de tijd aftrekbare beroepskostenstatic.tijd.be/pdf/beroepskosten.pdf · 3 281.10 wordt vermeld. dit...

29
1 DE TIJD AFTREKBARE BEROEPSKOSTEN Aanslagjaar 2007 – inkomsten 2006 Elke belastingplichtige (met uitzondering van de personen die winst maken uit nijverheids, handels of landbouwondernemingen) kan kiezen tussen twee systemen met betrekking tot de aftrek van beroepskosten: men kan opteren voor de toepassing van het systeem van de forfaitaire beroepskosten wat zeker het eenvoudigste is maar niet noodzakelijk het voordeligste of men kan de werkelijk gemaakte beroepskosten bewijzen. De keuze die u als belastingplichtige zal maken is natuurlijk afhankelijk van het bedrag: u zal voor dat systeem kiezen wat u de grootste aftrek oplevert. Deze bijlage kan een leiddraad vormen bij deze moeilijke keuze. Deze bijlage bevat eveneens rechtspraak (vermeld in de voetnoten) met betrekking tot de aftrek van beroepskosten. Zoals u zal merken is fiscaliteit en in dit geval de aftrek van beroepskosten geen exacte wetenschap. Bij eventuele vragen om inlichtingen, bezwaarschriften en dergelijke meer vanwege de fiscus kan u gebruik maken van deze rechtspraak. I. Forfaitaire beroepskosten Wanneer u afziet van de mogelijkheid om uw werkelijke kosten te bewijzen, heeft u recht op een forfaitaire aftrek voor beroepskosten. Indien u de rubriek van de werkelijke beroepskosten (codes 1258 en 2258, 1406 en 2406, 1657 en 2657) niet invult, gebeurt de forfaitaire aftrek automatisch. Dit forfait is een absoluut recht en het mag niet verminderd of geweigerd worden indien de werkelijke beroepskosten lager zouden zijn. U kan op basis van de bijgaande tabel de berekening maken. Het in aanmerking te nemen beroepsinkomen is het brutobedrag na aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen. loon en weddetrekkenden en vrije beroepen Schijf van het beroepsinkomen Percentage Cumulatief totaal EUR 0 EUR 4.790,00 26,1 % EUR 1.250,19 EUR 4.790,00 EUR 9.520,00 10 % EUR 1.723,19 EUR 9.520,00 EUR 15.850,00 5% EUR 2.039,69 EUR 15.850,00 EUR 55.527,00 3% EUR 3.230,00 boven EUR 55.527,00 0% EUR 3.230,00 bezoldigingen bedrijfsleiders EUR 0 EUR 64.600,00 5% EUR 3.230,00 boven EUR 64.600,00 0% EUR 3.230,00 Per categorie van beroepsinkomsten (bezoldiging als werknemer, bezoldiging als bedrijfsleider, baten van een vrij beroep), mag u vrij kiezen tussen L1{de toepassing van het forfait en de aftrek van werkelijke beroepskosten} . Indien u twee beroepsactiviteiten uitoefent (bvb. tegelijkertijd werknemer en zelfstandige), dan kan u voor de ene beroepsactiviteit (werknemer) het wettelijk forfait toepassen en voor de andere (zelfstandige) de werkelijke beroepskosten. Voorwaarde is natuurlijk wel dat de kosten in verband met de zelfstandige

Upload: truongliem

Post on 13-Apr-2019

235 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

1

DE TIJD ­ AFTREKBARE BEROEPSKOSTEN Aanslagjaar 2007 – inkomsten 2006

Elke belastingplichtige (met uitzondering van de personen die winst maken uit nijverheids­, handels­ of landbouwondernemingen) kan kiezen tussen twee systemen met betrekking tot de aftrek van beroepskosten: men kan opteren voor de toepassing van het systeem van de forfaitaire beroepskosten ­ wat zeker het eenvoudigste is maar niet noodzakelijk het voordeligste ­ of men kan de werkelijk gemaakte beroepskosten bewijzen. De keuze die u als belastingplichtige zal maken is natuurlijk afhankelijk van het bedrag: u zal voor dat systeem kiezen wat u de grootste aftrek oplevert. Deze bijlage kan een leiddraad vormen bij deze moeilijke keuze.

Deze bijlage bevat eveneens rechtspraak (vermeld in de voetnoten) met betrekking tot de aftrek van beroepskosten. Zoals u zal merken is fiscaliteit en in dit geval de aftrek van beroepskosten geen exacte wetenschap. Bij eventuele vragen om inlichtingen, bezwaarschriften en dergelijke meer vanwege de fiscus kan u gebruik maken van deze rechtspraak.

I. Forfaitaire beroepskosten

Wanneer u afziet van de mogelijkheid om uw werkelijke kosten te bewijzen, heeft u recht op een forfaitaire aftrek voor beroepskosten. Indien u de rubriek van de werkelijke beroepskosten (codes 1258 en 2258, 1406 en 2406, 1657 en 2657) niet invult, gebeurt de forfaitaire aftrek automatisch. Dit forfait is een absoluut recht en het mag niet verminderd of geweigerd worden indien de werkelijke beroepskosten lager zouden zijn.

U kan op basis van de bijgaande tabel de berekening maken. Het in aanmerking te nemen beroepsinkomen is het brutobedrag na aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen.

loon­ en weddetrekkenden en vr ije beroepen

Schijf van het beroepsinkomen Percentage Cumulatief totaal

EUR 0 EUR 4.790,00 26,1 % EUR 1.250,19 EUR 4.790,00 EUR 9.520,00 10 % EUR 1.723,19 EUR 9.520,00 EUR 15.850,00 5 % EUR 2.039,69 EUR 15.850,00 EUR 55.527,00 3 % EUR 3.230,00 boven EUR 55.527,00 0 % EUR 3.230,00

bezoldigingen bedrijfsleiders

EUR 0 EUR 64.600,00 5 % EUR 3.230,00 boven EUR 64.600,00 0% EUR 3.230,00

Per categorie van beroepsinkomsten (bezoldiging als werknemer, bezoldiging als bedrijfsleider, baten van een vrij beroep), mag u vrij kiezen tussen L1de toepassing van het forfait en de aftrek van werkelijke beroepskosten.

Indien u twee beroepsactiviteiten uitoefent (bvb. tegelijkertijd werknemer en zelfstandige), dan kan u voor de ene beroepsactiviteit (werknemer) het wettelijk forfait toepassen en voor de andere (zelfstandige) de werkelijke beroepskosten. Voorwaarde is natuurlijk wel dat de kosten in verband met de zelfstandige

2

activiteit geen uitstaans hebben met de uitoefening van de werknemersactiviteit en dat er dus geen dubbel gebruik is van beroepskosten 1 , 2 , 3 .

De fiscus zal in dit verband nagaan of in de werkelijke beroepskosten van de zelfstandige activiteit geen kosten zitten die toe te wijzen zijn aan de werknemersactiviteit en dus begrepen zijn in het forfait.

Binnen eenzelfde inkomstencategorie, is geen combinatie van werkelijke beroepskosten en wettelijk forfait mogelijk, zelfs al betreft het twee afzonderlijke activiteiten (bvb. werknemer die part­time als auto­mecanicien en part­time als bakkersknecht werkt).

Er is een uitzondering op deze regel, met name voor de persoonlijke bijdragen die door ziekenfondsen in het kader van hun financiële verantwoordelijkheid worden geïnd bij hun gerechtigden. Deze bijdrage is ook fiscaal aftrekbaar voor die belastingplichtigen die voor het beroepskostenforfait opteren.

Persoonlijke bijdrage financiële verantwoordelijkheid aan uw ziekenfonds

De basis voor het aftrekbaar karakter van deze persoonlijke bijdrage is terug te vinden in artikel 52,7° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, waarin expliciet wordt bepaald dat “de persoonlijke bijdragen ter uitvoering van de sociale wetgeving” als beroepskosten worden aangemerkt.

Gelieve te noteren dat enkel de bijdrage die verschuldigd is om het recht op terugbetaling te verkrijgen in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen (artikel 199§§ 2 en 3 van de Wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen) aftrekbaar is.

De gewone ledenbijdrage evenals de aan ziekenfondsen gestorte bijdragen voor aanvullende of vrije verzekering die worden betaald om boven op de wettelijke vergoedingen bepaalde specifieke diensten van het ziekenfonds te kunnen genieten (bijv. ziekenvervoer, openluchtkuren, vergoedingen voor gezinshulp enz.), of om aanvullende voordelen te verkrijgen naast die welke door de verplichte verzekering worden geboden (bijv. tegemoetkomingen in de verblijfskosten bij opname in een ziekenhuis en de ermee gepaard gaande dokters­ en apothekerskosten), blijven met andere woorden niet aftrekbaar.

Indien de werkgever de persoonlijke bijdrage financiële verantwoordelijkheid inhoudt, dan werd deze reeds in mindering gebracht om het bedrag van de belastbare bezoldiging te bepalen dat op de fiche

1 L1Brussel, 26 februari 1998, Fisc. Act., 31 maart 1998, nr. 13, p. 13/3. Een werknemer is tevens zelfstandig fotograaf. De belastingplichtige toont aan dat de kosten in verband met de zelfstandige activiteit van fotograaf geen uitstaans hebben met zijn beroep als werknemer. Er is dus geen sprake van dubbel gebruik van beroepskosten.

2 Antwerpen, 1 december 1998, Fisk., 3 maart 1999, nr. 697, p. 10. Een wiskundeleraar is tegelijkertijd op zelfstandige basis auteur­coördinator van wiskundeleerboeken. Voor deze zelfstandige activiteit wil hij zijn werkelijke beroepskosten aftrekken, terwijl hij voor de activiteit van werknemer beroep doet op het wettelijk forfait. Het Hof stelt dat de activiteit van wiskundeleraar (les geven, oudercontacten, leraarsvergaderingen, enz.) grondig verschilt van de activiteit die door een auteur­coördinator wordt uitgeoefend (bijwonen van redactievergaderingen, overleg met co­auteurs, promotionele activiteiten, enz.). Het is niet omdat beide activiteiten “wiskunde” als gemeenschappelijk onderwerp hebben dat de kosten in verband met de ene activiteit betrekking zouden kunnen hebben op de inkomsten uit de andere activiteit.

3 Gent, 18 december 2001, Fisk., 13 februari 2002, nr. 833, p.9. Een persoon bewijst zijn werkelijke beroepskosten voor de baten van zijn vrij beroep. Tevens neemt hij het wetttelijk forfait in aanmerking voor zijn prestaties in loondienst. De werkelijke beroepskosten werden verminderd aangezien een aantal van de werkelijke beroepskosten ook slaat op de beroepskosten als werknemer (o.a. telefoon, cursus,…).

3

281.10 wordt vermeld. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de werknemers van de NMBS. De betrokken werknemer mag deze bijdrage uiteraard niet nog een keer vermelden op zijn aangifte.

Wanneer de persoonlijke bijdrage financiële verantwoordelijkheid daarentegen niet door de werkgever wordt ingehouden, is de bijdrage aftrekbaar van de inkomsten van het jaar waarin ze werkelijk betaald zijn of het karakter hebben verkregen van een zekere en vaststaande schuld en als zodanig zijn geboekt.

Voor de aangifte in de personenbelasting dient de bijdrage vermeld te worden naast de desbetreffende code die melding maakt van“Niet ingehouden persoonlijke bijdragen”of “sociale bijdragen” afhankelijk van de hoedanigheid waarin de belastingplichtige zijn inkomsten verwerft (wedden, baten, etc.)

Ziekenfonds Algemene regeling 2006 Zelfstandigen 2006 Landsbond der Christelijke Mutualiteiten 5,00 EUR 0,00 EUR Landsbond van de Neutrale Ziekenfondsen 9,00 EUR 9,00 EUR Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten 4,20 EUR 4,20 EUR Landsbond van de Liberale Mutualiteiten 9,00 EUR 6,00 EUR Landsbond van de Onafhankelijke Ziekenfondsen 6,00 EUR 3,00 EUR Hulpkas voor Ziekte-en Invaliditeitsverzekering 2,25 EUR 2,25 EUR Kas der Geneeskundige Verzorging van de NMBS 18,00 EUR

Belastingplichtigen die verschillende categorieën van beroepsinkomsten ontvangen, mogen de persoonlijke bijdrage over deze verschillende categorieën omdelen.

II. Werkelijke beroepskosten

Het Wetboek van de Inkomstenbelastingen bepaalt dat de kosten die men in het belastbaar tijdperk heeft gedaan of gedragen om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden als beroepskosten aftrekbaar zijn.

De werkelijke beroepskosten zijn slechts aftrekbaar indien zij aan de volgende vier voorwaarden voldoen :

1. de kosten moeten verband houden met uw L2beroepsactiviteit 4 , 5 , 6 , 789 , 10 , 11

4 L2Luik, 13 september 2000, Fisk., 25 oktober 2000, nr. 773, p. 10. Een lijnpiloot die geregeld naar Afrika vliegt kan de fooien betaald aan kamermeisjes en kruiers, alsook geneesmiddelen en anti­ insectenmiddelen aftrekken als beroepskost. Zonnebrandolie en telefoongesprekken naar zijn echtgenote zijn niet aftrekbaar.

5 Gent, 24 juni 2003, Fisc., 1 oktober 2003, nr. 906, p. 9. Het is niet omdat de kosten van een handelsvertegenwoordiger niet door de werkgever worden terugbetaald, dat zij in hoofde van de handelsvertegenwoordiger hun beroepsmatig karakter verliezen. De administratie heeft zich overigens niet in te laten met het feit of de werkgever al dan niet kosten terugbetaalt. 6 Brussel, 5 april 2002, F.J.F., nr. 2003/73. De sommen die een boekhouder (die zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van gelden die in zijnen hoofde werden belast als beroepsmatige inkomsten) betaalt aan de benadeelde partij teneinde een klacht te vermijden, vormen een beroepsmatige uitgave door het feit dat zij het direct en noodzakelijk gevolg zijn van fouten die hij heeft begaan in de uitoefening van zijn beroep. 7 Gent, 11 maart 2003, Fisc. Koerier, 28 september 2003, nr. 14 p. 541-543. Een notaris richt voor een cliënt een vennootschap op en zoekt naderhand investeerders. Na enkele jaren gaat de vennootschap failliet en wordt de naam van de notaris vermeld in de pers met betrekking tot deze zaak. Om de naam van zijn notariaat niet in het gedrang te brengen, besluit de notaris de gedupeerde cliënten zelf terug te betalen met behulp van twee leningen. De notaris brengt de erelonen van de advocaten die hem bijstaan in de zaak en de bedragen die hij betaalt aan de bank als beroepskosten in aftrek. Volgens het

4

Privé­uitgaven die geen verband houden met uw beroepsactiviteit (zoals ontspanning, kapper 12 , 13 , bril, lidgelden, sportclubs, serviceclubs zoals Lions, L3Rotary 14 , 15 , 16 ...) mag u niet aangeven als werkelijke beroepskosten. Indien bepaalde uitgaven zowel betrekking hebben op uw privé­leven als op uw beroepsleven, dan dient u het bedrag op te splitsen, aangezien u enkel het beroepsgedeelte mag aftrekken.

Hof van Gent blijkt uit het dossier dat de familie van de cliënt waarvoor hij de investeerders bij elkaar bracht, een belangrijke cliënt was van zijn kantoor, net als de investeerders cliënten. Daarom moet worden aangenomen dat de bemiddeling van de notaris beroepsmatig was. 8 Gent, 10 februari 2005, Fisc., 4 mei 2005, nr. 980, p 9. Een notaris brengt de kosten van een receptie naar aanleiding van het huwelijk van zijn zoon in aftrek als beroepskosten. Volgens de Rechtbank is de notaris voor zijn beroepsinkomsten afhankelijk van de relaties met zijn cliënteel. De kosten van de receptie voor belangrijke cliënten en professionele relaties vormen dus een aftrekbare beroepskost, te meer omdat de receptie plaatsvond in de nabijheid van het notariskantoor en geen enkele uitgave met betrekking tot het eigenlijke huwelijksfeest (dat op een andere dag plaats vond) als beroepskost in aftrek werd gebracht. 9 Gent, 24 mei 2005, Fisc., 15 juni 2005, nr. 986, p 9. De belastingplichtige heeft één enkel stuk grond aangekocht, maar verdere handelingen kaderend in de voorgehouden beroepsactiviteit als ondernemer in onroerend goed blijken er niet te zijn. Het feit geleend te hebben of een kredietopening te hebben verkregen, de inschrijving in het handelsregister en de aansluiting bij een sociale zekerheidskas leveren geen afdoend bewijs van een beroepsactiviteit en de mogelijkheid om de kosten met betrekking tot de aankoop van het onroerend goed af te trekken als een beroepskost. 10 Gent 18 januari 2006, Fisc., 5 april 2006, nr. 1021, p. 11. Een belastingplichtige is architect en urbanist en ontwerpt ook tuinen. Hij wil de kosten van zijn eigen tuin, die geen doordeweekse tuin blijkt te zijn, aftrekken als beroepskosten. Het Hof laat dit toe aangezien de eigen woon- en leefomgeving zijn beste visitekaartje is om potentiële klanten aan te trekken. 11 Rechtbank te Gent 5 januari 2006, Fisc., 5 april 2006, nr. 1021, p. 12. Een advocaat-stagair bij de balie in Gent volgt een avondcursus Frans en wil de kosten daarvan als beroepskosten in aftrek brengen. De Rechtbank staat de aftrek toe aangezien deze cusus ongetwijfeld de werkzaamheden als advocaat ten goede komt, ook al is het geen specifieke cursus frans voor juristen . 12 Brussel, 16 januari 2003, Fisk., 19 maart 2003, nr. 883, p. 10. Een federaal politieagent wil

kapperskosten als beroepskosten in aftrek brengen omdat hij de lengte van de haartooi moet aanhouden die krachtens interne reglementen is opgelegd. Het Hof weigert kortweg de aftrek vermits de haarkapperskosten als privé-uitgaven moeten gezien worden.

