ontwikkelingen van alle afzonderlijke aspecten, maar juist ook de ontwikkeling
van de aspecten in samenhang (de synergie). De invloeden van het bouwproces
op de maatschappij worden expliciet in de belangenafweging betrokken.
2. Gedeelde verantwoordelijkheid en transparante besluitvorming. Verschil-
lende partijen nemen hun verantwoordelijkheid. Wonen en bouwen is een ge-
deelde verantwoordelijkheid. De betrokkenheid en deelname van alle partijen bij
het onderhoud en de vormgeving zijn cruciaal. Ze zorgen voor een groot maat-
schappelijk draagvlak. De besluitvorming is transparant en is gebaseerd op de
dan beschikbare kennis. Transparantie heeft te maken met een open over-
heidsstructuur. De overheid, die een rol heeft als veranderingsagent, geeft en
krijgt vertrouwen. De individuele vrijheid is gewaarborgd door maatschappelijke
verantwoordelijkheid en is gestoeld op afstemming, eerlijkheid, vertrouwen,
openheid en toegankelijkheid.
3. Hoge kwaliteit van het gebouw en de leefomgeving. Zowel de woningen als
de leefomgeving zijn van een hoog kwaliteitsniveau. De woningen zijn kwalitatief
van hoog niveau wat betreft bouw, onderhoud en gebruik, met kwaliteitsnormen
m.b.t. gezondheidsaspecten, comfort, ruimte, energieprestatie, gebruik van
duurzame en gezonde bouwmaterialen... Ook de leefomgeving biedt eenzelfde
hoog kwaliteitsniveau door een gevarieerde, zorgzame, gezonde en veilige
leefomgeving. De wijk is voldoende uitgerust zodat voor iedereen de basisvoor-
zieningen binnen loopafstand bereikbaar zijn. De ruimtelijke inrichting gebeurt in
harmonie met de gebouwde omgeving en de natuurlijke structuur van het land-
schap met respect voor en integratie van waardevolle bouwstenen uit het heden
en verleden. Er wordt hierbij zowel aandacht besteed aan de bouwproductieas-
pecten en de randvoorwaarden waarbinnen gebouwd wordt als aan de be-
heersaspecten van het wonen, ongeacht het statuut van de bewoner. De nodige
kennis wordt hiervoor bij alle betrokken partijen opgebouwd.
4. Toegankelijk en sociaal rechtvaardig. Het woningaanbod en de woondienst-
verlening zijn voor iedereen toegankelijk en op maat van zijn behoefte. Passend
wonen is een recht. Voor iedereen is er betaalbare en toegankelijke woonruimte
te vinden. Ook voor de sociaal zwakkeren zijn voorzieningen ruim aanwezig. Er
is een algemene toegang voor duurzame wooninstallaties op vlak van prijs, be-
schikbaarheid, prestaties, kwaliteitsgaranties, betrouwbaarheid en begrijpbaar-
heid (om duurzame keuzes te kunnen maken over bouwelementen in relatie met
de gehele wooninstallatie en het gebruik tijdens bewoning). De nodige kennis
wordt bij alle betrokken partijen opgebouwd. Ook het bouwproces staat open
voor een brede competentie- en capaciteitsopbouw en eerlijkheid. Het biedt
kansen tot deelname van alle maatschappelijke groepen, ongeacht geslacht,
leeftijd, cultuur of religie.
Vlaanderen in de steigers
Blz. 12
5. Balans tussen privaat en collectief gebruik. Wonen vraagt een plek die indi-
vidueel of collectief kan worden ingevuld. Iedereen heeft een oppervlakteruimte
voor privé gebruik, maar daarnaast is er een nieuwe invulling gegeven aan de
multifunctionele gemeenschappelijke ruimte. Er is een juiste balans tussen pri-
vaat, semi-publiek en publiek gebruik. Over de inrichting en het gebruik van de
(semi-)publieke ruimte wordt op het buurtniveau mee beslist en verantwoorde-
lijkheid genomen. Nieuwe woonvormen en vormen van ruimtegebruik zijn be-
langrijk: samen wonen, woondiensten, (deel)tuinen, (deel)parken. Er bestaat
een diversiteit aan woonvormen en ontmoetingsruimten. De nutsvoorzieningen
(energie, water...) en diensten (uitrusting van de buurt, collectief vervoer, zorg
en beheer) worden efficiënt en op de juiste schaal uitgebouwd en beheerd.
6. Gesloten kringlopen van stoffen en materialen. In de bouw, onderhoud en
renovatie van gebouwen worden duurzame bouwconcepten gebruikt die ethisch,
sociaal, economisch en ecologisch verantwoord zijn over de hele levenscyclus.
Er is het gebruik van duurzame of hernieuwbare en herbruikbare grondstoffen
en het duurzaam omspringen met water en energie. Dit draagt bij tot de verdere
absolute ontkoppeling van economische groei en milieudruk. In eerste instantie
moeten de fysieke stromen zoals onder meer water, energie en materialen van
het wonen door rationeel gebruik, afstemming met andere kringlopen en wel-
overwogen keuzes tijdens het bouwproces beheerst worden. De kringlopen van
natuurlijke hulpbronnen sluiten zich zo meer. De emissies en afvalproductie zijn
radicaal teruggedrongen. Zuinig omspringen met de ruimtelijke inplanting en
planning in functie van wonen is eveneens belangrijk. De bebouwde ruimte is
omkeerbaar, hergebruik en vervanging worden gestimuleerd waar verantwoord.
Zorgzaam omspringen met de ruimte is de boodschap.
7. Economisch gezonde en maatschappelijk verantwoorde bouwsector. De
bouwsector is economisch gezond en heeft veel aandacht voor en een groot
aanbod van duurzame ruimtelijke concepten, bouwmaterialen, bouwconcepten,
wooninstallaties en woondiensten. Door een gezonde concurrentie en de geste-
gen vraag kunnen deze tegen democratische prijzen worden aangeboden. De
bouwsector zelf functioneert op een maatschappelijk verantwoorde wijze en
steunt op een degelijke vorming en opleiding. Er is ruimte voor innovatie en cre-
ativiteit.
We dagen iedereen uit deze principes toe te passen in zijn of haar manier van den-
ken en doen.
1.3 Onze streefbeelden: de ambitie voor duurzaam wonen en bouwen
1.3.1 Inleiding
Wat betekent de visie nu voor de praktijk van het wonen en bouwen? We hebben
ervoor gekozen de in de vorige paragraaf genoemde uitgangspunten uit te werken
voor vier thema’s: leren en innoveren in de bouw (Samen, Leren en innoveren), het
sluiten van kringlopen (Sluit de Kring), de kwaliteit van het wonen en de woning
(Wonen voor het Leven) en de ruimtelijke ordening (Levende Kernen). Deze the-
ma’s refereren in hun uitwerking aan een groot aantal van de in het vorige hoofd-
stuk gesignaleerde knelpunten. In onze optiek bieden de vier thema’s de belangrijk-
ste handvatten en daarmee hefbomen om te komen tot duurzaam wonen en bou-
Vlaanderen in de steigers
Blz. 13
wen in Vlaanderen. Hieronder volgen onze ambities voor deze thema’s in de zoge-
noemde streefbeelden. De streefbeelden geven niet alleen de belangrijkheid rond
het thema aan, maar schetsen ook een toekomst waar we naartoe willen werken.
De streefbeelden voldoen aan de leidende principes uit de vorige paragraaf en be-
lichten soms dezelfde aspecten, maar dan vanuit verschillende invalshoeken.
1.3.2 Samen, Leren en innoveren
Talloze knelpunten kenmerken de huidige situatie rond leren en innoveren. De knel-
punten kunnen we samenvatten in drie elkaar aanvullende en soms overlappende
lijnen. In de eerste plaats is er het gebrek van voldoende kennis en overeenstem-
ming van het begrip duurzaamheid. Dit is het gevolg van een onderwijs waarin hier-
voor nauwelijks aandacht is. Een andere reden is de versnipperde kennis- en on-
derzoeksinfrastructuur. Ook al lopen er talloze onderzoeken rond duurzaamheid,
toch is coördinatie en overleg ver te zoeken. Deze versnippering heeft ook gevolgen
voor de tweede lijn, namelijk kennis en innovatie. Door de versnippering is er amper
sprake van een efficiënte verspreiding van kennis en leerervaringen. Nauwelijks
vergroting van innovaties is het gevolg. De derde lijn houdt verband met het bouw-
proces, dat vooral wordt gekenmerkt door een ketenaanpak met individuele scha-
kels. De kans op falen in het complexe bouwproces is niet alleen onevenredig groot
met de opdrachtgever en de opdrachtnemer(s) als verliezers, maar ontbreekt het de
sector ook aan een maatschappelijke meerwaarde. Het is onze ambitie om deze
knelpunten gezamenlijk aan te pakken.
In 2030 is de Vlaamse bouwsector getransformeerd van een sector met een bedui-
meld imago naar een sector met een aantrekkelijke uitstraling. Er is sprake van een
sector met een hoog maatschappelijk rendement waarvan een gezonde concurren-
tie de motor is. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is gemeengoed en niet
meer weg te denken uit de ondernemersgeest van de bouwsector. In de geest hier-
van wordt er niet meer gedacht over werken aan een woning als een product, maar
als een concept of een dienst. Samenwerken, niet alleen binnen de sector, maar
ook met andere sectoren (bijvoorbeeld ICT, zorg, automobielindustrie). Leren en in-
noveren zijn in de bouwsector onlosmakelijk met elkaar verbonden. Niet voor niets
wordt gesproken over de bouwsector als het paradepaardje en trekker van de
Vlaamse duurzame ontwikkeling.
De kracht van de sector stoelt op drie samenhangende pijlers. In de eerste plaats is
er sprake van een uitgebreid netwerk van gespecialiseerde en zeer competente on-
dernemingen. Soms maken zij juridisch deel uit van grote ondernemingen, andere
blijven bewust klein zelfstandig. Voor beide typen ondernemingen is voldoende
plaats omdat het werken in netwerken, vaak ook geformaliseerd in bouwteams, de
gewoonste zaak van de wereld is. Maatschappelijke meerwaarden worden meege-
nomen bij de beslissingen van ondernemingen en gezinnen doordat maatschappe-
lijk gewenste of ongewenste effecten via subsidies of taksen doorgerekend worden.
Dit is mogelijk door de tweede pijler, een geoliede informatievoorziening ten aanzien
van maatschappelijke duurzaamheidseisen. Alle kennis en informatie staan continu
ter beschikking van de verschillende spelers. De overheid speelt een centrale rol in
het beschikbaar stellen van deze informatie. Een goed gestructureerde kennisinfra-
structuur waarin overheid, bedrijfsleven, universiteiten en kennisinstellingen inter-
disciplinair en nauw samenwerken is cruciaal. Door de beschikbaar gestelde infor-
Vlaanderen in de steigers
Blz. 14
matie krijgen veelbelovende innovaties sneller de kans om een plaats op de markt
te veroveren. Ook de (Europese) wet- en regelgeving over octrooien en patenten
zal deze kans bevorderen. Al deze informatie wordt ter beschikking gesteld en aan-
gepast aan het onderwijs op elk niveau. Dit is de derde pijler. Het resultaat blijft niet
uit, want de maatschappelijke duurzaamheid en meerwaarde zit inmiddels in de ge-
nen van de Vlaming in het algemeen en van de Vlaamse bouwsector in het bijzon-
der.
1.3.3 Sluit de Kring
Het sluiten van kringlopen (woningen, grondstoffen, materialen, energie…) stuit op
dit moment nog op een groot aantal deels samenhangende hindernissen verspreid
over de verschillende maatschappelijke domeinen. Zo is er in het sociaal-culturele
sprake van een sterke mate van overconsumptie en gebrek aan verantwoordelijk-
heidsgevoel. Bovendien ligt de nadruk meer op esthetiek dan op duurzaamheid en
is het wantrouwen tegen nieuwigheden diep in de genen van de Vlaming geworteld.
Op economisch terrein zien wij de relatief lage prijzen voor energie en transport.
Ook worden nog altijd zeer veel materialen toegepast die op de een of ander manier
schadelijk zijn voor het milieu. Vaak wordt de schadelijkheid ervan nauwelijks er-
kend en/of ontbreekt voldoende kennis en informatie, bijvoorbeeld over alternatie-
ven. Dit wordt mee veroorzaakt doordat de (vak)opleidingen en het reguliere on-
derwijs te weinig aandacht voor duurzaamheid hebben. Bovendien komt er, on-
danks de vele goede initiatieven en positieve ontwikkelingen, nog veel bouwafval
vrij en worden weinig lokale grondstoffen toegepast. Ook op beleidsmatig terrein
zijn er de nodige knelpunten. Wij hebben het over stedenbouwkundige beperkingen,
achterlopende productnormering en kwaliteitsborging plus het korte termijnbeleid in
het algemeen.
Hoog tijd dus om te werken aan onze ambitie: het sluiten van de kringlopen. Wij
onderscheiden een aantal onderdelen.
In 2030 kan het bestaande woningpark de woningbehoefte grotendeels vervullen,
omdat de bevolking in Vlaanderen slechts lichtjes gestegen is. Door de beperking
aan woonvolume en woonoppervlakte per hoofd zijn er zones en ruimtes met ver-
schillende functies. Er worden zo weinig mogelijk nieuwe woningen bijgebouwd,
tenzij in een inbreidingsgebied of bij de vervangingsbouw in kernen en voor zover
de noodzaak hiervan is aangetoond. Bestaande (nog kwaliteitsvolle) gebouwen zijn
na eventuele aanpassingen voor gebruik geoptimaliseerd (nieuwe samenwoonvor-
men of levenslang wonen). Dit gebeurt op een dergelijke manier dat een maximale
energie- en waterbesparing tijdens de benutting van het gebouw wordt gerealiseerd
en dat elk gebouw een gezond binnenklimaat kent. De woonruimtes zijn flexibel,
aanpasbaar en multifunctioneel ingericht. Nieuwe concepten hebben hun intrede
gedaan: flexibele, modulaire en demontabele bouwconcepten laten toe dat een ge-
bouw verschillende decennia aanpasbaar is aan veranderde functies en behoeftes
in gebruik en bewoning. Innovatieve systemen, zoals containerbouw, maken op-
gang. Dit laat concepten van gebouwen toe die aanpasbaar en upgradebaar zijn en
zelfs van functie kunnen wisselen, bijvoorbeeld van industrie- of kantoorgebouw
naar woning.
