603.81.207 NLi n s t r u c t i e b o e k j e
F I A T B R A V O
Geachte cliënt,
Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Bravo.
Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten.
Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden.
Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw Fiat volledig te benutten.
Wij raden u aan om de aanwijzingen en tips bij de onderstaande symbolen aandachtig te lezen:
veiligheid van de inzittenden;
conditie van de auto;
bescherming van het milieu.
In de de “Service- en garantiehandleiding” vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:
❒ het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden
❒ een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.
Veel leesplezier en goede reis!
Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de Fiat Bravo beschreven worden, dient u zich aan de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en het model van de auto die u
gekocht hebt.
ABSOLUUT LEZEN!
�
K
BRANDSTOF TANKEN
Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON die voldoet aan deEuropese specificatie EN 228.
Dieselmotoren: tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590. Het gebruikvan andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de garantie tot gevolghebben.
MOTOR STARTEN
Benzinemotoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelings-pedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel in stand AVV en laat desleutel los zodra de motor aanslaat.
Dieselmotoren: draai de start-/contactsleutel in stand MAR en wacht tot de waarschuwingslampjes Y (of het sym-bool op het display) en m doven; draai de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motoraanslaat.
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet boven gras,droge bladeren, dennennaalden of ander brandbaar materiaal: brandgevaar.
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.
ELEKTRISCHE APPARATUUR
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan ont-laden), wendt u dan tot de Fiat-dealer. Deze kan controleren of de elektrische installatie van de auto geschikt is voorhet extra stroomverbruik.
CODE-card
Bewaar deze op een veilige plaats. Gebruik de code-card voor het eventueel aanvragen van duplicaatsleutels.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van de auto gedu-rende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten laag.
IN HET INSTRUCTIEBOEKJE....
…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud vanuw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden) # (bescherming van het milieu) ! (conditie vande auto).
�
4
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
DASHBOARD ...................................................................... 5
INSTRUMENTENPANEEL ................................................ 6
SYMBOLEN ........................................................................... 8
FIAT CODE .......................................................................... 8
DE SLEUTELS ....................................................................... 10
DIEFSTALALARM ................................................................ 16
START-/CONTACTSLOT ................................................ 19
INSTRUMENTEN ................................................................ 20
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY .................................... 22
INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ......... 23
TRIP COMPUTER ............................................................... 34
ZITPLAATSEN ..................................................................... 37
HOOFDSTEUNEN ............................................................. 39
STUURWIEL ......................................................................... 40
SPIEGELS ................................................................................ 40
KLIMAATREGELING .......................................................... 42
VERWARMING EN VENTILATIE ................................... 44
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING .................... 46
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING ...................................... 49
BUITENVERLICHTING ..................................................... 55
RUITEN REINIGEN ............................................................ 57
CRUISE-CONTROL ........................................................... 61
PLAFONDVERLICHTING ................................................ 63
BEDIENINGSORGANEN .................................................. 65
INTERIEURUITRUSTING................................................... 67
OPENDAK.............................................................................. 72
PORTIEREN .......................................................................... 75
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING .................................... 77
BAGAGERUIMTE ................................................................ 79
MOTORKAP ......................................................................... 83
IMPERIAAL/SKIDRAGER ................................................... 84
KOPLAMPEN ....................................................................... 85
ABS .......................................................................................... 86
ESP-SYSTEEM ........................................................................ 88
EOBD-SYSTEEM .................................................................. 91
AUTORADIO ....................................................................... 92
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE SYSTEMEN MONTEREN .......................................................................... 93
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” ..................................................................... 94
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM T.P.M.S. ................................................................................... 96
PARKEERSENSOREN ......................................................... 99
TANKEN ............................................................................... 102
BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................ 103
DDDDAAAASSSSHHHHBBBBOOOOAAAARRRRDDDD EEEENNNN BBBBEEEEDDDDIIIIEEEENNNNIIIINNNNGGGG
DASHBOARD De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsknoppen, de instrumenten en de controlelampjes
kunnen per uitvoering verschillen.
1. Luchtrooster voor lucht naar de zijruiten - 2. Verstel- en regelbaar luchtrooster - 3. Bedieningshendel buitenverlichting - 4. Instrumentenpaneel - 5. Bedieningshendel ruitenwissers/achterruitwisser/trip computer - 6. Verstel- en regelbare luchtroosters -7. Schakelaar waarschuwingsknipperlichten - 8. Frontairbag passagierszijde - 9 Dashboardkastje - 10. Schakelaarpaneel bedieningmistlampen voor/mistachterlicht en toegang tot en instelling van menu - 11. Bedieningsknoppen voor autoradio - 12. Bedieningsknoppen voor verwarming/ventilatie/airconditioning - 13. Schakelaarpaneel in-/uitschakelen elektrische stuurbe-krachtiging/ASR-systeem (indien aanwezig)/parkeersensoren voor (indien aanwezig)/achterklepontgrendeling (indien aanwezig) -14. Start/contactslot - 15. Knie-airbag bestuurderszijde (indien aanwezig) - 16. Frontairbag bestuurderszijde - 17. Hendel stuur-wielvergrendeling - 18. Toegangsklepje zekeringenkast - 19. Hendel voor motorkapontgrendeling
5
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
F0Q0639m
fig. 1
6
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING INSTRUMENTENPANEEL Uitvoeringen met multifunctioneeldisplay
A Snelheidsmeter
B Brandstofmeter met waarschuwings-lampje brandstofreserve
C Koelvloeistoftemperatuurmeter metwaarschuwingslampje voor te hogekoelvloeistoftemperatuur
D Toerenteller
E Multifunctioneel display.
mc Lampjes alleen aanwezig op dieseluitvoeringen
Bij dieseluitvoeringen heeft detoerenteller een schaal tot 6000toeren/min.
Sport-uitvoeringen met multifunc-tioneel displayA SnelheidsmeterB Brandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserveC Koelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hogekoelvloeistoftemperatuur
D ToerentellerE Multifunctioneel display.
mc Lampjes alleen aanwezig op dieseluitvoeringenBij dieseluitvoeringen heeft detoerenteller een schaal tot 6000toeren/min.
F0Q0604m
F0Q0605m
fig. 3
fig. 2
7
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Uitvoeringen met instelbaar multi-
functioneel display
A Snelheidsmeter
B Brandstofmeter met waarschuwings-lampje brandstofreserve
C Koelvloeistoftemperatuurmeter metwaarschuwingslampje voor te hogekoelvloeistoftemperatuur
D Toerenteller
E Instelbaar multifunctioneel display.
mc Lampjes alleen aanwezig op die-seluitvoeringen
Bij dieseluitvoeringen heeft detoerenteller een schaal tot 6000toeren/min.
F0Q0612m
fig. 4
F0Q0613m
fig. 5
Sport-uitvoeringen met instelbaarmultifunctioneel displayA SnelheidsmeterB Brandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserveC Koelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hogekoelvloeistoftemperatuur
D Toerenteller
E Instelbaar multifunctioneel display.
mc Lampjes alleen aanwezig op die-seluitvoeringenBij dieseluitvoeringen heeft detoerenteller een schaal tot 6000toeren/min.
8
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING SYMBOLEN
Op of in de nabijheid van enkele onder-delen van uw auto zijn specifieke,gekleurde plaatjes aangebracht metdaarop symbolen die uw aandacht vra-gen en voorzorgsmaatregelen aangevendie u in acht moet nemen als u met hetbetreffende onderdeel te maken krijgt.
Onder de motorkap bevindt zich eenplaatje fig. 6 met een korte samenvat-ting van de symbolen.
FIAT CODE
Voor een nog betere bescherming tegendiefstal is de auto uitgerust met eenelektronische startblokkering. Het sys-teem schakelt automatisch in als destart-/contactsleutel wordt uitgenomen.
In iedere sleutel zit een elektronischecomponent gemonteerd die bij het star-ten van de motor een signaal ontvangtvia een speciale antenne die in het start-/ contactslot is ingebouwd. Het signaalwordt bij het starten omgezet in eengecodeerd signaal en vervolgens aan deregeleenheid van de Fiat CODE gezon-den, die, als de code wordt herkend, hetstarten van de motor mogelijk maakt.
fig. 6 F0Q0640m
9
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING WERKING
Als u bij het starten van de motor desleutel in stand MAR draait, dan stuurthet Fiat CODE-systeem een code naarde regeleenheid van de motor die, als decode wordt herkend, de blokkering vande functies opheft.
De code wordt alleen verzonden als deregeleenheid van het systeem de door desleutel verzonden code heeft herkend.
Iedere keer als u de contactsleutel instand STOP zet, schakelt de Fiat CODEde functies van de elektronische regel-eenheid van de motor uit.
Als bij het starten de code niet wordtherkend, gaat op het instrumentenpa-neel het waarschuwingslampje Y (ofhet symbool op het display) branden.
Draai in dat geval de sleutel in standSTOP en vervolgens in stand MAR; alsde motor geblokkeerd blijft, probeer hetdan opnieuw met de andere geleverdesleutels. Als de motor nog niet aanslaat,wendt u dan tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft eeneigen code, die in de regeleenheid vanhet systeem moet worden opgeslagen.Voor het opslaan van nieuwe sleutels(maximaal acht) moet u zich tot de Fiat-dealer wenden. Hierbij moeten alle inuw bezit zijnde sleutels, de CODE-card,een identiteitsbewijs en het kentekenbe-wijs worden meegenomen. Als tijdenshet opslaan van een nieuwe sleutelcodede reeds opgeslagen sleutelcodes nietopnieuw worden ingevoerd, worden zeuit het geheugen gewist, zodat eventueelverloren of gestolen sleutels niet meergebruikt kunnen worden voor het star-ten van de motor. Bij krachtige stoten kunnen
de elektronische componen-ten in de sleutel beschadigdworden.
Brandend lampje Y(of het symbool op het display) tijdens het rijden
❒ Als het lampje Y (of het symbool ophet display) gaat branden, betekent ditdat het systeem zichzelf controleert(bijv. bij een vermindering van despanning).
❒ Als het lampje Y (of het symbool ophet display) blijft branden, wendt udan tot de Fiat-dealer.
10
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING DE SLEUTELS
CODE-CARD
Samen met de sleutels hebt u eenCODE-card fig. 7 ontvangen, die bijaanvraag van duplicaatsleutels aan deFiat-dealer moet worden overlegd.
BELANGRIJK Om schade aan de elek-tronische schakelingen in de sleutels tevoorkomen, mogen de sleutels niet aandirecte zonnestraling worden blootge-steld.
MECHANISCHE SLEUTEL(indien aanwezig)
De sleutel is uitgerust met een meta-len baard A-fig. 8 en dient voor:
❒ het start-/contactslot
❒ de portiersloten
❒ het ver-/ontgrendelen van het tank-klepje (bij uitvoeringen met tankdopmet slot)
❒ het safe lock-systeem (alleen uit-schakelen - indien aanwezig)
Als de auto wordt verkocht,moet de sleutel en de CODE-card overhandigd wordenaan de nieuwe eigenaar.
fig. 7 F0Q0001m fig. 8 F0Q0034m
11
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
SLEUTEL MET AFSTANDS-BEDIENING
De sleutel is uitgerust met een metalenbaard A-fig. 9 en dient voor:
❒ het start-/contactslot
❒ de portiersloten
❒ het ver-/ontgrendelen van het tank-klepje
❒ het safe lock-systeem (alleen uit-schakelen - indien aanwezig)
fig. 9 F0Q0327m
Knop Ë dient voor het op afstand ont-grendelen van de portieren en de ach-terklep.
Knop Á dient voor het op afstand ver-grendelen van de portieren en de ach-terklep.
Knop R dient voor het op afstand ont-grendelen van de achterklep. Knop Bdient voor het uitklappen van de meta-len baard A.
Houd voor het inklappen van de metalenbaard in de handgreep de knop B inge-drukt en draai de baard in de richtingvan de pijl tot de baard vastklikt. Laathierna de knop B los. Lampje C (indienaanwezig) gaat branden als de opdrachtnaar de ontvanger van het diefstalalarmis verzonden. Zie voor de werking vande sleutel met afstandsbediening en allete wijzigen instellingen, de paragraaf“Diefstalalarm” in dit hoofdstuk.
Als onbedoeld het vergren-delknopje Á vanuit het inte-rieur wordt ingedrukt en u deauto verlaat, worden uitslui-
tend de gebruikte portieren ontgren-deld; de achterklep blijft vergrendeld.Voor het herstellen van de centraleportiervergrendeling moet u de ver-/ontgrendelknopjes Á / Ë opnieuwindrukken.
Druk het knopje B-fig. 9alleen in als de sleutel ver
genoeg van het lichaam (speciaal deogen) en van voorwerpen die snelbeschadigen (bijvoorbeeld kleding-stukken) is verwijderd. Laat de sleu-tel nooit onbeheerd achter.Hiermee voorkomt u dat iemand(dit geldt in het bijzonder voor kin-deren) per ongeluk op de knopdrukt.
ATTENTIE
12
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Portieren en achterklep ontgren-delen
Druk kort op de knop Ë voor het opafstand ontgrendelen van de portierenen de achterklep. Gelijktijdig wordt hetdiefstalalarm (indien aanwezig) uitge-schakeld, de plafondverlichting tijdelijkingeschakeld en knipperen de richting-aanwijzers twee keer (bepaalde uitvoe-ringen/markten).
Druk langer dan 2 seconden op de knopË voor het openen van de ruiten.
Als de brandstofnoodschakelaar in wer-king treedt, worden de portieren auto-matisch ontgrendeld.
Portieren en achterklep vergrendelen
Druk kort op de knop Á voor het opafstand vergrendelen van de portierenen de achterklep. Gelijktijdig wordt hetdiefstalalarm (indien aanwezig) ingescha-keld, de plafondverlichting uitgeschakelden knipperen de richtingaanwijzers éénkeer.
Druk langer dan 2 seconden op de knopÁ voor het sluiten van de ruiten. Als ude knop twee keer kort indrukt, scha-kelt het safe lock-systeem in (zie deparagraaf “Safe lock-systeem”) (indienaanwezig).
Als een of meer portieren niet goedgesloten zijn, wordt de vergrendelingniet uitgevoerd. Dit wordt aangegevendoor het snel knipperen van het lampjeA-fig. 11 op het centrale schakelaarpa-neel en door de richtingaanwijzers. Deportieren worden vergrendeld als deachterklep geopend is.
Achterklep op afstand ontgrendelen
Druk de knop R in om op afstand deachterklep te ontgrendelen (openen); ditkan ook bij ingeschakeld diefstalalarm(indien aanwezig).
Als de achterklep wordt geopend, knip-peren de richtingaanwijzers twee keer;bij het sluiten knipperen de richtingaan-wijzers één keer (alleen bij ingeschakelddiefstalalarm).
Als bij auto’s met diefstalalarm de ach-terklep wordt geopend, dan worden devolumetrische beveiliging en de achter-klepsensor uitgeschakeld.
Als de achterklep weer wordt vergren-deld, dan wordt de beveiliging hersteld.
fig. 10 F0Q0408m
13
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
fig. 11 F0Q0742m
Signaleringen lampje op het centrale schakelaarpaneel
Als de portieren worden vergrendeld,gaat het bewakingslampje A-fig. 11ongeveer 3 seconden branden en daarnaknipperen (bewakingsfunctie).
Als bij het vergrendelen van de portie-ren een of meer portieren of de achter-klep niet goed gesloten zijn, dan gaan hetlampje en de richtingaanwijzers snelknipperen.
Batterij vervangen van de sleutelmet afstandsbediening
Als u een van de knoppen Ë, Á of Rindrukt en het lampje F-fig. 12 (indienaanwezig) op de sleutel knippert slechtséén keer kort, dan moet de batterij wor-den vervangen door een nieuw exem-plaar dat normaal in de handel verkrijg-baar is.
Ga voor het vervangen van de batterijals volgt te werk:
❒ druk op de knop A en klap de meta-len baard B uit;
❒ draai de schroef C in stand : meteen kleine schroevendraaier;
❒ trek de batterijhouder D naar buitenen vervang de batterij E; let daarbijgoed op de polariteit;
❒ plaats de batterijhouder D in de sleu-tel en draai de schroef C in stand ;.
Extra afstandsbedieningen bestellen
Het systeem kan maximaal 8 afstandsbe-dieningen herkennen. Als u in de loopder tijd een nieuwe afstandsbedieningnodig hebt, kunt u zich tot een Fiat-dealer wenden. Neem dan de CODE-card, een identiteitsbewijs en het kente-kenbewijs mee.
fig. 12 F0Q0037m
Lege batterijen zijn schade-lijk voor het milieu. Ze moe-ten in daarvoor bestemdecontainers worden gedepo-
neerd of kunnen worden ingeleverdbij de Fiat-dealer, die voor de verwer-king zorgt.
14
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
SAFE LOCK-SYSTEEM (indien aanwezig)
Dit veiligheidssysteem verhindert dewerking van:
❒ de binnenhandgrepen;
❒ ver-/ontgrendelknop fig. 13 van deportieren op het centrale schakelaar-paneel;
Hierdoor kunnen de portieren niet vanbinnenuit worden geopend bij eeninbraakpoging (bijvoorbeeld bij het in-slaan van een ruit).
Het safe lock-systeem biedt dus de bestebescherming tegen inbraakpogingen.Daarom raden wij u aan om iedere keerals u de auto verlaat, het systeem in teschakelen.
fig. 13 F0Q0641m
Systeem inschakelen
Het systeem schakelt op alle portierenautomatisch in als de knop Á op de sleu-tel met afstandsbediening twee keerwordt ingedrukt.
Als het systeem is ingeschakeld, knippe-ren de richtingaanwijzers 3 keer en knip-pert het lampje op de knop voor por-tiervergrendeling op het dashboard (ziede tabel op de volgende pagina).
Het systeem schakelt niet in als een ofmeerdere portieren niet goed geslotenzijn: zo wordt voorkomen dat een per-soon via het geopende portier het inte-rieur van de auto kan betreden en, alshet portier vervolgens wordt gesloten,de auto niet meer kan verlaten.
Systeem uitschakelen
Het systeem schakelt in de volgendegevallen automatisch op alle portierenuit:
❒ als de portieren worden ontgrendeld;
❒ als de contactsleutel in stand MARwordt gedraaid.
Als het safe lock-systeem isingeschakeld, kunnen de
portieren op geen enkele wijze vanbinnenuit worden geopend.Controleer daarom, voordat u deauto verlaat, of er geen personenmeer aan boord zijn.
ATTENTIE
Als de batterij van de sleu-tel met afstandsbediening
leeg is, kan het systeem alleen wor-den ingeschakeld door de metalenbaard van de sleutel in het slot vaneen portier te steken en te draaien,zoals hiervoor is beschreven: in datgeval blijft het systeem alleen op deachterportieren ingeschakeld.
ATTENTIE
15
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Hieronder worden alle met de sleutel in te schakelen functies samengevat (met en zonder afstandsbediening):
Ontgrendelenportieren
Sleutel linksom draaien(bestuurderszijde)of rechtsom(passagierszijde)(indien aanwezig)
Sleutel linksom draaien(bestuurderszijde)of rechtsom
Knop Ë kort indrukken
2 x knipperen
Doven bewakings-lampje
Vergrendelenportieren
Sleutel linksom draaien(bestuurderszijde)of rechtsom(passagierszijde)(indien aanwezig)
Sleutel rechtsom draaien(bestuurderszijde)of linksom
Knop Á kort indrukken
1 x knipperen
3 seconden continubranden en vervol-gens knipperenbewakingslampje
Openen ruiten
–
–
Knop Ë langer dan2 seconden indruk-ken
2 x knipperen
Doven bewakings-lampje
Sluiten ruiten
–
–
Knop Á langer dan2 seconden indruk-ken
1 x knipperen
Knipperen bewakingslampje
Safe lock (indienaanwezig)
–
–
Knop Á 2 keerindrukken
3 x knipperen
Twee x knipperenen vervolgens knip-peren bewakingslampje
Openenachterklep
–
–
KnopRindrukken
2 x knipperen
Knipperen bewakingslampje
Typesleutel
Mechanischesleutel (indien aanwezig)
Sleutel metafstandsbe-diening
Knipperenrichting-aanwijzers(alleen metsleutel metafstandsbe-diening)
Lampje op middencon-sole
16
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING DIEFSTALALARM
(indien aanwezig)
Het diefstalalarm, een aanvulling op allereeds beschreven functies van deafstandsbediening, wordt bediend doorde ontvanger die onder het dashboardnabij het zekeringenkastje is geplaatst.
WANNEER GAAT HET ALARMAF
Het diefstalalarm wordt in de volgendegevallen geactiveerd:
❒ als een van de portieren, de motor-kap of de achterklep ongeoorloofdwordt geopend (omtrekbeveiliging);
❒ bij een startpoging (contactsleutel instand MAR draaien);
❒ als de kabels van de accu wordenonderbroken;
❒ als er bewegende voorwerpen in hetinterieur aanwezig zijn (volumetrischebeveiliging);
❒ bij het optillen/kantelen van de auto.
Als het alarm in werking treedt, wordt,afhankelijk van het land, de sirene geacti-veerd en gaan de richtingaanwijzersknipperen (ongeveer 26 seconden). Dewijze waarop het systeem werkt en hetaantal cycli kunnen per land verschillen.
Toch is een maximum aantal cycli voor-zien voor de akoestische en zichtbaresignalen. Na een alarmsignalering scha-kelt het systeem over naar de normalebewakingsfunctie.
De volumetrische beveiliging en de kan-telsensor kunnen met de betreffendebedieningsknop op de plafondverlichtingvoor worden uitgeschakeld (zie de para-graaf “Volumetrische bewaking/kantel-beveiliging”).
BELANGRIJK De startblokkering wordtuitgevoerd door de Fiat CODE enwordt automatisch ingeschakeld als decontactsleutel uit het start-/contactslotwordt genomen.
17
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING ALARM INSCHAKELEN
Richt bij gesloten portieren, achterklepen motorkap, en met de contactsleutelin stand STOP of uitgenomen, de sleu-tel met afstandsbediening in de richtingvan de auto. Druk op de knop Á en laatde knop weer los.
U hoort een akoestisch signaal (“BIEP”)(behalve bij uitvoeringen voor bepaaldemarkten) en de portieren worden ver-grendeld.
Het inschakelen van het alarm wordtvoorafgegaan door een zelfdiagnose: alshet systeem een storing vindt, dan klinktnogmaals een akoestisch signaal en ver-schijnt op het display een bericht (zie hethoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Schakel in dit geval het diefstalalarm uitdoor de knop Ë in te drukken, contro-leer of de portieren, de motorkap en deachterklep goed gesloten zijn en schakelhet alarm opnieuw in met de knop Á.
Als de portieren en de motorkap nietgoed gesloten zijn, worden ze niet doorhet diefstalalarm gecontroleerd.
Als bij goed gesloten portieren, motor-kap en achterklep het akoestisch signaalwordt herhaald, dan is er een storinggesignaleerd in de werking van het sys-teem. Wendt u in dat geval tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Als de portieren met demetalen baard A-fig. 14 van de sleutelcentraal worden vergrendeld, schakelthet alarm niet in.
BELANGRIJK De werking van het dief-stalalarm verschilt per land.
DIEFSTALALARM UITSCHAKELEN
Druk op de knop Ë van de sleutel metafstandsbediening.
Het volgende gebeurt (met uitzonderingvan bepaalde markten):
❒ de richtingaanwijzers knipperen tweekeer kort;
❒ u hoort twee korte akoestische signa-len (“BIEP’s”);
❒ de portieren worden ontgrendeld.
BELANGRIJK Als de portieren met demetalen baard van de sleutel centraalworden ontgrendeld, schakelt het alarmniet uit.
fig. 14 F0Q0335m
18
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING VOLUMETRISCHE BEWAKING/
KANTELBEVEILIGING
Voor een correcte werking van debeveiliging moeten de ruiten en heteventuele opendak geheel gesloten zijn.
Indien nodig kunt u de volumetrischebeveiliging buiten werking stellen (als erbijvoorbeeld dieren in de auto achter-blijven) door op de knop A-fig. 15 ophet plafondlampje voor te drukken,voordat het alarm wordt ingeschakeld.
Als de functie wordt uitgeschakeld, knip-pert het lampje op de knop enkeleseconden. Het buiten werking stellenvan de volumetrische beveiliging/kantel-sensor moet telkens worden herhaaldals het instrumentenpaneel uitgescha-keld is geweest.
MELDINGEN VAN INBRAAK-POGINGEN
Iedere inbraakpoging wordt aangegevendoor het branden van het controlelamp-je Y (of het symbool op het display) ophet instrumentenpaneel en het tegelijkverschijnen van een bericht op het dis-play (zie het hoofdstuk “Lampjes enberichten”).
ALARM BUITEN GEBRUIK STELLEN
Als u het diefstalalarm buiten gebruikwilt stellen (bijv. als de auto langere tijdniet wordt gebruikt), dan hoeft u slechtsde auto af te sluiten door de metalenbaard van de sleutel met afstandsbedie-ning in het portierslot te draaien.
BELANGRIJK Als de batterijen van desleutel met afstandsbediening leeg zijn, ofals er een storing is in het diefstalalarm,dan kunt u het systeem buiten werkingstellen door de contactsleutel in hetcontactslot te steken en deze in standMAR te draaien.
fig. 15 F0Q0752m
19
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING START-/CONTACTSLOT
De sleutel kan in 3 standen wordengedraaid fig. 16:
❒ STOP: motor uit, sleutel uitneem-baar en stuur geblokkeerd. Enkeleelektrische installaties werken (bijv.autoradio, centrale portiervergrende-ling, diefstalalarm enz.).
❒ MAR: contact aan. Alle elektrischeinstallaties werken.
❒ AVV: motor starten.
Het contactslot is voorzien van een her-startbeveiliging. Als de motor bij de eer-ste poging niet aanslaat, moet u de sleu-tel terugdraaien in stand STOP en nog-maals starten.
STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand STOP, trek desleutel uit het start-/contactslot en draaihet stuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, ter-wijl u de sleutel in stand MAR draait.
fig. 16 F0Q0642m
Als het start-/contactslot isgeforceerd (bijv. bij een
poging tot diefstal) moet u, voordatu weer met de auto gaat rijden, dewerking van het slot laten controle-ren bij een Fiat-dealer.
ATTENTIE
Neem altijd de sleutel uithet contactslot als de auto
wordt verlaten, om onvoorzichtiggebruik van de bedieningsknoppente voorkomen. Vergeet niet dehandrem aan te trekken. Schakel deeerste versnelling in als de auto opeen helling omhoog staat en de ach-teruit bij een helling omlaag (gezienvanuit de rijrichting). Laat kinderennooit alleen achter in de auto.
ATTENTIE
Het is streng verboden omdemontage-/montagewerk-
zaamheden uit te voeren, waarvoorwijzigingen in de stuurinrichting ofde stuurkolom vereist zijn (bijv. bijmontage van een diefstalbeveili-ging). Hierdoor kunnen de presta-ties van het systeem, de garantie ende veiligheid in gevaar wordengebracht en voldoet de auto nietmeer aan de typegoedkeuring.
ATTENTIE
Verwijder de sleutel nooituit het contactslot als de
auto nog in beweging is. Bij de eer-ste stuuruitslag blokkeert het stuurautomatisch. Dit geldt in alle geval-len, ook als de auto gesleept wordt.
ATTENTIE
20
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING INSTRUMENTEN
De achtergrondkleur en de vormgevingvan de instrumenten kunnen per uitvoe-ring verschillen.
TOERENTELLER fig. 18
De toerenteller geeft het toerental perminuut van de motor aan.Bij dieseluitvoeringen heeft de toerentel-ler een schaal tot 6000 toeren/min.
BELANGRIJK De regeleenheid van deelektronische inspuiting blokkeert tijde-lijk de toevoer van brandstof als demotor met te hoge toerentallen draait,waardoor het motorvermogen zal afne-men.
Bij stationair draaiende motor kan detoerenteller onder bepaalde omstandig-heden een geleidelijke of herhaalde toe-rentalstijging aangeven. Dit is een nor-maal verschijnsel en kan optreden als bij-voorbeeld de airconditioning of de elek-troventilateur wordt ingeschakeld. Indeze gevallen dient een geringe toeren-talstijging voor het behoud van de ladingvan de accu.
fig. 18 F0Q0607mfig. 17 F0Q0606m
SNELHEIDSMETER fig. 17
Geeft de snelheid van de auto aan.
21
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Als de wijzernaald in hetrode gebied komt, zet danonmiddellijk de motor uit enwendt u tot de Fiat-dealer.
fig. 19 F0Q0608m
KOELVLOEISTOF-TEMPERATUURMETER
De wijzer geeft de temperatuur aan vande motorkoelvloeistof, zodra de koel-vloeistoftemperatuur hoger wordt danongeveer 50°C.
Bij normaal gebruik van de auto kan dewijzernaald op verschillende posities inhet bereik staan, afhankelijk van degebruiksomstandigheden van de auto.
C - Lage koelvloeistoftemperatuur.
H - Hoge koelvloeistoftemperatuur.
Als het waarschuwingslampje B-fig. 19gaat branden (en er verschijnt eenbericht op het display), dan is de koel-vloeistoftemperatuur te hoog; zet in datgeval de motor uit en wendt u tot deFiat-dealer.
BRANDSTOFMETER
De wijzer geeft de hoeveelheid brand-stof aan die in de tank aanwezig is.
Het waarschuwingslampje A-fig. 19geeft aan dat er nog ongeveer 8 tot 10liter brandstof aanwezig is.
E - brandstoftank leeg.
F - brandstoftank vol (zie de paragraaf“Tanken” in dit hoofdstuk).
Rijd niet met een bijna lege brandstoftankom beschadiging van de katalysator tevoorkomen.
BELANGRIJK Als de wijzernaald op deindicatie E staat en het waarschuwings-lampje A knippert, dan is er een storingin het systeem. Wendt u in dit geval totde Fiat-dealer om het systeem te latencontroleren.
22
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY (indien aan-wezig)
De auto is uitgerust met een multifunc-tioneel display dat tijdens de rit nuttigeinformatie levert aan de bestuurder opbasis van de instelling voor de gewenstegegevens.
BEGINSCHERM fig. 20
Op het beginscherm kan het volgendeworden weergegeven:
A Datum
B Eventuele inschakeling elektrischestuurbekrachtiging Dualdrive
C Informatie over Sport-functie(indien aanwezig)
D Tijd
E Kilometerteller (weergave kilometer/mijltotaalteller)
F Melding kans op gladheid
G Buitentemperatuur
H Afstand tot volgende servicebeurt
I Stand koplampverstelling (alleen alshet dimlicht is ingeschakeld)
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 21
Õ Om het scherm en de keuzemoge-lijkheden naar boven te doorlopen ofde weergegeven waarde te verhogen.
MODE Kort indrukken voor toegang tothet menu en/of naar het volgende schermte gaan of de keuze te bevestigen.
Even ingedrukt houden om terug tekeren naar het beginscherm.
Ô Om het scherm en de keuzemogelijk-heden naar beneden te doorlopen ofde weergegeven waarde te verlagen.
Opmerking Bij de knoppen Õ en Ôhangt de werking van het volgende af:
– binnen het menu kunt u het menu naarboven of beneden doorlopen;
– tijdens het instellen kunt u de waardeverhogen of verlagen.
Opmerking Bij het openen van eenvoorportier wordt het display verlichten wordt enkele seconden de tijd en dekilometer-/mijltotaalteller weergegeven.
fig. 20 F0Q3245i fig. 21 F0Q0643m
23
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING INSTELBAAR MULTI-
FUNCTIONEEL DISPLAY(indien aanwezig)
De auto is uitgerust met een instelbaarmultifunctioneel display dat tijdens de ritnuttige informatie levert aan de bestuur-der op basis van de instelling voor degewenste gegevens.
BEGINSCHERM fig. 22
Op het beginscherm kan het volgendeworden weergegeven:
A TijdB DatumC Informatie over Sport-functie
(indien aanwezig)D Kilometerteller (weergave kilometer/
mijltotaalteller)E Informatie over de status van de auto
(geopende portieren, kans op glad-heid enz.).
F Stand koplampverstelling (alleen alshet dimlicht is ingeschakeld)
G BuitentemperatuurAls u bij de uitvoeringen 1.4 T-JET hetmenupunt “Info motor” selecteert en ude contactsleutel in stand MAR draait,toont het display de motoroliedruk fig. 22a.
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 23
Õ Om het scherm en de keuzemoge-lijkheden naar boven te doorlopen ofde weergegeven waarde te verho-gen.
MODE Kort indrukken voor toegang tothet menu en/of naar het volgende schermte gaan of de keuze te bevestigen.
Even ingedrukt houden om terug tekeren naar het beginscherm.
Ô Om het scherm en de keuzemogelijk-heden naar beneden te doorlopen ofde weergegeven waarde te verlagen.
Opmerking Bij de knoppen Õ en Ôhangt de werking van het volgende af:
– binnen het menu kunt u het menu naarboven of beneden doorlopen;
– tijdens het instellen kunt u de waardeverhogen of verlagen.
Opmerking Bij het openen van eenvoorportier wordt het display verlichten wordt enkele seconden de tijd en dekilometer-/mijltotaalteller weergegeven.
fig. 23 F0Q0643m
fig. 22 F0Q3268i fig. 22a F0Q0041m
24
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING SETUP-MENU fig. 24-25
Het menu bestaat uit een aantal functiesdat “cyclisch” wordt weergegeven. Defuncties kunnen met de knoppen Õ enÔ worden gekozen, waarna u keuzemo-gelijkheden kunt selecteren of instellin-gen (setup) kunt uitvoeren. Bij enkeleonderdelen (Klokje en Meeteenheidinstellen) is er een submenu.
Het setup-menu kan worden geacti-veerd door de knop MODE kort in tedrukken.
Door de knop Õ of Ô steeds in te druk-ken, kunt u de lijst van het setup-menudoorlopen. De werking is afhankelijk vanhet geselecteerde menupunt.
Als de auto is uitgerust met het ConnectNav+, kunt u op het display van hetinstrumentenpaneel uitsluitend de volgende functies regelen/instellen:“Verlichting”, “Beep Snelheid”,“Schemersensor” (indien aanwezig),“Buzz. gordels” en “Bag passagier”. Deandere functies worden weergegeven ophet display van het Connect Nav+,waarmee deze functies ook kunnen wor-den geregeld/ingesteld.
Een menupunt selecteren in het hoofdmenu zonder submenu:
– als u de knop MODE kort indrukt,kunt u in het hoofdmenu de instellingselecteren die u wilt wijzigen;
– met de knop Õ of Ô (door de knoptelkens in te drukken) kan de nieuweinstelling worden geselecteerd;
– als u de knop MODE kort indrukt,kunt u de instelling opslaan en tegelijker-tijd terugkeren naar het eerder geselec-teerde menupunt in het hoofdmenu.
Een menupunt selecteren in het hoofdmenumet submenu:
– als u de knop MODE kort indrukt,wordt het eerste menupunt van het sub-menu weergegeven;
– met de knop Õ of Ô (door de knoptelkens in te drukken) kunt u alle menu-punten van het submenu doorlopen;
– als u de knop MODE kort indrukt,kunt u het weergegeven menupunt vanhet submenu selecteren en verschijnthet betreffende setup-menu;
– met de knop Õ of Ô (door de knoptelkens in te drukken) kan de nieuweinstelling van dit menupunt in het sub-menu worden geselecteerd;
– als u de knop MODE kort indrukt,kunt u de instelling opslaan en tegelijker-tijd terugkeren naar het eerder geselec-teerde menupunt in het submenu.
25
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Dag
Jaar MaandEnglish
Portugês
Español
Français
Deutsch
Italiano
BUZZ GORDELSSCHEMERSENSOR
TIJD INSTELLEN
DATUM INSTELLEN
ZIE RADIO
AUTOCLOSEMEETEENHEID
TAAL
VOLUME WAARSCHUWINGEN
VOLUME TOETSEN
SERVICE
Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet u kort op de knopMODE drukken. Druk op de knop Õ of Ô om in het menu te navigeren.Opmerking Als de auto rijdt is om veiligheidsredenen alleen eenbeperkt menu toegankelijk: instellingen “Verl.” en “Beep snelheid”. Als deauto stilstaat is het uitgebreide menu toegankelijk. Bij uitvoeringen die zijnuitgerust met het Connect Nav+ worden veel functies op het display vanhet navigatiesysteem weergegeven. kort indrukken
knop MODE
Uitvoeringen met multifunctioneel dis-play Voorbeeld:
fig. 24
BAG PASSAGIER
F0Q3253i
GEGEVENS TRIP B
BEEP SNELHEID
VERLICHTINGMENU VERLATEN
Nederlands
kort indrukken knop MODE
26
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Uitvoeringen met instelbaar multifunctioneel display
Voorbeeld:Dag
Jaar MaandEnglish
Portugês
Español
Français
Deutsch
Italiano
BUZZ GORDELS
BEEP SNELHEID
SCHEMERSENSOR
TIJD INSTELLEN
DATUM INSTELLEN/INFO MOTOR (*)
ZIE RADIO
AUTOCLOSEMEETEENHEIDTAAL
VOLUME WAARSCHUWINGEN
VOL. TOETSEN
kort indrukkenknop MODE
kort indrukkenknop MODE
fig. 25
SERVICE
F0Q3247i
GEGEVENS TRIP B
VERLICHTINGMENU VERLATEN
BAG PASSAGIER
Nederlands
Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet u kort op deknop MODE drukken. Druk op de knop Õ of Ô om in het menu tenavigeren. Opmerking Als de auto rijdt is om veiligheidsredenen alleeneen beperkt menu toegankelijk: instellingen “Verl.” en “Beep snelheid”.Als de auto stilstaat is het uitgebreide menu toegankelijk. Bij uitvoerin-gen die zijn uitgerust met het Connect Nav+ worden veel functies ophet display van het navigatiesysteem weergegeven.
(*) Turbo-uitvoeringen
27
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Beep Snelheid (Snelheidslimiet)
Met deze functie kan de snelheidslimietvan de auto (km/h of mph) worden inge-steld. Als deze limiet wordt overschre-den, wordt de bestuurder gewaar-schuwd (zie hoofdstuk “Lampjes enberichten”).
Ga voor het instellen van de snelheidsli-miet als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay verschijnt het opschrift (BeepSnelh.);
– druk op de knop Õ of Ô om de snel-heidslimiet in te schakelen (On) of uit teschakelen (Off);
– als de functie al was ingeschakeld (On),kan met de knop Õ of Ô de gewenstesnelheidslimiet worden ingesteld enworden bevestigd door het indrukkenvan de knop MODE.
Opmerking De waarde kan wordeningesteld tussen 30 en 200 km/h of tus-sen 20 en 125 mph, afhankelijk van deingestelde meeteenheid (zie de paragraaf“Meeteenheid instellen” (Meeteenheid)hierna). Elke keer als u de knop Õ/Ôindrukt, wordt de waarde 5 eenhedenverhoogd of verlaagd. Als u de knopÕ/Ô ingedrukt houdt, lopen de cijfersautomatisch snel door of terug. Als u
dicht bij de juiste waarde bent, stelt u deexacte waarde in door de knop telkensin te drukken en los te laten.
– druk kort op de knop MODE omterug te keren naar het menuscherm ofhoud de knop even ingedrukt om terugte keren naar het beginscherm zonderop te slaan.
Ga als volgt te werk als u de instellingwilt annuleren:
– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert (On);
– druk op de knop Ô; op het displayknippert (Off);
– druk kort op de knop MODE omterug te keren naar het menuscherm ofhoud de knop even ingedrukt om terugte keren naar het beginscherm zonderop te slaan.
Verlichting (Lichtsterkte interieurregelen) (alleen bij ingeschakeldebuitenverlichting)
Met deze functie kan - bij ingeschakeldebuitenverlichting - de lichtsterkte (op 8niveaus) van het instrumentenpaneel, debediening van de autoradio en van deautomatische klimaatregeling (indienaanwezig) worden geregeld.
Ga voor het regelen van de lichtsterkteals volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert het eerder ingesteldeniveau;
– druk op knop Õ of Ô om de licht-sterkte in te stellen;
– druk kort op de knop MODE omterug te keren naar het menuscherm ofhoud de knop even ingedrukt om terugte keren naar het beginscherm zonderop te slaan.
28
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Schemersensor
(Gevoeligheid schemersensorinstellen) (indien aanwezig)
Met deze functie kan de gevoeligheid vande schemersensor worden ingesteld op3 niveaus (niveau 1 = minimum niveau,niveau 2 = gemiddeld niveau, niveau 3 =maximum niveau); hoe hoger de gevoe-ligheid, hoe minder buitenlicht er nodigis om de verlichting in te schakelen.
Ga voor de gewenste instelling als volgtte werk:
– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert het eerder ingesteldeniveau;
– druk op de knop Õ of Ô om de keuzeuit te voeren;
– druk kort op de knop MODE omterug te keren naar het menuscherm ofhoud de knop even ingedrukt om terugte keren naar het beginscherm zonderop te slaan.
Gegevens trip B (Trip B)
Met deze functie kan de weergave vanTrip B (dagteller) worden ingeschakeld(On) of uitgeschakeld (Off).
Zie voor meer informatie de paragraaf“Trip computer”.
Ga voor het in-/uitschakelen als volgt tewerk:
– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert On of Off, afhankelijkvan de instelling;
– druk op de knop Õ of Ô om de keuzeuit te voeren;
– druk kort op de knop MODE omterug te keren naar het menuscherm ofhoud de knop even ingedrukt om terugte keren naar het beginscherm zonderop te slaan.
Tijd instellen (Klokje instellen)
Met deze functie kan het klokje wordeningesteld in twee submenu’s: “Tijd” en“Formaat”.Ga voor het instellen als volgt te werk:– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay verschijnen de twee submenu’s“Tijd” en “Formaat”;– druk op de knop Õ of Ô om tussen desubmenu’s te navigeren;– druk na het selecteren van het sub-menu dat u wilt wijzigen, kort op deknop MODE;– als u in het submenu “Tijd” zit: drukkort op de knop MODE; op het displayknipperen de “uren”;– druk op de knop Õ of Ô om de instel-ling uit te voeren;– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knipperen de “minuten”;– druk op de knop Õ of Ô om de instel-ling uit te voeren.
29
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Opmerking Elke keer als u de knop Õ
of Ô indrukt, wordt de waarde een een-heid verhoogd of verlaagd. Als u de knopingedrukt houdt, lopen de cijfers auto-matisch snel door of terug. Als u dichtbij de juiste waarde bent, stelt u de exac-te waarde in door de knop telkens in tedrukken en los te laten.– als u in het submenu “Formaat” zit:druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert de tijdsaanduiding;– druk op de knop Õ of Ô voor weer-gave van de tijd in “24h” of “12h”.
Druk na het uitvoeren van de instellingkort op de knop MODE om terug tekeren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm zonder op teslaan.
– druk nogmaals lang op de knop MODE om terug te keren naar hetbeginscherm of het hoofdmenu, afhanke-lijk van waar u zich in het menu bevindt.
Datum instellen (Datum instellen)
Met deze functie kan de datum wordeningesteld (dag - maand - jaar).
Ga voor het instellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert het “jaar”;
– druk op de knop Õ of Ô om de instel-ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert de “maand”;
– druk op de knop Õ of Ô om de instel-ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert de “dag”;
– druk op de knop Õ of Ô om de instel-ling uit te voeren.
Opmerking Elke keer als u de knop Õof Ô indrukt, wordt de waarde een een-heid verhoogd of verlaagd. Als u de knopingedrukt houdt, lopen de cijfers auto-matisch snel door of terug. Als u dichtbij de juiste waarde bent, stelt u de exac-te waarde in door de knop telkens in tedrukken en los te laten.
– druk kort op de knop MODE omterug te keren naar het menuscherm ofhoud de knop even ingedrukt om terugte keren naar het beginscherm zonderop te slaan.
Informatie over motorolie (Info motor) (indien aanwezig)
U kunt kiezen voor weergave van infor-matie over de motorolie (druk) in plaatsvan de datum. Ga voor het in-/uitscha-kelen (ON/OFF) van de weergave vande informatie over de motorolie alsvolgt te werk:– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay verschijnt “Herhaling infomotor”;– druk op de knop Õ of Ô en selecteer“ON” om de functie in te schakelen of“OFF” om de functie uit te schakelen;– druk kort op de knop MODE omterug te keren naar het menuscherm ofhoud de knop even ingedrukt om terugte keren naar het beginscherm zonderop te slaan.
Als u de contactsleutel in stand MARdraait, geeft het instelbare multifunctio-nele display, na de startcontrole, infor-matie over de motorolie (als deze moge-lijkheid hiervoor is ingeschakeld).
30
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Zie radio (Herhaling informatie
audiosysteem)
Met deze functie kan op het display deinformatie over de autoradio wordenweergegeven.
– Radio: frequentie of RDS-bericht vanhet geselecteerde radiostation, automa-tisch zoeken of AutoSTore inschakelen;
– audio-CD, MP3-CD: nummer van hetmuziekstuk;
– CD-wisselaar: CD-nummer en num-mer muziekstuk.
Ga voor het inschakelen (On) of uit-schakelen (Off) van de informatie vanhet audiosysteem op het display als volgtte werk:
– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert On of Off, afhankelijkvan de instelling;
– druk op de knop Õ of Ô om de keuzeuit te voeren;
– druk kort op de knop MODE omterug te keren naar het menuscherm ofhoud de knop even ingedrukt om terugte keren naar het beginscherm zonderop te slaan.
Autoclose (Centrale portierver-grendeling bij rijdende auto)
Als deze functie is ingeschakeld (On),worden de portieren automatisch ver-grendeld als de auto sneller rijdt dan 20km/h.
Ga voor het in- of uitschakelen van dezefunctie als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay verschijnt een submenu;
– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert On of Off, afhankelijkvan de instelling;
– druk op de knop Õ of Ô om de keuzeuit te voeren;
– druk kort op de knop MODE omterug te keren naar het scherm van hetsubmenu of houd de knop even inge-drukt om terug te keren naar hetscherm van het hoofdmenu zonder op teslaan;
– druk nogmaals lang op de knop MODEom terug te keren naar het beginschermof het hoofdmenu, afhankelijk van waar uzich in het menu bevindt.
Meeteenheid(Meeteenheid instellen)
Met deze functie kunnen de meeteenhe-den worden ingesteld in drie submenu’s:“Afstand”, “Verbruik” en “Tempera-tuur”.
