2014-2015
Joyce Bruninx & Sofie Wenmaekers
Sint-Hubertushoeve Diepebeek
Bezoek Landbouwbedrijf
Leerkrachtenbundel
1
Inleiding
Beste leerkracht,
Via deze bundel krijgen de leerlingen een
rondleiding op het landbouwbedrijf in Diepenbeek,
de Sint-Hubertushoeve. Verschillende
leerstofonderdelen komen aan bod zoals onder
andere de factoren die de landbouw beïnvloeden,
de maatregelen voor de bescherming van het
milieu, het landbouwtype en nog veel meer.
De bedoeling is dat de leerlingen de werkblaadjes volgen in de juiste
volgorde. Zo komen ze zeker bij alle stopplaatsen. Aan sommige
stopplaatsen is ook een informatiefiche gekoppeld. Deze zijn in deze
bundel opgenomen (helemaal achteraan).
In de bundel is er ook een deel voor na het bezoek voorzien. Hierbij is er
de mogelijkheid de leerlingen achteraf een presentatie te laten geven voor
de klas.
De leerlingen worden best opgedeeld in groepjes van 3 om alles vlot te
laten verlopen. De leerkracht deelt de groepjes in en geeft elk groepje een
startplaats. Na het bezoek kunnen de leerlingen ook onderstaande website
bezoeken voor extra informatie.
http://sint-hubertushoeve-diepenbeek.weebly.com/
Wanneer de leerlingen een woord niet begrijpen, kunnen ze terecht in de
begrippenlijst.
Veel plezier!
2
Opdracht TIJDENS het bezoek
Stopplaats 1: De binnenplaats
Jullie zijn allemaal binnengekomen via de
toegangspoort. Voordat je binnenkwam,
zag je verschillende landschapselementen
die typisch zijn voor dit soort landschap.
Ook op de binnenkoer zie je
landschapselementen. Welke?
o Woonhuis
o Stallen, schuren, …
o Silo’s, torens, kuilhopen…
o Weilanden waarop het vee graast
o Akkers voor gewassen
o Serres
o Boomgaarden
Van welksoort cultuurlandschap spreken we hier?
o Landbouwlandschap
o Industrielandschap
o Toeristisch landschap
o Stedelijk landschap
In welk soort hoeve of boerderij staan we?
o Traditionele hoeve
o Moderne boerderij
3
Interview met de landbouwer:
De boerderij ligt in Diepenbeek
Eigenaar: Familie Bangels
Personen die op de boerderij wonen: Meneer Bangels, Mevrouw Bangels en hun
zoon.
Aantal arbeidskrachten: ………, waarvan familieleden: …………………………………………
Gebouwen die op het terrein staan: Woonhuis, Bed & Breakfast, Melkschuur,
materiaalstal, koeienstal, stal voor kalfjes
Landbouwoppervlakte in hectare:
Eigen grond: ……………………………ha Gepachte grond: ………………………………… ha
Totaal akkerland: …………………… ha Totaal weiland: ………………………………… ha
Als je klaar bent, ga je verder naar stopplaats 2.
4
Stopplaats 2: melkschuur
Als jullie richting de stallen wandelen, zien jullie links de plaats waar de koeien
gemolken worden. De landbouwer zal her aanwezig zijn om jullie de nodige uitleg
te geven bij het productieproces van melk. Als jullie geluk hebben, is hij
misschien zelfs bezig met het melken van de koeien!
Geef hier de stappen weer in het productieproces van melk. Geef ook een
woordje uitleg.
Stap 1: Melken van de koe
Bij de landbouwer worden de koeien met behulp van machines automatisch
gemolken. Er worden 4 tepelhouders gebruikt die luchtledig de melk zuigen,
waardoor de melk rechtstreeks van de uier naar een koeltank gaat zonder in
aanraking te komen met de buitenlucht.
Stap 2: Afroming
Men gebruikt hiervoor een centrifuge. Dit is een machine waarin de melk snel
wordt rondgedraaid. Doordat vet (de room) lichter is dan melk, wordt tijdens het
ronddraaien de room in het midden verzameld en kan deze gemakkelijk worden
verwijderd.
Stap 3: Pasteurisatie
Deze behandeling verwarmt de melk tot ongeveer 72°C, zodat de schadelijke
bacteriën die de melk snel zuur maken, gedood worden. De melk wordt ongeveer
15 seconden op deze temperatuur gehouden en daarna snel afgekoeld. Hierbij
wordt de melk nog eens gezuiverd om de laatste onzuiverheden te verwijderen.