13 Contra: Brussel, 12 januari 2001, Fisk., 21 februari 2001, nr. 788, p. 9. Een rijkswachter is beroepsmatig verplicht een zeer verzorgde haartooi te hebben. De kosten komen principieel als beroepskosten in aanmerking.

14 L3Antwerpen, 10 december 1990, Ced. Samson, 9051938 en Antwerpen, 24 april 1995, Ced. Samson, 9551490. Het Hof bevestigt de stelling van de Administratie (Comm. I.B. nr. 53/41) dat bijdragen aan serviceclubs zoals Lions, Rotary, enz. niet als beroepskosten aftrekbaar zijn aangezien de doelstellingen van deze clubs geen enkel verband vertonen met de uitoefening van een beroepswerkzaamheid. Het feit dat iemand in deze clubs contacten kan leggen met potentiële klanten is van geen enkel belang.

15 Contra: Bergen, 18 januari 2002, Fisk., 20 maart 2002, nr. 838, p. 10. Het Hof van Beroep neemt slechts een deel van de lidgelden betaald aan de Rotary­club in aanmerking als aftrekbare beroepskosten.

16 Contra: Brussel, 21 juni 2006, Fisc., 11 oktober 2006, nr. 1043, p. 13. Deze lidgelden hebben volgens het Hof van Beroep te Brussel een gedeeltelijk beroepskarakter. Dat gedeelte houdt verband met het feit dat een dergelijke club, net zoals elke serviceclub, toelaat contacten te leggen en te indersteunen waaruit belastbare inkomsten kunnen voortkomen. Aan de andere kant is het ook redelijk aan te nemen dat het lid worden van de club niet uitsluitend een beroepskarakter heeft. Bij gebrek aan concrete elementen raamt het Hof dat beroepsgedeelte op 50%.

5

Het is ook noodzakelijk dat de uitgaven betrekking hebben op een bestaande beroepswerkzaamheid. De kosten die gemaakt worden om toegang te krijgen tot een L4nieuw beroep zijn niet aftrekbaar 17 , 18 .

2. de kosten zijn nodig geweest om belastbare inkomsten te verwerven of te behouden 19202122 , 23 , 24

17 L4Gent, 7 september 1999, Fisk., 3 november 1999, nr. 728, p. 10. Een echtpaar wenst een vertegenwoordiging te krijgen van Spaanse kinderkledij en vliegt daarvoor naar Spanje. De vliegtuigtickets en kosten voor hotel en vervoer worden niet als beroepskost aanvaard omdat de kosten betrekking hebben op het eventueel verwerven van een toekomstig beroep en er van de opening van de nieuwe zaak niets in huis komt;

18 Rb. Leuven, 12 december 2003, Fisc., 10 maart 2004, nr. 927, p. 10. Iemand die ontslag heeft genomen om een MBA­opleiding te volgen, kan de kosten van deze bijscholing niet in aftrek brengen als beroepskost. Uit niets blijkt immers dat de opleiding enig nut had voor de voorheen uitgeoefende functie. Bovendien is er geen garantie dat de persoon na de opleiding opnieuw in dienst zal genomen worden. 19 Bergen, 20 mei 2006, Fisc., 2 november 2005, nr. 1001, p 9. De belastingplichtige wil nog interesten in aftrek brengen in verband met leningen die hij destijds had aangegaan in het kader van zijn handelszaak. Volgens het Hof van Beroep te Bergen is deze aftrek toegelaten aangezien de kosten geen betrekking hebben op activa, die na de stropzetting van de beroepswerkzaamheid, het voorwerp uitmaken van een niet­beroepsmatig gebruik. Ook al kan die aftrek in casu enkel worden verwezenlijkt door het in aanmerking nemen van een verlies dat aftrekbaar is van de inkomsten van de echtgenote van de belastingplichtige. 20 Hasselt, 4 januari 2006, Fisc., 22 februari 2006, nr. 1015, p 12. Een belastingplichtige koopt via een lening een wagen in 1995 voor beroepsdoeleinden, zo beweert hij. Voor aanslagjaar 1996 neemt de belastingplichtige de betaalde interesten in 1995 in aftrek en brengt hij eveneens een afschrijving op de wagen in rekening. De Rechtbank van Eerste Aanleg te Hasselt verzet zich hier tegen aangezien de wagen pas in 1996 werd ingeschreven en dus in 1995 nog niet kon aangewend worden voor beroepsdoeleinden. Voor inkomstenjaar 1995 kunnen dus geen beroepskosten in aftrek worden gebracht in verband met deze wagen. 21 Rb. Brugge, 4 november 2002, Fisc., 7 mei 2003, nr. 890, p. 5. Een priester ontving in de hoedanigheid van medepastoor van een landelijke gemeente vanwege het Ministerie van Justitie een bezoldiging. Vanwege de kerkfabriek ontving hij in dezelfde hoedanigheid ook een kostenvergoeding. De priester was tevens jeugdpastoor voor dezelfde gemeente en omstreken. Zodoende was hij“proost” van verschillende jeugdverenigingen. In het kader van dit jeugdwerk bezocht hij zomerkampen, vormings­ en studiedagen op regionaal en nationaal niveau. De kosten (een kleine EUR 4.000) daarvan wou hij fiscaal als beroepskosten in aftrek brengen. De administratie staat de aftrek niet toe omdat de betrokken priester als jeugdpastoor geen enkele bezoldiging ontving.Hij was immers op eigen initiatief proost geworden van de betrokken jeugdverenigingen. De kosten worden niet geacht te zijn gedaan om belastbare inkomsten te verkrijgen of behouden. 22 V&A Kamer 2005­2006, nr. 105, p 19.242. De Minister van Financiën heeft nogmaals bevestigd dat de kosten die een werkloze maakt om werk te vinden, enkel aftrekbaar zijn als beroepskosten indien de kosten noodzakelijk zijn om het recht op onderhoudsuitkeringen te behouden (b.v. de kosten van verplaatsingen naar een werkgever indien hij daartoe is opgeroepen door de overheidsdienst voor arbeidsbemiddeling) contra Rb. Bergen, 1 februari 2004: ook kosten voor een spontane sollicitatie zijn fiscaal aftrekbaar. 23 Bergen 19 mei 2006, Fisc., 27 september 2006, nr. 1041, p. 9-10. In het kader van een echtscheiding raamt de notaris de waarde van de goederen die tot de huwelijksgemeenschap behoren. Daaronder bevinden zich ook de goederen die de echtgenote voor haar beroepswerkzaamheid gebruikt. De echtgenote meent de notariskosten die verband houden met de raming van de waarde van deze goederen te kunnen aftrekken als beroepskosten. Het Hof weigert deze aftrek omdat het uitgaven betreft van persoonlijke aard in het kader van de ontbinding van het huwelijk en de kosten eveneens dienden te worden gemaakt indien de echtgenote opteerde op haar beroepswerkzaamheid stop te zetten.

6

Er moet een verband zijn tussen de uitgaven en de inkomsten die u eruit verkrijgt of er door behoudt 25 , 26 . Het is niet noodzakelijk dat de uitgaven ook werkelijk beroepsinkomsten hebben gegenereerd 27 , of dat de kosten onmisbaar zijn voor het behalen van de beroepsinkomsten 28 , 29 , 30 , 31 , 32 . Het is voldoende dat de uitgave er op gericht is beroepsinkomsten op te leveren 33 .

3. de kosten zijn gemaakt in 2006

24 Rechtbank te Antwerpen 6 september 2006, Fisc., 21 februari 2007, nr. 1059, p. 11-12. Een belastingplichtige ontvangt in verband met zijn stopgezette advocatenpraktijk zowel achterstallige baten als een stopzettingsmeerwaarde. De beroepskosten die nog na de stopzetting werden gedragen, moeten volgens de Rechtbank evenredig worden aangerekend op de achterstallige baten en de stopzettingsmeerwaarde aangezien deze inkomsten tot dezelfde categorie van inkomsten behoren. 25 Bergen 15 november 2002, Fisk., 11 december 2002, nr. 871, p. 9. De statuten van een vennootschap

bepalen dat de vennootschapsmandaten in principe onbezoldigd zijn, tenzij het bevoegde orgaan hierover anders beslist. Bijgevolg zijn de inkomsten die een bestuurder zou kunnen verkrijgen uit zijn mandaat louter hypothetisch zolang er geen dergelijke beslissing heeft plaats gevonden. De kosten verbonden aan het mandaat zijn dan ook niet aftrekbaar.

26 Dissident: Antwerpen, 2 december 2003, Fisc., 21 januari 2004, nr. 920, p 10. Volgens het Hof van Beroep van Antwerpen is de belastingplichtige gerechtigd om de residuwaarde van afschrijvingen m.b.t. de studeer- en kantoorruimte die verband houden met de vroegere beroepswerkzaamheid (hoogleraar) en die nog gedragen worden na de beëindiging (emeritaat) van deze beroepswerkzaamheid, in mindering te brengen van zijn belastbare inkomsten. Het Hof van Cassatie (Cass., 20 oktober 2006, Fisc., 22 november 2006, nr. 1048, p. 10-11) heeft dit arrest nu verbroken aangezien de vermogensbestanddelen, naar aanleiding van de stopzetting van de beroepsactiviteit, een niet professionele bestemming hebben gekregen. 27 Bergen 22 november 2002, Fisk., 22 januari 2003,nr. 875, p.10. In dit arrest besliste het Hof van

Beroep te Bergen dat de intresten betaald na de stopzetting van de beroepswerkzaamheid ingevolge een faillissement nog als beroepskosten in mindering konden worden gebracht.

28 Antwerpen, 2 februari 1999, Fisk., 26 mei 1999, nr. 709, p. 11. Wanneer een schrijnwerker een cassettespeler in zijn werkplaats installeert om de werksfeer te veraangenamen, mag de Administratie de opportuniteit van die uitgave niet beoordelen. De kost vertoont noodzakelijkerwijze een verband met de beroepsactiviteit.

29 Gent, 25 januari 2001, Fisc. Act., 14 maart 2001, p. 11/10. De kosten van twee Porches worden aanvaard; de Administratie heeft zich niet in te laten met de opportuniteit van de uitgaven en kan niet nuttig de kosten met de omzet vergelijken. In dezelfde zin: Brussel 5 februari 2003, Fisk., nr. 882, p.10.

30 Contra: Antwerpen, 5 januari 2001, Fisk., 21 februari 2001, nr. 788, p. 3. De aankoop door een advocaat van Chinese meubels bij gerenommeerde kunsthandelaren wordt niet als aftrekbare beroepskost aanvaard aangezien deze kosten op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen.

31 Gent, 9 januari 2003, Fisc. Act., 2 mei 2003, nr. 17, p. 10. Een chirurg oefent zijn praktijk uit in een hospitaal waar hij kortbij woont. Wanneer hij beslist zich een dure wagen (BMW 535i) aan te schaffen en de aanschaffingsprijs beroepsmatig in aftrek te brengen vindt de administratie de kosten onredelijk hoog en verwerpt ze. De rechtbank stelt dat de auto niet alleen gebruikt wordt voor woon-werkverplaatsingen maar ook dient om zich naar studiedagen te verplaatsen. Bovendien heeft de man geen onredelijk lage inkomsten en heeft hij een zekere maatschappelijke status hoog te houden. 32 Contra : Antwerpen 4 februari 2003, Fisc. Act., 15 mei 2003, nr. 19, p. 3-4. Het hof verwerpt de kosten ter beveiliging (alarminstallatie) van een wagen en de kosten voor het plaatsen van een trekhaak en hondenrek als beroepskosten. De kosten werden niet gedaan om inkomsten te verwerven of behouden. 33 Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, 8 november 2002, Fisk. Koer., 19 december 2002, p. 590.

De Rechtbank aanvaardt in dit vonnis dat de sponsering uitgaven in casu bedoeld zijn om de onderneming een bredere bekendheid te geven bij het publiek en de klanten. Door regelmatig zakenrelaties op wedstrijden uit te nodigen, slaagde de vennootschap er bovendien in haar activiteiten in een gunstiger daglicht te plaatsen. Daarom moet dan ook worden aangenomen dat het vaststaat dat de uitgaven hebben bijgedragen (of konden bijdragen) tot het verkrijgen of het behouden van beroepsinkomsten. Ook het argument dat deze uitgaven op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen wordt van de hand gewezen.

7

U kunt alleen de kosten aftrekken die u in 2006 werkelijk hebt betaald, ook al heeft de uitgave betrekking op een ander jaar. Het is niet vereist dat de eventuele inkomsten die door de uitgave gegenereerd worden in hetzelfde jaar vallen als de uitgave.

4. u kunt ze bewijzen 34

In beginsel moet u de echtheid en het bedrag van de kosten verantwoorden door middel van bewijsstukken. Indien bewijsstukken verloren zijn geraakt of nooit bewijsstukken werden opgemaakt, dan moet u de controleur overtuigen. Dikwijls wordt er in de praktijk dan met de controleur een akkoord gesloten over een bepaald bedrag. Indien u het precieze bedrag van sommige kosten niet kunt bewijzen, mag u dat ook op een redelijk bedrag ramen.

Bovendien zijn kosten enkel aftrekbaar voor zover zij niet door de werkgever/vennootschap belastingvrij worden terugbetaald als kosten eigen aan de werkgever/vennootschap.

A. Afschrijvingen

Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur die gebruikt worden voor beroepsdoeleinden, kan een jaarlijkse waardevermindering toegepast worden, uitgedrukt in een bepaald percentage.

De volgende afschrijvingspercentages worden meestal door de Administratie aanvaard:

computers en software 3536 33% gebouwen 3 ­ 5% klein (kantoor)materieel 100% gsm 33% machines en (kantoor)meubilair 10% rollend materieel 20 ­ 33% videofilms 33%

Belangrijk om te weten is dat u tijdens het jaar van ingebruikname van deze vaste activa recht heeft op een volledige afschrijving. In het jaar van verkoop van deze vaste active heeft u slechts recht op een pro rata van de afschrijving. Indien u uw wagen bijvoorbeeld verkoopt op 31 mei, heeft u slechts recht op 5/12 van de normale afschrijvingswaarde tijdens dat jaar.

34 Luik, 25 maart 2005, Fisc., 20 april 2005, nr. 978, p 10. De belastingplichtige heeft als beroepskosten 196 km per dag in rekening gebracht als woon-werkverkeer. De administratie vindt de voorgelegde bewijsstukken (attest werkgever, bankuittreksels inzake tankbeurten en verklaringen van buren die hem met de wagen zien vertrekken) niet voldoende omdat er geen onderhoudsfacturen werden voorgelegd waarop het kilometeraantal vermeld staat. .Aangezien de wagen werd onderhouden door een familielid konden deze bewijsstukken niet worden voorgelegd. Het hof van beroep te Luik acht de bewijsstukken voldoende aangezien uit de bankuittreksels blijkt dat de tankbeurten meestal dicht bij het werk plaatsvonden. Bovendien acht het Hof het onwaarschijnlijk, gelet op het traject Rochefort-Gosselies, dat de belastingplichtige met iemand anders zou meegereden zijn. 35 Gent, 28 mei 2002, Fisk., 7 augustus 2002, nr. 855, p. 11. De afschrijving over 3 jaar van een laptop

werd bevestigd door het Hof van Beroep te Gent, gelet op de beperkte levensduur van deze toestellen.

36 Gent, 18 januari 2006, Fisc., 22 maart 2006, nr. 1019, p 11-12. Naar aanleiding van enkele defecten aan zijn huidige computerinstallatie besluit de belastingplichtige om de installatie uit te breiden en te moderniseren (netwerkuitbreiding, verhogen RAM-geheugen snellere CPU s, ). Vraag is of het hier gaat om een onmiddellijk aftrekbare beroepskost of om een af te schrijven investering. Volgens het Hof van Beroep te Gent is er duidelijk meer dan aan de hand dan enkel onderhoudskosten aangezien de belastingplichtige gedeeltelijk zijn computerinstallatie heeft vernieuwd en verbeterd. Aangezien de snelle evolutie in de informaticawereld is een afschrijving van drie jaar verantwoord.