Ga voor het instellen van de gewenstemeeteenheid als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay verschijnen de drie submenu’s;
– druk op de knop Õ of Ô om tussen dedrie submenu’s te navigeren;
– druk na het selecteren van het sub-menu dat u wilt wijzigen, kort op deknop MODE;
– als u in het submenu “Afstand” zit:druk kort op de knop MODE; op hetdisplay wordt “km” of “mijl” weergege-ven, afhankelijk van de instelling;
– druk op de knop Õ of Ô om de keuzeuit te voeren;
– als u in het submenu “Verbruik” zit:druk kort op de knop MODE; op hetdisplay wordt “km/l”, “l/100km” of“mpg” weergegeven, afhankelijk van deinstelling;
31
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Als de meeteenheid afstand is ingesteld op
“km”, kan de meeteenheid verbruik wor-den ingesteld op ‘’km/l’’ of ‘’l/100 km’’.
Als de meeteenheid afstand is ingesteldop “mijl”, geeft het display de hoeveel-heid verbruikte brandstof aan in “mpg”.
– druk op de knop Õ of Ô om de keuzeuit te voeren;
– als u in het submenu “Temperatuur”zit: druk kort op de knop MODE; ophet display wordt “°C” of “°F” weerge-geven, afhankelijk van de instelling;
– druk op de knop Õ of Ô om de keuzeuit te voeren;
Druk na het uitvoeren van de instellingkort op de knop MODE om terug tekeren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm zonder op teslaan.
– druk nogmaals lang op de knop MODE om terug te keren naar hetbeginscherm of het hoofdmenu, afhanke-lijk van waar u zich in het menu bevindt.
Taal (Taal instellen)
U kunt de taal van het display instellen:Italiaans, Duits, Engels, Spaans, Frans,Portugees en Nederlands.
Ga om de gewenste taal in te stellen alsvolgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert de ingestelde “taal”;
– druk op de knop Õ of Ô om de keuzeuit te voeren;
– druk kort op de knop MODE omterug te keren naar het menuscherm ofhoud de knop even ingedrukt om terugte keren naar het beginscherm zonderop te slaan.
Volume waarschuwingen (Volumeregeling waarschuwings-zoemer)
Het volume van het akoestische signaal(buzzer) dat klinkt voor het melden vaneen storing of waarschuwing, kan inge-steld worden op 8 niveaus.
Ga voor het instellen van het gewenstevolume als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert het “niveau” van hetingestelde volume;
– druk op de knop Õ of Ô om de instel-ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE omterug te keren naar het menuscherm ofhoud de knop even ingedrukt om terugte keren naar het beginscherm zonderop te slaan.
32
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Volume toetsen
(Volumeregeling toetsen)
Het akoestische signaal dat klinkt bij hetindrukken van de knoppen MODE, Õen Ô, kan worden ingesteld op 8niveaus.
Ga voor het instellen van het gewenstevolume als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert het “niveau” van hetingestelde volume;
– druk op de knop Õ of Ô om de instel-ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE omterug te keren naar het menuscherm ofhoud de knop even ingedrukt om terugte keren naar het beginscherm zonderop te slaan.
Buzz. Gordels (Herinschakeling buzzer voor melding SBR-systeem)
De functie wordt alleen weergegeven alshet SBR-systeem door de Fiat-dealer isuitgeschakeld (zie de paragraaf “SBR-sys-teem” in het hoofdstuk “Veiligheid”).
Service (Geprogrammeerd onderhoud)
Met deze functie kan worden weergege-ven hoeveel kilometers nog resterenvoordat een servicebeurt moet wordenuitgevoerd.
Ga voor het raadplegen van deze aanwij-zingen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert de afstand in km of mijl,afhankelijk van de instelling (zie de para-graaf “Meeteenheid afstand”);
– druk kort op de knop MODE omterug te keren naar het menuscherm ofhoud de knop even ingedrukt om terugte keren naar het beginscherm.
Opmerking Het “Geprogrammeerdonderhoudsschema” voorziet elke30.000 km (of iedere 18.000 mijl) in eenservicebeurt; deze weergave verschijntautomatisch als de sleutel in stand MARstaat, vanaf 2.000 km (of gelijke waardein mijl). De weergave wordt elke 200 km(of gelijke waarde in mijl) opnieuw weer-gegeven. Onder de 200 km wordt deweergave met kleinere intervallen weer-gegeven. De weergave is afhankelijk vande ingestelde meeteenheid in km of mijl.Als u dicht bij de volgende servicebeurtbent en u de contactsleutel in standMAR draait, verschijnt op het displayhet opschrift “Service” gevolgd door hetaantal kilometers/mijlen dat resteert totde volgende servicebeurt. Wendt u totde Fiat-dealer voor het uitvoeren van dewerkzaamheden van het “Onder-houdsschema” en voor het op nul zettenvan deze weergave (reset).
33
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Bag passagier
Inschakeling/Uitschakeling van de frontairbag aan passagiers-zijde en de zij-airbag voor debescherming van borstkas/bekken(sidebag)(indien aanwezig)
Met deze functie kan de airbag aan pas-sagierszijde worden in- en uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk:
– druk op de knop MODE en druk, nahet verschijnen op het display van hetbericht (Bag pass: Off) (voor uitschake-len) of het bericht (Bag pass: On) (voorinschakelen) door op de knop Õ of Ô tedrukken, nogmaals op de knop MODE;
– op het display verschijnt het berichtom de instelling te bevestigen;
– selecteer door het indrukken van deknop Õ of Ô (Ja) (voor bevestiging vande inschakeling/uitschakeling) of (Nee)(om te annuleren);
– druk kort op de knop MODE; er ver-schijnt een bevestiging van de gekozeninstelling en er wordt teruggekeerd naarhet menuscherm of, wanneer de knopeven ingedrukt wordt gehouden, naarhet beginscherm zonder op te slaan.
MODEMODE
MODE
F0Q
3250
iF0
Q32
48i
Õ
Ô
F0Q
3249
i
MODEÕ
Ô
F0Q
3265
iF0
Q32
66i
Õ
Ô
F0Q
3267
i
Õ
Ô
34
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Menu verlaten
Laatste functie waarmee de instellingenuit het menuscherm worden afgesloten.
Druk kort op de knop MODE om terugte keren naar het beginscherm zonderop te slaan.
Als u de knop Ô indrukt, wordt terug-gekeerd naar het eerste menupunt(Beep Snelheid).
TRIP COMPUTER
Algemene informatie
Met de “Trip computer” kan, als de con-tactsleutel in stand MAR staat, op hetdisplay informatie worden weergegevenover de werking van de auto. Deze func-tie bestaat uit “Trip A” en “Trip B” dieonafhankelijk van elkaar werken enbetrekking hebben op de hele rit van deauto.
Beide functies kunnen op nul wordengezet (reset - begin van een nieuwe rit).
“Trip A” geeft informatie over:
– Autonomie (actieradius)
– Afgelegde afstand
– Gemiddeld verbruik
– Huidig verbruik
– Gemiddelde snelheid
– Reistijd.
35
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING “Trip B” geeft informatie over:
– Afgelegde afstand B
– Gemiddeld verbruik B
– Gemiddelde snelheid B
– Reistijd B.
Opmerking De functie “Trip B” kanworden uitgeschakeld (zie de paragraaf“Trip B”). De gegevens “Autonomie” en“Huidig verbruik” kunnen niet op nulworden gezet.
Weergegeven gegevens
Autonomie (actieradius)
Geeft de afstand aan die nog geredenkan worden met de brandstof in debrandstoftank. Op het display verschijntde indicatie “- - - -” als:
– de actieradius kleiner is dan 50 km (of30 mijl)
– de auto langere tijd met draaiendemotor stilstaat.
BELANGRIJK De actieradius kan doorverschillende factoren worden beïn-vloed: rijstijl (zie de paragraaf “Rijstijl” inhet hoofdstuk “Starten en rijden”), typetraject (snelwegen, stad, bergen enz.),gebruiksomstandigheden van de auto(vervoerde lading, bandenspanning enz.).Houd hier bij het plannen van een reisrekening mee.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand aan die de auto heeftafgelegd vanaf het begin van een nieuwerit.
Gemiddeld verbruik
Geeft globaal het gemiddelde brandstof-verbruik aan vanaf het begin van eennieuwe rit.
Huidig verbruik
Geeft doorlopend de wijziging in hetbrandstofverbruik aan. Als de auto stil-staat met draaiende motor wordt “- - - -”op het display weergegeven.
Gemiddelde snelheidGeeft de gemiddelde snelheid van deauto aan op basis van de tijd die verstre-ken is vanaf het begin van een nieuwe rit.
Reistijd
Geeft de verstreken tijd aan vanaf hetbegin van een nieuwe rit.
36
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Bedieningsknop TRIP fig. 26
Met de knop TRIP, op de rechter hen-del, krijgt u, als de contactsleutel in standMAR staat, toegang tot de hiervoorbeschreven gegevens en kunnen degegevens op nul worden gezet om eennieuwe rit te beginnen:
– kort indrukken voor weergave van deverschillende gegevens;
– even ingedrukt houden voor het opnul zetten (reset) en het beginnen vaneen nieuwe rit.
Nieuwe rit
Begint als een reset is uitgevoerd:
– “handmatig” door de gebruiker d.m.v.het indrukken van de betreffende knop;
– “automatisch” wanneer de “afgelegdeafstand” de waarde 9.999,9 km bereiktof wanneer de “reistijd” de waarde99.59 (99 uur en 59 minuten) bereikt;
– iedere keer als de accu losgekoppeld isgeweest.
BELANGRIJK Als u het systeem op nulzet terwijl het scherm van “Trip A”wordt weergegeven, dan worden alleende gegevens van “Trip A” op nul gezet.
BELANGRIJK Als u het systeem op nulzet terwijl het scherm van “Trip B”wordt weergegeven, dan worden alleende gegevens van “Trip B” op nul gezet.
fig. 26 F0Q0647m
Procedure voor het begin van een rit
Voor het op nul zetten (reset) moet u,met de sleutel in stand MAR, langer dan2 seconden op de knop TRIP drukken.
Trip verlaten
De functie TRIP wordt automatischverlaten, nadat alle grootheden zijnweergegeven of als de knop MODE langerdan 1 seconde is ingedrukt.
37
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
fig. 27 F0Q0654m
De stoffen bekleding van uwauto is langdurig bestandtegen slijtage bij een nor-maal gebruik van de auto.
Hevig en/of langdurig wrijven metkledingaccessoires zoals metalen gespen, sierknopen en klitten-bandsluitingen, moet echter absoluutworden vermeden omdat hierdoorgrote druk ontstaat op een bepaaldeplek op de bekleding, waardoor dezeplek kan slijten en de bekledingbeschadigd wordt.
Alle afstellingen mogen uit-sluitend bij een stilstaandeauto worden uitgevoerd.
Als u de hendel loslaat, moetaltijd gecontroleerd wordenof de stoel goed geblokkeerdis door te proberen de stoel
naar voren en naar achteren te schui-ven. Als de stoel niet goed geblok-keerd is, kan deze onverwachts ver-schuiven, waardoor u de controleover de auto kunt verliezen.
ZITPLAATSEN
VOORSTOELEN MET HANDBE-DIENDE VERSTELLING fig. 27
Verstellen in lengterichting
Trek de hendel A (aan de binnenzijdevan de stoel) omhoog en schuif de stoelnaar voren of naar achteren: als u rijdt,moeten de armen licht gebogen zijn ende handen op de stuurwielrand steunen.
Hoogteverstelling
Beweeg de hendel B omhoog of omlaagtotdat de gewenste zithoogte is bereikt.
BELANGRIJK De verstelling is alleenmogelijk als u op de stoel zit.
Verstellen van de rugleuning
Draai de knop C.
Lendensteunverstelling (indien aanwezig)
Draai de knop D om het steunvlak vande rugleuning aan te passen.
38
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VOORSTOELEN MET ELEKTRI-SCHE VERSTELLING (indien aan-wezig) fig. 28
De stoelen kunnen versteld worden alsde contactsleutel in stand MAR staat ofgedurende 1 minuut nadat de contact-sleutel in stand STOP is gezet of desleutel is uitgenomen.
Na het openen van een voorportier,kunt u de stoel aan de zijde van het por-tier gedurende ongeveer 3 minuten ver-stellen, of totdat het portier geslotenwordt.
De bedieningsknoppen voor destoelinstelling zijn:
Multifunctionele knop A:
❒ hoogte stoel instellen;
❒ in lengterichting verplaatsen van destoel.
Multifunctionele knop B:
❒ verstellen van de rugleuning;
❒ verstellen van de lendensteun.
fig. 28 F0Q0601m
Stoelverwarming (indien aanwezig) fig. 29
Druk met de sleutel in stand MAR opde knoppen C om de functie in of uit teschakelen.
Bij inschakeling gaat het lampje op deknop branden.
fig. 29 F0Q0013m
39
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING HOOFDSTEUNEN
VOOR
Deze zijn in hoogte verstelbaar en ver-grendelen automatisch in de gewenstestand.
❒ omhoog verplaatsen: trek de hoofd-steun omhoog totdat hij hoorbaarvergrendelt.
❒ omlaag verplaatsen: druk op de knopA-fig. 30 en duw de hoofdsteunomlaag.
Op enkele uitvoeringen zijn de hoofd-steunen voor uitgerust met het “Anti-Whiplash” systeem. Dit systeem vermin-dert de afstand tussen het hoofd en dehoofdsteun bij een aanrijding van achte-ren, waardoor klachten die ontstaandoor de zogenaamde “zweepslag”beperkt worden.
Bij “Anti-Whiplash” hoofdsteunen voorkunt u de verplaatsing van de hoofdsteuncontroleren door druk uit te oefenen opde rugleuning met het lichaam of dehand. Dit is normaal en duidt niet op eenstoring in het systeem.
ACHTER
De auto is uitgerust met twee hoofd-steunen voor de zijzitplaatsen achter en,afhankelijk van de uitvoering, ook meteen derde hoofdsteun voor de middelstezitplaats.
Uittrekken: trek de hoofdsteun volledigomhoog (“gebruiksstand”) totdat hijhoorbaar vergrendelt.
Druk om de hoofdsteun in de zitting teplaatsen op de knop A-fig. 31 en laat dehoofdsteun in de zitting op de rugleuningzakken.
BELANGRIJK Als de zitplaatsen achtergebruikt worden, moeten de hoofdsteu-nen altijd volledig zijn uitgetrokken.
fig. 30 F0Q0655m
De hoofdsteunen moetenzo worden ingesteld dat ze
het hoofd ondersteunen en niet denek. Alleen in deze positie bieden desteunen bescherming.
ATTENTIE
Voor een optimale bescher-ming moet de rugleuning zo
zijn ingesteld dat u rechtop zit endat uw hoofd zich zo dicht mogelijkbij de hoofdsteun bevindt.
ATTENTIE
fig. 31 F0Q0656m
40
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING STUURWIEL
Dit kan zowel axiaal als verticaal versteldworden.
Ontgrendel de hendel A-fig. 32 door dehendel naar het stuur te trekken; plaatsvervolgens het stuur in de gewenstestand en vergrendel het stuur door dehendel A geheel naar voren te drukken.
fig. 32 F0Q0657m
Het is streng verboden omdemontage-/montagewerk-
zaamheden uit te voeren, waarvoorwijzigingen in de stuurinrichting ofde stuurkolom vereist zijn (bijv. bij montage van een diefstal-beveiliging). Hierdoor kunnen deprestaties van het systeem, degarantie en de veiligheid in gevaarworden gebracht en voldoet de autoniet meer aan de typegoedkeuring.
ATTENTIE
Het stuur mag alleen wor-den versteld als de auto stil-
staat.
ATTENTIE
fig. 33 F0Q0659m
SPIEGELS
BINNENSPIEGEL
De binnenspiegel is voorzien van eenbeveiligingsmechanisme, waardoor despiegel bij een krachtig contact met eeninzittende losschiet.Met het hendeltje A-fig. 33 kan de spie-gel in twee standen worden gezet: nor-male of anti-verblindingsstand.
41
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
BUITENSPIEGELS
Spiegel handmatig inklappen
Indien nodig (bijv. bij nauwe door-gangen) kunnen de buitenspiegels wor-den ingeklapt door ze van stand A-fig.34 in stand B te zetten.
fig. 34 F0Q00658m
Tijdens het rijden moeten despiegels altijd in stand A-fig.34 staan.
De spiegel aan bestuurders-zijde is bol, waardoor deafstandswaarneming enigs-zins wordt beïnvloed.
Elektrische verstelling
De elektrische verstelling van de buiten-spiegels is alleen mogelijk als de contact-sleutel in stand MAR staat.Ga als volgt te werk:❒ met de schakelaar A-fig. 35 kiest u
welke spiegel u wilt verstellen (linksof rechts);
❒ plaats voor het verstellen van de spie-gel de joystick B in een van de vierrichtingen.
fig. 35 F0Q0623m
Elektrisch inklappen (indien aan-wezig)
Het elektrisch inklappen van de buiten-spiegels is alleen mogelijk als de contact-sleutel in stand MAR staat.Ga als volgt te werk:❒ plaats de schakelaar A-fig. 36 in de
neutrale stand (geen enkele spiegelgeselecteerd);
❒ klap de spiegel in door de joystick B-fig. 36 naar de zijkant te plaatsen;
❒ om de spiegels weer in de rijstand tezetten, moet u opnieuw op de joy-stick B drukken.
fig. 36 F0Q0425m
42
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING KLIMAATREGELING
1. Vast luchtrooster boven voor ontwaseming of ontdooiing van de voorruit - 2. Regelbaar luchtrooster in het midden - 3. Vasteluchtroosters voor ontwaseming of ontdooiing van de zijruiten - 4. Verstel- en regelbare luchtroosters aan de zijkanten - 5. Onderste luchtroosters - 6. Verstel- en regelbare uitstroomopening achter - 7. Vaste luchtroosters voor beenruimte achter.
fig. 37
F0Q0668m
43
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VERSTELBARE UITSTROOM-OPENINGEN EN LUCHTROOS-TERS AAN DE ZIJKANTEN fig. 38-39
A - Vast luchtrooster voor de zijruiten.
B - Draaiknop voor de luchtopbrengst:
ç = geheel dicht
O = geheel open.
C - Regelschuif voor het richten van deluchtstroom.
LUCHTROOSTERS IN HET MIDDEN fig. 40
A - Regelschuif voor het richten van deluchtstroom.
B - Draaiknop voor de luchtopbrengst:
ç = geheel dicht
O = geheel open.
LUCHTROOSTER ACHTER fig. 41(indien aanwezig)
A - Regelschuif voor het richten van deluchtstroom.
B - Draaiknop voor de luchtopbrengst:
ç = geheel dicht
O = geheel open.
Op enkele uitvoeringen bevindt zich op deplaats van het luchtrooster achter, een op-bergvak.
fig. 39 F0Q0625m
fig. 40 F0Q0627m fig. 41 F0Q0750mfig. 38 F0Q0626m
44
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING VERWARMING
EN VENTILATIEBEDIENINGSKNOPPEN fig. 42
A: draaiknop voor regeling van deluchttemperatuur (menging vanwarme/koude lucht)
B: drukknop voor in- en uitschakelenachterruitverwarming
C: draaiknop voor inschakelen aanjager
D: drukknop voor in- en uitschakelenluchtrecirculatie
E: draaiknop voor de luchtverdeling.
VERWARMING VAN HET INTERIEUR
Ga als volgt te werk:
❒ draai de knop A in het rode vlak;
❒ draai de knop C op de gewenste snel-heid;
❒ draai de knop E in stand:
≤voor verwarming van de beenruim-te en ontwaseming van de voorruit
µ voor verwarming van de been-ruimte, waarbij de luchtstroom ophet gelaat koel blijft (“bilevel”-stand)
w voor gespreide verwarming naarde beenruimte van de zitplaatsenvoor en achter
❒ schakel de luchtrecirculatie uit (lamp-je op de knop T gedoofd).
SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING VOORRUIT ENZIJRUITEN VOOR
Ga als volgt te werk:
❒ draai de knop A geheel naar rechts;
❒ draai de knop C in stand -;
❒ draai de knop E in stand -;
❒ schakel de luchtrecirculatie uit (lamp-je op de knop T gedoofd).
Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooidzijn, kan een stand gekozen wordenwaarbij het zicht en het comfort opti-maal blijven.
F0Q0609mfig. 42
45
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Beslaan van de ruiten voorkomen
Als het buiten extreem vochtig is en/ofbij regen en/of bij grote verschillen ininterieur- en buitentemperatuur, radenwij u de volgende procedure aan om hetbeslaan van de ruiten te voorkomen:
❒ schakel de luchtrecirculatie uit (lamp-je op de knop T gedoofd);
❒ draai de knop A in het rode vlak;
❒ draai de knop C in stand 2;
❒ draai de knop E in stand - of stand≤ als de ruiten niet beslagen zijn.
ONTWASEMING/ONTDOOIING ACHTERRUIT ENBUITENSPIEGELS
Druk op de knop ( om deze functie inte schakelen: het lampje op de knop (gaat branden als deze functie wordtingeschakeld.
De functie is voorzien van een tijdscha-keling, waardoor de functie na 20 minu-ten automatisch wordt uitgeschakeld. Ukunt de verwarming eerder uitschakelendoor nogmaals de knop ( in te druk-ken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-re plaatjes op de elektrische weer-standsdraden aan de binnenzijde van deachterruit, om beschadiging van de ach-terruitverwarming te voorkomen.
REGELING AANJAGERSNEL-HEID
Ga voor een goede ventilatie van hetinterieur als volgt te werk:
❒ open de luchtroosters in het middenen aan de zijkant geheel;
❒ draai de knop A in het blauwe vlak;
❒ draai de knop C op de gewenste snel-heid;
❒ draai de knop E in stand ¥;
❒ schakel de luchtrecirculatie uit (lamp-je op de knop T gedoofd).
RECIRCULATIE INSCHAKELEN
Druk op de knop T: het lampje opde knop gaat branden als deze functiewordt ingeschakeld. Het verdient aanbeveling om de recircu-latiefunctie in te schakelen in de file of intunnels. Hiermee wordt voorkomen datvervuilde lucht het interieur bereikt. Hetis niet raadzaam dit systeem langdurig telaten werken, omdat anders, vooral als umet meerdere personen in de auto zit,de kans aanzienlijk toeneemt dat de rui-ten beslaan.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctiekunnen, afhankelijk van de werking vanhet systeem (“verwarming” of “koe-ling”), de gewenste omstandighedensneller bereikt worden. Het is echterniet raadzaam deze functie in te schake-len op regenachtige of koude dagen,omdat dan de ruiten aan de binnenzijdeaanzienlijk sneller kunnen beslaan.
EXTRA VERWARMING(indien aanwezig)
Dit systeem zorgt voor een snellere ver-warming van het interieur bij koud weeren bij een lage temperatuur van de koel-vloeistof in de motor.
De hulpverwarming wordt automatischingeschakeld als u de motor start, dedraaiknop A in het rode gebied draait ende aanjager ten minste op de eerstesnelheid inschakelt (draaiknop C).
De hulpverwarming schakelt automa-tisch uit als de ingestelde temperatuur isbereikt.
BELANGRIJK De hulpverwarmingwordt niet ingeschakeld als de accuonvoldoende is opgeladen.
46
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING AIRCONDITIONING,
HANDBEDIEND (indien aanwezig)
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 43
A: draaiknop voor regeling van deluchttemperatuur (menging vanwarme/koude lucht)
B: drukknop voor in- en uitschakelenachterruitverwarming
C: draaiknop voor inschakelen aanjager
D: drukknop voor in- en uitschakelenaircocompressor
E: drukknop voor in- en uitschakelenluchtrecirculatie
F: draaiknop voor de luchtverdeling.
VERWARMING VAN HET INTERIEUR
Ga als volgt te werk:
❒ draai de knop A in het rode vlak;
❒ draai de knop C op de gewenste snel-heid;
❒ draai de knop F in stand:
≤voor verwarming van de beenruimteen ontwaseming van de voorruit
µvoor verwarming van de beenruimte,waarbij de luchtstroom op het gelaatkoel blijft (“bilevel”- stand)
w voor gespreide verwarming naar debeenruimte van de zitplaatsen vooren achter
❒ schakel de luchtrecirculatie uit (lamp-je op de knop T gedoofd).
F0Q0610mfig. 43
47
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING SNELLE ONTWASEMING/
ONTDOOIING VOORRUIT ENZIJRUITEN VOOR
Ga als volgt te werk:
❒ druk op de knop ❄;
❒ draai de knop A geheel naar rechts;
❒ draai de knop C in stand -;
❒ draai de knop F in stand -;
❒ schakel de luchtrecirculatie uit (lamp-je op de knop T gedoofd).
Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooidzijn, kan een stand gekozen wordenwaarbij het zicht en het comfort opti-maal blijven.
Beslaan van de ruiten voorkomen
Als het buiten extreem vochtig is en/ofbij regen en/of bij grote verschillen ininterieur- en buitentemperatuur, radenwij u de volgende procedure aan om hetbeslaan van de ruiten te voorkomen:
❒ druk op de knop ❄;
❒ schakel de luchtrecirculatie uit (lamp-je op de knop T gedoofd);
❒ draai de knop A in het rode vlak;
❒ draai de knop C in stand 2;
❒ draai de knop F in stand - of stand≤ als de ruiten niet beslagen zijn.
De airconditioning is zeer bruikbaar omhet beslaan van de ruiten te voorkomen:het is daarom voldoende om de bedie-ningsknoppen op ontwasemen te zettenzoals hiervoor beschreven is en de air-conditioning in te schakelen door deknop ❄ in te drukken.
ONTWASEMING/ONTDOOIING ACHTERRUIT ENBUITENSPIEGELS
Druk op de knop ( om deze functie inte schakelen: het lampje op de knop (gaat branden als deze functie wordtingeschakeld.
De functie is voorzien van een tijdscha-keling, waardoor de functie na 20 minu-ten automatisch wordt uitgeschakeld. Ukunt de verwarming eerder uitschakelendoor nogmaals de knop ( in te druk-ken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-re plaatjes op de elektrische weer-standsdraden aan de binnenzijde van deachterruit, om beschadiging van de ach-terruitverwarming te voorkomen.
REGELING AANJAGERSNEL-HEID
Ga voor een goede ventilatie van hetinterieur als volgt te werk:
❒ open de luchtroosters in het middenen aan de zijkant geheel;
❒ draai de knop A in het blauwe vlak;
❒ draai de knop C op de gewenste snel-heid;
❒ draai de knop F in stand ¥;
❒ schakel de luchtrecirculatie uit (lamp-je op de knop T gedoofd).
48
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING RECIRCULATIE INSCHAKELEN
Druk op de knop T: het lampje opde knop gaat branden als deze functiewordt ingeschakeld.
Het verdient aanbeveling om de recircu-latiefunctie in te schakelen in de file of intunnels. Hiermee wordt voorkomen datvervuilde lucht het interieur bereikt. Hetis niet raadzaam dit systeem langdurig telaten werken, omdat anders, vooral als umet meerdere personen in de auto zit,de kans aanzienlijk toeneemt dat de rui-ten beslaan.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctiekunnen, afhankelijk van de werking vanhet systeem (“verwarming” of “koe-ling”), de gewenste omstandighedensneller bereikt worden. Het is echterniet raadzaam deze functie in te schake-len op regenachtige of koude dagen,omdat dan de ruiten aan de binnenzijdeaanzienlijk sneller kunnen beslaan, voor-al als de airconditioning niet is ingescha-keld.
AIRCONDITIONING (koeling)
Ga als volgt te werk:
❒ draai de knop A in het blauwe vlak;
❒ draai de knop C op de gewenste snel-heid;
❒ draai de knop F in stand ¥;
❒ druk op de knoppen ❄ en T(lampjes op de knoppen branden).
Regeling van de koeling
Ga als volgt te werk:
❒ schakel de knop T uit (lampje opde knop gedoofd);
❒ draai de knop A naar rechts voor ver-hoging van de temperatuur;
❒ draai de knop C naar links voor ver-laging van de aanjagersnelheid.
EXTRA VERWARMING(indien aanwezig)
Dit systeem zorgt voor een snellere ver-warming van het interieur bij koud weeren bij een lage temperatuur van de koel-vloeistof in de motor.
De hulpverwarming wordt automatischingeschakeld als u de motor start, dedraaiknop A in het rode gebied draait ende aanjager ten minste op de eerstesnelheid inschakelt (draaiknop C).
De hulpverwarming schakelt automa-tisch uit als de ingestelde temperatuur isbereikt.
BELANGRIJK De hulpverwarmingwordt niet ingeschakeld als de accuonvoldoende is opgeladen.
ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning 1keer per maand gedurende 10 minutenin. Laat voor het zomerseizoen de wer-king van de airconditioning door de Fiat-dealer controleren.
49
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
F0Q0611mfig. 44
AUTOMATISCHE AIR-CONDITIONING METGESCHEIDEN REGELING(indien aanwezig)
BESCHRIJVING
De auto is uitgerust met een aircondi-tioning met gescheiden luchttempera-tuurregeling voor bestuurders- en passa-gierszijde.
Dit systeem is uitgerust met AQS (AirQuality System) dat automatisch deluchtrecirculatie inschakelt als vervuildebuitenlucht wordt gesignaleerd (bijvoor-beeld in een file en in tunnels).
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 44
A: drukknop voor inschakelen functieAUTO (automatische werking) endraaiknop voor regelen temperatuuraan bestuurderszijde
B: drukknop voor instelling luchtverde-ling
C: display met informatie over klimaat-regeling
D: verhogen/verlagen aanjagersnelheid
E: drukknop voor inschakelen functieMONO (gelijkstellen ingestelde tem-peraturen) en draaiknop voor rege-len temperatuur aan passagierszijde
F: drukknop voor in- en uitschakelenairconditioning
G: drukknop voor in- en uitschakelenachterruitverwarming
H: drukknop voor inschakelen functieMAX-DEF (snelle ontdooiing/ontwa-seming voorruit en zijruiten voor)
I: interieurtemperatuursensor
L: drukknop voor in- en uitschakelenluchtrecirculatie en AQS-functie
M: drukknop voor in- en uitschakelenaircocompressor
50
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING AIRCONDITIONING
INSCHAKELEN
Het systeem kan op verschillendemanieren worden ingeschakeld, maaraangeraden wordt eerst de gewenstetemperaturen op het display in te stellenen daarna de knop AUTO in te drukken.
Met de airconditioning kan de tempera-tuur voor de bestuurder en de passagierapart worden ingesteld. Het maximaletemperatuurverschil is 7°C.
De aircocompressor schakelt alleen inals de buitentemperatuur hoger is dan4°C.
Tijdens de automatische werking is hetaltijd mogelijk de ingestelde temperatu-ren te veranderen en handmatig een vande volgende handelingen uit te voeren:
❒ regelen aanjagersnelheid;
❒ instellen luchtverdeling;
❒ in- en uitschakelen luchtrecirculatieen AQS-functie;
❒ inschakelen aircocompressor.
Bij lage buitentemperatu-ren raden wij u aan om de
recirculatiefunctie niet te gebrui-ken, omdat hierdoor de ruiten snel-ler kunnen beslaan.
ATTENTIE
AUTOMATISCHE WERKINGVAN DE AIRCONDITIONING(functie AUTO)
Als u de knop AUTO indrukt, regelt hetsysteem automatisch:
❒ de hoeveelheid naar het interieur toe-gevoerde lucht;
❒ de luchtverdeling in het interieur;
waarbij alle voorafgaande handmatigeinstellingen worden opgeheven.
Tijdens de automatische werking van deairconditioning verschijnt op het displayde mededeling FULL AUTO.
51
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING REGELING AANJAGER-
SNELHEID
Druk op de knop p voor het verho-gen/verlagen van de aanjagersnelheid.
Er kunnen 12 snelheden worden geko-zen die worden weergegeven door destaafjes op het display:
❒ maximum aanjagersnelheid = allestaafjes verlicht
❒ minimum aanjagersnelheid = éénstaafje verlicht.
De aanjager kan worden uitgeschakeld(geen enkel verlicht staafje), maar alleenals u de aircocompressor hebt uitge-schakeld met de knop ❄.
Om de automatische regeling van deaanjagersnelheid weer in te schakelen,na een handmatige instelling, moet u deknop AUTO indrukken.
SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING VAN DE VOORRUIT EN ZIJRUITEN(functie MAX-DEF)
Druk op de knop - voor de automati-sche inschakeling (tijdgeschakeld) vanalle functies die noodzakelijk zijn voorhet snel ontdooien/ontwasemen van devoorruit en de zijruiten voor.
De instellingen zijn:
❒ inschakeling aircocompressor (bij bui-tentemperatuur boven 4°C);
❒ uitschakeling van de luchtrecirculatie,indien deze was ingeschakeld, (lampjeop de knop T gedoofd);
❒ inschakeling achterruitverwarming(lampje op de knop - brandt) enspiegelverwarming;
❒ inschakeling van de maximale lucht-temperatuur;
❒ regeling van de luchtopbrengst.
ONTWASEMING/ONTDOOIING ACHTERRUIT ENBUITENSPIEGELS
Druk op de knop ( om deze functie inte schakelen: het lampje op de knop gaatbranden als deze functie wordt ingescha-keld.
De functie is voorzien van een tijdscha-keling, waardoor de functie na 20 minu-ten automatisch wordt uitgeschakeld. Ukunt de verwarming eerder uitschakelendoor nogmaals de knop ( in te druk-ken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-re plaatjes op de elektrische weer-standsdraden aan de binnenzijde van deachterruit, om beschadiging van de ach-terruitverwarming te voorkomen.
BELANGRIJK Druk op de knop Tvoor luchttoevoer van buiten (in datgeval is het lampje op de knop gedoofd).
52
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING AQS-functie (Air Quality System) inschakelen
Met de AQS-functie (opschrift AQS ophet display) wordt de recirculatie auto-matisch ingeschakeld als vervuilde luchtwordt gesignaleerd (bijvoorbeeld bij filesen in tunnels).
BELANGRIJK Bij ingeschakelde AQS-functie wordt ongeveer 15 minuten nahet inschakelen van de recirculatie voorhet verversen van de lucht in het interi-eur, ongeveer 1 minuut buitenlucht inhet interieur gevoerd, ongeacht de ver-vuilingsgraad van de buitenlucht.
INSCHAKELEN LUCHTRECIR-CULATIE EN AQS-FUNCTIE (Air Quality System)
Druk op de knop T.
Er zijn drie mogelijkheden voor de lucht-recirculatie:
❒ automatische werking; op het displayverschijnt het opschrift AQS en hetlampje op de knop T is gedoofd;
❒ handmatig uitgeschakeld (recirculatiealtijd uitgeschakeld met luchttoevoervan buiten); het lampje op de knopT is gedoofd;
❒ handmatig ingeschakeld (recirculatiealtijd ingeschakeld); het lampje op deknop T brandt.
Als u de knop OFF indrukt, schakelt deairconditioning automatisch de luchtre-circulatie in (lampje op de knop Tbrandt). Als u de knop T indrukt,kunt u de luchtrecirculatie inschakelen(lampje op de knop is gedoofd) en omge-keerd.
Als de knop OFF is ingedrukt (lampje opde knop brandt), kan de AQS-functie(Air Quality System) niet worden inge-schakeld.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctiekunnen, afhankelijk van de werking vanhet systeem (“verwarming” of “koe-ling”), de gewenste omstandighedensneller bereikt worden. Het is echterniet raadzaam deze functie in te schake-len op regenachtige of koude dagen,omdat dan de ruiten aan de binnenzijdeaanzienlijk sneller kunnen beslaan, voor-al als de airconditioning niet is ingescha-keld. Het verdient aanbeveling om deluchtrecirculatie in te schakelen in de fileof in tunnels. Hiermee wordt voorko-men dat vervuilde lucht het interieurbereikt. Het is niet raadzaam dit systeemlangdurig te laten werken, omdat anders,vooral als u met meerdere personen inde auto zit, de kans aanzienlijk toeneemtdat de ruiten beslaan.
53
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING SYNCHRONISATIE VAN
INGESTELDE TEMPERATUREN(functie MONO)
Als u de knop MONO indrukt, wordt detemperatuur aan bestuurders- en passa-gierszijde automatisch gelijkgesteld.
Draai aan de knop AUTO of MONOvoor het verhogen/verlagen van de tem-peratuur aan beide zijden.
Als u de knop MONO opnieuw indrukt,wordt de functie uitgeschakeld.
AIRCOCOMPRESSOR IN-/UIT-SCHAKELEN
Als u op de knop ❄ drukt, wordt de air-cocompressor ingeschakeld.
Inschakelen compressor
❒ lampje op de knop ❄ brandt;
❒ weergave van het symbool ❄ op hetdisplay.
Uitschakelen compressor
❒ lampje op de knop ❄ is gedoofd;
❒ doven van het symbool ❄ op het dis-play;
❒ uitschakeling luchtrecirculatie;
❒ uitschakeling AQS-functie.
Bij uitgeschakelde aircocompressor kande luchttemperatuur in het interieur nietlager worden dan de buitentemperatuur;in deze situatie knippert het symbool ❄op het display.
De uitschakeling van de aircocompres-sor blijft in het geheugen opgeslagen,ook na het afzetten van de motor. Ukunt de aircocompressor weer inscha-kelen door nogmaals de knop ❄ ofAUTO in te drukken: in dat laatste gevalworden de andere handmatig geselec-teerde instellingen opgeheven.
LUCHTVERDELING INSTELLEN
Als u een of meer knoppen Q/E/Zindrukt, dan kunt u handmatig een vande 7 mogelijke verdelingen van de luchtnaar het interieur kiezen:
Q Luchtstroom naar de luchtroos-ters van de voorruit en de zijrui-ten voor voor ontdooiing/ontwa-seming van de ruiten.
Z Luchtstroom naar de luchtroos-ters van de beenruimte voor enachter. Deze luchtverdeling zorgtvoor een snelle verwarming vanhet interieur.
QZE Lucht uit de luchtroosters voor
en achter, de luchtroosters in hetmidden en aan de zijkant van hetdashboard, het luchtrooster ach-ter en de luchtroosters voorontwaseming/ontdooiing van devoorruit en zijruiten voor.
E Luchtstroom naar de luchtroos-ters in het midden en aan de zij-kant van het dashboard (lichaampassagier).
54
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Q Lucht uit de luchtroosters in de
Z beenruimte en de luchtroostersvoor ontwaseming/ontdooiingvan de voorruit en zijruiten voor.Deze luchtverdeling zorgt vooreen goede verwarming van hetinterieur en voorkomt het even-tuele beslaan van de ruiten.
ZE Lucht uit de luchtroosters in de
beenruimte (warmere lucht), deluchtroosters in het midden enaan de zijkant van het dashboarden het luchtrooster achter (koe-lere lucht).
EQ
Lucht uit de luchtroosters in hetmidden en aan de zijkant van hetdashboard, het luchtrooster ach-ter en de luchtroosters voor hetontdooien/ontwasemen van devoorruit en de zijruiten voor.Deze luchtverdeling zorgt vooreen goede ventilatie van het inte-rieur en voorkomt het eventuelebeslaan van de ruiten.
BELANGRIJK Voor de werking van deairconditioning moet minstens één knopvan de luchtverdeling Q/E/Z wordeningedrukt. Hierna kunnen de knoppenvan de luchtverdeling Q/E/Z nietmeer worden uitgeschakeld.
BELANGRIJK Druk op de knop OFF omhet systeem weer in te schakelen: allefuncties die waren opgeslagen voor hetuitzetten van de motor, worden hervat.
Voor het hervatten van de automatischewerking van de luchtverdeling na eenhandmatige instelling, moet de knopAUTO worden ingedrukt.
EXTRA VERWARMING (indien aanwezig)
Dit systeem zorgt voor een snellere ver-warming van het interieur bij koud weeren bij een lage temperatuur van de koel-vloeistof in de motor.
Onder bovengenoemde klimatologischeomstandigheden wordt het systeemautomatisch ingeschakeld als de motorwordt gestart en de aanjager ten minsteop de 1e snelheid staat (één staafje ver-licht).
De hulpverwarming schakelt automa-tisch uit als de ingestelde temperatuur isbereikt.
BELANGRIJK De hulpverwarmingwordt niet ingeschakeld als de accuonvoldoende is opgeladen.
AIRCONDITIONING UITSCHAKELEN
Druk op de knop OFF.
Op het display verschijnen de volgendegegevens:
❒ opschrift OFF;
❒ weergave buitentemperatuur;
❒ weergave ingeschakelde luchtrecircu-latie (lampje op de knop Tbrandt).
55
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel fig. 45 bedient ude buitenverlichting.
De buitenverlichting werkt uitsluitendals de contactsleutel in stand MAR staat.
VERLICHTING UITGESCHA-KELD
Draaiknop in stand O.
BUITENVERLICHTING
Draai de draaiknop in stand 6.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-trolelampje 3 branden.
DIMLICHT
Draai de draaiknop in stand 2.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-trolelampje 3 branden.
GROOTLICHT
Druk de hendel in de richting van hetdashboard, als de draaiknop reeds instand 2 staat (vergrendelde stand).
Op het instrumentenpaneel gaat hetcontrolelampje 1 branden.
Als vervolgens de hendel naar het stuur-wiel wordt getrokken, dan dooft hetgrootlicht en wordt het dimlicht weeringeschakeld.
PARKEERVERLICHTING
Draai met de sleutel in stand STOP ofmet uitgenomen sleutel de draaiknopvan de linker hendel eerst in stand O envervolgens in stand 6 of 2.Op het instrumentenpaneel gaat hetcontrolelampje 3 branden. Met derichtingaanwijzerhendel kunt u kiezenaan welke zijde de verlichting moet wor-den ingeschakeld.
GROOTLICHTSIGNAAL
Het grootlichtsignaal kan worden gege-ven door de hendel naar het stuurwiel tetrekken (onvergrendelde stand), onge-acht de stand van de draaiknop.
Op het instrumentenpaneel gaat hetcontrolelampje 1 branden.
fig. 45 F0Q0649m fig. 46 F0Q0650m
RICHTINGAANWIJZERS fig. 46
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
❒ omhoog (stand 1): inschakeling rech-ter richtingaanwijzer
❒ omlaag (stand 2): inschakeling linkerrichtingaanwijzer
Op het instrumentenpaneel knippert hetcontrolelampje Î of ¥.
De richtingaanwijzers schakelen automa-tisch uit als de auto weer rechtuit rijdt.
Functie “lane change” (wisselen van rijbaan)
Als u bij wisseling van een rijbaan kortrichting aan wilt geven, moet u de linkerhendel korter dan een halve seconde inde onvergrendelde stand zetten. Derichtingaanwijzer aan de betreffendezijde knippert 3 keer en dooft daarnaautomatisch.
56
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING SCHEMERSENSOR (automatischinschakelende koplampen) fig. 48(indien aanwezig)
Deze sensor is in staat om de verschillenin sterkte van het omgevingslicht waar tenemen op basis van de ingestelde gevoe-ligheid: hoe hoger de gevoeligheid, hoeminder buitenlicht er nodig is om de ver-lichting in te schakelen. De gevoeligheidvan de sensor kan worden ingesteld viahet “Setup-menu” van het instrumenten-paneel.
Inschakelen
Draai de draaiknop in stand 2A : op dezemanier gaan, afhankelijk van de sterktevan het buitenlicht, de buitenverlichtingen de dimlichten automatisch branden.
Als de schemersensor is ingeschakeld,kan alleen het grootlichtsignaal wordengegeven.
Uitschakelen
Als via de sensor het commando vooruitschakeling wordt gegeven, wordt hetdimlicht uitgeschakeld en vervolgens, naongeveer 10 seconden, de buitenverlich-ting.
De schemersensor is niet in staat ommist te signaleren. Daarom moet bij mistde verlichting handmatig worden inge-schakeld.
fig. 48 F0Q0652m
“Cornering lights”
Bij ingeschakeld dimlicht en bij een snel-heid lager dan 40 km/h, wordt bij eengrote stuuruitslag of bij inschakeling vande richtingaanwijzers, een lamp (inge-bouwd in de mistlamp) aan de binnenzij-de van de bocht ingeschakeld om hetzichtveld ‘s nachts te vergroten.
“FOLLOW ME HOME” SYSTEEM fig. 47
Met dit systeem kan de ruimte voor deauto een bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de con-tactsleutel in stand STOP te draaien ofuit te nemen en de linker hendel binnen2 minuten na het uitzetten van de motornaar het stuur te trekken.
Telkens als u de hendel bedient, blijft deverlichting 30 seconden langer branden,tot een maximum van 210 seconden;hierna schakelt de verlichting automa-tisch uit.
Telkens als de hendel wordt bediend,gaat ook het controlelampje 3 op hetinstrumentenpaneel branden en ver-schijnt er een bericht op het display (ziehet hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 secondennaar het stuur getrokken.
fig. 47 F0Q0651m
57
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING RUITEN REINIGEN
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER fig. 49
Deze werken uitsluitend als de contact-sleutel in stand MAR staat.
De rechter hendel kan in vijf verschillen-de standen worden gezet:
A: ruitenwissers uitgeschakeld.
B: wissen met interval.
Draai als de hendel in stand B staat, dedraaiknop F in een van de vier interval-standen:
, = zeer lang interval.
■ = lang interval.
■■ = gemiddeld interval.
■■■ = kort interval.
C: langzaam continu wissen;
D: snel continu wissen;
E: tijdelijk snel wissen (onvergrendeldestand).
In stand E werken de ruitenwissers,zolang u de hendel met de hand in dezestand houdt. Als u de hendel loslaat,springt deze direct weer in stand A enschakelen de ruitenwissers automatischuit.
BELANGRIJK Als u bij ingeschakelde rui-tenwissers de achteruit inschakelt, gaatautomatisch ook de achterruitwisserwerken.
fig. 49 F0Q0645m
Gebruik de ruitenwissers nietom opgehoopte sneeuw of ijsvan de voorruit te verwijde-ren. In die omstandigheden
grijpt, als de ruitenwissers te zwaarworden belast, de beveiliging in, dieervoor zorgt dat de ruitenwissersenkele seconden worden uitgescha-keld. Als hierna de werking niet wordthervat, wendt u dan tot de Fiat-dealer.
58
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
“Intelligente wis-/wasregeling” fig. 50
Als u de hendel naar het stuur trekt(onvergrendelde stand), schakelen deruitensproeiers in.
REGENSENSOR (indien aanwezig)
De regensensor A-fig. 51 bevindt zichachter de binnenspiegel en staat in con-tact met de voorruit. De sensor zorgtervoor dat de frequentie van de slagenvan de ruitenwissers, tijdens het wissenmet interval, automatisch wordt aange-past aan de hoeveelheid regen op deruit.
De sensor heeft een regelbereik datoplopend varieert van uitgeschakelde rui-tenwissers (geen slagen) als de ruit droogis, tot ruitenwissers die ingeschakeldworden op de eerste continue snelheid(langzaam continu wissen) bij hevigeregen.