Stap 4: Gelijkmatig maken
Vervolgens wordt de melk gehomogeniseerd(de melk gelijkmatig maken) om de
vetbolletjes gelijkmatig over de melk te verdelen. De melk wordt hiervoor onder
hoge druk door zeer kleine gaatjes gepompt
Stap 5: Opslag
De melk wordt nu in een gekoelde opslagtank bewaard en is klaar om verpakt te
worden.
5
Wanneer kan een koe melk geven?
Een koe kan pas melk geven, wanneer ze een kalfje heeft
gehad. Een koe moet om het halfjaar een kalf ter wereld
brengen om melk te blijven geven.
De landbouwer laat jullie vervolgens 2 verschillende
soorten melk proeven. (verse koemelk en melk uit de winkel)
Welke vind je zelf het lekkerst?
Eigen antwoord leerlingen
Welk soort vee vind je hier terug in dit bedrijf?
o Melkkoeien
o Vleeskoeien
Welke producten worden allemaal gemaakt in dit bedrijf?
Melk, kaas, tarwe, grasklaver, wintertarwe
Hoeveel melk kan een koe gemiddeld per dag geven?
20 liter
Als je klaar bent, ga je verder naar stopplaats 3.
6
Stopplaats 3: koeienstal
Als je terug naar buiten wandelt, kom je
weer terecht op de binnenplaats. Je vindt
een klein weggetje tussen de melkschuur
en de andere schuur. Wandel hier
tussendoor. Je komt aan aan de koeienstal.
Hierbinnen hangt een informatiefiche.
Gebruik deze fiche om onderstaande vragen
op te lossen.
Let op! Maak de koeien niet bang door de
roepen of felle bewegingen te maken!
Hoeveel koeien schat je dat er hier in deze stal staan?
Eigen antwoord leerlingen (afhankelijk van het moment)
Hoeveel weegt een volwassen koe ongeveer?
400 – 500 kg
Wat eten de koeien?
Grasklaver, maïs
Kijk goed naar de vloer waar de koeien opstaan. Hoe ziet deze eruit en waarom
zou deze vloer zo geplaatst zijn?
De vloer bestaat uit een rooster met eronder een opvangbak. Hierin worden de
uitwerpselen opgevangen om ze daarna als mest te gebruiken.
Als je klaar bent, ga je verder naar stopplaats 4.
7
Stopplaats 4: de kalfjes
Wanneer je de koeienstal terug uitwandelt,
kan je de kleine kalfjes al bijna zien staan!
Wandel rond de koeienstal als je ze niet
meteen ziet.
Je ziet bij de kalfjes een 2 informatiefiches
hangen. Lees deze door en gebruik ze bij het
antwoorden van de onderstaande vragen.
Met wat heeft de landbouwer de ‘huisjes’ van de kalfjes gemaakt?
Oude glascontainers
Wat gebeurt er met een mannelijk kalfje?
Wordt verkocht na een aantal weken (meestal na 8 weken)
Wat gebeurt er met een vrouwelijk kalfje?
Blijft meestal op de boerderij als melkkoe
Vanaf welke leeftijd zullen deze kalfjes volwassen koeien worden?
Pas na de geboorte van een 2de kalfje, is een koe volwassen (ongeveer na 3 jaar)
Als je klaar bent, ga je verder naar stopplaats 5.
8
Stopplaats 5: uitkijkpunt naast de kalfjes, achter de
schuur
Zoek de volgende informatiefiche ‘factoren die de landbouw beïnvloeden’ een
beetje verderop. Hierop vind je verdere informatie over deze stopplaats. Op deze
plaats gaan we het eens hebben over de verschillende factoren die de landbouw
beïnvloeden.
Vul het kader verder aan. De kaarten en figuren vind je achteraan de bundel.
Fysische omstandigheden
We nemen hier het klimatogram
van Kleine Brogel, omdat dit ook in
Limburg ligt!
KLIMAAT
Hoeveel groeimaanden hebben we hier?
5 groeimaanden
Kijk rond je. Welke landbouwtypes
herken je?
1. Veeteelt
2. Akkerbouw
Hoe noemen we het landbouwtype waarbij
je verschillende landbouwtypes binnen
1 bedrijf hebt?
