docentenhandleiding 2 vmbo-kgt auteurs eindredactie · aardrijkskunde voor de onderbouw...

73
Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker Els Dieleman Natasja Keijzer Elzien Offereins RobThijssing Simon Zwiers Eindredactie Martin van de Ven www.wereldwijs.nl Vijfde editie Malmberg, s-Hertogenbosch

Upload: trantuyen

Post on 26-Feb-2019

287 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker Els Dieleman Natasja Keijzer Elzien Offereins RobThijssing Simon Zwiers Eindredactie Martin van de Ven www.wereldwijs.nl Vijfde editie Malmberg, ‘s-Hertogenbosch

Page 2: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

Codenummer 544815 ISBN 978 90 345 7613 2 Vijfde editie, eerste oplage © Malmberg ‘s-Hertogenbosch, 2014 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.

Page 3: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

© Malmberg 3

Voorwoord Gefeliciteerd met de keuze voor de nieuwe Wereldwijs! De inhoud van de 5e editie van Wereldwijs is volledig geactualiseerd en we besteden meer aandacht aan topografie en kaart- en atlasvaardigheden. Nieuw zijn de alternatieve lessen die een beroep doen op de verschillende talenten van leerlingen. Tevens hebben we de mogelijkheden voor determinatie en niveaudifferentiatie versterkt. Zo helpt Wereldwijs u het beste uit uw leerlingen te halen. Elk hoofdstuk is geschreven vanuit een voorbeeldland (of voorbeeldregio). Daarmee wordt de leerstof geconcretiseerd voor de leerling in een regionale context. Vanuit het voorbeeldland zoomen we iedere keer uit naar een hoger schaalniveau, meestal het mondiale schaalniveau. Met Wereldwijs kunt u werken zoals u wilt: alleen op papier, volledig digitaal of een combinatie van beide. Kortom: Wereldwijs biedt een compleet pakket aan leermiddelen en is bij uitstek een gestructureerde methode die leerlingen helpt een goed resultaat te halen. Wij wensen u veel lesplezier. Het auteursteam van Wereldwijs

Page 4: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

© Malmberg 4

Inhoud Voorwoord 3 Inhoud 4 Deel 1 – Algemeen 5 1 Inleiding 5 2 Pakketsamenstelling en niveaus (streams) 5 3 Overzicht van de inhoud 6 4 Een paragraaf voor vmbo-kgt 8 5 Stappenplan voor onderzoek 8 6 Kaart, atlas en topografie 8 7 Alternatieve les 10 8 Docentenmateriaal bij de methode 11 9 Differentiëren en determineren met Wereldwijs 11 10 Kerndoelen en doorlopende leerlijnen 12 11 Cijfermateriaal in Wereldwijs 13 Deel 2 – Toelichting per hoofdstuk 14 1 Kaart en atlas voor gevorderden 14 2 Nederlandse landschappen 18 3 Europa 28 4 Conflicten 39 5 Nederland verandert 54 6 Turkije en Marokko 66

Page 5: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

1 KGT

ALGEMEEN DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 5

Deel 1 – Algemeen

1 Inleiding De docentenhandleiding bestaat uit twee delen. In het eerste deel worden de zaken uitgelegd die de hele methode betreffen, waaronder de pakketsamenstelling en een totaaloverzicht over de inhoud van Wereldwijs voor de onderbouw. In het tweede deel komt de informatie per hoofdstuk aan de orde.

2 Pakketsamenstelling en niveaus (streams) Wereldwijs is een complete methode voor alle onderwijstypen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. De methode bestaat uit verschillende soorten leermiddelen, digitaal en op papier. We onderscheiden verschillende soorten boeken: handboeken, werkboeken, leerwerkboeken en leeropdrachtenboeken. • Een handboek is een boek met teksten en bronnen. • Een werkboek bevat opdrachten en invulruimte. Leerlingen noteren hun antwoorden in het

werkboek. • Een leerwerkboek lijkt op een werkboek. Leerlingen kunnen hun antwoorden in het boek

schrijven. Een leerwerkboek onderscheidt zich van een werkboek doordat er ook teksten en bronnen in staan.

• Een leeropdrachtenboek lijkt op een handboek. Naast teksten en bronnen staan er ook opdrachten in. Een leeropdrachtenboek bevat geen invulruimte. Leerlingen schrijven hun antwoorden in een schrift (of ze gebruiken een tekstverwerker op hun computer).

Voor verschillende leerjaren en niveaus hebben we verschillende soorten boeken ontwikkeld:

Handboek Werkboek Leerwerkboek Leeropdrachtenboek

1 havo/vwo x x

1 vmbo-t/havo x x

1 vmbo-kgt x x

1 vmbo-bk x

2 havo/vwo x x

2 vmbo-t/havo x x

2 vmbo-kgt x x

2 vmbo-bk x

3 vwo x

3 havo x

Naast de boeken zijn er digitale leermiddelen. Voor leerlingen bieden we ePacks, ePractice Packs en Full Digital Packs. • Een ePack bevat digitaal materiaal als aanvulling op de leerstof en opdrachten in de

boeken. Denk aan Google Earthlessen en computerlessen. • Een ePractice Pack is een uitgebreider ePack. Het bevat namelijk ook een digitale,

interactieve versie van het werkboek. • Een Full Digital Pack is een 100% digitale versie van de methode. Leerlingen met een Full

Digital Pack kunnen zonder papieren boeken werken.

Page 6: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

1 KGT

ALGEMEEN DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 6

ePack ePractice Pack Full Digital Pack

1 havo/vwo x x

1 vmbo-t/havo x x

1 vmbo-kgt x x

1 vmbo-bk x

2 havo/vwo x x

2 vmbo-t/havo x x

2 vmbo-kgt x x

2 vmbo-bk x

3 vwo x x

3 havo x x

Wat zit er in het ePack en ePractice Pack voor leerlingen? • Google Earthlessen. In deze lessen gebruiken leerlingen Google Earth om de

voorbeeldregio’s en de thema’s van de hoofdstukken te verkennen. De allereerste Google Earthles (deel 1, hoofdstuk 1) is een kennismaking met de mogelijkheden van Google Earth.

• Herhalingslessen. Na twee of drie paragrafen kunnen leerlingen een interactieve herhalingsles maken. Daarmee kunnen ze controleren of ze de leerstof begrepen hebben. Ook kunnen ze de herhalingsles gebruiken om extra te oefenen. In veel herhalingslessen maken we gebruik van animaties.

• Adviestoetsen. Na de basisstof van het hoofdstuk kunnen leerlingen een adviestoets maken. Deze toets biedt inzicht in de voortgang van de leerling. Tevens geeft de toets een advies over het vervolg van het hoofdstuk. Moet de leerling leerstof herhalen, extra paragrafen of plusparagrafen gaan maken?

• Alleen in het ePractice Pack: digitaal werkboek. Hierin zijn de werkboekopdrachten gedigitaliseerd. De leerling krijgt feedback op zijn antwoorden.

Voor docenten is er een docenten-ePack (zie onder nummer 8) met ondersteunend materiaal.

3 Overzicht van de inhoud Hoofdstukken in leerjaar 1 en 2 vmbo Voor elk leerjaar bieden we zes hoofdstukken aan. Leerjaar 1 1 Kaart en atlas 2 Bevolking en cultuur 3 Klimaten 4 Werelden van verschil 5 De actieve aardkorst 6 Mississippi en Nijl

Page 7: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

1 KGT

ALGEMEEN DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 7

Leerjaar 2 1 Kaart en atlas voor gevorderden 2 Nederlandse landschappen 3 Europa 4 Conflicten 5 Nederland verandert 6 Turkije en Marokko De opbouw van een hoofdstuk Een hoofdstuk bestaat uit verschillende onderdelen. Hieronder staat een voorbeeld van een willekeurig hoofdstuk uit Wereldwijs voor 1 vmbo-kgt. BASIS • Paragraaf 1 • Google Earthles • Paragraaf 2 • Tussentoets paragraaf 1+2 • Herhalingsles paragraaf 1+2 • Paragraaf 3 • Paragraaf 4 • Paragraaf 5 • Tussentoets paragraaf 3+4+5 • Herhalingsles paragraaf 3+4+5 • Samenvatting van het hoofdstuk • Adviestoets HERHALING • Herhalingsles paragraaf 1+2 • Herhalingsles paragraaf 3+4+5 EXTRA • Paragraaf 6 • Topografie PLUS • Paragraaf 7 • Topografie EINDTOETS In schema

Landen en regio’s De meeste hoofdstukken in Wereldwijs starten vanuit een voorbeeldland of een voorbeeldregio. In dit gebied wordt de inhoud van het hoofdstuk concreet gemaakt. Vanuit de voorbeeldregio zoomen we uit naar een hoger schaalniveau, meestal het mondiale niveau. In hoofdstuk 6 van deel 1 en 2 wordt de informatie uit voorgaande hoofdstukken opnieuw geconcretiseerd in twee regio’s. Leerlingen passen de geleerde begrippen en theorieën toe en maken vergelijkingen tussen beide gebieden.

Page 8: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

1 KGT

ALGEMEEN DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 8

4 Een paragraaf voor vmbo-kgt Een paragraaf in het handboek is opgedeeld in vier blokken met tekst en bronnen (foto’s, kaarten, tekeningen e.d.). Aan het eind volgt een samenvatting met de begrippen. De ‘kopjes’ van de blokken vindt u terug bij de opdrachten in het werkboek. Zo wordt snel duidelijk welke opdrachten bij welk deel van de paragraaf horen. Het werkboek start met de leerdoelen van de paragraaf. Daarna volgen enkele opdrachten bij de introtekst uit het handboek. Aansluitend komen opdrachten waarmee de leerlingen de tekst en de bronnen van de paragraaf verwerken. De meeste hoofdstukken bevatten ook een onderzoeksparagraaf (Extra). Deze paragraaf heeft alleen een introtekst en bronnenmateriaal. Vanuit het werkboek wordt het onderzoek aangestuurd. Stap voor stap werken leerlingen naar een conclusie of een presentatie toe. Ook is er nog een plusparagraaf met stof die moeilijker is, vooral bedoeld voor leerlingen die wat meer aan kunnen. Deze paragraaf bevat een introtekst, bronnen en een langere leertekst met begrippen.

5 Stappenplan voor onderzoek In de Malmberg-methodes Wereldwijs, Memo (geschiedenis) en Praktische Economie (economie) leren we leerlingen hoe ze zelfstandig onderzoek kunnen doen. In alle drie de methodes maken we daarbij gebruik van hetzelfde stappenplan voor onderzoek. De meeste hoofdstukken in Wereldwijs bevatten één onderzoeksparagraaf. In deze paragraaf gebruiken we steeds één of meerdere stappen uit het stappenplan. De leerling vindt het stappenplan achter in het werkboek.

6 Kaart, atlas en topografie Kaart en atlas De atlas is een belangrijk hulpmiddel in de aardrijkskundeles. We vinden het belangrijk dat leerlingen vlot met de atlas kunnen werken. Daarom hebben we in hoofdstuk 1 van deel 1 en deel 2 expliciete aandacht voor kaart- en atlasvaardigheden. De vaardigheden die leerlingen in deze hoofdstukken leren, passen ze toe in de andere hoofdstukken. In hoofdstuk 1 van leerjaar 1 staan de volgende vaardigheden centraal: zoeken in de atlas, informatie uit een kaart halen, werken met verschillende soorten kaarten en plaatsbepaling (geografische coördinaten). In hoofdstuk 1 van leerjaar 2 hebben we aandacht voor het wisselen van schaalniveau, werken met het graadnet en geografische technieken (GIS). Bij de atlasopdrachten gaan we uit van de Basis Bosatlas 60e editie. In Wereldwijs verwijzen we zo veel mogelijk naar kaarttitels in plaats van kaartnummers. Of we geven leerlingen zoektips. Bijvoorbeeld: Gebruik de algemene legenda. Op die manier leren leerlingen zelfstandig werken met de atlas. Functionele topografie In Wereldwijs gebruiken we voorbeeldregio’s om de leerstof te concretiseren. We vinden het belangrijk dat leerlingen een goed beeld van deze regio’s krijgen. Daarbij is topografie onontbeerlijk. Daarom biedt Wereldwijs stippenkaarten en topografietoetsen van de verschillende voorbeeldregio’s aan.

Page 9: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

1 KGT

ALGEMEEN DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 9

Leerjaar 1 Leerjaar 2

Hoofdstuk Regio Hoofdstuk Regio

1 Kaart en atlas n.v.t. 1 Kaart en atlas voor gevorderden

n.v.t.

2 Bevolking en cultuur

India 2 Nederlandse landschappen

Nederland – landschappen

3 Klimaten Chili 3 Europa Europese Unie

4 Werelden van verschil

Brazilië 4 Conflicten Israël en het Midden-Oosten

5 De actieve aardkorst

Nieuw-Zeeland 5 Nederland verandert

Nederland – Randstad

6 Mississippi en Nijl

Stroomgebieden van de Mississippi en de Nijl

6 Turkije en Marokko

Turkije en Marokko

De stippenkaarten van de voorbeeldregio’s zijn achter in het werkboek opgenomen. In het docenten-ePack vindt u stippenkaarten met en zonder cijfers. Op de kaart zonder cijfers kunt u zelf cijfers toevoegen. Op die manier kunt u eenvoudig alternatieve versies voor uw leerlingen maken. Naast de stippenkaarten zijn er ook topografietoetsen. Met deze toetsen kunt u het ‘mentale kaartbeeld’ van de leerling bevragen. Denk aan: Welke plaats ligt het meest noordelijk? Wat is de snelste route van plaats A naar plaats B? Welk land is het grootst? Basistopografie Naast de functionele topografie bieden we in leerjaar 1 en 2 basistopografie aan. Deze topografie is gebaseerd op de lijst van topografische items van het Cito. In de tabel hieronder staat de verdeling van basistopografie over beide leerjaren.

Leerjaar 1 Leerjaar 2

Europa: landen en steden Wereld: wateren, gebieden, gebergten en woestijnen

Europa: wateren, gebieden, gebergten Noord-Nederland: steden, wateren, provincies, gebieden

Wereld: landen en steden Zuid-Nederland: steden, wateren, provincies, gebieden

Page 10: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

1 KGT

ALGEMEEN DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 10

Topografietoetsen De topografietoetsen in leerjaar 1 zijn: • Europa: landen en steden • Europa: wateren, gebieden, gebergten • Wereld: landen en steden • India • Chili • Brazilië • Nieuw-Zeeland • Stroomgebied van de Mississippi • Stroomgebied van de Nijl In leerjaar 2 bieden we de volgende topografietoetsen aan: • Wereld: wateren, gebieden, gebergten en woestijnen • Noord-Nederland: steden, wateren, provincies, gebieden • Zuid-Nederland: steden, wateren, provincies, gebieden • Nederland – landschappen • Europese Unie • Midden-Oosten • Randstad • Turkije • Marokko

7 Alternatieve les Om aan de diverse talenten van leerlingen tegemoet te komen, hebben we bij de meeste hoofdstukken een alternatieve les gemaakt. Deze kan een boekparagraaf vervangen, maar kan wel gebruikmaken van de bronnen in het handboek. Als kapstok voor deze lessen gebruiken we de intelligenties die onderscheiden worden bij de meervoudige intelligenties van Gardner. Wij gebruiken bij de alternatieve lessen de vereenvoudigde beschrijvingen van deze intelligenties: 1 Taalknap: taal, lezen, woordgrapjes en schrijven. 2 Rekenknap: sommen maken, ordenen, analyseren, verbanden leggen. 3 Beeldknap: tekenen, schilderen, knutselen. 4 Muziekknap: componeren, ritme, muziek luisteren, muziek maken. 5 Beweegknap: toneel, dans, lichamelijke inspanning. 6 Natuurknap: dieren, planten, verzamelen, ordenen, natuurverschijnselen. 7 Mensknap: mensen, vrienden, leidinggeven, samenwerken. 8 Zelfknap: eigen gevoelens, dromen, alleen zijn, fantaseren, filosoferen. In de alternatieve lessen kunnen leerlingen de leerstof op een andere manier verwerken. Leerlingen die bijvoorbeeld minder talig zijn, kunnen andere talenten inzetten om met de leerstof aan de slag te gaan. Met de alternatieve lessen brengt u variatie in de les en geeft u leerlingen de mogelijkheid om te laten zien wat ze nog meer in hun mars hebben.

Page 11: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

1 KGT

ALGEMEEN DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 11

8 Docentenmateriaal bij de methode Het docentenmateriaal bij de methode kunt u vinden in het docenten-ePack. Uw ePack bevat naast deze docentenhandleiding de volgende onderdelen: • Toegang tot het digitale lesmateriaal voor leerlingen. • Alternatieve les. Met de alternatieve les kunt u de leerstof uit een paragraaf op een

andere manier laten verwerken (zie onder nummer 7 in het algemeen deel van deze handleiding). De alternatieve les wordt als pdf aangeboden.

• Tussentoetsen. Dit zijn kleine toetsen over de leerstof van twee of drie paragrafen uit het hoofdstuk. De tussentoetsen kunt u downloaden als Word-bestand of pdf.

• Eindtoetsen. De eindtoetsen bevragen de leerstof van het hele hoofdstuk. Ze zijn beschikbaar als Word-bestand en pdf. Er zijn ook digitale versies van de eindtoets. Daarmee kunt u digitaal toetsen.

• Topografietoetsen. Topografie in Wereldwijs kunt u op twee manieren toetsen: via de stippenkaarten of de topografietoetsen die de relatieve ligging van de plaatsen op aarde bevragen. Beide zijn beschikbaar als Word-bestand en als pdf.

• Digitale bronnenbank. Via uw ePack kunt de belangrijkste bronnen en figuren uit de methode downloaden. Handig bij het maken van presentaties of eigen toetsvragen.

• Digiboeken. Digitale versies van de handboeken, verrijkt met animaties en video’s uit het digitale lesmateriaal voor leerlingen en de mogelijkheid om de bronnen uit het handboek groot te presenteren op uw digibord. Er zijn ook digiboeken van de werk- en antwoordenboeken. Daarnaast vindt u onder Ondersteunend materiaal, Documenten printbare pdf’s van de antwoordenboeken en de antwoordenboeken in Word om vraag voor vraag op uw digibord te kunnen laten zien.

• Powerpoints. Een samenvatting van de basisparagrafen via een Powerpoint per hoofdstuk.

• Wereldwijs videoblog. In uw ePack vindt u een link naar het videoblog met filmpjes die passen bij de thema’s uit de methode.

9 Differentiëren en determineren met Wereldwijs Differentiatie Binnen elke basisparagraaf kunt u differentiëren. Leerlingen die sneller zijn of over meer inzicht beschikken, kunnen de plusopdrachten van de paragraaf maken. Ook binnen een hoofdstuk kunt u differentiëren. Elke leerling maakt de basisparagrafen uit het boek. U kunt ervoor kiezen om daarna de adviestoets te laten maken. Na de adviestoets krijgt de leerling een advies voor het vervolg van het hoofdstuk. Daarbij zijn er drie mogelijkheden: 1 De leerling haalt een onvoldoende resultaat. Het systeem zet vervolgens één of enkele

herhalingslessen voor de leerling klaar. Na de herhalingsles(sen) gaat de leerling aan de slag met de extra paragraaf en de topografie bij het hoofdstuk.

2 De leerling haalt een voldoende resultaat. De leerling gaat direct aan de slag met de extra paragraaf en de topografie.

3 De leerling haalt een (zeer) goed resultaat voor de adviestoets. De leerling gaat aan de slag met een extra paragraaf en daarna met de plusparagraaf en de topografie.

Het hoofdstuk kunt u afsluiten met de eindtoets. De eindtoets bevraagt alle paragrafen. Naast de basisstof zijn er dus ook Extravragen behorende bij deze paragrafen. Determinatie De eindtoets bestaat uit verschillende vraagtypen: kennisvragen, inzichtvragen en toepassingsvragen. In een toetsmatrijs is aangegeven tot welk vraagtype een vraag behoort.

Page 12: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

1 KGT

ALGEMEEN DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 12

Op die manier kan de toets gebruikt worden om leerlingen te determineren. Door de resultaten van de leerling te bekijken op de verschillende vraagtypen kunt u vaststellen welke leerlingen over inzicht beschikken en welke leerlingen vooral van buiten leren. Bij kennis gaat het om reproductie. Als de leerling goed heeft geleerd, kan hij deze vragen eenvoudig beantwoorden. Voorbeelden: • Welke leeftijdsgrafiek zie je hier?

A piramidemodel B urnmodel C klokmodel

• Wat betekent levensverwachting? • Wat zijn de drie motieven voor emigratie? Bij inzicht gaat het om het begrijpen van de tekst/theorie en om verbanden leggen. Voorbeelden: • Hieronder staan vier uitspraken. Welke uitspraken zijn juist? • Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde van tijd. Begin met de gebeurtenis

die het langst geleden plaatsvond. • Welke leeftijdsgrafiek past bij landen met een hoog geboorteoverschot? • Leg uit waarom het sterftecijfer in de meeste arme landen daalt. Bij toepassing gaat het om het toepassen van de geleerde begrippen en theorie, bijvoorbeeld op een nieuwe situatie, een andere regio, een ander schaalniveau of een nieuwe bron. Voorbeelden: • Zoek in de atlas een wereldkaart over bevolkingsdichtheid en een wereldkaart over reliëf.

Leg het verband tussen deze kaarten uit. • Bekijk de cartoon. Wat probeert de tekenaar duidelijk te maken? • Lees bron 1. Bedenk drie oplossingen voor het probleem. De verhouding tussen kennis, inzicht en toepassing is als volgt:

Kennis Inzicht Toepassing

havo/vwo 30% 50% 20%

vmbo-kgt 50% 40% 10%

vmbo-bk 80% 20% 0%

De eindtoets bevat ook enkele atlasvragen. Deze vragen zijn gegroepeerd aan het eind van de toets en hebben een atlassymbool.

10 Kerndoelen en doorlopende leerlijnen Wereldwijs is gebaseerd op de kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Voor het vak aardrijkskunde zijn de volgende kerndoelen uit het leergebied mens en maatschappij relevant: Kerndoel 36: Meningsvorming Kerndoel 38: Geografische basiskennis Kerndoel 39: Onderzoek leren doen Kerndoel 41: Omgaan met atlas en kaarten Kerndoel 42: Inzicht in de eigen omgeving Kerndoel 43: Cultuurverschillen in Nederland Kerndoel 45: Europese samenwerking

Page 13: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

1 KGT

ALGEMEEN DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 13

Kerndoel 46: Arm en rijk Kerndoel 47: Oorlog, vrede en mensenrechten Wereldwijs sluit ook prima aan op de doorlopende leerlijnen Primair Onderwijs – Onderbouw VO – Bovenbouw VO die ontwikkeld zijn door de SLO. Hierbij is voor het vak aardrijkskunde voor kernen gekozen. Havo/vwo kent 10 kernen, vmbo heeft er 8. Deze kernen zijn gebaseerd op de kerndoelen voor mens en maatschappij, aangevuld met (onderdelen uit) de kerndoelen uit het leergebied mens en natuur. Kaart- en atlasvaardigheden zijn niet expliciet opgenomen in de kernen. De tien kernen zijn: 1 Burgerschap en multiculturele samenleving 2 Duurzaamheid 3 Bevolking en ruimte 4 Globalisering (alleen havo/vwo) 5 Arm en rijk 6 Grenzen en identiteit en Europa 7 Weer en klimaat 8 Krachten der aarde (alleen havo/vwo) 9 Bronnen van energie 10 Water In de onderstaande tabellen staat beschreven waar de kerndoelen en kernen in Wereldwijs aan bod komen. Sommige kerndoelen zoals 36 (meningsvorming), 38 (geografische basiskennis), 39 (onderzoek doen) en 41 (atlas en kaart) komen in alle hoofdstukken aan de orde, maar hebben we niet bij alle hoofdstukken genoemd.

Leerjaar 1 Kerndoelen Kernen (SLO)

1 Kaart en atlas 41 –

2 Bevolking en cultuur 43 1, 3

3 Klimaten 38 2, 7

4 Werelden van verschil 46 4, 5

5 De actieve aardkorst 38 8

6 Mississippi en Nijl 38, 39, 43, 46 1, 3, 5, 7, 8, 10

Leerjaar 2 Kerndoelen Kernen (SLO)

1 Kaart en atlas voor gevorderden 41 –

2 Nederlandse landschappen 38 8

3 Europa 45 3, 4, 6

4 Conflicten 47 6

5 Nederland verandert 42 1, 2, 3, 10

6. Turkije en Marokko 39, 45, 47 3, 6, 8, 10

11 Cijfermateriaal in Wereldwijs Voor de uniformiteit van statistische gegevens in Wereldwijs is gekozen om voor Nederland uit te gaan van de laatste cijfers van het CBS en voor alle andere landen, regio’s en werelddelen de cijfers te gebruiken uit The World Factbook van de CIA.