Als u de hendel aangetrokken houdt, danworden in een beweging de ruitenwis-sers/-sproeiers ingeschakeld; de ruiten-wissers schakelen automatisch in als u dehendel voor bediening van de ruiten-sproeiers langer dan een halve secondeaangetrokken houdt.
De ruitenwissers blijven nog enkele sla-gen werken, nadat u de hendel loslaat;na enige seconden volgt nog een “reini-gingsslag”.
fig. 50 F0Q0646m fig. 51 F0Q0014m
59
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Schakel de regensensor nietin als de auto in een wastun-nel wordt gereinigd.
Controleer als er ijs op devoorruit zit, of de regensen-sor is uitgeschakeld.
Voor het reinigen van devoorruit moet altijd worden
gecontroleerd of het systeem is uit-geschakeld.
ATTENTIE
Inschakelen
Plaats de rechter hendel een stand naarbeneden.
Als de regensensor wordt ingeschakeld,maken de ruitenwissers 1 slag.
BELANGRIJK Houd de ruit in de omge-ving van de sensor schoon.
Als u de draaiknop F-fig. 49 draait, danwordt de gevoeligheid van de regensen-sor verhoogd, waardoor de overgangvan stilstaande ruitenwissers (geen sla-gen) bij een droge ruit, naar de eerstesnelheid (langzaam continu wissen) snel-ler plaatsvindt.
Als de gevoeligheid van de regensensorverhoogd wordt, maken de ruitenwis-sers 1 slag.
Als de ruitensproeiers worden bediendbij ingeschakelde regensensor, werkt hetnormale reinigingsprogramma. Daarnahervat de regensensor zijn normaleautomatische werking.
Uitschakelen
Draai de start-/contactsleutel in standSTOP.
Als de motor daarna wordt gestart(sleutel in stand MAR), schakelt deregensensor niet weer in, ook niet als dehendel in stand B-fig. 49 is blijven staan.Voor het inschakelen van de regensen-sor moet de hendel in stand A of Cworden gezet en daarna in stand B.
Als de regensensor op deze wijzeopnieuw wordt ingeschakeld, wordt tenminste 1 wisslag uitgevoerd, ook bij eendroge ruit.
60
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER fig. 52
Deze werken uitsluitend als de contact-sleutel in stand MAR staat. De werkingstopt als de hendel wordt losgelaten.
Als u de draaiknop van stand O instand ' zet, dan werkt de achterruit-wisser als volgt:
❒ in intervalstand als de ruitenwissersvoor niet zijn ingeschakeld;
❒ synchroon (met de helft van de fre-quentie van de ruitenwissers voor) alsde ruitenwissers voor zijn ingeschakeld;
❒ continu als de achteruit is ingeschakeld.
fig. 52 F0Q0653m
KOPLAMPSPROEIERS fig. 53
De “verzonken” koplampsproeiers zijnin de voorbumper van de auto gemon-teerd en treden in werking als u, bij inge-schakeld dimlicht en/of grootlicht, deruitensproeiers inschakelt.
BELANGRIJK Controleer regelmatig ofde koplampsproeiers schoon en ingoede staat zijn.
Gebruik de achterruitwisserniet om opgehoopte sneeuwof ijs van de achterruit teverwijderen. In die omstan-
digheden grijpt, als de achterruitwis-ser te zwaar wordt belast, de beveili-ging in, die ervoor zorgt dat de ach-terruitwisser enkele seconden wordtuitgeschakeld. Als hierna de werkingniet wordt hervat, wendt u dan tot deFiat-dealer.
Als u bij ingeschakelde ruitenwissersvoor de achteruit inschakelt, gaat auto-matisch ook de achterruitwisser continuwissen. Als u de hendel naar het dash-board duwt (onvergrendelde stand),schakelt de achterruitsproeier in. Als ude hendel langer dan een halve secondenaar het dashboard geduwd houdt, scha-kelt ook de achterruitwisser in. Als u dehendel loslaat, wordt het intelligentewis-/wasprogramma ingeschakeld, zoalsbij de ruitenwissers voor.
fig. 53 F0Q0018m
61
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai de draaiknop A-fig. 54 in standON.
Het systeem kan alleen worden inge-schakeld in de vierde of vijfde versnel-ling. Op afdalingen kan bij ingeschakeldecruise-control de snelheid iets oplopenten opzichte van de opgeslagen snelheid.
Als het systeem wordt ingeschakeld,gaat het lampje Ü op het instrumenten-paneel branden en verschijnt er eenbericht op het display (zie het hoofdstuk“Lampjes en berichten”).
SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
❒ zet de draaiknop A-fig. 54 in standON en trap het gaspedaal in totdat deauto met de gewenste snelheid rijdt;
❒ zet de draaiknop B ten minste drieseconden op (+) en laat de knop los:de snelheid van de auto is opgeslagenen het gaspedaal kan worden losgela-ten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)kan de snelheid simpel verhoogd wor-den door het intrappen van het gaspe-daal: als u daarna het gaspedaal loslaat,wordt teruggekeerd naar de opgeslagensnelheid.
fig. 54 F0Q0648m
CRUISE-CONTROL(snelheidsregelaar) (indien aanwezig)
Dit is een elektronisch hulpmiddel,waardoor de auto (bij een snelheidboven 30 km/h) op lange, rechte endroge trajecten en bij weinig veranderingin de rij-omstandigheden (bijv. snelwe-gen), met een constante en vooraf inge-stelde snelheid blijft rijden zonder hetgaspedaal te hoeven bedienen.
Het gebruik van dit systeem biedt geenvoordelen in druk verkeer. Gebruik ditsysteem niet in de stad.
62
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Als de cruise-control tijdenshet rijden is ingeschakeld,
zet dan nooit de versnellingspook inde vrijstand.
ATTENTIE
Bij een storing of een afwij-kende werking van de crui-
se-control, moet de draaiknop A-fig.54 in stand OFF worden gezet. Laathet systeem, na controle van dezekering, door de Fiat-dealer con-troleren.
ATTENTIE
OPGESLAGEN SNELHEIDOPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld doorbijvoorbeeld het intrappen van het rem-of koppelingspedaal, kan de opgeslagensnelheid op de volgende manier wordenopgeroepen:
❒ geef geleidelijk gas, totdat de snelheidongeveer gelijk is aan de opgeslagensnelheid;
❒ schakel de versnelling in die ingescha-keld was op het moment van hetopslaan van de snelheid (vierde of vijf-de versnelling);
❒ druk op de knop C-fig. 54.
OPGESLAGEN SNELHEID VER-HOGEN
Dit kan op twee manieren:
❒ trap het gaspedaal in en sla vervolgensde nieuwe snelheid op;
of
❒ zet de draaiknop B-fig. 54 in stand(+).
Telkens als de draaiknop wordtgedraaid, wordt de snelheid iets ver-hoogd (ongeveer 1 km/h). Als de draai-knop gedraaid wordt gehouden, veran-dert de snelheid traploos.
OPGESLAGEN SNELHEID VERLAGEN
Dit kan op twee manieren:
❒ schakel het systeem uit en sla vervol-gens de nieuwe snelheid op;
of
❒ houd de draaiknop B-fig. 54 in stand(–), totdat de nieuwe snelheid isbereikt die automatisch zal wordenopgeslagen.
Telkens als de draaiknop wordtgedraaid, wordt de snelheid iets verlaagd(ongeveer 1 km/h). Als de draaiknopgedraaid wordt gehouden, verandert desnelheid traploos.
SYSTEEM UITSCHAKELEN
Zet de draaiknop A-fig. 54 in standOFF of de start-/contactsleutel in standSTOP. Het systeem schakelt in de vol-gende gevallen automatisch uit:
❒ als het rem- of koppelingspedaalwordt ingetrapt;
❒ als het ASR- of ESP-systeem (indienaanwezig) wordt ingeschakeld.
63
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR MET SPOTJES fig. 55
Met schakelaar A kunnen de plafond-lampjes worden in- en uitgeschakeld.
Met schakelaar A in het midden wordende lampjes C en D in-/uitgeschakeld bijhet openen/sluiten van de voorportieren.
Met schakelaar A naar links geschoven,blijven de lampjes C en D altijd uitge-schakeld. Met schakelaar A naar rechtsgeschoven, blijven de lampjes C en Daltijd ingeschakeld.
Het inschakelen/doven van de verlichtinggaat geleidelijk.
Met schakelaar B bedient u de spotjes;bij uitgeschakelde plafondverlichtingwordt met de schakelaar:
❒ in linker stand, het spotje C ingescha-keld;
❒ in rechter stand, het spotje D inge-schakeld.
BELANGRIJK Controleer voordat u deauto verlaat of beide schakelaars in demiddelste stand staan. Op deze manierzullen de lampjes van de plafondverlich-ting doven bij het sluiten van de portie-ren, en voorkomt u dat de accu ontlaadt.Als de schakelaar in de rechter stand isblijven staan, schakelt de verlichting 15minuten na het uitzetten van de motorautomatisch uit.
Brandduurregeling van de plafond-verlichting
Om het in- en uitstappen vooral in hetdonker te vergemakkelijken, zijn er 2brandduurregelingen.
Brandduurregeling bij het instappen
De plafondlampjes gaan op de volgendemanier branden:
❒ ongeveer 10 seconden tijdens hetontgrendelen van de voorportieren;
❒ ongeveer 3 minuten bij het openenvan een portier;
❒ ongeveer 10 seconden bij het ver-grendelen van de portieren.
De werking van de brandduurregelingwordt onderbroken als de contactsleu-tel in stand MAR wordt gedraaid.
fig. 55 F0Q0669m
64
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
fig. 56 F0Q0670m
Brandduurregeling bij het uitstappen
Als de contactsleutel uit het start-/con-tactslot wordt verwijderd, gaan de pla-fondlampjes op de volgende manierbranden:
❒ ongeveer 10 seconden binnen 2 minu-ten na het uitzetten van de motor;
❒ ongeveer 3 minuten bij het openenvan een portier;
❒ ongeveer 10 seconden bij het sluitenvan een portier.
❒ als de brandstofnoodschakelaar inwerking treedt; de verlichting blijftongeveer 15 minuten branden enschakelt daarna automatisch uit.
Als de portieren worden vergrendeld,schakelt de verlichting onmiddellijk uit(tenzij de brandstofnoodschakelaar isingeschakeld).
fig. 57 F0Q0740m
PLAFONDVERLICHTING ACHTER
Uitvoeringen zonder opendak fig. 56
Op deze uitvoeringen zijn twee plafond-lampjes achter aanwezig.
Om de verlichting in of uit te schakelen,moet u op het door de pijl aangegevenpunt (+-teken op het lampenglas van hetplafondlampje) drukken.
De plafondlampjes achter gaan ookbranden als de plafondverlichting voorwordt ingeschakeld.
Uitvoeringen met opendak fig. 57
Op deze uitvoeringen is slechts één pla-fondlampje achter aanwezig.
Om de verlichting in of uit te schakelen,moet u op het door de pijl aangegevenpunt (+-teken op het lampenglas van hetplafondlampje) drukken.
De plafondverlichting achter gaat ookbranden als de plafondverlichting voorwordt ingeschakeld.
65
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig)
Druk bij ingeschakelde buitenverlichtingop de knop B-fig. 59.
Druk voor uitschakeling nogmaals op deknop.
fig. 58 F0Q0637m fig. 59 F0Q0636m
Het gebruik van de waar-schuwingsknipperlichten is
afhankelijk van de wetgeving vanhet land waarin u zich bevindt.Houdt u aan de voorschriften.
ATTENTIE
BEDIENINGSORGANEN
WAARSCHUWINGSKNIPPER-LICHTEN
Druk op de schakelaar A-fig. 58, onge-acht de stand van de contactsleutel.
Als het systeem is ingeschakeld, knipperthet lampje in de schakelaar. Gelijktijdiggaan op het instrumentenpaneel de con-trolelampjes Î en ¥ branden.
De lichten schakelen uit als u de schake-laar A nogmaals indrukt.
MISTACHTERLICHTEN
Druk voor inschakeling op de knop C-fig. 59. Deze werken alleen als hetdimlicht of de mistlampen voor zijn inge-schakeld.
Druk voor uitschakeling nogmaals op deknop.
66
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
BRANDSTOFNOOD-SCHAKELAAR fig. 60
De schakelaar bevindt zich aan deonderzijde naast de stijl van het passa-giersportier en schakelt in bij een onge-val waardoor:
❒ de toevoer van brandstof wordtgestopt en de motor afslaat;
❒ de portieren automatisch ontgrendelen;
❒ de interieurverlichting ongeveer 15minuten gaat branden.
fig. 60 F0Q0638m
Als u na een ongeval eenbrandstoflucht ruikt of
merkt dat het brandstofsysteemlekt, druk dan de schakelaar nietweer terug, zodat brand wordt voor-komen.
ATTENTIEAls de brandstofnoodschakelaar is inge-schakeld, brandt het lampje è of hetsymbool ° op het instrumentenpaneelen verschijnt er een bericht op het dis-play (zie het hoofdstuk “Lampjes enberichten”).
Controleer de auto zorgvuldig op brand-stoflekkage, bijvoorbeeld in de motor-ruimte, onder de auto of in de nabijheidvan de brandstoftank.
Als u geen brandstoflekkage waarneemten de auto kan nog verder rijden, drukdan op de knop A om de brandstoftoe-voer weer te herstellen en de verlichtingweer in te schakelen.
Draai na een ongeval de contactsleutel instand STOP om te voorkomen dat deaccu ontlaadt.
Zorg dat er geen vloeistof gemorst wordt: het vak isvoorzien van een opening inde bodem waardoor eventueel
gemorste vloeistof kan worden afge-voerd.
67
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING INTERIEURUITRUSTING
ARMSTEUN VOOR MET OPBERGVAK(indien aanwezig)
Deze bevindt zich tussen de voorstoe-len. De armsteun is voorzien van eeninwendig opbergvak en een koel/warm-houdvak (indien aanwezig) (zie de vol-gende paragrafen).
De armsteun is in lengterichting verstel-baar door het deksel A-fig. 61 te ver-plaatsen.
Opbergvak
Plaats het deksel A-fig. 61 omhoog: hetopbergvak B-fig. 62 is nu bereikbaar.
BELANGRIJK Het vak dient om vantevoren gekoelde of warme drankjes optemperatuur te houden.
fig. 61 F0Q0631m
fig. 62 F0Q0632m
fig. 63 F0Q0634m
fig. 64 F0Q0633m
Koel/warmhoudvak
Druk op de knop A-fig. 63 en plaats dearmsteun B omhoog: het koel/warm-houdvak fig. 64 is nu bereikbaar.
68
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
fig. 66 F0Q0635m
fig. 65 F0Q0010m
Rijd niet met een geopenddashboardkastje: bij een
ongeval zou de passagier zich kun-nen verwonden.
ATTENTIE
ARMSTEUN ACHTER (indien aanwezig)
Klap de armsteun A-fig. 65 voorgebruik omlaag, zoals aangegeven in defiguur.
In de armsteun zijn twee beker/blikjes-houders B geplaatst. Om de houders tegebruiken, moet de lip C in de richtingvan de pijl worden getrokken.
In de armsteun bevindt zich een opberg-vak dat bereikbaar is na het openen vande klep.
OPBERGVAKKEN
Dashboardkastje passagierszijde
Trek om het kastje te openen aan dehandgreep A-fig. 66, zoals door de pijlwordt aangegeven.
Bij het openen van het kastje gaat aan debinnenkant een lampje branden. Ditlampje blijft ongeveer 15 minuten inge-schakeld als de contactsleutel in standSTOP staat.
Als binnen deze 15 minuten een portierof de achterklep wordt geopend, danstart de tijdregeling opnieuw.
fig. 67 F0Q0012m
Opbergvak onder stoel (indien aanwezig)
Bij enkele uitvoeringen bevindt zichonder de passagiersstoel een opbergvak:gebruik dit vak niet om er voorwerpenin op te bergen die zwaarder zijn dan 1,5kg.
Trek aan de handgreep A-fig. 67 om hetopbergvak te openen.
69
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
fig. 68/a F0Q0629m
AANSTEKER (indien aanwezig)
Deze bevindt zich in de tunnelconsole.
Druk voor het inschakelen van de aan-steker de knop A-fig. 68/a in, als decontactsleutel in stand MAR staat.
Na enige seconden springt de knop in debeginstand en is de aansteker klaar voorgebruik.
BELANGRIJK Controleer altijd of deaansteker na het indrukken ook uitscha-kelt.
BELANGRIJK De aansteker wordt ergheet. Gebruik de aansteker voorzichtigen voorkom dat hij gebruikt wordt doorkinderen: risico op brand en/of brand-wonden.
ASBAK (indien aanwezig)
De asbak bestaat uit een uitneembaarkunststof houder fig. 69 met een veer-opening. De asbak kan in de beker/blik-jeshouders geplaatst worden op de tun-nelconsole.
BELANGRIJK Gebruik de asbak niet alsprullenbak: papiertjes en dergelijke kun-nen door peuken in brand raken.
fig. 69 F0Q0630mfig. 68 F0Q0016m
STEKKERDOOS (12V)
Deze bevindt zich op de tunnelconsoleen werkt alleen als de contactsleutel instand MAR staat. Als de auto is uitge-rust met de rokerskit, dan is de stekker-doos vervangen door een aansteker (ziede volgende paragraaf).
Op enkele uitvoeringen is ook een stek-kerdoos A-fig. 68 in de bagageruimteaanwezig.
70
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
BEKERHOUDERS fig. 70
Op de tunnelconsole bevinden zich tweehouders waarin bekers of blikjesgeplaatst kunnen worden.
fig. 70 F0Q0671m
fig. 72 F0Q0673m
OPBERGVAKKEN
Deze bevinden zich naast de aansteker fig. 71, naast de handrem fig. 72 en inde voor- en achterportieren fig. 73 enfig. 74.
fig. 71 F0Q0672m fig. 73 F0Q0674m
fig. 74 F0Q0676m
71
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Op de zonneklep aan passagierszijde
bevinden zich ook de symbolen en infor-matie over het juiste gebruik van kinder-zitjes als de passagiersstoel is uitgerustmet een airbag. Zie voor meer informa-tie de paragraaf “Frontairbag aan passa-gierszijde” in het hoofdstuk “Veiligheid”.
fig. 75 F0Q0675m
Open het klepje A om het spiegeltje tegebruiken.
De verlichting blijft ongeveer 15 minutenbranden als de contactsleutel in standSTOP staat: als binnen deze 15 minuteneen portier of de achterklep wordt geopend, gaat de tijd opnieuw in.
ZONNEKLEPPEN fig. 75
Bestuurderszijde
Op enkele uitvoeringen is de zonneklepvoorzien van een spiegeltje.
Passagierszijde
De zonneklep is voorzien van een spie-geltje (op enkele uitvoeringen verlichtdoor een plafondlampje).
De zonnekleppen aan bestuurders- enpassagierszijde kunnen voor de voorruiten de zijruit worden gedraaid.
Bij enkele uitvoeringen bevindt zich opde achterzijde van de zonneklep aan pas-sagierszijde een spiegeltje dat verlichtwordt door een plafondlampje, waar-door het spiegeltje ook bij weinig lichtgebruikt kan worden.
72
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING OPENDAK
(indien aanwezig)
Het grote opendak bestaat uit twee ruit-panelen, een vast paneel en een beweeg-baar paneel met twee handbediendezonneschermen (voor en achter).
De zonneschermen kunnen wordengebruikt in de standen “geheel gesloten”of “geheel geopend” (ze hebben geenvaste tussenliggende standen).
Zonneschermen openen: pak de hand-greep A-fig. 76 vast, maak de handgreepvrij en beweeg hem in de richting van depijlen totdat de stand “geheel geopend”is bereikt.
Ga voor het sluiten in omgekeerde volg-orde te werk. Het opendak kan uitslui-tend bediend worden als de contactsleu-tel in stand MAR staat. Met de bedie-ningsknoppen A en B fig. 77 op hetpaneel nabij het plafondlampje voor,kunt u het opendak openen/sluiten.
fig. 76 F0Q0737m
Sluiten
Als het dak in geheel geopende standstaat en u drukt langer dan een halveseconde op de knop A-fig. 77, danwordt het voorste ruitpaneel automa-tisch in een tussenliggende stand gezet(stand “Comfort”).
Als u nogmaals langer een halve secondeop de knop drukt, dan komt het dakautomatisch in “kantelstand”. Als u nog-maals op de sluitknop drukt, wordt hetdak geheel gesloten.
Openen
Als u de knop B-fig. 77 indrukt en inge-drukt houdt, opent het voorste ruitpa-neel in “kantelstand”; druk nogmaals lan-ger dan een halve seconde op de knop Bom de ruit in een tussenliggende stand tezetten (stand “Comfort”).
Druk nogmaals langer dan een halveseconde op de knop om het dak geheelte openen; het ruitpaneel kan in een tus-senliggende stand worden gezet dooropnieuw op de knop te drukken.
fig. 77 F0Q0678m
73
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Open het dak niet bij sneeuwof ijs: het kan dan bescha-digd worden.
Als er een imperiaal gemon-teerd is, is het raadzaam hetopendak alleen in “kantel-stand” te gebruiken.
Verwijder altijd de contact-sleutel uit het contactslot
als u de auto verlaat, om te voorko-men dat het opendak per ongeluk inbeweging wordt gebracht en zogevaar kan opleveren voor de ach-tergebleven inzittenden: onzorgvul-dig gebruik van het opendak kangevaarlijk zijn. Controleer voor en tij-dens de bediening van het opendakaltijd of de passagiers niet verwondkunnen worden door de bewegingvan het opendak zelf of door inbeweging gebrachte voorwerpen.
ATTENTIE ANTI-LETSELFUNCTIE
Het opendak is voorzien van een anti-letselfunctie. Sensoren in de ruitrubberskunnen een eventueel obstakel waarne-men als de ruit sluit. In dat geval onder-breekt het systeem de ruitbeweging enwordt de ruit onmiddellijk geopend.
74
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING INITIALISATIEPROCEDURE
Als de accu losgekoppeld is geweest ofals een zekering is doorgebrand, moetde werking van het opendak opnieuwingesteld worden.
Ga als volgt te werk:
❒ druk de knop A-fig. 77 in totdat hetdak geheel gesloten is. Laat de knoplos;
❒ druk op de knop A en houd de knopten minste 10 seconden ingedrukten/of totdat het ruitpaneel naar vorenvergrendeld. Laat nu de knop los;
❒ druk binnen 5 seconden na de voor-gaande handeling op de knop A enhoud de knop ingedrukt: het ruitpa-neel wordt geheel geopend en daarnagesloten. Laat de knop pas los na dezecyclus.
SLUITEN IN NOODGEVALLEN
Als het opendak niet elektrisch bediendkan worden, dan kan het handmatigworden bediend; ga hiervoor als volgt tewerk:
❒ verwijder de beschermdop A-fig. 78aan de achterzijde van de binnenbe-kleding;
❒ neem de zeskantige sleutel uit de hou-der met de boorddocumentatie of uitde bagageruimte (uitvoeringen metFix&Go automatic); ❒ steek de sleutel in de zitting B en
draai de sleutel:– rechtsom om het dak te openen;– linksom om het dak te sluiten.
fig. 78 F0Q0738m
75
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING PORTIEREN
CENTRALE PORTIERVER-GRENDELING
Van buitenaf
Sluit de portieren, steek de sleutel in hetslot van een van de voorportieren, endraai de sleutel.
Van binnenuit
Sluit de portieren en druk op het knop-je voor ver-/ontgrendeling van de por-tieren fig. 79. Dit knopje bevindt zich ophet dashboard.
Als er een storing is in het elektrischesysteem, is het altijd mogelijk de portie-ren met de hand te vergrendelen.
BELANGRIJK De achterportieren kun-nen niet van binnenuit worden geopendals het kinderveiligheidsslot is inge-schakeld.
KINDERVEILIGHEIDSSLOT fig. 80
Hierdoor kunnen de achterportierenniet van binnenuit geopend worden.
Het systeem kan alleen bij een geopendportier worden ingeschakeld:
❒ stand1 - systeem ingeschakeld (portier vergrendeld);
❒ stand 2 - systeem uitgeschakeld (portier kan van binnenuit wordengeopend).
Het systeem blijft ook ingeschakeld nahet elektrisch ontgrendelen van de portieren.
fig. 79 F0Q0641m fig. 80 F0Q0677m
Schakel dit systeem altijd inals u kinderen vervoert.
Controleer nadat u het veilig-heidsslot bij beide achterpor-
tieren hebt ingeschakeld, of het slotdaadwerkelijk is ingeschakeld dooraan de handgreep aan de binnenzijdevan de portieren te trekken.
ATTENTIE
76
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING BELANGRIJK Als de accu losgekoppeldis geweest of als een zekering is doorge-brand, moet het ont-/vergrendelmecha-nisme van de portieren geïnitialiseerdworden. Ga hiervoor als volgt te werk:
❒ sluit alle portieren;
❒ druk op de knop Á op de sleutel of opde ver-/ontgrendelknop ≈ voor deportieren op het dashboard;
❒ druk op de knop Ë op de sleutel of opde ver-/ontgrendelknop ≈ voor deportieren op het dashboard.
Bedien het kinderveilig-heidsslot niet als de nood-
portiervergrendeling achter al isingeschakeld. Als beide systemenzijn ingeschakeld: om het portierweer te kunnen openen, moet eerstmet de handgreep in de auto denoodportiervergrendeling achterworden uitgeschakeld en vervolgenshet portier met de handgreep aande buitenzijde worden geopend.
ATTENTIE
NOODPORTIER-VERGRENDELINGACHTER fig. 81
De achterportieren zijn voorzien vaneen systeem waarmee ze kunnen wor-den vergrendeld als er geen stroom aan-wezig is.
Ga in dit geval als volgt te werk:
❒ steek de metalen baard van de con-tactsleutel in de zitting A;
❒ draai de sleutel rechtsom en verwij-der hem daarna uit de zitting A.
fig. 81 F0Q0679m
Ga als volgt te werk om de knopjes van desloten weer in dezelfde stand te zetten(alleen als de acculading hersteld is):
❒ druk op de knop Ë van de sleutel;
❒ druk op de ver-/ontgrendelknop ≈van de portieren op het dashboard;
❒ open het voorportier door de sleutelin het slot te steken en te draaien;
❒ trek aan de binnenhandgreep van hetportier.
BELANGRIJK Als u bij ingeschakeld kin-derveiligheidsslot de binnenhandgreepvan een achterportier bedient, lukt hetniet om het portier te open en komtslechts het knopje van de slotenomhoog; het portier kan worden ge-opend door aan de buitenhandgreep tetrekken. Bij een noodvergrendelingwordt de ont-/vergrendelknop ≈ nietbuiten werking gesteld.
77
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
De ruitbediening is voorzien van een anti-letselfunctie. Sensoren in de ruitrubberskunnen een eventueel obstakel waarne-men als de ruit sluit. In dat geval onder-breekt het systeem de ruitbeweging enwordt de ruitbeweging onmiddellijkomgekeerd.
BELANGRIJK Als de anti-letselfunctiebinnen 1 minuut 5 keer inschakelt, danvoert het systeem automatisch de“recovery” uit (zelfbescherming). Hierbijgaat de ruit telkens een klein stukjeomhoog totdat de ruit geheel geslotenis.
Ga voor het herstellen van de juistewerking van het systeem als volgt tewerk:
❒ open de ruiten;
of
❒ draai de contactsleutel in standSTOP en vervolgens in MAR.
Als er geen storingen zijn, dan werkt deruit weer normaal.
Het systeem voldoet aan de2000/4/EU-normen en is
gericht op de bescherming van deinzittenden wanneer deze ledema-ten door de geopende ruit steken.
ATTENTIE
BEDIENINGSKNOPPEN
Bestuurdersportier fig. 82
Op het portierpaneel aan bestuurders-zijde zijn de bedieningsschakelaarsgemonteerd waarmee u, als de contact-sleutel in stand MAR staat, de zijruitenbedient:
A: openen/sluiten zijruit linksvoor;“automatisch continue” werking tij-dens het openen/sluiten van de ruit;
B: openen/sluiten zijruit rechtsvoor;“automatisch continue” werking tij-dens het openen/sluiten van de ruit;
C: in-/uitschakeling bedieningsschake-laars voor de ruiten achter;
fig. 82 F0Q0622m
BELANGRIJK Als bij enkele uitvoeringende knop Ë op de sleutel met afstandsbe-diening langer dan 2 seconden wordtingedrukt, worden de ruiten geopend;als de knop Á langer dan 2 secondenwordt ingedrukt, worden de ruitengesloten.
BELANGRIJK Als de contactsleutel instand STOP staat of is uitgenomen, dankunnen de ruiten nog ongeveer 2 minu-ten worden bediend. Het systeem wordtechter onmiddellijk uitgeschakeld als eenvan de portieren wordt geopend.
78
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Onzorgvuldig gebruik vande elektrische ruitbediening
kan gevaarlijk zijn. Controleer vooren tijdens het bedienen van de ruitaltijd of de passagiers niet kunnenworden verwond door de bewegen-de ruiten, hetzij direct door contactmet de ruit, hetzij door voorwerpendie door de ruit worden meege-sleept of geraakt. Verwijder altijd desleutel uit het contactslot als u deauto verlaat, om te voorkomen dateen onverwachtse inschakeling vande elektrische ruitbediening gevaaroplevert voor de achtergeblevenpassagiers.
ATTENTIE
HANDMATIGE RUITBEDIENING ACHTER (indien aanwezig)
Open of sluit de ruit met de betreffendeslinger.
Initialisatie van de ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest ofals een zekering is doorgebrand, moetde werking van het systeem opnieuwingesteld worden.
Initialisatieprocedure:
❒ sluit de ruit die geïnitialiseerd moetworden geheel (handmatig);
❒ houd na het bereiken van de geheelgesloten stand de schakelaar nog tenminste 1 seconde ingedrukt.
fig. 83 F0Q0743m
Passagiersportier voor/achter-portieren
Op het portierpaneel aan passagierszijdevoor en op enkele uitvoeringen op deachterportieren, zijn bedieningsschake-laars A-fig. 83 gemonteerd waarmee ude betreffende ruit kunt bedienen.
D: openen/sluiten zijruit linksachter(indien aanwezig); “automatisch con-tinue” werking tijdens het openen / sluiten van de ruit;
E: openen/sluiten zijruit rechtsachter(indien aanwezig); “automatisch con-tinue” werking tijdens het openen/sluiten van de ruit.
Druk op de schakelaar A of B om degewenste ruit te openen/sluiten. Drukkort op een van de schakelaars voor het“stapsgewijs” openen/sluiten van de ruit;als de schakelaar langer wordt ingedrukt,wordt de “automatisch continue” wer-king ingeschakeld zowel tijdens het ope-nen als het sluiten. De ruit stopt in degewenste stand als u nogmaals op deschakelaar A of B drukt.
79
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
De verlichting blijft bovendien ongeveer15 minuten branden nadat de contact-sleutel in stand STOP is gedraaid: alsbinnen deze 15 minuten een portier ofde achterklep wordt geopend, dan startde tijdregeling opnieuw.
fig. 85 F0Q0680m
Openen met sleutel met afstandsbediening
Druk op de knop R, ook als het dief-stalalarm (indien aanwezig) is ingescha-keld. Als de achterklep wordt geopend,knipperen de richtingaanwijzers tweekeer; bij het sluiten knipperen de richting-aanwijzers één keer (alleen bij ingescha-keld diefstalalarm). Als bij auto’s met dief-stalalarm de achterklep wordt geopend,gebeurt het volgende:
❒ uitschakeling van de volumetrischebeveiliging;
❒ uitschakeling van de kantelsensor;
❒ uitschakeling van de achterklepsen-sor.
Als de achterklep weer wordt vergren-deld, worden alle functies weer hersteld.
SLUITEN
U sluit de achterklep door deze te latenzakken en ter hoogte van het slot tedrukken, totdat u de vergrendelinghoort.
Naderhand aangebrachtevoorwerpen op de hoeden-plank of de achterklep (luid-sprekers, spoiler enz.) kun-
nen, behalve wanneer de auto hieropis voorbereid, de juiste werking van degasveren verhinderen.
fig. 84 F0Q0036m
BAGAGERUIMTE
OPENEN
Vanuit het interieur(indien aanwezig)
Op enkele uitvoeringen moet de knopR fig. 84 worden ingedrukt om deachterklep te openen.
Van buitenaf
Als de achterklep is ontgrendeld, kandeze vanaf de buitenzijde worden ge-opend door op het elektrische embleemte drukken fig. 85.
De achterklep kan bovendien altijd wor-den geopend als de portieren van deauto ontgrendeld zijn.
Gebruik voor het openen van de achter-klep de sleutel met afstandsbediening.
Als de achterklep niet goed gesloten is,brandt het waarschuwingslampje ´ ofhet symbool R op het instrumenten-paneel en verschijnt er een bericht ophet display (zie het hoofdstuk “Lampjesen berichten”).
Als u de achterklep opent, gaat de bagage-ruimteverlichting branden: de verlichtinggaat automatisch uit als u de achterklepsluit.
80
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
BAGAGERUIMTE VERGROTEN
Het is mogelijk de bagageruimte te ver-groten door de deelbare achterbankgedeeltelijk (1/3 of 2/3) of geheel neer teklappen.
Gedeeltelijk vergroten (1/3 of 2/3) fig. 86-87
Als u de rechterzijde van de bagageruim-te vergroot, kunt u twee passagiers ophet linker gedeelte van de achterbankvervoeren. Als u de linkerzijde van debagageruimte vergroot, kunt u een passa-gier op het rechter gedeelte van de ach-terbank vervoeren.
Ga als volgt te werk:
❒ laat de hoofdsteunen van de achter-bank geheel zakken;
❒ plaats de veiligheidsgordel opzij encontroleer of de gordel niet gespan-nen is of gedraaid zit;
❒ klap de gewenste zitting naar vorenfig. 88 bij het door de pijl aangegevenpunt;
❒ trek de borghendel van de rugleuningA-fig. 89 omhoog en kantel de rug-leuning naar voren. Als de borghendelomhoog staat, is er een “rode band”B zichtbaar.
fig. 86 F0Q0681m fig. 87 F0Q0682m fig. 88 F0Q0684m
fig. 89 F0Q0683m
Bij het gebruik van debagageruimte mag het
maximum laadvermogen nooit wor-den overschreden (zie het hoofdstuk“Technische gegevens”). Controleerbovendien of de bagageruimte goedgeladen is, om te voorkomen dateen voorwerp bij bruusk remmennaar voren schiet en letsel veroor-zaakt.
ATTENTIE
Rijd niet met voorwerpenop de hoedenplank: bij een
ongeval of bruusk remmen kunnenze de passagiers verwonden.
ATTENTIE
81
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Maximale vergroting
Als de achterbank wordt neergeklapt, isde bagageruimte maximaal vergroot.
Ga als volgt te werk:
❒ laat de hoofdsteunen van de achter-bank geheel zakken;
❒ plaats de veiligheidsgordels opzij encontroleer of de gordels niet gespan-nen zijn of gedraaid zitten;
❒ klap de zittingen naar voren zoalshiervoor beschreven;
❒ maak voor het verwijderen van dehoedenplank (achterste deel) fig. 90de uiteinden A-fig. 91 los van detwee trekkoorden, door de ogen uitde pennen te verwijderen en ze in derichting van de pijl te duwen;
❒ klap na het omklappen van de zittingde rugleuningen van de zitplaatsenachter naar voren, zoals hiervoor isbeschreven, zodat een vlakke laad-vloer ontstaat.
ACHTERBANK TERUGPLAATSEN
Plaats de veiligheidsgordels opzij en con-troleer of de gordels niet gespannen zijnof gedraaid zitten. Plaats de rugleuningenomhoog en druk de leuningen naar ach-teren, totdat beide borgmechanismenhoorbaar inklikken. Controleer of de“rode band” B-fig. 92 aan de zijkant vande hendels A niet meer zichtbaar is.
fig. 91 F0Q0687mfig. 90 F0Q0686m fig. 92 F0Q0683m
Als de “rode band” B zichtbaar is, dan isde rugleuning niet goed vergrendeld.Plaats vervolgens de zittingen in horizon-tale positie en houd daarbij de sluitingvan de middelste zitplaats omhoog.
Controleer of de rugleuningaan beide zijden goed ver-
grendeld is (“rode band” B-fig. 92niet zichtbaar) om te voorkomendat in geval van bruusk remmen, derugleuning naar voren klapt en depassagiers verwondt.
ATTENTIE
82
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
BAGAGE VASTZETTEN
In de bagageruimte bevinden zich tweebevestigingspunten fig. 93 waaraan rie-men of spanbanden kunnen wordenbevestigd, waarmee de bagage goed kanworden vastgezet, en twee bevestigings-punten op de achtertraverse fig. 94.
BELANGRIJK Bevestig geen lading meteen gewicht boven 100 kg aan een enkelbevestigingspunt.
Niet goed vastgezettebagage kan bij een ongeluk
de passagiers ernstig verwonden.
ATTENTIE
Als u in een gebied rijdtwaar brandstof moeilijk
verkrijgbaar is en u daarom reserve-brandstof in een jerrycan wilt ver-voeren, dan dient u zich aan de gel-dende wetgeving te houden.Gebruik alleen een goedgekeurdejerrycan en bevestig deze op de juis-te wijze. Toch zal bij een ongeval dekans op brand groter zijn.
ATTENTIE
fig. 93 F0Q0685m fig. 94 F0Q0688m fig. 95 F0Q0002m
CARGO BOX
De cargobox bestaat uit een voorge-vormd element fig. 95 voor het opber-gen van voorwerpen in de bagageruimte,waardoor een vlakke laadvloer ontstaat.
83
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
❒ trek de hendel A-fig. 96 in de rich-ting van de pijl;
❒ trek aan het hendeltje B-fig. 97 en tilde motorkap omhoog;
❒ til de motorkap op en trek gelijktijdigde steunstang C-fig. 98 uit de klem;steek vervolgens het uiteinde van destang in de zitting D op de motorkap.
BELANGRIJK Controleer of de armenvan de ruitenwissers tegen de ruit aan-staan voordat u de motorkap optilt.
SLUITEN
Ga als volgt te werk:
❒ houd de motorkap met een handomhoog, trek met de andere hand destang C-fig. 98 uit de zitting D enplaats de steunstang terug in de klem;
❒ laat de motorkap tot op ongeveer 20cm van de motorruimte zakken, laatde motorkap vallen en controleer ofde motorkap goed is gesloten doorde motorkap op te tillen. De motor-kap mag niet alleen door de beveili-ging vergrendeld zijn. Druk in dit laat-ste geval de motorkap niet dicht,maar til hem opnieuw op en herhaalde handeling. Als de motorkap nietgoed gesloten is, brandt het waar-schuwingslampje ´ of het symboolS op het instrumentenpaneel enverschijnt er een bericht op het dis-play (zie het hoofdstuk “Lampjes enberichten”).
fig. 96 F0Q0689m fig. 97
B
F0Q0690m
fig. 98 F0Q0748m
84
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING IMPERIAAL/
SKIDRAGER
De voorste bevestigingspunten bevindenzich op de punten A-fig. 99.
De achterste bevestigingspunten bevin-den zich op de punten B.
In het Fiat Lineaccessori-programma iseen imperiaal/skidrager opgenomen diespeciaal voor de Fiat Bravo is ontwikkeld.
fig. 99 F0Q0692m
Controleer na enkele kilo-meters opnieuw of de
bevestigingsbouten nog goed vast-zitten.
ATTENTIE
Houdt u zorgvuldig aan dewettelijke bepalingen be-treffende de maximaleafmetingen.
Verdeel de lading gelijkma-tig en houd tijdens de rit
rekening met een verhoogde zij-windgevoeligheid.
ATTENTIE
Overschrijd nooit het maxi-mum draagvermogen (zie hethoofdstuk “Technische Ge-gevens”).
Om veiligheidsredenenmoet de motorkap tijdens
het rijden altijd goed gesloten zijn.Controleer daarom altijd of demotorkap goed vergrendeld is. Als utijdens het rijden merkt dat demotorkap niet goed vergrendeld is,stop dat onmiddellijk en sluit demotorkap op de juiste wijze.
ATTENTIE
Voer deze handeling alleenuit als de auto stilstaat.
ATTENTIE
Als de steunstang verkeerdgeplaatst wordt, kan de
motorkap onverwachts dichtvallen.
ATTENTIE
85
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belang-rijk voor het comfort en de veiligheidvan uzelf en de overige weggebruikers.Voor optimaal zicht en zichtbaarheidmoeten de koplampen op de juiste wijzezijn afgesteld. Wendt u voor controle ofafstelling tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Bij het inschakelen van degasontladingslampen (xenon) (indienaanwezig) is het normaal dat de kop-lampbundel ongeveer 2 seconden eenverticale beweging maakt. Deze tijd isnodig voor het stabiliseren van de cor-recte koplampafstelling.
KOPLAMPVERSTELLING
De stand kan worden geregeld als decontactsleutel in stand MAR staat en dedimlichten zijn ingeschakeld. Als de autobeladen is, helt hij achterover. Hetgevolg is dat de lichtbundel meer naarboven schijnt. De stand van de koplam-pen moet nu worden gecorrigeerd.
Koplampen afstellen
Druk op de knoppen A en B-fig. 100op het centrale schakelaarpaneel; als deauto is uitgerust met gasontladingslam-pen (xenon), dan wordt de koplampaf-stelling elektronisch geregeld en zijn deknoppen A en B niet aanwezig.
Als u op de knop A drukt, wordt delichtbundel een stand verhoogd. Als u opde knop B drukt, wordt de lichtbundeleen stand verlaagd.
Display C op het instrumentenpaneeltoont de stand gedurende de koplampaf-stelling.
Correcte standen op basis van debeladingsgraad
Stand 0 - een of twee personen op devoorstoelen.
Stand 1 - vijf personen.
Stand 2 - vijf personen + bagage in debagageruimte.
Stand 3 - bestuurder + maximale ladingin de bagageruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstellingvan de koplampen telkens als hetgewicht van de lading wijzigt.
MISTLAMPEN VOOR AFSTEL-LEN
Wendt u voor controle of afstelling totde Fiat-dealer.
KOPLAMPAFSTELLING IN HETBUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruikin het land waarin de auto is verkocht. Indie landen waarin aan de andere zijdevan de weg wordt gereden, moet om hettegemoetkomende verkeer niet te ver-blinden, de vorm van de lichtbundelworden gewijzigd door het aanbrengenvan een speciaal daarvoor ontwikkeldesticker. Deze sticker is opgenomen inhet Fiat Lineaccessori-programma enverkrijgbaar bij de Fiat-dealer.
fig. 100 F0Q0644m
86
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Als het ABS in werking treedt,merkt u dat aan een trilling in
het rempedaal. Verlaag de remdrukniet maar houd het rempedaal juistgoed ingetrapt; op deze manier hebt ude kortste remweg in relatie tot deconditie van het wegdek.
ATTENTIE
Het ABS maakt zoveelmogelijk gebruik van de
beschikbare grip maar kan deze nietverhogen. Daarom moet op gladdeweggedeelten altijd voorzichtig wor-den gereden en mogen er geenonnodige risico’s worden genomen.
ATTENTIEABS
Het ABS dat geïntegreerd is in het rem-systeem, voorkomt dat tijdens het rem-men de wielen blokkeren, ongeacht deconditie van het wegdek en de pedaal-druk, en verhindert daarmee het door-slippen van een of meerdere wielen.Hierdoor blijft de auto bestuurbaar, zelfsbij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd meteen elektronische remdrukverdelingEBD (Electronic Braking ForceDistribution), die de remdruk verdeelttussen de voor- en achterwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale wer-king van het remsysteem is een inrijpe-riode nodig van ongeveer 500 km: indeze periode moet bruusk, herhaaldelijken langdurig remmen worden vermeden.
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Als het ABS in werking treedt, merkt debestuurder dit aan een trilling in hetrempedaal, die gepaard gaat met eniggeluid: dit geeft aan dat het noodzakelijkis uw snelheid aan te passen aan debeschikbare grip op het wegdek.
Als het ABS in werkingtreedt, dan is de grip van de
banden op het wegdek beperkt: udient uw snelheid te verlagen enaan te passen aan de beschikbaregrip.
ATTENTIE
87
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschu-wingslampje > op het instrumentenpa-neel en verschijnt er een bericht op hetdisplay (zie het hoofdstuk “Lampjes enberichten”). In dat geval blijft het rem-systeem normaal werken, maar zonderde mogelijkheden van het ABS. Rijdvoorzichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer om het systeem te laten contro-leren.
Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschu-wingslampjes > en x op het instru-mentenpaneel en verschijnt er eenbericht op het display (zie het hoofdstuk“Lampjes en berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmende achterwielen vroegtijdig blokkerenwaardoor de auto kan slippen. Rijd zeervoorzichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer om het systeem te laten contro-leren.
Als het waarschuwings-lampje x op het instru-
mentenpaneel gaat branden en ophet display verschijnt ook eenbericht, stop dan onmiddellijk enwendt u tot de Fiat-dealer. Als ervloeistof lekt uit het hydraulischesysteem, wordt de werking vanzowel het conventionele remsys-teem als het ABS in gevaargebracht.
ATTENTIE
BRAKE ASSIST (remregeling bij noodstops)(indien aanwezig)
Dit systeem, dat niet kan worden uitge-schakeld, herkent noodstops (op basisvan de snelheid waarmee het rempedaalwordt ingetrapt) en verhoogt de druk inhet remcircuit aanzienlijk.
De Brake Assist wordt bij uitvoeringendie zijn uitgerust met ESP, uitgeschakeldbij een storing in het ESP (het lampje ábrandt en er verschijnt een bericht ophet display).
88
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING ESP-SYSTEEM
(Electronic StabilityProgram) (indien aanwezig)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van deauto als de wielen hun grip verliezen,waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESP is uitermate nut-tig als de grip op het wegdek wisselt.
Naast het ESP-, ASR- en Hill Holder-sys-teem beschikt de auto ook over MSR(regeling van het afremmen op de motortijdens terugschakelen) (indien aanwezig).
ACTIVERING VAN HET SYS-TEEM
Als het systeem in werking treedt, gaathet lampje á op het instrumentenpa-neel knipperen, om de bestuurder er opte wijzen dat de auto de stabiliteit en degrip dreigt te verliezen.
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit in het ESP geïntegreerde systeemhelpt bij het wegrijden op een helling.
