Een ode aan mijn grootvader, eigenlijk aan al die familieleden die ik nooit gekend heb, dat stond mij voor ogen. Jarenlang zat het in mijn hoofd, jarenlang wist ik niet hoe het te verbeelden, maar dat het op een dag moest gebeuren, dat was duidelijk. Ik had een schat aan informatie, aan foto’s, brieven, etc. geërfd van mijn moeder. De beelden die al lezend en kijkend naar boven kwamen heb ik omgezet in deze negen schilderijen. Het is een erfenis die ik wil doorgeven.
Jeroen Krabbé
7
26 Inspiratie
Westerbork – 20 juni 1943
Op 20 juni 1943 werd in Amsterdam-Zuid een onverwacht grote razzia gehouden.Alle ‘sperren’ waren ingetrokken en ook mijn vader werd weggehaald uit zijn huis.Zo kwam hij ook in Westerbork terecht.
Margreet Reiss over haar vader.
Westerbork – 6 juli 1943 ’s morgens 4.30 uur
Het erge is gebeurd. (...)Hij heeft op mijn aanraden (nadat hij eerst niet wilde) 2 Jaeger-pakken over elkaar aan en 3 paar sokken. Alle fotoos van jou en Tim die ik prachtig vind heeft hij mee.Zijn overhemden heeft hij vuil mee, daar was niets aan te doen.(...)Arm pappetje, dat hij nu al zo gauw door moest gaan. Hij vond het hier zo ontzet-tend dat hij eigenlijk kwaad was dat ik hier gewend was. Daar begreep hij niets van, omdat ik toch nog al veeleisend ben.Het ergste vond hij hier de stofmassa’s die in een barak opwaaien.Dat hield hij niet uit.Men beweert hier dat de hygiëne in het oosten beter is omdat dit tenslotte een durchgangslager is.Laten we het hopen.
Els Reiss – brief vanuit Westerbork over haar vader.
6, 7, 8 juli 1943
Om ongeveer half elf vertrokken we.Toen begon het pas goed tot ons door te dringen dat de tocht in een mys-terieuze plaats zou eindigen. Misschien Auschwitz, want daar hadden we van gehoord. Er zou, dat was wel zeker, veel van ons uithoudingsvermogen gevergd worden.(...)Drie dagen en bange nachten vol onzekerheid heeft de tocht geduurd, vol wanhoop en geruzie.
Jules Schelvis uit zijn boek ‘Sobibor’
27 Inspiratie
Sobibor – 9 juli 1943 omstreeks 10.30 uur
Het was na 72 uur rijden vrijdag om-streeks half elf geworden toen de trein in de nabijheid van een kamp stopte. Het bleek Sobibor te zijn.
Jules Schelvis uit zijn boek ‘Sobibor’
Sobibor – 9 juli 1943 omstreeks 11.00 uur
Vervolgens kwam het moment dat men opdracht gaf dat men zich moest uitkleden, dat gebeurde in de open lucht, zowel in de zomer als in de winter bij storm, sneeuw en strenge vorst. (...)Het was voor de meeste mannen de eerste keer dat zij zich naakt aan hun kinderen en vreemden vertoonden. (...)Als iedereen naakt stond te wachten klonk het bevel naar het ‘badhuis’ te gaan.
Jules Schelvis uit zijn boek ‘Sobibor’
Sobibor – 9 juli 1943 omstreeks 11.30 uur
Kort nadat hij op de eerste dag aan het werk was gegaan hoorde Petsjerski (de gevangene) in de verte het gesnater van ganzen, die vanuit een stal in Lager 2 naar Lager 3 werden opgejaagd.Er was een transport binnengekomen.De dieren werden daar gehouden om het schreeuwen van de slachtoffers in de gaskamer te overstemmen.
Jules Schelvis uit zijn boek ‘Sobibor’
30 The Dark Series
Pagina 1 Het enige beeld dat ik van mijn grootvader had, jarenlang, was een foto; de laatste
die van hem is genomen, in 1943. Hij stond thuis met de andere portretten van haar
verdwenen familie op het bureau van mijn moeder. Abraham kijkt heel somber,
door zorg overmand, maar ik vond de foto altijd mooi. Ik maakte een beeld van die
man, met alleen maar dat portret in mijn hoofd. Mijn moeder, Greet, zei wel eens:
je lijkt op je grootvader of op oom Jo, zijn broer. Dan liet ze een foto zien van oom
Jonas en riep ik: ‘Ja leuk!’ In de hoop dat ik nog iets kon vertegenwoordigen van wat
verloren was gegaan. Ik heb ontzettend lang gehoopt dat ik dat kon doen.