8

Wat L5wagens betreft bestaat er geen algemene regel die voorschrijft dat deze in vijf jaar afgeschreven moeten worden. Afschrijvingen kunnen immers slechts als beroepskosten worden aangemerkt voor zover ze samengaan met een waardevermindering die zich in het belastbare tijdperk heeft voorgedaan (V.&A., Kamer, 1994­94, nr. 126, p. 13186). Het is de belastingplichtige die bij het vaststellen van de afschrijvingstermijn rekening moet houden met een gebruiksduur die de werkelijkheid zo dicht mogelijk benadert. Er bestaan wel degelijk gevallen waarin een afschrijvingsduur van minder dan vijf jaar verdedigbaar is 37 , 38 . Veel hangt echter ook af van het type voertuig dat afgeschreven wordt 39 . Een solidere wagen dient over een groter aantal jaren afgeschreven te worden, zeker indien het aantal gereden kilometers laag is 40 , 41 .

Hou bij de afschrijvingen rekening met het feit dat uw controleur kan trachten een deel van de gedane aankoop te beschouwen als een privé­aankoop (bvb. een computer met spelprogramma’s voor de kinderen).

De fiscus mag afschrijvingspercentages die hij jarenlang aanvaard heeft niet zomaar verwerpen. Een belastingplichtige mag er van uitgaan dat indien de Administratie in het verleden nooit problemen heeft gemaakt met een bepaald afschrijvingspercentage dat op een bepaald soort goed werd toegepast, zij haar mening hierover niet zal veranderen. Indien de Administratie de levensduur van bepaalde activa anders wenst in te schatten dan in het verleden, dan is dit enkel mogelijk wanneer zij de belastingplichtige daar op voorhand van verwittigt (Brussel, 15 september 1994, Fisk., 6 oktober 1994, nr. 488, p. 2).

Ook wat L6verbouwingswerken betreft bestaan er geen algemeen voorgeschreven regels 42 , 43 .

37 L5Brussel, 19 september 1996, Fisk., 20 november 1996, nr. 591, p. 6. Het Hof acht een afschrijvingstermijn van drie jaar aanvaardbaar in het volgende geval: aanslagjaar 1987, nieuwe Ford Orion, aankoopprijs BEF 328 500 (EUR 8.143,30) zonder BTW, jaarlijks tussen 40,000 en 50,000 kilometer afgelegd.

38 Brussel, 19 september 1996, Fisk., 20 november 1996, nr. 591, p. 6. Het Hof acht een afschrijvingstermijn van twee jaar aanvaardbaar in het volgende geval: aanslagjaar 1990, tweedehandse Renault 25 aangekocht, reeds zes jaar oud, 30,000 kilometer per jaar afgelegd. Rekening houdend met deze elementen op het moment van de aankoop, was een afschrijvingstermijn van twee jaar redelijk. Dat de belastingplichtige achteraf bekeken bijna vier jaar met de wagen heeft kunnen rondrijden, doet niet ter zake. Men moet zich plaatsen op het ogenblik van de aanschaf van de wagen.

39 Antwerpen, 8 april 1997, Fisk., 23 april 1997, nr. 611, p. 6. Gegevens: aankoop nieuwe Mercedes 250 Diesel, meer dan 40,000 kilometer per jaar afgelegd, belastingplichtige wil in drie jaar afschrijven. Het Hof schaart zich echter achter de stelling van de Administratie dat men bij het vaststellen van de afschrijvingstermijn rekening moet houden met de normale gebruiksduur van het voertuig en dit in functie van de aard en het type van het specifieke voertuig. Aangezien de gemiddelde verkoopprijs van dit type voertuig op de tweedehandsmarkt na drie jaar nog meer dan de helft bedraagt van de aankoopprijs, vindt het Hof een afschrijvingstermijn van vijf jaar meer gepast. In dezelfde zin: Rb Gent, Fisk., 28 augustus 2002, nr. 857, p. 10. Gelet op de kwaliteit en de prijsklasse van de wagen (Mercedes­Benz type 500 SL) volstaat het grote aantal gereden kilometers per jaar (27.000km) niet om een afschrijvingstermijn van minder dan 5 jaar te verantwoorden.

40 Antwerpen, 24 juni 1997, Fisc. Act., 12 augustus 1997, nr. 26, p. 26/1. Gegevens: Mercedes 300 Diesel, 4,500 kilometer per jaar afgelegd. Het Hof bepaalt de afschrijvingstermijn op tien jaar, zich vooral baserend op het laag aantal gereden kilometers.

41 Antwerpen 4 februari 2003, Fisc. Act., 15 mei 2003, nr. 19, p. 3-4. Gegevens: Range Rover Diesel, 20.000 km per jaar afgelegd. Het hof vindt, net als de administratie, een afschrijvingstermijn van zeven jaar logisch, rekening houdend met het beperkt aantal kilometers op jaarbasis en het feit dat de auto tot een als robuust bekend staand merk behoort. 42 L6Brussel, 3 oktober 1997, Fisk., 29 oktober 1997, nr. 635, p. 10 en F.J.F., 97/251. Een advocaat

laat verbouwingswerken uitvoeren aan de kelder van een bestaande dertig jaar oude woning om

9

B. Autokosten

Het principe dat enkel kosten aftrekbaar zijn voor zover zij niet door de werkgever/vennootschap worden terugbetaald, moet genuanceerd worden in dit opzicht dat een tegemoetkoming die u van uw werkgever heeft gekregen voor uw reiskosten in het woon­werkverkeer, niet beschouwd wordt als een terugbetaling van kosten. Men dient deze tegemoetkoming dan ook niet in mindering te brengen van zijn werkelijke beroepskosten. Het enige gevolg is dat deze tussenkomst van de werkgever niet langer (gedeeltelijk) belastingvrij zal zijn indien men zijn werkelijke beroepskosten bewijst.

Wanneer een belastingplichtige zijn wagen voor zijn beroep gebruikt, kan hij de volgende kosten in rekening brengen:

1. Kosten woon­werkverkeer : EUR 0,15 /km

Let op : alhoewel het in casu gaat om een forfaitair bedrag per km, mag dit forfait niet verward worden met de forfaitaire beroepskosten vermeld in 1. Dit forfait van EUR 0,15 per km is enkel bedoeld voor diegenen die hun werkelijke beroepskosten bewijzen en werd enkel ingesteld om het u gemakkelijker te maken 44 , 45 , 46 , 47 , 48 .

aldaar het kantoor in te vestigen. Aanvaarde afschrijvingspercentages: ruwbouwwerken 5%, plaatsen van tegels 5%, plaatsen van sanitaire toestellen en herplaatsen van afvoerbuizen 5%, schilder­ en behangwerken 20%, stukadoorwerken 5%, schrijnwerken 5%, installatie centrale verwarming 10%, elektrische installatie en verlichtingstoestellen 5%, dakwerken 5%, werken aan de inrit van de woning 10%, niet­recupereerbare BTW 100%.

43 Gent, 14 april 2004, De fiscale Koerier 2004, nr. 12, p. 539-541. Een geneesheer oefent deels zijn beroepsactiviteit uit in het ziekenhuis en deels bij hem thuis, waar hij over een kabinet beschikt. De geneesheer raakt verwikkeld in een echtscheiding en de vrederechter ontzegt hem de toegang tot zijn private woning, die integraal toekomt aan de echtgenote. De geneesheer brengt voor het jaar van het begin van de feitelijke echtscheiding de residuwaarde in van de investeringen voor de inrichting van zijn privé-kabinet als een beroepsverlies in aftrek. Dit standpunt werd betwist door de Administratie, maar uiteindelijk goedgekeurd door het Hof van Beroep te Gent. 44 Gent, 25 oktober 2001, Fisc., 21 november 2001, nr. 823, p.11. De rechtbank aanvaardt een

eenzijdig maar zeer gedetailleerd opgestelde lijst van gereden kilometers en tankbeurten als bewijs dat de belastingplichtige zijn wagen voor zijn woon­werkverkeer gebruikt. Het feit dat hij tevens over een treinabonnement beschikt doet geen afbreuk aan de aftrek aangezien dit abonnement volledig door de werkgever wordt betaald en voornamelijk gebruikt wordt voor dienstverplaatsingen.

45 Rb. Namen, 10 oktober 2001, Fisc., 31 oktober 2001, nr. 820, p. 6. Een cipier die gebruik maakt van het forfait van EUR 0,15 /km, kan het werkelijk aantal afgelegde kilometers niet aantonen evenals het gebruik van zijn eigen wagen. Uit enkele overzichten van brandstofverbruik bleek dat hij te weinig had getankt om het beweerde aantal kilometers tussen de woonplaats en de gevangenis met de eigen wagen te kunnen afleggen. Een attest van de gevangenisdirecteur die verklaarde dat de cipier voor zover hij weet niet meereed met een collega, kon de rechtbank niet overtuigen.

46 Antwerpen 10 september 2002, Fisk., 18 december 2002, nr. 872, P. 10. Er weze opgemerkt dat in dit kader volgens het Hof van Beroep te Antwerpen de administratie er niet zonder meer mag vanuit gaan dat de werknemer met zijn eigen wagen minstens 5.000 echte privé kilometer aflegt naar analogie van de 5.000-kmgrens in het kader van het voordeel van alle aard, om op basis daarvan een vermindering door te voeren van de aangegeven kilometers voor het woon-werkverkeer. (In dezelfde zin: Luik, 25 oktober 2000, Fisk., 29 mei 2002, nr. 848, p.9.)

47 Rb Luik, 27 september 2004, Fisc., 8 december 2004, nr. 961, p. 9. Dat het om een forfaire aftrek (EUR 0,15/km) gaat, belet niet dat de belastingplichtige het bewijs moet leveren van het effectief gebruik van zijn eigen wagen voor het woon-werk verkeer. Dat bewijs is niet voldoende geleverd door het voorleggen

10

Loontrekkers, bedrijfsleiders, beoefenaars van vrije beroepen, handelaars, industriëlen en landbouwers kunnen EUR 0,15 per km aftrekken in het kader van het woon­werkverkeer. Deze EUR 0,15 is een forfaitair bedrag en omvat alle autokosten 49 , inclusief minderwaarden (volgens de administratieve commentaren) 50 , behalve de financieringskosten en de mobilofoonkosten. Deze laatste kosten mogen dus bovenop het forfait van EUR 0,15 per km afgetrokken worden. Aangezien het om een forfaitair bedrag gaat, kan er over deze autokosten nooit een individueel akkoord met de fiscus gesloten worden dat in een hogere aftrek zou resulteren (V.&A., Kamer, 1993­94, nr. 110, p. 11492). Indien de werkelijkheid van de gereden kilometers vaststaat (bvb. op basis van een werkgevers attest), kan de fiscus niet eisen dat de belastingplichtige bovendien voor deze kosten facturen voorlegt (Rb. Namen, 22 mei 2002, Fisk., 29 mei 2002, nr. 848, p.8; Rb. Luik 7 november 2002, Fisk., 26 februari 2003, nr. 880, p.11.).

Het forfait geldt enkel voor personenwagens, wagens voor dubbel gebruik en minibussen. Vanaf inkomstenjaar 2006 zullen ook voertuigen bestemd voor goederenvervoer met een maximaal toegelaten massa van 3.500 kg die niet voldoen aan de technische vereisten die op fiscaal vlak worden gesteld voor “lichte vrachtauto’s”,worden aangemerkt als personenauto’s, auto’s voor dubbel gebruik of minibussen. Bijgevolg kunnen deze voertuigen ook een beroep doen op onderstaande aftrekken inzake beroepskosten. Het forfait wordt enkel toegekend aan die belastingplichtige die kan aantonen dat het voertuig zijn eigendom is, of dat het voertuig op zijn naam ingeschreven is bij de Directie voor inschrijvingen van de voertuigen, of dat het voertuig bestendig of gewoonlijk ter zijner beschikking is krachtens een leasing­ of huurovereenkomst, of dat het voertuig van de werkgever is en dat het voordeel van alle aard dat er uit voortvloeit op zijn naam wordt belast.

Ook wanneer u de wagen van uw echtgenoot of van uw ouders gebruikt, mag u de EUR 0,15 per kilometer toepassen. Het forfait mag niet worden toegepast door de persoon die de wagen van zijn kind, zijn samenwonende partner, zijn schoonouders of zijn grootouders gebruikt (Ci. RH 243/467.363, 1 februari 1995, Fisk., 15 februari 1995, nr. 506, p. 4) 51 Vanaf aanslagjaar 2005 worden wettelijk

van het inschrijvingsbewijs van de wagen en van een attest waaruit blijkt dat de belastingplichtige op zijn werkplaats kan beschikken over een parkeerplaats. 48 Rb Namen, 10 november 2004, Fisc., 8 december 2004, nr. 961, p. 9. Een militair, lid van de militaire muziekkapel, legt twee attesten van zijn korpsoverste voor: in het eerste attest stelt de korpsoverste dat de concerten veelal s avonds plaatsvinden en in het tweede attest stelt hij dat vermits de muzikanten niet in Brussel wonen (alwaar de repetities doorgaan), zij geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer, zodat zij hun eigen wagen moeten gebruiken. De rechtbank van eerste aanleg vindt deze attesten te vaag en onvoldoende bij gebrek aan enig ander objectief element dat het gebruik van de eigen wagen voor woon-werk verkeer bevestigt, zoals attesten van technische controle, facturen van aankoop brandstof, wisselstukken en olie. 49 Rb Luik, 7 februari 2002, Fisk., 24 april 2002, nr. 843, p. 10. Zo besliste de Rechtbank van eerste

aanleg te Luik dat de kosten van de huur van een garage in dit forfait zijn begrepen. In dezelfde zin: Namen 19 maart 2003, Fisc., 27 augustus 2003, nr. 901, p. 9.

50 Contra: Rb Bergen, Fisc., 7 januari 2004, nr. 918, p. 6. Jaren geleden liet de toenmalig Minister van Financiën verstaan dat minderwaarden niet in het forfait begrepen zouden zijn (Fisc. Nr. 450, p7). In de administratieve commentaren (Comm.I.B. 1992, nr. 66/64) leest men echter dat zowel minderwaarden als waardeverminderingen in het forfait van EUR 0,15 begrepen zijn. In dit geval gaat het om een ambtenaar wiens wagen gestolen was. Toen de wagen werd teruggevonden, bleek het nog slechts een wrak te zijn. De ambtenaar wou de minderwaarde aftrekken bovenop het forfait, terecht volgens de Rechtbank te Bergen. Deze minderwaarden zijn aftrekbaar overeenkomstig de algemene regels (ten belope van 75%). 51 Arbitragehof, 4 december 2001, arrest nr. 155/2001, Fisc. Act., 18 december 2001, nr 44/2. De

fiscus weigert de forfaitaire aftrek van EUR 0,15 per km toe te staan indien de belastingplichtige voor zijn woon­werkverkeer een auto gebruikt waarvan de samenwonende partner eigenaar is, dit in tegenstelling tot gehuwden. Volgens het Arbitragehof is er geen sprake van strijdigheid met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Deze rechtspraak blijft onverkort van toepassing indien er geen

11

samenwonenden echter met gehuwden gelijkgesteld, zodat de belastingplichtige die gebruik maakt van de wagen van zijn wettelijk samenwonende partner ook EUR 0,15/km kan aftrekken in het kader van woon­werk verkeer. Bovendien mag de belastingplichtige die de auto van zijn (niet­wettelijk) samenwonende partner gebruikt vanaf 1 januari 2004 het beperkte forfait (maximaal 200 km per dag voor aanslagjaar 2007) van EUR 0,15/km aftrekken als beroepskost (Circulaire van 8 april 2004).

Het forfait van EUR 0,15 per kilometer is enkel van toepassing op het traject tussen uw woonplaats en uw L7vaste plaats van tewerkstelling 52 , 53 . Het traject tussen de woonplaats en de vaste plaats waar het beroep wordt uitgeoefend is niet noodzakelijk het kortste traject, maar wel datgene dat gelet op de afstand, de verkeersdrukte en de aard van de weg als normaal kan worden beschouwd 54 . Een omweg die gedaan wordt om privé­redenen (boodschappen, kinderen naar school doen e.d.) kan voor fiscale doeleinden niet als woon­werkverkeer worden aangemerkt (V.&A., Senaat, 30 juni 1986, Bull. Bel., nr. 657, p. 175), dit in tegenstelling tot de wetgeving op de arbeidsongevallen.

Het is mogelijk dat u het traject tussen uw woonplaats en uw vaste plaats van tewerkstelling meermaals per dag aflegt, bijvoorbeeld om ‘s middags thuis te gaan lunchen. Het spreekt voor zich dat u de echtheid van die verplaatsingen moet kunnen aantonen en dat de controleur vooral zal letten op de praktische mogelijkheid van deze verplaatsing tijdens de L8middagpauze, gelet op de normale duur van de rit en de toegelaten werkonderbreking 55 , 56 . Verplaatsingen gedaan om persoonlijke redenen missen de vereiste band met de beroepswerkzaamheid en zijn derhalve niet aftrekbaar 57 , 58 .