Page 14: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 14

Deel 2 – Toelichting per hoofdstuk

Hoofdstuk 1 Kaart en atlas voor gevorderden 1.1 Inleiding Dit hoofdstuk vormt een vervolg op de kaartvaardigheden die in leerjaar 1 zijn aangeleerd. Aansluitend gaat dit hoofdstuk in op schaalniveaus, remote sensing en satellietbeelden, het coördinatenstelsel, de werking van GPS, tijdzones, Google Earth en GIS. De opdrachten zijn vooral gericht op het oefenen van de vaardigheden.

1.1.1 Voorbeeldregio’s/Voorbeeldlanden In deze algemene paragraaf wordt geen voorbeeldland gebruikt.

1.1.2 Paragrafen Het hoofdstuk Kaart en atlas voor gevorderden is een algemeen hoofdstuk waarin alleen basiskennis aan bod komt.

1 De aarde vanuit het heelal Basisparagraaf

2 Plaats- en tijdbepaling Basisparagraaf

3 Geografisch Informatiesysteem Basisparagraaf

1.1.3 Toetsen De volgende toetsen zijn voor dit hoofdstuk beschikbaar:

Eindtoets Hoofdstuk 1 Word en digitaal via ePractice Pack

1.1.4 Digitaal lesmateriaal Digitaal materiaal voor leerlingen In het ePractice Pack vinden uw leerlingen de volgende digitale onderdelen van dit hoofdstuk: • Digitale werkboekparagrafen. • Google Earthles voor gevorderden. Toelichting bij de Google Earthles De leerlingen maken een reis van Amsterdam naar Brazilië en terug. In Amsterdam wordt eerst de dam verkend met Street View. Via het Centraal Station met de trein naar Schiphol en met het vliegtuig naar Brazilië. In het Amazonegebied nabij Colniza wordt het tempo van de ontbossing bekeken door het huidige beeld met historische beelden te vergelijken door middel van de tijdknop. Weer in Nederland brengen de leerlingen een bezoek aan de eigen school en vervolgens aan thuis. In de eigen omgeving oefenen ze met coördinaten. De laatste opdracht van de Google Earthles gaat over Geografische Informatiesystemen.

Page 15: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 15

1.2 Tips per paragraaf Openingsfoto De foto is een animatie van een van de Spoetniks, een onbemande satelliet of kunstmaan die Rusland in de ruimte heeft gebracht. In 1957 lukte het de Russen als eerste om een kunstmaan in de ruimte te brengen. De satelliet was aanvankelijk voor wetenschappelijke doeleinden om bijvoorbeeld de bovenkant van de atmosfeer te bestuderen. Spoetnik is Russisch voor reisgenoot. In totaal hebben de russen tien spoetniks in de ruimte gebracht.

1.2.1 De aarde vanuit het heelal Inhoud Na de intro wordt het lezen en interpreteren van satellietbeelden behandeld met behulp van atlaskaarten. Vervolgens komt aan bod hoe je van schaalniveau kunt wisselen door in- en uit te zoomen. Ten slotte komt Google Earth ter sprake waarmee de veranderingen in het landschap heel goed zichtbaar worden. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt werken met verschillende schaalniveaus. • Je kunt informatie halen uit satellietbeelden. • Je kent de voordelen van remote sensing. • Je kent enkele zaken die je met Google Earth kunt opzoeken. Na deze paragraaf weten leerlingen welk effect inzoomen en uitzoomen heeft op de schaal. Daarnaast maken ze kennis met het omzetten van satellietbeelden naar kaarten. Ook kennen ze enkele toepassingen van remote sensing en hebben ze geoefend met het programma Google Earth. In de beeldbank van schooltv zijn verschillende clips te vinden over o.a. navigatiesysteem, GPS en remote sensing. Ook zijn er op YouTube veel bewegende satellietopnames te vinden. Tips bij de opdrachten Opdracht 2, 7 t/m 9 en 15 Veranderingen in het landschap zijn natuurlijk interessant voor geografen. Opdracht 15 Hierbij is het aardig om te bedenken wat er recent is veranderd in de omgeving van de school, de wijk, het dorp of de stad. Daarna kunt u samen met de leerlingen bekijken of dit al te zien is op Google Earth.

1.2.2 Plaats en tijdbepaling Inhoud In deze paragraaf leren kinderen hoe ze heel precies een positie op aarde kunnen weergeven met het graadnet. Ze leren de eigenschappen kennen van breedtecirkels en lengtecirkels. Ook wordt duidelijk dat je een route kunt bepalen met behulp van een kaart of door gebruik te maken van gps. Er wordt uitgelegd hoe een satelliet ervoor zorgt dat een gps de positie van een plek weet. Tot slot komen de tijdzones aan de orde: hoe ze zijn ingedeeld en waarom.

Page 16: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 16

Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kent de werking en voordelen van gps. • Je kunt je positie bepalen met het graadnet. • Je kent de werking van tijdzones. Na deze paragraaf kunnen de leerlingen met behulp van het graadnet plaatsen zoeken of bepalen. Ze begrijpen hoe een gps werkt en ze kunnen bedenken of het vroeger of later is in andere landen op de wereld. Tips bij de opdrachten Opdracht 1 Leerlingen kunnen in groepjes van vier ‘fictief verdwalen’. Geef ze een (stads)kaart en een envelop met een straatnaam. Laat ze vervolgens de kortste, de mooiste of de rustigste route bepalen naar een op te geven punt. Opdracht 3 t/m 5 Voor sommige leerlingen is plaatsbepaling met coördinaten een lastig onderdeel. Geef eventueel extra oefenmateriaal door ze zelf de coördinaten van een plek op aarde op een wit blaadje te laten schrijven. De antwoorden op een apart blaadje (plaats en coördinaten) leveren ze in bij de docent. Verdeel de blaadjes over de leerlingen in de klas en laat ze 5 minuten zoeken. Noem de plaatsen en laat de leerlingen die deze hebben gevonden, zich melden. Opdracht 8 De positie van de aarde en zon is voor veel leerlingen lastig te visualiseren. Maak de draaiing van de aarde duidelijk door middel van een filmpje of een animatie. Bespreek ook wat het betekent als je een tuin of balkon op het zuiden hebt of op het noorden. Dat je de zon in het westen ziet ondergaan als je nog laat aan het strand zit en in het oosten ziet opgaan. Dat de zon om 12 uur het hoogste punt van de dag bereikt en dat daar het zuiden ligt. Dat de aarde als het ware onder de zon doordraait in 24 uur.

1.2.3 Geografisch Informatiesysteem Inhoud In deze paragraaf wordt duidelijk dat gegevens over inwoners in een gebied in kaart kunnen worden gebracht. Ook laten we zien dat hier veel gebruik van wordt gemaakt en op welke manier. Met het computerprogramma EDUGIS kunnen leerlingen oefenen met verschillende data en verbanden tussen die data. Ze gebruiken gegevens uit hun eigen omgeving waardoor de stof extra tot de verbeelding spreekt. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kent de voordelen van GIS. • Je weet hoe GIS-kaarten worden gemaakt. • Je kunt werken met GIS. Tips bij de opdrachten Opdracht 1 Hier kunnen leerlingen zelf voorbeelden bedenken uit hun eigen omgeving. Welke voorzieningen zijn voor welke doelgroep.

Page 17: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 17

Opdracht 2 Ook hier kunnen leerlingen zelf voorbeelden uit de eigen omgeving bedenken, zinnen maken waaruit duidelijk wordt dat het om geografische uitspraken gaat. Verzamel de zinnen uit de klas, projecteer ze en laat de klas stemmen of het wel of niet geografisch is. Opdracht 3 In plaats van de fictieve wijken die hier worden opgevoerd, kunnen ook wijken uit de eigen omgeving worden gekozen. Het aantal inbraken per wijk is op te vragen bij de politie en geeft de leerlingen een beeld van de werkelijkheid. Aardig is om te zien of deze klopt met het idee dat ze over de wijken hadden.

1.3 Tips voor bronnenmateriaal Literatuur www.vakdidactiekaardrijkskunde.nl/onderwijs/lerarenopleiding/handboek/hoofdstuk6/documents/hoofdstuk7-Kaartengeventedenken.pdf Websites www.youtube.nl www.maasvlakte2.com www.schooltvbeeldbank.nl www.edugis.nl www.gismagazine.nl www.esri.nl http://wp.digischool.nl/aardrijkskunde/kaarten/gis/

Page 18: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 18

Hoofdstuk 2 Nederlandse landschappen

2.1 Inleiding In Nederland komen verschillende landschappen voor. In dit hoofdstuk behandelen wij er zeven. Deze landschappen zijn in grote lijnen jong, liggen laag en hebben weinig reliëf, maar er zijn er wel degelijk grote verschillen. De leerlingen maken kennis met zowel de natuurlijke ontstaanswijze van de Nederlandse landschappen als de invloed van de mensen op deze landschappen. Omdat de Nederlandse landschappen worden gedefinieerd op basis van de grondsoort, staat in dit hoofdstuk de geologie centraal. Omdat het Nederlandse landschap vrij jong is, is dat hoofdzakelijk de Kwartairgeologie. Aan het eind van het hoofdstuk zal het leerlingen duidelijk zijn dat Nederland, hoewel vrijwel helemaal laagland, een zeer rijke variatie biedt aan aantrekkelijke landschappen. Dat begrip kan de basis vormen voor het besef dat het waardevol is deze landschappelijke diversiteit te behouden en te beschermen.

2.1.1 Voorbeeldregio’s/Voorbeeldlanden Er is bij dit hoofdstuk in tegenstelling tot de andere hoofdstukken geen sprake van een voorbeeldland, waar de eerste paragraaf uitgebreid informatie over verschaft. Hier wordt in de eerste paragraaf het onderwerp ingeleid door een overzicht te geven van de in Nederland aanwezige landschappen. De volgende paragrafen verwijzen steeds naar deze basisparagraaf. Het verwerken van dit hoofdstuk draagt bij aan het geografisch beeld van Nederland.

2.1.2 Paragrafen Dit hoofdstuk bestaat uit zeven paragrafen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een begrippenlijst.

1 Het Nederlandse landschap Basisparagraaf: introductie van de Nederlandse landschappen

2 Het zand- en lösslandschap Basisparagraaf

3 Het veenlandschap Basisparagraaf

4 Het zeekleilandschap Basisparagraaf

5 Het rivierenlandschap Basisparagraaf

6 Kijken naar je eigen landschap Extra paragraaf: onderzoek in eigen omgeving

7 Het duinlandschap Plusparagraaf

2.1.3 Toetsen De volgende toetsen zijn voor dit hoofdstuk beschikbaar:

Tussentoets §1 + §2 Word

Tussentoets §3 + §4 + §5 Word

Adviestoets §1 t/m §5 Digitaal via ePractice Pack

Eindtoets Hoofdstuk 2 Word en digitaal via ePractice Pack

Page 19: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 19

Topografietoets het Nederlandse landschap (stippenkaart)

Pdf

Topografietoets het Nederlandse landschap (relatieve topografie)

Word

2.1.4 Digitaal lesmateriaal Digitaal materiaal voor leerlingen In het ePractice Pack vinden uw leerlingen de volgende digitale onderdelen van dit hoofdstuk: • Digitale werkboekparagrafen • Film over de Nederlandse landschappen • Google Earthles over het Nederlandse landschap • Adviestoets • Herhalingslessen Toelichting bij de Google Earthles In de Google Earthles maken de leerlingen een virtuele reis door de landschappen van Nederland: van het laagste punt naar het hoogste punt van Nederland. De reis begint in de Zuidplaspolder: het laagste punt van Nederland. Via de laagveengebieden komen we terecht in het rivierengebied bij de zand- en grindwinning en de watersport. Het nieuwe land in de Flevopolder wordt vergeleken met het oude land aan de andere zijde van het Veluwemeer. Vervolgens bekijken de leerlingen de stuwwallen, de Sint-Pietersberg en als laatste het hoogste punt van Nederland: de Vaalserberg.

2.2 Tips per paragraaf Openingsfoto Op de foto zie je een fraai beeld van het laagveenlandschap in het Hollands-Utrechtse laagveengebied. Het laaggelegen en natte karakter van dit landschap komt duidelijk naar voren door de brede afwateringssloten en de grote slootdichtheid. Dat een deel van dit landschap is verdwenen door het baggeren van veen voor de turfwinning is te zien aan de veenplas op de achtergrond. U kunt met deze foto het hoofdstuk introduceren. Wijs erop dat het ontstaan van landschappen in dit hoofdstuk centraal staat. Landschap ontstaat door de geologie, maar ook de mens heeft invloed op het ontstaan van natuurlandschap, bovendien wordt het gebruikt voor bewoning en voor agrarische activiteiten (grasland). Alternatieve les Voor dit hoofdstuk is ook een alternatieve les beschikbaar. Deze is als pdf-bestand te vinden in het docenten ePack en beschrijft de volgende verwerkingsmogelijkheden: • Taalknap: vertaal een buitenlands lied over het landschap. • Muziekknap: schrijf een tekst op een bestand lied over het landschap rondom je

woonplaats en zing het samen met de klas. • Doeknap: bouw een model van een rivierenlandschap. • Beeldknap: schilder een drieluik over het landschap van je eigen omgeving.

Page 20: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 20

2.2.1 Het Nederlandse landschap (basis) Inhoud Deze inleidende paragraaf toont de ligging van de zeven landschappen, de natuurlijke factoren die deze landschappen gevormd hebben en de indeling Hoog-Nederland – Laag-Nederland. Er is veel filmmateriaal over de Nederlandse Landschappen o.a. in de beeldbank van schooltv. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kent de natuurkrachten die de Nederlandse landschappen hebben gevormd. • Je kent het verschil tussen een natuur- en een cultuurlandschap. • Je kent de topografie van de Nederlandse landschappen. Tips bij de opdrachten Opdracht 1 Wijs leerlingen er op dat dit kaartje bij iedere paragraaf (m.u.v. de extra paragraaf) terugkomt en dat ze daar het betreffende landschap moeten inkleuren; ze kunnen dan steeds naar bron 2 of figuur 1 terugkijken. Opdracht 2 N.A.P. = Normaal Amsterdams Peil. Mocht u een uitstapje maken naar Amsterdam, dan is het NAP-project van Louis van Gasteren en Kees van der Veer in het Stadhuis/Muziektheater zeker een bezoek waard. Opdracht 4 Er zijn meer plekken in Laag-Nederland die boven zeeniveau liggen. Bijvoorbeeld de duinenrij en de voormalige eilanden Urk, Schokland en Wieringen, de Hoge Berg op Texel en Gaasterland. Opdracht 8 De Beemster viel in 1612 droog. Vervolgens werden wegen aangelegd, wegsloten en kavelsloten gegraven en boerderijen gebouwd. Dat alles gebeurde volgens een ordelijk en strak geometrisch patroon zoals bron 3 mooi laat zien. Aan deze rationele verkaveling en inrichting heeft De Beemster zijn roem te danken. Droogmakerij de Beemster is sinds 1999 werelderfgoed. Opdracht 12 Het is zinvol wat uitgebreider stil te staan bij deze opdracht. Hier kunt u het onderstaande verhaal ‘Stokoud of piepjong?’ voorlezen of (per groepje) door een leerling laten voorlezen. Laat leerlingen tijdens het lezen goed naar de bijbehorende bron kijken. Direct na het (voor)lezen neemt u de tekst weer in. De leerlingen bekijken tijdens het voorlezen bron 1 uit het handboek (in een deel van de oplage staat nog ‘bron 2’ als verwijzing).

Page 21: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 21

Stokoud of piepjong?

Stel dat je de aarde zou vragen hoe oud ze is. Als antwoord zou ze geven: ‘Ik ben al stokoud: ongeveer 4,6 miljard jaar.’ Dat is 4.6 en daarna acht nullen. Dat is een onvoorstelbaar lange periode. Wat zou je schitterende beelden krijgen als dat allemaal was gefilmd. Als er 4,6 miljard jaar lang een camera boven die aarde zou hebben gehangen. Laten we die film eens afdraaien in 24 uur. We beginnen te kijken om twaalf uur ’s nachts. Plaatje 1 In het begin is de aarde nog heet en vloeibaar. En dat blijft ze nog heel lang. Bijna de hele dag zien we alleen vuurspuwende vulkanen. Pas om negen uur ’s avonds komt de aarde tot rust. Aan de buitenkant ontstaat door afkoeling een dunne aardkorst. Die bestaat uit losse platen. Drijvend op taai vloeibaar magma botsen ze soms met een enorme klap tegen elkaar. Daardoor ontstaan uiteindelijk duizelingwekkend hoge gebergten. Op één plaats zelfs bijna negen kilometer hoog. Plaatje 2 En dan begint het te regenen. Een uur lang plenzen er enorme stortbuien neer. Je kunt geen hand voor ogen zien. De laagste stukken van de aarde lopen helemaal onder. Zo ontstaan zeeën en oceanen. Op sommige plaatsen zijn die meer dan elf kilometer diep. Door de warmte van de zon verdampt veel water. Dat valt als regen weer terug op het land en stroomt via rivieren weer terug naar zee. Zo komt het water terecht in een oneindige kringloop. In de oceanen verschijnt het eerste leven. Plaatje 3 Dit leven in de zee ontwikkelt zich tot allerlei soorten dieren en planten op het land. Vooral midden op de aarde groeit alles goed. Daar is het immers warm en vochtig. Op de boven- en onderkant van de aarde groeit helemaal niets. Daar is het ijzig koud. Kilometers dikke lagen ijs liggen daar opgestapeld. Plaatje 4 In het warme deel van de aarde zien we na tien uur de eerste dinosaurussen. Plaatje 5 Even na half twaalf sterven de dinosaurussen plotseling uit. Een enorm brok steen uit de ruimte slaat in op aarde. Gigantisch veel stof verduistert de aarde. Als het stof opgetrokken is, verschijnen de zoogdieren. Plaatje 6 Het grootste zoogdier is de dichtbehaarde mammoet met grote gebogen slagtanden. Die dichte beharing is nodig om zich te beschermen tegen de ijzige kou. Dat is ongeveer 2,5 miljoen jaar geleden. Plaatje 7 Enkele minuten voor het einde van de film, richt één van die zoogdieren zich op en gaat rechtop lopen. De mens is in aantocht. Eigenlijk is de mensheid dus nog maar heel kort op aarde. En de leeftijd van Nederland? Bijna de hele aardgeschiedenis zit ons land onder water. Pas twee en een half miljoen jaar geleden begint de opbouw van Nederland. België en Duitsland, de ‘broertjes’ van Nederland, zijn meer dan vijfhonderd miljoen jaar oud. Daarmee vergeleken is het landschap van Nederland dus nog piepjong.

Opdracht 13 Van alle voorbeeldlanden is de topografie achter in het werkboek opgenomen. Opdracht 14 Google Earth: Deze opdracht is als pdf in het ePractice Pack beschikbaar en kan gestart worden via het kml-bestand dat aan het begin van de opdracht staat vermeld.

Page 22: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 22

2.2.2 Het zand- en lösslandschap (basis) Inhoud Bron 4 laat de laatste glaciale uitbreiding van landijs in het Pleistoceen zien tijdens het Weichselien. De Noordzee ligt dan droog en het stroomgebied van de Rijn, Schelde en Theems loopt door in het Noordzeebekken. Met de straffe noordenwind wordt Nederland door dekzand en löss bedekt afkomstig van de bodem van de Noordzee. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt uitleggen hoe in Zuid-Limburg kalksteen is ontstaan. • Je kunt uitleggen hoe stuwwallen zijn ontstaan. • Je kunt uitleggen hoe het zand- en lösslandschap zijn ontstaan. • Je kent het verband tussen de grondwaterspiegel en het bodemgebruik. Tips bij de opdrachten Opdracht 3 In kalksteen komen fossielen voor uit het Krijt, een van de geologische perioden. De Romeinen gebruikten als bouwmateriaal al kalksteen, ook wel ten onrechte mergel (= gesteente dat bestaat uit klei en kalk) genoemd. Door het uitgraven van de kalksteen ontstonden o.a. de grotten van Valkenburg. Ook de naam grot is niet juist want het gaat hier om mijnbouw en niet om een natuurlijke grot. Het zijn in feite ondergrondse kalksteengroeven. Tijdens de graafwerkzaamheden zijn in de loop der eeuwen allerlei fossielen gevonden. Nu wordt er nog in dagbouw kalksteen gewonnen in de Sint-Pietersberg. De ENCI B.V. heeft een vergunning tot 2018. In deze groeve ontdekte graafmachine-operator Carlo Brauer in september 2012 een fossiele mosasauruskaak. Het bleek een deel van een relatief compleet skelet te zijn. Het skelet is ondergebracht in het Natuurhistorisch Museum Maastricht en heeft de naam Carlo gekregen. De mosasaurus, naar het Latijnse woord voor ‘Maas’ (Mosa) en het Griekse woord voor ‘hagedis’ (sauros), leefde aan het eind van het dinosaurustijdperk, toen de omgeving van het huidige Maastricht bedekt was door een ondiepe zee. De Mosasaurus heeft dus nooit in de Maas gezwommen! Opdracht 5 Het Trechterbekervolk bouwde o.a. in Drenthe hunebedden van deze zwerfstenen. Dat was in de nieuwe steentijd, het Neolithicum, van 3450 tot circa 3250 v.Chr. Het Hunebedcentrum bij Borger en het Drents Museum in Assen geven veel informatie over de hunebedden, hun bouwers en de cultuur in die tijd. Keileem laat water slecht door en speelt daardoor later een grote rol bij het ontstaan van hoogveen. Tussentoets en herhalingsles Aan het eind van paragraaf 2 kunt u de eerste tussentoets van dit hoofdstuk afnemen. Leerlingen die de leerstof van paragraaf 1 en 2 niet voldoende beheersen, kunnen de herhalingsles uit het ePractice Pack doorwerken.

2.2.3 Het veenlandschap (basis) Inhoud In deze paragraaf worden het laagveen- en het hoogveenlandschap besproken. Ook de turfwinning komt aan de orde, maar het turfwinningslandschap wordt buiten beschouwing gelaten. Wel wordt het ontstaan van veenplassen genoemd. De openingsfoto van het

Page 23: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 23

hoofdstuk en bron 3 laten plasvorming, trekgaten, legakkers en/of zetwallen zien die bij natte vervening (opbaggeren van laagveen) ontstaan.

Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt uitleggen hoe veen ontstaat. • Je kent de kenmerken van het laagveenlandschap in Nederland. • Je kent de kenmerken van het hoogveenlandschap in Nederland. • Je kunt uitleggen hoe veenpolders ontstaan. Tips bij de opdrachten Opdracht 2 In het Holoceen, de warmere perioden na het Pleistoceen, werd het klimaat warmer en steeg de zeespiegel. De Noordzee overstroomde het westelijk deel van Nederland en heeft daar zeeklei afgezet. Dit is oude zeeklei. Vanaf ongeveer 5.000 jaar geleden ontstonden zandbanken (strandwallen) op enige afstand van de kust. Achter deze wallen ontstond een soort waddengebied, waar ook (oude) zeeklei kon bezinken. Tijdens een latere periode van minder sterke zeespiegelstijging (regressie) vond achter deze strandwallen de veenvorming plaats. Weer later brak de zee in het zuidwesten en in het noorden door deze strandwallen heen en werd op het veen en/of op de plek van het weggespoelde veen, zeeklei afgezet. Dit is de jonge zeeklei. In het centrale deel bleef de serie strandwallen intact, en kon de veenvorming doorgaan. Zo kon zich het Holland-Utrechtse laagveengebied verder ontwikkelen. Na de natte vervening komt in de vervolgens droog gepompte veenplassen (droogmakerijen) de oude zeeklei aan de oppervlakte. Opdracht 6 Als een wateroppervlak met het begrip ‘plas’ wordt aangegeven is dat een meer dat door natte vervening is ontstaan. Opdracht 9 Hoogveen werd afgegraven (turf steken). Na het afgraven daalde het oppervlak enkele meters en vervolgens werd het oppervlak geschikt gemaakt voor landbouw, het veenkoloniale landschap ontstond. Dat er veel meer hoogveen verdwenen is dan laagveen komt doordat hoogveen gemakkelijker te winnen is (turf steken i.p.v. baggeren) en doordat na de winning van hoogveen landbouwgrond overblijft (dalgrond). Bij laagveen ontstaan veenplassen en daarom werd het baggeren van laagveen na enige decennia verboden, omdat anders te grote delen van Holland onder water zouden verdwijnen.

