1
Indiening innovatieconcept InnovatieImpuls Onderwijs
SenterNovem neemt de indiening in behandeling en is verantwoordelijk voor de voorbereiding tav de beoordeling en selectie.
1 Penvoerder
Onderwijsinstelling Naam school GSg Schagen
Schooltype Voortgezet onderwijs: havo Voortgezet onderwijs: vwo
Postadres Postbus 282 Postcode 1740 AG Schagen Bezoekadres
Wilhelminalaan 4
Postcode 1741 CN Schagen BRIN-nummer
16CX
Contactpersoon penvoerder Naam A.H. Hoekstra x Dhr.
Mw.
Functie Voorzitter College van Bestuur SOVOS Telefoon 0224 273545 E-mail adres [email protected]
2
Betrokken kritische vriend (indien van toepassing) Naam Ria Sluiter
Telefoon 06 15002445 E-mail adres [email protected]
Namen betrokken scholen en/of andere partijen (indien van toepassing) Naam organisatie
of school, schooltype en contactpersoon
Bertrand Russel College (bètapartner)
Voortgezet onderwijs: havo en vwo
Floral Golen
Naam organisatie of school, schooltype en contactpersoon
Bonhoeffercollege (bètapartner)
Voortgezet onderwijs: havo en vwo
Peter Uylings
Naam organisatie of school, schooltype en contactpersoon
Cartesius College (bètapartner)
Voortgezet onderwijs: havo en vwo
Ria Kraakman vd Zwet
Naam organisatie of school, schooltype en contactpersoon
Gymnasium Felisenum (bètapartner)
Voortgezet onderwijs: havo en vwo
Maarten van Dongen
Naam organisatie of school, schooltype en contactpersoon
Goois Lyceum (bètapartner)
Voortgezet onderwijs: havo en vwo
Bep Portengen
Naam organisatie of school, schooltype en contactpersoon
Jac. P. Thijsse College (bètapartner)
Voortgezet onderwijs: havo en vwo
Sandra Elzinga
Naam organisatie of school, schooltype en contactpersoon
Oscar Romero (bètapartner)
Voortgezet onderwijs: havo en vwo
Floral Golen
Naam organisatie of school, schooltype en contactpersoon
RSG Broklede (bètapartner)
Voortgezet onderwijs: havo en vwo
Sandra Schneider
Naam organisatie of school, schooltype en contactpersoon
Universiteit van Amsterdam
Faculteit FNWI (bètapartner)
Cor de Beurs
3
Naam organisatie of school, schooltype en contactpersoon
Vrije Universiteit
Faculteiten EW en ALW (bètapartner)
Agnes Esch
Naam organisatie of school, schooltype en contactpersoon
Hogeschool van Amsterdam
Domein Techniek (bètapartner)
Willem Kant
Naam organisatie of school, schooltype en contactpersoon
Hogeschool INHolland
School of Technology (bètapartner)
Mirjam Duivenvoorden
2 Ondertekening
Ondergetekende verklaart dat:
de (G)MR/PMR geïnformeerd is over deelname aan de InnovatieImpuls Onderwijs en over indiening van het onderhavige innovatieconcept;
alle voor de indiening benodigde stukken zijn bijgevoegd.
Aldus naar waarheid ingevuld Naam Dhr. A.H. Hoekstra
Functie Voorzitter College van Bestuur Organisatie SOVOS Datum 12-2-2010 Plaats Handtekening
Schagen
Bijlagen
Bijlage A: Plan innovatieconcept Bijlage B: Begroting (incl. Milestoneplan) Bijlage C: Openbare samenvatting
4
Bijlage A – Plan innovatieconcept InnovatieImpuls
Onderwijs E-klas en PAL-student
Het voorgestelde innovatieconcept 1. Geef een beknopte beschrijving van (de huidige situatie op) uw school en/of de aan dit innovatieconcept samenwerkende scholen met betrekking tot het vraagstuk waar het innovatieconcept zich op richt.