Het systeem schakelt automatisch in als:
❒ omhoog: de auto stilstaat op een hel-ling van meer dan 5% met draaiendemotor, ingetrapt rem- en koppelings-pedaal en versnellingsbak in vrij of alseen andere versnelling dan de achter-uit is ingeschakeld.
❒ omlaag: de auto stilstaat op een hel-ling van meer dan 5% met draaiendemotor, ingetrapt rem- en koppelings-pedaal en als de achteruit is ingescha-keld.
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleen-heid van het ESP ervoor dat de wielengeremd blijven, totdat het noodzakelijkemotorkoppel is bereikt om weg te rijden(of maximaal 2 seconden), zodat u meertijd heeft om uw rechter voet van hetrempedaal naar het gaspedaal te ver-plaatsen.
Als u na 2 seconden niet bent weggere-den, schakelt het systeem automatischuit en wordt de remdruk geleidelijk ver-laagd.
Tijdens deze fase kunt u een typischgeluid horen. Dit geluid betekent dat deauto ieder moment in beweging kankomen.
De prestaties van het ESP-systeem mogen de be-
stuurder er niet toe verleiden onnodi-ge en onverantwoorde risico’s tenemen. De rijstijl moet altijd zijnaangepast aan het wegdek, het zichten het verkeer. De ver-antwoordelijkheid voor de verkeers-veiligheid ligt altijd en overal bij debestuurder van de auto.
ATTENTIE
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
Het ESP wordt automatisch ingeschakeldals de motor wordt gestart en kan nietworden uitgeschakeld.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ESP wordt het sys-teem automatisch uitgeschakeld en gaathet lampje á op het instrumentenpa-neel continu branden (op enkele uitvoe-ringen verschijnt ook een bericht op hetdisplay) (zie het hoofdstuk “Lampjes enberichten”). Wendt u in dat geval zo snelmogelijk tot de Fiat-dealer.
89
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Als eventueel met hetnoodreservewiel wordt gere-
den, dan blijft het ESP ingeschakeld.Blijf er echter rekening mee houdendat het noodreservewiel kleiner isdan de normale band en dat daaromde grip lager is dan bij de anderebanden van de auto.
ATTENTIE
Storingsmeldingen
Bij een eventuele storing gaat het lampjeá op het instrumentenpaneel brandenen verschijnt er een bericht op het dis-play (zie het hoofdstuk “Lampjes enberichten”).
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeemis geen handrem; verlaat dus nooit deauto zonder de handrem aan te trekken,de motor uit te zetten en de eerste ver-snelling in te schakelen.
Voor de juiste werking vanhet ESP- en ASR-systeem is
het noodzakelijk dat de banden vanalle wielen van hetzelfde merk entype zijn. De banden moeten in per-fecte conditie zijn en de voorge-schreven afmetingen hebben.
ATTENTIE
ASR-SYSTEEM (Antislip Regulation)
Het ASR-systeem is geïntegreerd in hetESP-systeem. Het ASR-systeem contro-leert de trekkracht van de auto en grijptautomatisch in als een of beide aange-dreven wielen dreigen door te slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het door-slippen, worden er twee verschillenderegelsystemen geactiveerd:
❒ als beide aangedreven wielen door-slippen, vermindert de ASR hetmotorvermogen;
❒ als slechts een aangedreven wieldoorslipt, zorgt het ASR-systeemervoor dat het wiel automatischwordt afgeremd.
Het ASR-systeem is vooral nuttig onderde volgende omstandigheden:
❒ doorslippen van het binnenste wiel inbochten, door verandering van dewielbelasting of door te felle accelera-tie;
❒ te hoog vermogen naar de wielen,ook in samenhang met de conditiesvan het wegdek;
❒ acceleratie op gladde wegen en bijsneeuw en ijzel;
❒ verlies van grip op natte weggedeel-ten (aquaplaning).
In-/uitschakeling van het systeem
Het ASR-systeem schakelt automatischin als de motor wordt gestart.
De in-/uitschakeling van het systeemwordt aangegeven door het verschijnenvan een bericht op het display (zie hethoofdstuk “Lampjes en berichten”).
De prestaties van het sys-teem mogen de bestuurder
er niet toe verleiden onnodige enonverantwoorde risico’s te nemen.De rijstijl moet altijd zijn aangepastaan het wegdek, het zicht en het ver-keer. De verantwoordelijkheid voorde verkeersveiligheid ligt altijd enoveral bij de bestuurder van de auto.
ATTENTIE
90
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Als met het reservewielwordt gereden, dan wordt
het ASR-systeem uitgeschakeld,gaat het lampje á constant bran-den en verschijnt op het display eenbericht (zie het hoofdstuk “Lampjesen berichten”).
ATTENTIE
Storingsmeldingen
Bij een storing in het ASR-systeemwordt het systeem automatisch uitge-schakeld en gaat het lampje á op hetinstrumentenpaneel continu branden.Bovendien verschijnt een bericht op hetdisplay (zie het hoofdstuk “Lampjes enberichten”). Wendt u in dat geval zo snelmogelijk tot de Fiat-dealer.
fig. 101 F0Q0694m
Voor de juiste werking vanhet ESP- en ASR-systeem is
het noodzakelijk dat de banden vanalle wielen van hetzelfde merk entype zijn. De banden moeten in per-fecte conditie zijn en de voorge-schreven afmetingen hebben.
ATTENTIE
Tijdens het rijden kan het systeem wor-den uitgeschakeld en vervolgens weeringeschakeld door de knop ASR OFF fig.101 in te drukken. Deze knop bevindtzich op het dashboard naast het stuur-wiel.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,gaat het lampje op de knop branden enverschijnt er een bericht op het display(zie het hoofdstuk “Lampjes en berich-ten”).
Als het ASR-systeem tijdens het rijdenwordt uitgeschakeld, schakelt het auto-matisch weer in als de auto opnieuwwordt gestart.
Schakel het ASR-systeem uit als u metsneeuwkettingen rijdt: onder dezeomstandigheden levert het doorslaanvan de aangedreven wielen juist meertrekkracht op.
MSR-systeem (regeling van motor-remwerking)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in deASR, verhoogt bij bruusk terugschakelenhet motorkoppel, zodat overmatige ver-traging van de aangedreven wielenwordt voorkomen. Dit heeft vooralvoordelen op een wegdek met weiniggrip, waarop de stabiliteit van de autosnel verloren kan gaan.
91
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Dit diagnosesysteem geeft door middel
van het brandende lampje U op het instrumentenpaneel (op het display ver-schijnt ook een bericht) de beschadigingvan de betreffende componenten aan ofeventuele storingen in het systeem (ziehet hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
OPMERKING De auto beschikt overeen diagnosestekker die, als deze ver-bonden is met speciale apparatuur, hetmogelijk maakt, de door de regeleenheidopgeslagen storingscodes en de specifie-ke parameters voor de diagnose en wer-king van de motor, te lezen. Deze con-trole kan ook worden uitgevoerd doorde verkeerspolitie.
BELANGRIJK Na het verhelpen van destoring moet de Fiat-dealer voor eencomplete controle van het systeem,tests uitvoeren op een testbank en, zonodig, een proefrit maken. Deze proefritkan eventueel een langere afstandomvatten.
EOBD-SYSTEEM
Het EOBD-systeem (European OnBoard Diagnosis) is een diagnosesysteemin de regeleenheid van het motorma-nagementsysteem, dat storingen in deelektronische systemen kan signalerendie de uitstoot van schadelijke uitlaatgas-sen kunnen vergroten.
Het doel is:
❒ de werking van het systeem controle-ren;
❒ signaleren wanneer door een storingde emissies boven de wettelijk vastge-stelde drempelwaarde uitkomen;
❒ signaleren wanneer het noodzakelijkis defecte componenten te vervangen.
92
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING AUTORADIO
(indien aanwezig)
Raadpleeg voor de werking van de auto-radio met CD- of MP3 CD-speler(indien aanwezig) het supplement dat bijdit instructieboekje is geleverd.
fig. 102 F0Q0691m
Autoradio inbouwen
De autoradio moet worden ingebouwdop de plek van het opbergvak in het mid-den A-fig. 102. De voedingskabels lig-gen achter dit opbergvak.
Verwijder het vak door op de aangege-ven punten bij de borgingen te drukken.
Laat de aansluiting op deinbouwvoorbereiding in de
auto uitsluitend door de Fiat-dealer uitvoeren. Zo bent u verze-kerd van het beste resultaat enwordt voorkomen dat de rijveilig-heid in gevaar wordt gebracht.
ATTENTIE
93
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING ELEKTRISCHE/ELEKTRO-
NISCHE SYSTEMENMONTEREN
De elektrische/elektronische systemendie na aankoop van de auto en binnen deaftersales-service worden gemonteerd,moeten voorzien zijn van het merkteken:
BELANGRIJK Als door de montage vansystemen de kenmerken van de autoworden gewijzigd, kan het kentekenbe-wijs worden ingenomen door debevoegde instanties en eventueel degarantie komen te vervallen bij defectendie veroorzaakt zijn door de bovenge-noemde modificatie of op defecten diedirect of indirect daarvan het gevolg zijn.
Fiat Auto S.p.A. is op geen enkele wijzeverantwoordelijk voor schade die hetgevolg is van de installatie van accessoi-res die niet door Fiat Auto S.p.A. zijngeleverd of aanbevolen en die niet con-form de geleverde instructies zijn geïn-stalleerd.
RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons,27 mc en dergelijke) mogen alleen in deauto worden gebruikt met een aparteantenne aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijkeapparaten in de auto (zonder buitenan-tenne) kan niet alleen schadelijk zijnvoor de gezondheid van de inzittenden,maar kan ook storingen in de elektrischesystemen van de auto veroorzaken.Hierdoor wordt de veiligheid in gevaargebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangst-kwaliteit aanzienlijk beperkt door de iso-lerende eigenschappen van de carrosse-rie.
Houdt u bij het gebruik van mobieletelefoons (GSM, GPRS, UMTS) met hetofficiële -keurmerk, strikt aan deinstructies die door de fabrikant van demobiele telefoon zijn bijgeleverd.
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montagevan zendontvangstapparatuur op voor-waarde dat de montagewerkzaamhedenop de juiste wijze bij een gespecialiseerdbedrijf worden uitgevoerd, waarbij deaanwijzingen van de fabrikant in achtmoeten worden genomen.
94
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING ELEKTRISCHE STUURBE-
KRACHTIGING “DUAL-DRIVE”
De auto is uitgerust met de elektrischestuurbekrachtiging “Dualdrive”. De elek-trische stuurbekrachtiging werkt alleenals de contactsleutel in stand MAR staaten de motor draait. Met het systeem kande bestuurder de hulpkracht voor hetverdraaien van het stuur aanpassen aande rij-omstandigheden.
BELANGRIJK Als de contactsleutel snelwordt gedraaid, kan de volledige wer-king van de stuurbekrachtiging na 1-2seconden worden bereikt.
INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN(functie CITY) (indien aanwezig)
Druk voor het in-/uitschakelen van defunctie op de knop A-fig. 103 op hetdashboard, naast het stuurwiel. Alsdeze functie wordt ingeschakeld, ver-schijnt het opschrift CITY op het displayvan het instrumentenpaneel (op enkeleuitvoeringen gaat het CITY-lampje bran-den).
Met ingeschakelde CITY-functie draaithet stuur heel licht, waardoor makkelij-ker kan worden geparkeerd: deze instel-ling van de stuurbekrachtiging is dus zeergeschikt voor het rijden in de stad.
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in het systeem wor-den aangegeven door het branden vanhet lampje g en het verschijnen van eenbericht op het display (op enkele uitvoe-ringen verschijnt een symbool op hetdisplay) (zie het hoofdstuk “Lampjes enberichten”).
Bij een storing in het systeem blijft deauto mechanisch bestuurbaar.
FUNCTIE SPORT(indien aanwezig)
De auto kan zijn uitgerust met een keu-zesysteem voor twee soorten rijstijlen:normaal en sportief.
Als u op de SPORT-knop fig. 104drukt, wordt de sport-functie ingescha-keld. Hierdoor reageert de motor snel-ler op gaspedaalbewegingen en is meerkracht nodig voor het draaien van hetstuur voor een optimaal stuurgevoel.
Als u op de SPORT-knop drukt, wordtook de overboost-functie ingeschakeld(overdruk turbocompressor).
Via deze functie verhoogt de regeleen-heid van de motor de maximum turbo-druk tijdelijk in relatie tot de stand vanhet gaspedaal, waardoor een hogermotorkoppel geleverd wordt dan ondernormale omstandigheden.
fig. 103 F0Q0693m fig. 104 F0Q0499m
95
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING BELANGRIJK De benodigde stuurkracht
kan toenemen bij langdurige parkeer-manoeuvres; dit is een normaal ver-schijnsel om oververhitting van demotor voor de stuurbekrachtiging tevoorkomen, in deze situatie zijn er geenreparaties vereist. Als u de auto een vol-gende keer weer gebruikt, zal de stuur-bekrachtiging weer normaal werken.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brand-stof en verhoogt de uitstoot van schade-lijke uitlaatgassen: het is beter geleidelijkop te trekken om het verbruik te beper-ken.
Als u de SPORT-functie gebruikt, neemthet verbruik iets toe ten opzichte van deaangegeven waarden.
Het is streng verboden omde-/montagewerkzaam-
heden uit te voeren, waarvoor wijzi-gingen in de stuurinrichting of destuurkolom vereist zijn (bijv. bijmontage van een diefstal-beveiliging). Hierdoor kunnen deprestaties van het systeem, degarantie en de veiligheid in gevaarworden gebracht en voldoet de autoniet meer aan de typegoedkeuring.
ATTENTIE
Zet altijd de motor uit enverwijder de contactsleutel
uit het contactslot, waardoor hetstuurwiel wordt vergrendeld, voordater onderhoudswerkzaamheden wor-den uitgevoerd, vooral als de automet de wielen los van de grond staat.Als dit niet mogelijk is (als de sleutelin stand MAR moet staan of demotor moet draaien), moet de hoofd-zekering van de elektrische stuurbe-krachtiging worden verwijderd.
ATTENTIE
Deze functie is zeer nuttig als tijdelijkmaximale prestaties vereist zijn (bijv. tij-dens het inhalen).
Als de functie is ingeschakeld, dan wordtop het display van het instrumentenpa-neel de letter S verlicht. Druk nogmaalsop de knop om deze functie uit te scha-kelen en de instelling voor normaal rij-den te herstellen.
BELANGRIJK Als u de SPORT-knopindrukt, wordt de functie na ongeveer 5seconden ingeschakeld.
BELANGRIJK Als u tijdens het accelererende SPORT-functie gebruikt, kunt u stotenin het stuurwiel voelen, die kenmerkendzijn voor een sportieve instelling.
96
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING BANDENSPANNING-
CONTROLESYSTEEMTPMS (indien aanwezig)
De auto kan zijn uitgerust met een con-trolesysteem voor de bandenspanningTPMS (Tyre Pressure MonitoringSystem). Dit systeem bestaat uit eensensor die op radiogolven werkt, op develg van elk wiel. Deze sensor stuurtinformatie over de spanning van iedereband naar de regeleenheid.
AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK VAN HET TPMS
Storingsmeldingen worden niet opgesla-gen en worden dus niet aangegeven alsde motor wordt uitgezet en vervolgensweer wordt gestart. Als de storingenblijven bestaan, stuurt de regeleenheidde betreffende meldingen pas naar hetinstrumentenpaneel als de auto eenkorte tijd rijdt.
Wees zeer zorgvuldig bijhet controleren of herstel-
len van de bandenspanning. Een tehoge spanning vermindert de gripop het wegdek, verhoogt de belas-ting op de wielophanging en de wie-len en veroorzaakt een onregelmati-ge slijtage van de banden.
De spanning van de bandenmoet bij stilstaande auto
en koude banden gecontroleerdworden; als om wat voor reden danook de spanning bij warme bandengecontroleerd wordt, verminder dande spanning niet, ook als dezeboven de voorgeschreven waardeligt, maar controleer de spanningopnieuw bij koude banden.
Ook als de auto is uitgerustmet het TPMS-systeem,
moet de bestuurder regelmatig despanning van de banden en die vanhet reservewiel (zie de paragraaf“Wielen” in het hoofdstuk“Onderhoud en zorg”) controleren.
Het TPMS is niet in staatom te waarschuwen voor
een plotselinge vermindering van debandenspanning (bijvoorbeeld bijeen klapband). Zet in dat geval deauto stil door voorzichtig te remmenen maak daarbij geen plotselingestuurbewegingen.
ATTENTIE
ATTENTIE
ATTENTIEATTENTIE
97
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Het vervangen van de nor-male banden door winter-
banden en omgekeerd, vereist ookeen aanpassing van het TPMS, dieuitsluitend door de Fiat-dealer magworden uitgevoerd.
Het TPMS vereist hetgebruik van speciale appa-
ratuur. Raadpleeg de Fiat-dealerover de accessoires die geschikt zijnvoor het systeem (wielen, wieldek-sels enz.) Het gebruik van andereaccessoires kan de normale werkingvan het systeem verhinderen.
De bandenspanning kanvariëren afhankelijk van de
buitentemperatuur. Het TPMS kantijdelijk een te lage bandenspanningsignaleren. Controleer in dat gevalde bandenspanning bij koude ban-den en herstel, indien nodig, de juis-te spanning.
Als de auto is uitgerust methet TPMS, moet bij het
demonteren van een band, ook hetrubber van het ventiel vervangenworden. Wendt u tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Als de auto isuitgerust met het TPMS,
moeten bij het monteren/demonterenvan de banden en/of velgen specialevoorzorgsmaatregelen in acht wordengenomen. Om te voorkomen dat desensoren beschadigen of verkeerdgemonteerd worden, mogen de ban-den en/of de velgen uitsluitend doorgespecialiseerd personeel vervangenworden. Wendt u tot de Fiat-dealer.
Sterke straling op eenradiofrequentie kan het
TPMS-systeem ontregelen. Ditwordt aan de bestuurder aangege-ven door het brandende lampje nof het symbool op het instrumen-tenpaneel en het verschijnen vaneen bericht op het display. Dezemelding verdwijnt automatischzodra de storing het systeem nietmeer ontregelt.
ATTENTIE ATTENTIE
ATTENTIEATTENTIE
ATTENTIE
ATTENTIE
98
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
–
NEE
NEE
JA
JA
JA
JA
JA
JA
NEE
NEE
NEE
Zie voor het juiste gebruik van het systeem als de velgen/banden vervangen worden, de volgende tabel:
Handeling Aanwezigheid sensor Storingsmelding Wendt u tot de Fiat-dealer
–
Een wiel vervangen door het reservewiel
Wielen vervangen door winterbanden
Wielen vervangen door winterbanden
Wielen vervangen door andere met afwijkende
afmetingen (*)
Wielen omwisselen (voor/achter) (**)
(*) Velgmaten die als alternatief staan vermeld in het instructieboekje en die zijn gekozen uit het Fiat Lineaccessori-programma.
(**) Niet kruiselings (de banden moeten aan dezelfde zijde van de auto blijven).
Wendt u tot de Fiat-dealer
Het beschadigde wiel repareren
Wendt u tot de Fiat-dealer
–
Wendt u tot de Fiat-dealer
–
99
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)
De parkeersensoren leveren aan debestuurder informatie over de afstandtot een obstakel dat wordt genaderd tij-dens het achteruitrijden (uitvoeringenmet 4 sensoren achter) of het achteruit-en vooruitrijden (uitvoeringen met 4sensoren achter en 4 sensoren voor).
Dit parkeerhulpsysteem signaleertobstakels die zich buiten het gezichtsveldvan de bestuurder bevinden.
De informatie over de aanwezigheid vanen de afstand tot een obstakel wordt aande bestuurder doorgegeven door middelvan een akoestisch signaal, waarvan defrequentie afhankelijk is van de afstandtot het obstakel (als de afstand tot hetobstakel kleiner wordt, neemt de fre-quentie van het akoestische signaal toe).
SENSOREN
Het systeem maakt gebruik van 4 sen-soren in de voorbumper (indien aanwe-zig) fig. 105 en 4 sensoren in de achter-bumper fig. 106 om de afstand tot hetobstakel te meten.
Uitvoeringen met 4 sensoren
Bij de uitvoeringen met 4 sensoren ach-ter schakelt het systeem automatisch inals de achteruit wordt ingeschakeld.
Uitvoeringen met 8 sensoren
Bij de uitvoeringen met 4 sensoren ach-ter en 4 sensoren voor schakelt het sys-teem automatisch in als de achteruitwordt ingeschakeld of op de knop tfig. 107 wordt gedrukt.
fig. 105 F0Q0745m
fig. 106 F0Q0603m
fig. 107 F0Q0035m
Als u de achteruit uitschakelt, blijven desensoren voor en achter actief totdat desnelheid boven 15 km/h komt, om deparkeermanoeuvre volledig te kunnenuitvoeren.
Het systeem kan ook worden ingescha-keld door de knop t fig. 107 op hetcentrale schakelaarpaneel in te drukken:als het systeem is ingeschakeld, brandthet lampje op de knop.
De sensoren schakelen uit als u nog-maals op de knop t fig. 107 drukt ofals de snelheid boven 15 km/h komt: alshet systeem is uitgeschakeld, is hetlampje op de knop gedoofd.
Bij ingeschakelde sensoren worden,zodra een obstakel wordt waargeno-men, geluidssignalen uitgezonden doorde zoemers voor of achter. De frequen-tie daarvan neemt toe als de afstand tothet obstakel kleiner wordt.
100
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING AKOESTISCH
WAARSCHUWINGSSYSTEEM
De informatie over de aanwezigheid vanen de afstand tot het obstakel wordt aande bestuurder doorgegeven door middelvan geluidssignalen die afkomstig zijn uit dein het interieur geïnstalleerde zoemers:
❒ bij uitvoeringen met 4 sensoren ach-ter is er een zoemer bij het dash-board geplaatst. Deze zoemer waar-schuwt als er obstakels aan de achter-zijde van de auto worden waargeno-men;
❒ bij uitvoeringen met 8 sensoren (4voor en 4 achter) is er een zoemervoor geplaatst, die waarschuwt als erobstakels aan de voorzijde van de autoworden waargenomen en een zoemerachter, die waarschuwt als er obstakelsaan de achterzijde van de auto wordenwaargenomen. Hierdoor krijgt debestuurder ruimtelijke informatie waarde obstakels zich ongeveer bevinden(voor/achter).
Als de achteruit wordt ingeschakeld,klinkt er automatisch een onderbrokengeluidssignaal.
De frequentie van het geluidssignaal:
❒ neemt toe als de afstand tot hetobstakel kleiner wordt;
❒ klinkt ononderbroken als de afstandtot het obstakel minder is dan onge-veer 30 cm en stopt onmiddellijk alsde afstand tot het obstakel groterwordt;
Voor een juiste werking vanhet systeem mag er geen mod-der, vuil, sneeuw of ijs op desensoren zitten. Wees voor-
zichtig bij het reinigen van de sensorenom krassen of beschadigingen te voor-komen; gebruik geen droge, grove ofharde doek. De sensoren moeten wor-den gereinigd met schoon water, waar-aan eventueel autoshampoo is toege-voegd. In wastunnels waar gebruikwordt gemaakt van stoom of hogedruk-reiniging, moeten de sensoren kort wor-den gereinigd. Houd hierbij de straalpijpop meer dan 10 cm afstand.
Wendt u uitsluitend tot deFiat-dealer voor het opnieuwspuiten van de bumpers of heteventuele bijwerken van de lak
in de buurt van de sensoren. Als het bij-werken van de lak niet op de juistemanier wordt uitgevoerd, kan de wer-king van de parkeersensoren in gevaarworden gebracht.
❒ blijft constant als de gemeten afstandonveranderd blijft, terwijl, als dezesituatie zich voordoet bij de sensorenaan de zijkant, het signaal na 3 secon-den onderbroken wordt, om bijvoor-beeld signalen te voorkomen als ulangs een muur rijdt.
De verantwoordelijkheid tij-dens het parkeren en andere
gevaarlijke handelingen ligt altijd enoveral bij de bestuurder. Controleerals u de auto parkeert of zich geenpersonen (in het bijzonder kinderen)of dieren in de buurt van de autobevinden. De parkeersensoren moetenals een hulpmiddel voor de bestuurderbeschouwd worden. De bestuurdermoet tijdens eventueel gevaarlijkeparkeermanoeuvres altijd volledig zijnaandacht behouden, ook als demanoeuvres met lage snelheid wordenuitgevoerd.
ATTENTIE
Het signaal klinkt ononderbroken als deafstand tot het obstakel minder is dan 30cm. Afhankelijk van de plaats van hetobstakel (voor of achter) worden degeluidssignalen afgegeven door debetreffende zoemers (voor of achter).Het obstakel dat zich het dichtst bij deauto bevindt, wordt in ieder geval gesig-naleerd.
Het geluidssignaal stopt onmiddellijk alsde afstand tot het obstakel groterwordt. De weergave van de tonen blijftgelijk als de door de middelste sensorengemeten afstand gelijk blijft. Als dezesituatie optreedt bij de zij-sensoren, danwordt het signaal na 3 seconden onder-broken (om te voorkomen dat hetgeluid weergegeven blijft worden alslangs een muur wordt gereden).
101
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in de parkeersen-soren worden bij het inschakelen van deachteruit aangegeven door het brandenvan het lampje è op het instrumenten-paneel of het symbool t (op het dis-play verschijnt ook een bericht) (zie hethoofdstuk “Lampjes en berichten”).
ALGEMENE OPMERKINGEN
Controleer tijdens parkeermanoeuvresof zich geen obstakels boven of onder desensoren bevinden.
Obstakels die zich dicht bij de voor- ofachterkant van de auto bevinden, wor-den onder bepaalde omstandighedenniet door het systeem gesignaleerd enkunnen dus de auto beschadigen of zelfbeschadigd worden.
Hierna staan enkele omstandighedenvermeld die de prestaties van het par-keersysteem kunnen beïnvloeden:
❒ Een verminderde gevoeligheid van desensoren en een vermindering van deprestaties van het parkeerhulpsys-teem kunnen veroorzaakt wordendoor de aanwezigheid op de sensorenvan: ijs, sneeuw, modder, meerderelaklagen.
❒ De sensoren signaleren een nietbestaand object (“echo-storing”); ditwordt veroorzaakt door mechanischestoringen, bijvoorbeeld: wassen van deauto, regen (met veel wind) en hagel.
❒ De metingen van de sensoren kunnenbeïnvloed worden/zijn door ultrasonesystemen (bijv. luchtdrukremmen vanvrachtwagens of pneumatischehamers) die zich in de nabijheid bevin-den.
❒ De prestaties van het parkeerhulpsys-teem kunnen ook beïnvloed wordendoor de positie van de sensoren.Bijvoorbeeld als de stand van de autowordt gewijzigd (door slijtage vanschokdempers, wielophanging) ofdoor de banden te verwisselen, deauto te zwaar te beladen of door spe-ciale aanpassingen waardoor de autoverlaagd wordt.
❒ Obstakels aan de bovenzijde van deauto kunnen niet gesignaleerd wor-den omdat het systeem obstakels sig-naleert die de auto aan de onderzijdekunnen raken.
MEETBEREIK VAN DE SEN-SOREN
Met de sensoren kan het gebied achteren voor (uitvoeringen met 8 sensoren)de auto worden gecontroleerd.
Door hun plaats wordt ook de midden-en zijkant aan de voor- en achterzijdevan de auto bestreken.
Obstakels in het midden worden waar-genomen op een afstand die korter isdan ongeveer 0,9 m (voor) en 1,40 m(achter).
Obstakels aan de zijkant worden waar-genomen op een afstand die korter isdan 0,6 m.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordtautomatisch uitgeschakeld als de stekkervan de elektrische kabel van de aanhan-ger wordt aangesloten op de stekker-doos van de trekhaak.
De sensoren worden automatisch weeringeschakeld als u de aanhangerstekkerloskoppelt.
BELANGRIJK Als u de trekhaak perma-nent gemonteerd wilt houden als ergeen aanhanger wordt getrokken, wendtu dan tot de Fiat-dealer om het systeemaan te laten passen, omdat de trekhaakals obstakel kan worden waargenomendoor de sensoren in het midden.
102
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Tank bij auto’s met dieselmo-tor uitsluitend dieselbrandstofvoor motorvoertuigen die vol-doet aan de Europese specifi-
catie EN590. Het gebruik van andereproducten of mengsels kan de motoronherstelbaar beschadigen en het ver-vallen van de garantie tot gevolg heb-ben. Mocht u onverhoopt een andertype brandstof tanken, dan mag demotor niet worden gestart en moet debrandstoftank worden afgetapt. Ookals de motor slechts kort heeft gedraaid,moet naast de brandstoftank, ook allebrandstof uit het gehele brandstofcir-cuit worden afgetapt.
DIESELMOTOREN
Bij lage buitentemperaturen kan devloeibaarheid van de dieselbrandstofverminderen door de vorming van paraf-fine, waardoor het brandstofsysteemniet meer goed werkt.
Om dit probleem te voorkomen wordter, afhankelijk van het seizoen, diesel-brandstof geleverd die speciaal voor dezomer, voor de winter en voor zeer lagetemperaturen (bergachtige/koude gebie-den) is ontwikkeld.
Als dieselbrandstof wordt getankt dieniet toereikend is voor de gebruikstem-peratuur, raden wij aan de dieselbrand-stof te mengen met het vorstbeveili-gingsmiddel TUTELA DIESEL ART in deverhouding die in de gebruiksaanwijzingvan het middel is aangegeven. Doe eersthet middel in de tank en voeg daarna dedieselbrandstof toe.
Als de auto lange tijd wordt gebruikt/stilstaat in bergachtige/koude gebieden,is het raadzaam dieselbrandstof te tan-ken die ter plaatse beschikbaar is. In datgeval is het bovendien raadzaam eenhoeveelheid brandstof in de tank te hou-den die groter is dan 50% van de nuttigeinhoud.
TANKEN
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije benzine.
Om vergissingen te voorkomen is dediameter van de vulpijp van de tank klei-ner, zodat het vulpistool voor loodhou-dende benzine er niet in past.
Het octaangetal van de benzine moet tenminste 95 RON zijn.
BELANGRIJK Een beschadigde katalysa-tor laat schadelijke stoffen in het uitlaat-gas achter, waardoor het milieu wordtvervuild.
BELANGRIJK Tank met de auto nooit,niet in noodgevallen en ook niet eenklein beetje, loodhoudende benzine. Uzou de katalysator onherstelbaarbeschadigen.
TANKINHOUD
Om te zorgen dat de tank vollediggevuld wordt, moet u twee keer bijvul-len nadat het vulpistool voor de eerstekeer afslaat. Vul niet nog een keer bij omstoringen in het brandstofsysteem tevoorkomen.
103
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
TANKDOP fig. 108
Om te tanken moet u het klepje A ope-nen en vervolgens de dop B losdraaien:De tankdop is voorzien van een koordC dat aan het tankklepje vastzit, om ver-lies van de dop te voorkomen.
De tankdop B is voorzien van een slot.De tankdop kan worden bereikt doorhet tankklepje A te openen. Draai ver-volgens de contactsleutel in het slot vande dop linksom en draai de dop los.
Plaats tijdens het tanken de dop in deuitsparing op het klepje, zoals in defiguur is afgebeeld.
BELANGRIJK Omdat de tank herme-tisch is afgesloten, kan een kleine over-druk worden waargenomen. Het is daar-om normaal als u bij het losdraaien vande tankdop een sissend geluid hoort.
Draai na het tanken de dop rechtsomtotdat u een of meer klikken hoort;draai vervolgens de sleutel rechtsom,neem de sleutel uit het slot en sluit hettankklepje.fig. 108 F0Q0695m
Kom niet dicht bij de vul-opening met open vuur of
een brandende sigaret: brandge-vaar. Houd uw hoofd ook niet dicht-bij de vulopening om te voorkomendat u schadelijke dampen inademt.
ATTENTIE
BESCHERMING VANHET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor benzi-nemotoren zijn:
❒ driewegkatalysator (katalysator);
❒ lambdasondes;
❒ benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdenstestwerkzaamheden, met losgenomenbougiekabels draaien.
De emissiereductiesystemen voor die-selmotoren zijn:
❒ oxidatiekatalysator;
❒ uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR);
❒ lambdasonde;
❒ roetfilter (DPF) (indien aanwezig en inplaats van de lambdasonde).
104
VEILI
GHEID
STAR
TEN
ENRI
JDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING ROETFILTER DPF (Diesel
Particulate Filter) (indien aanwezig)
Het roetfilter (Diesel Particulate Filter)is een mechanisch filter in het uitlaatsys-teem dat de partikels in het uitlaatgasvan dieselmotoren opvangt.
Het roetfilter (Diesel Particulate Filter)vangt bijna de totale hoeveelheid roet-deeltjes op om te voldoen aan de huidige/toekomstige wettelijke normen.
Tijdens het normale gebruik van de autoregistreert de inspuitregeleenheid een aan-tal gegevens met betrekking tot hetgebruik (gebruiksduur, type traject, bereik-te temperatuur enz.) en berekent de hoe-veelheid verzameld roet in het filter.
Onder normale bedrijfsom-standigheden bereiken de
katalysator en het roetfilter (DPF)hoge temperaturen. Parkeer daar-om niet boven brandbare materia-len (gras, droge bladeren, dennen-naalden enz.): brandgevaar.
ATTENTIE
Verstopt roetfilter
Bij een storing brandt het waarschu-wingslampje h op het instrumen-tenpaneel en verschijnt er een berichtop het display (zie het hoofdstuk“Lampjes en berichten”).
Omdat het filter de roetdeeltjes verza-melt, moet het periodiek worden gere-genereerd (schoongemaakt) door deroetdeeltjes te verbranden. De regene-ratieprocedure wordt geregeld door deregeleenheid van de motor op basis vande hoeveelheid opgevangen roetdeeltjesen de bedrijfsomstandigheden van deauto.
Tijdens de regeneratie kan het volgendeworden waargenomen: een beperktetoerentalverhoging, inschakeling van deelektroventilateur, een beperkte toena-me van de rook uit de uitlaat en eenhogere temperatuur bij de uitlaat. Ditzijn geen storingen en deze situatie heeftgeen invloed op het milieu of het gedragvan de auto.
105
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
VEILIGHEIDSGORDELS .................................................... 106
SBR-SYSTEEM ........................................................................ 108
GORDELSPANNERS .......................................................... 109
KINDEREN VEILIG VERVOEREN ................................... 112
MONTAGEVOORBEREIDING VOOR ISOFIX-KINDERZITJE ........................................................ 117
FRONTAIRBAGS ................................................................. 120
ZIJ-AIRBAGS (Sidebag - Headbag) .................................. 123
VVVVEEEEIIIILLLLIIIIGGGGHHHHEEEEIIIIDDDD
106
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
Als de auto op een steile helling staat,kan de rolautomaat blokkeren; dit is eennormaal verschijnsel. Bovendien blok-keert de rolautomaat als u de gordelsnel uittrekt. Hij blokkeert ook bij hardremmen, botsingen en bij hoge snelhe-den in bochten.
De achterbank is voorzien van drie-punts-veiligheidsgordels met rolauto-maat voor de zijzitplaatsen en de mid-delste zitplaats.
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS
Ga goed rechtop zitten, steun tegen derugleuning en leg dan de gordel om.
Trek de gordel uit en maak de gordelvast door de gesp A-fig. 1 in de sluitingB te drukken, totdat hij hoorbaar blok-keert.
Als tijdens het uittrekken van de gordelde rolautomaat blokkeert, laat dan degordel een stukje teruglopen en trek degordel vervolgens weer geleidelijk uit.
Druk, om de gordel los te maken, op deknop C. Begeleid de gordel tijdens hetteruglopen om te voorkomen dat degordelband draait.
Via de rolautomaat wordt de lengte vande gordel automatisch aangepast aan hetpostuur van de drager, waarbij voldoen-de bewegingsruimte overblijft.
Druk tijdens het rijden nietop de knop C-fig. 1.
ATTENTIE
De veiligheidsgordels achter moetenworden omgelegd zoals is aangegeven inhet afgebeelde schema fig. 2.
fig. 1 F0Q0696m fig. 2 F0Q0267m
107
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
BELANGRIJK Als de rugleuning goed isvergrendeld, dan is de “rode band” B-fig. 3 naast de hendels A niet meerzichtbaar. Als de “rode band” zichtbaaris, is de rugleuning niet goed vergrendeld.
BELANGRIJK Bedenk dat achterpassa-giers die geen gordel dragen tijdens eenernstig ongeval, niet alleen zelf aangevaar worden blootgesteld maar ookgevaar opleveren voor de inzittendenvoor.
fig. 3 F0Q0683m
Controleer of de rugleuningaan beide zijden goed ver-
grendeld is (“rode band” B-fig. 3niet zichtbaar) om te voorkomendat in geval van bruusk remmen, derugleuning naar voren klapt en depassagiers verwondt.
ATTENTIE
BELANGRIJK Plaats de veiligheidsgor-dels op de juiste wijze terug als de ach-terbank weer in de normale gebruiks-stand wordt gezet, zodat ze altijd directklaar voor gebruik zijn.
HOOGTEVERSTELLING VAN DEVEILIGHEIDSGORDELS VOOR
De geleidebeugel kan in 4 standen wor-den gezet.
Druk om de hoogte in te stellen op deknop A-fig. 4 en schuif de beugel Bomhoog of omlaag.
De hoogte van de gordel moet altijdworden aangepast aan het postuur vande inzittende: zo wordt de kans op letselbij een ongeval verkleind.
De gordel is goed afgesteld als hij overde schouder halverwege tussen nek enuiteinde van de schouder ligt.
fig. 4 F0Q0697m
108
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
De veiligheidsgordelsmogen alleen worden ver-
steld als de auto stilstaat.
ATTENTIE
Controleer na het afstellenaltijd of de beugel vergren-
deld is in een van de vaste standen.Laat hiervoor de knop A-fig. 4 los en trek de gordel omlaag, zodat hetbevestigingspunt blokkeert, als ditnog niet heeft plaatsgevonden.
ATTENTIE
SBR-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-sys-teem (Seat Belt Reminder), dat bestaatuit een akoestisch waarschuwingssys-teem dat, samen met het knipperendelampje < op het instrumentenpaneel, debestuurder en de passagier voor waar-schuwt als de veiligheidsgordel niet isomgelegd.
Het akoestische signaal kan permanentdoor de Fiat-dealer worden uitgeschakeld.
Op uitvoeringen met een multifunctio-neel display kan het SBR-systeem uitslui-tend weer worden geactiveerd door deFiat-dealer.
Op uitvoeringen met instelbaar multi-functioneel display kan het SBR-systeemook weer worden geactiveerd via hetsetup-menu.
109
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
GORDELSPANNERS
Voor een nog effectievere beschermingzijn de veiligheidsgordels voor en achter(indien aanwezig) voorzien van gordel-spanners. Dit systeem trekt bij een hef-tige frontale en zijdelingse botsing degordel enige centimeters aan. Op dezewijze worden de inzittenden veel beterop hun plaats gehouden en wordt devoorwaartse beweging beperkt. Hetblokkeren van de veiligheidsgordel geeftaan dat de gordelspanner in werking isgeweest; de gordel wordt niet meeropgerold, ook niet als hij wordt begeleid.
BELANGRIJK Voor een maximalebescherming door de gordelspannermoet de veiligheidsgordel zo wordenomgelegd dat hij goed aansluit op borsten bekken.
Tijdens de werking van de gordelspan-ner kan er een beetje rook ontsnappen.Deze rook is niet schadelijk en duidt nietop brand.
TREKKRACHTBEGRENZERS
Om de bescherming van de inzittendenbij een ongeval te vergroten, zijn deoprolautomaten van de gordels voor enachter (indien aanwezig) voorzien vantrekkrachtbegrenzers die tijdens eenfrontale aanrijding de piekbelasting op deborst en schouders beperken.
De gordelspanner werktslechts eenmaal. Als de gor-
delspanners hebben gewerkt, moet uzich tot de Fiat-dealer wenden om zete laten vervangen. De geldigheid vanhet systeem staat vermeld op eenplaatje dat zich in het onderste dash-boardkastje bevindt: laat voor hetverstrijken van deze termijn het sys-teem door de Fiat-dealer vervangen.
ATTENTIE
Werkzaamheden waarbijstoten, sterke trillingen ofverhitting (maximaal 100°Cgedurende ten hoogste 6 uur)
optreden, kunnen de gordelspannersbeschadigen of activeren: bij dieomstandigheden horen niet trillingendie voortgebracht worden door eenslecht wegdek of door contacten metkleine obstakels zoals trottoirbanden.Wendt u altijd tot de Fiat-dealer.
De gordelspanner behoeft geen enkelonderhoud of smering. Elke veranderingvan de oorspronkelijke staat zal de doel-matigheid verminderen. Als de gordel-spanner door extreme natuurlijkeomstandigheden (bijv. overstromingen,vloedgolven) met water en modder incontact is geweest, dan moet de spannerworden vervangen.
BELANGRIJK Iedere gordel dient slechtster bescherming van een enkel persoon:gebruik de gordel niet voor een kind datbij een volwassene op schoot zit, waarbijde gordel beiden zou moeten bescher-men fig. 7. Plaats bovendien geen enkelvoorwerp tussen de gordel en hetlichaam van een inzittende.
fig. 5 F0Q0015m fig. 6 F0Q0038m
Voor maximale veiligheidmoet u de rugleuning recht-
op zetten, tegen de leuning aangaan zitten en de gordel goed latenaansluiten op borst en bekken.Draag altijd veiligheidsgordels zowelvoor als achter in de auto! Rijdenzonder veiligheidsgordels vergroothet risico op ernstig letsel of dodelij-ke afloop bij een ongeval.
ATTENTIE
fig. 7 F0Q0039m
110
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET GEBRUIK VAN VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder is verplicht zich te hou-den aan de wettelijke voorschriften metbetrekking tot het verplichte gebruik vande veiligheidsgordels (en de inzittendenerop attent te maken). Leg de veilig-heidsgordel altijd om voordat u vertrekt.
Ook vrouwen die in verwachting zijnmoeten een gordel dragen: ook voorhen (zowel voor de aanstaande moederals het kind) is de kans op letsel bij eenernstig ongeval kleiner als ze een gordeldragen. Uiteraard moeten zwangerevrouwen het onderste deel van de gor-del meer naar beneden omleggen, zodatde gordel over het bekken en onder debuik langs loopt (zoals in fig. 5 is aange-geven).
BELANGRIJK De gordelband mag nooitgedraaid zijn. Het diagonale gordelgedeel-te moet via het midden van de schouderschuin over de borst liggen. Het horizon-tale gordelgedeelte moet over het bekken(zoals aangegeven in fig. 6) en niet overde buik liggen. Gebruik geen voorwerpen(wasknijpers, klemmen enz.) die een goedaansluiten van de gordel op het lichaamverhinderen.
111
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
Het is streng verbodenonderdelen van de veilig-
heidsgordels of gordelspanners tedemonteren of open te maken.Werkzaamheden aan de veilig-heidsgordels en gordelspanners moe-ten worden uitgevoerd door gekwali-ficeerd personeel. Wendt u altijd totde Fiat-dealer.
ATTENTIE
Als de gordel aan een zwarebelasting wordt blootge-
steld (bijvoorbeeld tijdens een onge-val), dan moet de gordel samen metde verankeringen, bevestigingspun-ten en de gordelspanners wordenvervangen. Ook als de schade nietzichtbaar is, dan kan de gordel tochverzwakt zijn.
ATTENTIE
HOE U DE VEILIGHEIDSGOR-DELS IN OPTIMALE STAATHOUDT
Voor het juiste onderhoud van de veilig-heidsgordels moeten de volgende aan-wijzingen zorgvuldig worden opgevolgd:
❒ zorg dat de gordel goed uitgetrokkenen niet gedraaid is; controleer ook ofde oprolautomaat zonder haperingenwerkt;
❒ vervang de gordels na een ongeval,ook al zijn ze ogenschijnlijk nietbeschadigd. Vervang de gordels ookals de gordelspanners in werking zijngeweest;
❒ u kunt de gordels met de hand was-sen met water en een neutrale zeep.Spoel ze uit en laat ze in de schaduwdrogen. Gebruik geen bijtende, ble-kende of kleurende middelen.Vermijd het gebruik van alle chemi-sche producten die het weefsel van degordel kunnen aantasten;
❒ voorkom dat vocht in de oprolauto-maat komt: de werking van de oprol-automaten is alleen gegarandeerd, alsze niet nat zijn geweest;
❒ vervang de gordels bij tekenen vanslijtage of beschadigingen.
112
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
ZEER GEVAARLIJK Als hetabsoluut noodzakelijk is een
kind op de passagiersstoelvoor te vervoeren, in een kin-derzitje dat achterstevoren isgeplaatst, moeten de airbags
aan passagierszijde worden uitgescha-keld (frontairbag en zij-airbag voor debescherming van borstkas/bekken(sidebag), indien aanwezig) in hetsetup-menu. Controleer direct of deairbags daadwerkelijk zijn uitgescha-keld: het waarschuwingslampje “ ophet instrumentenpaneel moet continubranden. Bovendien moet de stoel zover mogelijk naar achteren zijngeschoven om te voorkomen dat hetkinderzitje eventueel in aanrakingkomt met het dashboard.
ATTENTIE
KINDEREN VEILIG VERVOEREN
Voor optimale bescherming bij eenongeval moeten alle inzittenden zittendreizen en beschermd worden doorgoedgekeurde veiligheidssystemen.
Dit geldt met name voor kinderen.
Dit is een wettelijk voorschrift volgensrichtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten vande Europese Unie.
Het hoofd van kleine kinderen is in ver-houding met de rest van het lichaam gro-ter en zwaarder dan dat van volwasse-nen, terwijl spieren en botstructuur nogniet volledig zijn ontwikkeld. Daarommoeten kleine kinderen door anderesystemen beschermd worden dan doorde veiligheidsgordels.
De resultaten van het onderzoek overde optimale bescherming van kleine kin-deren zijn opgenomen in de EuropeseECE/R44-voorschriften die wettelijk ver-plicht zijn. De systemen zijn onderver-deeld in vijf groepen:
Groep 0 gewicht tot aan 10 kg
Groep 0+ gewicht tot aan 13 kg
Groep 1 gewicht: 9-18 kg
Groep 2 gewicht: 15-25 kg
Groep 3 gewicht: 22-36 kg
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke over-lapping tussen de groepen; daarom zijner in de handel systemen verkrijgbaardie geschikt zijn voor verschillendegewichtsgroepen.
Alle systemen moeten zijn voorzien vande typegoedkeuring en van een goedvastgehecht plaatje met het controle-merk, dat absoluut niet mag worden ver-wijderd.