2.2.4 Het zeekleilandschap (basis) Inhoud Zeeklei komt aan de oppervlakte in het noorden en het zuidwesten van het land. Ook in droogmakerijen komt de zeeklei aan de oppervlakte. In het Noordelijk zeekleilandschap komen landinwaarts de oudere terpen voor. Langs de kust komen de jongere zeepolders voor. Het onderscheid tussen oude en jonge zeeklei wordt hier buiten beschouwing gelaten. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kent de kenmerken van de zeekleigebieden. • Je kunt uitleggen hoe droogmakerijen ontstaan. • Je kunt uitleggen hoe zeepolders worden aangelegd.

Page 24: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 24

Tips bij de opdrachten Opdracht 2 De terpen zijn eeuwenlang met mest en afval opgehoogd. Hogebeintum ligt bijna 9 meter boven zeeniveau, het omliggende gebied ligt net boven zeeniveau. Er is dus een hoogteverschil van ruim 8 meter. Opdracht 8 Samenvatting wat betreft de hoogteligging van de drie soorten polders: – zeepolders: 1 à 2 meter boven zeeniveau; – veenpolders:1 à 2 meter beneden zeeniveau; – droogmakerijen: tot wel 5 à 6 meter beneden zeeniveau. Opdracht 9 Plaatsnamen die eindigen op -terp, -um, -werd, -ward, -wierde (Groningen) duiden op terpbewoning.

2.2.5 Het rivierenlandschap (basis) Inhoud Deze paragraaf behandelt de jonge rivierkleiafzettingen in Midden-Nederland. Het sedimentatiepatroon met de zandige oeverwallen en kleiige kommen is typerend voor meanderende rivieren. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kent de verschillende riviersoorten. • Je kent de indeling van het stroomgebied van een rivier. • Je kunt de situatie bij een bedijkte rivier in Nederland beschrijven. • Je kunt uitleggen hoe rivieren het Nederlandse landschap opbouwen. Tips bij de opdrachten Opdracht 4 ‘Samen werken aan een veilig en mooi rivierengebied’ (meer ruimte voor de rivier) zorgt ervoor dat op meer dan 30 plekken langs Rijn, IJssel, Waal, Neder-Rijn en Lek het water vrijer kan stromen. Het programma, met een budget van 2,3 miljard euro, is volgens planning gereed in 2015. Directe aanleiding voor dit programma was de extreem hoge waterstand in de rivieren in 1995. Opdracht 6 Op de oeverwallen is meer bebouwing en fruitteelt. In de kommen en uiterwaarden is meer grasland en weinig bebouwing. De oeverwallen vormen dus een wat minder open landschap. Tussen de oeverwallen en kommen is enkele meters hoogteverschil mogelijk. In het rivierengebied worden terpen meestal aangeduid met woerden (ook: werden / wuurden / worden). Opdracht 7 Een delta is aangeslibd land in de vertakte monding van een rivier. Herodotus voerde deze naam in omdat hij de vorm (van de Nijldelta) op de Griekse hoofdletter delta (Δ) vond lijken. Delta’s kunnen ontstaan als er in zee niet zo’n sterke stroming is. Is er wel een sterke stroming, dan wordt het riviersediment direct afgevoerd. Tussentoets – herhalingsles – adviestoets

Page 25: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 25

Aan het eind van paragraaf 5 kunt de laatste tussentoets van dit hoofdstuk afnemen. Leerlingen die de leerstof van paragraaf 3, 4 en 5 niet voldoende beheersen kunnen de herhalingsles uit het ePractice Pack doorwerken. De adviestoets gaat over de paragrafen 1 t/m 5. Nadat u deze toets heeft afgenomen, kunt u differentiëren in de klas. • De leerlingen die de basisstof niet beheersen, maken eerst de herhalingslessen en

daarna de extra paragraaf. • De leerlingen die zelfstandig verder kunnen, maken de extra lessen. • De leerlingen die meer verdieping nodig hebben, maken de extra paragraaf en daarna

de plusparagraaf.

2.2.6 Kijken naar je eigen landschap (extra) Inhoud Aardrijkskunde is een vak waarbij veldwerk eigenlijk een must is. Dit hoofdstuk leent zich daar uitstekend voor. Leerlingen gaan met behulp van wat ze in de basisparagrafen geleerd hebben hun eigen landschap onderzoeken. Daarbij bakenen zij het onderzoeksgebied en determineren zij de grondsoort m.b.v. een grondboring. Ten slotte ‘lezen’ zij het landschap met het schema landschapsonderzoek. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt in een groepje onderzoek doen naar het landschap in je eigen omgeving volgens

het stappenplan voor onderzoek. • Je kunt een grondboring maken en de grondsoort bepalen. • Je kunt met het schema landschapsonderzoek het landschap ‘lezen’. Tips bij de opdrachten Opdracht 2 t/m 9 Door deze hele methode Wereldwijs loopt een leerlijn onderzoeksvaardigheden waarbij het stappenplan voor onderzoek wordt gehanteerd. In dit hoofdstuk worden alle stappen doorlopen. Opdracht 3 Op topografische kaarten gelden geen rechten meer. U kunt ze dus zonder problemen kopiëren. Opdracht 4 Zorg er bij de voorbereiding voor dat iedere groep een grondboor en een geplastificeerde grondsoortdeterminatietabel heeft.

2.2.7 Het duinlandschap (plus) Inhoud De regio waarop in deze paragraaf wordt ingezoomd is de Kennemerduinen. Zij behoren tot de mooiste duinlandschappen van Nederland en zijn (deels) ook een nationaal park. Typerend voor dit gebied is dat zowel oude als jonge duinen uitstekend zichtbaar zijn en dat nederzettingen op de oude duinruggen liggen. Een kaart van het gebied samen met een (lucht) foto is een goed middel om de leerlingen de vaardigheid ‘werken met foto en kaart’ bij te brengen.

Page 26: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 26

Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kent de voorwaarden die nodig zijn voor het ontstaan van duinen. • Je weet hoe het duinlandschap is opgebouwd en welke functies het heeft. • Je kunt met foto’s en kaarten een landschap beschrijven en verklaren. Tips bij de opdrachten Opdracht 1

De duinen vormen veruit de belangrijkste primaire kustbescherming van de Nederlandse

kust. Slechts 34 van de 353 kilometer Nederlandse Noordzeekust wordt beschermd door

primaire dijken of zeedijken. De duinenrij is echter niet overal aaneengesloten: er liggen

zeedijken bij Walcheren (Westkapelse Zeedijk) en Noord-Holland (Hondsbossche en

Pettemer zeewering). Opdracht 2 De zes voorwaarden uit deze opdracht doen zich lang niet overal voor. Daarom zijn kustduinen een relatief zeldzaam verschijnsel. Enkele bekende kustduincomplexen in de wereld zijn bijvoorbeeld Les Landes (Frankrijk) en Ninety Miles Beach (Nieuw-Zeeland). Opdracht 5 De twee hoofdfuncties van de duinen zijn zeewering en natuur. Andere functies zijn vooral recreatie, maar ook leverancier van drinkwater, landbouw (bijvoorbeeld bloembollen op geestgronden), haven- en industriegebied, militair oefenterrein. Opdracht 6 De oude duinen liggen op de vroegere strandwallen. In dit duinlandschap zijn veel inrichtingselementen, zo ligt Haarlem bijvoorbeeld op de meest oostelijke strandwal. Vanaf een paar eeuwen voor het begin van onze jaartelling gaat de zeespiegelstijging weer sneller. De strandwallen worden gedeeltelijk door de zee afgebroken. Het zand dat in zee spoelt wordt door de wind landinwaarts geblazen en draagt vervolgens bij aan de vorming van de jonge duinen. De jonge duinen zijn gevormd tussen 1000 en 1600 na Chr. Afsluiting Ook in dit hoofdstuk wordt het werkboek afgesloten met een samenvatting, waarin de kern van de stof met eenvoudige tekeningetjes en korte begrippen wordt gevisualiseerd. Voor de basisparagrafen is een aanzet gemaakt voor de leerlingen. In het antwoordenbestand staat een voorbeeld van een ingevulde samenvatting. Het hoofdstuk wordt in het handboek uiteraard afgesloten met de begrippenlijst.

2.3 Tips voor bronnenmateriaal Literatuur • Barends, S e.a.: Het Nederlandse landschap, een historisch-geografische benadering.

Matrijs uitgeverij, Utrecht 2010 (10e herziene druk). ISBN 9789053453704. • Berendsen, H.: De vorming van het land. Perspectief uitgevers, Utrecht 2011.

ISBN 9023247868 (met cd-rom). • Berendsen, H.: Landschap in delen. Perspectief uitgevers, Utrecht 2008.

ISBN 9034241495 (met cd-rom). • Berendsen, H.: Landschappelijk Nederland. Perspectief uitgevers, Utrecht 2008.

ISBN 9023241487 (met cd-rom).

Page 27: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 27

• Blankers, P. & L. Nelissen: Het Limburgse Heuvelland, landschap en gesteenten in Zuid-Limburg. 2013. ISBN 9789461936028, te bestellen via: www.limburger.nl/webshop.

• Bosatlas van ondergronds Nederland. Noordhoff Uitgevers B.V., Groningen 2009. ISBN 9001122450.

• Vos, P. & H. Weerts: Atlas van Nederland in het Holoceen. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2011. ISBN 903513639x

Websites www.geologievannederland.nl www.geologischevereniging.nl www.fossiel.net www.gea-geologie.nl www.geosites.nl www.geologienederland.nl www.ruimtevoorderivier.nl

Page 28: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 28

Hoofdstuk 3 Europa

3.1 Inleiding Bij aardrijkskunde gaat het om het ontwikkelen van een eigentijds wereldbeeld en daar horen Europa en de Europese Unie zeker bij. Met behulp van dit hoofdstuk verkrijgen de leerlingen systematische kennis, inzicht en vaardigheden waarmee zij zich een mening kunnen vormen over het ontstaan en de werking van de Europese Unie.

3.1.1 Voorbeeldregio’s/Voorbeeldlanden In Wereldwijs is het gebruikelijk dat in elk hoofdstuk een voorbeeldland centraal staat. In dit hoofdstuk wijken we hiervan af, niet één land, maar een kenmerkende regio van de EU staat centraal. We zoomen dus in en uit naar een wisselende regio met daar tegenover de EU als geheel. In dit hoofdstuk staan dus Europa en verschillende regio’s in Europa centraal.

3.1.2 Paragrafen Dit hoofdstuk bestaat uit zeven paragrafen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een begrippenlijst.

1 Europese Unie Basisparagraaf: introductie van de Europese Unie

2 Verschillen in welvaart Basisparagraaf, voorbeeldregio Duitsland

3 Werken in de Europese Unie Basisparagraaf, voorbeeldregio Italië

4 Verkeer en vervoer Basisparagraaf, voorbeeldregio Londen

5 Eenwording en verbrokkeling Basisparagraaf, voorbeeldregio Spanje

6 Jouw favoriete land in Europa Extra paragraaf: onderzoek in eigen regio

7 De grenzen van Europa Plusparagraaf

3.1.3 Toetsen De volgende toetsen zijn voor dit hoofdstuk beschikbaar:

Tussentoets §1 + §2 Word

Tussentoets §3 + §4 + §5 Word

Adviestoets §1 t/m §5 Digitaal via ePractice Pack

Eindtoets Hoofdstuk 3 Word en digitaal via ePractice Pack

Topografietoets Europa Pdf

Topografietoets Europa Word

3.1.4 Digitaal lesmateriaal Digitaal materiaal voor leerlingen In het ePractice Pack vinden uw leerlingen de volgende digitale onderdelen van dit hoofdstuk: • Digitale werkboekparagrafen • Film over Europa • Google Earthles over de Europese Unie

Page 29: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 29

• Herhalingslessen Adviestoets Toelichting bij de Google Earthles Een aantal landen van de EU wordt bezocht. In Spanje worden achtereenvolgens de zonnecentrales, het kassengebied bij Ameria en het toeristische Benidorm bekeken. In Italië wordt de focus gericht op de olijventeelt in Puglia en op het toeristische Venetië. Bij Duitsland krijgen de leerlingen een kijkje op de wijnplantages rondom de Moezel, de industriestad Duisburg in het Ruhrgebied en de tot 1989 gedeelde hoofdstad Berlijn.

3.2 Tips per paragraaf Openingsfoto De openingsfoto van Europa bij nacht is bewust gekozen, omdat die duidelijk zichtbaar maakt waar bevolkingsconcentraties in Europa zijn en waar niet. Leerlingen zullen allemaal wel eens een satellietbeeld van Europa hebben gezien en anders moeten ze zeker de computerles met Google Earth doen. Juist door voor deze openingsfoto te kiezen oriënteren ze zich op de ruimtelijke indeling van de EU: een kerngebied met een hoge bevolkingsdichtheid, een periferie met een lage bevolkingsdichtheid en daartussen een overgangszone.

3.2.1 Europese Unie (basis) Inhoud In dit hoofdstuk staan dus Europa en verschillende regio’s binnen Europa centraal. De eerste paragraaf is een oriëntatie op het schaalniveau van Europa, de andere paragrafen starten allemaal met een kenmerkende regio van de EU waarna we uitzoomen naar de EU als geheel. Wijs de leerlingen op het speciale karakter van deze eerste paragraaf (niet gericht op een land, maar op Europa) en op de voorbeeldregio’s in de rest van het hoofdstuk. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kent de uitbreidingen van de Europese Unie. • Je kunt de kernspreuk van de EU uitleggen: Eenheid in verscheidenheid. • Je kent enkele voor- en nadelen van de EU. • Je kent de topografie van de EU. Tips bij de opdrachten Algemeen Er is veel materiaal over Europa te krijgen. Vaak is het materiaal gratis. De informatie uit het boek kan zo met actueel cijfer- en bronnenmateriaal worden aangevuld. Een bronnentafel vol boeken, brochures over Europa werkt voor leerlingen motiverend en is bruikbaar bij diverse (onderzoeks)opdrachten. Voor het aanvragen van materiaal kunt u gebruik maken van onderstaande adressen of van de sites die aan het eind van dit hoofdstuk worden gegeven. Bureau van het Europees parlement Korte Vijverberg 6 2513 AB Den Haag Tel 070 – 3624941

Page 30: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 30

Verspreid over heel Europa zijn honderden plaatselijke EU-informatiecentra gevestigd. De informatiedienst is bereikbaar via het gratis telefoonnummer 0080067891011. Ook zijn er 14 Europe Direct Centra in Nederland (zie websites). Beeldmateriaal De beeldbank van de schooltelevisie is een rijke bron van goed toegankelijke beeldinformatie. Als inleiding op allerlei onderwerpen over de EU kunt u klassikaal een filmpje laten zien of leerlingen de opdracht geven om deze thuis te bekijken. In korte filmpjes kunnen de leerlingen een goed beeld krijgen van bijvoorbeeld het ontstaan van de EU, wie heeft de macht in de EU en wie bepaalt de landbouwsubsidies van de EU. Collage Om de betrokkenheid van leerlingen bij dit onderwerp te verhogen kunt u hen vragen knipsels over Europa uit kranten en tijdschriften of printjes van nieuwssites mee te nemen en deze op te hangen op een prikbord. Dit prikbord kan geleidelijk aangevuld worden met bijdragen van leerlingen. Opdracht 1 Bij deze opdracht wordt verwezen naar de openingsfoto van Europa bij nacht. Google Earth heeft ook een mogelijkheid om beelden van Europa bij nacht te laten zien. Als introductie op deze paragraaf kunt u starten met de satellietbeelden van Google Earth en bijvoorbeeld de leerlingen laten inzoomen naar plekken waar zij zijn geweest. In de computerles worden meer voorbeelden gegeven van het gebruik van Google Earth in de klas. Er is een sterke relatie tussen bevolkingsdichtheid en economische activiteit. Benadruk deze relatie in het gesprek dat u op grond van de gegeven antwoorden voert. Opdracht 2 In deze opdracht gaat het om de uitbreidingen van de EU in de loop van de tijd. Het uiteindelijke doel van deze vraag is dat leerlingen zich een kaartbeeld vormen van de uitbreidingen van de EU en niet de jaartallen van toetreding per land uit hun hoofd leren. Opdracht 3 Het gaat hier om de iconografie van landen. Dit zijn zaken waaraan symboolwaarde wordt toegekend in een land. Het is aardig om de oorzaak van deze symbolen te onderzoeken en te kijken wanneer deze ontstaan zijn. Ons Wilhelmus is pas het volkslied sinds 1927, maar het gaat wel over de strijd tegen de Spanjaarden en is ook in die tijd geschreven. De eerste letters van elk vers vormen samen de naam Willem van Nassau. De oorsprong van onze Koninginnedag ligt in de viering van Prinsessendag aan het einde van de 19e eeuw. Koningin-regentes Emma trok toen met de kleine Wilhelmina door het land. Nu Willem-Alexander koning is gaan we over op de viering van Koningsdag. Opdracht 5 Bij deze vraag gaat het erom dat de EU bewust geen officiële hoofdstad heeft, maar de instellingen verspreid zijn over de verschillende landen. Brussel wordt vaak de hoofdstad genoemd, omdat hier de hoofdzetels van de Europese Commissie zijn. In Frankfurt zetelt de Europese bank, in Luxemburg het Europese Hof van Justitie en in Straatsburg het Europese parlement een deel van het jaar. Opdracht 6 In deze opdracht gaat het om de mening van de leerlingen. Wijs er nogmaals op dat zij zich een mening moeten vormen op grond van argumenten. Leerlingen formuleren voor- en nadelen van Europese integratie in deze vraag. Om een mening te verwoorden in een standpunt verdeelt u de klas in groepen van vijf. U legt uit dat binnen elke groep iedereen zijn mening moet kunnen geven.

Page 31: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 31

In het klaslokaal wijst u een kant aan als volledig voor en de andere kant staat voor volledig tegen Europese integratie. U vraagt de leerlingen hun plaats in te nemen op de opinielijn. Elke leerling moet dus kunnen aangeven waarom zijn buurman meer of minder tegen Europese integratie is. Opdracht 9 Van alle voorbeeldlanden is de topografie achter in het werkboek opgenomen. Opdracht 10 Google Earth: Deze opdracht is als pdf in het ePractice Pack beschikbaar en kan gestart worden via het kml-bestand dat aan het begin van de opdracht staat vermeld.

3.2.2 Verschillen in welvaart (basis) Inhoud In dit hoofdstuk staat elke paragraaf een kenmerkend land centraal. Duitsland is de economische grootmacht van de EU. Binnen het huidige Duitsland zijn de verschillen tussen het voormalige kapitalistische West-Duitsland en het communistische Oost-Duitsland nog steeds goed waarneembaar. Ook in de Grote Bosatlas kunt u deze verschillen terugvinden (bijvoorbeeld bevolkingsgroei, werkloosheid, kinderopvang), dus de keuze voor Duitsland ligt voor de hand. Binnen Duitsland zijn grote verschillen. Via bijvoorbeeld het Duitsland Instituut Amsterdam kunt u onderwijsmateriaal bestellen. Ook hebben ze een goed website met veel achtergrondinformatie. Duitsland Instituut Amsterdam Prins Hendrikkade 189B 1011 TD Amsterdam Alternatieve les Voor deze paragraaf is ook een alternatieve les beschikbaar. Deze is als pdf-bestand te vinden in het docenten ePack en beschrijft de volgende verwerkingsmogelijkheden: • Mensknap: Lagerhuisdebat over voor- en nadelen van een verdergaande Europese

samenwerking. • Beeldknap: maak een poster waarop je de tegenstelling in beeld brengt tussen winkels,

foodketens enzovoort die je in elk land en ik elke stad ziet en de winkels die een land uniek maken.

• Taalknap: schrijf een krantenartikel over de voor- en nadelen van samenwerking binnen Europa. Eventueel ontstaat uit alle artikelen een klassenkrant.

• Rekenknap: zoek en presenteer grafieken, tabellen enzovoort om de voor- en nadelen van de Europese samenwerking te illustreren.

Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt uitleggen wat Europese integratie is. • Je kunt de regionale ongelijkheid in de EU beschrijven. • Je kunt uitleggen of de regionale ongelijkheid in de EU groter of kleiner wordt. Tips bij de opdrachten Opdracht 1 en 2 De verschillen tussen het oosten en westen van Duitsland zijn nog goed waarneembaar op deelstaatniveau. De leerlingen zoeken op deelstaatniveau naar verschillen binnen Duitsland. In de Basis Bosatlas komen deze verschillen op de thematische kaartjes van Duitsland duidelijk naar voren. Wijs de leerlingen erop dat de criteria voor rijke en arme regio’s helder

Page 32: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 32

verwoord worden, zodat duidelijk wordt op grond van welke criteria de indelingen worden gemaakt. Opdracht 3 Net zoals in Duitsland wordt er in de hele EU geïnvesteerd in de armere regio’s, zodat iedereen gelijke toegang heeft tot de welvaart. Door deze schaalsprong te maken kunt u aangeven waarom bijvoorbeeld Griekenland (steeds weer) extra geld krijgt. Opdracht 6 U kunt bij deze opdracht het verschil tussen het absolute bbp en het bbp per hoofd nogmaals benadrukken. Het bbp van Duitsland is hoog, maar het bbp per hoofd is door de samenvoeging van Oost- en West-Duitsland gedaald. De verklaring hiervoor moet u zoeken in de (grote) bevolkingsomvang. Deze opdracht gaat vooral in op de economische integratie. Politiek ligt het op dit moment gevoeliger. In Nederland werd bijvoorbeeld tegen de Europese grondwet gestemd en de huidige steun aan de EU onder de Nederlandse bevolking neemt af. Het merendeel van de Nederlandse handel vindt plaats met landen binnen de EU. Stemmen mensen tegenwoordig tegen de EU omdat de Euro zo duur is en is dat redelijk? Of omdat ze het niet eens zijn met het Nederlands politiek beleid en is dat een reden? Duidelijk is dat de politieke steun niet afneemt, maar dat de ontevredenheid onder de burgers wel toeneemt. Opdracht 8 Juist rond de toetreding tot de EU laten veel landen een versnelde economische groei zien. Toch blijven de grote verschillen bestaan. Luxemburg het rijkste land van de EU is zeven keer rijker dan de armste landen: Bulgarije en Roemenië. Tussentoets en herhalingsles Aan het eind van paragraaf 2 kunt u de eerste tussentoets van dit hoofdstuk afnemen. Leerlingen die de leerstof van paragraaf 1 en 2 niet voldoende beheersen, kunnen de herhalingsles uit het ePractice Pack doorwerken.

3.2.3 Werken in de Europese Unie (basis) Inhoud In dit hoofdstuk staat (de tweedeling) van Italië centraal omdat dit een goed voorbeeld is van de verschillen tussen een rijkere en een armere regio, die ontstaan door de verschillen in samenstelling van de beroepsbevolking. De EU streeft naar welvaart voor al zijn burgers. Daartoe verleent zij extra steun aan regio’s die op een of andere manier achterblijven. In het verleden waren dit bijvoorbeeld de oude industriegebieden. Zij waren gevestigd bij de vindplaats van de grondstoffen. Door veranderde vestigingsplaatsfactoren moesten zij overstappen op andere economische activiteiten. Deze zogenaamde herstructureringsgebieden kregen extra steun van de EU om de overschakeling mogelijk te maken. Tegenwoordig krijgen juist de uitbreidingen van 2004 en later extra steun om hun economie te herstructureren. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt de verdeling over de EU van de landbouw, industrie en diensten beschrijven en

verklaren. • Je kunt de economische driedeling van de EU beschrijven en verklaren. • Je kunt uitleggen wat de doelen van het regionaal beleid van de EU zijn.

Page 33: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 33

Tips bij de opdrachten Opdracht 1 In deze vraag staan de verschillen tussen het rijke noorden en het arme zuiden centraal. Als we uitzoomen naar het niveau van de EU, zien we dat de afgelopen jaren het welvaartsniveau van Italië gedaald is ten opzichte van het gemiddelde van de EU. Oorzaken hiervoor zijn onder andere de lager opgeleide bevolking, de vele kleine familiebedrijven en het weinig innovatieve karakter van de economie. Opdracht 4 U kunt de veranderingen in vestigingsplaatsfactoren illustreren door gebruik te maken van een oud industriegebied in België (bijvoorbeeld het gebied rond Luik – vindplaats van grondstoffen) en een nieuw industriegebied (bijvoorbeeld het gebied rond Gent - ligging aan diep vaarwater). Opdracht 6 Binnen de arme regio’s maakt de EU een onderscheid tussen de arme regio’s die minder dan 75% van het EU gemiddelde verdienen en niet op eigen kracht tot ontwikkeling kunnen komen en zij die dit wel kunnen. Opdracht 7 Binnen de EU wordt geïnvesteerd in de kenniseconomie. Achterliggend begrip bij deze vraag is de ‘kenniseconomie’. Concretiseer dit begrip met de leerlingen door bijvoorbeeld met de klas een woordweb te maken rond dit begrip. Welk soort mensen vraagt een kenniseconomie? Wat betekent dat voor het onderwijs?