Indien u meerdere werkplaatsen heeft (een leraar die in verschillende scholen les geeft), mag u het forfait enkel toepassen op de heen­ en terugtrajecten. Voor de andere verplaatsingen (tussen de

sprake is van een wettelijk samenwoningscontract. Mochten beide partners daarentegen wettelijk samenwonen dan is dit arrest niet meer toepasselijk vanaf inkomstenjaar 2004.

52 L7Antwerpen, 4 april 2000, Fisk., 10 mei 2000, nr. 753, p. 9. Een beroepsmilitair in Duitsland mag de kosten in verband met verplaatsing tussen zijn dienstwoning in Duitsland en zijn woonplaats in België aftrekken als beroepskost met betrekking tot woon­werkverkeer.

53 Cass., 21 november 2002, Fisc. Act., nr. 11 2003, p. 11. Het Hof van Cassatie bevestigt het administratief standpunt dat de verplaatsing tussen twee plaatsen van tewerkstelling, waarvan één gelegen is op de woonplaats van de belastingplichtige, als verplaatsing in het kader van woon­ werkverkeer beschouwd moet worden. 54 Antwerpen, 2 mei 2000, Fisk., 17 mei 2000, nr.754, p.3. Het hof legt de kilometertelling van het

woon­werk verkeer weerhouden door de fiscus op basis van een computerprogramma (“route planner”) naast zich neer omdat de fiscus de accuraatheid van het programma niet heeft bewezen.

55 L8Luik, 22 december 1993, Fisk., 24 februari 1994, nr. 460, p. 8. Het Hof stelt vooreerst dat het de belastingplichtige is die de werkelijkheid van de beroepskosten dient te bewijzen en dus ook of men al dan niet bepaalde verplaatsingen heeft gedaan. Het Hof gelooft in casu niet dat een koppel er dagelijks een rit van 40 minuten voor over heeft om ‘s middags thuis een lichte maaltijd te nemen, terwijl er in de onmiddellijke nabijheid van het werk talloze mogelijkheden voorhanden waren.

56 Gent, 20 december 2000, Fisc. Act., 17 januari 2001, nr. 3/9. Volgens het hof zijn de verplaatsingen over de middag naar huis van een belastingplichtige die een leidinggevende functie heeft, niet met een vast uurrooster werkt en avondonderwijs volgt, aftrekbaar als woon­werkverkeer.

57 Bergen, 17 december 1999, Fisk., 19 januari 2000, nr. 737, p. 10. Een werknemer begeeft zich tijdens de middagpauze naar huis wegens de gezondheidstoestand van zijn echtgenote. De kosten zijn niet aftrekbaar aangezien ze enkel gedaan werden om persoonlijke redenen.

58 Antwerpen, 4 februari 2003, Fisc. Act., 15 mei 2003, nr. 19, p. 3-4. Het hof heeft de aftrek van verplaatsingskosten van een piloot van de plaats van tewerkstelling naar huis om daar s middags een maaltijd te nuttigen wegens medische redenen verworpen. Dit ondanks het feit dat de piloot een attest van de korpsoverste had dat hij wel degelijk naar huis reed over de middag en bovendien een medisch attest kon voorleggen waaruit bleek dat hij dieetmaaltijden moest gebruiken

12

verschillende scholen) geldt in beginsel het stelsel van de werkelijk te bewijzen kosten (zie infra). Indien één van deze werkplaatsen ook uw woonplaats is (bvb. arts met praktijk thuis en in het ziekenhuis), is het niet eenduidig te bepalen of de verplaatsingen tussen de woonplaats en werkplaats behoren tot het woon­werkverkeer (zodat het forfait van EUR 0,15 per km van toepassing is) of tot het werk­werkverkeer (zodat de 75%­beperking van toepassing is). 59 , 60 , 61 , 62 , 63 , 64

Indien u samen met uw echtgenote naar het werk rijdt kan slechts één van beide het onbeperkte forfait van EUR 0,15 toepassen (Ci. RH 243/467.363, 1 februari 1995, Fisk., 15 februari 1995, nr. 506, p. 4). De andere echtgenoot behoudt natuurlijk zijn recht op het gewone forfait inzake beroepskosten (zie onder I.) of kan hij zich beroepen op de Circulaire van 8 april 2004 die in zo’n geval wel het beperkte forfait van EUR 0,15/km toelaat (zie onder punt C).

Wanneer u aan carpooling doet, kunnen de samenrijders in totaal soms meer dan EUR 0,15 per kilometer aftrekken 65 :

• de chauffeur mag altijd de EUR 0,15 per kilometer aftrekken. De eventuele bijdragen van de medereizigers in de kosten van het traject hoeven niet in mindering te worden gebracht van het forfait.

• de meerijder die occasioneel (bvb. af en toe de tankbeurt betalen) of regelmatig (bvb. EUR 0,05 per kilometer betalen) bepaalde kosten draagt, kan deze ook aftrekken als werkelijke beroepskosten (zie echter ook punt c). Dit zal uiteraard alleen maar effect hebben wanneer zijn

59 Rb. Brugge, 7 mei 2001, Fisc., 20 juni 2001, nr. 805. Een tandarts die thuis over een kabinet beschikt, heeft tevens een kabinet op een andere plaats van tewerkstelling. De Rechtbank oordeelde dat het forfait van EUR 0,15 per kilometer van toepassing is op de verplaatsingen tussen zijn hoofdverblijf (woonhuis) en de plaats waar het andere kabinet gelegen is.

60 Rb. Bergen, 27 maart 2002, Fisc., 17 april 2002, nr. 842. Een geneesheer heeft op het adres van zijn woonplaats een kabinet en tevens werkt hij op een andere vaste plaats van tewerkstelling. De rechtbank oordeelde hier dat de verplaatsingen vanuit het kabinet naar een andere vaste plaats van tewerkstelling behoren tot het werk­werkverkeer, zodat de 75% beperking van toepassing is (en niet de EUR 0,15 per kilometer).

61 Luik, 13 september 2001, Fisc., 20 februari 2002, nr. 834, p. 12. Een dokter heeft zowel thuis als in een ziekenhuis een praktijk. Het hof oordeelt ook hier dat de regel voor werk­werkverkeer (75%­ beperking) hier van toepassing is. 62 Luik, 11 mei 2001, Fisc., 20 februari 2002, nr. 834, p. 12. Het hof oordeelde over de beroepskosten in

het kader van het woon­werkverkeer van een belastingplichtige die een rusthuis uitbaat, maar het beheer en de administratie ervan thuis verricht. Aangezien de verplaatsingen tussen zijn woning en het rusthuis plaastvinden in het kader van een reeds begonnen beroepsactiviteit, zijn deze kosten te beschouwen als kosten van het werk­werkverkeer zodat de algemene regel van 75% geldt.

Dit arrest werd inmiddels verbroken door het Hof van Cassatie: Cassatie 21 november 2002, T.F.R. maart 2003, p. 222. Uit de economie van de wet volgt volgens het Hof van Cassatie dat zulke verplaatsingen niet kunnen worden beschouwd als werk­werkverkeer. Bijgevolg is niet de algemene regel van de 75% aftrekbaarheid van toepassing, maar dient het forfait van EUR 0,15 te worden toegepast. 63 Namen, 30 juni 2004, Fisc. Act., week 42, nr. 35, p. 1-2. Een dokter rijdt van zijn kabinet thuis naar het ziekenhuis, volgens het Hof van Cassatie is dit een woon-werkverplaatsing en is dus de aftrekbeperking van EUR 0,15/km van toepassing (zie voetnoot hierboven). De rechtbank van Namen is het daar niet mee eens en staat de aftrek van de werkelijke kosten toe. Zoals blijkt uit deze rechtspraak is hieromtrent nog geen overeenstemming bereikt. 64 Gent 25 april 2006, Fisc., 6 september 2006, nr. 1038, p. 11-12. Een tandarts heeft twee vaste plaatsen van tewerkstelling, één waar hij woont en één op een andere plaats. Voor de verplaatsingen van de ene plaats van tewerkstelling naar de andere brengt hij werkelijk bewezen kosten in aftrek (beperkt tot 75%). Dit is niet aanvaard door het Hof aangezien het forfait van EUR 0,15/km hier van toepassing is. 65 Parl. vraag nr. 27 van Leterme, 9 september 1999.

13

werkelijke beroepskosten hoger zijn dan het wettelijk forfait. Op basis van een parlementaire vraag (Vr. Nr. 499 Yves Leterme, 8 november 2000) heeft de minister het standpunt ingenomen dat de vergoeding die de carpooler aan de chauffeur betaalt, slechts voor 75% aftrekbaar is, vermits het gaat om autokosten.

Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat indien de vergoeding die de meerijder aan de chauffeur betaalt een dergelijke omvang zou aannemen dat men van bezoldigd personenvervoer kan spreken, die vergoeding een belastbaar inkomen voor de chauffeur uitmaakt. Waar de grens exact ligt en hoe die vergoeding dan belast zou worden laat de Minister van Financiën in het midden.

Gelieve te noteren dat het ook voor personen met een bedrijfswagen mogelijk is de afstand woon­ werkverkeer in aftrek te nemen als beroepskosten rekening houdend met het forfait van EUR 0,15 per kilometer. Het belastbaar voordeel voor de bedrijfswagen van een belastingplichtige die zijn beroepskosten met betrekking tot zijn woon/werkverkeer bewijst, dient dan echter wel berekend te worden op basis van het aantal kilometers die in aanmerking worden genomen voor de bepaling van de betreffende beroepskosten (absoluut minimum). In dit verband dient opgemerkt te worden dat het aftrekbaar bedrag per kilometer (EUR 0,15) steeds lager zal zijn dan het bedrag per afgelegde kilometer (hetgeen afhankelijk is van de fiscale paardenkracht van de wagen) dat in aanmerking wordt genomen om het belastbaar voordeel te berekenen. Met andere woorden, per extra kilometer woon­werkverkeer komt er meer belastbaar voordeel bij dan u kan aftrekken.

Wij verwijzen in dit opzicht ook naar de circulaire nr. Ci.RH.241/561.364 (AOIF 8/2004) van 5 februari 2004 in verband met het voordeel alle aard van de bedrijfswagen. Deze circulaire die van toepassing is vanaf 1 januari 2004 zorgt voor meer zekerheid wat de bepaling van het voordeel betreft. Het aantal in aanmerking te nemen kilometers wordt immers forfaitair vastgelegd op 5.000 of 7.500 kilometer.

Ook met deze circulaire blijft het nog steeds mogelijk om de afstand woon­werkverkeer in aftrek te brengen als beroepskost. Maar deze circulaire stelt wel uitdrukkelijk dat in deze situatie afgeweken wordt van de forfaitaire waardering van het aantal kilometers en dat het voordeel alle aard voor de bedrijfswagen moet bepaald worden rekening houdend met minimum (geen privé gebruik) het aantal kilometers dat gebruikt wordt om de beroepskosten te bepalen.

2. Andere beroepsverplaatsingen

Voor andere beroepsverplaatsingen die niet terugbetaald worden door uw werkgever/vennootschap (bezoek van potentiële klanten, avondlessen e.d.) geldt de volgende regeling:

• De brandstofkosten, de financieringskosten en de mobilofoonkosten met betrekking tot deze andere beroepsverplaatsingen zijn volledig aftrekbaar.

De gemiddelde brandstofprijs per liter voor aanslagjaar 2007 bedraagt:

­ diesel EUR 1,0790/l ­ LPG EUR 0,4891/l ­ super loodvrij 98 octaan EUR 1,3766/l ­ super loodvrij 95 octaan EUR 1,3535/l

Om het brandstofverbruik van een wagen te kennen, moet men er van uitgaan dat de normen die de autoconstructeurs opgeven steeds te maken hebben met een ideaal minimumverbruik. Het is echter noodzakelijk om de werkelijkheid te respecteren en na te gaan op welke manier er met de wagen wordt gereden (Gent, 13 mei 1996, Fisk., 28 augustus 1996, nr. 579, p. 9 en Brussel, 26 mei 2000, Fisk., 30 augustus 2000, nr. 765, p. 10).

14

Zoals u ziet mag u dus de financieringskosten en de mobilofoonkosten aftrekken bovenop het forfait van EUR 0,15 per km wat het woon­werkverkeer betreft en tevens voor 100% wat de andere beroepsverplaatsingen betreft.

• De andere autokosten zijn slechts voor 75% aftrekbaar. Tot deze andere kosten behoren onder andere de afschrijvingen op de aanschaffingsprijs, de belasting op de inverkeerstelling, de verzekeringspremies, het onderhoud en de herstellingen, parkingkosten 66 , tolgelden, schouwingskosten, carwash, bijdragen voor pechverhelping, taxikosten of de huur van een wagen tijdens de herstelling van uw eigen wagen, expertise­ en gerechtskosten, de huur van een garage.

Tot nu toe ging de Administratie er van uit dat herstellingskosten aan het voertuig nooit aftrekbaar waren indien het ongeval gebeurde in het kader van het privé­gebruik van de auto. De Administratie heeft nu echter haar standpunt gewijzigd, aangezien elke beschadiging aan de wagen ook gevolgen heeft op het beroepsgebruik er van. Voortaan zijn dus ook herstellingskosten naar aanleiding van een ongeval in het privé­leven aftrekbaar (75%) in verhouding tot het beroepsmatig gebruik van de auto.

Uit een parlementaire vraag enige tijd geleden bleek dat de beperking van 75% niet zou gelden voor autokosten in het buitenland (naar analogie met restaurantkosten in het buitenland die ook voor 100% aftrekbaar zijn ; V.&A., Kamer, 1995­96, nr. 22, p. 2400). Voorwaarde was echter wel dat u met bewijskrachtige gegevens kon aantonen dat de buitenlandse reis een duidelijk belang inhield voor uw beroep. Blijkbaar hielden veel controleurs geen rekening met deze ministeriële toegeving omdat de commentaar op het Wetboek Inkomstenbelasting niet in die zin aangepast was. De Minister van Financiën had verklaard dat hij zijn administratie verzocht had de problematiek met betrekking tot de verplaatsingskosten in het buitenland opnieuw te onderzoeken. De resultaten van dit onderzoek zouden dan in de vorm van een circulaire aan alle betrokken diensten worden meegedeeld (Vr. nr. 257 Hatry, 23 mei 1997, V.&A., Senaat, 1996­97, nr. 1­49, p. 2464). Een circulaire is het niet geworden. Wel een nieuwe parlementaire vraag (Vr. nr. 895 Hatry, 3 maart 1998, V.&A., Senaat, 1997­98, nr. 1­74, p. 3867) waarin de minister terugkomt op zijn vorige standpunt. Autokosten in verband met verplaatsingen in het buitenland blijken nu toch aan de 75% aftrekbeperking onderworpen te zijn, gelet op de uitdrukkelijke bewoordingen van de wet.

Een voorbeeld zal misschien duidelijk maken welke autokosten nu precies aftrekbaar zijn:

Gegevens: Woon­werkverkeer 20 000 km Andere beroepsverplaatsingen 7 500 km Privé­verplaatsingen 7 500 km TOTAAL AANTAL GEREDEN KM 35 000 km

Lening aankoop wagen EUR 6.000,00 Terugbetaling in 48 maanden; per maand: EUR 175,00 Aantal terugbetalingen in 2006 12 Mobilofoonkosten EUR 450,00 Afschrijving (*) EUR 3.750,00

66 Parlementaire vraag nr. 190 van 22 december 2003 aan de minister van Financiën. Gemeenten innen tegenwoordig geen geldboetes meer voor het niet-betalen van parkeergeld, maar vragen een parkeervergoeding per halve dag of dag. Volgens de minister zijn deze retributies aftrekbaar als ze vallen onder het begrip betalend parkeren en als ze verband houden met de beroepsverplaatsingen. De retributies zijn onderworpen aan een beperking tot 75% (beroepsverplaatsingen) of worden geacht begrepen te zijn in het forfaitaire bedrag van EUR 0,15 per afgelegde kilometer (woon-werkverkeer).

15

Andere autokosten EUR 3.750,00 Gemiddelde brandstofprijs/liter diesel EUR 1,0790/l Gemiddeld verbruik wagen (per 100 km) 7,2 liter

(*) Wat de afschrijving betreft, verwijzen we naar A. Afschrijvingen

Aftrekbare autokosten :

Woon­werkverkeer : 20 000 km x EUR 0,15 EUR 3.000,00

Mobilofoonkosten : EUR 450 x ((20 000 km + 7 500 km)/35 000 km) EUR 353,57

Financieringskosten : ((EUR 175 x 48) – EUR 6.000) x 12/48 x ((20 000 km + 7 500 km)/35 000 km) EUR 471,43

Brandstofkosten : 7 500 km x EUR 1,0790/l x 7,2 liter/100 km EUR 582,66

Afschrijving : EUR 3.750 x 7 500 km/35 000 km x 75% EUR 602,68

Andere autokosten : EUR 3.750 x 7 500 km/35 000 km x 75% EUR 602,68

TOTAAL EUR 5.613,02

C. Kosten woon­werkverkeer met ander transportmiddel

1. Algemeen

Indien men het woon­werktrajekt met een ander transportmiddel aflegt kon men tot voor kort enkel gebruik maken van de aftrek van de werkelijke kosten. Daar waar dit voor trein­, tram­ of busgebruikers geen probleem was, stelde zich vaak de vraag hoe men deze kosten kon vaststellen voor personen die te voet naar het werk gingen of ook voor fietsers.

