columns apneumagazine

4
39 | apneumagazine APNEUMAGAZINE COLUMN Er werd riolering aangelegd bij ons op de dijk. De buizen moesten helaas dwars door de tuin. Een van de werkers was een wat oudere man. De eerste dagen observeerde hij me duidelijk. Tijdens een schaftpauze kwam hij naar me toe. Stelde me allerlei vragen, die niets met de riolering op zich te maken hadden. Of ik wel goed sliep. Of ik snurkte. Of ik niet moe was. Of ik wel eens bij de tv in slaap viel. Ik keek hem verbaasd aan. Ik moest helaas veel van zijn vragen met ‘ja’ beantwoorden. Hij knikte en zei: ‘Dan moeten we samen eens praten.’ De volgende pauze nam hij zijn broodtrommel mee, wenkte me en wees naar de tuinbank. We gingen zitten. Hij haalde diep adem en begon te vertellen. Dat hij een jaar of wat geleden voortdurend moe was. Prikkelbaar. Stond ’s ochtends op met het gevoel, dat hij niet uitgerust was. Hij was zelfs een keer achter het stuur in slaap gevallen. Zijn baas stuurde hem de ziektewet in. Een lang proces volgde van dokter naar dokter. Van vermoeden van de ene ziekte naar het vermoeden van een andere. Iemand maakte hem op slaapapneu attent. Om ook dat uit te sluiten was hij een nacht gaan slapen in een slaapkliniek. Conclusie: slaapapneu. Hij kreeg een apparaat, dat ’s nachts lucht bij hem binnen blies. Binnen een week voelde hij zich als herboren. ‘Zijn tweede leven’ noemde hij dat. Hij vermoedde dat ook ik slaapapneu had en raadde me aan naar de huisarts te gaan. Ik dacht dat het zo’n vaart niet liep. Liet het gesprek voor wat het was zonder actie. De riolering werd opgeleverd, de sleuven dichtgegooid. Een paar weken nadien was er controle of alles goed aangelegd was. Ook de ‘apneu-man’ was er bij. Het eerste wat hij vroeg was: ‘En...?’ Toen ik zei, dat ik nog niet bij de huisarts geweest was, stapte hij meteen naar mijn vrouw. Vertelde een heel verhaal en drukte haar op het hart, me naar de huisarts te sturen. Een van de volgende dagen lag ineens het ApneuMagazine bij ons in de bus. Drie maanden later reed ik naar mijn werk. Een dorp verder waren ze riolering aan het leggen. De ‘apneu-man’ stond op de weg. Ik stopte, stapte uit. Hij herkende me en kwam naar me toe. ‘Je bent geweest. Je ziet er stukken frisser uit.’ Ik knikte. ‘Je had gelijk. Ik heb apneu.’ Hij gaf me een flinke klap op de schouders en ging zichtbaar opgelucht weer aan het werk. Riolering fotocolumn tekst en foto: Ton op de Weegh

Upload: ton-op-de-weegh

Post on 06-Mar-2016

225 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

columns in het apneumagazine

TRANSCRIPT

Page 1: columns apneumagazine

39 | apneumagazine

A P N E U M A G A Z I N E C O L U M N

Er werd riolering aangelegd bij ons op de dijk. De buizen moesten helaas dwars door de tuin. Een van de werkers was een wat oudere man. De eerste dagen observeerde hij me duidelijk. Tijdens een schaftpauze kwam hij naar me toe. Stelde me allerlei vragen, die niets met de riolering op zich te maken hadden. Of ik wel goed sliep. Of ik snurkte. Of ik niet moe was. Of ik wel eens bij de tv in slaap viel. Ik keek hem verbaasd aan. Ik moest helaas veel van zijn vragen met ‘ja’ beantwoorden. Hij knikte en zei: ‘Dan moeten we samen eens praten.’

De volgende pauze nam hij zijn broodtrommel mee, wenkte me en wees naar de tuinbank. We gingen zitten. Hij haalde diep adem en begon te vertellen. Dat hij een jaar of wat geleden voortdurend moe was. Prikkelbaar. Stond ’s ochtends op met het gevoel, dat hij niet uitgerust was. Hij was zelfs een keer achter het stuur in slaap gevallen. Zijn baas stuurde hem de ziektewet in. Een lang proces volgde van dokter naar dokter. Van vermoeden van de ene ziekte naar het vermoeden van een andere. Iemand maakte hem op slaapapneu attent. Om ook dat uit te sluiten was hij een nacht gaan slapen in een slaapkliniek. Conclusie:

slaapapneu. Hij kreeg een apparaat, dat ’s nachts lucht bij hem binnen blies. Binnen een week voelde hij zich als herboren. ‘Zijn tweede leven’ noemde hij dat.Hij vermoedde dat ook ik slaapapneu had en raadde me aan naar de huisarts te gaan. Ik dacht dat het zo’n vaart niet liep. Liet het gesprek voor wat het was zonder actie. De riolering werd opgeleverd, de sleuven dichtgegooid.