3.2.4 Verkeer en vervoer (basis) Inhoud In dit hoofdstuk staat niet een land centraal, maar een stad: Londen. De regio Londen is de toegangspoort tot Groot-Brittannië, maar ook tot Europa. Voor een gezonde economie is een toenemende stroom van goederen, mensen en informatie nodig, die alles van de ene plaats naar de andere plaats brengt. Als het verkeer tot stilstand komt, stopt ook de economische ontwikkeling. Veel achtergrondinformatie die u kunt gebruiken bij dit hoofdstuk is te vinden op de website van de EU over het verkeersbeleid: Roadmap to a Single European Transport Area, Facts and figures. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt uitleggen waarom er in West-Europa meer verkeer en transport is dan in Oost-

Europa. • Je kunt de belangrijkste verkeersstromen binnen de EU beschrijven. • Je kunt uitleggen wat de voor- en nadelen zijn van grote verkeersstromen. • Je kunt uitleggen waarom de EU Trans-Europese Netwerken wil aanleggen. Tips bij de opdrachten Opdracht 1 Verkeer en vervoer zijn goed voor de economie van een regio, maar meer verkeer is meestal slecht voor het milieu. Daardoor is het noodzakelijk om het verkeer in goede banen te leiden. Opdracht 2 Het centrum in Londen waar de technologische bedrijven zich vestigen heet de Sillicon Roundabout en is gevestigd rond twee torens vlakbij het Olympisch dorp. Rondom de twee

Page 34: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 34

torens liggen als een rotonde alle technologische bedrijven zoals in Sillicon Valley in Californië. Dit is het voorbeeld van hoe hightechbedrijven van de chipindustrie zijn geconcentreerd. Opdracht 4 Een aantal feiten over transport binnen de EU: – 96% van onze transport is afhankelijk van olie en olieproducten. – Meer dan 80% van die olieproducten halen we van buiten de EU. – In Londen staat een chauffeur per jaar meer dan 50 uur stil. – De EU heeft meer dan 4,5 miljoen kilometer wegen. Opdracht 5 De belangrijkste luchthavens van Nederland zijn van groot naar klein: Amsterdam Airport Schiphol, Eindhoven Airport, Rotterdam-The Hague Airport, Maastricht Aachen Airport en Groningen Airport Eelde. Opdracht 10 De TEN-projecten bevorderen samenwerking tussen landen om economische groei en werkgelegenheid te creëren. Daardoor wordt de interne markt letterlijk meer met elkaar verbonden. Naast deze economische overwegingen speelt het milieu ook een belangrijke rol, waardoor het accent ligt op investeringen in spoorwegen.

3.2.5 Eenwording en verbrokkeling (basis) Inhoud De titel van deze paragraaf is geïnspireerd op het boek onder eindredactie van B. de Pater: Eenwording en verbrokkeling, paradox van de regionale dynamiek (van Gorcum, 1995). Hij spreekt van een dialectisch proces. In dit boek worden processen van een wording en verbrokkeling op twee schaalniveaus (Europees en mondiaal) behandeld langs achtereenvolgens de culturele, economische en politieke dimensie. Hoewel het boek in 1995 geschreven is, geeft het een beschrijving van de belangrijkste culturele, economische en politieke processen die zich afspelen in Europa en de wereld. Hij stelt dat wij enerzijds steeds meer afhankelijk worden van supranationale regelgeving, economie en politieke besluitvorming, wat anderzijds leidt tot de opkomst van het regionaal bewustzijn, waar vooral culturele autonomie tot stand komt. Barcelona is hier een mooi voorbeeld. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt twee situaties beschrijven van volken die geen eigen staat hebben. • Je kunt uitleggen waarom verschillende landen in West-Europa federaties worden. • Je kunt uitleggen waarom grote staten in Oost-Europa uiteengevallen zijn in kleinere

staatjes. Tips bij de opdrachten Opdracht 1 Binnen het grondgebied van het huidige Spanje leven sinds lange tijd verschillende volkeren. In deze paragraaf komen expliciet de Basken, Cataloniërs en Galliciërs aan de orde. In een land met rivaliserende core areas (kerngebieden) wordt de hoofdplaats vaak gevestigd op een plaats daar tussen in. De hoofdstad van Australië, Canberra, is het meest sprekende voorbeeld hiervan. De stad ligt tussen de steden Sydney en Melbourne. Een zelfde proces heeft zich afgespeeld tussen de core areas Catalonië en Baskenland, waardoor de hoofdstad in Madrid is gekomen.

Page 35: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 35

Opdracht 2 In veel staten komen afscheidingsbewegingen voor. Niet veel afscheidingsbewegingen lukt het de laatste 100 jaar om een eigen staat te vormen. Binnen West-Europa worden juist politieke oplossingen gezocht in de vorm van een federatie. In Oost-Europa zien we nog wel nieuwe staten ontstaan zoals Kosovo. Opdracht 3 Binnen de EU wonen vaak meer volken binnen een staat. In België wonen de Vlamingen en Walen (en een minderheid van Duitsers). Insiders stellen dat de staat België alleen nog maar bestaat door de staatkundige hervormingen die hebben plaatsgevonden in de afgelopen jaren. Juist doordat enerzijds de landen op Europees niveau meer gaan samenwerken op het terrein van economie en politiek, zijn er mogelijkheden om op regionaal niveau meer culturele autonomie te krijgen. Het nationale niveau van de staat neemt in betekenis af. Opdracht 4 Het meest gebruikte voorbeeld in de politieke geografie van een volk, dat geen eigen staat heeft, laat staan een territorium waar ze aanspraak op kunnen maken zijn de Koerden. De begrippen staat en volk (en eventueel territorium) kunt u op een speelse manier bij de leerlingen introduceren door samen voorbeelden te bedenken rond de volgende vragen: – Welke volken ken je? – Welke volken hebben geen staat? Over het algemeen woont een volk op een territorium

en vormt dan een staat. – Waarom is Israël hier geen goed voorbeeld van? In de literatuur wordt IJsland als het voorbeeld genoemd waar volk en staat het meest samenvallen. Nederland is dat niet, want in ons land wonen bijvoorbeeld de Friezen. Opdracht 7 Identiteiten bestaan op verschillende niveaus. Leerlingen identificeren zich ook op verschillend niveau. Met een aantal eenvoudige vragen kunt u een discussie op gang brengen. – Vraag 1 Voel jij je een inwoner van een bepaalde stad, provincie, Nederlander, Europeaan of

wereldburger? – Vraag 2 Noteer de antwoorden op de volgende vragen: Wat is je lievelingsboek? Wat is je lievelingsvoetbalclub? Wat is je lievelingseten? Wat is je lievelingsmuziek? Wat is je lievelingsfilm Bovenstaande vragen kunt u zelf met andere vragen uitbreiden! – Vraag 3 Zet achter het antwoord bij elke vraag of het om regionaal, nationaal, Europees of

mondiaal niveau gaat. – Vraag 4 Bespreek de antwoorden op de vragen klassikaal. Bij vraag 1 en 2 zal men waarschijnlijk

nationale antwoorden hebben gegeven, bij de andere Europese of mondiale. Lukt het ook om een vraag te bedenken met een regionaal antwoord? De discussie geeft aanleiding tot het benoemen van de verschillende identiteiten. We spreken vaak van een nested identity, je kunt bijvoorbeeld niet zozeer zeggen: ik voel me alleen Nederlander, maar ook op de andere schaalniveaus zijn bij iedereen eigen identiteiten aanwezig.

Page 36: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 36

Tussentoets – herhalingsles – adviestoets Aan het einde van paragraaf 5 kunt u de laatste tussentoets van dit hoofdstuk afnemen. Leerlingen die de leerstof van paragraaf 3, 4 en 5 niet voldoende beheersen kunnen de herhalingsles uit het ePractice Pack doorwerken. De adviestoets gaat over de paragrafen 1 t/m 5. Nadat u deze toets heeft afgenomen, kunt u differentiëren in de klas. • De leerlingen die de basisstof niet beheersen, maken eerst de herhalingslessen en

daarna één of beide extra paragrafen. • De leerlingen die zelfstandig verder kunnen, maken de extra lessen. • De leerlingen die meer verdieping nodig hebben, maken een extra paragraaf en daarna

de plusparagraaf.

3.2.6 Wat is jouw favoriete land (extra) Inhoud In deze paragraaf draait het om het favoriete land van de leerlingen. Zij gaan op zoek naar een land in Europa waar zij het liefst willen wonen en leven. Door landen met elkaar te vergelijken op de verschillend dimensies (politiek, economie, natuur en sociaal) en hier waarde aan toe te kennen, vindt iedereen zijn favoriete land. Doordat leerlingen stelselmatig wordt aangeleerd om bij onderzoek gebruik te maken van een logische onderzoek systematiek worden ze voorbereid op de eisen van de bovenbouw, maar ook al enigszins op een vervolgstudie op MBO-niveau. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt met het stappenplan voor onderzoek samen met klasgenoten een

aardrijkskundig onderzoek uitvoeren naar jullie favoriete land in Europa. Tips bij de opdrachten Opdracht 6 De Atlas of European Values. Deze atlas bevat kaarten met de resultaten van de European Survey Study. Dit onderzoek wordt ter beschikking gesteld aan het onderwijs in de vorm van kaarten en grafieken via een website. Ook is er kant-en-klaar onderwijsmateriaal ontwikkeld dat u in de klas kunt gebruiken. In deze paragraaf is bron 4 afkomstig uit deze atlas. Op de website kunt u de Nederlandstalige handleiding van de atlas aanklikken en meer lesmateriaal over deze boeiende materie vinden.

3.2.7 De grenzen van Europa (extra) Inhoud Bij het begrip grens gaat het eigenlijk om twee zaken: aan de ene kant scheiden grenzen zaken van elkaar, aan de andere kant zorgen grenzen ervoor dat zaken onderscheiden worden. Vroeger waren de grenzen zonaal. Men sprak toen meer van een frontier, een overgangszone. Tegenwoordig zijn grenzen tot op de millimeter gedefinieerd, het gaat nu echt om scheidslijnen, waarbij aan weerszijde verschillen optreden. Merk op dat het niet alleen gaat om grenzen op het land, maar ook op de zee (territoriale wateren) en in het luchtruim. Grenzen vind je op verschillende schaalniveaus. Een ieder heeft zijn grens met zijn persoonlijke ruimte (niemand vindt het prettig als een onbekende heel dicht bij je komt staan). In deze paragraaf staan de nationale grenzen en Europese grenzen centraal. De betekenis van de nationale grens neemt langzamerhand af, de binnengrenzen verdwijnen.

Page 37: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 37

De betekenis van de buitengrenzen neemt toe. Als we bijvoorbeeld kijken naar de komst van vluchtelingen wordt er zelfs gesproken van een fort Europa. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kent de betekenis van de binnen- en buitengrenzen voor de EU. • Je kent de voor- en nadelen van het verdwijnen van de binnengrenzen. • Je kent de noodzaak voor de versterking van de buitengrenzen van de EU. Tips bij de opdrachten Opdracht 1 Deze paragraaf gaat over grenzen. Als intro kunt u met de leerlingen een klassengesprek voeren over het de grens overgaan. Elke leerling zal wel eens een grens zijn overgestoken, deze ervaringen zijn de basis voor het klassengesprek. Hierbij is het goed om twee zaken te onderscheiden, namelijk wat is waar te nemen in het grenslandschap (douane, blauw Europees bord met naam, enzovoort) en wat merk je zelf van grenzen (binnen de EU verschil in prijzen, en dergelijke). Opdracht 3 U kunt ook in topografische atlassen op zoek gaan naar verschillen in grensgebieden. Zo heeft het zuidoosten van Drenthe een zogenaamde geometrische grens (rechte lijn). Toen deze grenzen werden vastgesteld, was dit een moerasachtig gebied, waar niemand belang bij had. Doordat de grens hier getrokken is, zijn tegenwoordig duidelijk verschillen waar te nemen in het verkavelingspatroon. Aan de Nederlandse zijde vindt een andere verkaveling plaats dan aan de Duitse zijde. Dit fenomeen doet zich ook voor op andere plekken in de wereld. Zo is de grens tussen Canada en de VS ook een rechte lijn, waar aan weerszijden duidelijk verschillen optreden. Als u in een grensgebied woont, is een veldwerk natuurlijk dé manier om de verschillen te laten onderzoeken. Opdracht 4 Een aansprekend voorbeeld voor leerlingen: Naast het telefoonverkeer zijn ook de kosten voor mobiel internetten drastisch aangepakt. Waar in 2009 nog vier euro werd gerekend per gebruikte megabyte, is dat vanaf 1 juli 2013 45 eurocent en in 2014 zal dat 20 eurocent worden (Bron: Europa-NU). Opdracht 7 Er zijn twee onderwerpen die in geen enkele methode goed uit de verf komen: de eigen omgeving en de actualiteit. Natuurlijk kunt u deze zelf altijd in de klas brengen door krantenartikelen of het internet te gebruiken. Over politieke vluchtelingen en asielaanvragen is vaak een actueel voorbeeld van een kind te vinden, dat de leerlingen aanspreekt. Afsluiting Ook in dit hoofdstuk wordt het werkboek afgesloten met een samenvatting, waarin de kern van de stof met eenvoudige tekeningetjes en korte begrippen wordt gevisualiseerd. Voor de paragrafen 1 t/m 5 is een aanzet gemaakt voor de leerlingen. In het antwoordenbestand staat een voorbeeld van een ingevulde samenvatting. Het hoofdstuk wordt in het handboek uiteraard afgesloten met de begrippenlijst.

Page 38: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 38

3.3 Tips voor bronnenmateriaal Literatuur

• Knox en Mason: Human geography. Pearson, 2007. • Blij: Human geography, culture, society and space. 2006.

• Pater, B. de: Eenwording en verbrokkeling, paradox van de regionale dynamiek, van Gorcum, 1995.

• Pater, B. de, e.a.: West-Europa, hoofdlijnen van geografie en ruimtelijke planning. Perspectief uitgevers, 2009.

• Paul, L.J. & B.C. de Pater: Midden- en Oost-Europa. Geografie van een transitiezone. Van Gorcum, Assen, 2010.

• Scheffer, P.: Het land van aankomst. De Bezige Bij, Amsterdam, 2007.

• Teulings, C.: Europa in Crisis. Pdf op http://cpb.nl/publicatie/europa-in-crisis, 2011. Websites Diversen www.duitslandinstituut.nl/ www.duitslandweb.nl/ www.schooltv.nl Europa algemeen http://europa.eu/abc/euslides http://europa.eu/abc www.atlasofeuropeanvalues.eu http://ec.europa.eu/archives/publications http://ec.europa.eu/europedirect/ http://europa.eu/ http://www.europeesparlement.nl/ http://ec.europa.eu/atoz_nl.htm Europa en Nederland http://ec.europa.eu/nederland www.europa-nu.nl/ EU-beleid http://ec.europa.eu/europe2020 EU en transport http://ec.europa.eu/transport/strategies/facts-and-figures Europa en onderwijsmateriaal http://europa.kennisnet.nl/ http://ec.europa.eu/nederland/services/info_centre/index_nl.htm Landbouw www.europasite.net www.europa-nu.nl

Page 39: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 39

Hoofdstuk 4 Conflicten 4.1 Inleiding Wie een krant openslaat of het journaal ziet, wordt onvermijdelijk geconfronteerd met conflicten in de wereld. De meeste leerlingen zullen hooguit vluchtig kennisnemen van deze conflicten. Toch wordt van hen verwacht dat ze een standpunt kunnen innemen over maatschappelijke vraagstukken. Vandaar de expliciete aandacht voor conflicten in dit hoofdstuk. Conflicten behoren tot de ingewikkeldste problemen in de wereld. Niet alleen vanwege de complexiteit van de oorzaken ervan, maar ook omdat de informatie die er is, gekleurd wordt door propaganda en vooroordelen. Dit hoofdstuk probeert enige orde te scheppen in de chaos door de algemene oorzaken van conflicten te belichten en deze concreet te maken aan de hand van specifieke conflicten in de wereld. Het uitgangspunt is om conflicten zo veel mogelijk te ontleden: al te vaak worden conflicten versimpeld door één oorzaak aan te wijzen of door de schuld bij één partij te leggen. Leerlingen worden uitgedaagd om de standpunten van alle strijdende partijen naast elkaar te leggen, alvorens een mening te vormen. Naast oorzaken van conflicten komen ook de gevolgen van conflicten en mogelijke oplossingen aan bod.

4.1.1 Voorbeeldregio’s / Voorbeeldlanden De voorbeeldregio die in dit hoofdstuk centraal staat is Israël en de Palestijnse gebieden. Waarom deze regio? • Het conflict tussen Israël en de Palestijnen is een goed voorbeeld van een complex

conflict met meerdere oorzaken. De regio biedt daardoor een goede kapstok om elke paragraaf aan op te hangen.

• Het conflict tussen Israël en de Palestijnen laait steeds opnieuw op, waardoor het zijn actualiteit niet snel verliest.

Terwijl Israël de kapstok van het hoofdstuk is, komen er in elke paragraaf ook andere conflictgebieden, verdeeld over de wereld, aan de orde. Hierdoor maken de leerlingen kennis met aspecten van conflicten die in Israël minder van toepassing zijn en leren ze dat elk conflict unieke kenmerken heeft. Ook kunnen leerlingen dankzij de introductie van andere conflictgebieden de aangeboden informatie toepassen op andere regio’s. Paragraaf 6 is gewijd aan Kosovo. Na de behandeling van de conflicten in Israël en andere landen in de wereld doen leerlingen in deze paragraaf onderzoek naar het conflict tussen Servië en Kosovo.

4.1.2 Paragrafen Dit hoofdstuk bestaat uit 7 paragrafen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een begrippenlijst.

1 Israël en de Palestijnse gebieden Basisparagraaf: introductie van de voorbeeldregio

2 Langdurige conflicten Basisparagraaf

3 Grenzen Basisparagraaf

Page 40: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 40

4 Cultuur en conflict Basisparagraaf

5 Gevolgen en oplossingen van conflicten Basisparagraaf

6 Kosovo Extra paragraaf: onderzoek in andere regio

7 De strijd om water Plusparagraaf

4.1.3 Toetsen De volgende toetsen zijn voor dit hoofdstuk beschikbaar:

Tussentoets §1 + §2 Word

Tussentoets §3, §4 + §5 Word

Adviestoets §1 t/m §5 Digitaal via ePractice Pack

Eindtoets Hoofdstuk 4 Word en digitaal via ePractice Pack

Topografietoets Israël (stippenkaart) Pdf

Topografietoets Israël (relatieve topografie) Word

4.1.4 Digitaal lesmateriaal Digitaal materiaal voor leerlingen In het ePractice Pack vinden uw leerlingen de volgende digitale onderdelen van dit hoofdstuk: • Digitale werkboekparagrafen • Film over Israël • Google Earthles over Israël en de Palestijnse gebieden • Herhalingslessen en Adviestoets

Toelichting bij de Google Earthles De leerstof van het hoofdstuk wordt in beeld gebracht met behulp van de conflicten rondom Darfur en Cyprus. In Darfur speelt een voornamelijk etnisch conflict tussen de Afrikanen en de islamitische bevolkingsgroep. De leerlingen bekijken eerst de ligging van Darfur en daarna komen zij terecht bij een vernietigd dorp. Aansluitend bekijken zij de leefomstandigheden van ontheemden in Ardamata. Bij Cyprus gaat het over de tweedeling van het eiland: het Griekse Zuid-Cyprus en het Turkse Noord-Cyprus. Ook hier is weer sprake van een religieus-etnisch conflict. Er wordt vooral ingezoomd op de zichtbare tweedeling en de gevolgen: de grens door Nicosia, de grens die over het eiland loopt, het nationalisme dat blijkt uit de grote Turkse landschapsvlag in de buurt van Nicosia en de spookstad Famagusta. Alternatieve les Voor dit hoofdstuk is ook een alternatieve les beschikbaar. Deze is als pdf te vinden in het docenten-ePack en beschrijft de volgende verwerkingsmogelijkheden: • Muziekknap: het schrijven van een protestlied over een gewapend conflict, met

aandacht voor de visie van de verschillende partijen. • Taalknap: het schrijven van een brief die gericht is aan de regeringsleiders van de

Israëliërs en de Palestijnen. Er moeten ten minste drie knelpunten aan bod komen die het vredesproces in de weg staan, en er moeten voorstellen gedaan worden voor oplossingen.*

Denk bij knelpunten voor vrede bijvoorbeeld aan de problematiek van de grenzen tussen Palestijnse en Israëlische gebieden, beperking van de bewegingsvrijheid van Palestijnen, aanslagen en geweld door beide partijen, de slechte sociaaleconomische positie van de Palestijnen t.o.v. de Israëliërs, de religieuze tegenstelling, onenigheid

Page 41: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 41

over aanspraak op heilige grond en heilige objecten, het gezag over Jeruzalem enzovoort.

• Beeldknap: het krachtig en duidelijk in beeld brengen van een conflict naar keuze in een presentatie, met een verwerkingsvorm naar keuze.

Wilt u extra aandacht besteden aan de VN en/of aan conflicten in de wereld, dan kunt u gebruik maken van de website van het Centrum voor Mondiaal Onderwijs van de Rijksuniversiteit Nijmegen. U kunt daar ook gratis lesmateriaal downloaden zoals de ‘Conflict courant’.

4.2 Tips per paragraaf Openingsfoto Op de foto is een deel van de scheidingsmuur te zien die Israël in Jeruzalem heeft gebouwd. Israël beschouwt de muur als een recht om zich te verdedigen tegen aanslagen, terwijl de Palestijnen in de muur een provocatie zien. De muur is onderdeel van de veel grotere afscheiding tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever. Deze afscheiding volgt in grote lijnen de door de VN vastgestelde grens tussen beide gebieden, maar overschrijdt hem ook op veel plekken. De muur staat symbool voor de barrière tussen de Israëliërs en de Palestijnen en de uitzichtloosheid van het conflict. Hoewel Israël heeft ingestemd met de ‘routekaart naar vrede’ en heeft toegezegd mee te werken aan het bewerkstelligen van een Palestijnse staat, gaat het bouwen van nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever onverminderd door en worden Palestijnen belemmerd in hun economische ontwikkeling. De Palestijnen zijn het anderzijds onderling niet eens over de doelen die zij willen bereiken: de Fatah-partij is bereid in te stemmen met een zelfstandige staat, bestaande uit de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, terwijl Hamas heel Israël bij Palestina wil betrekken. Ondertussen laait het geweld geregeld op. Door de militaire overmacht van Israël is het een ongelijke strijd, die resulteert in een onevenredig groot aantal slachtoffers aan Palestijnse zijde.

4.2.1 Israël en de Palestijnse gebieden (basis) Inhoud De eerste paragraaf gaat in zijn geheel over Israël en de Palestijnse gebieden; bij de paragrafen 2, 3, 4, 5 en 7 is deze regio het startpunt voor de behandeling van één van de aspecten van conflicten. Paragraaf 1 is een kennismaking in vogelvlucht met Israël en de Palestijnse gebieden op het gebied van de topografie, het klimaat, de bevolking en de economie. Ook het conflict tussen de Israëliërs en de Palestijnen komt al aan de orde. Israël is een bijzonder land in het Midden-Oosten. Het land is onder unieke omstandigheden ontstaan nadat de Britten het mandaat over Palestina beëindigden in 1948. Het is bovendien het enige Joodse* land in een overwegend islamitische regio. De bron van het conflict tussen de Israëliërs en de Palestijnen ligt in de positie van de Joden in de wereld. Als de Joden niet stateloos verspreid over de wereld hadden geleefd, ze niet op grote schaal vervolgd waren in de twintigste eeuw en ze niet de mogelijkheid hadden gehad om in grote aantallen te migreren naar Juda/Palestina (hun ‘beloofde land’), dan was het conflict waarschijnlijk nooit ontstaan.