Vlaanderen in de steigers
Blz. 15
Bouwmaterialen, inclusief de toepassing ervan in een gebouw of constructie, zijn
duurzaam (ecologisch, economisch en sociaal) over de hele levenscyclus: de ont-
ginning, het transport van de grondstoffen voor aanmaak en de productie van de
materialen gebeuren onder sociaal correcte omstandigheden met een minimale mi-
lieu-impact. Opdat toekomstige generaties (2050-2070) nog kunnen beschikken
over voldoende grondstoffen, moet er gebruik gemaakt worden van materialen die
over hun volledige levenscyclus de uitputting van schaarse grondstoffen beperken
of CO2-neutraal zijn. De voorkeur gaat uit naar quasi onuitputtelijke grond- en hulp-
stoffen zoals hernieuwbare of volledig recycleerbare materialen of minerale opper-
vlaktedelfstoffen. Het gebruik van fossiele koolwaterstoffen gebeurt bij voorkeur en-
kel als ze kunnen dienen als grondstof voor materialen met een lange levensduur in
plaats van een gebruik als energiebron. Men gaat zo zuinig mogelijk om met grond-
stoffen en maakt zoveel mogelijk gebruik van lokale grondstoffen. Er worden geen
materialen en grondstoffen gebruikt die schadelijk zijn voor de gezondheid en men
tracht grondstoffen en materialen meerdere malen (ook in andere sectoren) te ge-
bruiken. Stofkringlopen worden zo kort mogelijk gehouden. Het afval wordt beperkt
tot een minimum door het in een afvalspecifieke installatie met hoog energetische
omzettingsrendementen te verwerken. Afval storten wordt taboe. Het erfgoed aan
giftige stoffen en materialen is geleidelijk aan uit het systeem gehaald en veilig op-
geslagen. Iedereen die bij het bouwproces betrokken is, kiest zo veel mogelijk voor
duurzame oplossingen voor materialen en grondstoffen. Keuzes en afwegingen
worden gemaakt op basis van algemeen beschikbare informatie en methodieken.
Alle gebouwen zijn ontworpen of verbouwd om zoveel mogelijk water te besparen.
Het gebruik van regenwater in gebouwen gebeurt dan ook optimaal. Het overtollige
regenwater vloeit rechtstreeks terug naar het natuurlijke watersysteem. De opvang
van regenwater gebeurt op de juiste schaal. Al het gebruikte water in gebouwen
wordt na zuivering ofwel als grijs water nuttig toegepast ofwel teruggegeven aan het
natuurlijke watersysteem, in dezelfde kwaliteit en kwantiteit als vóór het gebruik. De
waterzuiveringsinstallaties produceren energie. Alle steden en gemeenten zijn CO2-
neutraal. De energieproductie gebeurt op een optimaal gedecentraliseerde manier:
Er bestaan kleine netten die zich enten op locale productie en aangesloten zijn op
grote netten. Energieproductie gebeurt alleen nog uit hernieuwbare en/of milieu-
vriendelijke energiebronnen. Alle elektrische productie in gebouwen gebeurt met
optimaal nuttig gebruik van de eventueel vrijgekomen warmte, bijvoorbeeld onder
vorm van warmtekrachtkoppeling of met stadsverwarming. Verder is alle nieuwbouw
ontworpen volgens het passiefhuisconcept. Iedere nieuwbouwwoning produ-
ceert/investeert (in) een netto energiesurplus. Bestaande gebouwen zijn verbouwd
met een hoog niveau van energiezuinigheid zonder in te boeten op architecturale
waarden. Voor alle nutsvoorzieningen kiest men voor de gepaste schaal. Het ver-
bruik van fossiele brandstof in het verkeer is tot een minimum teruggedrongen. De
verschillende functies (wonen, werken, school, ontspanning, voorzieningen) zijn op-
timaal op elkaar afgestemd om dit soort mobiliteit te kunnen vermijden.
De rol van de overheid vervult een informatieverstrekkende en een controlerende
rol. Zo schept ze continu voorwaarden voor het sluiten van de kringlopen. Enerzijds
door het scheppen van een klimaat waarin innovaties, zowel technisch als beleids-
matig, gedijen, anderzijds door het vastleggen van normen en criteria en de nale-
Vlaanderen in de steigers
Blz. 16
ving ervan te controleren. In dit stelsel heeft de overheid een blijvende aandacht
voor sociaal zwakkere groepen in de Vlaamse samenleving.
1.3.4 Wonen voor het leven
De huidige kwaliteit van het woningaanbod en het gedrag van de woonconsumen-
ten is verre van duurzaam te noemen. Vanuit sociaal-cultureel perspectief wordt de
maatschappelijke waarde bepaald door status en luxe met onduurzame woonstijlen
als gevolg. Huurders voelen zich nauwelijks betrokken bij hun woning. Bovendien
wil elke Vlaming een eigen woning. Het eigen woningbezit is bijgevolg groot en
heeft een verlammende werking op de mobiliteit op de woningmarkt. Vanuit econo-
misch perspectief wordt duurzaamheid vaak gezien als een sluitpost, terwijl men
niet wil tornen aan luxe en comfort. Op macroschaal is er nauwelijks financiële ruim-
te voor grootschalige wijkaanpak en wanneer een wijk wordt aangepakt, worden we
vaak geconfronteerd met een verdringing van de oorspronkelijke bewoners. Ook is
er te weinig aandacht en kennis voor de functieveranderingen van gebouwen,
waardoor het woningaanbod zonder al te veel nieuwe grote bouwlocaties toch duur-
zaam zou kunnen toenemen. Over het algemeen kunnen we trouwens stellen dat er
bij de betrokken partijen te weinig kennis rond duurzaamheid aanwezig is. Hierdoor
schiet de normering vaak te kort of komen goede voorbeelden te weinig voor het
voetlicht. Het is onze ambitie deze onduurzame situatie fundamenteel te wijzigen.
Mensen en gezinnen (die steeds kleiner worden) zijn in 2030 veel bewuster gewor-
den van hun woonpatronen. Ze beslissen zeer bewust in afstemming met de eco-
nomische, ecologische en sociale realiteit. Hierdoor zijn ze aanzienlijk mobieler ge-
worden: er is een verschuiving gaande van kopen naar huren. En ook de koopmarkt
is in beweging. Mensen zijn minder honkvast dan 25 jaar geleden. Er is een neiging
om in elke levensfase (of gezinsontwikkeling) de meest aangewezen woning te
zoeken. Vaak kan dat in dezelfde omgeving. De nieuwere woonwijken hebben een
gemengd aanbod van woningen voor elke behoefte, zodat mensen kunnen door-
schuiven naar een meer aangepaste woning wanneer hun situatie verandert: er
ontstaat een vorm van roulatie tussen woningen. Wonen voor het leven is aange-
past wonen geworden, niet meer levenslang tussen dezelfde vier muren. Daarmee
volgt Vlaanderen een beweging die al veel langer in de buurlanden bestond.
De woningen worden modulair ontworpen met de mogelijkheid tot aanpassing aan
de veranderende eisen van de bewoners voor als bijvoorbeeld de kinderen het huis
uit zijn. Mensen kiezen bewuster voor de essentiële waarden van wonen. Bereik-
baarheid, faciliteiten in de buurt, het sociale weefsel, toegankelijkheid, privacy… het
zijn alle elementen van keuze voor de ene of de andere woning. Ook technisch
worden hoge eisen gesteld aan de leefomgeving. Ondanks de hoge graad van de
techniciteit van de installaties is de woonomgeving erg gebruikersvriendelijk, lees-
baar en toegankelijk voor allen. In tegenstelling tot de schaarste aan bouwpercelen,
is er toch een grote verscheidenheid aan architecturale oplossingen en groeit er
een zeer gevarieerde en aantrekkelijke woonomgeving. Iedereen vindt er wel zijn
gading. Door de integrale aanpak van de hele woonomgeving wordt de leefbaarheid
van de wijken gevoelig verbeterd en ontstaat er ook een verhoogd gevoel van vei-
ligheid. Bewoners voelen zich verantwoordelijk voor hun buurt en houden ze samen
in stand. Er is ruimte voor alternatieve woonvormen en voor vreemde culturen. De
wereld is ons dorp geworden. Waar nodig ondersteunt de overheid om deze woon-
Vlaanderen in de steigers
Blz. 17
omgeving voor iedereen toegankelijk te maken. Een buurtcomité zorgt voor de inte-
gratie van nieuwkomers. Een woonbegeleider helpt bij de woningverwerving en ook
is er hulp mogelijk voor de verbetering van de woonkwaliteit (informatie doorstro-
ming). Een dergelijke collectieve en solidaire wooncultuur steunt natuurlijk op de
medeverantwoordelijkheid van de bewoners.
De wooncode is een strikt beleidsinstrument om de woonkwaliteit van onze gebou-
wen te bewaken. Zonder een woonvergunning kan een woning niet verhuurd of ver-
kocht worden. Daarbij moet niet enkel aan de strenge energieprestatie-eisen wor-
den voldaan, maar worden ook functionele minimumeisen opgelegd aan de woning,
aan de sanitaire installatie, aan de bouwfysische kwaliteit en aan het binnenklimaat
(luchtkwaliteit, daglicht, thermisch en akoestisch comfort). Bij nieuwe woningen en
grotere verbouwingen moet voldaan worden aan een ‘Milieupeil’ waarin naast ener-
giegebruik en binnenklimaateisen ook de impact van materiaalgebruik wordt geëva-
lueerd. Elke woning heeft een milieucertificaat en een milieulabel.
Door de grote traagheid in het gebouwbestand blijft de saneringsopgave substanti-
eel. Zeker ook omdat de overheid de lat inzake basiskwaliteit steeds hoger legt en
meer woningen onder de drempelwaarde van de basiskwaliteit vallen. Eigenaars
worden verplicht om saneringswerken uit te voeren voordat hun woning weer op de
markt gebracht kan worden. Desnoods grijpt de overheid zelf in om de nodige kwali-
teit te garanderen. De eerste gevallen van onteigening en gedwongen sanering
hebben grote ruchtbaarheid gekregen in de pers.
1.3.5 Levende kernen
Op het einde van de twintigste eeuw en begin van de 21ste eeuw is de versnipper-
de ruimtelijke ordening en onleefbare woonkernen één van dé beleidsvraagstukken
in Vlaanderen. De versnippering laat zich niet alleen zien in de inrichting van ons
landschap, met zijn lintbebouwing, leegloop van de kleine kernen, binnenstedelijke
problematiek in de grote steden en in het algemeen een verstedelijking van de open
ruimte, maar geldt ook voor het beleid ten aanzien van wonen en bouwen. Er be-
staat nauwelijks een visie op de toekomstige inrichting van Vlaanderen. Door de
afwezigheid van een gevoel van urgentie om de ruimtelijke inrichting als een geza-
menlijk vraagstuk op te vatten, dreigt Vlaanderen op termijn een grote stad te wor-
den. Momenteel staat een té administratieve, rigide aanpak een gedurfde, organi-
sche, geïntegreerde aanpak van het bouwen en wonen met respect voor alle be-
langen in de weg. Het gaat om overheden, maar ook om de bouwbedrijven en
bouwondernemers en de bewoners zelf. De huidige manier van bouwen en wonen
heeft weinig respect voor de open ruimte omdat de bouwprocessen te weinig collec-
tief gebeuren. Ook het uitblijven van het hanteren van duurzaamheidscriteria is een
heikel punt. De betrokkenheid van de verschillende overheidsdiensten, private pro-
jectontwikkelaars en verschillende geledingen van de maatschappij in de ruimtelijke
ontwikkelingsprojecten is tot nu nog geen realiteit.
Onze ruimtelijke ordening laat in 2030 veel meer ruimte voor dialoog, voor onbe-
stemde ruimtes, voor passage, voor toegankelijkheid, voor diversiteit, voor part-
nerships in de projectontwikkeling waarbij tegelijk het bestaande erfgoed een nieu-
we herkenbare plaats krijgt in het bouwweefsel. Onze ruimtelijke ordening gaat dan
veel meer uit van het creëren van nieuwe ruimtes, nieuwe vormen van passage- en
Vlaanderen in de steigers
Blz. 18
samenleefruimtes en nieuwe ruimtes voor groen en water, fauna en flora, die inspe-
len op de vernieuwde vormen van samenleven in onze maatschappij. Opportunitei-
ten voor vrije ontmoeting tussen diverse culturen en leeftijden, bewoners en bezoe-
kers, de mobiele en de immobiele mens zijn er in overvloed. Men voelt zich vrij en
veilig, waar men ook komt. Men kan kiezen voor de stilte en bezinning. Wonen en
bouwen ademt als vanzelfsprekend respect voor de open ruimte doordat de bouw-
processen veel collectiever gebeuren, waarbij duurzaamheidscriteria door de verre-
gaande inhoudelijke en financiële betrokkenheid van de verschillende overheids-
diensten, private projectontwikkelaars en verschillende geledingen van de maat-
schappij in de ruimtelijke ontwikkelingsprojecten.
Nieuwe vormen van wonen bepalen mee het stads- en dorpsbeeld en het beeld van
de verdichte centrumsteden en gemeenten. Samen met de ver doorgedreven ver-
menging van functies in deze woonomgeving zijn de bestaande woon-, leef- en
werkkernen bruisende kernen vol leven. Ook de verregaande financiële en inhoude-
lijke betrokkenheid van private ondernemers, bewonersondernemingen, midden-
standsverenigingen en administratieclubs onder begeleiding van wijkbouw- en
woonmeesters zorgen voor een nieuw levend bestuursniveau van de openbare
ruimte. De vroegere confrontaties tussen planners en uitvoerders; tussen overheid,
privé en bewoners en tussen financiers en omwonenden zijn uit de weg geruimd.