Het vraagstuk van het (toekomstig) lerarentekort en het kunnen blijven bieden van
kwalitatief goed onderwijs staan bij onze school al langere tijd op de agenda. Ons inziens
is e-learning een interessante, veelbelovende oplossingsrichting met meerdere positieve
effecten. Onze school is een samenwerking gestart met andere scholen voor voortgezet
onderwijs en het hoger onderwijs in de regio gericht op ontwikkeling en gebruik van e-
klassen – het innovatieconcept.
Op onze school is de afgelopen jaren wat ervaring opgedaan met het concept van e-
klassen (gebruik van e-learning in combinatie met ondersteuning door studenten) voor de
kleine keuzevakken NLT en Wiskunde D. Onze ervaringen zijn zeer positief: deelnemers
en docenten zijn enthousiast over het concept. We realiseren ons wel dat deze ervaringen
beperkt en positief gekleurd zijn omdat de keuzevakken NLT en Wiskunde D vooral
door leerlingen worden gekozen, die extra uitdaging zoeken.
Primaire doel van voornoemde ontwikkeling gericht op e-klassen was het bieden van
actueel en aantrekkelijk onderwijs in een rijke leeromgeving met minimaal dezelfde
kwaliteit (uitgedrukt in leerresultaten). De positieve effecten op de productiviteit c.q. het
tijdsbeslag van de docent lijken evident, maar zijn nog niet gemeten/onderzocht.
2.
Geef een beschrijving van uw innovatieconcept, wat houdt het precies in?
Het innovatieconcept betreft de inzet van e-klassen in het voortgezet onderwijs.
Een e-klas (40 slu lesstof) is een rijk gevulde elektronische leeromgeving, ingericht met
studiewijzers, digitaal lesmateriaal, software, video-instructies, animaties, (zelf)toetsen,
„chat‟functies voor leerlingen en docenten, streaming-video‟s, enzovoorts.
Met dit concept kan het aantal contacturen van vakdocenten worden gereduceerd en
wordt de begeleiding van leerlingen deels verzorgd middels ondersteuning door
studenten.
5
De centrale vraag is of we met een kleinere inzet van vakdocenten (contacturen)
daadwerkelijk kwalitatief hoogwaardig onderwijs kunnen blijven bieden in diverse
vakken. Hiertoe gaan we het volgende doen:
Ontwikkelen en uitvoeren van een tiental e-klassen (gemiddeld 40 slu per e-klas)
voor de vakken biologie, natuurkunde en scheikunde.
Uitvoeren van een achttal e-klassen NLT en Wiskunde D.
Inzet van getrainde studenten (e-PALs) bij uitvoering e-klassen en bij
werkcolleges (PAL = Persoonlijk Assistent Leraar).
Aanvullende gastcolleges op school (evt. videocolleges) van docenten van
universiteit en hogeschool.
Verdiepingsonderwijs op universiteit en hogeschool (bijv.labs en masterclasses).
In ons project willen we dit verder uitwerken en onderzoeken onder welke
randvoorwaarden zo‟n palet effectief kan zijn. Effectmeting kan al in het eerste
schooljaar starten met enkele reeds ontwikkelde e-klassen. Aangezien dit e-klassen voor
keuzevakken zijn, vinden we het noodzakelijk om te onderzoeken of positieve effecten
ook haalbaar zijn bij de veel grotere profielvakken Biologie, Natuurkunde en Scheikunde.
Deze e-klassen worden eerst ontwikkeld en vervolgens uitgevoerd. Door deze opzet is
een brede effectmeting mogelijk en kunnen ook verschillen worden
gesignaleerd/vastgesteld voor gebruik van e-klassen in bepaalde settings (o.a. grote
groep, keuzevak versus profielvak, et cetera).