Page 42: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 42

Israël is inmiddels een sterk ontwikkelde natie met een hoogtechnologische economie. De Palestijnse gebieden steken hierbij schril af, wat blijkt uit de zeer zwakke economie, een lagere levensverwachting en een hoge kindersterfte. Dit verschil kan niet los gezien worden van het conflict, want Israël belemmert het fysieke en economische verkeer van de Palestijnen en beheerst het grondwater. Zonder financiële hulp uit het buitenland zouden veel Palestijnen niet kunnen overleven. * In dit hoofdstuk wordt ten aanzien van het hoofdlettergebruik bij Jood, Joods en Joden het

advies van het Genootschap Onze Taal zo veel mogelijk opgevolgd. Dit advies luidt, dat Jood met een hoofdletter wordt geschreven als het een etnische aanduiding betreft, en met een kleine letter als het om een religieuze aanduiding gaat. Het onderscheid is helaas niet altijd duidelijk te maken, omdat vaak zowel de etniciteit als het geloof een rol speelt.

Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kent de topografie van Israël, de Palestijnse gebieden en de buurlanden van Israël. • Je kent de kenmerken van Israël wat betreft het klimaat, het landschap, de bevolking, de

economie en het milieu. • Je kunt de bijzondere situatie van Jeruzalem uitleggen. Tips bij de opdrachten Opdracht 1 De muur nodigt uit tot een discussie in de klas: wat vinden leerlingen van de muur? Hebben de Israëliërs recht op het bouwen ervan of is de vrijheid van de Palestijnen belangrijker? Indien beschikbaar, kunt u van de Grote Bosatlas de kaart ‘Israël/Palestina – Westelijke Jordaanoever en Gazastrook’ gebruiken. Deze kaart laat het traject van de scheidingsmuur duidelijk zien. Ook staan de Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever ingetekend. De Westelijke Jordaanoever is bestuurlijk verdeeld in drie typen gebieden: Gebied A: volledig onder Palestijns bestuur (vooral Palestijnse nederzettingen). Gebied B: het burgerlijk bestuur is in handen van de Palestijnse Autoriteit en het veiligheidstoezicht wordt door Israël uitgeoefend. Gebied C: dit gebied staat volledig onder Israëlisch bestuur (de Joodse nederzettingen, een strook langs de afscheidingsmuur en het grootste deel van het oostelijke grondgebied van de Westelijke Jordaanoever). Laat leerlingen goed kijken naar bron 1, waarop deze driedeling ingetekend is. Opdracht 3 Wanneer in het werkboek alleen Israël vermeld wordt, kan het gaan om Israël plus de Palestijnse gebieden of alleen om de staat Israël. Uit de context blijkt welke van de twee van toepassing is. In 3b wordt met ‘Meron’ de berg Meron bedoeld (in de Basis Bosatlas geschreven als Meiron). Opdracht 4 Deze opdracht dient om leerlingen een gevoel te geven voor bevolkingsdichtheidscijfers. Is 366 inwoners per vierkante kilometer veel of weinig? Opdracht 5 Veel leerlingen vinden het lastig om een cirkeldiagram te maken. Als u hen de cirkel met hulplijntjes in tien stukken laat verdelen, is het eenvoudiger. Leerlingen hoeven dan minder te rekenen. U kunt de meer wiskundig aangelegde leerlingen het aantal graden laten uitrekenen (76% = 274 graden) en de grafiek met behulp van de geodriehoek laten intekenen.

Page 43: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 43

Opdracht 6 Joden worden mede door hun handelsactiviteiten al eeuwen vervolgd. In tijden van crisis hadden Joden vaak nog relatief hoge inkomsten, wat afgunst veroorzaakte bij de rest van de bevolking. Opdracht 7 Ook deze opdracht dient om een gevoel te creëren voor cijfers: wat is een hoog of een laag inkomen per hoofd? Opdracht 9 De belangrijkste heilige bouwwerken in Jeruzalem zijn: – Voor de joden: de westmuur, een restant van de vroegere Joodse Tempel (beter bekend

als de Klaagmuur). – Voor de moslims: de Al-Aqsa moskee en de Rotskoepel. – Voor de christenen: de Heilig Grafkerk (of Verrijzeniskerk). Opdracht 10 Van alle voorbeeldlanden is de topografie achter in het werkboek opgenomen. Opdracht 11 Google Earth: deze opdracht is als pdf in het ePractice Pack beschikbaar en kan gestart worden via het kml-bestand dat aan het begin van de opdracht staat vermeld.

4.2.2 Langdurige conflicten (basis) Inhoud Het Israëlisch-Palestijnse conflict is een treffend voorbeeld van een langdurig conflict. Al sinds het uitroepen van de staat Israël verkeren beide bevolkingsgroepen in staat van oorlog. Om enig zicht te krijgen in de historie van dit conflict is hieronder een beknopt overzicht geplaatst met de belangrijkste gebeurtenissen. Veel informatie over het conflict is ook te vinden op de Vrije Encyclopedie van het Conflict Israël - Palestina. Beknopt overzicht van het Israëlisch-Palestijnse conflict, afkomstig uit de (t)hv-editie van dit hoofdstuk. 1516-1917 Palestina (het huidige Israël) is onderdeel van het Turkse Rijk. Eind

negentiende eeuw trekken Joden uit Rusland en Europa hiernaartoe. Een deel van hen wil een Joodse staat stichten. Volgens het joodse geloof is Palestina het beloofde land.

1922 Het Turkse Rijk valt uiteen. Groot-Brittannië krijgt zeggenschap over Palestina.

1947 Verdelingsplan van de Verenigde Naties (VN): opdeling van Palestina in een Israëlische en een Palestijnse staat.

1948 De Britten trekken zich terug en de Joden roepen de staat Israël uit. De omliggende Arabische landen vallen direct aan. Israël wint en bezet een deel van de Palestijnse staat.

1967 Zesdaagse Oorlog: Israël voelt zich bedreigd door Syrië en Egypte en valt deze landen aan. Israël verovert de Sinaï, de Westelijke Jordaanoever, de Golanhoogte en de Gazastrook.

1973 Jom Kipoeroorlog: Syrië en Egypte vallen Israël binnen.

Page 44: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 44

1978 Camp David-akkoord: Egypte erkent Israël en in ruil geeft Israël de Sinaï terug aan Egypte. Er zou zelfbestuur komen voor de Palestijnen, maar deze gaan niet akkoord: ze willen een volledig eigen staat.

1987-1993 Eerste Intifada: gewelddadige opstand van de Palestijnen tegen de Israëlische aanwezigheid in Palestijns gebied.

1993+1995 Oslo-akkoorden: overeenkomst tussen Israël en de Palestijnen. Israël trekt zich geleidelijk terug uit Palestijns gebied, oprichting Palestijnse Autoriteit, de Palestijnen erkennen de Israëlische staat.

2000-2005 Tweede Intifada: Palestijnen vinden dat Israël de Oslo-akkoorden niet nakomt.

2002 Routekaart naar vrede: een plan van de VS, EU, VN en Rusland om het Israëlisch-Palestijnse conflict op te lossen.

2005 Israël draagt de Gazastrook over aan Palestijns bestuur.

2006 Palestijnse verkiezingen: de partij Hamas wint. Een Palestijnse burgeroorlog volgt.

2007 Hamas neemt met geweld de macht over in de Gazastrook en voert beschietingen uit op Israël. Israël reageert met geweld.

2008-2012 Geweld tussen Hamas en Israël houdt aan, het vredesproces loopt gevaar. De Palestijnse Autoriteit probeert via de VN de Palestijnse Staat erkend te krijgen.

2012 De VN erkent Palestina als staat. Als niet-lid van de VN krijgt Palestina een waarnemingsstatus in de VN.

Centraal in deze paragraaf staan de oorzaken van conflicten. Het doel van de paragraaf is om duidelijk te maken dat er zelden sprake is van één enkele oorzaak, maar dat vooral langdurige conflicten meerdere oorzaken hebben. In het werkboek is als tweede voorbeeld van een langdurig conflict het conflict tussen China en Tibet opgenomen. Ook de opstanden van de Arabische lente komen kort aan bod. Hoewel het hier (nog) niet om langdurige conflicten gaat, zijn de oorzaken (vooral onderdrukking) wel al lang aanwezig. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt enkele oorzaken noemen van het conflict tussen Israël en de Palestijnen. • Je kent de belangrijkste oorzaken van conflicten tussen en binnen landen. • Je kunt verklaren wanneer de kans op een gewapend en/of langdurig conflict toeneemt. Tips bij de opdrachten Opdracht 1 Wijs leerlingen op het unieke karakter van het ontstaan van de staat Israël. Tussen 1880 en 1948 zijn er ongeveer 600.000 Joden naar Palestina gemigreerd, waarvan 250.000 in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Ook de decennia daarvoor zijn Joden grotendeels vanwege vervolging naar Palestina getrokken. Daarnaast speelde het zionisme een rol: het verlangen naar een eigen Joodse staat in het land waaruit de Joden volgens de Bijbel verdreven zijn. In 1948 was het aandeel van de Joden onder de Palestijnse bevolking een derde van de totale bevolking. Opdracht 2 De VN heeft in 1947 de helft van het landoppervlak van het toenmalige Palestina toegewezen aan de Joden. Destijds waren er 57 landen lid van de VN, waarvan er 33 vóór

Page 45: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 45

de resolutie stemden (waaronder Nederland). De vervolging van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde in het westerse deel van de internationale gemeenschap een belangrijke rol bij de beslissing om de Joden een eigen staat te gunnen. De Joden accepteerden het plan, de Palestijnen verwierpen het. De Arabische wereld beschouwde het stichten van een Joodse staat op Arabische grond als onderdrukking, waarop met geweld gereageerd moest worden. Na het uitroepen van de Joodse staat in 1948 vielen de omringende landen Israël inderdaad aan. Tijdens deze oorlog en in de periode tot 1967, toen de Westelijke Jordaanoever in handen was van Jordanië, zijn veel Joodse bouwwerken in Jeruzalem verwoest. Tip: U zou de leerlingen bij elke uitspraak kunnen laten opschrijven wat de situatie in Israël is. Opdracht 6 De genoemde conflicten zijn vanzelfsprekend vereenvoudigd weergegeven. Ook bij deze conflicten spelen meerdere oorzaken. Zo hebben de problemen in Zimbabwe ook te maken met etnische spanningen tussen de Shona en de Ndebele. Opdracht 8 en 9 China betwist dat Tibet te maken heeft met buitenlandse inmenging, want China ziet Tibet als een binnenlandse provincie. Alleen tussen 1912 en 1950 is Tibet daadwerkelijk onafhankelijk geweest. Daarvóór is het gebied onder meer door Mongolen en Mantsjoeren bezet, waarbij de Tibetanen een zekere vorm van autonomie hadden onder leiding van regenten en dalai lama’s. In 1950 trok China Tibet binnen met het Volksbevrijdingsleger en nam er de macht over. Voor leerlingen zal het niet direct duidelijk zijn wat het verschil is tussen zelfstandigheid (autonomie, zelfbestuur) en een eigen staat. Veel regio’s in de wereld hebben een zekere mate van autonomie en mogen bijvoorbeeld het eigen beleid bepalen op het gebied van onderwijs en infrastructuur, maar ze hebben geen inspraak in nationale aangelegenheden, zoals buitenlandse zaken en defensie. Tussentoets en herhalingsles Aan het eind van paragraaf 2 kunt u de eerste tussentoets van dit hoofdstuk afnemen. Leerlingen die de leerstof van paragraaf 1 en 2 niet voldoende beheersen, kunnen de herhalingsles uit het ePractice Pack doorwerken.

4.2.3 Grenzen (basis) Inhoud Op een aantal plekken in de wereld staan grensgebieden bloot aan spanningen en conflicten. De oorzaken zijn economisch, religieus-etnisch of politiek. Zo leidt het grote verschil in welvaart tussen Mexico en de VS tot een aanzienlijke stroom illegale migranten. Cyprus is verdeeld door religieus-etnische verschillen en de Koerden strijden al sinds de val van het Ottomaanse Rijk voor een eigen staat. Bij de grensconflicten in Israël spelen alle drie de factoren een rol. Deze paragraaf behandelt de verschillende oorzaken van conflicten in grensgebieden, met enkele voorbeelden die in het werkboek verder uitgewerkt worden. Daarnaast is er aandacht voor de positie van volken zonder eigen staat en voor minderheden. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt een aantal voorbeelden noemen van grensconflicten in de wereld. • Je kent de twee situaties die voorkomen bij volken die geen eigen staat hebben. • Je kent drie verschillende situaties waarin minderheden leven.

Page 46: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 46

Tips bij de opdrachten Opdracht 2 Sinds een VN-resolutie uit 1979 is de bouw van Joodse nederzettingen illegaal. Israël erkent deze resolutie niet. Opdracht 3 Veel illegale migranten uit Mexico komen in de informele sector terecht of werken voor een paar dollar per uur in bijvoorbeeld de huishouding of de landbouw. Hun positie is zeer kwetsbaar, omdat ze geen rechten hebben in de VS. Opdracht 4 Als gevolg van de burgeroorlog en de Turkse bezetting van Noord-Cyprus zijn de Grieks-Cyprioten naar het zuiden van het eiland getrokken en de Turks-Cyprioten naar het noorden. In 1983 heeft Noord-Cyprus zich eenzijdig onafhankelijk verklaard. Alleen Turkije erkend deze status. Opdracht 6 De Roma zijn van oorsprong een nomadenvolk. In veel landen is rondtrekken niet toegestaan, waardoor Roma daar in woonwagenkampen wonen. In Azië en op de Balkan leiden de Roma nog wel een nomadisch bestaan. De bekendste Romagroep zijn de Sinti. Opdracht 7, 8 en 9 De driedeling die in het boek wordt gemaakt in situaties waarin minderheden kunnen verkeren, is vanzelfsprekend arbitrair. Je kunt niet stellen dat een hele minderheid geassimileerd is of dat een hele minderheid streeft naar afscheiding. Binnen minderheden bestaan verschillende groepen en in feite is de situatie voor elk individu anders. De driedeling dient dan ook slechts om in hoofdlijnen de verschillende situaties te benoemen. Opdracht 9 Dat de illegale migranten in de VS geen rechten hebben is niet uniek. Om het voor leerlingen dichter bij huis te halen, zou u aandacht kunnen besteden aan de positie van illegale vluchtelingen in Nederland. Veel uitgeprocedeerde asielzoekers zitten in Nederland in uitzetcentra en hebben geen recht op onderwijs (m.u.v. kinderen tot 18 jaar) of werk. De medische zorg laat volgens verschillende instanties (zoals Inspectie Veiligheid en Justitie, Dokters van de Wereld) te wensen over.

4.2.4 Cultuur en conflict (basis) Inhoud Verschillen in religie en etniciteit (voor de leerlingen samengevat onder de noemer cultuur) zijn belangrijke oorzaken van conflicten. Zodra religie een rol speelt, is er automatisch ook sprake van een etnisch conflict (religie is immers een onderdeel van de etnische identiteit). Omgekeerd hoeft dat niet het geval te zijn. Vooral in Afrika hebben conflicten vaak een etnische achtergrond. Vóór de koloniale tijd gold in grote lijnen het recht van de sterkste. De verschillende etnische groepen (en binnen deze groepen vaak ook clans) eisten gebieden en het gebruiksrecht van waterbronnen op. Dit was vanzelfsprekend geen stabiele situatie, zodat er regelmatig – op kleine schaal – conflicten waren. Na de dekolonisatie veranderde deze situatie echter: de landelijke macht die de koloniale machten hadden geïntroduceerd, kwam na de onafhankelijkheid in veel gevallen in handen van één etnische groep te liggen. Dit leidde tot bevoordeling van de eigen groep, wat kwaad bloed zette bij andere etnische groepen. Vooral in verkiezingstijd treden er daardoor regelmatig etnische conflicten op in Afrika.

Page 47: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 47

Terroristische aanslagen hebben ook vrijwel altijd een religieuze en/of etnische achtergrond, vaak vermengd met een politiek doel. Binnenlandse terroristische groeperingen hebben over het algemeen als doel om autonomie of de landelijke macht te verkrijgen. Internationaal opererende terroristen hebben grensoverschrijdende doelen, zoals een groot moslimfundamentalistisch rijk (Al Qaida). Religieuze en etnische verschillen hebben gelukkig ook een positief effect: het overnemen van elkaars gewoonten en gebruiken leidt wereldwijd tot cultuurverrijking. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt het verschil tussen cultuurverrijking en cultuurbotsing uitleggen. • Je kunt uitleggen wat internationaal terrorisme is, met Al Qaida als voorbeeld. • Je kunt uitleggen waarom er zo veel etnische conflicten voorkomen in Afrika. Tips bij de opdrachten Opdracht 1 Niet alle onderdelen van opdracht 1b zullen leerlingen iets zeggen. U kunt in de klas vragen welke zaken bekend zijn. De onbekende zaken kunt u laten opzoeken en in de volgende les bespreken: – Thora: de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel (Tenach). Een andere naam is

Pentateuch. – Synagoge: joods gebeds- en gemeenschapshuis. – Ramadan: negende maand van de islamitische kalender, waarin gevast wordt tussen

zonsopkomst en zonsondergang. – Rabbijn of rabbi: joodse geleerde op het gebied van de joodse wet (halacha). – Moslim: aanhanger van de islam (letterlijk: iemand die zich overgeeft). – Mohammed: profeet en boodschapper van Allah. – Menora of menoure: zevenarmige joodse kandelaar. – Mekka: hoofdstad van de provincie Mekka in Saudi-Arabië. De belangrijkste stad in de

islam. Iedere moslim wordt geacht minimaal één keer (mits de gezondheid en de financiële situatie het toelaten) een pelgrimstocht (hadj) naar Mekka te maken.

– Koran: het Heilige Boek in de islam, waarvan moslims geloven dat de woorden door Allah, via de engel Djibriel (Gabriël), aan Mohammed zijn doorgegeven.

– Jiddisch: Germaanse taal, gesproken door ongeveer 3 miljoen Joden. – Islam: religie, die uitgaat van de overgave aan Allah en diens wil en wetten (de sharia).

De grootste stromingen binnen de islam zijn het soennisme en het sjiisme. – Imam: gebedsvoorganger of geestelijk leider in de islam. – Hoofddoek: doek die om religieuze redenen om het hoofd gedragen wordt (hijab in de

islam). – Hebreeuws of Ivriet: de officiële taal van de Joden. – Arabisch: de belangrijkste taal in de islamitische wereld (ook de Koran is in het Arabisch

geschreven). – Keppel: joods hoofddeksel voor mannen, dat om religieuze redenen gedragen wordt. – Allah: het Arabische woord voor God. – Sabbat: joodse rustdag, de zevende dag van de week (zaterdag). Opdracht 2 Het heiligdom van bron 1 ligt in Hebron. De grotten zijn een graftombe, waarboven Herodes de Grote een omwalling heeft gebouwd. Zowel de joden als de moslims vereren de plek als de begraafplaats van de aartsvaders en -moeders Adam en Eva, Abraham en Sara, Isaac en Rebekka en Jacob en Lea. De joden noemen de plek de Grot van de Patriarchen en de moslims het Heiligdom van Abraham of de Ibrahim moskee.

Page 48: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 48

Opdracht 4 4a U zou met de klas een discussie kunnen voeren over de vraag of cultuurverrijking tegelijkertijd ook cultuurverarming is. Het overnemen van elkaars gewoonten leidt immers ook tot een steeds eenvormiger cultuur. 4b De immigratie naar Nederland van niet-westerse allochtonen werd aanvankelijk gezien als een verrijking voor het land. Er werden nauwelijks eisen gesteld aan het leren van de taal en aan integratie. Iedereen moest zijn eigen cultuur kunnen behouden. Doordat de groep echter steeds groter werd en bij elkaar kwam te wonen in achterstandswijken met problemen als werkloosheid en criminaliteit, kwamen niet-westerse allochtonen (en vooral Marokkaanse en Antilliaanse jongeren) in een kwader daglicht te staan. Sinds de aanslagen van Al Qaida in New York wordt bovendien de islam steeds vaker als een vijandige religie gezien. Immigranten moeten tegenwoordig aan strenge inburgeringseisen voldoen. Opdracht 5 Terrorisme wordt wereldwijd veroordeeld vanwege de willekeur van het geweld. Enige nuance is wellicht op zijn plaats: veel groeperingen nemen pas hun toevlucht tot terroristisch geweld, nadat ze op een vreedzame manier geen gehoor vinden voor hun pleidooi. Meestal staan minderheden namelijk tegenover een veel machtiger partij, zoals een onderdrukkende overheid. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Palestijnen. Bij de internationale terroristische organisatie Al Qaida is van een vreedzame poging tot onderhandelen geen sprake. Het officiële doel van Al Qaida is het verdrijven van westerse invloeden in de islamitische wereld. Door de vermeende onderdrukking van de islamitische wereld door het Westen, vindt Al Qaida een heilige oorlog gerechtvaardigd. Iedereen die niet leeft volgens de strenge wetten van het moslimfundamentalisme is een vijand, ook gematigde moslims. Opdracht 6 Als u wilt, kunt u deze opdracht laten maken volgens het stappenplan voor onderzoek. Dat staat achter in het werkboek. Opdracht 8 De religieuze driedeling in Nigeria is een weerspiegeling van de buitenlandse invloeden die in het land gelden. De Britten hebben het christendom geïntroduceerd. Omdat zij zich vooral op de kuststrook hebben gericht, is dat deel van het land christelijk geworden. De noordelijke helft van het land staat onder invloed van de Arabische wereld, waardoor de islam daar de belangrijkste religie is geworden. Opdracht 9 U kunt de leerlingen één van de oorzaken van het verschil in welvaart tussen Noord- en Zuid-Nigeria laten achterhalen. Gebruik hiervoor atlaskaart Nigeria – Grondgebruik en grondstoffen. Het aardgas en de aardolie, de belangrijkste inkomstenbronnen van Nigeria, worden in het zuiden gewonnen.