Belangrijk hierbij is dat de bewoners mede-eigenaar worden van de openbare ruim-
te, dat nieuwe beroepen zoals bewonersondernemer en wijksyndicus standaard
zijn.
Een andere belangrijke factor is de structuur van de ruimtelijke dialoog die op basis
van maatschappelijk en politiek vast geklikte duurzaamheidscriteria kansen geeft
aan deze projectontwikkelingen. Het werken met bouwteams, community planning,
het coachen van projecten, het samenbrengen van expertise, betrokken actoren en
financiële middelen in een totaalaanpak was rond 2005 quasi onbestaande. Doordat
de instandhoudingskosten voor de collectieve voorzieningen zo groot werden, werd
er overgeschakeld op de huidige aanpak. Dit ging niet zonder slag of stoot omdat er
hier zowel institutionele belangen als vastgeroeste gewoontes als financieringsfor-
mules moesten sneuvelen. Door het werken met doorgedreven proeftuinen in de
twintig centrumsteden en in landelijke gebieden op vlak van co-design van plannen,
uitwerken en opvolging, betrokkenheid van partijen bij beheer van alle stromen met
Europese steun, kon de nieuwe manier van werken zich echt bewijzen.
De overheid heeft een duidelijk nieuwe meer regisserende rol gekregen, waarbij de
verouderde woonvormen afgebouwd en ontmoedigd worden en de dialoog rond
nieuwe woonvormen plaats krijgt. Daarnaast heeft de overheid komaf gemaakt met
de schijninspraak rond ruimtelijke plannen, die leidden tot overlast en files in de
woonkernen, onderwaardering van het openbaar vervoer, een individualistische
wooncultuur met teruggetrokken bewoners en een verschralende architectuur. De
verstikkende en stervende kernen werden door die doorgedreven open proeftuinen
nieuw leven ingeblazen. Doordat er tegelijk werd geïnvesteerd in doorgedreven
doorstroming van informatie die voor alle betrokkenen toegankelijk was en in het
stimuleren van verregaande interactie tussen de verschillende partijen om te zoe-
ken naar innovatieve, gezamenlijke oplossingen voor specifieke locaties, ontstaan
Vlaanderen in de steigers
Blz. 19
tal van nieuwe bouw – en woonconcepten. Elke bewoner wordt ingeschakeld in de
vormgeving van de ruimte en van zijn woon – werk – en recreatieruimte.
In onze nieuwe manier van plannen is er veel meer balans tussen open en gesloten
ruimte, harde en zachte ruimte, rust en leven, tussen verschillende activiteiten en
functies. Verder krijgen nieuwe woonformules ruimte, licht en lucht en is elke partij
medeverantwoordelijk voor de openbare ruimte.
Vlaanderen in de steigers
Blz. 20
2. OP PAD NAAR DUURZAAM WONEN EN BOUWEN IN 2030
2.1 Inleiding
Vele wegen leiden naar Rome. Dat realiseren we ons maar al te goed en dat heeft
ons ook genoopt tot het maken van keuzes ten aanzien van deze wegen of transi-
tiepaden. Transitiepaden moeten worden gezien als een tactiek om uiteindelijk de
verschillende ambities te realiseren. Ze zijn doorgaans geformuleerd in de vorm van
te bereiken doelstellingen en gekoppeld aan opties, ook strategielijnen genoemd.
Hierbij willen we nadrukkelijk opmerken dat het niet gaat om een keuze voor de ene
of de andere strategielijn, maar dat deze veelal naast elkaar moeten worden inge-
vuld. In transitietermen is dit ‘opties open houden’. Daardoor kunnen we beter in-
spelen op onzekerheden en toekomstige ontwikkelingen. Het open houden van op-
ties impliceert verder niet dat we helemaal geen beslissingen zouden moeten ne-
men. Integendeel, waar we nu beslissingen over te volgen strategielijnen en de in-
vullingen daarvan kunnen nemen, moeten we dit absoluut doen.
De opties worden in de praktijk gebracht met behulp van kiemen en projec-
ten/experimenten. Kiemen staan hierbij voor ideeën waaruit concrete projec-
ten/experimenten kunnen ontstaan. Onderstaande figuur visualiseert deze denkwij-
ze.
Figuur: Visualisatie samenhang transitiepad, strategielijn, kiemen en projecten
Het proces waarin we vanuit een visie rond de vier deelthema’s (transitiepaden, op-
ties, projecten en kiemen) hebben gewerkt, heeft een rijke oogst opgeleverd. Zo zijn
er 8 transitiepaden gedefinieerd, met daaraan gekoppeld zo’n 20 strategielijnen,
waarvan er respectievelijk 6 en 17 zijn uitgewerkt, meer dan 35 projectideeën en
ruim 80 kiemen. Een overzicht van alle projectideeën en kiemen is te vinden in de
bijlagen 2 en 3. Hierna gaan we verder in op hoofdlijnen op de paden en bijhorende
strategielijnen. De paden en de strategielijnen hebben we losgekoppeld van de ver-
schillende deelthema’s omdat zij vaak in meer of mindere mate aan verschillende
Transitiepad
StrategielijnStrategielijn
StrategielijnKiem
Kiem*
Kiem
* Dit betreft ideeën die mogelijk uit kunnen groeien tot concrete acties,
gezamenlijke projecten of transitie-experimenten
Project
Project
Project
Transitiepad
StrategielijnStrategielijn
StrategielijnKiem
Kiem*
Kiem
* Dit betreft ideeën die mogelijk uit kunnen groeien tot concrete acties,
gezamenlijke projecten of transitie-experimenten
Project
Project
Project
Vlaanderen in de steigers
Blz. 21
deelthema’s raken. Dit onderstreept de integrale denkwijze die noodzakelijk is voor
het tot stand brengen van de beoogde transitie naar een duurzaam wonen en bou-
wen in Vlaanderen. Bovendien vormt deze ontkoppeling een uitnodiging aan alle
betrokkenen om de transitiepaden nog eens vanuit andere, nieuwe perspectieven te
bekijken en in te vullen.
2.2 Naar een flexibel en transparant bouwproces
De ambitie van dit pad is om het bouwproces zo te organiseren dat eenvoudig op
de maatschappelijke behoefte kan worden ingespeeld, dat het verloop ervan voor
alle betrokkenen duidelijk is en dat de betrokkenen samen heldere en onderbouwde
keuzes kunnen maken. Om dit te bereiken opteren wij voor twee samenhangende
strategielijnen.
�De eerste strategielijn gaat over de informatie om het proces te ondersteunen en
te verbeteren. Deze informatie is gegroepeerd rond productinformatie (materialen,
producten, systemen, duurzaamheid, kosten…), gebruiksinformatie (schoonmaak,
onderhoud, vervangen, vernieuwen, herstellen...) en wonen, dat wil zeggen: aan
wonen gerelateerde diensten. Op korte termijn moet kennis worden geïnventari-
seerd, zodat men vanaf 2010 kan werken aan een structurele integratie van de be-
schikbare en nieuwe informatie en de bouw van voor iedereen toegankelijke data-
bases. Maar vooral moet relevante kennis worden ontsloten, zodat deze beschik-
baar is voor onderzoek en ontwikkeling en de hele maatschappij ten goede komt.
Dit vereist een nieuw evenwicht tussen het recht op intellectuele eigendom en het
leveren van relevante informatie.
�De tweede strategielijn richt zich op het bouwproces. Dat dient veel meer te evo-
lueren naar een groepsproces waarin modellen van samenwerking centraal staan,
eerder dan de huidige, verkokerde manier van bouwen, die ervan uitgaat dat de
ontwerper over alle kennis beschikt en de aannemer slechts moet uitvoeren. Deze
denkwijze moet uiteindelijk gemeengoed worden. Dit houdt in dat bestekken niet al-
leen meer beschrijvend zijn, maar ook prestatiegericht of dat andere vormen van
opdrachtverlening ontstaan. Vanaf 2015 zijn dan ook model(deel)bestekken be-
schikbaar. Op basis van goede informatie (zie eerste strategielijn) kunnen onder-
bouwde keuzes gemaakt worden. Een en ander betekent ook een andere manier
van werken die rond 2030 zijn beslag moet krijgen, namelijk werken in bouwteams
waarbij de laatste informatie online op de werf beschikbaar is. Belangrijk is dat hier-
voor ook een goede juridische en contractuele basis uitgewerkt wordt. Op termijn
leidt dit tot een andere rol van de architect. Deze zal drieledig zijn: een creatieve,
een adviserende en een coördinerende rol. Om naar de praktijk toe te werken, kan
men starten met de integratie van programma’s als onder meer Ecoquantum of
Greencalc en met het uitwerken van richtlijnen voor de samenstelling van bouw-
teams. Bovendien kan worden begonnen met het opstellen van bestekken nieuwe
stijl, modulair bouwen, samenwerken met andere sectoren
2.3 Naar een maatschappelijk verantwoorde en innoverende bouwsector
Maatschappelijk verantwoord ondernemen is een vrij ruim begrip. In het ‘ontwerp
actieplan maatschappelijk verantwoord ondernemen in België’ van het ICDO wordt
Vlaanderen in de steigers
Blz. 22
het als volgt gedefinieerd: ‘Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen is een pro-
ces waarbij ondernemingen vrijwillig streven naar verbetering op bedrijfs- en maat-
schappelijk vlak door op systematische wijze economische, milieu- en sociale over-
wegingen op een geïntegreerde en coherente manier in de gehele bedrijfsvoering
op te nemen, waarbij overleg met stakeholders of belanghebbenden van de onder-
neming deel uitmaakt van dit proces’. Een maatschappelijk verantwoorde bouwsec-
tor is ook een sector die met aandacht voor mens en milieu economisch goed pres-
teert. Het is ook een sector, waarin ethische codes zijn afgesproken en waarin vol-
doende aandacht is voor verantwoord ondernemen. Dit is dan ook het doel van dit
transitiepad, dat bereikt wordt via de volgende strategielijnen.
�Een eerste strategielijn is gericht op het installeren van een cultuur van meer
maatschappelijk verantwoord ondernemen in de bouwsector. Een element hierin is
een verhoging van de transparantie van het bouwproces en het evolueren naar an-
dere samenwerkingsvormen, zoals hoger beschreven. Een ander element is de
aandacht voor de maatschappelijke rol die de bouwsector vervult. Onder meer in de
tewerkstelling van lager geschoolden en kansengroepen, maar ook voor het mini-
maliseren van de hinder en milieu-impact van het bouwproces.
�In de tweede strategielijn staan opleidingen centraal. Ze voorziet in de stroomlij-
ning en afstemming van het huidige aanbod dat uiterlijk tegen 2010 gerealiseerd
moet zijn. Daarnaast moeten de opleidingen in het teken staan van duurzaamheid.
Dit houdt in dat niet langer gefocust wordt op de techniek, maar ook op zaken als
personeelsbeleid, maatschappelijke kosten en baten, samen oplossingsgericht den-
ken en handelen, wetgeving, ruimtelijke ordening, klantvriendelijkheid enzovoort.
Overigens moet er ook specifieke aandacht zijn voor lager geschoolden in de sec-
tor. Dit kan worden gerealiseerd door een nauwe samenwerking tussen de verschil-
lende aan de sector gerelateerde opleidings- en kenniscentra en het ministerie van
Onderwijs, het certificeren van opleidingen, het ontwikkelen van nieuwe opleidingen
en nieuwe vormen van onderwijs, de oprichting van een Vlaams Platform voor
Bouwopleidingen…
�De derde strategielijn moet de innovatie in de bouw bevorderen. Dat kan door de
verschillende partijen in de sector aan te zetten tot innovatie en tot het verspreiden
van (kennis van) innovatie. Om dit te bereiken moeten op relatief korte termijn be-
lemmeringen op het terrein van het intellectueel eigendom weggenomen worden.
Hierbij wordt gedacht aan een juridisch kader waarbij bedrijven en instellingen wor-
den vergoed voor het op grote schaal toepassen van door hen ontwikkelde innova-
ties, het ontsluiten van informatie en het verspreiden van kennis. Ook kan het wette-
lijk verplicht worden om op een gestandaardiseerde wijze productinformatie te leve-
ren. Verder zal er een ondersteuning van de sector op verschillende terreinen (fi-
nancieel, juridisch, marketing, Europese samenwerking) moeten komen, bijvoor-
beeld door de oprichting van een kenniscentrum. Overigens willen wij opmerken dat
innovaties zich niet beperken tot de techniek, maar ook betrekking hebben op za-
ken als aanbesteding, beleid, vormen van samenwerking, bedrijfsprocessen, be-
drijfsstrategie, business modellen enzovoort.
2.4 Naar een duurzaam materiaalgebruik
Dit pad richt zich op een duurzaam gebruik van bouwmaterialen (ecologisch, eco-
nomisch en sociaal) over de volledige levenscyclus. Tegen 2030 zijn de kringlopen
Vlaanderen in de steigers
Blz. 23
van grondstoffen in en uit de bouw gesloten en zijn de niet vermijdbare lekken naar
de leefomgeving (lucht, water, bodem) tot een verantwoord minimum teruggedron-
gen. Opdat toekomstige generaties nog zouden kunnen beschikken over voldoende
grondstoffen, wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van materialen in een gesloten
kringloop of die gemaakt worden van quasi onuitputtelijke grond- en hulpstoffen
(hernieuwbare materialen of minerale oppervlaktedelfstoffen). Stofkringlopen wor-
den zo kort (in afstand) mogelijk gehouden. De ontginning, het eventuele transport
van de grondstoffen voor aanmaak, en de productie en het gebruik van de materia-
len en de verwerking van herbruikbare/recycleerbare materialen gebeuren onder
sociaal correcte omstandigheden met minimale milieu-impact (zie ook streefbeeld).
Hiervoor wordt ingezet op drie strategielijnen.