Gemengde landbouw
Topografische kaart
RELIËF
Hoogteverschil:
o Laag
o Matig
o Hoog
Horizonlijn:
o Recht
o Zacht golvend
o Hoekig
9
Helling:
o Zacht
o Matig
o Steil
Hoogte: …………………… m
Bodemkaart Diepenbeek
BODEM
Welke bodemsoort vinden we terug bij
dit landbouwbedrijf?
Matig natte tot natte zandleembodem
Culturele omstandigheden
Kaart bevolkingsdichtheid België
BEVOLKINGSDICHTHEID
Hoeveel inwoners zijn er in Diepenbeek
per km²?
350 – 1000 inw/km²
Dit is:
o Laag
o Matig
o Hoog
MILIEUBESCHERMING
Ga naar de landbouwer. (Hij bevindt zich
normaal in de melkschuur) Vraag hem
welke beperkingen hij opgelegd krijgt om
het milieu te beschermen. Noteer er 3.
1. Melkquota
2. Maximum aantal koeien
3. Maximale hoeveelheid mest
Als je klaar bent, ga je verder naar stopplaats 6.
10
Stopplaats 6: veeteeltbedrijf verder in de straat Ga terug naar de ingang van het bedrijf. Wacht aan
de poort op één van je leerkrachten. Ga zeker niet
zelf op de straat wandelen! Je leerkracht neemt je
dan mee naar een ander veebedrijf. Het kan zijn
dat je even moet wachten, omdat je leerkracht nog
onderweg is met een andere groep. Eenmaal
aangekomen in het andere bedrijf, beantwoord je
volgende vragen. De leerkracht geeft je hierbij een
korte uitleg.
Welk soort vee vind je terug in dit bedrijf?
o Melkkoeien
o Vleeskoeien
Wat is het grote verschil in uitzicht tussen deze koeien en de koeien uit de Sint-
Hubertushoeve?
Melkkoeien (Sint-Hubertushoeve) zijn niet zo dik en struis gebouwd als
vleeskoeien.
Hebben deze koeien een wei om buiten in te grazen?
o Ja
o Nee
Wordt er op deze plaats gekweekt met deze koeien? (zie je kalfjes in dit bedrijf?)
o Ja
o Nee
Kunnen melkkoeien ook vleeskoeien worden? Waarom wel/niet?
Nee, het vlees van melkkoeien is van slechte kwaliteit.
Als je klaar bent, ga je verder naar stopplaats 1.
11
Besluit
Wat heb je allemaal kunnen onthouden tijdens het bezoek
aan het bedrijf?
Welk landschap vinden we terug rond de Sint-Hubertushoeve?
Landbouwlandschap
Het landbouwtype van dit bedrijf is gemengde landbouw
Dit bedrijf heeft enkel:
o Melkkoeien
o Vleeskoeien
Waarom teelt de boer ook maïs en grasklaver?
Om te gebruiken als voedergewas voor de koeien.
Maak een schets van het bedrijf (teken het grondplan).
Wat vond je zelf van het bedrijf? Had je het groter ingeschat (of juist kleiner)?
Zou je zelf ooit landbouwer willen worden?
Eigen mening leerlingen
12
Begrippenlijst
Bodemgebruik: Onder bodemgebruik verstaan we gewassen, weiden, serres,
stallen …
Traditionele hoeve: de traditionele hoeve heeft in elk Europees land een eigen
uitzicht. Een hoeve kan een gesloten vorm hebben; de gebouwen zijn dan met
elkaar verbonden en liggen meestal rond een binnenkoer. Een open hoeve
bestaat uit meerdere losse gebouwen.
Moderne boerderij: moderne boerderijen hebben vaak hetzelfde uitzicht; grote
loodsen uit staal en beton, opgeslagen veevoeder in silo’s, in kuilhopen of in
opgestapelde balen.
Silo: Cilindervormige opslagplaats voor onder andere veevoeder.
Teeltdiagram: een vierkantdiagram met de landbouwoppervlakte en de soorten
teelten van een landbouwbedrijf (of streek)
Rendement: opbrengst per hectare
Akkerbouw: landbouwvorm waarbij men op akkers gewassen teelt.
Veeteelt: landbouwvorm waarbij men dieren kweekt of houdt.
Tuinbouw: landbouwvorm die gespecialiseerd is in het telen van groenten, fruit,
bloemen, sierstruiken en bomen.
Gemengde landbouw: landbouwvorm waarbij meer dan één soort bedrijvigheid
voorkomt.