Als ik haar vroeg om iets over haar vader te vertellen, zei ze dat hij intelligent was,
een hele leuke man én dat hij zichzelf helemaal had opgewerkt. Verder niets. Mijn
moeder was zwijgzaam. Ik zag vooral het verdriet over haar zusje Els, dat al het
andere overschaduwde. Els was jonger en lichamelijk niet sterk en mijn moeder
moest als klein meisje beloven dat ze altijd voor haar zusje zou zorgen. Els heeft
bijna twee jaar in Westerbork gezeten en is met het een na laatste transport van
september 1944 gedeporteerd. Na de bevrijding ging mijn moeder maanden lang
elke week naar het Victorieplein om haar naam te zoeken op de lijsten van terugge-
komen joden. Vergeefs. Toen mijn moeder in 2002 overleed hebben we haar in de
kist een foto van Els meegegeven.
Ik heb haar nooit horen zeggen: ‘O, ik ben zo verdrietig en ik mis ze zo verschrik-
kelijk.’ Maar het was er altijd. Voor de generaties van nu is die stilte volkomen on-
begrijpelijk; voor de tweede generatie is het een vertrouwd gegeven.
Behalve de foto’s was er de koffer die onder haar bed lag. Met allerlei spullen erin,
uit 1940-1945. Een grote bruine koffer die ik af en toe openmaakte. Ik herinner me
een kartonnen bordje: Voor Joden Verboden, dat ze kennelijk in 1945 zo ergens van-
daan had gerukt. Meerdere Jodensterren zaten erin, kranten en geld uit Westerbork
[speciaal voor het kamp gemaakt papiergeld waarmee je iets kon kopen]. Ik speelde
ermee en mijn moeder zei: ‘Ja dat is geld uit Westerbork.’ Ik wist heel goed wat
Westerbork was, daar moest je ook verder niet over praten. Ik vond een linnen arm-
31 The Dark Series
Pagina 49
Pagina 50-51
Pagina 39
band met Verwaltung 16 en een ronde stempel: Lager Westerbork. De verloofde van
Els, Helle, die het overleefde, had deze spullen uit het kamp meegenomen. In een
andere koffer zat de Spaanse flamencojurk waarin Els voor de oorlog danste bij
Florrie Rodrigo, de linkse danseres en choreografe. Het dansen is haar goed van
pas gekomen in het cabaret in Westerbork, waarin ze meerdere keren heeft opgetre-
den. In die doos lag bovendien een stapel brieven van Els aan mijn moeder. Als ik
zie hoe zij alles gerubriceerd heeft, vermoed ik dat ze tijdens de oorlog dacht: ‘Ik
leef in een periode die geschiedenis wordt.’ Iets rubriceren, geeft het een andere
betekenis, denk ik, dan als je het alleen maar beleeft.
Als gevoelig jongetje durfde ik nauwelijks iets te vragen, maar er waren spaarzame
momenten dat ze iets uit zichzelf vertelde. Zo kwam ik bij flarden steeds meer te
weten van het verhaal van mijn grootvader, Abraham Reiss.
Mijn moeder adoreerde hem. Een jongen uit de arme jodenbuurt, uit de Lange Hout-
straat [verdwenen met de bouw van de Stopera] die zich had weten op te werken tot
diamantair. In 1873 werd hij geboren als eerste in een orthodox gezin van zes kinde-
ren, zijn vader stond met fournituren op de Nieuwmarkt. Na zijn bar-mitzwah, na
zijn dertiende verjaardag, ging hij in de leer bij een diamantklover. Ondanks een
oogziekte waardoor hij een periode niet kon werken, werd Abraham al gauw een klo-
ver van naam en hoorde daardoor bij de elite in het diamantvak. Later kocht hij –
meestal in Londen – zelf de ruwe diamant in die hij kloofde en weer doorverkocht.
Hij was nu diamanthandelaar met een eigen kantoor in de Diamantbeurs op het
Weesperplein. Een man van aanzien, die zichzelf bovendien Engels en Duits had
geleerd. Zijn milieu had hij achter zich gelaten en daarmee ook de joodse religie
met al zijn tradities. Abraham Reiss had niets meer op met het geloof, hij was vol-
komen geassimileerd. Na zijn huwelijk met de joodse Kaatje Bon werd in 1914 mijn
moeder, Margreet, geboren, Els een jaar later. Een jongetje, Max, stierf na een dag,
in 1918. Nu zeg je: goddank.