Kinderen met een lengte van meer dan1,50 m worden, met betrekking tot deveiligheidssystemen, gelijkgesteld metvolwassenen en moeten dan ook nor-maal de veiligheidsgordels omleggen.
In het Fiat Lineaccessori-programma zijnkinderzitjes opgenomen voor elkegewichtsgroep. Wij raden u deze kinder-zitjes aan omdat ze speciaal ontworpenen ontwikkeld zijn voor de Fiat-model-len.
Monteer absoluut geen kin-derzitje achterstevoren op
de passagiersstoel voor als de airbagaan passagierszijde is ingeschakeld.Als bij een ongeval de airbag in wer-king treedt (opblaast), kan dit ern-stig letsel en zelfs de dood tot gevolghebben, ongeacht de zwaarte vanhet ongeluk. Wij raden u aan kinde-ren altijd in een kinderzitje op dezitplaatsen achter te vervoeren,omdat die plaatsen bij een ongevalde meeste bescherming bieden.
ATTENTIE
113
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
GROEP 0 en 0+
Kinderen tot 13 kg moeten in zitjes wor-den vervoerd die achterstevoren zijngeplaatst, waardoor het achterhoofdwordt gesteund en bij plotseling rem-men de nek niet wordt belast.
Het wiegje moet op zijn plaats wordengehouden door de veiligheidsgordel vande auto, zoals in fig. 8 is aangegeven, enhet kind moet op zijn beurt wordenbeschermd door de gordels van hetwiegje zelf.
fig. 8 F0Q0429m fig. 9 F0Q0430m
De afbeeldingen dienenalleen ter illustratie van de
bevestiging. Houdt u voor de mon-tage van het kinderzitje aan deinstructies. De fabrikant is verplichtdeze instructies bij te leveren.
ATTENTIE
Er bestaan kinderzitjes diegeschikt zijn voor de
gewichtsgroepen 0 en 1 die uitge-rust zijn met een bevestigingspuntachter. Deze kinderzitjes hebbenzelf gordels om het kind te bescher-men. Vanwege het gewicht kan hetgevaarlijk zijn als ze verkeerd wor-den gemonteerd (bijvoorbeeld alseen kussen tussen het kinderzitje ende veiligheidsgordels van de autowordt geplaatst). Houdt u voor demontage strikt aan de bijgeleverdeinstructies.
ATTENTIE
GROEP 1
Kinderen met een gewicht tussen 9 en18 kg moeten worden vervoerd in kin-derzitjes met een kussen die naar vorenzijn gekeerd, waarbij de veiligheidsgordelvan de auto zowel het kinderzitje als hetkind op zijn plaats moet houden fig. 9.
114
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
GROEP 2
Kinderen met een gewicht tussen 15 en25 kg kunnen direct door de veiligheids-gordels van de auto worden beschermdfig. 10. Kinderen moeten zo in de kin-derzitjes worden geplaatst, dat het dia-gonale gordelgedeelte schuin over deborst en niet langs de nek ligt. Het hori-zontale gordelgedeelte moet over hetbekken en niet over de buik van het kindliggen.
GROEP 3
Bij kinderen met een gewicht tussen 22en 36 kg is de borstomvang van dienaard dat de kinderen gewoon tegen derugleuning kunnen steunen en niet meerin een kinderzitje hoeven te worden ver-voerd.
In fig. 11 wordt een voorbeeld gegevenvan de juiste positie van het kind op deachterbank.
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m kun-nen net zoals volwassenen de veilig-heidsgordels omleggen.
fig. 10 F0Q0431m fig. 11 F0Q0432m
De afbeeldingen dienenalleen ter illustratie van de
bevestiging. Houdt u voor de mon-tage van het kinderzitje aan deinstructies. De fabrikant is verplichtdeze instructies bij te leveren.
ATTENTIE
115
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE KINDERZITJES
De auto voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen inde auto. Zie de volgende tabel:
Legenda:
U = geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven “groepen”.
Groep Gewicht Passagier Passagier Passagier achtervoor achter in het midden
Groep 0, 0+ tot 13 kg U U U
Groep 1 9-18 kg U U U
Groep 2 15-25 kg U U U
Groep 3 22-36 kg U U U
116
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
Hieronder zijn de richtlijnen vooreen veilig vervoer van kinderenaangegeven, waaraan u zich dientte houden:
1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur opeen van de zitplaatsen achter omdatdeze plaatsen bij een ongeval de meestebescherming bieden.
2) Als de airbag aan passagierszijde bui-ten werking wordt gesteld, moet altijdgecontroleerd worden of het lampje “op het instrumentenpaneel continubrandt.
3) Houdt u bij de montage van het kin-derzitje strikt aan de instructies. Defabrikant is verplicht deze instructies bijte leveren. Bewaar de instructies samenmet het instructieboekje in de auto.Monteer geen gebruikte kinderzitjeswaarvan de gebruiksaanwijzingen ont-breken.
4) Controleer of de gordels goed zijnvastgemaakt door aan de gordelband tetrekken.
5) Ieder veiligheidssysteem is bedoeldvoor slechts één kind: vervoer nooittwee kinderen in een systeem.
6) Controleer altijd of de gordel nietlangs de nek van het kind loopt.
7) Zorg er tijdens de rit voor dat hetkind geen afwijkende houding aanneemtof de gordels losmaakt.
8) Vervoer kinderen nooit in uwarmen, ook geen pasgeboren kinderen.Niemand is sterk genoeg om ze bij eenongeval vast te houden.
9) Na een ongeval moet het zitje dooreen nieuw exemplaar worden vervangen.
Monteer absoluut geen kin-derzitje achterstevoren op
de passagiersstoel voor als de airbagaan passagierszijde is ingeschakeld.Als bij een ongeval de airbag in wer-king treedt (opblaast), kan dit ernstigletsel en zelfs de dood tot gevolg heb-ben, ongeacht de zwaarte van hetongeluk. Wij raden u aan kinderenaltijd in een geschikt kinderzitje op dezitplaatsen achter te vervoeren,omdat die plaatsen bij een ongeval demeeste bescherming bieden.
ATTENTIE
117
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
MONTAGEVOORBEREI-DING VOOR ISOFIX-KINDERZITJE
De auto is voorbereid op de montagevan “Isofix Universeel”-kinderzitjes; eennieuw gestandaardiseerd Europees sys-teem voor het vervoeren van kinderen.
Er kan ook een mengvorm wordengekozen, een traditioneel kinderzitje eneen Isofix-kinderzitje.
In fig. 12 is een voorbeeld gegeven vanhet kinderzitje.
Het Isofix Universeel-kinderzitje is ervoor drie gewichtsgroepen: 1.
Voor de andere groepen is er een speci-fiek Isofix-kinderzitje dat alleen kan wor-den gebruikt als het speciaal voor dezeauto is ontworpen, getest en goedge-keurd (zie de lijst met auto’s die bij hetkinderzitje geleverd wordt).
Vanwege het verschillende bevestigings-systeem, moet het kinderzitje aan dedaarvoor bestemde onderste metalenbeugels A-fig. 13 worden bevestigd.Deze bevinden zich tussen de rugleuningen zitting van de achterbank. Bevestigdaarna de bovenste gordel (bij het kin-derzitje geleverd) aan de beugel B-fig.14 aan de achterzijde van de rugleuningbij het kinderzitje.
Bedenk dat bij Isofix Universeel-kinder-zitjes, alle zitjes gebruikt kunnen wordendie goedgekeurd zijn volgens de ECER44/03-richtlijn “Isofix Universeel”.
fig. 13 F0Q0698m
fig. 12 F0Q0614m
118
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
In het Fiat Lineaccessori-programma iseen “Duo Plus” Isofix Universeel-kinder-zitje beschikbaar.
Zie voor meer informatie over de mon-tage en/of het gebruik van het kinderzit-je, de “Gebruiksaanwijzing” die bij hetkinderzitje wordt geleverd.
Monteer het kinderzitjealleen als de auto stilstaat.
Het kinderzitje is op de juiste wijzeaan de beugels bevestigd als u hethoort vergrendelen. Houdt u inieder geval aan de instructies voorde montage, de demontage en deplaatsing. De fabrikant van het kin-derzitje is verplicht deze instructiesbij te leveren.
ATTENTIE
fig. 14 F0Q0699m
119
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
IUFgeschikt voor Isofix-kinderzitjes uit de universele klasse (met een derde bevestigingspunt boven) die in de rijrichting bevestigdmoeten worden en goedgekeurd zijn voor het gebruik door die gewichtsgroep.
IL: geschikt voor Isofix-kinderzitjes, die speciaal ontworpen en goedgekeurd zijn voor dit type auto. Het kinderzitje kangemonteerd worden door de voorstoel naar voren te schuiven.
(*) Het Isofix-kinderzitje kan gemonteerd worden door de voorstoel in de hoogste stand te zetten.
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE ISOFIX UNIVERSEEL KINDER-ZITJES
In de volgende tabel worden, conform de Europese wetgeving ECE 16, de mogelijkheden weergegeven van de montage van deIsofix Universeel-kinderzitjes op de stoelen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.
Gewichtsgroep Richting Maat- Plaats Isofixkinderzitje indeling Isofix achter aan de zijkant
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep I tot 9tot 18 kg
Tegen de rijrichting in
Tegen de rijrichting in
Tegen de rijrichting in
Tegen de rijrichting in
Tegen de rijrichting in
Tegen de rijrichting in
In de rijrichting
In de rijrichting
In de rijrichting
E
E
D
C
D
C
B
B1
A
IL
IL
IL
IL (*)
IL
IL (*)
IUF
IUF
IUF
120
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
FRONTAIRBAGS
De auto is uitgerust met frontairbags,aan bestuurders- en passagierszijde, eneen knie-airbag aan bestuurderszijde(indien aanwezig).
De frontairbags (bestuurder en passa-gier) en de knie-airbag aan bestuurders-zijde (indien aanwezig) beschermen deinzittenden voor bij middelzware enzware frontale botsingen, door hetopblazen van een luchtkussen tussen deinzittende en het stuurwiel of het dash-board.
Als de airbags niet worden geactiveerdbij andere soorten botsingen (zijdelings,van achter, over de kop slaan enz), bete-kent dit niet dat het systeem niet goedfunctioneert.
Bij een frontale aanrijding zorgt de cen-trale regeleenheid ervoor, indien nodig,dat de kussens opblazen. De kussens bla-zen onmiddellijk op, waardoor hetlichaam van de inzittenden voor wordtopgevangen en de kans op letsel wordtbeperkt. Direct daarna lopen de kussensweer leeg.
De frontairbags (bestuurder en passa-gier) en de knie-airbag aan bestuurders-zijde (indien aanwezig) zijn geen vervan-ging voor de veiligheidsgordels, maareen aanvulling. Draag dus altijd veilig-heidsgordels. Bovendien is het dragenvan veiligheidsgordels wettelijk verplichtin Europa (en in de meeste landen daar-buiten).
Bij een ongeval kan een inzittende diegeen veiligheidsgordel heeft omgelegd, incontact komen met een airbag die nogniet volledig opgeblazen is. Hierdoorwordt de inzittende minder door de air-bag beschermd.
Plaats geen stickers ofandere objecten op het
stuurwiel, op het deksel van de air-bag aan passagierszijde of op de zij-kant van de hemelbekleding. Plaatsgeen voorwerpen op het dashboardaan passagierszijde, omdat deze hetcorrect openen van de airbag aanpassagierszijde kunnen hinderen ende inzittenden ernstig kunnen ver-wonden.
ATTENTIE
De frontairbags kunnen in de volgendegevallen niet worden geactiveerd:
❒ bij frontale botsingen, met een anderdeel van de auto dan het front, tegenmakkelijk vervormbare objecten (bijv.als het voorspatbord tegen de vang-rail komt);
❒ als de auto onder andere auto’s ofveiligheidsvoorzieningen schuift (bij-voorbeeld onder vrachtwagens of devangrail);
omdat geen enkele aanvullende bescher-ming wordt geboden op de veiligheids-gordels. Als de airbags in deze gevallenniet geactiveerd worden, betekent ditniet dat het systeem niet goed functio-neert.
121
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
FRONTAIRBAG AAN BESTUUR-DERSZIJDE fig. 15
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussendat in een daarvoor bestemde ruimte inhet midden van het stuurwiel isgeplaatst.
FRONTAIRBAG PASSAGIERS-ZIJDE fig. 16
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussenmet een groter volume dan dat aanbestuurderszijde. Het kussen is in eendaarvoor bestemde ruimte in het dash-board geplaatst.
De frontairbags aan bestuurders- en pas-sagierszijde zijn ontworpen voor eenoptimale bescherming van de inzittendenvoor met omgelegde veiligheidsgordels.
Als de airbags volledig opgeblazen zijn,vullen zij het grootste deel van de ruim-te tussen het stuurwiel en de bestuurderen het dashboard en de voorpassagier.
fig. 15 F0Q0624m fig. 16 F0Q0700m
ZEER GEVAARLIJK:Monteer absoluut geen kin-
derzitje achterstevoren opde passagiersstoel voor alsde airbag aan passagierszij-
de is ingeschakeld. Als bij een onge-val de airbag in werking treedt(opblaast), kan dit ernstig letsel enzelfs de dood tot gevolg hebben. Alser geen andere mogelijkheid is,moet in ieder geval de airbag aanpassagierszijde uitgeschakeld wor-den als het kinderzitje op de passa-giersstoel voor wordt geplaatst.Bovendien moet de stoel zo vermogelijk naar achteren zijn gescho-ven om te voorkomen dat het kin-derzitje eventueel in aanrakingkomt met het dashboard. Ook alshet niet wettelijk verplicht is, radenwij u aan, voor een optimalebescherming van de volwassenen, deairbag onmiddellijk weer in te scha-kelen zodra er geen kinderen meervervoerd worden.
ATTENTIE
Rijd altijd met beide handenop de stuurwielrand, zodat
bij het in werking treden van de air-bag, het kussen niet wordt gehinderddoor obstakels. Rijd niet met voor-over gebogen lichaam, maar ga goedrechtop zitten en steun tegen derugleuning.
ATTENTIE
122
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
FRONTAIRBAG EN SIDEBAG(indien aanwezig) AAN PASSAGIERSZIJDE HAND-MATIG UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kindop de passagiersstoel voor te vervoeren,dan moeten de frontairbag en de sidebag(indien aanwezig) aan passagierszijdeworden uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje “op het dash-board blijft continu branden totdat de air-bag aan passagierszijde opnieuw wordt in-geschakeld.
KNIE-AIRBAG AAN BESTUURDERSZIJDE fig. 17(indien aanwezig)
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussendat in een daarvoor bestemde ruimteonder het stuurwiel is geplaatst. Dezeairbag beschermt de onderste ledematenbij een frontale botsing.
fig. 17
AUTO
F0Q0702m
Raadpleeg voor het hand-matig uitschakelen van de
frontairbag en de sidebag (indienaanwezig) aan passagierszijde, deparagrafen “Multifunctioneel dis-play” en “Instelbaar multifunctio-neel display” in het hoofdstuk“Dashboard en bediening”.
ATTENTIE
123
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
ZIJ-AIRBAGS (Sidebag - Headbag)
De auto is uitgerust met zij-airbags voor(Side Bags voor) aan bestuurders- enpassagierszijde voor bescherming vanborst-bekken en headbags voor en ach-ter (Window Bags).
De zij-airbags beschermen de inzitten-den bij middelzware en zware zijdelingseaanrijdingen, door het opblazen van eenluchtkussen tussen de inzittende en deinterieurdelen aan de zijkant van deauto.
Als de zij-airbags niet worden geacti-veerd bij andere soorten botsingen(frontale aanrijdingen, botsingen van ach-ter, over de kop slaan enz), betekent ditniet dat het systeem niet goed functio-neert.
SIDEBAGS (indien aanwezig)
Deze bestaan uit twee verschillende,zich snel opblazende kussens in de rug-leuning van de voorstoelen fig. 18. Zehebben tot doel de borstkas en het bek-ken van de inzittenden te beschermen bijmiddelzware en zware zijdelingse aanrij-dingen.
fig. 18 F0Q0701m
Bij een zijdelingse aanrijding verwerkt decentrale regeleenheid de informatie vaneen vertragingssensor, en zorgt ervoor,indien nodig, dat het kussen opblaast. Dekussens blazen onmiddellijk op en vullende ruimte tussen het portier van de autoen het lichaam van de inzittenden voor.Direct daarna lopen de kussens weerleeg.
De zij-airbags zijn geen vervanging voorde veiligheidsgordels, maar een aanvul-ling. Draag dus altijd veiligheidsgordels.Bovendien is het dragen van veiligheids-gordels wettelijk verplicht in Europa (enin de meeste landen daarbuiten).
124
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
Steun niet met het hoofd,de armen of de ellebogen
tegen het portier, de ruiten of in hetgebied van de headbag om verwon-dingen tijdens het opblazen te voor-komen.
ATTENTIE
Steek nooit het hoofd, dearmen of ellebogen uit het
raam.
ATTENTIE
Daarom is het gebruik van de veilig-heidsgordels absoluut noodzakelijk,want de gordel houdt de inzittende bijeen zijdelingse botsing in de juiste posi-tie en voorkomt dat de inzittende uit deauto wordt geslingerd bij zware botsin-gen.
De zij-airbags voor (indien aanwezig) zijngeen vervanging voor de veiligheidsgor-dels, maar een aanvulling. Draag dusaltijd veiligheidsgordels, wat per definitiewettelijk verplicht is in Europa en in demeeste landen daarbuiten.
BELANGRIJK De inzittende wordt bijeen botsing optimaal door het systeembeschermd als hij/zij in de juiste positiein de stoel zit. Hierdoor kan de headbagop de juiste wijze worden opgeblazen.
BELANGRIJK De stoelen mogen nietmet water worden afgenomen of metstoom worden gereinigd (met de handof in een automatisch wasapparaat).
Bedek de rugleuning van devoorstoelen niet met hoe-
zen of kleden die niet zijn voorbe-reid op het gebruik met sidebags.
ATTENTIE
Haak geen harde voorwer-pen aan de kledinghaakjes
en aan de steunhandgrepen.
ATTENTIE
fig. 19 F0Q0703m
HEADBAGS(indien aanwezig) fig. 19
De headbag is een “gordijn”-systeem,dat zich aan de zijkant in de hemelbekle-ding bevindt en dat is afgedekt met eenafwerklijst. De headbags bieden bescher-ming aan het hoofd van de inzittendenvoor en achter tijdens een zijdelingsebotsing, dankzij het grote effectieveoppervlak van de kussens.
Bij lichte frontale aanrijdingen (waarbijde werking van de veiligheidsgordel vol-doende is) worden de airbags niet geac-tiveerd.
125
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
ALGEMENE OPMERKINGEN
1) De frontairbags en/of zij-airbags voor(indien aanwezig) kunnen ook wordengeactiveerd bij krachtige stoten aan deonderzijde van de carrosserie, bijvoor-beeld bij zware botsingen tegen drem-pels of stoepranden of obstakels op hetwegdek of als de auto terecht komt ingrote gaten of verzakkingen in het weg-dek.
2) Als de airbag in werking treedt, ont-snapt een beetje rook. Deze rook is nietschadelijk en duidt niet op brand; boven-dien kan het oppervlak van het opgebla-zen kussen en het interieur van de autobedekt zijn met een laagje poeder: ditpoeder kan de huid en de ogen irriteren.Als u hiermee in aanraking bent geko-men, moet u zich met neutrale zeep enwater wassen.
4) Het in werking treden van de gordel-spanners, de frontairbags en de zij-air-bags voor wordt door de elektronischeregeleenheid bepaald, afhankelijk van hettype ongeval. Als een van deze onderde-len niet in werking treedt, dan duidt datniet op een storing in het systeem.
3) Na een ongeval waarbij een of meer-dere veiligheidssystemen zijn geacti-veerd, dient u contact op te nemen metde Fiat-dealer om de geactiveerde syste-men te laten vervangen en de werkingvan het systeem te laten controleren.
Alle controlewerkzaamheden, reparatiesen de vervanging van de airbag moetendoor de Fiat-dealer worden uitgevoerd.
Aan het einde van de lange levensduurvan uw auto, moet u contact opnemenmet de Fiat-dealer om het systeem bui-ten werking te laten stellen, bovendienmoet bij verkoop van de auto de nieuweeigenaar op de hoogte gesteld wordenvan het gebruik en de instructies, enmoet hij het instructieboekje ontvangen.
126
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
Laat bij diefstal of eenpoging tot diefstal, bij
beschadiging of als de auto bij eenoverstroming onder water isgeweest, het airbagsysteem dooreen Fiat-dealer controleren.
ATTENTIE
Reis niet met voorwerpenop schoot of voor de borst
en houd vooral geen pijp, potloodenz in de mond. Bij een ongevalwaarbij de airbag in werking treedt,kan dit ernstig letsel veroorzaken.
ATTENTIE
De geldigheidsduur van depyrotechnische lading en die
van het spiraalmechanisme zijn ver-meld op het betreffende plaatje inhet onderste dashboardkastje. Nadeze periode moeten ze door deFiat-dealer worden vervangen.
ATTENTIEAls het lampje ¬ niet gaatbranden als u de contact-
sleutel in stand MAR draait of blijftbranden tijdens het rijden (op enke-le uitvoeringen verschijnt ook een be-richt op het display), dan is er moge-lijk een storing in de veiligheidssyste-men; in dat geval kunnen de airbagsof gordelspanners niet geactiveerdworden bij een ongeval of, in een zeerbeperkt aantal gevallen, niet op dejuiste wijze geactiveerd worden. Voor-dat u verder rijdt, dient u contact opte nemen met de Fiat-dealer om hetsysteem direct te laten controleren.
ATTENTIE
127
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
De frontairbag treedt in wer-king als de botsing zwaarder
is dan een botsing waarbij alleen degordelspanners worden geactiveerd.Bij aanrijdingen die tussen die tweedrempelwaarden in liggen, treden al-leen de gordelspanners in werking.
ATTENTIEAls u de contactsleutel instand MAR draait, gaat het
lampje “ (met ingeschakelde front-airbag aan passagierszijde) enige se-conden branden en vervolgens enigeseconden knipperen, om aan te gevendat de airbag aan passagierszijde bijeen ongeval wordt geactiveerd. Hier-na moet het lampje doven.
ATTENTIEBedenk dat als de contact-sleutel in stand MAR staat,
ook bij uitgezette motor de airbagsgeactiveerd kunnen worden als deauto wordt aangereden door eenandere auto. Daarom mogen, ookals de auto stilstaat, absoluut geenkinderen op de passagiersstoel voorworden geplaatst. Als de contact-sleutel echter in stand STOP staat,wordt bij een ongeval geen enkelbeveiligingssysteem (airbag of gor-delspanners) geactiveerd; als eensysteem niet in werking treedt, bete-kent dit niet dat het systeem nietgoed werkt.
ATTENTIE
128
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
De airbag is geen vervangingvoor de veiligheidsgordels,
maar een aanvulling. Omdat de frontairbags niet worden geactiveerdbij frontale botsingen bij lage snel-heid, bij zijdelingse aanrijdingen en alsde auto van achter wordt aangeredenof over de kop slaat, worden in dezegevallen de inzittenden uitsluitenddoor de veiligheidsgordels beschermd.De gordels moeten dus altijd gedra-gen worden.
ATTENTIE
129
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
MOTOR STARTEN ............................................................ 130
PARKEREN ............................................................................ 133
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK .................... 134
BRANDSTOFBESPARING ................................................ 135
TREKKEN VAN AANHANGERS .................................... 137
WINTERBANDEN .............................................................. 139
SNEEUWKETTINGEN ....................................................... 139
AUTO LANGERE TIJD STALLEN .................................. 140
SSSSTTTTAAAARRRRTTTTEEEENNNN EEEENNNN RRRRIIIIJJJJDDDDEEEENNNN
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektroni-sche startblokkering: zie bij startproble-men de paragraaf “Fiat CODE” in hethoofdstuk “Dashboard en bediening”.
Direct na het starten van de motor,vooral als de auto langere tijd niet isgebruikt, kan de motor iets meer geluidproduceren. Dit geluid, dat niet schade-lijk is voor de werking van de motor,wordt veroorzaakt door de hydraulischeklepstoters: het distributiesysteem opde benzinemotor van de auto, dat bij-draagt aan een vermindering van deonderhoudswerkzaamheden.
Het starten van de motor is gegaran-deerd tot een minimum temperatuurvan -18°C (voor Italië en Midden-Europa) en -20°C (voor Noord-Europa).
130
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒ trek de handrem aan;
❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒ trap het koppelingspedaal geheel in,zonder het gaspedaal in te trappen;
❒ draai de contactsleutel in stand AVVen laat de sleutel los zodra de motoris aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging nietaanslaat, moet u de sleutel terugdraaienin stand STOP voordat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MARhet controlelampje Y (of het symboolop het display) samen met het waar-schuwingslampje U blijft branden,raden wij u aan de sleutel in standSTOP te draaien en vervolgens weer instand MAR; als het lampje nog steedsblijft branden, probeer het dan met deandere geleverde sleutels.
Het verdient aanbeveling omgedurende de eerste kilome-ters niet de maximale presta-ties van uw auto te eisen
(bijv. snel accelereren, langdurig rij-den met hoge toerentallen, krachtigremmen enz.).
Het is zeer gevaarlijk om demotor in een afgesloten
ruimte te laten draaien. De motor ver-bruikt zuurstof en produceert koolmo-noxide en andere giftige stoffen.
ATTENTIE
Laat de start-/contactsleutelniet in stand MAR staan als demotor stilstaat, zodat de accuniet onnodig wordt ontladen.
Als de motor nog niet aanslaat, voer danzelf een noodstart uit (zie “Noodstart”in het hoofdstuk “Noodgevallen”) enwendt u tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleu-tel niet in stand MAR staan als de motoris uitgezet.
131
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒ trek de handrem aan;
❒ zet de versnellingspook in de vrij-stand;
❒ draai de contactsleutel in stand MAR:op het instrumentenpaneel gaan decontrolelampjes m en Y (of hetsymbool op het display) branden;
❒ wacht tot het lampje Y (of het sym-bool op het display) en het lampjem gedoofd zijn. Hoe warmer demotor, hoe sneller het lampje dooft;
❒ trap het koppelingspedaal geheel in,zonder het gaspedaal in te trappen;
❒ draai de contactsleutel in stand AVVdirect nadat het lampje m gedoofdis. Als u te lang wacht, zijn de voor-gloeibougies weer afgekoeld. Laat desleutel los zodra de motor is aange-slagen.
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleu-tel niet in stand MAR staan als de motorstilstaat.
Als het lampje m geduren-de 60 seconden gaat knippe-ren na het starten of tijdenseen langdurige startpoging,
dan duidt dat op een storing in hetvoorgloeisysteem. Als de motor aan-slaat, kunt u de auto op de gewonemanier gebruiken, maar wendt u zosnel mogelijk tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Bij een koude motor maghet gaspedaal niet worden ingetrapt als ude contactsleutel in stand AVV draait.
Als de motor bij de eerste poging nietaanslaat, moet u de sleutel terugdraaienin stand STOP voordat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MARhet lampje Y op het instrumentenpa-neel (of het symbool op het display) blijftbranden, raden wij u aan de sleutel instand STOP te draaien en vervolgensweer in stand MAR; als het lampje nogsteeds blijft branden, probeer het danmet de andere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt udan tot de Fiat-dealer.
132
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel in stand STOPterwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Het is beter om de motorna een zware rit even “op adem” telaten komen. Zet de motor niet onmid-dellijk uit, maar laat hem even stationairdraaien. Hierdoor kan de temperatuurin de motorruimte dalen.
Probeer auto’s nooit te star-ten door ze aan te duwen, teslepen of van een helling afte laten rijden. Op die wijze
kan er onverbrande brandstof in dekatalysator terechtkomen, waardoordeze onherstelbaar zal beschadigen.
Houd er rekening mee datde rem- en de stuurbe-
krachtiging niet werken zolang demotor niet is aangeslagen, waar-door meer kracht nodig is voor debediening van het rempedaal en hetstuur.
ATTENTIE
Gasgeven voordat u demotor uitzet heeft geenenkel nut, verspilt brandstofen is, vooral voor motoren
met turbocompressor, schadelijk.
MOTOR OPWARMEN NA HETSTARTEN (benzine en diesel)
Ga als volgt te werk:
❒ rijd rustig weg, laat de motor niet methoge toerentallen draaien en trap hetgaspedaal niet bruusk in;
❒ verlang de eerste kilometers geenmaximale prestaties. Wij raden u aante wachten tot de wijzernaald van dekoelv loeistoftemperatuurmeterbegint te bewegen.
NOODSTART
Als het lampje Y op het instrumenten-paneel (of het symbool op het display)constant blijft branden, wendt u dan totde Fiat-dealer.
133
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❒ zet de motor uit en trek de handremaan;
❒ schakel een versnelling in (de 1e alsde weg omhoog loopt, de achteruitals de weg omlaag loopt) en zet devoorwielen iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat,blokkeer de wielen dan met stenen ofwiggen. Laat de contactsleutel nooit instand MAR staan omdat hierdoor deaccu ontlaadt en neem bovendien desleutel altijd uit het contactslot als u deauto verlaat.
HANDREM
De handrem bevindt zich tussen de voor-stoelen.
Om de handrem in te schakelen, moet ude hendel omhoog trekken zodat de autoblokkeert.
Op een vlakke ondergrond hoort de autogeblokkeerd te zijn als de handrem vier ofvijf tanden is aangetrokken. Op sterkehellingen en bij een beladen auto moet dehandrem negen of tien tanden wordenaangetrokken.
BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laatdan de Fiat-dealer de handrem afstellen.
Bij auto’s die zijn uitgerust met een arm-steun voor, moet eerst deze armsteunomhoog worden geplaatst zodat de hand-rem ongehinderd bediend kan worden.
Als de handrem is aangetrokken en decontactsleutel in stand MAR staat, gaatop het instrumentenpaneel het waar-schuwingslampje x branden.
Handrem uitschakelen:
❒ trek de hendel iets omhoog en drukop de ontgrendelknop A-fig. 1;
❒ houd de knop A ingedrukt en en laatde hendel zakken. Het lampje x ophet instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachte bewegingen van deauto te voorkomen, moet bij het bedie-nen van de handrem het rempedaal wor-den ingetrapt.
fig. 1 F0Q0628m
Laat kinderen nooit alleenachter in de auto. Neem de
sleutels altijd uit het contactslot als ude auto verlaat en neem de sleutelsmee.
ATTENTIE
134
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen,moet u het koppelingspedaal geheelintrappen en vervolgens de versnellings-pook in de gewenste stand plaatsen (hetschakelschema staat op de knop van depook fig. 2 en fig. 3).
Voor het inschakelen van de 6e versnel-ling (uitvoeringen 1.416V, 1.4 T-JET en1.9 Multijet 16V) moet de pook naarrechts worden gedrukt om te voorko-men dat per ongeluk de 4e versnellingwordt ingeschakeld. Dit geldt ook voorhet schakelen van de 6e naar de 5e ver-snelling.
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bijeen stilstaande auto worden ingescha-keld. Wacht bij een draaiende motor eneen geheel ingetrapt koppelingspedaalminstens 2 seconden, voordat u de ach-teruit inschakelt. Hiermee wordt voor-komen dat de tandwielen beschadigen.
Om de achteruit R vanuit de vrijstand inte schakelen, moet de schuifring A-fig. 2of A-fig. 3 onder de knop omhoog wor-den getrokken en de pook naar rechtsen vervolgens naar achteren wordenverplaatst.
fig. 2 F0Q0734m fig. 3 F0Q0602m
Om op de juiste wijze teschakelen, moet u het kop-
pelingspedaal geheel intrappen.Daarom mag er niets onder hetpedaal liggen dat dit kan verhinde-ren: let erop dat eventuele vloer-matten niet zijn dubbelgevouwen enzo de slag van de pedalen beperken.
ATTENTIE Laat uw hand tijdens het rij-den niet op de pookknoprusten omdat door de uitge-oefende druk, ook als deze
licht is, de interne onderdelen van deversnellingsbak na verloop van tijdkunnen slijten.
135
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waar-door het brandstofverbruik zo laagmogelijk blijft en de uitstoot van schade-lijke uitlaatgassen zoveel mogelijkbeperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van deauto door de controles en registratiesdie in het “Onderhoudsschema” staanvermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste eenkeer per maand, de spanning van de ban-den: als de spanning te laag is, wordt deweerstand groter en neemt het verbruiktoe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagage-ruimte. Het gewicht van de auto (vooralin stadsverkeer) en de wieluitlijning heb-ben grote invloed op het brandstofver-bruik en de stabiliteit.
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als udeze niet meer gebruikt. Ze verminde-ren de aerodynamica van de auto, waar-door het brandstofverbruik toeneemt.Gebruik voor het vervoer van volumi-neuze voorwerpen bij voorkeur eenaanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties alleenals u ze nodig hebt. De achterruitver-warming, extra koplampen, de ruiten-wissers en de aanjager van het ventilatie-/ verwarmingssysteem vragen veelstroom, waardoor het brandstofver-bruik toeneemt (tot aan 25% in stads-verkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veelenergie, waardoor het brandstofver-bruik sterk toeneemt (tot gemiddeld20%): gebruik wanneer de buitentempe-ratuur het toelaat, bij voorkeur de func-ties van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurdeaerodynamische accessoires kan deaerodynamica negatief beïnvloeden,waardoor het brandstofverbruik zal toe-nemen.
136
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijktoe bij een hogere snelheid. Rijd daaromzoveel mogelijk met een gelijkmatigesnelheid, vermijd overbodig remmen enoptrekken. Dit kost brandstof en ver-hoogt de uitstoot van schadelijke uitlaat-gassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brand-stof en verhoogt de uitstoot van schade-lijke uitlaatgassen: het is beter geleidelijkop te trekken en het toerental waarbijhet maximum koppel wordt geleverd,niet te overschrijden.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud star-ten bereikt de motor niet de optimalebedrijfstemperatuur. Hierdoor neemtniet alleen het brandstofverbruik toe(van 15 tot aan 30% in stadsverkeer),maar ook de uitstoot van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie vanhet wegdek
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij file-rijden, waarbij overwegend lage versnel-lingen worden gebruikt, of in de stadwaar zich veel verkeerslichten bevinden,zal het brandstofverbruik aanzienlijkhoger zijn. Bochtige trajecten, bergwe-gen en een slecht wegdek verhogeneveneens het brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoor-wegovergangen), is het raadzaam demotor uit te zetten.
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat, nietwarmdraaien met stationair toerental enook niet met een hoog toerental: onderdeze omstandigheden warmt de motorveel langzamer op, terwijl het verbruiken de schadelijke uitlaatgasemissie toe-nemen. Het is beter om rustig weg te rij-den en geen hoge toerentallen te gebrui-ken: op deze manier warmt de motorsneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaatvoor een stoplicht of voordat u demotor afzet. Deze handeling heeft even-als het overschakelen met tussengas,geen enkel nut. Het kost brandstof enverhoogt de uitstoot van schadelijke uit-laatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg hettoelaten de hoogste versnelling. Hetinschakelen van een lage versnelling vooreen snelle acceleratie verhoogt hetbrandstofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een hogeversnelling neemt het verbruik en deschadelijke uitlaatgasemissie toe.Bovendien slijt de motor hierdoor sneller.
137
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
TREKKEN VAN AAN-HANGERSBELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens ofcaravans moet de auto uitgerust zijn meteen trekhaak van een goedgekeurd typeen een adequate elektrische installatie.De montage van de trekhaak moet doorgespecialiseerd personeel worden uitge-voerd. Ook moet documentatie wordenoverhandigd m.b.t. het rijden met eenaanhanger.Monteer zo nodig speciale en/of extraachteruitkijkspiegels, waarmee u voldoetaan de geldende verkeerswetgeving.Let er op dat het maximum klimvermo-gen van de auto door het gewicht vaneen aanhanger of caravan wordt beperkt.Ook de remweg wordt langer en u hebtlanger de tijd nodig om in te halen.Schakel een lage versnelling in tijdens hetafdalen om te voorkomen dat u constantmoet remmen.Het gewicht van de aanhanger dat op detrekhaak rust, moet worden afgetrokkenvan het laadvermogen van de auto. Om erzeker van te zijn dat u het maximum toe-laatbaar aanhangergewicht niet over-schrijdt, moet u er rekening mee houdendat het maximum betrekking heeft op hettotale gewicht van de aanhangwagen ofcaravan, inclusief accessoires en bagage.Houdt u aan de snelheidsbeperkingendie voor auto’s met aanhanger gelden. Umag in geen geval harder rijden dan 80km/h.
TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespecialiseerdpersoneel aan de carrosserie wordenbevestigd waarbij de richtlijnen die hiernazijn opgenomen, moeten worden aange-houden. Deze richtlijnen worden eventu-eel aangevuld door extra informatie vande fabrikant van de trekhaak. De te instal-leren trekhaak moet voldoen aan de hui-dige ECE-normen 94/20 en daarop vol-gende wijzigingen. Voor iedere uitvoe-ring moet een trekhaak worden gebruiktdie geschikt is voor het maximale aan-hangergewicht van de auto waarop detrekhaak wordt bevestigd.
BELANGRIJK Eventuele extra verbrui-kers naast de buitenverlichting (bijv.elektrisch bediende rem, elektrische lierenz.) mogen uitsluitend worden gebruiktbij draaiende motor.
Voor de elektrische aansluiting moeteen gestandaardiseerde stekkerverbin-ding worden gebruikt die kan wordenbevestigd op de daarvoor bestemdesteun op de trekhaak. Bovendien moetop de auto een regeleenheid voor debuitenverlichting van de aanhanger wor-den geïnstalleerd.
Voor de elektrische aansluiting moeteen 7- of 13-polige 12VDC stekkerver-binding (CUNA/UNI- en ISO/DIN-nor-men) worden gebruikt, waarbij eventu-ele aanwijzingen van de fabrikant van deauto en/of van fabrikant van de trekhaakmoeten worden opgevolgd.
Een eventueel elektrisch geregelde remof een ander systeem (lier enz.) moetrechtstreeks op de accu worden aange-
Het ABS waarmee de autois uitgerust, werkt niet op
het remsysteem van de aanhanger.Wees daarom extra voorzichtig opgladde wegen.
ATTENTIE
Voer in geen geval modifi-caties aan het remsysteem
van de auto uit. Het remsysteemvan de aanhanger moet geheelonafhankelijk van het hydraulischremsysteem van de auto wordenbediend.
ATTENTIE
sloten met een kabel met een diametervan minimaal 2,5 mm2.
BELANGRIJK De elektrisch geregelderem of lier kan alleen gebruikt wordenals de motor is ingeschakeld.
Naast de op het schema aangegeven aan-sluitingen, is slechts een aansluiting vooreen eventuele elektrisch geregelde remtoegestaan en een voor een 15W-gloei-lamp voor de binnenverlichting van decaravan. Gebruik voor de aansluitingende daarvoor bestemde regeleenheid meteen kabel met een diameter van mini-maal 2,5 mm2 vanaf de accu.
138
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
Montageschema fig. 4
De trekhaak moet op de punten aange-geven met Ø bevestigd worden met intotaal 2 M8-bouten, 4 M10-bouten en 2M12-bouten.
De trekhaak moet op de carrosseriegemonteerd worden zonder gaten in ofvervormingen van de achterbumper diezichtbaar zijn bij gedemonteerde trek-haak.
Na de montage van de trekhaak moetende boutgaten worden afgedicht om tevoorkomen dat uitlaatgassen in het inte-rieur kunnen dringen.
F0Q0011mfig. 4
Hart trekkogel 94/20 CE
Bestaande gaten
Bestaande bout
Bestaande bout
Bestaande gaten
Bestaand gat
Volb
elad
en
Ach
tera
s
139
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde maathebben als de standaard geleverde ban-den.
De Fiat-dealer kan u adviseren welkeband het meest geschikt is voor het doelwaarvoor u hem wilt gebruiken.
Houdt u voor de bandenmaat, de ban-denspanning en de winterbanden exactaan de aanwijzingen die staan aangege-ven in de paragraaf “Wielen” in hethoofdstuk “Technische gegevens”.
De specifieke eigenschappen van winter-banden verminderen aanzienlijk als deprofieldiepte minder is dan 4 mm. In datgeval is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen vanwinterbanden zijn de prestaties onderniet-winterse omstandigheden of wan-neer er lange afstanden op de snelwegworden gereden, minder dan die van destandaard gemonteerde banden. Beperkhet gebruik van winterbanden tot dieomstandigheden waarvoor ze zijn goed-gekeurd.
BELANGRIJK Als u winterbandengebruikt waarvan de maximum toegesta-ne snelheid lager is dan de topsnelheidvan de auto (met een marge van 5%), dandient u in het interieur van de auto eenvoor de bestuurder duidelijk zichtbaarwaarschuwingsplaatje te plaatsen met demaximum toegestane snelheid wanneermet die winterbanden wordt gereden(overeenkomstig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfdebanden (zelfde merk en profieldiepte)voor meer veiligheid tijdens het rijdenen remmen en voor een betere bestuur-baarheid.
Keer de draairichting van de banden nietom.
Bij winterbanden met deindicatie “Q” geldt een
maximum snelheid van 160 km/h; bijwinterbanden met de indicatie “T”geldt een maximum snelheid van190 km/h; bij winterbanden met deindicatie “H” geldt een maximumsnelheid van 210 km/h. Deze maxi-mum snelheden zijn in overeenstem-ming met de huidige wetgeving.
ATTENTIE
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen isafhankelijk van de voorschriften van hetland waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op devoorwielen gemonteerd worden (aange-dreven wielen).
Controleer na enkele tientallen metersrijden of de kettingen nog goed gespan-nen zijn. Gebruik dunne sneeuwkettin-gen: gebruik voor bandenmaat 195/65R15” en 205/55 R16” uitsluitend dunnesneeuwkettingen die maximaal 9 mmboven het profiel van de banden uitste-ken.
BELANGRIJK Op het noodreservewielkan geen sneeuwketting worden gemon-teerd. Als u een lekke voorband hebt,kunt u het noodreservewiel op de ach-teras plaatsen en het achterwiel op devooras.
Zo hebt u op de vooras twee normalewielen waarop u sneeuwkettingen kuntmonteren.
Beperk de snelheidals u sneeuwkettin-gen gebruikt; rijd niet
harder dan 50 km/h. Vermijdkuilen, stoepranden en andere obsta-kels en rijd, om de auto en het wegdekniet te beschadigen, geen lange stuk-ken op sneeuwvrije wegen.
140
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
AUTO LANGERE TIJDSTALLEN
Tref de volgende maatregelen als deauto enkele maanden niet wordtgebruikt:
❒ zet de auto in een overdekte, drogeen goed geventileerde ruimte;
❒ schakel een versnelling in;
❒ zorg ervoor dat de handrem is aange-trokken;
❒ maak de klem van de minpool van deaccu los;
❒ maak de gespoten plaatdelen schoonen behandel ze met een beschermen-de was;
❒ reinig en conserveer de glimmendemetalen delen met daarvoor geschiktemiddelen;
❒ smeer de wisserrubbers van de rui-tenwissers en achterruitwisser in mettalkpoeder en laat ze los van de ruitstaan;
BELANGRIJK Op banden met banden-maat 225/45 R17 91V en 225/40 R1892V kunnen geen sneeuwkettingen wor-den gemonteerd. Als u sneeuwkettingenmonteert, kunnen ze met de wielkuip inaanraking komen.
❒ zet de ruiten een klein stukje open;
❒ dek de auto af met een stoffen of eenademende kunststof hoes. Gebruikgeen dichte plastic hoes, omdat het inen op de auto aanwezige vocht danniet kan verdampen;
❒ breng de bandenspanning 0,5 bar bovende normaal voorgeschreven spanningen controleer deze regelmatig;
❒ tap het koelsysteem van de motorniet af.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerustmet een diefstalalarm, schakel dan hetalarm uit met de afstandsbediening.
141
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALGEMENE OPMERKINGEN .......................................... 142TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU................................ 142AANGETROKKEN HANDREM ....................................... 142VERSLETEN REMBLOKKEN.............................................. 142STORING AIRBAGSYSTEEM ............................................ 143AIRBAG PASSAGIERSZIJDE/ZIJ-AIRBAGS UITGESCHAKELD ..................................... 143NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDELS............... 144ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN 144TE LAGE MOTOROLIEDRUK.......................................... 144OLIEKWALITEIT ONVOLDOENDE .............................. 144MINIMUM MOTOROLIEPEIL .......................................... 145STORING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE”.................... 145INSCHAKELING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” .................. 145TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ............. 146NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN .......................... 146NIET GOED GESLOTEN BAGAGERUIMTE ................ 146NIET GOED GESLOTEN MOTORKAP......................... 146ALGEMENE STORINGSMELDING.................................. 147VERSTOPT ROETFILTER ................................................... 147BRANDSTOFRESERVE........................................................ 148STORING EOBD-/INSPUITSYSTEEM ............................. 148ESP-SYSTEEM......................................................................... 149STORING HILL HOLDER ................................................. 149VOORGLOEI-INSTALLATIE ............................................. 149
STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE......................... 149WATER IN BRANDSTOFFILTER .................................... 150STORING ABS ...................................................................... 150STORING EBD .................................................................... 150STORING FIAT CODE....................................................... 151STORING DIEFSTALALARM ............................................ 151INBRAAKPOGING .............................................................. 151TE LAGE BANDENSPANNING ...................................... 151CONTROLE BANDENSPANNING................................ 151BANDENSPANNING NIETAANGEPAST AAN SNELHEID......................................... 151DEFECTE BUITENVERLICHTING................................... 153DEFECTE REMLICHTEN.................................................... 153MISTACHTERLICHTEN ..................................................... 153MISTLAMPEN VOOR.......................................................... 153RICHTINGAANWIJZER LINKS........................................ 153RICHTINGAANWIJZER RECHTS ................................... 153BUITENVERLICHTING/DIMLICHTEN........................... 154FOLLOW ME HOME .......................................................... 154GROOTLICHT...................................................................... 154CRUISE-CONTROL............................................................. 154KANS OP GLADHEID ........................................................ 154BEPERKTE ACTIERADIUS ................................................ 154ASR-SYSTEEM ...................................................................... 154SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN .......................... 154INSCHAKELING SPORT-FUNCTIE ................................ 154
LLLLAAAAMMMMPPPPJJJJEEEESSSS EEEENNNN BBBBEEEERRRRIIIICCCCHHHHTTTTEEEENNNN
142
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
LAMPJES EN BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
Naast het branden van het lampje en/ofhet symbool op het display van het instrumentenpaneel, verschijnt er bijbepaalde uitvoeringen ook een specifiekbericht en/of klinkt er een akoestischsignaal. Deze meldingen zijn kort en uitvoorzorg en moeten als een aanvullingworden gezien en niet als alternatiefvoor de informatie in dit instructieboek-je. Wij raden u daarom aan dit instruc-tieboekje goed door te lezen. Houdt ubij een storing altijd aan de aanwij-zingen die in dit hoofdstuk beschre-ven worden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen dieop het display verschijnen, zijn onderver-deeld in twee categorieën: ernstige sto-ringen en minder ernstige storingen.