Een paar weken nadien was er controle of alles goed aangelegd was. Ook de ‘apneu-man’ was er bij. Het eerste wat hij vroeg was: ‘En...?’ Toen ik zei, dat ik nog niet bij de huisarts geweest was, stapte hij meteen naar mijn vrouw. Vertelde een heel verhaal en drukte haar op het hart, me naar de huisarts te sturen. Een van de volgende dagen lag ineens het ApneuMagazine bij ons in de bus.

Drie maanden later reed ik naar mijn werk. Een dorp verder waren ze riolering aan het leggen. De ‘apneu-man’ stond op de weg. Ik stopte, stapte uit. Hij herkende me en kwam naar me toe. ‘Je bent geweest. Je ziet er stukken frisser uit.’ Ik knikte. ‘Je had gelijk. Ik heb apneu.’ Hij gaf me een flinke klap op de schouders en ging zichtbaar opgelucht weer aan het werk. ■

Rioleringfotocolumn

tekst en foto: Ton op de Weegh

Page 2: columns apneumagazine

43 | apneumagazine

a p n e u m a g a z i n e c o l u m n

Op de foto een deel van mijn apneu-apparaat. Ik noem hem wel eens mijn ‘snuitje’. Of ook wel mijn ‘maatje’. Een vriend die er altijd voor je is. Waar je op kunt bouwen. Die soms iets anders wil dan jij. Waar je wel aan ergert. Maar je kunt niet zonder hem. Gewoon een deel van je leven, een vast ankerpunt.Het is wel een anders geweest. Toen ik hem pas kreeg, moesten we erg aan elkaar wennen. Hij wilde wel eens dingen die ik niet wilde. Ik kreeg het benauwd van hem. Werd bang dat ik stikte. Hij lekte, maakte lawaai, prut-telde. Werd vochtig. Ik gooide hem soms woedend af. Kwam even later tot de ontdekking dat het mét hem op toch beter ging. Ik heb uit die beginperiode zelfs een litteken op mijn neus over-gehouden, omdat hij te strak zat. Ik noemde hem toen ‘mijn vriend én mijn vijand’. Ik haatte hem, maar kon niet zonder hem.

Ik heb me aan hem moeten aanpassen. Maar hij ook aan mij. Ik kreeg een ander neuskapje; er kwam een slang-hoes, een slangverwarmer. Gaandeweg begonnen we aan elkaar gewend te raken. We tolereerden elkaar. Er ontstond een soort kameraadschap. En nu kunnen we niet zonder elkaar. Zeker, zo nu en dan is het weer even een nachtje mis. Als mijn neus vast zit. Of als het vochtig is, Dan komt weer even die oude strijd van het begin boven. Maar de volgende nacht is het weer gewoon. Ik en mijn maatje. We horen bij elkaar, we kunnen niet zonder elkaar. Het littekentje op mijn neus is een soort tattoo geworden. Een teken van een strijd, die we moesten voeren, maar die we overwonnen hebben. ■

Maatjefotocolumn

tekst en foto: Ton op de Weegh

© todw 2011

Page 3: columns apneumagazine

35 | apneumagazine

a p n e u m a g a z i n e c o l u m n

Zo’n driekwart jaar geleden was ik voor controle bij de dok-ter. Had wat last van duizeligheid, geen serieuze klachten. Maar toch reden voor hem om me eens door de mangel te laten halen. Het gevolg was wel een wat ernstig gesprek en een waarschuwing. Ik bleek namelijk een potentieel suiker-patiënt te zijn. Had daarnaast een te hoog cholesterolgehalte en overgewicht. Niets alarmerends, maar de situatie vroeg volgens hem wel om een verandering van levensstijl. Mijn apneu zou bij deze verandering ook kunnen verbeteren.Ter onderstreping van deze mededeling kreeg ik een dia-betes-paspoort, waarin door zijn assistente getalletjes in kolommen werden geschreven met de mededeling, dat over een maand bij de volgende controle de boel er gunstiger bij moest staan. Plus een verwijzing voor begeleiding door een diëtiste.Enigszins terneergeslagen kwam ik thuis, met een gevoel alsof ik tot slavernij veroordeeld was, of me in wanhoop had opgegeven voor het vreemdelingenlegioen. Mijn eega beurde me op: ‘Nou dan gaan we er sámen tegen aan!’ De diëtiste bleek niet het type van een strenge Duitse slavendrijver te zijn. We analyseerden samen mijn levens-stijl: beweging, voeding, ontspanning, rust... Heel subtiel stipte ze voorzichtig aan, wat beter of anders kon. Wat meer beweging: hoe kon ik dat realiseren? Alcohol iets minder: kon dat? Snoepen: was dat nou nodig? Graag wat minder vet… Aangepaste producten. En vooral, dat verbaasde me:

regelmatig eten. Mijn eetpatroon bleek te bestaan uit drie momenten waarop ik vol overgave lekker en veel at. Zij sug-gereerde om meer eetmomenten in te bouwen. Als laatste zette ze me op de weegschaal. Ze keek niet bedenkelijk, maar gaf wel aan, dat ik de volgende keer minstens drie kilo minder moest wegen. Dat klonk niet als gebod, meer als uitdaging.Die uitdaging ben ik enthousiast aangegaan. Wat meer op de fiets naar mijn werk, minder alcohol, meer eetmomen-ten, andere (ook lekkere) voeding enz. Mijn vrouw deed fanatiek mee en haast ongemerkt vlogen de kilo’s er af. Ik ging me beter voelen, fitter, energieker. Nu, driekwart jaar verder, vijftien kilo lichter, heb ik mijn APK bij de huisarts gehad: met glans geslaagd! Hij wilde me pas over een half jaar weer terug zien. De diëtiste is zich weer aan andere gevallen zoals ik gaan wijden; ik had haar niet meer nodig.Alles dus rozengeur en maneschijn? Ja. Nooit één zwak moment gehad? Eigenlijk maar één. Bij toeval kwam ik voor een vitrine te staan met de heerlijkste bonbons. Het water liep me in de mond. Ik bleef er voor staan draaien. Een keer zondigen, dat kon toch geen kwaad? Ik aarzelde. ‘En meneer, waarmee kan ik u helpen?’ Ik schrok op. Dit was het moment. Ik keek nog eens naar al dat lekkers en keek de ver-koopster aan. ‘Nee, dank u. Ik kijk alleen maar’, antwoordde ik. Ik draaide me om en liep verder. Opgelucht. ■

Bonbonsfotocolumn

tekst en foto: Ton op de Weegh

© todw 2012

Page 4: columns apneumagazine

33 | apneumagazine

a p n e u m a g a z i n e c o l u m n

Dit jaar heb ik voor het eerst de Algemene Ledenvergadering van de ApneuVereniging bezocht.Over het algemeen heb ik het niet zo op dit soort bijeen-komsten. Vaak een oersaai gebeuren met vaste rituelen. Een klaagmuur van allerlei kwalen en kwaaltjes. Somberheid en doemdenken troef. Je voelt je na afloop meestal meer terneergeslagen, dan toen je aankwam. Dit overkwam me in Amersfoort niet. Een volle zaal. Over het algemeen posi-tief ingestelde mensen. Enthousiast. Betrokken. Een goed gevoel. Ik sprak mensen, die na constatering van apneu, een enorme verbetering van kwaliteit van leven hadden ervaren. Als fotograaf bezocht ik de sessies voor partners. Ook daar geen zwaarmoedigheid. Wel herkenning bij elkaar. Er wer-den tips uitgewisseld. Geen partners van verdoemden, maar mensen die het beste met hun wederhelft voor hadden.

De leveranciersmarkt werd druk bezocht. Een zoektocht naar middelen die de herwonnen kwaliteit van leven nog meer konden verbeteren.’s Middags een symposium met sprekers. Opnieuw de posi-tieve benadering. Hoe kunnen we de grote groep nog niet gediagnostiseerde apneupatiënten benaderen? Hoe kun je een gezonde slaap bevorderen? Wat is de relatie tussen voeding en apneu? En zelfs een aansprekend verhaal van iemand die geen apneu meer had.En iedere keer weer die positieve grondhouding van het publiek. Vragen en suggesties om nog meer uit het leven te halen. Een drang om alles te weten.Aan het eind van de dag ging ik uitgerust naar huis. Een optimistisch stelletje, die lotgenoten. Wat ons bond? Bij ons was apneu geconstateerd. Nou en ??? ■

Nou en?fotocolumn

tekst en fotocollage: Ton op de Weegh