3. Op welke schaal wordt het innovatieconcept doorgevoerd (in de gehele organisatie of slechts in één deel, waarbij gedacht kan worden aan bovenbouw of onderbouw, één specifieke locatie binnen een school of meerdere locaties, één specifieke school binnen een schoolbestuur of meerdere scholen, één specifiek vak of meerdere vakken, etc)?
Het innovatieconcept wordt doorgevoerd in de bovenbouw voor havo en vwo. Iedere
school zal enkele e-klassen NLT en/of Wiskunde D en Natuurkunde of Scheikunde of
Biologie “testen”. We gaan daarbij uit van 20 ontwikkel/experimenteerscholen en 6
controlescholen.
Bij ontwikkeling zijn de vakken Biologie, Natuurkunde en Scheikunde betrokken. Van
alle twintig scholen is een docent betrokken bij de ontwikkeling van deze e-klassen. Er
worden groepen van 4 docenten geformeerd die samen 2 e-klassen ontwikkelen (totaal
dus 10 e-klassen).
Van alle scholen zijn totaal 4-5 docenten betroken bij de experimenten. Per school
worden experimenten gedaan met 2 e-klassen NLT en/of Wiskunde D en met 2-3 e-
klassen Natuurkunde/Scheikunde/Biologie. Voor de zuiverheid worden andere e-klassen
op een school uitgevoerd dan de betreffende school mede heeft ontwikkeld.
Daarnaast is er bij de ontwikkeling inhoudelijke en ict-ondersteuning beschikbaar vanuit
het hoger onderwijs.
6
4. Beschrijf de hoofd- en nevendoelstellingen en de beoogde hoofd- en neveneffecten van het innovatieconcept.
Hoofddoelstelling
Bij een groeiend docententekort tegen een vergelijkbare kostprijs, met beperktere
inzet van vakdocenten (contacturen) kwalitatief hoogwaardig onderwijs bieden
door gebruik van het concept e-klassen.
Nevendoelstellingen/effecten
Professionalisering van docenten m.b.t. ontwikkeling en gebruik van e-learning,
Studenten motiveren voor het leraarsberoep (vermindering van het tekort op
termijn),
Verbetering van de aansluiting voortgezet onderwijs en hoger onderwijs,
Stimulering en implementatie bètavakvernieuwing zoals voorbereid door de
vakvernieuwingscommissies,
Motiveren van leerlingen voor een bèta/technische vervolgstudie. 5. Geef aan hoe hoog de verwachte opbrengsten van het innovatieconcept zijn in termen van een verhoogde arbeidsproductiviteit (met minder leraren dezelfde of hogere resultaten bereiken). Kwantificeer indien mogelijk het verschil tussen de situatie zonder toepassing van het voorgestelde innovatieconcept en de situatie na invoering van het innovatieconcept. Geef hierbij aan wat de effecten van het innovatieconcept zijn op de inzet van leraren, op de personeelssamenstelling, op de verhouding leraren-leerlingen of anderszins.
We verwachten per e-klas een verdubbeling van de arbeidsproductiviteit te kunnen
realiseren: 50% minder inzet van de vakdocent bij een minstens gelijke leeropbrengst. De
tijd die als onderwijs tijd wordt gerekend en voor het betreffende vak op de lessentabel
van de leerling staat blijft hetzelfde. Alleen werkt de leerling nu begeleid door E-klas
en/of PAL.
Dit wordt bereikt door de inzet van e-learning in combinatie met studentinzet (e-PALs).
Een normale e-klas van 40 slu vraagt een docentinzet van 20 contacturen. Bij het
voorgestelde innovatieconcept kunnen we met 10 contacturen volstaan, aangevuld met
gemiddeld 15 uur studentinzet.
7
6. Beargumenteer waarom invoering van het innovatieconcept niet leidt tot een hogere werkdruk of werkbelasting van de (zittende) leraren. Beschrijf hoe dit wordt gewaarborgd.