De ernstige storingen worden langdurig“cyclisch” herhaald.
De minder ernstige storingen wordengedurende een kortere tijd “cyclisch”herhaald.
U kunt de weergavecyclus van beide cate-gorieën onderbreken door op de knopMODE te drukken. Het lampje (of hetsymbool op het display) blijft branden tot-dat de storing is verholpen.
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de handremwordt aangetrokken.
Als de auto in beweging is, hoort u ookeen akoestisch signaal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens hetrijden gaat branden, controleer dan ofde handrem niet is aangetrokken.
TE LAAGREMVLOEISTOF-NIVEAU (rood)
AANGETROKKENHANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Na enke-le seconden moet het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het rem-vloeistofniveau in het reservoir onderhet minimum niveau is gedaald, bijvoor-beeld door lekkage in het remsysteem.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
VERSLETEN REMBLOKKEN(geel)
Het lampje (of het symbool op het dis-play) gaat branden als de remblokkenvoor versleten zijn; laat deze in dat gevalzo snel mogelijk vervangen.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
BELANGRIJK Omdat de auto is uitge-rust met een slijtage-indicator op deremblokken voor, moet u, als deze rem-blokken worden vervangen, ook de rem-blokken achter laten controleren.
x
Als het lampje x tijdenshet rijden gaat branden (op
het display verschijnt ook eenbericht), stop dan onmiddellijk enwendt u tot de Fiat-dealer.
ATTENTIE
d
AIRBAG PASSAGIERS-ZIJDE/ZIJ-AIRBAGSUITGESCHAKELD (geel)
Het lampje “ gaat branden als de front-airbag en sidebag (indien aanwezig) aanpassagierszijde worden uitgeschakeld.Als u bij ingeschakelde airbags aan passa-gierszijde de contactsleutel in standMAR draait, gaat het lampje “ onge-veer 4 seconden branden en vervolgens4 seconden knipperen. Hierna moet hetlampje doven.
143
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
STORING AIRBAG-SYSTEEM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Naenkele seconden moet het lampjedoven.
Het lampje gaat constant branden bij eenstoring in het airbagsysteem.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
¬
Als het lampje ¬ niet gaatbranden als u de contact-
sleutel in stand MAR draait of blijftbranden tijdens het rijden (er ver-schijnt ook een bericht op het dis-play), dan is er mogelijk een storingin de veiligheidssystemen; in datgeval kunnen de airbags of gordel-spanners niet geactiveerd worden bijeen ongeval of, in een zeer beperktaantal gevallen, niet op de juistewijze geactiveerd worden. Voordat uverder rijdt, dient u contact op tenemen met de Fiat-dealer om hetsysteem direct te laten controleren.
ATTENTIE
Een defect lampje ¬ wordtweergegeven doordat het
lampje voor de uitgeschakelde frontairbag aan passagierszijde “langer dan de normale 4 secondenknippert. Daarnaast kunnen de air-bags aan passagierszijde (front-airbag en zij-airbag) automatischworden uitgeschakeld. In dit gevalkan het lampje ¬ geen storingen inde airbag-/gordelspannersystemenaangeven. Voordat u verder rijdt,dient u contact op te nemen met deFiat-dealer om het systeem direct telaten controleren.
ATTENTIE
“
Een defect lampje “ wordtaangegeven door het bran-
den van het lampje ¬. Bovendienkunnen de airbags aan passagiers-zijde (frontairbag en zij-airbag)automatisch worden uitgeschakeld.Voordat u verder rijdt, dient u con-tact op te nemen met de Fiat-dealerom het systeem direct te laten con-troleren.
ATTENTIE
144
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NIET OMGELEGDE VEI-LIGHEIDSGORDELS(rood)
Het lampje gaat continu bran-den als bij stilstaande auto de veiligheids-gordel aan bestuurderszijde niet goed isomgelegd. Als de auto rijdt en de veilig-heidsgordels voor zijn niet goed omge-legd, dan gaat het lampje knipperen enklinkt tegelijkertijd een akoestisch sig-naal (zoemer).
Het akoestische signaal (zoemer) vanhet SBR-systeem (Seat Belt Reminder)kan permanent worden uitgeschakelddoor de Fiat-dealer.
Het systeem kan weer worden ingescha-keld via het Setup-menu.
ACCU WORDT NIETVOLDOENDE OPGELADEN (rood)
Als u de contactsleutel in standMAR draait, gaat het lampje (indien aan-wezig) branden. Het moet doven nadatde motor is gestart (als de motor statio-nair draait, kan het voorkomen dat hetlampje iets later dooft).
Als het lampje (of het symbool op hetdisplay) blijft branden of knipperen,wendt u dan onmiddellijk tot de Fiat-dealer.
TE LAGE MOTOROLIE-DRUK (rood)OLIEKWALITEITONVOLDOENDE
(rood) (Multijet-uitvoeringen met DPF)
Te lage motoroliedruk
Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Hetmoet doven nadat de motor is gestart.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
< w v
Als het lampje v tijdenshet rijden gaat branden (ophet display verschijnt ookeen bericht), zet dan onmid-
dellijk de motor uit en wendt u tot deFiat-dealer.
145
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
Oliekwaliteit onvoldoende (Multijet-uitvoeringen met DPF)
Het lampje gaat branden als het systeemmotorolie van onvoldoende kwaliteitconstateert.
Na de eerste constatering zal iederekeer bij het starten van de motor hetlampje v 1 minuut knipperen endaarna iedere 2 uur, totdat de olie isververst.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
Als het lampje v knip-pert, wendt u dan onmiddel-lijk tot de Fiat-dealer voor deverversing van de motorolie
en het uitschakelen van hetbetreffende lampje op het instrumen-tenpaneel.
MINIMUM MOTOR-OLIEPEIL (rood)
Als u de contactsleutel instand MAR draait, gaat het
lampje (indien aanwezig) branden. Naenkele seconden moet het lampjedoven.
Het lampje (of het symbool op het dis-play) gaat branden als het motoroliepeilonder de minimum vastgestelde waardeis gedaald. Herstel in dit geval het juistemotoroliepeil (zie “Niveaus controle-ren” in het hoofdstuk “Onderhoud enzorg”).
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
kSTORING ELEKTRI-SCHE STUURBE-KRACHTIGING “DUAL-
DRIVE” (rood)
Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Naenkele seconden moet het lampjedoven.
Als het lampje (of het symbool op hetdisplay) blijft branden, werkt de elektri-sche stuurbekrachtiging niet meer en ismeer kracht nodig voor het draaien vanhet stuur. Wendt u in dit geval tot deFiat-dealer. Op het display verschijnt debijbehorende melding.
g
INSCHAKELINGELEKTRISCHESTUURBEKRACHTIG-ING “DUALDRIVE” (groen lampje of sym-bool op het display)
Het lampje (of het opschrift CITY op hetdisplay) gaat branden als de elektrischestuurbekrachtiging “Dualdrive” wordtingeschakeld door het indrukken van debetreffende bedieningsknop. Alsopnieuw op de knop wordt gedrukt,dooft het opschrift CITY.
CITY
146
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TE HOGE KOELVLOEI-STOFTEMPERATUUR(rood)
Als u de contactsleutel in standMAR draait, gaat het lampje branden.Na enkele seconden moet het lampjedoven.
Het lampje gaat branden als de motor tewarm is.
Als het lampje gaat branden, moeten devolgende maatregelen worden genomen:
❒ bij normale rij-omstandigheden:stop de auto, zet de motor uit encontroleer of het niveau van de koel-vloeistof in het reservoir niet onderhet MIN-merkteken staat. Als dit welhet geval is, wacht dan enkele minu-ten zodat de motor kan afkoelen,open vervolgens langzaam en voor-zichtig de dop, vul koelvloeistof bij encontroleer of de koelvloeistof tussenhet MIN- en MAX-merkteken ophet reservoir staat. Controleer ookof er geen vloeistof weglekt. Als bijhet starten van de motor het lampjeopnieuw gaat branden, wendt u dantot de Fiat-dealer.
❒ Als de auto onder zware bedrijfs-omstandigheden wordt gebruikt(bijvoorbeeld het trekken van eenaanhanger bergopwaarts of met vol-beladen auto): verlaag de snelheid enbreng, als het lampje blijft branden, deauto tot stilstand. Wacht 2 tot 3minuten met draaiende motor en geefiets gas voor een snellere circulatievan de koelvloeistof. Zet vervolgensde motor uit. Controleer het vloei-stofniveau zoals hiervoor beschreven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstan-digheden is het raadzaam de motorenkele minuten te laten draaien met ietsingetrapt gaspedaal voordat u de motoruitzet.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
çNIET GOED GESLOTENPORTIEREN (rood)
Het lampje (of het symboolop het display) gaat branden als
een of meer portieren niet goed geslo-ten zijn.
Als de auto in beweging is met geopendeportieren, dan klinkt er een akoestisch sig-naal.
´
NIET GOED GESLO-TEN BAGAGERUIMTE
Het symbool (indien aanwe-zig) gaat op het display branden
als de bagageruimte niet goed geslotenis.
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje´ branden.
R
NIET GOED GESLO-TEN MOTORKAP
Het symbool (indien aanwezig)gaat op het display branden als demotorkap niet goed gesloten is.
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje´ branden.
S
147
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALGEMENE STORINGS-MELDING (geel)
Brandstofnoodschakelaar
Het lampje (of het symbool op het dis-play) gaat branden als de brandstofnood-schakelaar inschakelt.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje (of het symbool op het dis-play) gaat branden bij een storing in demotoroliedruksensor.
Storing schemersensor
Het lampje (of het symbool op het dis-play) gaat branden bij een storing in deschemersensor.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
Snelheidslimiet overschreden (alleen voor Arabische landen)
Het lampje (geel) of het symbool op hetdisplay (rood) gaat branden als de snel-heid van 120 km/h wordt overschreden.
èVERSTOPT ROET-FILTER (geel)(Multijet-uitvoeringen)
Als u de contactsleutel in standMAR draait, gaat het lampje branden.Na enkele seconden moet het lampjedoven.
Het lampje gaat branden als het roetfil-ter verstopt is en de rijomstandighedenverhinderen dat de regeneratieprocedureautomatisch wordt uitgevoerd.
Voor de regeneratieprocedure en ver-volgens het reinigen van het filter radenwij u aan te blijven rijden, totdat deweergave van het lampje verdwijnt.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
h
Storing regensensor
Het lampje (of het symbool op het dis-play) gaat branden bij een storing in deregensensor.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
Storing parkeersensoren (indien aanwezig)
Het lampje (of het symbool op het dis-play) gaat branden bij een storing in deparkeersensoren.
Storing bandenspanning-controlesysteem (indien aanwezig)
Het lampje (of het symbool op het dis-play) gaat branden als er een storing is inhet controlesysteem voor de banden-spanning TPMS (indien aanwezig).
Als er een of meer wielen zonder sensorgemonteerd zijn, gaat het lampje op hetinstrumentenpaneel branden totdat deoorspronkelijke situatie weer is her-steld.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
OPMERKING Als een van bovenstaandestoringen worden geconstateerd, wendtu dan zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
148
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
RESERVEBRANDSTOF (geel)
Als u de contactsleutel instand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele secondenmoet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als er nog 8 tot10 liter brandstof aanwezig is.
BELANGRIJK Als het waarschuwings-lampje knippert, dan is er een storing inhet systeem. Wendt u in dit geval tot deFiat-dealer om het systeem te laten con-troleren.
çSTORING EOBD-/ INSPUITSYSTEEM(geel)
Als u onder normale omstandig-heden de contactsleutel in stand MARdraait, dan gaat het lampje branden. Hetlampje moet uitgaan als de motor isgestart.
Als het lampje blijft branden of tijdenshet rijden gaat branden, dan werkt hetinspuitsysteem niet optimaal; als hetlampje constant brandt, dan duidt dit opeen storing in het ontstekings-/inspuit-systeem; dit kan tot gevolg hebben dat deschadelijke uitlaatgasemissie toeneemt,de prestaties verminderen, de autoslechter gaat rijden en het brandstofver-bruik toeneemt.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
U kunt onder deze omstandighedendoorrijden zonder te veel van de motorte eisen of met hoge snelheid te rijden.Als lang met een brandend waarschu-wingslampje wordt doorgereden, kun-nen beschadigingen ontstaan. Wendt uzo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
Het lampje dooft als de storing ver-dwijnt. De storing wordt door het sys-teem in het geheugen opgeslagen.
U
Als u de contactsleutel instand MAR draait en hetlampje U gaat niet brandenof het gaat branden of knip-
peren tijdens het rijden (op enkeleuitvoeringen verschijnt ook eenbericht op het display), wendt u danzo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.De werking van het lampje U kanworden gecontroleerd met behulpvan speciale apparatuur van de ver-keerspolitie. Houdt u aan de wetge-ving van het land waarin u rijdt.
Alleen voor benzinemotoren
Een knipperend lampje duidt op eenmogelijke beschadiging van de katalysa-tor
Als het lampje knippert, moet het gaspe-daal worden losgelaten zodat de motormet lage toerentallen draait en het lamp-je niet meer knippert; u kunt met matigesnelheid doorrijden waarbij rij-omstan-digheden moeten worden vermeden diekunnen leiden tot het opnieuw gaanknipperen van het lampje. Wendt u zosnel mogelijk tot de Fiat-dealer.
STORING HILL HOLDER (geel)
Als het symbool * gaat bran-den, dan is er een storing in hetHill Holder-systeem. Wendt uin dat geval zo snel mogelijk tot
de Fiat-dealer.
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje ábranden.
Op het display verschijnt de bijbehorendemelding.
149
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
STORING ESP (geel)
Als u de contactsleutel instand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele secondenmoet het lampje doven.
Als het lampje niet dooft of tijdens hetrijden blijft branden en het lampje op deknop ASR gaat branden, wendt u dan totde Fiat-dealer.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-behorende melding op het display.
Als het lampje knippert tijdens het rij-den, dan geeft dit aan dat het ESP in wer-king is getreden.
á áVOORGLOEI-INSTALLATIE (Multijet-uitvoeringen (geel)
STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE(Multijet-uitvoeringen) (geel)
Voorgloeibougies
Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Hetlampje dooft als de voorgloeibougies devooraf ingestelde temperatuur hebbenbereikt. Start de motor zodra het lamp-je gedoofd is.
BELANGRIJK Bij een hoge buitentempe-ratuur kan het lampje zeer kort branden.
Storing in voorgloei-installatie
Het lampje gaat knipperen als er eenstoring is in de voorgloei-installatie.Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
m
*
150
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
WATER IN BRAND-STOFFILTER AANWE-ZIG (Multijet-
uitvoeringen) (geel)
Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Naenkele seconden moet het lampjedoven.
Het lampje gaat branden als er water inhet dieselfilter zit.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
c
Water in het brandstofsys-teem kan het inspuitsysteemernstig beschadigen en de mo-tor kan onregelmatig gaan
draaien. Als het lampje c gaat bran-den (er verschijnt ook een bericht ophet display), wendt u dan zo snel mo-gelijk tot de Fiat-dealer om de condenste laten aftappen. Als het lampje directna het tanken gaat branden, bestaatde mogelijkheid dat er tijdens het tan-ken water in de brandstoftank is geko-men: zet in dat geval onmiddellijk demotor uit en wendt u tot de Fiat-dealer.
STORING EBD(rood) (geel)
Als bij een draaiende motor tegelijkertijdde waarschuwingslampjes x en >gaan branden, dan is er een storing inhet EBD-systeem of is het systeem nietbeschikbaar; in dat geval kunnen bijkrachtig remmen de achterwielen vroeg-tijdig blokkeren waardoor de auto kangaan slippen.
Rijd direct zeer voorzichtig naar dedichtstbijzijnde Fiat-dealer om het sys-teem te laten controleren.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
STORING ABS (geel)
Als u de contactsleutel instand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkeleseconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als het systeemdefect of niet beschikbaar is. In dat gevalblijft het remsysteem normaal werken,maar zonder de mogelijkheden van hetABS.
Rijd voorzichtig verder en wendt u zosnel mogelijk tot de Fiat-dealer.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
> x >
151
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
STORING FIAT CODE(geel)
STORING DIEFSTAL-ALARM(indien aanwezig) (geel)
INBRAAKPOGING (geel)
Storing Fiat Code
Als u de contactsleutel in stand MARzet, dan gaat het lampje één keer knip-peren en dooft vervolgens.
Als het lampje (of het symbool op hetdisplay), met de contactsleutel in standMAR, constant gaat branden, dan duidtdit op een mogelijke storing (zie “FiatCODE” in het hoofdstuk “Dashboard enbediening”).
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
BELANGRIJK Als de lampjes U en Y(of het symbool op het display) tegelijkbranden, dan is er een storing in de FiatCode.
YAls bij een draaiende motor het lampjeY (of het symbool op het display) knip-pert, dan wordt de auto niet beveiligddoor het systeem (zie de paragraaf “FiatCode” in het hoofdstuk “Dashboard enbediening”).
Wendt u tot de Fiat-dealer om alle sleu-tels in het geheugen te laten opslaan.
Storing diefstalalarm (indien aan-wezig)
Als het lampje (of het symbool op hetdisplay) gaat branden, dan is er een sto-ring in het diefstalalarm. Wendt u zosnel mogelijk tot de Fiat-dealer.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
Inbraakpoging
Het lampje (of het symbool op het dis-play) gaat branden als er een inbraakpo-ging is geconstateerd. Wendt u zo snelmogelijk tot de Fiat-dealer.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
TE LAGE BANDEN-SPANNING (indien aanwezig) (geel-rood)
CONTROLE BANDENSPANNING (indien aanwezig) (geel)
BANDENSPANNINGNIET AANGEPASTAAN SNELHEID (indien aanwezig) (geel)
Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje (indien aanwezig)branden. Na enkele seconden moet hetlampje doven.
Te lage bandenspanning
Het lampje (geel) of het symbool op hetdisplay (rood) gaat branden als de span-ning van een of meer banden onder eenbepaalde drempelwaarde komt.
Op deze manier waarschuwt het TPMS-systeem de bestuurder op het mogelijkleeglopen van de band(en) en dus op eenmogelijke lekke band.
n
152
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
BELANGRIJK Rijd niet verder met eenof meerdere zachte banden omdat derijveiligheid van de auto in gevaar kanworden gebracht. Stop de auto zonderbruusk te remmen en vermijd heftigestuurbewegingen. Vervang het wiel doorhet noodreservewiel (indien aanwezig)of repareer de band met de daarvoorbestemde reparatieset (zie de paragraaf“Wiel verwisselen” in het hoofdstuk“Noodgevallen) en wendt u zo snelmogelijk tot de Fiat-dealer.
Controle bandenspanning
Het lampje op het instrumentenpaneel(of het symbool op het display) gaatbranden om een te zachte band aan tegeven.
Als er twee of meer banden te zacht zijn,dan wordt achtereenvolgens iedereband apart aangegeven.In dit geval raden wij u aan om zo snelmogelijk de juiste bandenspanning teherstellen (zie de paragraaf“Bandenspanning in koude toestand” inhet hoofdstuk “Technische gegevens”).
Bandenspanning niet aangepastaan snelheid
Wanneer constant harder dan 160 km/hwordt gereden, moet de bandenspan-ning verhoogd worden overeenkomstigde waarde die aangegeven is in de para-graaf “Bandenspanning”.
Als het TPMS-systeem (indien aanwezig)signaleert dat de spanning van een ofmeer banden niet is aangepast aan desnelheid van de auto, gaat het lampjebranden (op het display verschijnt ookeen bericht) (zie de paragraaf “Te lagebandenspanning” in dit hoofdstuk) enblijft branden, totdat de snelheid van deauto weer onder de drempelwaardekomt.
BELANGRIJK Verlaag in dat gevalonmiddellijk de snelheid, omdat door tewarme banden de prestaties en delevensduur van de banden in gevaar kun-nen worden gebracht, en zelfs, in eenbeperkt aantal gevallen, tot een klapbandkunnen leiden.
Sterke straling op eenradiofrequentie kunnen het
TPMS-systeem ontregelen. Ditwordt aan de bestuurder aangege-ven door middel van een bericht(indien van toepassing).Deze melding verdwijnt automa-tisch zodra de storing het systeemniet meer ontregelt.
ATTENTIE
DEFECTE REMLICHTEN(geel)
Het symbool op het displaygaat branden bij een storing in
de remlichten.
De storing kan betreffen: doorbrandenvan een of meer lampen, doorbrandenvan de bijbehorende zekering of eenonderbreking in de elektrische verbin-ding.
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje Wbranden.
153
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
DEFECTE BUITENVERLICHTING(geel)
Het lampje (of het symbool ophet display) gaat branden bij een storing inde volgende verlichting:
❒ buitenverlichting
❒ remlichten of bijbehorende zekering(zie hetgeen beschreven is voor hetsymbool T).
❒ mistachterlichten
❒ richtingaanwijzers
❒ kentekenplaatverlichting.
De storing kan betreffen: doorbrandenvan een of meer lampen, doorbrandenvan de bijbehorende zekering of eenonderbreking in de elektrische verbin-ding.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
W
MISTACHTERLICHTEN(geel)
Het lampje gaat branden alsde mistachterlichten worden
ingeschakeld.
4
MISTLAMPEN VOOR(groen)
Het lampje gaat branden alsde mistlampen voor worden
ingeschakeld.
5
RICHTINGAANWIJZERLINKS (groen - knipperend)
Het lampje gaat branden als derichtingaanwijzerhendel omlaag wordtgezet of, tegelijkertijd met het lampjevan de rechter richtingaanwijzer, als dedrukknop voor de waarschuwingsknip-perlichten wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZERRECHTS (groen - knipperend)
Het lampje gaat branden als derichtingaanwijzerhendel omhoog wordtgezet of, tegelijkertijd met het lampjevan de linker richtingaanwijzer, als dedrukknop voor de waarschuwingsknip-perlichten wordt ingedrukt.
F
D
T
154
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ASR-SYSTEEM
Het ASR-systeem kan worden uitgescha-keld door het indrukken van de knopASR OFF. Op het display verschijnt eenbericht dat aangeeft dat het systeem isuitgeschakeld; gelijktijdig gaat het lampjeop de knop branden.
Als opnieuw op de knop ASR OFFwordt gedrukt, dooft het lampje op deknop en verschijnt op het display eenbericht dat aangeeft dat het systeemweer is ingeschakeld.
SNELHEIDSLIMIET OVER-SCHREDEN
Op het display verschijnt een bericht alsde in het setup-menu ingestelde snel-heidslimiet wordt overschreden.
INSCHAKELING SPORT-FUNCTIE
De letter S op het instrumentenpaneelgaat branden als deze functie wordtingeschakeld door het indrukken van debetreffende bedieningsknop. Als opnieuw op de knop wordt gedrukt,dooft de letter S.
CRUISE-CONTROL(indien aanwezig)(groen)
Als u de contactsleutel in standMAR draait, gaat het lampje branden.Na enkele seconden moet het lampjedoven.
Het lampje op het instrumentenpaneelbrandt als de draaiknop van de cruise-control in stand ON staat.
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
Ü
KANS OP GLADHEID
Als de buitentemperatuur gelijk is aan oflager wordt dan 3°C, dan knippert de tem-peratuuraanduiding en verschijnt het sym-bool ❄ op het display om aan te geven dater kans op gladheid bestaat.
Op het display verschijnt de bijbehorendemelding.
BEPERKTE ACTIERADIUS
Op het display verschijnt een bericht omde gebruiker te waarschuwen als deactieradius van de auto kleiner wordtdan 50 km.
GROOTLICHT (blauw)
Het lampje gaat branden alshet grootlicht wordt ingescha-
keld.
1
BUITENVERLICH-TING/DIMLICHTEN(groen)
FOLLOW ME HOME
Buitenverlichting/dimlichten
Het lampje gaat branden als de buitenver-lichting, de parkeerverlichting of het dim-licht wordt ingeschakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden als dit systeemwordt gebruikt (zie “Follow me home” inhet hoofdstuk “Dashboard en bediening”).
Op het display verschijnt de bijbehoren-de melding.
3
155
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
MOTOR STARTEN ............................................................ 156
WIEL VERWISSELEN .......................................................... 157
SNELLE BANDENREPARATIESET FIX & GO automatic ........................................................... 163
GLOEILAMP VERVANGEN .............................................. 167
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN 170
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN 175
ZEKERINGEN VERVANGEN ........................................... 178
ACCU OPLADEN ............................................................... 188
OPKRIKKEN VAN DE AUTO ......................................... 189
SLEPEN VAN DE AUTO ................................................... 189
NNNNOOOOOOOODDDDGGGGEEEEVVVVAAAALLLLLLLLEEEENNNN
156
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
MOTOR STARTEN
STARTEN MET EEN HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor wor-den gestart met een hulpaccu, die tenminste dezelfde capaciteit moet hebbenals de lege accu.
Ga voor het starten als volgt te werkfig. 1:
❒ verbind de pluspolen (+ teken nabijde pool) van de beide accu’s met eenstartkabel;
❒ sluit een tweede startkabel aan op deminpool (–) van de hulpaccu en op demassa-aansluiting E op de motor ofde versnellingsbak van de auto diegestart moet worden;
❒ start de motor;
❒ neem als de motor draait, de kabels inde omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen nietaanslaat, blijf dan niet proberen maarwendt u tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Verbind de minklemmenvan de twee accu’s niet direct metelkaar: eventuele vonken kunnen hetexplosieve gas ontsteken dat uit de accukan ontsnappen. Als de hulpaccu is geïn-stalleerd aan boord van een andere auto,mogen tussen deze auto en de auto metde lege accu niet per ongeluk metalendelen met elkaar in verbinding staan.
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten door zeaan te duwen, te slepen of van een hel-ling af te laten rijden. Op die wijze kan eronverbrande brandstof in de katalysatorterechtkomen, waardoor deze onher-stelbaar zal beschadigen.
BELANGRIJK Houd er rekening mee datde rembekrachtiging en de elektrischestuurbekrachtiging niet werken zolangde motor niet is aangeslagen, waardoormeer kracht nodig is voor de bedieningvan het rempedaal en het stuur.
fig. 1 F0Q0733m
Gebruik voor een noodstartbeslist nooit een accusnella-der: de elektronische syste-men kunnen beschadigen; in
het bijzonder de regeleenheden vande ontsteking en de inspuiting.
Laat deze procedure doorgespecialiseerd personeel
uitvoeren. Onjuiste handelingen kun-nen leiden tot vonken. De vloeistof inde accu is giftig en corrosief. Vermijdhet contact met de huid en de ogen.Kom ook niet dicht bij een accu metopen vuur of een brandende sigareten veroorzaak geen vonken.
ATTENTIE
157
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
WIEL VERWISSELEN
De auto is uitgerust met de “Snelle ban-denreparatieset Fix&Go”: zie de aanwij-zingen in het volgende hoofdstuk.
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Als alternatief voor de Fix&Go-set kan(als optional) een noodreservewiel ofeen reservewiel met normale afmetingenworden geleverd. Voor het verwisselenvan dit type wiel en voor het juistegebruik van de krik moeten de onder-staande voorzorgsmaatregelen in achtworden genomen.
Attendeer het overige weg-verkeer op de stilstaande
auto m.b.v.: de waarschuwingsknip-perlichten, de gevarendriehoek enz.Tijdens het verwisselen van een wielmoeten alle inzittenden de autohebben verlaten, vooral als de autozwaar beladen is, en op een veiligeafstand van het verkeer wachten,totdat het wiel verwisseld is.Blokkeer de wielen met stenen ofandere voorwerpen als de autoschuin op een helling of op eenslecht wegdek staat.
ATTENTIEHet noodreservewiel (indienaanwezig) is specifiek voor
de auto; monteer het niet op andereauto’s en monteer geen reservewie-len van andere auto’s. Het noodre-servewiel mag alleen in noodgevallenworden gebruikt. Het noodreserve-wiel moet zo kort mogelijk gebruiktworden en er mag niet sneller dan 80km/h mee worden gereden. Op hetnoodreservewiel is een oranje stickeraangebracht waarop de belangrijk-ste aanwijzingen en de beperkingenstaan vermeld met betrekking tot hetgebruik van het noodreservewiel.Deze sticker mag absoluut niet wor-den verwijderd of afgedekt. Op hetnoodreservewiel mag nooit een wiel-deksel worden gemonteerd. Op desticker staan de volgende aanwijzin-gen in vier talen vermeld: attentie!alleen voor tijdelijk gebruik! max. 80km/h! vervang zo snel mogelijk dooreen normaal wiel. Bedek deze aan-wijzingen niet.
ATTENTIE
158
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
De krik dient uitsluitendvoor het verwisselen van
een wiel van de auto waarbij de krikgeleverd is of voor auto’s van het-zelfde model. Gebruik de krik nietvoor het opkrikken van andereauto’s. En beslist nooit voor het uit-voeren van werkzaamheden onderde auto. Als de krik niet juistgeplaatst wordt, kan de opgekrikteauto van de krik vallen. Op een sticker op de krik is het maximumhefvermogen aangegeven; de krikmag nooit voor een zwaardere lastworden gebruikt. Het noodreserve-wiel is niet geschikt voor de monta-ge van sneeuwkettingen. Als u eenlekke voorband (aangedreven wiel)hebt en er moet met sneeuwkettin-gen worden gereden, dan moet ueen wiel van de achteras afhalen endaarvoor in de plaats het noodre-servewiel monteren. Zo hebt u opde vooras twee normale wielenwaarop u sneeuwkettingen kuntmonteren.
ATTENTIEDoor een verkeerde monta-ge kan het wieldeksel tij-
dens het rijden loslaten. Maak hetventiel absoluut niet open. Plaatsgeen enkel stuk gereedschap tussenvelg en band. Controleer regelmatigde spanning van de banden en vanhet noodreservewiel en houdt udaarbij aan de waarden die beschre-ven staan in het hoofdstuk“Technische gegevens”.
ATTENTIEBij een gemonteerd reser-vewiel veranderen de rij-
eigenschappen van de auto. Vermijdmet vol gas optrekken, bruusk rem-men en hoge snelheden in de boch-ten. Het noodreservewiel heeft eenlevensduur van ongeveer 3000 km.Na deze afstand moet de band vanhet noodreservewiel vervangen wor-den door een nieuwe band van het-zelfde type. Monteer nooit een nor-male band op de velg van hetnoodreservewiel. Laat het verwissel-de wiel zo snel mogelijk reparerenen monteren. Gebruik nooit twee ofmeer noodreservewielen. Smeer deschroefdraad van de wielboutenniet met vet in, voordat u ze mon-teert: de bouten kunnen loslopen.
ATTENTIE
159
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
Het is nodig te weten dat:❒ de krik 1,76 kg weegt; ❒ de krik geen afstelwerkzaamheden
vereist;❒ de krik niet kan worden gerepareerd:
bij een defect moet de krik door eenkrik van hetzelfde type worden ver-vangen;
❒ buiten de slinger geen enkel andergereedschap op de krik gemonteerdmag worden.
Ga voor het verwisselen van een wiel alsvolgt te werk:❒ zet de auto stil op een plaats waar het
verkeer niet in gevaar wordt gebrachten in alle veiligheid het wiel kan wor-den verwisseld. Zet de auto zo moge-lijk op een vlakke en stevige onder-grond;
fig. 2
B
A
F0Q0732m
fig. 3 F0Q0392m
fig. 4 F0Q0393m
❒ neem bij uitvoeringen met de snellebandenreparatieset “Fix&Go” degereedschaphouder uit de bagage-ruimte;
❒ draai bij uitvoeringen met eennoodreservewiel de blokkeerschroefE-fig. 3 los, neem de gereedschap-houder F uit en zet de houder dichtbij het te verwisselen wiel; verwijderdaarna het noodreservewiel G;
❒ verwijder het wieldeksel H-fig. 4(uitvoeringen met stalen velgen) of denaafdop (uitvoeringen met lichtmeta-len velgen);
❒ zet de motor uit en trek de handremaan; schakel de eerste versnelling ofde achteruit in; verwijder met dehandgreep A-fig. 2 de afdekplaat B;
❒ draai de blokkeerschroef E-fig. 3 los;
160
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
❒ draai de wielbouten helemaal los entrek vervolgens het wiel los;
❒ zorg ervoor dat de boutgaten en allecontactvlakken van het reservewielschoon zijn en geen onzuiverhedenbevatten, omdat hierdoor na verloopvan tijd de wielbouten kunnen loslopen;
fig. 6 F0M0395m
❒ waarschuw eventuele omstanders datde auto wordt opgekrikt; zorg ervoordat ze zich niet in de nabijheid van deauto bevinden en de auto vooral nietaanraken totdat deze weer geheel opde grond staat;
❒ plaats de slinger R-fig. 6 in de krik enkrik de auto omhoog, totdat het wielenige centimeters los van de grond is;
❒ draai met de bijgeleverde sleutel L-fig. 5 de wielbouten ongeveer eenslag los; schud bij uitvoeringen metlichtmetalen velgen enige malen aande bovenkant van de carrosserie,waardoor de velg los van de wielnaafkan komen;
❒ draai de krik M-fig. 6 omhoog, zodatde inkeping N aan de bovenzijde vande krik op de juiste wijze om het pro-fiel P onder de carrosserie valt bijpunt Q (op ongeveer 72 cm van hetmidden van de wielkuip voor of op 75cm van het midden van de wielkuipachter);
fig. 5 F0Q0394m
161
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
❒ monteer het reservewiel, waarbij degaten S-fig. 7 over de centreerpen-nen T moeten vallen;
❒ draai met de bijgeleverde sleutel devier wielbouten handvast aan;
❒ draai de slinger R-fig. 6 van de krikzodat de auto zakt, en verwijder dekrik;
❒ draai met de bijgeleverde sleutel dewielbouten kruiselings vast, in devolgorde die is aangegeven in fig. 8.
NORMALE WIEL MONTEREN
Volg de hiervoor beschreven procedure,krik de auto op en demonteer hetnoodreservewiel.
Uitvoeringen met stalen velgen
Ga als volgt te werk:
❒ zorg ervoor dat de boutgaten en allecontactvlakken van het normale wielschoon zijn en geen onzuiverhedenbevatten, omdat hierdoor na verloopvan tijd de wielbouten kunnen loslo-pen;
❒ monteer het normale wiel, waarbij degaten S-fig. 7 over de centreerpen-nen T moeten vallen;
❒ draai met de bijgeleverde sleutel dewielbouten vast;
❒ laat de auto zakken en verwijder dekrik;
❒ draai met de bijgeleverde sleutel dewielbouten kruiselings vast, in devolgorde die in fig. 8 is aangegeven;
❒ druk het wieldeksel voorzichtig vasten zorg ervoor dat het ventiel uit deopening in het wieldeksel steekt;
❒ druk op de rand van het wieldeksel, tebeginnen bij de delen die het dichtstbij het ventiel zitten, totdat het wiel-deksel geheel vast zit.
BELANGRIJK Door een verkeerdemontage kan het wieldeksel tijdens hetrijden loslaten.
fig. 7 F0Q0396m fig. 8 F0Q0397m
162
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
Ter afsluiting
❒ plaats het noodreservewiel G-fig. 10op de daarvoor bestemde plek in debagageruimte;
❒ druk de half geopende krik stevig inde houder F om rammelen tijdens hetrijden te voorkomen;
❒ berg het gebruikte gereedschap op inde gereedschaphouder;
❒ plaats de gereedschaphouder in hetreservewiel en draai de blokkeer-schroef E vast;
❒ plaats de afdekplaat op de juiste wijzeterug in de bagageruimte.
fig. 10 F0Q0392m
Uitvoeringen met lichtmetalenvelgen
Ga als volgt te werk:
❒ draai de centreerpen A-fig. 9 in eenvan de boutgaten in de wielnaaf;
❒ plaats het wiel op de pen en draai metde bijgeleverde sleutel de beschikbarebouten vast; de bouten kunnen mak-kelijker worden aangebracht met hetbijgeleverde verlengstuk B;
❒ draai de centreerpen A los en draaide laatste bout vast;
❒ laat de auto zakken en verwijder dekrik;
❒ draai met de bijgeleverde sleutel dewielbouten definitief vast in de volg-orde die hiervoor is aangegeven voorhet noodreservewiel (zie fig. 8);
❒ monteer de naafdop.
fig. 9 F0Q0217m
163
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
SNELLE BANDENREPA-RATIESET FIX & GOautomatic
De snelle reparatieset Fix & Go automa-tic is in een daarvoor bestemde houderin de bagageruimte geplaatst.
De reparatieset bevat fig. 11:
❒ een spuitbus A met afdichtvloeistof,die voorzien is van:
– een vulbuis B
– een sticker C met het opschrift“max. 80 km/h”. Na het reparerenvan het wiel moet deze sticker opeen voor de bestuurder goed zicht-bare plaats worden aangebracht (ophet dashboard)
❒ een informatiefolder (zie fig. 12),voor een correct gebruik van de snel-le reparatieset. Overhandig de infor-matiefolder aan het personeel dat demet de bandenreparatieset behandel-de band repareert.
❒ een compressor D met manometeren verbindingsstukken, die in het vakzijn te vinden
❒ een paar werkhandschoenen die inhet zijvak van de compressor zijn tevinden
❒ adapters voor het oppompen vandiverse voorwerpen.
fig. 11 F0Q0510m fig. 12 F0Q0511m
Overhandig de informatie-folder aan het personeel
dat de band repareert die behan-deld is met de bandenreparatieset.
ATTENTIE
Als u een lekke band krijgt,kan de band gerepareerd wor-den als de diameter van hetlek niet groter is dan 4 mm.
Het is niet mogelijk lekkenaan de zijkanten van de
band te repareren. Gebruik de repa-ratieset niet als de band beschadigdis geraakt door het rijden met eenlege band.
ATTENTIE
Bij schade aan de velg(zodanige vervorming van
het kanaal dat er lucht wegloopt)kan de band niet gerepareerd wor-den. Verwijder de eventueel in deband binnengedrongen voorwerpen(schroeven of spijkers) niet.
ATTENTIE
164
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
OPPOMPEN VAN DE BAND
De spuitbus bevat ethy-leenglycol. Bevat latex: kan
een allergische reactie veroorzaken.Schadelijk bij inslikken. Irriterendvoor de ogen. Kan overgevoeligheidveroorzaken bij inademing en con-tact. Vermijd contact met ogen,huid en kleding. Spoel bij contactonmiddellijk overvloedig met water.Vermijd braken bij inslikken, spoelde mond uit, drink veel water enraadpleeg onmiddellijk een arts.Houd buiten het bereik van kinde-ren. Het product mag niet gebruiktworden door astmatische patiënten.Adem de dampen niet in tijdens hetvullen en oppompen. Raadpleegonmiddellijk een arts bij allergischereacties. Bewaar de spuitbus in dedaarvoor bestemde ruimte, ver ver-wijderd van warmtebronnen. Deafdichtvloeistof heeft een houd-baarheidsdatum. Vervang de spuit-bus voordat de houdbaarheids-datum van de afdichtvloeistof is verstreken.
ATTENTIE
fig. 13 F0Q0513m
Doe de handschoenen aandie bij de snelle bandenre-
paratieset zijn geleverd.
ATTENTIE
❒ Trek de handrem aan. Draai deventieldop van de band los, neem devulbuis A-fig. 13 uit en draai de ringB op het ventiel van de band;
HET IS NOODZAKELIJK TEWETEN DAT:
De afdichtvloeistof bij buitentemperatu-ren tussen -20 °C en +50 °C werkt.
De compressor mag nietlanger dan 20 minuten ach-
ter elkaar worden ingeschakeld.Gevaar voor oververhitting. De snel-le reparatieset is niet geschikt voorpermanente reparatie; de gerepa-reerde banden mogen daaromslechts tijdelijk worden gebruikt.
ATTENTIE
Spuitbussen en afdichtvloei-stof zijn schadelijk voor hetmilieu. Houdt u voor hetafvoeren van deze produc-
ten aan de wettelijke normen.
165
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
❒ controleer of de schakelaar E-fig. 15van de compressor in stand 0 (uitge-schakeld) staat, start de motor, steekde stekker D-fig. 14 in de contact-doos voor de aansteker en schakel decompressor in door schakelaar E-fig.15 in stand I (ingeschakeld) te zetten.Pomp de band op tot de juiste ban-denspanning is bereikt (zie de para-graaf “Bandenspanning” in het hoofd-stuk “Technische gegevens”).Controleer de bandenspanning op demanometer F-fig. 15. Voor een nauw-keurige aflezing moet de compressorworden uitgeschakeld;
❒ als u er niet in slaagt binnen 5 minu-ten de bandenspanning op ten minste1,5 bar te krijgen, koppel dan de com-pressor los van het ventiel en de con-tactdoos en verplaats vervolgens deauto ongeveer 10 meter naar vorenof naar achteren, zodat de afdicht-vloeistof in de band verdeeld wordt;pomp de band vervolgens weer op;
❒ als u er ook dan niet in slaagt om, bin-nen 5 minuten na inschakeling van decompressor, de spanning op ten min-ste 1,8 bar te brengen, mag niet ver-der worden gereden, omdat de bandte erg beschadigd is en de reparatie-set de vereiste wegligging niet kangaranderen; wendt u tot de Fiat-dealer;
❒ als de band op de juiste spanning isgebracht (zie de paragraaf “Banden-spanning” in het hoofdstuk “Tech-nische gegevens”), vertrek dan on-middellijk;
fig. 14 F0Q0515m fig. 15 F0Q0516m
Plaats de sticker op eenvoor de bestuurder goed
zichtbare plaats om aan te gevendat de band behandeld is met desnelle bandenreparatieset. Rijdvoorzichtig vooral in bochten. Rijdniet harder dan 80 km/h. Vermijdbruusk accelereren en remmen.
ATTENTIE
❒ stop na ongeveer 10 minuten en con-troleer opnieuw de bandenspanning;vergeet niet de handrem aan tetrekken;
fig. 15a F0Q0017m
166
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ALLEEN VOOR HET CONTRO-LEREN EN HERSTELLEN VANDE SPANNING
De compressor kan ook wordengebruikt voor het herstellen van de ban-denspanning. Maak de snelkoppeling losen verbind de koppeling direct met hetventiel van de band fig. 16; op dezemanier wordt de spuitbus niet met decompressor verbonden en wordt deafdichtvloeistof niet in de band gespoten.
PROCEDURE VOOR HET VER-VANGEN VAN DE SPUITBUS
Ga als volgt te werk voor het vervangenvan de spuitbus:
❒ maak de koppeling B-fig. 17 los;
❒ draai de te vervangen spuitbus links-om en trek de spuitbus omhoog;
❒ plaats de nieuwe spuitbus en draai despuitbus rechtsom;
❒ sluit de koppeling B aan op de spuit-bus en plaats de doorzichtige vulbuisA in het daarvoor bestemde vak.
fig. 16 F0Q0517m fig. 17 F0Q0512m
❒ als een spanning van ten minste 1,8bar wordt gemeten, herstel dan decorrecte bandenspanning (met draai-ende motor en aangetrokken hand-rem) en rijdt verder;
❒ rijd zeer voorzichtig naar de dichtst-bijzijnde Fiat-dealer.
U moet absoluut aangevendat de band is gerepareerd
met de snelle bandenreparatieset.Overhandig de informatiefolder aanhet personeel dat de band moetrepareren die behandeld is met debandenreparatieset.
ATTENTIE
Als de bandenspanningonder 1,8 bar is gedaald,
mag niet verder worden gereden: desnelle reparatieset Fix & Go auto-matic kan de vereiste wegliggingniet garanderen omdat de band teerg beschadigd is. Wendt u tot deFiat-dealer.
ATTENTIE
167
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
GLOEILAMP VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❒ Als een lamp niet brandt, controleerdan eerst of de zekering niet doorge-brand is, voordat u de lamp vervangt:zie voor de plaats van de zekeringende paragraaf “Zekeringen vervangen”in dit hoofdstuk;
❒ controleer voordat u een lamp ver-vangt of de contacten niet zijn geoxi-deerd;
❒ vervang een defecte lamp door eenexemplaar van hetzelfde type en ver-mogen;
❒ als u een gloeilamp in de koplamphebt vervangen, controleer dan omveiligheidsredenen altijd of de afstel-ling nog goed is.
Halogeenlampen mag u uit-sluitend aanraken op hetmetalen gedeelte. Als u de bolmet uw vingers aanraakt, zal
de lichtopbrengst van de lamp teruglo-pen en kan ook de levensduur beperktworden. Als u de bol per ongeluk tochhebt aangeraakt, moet u de bolschoonwrijven met een doekje metalcohol en daarna laten drogen.
Modificaties of reparatiesaan de elektrische installa-
tie die niet correct worden uitge-voerd en waarbij geen rekeningwordt gehouden met de technischespecificaties van het systeem, kun-nen storingen in de werking en zelfsbrand veroorzaken.
ATTENTIE
Door de hoge voedings-spanning mogen defecte
gasontladingslampen (Bi-Xenon)uitsluitend vervangen worden doorgespecialiseerd personeel: levensge-vaar! Wendt u tot de Fiat-dealer.
ATTENTIE
BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan dekoplamp een beetje beslagen zijn: ditduidt niet op een defect, maar is eennatuurlijk verschijnsel dat veroorzaaktwordt door een lage temperatuur en deluchtvochtigheidsgraad, en verdwijntsnel als de koplampen worden ingescha-keld. De aanwezigheid van druppels aande binnenzijde van de koplamp duidtdaarentegen op het binnendringen vanwater: wendt u tot de Fiat-dealer.
Halogeenlampen bevattengas onder druk. Bij breuk
kunnen er glassplinters wegschieten.
ATTENTIE
168
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
F0Q0391m
C Buislampen: verwijder de lampdoor hem uit de veercontacten loste maken.
D-E Halogeenlampen: verwijder delamp door de borgveer los tehaken uit de zitting.
F Gasontladingslampen (Bi-Xenon).
fig. 18
TYPEN GLOEILAMPEN fig. 18
Op de auto zijn verschillende typengloeilampen gemonteerd:
A Glasfittinglampen: deze zijn voor-zien van een klemfitting. Verwijderde lamp door de lamp uit de houderte trekken.
B Gloeilampen met bajonetfitting:verwijder de lamp uit de houderdoor hem iets in te drukken en links-om te draaien.