4.2.5 Gevolgen en oplossingen van conflicten (basis) Inhoud Deze paragraaf behandelt de gevolgen en mogelijke oplossingen van gewapende conflicten. Gefocust wordt op de meest directe gevolgen, zoals doden en gewonden, economische neergang en vooral vluchtelingenstromen. Hoewel beelden van gewapende conflicten dagelijks via het nieuws de huiskamers binnenkomen, zijn het vooral de vluchtelingen die conflicten dichterbij brengen en een menselijk gezicht geven. Niet in de laatste plaats omdat ze internationaal opgevangen moeten worden en dus ook in Nederland terecht kunnen

Page 49: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 49

komen. Daarom staan we stil bij de positie van vluchtelingen als ontheemden en als asielzoekers. Bij pogingen om conflicten op te lossen, speelt de internationale gemeenschap (vooral sinds de oprichting van de VN en de NAVO) een belangrijke rol. Via diplomatie, het uitoefenen van druk en humanitair of militair ingrijpen wordt geprobeerd de strijdende partijen tot elkaar te brengen of een dictatoriaal regime ten val te brengen. Deze paragraaf maakt een indeling in vier manieren om conflicten op te lossen. In het werkboek worden enkele oplossingen nader uitgewerkt. Natuurlijk zijn er nog meer soorten oplossingen voor conflicten, hoewel die de naam ‘oplossing’ niet altijd mogen dragen. Te denken valt onder andere aan het leveren van wapens aan rebellen, het steunen van een coup en het toepassen van droneaanvallen. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kent de gevolgen van een gewapend conflict. • Je kent de manieren waarop een conflict opgelost kan worden. • Je kunt uitleggen wat humanitaire interventie is. Tips bij de opdrachten Opdracht 2 De eerste intifada (1987-1993) was een opstand tegen de bezetting van de Westelijke Jordaanoever. Naast geweld gebruikten de Palestijnen middelen als stakingen, boycots en weigering om belasting te betalen. Aan Palestijnse zijde vielen naar schatting 1.100 doden, aan Israëlische zijde 160. De interne verdeeldheid van de Palestijnen kostte nog eens aan 1.000 Palestijnen het leven. Velen werden vermoord vanwege (vermeende) collaboratie met de Israëliërs. Oorzaken voor de Tweede Intifada (2000-2005) waren dat Israël zich niet terugtrok uit de Palestijnse gebieden, dat de Joodse nederzettingen werden uitgebreid en dat de economische situatie van de Palestijnen verslechterde. Bij deze intifada vielen 3.300 Palestijnse en 972 Israëlische slachtoffers. Israël wordt er vaak van beschuldigd dat het buitenproportioneel geweld gebruikt bij de tegenaanvallen op de Palestijnen. Hierover zou u de leerlingen een discussie kunnen laten voeren. Heeft Israël het recht om hard terug te slaan om daarmee de aanvallers te demotiveren of moet het land slachtoffers zo veel mogelijk zien te voorkomen? Opdracht 3 Wijs leerlingen op het feit dat de meeste vluchtelingen worden opgevangen in de nabijheid van de conflictgebieden. Opdracht 4 Het aantal inwoners per arts kan bij een kortdurend conflict afnemen, als er bijvoorbeeld veel slachtoffers zijn. Maar bij een langdurig conflict als in Somalië zorgt de afgenomen toegang tot onderwijs ervoor dat steeds minder mensen een opleiding tot arts kunnen volgen. Voor leerlingen kan het verwarrend zijn dat ‘meer inwoners per arts’ nadelig is. Duidelijker zou het zijn als er gesproken werd over ‘minder artsen per 1.000 inwoners’, maar dit is meestal niet het geval. Opdracht 5 De begrippen (politiek) vluchteling, ontheemde en asielzoeker worden nogal eens door elkaar gebruikt. Dat komt doordat de juridische verschillen in de spreektaal (en in het nieuws) nauwelijks een rol spelen. De vluchtelingenorganisatie van de VN (UNHCR) gaat uit van het volgende onderscheid:

Page 50: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 50

– Een (politiek) vluchteling is iemand die, uit gegronde vrees voor vervolging wegens ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich buiten het land bevindt waarvan hij de nationaliteit bezit. Hij kan de bescherming van dat land niet inroepen (of hij wil dat niet, vanwege de genoemde vrees). – Een ontheemde is volgens de UNHCR iemand die op de vlucht is in eigen land. Hij/zij is daarom geen vluchteling. Een ontheemde kán, maar hoeft niet op de vlucht te zijn voor vervolging. Ook natuurrampen kunnen bijvoorbeeld een reden zijn om te vluchten. – Een asielzoeker is een persoon die zegt een vluchteling te zijn, maar van wie de aanvraag nog wordt onderzocht. Om het nog ingewikkelder te maken: in Nederland is een vluchteling iemand die de asielprocedure met goed gevolg heeft doorlopen en die asiel verkregen heeft (en daarmee de status van vluchteling.) Omdat leerlingen in het dagelijks leven nauwelijks met deze juridische verschillen te maken krijgen, hanteert Wereldwijs de betekenissen die gangbaarder zijn in de spreektaal. Het is immers verwarrend om iemand pas een vluchteling te noemen als hij een verblijfsvergunning heeft gekregen (die persoon is dan immers niet meer op de vlucht). En is een ontheemde niet meer ontheemd als hij de grens oversteekt? Daarom is in dit hoofdstuk: – Een ontheemde (of vluchteling) is iemand die zijn huis of land heeft moeten verlaten. – Een politiek vluchteling is iemand die naar een ander land vlucht vanwege onveiligheid. – Een asielzoeker is iemand die zijn land ontvlucht en in een ander land bescherming

vraagt en toestemming vraagt om er te blijven. Opdracht 7 Wanneer de VN militairen stuurt om de vrede te bewaken (en dus geen humanitaire interventie uitvoert), spreekt men over vredesoperaties. Behalve witte voertuigen hebben VN-militairen ook blauwe helmen. Vandaar dat ze ook wel blauwhelmen genoemd worden. Opdracht 9 Belangrijkste oorzaak van het Sudanese conflict waren etnisch-religieuze verschillen tussen het noorden en het zuiden. Later kwamen daar oliebelangen bij. Algemeen bij deze paragraaf Wilt u meer aandacht besteden aan de situatie van asielzoekers in Nederland, dan is de website van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers een goede informatiebron. Tussentoets – herhalingsles – adviestoets Aan het einde van paragraaf 5 kunt u de tweede (en laatste) tussentoets van dit hoofdstuk afnemen. Leerlingen die de leerstof van paragraaf 3, 4 en 5 niet voldoende beheersen, kunnen de herhalingsles uit het ePractice Pack doorwerken. De adviestoets gaat over de paragrafen 1 t/m 5. Nadat u deze toets heeft afgenomen, kunt u differentiëren in de klas. • De leerlingen die de basisstof niet beheersen, maken eerst de herhalingslessen en

daarna één of beide extra paragrafen. • De leerlingen die zelfstandig verder kunnen, maken de extra paragraaf. • De leerlingen die meer verdieping nodig hebben, maken de extra paragraaf en daarna

de plusparagraaf.

Page 51: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 51

4.2.6 Kosovo (extra) Inhoud In deze onderzoeksparagraaf gaan leerlingen het conflict tussen Kosovo en Servië onderzoeken met behulp van het stappenplan voor onderzoek. Er is voor Kosovo gekozen, omdat het (tot het moment van schrijven) het laatste grote conflict in Europa is geweest en er veel aspecten uit dit hoofdstuk speelden (religieus-etnische verschillen, separatisme, onenigheid over grenzen, interveniëren en bemiddelen). In het handboek staan enkele relevante bronnen die de leerlingen een eerste indruk van het conflict geven. Aan de hand van een aantal gegeven onderzoeksvragen en een aantal zelf te formuleren vragen, gaan leerlingen op zoek naar de oorzaak van het conflict. Zij vragen zich af welke partijen erbij betrokken zijn, welke gevolgen het conflict heeft, welke partijen het conflict proberen op te lossen, welke problemen een oplossing in de weg staan en wat de actuele stand van zaken is. Mocht u er de voorkeur aan geven een conflict centraal te stellen dat actueler is, dan kunt u de vragen in het werkboek eenvoudig gebruiken voor een ander conflict. U hoeft dan alleen de partijen in de hoofdvraag te veranderen. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt met het stappenplan voor onderzoek samen met klasgenoten een

aardrijkskundig onderzoek uitvoeren naar de oorzaken en gevolgen van het conflict tussen Kosovo en Servië.

Tips bij de opdrachten Opdracht 1 t/m 9 Door de hele methode Wereldwijs loopt een leerlijn onderzoeksvaardigheden waarbij het stappenplan voor onderzoek wordt gehanteerd. In dit hoofdstuk worden alle stappen doorlopen. Wijs leerlingen erop dat het proces net zo belangrijk is als het product: laat ze reflecteren op de werkwijze, op wat goed is gegaan en op wat de volgende keer beter kan.

4.2.7 De strijd om water (plus) Inhoud De toegang tot zoet water is in droge regio’s een potentiële conflictoorzaak. Hoewel de meeste buurlanden een gewapend conflict om water tot dusver hebben weten te voorkomen, kun je stellen dat in Israël het gebrek aan water en de ongelijke verdeling ervan bijdragen aan het in stand houden van het conflict. De Israëliërs eigenen zich namelijk 80% van het beschikbare water op de Westelijke Jordaanoever toe. De kans op internationale conflicten om water zal in de toekomst toenemen. De groeiende wereldbevolking, de toenemende welvaart en de klimaatverandering leiden tot een stijgend waterverbruik, terwijl de beschikbaarheid zal afnemen. Deze waterschaarste zal in ieder geval grote economische en ecologische gevolgen hebben. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kent de redenen waarom er een toenemend gebrek is aan zoet water op aarde. • Je kunt de gevolgen noemen van een toenemend gebrek aan zoet water. • Je kunt uitleggen dat landen binnen het stroomgebied van een rivier afhankelijk kunnen

zijn van andere landen.

Page 52: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 52

Tips bij de opdrachten Opdracht 1 Kijk op de Palestijnse website die het Israëlisch-Palestijnse conflict met infographics inzichtelijk maakt. De website is vanzelfsprekend niet neutraal, maar de afbeeldingen en de informatie zijn wel goed te gebruiken om een discussie op gang te brengen. Zo laat de infographic ‘Not enough water in the Westbank?’ zien op welke manieren Israël de watervoorraden op de Westelijke Jordaanoever beheerst. Een geografisch onjuiste vergelijking wordt gemaakt met Londen, dat minder neerslag ontvangt dan Ramallah op de Westelijke Jordaanoever: de verdamping en het neerslagregime worden buiten beschouwing gelaten. Opdracht 2 2d: Wat ook meespeelt bij het extreem hoge zoutgehalte in de Dode Zee, is dat de Dode Zee op het laagste punt van Israël ligt. Er is niet alleen een hoge verdamping vanwege de temperatuur, maar het water wordt ook niet afgevoerd, waardoor zouten eeuwig achterblijven in de Dode Zee. Opdracht 3 3c: In Azië zullen de waterproblemen ook toenemen, vooral vanwege de stijgende welvaart en de beperkte aandacht voor het milieu. U kunt leerlingen laten bedenken waarom bij een toenemende welvaart ook het waterverbruik toeneemt. Het gaat dan niet alleen om direct waterverbruik (douchen, wasmachine, vaatwasser, auto wassen), maar vooral ook om indirect waterverbruik (bijvoorbeeld bij de productie van voedsel en luxegoederen zoals auto’s). Opdracht 4 Druppelirrigatie bespaart niet alleen water omdat er veel minder water gebruikt wordt dan bij normale irrigatie, maar er verdampt ook veel minder water. Opdracht 5 en 6 De ondoordringbare gesteentelaag die de oostelijke en westelijke aquifer scheidt, is één van de redenen waarom de Westelijke Jordaanoever belangrijk is voor Israël. Ook het steeds zouter worden van de westelijke aquifer is een reden waarom Israël de controle over de oostelijke aquifer wil behouden. Opdracht 7 In Saudi-Arabië wordt 70% van het drinkwater door ontzilting gewonnen. Het huishoudelijk waterverbruik is in Saudi-Arabië 286 liter per persoon per dag. Het ontzilte water wordt via een buizenstelsel van ruim 9.000 km vanuit de ontziltingsinstallaties aan de kust over het land verspreid. Overigens heeft maar 47% van de bevolking een kraan in huis en dus een aansluiting op het waternet. Afsluiting Ook in dit hoofdstuk wordt het werkboek afgesloten met een samenvatting, waarin de kern van de stof schematisch, in steekwoorden, korte zinnen en begrippen wordt weergegeven. In het antwoordenbestand staat een voorbeeld van een ingevulde samenvatting. Het hoofdstuk wordt in het handboek afgesloten met de begrippenlijst.

Page 53: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 53

4.3 Tips voor bronnenmateriaal Literatuur

• Bakker, E.: Terrorisme; de geografie van een wereldwijd verschijnsel. In: Geografie,

februari 2005. • Bukhari A.: Iedereen heeft hier zijn eigen kaart. In: Geografie maart 2008.

• Dietz, T. e.a.: Kenia en de ‘stammenstrijd’. In: Geografie, februari 2008.

• Donkers, H.: De rol van water in de Chinese bezetting van Tibet. In: Geografie, januari

2010. • Donkers, H.: Gaat de Rode Zee de Dode Zee redden? In: Geografie, september 2013.

• Donkers, H.: Kroniek van een aangekondigde wateroorlog. In: Geografie, februari 2003.

• Haastrecht, E. van: Identiteitscrisis van een Europese regio. In: Geografie, februari 2008.

• Heijden, S. van der: Somalië: Geef clans een plaats aan tafel. In: Geografie, november

2007. • Houtum, H. van, e.a.: De hardvochtige EU-migratiepolitiek in het Middellandse

Zeegebied. In: Geografie, juni 2007. • Immerzeel, W., e.a.: Smelten gletsjers bedreigt 67 miljoen mensen in Zuidoost-Azië.

In: Geografie, september 2010. • Jong, A. de: Segregatie leidt tot economische stagnatie in Israël en de bezette gebieden.

In: Geografie, mei 2005. • Kamsteeg, A., e.a.: Ooggetuige in Israël. Amsterdam 2011.

• Keuchenius, A.: Een harde grens In: Geografie, januari 2013.

• Kranenburg, R.: Korea buiten beeld bij aardrijkskunde. In: Geografie, mei 2013.

• Mansvelt Beck, J.: Groot Baskenland als territoriale droom. In: Geografie, juni 2011.

• Markusse, J.: Hoe zit het met de nationale minderheden in de Europese Unie?

In: Geografie, september 2008. • National Geographic: Special Het Heilige Land. (te bestellen op:

http://www.ngshop.nl/losse-nummers/specials/) februari 2010. Websites www.conflictenteller.nl www.vecip.com www.cmo.nl www.theglobaleducationproject.org/mideast/poster/index.html www.unhcr.nl/home.html www.visualizingpalestine.org www.coa.nl/nl www.vluchtelingenwerk.nl Documentaires Op YouTube staan onder andere documentaires over het Israëlisch-Palestijnse conflict. Zoektermen: Conflict Zone (4 delen).

Page 54: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 54

Hoofdstuk 5 Nederland verandert

5.1 Inleiding In dit hoofdstuk leren leerlingen hoe Nederland is veranderd. Het betreft veranderingen in de steden, landelijke gebieden, de infrastructuur, de bescherming tegen overstromingen en de ruimtelijke ordening. Leerlingen leren welke processen deze verandering veroorzaken en welke gevolgen deze hebben voor de ruimte en de bewoners in Nederland.

5.1.1 Voorbeeldregio’s/Voorbeeldlanden De Randstad staat in dit hoofdstuk centraal omdat: • deze regio sterk is verandert en de veranderingen duidelijk zichtbaar zijn; • de Randstad een belangrijke rol speelt in de Nederlandse economie; • daar een groot deel van de Nederlandse bevolking woont. Paragraaf 6 is gewijd aan Amersfoort. Dit is een stad die erg veranderd is en deze is ook goed zichtbaar. Tot 1970 ontwikkelde het gebied zich nauwelijks en daarna volgde een sterke uitbreiding, ten koste van natuurlijk gebied.

5.1.2 Paragrafen Dit hoofdstuk bestaat uit 7 paragrafen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een begrippenlijst.

1 De Randstad Basisparagraaf: introductie van de voorbeeldregio

2 Steden veranderen Basisparagraaf

3 De landelijke gebieden Basisparagraaf

4 Verkeer Basisparagraaf

5 De strijd tegen het water Basisparagraaf

6 Kijken naar het landschap Extra paragraaf: onderzoek

7 Ruimtelijke ordening Plusparagraaf

5.1.3 Toetsen De volgende toetsen zijn voor dit hoofdstuk beschikbaar:

Tussentoets §1 + §2 Word

Tussentoets §3 + §4 + §5 Word

Adviestoets §1 t/m §5 Digitaal via ePractice Pack

Eindtoets Hoofdstuk 5 Word en digitaal via ePractice Pack

Topografietoets Randstad (stippenkaart) Pdf

Topografietoets Randstad (relatieve topografie)

Word

Page 55: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 55

5.1.4 Digitaal lesmateriaal Digitaal materiaal voor leerlingen In het ePractice Pack vinden uw leerlingen de volgende digitale onderdelen van dit hoofdstuk: • Digitale werkboekparagrafen • Film over de Randstad • Google Earthles over het veranderende Nederland • Herhalingslessen Adviestoets Toelichting bij de Google Earthles Op verschillende plekken in Nederland worden de veranderingen in beeld gebracht: • Zwolle: vergelijking van de Sassenstraat met de Westerveldstraat. • ’s-Hertogenbosch: vergelijking van Hambaken en Maaspoort, aandacht voor de

bolwoningen en een afgesloten woongemeenschap Haverleij-Zwaenenstede. • Utrecht: de veranderingen in Leidsche Rijn. • Rotterdam: de schaalvergroting in de havens. • Zeeland: vissersdorp Veere versus de nieuwe Westerscheldetunnel.

5.2 Tips per paragraaf Openingsfoto Op de foto zie je Zuidas in Amsterdam. Dit is een nieuwe internationale toplocatie in Amsterdam waar wonen, werken, leren en ontspannen gecombineerd moeten worden. Het gebied is volop in ontwikkeling en zou rond 2040 klaar moeten zijn. In het midden lopen spoor- en metrolijn en aan weerszijden zie je het zakendistrict. Anno 2013 zitten er ruim 450 bedrijven, zoals Google, AKZO Nobel en ABN Amro. Het zijn vooral bedrijven in de financiële, zakelijke en juridische dienstverlening. Aan de rechterzijde loopt de snelweg A10. Zuidas is een knooppunt van infrastructuur. Links zie je sportvelden, waarmee duidelijk wordt dat wonen, ontspannen en werken hier gecombineerd worden. Rond 2040 moeten er 8000-9000 woningen staan. Het totale oppervlak van Zuidas beslaat 180 voetbalvelden (270 hectare).

5.2.1 De Randstad (basis) Inhoud De eerste paragraaf gaat in zijn geheel over de Randstad; bij de meeste andere paragrafen in het hoofdstuk vormt de Randstad het startpunt voor de behandeling van een onderwerp. De Randstad telt circa 7 miljoen inwoners. Het is het meest dichtbevolkte gebied van Nederland. Het is ontstaan rond de riviermondingen die bereikbaar zijn voor grote (zee)schepen. Het gebied breidde steeds verder uit tot de het stedelijk netwerk zoals het nu is. Het is het economisch centrum van Nederland. Binnen de Europese Unie is het de grootste economische stedelijke regio na Parijs, Londen en Milaan. In en rond de Randstad zijn de inkomens relatief gezien het hoogst. De meeste mensen werken in de dienstensector. Er is veel infrastructuur. In de Randstad liggen de mainports Schiphol en de Rotterdamse haven. Ook het politiek centrum ligt er. De grote bevolkingsdichtheid en economische bedrijvigheid zorgen wel voor meer luchtvervuiling en overlast dan in andere gebieden in Nederland.

Page 56: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 56

Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kent de bijzondere kenmerken van de Randstad. • Je kunt uitleggen waarom de Randstad belangrijk is voor Nederland. • Je kent de topografie van de Randstad. Tips bij de opdrachten Opdracht 1 Bij deze opdracht moet de leerling de film uit het ePractice Pack bekijken. U kunt deze video via een smartbord of beamer in de klas laten zien. Wonen of komen de leerlingen in de Randstad? Welke steden zijn ze geweest? Welke verschillen zien ze met hun eigen woonplaats? Het is interessant wat dieper op het Groene Hart in te gaan, het is immers best bijzonder dat er zo’n groot landelijk gebied midden in de Randstad ligt. Dit landelijk gebied is ook anders dan de landelijke gebieden in de rest van het land. Het is vanuit iedere grote stad in de Randstad gemakkelijk met de fiets te bereiken. Het Groene Hart is een van de 20 Nationale Landschappen in Nederland. Hier is sprake is van een ‘unieke combinatie van natuur, cultuur en geschiedenis’. Het gaat om de samenhang tussen het behoud en de ontwikkeling van de natuur, reliëf, grondgebruik en bebouwing. Het Groene Hart vormt een blijvende buffer van natuur in de Randstad, hoewel de druk om het te benutten voor bewoning en infrastructuur groot is. Met Google Earth kunnen de leerlingen zelf de piloot zijn die over de Randstad vliegt en daar ziet hoe de bebouwing en natuur er van boven uit zien. De leerlingen zouden een fototentoonstelling kunnen houden van foto’s en luchtfoto’s van hun eigen woonplaats en een stad uit de Randstad. Leerlingen die in de Randstad wonen, kunnen een landelijk gebied elders in het land uitkiezen om te vergelijken. Opdracht 2 Om concreet te maken dat bijna de helft van de Nederlandse bevolking op een stukje van 17% van de oppervlakte van Nederland woont, kunt u de klas verdelen in de verhouding 58%-42% en met behulp van stukken touw ‘eilandjes’ maken in de verhouding 83%-17%. Laat de leerlingen staan in een cirkel van touw. De Randstad is dichtbevolkt en druk. Niet voor niets is er veel hoogbouw. Wat zou dat betekenen voor het leefgenot? Zouden er meer conflicten, vervuiling of criminaliteit zijn? Wat zou de grote hoeveel mensen en vraag naar huizen betekenen voor de vraagprijs en huurprijs van woningen? U kunt ook beginnen met diverse ‘eilandjes’ waar een aantal leerlingen in staan. Zoals bij stoelendans lopen leerlingen om de eilandjes heen (stukken touw aan elkaar geknoopt tot een cirkel) en als u dat zegt zoeken ze een eiland op. Iedereen moet binnen de touwen staan. Steeds haalt u een touw weg. Leerlingen zullen zelf oplossingen moeten bedenken om allemaal in de steeds voller wordende eilandjes te passen. Opdracht 4 Hier gaat het om het aangeven van het economische en politieke belang van de Randstad. Veel hoofdkantoren van grote nationale en internationale bedrijven zitten er, die zijn eenvoudig via Google te achterhalen. Niet alleen de regering huist in Den Haag maar ook vele ambassades, het internationaal strafhof, het Joegoslaviëtribunaal en het internationaal gerechtshof. De koning woont er met zijn gezin. U zou een quiz (hoger-lager) kunnen koppelen: hoeveel belangrijke dingen kunnen de leerlingen noemen die in de Randstad gevestigd zitten? Opdracht 9 Dat er veel oude steden zijn is te danken aan de vorming van de Randstad rond de riviermondingen waar zeeschepen hun handel konden aanleveren en van waaruit het verder gedistribueerd kon worden.

Page 57: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 57

Opdracht 13 Van alle voorbeeldlanden en-gebieden is de topografie achter in het werkboek opgenomen. Opdracht 14 Google Earth: Deze opdracht is als pdf in het ePractice Pack beschikbaar en kan gestart worden via het kml-bestand dat aan het begin van de opdracht staat vermeld.

5.2.2 Steden veranderen (basis) Inhoud Veel oude steden zijn op dezelfde manier opgebouwd. De stad ontstond ooit rond een middeleeuws centrum. Vaak een klein oppervlak omringd door een stadsmuur en een gracht die de stad moesten beschermen. In sommige steden zie je daar nog resten van. Daarbuiten was niets, landelijk gebied. De meeste steden hebben een gracht om het oude centrum. Amsterdam is bijzonder omdat daar een ring van grachten is aangelegd. Aan de grachtengordel kun je de stadsuitbreiding goed zien. Om het historisch centrum vind je arbeiderswijken; stadsuitbreidingen die dateren uit de jaren ‘30 van de vorige eeuw. Tijdens de industriële revolutie trokken veel arbeiders naar de steden om te werken in de fabrieken. Zij vestigden zich met hun gezinnen veelal in deze wijken in de buurt van fabrieken. Het zijn kleine huisjes. Tegenwoordig vind je in dit soort wijken veelal alleenstaanden of tweepersoonshuishoudens, omdat de woningen naar onze maatstaven te klein zijn voor een gezin. Deze gezinnen vind je vaak in de nieuwe wijken aan de rand van de stad. Het stratenpatroon is er anders dan in de oude wijken. De variatie in bebouwing is meestal groter, je vindt er flats, rijtjeshuizen, appartementen en vrijstaande woningen. Het historische centrum is tegenwoordig weer in trek als woonplek. Middels inbreiding en herbestemming van bestaande gebouwen worden extra woningen gerealiseerd. Sommige wijken kenmerken zich door een gemiddeld laag inkomen, veel sociale huurwoningen en relatief veel allochtonen bewoners. De overheid spant zich in om deze wijken te transformeren in de hoop de problemen op te lossen. Renovatie en sanering trekken meer mensen met middeninkomens naar de wijk. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kent drie oorzaken van het groter en soms kleiner worden van steden en dorpen. • Je kunt noemen uit welke delen een stad is opgebouwd. • Je kunt de problemen van grote steden en mogelijke oplossingen noemen. Tips bij de opdrachten Opdracht 1 De meeste mensen winkelen in het centrum, waar alles op loopafstand is. Waarom gaan bepaalde soorten winkels als meubel- en elektronicaconcerns en grote winkelcentra aan de rand van de stad zitten? Zo zijn ze gemakkelijk bereikbaar. Veel oudere steden zijn lastig per auto bereikbaar. Betaald parkeren en beperkte parkeergelegenheid maken dat de stad niet voor alle bedrijven aantrekkelijk is. Bovendien zijn de verhuurprijzen van de panden langs de rand van de stad lager dan in het centrum. Dat resulteert ook in grotere oppervlakken. Opdracht 2 en 3 De aantrekkingskracht van steden hangt samen met de ontwikkelingen: van kleine steden, via industriële revolutie (urbanisatie), gezinnen met kinderen die meer ruimte willen (suburbanisatie) naar meer eenpersoonshuishoudens of tweeverdieners die graag in de buurt van faciliteiten willen wonen (re-urbanisatie). Onze samenleving verandert en dus ook de aantrekkingskracht van stedelijke centra.