Groeimaand: een maand waarin klimatologische omstandigheden geschikt zijn
om planten te laten groeien. (dubbel zoveel neerslag in vergelijking met de
temperatuur en Tm groter of gelijk aan 10°C)
Landschapselement: een onderdeel van het landschap.
Melkkoe: koe die wordt gehouden om te melken. Melkkoeien lopen ook vaak in
een wei en zijn doorgaans een beetje ‘ingezakt’.
Vleeskoe: koe die vooral gehouden wordt voor de vleesproductie. Deze koe zit
meestal binnen en is veel dikker en gespierder dan een melkkoe.
13
Opdracht NA het bezoek
Na het bezoek is het tijd om je klas te informeren! Dit doe je door middel van
een presentatie. Jullie worden opgedeeld in groepjes van 3. Om jullie presentatie
tot een goed einde te brengen, volgen jullie best het onderstaande stappenplan:
1. Oriënteren: Wat moet ik doen? Voor je een presentatie maakt, denk je eerst na over hoe je de opdracht het best
aanpakt. De volgende vragen kunnen je daarbij helpen:
Waarover zal het gaan?
Waarom wil ik dit schrijven/bespreken? Wat is mijn schrijfdoel?
Welke informatie MOET ik geven?
Welke informatie WIL ik geven?
Waarop moet ik speciaal letten om tot een goed resultaat te komen?
Het is duidelijk dat je je landbouw bedrijf gaat voorstellen. Op welke manier? Je
maakt een PowerPoint of Prezi en probeert ze creatief mogelijk te zijn! Maak ook
gebruik van multimedia (afbeeldingen, video,…). Volgende onderdelen MOETEN
zeker aan bod komen:
- Bodemgebruik
- Landbouwtype (+ kenmerken)
- Factoren die de landbouw beïnvloeden (klimaat, reliëf, bodem en
bevolkingsdichtheid)
- Effecten op omgeving en milieu
- Productieproces omschrijven
- Levensmiddelen die geproduceerd worden
- Eigen ervaring en momenten die echt bijblijven
- Besluit
14
2. Voorbereiden: Hoe ga ik het doen?
Informatie opzoeken
De voorbereiding van een presentatie is erg belangrijk. Je kunt niet op één
avond ‘even tussendoor' een presentatie maken. Je moet ruim van te voren
informatie verzamelen. Veel van deze informatie kan je op het landbouwbedrijf
zelf verzamelen.
Voorbeeld: Een woordspin maken
Meestal heb je veel te veel informatie. Voor jezelf moet je nu bepalen wat jij
belangrijk vindt om te vertellen. Met die keuzes maak je een woordspin. Daarna
maak je van de verschillende spinnenpoten hoofdstukjes (subhoofdstukjes). Die
vormen de verschillende onderwerpen (onderdelen) van je presentatie.
3. Uitvoeren: Wat doe ik tijdens het maken van de
presentatie?
Je tekst (uit)schrijven
Verzorg het schrijfproduct! Let in het bijzonder op:
De gebruikte woordenschat
Een logische opbouw van de tekst
Een correcte spelling
Je tekst in het PowerPoint-bestand plaatsen:
• Komt het gekozen doel uit de verf?
• Gebruik geen volzinnen, maar steekwoorden. Wees zo beknopt
mogelijk
• Maak de presentatie aantrekkelijk (prenten, animaties)
• Aarzel zeker niet om hulp te vragen aan de leerkracht, als het gebruik
van PowerPoint problemen oplevert.
• Je presentatie mag maximum 10 minuten duren en minimum 5
minuten.
15
4. Reflecteren: Wat doe ik na het maken van de
presentatie? Je leest je presentatie na en beantwoordt voor jezelf een aantal vragen:
• Heb ik rekening gehouden met mijn schrijfdoel?
• Is mijn presentatie overtuigend/aantrekkelijk genoeg?
• Heb ik rekening gehouden met mijn publiek?
• Heb ik mijn dia's niet overladen met tekst?
• Heb ik mijn taal aangepast aan mijn publiek?
• Heb ik de informatie overzichtelijk geordend en de gekozen lay-out
overal toegepast?
• Heb ik alles juist geschreven?
• Waar en wanneer heb ik problemen ondervonden?
• Heb ik de juiste werkwijze gevolgd? Wat deed ik goed? wat had ik beter
kunnen doen?
De medeleerlingen en leerkracht beoordelen jullie presentatie aan de hand van
een beoordelingsformulier. Nadien beoordelen jullie elkaar door middel van een
peer-evaluatie (binnen je eigen groep beoordelen jullie elkaar). In bijlage kan je
de criteria terugvinden waarop je tijdens de presentatie beoordeeld zal worden.