169
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
E
D
F
A
E
B
A
B
B
B
A
B
A
C
C
C
A
C
H1
H1
D2R
W5W
H11
PY24W
WY5W
R10W
P5/21W
P5/21W
W2,3W
P21W
W5W
C10W
C10W
C5W
W5W
C5W
55W
55W
35W
5W
55W
24W
5W
10W
5W/21W
5W/21W
2,3W
21W
5W
2x10W
10W
5W
5W
5W
Lampen Figuur 18 Type Vermogen
Grootlicht
Longlife dimlichten
Dimlichten met gasontladingslampen (indien aanwezig)
Longlife buitenverlichting voor
Mistlampen voor (indien aanwezig)
Richtingaanwijzers voor
Richtingaanwijzers op flanken
Richtingaanwijzers achter
Achterlichten/mistachterlichten
Achterlichten/remlichten
Derde remlicht
Achteruitrijlichten
Kentekenplaatverlichting
Plafondverlichting voor
Plafondverlichting achter (indien aanwezig)
Verlichting dashboardkastje
Bagageruimteverlichting
Verlichting zonneklepspiegel (indien aanwezig)
170
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
GLOEILAMP BUITEN-VERLICHTING VERVANGEN
Zie voor het type lamp en het bijbeho-rende vermogen de paragraaf“Gloeilamp vervangen”.
KOPLAMPUNITS fig. 19
In de koplampunits zijn de gloeilampenvoor de buitenverlichting, het dimlicht,het grootlicht en de richtingaanwijzeropgenomen.
De lampen zijn op de volgende wijze inde lichtunit geplaatst:
A Buitenverlichting en grootlicht;
B Dimlicht;
C Richtingaanwijzers.
DIMLICHT
Met gloeilampen
Gloeilamp vervangen:
❒ verwijder het beschermdeksel B-fig. 19;
❒ haak de borgveer van de lamp A-fig. 20 los;
❒ maak de stekker B los;
❒ verwijder en vervang de lamp C;
❒ monteer de nieuwe lamp; hierbijmoet de nok van het metalen deel val-len in de uitsparing in de reflector;sluit de stekker B weer aan en haakvervolgens de borgveer A vast;
❒ monteer het beschermdeksel A-fig. 19 op de juiste wijze.
fig. 19 F0Q0704m fig. 20 F0Q0705m
Met gasontladingslampen(Bi-Xenon) (indien aanwezig)
Door de hoge voedings-spanning mogen defecte
gasontladingslampen (Bi-Xenon)uitsluitend vervangen worden doorgespecialiseerd personeel: levensge-vaar! Wendt u tot de Fiat-dealer.
ATTENTIE
171
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
BUITENVERLICHTING
Gloeilamp vervangen:
❒ verwijder het beschermdeksel A-fig. 19;
❒ draai de lamphouder A-fig. 21 links-om en verwijder hem;
❒ verwijder en vervang de lamp B;
❒ monteer de nieuwe lamp, plaats delamphouder A-fig. 21 en monteerhet beschermdeksel B-fig. 19 op dejuiste wijze.
GROOTLICHT
Gloeilamp vervangen:
❒ verwijder het beschermdeksel A-fig. 19;
❒ haak de borgveer van de lamp A-fig. 22 los;
❒ verwijder en vervang de lamp C;
❒ monteer de nieuwe lamp; hierbijmoet de nok van het metalen deel val-len in de uitsparing in de reflector;sluit de stekker B weer aan en haakvervolgens de borgveer A vast;
❒ monteer het beschermdeksel B-fig. 19 op de juiste wijze.
fig. 21 F0Q0706m fig. 22 F0Q0707m fig. 23 F0Q0708m
RICHTINGAANWIJZERS
Voor
Gloeilamp vervangen:
❒ draai het beschermdeksel C-fig. 19linksom;
❒ verwijder en vervang de lamp B-fig. 23;
❒ monteer het beschermdeksel A opde juiste wijze.
172
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ACHTERLICHTUNITS
In de achterlichtunits zijn de gloeilampenvoor de achterlichten, de richtingaanwij-zers en de remlichten opgenomen.
De lampen zijn op de volgende wijze inde lichtunit fig. 26 geplaatst:
B Achterlichten/remlichten (duplolamp);
C Richtingaanwijzers.
fig. 26 F0Q0714m
Op de flanken
Gloeilamp vervangen:
❒ duw tegen het lampenglas A-fig. 24zodat de interne borgveer B wordtingedrukt en trek de unit naar buiten;
❒ draai de lamphouder C linksom, ver-wijder de geklemde lamp D en ver-vang hem;
❒ plaats de lamphouder C in het lam-penglas door hem rechtsom te draai-en;
❒ monteer de unit en controleer of deinterne borgveer B goed vastzit(geborgd).
MISTLAMPEN VOOR fig. 25(indien aanwezig)
Wendt u voor het vervangen van eendefecte mistlamp tot de Fiat-dealer
fig. 24 F0Q0709m fig. 25 F0Q0710m
173
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
fig. 27 F0Q0715m
Gloeilamp vervangen:
❒ open de achterklep en draai de tweebevestigingsschroeven A-fig. 27 vande achterlichtunit los;
❒ trek de unit met beide handen in derichting van de pijl fig. 28;
fig. 30 F0Q0711m
❒ maak de stekker los en verwijder hetbeschermdeksel A-fig. 29 door dedrie borglippen in te drukken; vervangvervolgens de defecte lamp.
ACHTERUITRIJLICHTEN fig. 30
Wendt u voor het vervangen van eendefect achteruitrijlicht tot de Fiat-dealer.
MISTACHTERLICHTEN fig. 31
Wendt u voor het vervangen van eendefect mistachterlicht tot de Fiat-dealer.
fig. 31 F0Q0712mfig. 28 F0Q0739m
fig. 29 F0Q0713m
174
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
KENTEKENPLAAT-VERLICHTING
Gloeilamp vervangen:
❒ verwijder het lampenglas A-fig. 34op het door de pijlen aangegevenpunt;
❒ draai de lamphouder B-fig. 35rechtsom;
❒ verwijder en vervang de lamp C.
DERDE REMLICHT
Gloeilamp vervangen:
❒ open de achterklep;
❒ verwijder de kap A-fig. 32;
❒ verwijder het lampenglas B-fig. 33 enmaak de stekker los;
❒ druk de lippen C-fig. 33 naar elkaaren neem de lamphouder uit;
fig. 33 F0Q0751m
fig. 32 F0Q0716m
❒ verwijder de geklemde lamp en ver-vang hem.
❒ monteer de kap A-fig. 32 en sluitvervolgens de achterklep.
fig. 34 F0Q0718m
fig. 35 F0Q0719m
175
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
GLOEILAMP INTERIEURVER-LICHTING VERVANGEN
Zie voor het type lamp en het bijbeho-rende vermogen de paragraaf“Gloeilamp vervangen”.
PLAFONDVERLICHTING VOOR
Gloeilampen vervangen:
❒ maak het plafondlampje A-fig. 36 opde door de pijlen aangegeven puntenlos;
❒ open het beschermdeksel B-fig. 37;
❒ maak de lampen C los uit de veer-contacten aan de zijkant en vervangze; controleer of de nieuwe lampengoed vastzitten in de veercontacten;
❒ sluit het beschermdeksel B-fig. 37 enplaats het plafondlampje A-fig. 36 inde zitting; controleer of het goedgeborgd is.
fig. 36 F0Q0720m
fig. 37 F0Q0721m
PLAFONDVERLICHTING ACHTER
Uitvoeringen zonder opendak
Gloeilampen vervangen:
❒ maak het plafondlampje A-fig. 38 ophet door de pijl aangegeven punt los;
❒ maak de lamp B-fig. 39 los uit deveercontacten aan de zijkant en ver-vang hem; controleer of de nieuwelamp goed vastzit in de veercontac-ten.
fig. 38 F0Q0723m
fig. 39 F0Q0722m
176
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
Uitvoeringen met opendak
Gloeilamp vervangen:
❒ maak het plafondlampje A-fig. 40 ophet door de pijl aangegeven punt los;
❒ maak de lamp B-fig. 41 los uit deveercontacten aan de zijkant en ver-vang hem; controleer of de nieuwelamp goed vastzit in de veercontac-ten;
fig. 40 F0Q0741m fig. 42 F0Q0724m
❒ sluit de beschermkap B op de lichtunit;
❒ monteer de lichtunit A door hemeerst aan een zijde in de juiste stand teplaatsen en vervolgens de andere zijdeaan te drukken, totdat de borginginklikt.
fig. 43 F0Q0725m
fig. 41 F0Q0722m
BAGAGERUIMTEVERLICHTING
Gloeilamp vervangen:
❒ open de achterklep;
❒ maak de lichtunit A-fig. 42 op hetdoor de pijl aangegeven punt los;
❒ open de beschermkap B-fig. 43 envervang de geklemde lamp;
177
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
VERLICHTING DASHBOARD-KASTJE
Gloeilamp vervangen:
❒ open het dashboardkastje en verwij-der de lampunit A-fig. 44;
❒ maak de lamp B los uit de veercon-tacten aan de zijkant en vervang hem;controleer of de nieuwe lamp goedvastzit in de veercontacten.
VERLICHTING ZONNEKLEP-SPIEGEL (indien aanwezig)
Gloeilamp vervangen:
❒ open de kap A-fig. 45 van het spie-geltje;
❒ maak de lichtunit B bij de door de pij-len aangegeven punten los;
fig. 44 F0Q0726m fig. 45 F0Q0423m fig. 46 F0Q0424m
❒ maak de lamp C-fig. 46 los uit deveercontacten aan de zijkant en ver-vang hem; controleer of de nieuwelamp goed vastzit in de veercontacten.
178
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
Als een hoofdzekering(MEGA-FUSE, MIDI-FUSE,
MAXI-FUSE) doorbrandt, wendt udan tot de Fiat-dealer.
ATTENTIE
Als de zekering opnieuwdoorbrandt, wendt u dan
tot de Fiat-dealer.
ATTENTIE
ZEKERINGEN VERVANGEN
ALGEMENE INFORMATIE
Het elektrische systeem wordt doorzekeringen beveiligd: de zekering brandtdoor bij een storing of bij oneigenlijkgebruik van het systeem.
Als een elektrisch onderdeel niet werkt,controleer dan eerst of de zekering nietis doorgebrand: de verbindingsstrip A-fig. 47 mag niet onderbroken zijn. Is ditwel het geval, dan moet u de zekeringvervangen door een exemplaar metdezelfde stroomsterkte (zelfde kleur).
B: zekering in goede staat
C: zekering met doorgebrande strip.
Gebruik het tangetje D voor het vervan-gen van de zekeringen. Dit tangetje isvastgehaakt in de zekeringenkast op hetdashboard.
Vervang een defecte zekeringnooit door ander materiaal.
fig. 47 F0Q0220m
Vervang een zekering nooitdoor een zekering met een
hogere stroomsterkte (ampère);BRANDGEVAAR.
ATTENTIE
Controleer, voordat u eenzekering vervangt, of de con-tactsleutel uit het contact-slot is genomen en alle
stroomgebruikers uit staan en/of zijnuitgeschakeld.
179
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
TOEGANG TOT DE ZEKERINGEN
De zekeringen bevinden zich in driezekeringenkasten:
❒ zekeringenkast op het dashboard;
❒ zekeringenkast in motorruimte;
❒ zekeringenkast in bagageruimte.
fig. 49 F0Q0266m
fig. 48 F0Q0727m
Zekeringenkast op dashboard fig. 49
De zekeringen in de zekeringenkast ophet dashboard zijn bereikbaar nadat dedrie schroeven A-fig. 48 zijn losge-draaid en de klep B is verwijderd.
180
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
Zekeringenkast in motorruimtenaast de accu fig. 51
De zekeringen in de zekeringenkastnaast de accu zijn bereikbaar nadat deborgklemmen A-fig. 50 zijn losgehaakten het beschermdeksel B is verwijderd.
fig. 51 F0Q0026m
fig. 50 F0Q0498m
181
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
Zekeringenkast in bagageruimte (indien aanwezig) fig. 52
De zekeringen in de zekeringenkast linksin de bagageruimte zijn bereikbaar nadathet klepje A-fig. 53 is geopend.
fig. 52 F0Q0747m
fig. 53 F0Q0744m
182
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ZEKERINGENTABEL
VERLICHTING ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Dimlicht rechts (halogeenlampen) F12 7,5 49
Dimlicht rechts (Bi-Xenonlampen) F12 15 49
Dimlicht links (halogeenlampen) F13 7,5 49
Dimlicht links (Bi-Xenonlampen) F13 15 49
Achteruitrijlicht F35 5 49
Derde remlicht F37 7,5 49
Mistachterlicht (bestuurderszijde) F53 7,5 49
Mistlamp voor/Cornering light rechts F09 7,5 51
Grootlicht rechts F14 7,5 51
Grootlicht links F15 7,5 51
Mistlamp voor/Cornering light links F30 7,5 51
183
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Eentonige claxon F10 10 51
Secundaire verbruikers motormanagementsysteem (lambdasonde, benzinedamp-afsluitklep, PDA-magneetklep, EGR-magneetklep, magneetklep gasklep, VGT-magneetklep, voorgloeiregeleenheid) F11 15 51
Koplampverstelling (uitvoeringen met gasontladingslampen) F13 15 49
Koplampverstelling (uitvoeringen met halogeenlampen) F13 7,5 49
Regeleenheid motormanagementsysteem (NCM) F16 7,5 51
Regeleenheid motormanagementsysteem (NCM) F17 10 51
Regeleenheid motormanagementsysteem (NCM) F18 10 51
Aircocompressor F19 7,5 51
Elektropomp koplampsproeiers F20 20 51
184
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Elektrische brandstofpomp in tank F21 15 51
Primaire verbruikers motormanagementsysteem (inspuitventielen, bobines) F22 15 51
Primaire verbruikers motormanagementsysteem (inspuitventielen, bobines, regeleenheid motormanagementsysteem voor dieseluitvoeringen) F22 20 51
Regeleenheid remsysteem (NFR) (elekt. regeleenheid, magneetkleppen) F23 30 51
Regeleenheid elektrische stuurbekrachtiging (NGE) F24 7,5 51
Spoelen van relais op zekeringenkast motorruimte (CVM)/ Regeleenheid Body Computer (NBC) F31 5 49
Versterker subwoofer hifi-audiosysteem F32 15 49
Ruitbediening linksachter F33 20 49
Ruitbediening rechtsachter F34 20 49
Rempedaalschakelaar (normaal gesloten NC-contact)/Waterdetectiesensor in brandstoffilter/Luchtkwantummeter F35 5 49
185
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Regeleenheid portiervergrendeling (CGP) (ont-/vergrendelen portieren, safe lock, achterklepontgrendeling) F36 20 49
Rempedaalschakelaar (normaal geopend NA-contact)Instrumentenpaneel (NQS)/Regeleenheden gasontladingslampen op koplampen F37 7,5 49
Autoradio/Inbouwvoorbereiding autoradio/Connect Nav +/Blue&Me-systeem/Sirene diefstalalarm (CSA)/Alarmsysteem in plafondlampje/Motorkoelsysteem/Bandenspanningsregeleenheid (CPP)/Diagnosestekker/Plafondverlichting achter F39 10 49
Achterruitverwarming F40 30 49
Verwarming elektrische buitenspiegels/Verwarming ruitensproeiers voor F41 7,5 49
Regeleenheid remsysteem (NFR)/Gierhoeksensor (YRS) F42 5 49
Ruitensproeiers/Module voor tweeweg-pomp ruitensproeiers voor/achter op stuurkolomschakelaar F43 30 49
Stekkerdoos/Aansteker F44 15 49
186
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Motor elektrisch bedienbaar opendak F46 20 49
Ruitbediening linksvoor F47 20 49
Ruitbediening rechtsvoor F48 20 49
Schakelaar waarschuwingsknipperlichten (verlichting)/Centraal schakelaarpaneel rechterzijde (verlichting, ASR-schakelaar) en linkerzijde/ Bedieningsorganen op het stuurwiel (verlichting)/Schakelaarpaneel op plafondverlichting voor (verlichting)/Regeleenheid interieurbewaking(uitschakelen)/Elektrisch bedienbaar opendak (regeleenheid, verlichting schakelaars)/Regensensor/Schemersensor op binnenspiegel/Inschakeling verwarmingselementen in voorstoelen F49 5 49
Airbagregeleenheid (NAB) F50 7,5 49
Klimaatregeling/Inbouwvoorbereiding autoradio/ Connect Nav +/Regeleenheid Blue&Me/Regeleenheid parkeersensoren(NSP)/Luchtkwaliteitsensor (AQS)/Automatische airconditioning/Elektrisch bedienbare buitenspiegels (verstellen, inklappen)/ Bandenspanningsregeleenheid (CPP) F51 5 49
Achterruitwisser F52 15 49
187
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Instrumentenpaneel (NQS) F53 7,5 49
Verwarming/verstelling stoel linksvoor F56 30 53
Verwarming/verstelling stoel rechtsvoor F60 30 53
Verwarming/verstelling stoel linksvoor F67 10 53
Verwarming/verstelling stoel rechtsvoor F68 10 53
Vrij F38 – 49
Vrij F45 – 49
188
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De beschrijving voor hetopladen van de accu dient slechts terinformatie. Wendt u bij voorkeur toteen Fiat-dealer om deze werkzaamhe-den uit te laten voeren.
We raden u aan de accu langzaam enmet een lage stroomsterkte (ampère)gedurende ca. 24 uur op te laden. Als ude accu langer oplaadt, kan de accu wor-den beschadigd.
Ga voor het opladen als volgt te werk:
❒ maak de klem los van de minpool opde accu;
❒ sluit de kabels van het laadapparaataan op de accupolen; let hierbij op depolariteit;
❒ schakel de acculader in;
❒ aan het einde van het opladen: schakeleerst de acculader uit en koppel dande accu los;
❒ sluit de klem weer aan op de minpoolvan de accu.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerustmet het diefstalalarm, schakel het alarmdan uit met de afstandsbediening (zie deparagraaf “Diefstalalarm” in het hoofd-stuk “Dashboard en bediening”).
De vloeistof in de accu isgiftig en corrosief. Vermijd
het contact met de huid en de ogen.Het opladen van de accu moet wor-den uitgevoerd in een goed geventi-leerde ruimte, ver verwijderd vanopen vuur en vonkvormende appa-raten: brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE
Probeer een bevroren accuniet op te laden: eerst moet
de accu ontdooid worden, andersloopt u het risico dat de accu ont-ploft. Als de accu bevroren isgeweest, moet door deskundig per-soneel worden gecontroleerd of decellen niet beschadigd zijn en of debak geen scheuren vertoont, waar-door de giftige en corrosieve vloei-stof kan weglekken.
ATTENTIE
189
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
SLEPEN VAN DE AUTO
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Hetsleepoog bevindt zich in de gereedschap-houder onder de bekleding in de bagage-ruimte.
SLEEPOOG BEVESTIGEN
Ga als volgt te werk:
❒ haak de dop los aan de lip A-fig. 55-56;
❒ pak het sleepoog B uit de houder;
❒ draai het sleepoog geheel op deschroefdraadpen voor of achter.
fig. 54 F0Q0729m
OPKRIKKEN VAN DEAUTO
Als de auto opgekrikt moet worden,moet u zich tot de Fiat-dealer wenden.Deze beschikt over een garagekrik ofhefbrug.
De auto mag uitsluitend aan de zijkant worden opgekrikt door dehefarm van de garagekrik of de hefbrugte plaatsen, zoals in fig. 54 is afgebeeld.
BELANGRIJK Als bij Sport-uitvoeringende auto aan de zijkant opgekrikt wordtmet een garagekrik, zorg dan dat deside-skirts niet beschadigd worden.
190
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
fig. 55
B
F0Q0730m
fig. 56 F0Q0731m
Draai voor het slepen desleutel in stand MAR en
vervolgens in STOP zonder de con-tactsleutel uit het slot te verwijde-ren. Als de contactsleutel uit hetcontactslot wordt genomen, scha-kelt automatisch het stuurslot inwaardoor het onmogelijk wordt deauto te besturen.
ATTENTIE
Houd er rekening mee datde rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging nietwerken zolang de motor niet is aan-geslagen, waardoor meer krachtnodig is voor de bediening van hetrempedaal en het stuur. Gebruikvoor het slepen geen elastischekabels en rijd zo gelijkmatig moge-lijk. Controleer tijdens het slepen ofde sleepkabel geen carrosseriedelenkan beschadigen. Houdt u bij hetslepen van een auto aan de wettelij-ke voorschriften. Dit geldt zowelvoor het slepen zelf als voor hetgedrag naar andere weggebruikers.
ATTENTIE
Start de motor niet als deauto wordt gesleept.
ATTENTIE
Maak de schroefdraadzorgvuldig schoon, voordat
u het sleepoog op de schroefdraad-pen draait. Controleer, voordat deauto wordt gesleept, of het sleep-oog geheel in de schroefdraadboringis gedraaid.
ATTENTIE
191
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD .......................... 192
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA ...... 193
PERIODIEKE CONTROLES .............................................. 195
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO .............................. 195
NIVEAUS CONTROLEREN .............................................. 196
LUCHTFILTER/POLLENFILTER ....................................... 201
ACCU ..................................................................................... 202
WIELEN EN BANDEN ....................................................... 204
RUBBER SLANGEN ............................................................ 205
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER ...................... 206
CARROSSERIE ...................................................................... 208
INTERIEUR ............................................................................ 210
OOOONNNNDDDDEEEERRRRHHHHOOOOUUUUDDDD EEEENNNN ZZZZOOOORRRRGGGG
BELANGRIJK De servicebeurten van hetGeprogrammeerd Onderhoud zijn doorde fabrikant voorgeschreven. Het niet uit-voeren van deze servicebeurten kan hetvervallen van de garantie tot gevolg heb-ben.
De werkzaamheden van het Geprogram-meerd Onderhoud kunnen door alle Fiat-dealers tegen vaste tarieftijden wordenuitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tij-dens het uitvoeren van de diverse inspec-ties en controles van het geprogrammeerdonderhoud, worden uitsluitend na toe-stemming van de klant uitgevoerd.
BELANGRIJK Het is raadzaam eventuelekleine defecten onmiddellijk door de Fiat-dealer te laten verhelpen en daarmee niette wachten tot de volgende servicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor hettrekken van aanhangers, moeten er kor-tere intervallen worden aangehoudenvoor de werkzaamheden van het gepro-grammeerd onderhoud.
GEPROGRAMMEERDONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissendefactor voor een lange levensduur, de bes-te prestaties en een zo zuinig mogelijk ge-bruik van de auto.
Om dit te realiseren heeft Fiat een reekscontrole- en onderhoudsbeurten samen-gesteld die iedere 30.000 km moeten wor-den uitgevoerd.
Onthoud echter dat het geprogrammeerdonderhoud niet volledig toereikend is omde auto in optimale staat te houden: zo-wel in de beginperiode voor de service-beurt bij 30.000 kilometer als daarna, tus-sen twee servicebeurten in, moet regel-matig wat aandacht aan de auto wordengeschonken. Controleer bijvoorbeeld re-gelmatig de bandenspanning en de vloei-stofniveaus en vul deze laatste zo nodig bij.
192
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
193
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA30 60 90 120 150 180
● ● ● ● ● ●
● ● ● ● ● ●
● ● ● ● ● ●
● ● ● ● ● ●
● ● ● ● ● ●
● ● ●
● ● ● ● ● ●
● ● ● ● ● ●
● ● ● ● ● ●
● ● ●
● ●
● ●
● ●
● ● ●
● ● ● ● ● ●
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellenWerking verlichting(koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controlerenWerking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren en eventueel sproeiermonden afstellenStand wisserbladen voor en achter controleren en wisserbladen op slijtage controlerenRemblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren en werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken controlerenRemblokken achter (schijfremmen) op conditie en slijtage controlerenVisueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie, bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.), en rubber slangenvan het rem- en brandstofsysteemVergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep op vervuiling controleren en mechanismen smerenVloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (remsysteem, hydraulische koppeling, ruitenwissers, accu, motorkoelsysteem enz.)Handrem controleren en eventueel afstellenConditie van aandrijfriem(en) voor hulporganen visueel controlerenConditie van getande distributieriem visueel controleren(uitvoeringen 1.4 16V, 1.4 T-JET, 1.9 Multijet 8V)Spanning van diverse aandrijfriemen voor hulporganen controleren en eventueel afstellen (behalve uitvoeringen met automatische riemspanner)Klepspeling controleren en eventueel afstellen (uitvoering 1.9 Multijet 8V)Uitlaatgasemissie controleren (benzine-uitvoeringen)
194
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
x 1000 km
Roetuitstoot/emissie controleren (dieseluitvoeringen)
Benzinedamp-opvangsysteem controleren (benzine-uitvoeringen)Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangenGetande distributieriem vervangen (benzine-uitvoeringen) (*)Getande distributieriem vervangen (uitvoering 1.9 Multijet 8V) (*)Getande distributieriem vervangen (uitvoering 1.9 Multijet 16V) (*)Bougies vervangen (benzine-uitvoeringen)Brandstoffilter vervangen (dieseluitvoeringen)Luchtfilter vervangen (benzine-uitvoeringen)Luchtfilter vervangen (dieseluitvoeringen)Motorolie en oliefilter vervangen (benzine-uitvoeringen) (of om de 24 maanden)Motorolie en oliefilter vervangen (dieseluitvoeringen zonder DPF)(of om de 24 maanden)Motorolie en oliefilter vervangen (dieseluitvoeringen met DPF) (**)Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)Pollenfilter vervangen (of om de 12 maanden)
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsverkeer, langdurig stationair draai-en) om de 4 jaar worden vervangen of in ieder geval om de 5 jaar.
(**) De motorolie en het oliefilter moeten worden vervangen bij kwaliteitsverlies, dat wordt aangegeven door middel van een bericht of een brandend waarschuwings-lampje op het instrumentenpaneel; ververs de motorolie en het oliefilter in ieder geval om de 2 jaar.Om de juiste werking te garanderen en om ernstige schade aan de motor te voorkomen, is voor de uitvoering 1.4 T-JET 150 pk het vol-gende van fundamenteel belang:- gebruik uitsluitend het merk en type bougies dat specifiek voor de T-JET motor is voorgeschreven (zie hetgeen beschreven staat in de paragraaf“Motor”);
- houdt u strikt aan het vervangingsinterval van de bougies dat in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema staat aangegeven;- het is raadzaam u hiervoor tot de Fiat-dealer te wenden.Als de auto overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt en in elk geval als de auto jaarlijks minder dan 10.000 km rijdt, dan moet de motorolie en het oliefilter iedere12 maanden worden vervangen.
30 60 90 120 150 180
● ● ● ● ● ●
● ●
● ● ● ● ● ●
●
●
●
●
● ● ● ● ● ●
● ● ●
● ● ●
● ● ●
● ● ● ● ● ●
● ● ● ● ● ●
● ● ●
● ● ● ● ● ●
195
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
PERIODIEKE CONTROLES
Iedere 1.000 km of voor een lange reiscontroleren en eventueel bijvullen:
❒ niveau van de motorkoelvloeistof;
❒ niveau van de remvloeistof;
❒ niveau van de ruitensproeiervloeistof;
❒ conditie en spanning van de banden;
❒ werking verlichting (koplamp-/achter-lichtunits, richtingaanwijzers, waar-schuwingsknipperlichten enz.);
❒ werking ruitenwissers/-sproeiers enstand/slijtage wisserbladen voor enachter.
Iedere 1.000 km controleren en eventu-eel bijvullen: motoroliepeil.
Gebruik bij voorkeur producten van FL Selenia omdat die speciaal zijn afgestemdop de Fiat-modellen (zie de “Vullingstabel”in het hoofdstuk “Technische gegevens”).
ZWAAR GEBRUIK VANDE AUTO
Als de auto overwegend onder zware be-drijfsomstandigheden rijdt, zoals:
❒ trekken van aanhangers of caravans;
❒ rijden op stoffige wegen;
❒ veel korte ritten (minder dan 7-8 km)en bij buitentemperaturen onder nul;
❒ veel langdurig stationair draaiendemotor of lange ritten bij lage snelhe-den (bijv. bij huis-aan-huis bezorging)of als de auto lang stilstaat;
❒ in de stad;
is het noodzakelijk de volgende contro-les vaker uit te voeren, dan in het On-derhoudsschema staat aangegeven:
❒ remblokken voor (schijfremmen) opconditie en slijtage controleren;
❒ vergrendelmechanismen van motor-kap en achterklep op vervuiling con-troleren en mechanismen smeren;
❒ visueel de conditie controleren van:motor, versnellingsbak, aandrijfassen,uitlaat, brandstof- en remleidingen,rubber delen (stofkappen, hoezenenz.) en rubber slangen van rem- enbrandstofsysteem;
❒ lading en vloeistofniveau (elektrolyt)accu controleren (uitsluitend doordeskundig personeel of de Fiat-dealerlaten uitvoeren – zie ook de paragraaf“Accu” in dit hoofdstuk);
❒ conditie van diverse aandrijfriemenvoor hulporganen visueel controle-ren;
❒ pollenfilter controleren en eventueelvervangen;
❒ luchtfilter controleren en eventueelvervangen.
196
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
NIVEAUSCONTROLEREN
1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof 5 Koelvloeistof
F0Q0616mfig. 1 - uitvoering 1.4 16V
F0Q0024mfig. 2 - uitvoering 1.4 T-JET
Let op. Tijdens het bijvullenmogen de vloeistoffen metverschillende specificaties nietgemengd worden: als de spe-
cificaties van de vloeistoffen verschil-len, kan de auto ernstig beschadigdworden.
Rook nooit tijdens werk-zaamheden in de motor-
ruimte: er kunnen licht ontvlambaregassen aanwezig zijn; brandgevaar.
ATTENTIE
197
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
fig. 4 - uitvoering 1.9 Multijet 16V
fig. 3 - uitvoering 1.9 Multijet 8V
1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof 4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof 5 Koelvloeistof
2
3
4
5
1
F0Q0618m
1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof 4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof 5 Koelvloeistof
F0Q0615m
198
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG MOTOROLIE fig. 5-6-7-8
Motoroliepeil controleren
Controleer het oliepeil als de auto op eenvlakke ondergrond staat en enige minuten(circa 5) na het uitzetten van de motor.Ver-wijder de oliepeilstok A en maak de peil-stok schoon. Plaats de peilstok geheel te-rug, verwijder de peilstok en controleer ofhet niveau tussen het MIN- en MAX-merkteken op de peilstok staat. Het verschiltussen het MIN- en MAX-merktekenkomt overeen met ongeveer 1 liter olie.
fig. 5 - uitvoering 1.4 16V
fig. 6 - uitvoering 1.4 T-JET
F0Q0665m
Motorolie bijvullen
Als het olieniveau dicht bij of onder hetMIN-merkteken staat, moet via de olie-vulopening B motorolie tot aan hetMAX-merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-merk-teken overschrijden.
BELANGRIJK Als het motoroliepeil, na re-gelmatige controles, boven het MAX-ni-veau blijft, laat dan door de Fiat-dealer hetjuiste niveau herstellen.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het ver-versen van de olie, moet u de motor eni-ge seconden laten draaien, vervolgens demotor uitzetten en na enige minuten hetolieniveau controleren.
fig. 7 - uitvoering 1.9 Multijet 8V F0Q0620m fig. 8 - uitvoering 1.9 Multijet 16V
A
B
F0Q0621m
Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal motor-olieverbruik van ongeveer 400 gram per1000 km.
De motor van een nieuwe auto moet nogworden ingereden. Dit betekent dat hetmotorolieverbruik pas na de eerste 5.000÷ 6.000 km stabiliseert.
BELANGRIJK Het motorolieverbruikhangt af van de rijstijl en de gebruiksom-standigheden van de auto.
BELANGRIJK Vul nooit motorolie bij metandere specificaties dan de olie waarmeede motor is gevuld.
F0Q0025m
199
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
Wees bij het uitvoeren vanwerkzaamheden in de mo-
torruimte extra voorzichtig als de mo-tor nog warm is: gevaar voor ver-branding. Onthoud dat bij een war-me motor de elektroventilateur on-verwacht kan inschakelen: kans opverwonding. Pas op als u sjaals, das-sen of loszittende kledingstukkendraagt: deze kunnen door de bewe-gende onderdelen worden gegrepen.
ATTENTIE
Afgewerkte motorolie en hetvervangen motoroliefilter be-vatten stoffen die schadelijkzijn voor het milieu. Het is
raadzaam om het verversen van de olieen het vervangen van het oliefilter doorde Fiat-dealer te laten uitvoeren.
KOELVLOEISTOF fig. 9-10
Het niveau van de koelvloeistof moet ge-controleerd worden bij een koude motoren mag niet onder het MIN-merktekenop het expansiereservoir staan.
Een te laag niveau bijvullen door eenmengsel van 50% gedemineraliseerd wa-ter en PARAFLUUPvan FL Selenia lang-zaam via de vulopening A van het expan-siereservoir te gieten.
Een mengsel van PARAFLUUP en gede-mineraliseerd water in een mengverhou-ding van 50% beschermt tot een tempe-ratuur van -35°C.
Onder extreem koude klimatologischeomstandigheden raden wij een mengselaan van 60% PARAFLUUP en 40% gede-mineraliseerd water.
fig. 9 - uitvoering 1.4 16VF0Q0617m
fig. 10 - uitvoeringen 1.4 T-JET en 1.9 MultijetF0Q0619m
Het motorkoelsysteem is ge-vuld met PARAFLUUP-koel-vloeistof. Als eventueel moetworden bijgevuld, gebruik dan
vloeistof met dezelfde specificaties alswaarmee het motorkoelsysteem is ge-vuld. PARAFLUUP-koelvloeistof kanniet worden gemengd met welk andertype koelvloeistof dan ook. Als dit tochgebeurt, mag de motor absoluut nietworden gestart en moet u zich tot deFiat-dealer wenden.
Draai bij een warme motorde dop van het expansiere-
servoir nooit los: gevaar voor ver-branding. Het koelsysteem staat on-der druk. Vervang de dop indien no-dig alleen door een exemplaar vanhetzelfde type, anders kan de werkingvan het systeem in gevaar worden ge-bracht.
ATTENTIE
200
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
RUITEN-/KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOFfig. 11
Til de dop A op en vul het reservoir meteen mengsel van water en TUTELAPROFESSIONAL SC 35 in de volgen-de mengverhouding:
❒ 30% TUTELA PROFESSIONALSC 35 en 70% water in de zomer;
❒ 50% TUTELA PROFESSIONALSC 35 en 50% water in de winter.
fig. 11 F0Q0666m
Rijd niet met een leeg rui-tensproeierreservoir: de rui-
tensproeiers zijn van fundamenteelbelang voor een optimaal zicht.
ATTENTIE
Enkele in de handel verkrijg-bare ruitensproeiervloeistof-
fen zijn licht ontvlambaar. In de mo-torruimte bevinden zich warme on-derdelen die bij contact de vloeistofkunnen doen ontbranden.
ATTENTIE
fig. 12 F0Q0664m
Bij temperaturen onder –20°C, TUTE-LA PROFESSIONAL SC 35 onver-dund gebruiken.
Controleer visueel het niveau van de vloei-stof in het reservoir.
Verwijder bij uitvoeringen met koplamp-sproeiers het filter en de bijbehorendepeilstok. De peilstok geeft aan hoeveelvloeistof er in het reservoir zit.
REMVLOEISTOF fig. 12
Draai de dop A los: controleer of hetremvloeistofniveau nog op het maximumniveau staat.
Het niveau mag nooit het MAX-merk-teken overschrijden.
Als vloeistof moet worden bijgevuld, danraden wij u aan de remvloeistof te ge-bruiken die staat vermeld in de tabel“Vloeistoffen en smeermiddelen” (zie hethoofdstuk “Technische gegevens”). Weesbij het openen van de dop A bijzondervoorzichtig zodat er geen vuil in het re-servoir komt.
201
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
Gebruik voor het bijvullen altijd een trech-ter met een ingebouwde filterzeef van tenminste 0,12 mm.
BELANGRIJK De remvloeistof is hygro-scopisch (trekt water aan). Daarom ver-dient het aanbeveling, als de auto over-wegend wordt gebruikt in gebieden meteen hoge luchtvochtigheid, de vloeistof va-ker te vervangen dan in het “Onder-houdsschema” staat aangegeven.
Voorkom contact tussen dezeer corrosieve vloeistof en delak. Als remvloeistof wordt ge-morst, moet de lak onmiddel-
lijk met water worden afgespoeld.
De remvloeistof is giftig enzeer corrosief. Als per onge-
luk remvloeistof wordt gemorst, moe-ten de betreffende delen onmiddellijkworden gewassen met water en neu-trale zeep en daarna met veel waterworden afgespoeld. Bij inslikken dientonmiddellijk een arts te worden ge-raadpleegd.
ATTENTIE
Het symbool π op het re-servoir geeft aan dat synthe-
tische remvloeistof en geen mineralevloeistof moet worden gebruikt. Hetgebruik van minerale vloeistoffenmoet absoluut worden vermeden,omdat de rubbers in het remsysteemdoor deze vloeistoffen worden be-schadigd.
ATTENTIE
LUCHTFILTER/POLLENFILTER
Laat het luchtfilter of het pollenfilter ver-vangen door de Fiat-dealer.
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet eenoriginele accu met dezelfde specificatiesworden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een ac-cu met andere specificaties, vervallen deonderhoudsintervallen die in het “Onder-houdsschema” staan aangegeven.
Voor het onderhoud van de nieuwe accudient u zich strikt te houden aan de aan-wijzingen van de fabrikant van de accu.
De vloeistof in de accu is gif-tig en corrosief. Voorkom
contact met de huid en de ogen.Houd open vuur en vonkvormendeapparaten verwijderd van de accu:brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE
Als de accu werkt met eenzeer laag vloeistofniveau,
ontstaat onherstelbare schade aan deaccu en kan de accu openbarsten.
ATTENTIE
Onoordeelkundige montagevan elektrische en elektroni-sche apparatuur kan ernstigeschade toebrengen aan de au-
to. Als u na aanschaf van uw auto ac-cessoires wilt monteren die constantevoeding nodig hebben (diefstalalarm,mobiele telefoon enz.), raden wij u aancontact op te nemen met de Fiat-dealer. Deze kan u de meest geschikteinstallaties aanraden en controleren ofhet noodzakelijk is een accu met eengrotere capaciteit te monteren.
202
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
Accu’s bevatten zeer schade-lijke stoffen voor het milieu.Het verdient aanbeveling eendefecte accu door de Fiat-
dealer te laten vervangen, omdat de-ze beschikt over de uitrusting voor hetop milieuvriendelijke wijze en conformde wettelijke bepalingen, verwerkenvan defecte accu’s.
Als u de auto langere tijdstalt in extreem koude om-
standigheden moet, om bevriezing tevoorkomen, de accu worden verwij-derd en op een verwarmde plaatsworden bewaard.
ATTENTIE
Bij werkzaamheden aan deaccu of in de buurt van de
accu, moet u uw ogen altijd bescher-men met een speciale bril.
ATTENTIE
ACCU
De accu van de auto is “onderhoudsarm”:onder normale omstandigheden hoeft hetelektrolyt niet bijgevuld te worden met ge-destilleerd water.
De werking moet echter regelmatig en uit-sluitend door de Fiat-dealer of gespeciali-seerd personeel gecontroleerd worden.
203
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
PRAKTISCHE TIPS OM DE LEVENSDUUR VAN DEACCU TE VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te voor-komen en de levensduur te verlengen,dient u de volgende aanwijzingen nauw-keurig op te volgen:
❒ wanneer u de auto parkeert, contro-leer dan of de portieren, de motorkapen de achterklep goed gesloten zijn.Hiermee wordt voorkomen dat de in-terieurverlichting blijft branden;
❒ schakel de interieurverlichting uit: deauto is in ieder geval uitgerust met eensysteem voor automatische uitschake-ling van de interieurverlichting;
❒ voorkom zoveel mogelijk het gebruikvan stroomverbruikers als de motoruitstaat (autoradio, waarschuwings-knipperlichten enz.);
❒ maak voordat werkzaamheden aan deelektrische installatie van de auto wor-den uitgevoerd eerst de minpool van deaccu los;
❒ de klemmen moeten altijd goed zijn be-vestigd.
Ook is de accu dan gevoeliger voor be-vriezing (reeds bij temperaturen van–10°C). Als u de auto langere tijd niet ge-bruikt, zie dan “Auto langere tijd stallen”in het hoofdstuk “Starten en rijden”.
Als u na aanschaf van uw auto accessoireswilt monteren die constante voeding no-dig hebben (diefstalalarm enz.), of acces-soires die de elektrische installatie zwaarbelasten, raden wij u aan contact op te ne-men met de Fiat-dealer. Deze kan u demeest geschikte installaties uit het Fiat Li-neacccessori-programma aanraden encontroleren of de elektrische installatievan de auto geschikt is voor het extrastroomverbruik of dat het noodzakelijkis een accu met een grotere capaciteit temonteren.
Deze stroomverbruikers blijven continustroom verbruiken ook als de motor isuitgezet, waardoor de accu geleidelijk kanontladen.
204
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief hetnoodreservewiel, moet regelmatig, om detwee weken en voor een lange rit, wor-den gecontroleerd: de bandenspanningmoet bij koude banden worden gecon-troleerd.
Tijdens het rijden neemt de bandenspan-ning toe; zie voor de juiste waarde van debandenspanning de paragraaf “Wielen” inhet hoofdstuk “Technische gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakteen onregelmatige slijtage van de bandenfig. 13:
A: normale spanning: gelijkmatige slijtagevan het loopvlak.
B: te lage spanning: te grote slijtage aan dezijkanten van het loopvlak.
C: te hoge spanning: te grote slijtage in hetmidden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als deprofieldiepte van het loopvlak minder isdan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan debepalingen van het land waarin u rijdt.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
❒ Voorkom bruusk remmen, met spin-nende wielen optrekken, harde con-tacten tussen banden en stoepranden,kuilen en andere obstakels. Het lang-durig rijden op een slecht wegdek kande banden beschadigen;
❒ controleer de banden regelmatig opscheuren in de wangen en bulten of slijt-plekken op het loopvlak. Als u deze ge-breken constateert, wendt u dan tot deFiat-dealer;
❒ rijd nooit met een te zwaar beladen au-to: hierdoor kunnen de banden en develgen ernstig beschadigd worden;
fig. 13 F0Q0101m
❒ stop zo snel mogelijk bij een lekke banden verwissel het wiel om beschadigingvan de band, de velg, de wielophangingen de stuurinrichting te voorkomen;
❒ banden verouderen, ook als zij weinigof nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in hetloopvlak en op de wangen geven aandat de band verouderd is. Banden dielanger dan zes jaar onder een auto ge-monteerd zijn, moeten dan ook dooreen specialist worden gecontroleerd.Dit geldt in het bijzonder voor hetnoodreservewiel;
❒ monteer nooit gebruikte banden ofbanden, waarvan de herkomst onbe-kend is;
❒ bij de montage van een nieuwe bandmoet ook het ventiel vernieuwd worden;
❒ om een gelijke slijtage van de banden opde vooras en de achteras te verkrijgen,is het raadzaam de banden om de10.000 / 15.000 km van as te verwis-selen. Hierbij moeten de banden aandezelfde zijde van de auto gemonteerdblijven, zodat een omkering van dedraairichting wordt voorkomen.
205
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
RUBBER SLANGEN
Houd voor de rubber slangen van hetrem- en brandstofsysteem zeer nauwkeu-rig de voorschriften van het “Onder-houdsschema” in dit hoofdstuk aan.
Ozon, hoge temperaturen en het gedu-rende langere tijd ontbreken van vloeistofin een systeem zorgen ervoor dat de slan-gen uitdrogen en scheuren, waardoor hetbetreffende systeem kan gaan lekken.Daarom is zorgvuldige controle nood-zakelijk.
Bedenk dat ook de weglig-ging afhankelijk is van een
juiste bandenspanning.
ATTENTIE
Door een te lage banden-spanning wordt de band te
heet, waardoor er onherstelbare in-wendige schade aan de band kan ont-staan.
ATTENTIE
Verwissel de banden nietkruiselings, waarbij de ban-
den van de rechterzijde aan de lin-kerzijde en omgekeerd worden ge-monteerd.
ATTENTIE
Voer bij lichtmetalen velgengeen spuitwerkzaamheden
uit die een temperatuur vereisen bo-ven 150°C. De mechanische eigen-schappen van de wielen kunnen hier-door in gevaar worden gebracht.
ATTENTIE
206
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER
WISSERBLADEN
Maak de wisserbladen regelmatig schoonmet een schoonmaakmiddel; wij raden TUTELA PROFESSIONAL SC 35aan.
Vervang de wisserbladen als het rubber ver-vormd of versleten is. Het verdient aanbe-veling ten minste één maal per jaar de wis-serbladen te vervangen.
Wisserbladen voor vervangen
Ga als volgt te werk:
❒ til de wisserarm van de voorruit enplaats het wisserblad onder een hoekvan 90° ten opzichte van de arm;
❒ druk op de lip A-fig. 14 van de veer-klem en verwijder het wisserblad;
❒ monteer het nieuwe blad, waarbij de lipin de zitting op de wisserarm moet val-len. Controleer of het wisserblad ge-borgd is.
Rijden met versleten ruiten-wisserbladen is gevaarlijk,
omdat hierdoor het zicht onder slech-te atmosferische omstandighedenaanzienlijk wordt beperkt.
ATTENTIE
fig. 14 F0Q0662m
Met enkele simpele voorzorgsmaatrege-len is het mogelijk beschadigingen van hetrubber te voorkomen:
❒ wanneer de temperatuur onder 0°C isgedaald, moet gecontroleerd wordenof er geen ijs tussen wisserblad en ruitzit. Maak de wissers zo nodig vrij meteen anti-vriesmiddel;
❒ verwijder eventueel opgehooptesneeuw van de ruit: om de wisserbla-den te beschermen en oververhittingvan de ruitenwissermotor te voorko-men;
❒ schakel de ruitenwissers/achterruitwis-ser niet op een droge ruit in.
207
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
Wisserblad achter vervangen
Ga als volgt te werk:
❒ kantel het dopje A-fig. 15 omhoog, draaide moer B los, waarmee de wisserarmaan de as is bevestigd, en neem de armvan de as;
❒ plaats de nieuwe wisserarm in de juis-te stand en draai de moer zorgvuldigvast;
❒ kantel het dopje naar beneden.
RUITENSPROEIERS
Voorruit (ruitensproeiers) fig. 16
Als de ruitensproeiers niet werken, con-troleer dan eerst het niveau in het rui-tensproeiertankje (zie de paragraaf “Ni-veaus controleren” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de ruiten-sproeiermonden niet verstopt zijn. Dezekunnen zo nodig met een speld wordendoorgeprikt.