Leerlingen maken thuis en op school gebruik van het in de e-klassen beschikbare
lesmateriaal. Studenten ondersteunen leerlingen daarbij webbased (chatfuncties) en door
opdrachtbegeleiding in de werkcolleges. Onder supervisie van de docent kijken ze ook
gemaakt werk/toetsen na en geven feedback.
Docenten zijn tijd kwijt aan supervisie en inhoudelijke ondersteuning van het leerproces
(klassikale uitleg, kwaliteitscontrole en organisatie). 7. Beargumenteer waarom bij invoering van dit innovatieconcept de onderwijskwaliteit ten minste gelijk blijft (of zelfs stijgt). Beschrijf hoe dit wordt gewaarborgd.
De onderwijskwaliteit blijft ten minste gelijk door:
De inhoudelijke en didactische kwaliteit van de e-klassen,
Efficiëntere inzet van goede vakdocenten,
De mogelijkheid dat eén docent meerdere groepen aanstuurt
Betrokkenheid van vakinhoudelijke expertise van hoger onderwijs (en bedrijven)
bij de ontwikkeling van e-klassen,
Mogelijkheid om vakvernieuwing op een gestructureerde en ondersteunde manier
aan te bieden
Ondersteuning van leerlingen door studenten,
Gastcolleges van docenten uit het hoger onderwijs
Masterklassen en labs in het hoger onderwijs
8. Geef aan hoe het innovatieconcept op een duurzame en toekomstgerichte manier kan worden ingebed in het integrale beleid van de school/scholen die met dit innovatieconcept aan de slag gaan.
Inbedding op een duurzame en toekomstgerichte manier kan door:
Vakdocenten te professionaliseren: ontwikkelen en gebruiken van e-klassen
Gebruik te maken van het beschikbare PAL-aanbod (studentinzet) van
universiteiten en hogescholen.
Duurzame samenwerken met hoger onderwijs in de regio
Duurzaam samenwerken met andere scholen die dit innovatieconcept hanteren
(zie hieronder: regionale vaksteunpunten)
Regionale vaksteunpunten:
Regionale vaksteunpunten zijn netwerken van vakdocenten – meestal gecoördineerd
vanuit een instelling voor hoger onderwijs – waar docenten met elkaar aan
vakontwikkeling en professionalisering werken. Onder invloed van de recente
vakvernieuwingen zijn over het land verspreid een groot aantal regionale steunpunten
8
voor Informatica, NLT en Wiskunde D actief. De oprichting van regionale steunpunten
voor biologie, natuurkunde en scheikunde is in voorbereiding (start september 2010).
Universiteiten hebben hierover met elkaar afspraken gemaakt en werken regionaal samen
met hogescholen. Vanuit deze steunpunten kan ondersteuning worden gegeven aan
docentenscholing, ervaringen met e-klassen worden uitgewisseld en onderhoud verzorgd
worden.
In de regio Noord-Holland Flevoland zijn als steunpunten voor informatica, NLT,
natuurkunde, scheikunde en Wiskunde D actief.
9. Dit innovatieconcept moet ook door andere scholen kunnen worden ingevoerd. Schets daarom de wijze waarop het innovatieconcept gerealiseerd kan worden. Welke veranderingen in de organisatie zijn hiervoor nodig? Hoe kan dit worden vormgegeven? Welke nieuwe competenties dienen te worden aangesproken en/of ontwikkeld?
Alle havo/vwo scholen kunnen gebruik maken van de door ons ontwikkelde e-klassen.
Uiteraard is wel een professionaliseringstraject voor docenten nodig (zie 8). Aansluiting
bij bestaande regionale vaksteunpunten wordt aanbevolen, het voorbeeld is hierboven al
benoemd. Daarnaast kunnen alle scholen gebruik maken het landelijk PAL-programma
van het Platform Bèta Techniek . De bestaande en ontwikkelde e-klassen worden
ondergebracht in de leermiddelenbank van IP-VO en zijn daarmee toegankelijk voor alle
VO-scholen.