� De eerste strategielijn wil het gebruik en de toepassing van duurzame materialen
stimuleren. Uiteindelijk voldoet in 2030 ieder gebouw aan een kwaliteitsnorm inzake
milieuverantwoord materiaalgebruik, gekaderd binnen de duurzaamheidscriteria van
een gebouw. Een en ander wordt bewerkstelligd via kwaliteitsnormen, labels op
twee niveaus, etikettering en evaluatiesystemen. Ten laatste in 2008 heeft de over-
heid de nodige steun verleend aan een milieulabel voor bouwmaterialen in het al-
gemeen (EU-ecolabel) en een strenger bio-ecologisch label (Natureplus-label). Ui-
terlijk in 2008 heeft de overheid de nodige steun verleend aan een milieulabel voor
gebouwen en/of actoren uit de bouwsector in het algemeen (nog niet bestaande) en
een strenger bio-ecologisch label. Tegen 2010 is de etikettering van bouwmateria-
len verplicht en heeft 10% van de bouwmaterialen een ecolabel. Rond 2015 wordt
een duurzaamheidskwaliteitsnorm als indicator voor duurzaamheid en milieupresta-
tie van materialen in gebouwen vastgesteld. In 2020 heeft een derde van de bouw-
materialen een ecolabel en in 2030 worden er geen woningen meer gebouwd die
schadelijk zijn voor de volksgezondheid.
�Onze tweede strategielijn richt zich op de ontwikkeling van nieuwe duurzame ma-
terialen. Het gaat om kunststoffen en bos- en landbouwproducten. Uiteindelijk zijn
tegen 2030 nieuwe bouwmaterialen ontwikkeld die niet alleen duurzaam op zich
zijn, maar ook actief bijdragen aan een duurzame woonomgeving (zelfreinigend,
polluentenverwijderend, thermisch en thermisch regulerend, enz.). In 2015 verte-
genwoordigen bio-ecologische materialen een marktaandeel van 5% en duurzame
materialen in het algemeen een marktaandeel van 75%. In 2020 zijn voor alle pe-
trochemische productingrediënten biologische vervangers gevonden en worden
hernieuwbare grondstoffen gebruikt voor zowel traditionele kunststoffen als biopo-
lymeren. Het gebruik van fossiele grondstoffen kan dan op een duurzame wijze in
gesloten kringlopen of in producten die over hun volledige cyclus CO2-neutraal zijn.
De nieuwe materialen kunnen nieuwe milieuvriendelijke kunststoffen zijn, bijvoor-
beeld voor superisolerende passiefhuisramen, of voor milieutoepassingen, kunst-
stoffen uit hernieuwbare grondstoffen, nieuwe biologische isolatiematerialen, nieu-
we toepassingen voor de bijproducten van de gebruikte gewassen, nieuwe materia-
len met toevoeging van nanopartikels waarvan duidelijk is aangetoond dat zij geen
schadelijke effecten hebben op de gezondheid en het leefmilieu, nieuwe toepassin-
gen van materialen uit andere sectoren zoals de ruimtevaart. Voor het operationali-
seren opteren we voor een koppeling tussen het onderzoek en praktijktoepassingen
voor het gebruik en ontwikkeling van nieuwe materialen, (financiële) prikkels om de
ontwikkeling en toepassing ervan in de markt te stimuleren.
�Met de derde strategielijn willen we komen tot een zuinig gebruik en hergebruik
van primaire en secundaire grondstoffen, materialen, gebouwen en bouwsystemen.
Vlaanderen in de steigers
Blz. 24
Dit houdt in dat in 2030 het gebruik van grondstoffen en emissies geminimaliseerd
is. Deze eis geldt ook voor het (internationaal) transport van bouwgrondstoffen. Bo-
vendien worden de bouwgrondstoffen lokaal dan wel regionaal geproduceerd. Om
dit te realiseren bepalen we in 2010 de maximale inzet van secundaire grondstoffen
ter vervanging van primaire oppervlaktedelfstoffen, worden de grondstoffen die vrij-
komen uit opportuniteiten maximaal benut, geldt een stortverbod voor materialen
die gerecycleerd of thermisch gevaloriseerd kunnen worden en beschikt Vlaanderen
over een optimaal functionerend netwerk van selectieve inzamelsystemen voor
bouwafval. Operationalisering moet volgens ons gebeuren door middel van onder
meer experimenten op woonkernniveau, flexibel en demontabel bouwen, opzetten
van gesloten systemen zoals de ontwikkeling lokale en regionale productieketens.
2.5 Naar energieproducerende en energiezuinige woningen
Uiteindelijk is het doel in 2030 te komen tot energieproducerende nieuwbouwwonin-
gen en via renovatie tot energieneutrale woningen in de bestaande woningvoorraad.
De nieuwbouwwoning, waarvan de oppervlakte tegen 2030 ongeveer 150 m2 be-
draagt, of grondige renovatie in 2030 zal op gebied van verbruik van energie min-
stens voldoen aan de passiefnorm. Doordat het gaat over passiefhuizen is de vraag
voor ruimteverwarming zeer gering en vormt de behoefte aan warm water en elek-
triciteit het grootste aandeel in de energiefactuur. Omdat de totale energiebehoefte
van een passiefhuis vier keer lager ligt dan de huidige nieuwbouwstandaard, wordt
de inzet van hernieuwbare energie kostenefficiënt om de resterende energiebehoef-
te te dekken. De consument ervaart het als kostenefficiënt om te investeren om de-
ze energie op meest efficiënte schaal op te wekken.
In de nieuwbouw wordt er door de investeringen van de bewoners of van derden
meer energie geproduceerd dan zelf nodig in geval van nieuwbouwwoningen. Er
bestaan hiertoe goedkope systemen op de markt in 2030. Er worden dus op ver-
schillende domeinen complementaire acties gevoerd: enerzijds moet het huishoude-
lijk verbruik van energie verminderd worden, anderzijds moeten verschillende be-
langrijke karakteristieken van het ‘passiefhuis’ geïntroduceerd worden (tegen 2020),
en tot slot moet er ook de stap gezet worden naar de positieve energieproductie
(accent vanaf 2020).
In de bestaande bouw achten wij het traject moeizamer dan in de nieuwbouw. In de
bestaande bouw ligt de focus op het behalen van ‘bijna’ passieve gebouwen bij
grondige renovatie, gebruik makend van passiefhuistechnologie en rekening hou-
dend met toekomstige strengere energiemaatregelen. Tegen 2010 dienen de eerste
ervaringen met betrekking tot renovatievoorbeeldprojecten naar de passiefhuis-
standaard de barrières te inventariseren voor een brede marktpenetratie van pas-
siefhuistechnologie in de renovatiesector. Tegen 2015 moeten deze hindernissen
weggewerkt worden, moet een grondige mentaliteitswijziging in de renovatiesector
doordringen (nieuwe diensten) en moet een label ‘passiefhuis-renovatie’ in voege
zijn, waaraan stimuleringsacties zijn verbonden. Deze acties moeten garanderen
dat tegen 2020 20 à 40% van de renovatiemarkt wordt bereikt met passiefhuistech-
nologie. Bij dergelijke marktpenetratie in 2020 wordt de passiefhuis-
renovatiestandaard als verplichting bij grondige renovaties opgelegd (of vergelijk-
baar E-peil), zodat vanaf 2020 een factor 10 aan energieverbruik van bestaande
gebouwen en bijbehorende CO2- emissies wordt bespaard. De factor 10 bespa-
Vlaanderen in de steigers
Blz. 25
ringseis wordt vanaf 2020 ook opgelegd voor nieuwbouw, zodat de nieuwbouwsec-
tor de energieproducerende alternatieven kan ontwikkelen voor de renovatiesector.
Vanaf 2020 kunnen dan acties worden ondernomen om de al energiezuinige wo-
ningen energieproducerend te maken tegen 2030. Om de hierboven genoemde
doelstellingen te realiseren zetten wij in op vier strategielijnen.
�De eerste richt zich op het versterken van de randvoorwaarden van de overheid.
In de tijd gezien zou tegen 2010 de energiecertificatie van alle woningen voltooid
moeten zijn, zouden initiatieven die verder gaan dan de verplichte E100 gestimu-
leerd moeten worden en moet de EPB-regelgeving aangepast zijn naar een E-peil
waarin k30 is geïntegreerd. Tegen 2015 is de EPB-regelgeving herzien en aange-
past aan de normen van het passiefhuis. Qua uitvoering wordt vooral gedacht aan
bijvoorbeeld het aanscherpen en vereenvoudigen van de regelgeving, certificering,
het stimuleren van demonstratie en innovatieprojecten, voorbeeldfunctie van de
overheid, onderwijs en informatie.
�De tweede strategielijn heeft betrekking op het versterken van positieve markt-
ontwikkelingen voor energieneutrale bouwconcepten en passiefhuizen. Een en an-
der moet er toe leiden dat in 2015 20 tot 40% van de woningen voldoet aan de
normen van het passiefhuis, de EPB-regelgeving wordt naar deze normen ver-
strengd. Tegen 2020 zijn door het passiefhuisconcept en energieproductie de
nieuwbouwwoningen energieneutraal. Impulsprogramma’s, certificering passiefhui-
zen en producten, voorlichting en documentatie vormen ook hier belangrijke ele-
menten om deze strategielijn in te vullen.
�In de derde strategielijn achten wij het noodzakelijk dat er positieve marktontwik-
kelingen worden gecreëerd voor hernieuwbare energie waarbij de energieopwek-
king wordt gedecentraliseerd en geoptimaliseerd (het energiegebruik moet niet po-
sitief worden gestimuleerd). Hiervoor zou rond 2010 microwarmtekracht zijn ontwik-
keld, een verdere kostenefficiënte ontwikkeling van fotovoltaïsche cellen en nieuwe
vormen van energiestockering. Er zijn eveneens verschillende experimenten opge-
zet via een derdebetalerscircuit of via het leasen van technologieën en energiezui-
nige toestellen waardoor bestaande hernieuwbare energievormen een bredere toe-
passing krijgen. Ook is het belangrijk te komen tot een optimale dimensionering van
de leveringsnetten in functie van vraag en aanbod, het stimuleren en produceren
van land- en bosbouwproducten voor energieproductie enzovoort.
�Tot slot moet de vierde strategielijn het consumentenbewustzijn. Dit zal worden
geoperationaliseerd door voorlichtingsprogramma’s en advies vanuit de overheid en
de sector, sociale experimenten, stimuleringsprogramma’s voor nieuwe technieken
en aanpassing van de regelgeving.
2.6 Naar een duurzame woonkwaliteit
Langs dit transitiepad beogen wij een verhoging van de kwaliteit van de woning en
de omgeving. Daarbij streven we in eerste instantie naar een hoger woongenot door
onder meer de aanpasbaarheid aan nieuwe behoeften van mensen gedurende hun
levensloop, een gezond binnenhuisklimaat en de toepassing van gebruikersvriende-
lijke technologieën die het woongenot verhogen. Ook streven we naar wat we zou-
den willen aanduiden als ‘mobieler wonen’ door middel van een vergroting van de
huursector en meer diversiteit in het woningaanbod. Daarnaast beogen we een
goede afstemming tussen wonen en de natuur: ruimtegebruik op maat van behoef-
ten, energiezuinige huizen, zuinig watergebruik, bewust materiaalgebruik. Tot slot is
Vlaanderen in de steigers
Blz. 26
het noodzakelijk de bouwkundige kwaliteit van woningen en wijken substantieel te
verhogen. Daarvoor zijn er vier samenhangende strategielijnen.
�De eerste strategielijn betreft de regelgeving en het handhaven ervan. Tussen
2008 en 2010 moeten alle woningen voorzien zijn van een energiecertificaat. Wij
achten het noodzakelijk dat er vanaf 2007 tegelijkertijd gewerkt wordt aan de uit-
breiding van het (minimum) E-peil met andere aspecten van duurzaamheid dan nu
het geval is. We spreken dan over een woonkwaliteitspeil bestaande uit verschillen-
de criteria. In dit verband zijn er prestatie-eisen ten aanzien van binnenhuismilieu,
minimumafmetingen, vocht- en hygrothermische kwaliteit, veiligheid, bouw- en
woontechnische voorzieningen en de woonomgeving. Dit kan afgedwongen worden
in een nieuwe Vlaamse Wooncode of een Bouwbesluit. Vanaf 2009 kan dit woon-
kwaliteitspeil aangevraagd worden. Tegen 2013 wordt de bepaling van het woon-
kwaliteitspeil verplicht. Een parallel spoor is het instellen van een label dat de eige-
naars van kwalitatief goede woningen beloont. Dit kan in de praktijk gebracht wor-
den door bijvoorbeeld een vermindering van de jaarlijkse woonbelasting bij aan-
vraag en/of goede kwaliteit, renovatiesubsidies, opleiding van inspecteurs (huizen-
dokters) en voorlichting.
�Een tweede strategielijn is de sanering van individuele woningen. De sanering
richt zich op woningen die niet aan het minimale woonkwaliteitspeil voldoen en die
zich niet in bepaalde probleemwijken bevinden. Voor deze wijken bestaat er een
aparte strategielijn. In 2010 worden zeer interessante voorwaarden van sanering
aan slecht scorende huizen aangeboden aan de eigenaar. Die moet dan wel de
vaststelling van het woonkwaliteitspeil aanvragen. Daarna kan hij een nieuwe vorm
van renovatiepremie aanvragen. Bij de premie gelden de uitgangspunten van het
woonkwaliteitspeil. Voor deze slecht scorende huizen kan ook een afbraakpremie
voorzien worden. Bij de banken kan er ook op aangedrongen worden om speciale
voorwaarden te geven voor deze vernieuwingen. Om minder kapitaalkrachtige
huurders in de mogelijkheid te stellen om het ‘verbeterde/ vernieuwde huis’ nog te
kunnen huren, kunnen deze speciale renovatiepremies verbonden worden aan de
‘verhuring’ (gedurende bijvoorbeeld 10 jaar) via een sociaal huurkantoor en eventu-
eel huursubsidies na saneringswerken waardoor de huurprijs voor de huurder gedu-
rende deze 10 jaar niet stijgt. Een en ander zou in 2015 concrete vorm moeten krij-
gen.