40 Vakantie in Oostende. vlnr: 1917 met hun nanny | 1918 | 1919. Onder vlnr: 1922 | 1923 met een vriendinnetje | 1924.
46 Amsterdam april 1942. Jekerstraat. Laatste familiefoto vlnr Abraham Reiss, Magreet, Els, Kaatje Reiss-Bonn.
56
Champagne Beach (Espirito Santo, Vanuatu) Olieverf op doek | 90 x 70 cm| 1989 | Collectie Lorna en Robert KamenDalfsen II Olieverf op doek | 50 x 40 cm | 2007 Collectie Museum de Fundatie, Heino/Wijhe en Zwolle (schenking vrienden van Museum de Fundatie)
57
Champagne Beach (Espirito Santo, Vanuatu) Olieverf op doek | 90 x 70 cm| 1989 | Collectie Lorna en Robert KamenDalfsen II Olieverf op doek | 50 x 40 cm | 2007 Collectie Museum de Fundatie, Heino/Wijhe en Zwolle (schenking vrienden van Museum de Fundatie) Na de Stilte
Toen wij in januari 2008 honderden schilderijen van Jeroen Krabbé in het Paleis
aan de Blijmarkt in Zwolle ontvingen voor zijn eerste grote overzichtstentoonstel-
ling, veranderde ons statige museum in een kleurenparadijs. Jeroen Krabbé is telg
uit een schildersgeslacht maar ook behept met een passie voor het acteursvak. Na
zijn succes in vele toneelstukken en in de film Soldaat van Oranje toog hij onmid-
dellijk naar de Rijksacademie om zijn andere grote liefde, de schilderkunst, te vol-
gen. Het oeuvre van Krabbé bevatte de eerste jaren experiment, van portret naar
Popart en variëren van hyperrealistische minuscule doeken in de stijl van de door
hem bewonderde Melle, tot reuzenschilderijen van de vier jaargetijden in een tuin
van vrienden. De laatste jaren leek zijn schilderschap zich exclusief te bewegen
rond landschappen. Zijn geliefde Dalfsen, alle plekken waar zijn filmcarrière hem
voerde en Frankrijk waar hij iedere zomer schildert. Hij zelf afficheerde zich met
enige nadruk als schilder van het geluk. Geen wonder, zijn we haast geneigd te den-
ken. Deze alleskunner die met zijn gave techniek de mooiste plekken van de wereld
vastlegt, gevangen in een positieve levensenergie, zijn schilderijen grif verkopend
bij zijn tweejaarlijkse tentoonstellingen bij zijn Londense galerie Francis Kyle. Het
publiek reageert even enthousiast als de kunstenaar zelf. Het zwelgt in zijn kleuren,
laat zich betoveren door de verre kusten en verwondert zich misschien terloops over
het ontbreken van mensen in de schilderijen. Jeroen Krabbé, schilder van het geluk
laat geen mensen toe in zijn arcadia. Een enkel streng gestileerd hert, levende have
bij wijze van hoge uitzondering, maar geen mensen. Desgevraagd meldt hij dat in
zijn paradijzen geen mensen thuishoren. Mensen verstoren paradijzen, ze bewonen
ze niet. Jeroen Krabbé die zich in zijn filmwerk, zowel als acteur en regisseur, zo in-
tensief inlaat met de menselijke gesteldheid, ook de duistere kanten daarvan, vlucht
in zijn schilderijen in de stilte van paradijzen. Zelfs zijn veel afgebeelde huis in de
bossen bij Dalfsen lijkt onbewoond. Dat hij ook een meester is in het verbeelden
van menselijke wanhoop en verdriet bewees hij op voornoemde tentoonstelling met
een schilderij dat hij maakte naar aanleiding van de begrafenis van een kind van
64
Met veel dank aan:Ralph KeuningHerman GordijnKo en Wilma van GeemertCor NiekelPieter-Jan BruggeJules Schelvismijn vrouw Herma Martijn KrabbéJasper KrabbéJakob Krabbé,en mijn kleinkinderen.
Foto pagina 1: Abraham Reiss 28 april 1943
De ondergang van Abraham Reiss is voor het eerst aan het publiek getoond tijdens de gelijknamige tentoonstelling in Museum de Fundatie, Paleis aan de Blijmarkt, Zwolle, 05-09 t/m 05-12-2010.
Uitgave Uitgeverij Waanders, Zwollewww.waanders.nlMuseum De Fundatie, Zwolle en Heino/Wijhewww.museumdefundatie.nl
TekstJoosje LakmakerRalph KeuningJeroen Krabbé
Ontwerp MV LevievanderMeer, Amsterdam
Fotografie omslag, pagina 2, 28 en 54Hans de Bruijn, Haarlem
Lithografie en drukDrukkerij Waanders
© 2010 Uitgeverij Waanders B.V. / Museum De Fundatie / de auteursAlle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveel-voudigd, opgeslagen in een geautomati-seerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten met betrekking tot de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
© Jeroen Krabbé 2010De schilderijen uit de reeks De ondergang van Abraham Reiss: courtesy Francis Kyle Galeries - Londen
ISBN 978 90 400 7742 5 NUR 646