Op schoolniveau is een geschikte infrastructuur voor digitaal afstandsonderwijs nodig.
Bijvoorbeeld een flexibel bereikbaar computerlokaal of voldoende laptops (op draadloos
internet). Door intensiever gebruik van ICT-voorzieningen zal een groter beroep gedaan
worden op systeembeheer en de beschikbare technische ondersteuning.
10. Het innovatieconcept moet na afloop van het gehele traject van de InnovatieImpuls (implementatie van het concept, uitvoeringsfase en evaluatie van de effecten) bekostigd kunnen worden binnen de reguliere bekostiging. Beargumenteer hoe een school het innovatieconcept kostenneutraal kan invoeren.
Kostenneutraal invoeren is mogelijk door:
50% procent reductie inzet van vakdocenten
Aanvullend gebruik van studentinzet (uurtarief student is Eur 25)
Een deel van het leermiddelengeld (Eur 316 per leerling) aanwenden voor digitaal
lesmateriaal, eventueel in de vorm aan een schoolbijdrage aan de
leermiddelenbank van IP-VO (= anders aanwenden).
Een deel van de nascholingsgelden bestemmen voor professionaliseringstrajecten
op het terrein van e-learning (= anders aanwenden)
9
Onderzoek en effectmeting 11. Geef aan welke indicatoren gemeten moeten worden om de beoogde effecten van uw innovatieconcept aan te tonen zoals genoemd onder vraag 4 t/m 7. Geef aan welke meetinstrumenten u hiervoor gaat gebruiken. De indicatoren moeten in ieder geval omvatten:
de effecten op de arbeidsproductiviteit van leraren;
de effecten op de werkdruk van leraren;
en de effecten op de kwaliteit van het onderwijs.
Voor het meten van de arbeidsproductiviteit van de leraren wordt gekeken naar de
verhouding aantal docenten (fte) – leerlingen en contacttijd van docenten – leerlingen:
Productiviteit leraren = (Leerlingaantal HAVO/VWO bovenbouw met de vakken
Natuurkunde, Scheikunde en/of Biologie *leerlinggewicht)/(FTEleraren
HAVO/VWO bovenbouw Natuurkunde, Scheikunde en Biologie - Bapouren)
(via DUO-CFI)
Productiviteit contacttijd = (Leerlingaantal HAVO/VWO bovenbouw met de
vakken Natuurkunde, Scheikunde en/of Biologie *leerlinggewicht)/((FTEleraren
HAVO/VWO bovenbouw Natuurkunde, Scheikunde en Biologie -
Bapouren)*Contacttijd)
(contacttijd uit schooladministratie of via vragenlijsten)
Voor het meten van de onderwijskwaliteit zal gebruik worden gemaakt van
administratieve gegevens over:
Instroom van leerlingen HAVO/VWO bovenbouw met de vakken Natuurkunde,
Scheikunde en/of Biologie (via DUO-CFI of uit schooladministratie)
Doorstroom van leerlingen HAVO/VWO bovenbouw met de vakken
Natuurkunde, Scheikunde en/of Biologie (administratief)
Onderwijsprestaties leerlingen HAVO/VWO bovenbouw met de vakken
Natuurkunde, Scheikunde en/of Biologie (via toetsen, bijvoorbeeld CITO-toetsen)
Eindejaarcijfers leerlingen HAVO/VWO bovenbouw op de vakken Natuurkunde,
Scheikunde en Biologie (uit schooladministratie)
Examencijfers (modulair niveau) leerlingen HAVO/VWO bovenbouw op de
vakken Natuurkunde, Scheikunde en Biologie (via DUO-CFI)
Slaagpercentage leerlingen HAVO/VWO bovenbouw met de vakken
Natuurkunde, Scheikunde en/of Biologie (uit schooladministratie)
Aantal doubleerders onder leerlingen HAVO/VWO bovenbouw met de vakken
Natuurkunde, Scheikunde en/of Biologie (uit schooladministratie)