�De derde strategielijn betreft de sanering van hele wijken. Het betreft wijken met
minstens 70% slechte woningen. Dergelijke wijken moeten in 2008 in kaart zijn ge-
bracht. Prioritering van een aantal van deze wijken vindt plaats in 2009. Op basis
hiervan wordt een planning gemaakt met elementen als tijd, middelen, inspraak- en
participatieprocedures. Vanaf 2010 kan met de aanpak worden gestart. Hierbij
treedt de overheid op als facilitator/moderator, maar kan ze ook woningen en grond
via een roterend fonds opkopen. Hierbij zou de overheid tijdelijk middelen ter be-
schikking stelt die ze daarna recupereert (cfr. grondenbank). De totale sanering
moet leiden tot sociaal verantwoorde wijken, met aandacht voor de bevolkingsop-
bouw (specifiek voor wat betreft de oorspronkelijke bewoners), een divers woning-
aanbod met kleinschalige energievoorziening, voorzieningen en toegankelijkheid.
Door bewuste deelnames aan PPS-constructies kan de overheid condities opstel-
len. Operationalisering kan onder andere door het uitschrijven van prijsvragen om
bijvoorbeeld de duurzaamste wijk te ontwerpen en te starten met het opstellen van
zogenoemde transformatieprogramma’s naar duurzame wijken.
Vlaanderen in de steigers
Blz. 27
�De vierde strategielijn richt zich op de nieuwbouw. Bij nieuwbouw streven wij naar
duurzame kwaliteit op architecturaal en technisch vlak. Het gaat om huizen waarin
het comfortabel wonen is. Dit geldt ook voor de woonomgeving. Bij nieuwbouw
gaan wij voor een divers aanbod. Diversiteit in stijl in plaats van eenheidsworst. De
charme van steden en gemeenten wordt mede bepaald door de mengelmoes van
stijlen. Het gaat ook om diversiteit in aanbod: grote en kleine woningen, kangoe-
roewoningen, aanpasbare of aangepaste woningen, flexibele woningen (gemakke-
lijk uit te breiden of in te delen), doorschuifwoningen, woningen gebaseerd op col-
lectiviteit (verwarming, regenwateropvang, waterzuivering, gemeenschappelijke
voorzieningen, enz.) en woningen gebaseerd op individualiteit. Belangrijke manie-
ren om dit te operationaliseren zijn onder meer de ontwikkeling van nieuwe woon-
concepten met respect voor het culturele erfgoed en de sfeer van onze contreien,
modulair wonen en functieverandering van gebouwen en verspreiding van kennis
en kunde.
�Onze vijfde strategielijn ligt op het terrein van betaalbaarheid. Op termijn verbe-
tert gradueel het globaal pakket van beschikbare woningen van voldoende kwaliteit.
Toch blijft het aanbod vooralsnog achter op de vraag. Te meer omdat we rekening
moeten houden met een demografische evolutie van grotere aantallen kleinere ge-
zinnen. Naar onze mening moeten overheden actief optreden als regulator. De
overheid zal de werkelijk steunbehoevende doelgroepen efficiënter moeten definië-
ren en ondersteunen. Bovendien moet elke initiatiefnemer, zowel publiek als pri-
vaat, minstens de mogelijkheid krijgen om dergelijke doelgroepen te bedienen.
Hiertoe is een gelijkwaardig ondersteuningsbeleid noodzakelijk. Dan zullen al-
le initiatiefnemers zelf verantwoordelijkheid kunnen opnemen en zelf vrij beslissen
in welk geval een publiekprivate samenwerking een meerwaarde kan bieden. Dit zal
bij voorkeur toegespitst worden op inbreidingsinitatieven qua woningdichtheid per
ha in landelijke gebieden of voor het herbestemmen van verlaten industriële sites
en/of verkrotte locaties in de stedelijke omgeving.
2.7 Naar een duurzame woonconsument
Dit pad leidt naar een woonconsument die zich bewust is van de duurzaamheid van
de woning wat betreft materialen, isolatie, ruimtegebruik, locatiekeuze en dergelijke.
Daarnaast heeft het pad als doel te komen tot een duurzaam woongedrag. Dit im-
pliceert onder andere milieubewust omgaan met energie, water, ventilatie, afval,
chemische stoffen…. Daarnaast omvat duurzaam woongedrag bijvoorbeeld ook het
delen van de verantwoordelijkheid voor de omgeving, het mede beheren van collec-
tieve voorzieningen en het investeren in sociale netwerken. Dit alles moet in 2030
vanzelfsprekend zijn.
�De eerste strategielijn om deze doelstellingen te realiseren, is het creëren van
een duurzaamheidsbewustzijn bij de toekomstige woonconsumenten, kinderen en
jongeren. Naar onze mening spelen het onderwijs, jongerenorganisaties en milieu-
organisaties hier een cruciale rol. Op korte termijn (tegen 2010) moeten bijvoor-
beeld vakkenpakketten worden aangepast en moet duurzame ontwikkeling opge-
nomen worden in de lerarenopleiding. Bovendien moet de nodige aandacht besteed
worden aan de uitwisseling van scholieren en studenten van bij ons met studenten
uit ontwikkelingslanden. Uiteindelijk moeten in 2016 de resultaten van deze inspan-
ningen zichtbaar en meetbaar zijn. Niet alleen in het denken, maar ook in het ge-
drag, bijvoorbeeld op de woningmarkt. Mogelijkheden voor operationalisering zijn in-
Vlaanderen in de steigers
Blz. 28
teractieve lespakketten, prijsvragen voor scholen, de ontwikkeling van specifieke
websites en monitorinstrumenten...
�De tweede strategielijn moet de huidige woonconsument verleiden tot een duur-
zame levensstijl. In de periode 2006-2010 is steeds meer toegankelijke informatie
over subsidies op het terrein van grijswatersystemen, zonnecollectoren, duurzame
bouwmaterialen… beschikbaar. Daarnaast zijn er adviesmogelijkheden voor zowel
gemeenten als consumenten. De adviezen richten zich niet alleen op de bestaande
woning, maar ook op het woningontwerp, het woongedrag en de maatschappelijke
aspecten van het wonen. Overheden, sociale huisvestingsmaatschappijen, media
en de bouwsector werken in dit verband nauw samen. Ook buiten de sector wordt
een flinke duit in het duurzaamheidszakje gestoken door de ontwikkeling en het op
de markt brengen van duurzame producten. Wij willen deze strategielijn uitwerken
door bijvoorbeeld de oprichting van integrale adviesloketten en steunpunten, doel-
groepspecifieke en gerichte voorlichtingsprogramma’s, de ontwikkeling van duur-
zame woonconcepten, mogelijkheden tot huizenruil, het oprichten van ervaringsge-
richte wooneducatieprojecten…
Vlaanderen in de steigers
Blz. 29
3. HOE VERDER?
3.1 Missie
De transitiearena heeft gedurende anderhalf jaar gewerkt om te komen tot een co-
herente agenda. Tijdens dit proces is er op degelijke basis samengewerkt tussen
verschillende actoren, gaande van de milieubeweging via overheden tot de industri-
ele sectoren. Ondanks meningsverschillen op sommige vlakken, blijkt toch dat er
een grote overeenkomstige visie en een agenda tot stand kunnen komen. Uiteraard
heeft dit proces ook geleid tot een ruim netwerk.
Het objectief van dit project is de verdere uitbouw van de arena DuWoBo onder de
vorm van een platform duurzaam wonen en bouwen, een arena+ (is de huidige
DuWoBo transitiearena +) en thema -en projectgroepen. Via deze structuur kan de
kennis en ervaring inzake duurzaam wonen en bouwen, die in de verschillende or-
ganisaties aanwezig is, bijeen worden gebracht. Uiteraard zal men zich ook naar
andere gewesten en naar het buitenland moeten richten. De opgerichte structuur
bestaat uit stakeholders als banken en andere financiers, de woonproducenten, de
overheid, ngo’s, kenniscentra en onderzoeksinstellingen rond bouwen en wonen,
federaties en producentenorganisaties.
Het platform is zeer interactief ingericht en heeft in eerste instantie de taak om stra-
tegisch denkwerk te verrichten en een innovatietraject uit te stippelen voor de ko-
mende 20 jaar op vlak van duurzaam wonen en bouwen, waarbij duidelijk wordt
welke veranderingen te verwachten zijn. Dit platform kan de functie opnemen van
kenniscentrum en draaischijf, voorstellen lanceren voor de overheid en complemen-
taire acties stimuleren op het vlak van duurzaam wonen en bouwen. Het platform
kan samen met de projectgroepen veelomvattende vernieuwingen stimuleren, initië-
ren, creëren en realiseren. Complexe maatschappelijke problemen kunnen in de
meeste gevallen alleen duurzaam opgelost worden als meerdere partijen actief
meewerken om deze vernieuwing gestalte te geven. Het platform kan actoren uit
het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, wetenschap en overheid bij elkaar
brengen en informatie verschaffen via publicaties, overleg en de media. De over-
heid kan via dit platform ook het beleid rond duurzaam wonen en bouwen, dat mo-
menteel versnipperd is over verschillende beleidsdomeinen beter op elkaar af-
stemmen. Een belangrijke taak is ook het proces mee te sturen van opbouw, toe-
gankelijk maken en gebruiken van de kennis rond duurzaam wonen en bouwen.
Daarnaast is een belangrijke taak van het platform om samenwerking en kruisbe-
stuiving tot stand te brengen, niet enkel tussen de actoren, die rechtstreeks met de
bouw te maken hebben, maar ook met andere sectoren, zoals de metaalverwer-
king, de kunststofsector, houtsector en de landbouw.
De projectgroepen hebben een operationele taak en via hen kunnen specifieke ver-
nieuwingsprojecten opgevolgd worden door in een vroeg stadium actoren te bena-
deren die een belangrijke rol kunnen spelen bij de uitvoering van een idee.
Dergelijke structuur zal ook een instrument zijn om knelpunten voor duurzaam wo-
nen en bouwen in Vlaanderen weg te werken, de versnippering van kennis te be-
Vlaanderen in de steigers
Blz. 30
perken en de samenwerking tussen bevoegdheidsdomeinen en actoren te bevorde-
ren. Om tot degelijke coördinatie te komen is een structuur nodig, waarin de actoren
in het domein van duurzaam wonen en bouwen samenwerken en hun krachten
bundelen om tot de nodige synergie te komen. Die structuur bevat de volgende
kenmerken:
� Een degelijke wetenschappelijke onderbouw en ervaring. De weten-
schappelijke kennis zit momenteel vooral in onderzoekscentra, maar ook bij
de industrie. Een belangrijke bijkomende doelstelling is dan ook de kruisbe-
stuiving tussen de verschillende industriële sectoren, die bij het duurzaam
wonen en bouwen betrokken zijn. Tevens kan vanuit het platform kennis
worden gecoördineerd rond domeinen als levenscyclusanalyse, evaluatie
van gezondheidsrisico’s, …
� Interdisciplinair: het gaat niet enkel om de bouwsector in enge zin, maar
ook om materiaalproducenten, architecten en ontwerpers. Bovendien met
ook het wonen zelf aan bod komen en de sociale aspecten ervan. Samen-
werking tussen de disciplines is een must wil men de verschillende proble-
men aanpakken en de transitieagenda uitvoeren.
� Voldoende gedragen: de opgerichte structuur (platform, arena+ en project-
groepen) moet op een voldoende brede basis kunnen steunen en een daad-
werkelijke inbreng kennen. Niet alleen inhoudelijk, maar ook financieel en/of
operationeel. Bovendien moet de structuur worden gedragen door voorlo-
pers, ngo’s en bewonersbewegingen.
3.2 Samenvatting van de doelstellingen
De doelstellingen van de nieuwe structuur kunnen als volgt worden samengevat:
� Het proces naar een duurzaam bebouwd en bewoond Vlaanderen coördine-
ren en begeleiden
� De dynamiek, ontstaan in de transitiearena niet enkel gaande hou-
den maar ook aanzwengelen
� Bewaken en bijsturen van de lange termijnvisie
� Coördineren van de acties rond duurzaam wonen en bouwen
�
� Aanspreekpunt zijn voor overheden, sectoren en andere actoren
� Versterken van het innovatievermogen van de bouwsector en van woonvor-men, meer bepaald op vlak van duurzame ontwikkeling
� Verzamelde praktijkkennis verder uitbouwen en evalueren � Uitbouw van een kennisdatabank
� Bewaken van de wetenschappelijke onderbouw van de kennis
� Kruisbestuiving tot stand brengen tussen de verschillende actoren
� Verschillende gecoördineerde initiatieven opvolgen en werkgroepen hierover
opzetten.
3.3 Organisatorisch concept
Er wordt gestart met een organisatorisch concept dat kan worden samengevat in
onderstaand schema. Uiteraard kan in de loop van het proces deze organisatie evo-
lueren naar de noden en inzichten van dat ogenblik.
Vlaanderen in de steigers
Blz. 31
ARENA +
Operationeel en tactisch niveau
Themawerkgroepen en projecten
Strategisch niveau
Platform
Project 7
Project 2
Project 3
Project 4Project 5
Project 6
Project 1
Project 8 Project 9
Themawerkgroep 1
Themawerkgroep 2
Themawerkgroep 3…
Project …
Dagelijks bestuur
+
Secretariaat
Administratief en
ondersteunend
niveau
Arena +
De term Arena + duidt op de verzameling van alle partners, die op een of ander ni-
veau bij het project betrokken zijn, zij het in een themawerkgroep, zij het in een van
de projecten, …
Minstens jaarlijks is er een uitwisselingsactiviteit (transitiedag) voorzien voor de Are-
na +. Aan deze dag kunnen alle partners, die deelnemen aan een transitieproject,
participeren. Doel is tot inhoudelijke en methodologische uitwisseling te komen.
Themawerkgroepen (aan de basis)
Momenteel zijn er vier themawerkgroepen actief. Uiteraard kan in de loop van het
proces dat aantal worden uitgebreid of verder ingekrompen. De themawerkgroepen
moeten de link leggen tussen het strategische en operationele niveau.