Vanaf aanslagjaar 2002 werd in het kader van de hervorming van de personenbelasting een aanvulling gecreëerd op de regeling voor de forfaitaire kosten van het woon­werkverkeer voor de wagen. Deze regeling geldt voor zij die de verplaatsingen tussen de woonplaats en werkplaats ‘anders’ doen dan met een voertuig dat voor de reeds bestaande forfaitaire aftrek in aanmerking komt (vb. te voet, met de fiets, trein ...). De nieuwe regeling bestaat erin dat de werkelijke beroepskosten in het kader van het woon­werkverkeer forfaitair worden vastgesteld op EUR 0,15 per kilometer rekening houdende met een beperkte afstand van 100 kilometer enkele rit (voor inkomstenjaar 2006). De toepassing van het kostenforfait leidt dus maximaal tot EUR 30 per dag (EUR 0,15 x 200 km) 67 . Gelieve nog te noteren dat, in tegenstelling tot de regeling voor de wagen, deze nieuwe bepaling niet dwingend is zodat men nog steeds de werkelijk kost kan bewijzen mocht dit voordeliger zijn (vb. treinabonnement of afschrijving fiets).

2. Motorr ijders

67 Merk op dat de Minister van Financiën in een antwoord op een parlementaire vraag heeft gesteld dat dit forfait ook van toepassing is indien de werkelijke kosten van de verplaatsing in werkelijkheid lager zouden zijn (V. & A. Kamer, 2001-2002, nr. 50-134, p. 16.849.).

16

In tegenstelling tot autogebruikers moeten motorrijders geen beroep doen op een forfaitair bedrag voor hun kosten van woon­werkverkeer die ze hebben afgelegd met hun moto, maar mogen ze ook voor hun woon­werkverkeer gebruik maken van de werkelijke kostenaftrek. Bovendien geldt voor motorrijders niet de beperking van 75% die wel van toepassing is voor o.a. autobestuurders. Motorrijders moeten m.a.w. onderscheidt maken tussen kosten voor beroepsdoeleinden (zowel woon­werkverkeer als werk­ werkverkeer) en kosten voor privé­gebruik van hun moto. De kosten die betrekking hebben op hun woon­werk en werk­werkverkeer zijn voor 100% aftrekbaar als beroepskosten. Zoals hieronder verder verduidelijkt wordt zijn ook de kosten met betrekking tot specifieke motorrijderskledij aftrekbaar als beroepskosten.

In de circulaire van 9 juli 2004 schreef de administratie dat de kledijkosten van motorrijders (motorpak, handschoenen, laarzen, …) niet aftrekbaar (uitgezonderd helm) zijn als beroepskosten. Het gaat immers om kledijkosten (behoudens voor specifieke beroepskledij) waarvan de aftrek in de regel uitgesloten is (art. 53, 7° WIB). Inmiddels heeft de Minister van Financiën evenwel beslist dat dit standpunt wordt herzien (Ci.RH.241/559.092 van 22 oktober 2004). Wanneer men ervan uitgaat dat de specifieke motorrijderskledij – beschermend pak, helm, schoenen – relevant is voor de veiligheid van de drager ervan, heeft het veiligheidsaspect volgens de minister voorrang op het kledingaspect. De circulaire voegt daar evenwel aan toe, dat kledij die men strikt om comfortredenen draagt, zelfs in leder of om in de mode te zijn, geen aanleiding kan geven tot een aftrek van de beroepskosten.

Bovenstaand standpunt is door de belastingadministratie vastgelegd in een nieuwe circulaire van 23 november 2005 (Ci.RH.241/559.092). Beschermende motorkledij zoals helm, motorbroek, laarzen, onderhoudsproducten voor motor en motorkledij, enz. (voor een gedetailleerde lijst kan u volgende website van de Belgische fiscus raadplegen www.fisconet.fgov.be) zijn aftrekbaar indien volgende bijkomende voorwaarden zijn verdaan:

­ de beschermende motoruitrusting is in een motorspeciaalzaak aangekocht ­ het betreft specifieke en beschermende motoruitrusting (de eigenlijke bovenkledij) of thermische onderkledij (T­shirts, pulls, kousen, … zijn uitgesloten) ­ er is een factuur uitgereikt ­ op de factuur is het merk, het model én een omschrijving van de aangekochte motoruitrusting vermeld.

Bovendien werd er in deze nieuwe circulaire meer duidelijkheid gecreëerd omtrent de afschrijvingstermijn (degressief afschrijven is toegelaten) van een motor en bijhorende veiligheidsuitrusting. De afschrijvingsperiode is uiteraard afhankelijk van duurzaamheid van de motor en de gebruiksintensiteit. Over het algemeen mag echter worden aangenomen dat een afschrijvingsperiode van 5 jaar voor een motor en 3 jaar voor veiligheidsuitrusting redelijk is.

Gelieve te noteren dat een motorrijder overeenkomsitg de bepalingen van artikel 66bis, WIB 92 ook beroep kan doen op een forfaitiare aftrek van EUR 0,15 per afgelegde kilometer voor het traject woon­ werk. Het in aanmerking genomen aantal kilometers voor een enkele rit woon­werk mag voor inkomstenjaar 2006 niet meer bedragen dan 100 km (zie punt C.1 hierboven). Uiteraard is dit forfaire bedrag van EUR 0,15 per afgelegde kilometer inclusief eventuele kosten voor beschermende motoruitrusting.

D. Studie­ en documentatiekosten

Het L9inschr ijvingsgeld, examengeld, handboeken en syllabi voor cursussen en lessen, zijn als beroepskost aftrekbaar voor zover ze in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende beroepswerkzaamheid. De kosten van studies die toegang verlenen tot een nieuw beroep zijn niet

17

aftrekbaar 68 , 69 , 70 , 71 , 72 De rechtspraak interpreteert het rechtstreeks verband met de uitgeoefende beroepswerkzaamheid in ruime zin 73 , 74 , 75 , 76 , 77 , 78 , 79 , 80 , 81 , 82 , 83 , 84 , 85 , 86 .

68 L9 Luik, 13 februari 1998, Fisk., 20 mei 1998, nr. 662, p. 9­10. Een pas afgestudeerd dokter/algemene geneeskunde wordt aangeworven als aspirant­specialist neuroloog en wil haar collegegeld als beroepskosten aftrekken. Dit wordt door de Administratie en het Hof geweigerd omdat de voortgezette opleiding bedoeld is om toegang te krijgen tot het specifieke beroep van neuroloog, dat duidelijk onderscheiden is van dat van dokter/algemene geneeskunde.

69 Gent, 4 juni 1998, Fisc. Act., 11 augustus 1998, nr. 26, p. 26/6. Een universiteitsassistent daarentegen die kosten maakt voor zijn proefschrift, kan deze kosten wel aftrekken omdat het proefschrift een onontbeerlijke voorwaarde is om de academische carrière, die begint als assistent, te kunnen voortzetten. Zelfs de kosten van het drukwerk en van de receptie of het diner (bij de voorstelling van het proefschrift) zijn aftrekbaar.

70 Brussel, 22 februari 2000, Fisk., 7 maart 2001, nr.790, p.10. Het hof weigert de aftrek van de kosten van rechtenstudies aan een ambtenaar van het ministerie van financiën omdat deze studies geen verband houden met de belastbare inkomsten van de betrokkenen. Een ventilator en wegenatlas zijn wel aftrekbaar.

71 Contra Gent, 22 januari 2002, Fisc. Act., 3 april 2002, nr. 14/9. De onkosten met betrekking tot een cursus in Amerika in de domeinen van het internationaal recht en de rechten van intellectuele eigendom die een belastingplichtige maakt, zijn volgens het hof aftrekbaar als beroepskost aangezien de studies een bijna dwingende vereiste waren om aan de slag te kunnen gaan bij het advocatenkantoor waar hij dadelijk na de cursus ging werken.

72 Gent, 8 mei 2003, Fiscale Koerier, 10 oktober 2003, nr. 15, p. 564-566. De belastingplichtige kon niet aantonen dat hij, alhoewel hij houder was van een brevet van vrachtpiloot, voorafgaand aan zijn opleiding ooit het beroep van piloot had uitgeoefend. Het volgen van een opleiding tot lijnpiloot was een persoonlijke beslissing van de belastingplichtige. Het feit dat hij werd aangeworven met een anciënniteit van één jaar bewijst volgens de rechtbank nog niet dat de belastingplichtige tevoren beroepshalve piloot was geweest. 73 Antwerpen, 30 mei 1994, Fisk., 29 september 1994, nr. 487, p. 5. Een gemeenteambtenaar volgt een

opleiding Bestuurswetenschappen en een opleiding MBA waardoor hij uiteindelijk promoveert tot ontvanger bij het OCMW. Daar waar de fiscus in eerste instantie de aftrekbaarheid verwerpt op basis van de redenering dat die opleidingen niet nodig waren voor de uitoefening van zijn oorspronkelijke functies, stelt het Hof dat de kosten van bijscholing niet gezien moeten worden in het enge kader van een bepaald stadium, maar in de ruimere zin van de sector waarin iemand werkzaam is.

74 Brussel, 3 oktober 1997, F.J.F., 98/163 en Brussel, 10 april 1998, Fisc. Act., 12 mei 1998, nr. 19, p. 19/4. De kosten die gemaakt worden om cursussen te volgen om te kunnen doorgroeien in dienst van de vennootschap of van de multinationale groep, zijn te beschouwen als aftrekbare beroepskosten.

75 Brussel, 15 januari 1998, Fisk., 4 maart 1998, nr. 651, p. 9. Een violiste mag de onderhoudskosten van haar muziekinstrument, de aankoopkosten van muziekpartituren en ­tijdschriften, alsook de kosten van muzieklessen als beroepskost aftrekken omdat deze rechtstreeks verband houden met de uitoefening van het beroep. Ook de kosten van deelname aan internationale wedstrijden zijn voor haar aftrekbare beroepskosten aangezien dergelijke deelname onlosmakelijk verbonden is met de uitgeoefende beroepswerkzaamheid. Het is bovendien onmisbaar met het oog op het opdoen van ervaring.

76 Luik, 11 oktober 2000, Fisk., 26 maart 2003, nr. 884, p. 10. Een orthopedisch chirurg volgt een cursus voor het behalen van het diploma van licentiaat in de medische expertise. Volgens het Hof van Beroep te Luik laat dit de belastingplichtige toe zijn beroep op betere wijze uit te oefenen en zijn de kosten dus aftrekbaar.

77 Brussel, 24 januari 2001, Fisc. Act., 28 maart 2001, nr. 13/10. Een kinesist die een bijkomende opleiding osteopathie volgt, mag de kosten van deze opleiding in aftrek nemen als beroepskost, aangezien deze opleiding complementair is met deze van kinesitherapie.

78 Contra Brussel, 13 januari 2001, Fisc. Act., 28 maart 2001, p. 13/9. Een ingenieur gaat in Amerika een MBA­opleiding volgen met de garantie van zijn werkgever dat hij nadien tewerkgesteld blijft. Het

18

hof verwerpt de aftrek van de kosten van de opleiding, aangezien er geen band tussen de kosten en de beroepsinkomsten bestaat.

79 Gent 18 december 2001, Fisk., 20 februari 2002, nr. 834, p.12. Volgens het Hof van Beroep te Gent behoort de bijscholing gedurende de werkelijke tewerkstelling tot de taak van een universitair stagiair. Bijgevolg zijn de kosten gemaakt voor een MBA opleiding aftrekbare beroepskosten in de zin van artikel 49 WIB92. De omstandigheid dat de belastingplichtige gedurende deze studies geen inkomsten heeft genoten doet daaraan geen afbreuk, nu de studieperiode in dienstverband werd uitgevoerd en aldus in feite moet beschouwd worden als een beroepswerkzaamheid die erin bestaat de nodige kennis op te doen om in de toekomst beter te kunnen functioneren. In dezelfde zin: Gent, 22 januari 2002, Fisk., 13 maart 2002, nr. 837, p. 10 en Gent, 3 juni 2003, Fisc., 1 oktober 2003, nr. 906, p. 10. Wanneer een advocaat stagiair bij de aanvang van zijn loopbaan, op aansporing van het kantoor waarbij hij zich aansluit, in de Verenigde Staten een LLM-diploma behaalt, dan kunnen de kosten daarvan als beroepskosten worden ingebracht.

80 Brussel 8 november 2001, Fisc. Koer., 28 februari 2002, p. 204. Aangezien er een duidelijk verband bestaat tussen een opleiding inzake boekhouding, revisoraat en fiscaliteit kan niet worden aanvaard dat de Administratie een rechtstreeks verband vereist tussen de inhoud van de gevolgde opleiding en de beroepstaken van de belastingplichtige tijdens de studieperiode. Het verband tussen de opleiding en de beroepsactiviteit mag ook in een ruimere context worden beoordeeld. Er mag rekening gehouden worden met de vereisten van permanente vorming en met het feit dat bijkomende studies een belastingplichtige kunnen toelaten naar andere functies door te stromen. Bijgevolg zijn de kosten van de studie toegepaste economische wetenschappen gemaakt door een boekhouder te beschouwen als beroepskosten.

81 Contra Luik, 16 januari 2002, Fisc. Act., 3 april 2002, nr. 14/9. De kosten van een universitaire opleiding die geen noodzakelijk verband vertoont met het beroep, zijn niet aftrekbaar als beroepskost, zelfs al zijn er verbanden tussen enkele vakken van de opleiding en de beroepsbetrekking.

82 Brussel, 21 juni 2002, F.J.F., 2003/42. De vormingskosten van een kandidaat-chirurg en kandidaat- gynaecoloog zijn verbonden aan de beroepsmatige activiteit. Om deze functie te behouden is de vorming immers verplicht en zijn de kosten alzo aftrekbaar als beroepskosten. 83 Bergen, 3 september 2004, Fisc., 13 oktober 2004, nr. 953, p. 9. De kosten die een boekhouder en een vastgoedmakelaar maken voor het volgen van een licentie in de toegepaste economische wetenschappen zijn aftrekbaar als beroepskosten vermits blijkt dat een dergelijke licentie, als gevolg van de inwerkingtreding van nieuwe beroepsreglementering, één van de diploma s is die toegang geeft tot de actueel uitgeoefende beroepen van boekhouder en vastgoedmakelaar. 84 Rechtbank te Brussel, 6 januari 2006, Fisc., 25 oktober 2006, nr. 1045, p. 15-16. Een belastingplichtige werkzaam op de boekhoudafdeling van het Ministerie van het Brussels Gewest brengt de kosten van een graduaatopleiding boekhouding en van een speciale kandidatuur in de economische wetenschappen in aftrek. Hoewel deze opleidingen niet verplicht werden door zijn werkgever, werd de aftrek toch aanvaard vermits deze opleidingen zijn administraie ten goede komen en de belastingplichtige immers toe laten sneller en efficiënter de verschillende rangen binnen de administratie te kunnen doorlopen. 85 Rechtbank te Brussel, 10 februari 2006, Fisc., 18 oktober 2006, nr. 1044, p. 10. Een luchtverkeersleider volgt een opleiding tot piloot en brengt de gemaakte kosten in aftrek. Deze aftrek is aanvaard ondermeer omdat de (vrijblijvende) richtlijnen van de beroepsvereniging van luchtverkeersleiders wijzen op het belang van een eigen vliegervaring. Bovendien heeft zijn werkgever de opleiding goedgekeurd en deels terugbetaald. Het feit dat de belastingplichtige het rendement van de opleiding heeft geoptimaliseerd door nadien een zelfstandig bijberoep als piloot te beginnen, doet hieraan geen afbreuk. 86 Rehctbank te Hasselt 29 november 2006, Fisc., 4 april 2007, nr. 1065, p. 11. Een notaris-klerk wil de kosten van een post-graduaat bedrijfskunde in aftrek nemen als beroepskost. Hij verantwoordt deze aftrek door erop te wijzen dat hij veel contacten heeft met cliënten uit het bedrijfsleven en veel meewerkt aan vennootschapsakten. De Rechtbank oordeelt echter dat deze opleiding uitgesproken economisch is terwijl het werk als notaris-klerk een juridische inhoud heeft en staat de aftrek derhalve niet toe.

19

De kosten moeten volgens de Administratie bovendien nodig zijn voor de uitoefening van uw beroep. Het stellen van deze noodzakelijkheidsvoorwaarde door de Administratie wordt door de rechtspraak niet steeds aanvaard 87 , 88 .

De studiekosten die op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen en buitenlandse studiereizen die eigenlijk verborgen vakantietrips zijn, zijn niet aftrekbaar 89 .