Aantal vroegtijdig schoolverlaters onder leerlingen HAVO/VWO bovenbouw met
de vakken Natuurkunde, Scheikunde en/of Biologie (uit schooladministratie)
Aantal ongediplomeerd schoolverlaters onder leerlingen HAVO/VWO
bovenbouw met de vakken Natuurkunde, Scheikunde en/of Biologie (uit
schooladministratie)
Doorstroom naar vervolgonderwijs leerlingen HAVO/VWO bovenbouw met de
vakken Natuurkunde, Scheikunde en/of Biologie (uit schooladministratie)
10
Tevredenheid leerlingen HAVO/VWO bovenbouw met de vakken Natuurkunde,
Scheikunde en/of Biologie /ouders (via vragenlijsten)
Voor het meten van de werkdruk van leraren/docenten kijken we naar de volgende
administratieve gegevens:
Voor en na de innovatie wordt onder leraren HAVO/VWO bovenbouw
Natuurkunde, Scheikunde en Biologie een gestandaardiseerde en gevalideerde
vragenlijst (bijvoorbeeld de VBBA-vragenlijst van SKB1) afgenomen.
Kortdurend ziekteverzuim leraren HAVO/VWO bovenbouw Natuurkunde,
Scheikunde en Biologie (uit schooladministratie)
12. Geef aan wat, naar verwachting, de belangrijkste verklarende factoren voor de effectiviteit van uw interventie zullen zijn.
Er wordt gebruik gemaakt van e-learning in combinatie met de inzet van
studenten. Door middel van e-learning kunnen leerlingen onder begeleiding van
studenten zelfstandig met lesstof aan de slag. Ook helpen studenten bij het geven
van werkcolleges en bieden ze ondersteuning bij nakijkwerk. De studenten nemen
dus taken van leerkrachten over (functiedifferentiatie). Dit maakt tijd vrij voor
docenten, die bijvoorbeeld elders instructie of supervisie kunnen geven. Ook
kunnen vakleerkrachten worden ingezet ten behoeve van meerdere scholen
tegelijk.
Docenten gaan lesgeven aan grotere groepen (schaalvoordelen).
Er worden gastcolleges van bijvoorbeeld universitaire docenten op scholen
georganiseerd. Bovendien ontvangen leerlingen op bepaalde momenten
verdiepingsonderwijs (bijv. lab bezoeken en masterclasses) op hogescholen en
universiteiten. Op die momenten kunnen leerkrachten uitgeroosterd worden
(functiedifferentiatie).
Scholing van docenten in het gebruik van e-learning moet ervoor zorgen dat dit
middel optimaal wordt gebruikt.
1 Van Veldhoven, M. (2000). Het meten van psychosociale arbeidsbelasting en werkstress met de VBBA:
een overzicht. In: Schaufeli, W., Hell, J., en Schreurs, P. (Red.), Meten van werkstress: overzicht van
methoden, mogelijkheden en moeilijkheden. Houten/Diegem: Bohn, Stafleu en Van Loghum. (pp. 97-114).
Een handleiding voor deze vragenlijst is te raadplegen via de website:
http://www.skbvs.nl/bestanden/www.skbvs.nl_20030716_handleiding_vbba.pdf
11
13. Geef aan op welke moment(en) tijdens en na de implementatie van het innovatieconcept de effecten via de gekozen indicatoren kunnen worden gemeten.
De metingen kunnen het best plaatsvinden aan het eind van elk schooljaar
(oktober). Een beperkt aantal indicatoren dient gedurende het jaar te worden
gemeten (bijvoorbeeld toetsen en de tevredenheid leerlingen/ouders).
De nulmeting vindt plaats direct na de toewijzing van scholen aan experiment- en
controlegroep (oktober 2010).
Aangezien de implementatie van het concept tot wel vier jaar kan duren, dient er
in ieder geval in oktober 2014 nog een meting plaats te vinden.