Projectgroepen
De projectgroepen hebben een operationele taak. Voor elk project is er uiteraard
een projectteam. Leden van een projectteam kunnen, maar moeten niet deelnemen
aan de themawerkgroep. Een project kan ook uitgaan van één thema of betrekking
hebben op meerdere. Een project heeft altijd een begin- en een eindpunt en het re-
sultaat wordt verwacht een stap te zijn op een transitiepad. Projectgroepen hebben
uiteraard de taak het project te beheren.
Vlaanderen in de steigers
Blz. 32
Platform
Het platform wordt samengesteld uit de leden van het managementcomité, de voor-
zitters van de themagroepen en iedereen die zich geroepen voelt om mee strate-
gisch te denken. De rol van het platform is van strategisch niveau: deze van een
denktank die aan visievorming doet en het proces ook inhoudelijk helpt sturen.
Het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur is een beperkt comité van maximaal zeven personen. Haar
taak is de administratieve aansturing van het project, het bewaken van de lijnen en
het dagelijkse beheer opvolgen.
Secretariaat
Het secretariaat ondersteunt de werking van het geheel, zowel inhoudelijk, admini-
stratief als procesmatig. Het secretariaat zal tijdens het eerste werkjaar bestaan uit
één nieuwe fulltime kracht, aangevuld door de personen die momenteel het proces
mee trekken bij de overheid en het Centrum Duurzaam Bouwen. Deze zullen mee-
helpen bij de organisatie van de workshops, zorgen voor de goede informatiedoor-
stroom, sporen knelpunten en opportuniteiten op, ondersteunen de uitwerking van
deze opportuniteiten en bouwen nieuwe allianties uit. Zij staan ten dienste van het
platform en zijn dus zeer mobiel. Daarnaast checkt het secretariaat de stand van
zaken van de projecten en zorgt ze voor transparantie over de projecten, zodat
mensen erop kunnen inspelen en meedoen.
3.4 Werkprogramma eerste jaar
Het project wordt door de huidige stuurgroep van het transitieproject duurzaam wo-
nen en bouwen in Vlaanderen geïnitieerd.
Opzetten van het netwerk
Het landschap van competenties in Vlaanderen op het vlak van duurzaam wonen
en bouwen is sterk versnipperd in Vlaanderen, waardoor enerzijds ook in gespreide
slagorde naar buiten wordt gekomen, maar anderzijds ook kansen voor synergie
worden verloren.
Daarom zal nieuwe structuur op vier niveaus een netwerking op touw zetten tussen
de diverse actoren:
a. Directe afstemming en coördinatie van acties tussen de huidige deelnemers
aan de arena
b. Coördinerende netwerking met andere actoren op vlak van duurzaam wonen
en bouwen en wonen in Vlaanderen. Belangrijk aandachtspunt hierbij is het
betrekken van organisaties, die momenteel nog niet of zeer zijdelings be-
trokken zijn. Daarom zal ook in een eerste fase het gehele landschap op-
nieuw in kaart worden gebracht en gestreefd worden naar engagementen
van deze organisaties. Hierbij wordt zowel gedacht aan overheidsinstellin-
gen (ruimtelijke ordening, woonbeleid, …) als aan kenniscentra (steunpunt
wonen, HIVA, OASIS, …) en beroepsorganisaties (NAV, federaties, …)
Vlaanderen in de steigers
Blz. 33
c. Netwerking met actoren op vlak van aanverwante domeinen. Hierbij denken
we onder meer aan kenniscentra op vlak van multimedia (visualisering van
gebouwen), assessment en design.
d. Netwerking met relevante actoren in de buurlanden
Aangaan van concrete engagementen van de partners
Van de verschillende actoren wordt een duidelijk engagement gevraagd om mee
het platform vorm te geven en mee te werken aan de realisatie van de projecten.
Aanscherping inventaris
Aanscherping van de inventaris van de bestaande kennis in binnen- en buitenland.
Hier is vooral de onrechtstreeks bouwgerelateerde kennis van belang.
Inventarisering financieringsmiddelen
In kaart brengen van financieringsmiddelen voor transitieprojecten.
Ondersteuning gezamenlijke projecten
Ondersteuning bij het opzetten van gezamenlijke projecten en onderzoeksactivitei-
ten.
Ondernemingsplan
Uitwerken van een ondernemingsplan voor een platform duurzaam wonen en bou-
wen voor de komende jaren, met oog voor zowel operationele (werkprogramma) als
financiële aspecten. Buitenlandse projecten bieden hier inspiratie.
Oprichten secretariaat
Oprichten van een secretariaat met als doel:
a. het ondersteunen van de werkgroepen, die de in de transitieagenda gedefi-
nieerde projecten verder uitwerken
b. het aansporen van de werkgroepen
c. de organisatie van uitwisselingsmomenten tussen de werkgroepen
d. de organisatie van fora, ronde tafels, …
e. het verzorgen van de administratie
f. het faciliteren van inhoudelijke ondersteuning en informatiedoorstroom
g. het opsporen van knelpunten en opportuniteiten
h. het mee uitwerken van voorbeeldprojecten
i. het leggen van nieuwe allianties en onderhouden van bestaande: uitbouwen
van netwerk (zie punt 2)
j. het aanscherpen van inhoudelijke informatie
k. het in kaart brengen financieringsmogelijkheden voor projecten
l. de algemene ondersteuning van het netwerk en ervaringen laten doorstro-
men
Vlaanderen in de steigers
Blz. 34
Vlaanderen in de steigers
Blz. 35
DEEL B: BIJLAGEN
Vlaanderen in de steigers
Blz. 36
Bijlage 1: Samenstelling van de arena en de transitieteams
Dagelijks bestuur:
Naam Organisatie
To Simons (voorzitter) Cedubo
Ilse Dries LNE
Johan Bogaert LNE
Johan Van Dessel WTCB
Peter Van Acker OVAM
Trui Maes UGent/CDO
Annita Gijbels Cedubo
Platform:
Naam Organisatie
Johan Bogaert LNE
Mieke Bonnarens Bouwunie
Stefaan Claeys BBL
Frederiek De Kimpe VCB
Frank De Troyer KU Leuven ASRO
Ilse Dries LNE
Annita Gijbels Cedubo
Trui Maes UGent/CDO
Geert Scheys Fedichem nu Essenscia
To Simons Cedubo
Peter Thoelen VIBE
Peter Van Acker OVAM
Johan Van Dessel WTCB
Michael Van Lieshout Pantopicon
Vlaanderen in de steigers
Blz. 37
Themagroep Levende Kernen – Wonen voor het leven:
Naam Voornaam Organisatie Boucneau Patrick Provincie Limburg / VVP
Boudry Linda Vlaamse Bouwmeester Broeders Mieke Vl. Expertisecentrum Toegank. - ENTER vzw Broers Wendy Steunpunt Limburg
Christiaens Jan Mobiel 21 vzw Claeys Stefaan BBL
Claus Paul VMSW Cosaert Donaat viWTA David Hubert Mina-raad
De Bie Anja Organisatie van Raadgevende Ingenieurs De Roose Paul Landschapsarchitect
De Wel Bert Mina-raad Desmyter Jan BBRI Dries Ilse LNE
Ducatteuw Steven Matexi Gijbels Annita Cedubo
Heuts Eva VIBE Hoornaert Steven IC Leiedal (Zuid WVL) Huigens Els Landschapsburo
Janssen Luk VRP/O2Consult Joos Luc SOM Samenlevingsopbouw Meetjesland
Jult Herman Focus SB: ArchSBBureau Buro II Kinnaer Carla Ouderensector Platform Wonen Voor Ouderen Loosveldt Filiep VLORO
Maes Trui UGent/CDO Metten Wendy Vl. Expertisecentrum Toegank.- ENTER vzw
Miermans Willy Mobiliteit & Woonecologie - Uhasselt Moors Miryam AROHM, afd. Aminal Moyersoen Philip MOP - Urban Design
Nelde Hendrik CIB Reynvoet Hilde Stad Sint-Niklaas
Schreurs Jan KULeuven/Sint-Lucas Simons To Cedubo Stijnen Luc Zonnige Kempen
Thoelen Peter VIBE Turf Jan BBL
Van Bogaert Beroepsver. van de Vastgoedsector Van Regenmortel Dirk EHA Vanderstede Wouter Jongerensector Kind&Samenleving
Verstraete Eva VLM - Platteland Wallyn Bernard VMSW
Wille L Beroepsvereniging van de Vastgoedsector
Vlaanderen in de steigers
Blz. 38
Themagroep Sluit de kring: Energie:
Naam Voornaam Organisatie Aerts Kristin Belgische Baksteenfederatie
Aerts Ivo Dialoog Anthierens Evelien prov. West-Vlaanderen Becue Ines EANDIS, afdeling REG
Bogaert Johan LNE Dienst BVE Bollen Annemie SERV
Bonnarens Mieke Bouwunie Boucneau Patrick Provincie Limburg / VVP Claes Guido Infrax
Claeys Stefaan BBL Constandt Kim LNE-milieu & Gezondheid
Couder Johan UA De Baets Katrien VEA De Boeck Ann Gezinsbond
De Bruyne Roland Klimaver De Grande Bjorn prov. West-Vlaanderen
De Groote Wim De Keyser David De Lathauwer Dieter FOD Leefmilieu
De Mesel Koen Woodforum De Roye Marleen ODE/ Steunpunt Limburg
Dedeyne Luc NAV Dhoore Michel Dries Ilse LNE
Dries Jeroen platform DUBO Limburg Faignet Stephane IWT
Gijbels Annita Cedubo Haers Anneleen VEA Hestermans Martin CIR - isolatieraad
Hilderson Wouter PHP Jacquemyn Thilde RECTICEL INSULATION
Janssens Sven Leasinvest Real Estate - Vl. Confederatie Bouw Knapen Dirk BBL Lootens Catherine Groen Licht Vlaanderen
Maes Trui UGent/CDO Maes Pol NAV
Mampaey Maja LNE-milieu & Gezondheid Matthys Geert IDEG Mlecnik Erwin PHP
Muylaert Gerrit Algemene Centrale ABVV Myngheer Silvie Verbond vd Glasindustrie
Neckeboeck Geert Green Energy Creations Nelde Hendrik CIB Neyens Jo ODE
Noyen Francis Minaraad Pattijn Pedero Ingenium
Peeters Robert EWBL Pollet Ivan Renson Schaeffer Gerrit Jan VITO
Naam Voornaam Organisatie
Vlaanderen in de steigers
Blz. 39
Schepens Nadia Bouwunie
Scheys Geert Fedichem nu Essenscia Schoeters Karla VITO
Sebruyns Inge LNE Bos en Groen Simons To Cedubo Sourbron Maarten De Nayer Instituut
Spirinckx Carolin VITO Stalpaert L. VMM
Stevens Lore Renson Thoelen Peter VIBE Trimpeneers Elke ALBON/LNE
Van Campenhout Karen LNE-milieu & Gezondheid Van De Vel An AGORIA
Van der Velde David LNE Van Kouteren Karel De Energiewacht Van Loon Stefan PHP
Van Passel Willy De Nayer Instituut Van Sande Indra DA Milieudienst Stad Gent
Vandaele Luk WTCB Vandenberghe Carlo BIAC Vandermarcke Bernard Sint Lucas Brussel
Vanhorebeek Geert Stad Leuven Vansintjan Dirk Ecopower cvba
Vekemans Guy VITO Velghe Tomas LNE cel Lucht Verbeeck Dirk Kamp C
Verbeeck Griet PHL Vercruysse R. VMM
Verstraete Bart NAV Vleeshouwers Bart Innovatie steunpunt platteland / BB Willaert Evelien Dialoog
Windmolders Danny Orde van Architecten
Vlaanderen in de steigers
Blz. 40
Themagroep Sluit de kring: Materialen:
Naam Voornaam Organisatie Acke Geert Rational Dream
Aerts Kristin Belgische Baksteenfederatie Allacker Karen KU Leuven Anthierens Evelien prov. West-Vlaanderen
Beeckmans Luc OVAM Beunen Christine BMP
Binamé Jean-Pierre Cluster Ecoconstruction Boehme Luc Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende Bonnarens Mieke Bouwunie
Bosmans Wouter VMSW Buyse Inge Wienerberger NV
Citherlet Stéphane Claes Jacques Rockwool Claeys Stefaan BBL
Constandt Kim LNE-milieu & Gezondheid De Bock Luc OCW
De Bolster Ellen SECO De Grande Bjorn prov. West-Vlaanderen De Lathauwer Dieter FOD Leefmilieu
De Meester Bram Arcadis Belgium De Mesel Koen Woodforum
De Prins Koen OVAM De Troyer Frank KULeuven ASRO De Vent Georges Belgische Glasfederatie
Dedeyne Luc NAV Delem Laetitia WTCB
Denutte Johny Copro D'Hooghe Johan Recycling Assistance Dhoore Michel
Dries Ilse LNE Dries Jeroen platform DUBO Limburg
Dufourni Lauri Belgische Baksteenfederatie Faignet Stephane IWT Geenen Ben Confederatie Bouw
Geerken Theo VITO Gijbels Annita Cedubo
Gillis Sarah Essenscia (vroegere Fedichem) Goossens Willy VVS Hardy Pascale Febelcem
Hestermans Martin CIR - isolatieraad Heuts Eva VIBE
Jacqmot Danny Vlaams ABVV Jacquemyn Thilde RECTICEL INSULATION Janssens Sven Leasinvest Real Estate - Vl. Confederatie Bouw
Kwanten Patrick Cedubo Lambert Virginie BIM
Lootens Jan Sibomat Mampaey Maja LNE-milieu & Gezondheid Meulders Pascal Xella-Cellenbeton BE (Ytong)