Wat L10documentatiekosten betreft zijn de rechtbanken blijkbaar iets restrictiever in hun interpretatie met betrekking tot de noodzakelijkheidsvereiste 90 , 91 . Dat het bedrijf waar men werkt, op dezelfde bladen geabonneerd is, speelt geen rol. Het is voldoende dat er een noodzakelijk verband met het beroep bestaat (Antwerpen, 3 december 1996, Fisc. Act., 1997, nr. 39, p. 39/3).

E. L11Bureaukosten

Wanneer u een gedeelte van het onroerend goed dat u bewoont voor uw beroep gebruikt (bvb. een leraar die thuis taken moet verbeteren), mag u een bepaald percentage van de hieraan verbonden kosten

87 Luik, 26 oktober 1988, A.F.T., 1990, p. 51 en Antwerpen, 30 april 1984, F.J.F., nr. 85/6. In beide gevallen oordeelde de rechter dat het volstaat dat de gevolgde studie of opleiding de belastingplichtige in staat stelt zijn beroep met een nog grotere bekwaamheid uit te oefenen.

88 Luik, 27 april 1994, F.J.F., nr. 95/152. Een psycholoog die verbonden is met de directie van een medisch pedagogisch instituut en zich bezighoudt met het personeelsbeheer, mag de kosten voor het volgen van lessen voor het behalen van een diploma van licentiaat in de arbeidswetenschappen aftrekken.

89 Er weze opgemerkt dat er in verband met de fiscale behandeling van uitgaven voor cursussen, stages, seminaries en wetenschappelijke congressen sinds 19 februari 2002 een circulaire bestaat die de aftrek van dergelijke kosten behandelt (Circulaire nr. Ci.RH.243/547.416). Deze circulaire verplicht vooreerst de betrokken ambtenaren om dergelijke ingebrachte kosten aan een nauwgezet onderzoek te onderwerpen. Daarnaast wordt er nogmaals benadrukt dat dergelijke kosten niet als beroepskosten kunnen worden afgetrokken in de mate dat zij: 1) niet gedaan zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden; 2) op onredelijke wijze de beroepskosten overtreffen. Hoe deze begrippen echter dienen ingevuld te worden laat de circulaire in het midden. Wel is er een lijst opgenomen van kosten die inzonderheid integraal uit de aftrekbare beroepskosten moeten worden geweerd. Het gaat namelijk over: ­ alle kosten die betrekking hebben op de reis en verblijf van de echtgenoot van de

belastingplichtige; ­ alle kosten die verband houden met ontspanning, toeristische en gastronomische

gebeurtenissen die met de vormende activiteiten worden gecombineerd; ­ alle buitensporige reis- en verblijfskosten en overdadige hotel- en restaurantkosten van de

belastingplichtige. 90 L10Brussel, 3 oktober 1997, Fisk., 29 oktober 1997, nr. 635, p. 10 en F.J.F., 97/251. Een advocaat

die een abonnement op de krant “De Standaard” neemt, kan dit niet als beroepskost aftrekken aangezien het moeilijk volgehouden kan worden dat het lezen van een krant noodzakelijk is voor de uitoefening van het beroep van advocaat. De gespecialiseerde rubrieken die zich in deze krant bevinden en die gewijd zijn aan juridische en fiscale zaken, richten zich immers tot een ruimer publiek en zijn in essentie vulgariserend.

91 Antwerpen, 30 september 1997, Fisc. Act., 1997, nr. 39, p. 39/3. Een abonnement van een directeur van een firma in auto­onderdelen op De Tijd en Trends is niet als beroepskost aftrekbaar aangezien deze uitgaven een louter privé­karakter hebben en geen hechte band vertonen met de uitgeoefende beroepswerkzaamheid. Een boekhouder of een fiscalist daarentegen kan een abonnement op De Tijd of Trends wel als beroepskost aftrekken aangezien het immers nodig is voor de uitoefening van zijn beroep dat hij de beursberichten volgt.

20

aftrekken als beroepskost, namelijk in de verhouding van de ruimte die voor beroepsdoeleinden gebruikt wordt 92 , 93 , 94 , 95 , 96 tot de totale ruimte (meestal gebaseerd op de oppervlakte).

Zijn onder andere in deze verhouding als beroepskost aftrekbaar: de huurprijs (in geval de belastingplichtige het onroerend goed huurt), de onroerende voorheffing, de afschrijvingen 97 op de aanschaffingsprijs van de woning, verzekeringspremies, gas, water, elektriciteit, verwarming, interesten van leningen 98 , 99 , 100 . In een parlementaire vraag (Vr. nr. 982 Hatry, 27 maart 1998, V.&A., Senaat,

92 L11Luik, 28 mei 1997, J.D.F., 1997, p. 356, Luik, 4 juni 1997, F.J.F., 97/278 en Brussel, 20 maart 1998, Fisc. Act., 14 april 1998, nr. 15, p. 15/2. Men moet niet enkel rekening houden met de oppervlakte van de kamers die voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid gebruikt worden. Ook bepaalde ruimten die voor gemengd gebruik aangewend worden (inkomhal, traphal) en zonder dewelke de kamers die voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid gebruikt worden onbereikbaar zouden zijn, komen ook (gedeeltelijk) als beroepskost in aanmerking.

93 Brussel, 24 april 1994, Fisk., 1 juli 1998, nr. 668, p. 10. Vervanging van het raamwerk en het rolluik van de bureau­kamer past in de herstelling van het gebouw en niet louter in de inrichting van het bureau. De aftrek van de betreffende kosten wordt beperkt in verhouding van de oppervlakte van de bureau­kamer tot de oppervlakte van het ganse gebouw.

94 Luik, 5 februari 1997, Ced. Samson, 9755128 en Luik, 11 december 1997, Ced. Samson, 9155768. Een privé­leraar die regelmatig thuis studenten ontvangt, kan de kosten van gemeenschappelijke delen in rekening brengen. Het is bovendien niet noodzakelijk dat de bureauruimte volledig afgescheiden is. Ook een deel van de woonkamer kan als beroepskost worden afgetrokken indien een deel van deze ruimte gebruikt wordt voor de uitoefening van beroepswerkzaamheden.

95 Gent, 22 oktober 1998, F.J.F., 99/4. Wanneer een geregistreerde huurovereenkomst bepaalt dat de helft van de huurprijs betrekking heeft op de beroepsactiviteit van de huurder en wanneer uit een onderzoek ter plaatse blijkt dat slechts een derde van het gebouw voor professionele doeleinden gebruikt wordt, dan is de Administratie niet gebonden door de verdeelsleutel zoals voorzien in de huurovereenkomst.

96 Gent, 21 januari 2004, Fisc., 10 maart 2004, nr. 927, p. 9­10. De bewering van de administratie dat een legerofficier nooit thuis dient te werken, komt de Rechtbank van Eerste aanleg te Gent als niet ernstig over. Uit een attest van de korpsoverste van de officier blijkt duidelijk dat thuiswerk vaak onontbeerlijk is voor de job die hij als kaderlid uitoefent (cf. lezen van orders en inlichtingen, het voorbereiden van nota’s, het opmaken van allerhande dossiers, enz.). De kosten van een bureau thuis zijn dus wel aftrekbaar. 97 Brussel, 22 december 2004, Fisc., 4 februari 2004, nr. 922 p. 1-2. Een vertegenwoordiger, eigenaar van zijn wonnig, wil de kosten van een bureau fiscaal als beroepskosten in aftrek brengen. In plaats van een proportionele afschrijving van de aanschaffingswaarde van het gebouw in aanmerking te nemen, berekent hij de beroepskost op basis van de huurwaarde van de woning. Deze aftrek werd eerst verworpen door de administratie , vervolgens toegestaan door het Hof van Beroep te Brussel en tenslotte verworpen door het Hof van Cassatie. 98 Gent, 20 december 2000, Fisc. Act., 17 januari 2001, nr. 3/9. Een belastingplichtige wiens woning

door de Administratie geacht wordt voor 38% beroepsmatig te worden gebruikt en voor 62% voor privédoeleinden, heeft in verhouding meer intrest afgetrokken dan het percentage beroepsgebruik. Het hof oordeelde dat als aangetoond kan worden dat een groter deel van het geleende bedrag betrekking heeft op het beroepsgedeelte van de woning, dat de intresten op dat ontleende bedrag als beroepskosten in aftrek mogen worden gebracht. Een akkoordbrief van de kredietinstelling werd in dit geval voorgelegd.

99 Eenzelfde positie werd later ook ingenomen door de minister van Financiën op een parlementaire vraag (Parl. Vr., nr 1346, 14 juni 2001, Thissen)

100 Gent, 26 juni 2002, Fisk., 18 september 2002, nr. 860, p. 9. Met betrekking tot de aftrekbaarheid van intresten op een lening die werd aangegaan om een onroerend goed te kopen of te bouwen, waarbij dat onroerend goed gedeeltelijk voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid wordt gebruikt (zgn. gemengde gebouwen), bevestigt het Hof nogmaals dat de lening geacht wordt bij voorrang te zijn aangegaan voor de kosten te financieren van de verbouwingen met betrekking tot het

21

1997­1998, nr. 1­76, p. 3988) heeft de minister geantwoord dat ook lokale belastingen waarvan de aftrek niet uitdrukkelijk door een wettelijke bepaling is uitgesloten (bvb. huisvuilbelasting), als beroepskost aftrekbaar zijn op voorwaarde en in de mate dat ze betrekking hebben op de uitgeoefende beroepswerkzaamheid. Het louter feit dat die belasting altijd verschuldigd zou zijn, ook door een particulier, kan de aftrek niet verhinderen. Het spreekt vanzelf dat belastingen die een louter privé­ karakter hebben geen aftrekbare beroepskosten zijn.

Let op : wanneer u een deel van de huur als beroepskost aftrekt, dan zal de verhuurder niet langer belast worden op basis van het KI, maar op basis van de werkelijke huurprijs 101 .

Let op : wanneer men een gedeelte van de onroerende voorheffing als beroepskost aftrekt, dan mag niet het volledige KI als KI eigen woning worden opgegeven in de aangifte. In vak 1105 of 2105 dient men het KI op te geven met betrekking tot het gedeelte van het huis dat voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt. In vak 1100 of 2100 vult men vervolgens het gedeelte in dat niet voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt.

Het is niet noodzakelijk dat uw werkgever van u verwacht of eist dat u thuis over een bureel beschikt (Antwerpen, 11 december 1995, Fisk., 17 januari 1996, nr. 550, p. 10). Het is bovendien ook niet aan de Administratie om een opportuniteitsonderzoek uit te voeren 102 , 103 .

Met betrekking tot de afschrijvingen, verwijzen we naar A. Afschrijvingen

beroepsgedeelte van de woning. Bijgevolg dienen de intresten niet te worden gesplitst over privé- kosten en beroepskosten. Noteer wel dat in casu het ging om een belangrijke meeruitgaven aan verbouwingswerken ten gevolge van het beroepsgebruik van de woning. (In dezelfde zin: Rechtbank van eerste aanleg te Luik van 21 november 2002, Fisk.,18 september 2002, nr. 877, p. 11.) Ook interessant om weten is dat de Administratie inmiddels aanvaardt dat, wanneer een belastingplichtige niet kan bewijzen dat zijn lening effectief bestemd was om het beroepsmatig gedeelte van zijn woning te financieren, de lening geacht mag worden bij voorrang te hebben gediend voor de aankoop van de beroepsmatige investeringen (zie Fisk., 21 augustus 2002, nr 856, p.11).

101 Leuven, 7 oktober 2003, De Fiscale Koerier 2004, p. 467-469. De huurster van een studio in de nabijheid van haar werkplaats brengt de betaalde huurgelden in aftrek als beroepskost. De eigenaar van de studio werd als gevolg aanvullend belast (taxatie op basis van de reële huurinkomsten i.p.v. forfaitaire taxatie op basis van het kadastraal inkomen). De eigenaar is van oordeel dat de huurster hem moet vergoeden voor deze bijkomende belasting omdat de eigenaar duidelijk in het huurcontract heeft opgenomen dat de studio enkel voor privé-doeleinden mag gebruikt worden. De vrederechter oordeelt dat de verhuurder mag verwachten dat de huurder de huurovereenkomst royaal uitvoert en veroordeelt de huurster tot betaling van het fiscale excedent dat voortvloeit uit de belasting van de reële huurinkomsten. 102 Brussel, 8 december 1995, Fisk., 21 februari 1996, nr. 555, p. 9. Een stewardess heeft thuis een

bureautje ingericht en wil de kosten daarvan als beroepskost in aftrek brengen. De Administratie weigert de aftrek omdat een stewardess geen bureau nodig zou hebben en dat zij het administratief werk evengoed tijdens haar vluchten zou kunnen doen. Het Hof verwerpt deze stelling, temeer daar de controleur zelf heeft vastgesteld dat er inderdaad een bureau thuis aanwezig was. Deze vaststellingen kunnen niet zomaar door de Administratie naast zich neergelegd worden.

103 Brussel, 9 september 1994, F.J.F., 95/5. Het is niet aan de administratie om te oordelen over de manier waarop een belastingplichtige zijn werk organiseert. Indien een belastingplichtige buiten de normale kantooruren over kantoorruimten van zijn werkgever kan beschikken, en een bureau thuis dus enkel zou dienen voor zijn persoonlijk gemak, dan doet dit geen afbreuk aan het aftrekbaar karakter van de kosten die betrekking hebben het gedeelte van de woning dat hij als bureau gebruikt. Alle kosten die een belastingplichtige niet zou maken indien hij geen belastbare beroepsactiviteit zou hebben, zijn beroepskosten.

22

Naast de hierboven reeds vermelde kosten zijn natuurlijk ook alle kosten in verband met de uitrusting en de werking van het bureau aftrekbaar. Men denke daarbij aan kosten van telefoon 104 , telefax, papier, schrijfmateriaal, postzegels, enz. Investeringen zoals meubilair en L12computers 105106 dienen afgeschreven te worden.

F. Tweede woning dichter bij het werk

Wanneer u een L13tweede woning huurt dichter bij uw werk dan is het perfect verdedigbaar om deze uitgaven als beroepskost af te trekken. Bovendien zou men dan ook de wekelijkse verplaatsingen tussen de wettelijke woonplaats en de tweede verblijfplaats alsook de eventuele verhuiskosten kunnen aftrekken.

Om de kosten van het tweede verblijf in aftrek te nemen als beroepskosten is het noodzakelijk dat de belastingplichtige zijn hoofdverblijfplaats blijft behouden in zijn oorspronkelijke woonplaats. Het centrum van zijn familiaal en sociaal leven moet nog steeds daar gesitueerd zijn 107 , 108 , 109 .

104 Brussel, 17 september 1998, Fisc. Act., 16 februari 1999, nr. 7, p. 7/11. Ook al verplicht de werkgever de werknemer niet om thuis een telefoon te hebben, dan betekent dit nog niet dat de kosten niet aftrekbaar zouden zijn als beroepskost. De functie van kantoordirecteur van een bankagentschap vereist immers ook buiten de kantooruren een zekere beschikbaarheid.

105 L12Luik, 5 februari 1997, Ced. Samson, 9755128 en Antwerpen, 3 december 1996, Ced. Samson, 96511474. Deze twee arresten bevestigen dat computers die voor de uitoefening van het beroep gebruikt worden onder de gewone aftrekregels van kantoorkosten vallen.

106 Rb. Bergen, 26 mei 2005, Fisc.,12 oktober 2005, nr. 998, p 9. Een belastingplichtige is in dienstverband werkzaam als informaticus. Informaticamateriaal dat hij ten persoonlijke titel heeft aangekocht en bij hem thuis gebruikt is volgens de rechtbank aftrekbaar als beroepskosten. Zijn functie als informaticus vereist immers een permanente aanpassing aan de evolutie van nieuwe technologieën. Die aanpassing is volgens de rechtbank niet uitsluitend mogelijk binnen het kader van de werkzaamheden voor de werkgever. 107 Gent, 26 juni 2003, Fisc. 3 septemer 2003, nr. 902, p. 10. Een belastingplichtige woont bij zijn ouders in Lebbeke en werkt als ambtenaar te Hasselt alwaar hij een appartement huurt. Hij wil de huurkosten als beroepskost in aftrek brengen. Het appartement kan volgens de Rechtbank als een volwaardig hoofdverblijf worden aangemerkt (bestaat uit een living, inbouwkeuken, slaapkamer, WC, berging, ). Voorts is de belastingplichtige vast benoemd in Hasselt en heeft hij geen overplaatsing gevraagd, zodat zijn verblijf niet als tijdelijk kan beschouwd worden. Op grond van deze elementen, en bij gebrek aan tegenbewijs vanwege de belastingplichtige dat het centrum van zijn familiaal en sociaal leven nog steeds bij zijn ouders is, moet volgens de Rechtbank aangenomen worden dat zijn hoofdverblijf feitelijk te Hasselt is gevestigd. 108 Antwerpen, 21 januari 2003, Fisc. Act., 8 mei 2003, nr. 18, p. 9. Als een belastingplichtige reeds meer dan 10 jaar in Gent woont en daar vast benoemd is in zijn leeropdracht, kan men moeilijk volhouden dat zijn verblijfplaats in Gent een tijdelijk karakter heeft. Het hof oordeelde ook dat de verblijfsgelegenheid in Gent niet meer van bijkomstige aard is maar integendeel een standvastig en bestendig karakter heeft verworven. 109 Bergen, 17 februari 2004, Fisc. Act., week 14 2004, nr. 13; p. 7-9. Een man werkt bij een bank in Brussel en woonde in Komen. Zijn taak was het behandelen van de post, die om 10 u. verdeeld moest zijn. Naar eigen zeggen moest hij om 7 uur ter plaatse zijn om dat werk tegen 10 u. af te kunnen krijgen. De rechtbank verwierp de aftrek en verwees onder andere naar de glijdende uurroosters van de bank zodat hij zich perfect kon aanpassen aan de uren van het openbaar vervoer. Het appartement had daarenboven een garage, ingerichte keuken, aparte vestiare en toilet en een slaapkamer. Ten slotte werkte de belastingplichtige al meer dan 15 jaar voor de aankoop van zijn appartement in Brussel. Hij had al die tijd al een tweede verblijf gehad in Brussel, in de vorm van een flatje dat hij huurde, maar hij had de huurkost nooit afgetrokken. Het feit dat hij eind in de dertig was en zijn hoofdverblijfplaats nog bij zijn ouders had, vond de rechtbank eveneens ongeloofwaardig.