16
Schema OVUR-methode
17
Klimatogram Kleine Brogel
18
Topografische kaart Diepenbeek
19
Bodemkaart Diepebeek
Lca: Matig droge zandleembodem
Lic: Zeer natte zandleembodem
Ldc: Matig natte zandleembodem
Ldcz: Matig natte zandleembodem
Lhcz: Natte zandleembodem
Lhp: natte zandleembodem
Lhc: Natte zandleembodem
20
Kaart bevolkingsdichtheid
21
EINDTERMEN 1e graad A-stroom: 4. De mens en het landschap
4.1 Het landelijk landschap
21 een landelijk landschap herkennen, beschrijven naar uitzicht en functies en
eenvoudige observeerbare kenmerken ervan vergelijken met een landelijk
landschap elders.
22 milieueffecten opnoemen die in verband kunnen gebracht worden met
landbouwactiviteiten.
23* leren open ruimten als waardevol, duurzaam, maatschappelijk bezit
waarderen.
37 de eigen leefruimte herkennen als een gedifferentieerd geheel van
landschappen.
LEERPLAN VVKSO (2008/038) Eerste graad, 2e leerjaar A-stroom
Terreinwerk:
2. Bewondering en verwondering voor de schoonheid van een landschap
opbrengen en leren om open ruimten als waardevol, duurzaam,
maatschappelijk bezit te waarderen.
3. In een regio verschillende landschappen afbakenen op basis van
landschappelijke hoofdkenmerken en enkele relaties ertussen
onderzoeken.
4. Vanuit landschapsbeelden, kaarten, tekstbronnen en statistisch materiaal
de milieueffecten vaststellen door een concentratie aan economische
activiteiten.
4.12 Landbouwlandschappen
1. Vanuit satellietbeelden, landschapsfoto’s en teeltdiagram de
verscheidenheid in bodemgebruik en landbouwtypes in Europa afleiden
(inclusief improductieve regio’s).
2. In een gebied met weinig fysische beperkingen (in Europa of België of de
eigen leefruimte) het verband zoeken tussen landbouwtype,
bedrijfsoppervlakte en bevolkingsdichtheid.
22
LEERPLAN GO! (2010/008) Eerste graad, 2e leerjaar A-stroom
Landelijk landschap
59 interesse en appreciatie tonen voor het landschap, de open ruimte en het
cultureel erfgoed
61 een landelijk landschap herkennen, beschrijven naar uitzicht en functies
62 uitzicht en functies van landbouwlandschappen herkennen en vergelijken
63 milieueffecten en invloeden op de landschappen opnoemen die samenhangen
met landbouwactiviteiten.
23
Bronnen: • http://users.telenet.be/this/PAV3/Instructiekaarten/OVUR_bestanden/i
mage001.jpg
• http://webquestbritthamblok.50webs.com/ovurschema.html
• http://ond.vvkso-ict.com/vvksosites/item.asp?WID=17&PID=2625
• http://www.logereninvlaanderen.com/img/pages/15060/142052964932
e9a49bba28f9ef0a0f3b2a4eca4702488.jpg
• http://www.vvkso.be/
• http://www.g-
o.be/sites/portaal_nieuw/prikbordvoorleerkrachten/so/leerplannen/Pag
es/default.aspx
• http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/secundair-onderwijs/eerste-
graad/vakgebonden/a-stroom/aardrijkskunde/eindtermen.htm
• http://users.telenet.be/bostoen.steven/WT2/Melkerij.htm
• http://www.animaatjes.nl/plaatjes/k/koeien/animaatjes-koeien-
31444.gif
• http://us.cdn1.123rf.com/168nwm/tigatelu/tigatelu1311/tigatelu13110
0190/23825855-leuke-cartoon-koe.jpg
• http://www.meteo.be/meteo/view/nl/6042865-
Klimaat+in+de+wereld.html
• http://www.ngi.be/topomapviewer/public?lang=nl&
• https://www.dov.vlaanderen.be/portaal/?module=public-
bodemverkenner&pos=199442.89,171620.80&scale=0.00006667&laye
r=id:clientLayerTmsOrtho$GDI-
copyright$;t:WMSSERV;pos:7;&layer=id:to:to_topnzw_2009_raster_10
k_tr;base:${merc};vis:no;pos:6;&layer=id:dov-pub-
bodem:bodemtypes;t:WFSCL;s:bodemserie_Label;pos:5;&layer=id:clie
ntLayerTmsGrbBskNb;t:WMSSERV;pos:4;&layer=id:dov-pub-
bodem:substraten;t:WFSCL;pos:3;&layer=id:dov-pub-
bodem:fasen;t:WFSCL;pos:2;&layer=id:dov-pub-
bodem:varianten_moedermateriaal;t:WFSCL;pos:1;&layer=id:dov-pub-
bodem:varianten_profielontwikkeling;t:WFSCL;pos:0;#ModulePage
• http://www.sintjozefbrugge.be/aardrijkskunde/Images/Images1/bevolk
ingsdichtheid_gemeenten_2003.jpg
• http://www.schoolmelk.be/koe1.htm
• Handleiding WDM 2
• Martina Flath, Praxis Geographie februari 2007, p. 36-41
24
Informatiefiche koeienstal
Hallo!