Naam Voornaam Organisatie
Vlaanderen in de steigers
Blz. 41
Mollen Marienda Vlaamse Conferdatie Bouw
Myngheer Silvie Verbond vd Glasindustrie Naert Noël Febelcem
Putzeys Katrien WTCB Pyncket Goedele a2o-architecten Scheys Geert Fedichem nu Essenscia
Schoeters Gwen KDG Hogeschool Antwerpen (student) Schotte Ingrid Shanks Vlaanderen NV
Sebruyns Inge LNE Bos en Groen Servaes Roos OVAM Simons To Cedubo
Spirinckx Carolin VITO Teugels Jan Eternit NV
Thoelen Peter VIBE Trimpeneers Elke ALBON/LNE Ulburghs Wouter OVAM
Van Acker Peter OVAM Van Autreve Anne LNE-AMIS
Van Calster Johny Regie der Gebouwen Van Campenhout Karen LNE-milieu & Gezondheid Van der Stocken Bram SECO
Van Dessel Johan WTCB Van Peer Paul Vanhout NV
Vandermarcke Bernard Sint Lucas Brussel Vandervelden Joris Vlaamse Overheid Agentschap voor Natuur en Bos Vanhove Frank Pittsburgh Corning Europe Foamglas Isolatie
Vanlaere Erwin Confederatie Bouw Velghe Tomas LNE cel Lucht
Verachtert Hilde FDA Verbeeck Dirk Kamp C Verbeeck Griet PHL
Verhelst Frederik Lhoist Lime Europe Vermeirhaeghe Jan Wienerberger NV
Vitse Piet Pittsburgh Corning Europe Foamglas Isolatie Vleeshouwers Bart Innovatie steunpunt platteland / BB Willaert Evelien Dialoog
Wuyts Els OVAM
Vlaanderen in de steigers
Blz. 42
Themagroep Samen leren en innoveren:
Naam Voornaam Organisatie Arren Veerle UA-Instituut voor Milieukunde Bonnarens Mieke Bouwunie
De Kimpe Frederiek VCB De Troyer Frank KULeuven ASRO
Dreesen An PHL dep. Architectuur Gijbels Annita Cedubo Masschelein Evelien dep Onderwijs
Muylaert Gerrit Algemene Centrale ABVV Otte Dirk IWT
Paredis Erik UGent/CDO Princen Peter PHL dep. Architectuur Simons To Cedubo
Sleurs Jos VITO Uten Dirk ECR
Van der Velde David LNE Van Humbeeck Peter SERV Van Oost Rosine LNE cel Educatie
Van Peer Willem FVB Vandepitte Katrien LNE
Verheyen Daniel Kamp C Willems Bert PHL dep. Architectuur
Vlaanderen in de steigers
Blz. 43
Arena+:
Naam Voornaam Organsatie Acke Geert Rational Dream
Aerts Kristin Belgische Baksteenfederatie Aerts Ivo Dialoog Aesseloos Kristoff Provincie Vlaams Brabant - Vlaamse Rand
Allacker Karen KU Leuven Anthierens Evelien prov. West-Vlaanderen
Arren Veerle UA-Instituut voor Milieukunde Bas Luc LNE Becue Ines EANDIS, afdeling REG
Beeckmans Luc OVAM Bernaert Kathleen
Beunen Christine BMP Binamé Jean-Pierre Cluster Ecoconstruction Boehme Luc Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Bogaert Johan LNE Dienst BVE Bollen Annemie SERV
Bollen Lut Dep. Economie, Wetenschap en Innovatie Bonnarens Mieke Bouwunie Boogaerts Peter project Mechelen
Bosmans Wouter VMSW Bossuyt Bram Ieper
Bostyn P. Boucneau Patrick Provincie Limburg / VVP Boudry Linda Vlaamse Bouwmeester
Boving Kristoff Stad Antwerpen - projectcoördinator Broeders Mieke Vl. Expertisecentrum Toegank. - ENTER vzw
Broers Wendy Steunpunt Limburg Buyse Inge Wienerberger NV Castermans Greet Vosec
Cherrette Marc LNE Christiaens Glen Zele - GMVW - directeur
Christiaens Jan Mobiel 21 vzw Citherlet Stéphane Claes Guido Infrax
Claes Jacques Rockwool Claeys Stefaan BBL
Claus Paul VMSW Cockx Jeroen Colaes Kathleen OVAM
Colman Frank BBLv Constandt Kim LNE-milieu & Gezondheid
Coppens Peter Deinze Cosaert Donaat viWTA Couder Johan UA
Coupé Koen VEA Criel Elke Lokeren - Stedenbouwkundig ambtenaar
Dano Eddy FEBE (Federatie Betonnijverheid) David Peter IVA FM-afdeling Gebouwen David Hubert Mina-raad
De Baets Katrien VEA
Vlaanderen in de steigers
Blz. 44
Naam Voornaam Organisatie
De Bie Anja Organisatie van Raadgevende Ingenieurs De Bock Luc OCW De Boeck Ann Gezinsbond
De Bolster Ellen SECO De Bruyne Roland Klimaver
De Deckere Eric UIA De Grande Bjorn prov. West-Vlaanderen De Groote Wim
De Keyser David De Kimpe Frederiek VCB
De Lathauwer Dieter FOD Leefmilieu De Meester Bram Arcadis Belgium De Mesel Koen Woodforum
De Prins Koen OVAM De Roose Paul Landschapsarchitect
De Roye Marleen ODE/ Steunpunt Limburg De Saegher Tom De Smet Koenraad LNE
De Smedt Luc BTTB De Troyer Frank KULeuven ASRO
De Vent Georges Belgische Glasfederatie De Wel Bert Mina-raad Dedeyne Luc NAV
Delem Laetitia WTCB Denutte Johny Copro
Desmedt Peter Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid Desmet Mike BBLv Desmyter Jan BBRI
Dhauwers Kate D'Haese Patrick Fietsersbond
D'Hollander Tom Voetgangersbeweging vzw D'Hondt Frank VRP/O2Consult D'Hooghe Johan Recycling Assistance
Dhoore Michel Dreesen An PHL dep. Architectuur
Dries Ilse LNE Dries Jeroen platform DUBO Limburg Driesen Luc Steunpunt Limburg
Ducatteuw Steven Matexi Dufourni Lauri Belgische Baksteenfederatie
Faignet Stephane IWT Fannes Ilse Komimo Flipts Geert VEA
Flo Gerda Kortrijk - Duurzaamheidsambtenaar Florizoone Wouter BBLv - mobiliteit
Folens Benoit Gemeente Hechtel-Eksel - milieudienst Garré Nathalie WVI Brugge - stafmedewerker milieu Geenen Ben Confederatie Bouw
Geerken Theo VITO Geerts Hugo
Geirnaert Stephan Milieuadvieswinkel
Vlaanderen in de steigers
Blz. 45
Naam Voornaam Organisatie
Gijbels Annita Cedubo Gijsel Marjolijn DAR-CDO Gillis Sarah Essenscia (vroegere Fedichem)
Goossens Willy VVS Gorle Peter VVP
Grimonprez Sarah VIBE Haelterman Kaatje Haers Anneleen VEA
Hamans Chris Rockwool Internationa A.S. Hardy Pascale Febelcem
Hens Hugo KULeuven - Burg. Bouwkunde Hepp Evelien VIBE Hestermans Martin CIR - isolatieraad
Heughebaert Koen Zonnewindt Heuts Eva VIBE
Hilderson Wouter PHP Hoornaert Steven IC Leiedal (Zuid WVL) Huigens Els Landschapsburo
Inslegers Geert Jacobs Danny BBLv
Jacobs Jean-Pierre BMP Jacqmot Danny Vlaams ABVV Jacquemyn Thilde RECTICEL INSULATION
Janssen Luk VRP/O2Consult Janssens Sven Leasinvest Real Estate - Vl. Confederatie Bouw
Janssens Arnold UGent Joos Luc SOM Samenlevingsopbouw Meetjesland Jult Herman Focus SB: ArchSBBureau Buro II
Kerckhofs Goele Confederatie Bouw Kinnaer Carla Ouderensector Platform Wonen Voor Ouderen
Knapen Dirk BBL Kortman Jaap IVAM Kwanten Patrick Cedubo
Lambert Virginie BIM Lepla Koen Gent - dienst Stedenbouw en Ruimtelijke planners
Loorbach Derk DRIFT, EUR-Rotterdam Loosveldt Filiep VLORO Lootens Jan Sibomat
Lootens Catherine Groen Licht Vlaanderen Luyten Sofie LNE
Machielsen Marc Turnhout - milieuambtenaar Maene Thierry Gent - milieudienst Maes Trui UGent/CDO
Maes Pol NAV Mampaey Maja LNE-milieu & Gezondheid
Masschelein Evelien dep Onderwijs Matthys Geert IDEG Max Johan Genk - Nieuw Dak
Mertens Hilde Autopia Metten Wendy Vl. Expertisecentrum Toegank.- ENTER vzw
Meulders Pascal Xella-Cellenbeton BE (Ytong)
Vlaanderen in de steigers
Blz. 46
Naam Voornaam Organisatie
Miermans Willy Mobiliteit & Woonecologie - Uhasselt Mlecnik Erwin PHP Mollen Marienda Vlaamse Conferdatie Bouw
Moors Miryam AROHM, afd. Aminal Moyersoen Philip MOP - Urban Design
Muylaert Gerrit Algemene Centrale ABVV Myngheer Silvie Verbond vd Glasindustrie Naert Noël Febelcem
Naeyaert Trui WVI Neckeboeck Geert Green Energy Creations
Nelde Hendrik CIB Neyens Jo ODE Noyen Francis Minaraad
Op de Beeck Tine Gent - dienst Stedenbouw en Ruimtelijke planners Otte Dirk IWT
Paduwat Kim Gent - dienst Stedenbouw en Ruimtelijke planners Palmers Geert Paredis Erik UGent/CDO
Pattijn Pedero Ingenium Peeters Robert EWBL
Piers Ilse Kortrijk - Goedkope Woning - Directeur Pollet Ivan Renson Princen Peter PHL dep. Architectuur
Putzeys Katrien WTCB Pyncket Goedele a2o-architecten
Rauch Irene VMSW Repriels Koen Vosec Reynders Sammy Gemeente Hechtel-Eksel dienst bouwen en wonen
Reynvoet Hilde Stad Sint-Niklaas Rijkens Nicole Pantopicon (Antwerpen)
Rousseau Rik Stad Aalst Santens Marc AZF Erfgoed & Team Bouwmeester Saye An LNE coördinatiecel Milieuzorg
Schaeffer Gerrit Jan VITO Schepens Nadia Bouwunie
Scheys Geert Fedichem nu Essenscia Schoeters Gwen KDG Hogeschool Antwerpen (student) Schoeters Karla VITO
Schotte Ingrid Shanks Vlaanderen NV Schreurs Jan KULeuven/Sint-Lucas
Sebruyns Inge LNE Bos en Groen Segers Peter Adj. Dir. Febem-Fege vzw-asbi Servaes Roos OVAM
Simons To Cedubo Sleurs Jos VITO
Smits Bavo Fietsersbond Snijders Frank ODE Sourbron Maarten De Nayer Instituut
Spirinckx Carolin VITO Staelens Peter BTTB
Stalpaert L. VMM
Vlaanderen in de steigers
Blz. 47
Naam Voornaam Organisatie
Steeman Greet Provincie Vlaams Brabant - Vlaamse Rand Stevens Lore Renson Stijnen Luc Zonnige Kempen
Stuer Veerle Sint-Niklaas - duurzaamheidsambtenaar Tack Ann WVI - Brugge diensthoofd cel milieu en natuur
Tack Wesley Stad Eeklo - duurzaamheidsambtenaar Tempst Walter OVAM Teugels Jan Eternit NV
Theelen Mireille Hasselt - duurzaamheidsambtenaar Thoelen Peter VIBE
Tijskens Greet VELT Trimpeneers Elke ALBON/LNE Turf Jan BBL
Ulburghs Wouter OVAM Uten Dirk ECR
Van Acker Peter OVAM Van Autreve Anne LNE-AMIS Van Bogaert Beroepsver. van de Vastgoedsector
Van Calster Johny Regie der Gebouwen Van Campenhout Karen LNE-milieu & Gezondheid
Van Cle Dominic Dialoog Van de Lindt Martin TNO Van De Vel An AGORIA
Van den Abeele Jean-François Fris in het Landschap Van den Driessche Jelle
Van Den Elsen Gert Gemeente Tilburg Van der Stocken Bram SECO Van der Velde David LNE
Van Dessel Johan WTCB Van Ewijk Harry IVAM UVA
Van Haelst Ingvar Gelijke Kansen Van Herpe Paul Van Hoffelen Peter De Voorkempen - Sint Job in 't Goor
Van Humbeeck Peter SERV Van Hurck Benita Tervuren
Van Kesteren David Taxistop vzw Van Kouteren Karel De Energiewacht Van Lieshout Michael Pantopicon (Antwerpen)
Van Loon Stefan PHP Van Nuffelen Tony Vlaamse Bouwmeester
Van Oost Rosine LNE cel Educatie Van Passel Willy De Nayer Instituut Van Peer Willem FVB
Van Peer Paul Vanhout NV Van Regenmortel Dirk EHA
Van Sande Indra DA Milieudienst Stad Gent Van Severen Jan BTTB Vancolen Dominiek Ieper
Vandaele Luk WTCB Vandenberghe Carlo BIAC
Vandenbulcke Bram BTTB
Vlaanderen in de steigers
Blz. 48
Naam Voornaam Organisatie
Vandepitte Katrien LNE Vanderheyden Isabelle Genk - duurzaamheidsambtenaar Vandermarcke Bernard Sint Lucas Brussel
Vanderstede Wouter Jongerensector Kind&Samenleving Vandervelden Joris Vlaamse Overheid Agentschap voor Natuur en Bos
Vandevyvere Andy trage wegen Vanhamme Sarah Zonnewindt Vanhorebeek Geert Stad Leuven
Vanhove Frank Pittsburgh Corning Europe Foamglas Isolatie Vanlaere Erwin Confederatie Bouw
Vannoppen Jan VELT Vansande Indra Gent - milieudienst Vansintjan Dirk Ecopower cvba
Vanthourenhout Stefaan Vekemans Guy VITO
Velghe Tomas LNE cel Lucht Verachtert Hilde FDA Verbeeck Dirk Kamp C
Verbeeck Griet PHL Vercruysse R. VMM
Verhelst Frederik Lhoist Lime Europe Verheyen Daniel Kamp C Verhoeven Nele Gent - dienst Stedenbouw en Ruimtelijke planners
Vermeirhaeghe Jan Wienerberger NV Verstraete Eva VLM - Platteland
Verstraete Bart NAV Vilain Jan Steunpunt Straten Vitse Piet Pittsburgh Corning Europe Foamglas Isolatie
Vleeshouwers Bart Innovatie steunpunt platteland / BB Wallyn Bernard VMSW
Willaert Evelien Dialoog Wille L Beroepsvereniging van de Vastgoedsector Willems Bert PHL dep. Architectuur
Windmolders Danny Orde van Architecten Winters Jan
Wuyts Els OVAM Zuallaert Gert Mobiel 21 vzw