Page 58: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 58

Opdracht 4 Het economisch principe van vraag en aanbod kan lastig zijn. U kunt dit principe uitleggen aan de hand van bijvoorbeeld concertkaartjes van de favoriete buitenlandse artiest van uw leerlingen. Iedereen wil daar naartoe, er is slechts een beperkt aantal kaarten. Stel, jij hebt 4 kaarten maar wil er twee verkopen. Verkoop je ze dan voor de verkoopprijs of kun je er wel meer voor vragen? En waarom dan? Schaarste stuwt de prijs. Zo werkt het ook met het wonen in het centrum. Opdracht 6 Vaak zijn problemen gebonden aan een wijk. Wijken met veel sociale huur/goedkopere woningen hebben een andere populatie dan een wijk met grote koopwoningen. Dit is gebonden aan inkomen, werkloosheid en opleidingsniveau. Wie minder perspectief heeft en omringd is door mensen die eveneens niet zoveel groeimogelijkheden hebben kan in de verleiding komen via illegale weg aan geld te komen. Vaak zijn dergelijke wijken in verval, wat ook niet bijdraagt aan het veiligheidsgevoel. Opdracht 7 Inbreiding is duur. De grond is duur en het saneren van het gebied kost meer geld dan op een leeg stuk grond iets bouwen. Toch wordt veelvuldig aan inbreiding gedaan. Er is vraag, wat de prijs stuwt, waardoor het rendabel is aan inbreiding te doen. Tegenwoordig is inbreiding nog actueler met de grote leegstand van kantoorpanden. In sommige steden worden er studenten gehuisvest. Daartoe moet overigens wel de bestemming gewijzigd worden door de gemeente. Opdracht 9 Sanering kan een keten in gang zetten: wanneer er bijvoorbeeld minder flats zijn en dus meer variatie in woningen (ook duurder) worden andere mensen aangetrokken. Als zich meer mensen vestigen die meer te besteden hebben is het voor winkeliers en andere ondernemers aantrekkelijker zich daar ook te vestigen. Meer voorzieningen lokken ook weer nieuwe mensen naar een wijk. Doordat de populatie meer varieert lijkt het logisch dat er minder werkloosheid is en minder criminaliteit. Een opwaartse beweging kan worden ingezet. Tussentoets en herhalingsles Aan het eind van paragraaf 2 kunt u de eerste tussentoets van dit afnemen. Leerlingen die de leerstof van paragraaf 1 en 2 niet voldoende beheersen, kunnen de herhalingsles uit het ePractice Pack doorwerken.

5.2.3 De landelijke gebieden (basis) Inhoud In paragraaf 2 ging het om stedelijke gebieden, in paragraaf 3 gaat het om landelijke gebieden. Het Groene Hart ligt dicht bij steden maar er zijn ook landelijke gebieden die verder van de stad af liggen. Over het algemeen geldt dat hoe verder je van de stad af bent hoe minder aantrekkelijk het is om te wonen en je bedrijf er te vestigen. En dat maakt het weer onaantrekkelijk je er te vestigen. Dat verklaart ook de tegenstelling in Nederland tussen landelijke en stedelijke gebieden, ook in inkomstenniveau. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt uitleggen waarom de landelijke gebieden veranderen. • Je kunt uitleggen wat de huidige situatie in het landelijk gebied is voor: de landbouw, de

natuur, het verkeer, de recreatie en de bewoners.

Page 59: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 59

Tips bij de opdrachten Opdracht 3 Landbouw omvat akkerbouw, veeteelt en tuinbouw. Hoewel landbouw de meeste ruimte in de landelijke gebieden inneemt is het landschap veranderd. Vooral veeteelt is minder zichtbaar dan vroeger en kleine akkers en kassen hebben dankzij ruilverkaveling plaatsgemaakt voor grote akkers en kassencomplexen. Schaalvergroting in de landbouw zorgt voor minder boeren. Maar de boeren die over blijven hebben grotere bedrijven. En dat kan ook, omdat tegenwoordig machines veel werk uit handen nemen. Denk aan melkveebedrijven waar het voeren en melken van koeien geheel automatisch verloopt. Koeien lopen zelf de melkmachine in en een chip geeft een seintje aan het apparaat dat het tijd is om voer uit een koker te laten vallen. De prijzen staan echter ook onder druk, mede door import. Veel boeren kiezen ervoor om naast het boerenbedrijf ook andere activiteiten te ontplooien zoals kamperen bij de boer en kaasmakerijen. Dikwijls kunnen ze ook schoolgroepen ontvangen. Opdracht 4 De komende jaren zal ruim de helft van de gemeenten op het platteland te maken krijgen met leegloop. Vooral hoogopgeleiden trekken weg. Dat heeft gevolgen voor de woningmarkt (duurdere huizen blijven leeg) wat leidt tot verdere leegloop. Dit alles heeft ook zijn weerslag op de voorzieningen. Een aantal plattelandsgemeenten groeit nog wel. Die liggen in de buurt van steden en zijn aantrekkelijk je er te vestigen omdat er voorzieningen als winkels, scholen en andere bedrijven zijn. Veel hoogopgeleide forensen strijken hier neer. Opdracht 5 en 9 Als het platteland leegloopt, is er geen bedreiging, zul je zeggen. Toch is het tegendeel waar. Vooral landelijke gebieden in de buurt van steden lopen risico. Om te voldoen aan de vraag naar recreatie zullen zich er bedrijven vestigen, zal infrastructuur worden aangelegd. Hier is wel vraag naar woningen. Daarnaast zijn megastallen en grote kassencomplexen een bedreiging. Het realiseren van megastallen leidt tot een maatschappelijke discussie over dierenwelzijn en volksgezondheid (uitbraak van ziektes als Q-koorts en mond-en-klauwzeer). Daarnaast zijn ze ontsierend in het landschap en is er op locatie een grote uitstoot van bijvoorbeeld ammoniak. Toch is de agrarische sector belangrijk voor onze economie. Provincies en gemeenten bepalen waar de landbouwontwikkelingsgebieden mogen komen. Opdracht 6 Bij deze opdracht moeten de dilemma’s naar boven komen. Iedereen wil iets van het landelijk gebied dus de reflex is bescherming. Maar als je het beschermt, welke gevolgen zijn er dan voor bijvoorbeeld economie en woningmarkt? Opdracht 8 Natuurgebieden die niet met elkaar verbonden zijn, zijn kwetsbaar. Bedreigde planten en dieren sterven in een klein en afgesloten gebied sneller uit. Daarom is er de Ecologische Hoofdstructuur. In 2018 moet zo’n 18% van Nederland bestaan uit EHS. Dat is 750.000 hectare waarin natuur weliswaar wordt gebruikt maar wordt beschermd. Daarnaast is er ruim 6 miljoen hectare aan zee, rivieren en meren. Binnen de EHS bevinden zich de nationale parken (120.000 hectare, 3% van Nederland). Een deel van de Nederlandse EHS is onderdeel van een Europees netwerk van natuurgebieden (Natura 2000). Ieder land meldt hiervoor gebieden aan, die vervolgens dusdanig beheerd moeten worden dat aan de Natura-2000-doelstellingen wordt voldaan. De beheerplannen worden opgesteld door overheden in samenwerking met eigenaren en gebruikers. U kunt een klein natuurgebied in de omgeving van de school ‘aanwijzen’ als eigen natuurgebied dat beschermd moet worden. Leerlingen kunnen in groepjes een beheerplan opstellen. Mogelijk dat uw gemeente hier bij wil aansluiten zodat het beste beheerplan daadwerkelijk uitgevoerd kan worden.

Page 60: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 60

5.2.4 Verkeer (basis) Inhoud In deze paragraaf gaat het over de ontwikkeling van het verkeer. Van de eerste snelweg tot oorzaken van en oplossingen voor het fileprobleem. Ook komen de belangrijke knooppunten in transportnetwerken aan bod: de mainports Schiphol en de Rotterdamse haven. Alternatieve les Voor deze paragraaf is ook een alternatieve les beschikbaar. Deze is als pdf-bestand te vinden in het docenten ePack en beschrijft de volgende verwerkingsmogelijkheden: • Muziekknap en taalknap: maak een liedje over wat je kunt doen als je in de file staat. • Rekenknap: reken met behulp van file top 50 op de website van de VID uit hoeveel

kilometerminuten/-uren/-dagen er vorig jaar waren. • Taalknap: schrijf een verhaal over als je langs een snelweg zou wonen. • Natuurknap: kijk hoeveel fijnstof er in de omgeving van de school is. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kent de oorzaken van verkeersopstoppingen in het personenverkeer en

goederenverkeer. • Je kent oplossingen voor de verkeersopstoppingen in het personenverkeer en

goederenvervoer. • Je kunt uitleggen waarom mainports belangrijk zijn in het transportnetwerk. Tips bij de opdrachten Opdracht 2 Kunnen de leerlingen iets vertellen over bijvoorbeeld ouder/familielid dat vaak in een file staat en of deze file tot de top 10 behoort? Ook interessant om te vragen of leerlingen begrijpen dat mensen zich dagelijks in de file storten en niet gewoon dichter bij huis gaan werken. Opdracht 5 Iemand moet deze economische schade betalen. Veelal zullen bedrijven in de prijs die zij voor hun producten vragen dit verdisconteerd hebben. Een ander voorbeeld van economische schade is de brandstof die verbruikt wordt zonder dat je opschiet. Daarnaast is er schade voor het milieu en overlast voor woongebieden in de buurt als gevolg van sluipverkeer. Opdracht 6 Deze opdracht bevat enkele nieuwe termen, zoals het nieuwe werken, P+R, carpoolen, spitsstroken en toeritdosering. Als u met uw leerlingen in gesprek gaat over de beste oplossing van het fileprobleem zullen ze tot de ontdekking komen dat dé oplossing niet bestaat. Slechts een combinatie van deze maatregelen kan de files verminderen. De toename van de bevolking en het feit dat veel bedrijven centraliseren leiden tot meer files. Vergrijzing en de economische crisis weer tot minder. Bedrijven die langs de snelweg gevestigd zijn lonken harder naar met de auto naar je werk komen dan met het openbaar vervoer, waar vaak ook nog overgestapt moet worden. Bovendien wordt het OV als duur, onbetrouwbaar en ongemakkelijk ervaren. Een goedkoper of gratis OV zou helpen, net als een soort metro-dienstregeling voor treinen waarmee het reizen simpeler en laagdrempeliger wordt. Mensen wonen veelal ver van hun werk. In het verleden werden nieuwe groeikernen gerealiseerd waar mensen gingen wonen, maar ze bleven werken in de stad. Werkgevers zouden reizen met het openbaar vervoer kunnen stimuleren door die te vergoeden en reizen met de auto niet of minder. Flexibele werktijden stimuleren helpt ook, net als thuiswerken.

Page 61: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 61

Misschien hebben leerlingen zelf creatieve ideeën, zoals zelfrijdende auto’s, eenpersoonsvoertuigen, verplicht carpoolen of dubbeldeks snelwegen!

Opdracht 8 Het voordeel van zo’n knooppunt van een wereldwijd transportnetwerk is dat goederen na overslag direct verder getransporteerd kunnen worden naar de rest van Europa. De Rotterdamse haven is de belangrijkste haven van Europa en vormt de poort naar de rest van Europa. Jaarlijks wordt zo’n 450 miljoen ton goederen overgeslagen. Overslag is het overzetten van goederen van het ene naar het andere vervoersmiddel. Dat gebeurt door grote zeecontainers met een hijskraan of heftruck te verplaatsen. Vanuit een fabriek worden goederen naar de haven gebracht, bijvoorbeeld met vrachtwagens. De containers worden op een schip geladen, die bijvoorbeeld naar de haven van Rotterdam vaart. Daar volgt overslag op een binnenvaartschip of trein en uiteindelijk een vrachtwagen die het naar een magazijn brengt. Van daaruit volgt distributie naar winkels, via vrachtwagen of bestelwagen. Tot slot is de consument aan zet. Gezien de stijgende vraag is de tweede Maasvlakte aangelegd die direct aansluit op de bestaande transportnetwerken over weg, spoor, lucht en water. Het ligt aan diep vaarwater zodat de grootste zeeschepen er terecht kunnen. Opdracht 10 De Betuwelijn is een rechtstreekse snelle goederenspoorlijn van de Rotterdamse haven naar de Duitse grens, over een afstand van 160 kilometer. Daar moet het in de toekomst gaan aansluiten op een Duitse variant. Er rijden geen personentreinen op de Betuwelijn. Daardoor ondervinden die geen hinder. Een voordeel is ook dat er minder vrachtwagens op de weg rijden (minder files). Door snel vervoer en weinig oponthoud wordt tijd en dus geld bespaard. Op diverse plekken is gezorgd dat kleine dieren kunnen oversteken, zowel via tunnels en andere doorgangen. De aanleg van de Betuwelijn leidde tot veel maatschappelijke en politieke ophef omdat de totale kosten niet de begrote 2,5 miljard euro maar 4,7 miljard bedroegen.

5.2.5 De strijd tegen het water (basis) Inhoud Meer dan de helft van Nederland ligt beneden zeeniveau. Meer dan de helft van de inwoners woont beneden zeeniveau. Dijken, kades en duinen beschermen ons. Water stroomt naar het laagste punt. Polders die leeg zijn gemalen blijven alleen droog dankzij elektrische gemalen. Met de bescherming tegen het water is veel geld en menskracht gemoeid. De stijging van de zeespiegel en de waterstand in de rivieren in combinatie met inklinkende grond noopt tot een doorlopende strijd tegen het water. Het beleid van de overheid en de programma’s die worden uitgevoerd zijn continue in ontwikkeling. Daarom is het verstandig voorafgaand aan de lessen het actuele beleid te checken. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kent de oorzaken van de zeespiegelstijging. • Je kent oplossingen om Nederland tegen de zee te beschermen. • Je kent de oorzaken van hoge waterstanden in de rivieren. • Je kent oplossingen om overstromingen van de rivieren te voorkomen.

Page 62: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 62

Tips bij de opdrachten Opdracht 1 De dijken braken door als gevolg van een combinatie van springtij en storm. Na de watersnoodramp wordt het Deltaplan uitgevoerd. De Deltawerken omvatten een hoeveelheid dammen en stormvloedkeringen en verhoogde dijken. Na de ramp zien we een goed voorbeeld van noodhulp in eigen land. Destijds werd veel geld ingezameld om de getroffenen te helpen, onder meer door kinderen die postzegels verkochten. Ook vanuit het buitenland kwam hulp. Hebben de leerlingen misschien een opa of oma die de ramp hebben meegemaakt of zich hebben ingezet om geld in te zamelen? Actueler zijn rivieren die overstromen. Minder verstrekkend maar daarmee voor de betrokkenen niet minder erg.

Opdracht 2 Op de site zeeniveau kunnen leerlingen hun postcode intoetsen en zien hoe hoog of laag zij ten opzicht van het zeeniveau wonen. Wie woont het laagst? Beseffen ze hoe bijzonder dat eigenlijk is en dat het niet vanzelfsprekend is dat we droge voeten hebben? Opdracht 4 Een paar dagen na volle of nieuwe maan is het springtij, grofweg eens in de twee weken. De getijden bestaan uit een cyclus van eb en vloed. Bij springtij is het hoogwater hoger en het laagwater lager dan normaal. Dat komt doordat de zon de normale aantrekkingskracht van de maan versterkt. Het voert te ver dit aan de leerlingen uit te leggen, volstaan kan worden met: bij springtij staat het water hoger dan normaal bij vloed. Dat in combinatie met zware storm kan, net zoals in 1953, gevaar opleveren. Opdracht 5 De polders zijn herkenbaar in het landschap doordat het laaggelegen stukken land zijn met een dijk eromheen. Vroeger was er tussen die dijken in dat lage gedeelte water: zee of een meer. Polders zorgen voor minder wateroverlast. Bovendien was het destijds ook bedoeld als landbouwgebied. Diverse polders zijn drooggelegd met behulp van gemalen die het water eruit pompen. Aanvankelijk waren dat molens. Steeds pompte een molen het water iets hoger naar een volgende molen om het uiteindelijk in een ringvaart te laten lopen. Die voert het af naar zee. Na de stoomgemalen zijn er tegenwoordig elektrische gemalen. Op diverse plekken in ons landschap zijn nog oude molengangen te zien. Onze jongste polder is Flevoland. Een complete provincie dus! Opdracht 9 Het beleid van de overheid rond waterbeheersing is aan verandering onderhevig. Veranderende inzichten en financiën zorgen hiervoor. In 2013 zijn de programma’s van de overheid Ruimte voor de Rivier en het Deltaprogramma. De eerste is echter op dat moment zo goed als klaar en de tweede is volop in ontwikkeling. Zie ook de websites aan het einde van dit hoofdstuk. Tussentoets – herhalingsles – adviestoets Aan het einde van paragraaf 5 kan de laatste tussentoets van dit hoofdstuk afgenomen worden. Leerlingen die de leerstof van paragraaf 3, 4 en 5 niet voldoende beheersen kunt u opdragen de herhalingsles door te werken uit het ePractice Pack. De adviestoets gaat over de paragrafen 1 t/m 5. Na afname van deze toets kunt u differentiëren in de klas. • De leerlingen die de basisstof niet beheersen, maken eerst de herhalingslessen en

daarna één of beide extra paragrafen. • De leerlingen die zelfstandig verder kunnen, maken de extra lessen.

Page 63: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 63

• De leerlingen die meer verdieping nodig hebben, maken een extra paragraaf en daarna de plusparagraaf.

5.2.6 Kijken naar het landschap (extra) Inhoud Amersfoort staat in deze paragraaf centraal. Deze stad is erg veranderd. Tot 1970 ontwikkelde het gebied zich nauwelijks en daarna volgde een sterke uitbreiding, ten koste van natuurlijk gebied. De opbouw van de stad is als andere oude steden: een historisch centrum met grachten en een toegangspoort, daaromheen arbeiderswijken en nieuwe wijken aan de rand van de stad. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt in een groepje met het stappenplan voor onderzoek een onderzoek doen naar

de veranderingen van Amersfoort en zijn omgeving door de jaren heen. Tips bij de opdrachten Opdracht 1 Door foto’s en kaarten leren leerlingen geografisch te kijken. Als we geografisch kijken zijn we op zoek naar verschillen en overeenkomsten, en naar verbanden. Zowel op de foto’s als de kaarten is aan het stratenpatroon, grachten en gebouwenpatronen goed waar te nemen hoe de stad is opgebouwd. Opdracht 3 t/m 9 Door deze hele methode Wereldwijs loopt een leerlijn onderzoeksvaardigheden waarbij het stappenplan voor onderzoek wordt gehanteerd. In dit hoofdstuk worden alle stappen doorlopen. U kunt er eventueel voor kiezen om leerlingen ook een andere stad te laten onderzoeken aan de hand van de opzet in het werkboek.

5.2.7 Ruimtelijke ordening (plus) Inhoud In deze plusparagraaf gaat het om ruimtelijke ordening en wie daarover beslissen. Ook wordt ingegaan op verschillende belangen en de noodzaak van ruimtelijke ordening. Zuidas in Amsterdam neemt een belangrijke rol in deze paragraaf in. Er is veel aanvullende informatie te vinden over dit project, dat nog zeker een paar jaar duurt.

Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt uitleggen waarom in Nederland ruimtelijke ordening nodig is. • Je kent de wijze waarop in Nederland over de ruimte wordt beslist. • Je kunt een aantal belangen en ontwikkelingen noemen waarmee rekening gehouden

moet worden bij het inrichten van de ruimte. Tips bij de opdrachten Opdracht 1 Deze opdracht biedt gelegenheid om met de leerlingen naar hun eigen woon- en schoolomgeving te kijken. Wat is er in de buurt aangelegd waar ze wel of niet blij mee waren en waarom? En waarom is het toch aangelegd? Weten ze misschien of er bezwaar is gemaakt?

Page 64: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 64

Opdracht 2 en 3 Vestig de aandacht op de opbouw: rijk-provincie-gemeente. Iedere overheid heeft zijn eigen plannen, de plannen op de lagere niveaus moeten daarin passen. Opdracht 5 Zorg voor kopieën of prints van recent toegewezen vergunningen in de gemeente van uw school. De deelvragen bieden ruimte voor een discussie. U kunt dit klassikaal doen of de klas verdelen in voor en tegenstanders en hen de ruimte geven argumenten voor te bereiden. Deze kunnen in een debat worden gebracht. Er zijn diverse stappen in de aanvraag van bijvoorbeeld een bouwvergunning: – de plannen moeten passen in het bestemmingsplan van de gemeente. Voor bepaalde

bouwwerken hoef je geen vergunning aan te vragen, voor sommige wel. – Het aanvragen van een vergunning kost geld. Gemeenten hanteren eigen tarieven. – Een gemeente moet binnen 12 weken een besluit nemen, deze termijn kan eenmalig

met 6 weken verlengd worden. – De bouwaanvraag wordt gepubliceerd in de lokale krant en/of op de website van de

gemeente. Zo weten omwonenden van de plannen. Zij kunnen hun zienswijzen aangeven, waarop de vergunningsaanvraag van burgers of de conceptbeschikking van een gemeente kunnen worden aangepast.

– Als de aanvraag binnen het bestemmingsplan past, voldoet aan de vereisten van het bouwbesluit (bouwtechnische vereisten waaraan een bouwwerk moet voldoen) en de bouwverordening (voorschriften voor bouwen, slopen, verbouwen en gebruik van een bouwwerk) moet ook de welstandscommissie toestemming geven. Eventueel leidt dit geheel tot een aangepaste aanvraag.

– Uiteindelijk wordt de vergunning afgegeven dan wel afgewezen. – Belanghebbenden kunnen na verlening van de vergunning bezwaar maken. Na

bezwaar kan men ook nog beroep instellen bij de rechtbank en in hoger beroep bij de Raad van State. Soms leidt dit proces tot jarenlange vertraging in de bouw.

Opdracht 6 Deze opdracht vormt een miniproject rond de Amsterdamse Zuidas. Op de openingsfoto van dit hoofdstuk is een luchtfoto te zien. Dit strategisch gelegen gebied tussen binnenstad en Schiphol, tussen Oud-Zuid en Buitenveldert, biedt ruimte voor een mix van ‘wonen, werken, leren en ontspannen’. Zuidas zou rond 2040 klaar moeten zijn. Dit vergt niet alleen de bouw van nieuwe panden en woningen, maar ook bijvoorbeeld het aanpassen van de al bestaande snelweg en het verbouwen van het station. Grote internationale bedrijven en dienstverleners zoals advocatenkantoren vestigen zich er. Opdracht 7 Tot 2030 is vooral ruimte voor wonen nodig. Dit heeft te maken met de groei van de bevolking maar ook met de toename van het aantal een- en tweepersoonshuishoudens. Waar men vroeger met grote gezinnen in kleine arbeiderswoningen woonde, verkiezen mensen tegenwoordig meer ruimte en een meer individueel bestaan. De hoeveelheid grond voor landbouw neemt af. Grote boerderijen, het verdwijnen van kleinere boerderijen en de import van voedsel zijn hieraan debet. Afsluiting Ook in dit hoofdstuk wordt het werkboek afgesloten met een samenvatting, waarin de kern van de stof wordt gevisualiseerd. In het antwoordenbestand staat een voorbeeld van een ingevulde samenvatting. Het hoofdstuk wordt in het handboek uiteraard afgesloten met de begrippenlijst.

Page 65: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 65

5.3 Tips voor bronnenmateriaal Literatuur • KNAG: Kleine geografie van Nederland. 2008. • Musterd, Sako: Probleemwijken! Probleemwijken? In: Geografie, juni 2009 • Randstadmonitor 2012:

http://www.zuidvleugel.nl/sites/www.zuidvleugel.nl/files/documenten/top_20_europese_grootstedelijke_regios_1995_2011_tno_2012_r11155.pdf

Websites www.nationalelandschappen.nl www.groenehart.nl www.nederland-in-beeld.nl www.natura2000.nl www.zeeniveau.nl www.rijksoverheid.nl www.ruimtevoorderivier.nl www.deltacommissaris.nl www.amersfoort.nl http://amsterdam.nl/zuidas/

Page 66: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 66

Hoofdstuk 6 Turkije en Marokko

6.1 Inleiding Een groot deel van de arbeidsmigranten, die in de afgelopen 40 à 50 jaar naar Nederland zijn gekomen, is afkomstig uit Turkije en Marokko. In 2013 hebben zich naar schatting zo’n 764.000 mensen van Turkse en Marokkaanse afkomst gevestigd in Nederland (CBS). Reden genoeg om Turkije en Marokko als voorbeeldlanden in Wereldwijs op te nemen.

6.1.1 Voorbeeldregio’s/Voorbeeldlanden In het onderwijs zitten veel kinderen van Turkse of Marokkaanse afkomst. Dit hoofdstuk sluit af met een poging om de geografische beeldvorming aan de hand van Turkije en Marokko zowel bij de allochtonen als ook de autochtonen in het juiste perspectief te zetten. Het is een toepassingshoofdstuk van alle voorgaande hoofdstukken. Zo wordt in paragraaf 1 de kennis uit hoofdstuk 1 over kaart en atlas nog eens toegepast op Turkije en Marokko. Paragraaf 2 herhaalt de leerstof uit hoofdstuk 2, enzovoort. Veel informatie over Turkije is te vinden bij de Stichting Turkije Instituut en voor Marokko bij het Marokko Instituut.