23

De Administratie is echter niet gauw geneigd om deze uitgave als beroepskost te aanvaarden. Ook enkele rechtbanken hebben in het verleden gevonnist dat het huren van een tweede woning een uitgave van persoonlijke aard is en daarom niet aftrekbaar als beroepskost (Gent, 22 juni 1995, F.J.F., 95/204; Brussel, 8 juni 1995, F.J.F., 95/227 en Bergen, 15 maart 1996, Fisk., 24 april 1996, nr. 564, p. 20).

In sommige gevallen is het daarentegen perfect verdedigbaar dat het wel degelijk om een beroepskost gaat en werd het zo ook door de rechtbank aanvaard: namelijk wanneer u kan bewijzen • dat u op die wijze een moeilijke of lange pendel vermijdt 110 , 111 , 112 , 113 , 114 , 115 , 116 , 117 , 118

110 L13Antwerpen, 26 maart 1996, Fisk., 14 augustus 1996, nr. 577, p. 2 en F.J.F., 96/116. Een koppel woont in Oostende en de betrokkenen geven allebei les in een school in Berchem. Ze huren een appartement in Borgerhout om aldus een lange pendel te vermijden. De aftrek wordt door het Hof aanvaard.

111 Antwerpen, 30 april 1996, Fisk., 4 september 1996, nr. 580, p; 9. Een assistente aan de KUL trekt de uitgaven voor de huur van haar studio in Leuven af. Het Hof aanvaardt de aftrek van de huur van een studio tegen een redelijke prijs wegens de grote afstand tussen de woonplaats (Hamont­Limburg) en de werkplaats (Leuven en Mechelen) en wegens het gebrek aan gepast openbaar vervoer.

112 Antwerpen, 19 april 1993, F.J.F., 94/160. De afstand tussen de woon­ en werkplaats van de belastingplichtige bedraagt 120 km. Hij dient nochtans dagelijks op zijn werk aanwezig te zijn, en moet bovendien in hoofde van zijn kaderfunctie onregelmatige werkuren presteren. Aangezien de huur van het tweede verblijf werd ingegeven om een dagelijkse verre en kostelijke verplaatsing te vermijden wordt de aftrek van de huur aanvaard.

113 Gent, 12 december 2000, Fisk., 14 februari 2001, nr. 787, p. 10­11. Een belastingplichtige woont in Brugge bij haar ouders en werkt in Brussel. Zij huurt een kleine studio in Brussel. Alhoewel het Hof vaststelt dat de afstand met openbaar vervoer of met eigen wagen zou kunnen afgelegd worden, is dit een zware last. Gelet op het feit dat het een bescheiden studio betreft en de kosten niet onredelijk zijn in verhouding tot de last van de dagelijkse verplaatsing wordt de aftrek aanvaard.

114 Gent, 16 oktober 2001, Fisc., 12 december 2001, nr. 826. Een ongehuwde belastingplichtige die kan bewijzen dat zij in Wevelgem haar daadwerkelijke woonplaats heeft, huurt in Brussel een studio om dagelijks een autorit van 5 uur uit te sparen. Aangezien de huurprijs van de studio redelijk is en deze nodig is om haar arbeidstaak naar behoren te vervullen, heeft het hof de aftrek van de huur als beroepskost aanvaardt.

115 Rb. Antwerpen, 17 april 2002, Fisk., 19 juni 2002, nr. 851, p.3. Voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen kwam het geval ter sprake van een beroepsofficier die zijn vaste woonplaats heeft te Malle in de provincie Antwerpen. In een periode van zes jaar was hij voor de uitoefening van zijn beroep op zes verschillende plaatsen gestationeerd. Wegens de sterk wisselende tewerkstelling schafte hij zich een mobilhome aan, waarin hij in de loop van de week verbleef. De Rechtbank aanvaarde het beroepskarakter van de mobilhome.

116 Contra : Gent, 25 juni 2002, Fisk., 18 september 2002, nr. 860, p. 10. Volgende argumenten overtuigde het Hof te oordelen de huur van een woning dichter bij het werk niet als beroepskost aan te nemen: 1) het traject werd reeds gedurende zes jaar door de belastingplichtige afgelegd vooraleer een woning dichter bij het werk te huren; 2) de belastingplichtige had glijdende uren en kon dus zo het fileprobleem vermijden; 3) de ligging van het appartement ten opzichte van de vaste plaats van tewerkstelling loste het fileprobleem echter niet volledig op en; 4) er was geen contractuele verplichting voor de belastingplichtige om dichter bij het werk te wonen.

117 Gent, 9 maart 2004, Fisc. Act., week 14 2004, nr. 13, p 7-9. Een Izegemse kreeg na haar stage een een vast contract als secretaresse in Schaarbeek. Om een dagelijkse pendel van meer dan drie uur naar haar plaats van tewerkstelling te vermijden, huurde ze een appartement in Schaarbeek. Na enkele maanden besloot ze zich in Schaarbeek te vestigen. De huur en huurlasten die betrekking hadden op de periode waarin ze nog niet in Schaarbeek woonde, trok ze als beroepskost af. Hoewel ze niet steeds ter beschikking moest staan van de werkgever en niet verplicht werd in de nabijheid van haar werk te wonen, stond het hof de aftrek toch toe omdat de dagelijkse pendel abnormaal lang en lastig was en de huur helemaal niet als overdreven kon worden beschouwd. 118 Contra : Rechtbank van Hasselt 3 september 2003, Fisc., 15 oktober 2003, nr. 908, p. 10. Het loutere feit dat er een grote afstand is tussen de woon- en werkplaats (in casu 222 km heen en terug) is volgens

24

• dat u op elk ogenblik kan worden opgeroepen door uw werkgever 119 , 120 , 121 , 122

• dat uw werkgever verlangt dat u in de buurt van de plaats van tewerkstelling woont 123 , 124 , 125 , 126 , • dat u deze tweede woning huurt naar aanleiding van een zetelverplaatsing van uw werkgever.

Een bijkomend argument kan zijn dat de duur van de huurovereenkomst overeenstemt met de duur van de arbeidsovereenkomst (Brussel, 23 oktober 1997, F.J.F., 97/277)

de Rechtbank van Eerste Aanleg te Hasselt evenwel op zich onvoldoende. In casu blijkt dat de dienstregeling van de belastingplichtige vrij soepel is en dat de werkgever niet de verplichting had opgelegd om binnen een bepaalde afstand van de werkplaats te wonen. Evenmin zou hij onverwacht door zijn werkgever kunnen worden opgeroepen. Onder die omstandigheden kan volgens de Rechtbank de huur van een tweede verblijf dichtbij de werkplaats niet als een beroepskost worden aanzien. 119 Brussel, 19 oktober 1995, F.J.F., 95/9. Een ingenieur is belast met het onderhoud van een elektrische

centrale. Aangezien hij in periodes van wacht in de omgeving van de centrale moet verblijven, krijgt hij aldaar een gratis woonst ter beschikking. Dit voordeel van alle aard trekt hij als beroepskost af, wat door het Hof aanvaard wordt.

120 Brussel, 15 januari 1997, Fisk., 16 april 1997, nr. 610, p. 9. Een kinesitherapeute is verbonden aan een ziekenhuis en moet indien zij van wacht is binnen het kwartier op post kunnen zijn. Het Hof laat de aftrek van intresten naar aanleiding van de aankoop van een kleine studio toe, aangezien de kinesitherapeute anders tegen een gemiddelde snelheid van 136 km per uur naar het ziekenhuis zou moeten rijden om binnen de opgelegde tijd van een kwartier de afstand naar haar werk (34 km) af te leggen.

121 Gent, 25 juni 2002, Fisk., 18 september 2002, nr. 860, p. 10. Een gevechtspiloot bij het leger woont nog bij zijn ouders in de buurt van Dendermonde en werkt op de luchtmachtbasis van Bevekom. Hij huurt te Leuven een studio van 35 m² en brengt de huurkosten in als beroepskost. Volgens het Hof zijn de kosten aftrekbaar vermits de belastingplichtige als gevechtspiloot op onregelmatige uren ter beschikking moet kunnen staan van zijn werkgever. Bovendien vereist de werkzaamheid gelet op het gevaarlijk beroep fitheid en concentratie wat niet altijd evident is na een lange rit.

122 Brugge, 12 januari 2004, Fisc. Act, week 14 2004, nr. 13, p. 7-9. Door een appartement te huren in Genk vermeed een ingenieur in een elektriciteitscentrale een pendel van meer dan 200 km uit Houthave. Bovendien vereiste zijn functie dat hij permanent beschikbaar was en ving het huurcontract aan in dezelfde periode waarin hij dienst trad bij de Genkse werkgever. Dat de hoofdverblijfplaats van de belastingplichtige bij zijn ouders was, speelde geen rol. 123 Antwerpen, 3 april 1995, F.J.F., 95/151. Een assistent aan de universiteit, belast met een didactische

opdracht, werkt verder aan zijn proefschrift en huurt een studio in de nabijheid van zijn werk. Hij behoudt zijn domicilie bij zijn ouders waar hij in de weekends verblijft. Aangezien in de CAO voor het wetenschappelijk personeel de verplichting wordt opgelegd dat voltijdse assistenten verblijf houden in de agglomeratie, wordt de aftrek aanvaard.

124 Bergen, 20 februari 1998, Fisk., 11 maart 1998, nr. 652, p. 10. Een handelsvertegenwoordiger woont in Bergen en huurt een studio in Brussel omdat zijn cliënteel zich voornamelijk in Brussel bevindt en omdat zijn werkgever van hem verlangt tijdverlies te voorkomen en indien nodig snel bij de klanten moet kunnen zijn.

125 Rb. Brugge, 15 oktober 2001, Fisc. Act., 23 januari 2002, nr. 4/11. De rechtbank aanvaardt dat een belastingplichtige die in Diksmuide woont en een studio huurt in Gent haar huurkosten van deze studio in aftrek mag nemen als beroepskost, aangezien de werkgever in Sint­Niklaas uitdrukkelijk bevestigd heeft dat het verblijf van de werknemer binnen een straal van 50km dient te zijn gelegen.

126 Contra: Gent, 27 februari 2002, Fisk., 24 april 2002, nr. 843, p. 10. Een geneesheer die verbonden was aan een ziekenhuis, had in de buurt een appartement gehuurd, waarvan hij de kosten als beroepskosten wou aftrekken. Hij hield voor dat hij dicht bij het ziekenhuis moest verblijven, omdat hij actief was in de dienst chirurgische permanentie en onmiddellijk oproepbaar was. Het Hof stelt vast dat in een attest van het ziekenhuis wel de onmiddellijke oproepbaarheid van de betrokkenen werd vermeld, maar geenszins de verplichting om in de onmiddellijke nabijheid te wonen. Verder bleek dat het huurcontract niet alleen door de belastingplichtige was ondertekend maar ook door zijn echtgenote en dat beiden het appartement bewoonden. Het Hof verwierp de kosten.

25

Er weze tot slot nog opgemerkt dat de Rechtbank van Eerste Aanleg te Namen 127 het beroepskarakter heeft aanvaardt van de kosten met betrekking tot de aankoop een privé­woning nabij het werk. Of een dergelijke uitspraak nog bijval zal krijgen of een eventuele toets van het Hof van Beroep kan doorstaan is nog zeer de vraag.

Bijkomende kost: In de gevallen waarin de kosten van een tweede verblijf aftrekbaar zijn als beroepskosten, geldt dit volgens de Rechtbank van Eerste Aanleg te Namen (Rb. Namen, 27 november 2004, Fisc., nr. 961, p. 8) niet enkel voor de huurkosten, maar ook voor de kosten van inrichting, meubilering en uitrusting. In het verleden wou de Administratie de aftrek aanvaarden voor de huur, de onroerende voorheffing, de verzekering en de elektriciteit van het appartement, met uitsluiting van de posten inrichting, materieel, uitrusting, decoratie en onderhoud. De rechtbank van Namen vindt de redenering van de Administratie contradictorisch. Als men aanvaardt dat de kosten van een tweede verblijf genoodzaakt worden door het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid, dan is het tegenstrijdig om de aftrek te beperken tot de huurkosten, met uitsluiting van de kosten van inrichting, meubilering en uitrusting. Wat de aftrek van de kosten van een tweede verblijf rechtvaardigt, is volgens de Rechtbank het feit dat deze kosten dubbel gebruik uitmaken met de kosten die de betrokkene voor zijn hoofdverblijf moet maken. Dit dubbel gebruik geldt eveneens voor de kosten van inrichting, meubilering en uitrusting. Bijgevolg moet men rekening houden met het geheel van de kosten van het tweede verblijf (op basis van de normale afschrijvingspercentages).

G. Gebruik van forfaits

In principe moet u de echtheid van beroepskosten bewijzen door middel van bewijsstukken, zoals facturen en ontvangstbewijzen. Soms kan het echter zijn dat deze bewijsstukken verloren zijn gegaan of dat het om kosten gaat waarvan bewijsstukken moeilijk te krijgen zijn. We denken hierbij bijvoorbeeld aan bepaalde representatiekosten, gewone kosten van onderhoud voor de beroepslokalen, toevallige kosten wegens verplaatsingen voor beroepsdoeleinden, parkingkosten, openbaar vervoer enz.

In dat geval mag u zich beroepen op de andere bewijsmiddelen van gemeen recht (vermoedens en getuigenissen maar met uitzondering van de eed) om in overleg met de Administratie een forfaitaire regeling af te spreken en aldus tot een akkoord te komen. Hiervoor is vereist dat de belastingplichtige de belastingambtenaar de redelijke overtuiging kan bijbrengen van de echtheid van de beroepskosten waarvan hij het bedrag niet kan verantwoorden met bewijsstukken of met andere bewijsmiddelen. Deze mogelijkheid is ondergeschikt aan de algemene regel dat de belastingplichtige de echtheid van zijn beroepskosten moet bewijzen door middel van bewijsstukken (Luik, 1 december 1993, F.J.F., 94/161).

Een individueel akkoord moet niet noodzakelijk op een uitdrukkelijke wijze worden gesloten. Echter, het zonder meer aanvaarden, zonder enige verificatie, van de beroepskosten door de aanslagambtenaar doet geen individueel akkoord ontstaan (Brussel, 26 september 1997, Fisk., 15 oktober 1997, nr. 633, p. 9) 128 . Echter, de belastingplichtige mag er wel op vertrouwen dat de Administratie haar standpunt op

127 Rb. Namen, 22 januari 2003, Fisk., 12 maart 2002, nr. 882, p. 10. In casu ging het om een belastingplichtige die werkzaam was bij de federale politie en tot adjudant werd benoemd in een andere brigade op ongeveer 100km van zijn oorspronkelijke woning. De Rechtbank staat de aftrek toe gelet op het feit dat het intern reglement bij de politie vereist dat onderofficieren maximaal 25km van hun eenheid mogen wonen. Het argument van deAdministratie dat het in casu ging om een zuivere privé­woning doet niet terzake volgens de Rechtbank. Volgens de rechter moet er geen rekening gehouden worden met het al dan niet beroepsmatig gebruik van de woning, doch wel met de vraag of de aankoop al dan niet gebeurt om beroepsinkomsten te verkrijgen of te behouden.

128 Gent, 12 december 2001, Fisc., 13 februari 2002, nr. 833. Indien de Administratie de aangiften van de belastingplichtige de voorgaande jaren niet heeft gecontroleerd waardoor sommige kosten als

26

redelijke en verantwoorde wijze bepaalt, en dat niet zonder reden wijzigt (Antwerpen, 8 februari 2000, Fisk., 8 maart 2000, nr. 744, p. 10)., 129

Tenzij de belastingplichtige een L14akkoord heeft bekomen op basis van valse of onjuiste gegevens of tenzij de gegevens betreffende de kosten waarover een akkoord tot stand kwam later zodanig anders liggen, mag een zonder voorbehoud afgesloten akkoord niet worden herzien, tenzij voor de toekomst 130 , 131 . Hierbij dient ook te worden opgemerkt dat ook de belastingplichtige gehouden is aan een akkoord 132 .