Vlaanderen in de steigers
Blz. 49
Bijlage 2: Begeleiding van de eerste fase van het project
Stuurgroep:
Naam Organisatie
Ilse Dries (projectleider) Dep. Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE)
To Simons (voorzitter) Centrum Duurzaam Bouwen (Cedubo)
Peter Desmedt Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid
Luc Bas Dep. Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE)
Walter Tempst Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM)
Onderzoeksteam:
Naam Organisatie
Martin van de Lindt (projectleider) TNO Bouw en Ondergrond, BU Innovatie en Ruimte
(Delft)
Derk Loorbach Dutch Research Institute For Transitions (DRIFT, EUR-
Rotterdam)
Nicole Rijskens Pantopicon (Antwerpen)
Michael Van Lieshout Pantopicon (Antwerpen)
Bruno Deraedt Centrum voor Duurzame Ontwikkeling (U-Gent)
Vlaanderen in de steigers
Blz. 50
Bijlage 3: Actuele lijst van de geformuleerde projecten
1. Industrieel flexibel en demontabel bouwen
2. Leren gericht op duurzaam wonen en bouwen
3. Platform duurzaam wonen en bouwen
4. Nieuwe (groene?) financieringsconstructies (o.a. banken)
5. Kwaliteitsnorm duurzaamheid ontwikkelen (woonkwaliteitspeil)
6. Labels: basislabel en gestrengd ecolabel
7. Etikettering bouwmaterialen
8. Streekeigen land- en bosbouwproducten voor de bouwsector
9. Duurzaam gebruik van kunststoffen in de bouw
10. Demonstratieprojecten en vernieuwingsprojecten
11. Zuinig gebruik van grondstoffen
12. Eco-bouwpool & bio-ecologisch competentiecentrum
13. Impulsprogramma passiefhuizen
14. Pro-actief adviesnetwerk (loketten)
15. Consumenten aanspreken op hun woongedrag middels diverse media
16. Duurzame ontwikkeling integreren in het onderwijs
17. Integrale kernontwikkeling
18. Vlaanderen: stad van levende kernen
19. Doorlichting, actualisatie, aanvulling en vormgeving van de bestaande handlei-
ding ‘Technische eisen voor nieuwe kantoorgebouwen’ op basis van duurzaam-
heid en het opstellen van een bijhorende afpuntlijst
20. SuFiQuaD: financiële en kwalitatieve evaluatie van verschillende woningtypes
21. Milieuverantwoord materiaalgebruik in de bouw
22. Bouwdetails in passiefhuisstandaard
23. Renovatie van woningen naar lage energiebehoefte
24. PEP Promotion of European Passive Houses
25. Passiefhuis – Klimatisatie
26. Actiefhuizen en intelligente netwerken
Vlaanderen in de steigers
Blz. 51
Bijlage 4: Kiemen en molecuulmodellen
1. Kiemen ‘Samen leren en innoveren’
Pad: Naar een maatschappelijke en innovatieve bouwsector
Vlaanderen in de steigers
Blz. 52
Pad: naar een flexibel en transparant bouwproces
Vlaanderen in de steigers
Blz. 53
2. Kiemen ‘Sluit de Kring - Materialen’
Naar een duurzaam materialengebruik
Stimuleren van
het gebruik van
duurzame materi-
alen
Zuinig gebruik en
hergebruik van
grondstoffen,
materialen, bouw-
systemen en
gebouwen
Ontwikkeling nieuwe
duurzame materialen
(hernieuwbare, synthe-
tische en minerale)
Subsidiëring en sensibilisering
Evaluatiesysteem
gezondheid
Kwaliteitsnorm duurzaamheid ontwikkelen
Labels en etikettering
Leasen materialen
Leefcomfort adhv licht
Maximale inzet secun-daire grond-
stoffen
Flexibel en demontabel
bouwen
Opzetten gesloten
systemen voor bepaalde stoffen
bv. PVC-sensibilisatie
Maximale inzet van alternatieven ter
vervanging van grond-stoffen
Duurzame bos- en landbouwproducten
Duurzame kunst-stoffen
Materialen uit andere sectoren
Ontwerp consumptiegoederen mho bouwtoepassing achteraf
Aanpassing woon-concepten
Vlaanderen in de steigers
Blz. 54
3. Kiemen ‘Sluit de Kring - Energie’
Naar een energie-producerende en
energiezuinige woningvoorraad
Energieneutrale bouwcon-cepten Passiefhuizen
Consumenten bewustzijn
versterken
Documentatie passiefhuizen (ook
voor renovatie)
Inventariseren barrières passiefhuis
bij renovatie en proefprojecten
Stimuleren na-isolatiesector
Certificatie passiefhuizen
Impulsprogramma’s (financiële incentives, KI,
subsidies)
Voorbeeldfunctie overheid: openbare
aanbestedingen
Sensibilisatiecampagnes
Labelling apparaten en verlichting
Sociale economie experimenten Begeleiding niet kapitaal-
krachtige gezinnen
Experimenten kringwinkels na-isolatie
Snellere implementatie energiecertificering
Randvoorwaarden van de
overheid versterken
Aanpassing KI
Demonstratie en innovatieprojecten
Goedkope leningen
Wegwerken slechte stedebouwkundige
voorschriften
EPB regelge-ving aanpas-
sen
Opleiding EPS advi-
seurs
Stimuleren van nieuwe beroepen voor na-isolatie
Renovatiepremies
Voorbeeldfunctie overheid (natuurwachtershuizen
etc.)
Sociale huisvesting Energieopwekking
decentraliseren en
optimaliseren
Zonne-energie
windenergie
Warmtepompen Micro wkk op
biobrandstof
Stadsvernieuwings- projecten
Derde betalersys-teem uitwerken
Vermijden van koeling
Wegwerken slechte bouw-kundige voor-
schriften
Label energiebron-nen
Verificatie warmte-pompen houtka-
chels
Verzekering afzet biobrandstoffen
Onderzoek werking leve-ringsnetten
Hout telen als energiedrager
Nieuwe vormen van energieop-
slag
Vlaanderen in de steigers
Blz. 55
4. Kiemen ‘Levende Kernen - Wonen voor het Leven’
Pad: Naar een duurzame en bewuste woonconsument
Naar een duurzame en bewuste woon-
consument
Huidige woonconsument
Mediacampagne duurzaam bouwen
Integraal adviesloket
Nieuwe diensten ESCO’s voor energie en milieu
Mediabelangstelling voor huizenruil
Toekomstige woonconsu-
ment
Duurzaam wonen en bouwen in educatief
materiaal en in praktijkvoorbeelden
Kinderen behe-ren/verduurzamen
Nieuw vak duurzaam wonen
Actieve lespakketten ‘ontwerp je eigen wijk
Vlaanderen in de steigers
Blz. 56
Pad: Naar een duurzame woonkwaliteit
Naar een duurzame woonkwaliteit
Saneren van individuele woningen
Betaalbaarheid
Renovatiepremie
Afbraakpremie
vernieuwingsprojecten)
Platform duwobo oprichten
Analyse van overheid-mogelijkheden voor drukken van de prijs
Ontdubbelen van belastingsaftrek op kapitaalsaflossing en intrestdelging
Herbekijken van kadastraal inkomen met ontdubbeling
basisvoorzieningen en milieuinitiatieven
Huissharing in ruil trekking-rechten
Nieuwbouw
Functieverandering bestaande gebouwen
Modulair wonen
Handboek D-peil voor woningen en woonomge-
ving
Nieuwe woonconcep-
ten
Duurzame woning: regelgeving
Woonkwaliteitslabel invoeren
Minimaal ‘woonkwa-litzeitspeil’
Nieuw type ‘huizendokters’
Sanering huurprijs via ‘verhuring’ via aan sociaal huur-
kantoor huursubsidies
Vlaanderen in de steigers
Blz. 57
Pad: Naar een duurzame woonomgeving
Naar een duurzame woonomgeving
Transformatieprogramma’s duurzame wijken
Nieuwe samenlevings-vormen
Ondersteuning wijkwerking wijkco-
mités
Onderzoek naar buitenlandse ervaringen
Prijsvraag duurzaamste woonwijk
Transformatieprogramma’s
probleemwijken (sanering van een ganse wijk
Selectie prioritaire probleemwijken
Integrale herinrichting wijk met aandacht
voor sociale, economi-sche en ecologische
aspecten
Opzetten pps-structuur
Opzetten roterend fonds aan en verkoop pro-bleemzones
Participatie en medever-antwoordelijkheid beheer
wijk
Vlaanderen in de steigers
Blz. 58
Bijlage 5: Relevante literatuur
Dirven, J., Rotmans, J., Verkaik, A.P., Loorbach, D. (2002), Samenleving in transi-
tie: een vernieuwend gezichtspunt, Den Haag
Ex, F., van, (1999), Technologische innovatie en diffusie, economische groei en
technologisch beleid: een literatuuroverzicht, CESIT, Antwerpen
Geels, F.W. (2005), Processes and patterns in transitions and system innovations:
refining the co-evolutionary multi-level perspective, Technological Forecasting and
Social Change, 72, pp. 681-696
Grosskurth, J., Rotmans, J. (2005). The SCENE Model: getting a grip on sustain-
able development in policy making. Environment, Development and Sustainability
7(1): 135-151.
Kemp, R., Bosch, S., van den (2006), Transitie-experimenten. Praktijkvoorbeelden
van experimenten met de potentie bij te dragen aan transities, Rotterdam (EUR) /
Delft (TNO)
Kemp, R., Schot, J., Hoogma, R. (1998), Regime shifts to sustainability through
processes of niche formation: the approach of strategic niche management, Tech-
nology Analysis and Strategic Management, Vol 10, pp 175-196
Kerngroep Structuurvisie Parkstad Limburg 2030 (2003), Op hete kolen: een visie
op de toekomst van Parkstad Limburg, Heerlen
Knight, L. (2002), Network learning: exploring learning by interorganizational net-
works, pp 427-252, In: Human Relations, Volume 55 (4),
Lindt, M.C., van de (2006), Kennisinvesteringsprogramma 2005: Vooronderzoek
Kwalitatieve Systeem Analyse (KSA), TNO, Delft
Lindt, M.C., van de, Rijkens, N. (2004), Driehoeksmodel: hulpmiddel voor integrale
beleidsontwikkeling, TNO, Delft (Reader)
Lindt, M.C., van de, Loorbach, D., Rotmans, J. (2002), De Stad als Systeem, ICIS,
Maastricht (essay)
Lindt, van de, M.C., Rijkens-Klomp, N., Loorbach, D. (2002), Situatieschets Park-
stad Limburg: een regio in transitie, Maastricht, ICIS BV.
Loorbach, D. Rotmans, J. (2006). Managing transitions for sustainable develop-
ment. Understanding Industrial Transformation. Views from different disciplines. X.
Olshoorn, Wieczorek, A. J. Dordrecht, Springer.
Loorbach, D. (2007), Transition Management, new mode of governance for sus-
tainable development, Erasmus Universiteit Rotterdam
Vlaanderen in de steigers
Blz. 59
Loorbach, D. (2004), Governance and Transitions: a multi-level policy framework
based on complex system thinking, DRIFT, Rotterdam (Paper for the Berlin Confer-
ence on Human Dimensions of Global Environmental Change)
Loorbach, D. (2002), Transition management: governance for sustainability, ICIS,
Maastricht (paper t.b.v The International Conference on Governance and Sustain-
ability, Berlin 2002)
Rotmans, J. (2007), Duurzaamheid: van onderstroom naar draaggolf, DRIFT, Rot-
terdam
Rotmans, J. (2005), Maatschappelijke innovatie: tussen droom en werkelijkheid
staat complexiteit, DRIFT, Rotterdam (oratie)
Rotmans, J. Loorbach, D., van der Brugge, R.(2004), Transitiemanagement en
duurzame ontwikkeling: co-evolutionaire sturing in het licht van complexiteit, DRIFT,
EUR, Rotterdam
Rotmans, J. (2003), Transitiemanagement: sleutel voor een duurzame samenleving,
Van Gorcum, Assen
Rotmans, J. (2002), Duurzame ontwikkeling: al-lerende-doen en al-doende-leren,
In: De Kroon op het werk: de rol van leerprocessen in het streven naar een duur-
zame samenleving, Essaybundel in het kader van het programma ‘leren voor duur-
zaamheid’, NCDO, Amsterdam.
Rotmans, J., Kemp, R., van Asselt, M.B.A., Molendijk, K. (2000), Transities en
Transitiemanagement: de casus van een emissiearme energievoorziening, ICIS,
Maastricht
Stichting Experimenten Volkshuisvesting (2005), 12 maal toen: leren van experi-
menten, Rotterdam
TNO (2006), Grensoverschrijdend vernieuwen in de bouwsector, Delft
TNO (2004), Zestien voorbeelden van innovaties: inspiratie voor de bouwsector,
Delft
Wolfenbuttel, K., van Woerkum, C.M.J. (2001), Verhalen over verandering: een ex-
ploratief onderzoek naar de communicatieve aspecten van complexe innovatiepro-
cessen, Den Haag
top related