Ik ben Cindy. Ik ben de mama van Bruce en Sara. Ik ben een
volwassen koe, want ik heb al 2 kalfjes ter wereld gebracht. Ik
weeg nu ongeveer 450 kilogram. Ik eet heel graag de
gewassen die mijn landbouwer op zijn akkers teelt, namelijk
grasklaver en maïs.
Onze boer houdt van recycleren. Wanneer hij zijn akkers moet
bemesten, gaat hij niet naar de winkel om mest te kopen. Hij
gebruikt onze uitwerpselen die terecht komen in de opvangbak
in de koeienstal.
25
Informatiefiche mannelijk kalfje
Hallo!
Ik ben Bruce. Ik woonde op deze boerderij totdat ik 8 weken
was. Ik had een huisje dat gemaakt was van een mooie groene
glascontainer. Onze landbouwer recycleert graag materiaal,
vandaar dat hij dit heeft gebruikt om een huisje voor mij te
maken!
Na 8 weken hebben ze me jammer genoeg verkocht. Ik ben
een jongetje dus ik kan jammer genoeg geen melk produceren.
26
Informatiefiche vrouwelijk kalfje
Hallo!
Ik ben Sara. Ik woon op deze boerderij in een mooie witte
glascontainer. Onze landbouwer recycleert graag materiaal,
vandaar dat hij dit heeft gebruikt om een huisje voor mij te
maken!
Ik moet hier nog even blijven wonen, totdat ik groot genoeg
ben om in de echte koeienstal te wonen. Wanneer ik dan weer
groter wordt, mag ik bij alle volwassen koeien wonen. Lekker
gezellig! Ik ben pas volwassen wanneer ik een tweede kalfje ter
wereld breng, dus ik moet nog wel een tijdje wachten totdat ik
echt bij de grote koeien hoor! Dan kan ik even lekkere
koeienmelk maken net als mijn mama!
27
Informatiefiche factoren die de landbouw beïnvloeden
Fysische omstandigheden
Klimatogram Kleine Brogel
KLIMAAT
Voldoende neerslag en een gepaste temperatuur
zijn nodig voor de gewassen op de akkers. Droogte
en koude kunnen in een landbouwstreek een teelt
onmogelijk maken. Er moeten voldoende
groeimaanden zijn doorheen het jaar.
Topografische kaart
RELIËF
Een landbouwer zal de hoger gelegen droge
percelen bewerken als akkers en de lager gelegen
natte percelen gebruiken als weiland.
Grote akkerbouwmachines kunnen enkel ingezet
worden op vlakke of zacht hellende gronden.
We bespreken het reliëf aan de hand van de 4 H’s:
helling, hoogteverschil, hoogte en horizonlijn.
Bodemkaart
BODEM
Een landbouwer zal op zijn bedrijf de gewassen
telen die het best aangepast zijn aan de
korrelgrootte en waterdoorlatendheid van de
bodem.
Culturele omstandigheden
Kaart bevolkingsdichtheid
BEVOLKINGSDICHTHEID
In gebieden met hoge bevolkingsdichtheid is de
vraag naar voedingsmiddelen groot. De landbouwer
heeft ook veel ruimte nodig. In dichtbevolkte
gebieden is de ruimte te beperkt.
MILIEUBESCHERMING
Om het milieu te beschermen moeten Europese
boeren zich houden aan strikte regels.
Bedrijfsgrootte, teeltkeuze… worden beïnvloed door
steeds strengere wetten over mestproductie,
bemesting van akkers en het gebruik van middelen
tegen onkruid en ongedierte.