6.1.2 Paragrafen Het hoofdstuk Turkije en Marokko is een toepassingshoofdstuk van de voorgaande hoofdstukken. Er komen geen nieuwe begrippen aan de orde.

1 Landenvergelijking: Turkije en Marokko Basisparagraaf

2 Turkse en Marokkaanse landschappen Basisparagraaf

3 Europese Unie Basisparagraaf

4 Conflicten Basisparagraaf

5 Turkije en Marokko veranderen Basisparagraaf

6.1.3 Toetsen De volgende toetsen zijn voor dit hoofdstuk beschikbaar:

Eindtoets Hoofdstuk 6 Word en digitaal via ePractice Pack

Topografietoets Turkije en Marokko (stippenkaart)

Pdf

Topografietoets Turkije en Marokko (relatieve topografie)

Word

6.1.4 Digitaal lesmateriaal Digitaal materiaal voor leerlingen In het ePractice Pack vinden uw leerlingen de volgende digitale onderdelen van dit hoofdstuk: • Digitale werkboekparagrafen

Page 67: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 67

• Google Earthles over Turkije en Marokko Toelichting bij de Google Earthles In de Google Earthles brengen leerlingen een bezoek aan beide landen. In Turkije wordt ingezoomd op Istanbul en de Bosporus en de stuwdammen in Zuid-Turkije waaronder de Atatürkdam. In Marokko wordt de focus gericht op de grenzen van de Spaanse exclaves Ceuta en Melilla en de grens met de Westelijke Sahara. Via de medina van Marrakesh vervolgen de leerlingen hun route over de Hoge Atlas naar Merzouga aan de rand van Sahara dat een bijzonder gebied is door haar zandduinen.

6.2 Tips per paragraaf Openingsfoto’s Omdat in dit hoofdstuk twee landen met elkaar vergeleken worden, zijn er twee openingsfoto’s opgenomen. Op de foto links ziet u de 1.090 meter lange Fatih Sultan Mehmetbrug (1988), de nieuwste van de twee bruggen over de Bosporus. De Bosporus is de zeestraat die de Zee van Marmara verbindt met de Zwarte Zee. İstanbul ligt aan weerszijden van de Bosporus. De twee bruggen verbinden het Europese deel van İstanbul met het Aziatische deel. Er bestaan plannen voor een derde brug. In 2004 is men begonnen met het Marmaray-project: de bouw van een spoortunnel die Europa en Azië met elkaar moet verbinden. In 2009 werd bekend dat er naast een spoortunnel ook een autotunnel onder de Bosporus komt. Deze foto is opgenomen omdat Turkije een van de weinige landen is dat op twee continenten ligt. Slechts drie procent van Turkije ligt in Europa, de rest in Azië. Op de foto rechts staat de moderne Hassan II-moskee in Casablanca. Het is de grootste moskee in het land en een van de grootste ter wereld. De moskee ligt aan de kust en steekt voor helft uit over het water van de Atlantische Oceaan. De vloer van de moskee is van glas waarop 25.000 gelovigen een plaatsje kunnen vinden. Buiten is er ook nog plaats voor 85.000 gelovigen. De minaret met een hoogte van 201 meter is de hoogste ter wereld.

6.2.1 Landenvergelijking: Turkije en Marokko Inhoud In de eerste paragraaf worden Turkije en Marokko met elkaar vergeleken. Er zijn overeenkomsten, maar er zijn ook aanmerkelijke verschillen. Turkije is een land in ontwikkeling. Hoewel een deel van het land nog een zekere armoede kent en gekenschetst wordt door de traditioneel-islamitische levenssfeer, is het in een hoog tempo aan het moderniseren. De Turkse economie is de laatste jaren sterk gegroeid. De vooruitzichten op (middel)lange termijn zijn gunstig. Voor investeerders uit Europa is Turkije dan ook een interessant land. Economisch wordt Turkije tot de opkomende economieën in de wereld gerekend. Turkije is ook een groot land met zo’n tachtig miljoen inwoners, maar er zijn ook veel inwoners gemigreerd, voornamelijk naar West Europa. De grote werkloosheid in het Aziatische deel van Turkije was daarvan de oorzaak. Geconstateerd moet worden dat in dat deel van het land de levensstandaard betrekkelijk langzaam groeit. De belangrijkste groei vindt plaats in gebieden waar het toerisme en de industrie zich ontwikkelen.

Page 68: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 68

Marokko is niet alleen veel kleiner dan Turkije, de ontwikkeling vindt er ook langzamer dan in Turkije. Qua bevolkingskenmerken verschillen de twee landen niet veel van elkaar. Het geboortecijfer en de levensverwachting zijn in Marokko hoger dan in Turkije, maar het sterftecijfer is lager. Het verschil in migratiecijfer tussen beide landen valt op: in Turkije is dat positief, in Marokko negatief. De economische ontwikkeling gaat in Marokko in een gestaag, maar betrekkelijk laag tempo. Vooral de situatie op infrastructureel gebied en ook de ontwikkeling van de industrie ligt op dit moment op een veel lager niveau dan in Turkije. Ten slotte valt op dat in Marokko behoorlijke klimaatverschillen voorkomen. Voor een betrekkelijk klein land is dat vrij uitzonderlijk. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt de overeenkomsten en verschillen tussen Turkije en Marokko beschrijven. • Je kent de topografie van Turkije en Marokko. Tips bij de opdrachten Opdracht 1 t/m 15 Bij deze opdrachten moeten leerlingen, naast de genoemde bronnen, de atlas gebruiken. Ook een rekenmachine kan handig zijn. Het verdient aanbeveling om de begrippen in- en uitzoomen en remote sensing te herhalen. Het begrip remote sensing wordt gebruikt voor het verzamelen van gegevens over het aardoppervlak door middel van satellieten. Remote sensing wordt voor verschillende doeleinden ingezet: om milieuproblemen in kaart te brengen, voor meteorologische waarnemingen en voor defensiedoeleinden. Ook navigatiesystemen maken gebruik van remote sensing. Opdracht 3 Misschien ten overvloede: waarschijnlijk is het goed om de berekening even uit te leggen. Het bevolkingsaantal delen door het aantal km². Opdracht 4 en 5 Het gaat om het maken van schaalberekeningen. Een schaal geeft de verhouding tussen de afstand op de kaart en de werkelijkheid aan. U kunt de leerlingen wijzen op het feit dat wij afstanden niet uitdrukken in centimeters maar in kilometers. Daarom is het bij aardrijkskunde bij het berekenen van schaal altijd handig om eerst de komma vijf plaatsen naar links te zetten (van cm naar dm naar m naar hm naar km). Daarbij krijg je dan de verhouding: 1 cm op de kaart is in werkelijkheid 1 km. Opdracht 6 en 7 Het is goed om hier kort de begrippen lengte- en breedtecirkels te herhalen, ook in samenhang met de plaatsbepaling op aarde. Opdracht 11 Leerlingen vinden het vaak moeilijk om te verklaren hoe het zit met de tijdzones. Misschien helpt de volgende uitleg: de zon komt op in het oosten en komt dus eerder op in landen die ten oosten van ons liggen. Als hier de zon opkomt, is dat in die landen ten oosten van ons al lang gebeurd. Het is daar dus later. Maar op hetzelfde moment is het in landen ten westen van ons nog nacht. Het is daar dus vroeger. Opdracht 16 Van alle voorbeeldlanden en-gebieden is de topografie achter in het werkboek opgenomen.

Page 69: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 69

Opdracht 17 Google Earth: Deze opdracht is als pdf in het ePractice Pack beschikbaar en kan gestart worden via het kml-bestand dat aan het begin van de opdracht staat vermeld.

6.2.2 Turkse en Marokkaanse landschappen Inhoud In de tweede paragraaf gaat het over de Turkse en Marokkaanse landschappen. Voor de Turkse landschappen is een korte inleiding over platentektoniek en vulkanisme op z’n plaats. Aandacht voor de grote landschappelijke verschillen is belangrijk, maar ook de gevolgen van het landschap voor de economie zouden besproken moeten worden. Zo is in het bijna woestijnachtige, droge binnenland van Anatolië in een aantal gevallen slechts extensieve landbouw mogelijk, terwijl het vruchtbare laagland langs de kust geschikt is voor intensievere landbouw en voor het toerisme. De samenhang tussen landschappelijke mogelijkheden en economische ontwikkeling moet duidelijk worden. Overigens gaat het laatste ook op voor de Marokkaanse landschappen. Ook hier vindt de ontwikkeling op toeristisch gebied en in de landbouw plaats langs de kust. Daarnaast moet er aandacht zijn voor de grote verschillen in landschappen in Marokko en de economische gevolgen daarvan. In het Atlasgebergte waar skihellingen naast de steppe- en woestijngebieden liggen (uniek voor een Afrikaans land) is het moeilijk voor de mensen om een bestaan te verwerven. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt de landschappen van Turkije en Marokko beschrijven. • Je kunt de overeenkomsten en verschillen noemen tussen de landschappen van Turkije

en Marokko. Tips bij de opdrachten Opdracht 1 en 2 Bij deze opdrachten moeten even kort begrippen endogene en exogene krachten uit de brugklas herhaald worden. Exogene krachten zijn krachten die weliswaar buiten de aardkorst ontstaan, maar invloed hebben op de aardkorst, bijvoorbeeld weersinvloeden. Endogene krachten zijn krachten die binnen de aardkorst ontstaan en ook invloed uitoefenen op de aardkorst: de platentektoniek die aardbevingen, vulkanisme en gebergtevorming tot gevolg heeft. Opdracht 4 Hier gaat het niet alleen om het landschappelijk belang bij de aanleg van stuwdammen, maar ook om economische belang daarvan. Bij het landschappelijke belang gaat het vooral over het feit dat een bergachtig gebied voorwaarde is voor het bouwen van stuwdammen. Ter vergelijking: waterkrachtcentrales met grote capaciteit zijn in Nederland onmogelijk. We wonen nu eenmaal in een vlak land. In Nederland kunnen dus geen stuwdammen gebouwd worden die nodig zijn voor de bouw van waterkrachtcentrales. Een tweede aspect landschappelijk belang is het feit dat de landbouw profiteert van de mogelijkheid tot irrigatie, hoewel dat uiteraard ook een economisch belang is. Het tweede economische belang is de mogelijkheid tot het opwekken van elektriciteit voor de industrie wat ook weer landschappelijk gevolgen kan hebben. Opdracht 8 Het is goed om hier kort de begrippen zelfvoorzienende en commerciële landbouw te herhalen: landbouw die alleen dient om de boer en zijn familie zelf te voorzien van voedsel en de landbouw gericht op de verkoop (export) van de producten.

Page 70: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 70

Opdracht 11 Het verdient aanbeveling om hier kort het begrip oase te bespreken: een plaats in de

woestijn waar toegang tot water is, waardoor op beperkte schaal landbouw mogelijk is.

6.2.3 Europese Unie Inhoud In de derde paragraaf wordt de verhouding tussen Turkije en Marokko enerzijds en de Europese Unie anderzijds belicht. De relatie tussen Turkije en de EU is niet gemakkelijk. In de eerste plaats door het feit dat Turkije voor 97% een Aziatisch land is. Veel EU-burgers vragen zich daarom af of het terecht zou zijn dat Turkije toetreedt tot de Europese Unie. Daarbij komen kwesties als de mensenrechten, het probleem Cyprus en de houding van Turkije tot de Koerden. Dat zijn allemaal belemmeringen als het gaat over de toetreding van Turkije tot de EU. Er is ook een dieperliggende redenen voor huiver bij veel burgers van de EU: de macht die Turkije zou kunnen claimen bij toetreding. Met 79,7 miljoen inwoners zou Turkije met Duitsland (ruim 81 miljoen inwoners) een land worden met de meeste leden in het Europees Parlement (waarschijnlijk 96, het maximum aantal zetels dat het Verdrag van Lissabon toestaat), waardoor het een van de twee meest invloedrijke landen zou worden binnen de EU. Er is nog een bezwaar. Als gevolg van het vrije verkeer van personen, goederen en diensten wordt de mogelijkheid tot migratie voor Turkse onderdanen aanmerkelijk verruimd. In 2013 heeft de Turkse minister van Europese zaken gezegd dat hij meer ziet in een constructie zoals Noorwegen heeft met de EU. Dat land is geen EU-lid, maar heeft wel toegang tot de Europese markt. Ook is het enthousiasme om tot de EU toe te treden bij de Turkse bevolking gedaald van 73% in 2004 tot 44% in 2013. Van de inwoners van EU-landen vindt 20% in 2013 toetreding van Turkije een goede zaak, terwijl 33% toetreding tot de EU niet zit zitten. De relatie tussen Marokko en de EU is een stuk minder gevoelig. Marokko kan, als volledig Afrikaans land, geen aanspraken maken op lidmaatschap van de Europese Unie. Wel heeft het de zogenaamde geavanceerde status. Het land is meer dan een bondgenoot, maar minder dan een lidstaat. Dit is de hoogste status die een niet-lidstaat kan krijgen in zijn relatie met de EU. Wel hebben de EU en Marokko een vrijhandelsakkoord gesloten. Dat is een pakket met afspraken tussen landen om hun onderlinge handel te bevorderen. Dat betekent dat Marokko geen invoerrechten meer hoeft betalen als het goederen wil exporteren naar de Unie. Omgekeerd geldt dat natuurlijk ook. Marokko is lid van de Mediterrane Unie, een samenwerkingsverband tussen de landen van de Europese Unie en de landen gelegen aan de Middellandse Zee. Aan het samenwerkingsverband doen 43 landen mee, waaronder de 27 landen van de Europese Unie. Het is een politieke, economische en culturele unie gebaseerd op het principe van strikte gelijkheid. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kent de argumenten voor en tegen toelating van Turkije tot de EU. • Je kunt uitleggen waarom de aanvragen van het lidmaatschap door Turkije en Marokko

door EU zijn afgewezen. • Je kunt de relatie van Marokko met de EU beschrijven.

Page 71: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 71

Tips bij de opdrachten Opdracht 10 Vertel de leerlingen hier iets over het systeem van betalers en ontvangers binnen de EU. Nederland behoort bij de nettobetalers: lidstaten die méér bijdragen aan de Europese Unie dan dat ze van de EU ontvangen in de vorm van subsidies en bijdragen aan projecten. Andere nettobetalers zijn Duitsland, Groot-Brittannië, Oostenrijk, Finland en Zweden. Daar tegenover staan de netto-ontvangers: dit zijn de landen die méér ontvangen van de Europese Unie dan ze betalen. Hiertoe behoren Spanje, Polen, Hongarije, Roemenië, Bulgarije, Griekenland en de Baltische Staten. Het is voorstelbaar dat ook Turkije bij de netto-ontvangers zou gaat horen, een extra argument voor de tegenstanders van een toetreding van Turkije tot de Europese Unie.

6.2.4 Conflicten Inhoud In de vierde paragraaf gaat het over de langlopende conflicten in Turkije en Marokko. Het conflict dat Turkije met de Koerden heeft speelt al lang. De Koerden zijn een volk, dat verspreid woont in verschillende landen in het Midden-Oosten. Het is een van de volkeren die een eigen taal en cultuur heeft, maar geen eigen staat. Tegenwoordig verblijven naar schatting ruim één miljoen Koerden in Europa. De meeste Koerden zijn religieus. Ongeveer 90% is moslim, ongeveer 5% is christelijk en er bestaat zelfs een kleine joodse minderheid. De kern van het conflict met Turkije ligt in het streven van de Koerdische minderheid om een Koerdische staat te stichten: Koerdistan. Diverse landen in de regio, ook Turkije, zien dit als een bedreiging van de integriteit van hun grondgebied en hun stabiliteit. Daarnaast hebben de Koerden in Turkije een ondergeschikte positie. De strijd voor verbetering van de mensenrechten is voor veel Koerden nog steeds van groot belang. Ook het conflict van Marokko met de bewoners van de Westelijke Sahara speelt al lang. Het gebied zelf, een woestijngebied, is niet van erg veel waarde, maar de grondstoffen die er gevonden worden: fosfaat, ijzer en olie, zijn dat wel. Marokko houdt het gebied bezet, terwijl de onafhankelijkheidsbeweging POLISARIO de autonomie wil bereiken. De naam is een afkorting voor Frente Popular para la Liberación de Saguia el-Hamra y Rio de Oro. De aanduiding Frente Popular (Volksfront) geeft aan dat de beweging oorspronkelijk socialistisch georiënteerd was, maar sinds de jaren 1990 is deze meer liberaal en democratisch. Saguia el-Hamra en Rio de Oro zijn de vroegere namen van de twee districten van de voormalige kolonie Spaans Sahara. De bewoners van de Westelijke Sahara noemen zich Sahrawi, wat zoveel betekent als woestijnbewoner. Het is ook de geuzennaam van de oorspronkelijke bewoners van de Westelijke Sahara, die zich vestigden in de Arabische Democratische Republiek Sahara (ADRS) en samen met Polisario een guerrillaoorlog voeren tegen de Marokkaanse bezetter. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt de situatie van de Koerden in Turkije uitleggen. • Je kunt de situatie van de Westelijke Sahara en de rol van Marokko uitleggen. • Je kunt de verschillen en de overeenkomsten tussen de situatie van de Koerden en de

situatie van de Westelijke Sahara uitleggen. Tips bij de opdrachten Opdracht 3 Het is goed om hier duidelijk te maken waarom er veel Koerden vertrokken zijn uit het oorspronkelijke gebied: de regio waar ze woonden is weinig vruchtbaar en levert dus nauwelijks iets op. Net als de Turken zelf zijn veel Koerden naar West Europa gegaan om daar een beter bestaan te vinden.

Page 72: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 72

Opdracht 4 De Partiya Karkerên Kurdistan (PKK) betekent eigenlijk ‘Arbeiderspartij van Koerdistan’ en is een separatistische, terroristische groepering, die oorspronkelijk een onafhankelijke, socialistische Koerdische staat wilde stichten in het zuidoosten van Turkije. Dat gegeven is nog niet losgelaten, maar tegenwoordig ligt wel meer de nadruk op de politieke rechten van Koerden in Turkije. De organisatie is als een terroristische groepering aangeduid door de Europese Unie, de Verenigde Staten en Turkije. In Nederland komt de PKK ook voor op de, door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding samengestelde, lijst van terroristische organisaties. Met enige regelmaat worden vanuit de PKK in Nederland bedreigingen geuit aan het adres van Turkse Nederlanders en in de afgelopen jaren zijn meerdere aanslagen gepleegd op Turkse winkels en redacties van Turkse kranten in Nederland en omliggende landen. In 2012 verstoorde de nationale recherche een terroristisch trainingskamp in Zeeland, waar tientallen PKK-leden (uit binnen- en buitenland) werden gearresteerd. Alleen al in de afgelopen tien jaar zouden tientallen terroristische trainingskampen zijn gehouden in Nederland.

6.2.5 Turkije en Marokko veranderen Inhoud In de vijfde paragraaf gaat het over de snelle ontwikkeling die Turkije en Marokko de laatste jaren doormaken. In Turkije gaat het vooral om een paar belangrijke economische sectoren. Het toerisme in het land groeit razendsnel. Toerisme stond in 2012 op de zesde plaats van bezoekersaantallen in de wereld, met meer dan dertig miljoen toeristen. De culturele hoofdstad Ístanbul, staat wereldwijd op de zesde plaats qua bezoekersaantallen aan steden, met zo’n tien miljoen bezoekers. Hoewel door de economische crisis en de Arabische Lente andere mediterrane landen te maken hebben gekregen met een grote terugval in het aantal toeristen, blijft het in Turkije sterk toenemen. Het is een groot land met veel verschillende klimaten en culturen. Kijken we naar de toeristen zelf dan vallen een paar dingen op: in de kuststreken vinden we veel massatoerisme, veelal met all-inclusive arrangementen. Ook cultuurtoerisme komt veel voor, er zijn tientallen historische plaatsen die druk bezocht worden. Verder vallen de medisch toeristen en wintersporttoeristen op. Medisch toeristen gaan naar het land vanwege de relatief lage kosten en de moderne medische zorg. Het aantal wintersportgebieden breidt snel uit, maar hier en daar doet het soms nog een beetje ouderwets aan. Belangrijker is de ontwikkeling op industrieel gebied. De economie van Turkije is inmiddels de vijftiende economie van de wereld en is tevens een van de snelst groeiende economieën. Volgens Goldman Sachs zal Turkije in 2050 de negende economie van de wereld zijn. Turkije wordt door economen en politicologen vaak beschouwd als een nieuw geïndustrialiseerd land. Het BBP per inwoner plaatst het land tussen de hogere-inkomenslanden. De grootste sectoren in de industrie zijn textiel en kleding (16,3%), gevolgd door olieraffinage (14,5%), voeding (10,6%), chemische stoffen (10,3%), ijzer en staal (8,9%), auto’s (6,3%) en machinerie (5,8%). Textiel en kleding vormen ook het grootste aandeel in de totale export (19%), gevolgd door auto’s (18%), ijzer en staal (13%), witgoed (10%), chemische en farmaceutische producten (9%), en machines (7%).

In Marokko gaat de economische ontwikkeling, zoals gezegd, minder snel. Frankrijk en Spanje zijn de grootste handelspartners van Marokko (import en export) terwijl Frankrijk ook de grootste buitenlandse investeerder is in het land. Door het vrijhandelsakkoord met de Europese Unie heeft Marokko een sprong vooruit gemaakt. Het Amerikaans-Marokkaanse vrijhandelsakkoord uit 2006 en het vrijhandelsakkoord met Turkije hadden eenzelfde effect. De exportproducten zijn vooral: textiel, anorganische chemicaliën, transistors, onbewerkte mineralen, kunstmest (incl. fosfaten), aardolieproducten, citrusproducten, groenteproducten en vis. Marokko importeert vooral: ruwe aardolie, textielproducten,

Page 73: Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Eindredactie · Aardrijkskunde voor de onderbouw Docentenhandleiding 2 VMBO-KGT Auteurs Adrian den Bekker ... 9 Differentiëren en determineren

2 KGT

DOCENTENHANDLEIDING

© Malmberg 73

telecommunicatieproducten, graan, gas, elektriciteit, transistors en kunststoffen. Qua toerisme hoopt Marokko tegen 2020 een van de twintig beste bestemmingen in de wereld te worden. Het land investeert dan ook miljarden in toerisme, dat jaarlijks rond 50 miljard dirham opbrengt. De investeringen betreffen vooral de infrastructuur en het openbaar vervoer. Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen? • Je kunt de kenmerken van het tegenwoordige Turkije beschrijven. • Je kunt de kenmerken van het tegenwoordige Marokko beschrijven. • Je kunt de mate van ontwikkeling tussen Turkije en Marokko vergelijken. Tips bij de opdrachten Opdracht 3 Onvruchtbaar land in Anatolië en migratie (binnen en buiten Turkije) zijn de kernwoorden van het oude Turkije. Daarom krijgt de ontwikkeling van juist dat deel van Turkije extra aandacht: daar worden de stuwdammen gebouwd. Opdracht 5 Breng onder de aandacht dat de export van onbewerkte grondstoffen kenmerkend is voor een ontwikkelingsland. De export van goedkope, laagwaardige producten en de import van hoogwaardige producten is niet bevorderlijk voor de economische ontwikkeling van een land. Een van de zaken die aandacht verdient, is de bouw van thermische centrales en waterkrachtcentrales in Marokko. Voldoende energie is onontbeerlijk voor de economische ontwikkeling. Opdracht 11 De begrippen urbanisatietempo en urbanisatiegraad zou bij deze vraag kort kunnen bespreken. Urbanisatiegraad is het percentage van een bevolking dat in een stad woont en urbanisatietempo de snelheid waarmee de urbanisatiegraad van een land jaarlijks toe- of afneemt. In het algemeen ligt het urbanisatietempo in de rijke ontwikkelde landen laag, terwijl het tempo in de ontwikkelingslanden erg hoog ligt. Uit dit gegeven blijkt dat Marokko niet zo ontwikkeld is als Turkije. Afsluiting Ook in dit hoofdstuk wordt het werkboek afgesloten met een samenvatting, waarin de kern van de stof wordt gevisualiseerd. In het antwoordenbestand staat een voorbeeld van een ingevulde samenvatting. Het hoofdstuk in het handboek wordt niet afgesloten met een begrippenlijst omdat er geen nieuwe begrippen zijn geïntroduceerd.

6.3 Tips voor bronnenmateriaal Literatuur • Lagendijk, Joost & Nevin Sungur: De Turken komen er aan! Bert Bakker, Amsterdam,

2013 Websites www.marokkoinstituut.nl www.turkije-instituut.nl www.turkije-instituut.nl/page/koerden/ www.turkije-instituut.nl/page/toetredingsdiscussie/1