Indien u geen bewijsstukken heeft en u bereikt geen akkoord met de fiscus, dan is de Administratie verplicht de beroepskosten op een redelijk bedrag te ramen (Antwerpen 9 juni 1998, F.J.F., 99/3 en Gent, 22 februari 2001, Fisk., 4 april 2001, nr. 794, p. 10) 133 . Een mogelijke oplossing is dat de controleur de kosten schat aan de hand van een vergelijking met drie soortgelijke belastingplichtigen (Luik, 8 november 1995, F.J.F., 96/91 en F.J.F., 96/61).

H. Honorarium fiscaal advies

Wat de L15honorar ia van een belastingconsulent betreft die u helpt bij het invullen van uw aangifte, dient de volgende opmerking gemaakt te worden: er had zich stilaan in de rechtspraak een tendens afgetekend om deze honoraria niet als beroepskost te aanvaarden 134 . Recente arresten gaan echter in tegen deze tendens en stellen dat deze uitgaven immers gemaakt zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. Gezien de ingewikkeldheid van de belastingwetten alsmede de zware sancties

beroepskosten werden aanvaard, mag de belastingplichtige hieruit niet afleiden dat er een individueel akkoord bestaat over het bedrag van de beroepskosten.

129 Antwerpen, 15 februari 2000, Fisc. Act., 11 april 2001, nr. 15/15. Indien de fiscus een individueel schriftelijk akkoord met betrekking tot een kostenforfait van 30% jarenlang toepast, terwijl het niet in overeenstemming is met de wettelijke bepalingen, moet zij volgens het hof het forfait toch aanvaarden. Zoniet zou hij het opgewekte rechtmatige vertrouwen van de belastingplichtige schenden.

130 L14Bergen, 4 oktober 1996, F.J.F., 97/8 en Gent, 16 februari 2000, Fisk., 29 maart 2000, nr. 747, p. 10. De administratie mag een afgesloten individueel akkoord niet zomaar retroactief opzeggen.

131 Brussel, 5 december 2002, F.J.F., 2003/131. Een akkoord tussen de administratie en een notaris, waarbij de representatiekosten werden geraamd op 2% van de erelonen, bindt de administratie zeker niet ten overstaan van zijn opvolger. 132 Antwerpen, 3 februari 1998, F.J.F., 98/227. Een belastingplichtige sluit een akkoord waarbij hij

aanvaardt dat bepaalde kosten niet aftrekbaar zijn. Later wil hij voor het Hof van Beroep op dit akkoord terugkomen omwille van de echtheid van de uitgaven. Het Hof stelt dat de belastingplichtige wel degelijk gehouden is aan dit akkoord, omdat hij het akkoord wetens en willens afsloot en omdat er geen enkele wettelijke bepaling geschonden werd.

133 Gent, 22 februari 2001, Fisk., 4 april 2001, nr. 794, p.10. Een belastingplichtige neemt al enkele jaren EUR 892,42 (BEF 36.000) aan representatiekosten op onder zijn werkelijke beroepskosten en dit zonder bewijsstukken. De taxatieambtenaar vermindert deze kosten tot EUR 594,94 (BEF 24.000). Het hof aanvaardt de EUR 594,94 (BEF 24.000) als een redelijke raming.

134 L15Brussel, 19 januari 1996, Fisk., 3 april 1996, nr. 561, p. 10; Brussel, 20 oktober 1995, F.J.F., 96/34 en Brussel, 8 november 1996, Fisc. Act., 1996, p. 44/4. Het betreft immers geen kosten gemaakt om belastbare inkomsten te verwerven of te behouden aangezien op het moment van het invullen van de aangifte de inkomsten reeds verworven zijn en het behoud ervan niet meer in het gedrang komt.

27

die verbonden zijn aan een onjuiste aangifte 135 , kan de bijstand van een belastingconsulent vereist zijn en dus aanvaardbaar als beroepskost 136 , 137 , 138 , 139 , 140 . Ondertussen heeft ook het Hof van Cassatie deze visie tot driemaal toe reeds bevestigd 141 , 142 , 143 . Op te merken valt dat de Minister nog steeds zijn standpunt blijft verdedigen dat de kosten van honoraria die betaald worden aan een fiscaal adviseur voor hulp bij een ‘simpele’ aangifte niet zijn gemaakt met het oog op het behoud van inkomsten. De Administratie heeft derhalve een nieuwe voorziening in Cassatie ingediend die speciaal op die grond tracht te verdedigen dat in deze situatie de erelonen niet aftrekbaar zijn als beroepskost.

135 Gent, 7 november 1996, Fisk., 27 november 1996, nr. 592, p. 9 en F.J.F., 97/39, Brussel, 20 maart 1998, Fisc. Act., 14 april 1998, nr. 15, p. 15/2 en Antwerpen, 18 mei 1999, Fisk., 4 augustus 1999, nr. 716, p. 9. Erelonen gestort aan een fiscaal raadgever moeten beschouwd worden als aftrekbare beroepskosten omdat zij niet zouden zijn gemaakt indien de belastingplichtige geen belastbare beroepsinkomsten zou hebben verkregen. De kosten zijn gedaan met de bedoeling de verkregen beroepsinkomsten maximaal te kunnen behouden en verder te kunnen verkrijgen.

136 Bergen, 4 oktober 1996, Fisk., 23 oktober 1996, nr. 587, p. 9 en F.J.F., 97/8 en Brussel, 8 november 2000, Fisk., 6 december 2000, nr. 779, p. 10. De hulp van een fiduciaire bij het opstellen van een lijst met aftrekbare beroepskosten is aftrekbaar als beroepskost aangezien het grootste gedeelte van het belastbaar inkomen bestaat uit beroepsinkomsten. Gelet op de toenemende complexiteit van de fiscale wetgeving maakt dit het extra moeilijk om de aftrekbare beroepskosten op een correcte wijze in kaart te brengen.

137 Brussel, 10 januari 2002, Fisc., 3 april 2002, nr. 840, p. 10. In 1995 sluit een belastingplichtige een akkoord met de fiscus met betrekking tot de verwerping als beroepskost van de honoraria die hij aan een fiscaal adviseur betaalde. Ondertussen heeft het Hof van Cassatie aanvaard dat dergelijke honoraria fiscaal aftrekbaar zijn, zodat het akkoord is aangetast door een vergissing in rechte.

138 Rb. Gent, 5 september 2002, Fisk., 6 november 2002, nr. 867, p. 10. In dit arrest werd het verstrekte fiscaal advies niet aanvaard als beroepskost omdat het volgens de Rechtbank even goed kon gaan om een advies dat louter kaderde in het beheer van het privé-vermogen.

139 Gent, 24 juni 2003, Fisc., 10 september 2003, nr. 903, p. 9. Het Hof van beroep te Gent aanvaardt dat belastingplichtigen hun beroepsinkomsten en uitgaven in de aangifte vermelden op een zo juist mogelijke wijze, ten einde een maximum aan inkomen te behouden en daarbij beroep doen op een belastingsconsulent. Het is tevens aanvaardbaar dat de belastingplichtigen, ook al zijn zij loontrekkenden, zich laten bijstaan voor het opmaken van antwoorden op berichten van wijziging, voor het indienen van bezwaarschriften, voor het voeren van onderhandelingen, enz. 140 Rechtbank te Leuven 18 februari 2005, Fisc., 30 augustus 2006, nr. 1037, p. 13. Een loontrekkende doet voor het invullen van zijn aangifte beroep op een accountant. De erelonen trekt hij af als beroepskost. De administratie weigert deze aftrek maar de Rechtbank van Eerste aanleg verwerp dit en staat de aftrek wel toe aangezien de belastingplichtige er immers alle belang bij heeft dat zijn aangifte zo juist mogelijk wordt ingevuld. De Rechtbank argumenteert nog dat wanneer, zoals in dit geval, de werkelijke beroepskosten worden afgetrokken bijstand van een fiscaal specialist geen overbodige luxe is. 141 Cass., 21 november 1997, Rev. Not. B., 1998, p. 109 en Fisk., 17 december 1997, nr. 642, p. 10. De

rechter verantwoordt zijn beslissing niet naar recht wanneer hij het aftrekbaar karakter van kosten en honoraria van een belastingconsulent verwerpt om reden dat ze geen noodzakelijk verband hebben met de beroepswerkzaamheid maar enkel met de correcte uitvoering van de verplichting om de globale belasting op al de inkomsten te betalen.

142 Cass., 13 februari 1998, Fisk., 1 april 1998, nr. 655, p. 9. Wanneer het Hof van Beroep vaststelt dat er tussen de uitoefening van de beroepswerkzaamheid en de honoraria die de belastingplichtige aan een belastingconsulent betaalt, een noodzakelijk oorzakelijk verband bestaat, beslist het wettelijk dat het om aftrekbare beroepskosten gaat.

143 Cass., 4 mei 2000, Fisc. Act., 6 juni 2000, p. 22/6. Het Hof van Cassatie stelt dat de kosten en honoraria van een fiscaal adviseur, op wie een belastingplichtige een beroep doet voor de aangifte van zijn beroepsinkomsten, beroepskosten zijn indien zij voldoen aan de wettelijke voorwaarden om als beroepskosten te worden afgetrokken.

28

Een arrest van het Hof van Beroep te Brussel heeft duidelijk gesteld dat in bepaalde gevallen het opmaken van individuele fiches 281.50 en samenvattende opgave 325.50 noodzakelijk is opdat deze kosten aftrekbaar zouden zijn als beroepskosten 144 . Het gaat daarbij met name om erelonen die betaald zijn aan advocaten 145146 , ook indien zij hun activiteit in vennootschapsvorm uitoefenen. Voor belastingconsulenten die aan de boekhoudwet onderworpen zijn en er krachtens de BTW wetgeving toe gehouden zijn facturen uit te reiken, dient geen individuele fiche of samenvattende opgave opgemaakt te worden. De aftrek als beroepskost kan hiervoor gebeuren op basis van de factuur.

Voor belastingconsulenten die daarentegen niet aan de boekhoudwet onderworpen zijn en er krachtens de BTW wetgeving toe gehouden zijn facturen uit te reiken, dient wel een individuele fiche of samenvattende opgave opgemaakt te worden. De aftrek als beroepskost kan niet meer louter en alleen gebeuren op basis van de factuur. Een fiche is vereist.

I. Restaurantkosten

In 2003 waren restaurantkosten gemaakt om belastbare inkomsten te behalen (bvb. zakendiner met mogelijke klant) slechts voor 50% aftrekbaar. Nochtans waren sommige restaurantkosten voor 100% aftrekbaar, namelijk de restaurantkosten gemaakt in het buitenland.

Vanaf 1 januari 2004 is de aftrek van de restaurantkosten verhoogd. Oorspronkelijk was er een wetsvoorstel om de aftrek van de restaurantkosten te verhogen in twee fase naar 62,5% vanaf 1 januari 2004 en vanaf 1 januari 2005 zou een percentage gelden van 75%. Tijdens een begrotingsconclaaf is beslist dat de verhoging naar 75% zal gebeuren in een extra fase. Maar we stellen vast dat reeds voor het tweede jaar op rij de aftrekbeperking 69% bedraagt. Sinds 1 januari 2004 zijn ook drie bestaande administratieve toleranties verdwenen. Tot op dat moment gold een 100% aftrek voor:

• restaurantkosten in het buitenland (Com.IB 1992 nr. 53/137) • restaurantkosten als onderdeel van de prijs van een seminarie of colloquium (Com. IB 1992 nr.

52/139­140) • restaurantkosten begrepen in een hotelrekening.

Voor deze restaurantkosten is ook de algemene regel van toepassing, d.w.z. 69% voor inkomstenjaar 2006.

J. Andere beroepskosten

144 Brussel, 20 mei 1999, Fisk., 23 juni 1999, nr. 713, p. 1­2. 145 Antwerpen, 21 januari 2004, Fisc. Act., week 13 2004, nr. 12, p. 1-2. De erelonen betaald aan een advocaat voor zijn bijstand in een rechtsprocedure, zijn aftrekbaar als die kosten inherent zijn aan de uitoefening van het beroep. Een belastingplichtige die een advocaat raadpleegt i.v.m. een fiscale betwisting over zijn beroepsinkomsten, kan de betaalde erelonen dus in aftrek brengen. Niet alleen de complexiteit van de fiscale wetgeving verantwoordt dit, maar ook het feit dat de belastingplichtige anders zoveel tijd moet investeren in opzoekingen dat zijn professionele activiteiten daaronder zouden lijden. Dezelfde redenering werd reeds toegepast bij de honoraria van belastingconsulenten. 146 Rechtbank te Antwerpen, 21 juni 2006, Fisc.Act., 29 november 2006, nr. 40, p. 13. Een financieel directeur wordt strafrechterlijk vervolgd voor valsheid in geschrifte. De honoraria van zijn advocaat beschouwt hij als aftrekbare beroepskost, vermits hij zijn advocaat betaalt tot verdediging van de handelingen die heeft gesteld binnen de uitoefening van zijn vorig beroep . Bovendien zou hij ongetwijfeld zijn huidige job verliezen bij zijn nieuwe werkgever indien hij veroordeeld wordt. De bijstand van zijn advocaat was nodig teneinde een aanzienlijke schadevergoeding ten laste van zijn vroegere werkgever te vermijden. De rechter ziet geen oogmerk tot verkrijging of behoud van inkomsten. Wij wensen hierbij op te merken dat volgens rechtspraak een schadevergoeding wegens een beroepsfout aftrekbaar is, maar blijkbaar de kosten om een schadevergoeding te vermijden niet.

29

Voorts kan men ondermeer nog de volgende kosten aftrekken als beroepskosten: • de kosten van een GSM wat het beroepsgebruik betreft • betaalde vakbondspremies 147

• kastekorten die werknemers moeten bijpassen • kosten van specifieke beroepskledij 148 , 149

• bijdragen aan beroepsverenigingen (Brussel, 15 juni 1995, F.J.F., 95/178) • premies levensverzekering aangegaan tot waarborg van beroepsmatige leningen 150 .

Vanaf 1 januari 2003 kunnen belastingplichtigen, die winsten of baten verkrijgen, onder bepaalde voorwaarden de sommen betaald ten gunste van een collectieve voorziening voor kinderopvang opnemen als beroepskosten

Er weze tenslotte nogmaals duidelijk gesteld dat al deze beroepskosten slechts aftrekbaar zijn voor zover en in de mate dat ze niet door de werkgever aan u werden terugbetaald.

_____________________

147 Gepensioneerden kunnen vakbondsbijdragen niet aftrekken als beroepskost aangezien zij die bijdragen niet betalen met het oog op het verkrijgen of behouden van belastbare inkomsten (Vr. nr. 1353 L Goutry, 4 mei 1998, V.&A., Kamer, 1997­1998, nr. 134, p. 18603). Werklozen en bruggepensioneerden daarentegen kunnen betaalde vakbondsbijdragen daarentegen wel aftrekken als beroepskost (Circ. Ci. RH.243/497.236 van 10 juli 1998).

148 V. & A. Senaat 2005-2006, nr. 3-62, p. 5.789, Fisc., 25 oktober 2006, nr. 1045, p. 18. In principe zijn kledijkosten niet aftrekbaar als beroepskosten tenzij onder bepaalde voorwaarden specifieke beroepskledij . Volgens de Minister van Financiën behoort hiertoe ook de sportuitrusting (trainingspak en sportschoenen) die trainers en turnleraars in het kader van hun beroepsmatige sportactiviteiten gebruiken. 149 Brussel 14 juni 2006, Fisc., 23 augustus 2006, nr. 1036, p. 10. Een vennootschap voert voor een aantal luchtvaartmaatschappijen veiligheidstoezicht uit op de luchthaven. Hun personeel draagt een pak dat van hetzelfde type is als het uniform van het boord- en ontvangstpersoneel van de betrokken luchtvaartmaatschappijen. Het Hof meent dat deze kledij kwalificeert als uniform en geen kledij is die in het privé-leven doorgaans als stadskeldij wordt gedragen. Derhalve zijn deze kledijkosten aftrekbaar als beroepskosten. 150 Brussel, 18 mei 2001, Fisc., 13 juni 2001, nr. 804, p. 8. Een handelsvertegenwoordiger gaat een

lening aan om de verplichtigen na te komen die voortvloeien uit een borgstelling. De lening kon hij slechts verkrijgen op voorwaarde dat hij ter garantie een levensverzekering afsloot. Het Hof van Beroep te Brussel is van mening dat de lening beroepsmatig is en besluit daaruit dat de premies van de levensverzekering ook als beroepskost aftrekbaar zijn. Het valt te noteren dat de administratie deze mening niet deelt.