De sproeiermonden van de ruitensproei-ers kunnen niet worden afgesteld.
Achterruit (achterruitsproeier)fig. 17
De sproeiermonden van de achterruit-sproeier kunnen niet worden afgesteld.
De sproeier is ingebouwd boven de achterruit.
fig. 15 F0Q0663m fig. 16 F0Q0661m fig. 17 F0Q0660m
208
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
CARROSSERIE
BESCHERMING TEGENATMOSFERISCHE INVLOEDEN
De belangrijkste oorzaken van roest zijn:
❒ luchtverontreiniging;
❒ zoutgehalte in de lucht en luchtvoch-tigheid (gebieden aan zee, warm envochtig klimaat);
❒ omgevings-/seizoensinvloeden.
Ook de invloed van schurende elementen,zoals stoffige omgeving, opwaaiend zand,modder en steenslag op de lak en de on-derzijde moet niet worden onderschat.
Fiat heeft voor uw auto de beste techno-logische oplossingen toegepast om de car-rosserie efficiënt tegen roest te bescher-men.
De belangrijkste zijn:
❒ de toepassing van aangepaste spuit-technieken en lakproducten die de au-to de benodigde weerstand tegen roesten schurende elementen verlenen;
❒ het gebruik van verzinkte (of voorbe-handelde) plaatdelen met een hoge cor-rosiebestendigheid;
❒ het aanbrengen van een gespoten be-schermende waslaag op de onderzijde,in de wielkuipen, in de motorruimte enverschillende holle ruimtes, met eenhoog beschermend vermogen;
❒ het aanbrengen van een beschermendekunststof laag op kwetsbare delen: on-derzijde van de portieren, binnenzijdevan de spatborden, naden, randen enz.;
❒ toepassing van “open” holle ruimtes omcondensvorming te voorkomen en bin-nendringend water af te voeren, waar-door roest van binnenuit wordt voor-komen.
CARROSSERIEGARANTIE
Bij de auto is de carrosserie tegen door-roesten van alle originele componentenvan de carrosserie en van alle dragendedelen gegarandeerd. Voor de specifiekevoorwaarden van deze garantie wordtverwezen naar de Service- en garantie-handleiding.
209
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TIPS VOOR HET BEHOUD VANDE CARROSSERIE
Lak
De lak heeft behalve een esthetische func-tie ook een beschermende functie.
Daarom moeten beschadigingen van delaklaag, zoals krassen, onmiddellijk wor-den bijgewerkt om roestvorming te voor-komen. Het bijwerken dient met de ori-ginele lak te worden uitgevoerd (zie“Plaatje met informatie over de carros-serielak” in het hoofdstuk “Technische ge-gevens”).
Het normale onderhoud van de auto be-perkt zich tot wassen, waarbij de fre-quentie afhankelijk is van het gebruik vande auto en van de omgeving. Het is raad-zaam de auto vaker te wassen bij sterkeluchtverontreiniging of bij het rijden overwegen met strooizout.
De juiste wasmethode:
❒ verwijder de antenne van het dak als ude auto in een wastunnel wast, om tevoorkomen dat deze beschadigt;
❒ spoel de auto eerst met een waterstraalonder lage druk af;
❒ was de auto met een zachte spons meteen oplossing van neutrale zeep; spoeldaarbij de spons regelmatig uit;
❒ spoel de auto af met schoon water endroog de auto met warme lucht of eenschone, zachte zeem.
De minder zichtbare delen zoals de ran-den van de portieren, achterklep, motor-kap en de koplampranden moeten tijdenshet drogen niet vergeten worden, omdatdaar water kan blijven staan. Het verdientaanbeveling de auto na het wassen niet on-middellijk binnen te zetten, maar de autonog even buiten te laten staan, zodat wa-terresten buiten kunnen verdampen.
Was de auto nooit in de zon of als de mo-torkap nog warm is: de glans van de lakkan afnemen.
Schoonmaakmiddelen ver-ontreinigen het water. Daar-om moet de auto bij voorkeurworden gewassen op een
plaats waar het afvalwater directwordt opgevangen en gezuiverd.
De kunststof carrosseriedelen kunnen opdezelfde wijze worden gewassen als degespoten carrosseriedelen.
Parkeer de auto niet onder bomen, aan-gezien harsdruppels bij langere inwerkingde lak kunnen beschadigen, waardoor dekans op roestvorming wordt vergroot.
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienenzo snel en zo goed mogelijk van de lak ver-wijderd te worden, omdat door de agres-sieve bestanddelen de lak kan beschadigen.
210
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
Koplampen
BELANGRIJK Gebruik voor het reinigenvan het kunststof lampenglas van de kop-lampen geen aromatische producten (bijv.benzine) of ketonen (bijv. aceton).
Ruiten
Gebruik voor het schoonmaken van deruiten een daarvoor geschikt schoon-maakmiddel. Gebruik een schone, zachtedoek om krassen en beschadigingen tevoorkomen.
BELANGRIJK Let er bij het schoonmakenvan de binnenzijde van de achterruit opdat de elektrische weerstandsdraden vande achterruitverwarming niet worden be-schadigd. Veeg voorzichtig in de richtingvan de draden.
Motorruimte
Laat de motorruimte na het winterseizoenzorgvuldig uitspuiten. Hierbij mag de wa-terstraal niet direct op de elektronischeregeleenheden worden gericht en moetende bovenste ventilatie-openingen goed be-schermd worden, om beschadiging van deruitenwissermotor te voorkomen. Laatdeze werkzaamheden verzorgen door eengespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van demotorruimte moet de contactsleutel instand STOP staan en de motor koud zijn.Controleer na het reinigen of de ver-schillende beschermingen (rubber kappen,deksels enz.) nog op hun plaats zitten enniet beschadigd zijn.
INTERIEUR
Controleer af en toe of er onder de vloer-bedekking geen water is blijven staan(dooiwater van sneeuwresten aan schoe-nen, lekkende paraplu’s enz.), waardoorroestvorming op de bodem veroorzaaktzou kunnen worden.
STOELEN EN STOFFENBEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel ofeen stofzuiger. Voor een nog betere rei-niging van de stoffen bekleding raden wiju aan de borstel vochtig te maken.
Reinig de zittingen met een vochtige sponsen een oplossing van neutrale zeep.
211
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
MET LEER BEKLEDE STOELEN
Verwijder droog vuil met een zeemleer ofeen iets vochtige doek, zonder hard tedrukken.
Dep een vochtige vlek of vet met een dro-ge en absorberende doek en wrijf daarbijniet. Behandel de plek vervolgens met eendoek of zeem bevochtigd met water eneen neutrale zeep.
Als de vlek nog niet verwijderd is, behan-del de vlek dan met een speciaal schoon-maakmiddel, waarbij de instructies op deverpakking strikt moeten worden opge-volgd.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol. Con-troleer bovendien of de gebruikte schoon-maakmiddelen geen alcohol of daarvan af-geleide producten bevatten, ook niet in ge-ringe hoeveelheden.
De stoffen bekleding van uwauto is langdurig bestand te-gen slijtage die ontstaat bijeen normaal gebruik van de
auto. Hevig en/of langdurig wrijven metkledingaccessoires zoals metalen ges-pen, sierknopen en klittenbandsluitin-gen, moet echter absoluut worden ver-meden omdat hierdoor grote druk ont-staat op een bepaalde plek op de be-kleding, waardoor deze plek kan slijtenen de bekleding beschadigd wordt.
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN
Wij raden u aan om de kunststof interi-eurdelen op de normale manier te reinigenmet een doek bevochtigd met water en eenneutrale zeep zonder schuurmiddel. Voorhet verwijderen van vet- of hardnekkigevlekken moeten speciale schoonmaakmid-delen zonder oplosmiddelen worden ge-bruikt, die geschikt zijn voor het reinigenvan kunststof en die het visuele effect en dekleur van de componenten niet wijzigen.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol ofbenzine om het glas van het instrumen-tenpaneel of andere kunststof onderdelenschoon te maken.
Gebruik nooit ontvlambareproducten zoals petroleum
of wasbenzine voor het reinigen vande interieurdelen van de auto. Deelektrostatische lading die tijdens hetreinigen door het wrijven ontstaat,kan brand veroorzaken.
ATTENTIE
212
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
Als tijdens het reinigen van de voorruitmet speciaal daarvoor bestemde produc-ten, druppels op het leer van het stuur-wiel, de pookknop of de handrem te-rechtkomen, moeten deze onmiddellijkworden verwijderd en het betreffende ge-deelte met water en neutrale zeep wor-den afgenomen.
BELANGRIJK Wees zeer voorzichtig bijhet gebruik van mechanische diefstalbe-veiligingen op het stuurwiel om beschadi-ging van de leren bekleding te voorkomen.
Bewaar nooit spuitbussen inde auto: ontploffingsgevaar.
Spuitbussen mogen niet wordenblootgesteld aan temperaturen boven50°C. In de zomer kan de tempera-tuur in het interieur ver boven dezewaarde oplopen.
ATTENTIELERENSTUURWIEL/POOKKNOP/HANDREM
Reinig deze componenten uitsluitend metwater en neutrale zeep. Gebruik nooit al-cohol of producten op basis van alcohol.
Voordat u speciale producten gebruiktvoor het reinigen van de interieurdelen,moet u eerst de aanwijzingen op het eti-ket van het product lezen en controlerenof het geen alcohol en/of substanties opbasis van alcohol bevat.
213
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
IDENTIFICATIEGEGEVENS ............................................. 214
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN 216
MOTOR ................................................................................. 217
BRANDSTOFSYSTEEM ...................................................... 218
TRANSMISSIE ....................................................................... 218
REMMEN ................................................................................ 219
WIELOPHANGING ............................................................ 219
STUURINRICHTING ......................................................... 219
WIELEN ................................................................................. 220
AFMETINGEN ...................................................................... 224
PRESTATIES .......................................................................... 225
GEWICHTEN ....................................................................... 226
VULLINGSTABEL ................................................................ 227
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN ....................... 228
BRANDSTOFVERBRUIK ................................................... 230
CO2-EMISSIE ......................................................................... 231
RADIOGOLF-AFSTANDSBEDIENING: MINISTERIËLE GOEDKEURING ..................................... 232
TTTTEEEECCCCHHHHNNNNIIIISSSSCCCCHHHHEEEE GGGGEEEEGGGGEEEEVVVVEEEENNNNSSSS
TYPEPLAATJE MET IDENTIFI-CATIEGEGEVENS fig. 2
Het typeplaatje is aangebracht op defronttraverse in de motorruimte enbevat de volgende informatie:
B Nummer typegoedkeuring.
C Identificatiecode van het autotype.
D Chassisnummer.
E Max. toelaatbaar totaalgewicht vande auto.
F Max. toelaatbaar totaalgewicht vande auto met aanhanger.
G Max. toelaatbare voorasbelasting.
H Max. toelaatbare achterasbelasting.
I Motortype.
L Code van de carrosserie-uitvoering.
M Nummer voor de onderdelen.
N Correctiewaarde voor de uitlaat-rookgasmeting (alleen bij dieselmo-toren).
IDENTIFICATIE-GEGEVENS
Wij raden u aan om nota te nemen vande identificatiegegevens. De identifica-tiegegevens zijn ingeslagen of aange-bracht op plaatjes en bevinden zich opde volgende plaatsen fig. 1:
❒ Typeplaatje met identificatiegegevens
❒ Chassisnummer
❒ Plaatje met informatie over de car-rosserielak
❒ Motorcode.
214
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
fig. 1 F0Q0736m fig. 2 F0Q0029m
PLAATJE MET INFORMATIEOVER DE CARROSSERIELAK fig. 4
Het plaatje is op de binnenzijde van demotorkap aangebracht en bevat de vol-gende informatie:
A - Fabrikant van de lak.
B - Kleurbenaming.
C - Kleurcode.
D - Kleurcode voor bijwerken en over-spuiten.
MOTORCODE
De motorcode is in het cilinderblokingeslagen, en bestaat uit het motortypeen een oplopend productienummer.
CHASSISNUMMER
Het chassisnummer is ingeslagen in debodemplaat naast de rechter voorstoel.
Om het te bereiken moet u het klepjeA-fig. 3 naar voren schuiven.
Het bevat de volgende gegevens:
❒ type van de auto (ZFA 198000);
❒ oplopend productienummer.
215
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
fig. 4 F0Q0100mfig. 3 F0Q0667m
216
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN
Typecode motor Code van de carrosserie-uitvoering
1.4 16V 192B2000 198AXA1B 00
1.4 T-JET 150pk 198A1000 198AXF1B 05198AXF1B 05B (▲)
1.9 Multijet 8V 192A8000 198AXB1A 01 (�) 198AXB1A 01C (�)
198AXB1A 01B (�) (▲)198AXB1A 01D (�) (▲)
1.9 Multijet 16V 937A5000 198AXC1B 02 (�) 198AXC1B 02C (�)
198AXC1B 02B (�) (▲) 198AXC1B 02D (�) (▲)
1.9 Multijet 8V (�) 192B4000 198AXD1A 03 (�) 198AXD1A 03C (�)
198AXD1A 03B (�) (▲) 198AXD1A 03D (�) (▲)
1.9 Multijet 8V (�) 192B5000 198AXE1A 04198AXE1A 04C (�)
198AXE1A 04B (�) (▲)
(�) Uitvoeringen met DPF
(�) Uitvoeringen zonder DPF
(▲) Uitvoeringen waarop 18” banden gemonteerd kunnen worden
(�) Uitvoeringen voor bepaalde markten
217
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
1.4 16V
192B2000
Otto
4 in lijn
72,0 x 84,0
1368
11
6690
5500
12813
4500
NGK DCPR7E-N-10
Loodvrije benzine 95 RON
(specificatieEN228)
1.9 Multijet 8V (●)
192B5000
Diesel
4 in lijn
82,0 x 90,4
1910
18
6690
4000
25526
2000
–
Diesel voormotorvoertuigen
(specificatieEN590)
1.9 Multijet 8V (●)
192B4000
Diesel
4 in lijn
82,0 x 90,4
1910
18
851154000
25526
2000
–
Diesel voormotorvoertuigen
(specificatieEN590)
1.9 Multijet 8V
192A8000
Diesel
4 in lijn
82,0 x 90,4
1910
18
881204000
25526
2000
–
Diesel voormotorvoertuigen
(specificatieEN590)
1.4 T-JET 150 pk
198A1000
Otto
4 in lijn
72,0 x 84,0
1368
9,8
1101505500
20621
2250
NGK IKR9F8
Loodvrije benzine 95 RON
(specificatieEN228)
1.9 Multijet 16V
937A5000
Diesel
4 in lijn
82,0 x 90,4
1910
17,5
1101504000
30531
2000
–
Diesel voormotorvoertuigen
(specificatieEN590)
MOTOR
ALGEMENE INFORMATIE
Typecode
Cyclus
Aantal en opstelling cilinders
Boring en slag mm
Cilinderinhoud cm3
Compressieverhouding
Max. vermogen (EU) kWpk
bijbehorend toerental min-1
Max. koppel (EU) Nmkgm
bijbehorend toerental min-1
Bougies
Brandstof
(●) Uitvoeringen voor bepaalde markten
Zes gesynchroniseerde versnellingen vooruit en een versnelling
achteruit
Zelfstellend met koppelingspedaal zonder vrije slag
Voor
218
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
Vijf gesynchroniseerde versnellingen vooruit en een versnelling achteruit
Zelfstellend met koppelingspedaal zonder vrije slag
Voor
Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen reke-ning wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfsbrand veroorzaken.
TRANSMISSIE
1.4 16V - 1.4 T-JET 150pk - 1.9 Multijet 16V 1.9 Multijet 8V
Versnellingsbak
Koppeling
Aandrijving
BRANDSTOFSYSTEEM
1.4 16V 1.4 T-JET 150pk 1.9 Multijet 8V1.9 Multijet 16V
Brandstofsysteem Elektronische sequentiële, Elektronisch geregelde Elektronisch geregelde gefaseerde Multipoint inspuiting, sequentiële, gefaseerde directe Multijet inspuiting
returnless-systeem Multipoint inspuiting “Common Rail”met turbocompressor en intercooler met turbocompressor en intercooler
REMMEN
1.4 16V - 1.4 T-JET 150pk - 1.9 Multijet 8V - 1.9 Multijet 16V
Voetrem:
– voor
– achter
Handrem
BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remver-traging iets later wordt bereikt.
219
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
WIELOPHANGING
1.4 16V - 1.4 T-JET 150pk - 1.9 Multijet 8V - 1.9 Multijet 16V
Voor
Achter
Onafhankelijke wielophanging, type McPherson
Semi-onafhankelijk met via torsietraverse gekoppelde wielen
Geventileerde schijfremmen
Schijfremmen
Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen
STUURINRICHTING
1.4 16V - 1.4 T-JET 150pk - 1.9 Multijet 8V - 1.9 Multijet 16V
Type
Draaicirkel (tussen stoepranden) m
Tandheugelstuurhuis met elektrische stuurbekrachtiging
10,4 (11,0 met optional lichtmetalen 18”-velgen)
220
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
VERKLARING VAN DE CODERING OP DE BANDEN fig. 5
Voorbeeld: 195/65 R 15 91T
195 = Nominale breedte (S, afstand inmm tussen de flanken).
65 = Hoogte/breedte-verhouding(H/S) (percentage).
R = Radiaalband.
15 = Diameter van de velg (in inch)(Ø).
91 = Beladingsindex (draagvermogen).
T = Snelheidsindex.
WIELEN
VELGEN EN BANDEN
Geperst stalen of lichtmetalen velgen.Tubeless radiaalbanden. Op de type-goedkeuring zijn bovendien alle goedge-keurde banden aangegeven.
BELANGRIJK Als de gegevens in hetinstructieboekje afwijken van die van detypegoedkeuring, dient u zich altijd aande gegevens van de typegoedkeuring tehouden.
Voor de rijveiligheid is het noodzakelijkdat alle wielen zijn voorzien van bandenvan hetzelfde merk en hetzelfde type.
BELANGRIJK In tubeless banden mogengeen binnenbanden gebruikt worden.
RESERVEWIEL
Geperst stalen velg. Tubeless band.
WIELUITLIJNING
Toespoor gemeten tussen de velgran-den van de voorwielen: –1 ±1 mm.
De waarden zijn van toepassing op eenonbelaste auto in rijklare staat.
fig. 5 F0Q0200m
221
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
Beladingsindex (draagvermogen)
60 = 250 kg 84 = 500 kg61 = 257 kg 85 = 515 kg62 = 265 kg 86 = 530 kg63 = 272 kg 87 = 545 kg64 = 280 kg 88 = 560 kg65 = 290 kg 89 = 580 kg66 = 300 kg 90 = 600 kg67 = 307 kg 91 = 615 kg68 = 315 kg 92 = 630 kg69 = 325 kg 93 = 650 kg70 = 335 kg 94 = 670 kg71 = 345 kg 95 = 690 kg72 = 355 kg 96 = 710 kg73 = 365 kg 97 = 730 kg74 = 375 kg 98 = 750 kg75 = 387 kg 99 = 775 kg76 = 400 kg 100 = 800 kg77 = 412 kg 101 = 825 kg78 = 425 kg 102 = 850 kg79 = 437 kg 103 = 875 kg80 = 450 kg 104 = 900 kg81 = 462 kg 105 = 925 kg82 = 475 kg 106 = 950 kg83 = 487 kg
Snelheidsindex
Q = tot 160 km/h.
R = tot 170 km/h.
S = tot 180 km/h.
T = tot 190 km/h.
U = tot 200 km/h.
H = tot 210 km/h.
V = tot 240 km/h.
W = tot 270 km/h.
Y = tot 300 km/h.
Maximale snelheid bij winterbanden
QM + S = max. 160 km/h.
TM + S = max. 190 km/h.
HM + S = max. 210 km/h.
VERKLARING VAN DE CODERING OP DE VELGEN fig. 5
Voorbeeld: 6J x 15 H2 ET 31.5
6 = breedte van de velg in inch (1).
J = velgbedprofiel (deel aan de zij-kanten waarop de band steunt)(2).
15 = montagediameter in inch (komtovereen met die van de banddie gemonteerd moet worden)(3 = Ø).
H2 = vorm en aantal “humps” (vormvan de velgrand die de wangvan de tubeless band op zijnplaats houdt).
ET 31.5 = diepte van de velgbolling(afstand tussen het montage-vlak van de velg op de naaf enhet velghart).
1.4 16V
1.9 Multijet 8V
1.4 T-JET 150 pk1.9 Multijet 16V
222
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
(❍) Op uitvoeringen met 195/65 R15 en 205/55 R16 banden kan, als alternatief voor Fix&Go, een band met normale afmetingen wordenbesteld.
(*) Niet geschikt voor sneeuwkettingen.
(**) De banden met bandenmaat 205/55 R16 91H hebben dezelfde eigenschappen als het noodreservewiel: de teksten en de aanwijzingen inde paragraaf “Wiel verwisselen” hebben dus betrekking op de banden met bandenmaat 205/55 R16 91H.
BELANGRIJK Het gebruik van banden met bandenmaat 225/40 R18 92V vereist specifieke technische aanpassingen. Om deze reden kan dezebandenmaat alleen bij een nieuwe auto worden besteld. Deze bandenmaat mag niet achteraf worden gemonteerd nadat de auto is afgeleverd!
UITVOERING VELGEN BANDEN NOODRESERVEWIEL(indien aanwezig)
Standaard Winterbanden Velgmaat Bandenmaat
6J x 15 ET 31.5 195/65 R15 91H 195/65 R15 91T (M+S)(❍) (❍)
7J x 16 ET 31 205/55 R16 91H 205/55 R16 91T (M+S)
7J x 17 ET 31 225/45 R17 91V (*) 225/45 R17 91T (M+S) 7J x 16 ET 31 205/55 R16 91H (**)
6J x 15 ET 31.5 195/65 R15 91H 195/65 R15 91T (M+S)(❍) (❍)
7J x 16 ET 31 205/55 R16 91H 205/55 R16 91T (M+S)
7J x 17 ET 31 225/45 R17 91V (*) 225/45 R17 91T (M+S)
71/2 J x 18 ET 35 225/40 R18 92V (*) 225/40 R18 92T (M+S)7J x 16 ET 31 205/55 R16 91H (**)
6J x 15 ET 31.5 195/65 R15 91V 195/65 R15 91T (M+S)(❍) (❍)
7J x 16 ET 31 205/55 R16 91V 205/55 R16 91T (M+S)
7J x 17 ET 31 225/45 R17 91V (*) 225/45 R17 91T (M+S)
71/2 J x 18 ET 35 225/40 R18 92V (*) 225/40 R18 92T (M+S)7J x 16 ET 31 205/55 R16 91H (**)
223
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koudebanden.Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.Bij rijden met snelheden boven 160 km/h moet de bandenspanning worden verhoogd tot de waarden voor volle belading.Het TPMS-systeem is niet leverbaar voor de bandenmaat 195/65 R15 91H
195/65 R15 91H 2,3 2,3 2,6 2,6
1.4 16V 205/55 R16 91H 2,3 2,3 2,6 2,6
225/45 R17 91V 2,3 2,3 2,6 2,6
195/65 R15 91H 2,3 2,3 2,6 2,6
1.9 Multijet 8V205/55 R16 91H 2,3 2,3 2,6 2,6
225/45 R17 91V 2,3 2,3 2,6 2,6
225/40 R18 92V 2,6 2,6 2,9 2,9
195/65 R15 91V 2,3 2,3 2,6 2,6
1.9 Multijet 16V 205/55 R16 91V 2,3 2,3 2,6 2,6
1.4 T-JET 150 pk 225/45 R17 91V 2,3 2,3 2,6 2,6
225/40 R18 92V 2,6 2,6 2,9 2,9
STANDAARD BANDENBandenmaat Bij gemiddelde belading Volbeladen
Voor Achter Voor Achter
F0Q0003mfig. 6
A B C D E F G H
4336 974 2600 762 1498 1538 1792 15321530 (�) 1524 (�)
Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.
(�) met optional lichtmetalen 18”-velgen
224
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
AFMETINGEN
De afmetingen zijn aangegeven in mmen hebben betrekking op een auto dieis uitgerust met standaard banden.
De hoogte heeft betrekking op eenonbelaste auto.
Inhoud bagageruimte
Inhoud bij onbeladen auto (VDA-norm): 400 dm3 met Cargo Box(indien aanwezig)
Inhoud bij neergeklapte rugleuning van achterbank: 1175 dm3 metCargo Box (indien aanwezig)
225
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
PRESTATIES
Maximale snelheid na de inrijperiode in km/h.
1.4 16V 1.4 T-JET 1.9 Multijet 8V 1.9 Multijet 8V 1.9 Multijet 8V 1.9 Multijet 16V150 pk 120 pk 90 pk (*) 115 pk (*)
179 212 194 174 190 209
(*) Uitvoeringen voor bepaalde markten
226
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
1.4 16V
1205
510
10008601715
1000500
80
60
1.4 T-JET 150pk
1275
510
10008601785
1300500
80
60
1.9 Multijet 8V
1320
510
10608601830
1300500
80
60
1.9 Multijet 16V
1360
510
10608601870
1300500
80
60
GEWICHTENGewichten (kg)
Rijklaargewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals)
Nuttig laadvermogen (*) incl. de bestuurder:
Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:– totaal:
Trekgewichten– geremd:– ongeremd:
Max. dakbelasting (***):
Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.
(***) Allesdrager opgenomen in het Fiat Lineaccessori-programma, max. draagvermogen: 50 kg.
VULLINGSTABEL
227
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
Brandstoftank:incl. een reserve van:
Motorkoelsysteem– met airconditioning:
Motorcarter:Carter en oliefilter:
Versnellingsbak en differentieel:
Hydraulisch remcircuit met ABS:
Vloeistofreservoir ruitensproeiers/achterruitsproeier/koplampsproeiers: (*)
(*) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met koplampsproeiers.
(❏) Uitvoering 1.9 Multijet 8v
(�) Uitvoering 1.9 Multijet 16v
(❍) Uitvoering 1.4 T-JET 150 pk
(▲) Bij extreem koude klimatologische omstandigheden raden wij een mengsel aan van 60% PARAFLUUP en 40% gedemineraliseerd water.
liter
57 (�)8-10 (�)
–
4,4 (�)
4,7 (�)1,76 (❏)1,87 (�)
–
3 (6)
kg
––
7,0
3,8 (�)4,0 (�)
1,6 (❏) 1,7 (�)
0,525
–
liter
578-10
–
2,752,9
1,872,4 (❍)
–
3 (6)
1.9 Multijet
kg
––
5,2
2,42,55
1,72,0 (❍)
0,525
–
1.4 16V - 1.4 T-JET 150 pk Voorgeschreven brandstofOriginele producten
Loodvrije benzine octaangetal ten minste 95 R.O.N (specificatie EN228)(�)Diesel voor motorvoertuigen(specificatie EN590)
Mengsel van gedemineraliseerdwater en 50% PARAFLUUP (▲)
SELENIA K P.E. (�) SELENIA WR
TUTELA CAR TECHNYXTUTELA CAR MATRYX (❍)
TUTELA TOP 4
Mengsel van water enTUTELA PROFESSIONAL SC 35
228
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
Gebruik voor een correcte werking van de dieseluitvoeringen met DPF uitsluitend het originele smeermiddel. In geval vannood, als het originele product niet beschikbaar is, vul dan maximaal 0,5 liter bij en wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.Als u niet de originele SAE 5W/40-producten gebruikt, moeten de smeermiddelen minimaal voldoen aan de specificatiesACEA B4 voor de dieselmotoren; in dit geval zijn de optimale prestaties van de motor niet gegarandeerd.Het gebruik van producten met specificaties lager dan ACEA C3 en ACEA B4 kan beschadigingen aan de motor veroorza-ken die niet door de garante gedekt worden.Vraag bij gebruik onder extreem koude klimatologische omstandigheden de Fiat-dealer om het juiste product uit de Selenia-lijn.
VolgensOnderhouds-schema
VolgensOnderhouds-schema
Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis met kwalificatie FIAT 9.55535-S2 of specificatieACEA C3.
Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basismet kwalificatie FIAT 9.55535- N2
Smering voorbenzinemoto-ren
SELENIA K P.E.
SELENIA WRSmering voordieselmoto-ren
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES
Gebruik Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelen Vloeistoffen en smeer- Vervangings-voor een correct functioneren van de auto middelen(originele) interval
Olie en vetten voor krachtoverbren-gingen
229
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
Gebruik Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelen Vloeistoffen en Toepassingvoor een correct functioneren van de auto smeermiddelen
(●) BELANGRIJK Nooit bijvullen of mengen met vloeistoffen waarvan de specificaties afwijken van hetgeen is voorgeschreven.(❑) Bij extreem koude klimatologische omstandigheden raden wij een mengsel aan van 60% PARAFLUUP en 40% gedemineraliseerd water.
Synthetische olie SAE 75W-85 Voldoet ruimschoots aan de speci-ficaties API GL-4 PLUS, FIAT 9.55550.
Synthetische olie SAE 75W-85.Voldoet ruimschoots aan de specificaties API GL-4
Specifiek vet met een lage wrijvingscoëfficiënt voor homokineti-sche koppelingen. Indringingsgetal N.L.G.I. 0-1
Vet met molybdeenbisulfide voor hoge bedrijfstemperaturen.Indringingsgetal N.L.G.I. 1-2
Synthetische remvloeistof FMVSS nr. 116 DOT 4, ISO 4925SAE J1704, CUNA NC 956-01
Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivries op basis van glycol-monoethyleen met organische formule.Voldoet ruimschoots aan de specificaties CUNA NC 956-16,ASTM D 3306
Toevoeging voor dieselbrandstof met beschermende werkingvoor dieselmotoren
Mengsel van alcoholen en oppervlakte-actieve stoffen CUNA NC956-11
TUTELA CAR TECHNYX
TUTELA CARMATRYX
TUTELA STAR 700
TUTELA ALL STAR
TUTELA TOP 4
PARAFLUUP (●)
TUTELA DIESEL ART
TUTELAPROFESSIONAL
SC 35
Mechanische versnellings-bak en differentieel
Mechanische versnellings-bak en differentieel
Homokinetische koppeling aan differentieelzijde
Homokinetische koppelingen aan wielzijde
Hydraulisch remsysteem enkoppelingbediening
Motorkoelsysteem.Mengverhouding: 50% gedemineraliseerd wateren 50% PARAFLUUP (❑)
Vermengen met dieselolie(25 cc per 10 liter)
Onverdund of met watergebruiken
Remvloeistof
Antivriesvoor radiateur
Toevoeging voor dieselbrandstof
Vloeistof voor ruitensproeiers/achterruitsproei-er/koplamp-sproeiers
230
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
BRANDSTOFVERBRUIK
Het brandstofverbruik dat in de volgen-de tabel is opgenomen, is gemeten vol-gens een vastgestelde testmethode diein EU-normen is vastgelegd.
Het brandstofverbruik is gemeten vol-gens onderstaande procedure:
❒ een stadsrit: opgebouwd uit eenkoude start gevolgd door een gesi-muleerde, normale testrit in stads-verkeer;
BELANGRIJK Het soort wegdek, ver-keerssituatie, atmosferische omstandig-heden, rijstijl, algemene conditie van deauto, uitrustingsniveau, gebruik van deairconditioning, lading van de auto,imperiaal op het dak en andere situatiesdie de aerodynamica kunnen beïnvloe-den, leveren een ander brandstofver-bruik op dan hier vermeld.
❒ een testrit buiten de stad: waarbijveelvuldig wordt geaccelereerd inalle versnellingen en waarmee eennormaal gebruik van de auto buitende stad wordt gesimuleerd. De snel-heid varieert tussen de 0 en 120km/h;
❒ gecombineerd verbruik: hierbijtelt de waarde van de stadsrit meevoor 37% en de waarde van detestrit buiten de stad voor 63%.
Brandstofverbruik volgens EU-normen 1999/100 (liter x 100 km)
1.4 16V 1.4 T-JET 1.9 Multijet 8V 1.9 Multijet 8V 90 pk (●) 1.9 Multijet 16V
150 pk 1.9 Multijet 8V 115 pk (●)
Stadsverkeer 8,7 9,3 6,9 6,8 7,6
Buitenweg 5,6 5,8 4,3 4,2 4,5
Gecombineerd 6,7 7,1 5,3 5,2 5,6
(●) Uitvoeringen voor bepaalde markten
231
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
CO2-EMISSIE
De CO2-emissie, vermeld in de volgende tabel, is gemeten op een gecombineerd traject.
CO2-emissie volgens EU-normen 1999/100 (g/km)
1.4 16V 1.4 T-JET 150 pk 1.9 Multijet 8V 1.9 Multijet 8V 90 pk (●) 1.9 Multijet 16V1.9 Multijet 8V 115 pk (●)
158 167 139 137 149
(●) Uitvoeringen voor bepaalde markten
232
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
RADIOGOLF-AFSTANDSBEDIENING: Ministeriële goedkeuring
234
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
Auto langere tijd stallen ..................... 140
Autoradio (inbouwvoorbereiding)... 92
Bagageruimte....................................... 79
Bagageruimteverlichting (gloeilamp vervangen) ......................... 176
Banden
- bandenspanning ............................. 223
- standaard ........................................ 222
- verklaring van bandencodering .. 220
- verwisselen..................................... 157
- winterbanden................................. 139
Bandenreparatieset Fix&Go Automatic.............................................. 163
Bedieningsorganen............................... 65
Bekerhouders/opbergvakken ............ 70
Bescherming van het milieu............... 104
Bougies................................................... 217
Brake Assist .......................................... 87
Brandstofbesparing.............................. 135
Brandstofnoodschakelaar................... 66
Brandstofsysteem ................................ 218
Brandstofverbruik................................ 230
Buitenverlichting .................................. 55
Carrosserie.......................................... 208
- carrosserie-uitvoeringen ............. 216
Centrale portiervergrendeling .......... 75
CO2-emissie ......................................... 231
Code Card ............................................ 10
Cruise-control...................................... 61
Dashboard en bediening ................... 4
Dashboard............................................. 5
Dashboardkastje/opbergvak .............68-69
Derde remlicht (gloeilamp vervangen) ......................... 174
Diefstalalarm......................................... 16
Dimlicht ................................................. 55
Dop van brandstoftank....................... 103
DPF (roetfilter) .................................... 104
Dualdrive (elektrische stuurbekrachtiging)............................................ 94
Elektrische stuurbekrachtiging “Dualdrive”......................................... 94
Elektrische/elektronische systemen monteren ............................ 93
EOBD (systeem) .................................. 91
Aansteker............................................. 69
ABS ......................................................... 86
Accu
- opladen............................................ 188
- starten met een hulpaccu............ 156
- vervangen........................................ 202
Achterruitsproeier .............................. 60
Achterruitwisser
- bediening......................................... 60
- ruitensproeiers .............................. 207
- wisserblad....................................... 206
Achteruitrijlichten (gloeilamp vervangen) ......................... 173
Afmetingen ............................................ 224
Airbag
- frontairbag ...................................... 120
- zij-airbag .......................................... 123
Airconditioning, automatisch met gescheiden regeling ..................... 49
Airconditioning, handbediend ........... 46
Armsteun voor/achter.......................67-68
Asbak...................................................... 69
ASR (systeem) ...................................... 89
AAAALLLLFFFFAAAABBBBEEEETTTTIIIISSSSCCCCHHHH RRRREEEEGGGGIIIISSSSTTTTEEEERRRR
235
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
Instrumentenpaneel............................. 6
Intelligente wis-/wasregeling.............. 58
Interieur................................................. 210
Interieuruitrusting................................ 67
Isofix-kinderzitje................................... 117
Kentekenplaatverlichting (gloeilamp vervangen) ...................... 174
Kinderen veilig vervoeren.................. 112
Kinderveiligheidsslot ........................... 75
Kinderzitjes (geschiktheid voor gebruik).................................................. 115
Klimaatregeling..................................... 42
Koplampen ............................................ 85
Koplampsproeiers ............................... 60
Lak ......................................................... 209
Lampjes en berichten.......................... 141
Luchtfilter/Pollenfilter ......................... 201
Mistachterlicht .................................... 65
Mistachterlicht (gloeilamp vervangen)173
Mistlampen voor .................................. 65
Montagevoorbereiding voor Isofix-kinderzitje................................... 117
Motor
- identificatiecode ............................ 216
- specificaties..................................... 217
Motor starten ................................130-156
Motorcodes/carrosserie-uitvoeringen .......................................... 216
Motorkap............................................... 83
Motorruimte (reinigen) ...................... 210
MSR (systeem)...................................... 90
Multifunctioneel display ...................... 22
Niveaus controleren.......................... 196
Noodgevallen........................................ 155
Onderhoud en zorg........................... 191
- geprogrammeerd onderhoud..... 192
- Onderhoudsschema ..................... 193
- periodieke controles .................... 195
- zwaar gebruik van de auto.......... 195
Opendak ................................................ 72
Opkrikken van de auto....................... 189
Parkeerlichten..................................... 55
Parkeersensoren .................................. 99
Parkeren ................................................ 133
Plafondverlichting................................. 63
Portieren
- kinderveiligheidsslot ..................... 75
ESP (systeem) ....................................... 88
Fiat CODE (startblokkering) ........... 8
Fix&Go Automatic (bandenreparatieset) ........................... 163
Follow me home (systeem) ............... 56
Gebruik van de versnellingsbak....... 134
Gewichten............................................. 226
Gloeilamp (vervangen van een) ........ 167
- lamptypen ....................................... 168
Gloeilampen vervangen
- buitenverlichting............................ 170
- interieurverlichting ....................... 175
Gordelspanners.................................... 109
Grootlicht.............................................. 55
Grootlichtsignaal.................................. 55
Handrem.............................................. 133
Hill Holder (systeem) ......................... 88
Hoofdsteunen....................................... 39
Identificatiegegevens........................... 214
Imperiaal/skidrager .............................. 84
Instelbaar multifunctioneel display ... 23
Instrumenten ........................................ 20
236
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
Slepen van de auto .............................. 189
Sleutels ................................................... 10
Sneeuwkettingen.................................. 139
Snelheid (maximum)............................ 225
Spiegels................................................... 41
Sport (functie) ...................................... 94
Start-/contactslot ................................. 19
Startblokkering Fiat CODE ............... 8
Starten en rijden .................................. 129
Stekkerdoos.......................................... 69
Stoelen ................................................... 37
- met elektrische verwarming....... 38
- reinigen............................................ 210
- voor met elektrische verstelling 38
- voor met handbediende verstelling37
Stuurinrichting ...................................... 219
Stuurslot ................................................ 19
Stuurwiel................................................ 40
Symbolen ............................................... 8
Tanken.................................................. 102
Technische gegevens........................... 213
TPMS (systeem) ................................... 96
Transmissie ........................................... 218
Trekken van aanhangers..................... 137
Trekkrachtbegrenzers ........................ 109
Trip computer...................................... 34
Veiligheid............................................. 105
Veiligheidsgordels ................................ 106
Velgen
- verklaring van velgencodering .... 221
Verlichting dashboardkastje (gloeilamp vervangen) ......................... 177
Verlichting zonneklepspiegel (gloeilamp vervangen) ......................... 177
Versnellingsbak..................................... 134
Verwarming/airconditioning .............. 42
Verwarming/ventilatie......................... 44
Vloeistoffen en smeermiddelen ........ 228
Vullingstabel .......................................... 227
Waarschuwingsknipperlichten ........ 65
Wiel verwisselen.................................. 157
Wielen en banden......................... 204-220
Wielophanging...................................... 219
Wieluitlijning ......................................... 220
Zekeringen vervangen ....................... 178
Zonnekleppen....................................... 71
- noodportiervergrendeling achter 76
Prestaties ............................................... 225
Radiogolf-afstandsbediening: ministeriële goedkeuring ................. 232
Radiozendapparatuur en mobiele telefoons ................................ 93
Regensensor ......................................... 58
Remmen................................................. 219
Richtingaanwijzers
- bediening......................................... 55
- gloeilampen vervangen..........171-172
Roetfilter (DPF) ................................... 104
Rubber slangen..................................... 205
Ruitbediening, elektrisch .................... 77
Ruiten reinigen ..................................... 57
Ruitensproeiers.................................... 57
Ruitenwissers
- bediening......................................... 57
- ruitensproeiers .............................. 207
- wisserbladen................................... 206
Safe lock (systeem) ............................ 14
SBR-systeem ......................................... 108
Sensor automatische koplampen (schemersensor) .................................. 56
BEPALINGEN VOOR HET VERWERKEN VAN DE AUTO AAN HET EINDE VANZIJN LEVENSDUUR
Al jaren werkt Fiat hard aan de bescherming van het milieu door de doorlopende verbetering van de productieprocessen en deontwikkeling van producten die steeds milieuvriendelijker zijn. Om de cliënten de best mogelijke service te garanderen in overeen-stemming met de milieunormen en conform de verplichtingen die voortvloeien uit de 2000/53/EU-richtlijn voor auto’s die aan heteinde van hun levensduur zijn, biedt Fiat aan haar cliënten de mogelijkheid de eigen auto (*) aan het einde van zijn levensduur in televeren zonder extra kosten.
De Europese richtlijn voorziet er namelijk in dat de auto kan worden ingeleverd zonder kosten voor de laatste houder en/of eige-naar als de auto geen of een negatieve marktwaarde heeft. In bijna alle EU-landen is tot 1 januari 2007 de inname alleen kosteloosvoor auto’s die vanaf 1 juli 2002 zijn geregistreerd, terwijl vanaf 2007 de inname kosteloos is onafhankelijk van het registratiejaarop voorwaarde dat de auto nog beschikt over de essentiële onderdelen (met name motor en carrosserie) en vrij is van bijkomen-de afvalstoffen.
Voor de afgifte van uw auto aan het einde van zijn levensduur kan u zich zonder aanvullende verplichtingen tot de Fiat-dealer wen-den of tot een van de inzamelings- en verwerkingsbedrijven die door Fiat zijn goedgekeurd. Dergelijke bedrijven zijn zorgvuldig uit-gekozen en bieden een kwaliteitservice voor de inzameling, de verwerking en het hergebruik van onderdelen van buiten gebruikgestelde auto’s met respect voor het milieu.
Voor informatie over de inzamelings- en verwerkingsbedrijven kunt u terecht bij de Fiat-dealer of bel het gratis nummer 008003428 0000 of raadpleeg de Fiat internetsite.
(*) Auto voor het vervoer van passagiers met maximaal 9 zitplaatsen, voor een maximaal toelaatbaar gewicht van 3,5 t
Vraag uw dealer naar
De kracht achter uw motor.
Selenia: de perfecte keuze voor uw auto
De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia; een motorolielijn die voldoet aan de meest geavanceerde internationale specificaties.
Tijdens specifieke tests blijkt dat door de hoge technische specificaties Selenia het smeermiddel is om de prestaties van uw motor optimaal en betrouwbaar te houden.
SELENIA WRSpecifieke olie voor common rail of Multijet dieselmotorenvoor een optimale koude start, maximale beschermingtegen slijtage, optimale werking van hydraulische klep-stoters, beperking van het verbruik en stabiliteit bij hogetemperaturen.
SELENIA DIGITECHVolledig synthetische motorolie voor benzine- en diesel-motoren. Geavanceerde technologie voor de motor; degarantie voor maximale bescherming, brandstofbespa-ring en betrouwbaarheid onder extreme klimatologischeomstandigheden.
Selenia omvat een reeks technologisch geavanceerde producten:
SELENIA PERFORMER MULTIPOWERIdeale olie voor bescherming van de nieuwe generatiebenzinemotoren zelfs onder de zwaarste bedrijfssituatiesen extreemste klimatologische omstandigheden.Garandeert een beperking van het brandstofverbruik(Energy conserving) en is bijzonder geschikt voor moto-ren op alternatieve brandstoffen.
SELENIA KEen synthetisch smeermiddel op basis van een nieuwetechnologie, dat bij benzinemotoren de koude start ver-betert en maximale bescherming biedt, ook als de autooverwegend in stadsverkeer wordt gebruikt. Dankzij eenviscositeit van 5W-40 en de speciale formule wordt bij-zonder effectief voldaan aan de nieuwe Europese emis-sie-eisen en moeiteloos de zwaarste internationale spe-cificaties overtroffen.
De Selenialijn wordt gecompleteerd door Selenia StAR, Selenia Racing, Selenia 20K Alfa Romeo, Selenia TD, Selenia Performer 5W-40.Bezoek voor verdere informatie over de Selenia producten de site www.flselenia.com
195/65 R15 91H 2,3 2,3 2,6 2,6
1.4 16V 205/55 R16 91H 2,3 2,3 2,6 2,6
225/45 R17 91V 2,3 2,3 2,6 2,6
195/65 R15 91H 2,3 2,3 2,6 2,6
1.9 Multijet 8V205/55 R16 91H 2,3 2,3 2,6 2,6
225/45 R17 91V 2,3 2,3 2,6 2,6
225/40 R18 92V 2,6 2,6 2,9 2,9
195/65 R15 91V 2,3 2,3 2,6 2,6
1.4 T-JET 150 pk 205/55 R16 91V 2,3 2,3 2,6 2,61.9 Multijet 16V 225/45 R17 91V 2,3 2,3 2,6 2,6
225/40 R18 92V 2,6 2,6 2,9 2,9
STANDAARD BANDENBandenmaat Bij gemiddelde belading Volbeladen
Voor Achter Voor Achter
MOTOROLIE VERVERSEN
1.4 16V - 1.4 T-JET 150 pk - 1.9 Multijet 8V - 1.9 Multijet 16V
Tankinhoud 57Reserve 8-10
De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN590).
BRANDSTOFTANK (liters)
Fiat Group Automobiles Netherlands B.V. - B.U. After Sales Importeur voor Nederland: Fiat Group Automobiles Netherlands B.V. - Singaporestraat 92-100 -1175RA Lijnden - Druknummer 603.81.207NL - 05/2007 -1e editieVervaardigd door Hoogcarspel Grafische Communicatie - Middenbeemster
1.4 16V - 1.4 T-JET 150 pk 1.9 Multijet 8V - 1.9 Multijet 16Vliter kg liter kg
Carter 2,75 2,4 4,4 3,8Motorcarter en filter 2,9 2,55 4,7 4,0
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.Bij rijden met snelheden boven 160 km/h moet de bandenspanning worden verhoogd tot de waarden voor volle belading. Het TPMS-systeem is niet leverbaar voor de bandenmaat 195/65 R15 91H
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)
De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen.
Wendt u voor nadere informatie tot de Fiat-dealer. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.
NEDERLANDS