Uitvoerbaarheid en overdraagbaarheid innovatieconcept 14. Geef een nauwkeurige beschrijving van het type scholen waarop uw innovatieconcept onder vergelijkbare omstandigheden kan worden uitgevoerd en onderzocht.
Het innovatieconcept wordt nu toegepast in de bovenbouw van havo en vwo bij de
natuurwetenschappelijke vakken en bij wiskunde D.
Op termijn kan dit concept voor alle vakken worden toegepast en ook in de onderbouw.
15. Geef aan in hoeverre effecten van het innovatieconcept naar verwachting gelijk zullen zijn bij uitvoering van het concept door andere scholen van hetzelfde schooltype (zoals hierboven beschreven).
De effecten zullen naar verwachting gelijk zijn als een gelijksoortige samenwerking met
het hoger onderwijs in de regio georganiseerd kan worden. In dit verband zijn de
landelijke ontwikkelingen zonder meer gunstig. Het PAL-programma van het Platform
Bèta Techniek is landelijk beschikbaar. Daarnaast zijn rond alle universiteiten (vaak
aangevuld met samenwerkende hogescholen) actieve scholennetwerken opgericht.
16. Welke expertise/deskundigheid is vereist voor de uitwerking en implementatie van uw innovatieconcept? Hebben scholen die expertise zelf in huis, of moet die worden ingehuurd? Wat zijn verdere randvoorwaarden?
Voor het optimaal gebruiken van e-klassen is scholing nodig. Daarnaast is training van
PALs in het gebruik en de ondersteuning van e-klassen sterk aan te bevelen.
Voor de ontwikkeling van e-klassen is vakdidactische, vakinhoudelijke en ict-
deskundigheid vereist. Deze deskundigheid hebben scholen vaak wel in huis, maar staat
onder druk door een toenemend docententekort. Daarom zal samenwerking met het hoger
onderwijs op deze terreinen een versterking betekenen. Ook voor de organisatie (inclusief
eindredactie en kwaliteitsborging) van e-klas ontwikkeling is externe ondersteuning
12
nodig. De ict-expertise die nodig is voor de ontwikkeling van kwalitatief goede e-klassen
hebben de meeste scholen niet in huis. Hiervoor is meestal externe ondersteuning
noodzakelijk.
Andere randvoorwaarden zijn onder 15 al genoemd. 17. Geef een beknopte risicoanalyse. Wat zijn de grootste kansen en bedreigingen voor een succesvolle implementatie van dit innovatieconcept?
Kansen
Er is een sterke regionale infrastructuur om de implementatie van dit
innovatieconcept te ondersteunen: een hecht netwerk bètapartners, waarin 26
scholen en 4 hoger onderwijs instellingen samenwerken.
Er is regionaal veel ervaring met de werving en training van PALs (gekoppeld aan
educatieve minor van UvA en VU).
Er kan worden voortgebouwd op twee jaar succesvolle ervaring met de
ontwikkeling en het gebruik van e-klassen voor de keuzevakken informatica,
NLT en Wiskunde D
Er kan goed worden aangesloten bij landelijke structuren (andere regio‟s)
Win-win voor scholen en hoger onderwijs.
Via de leermiddelenbank van het IP-VO kan het concept landelijk worden
ontsloten.
Bedreigingen
Onvoldoende ervaring met e-learning en drempelvrees bij docenten
Onvoldoende beschikbaarheid van kwalitatief goed digitaal lesmateriaal
Afhankelijkheid van kwaliteit infrastructuur VO<>HO
13
Planning activiteiten
18. Geef een realistische planning van het implementatieproces van het innovatieconcept, inclusief de voorbereidingstijd die nodig is voordat met de implementatie kan worden gestart, en inclusief de uitvoeringsfase van het concept en de evaluatie daarvan.
Op de volgende pagina is de planning opgenomen.
Het betreft grofweg:
Oktober 2010: nulmeting
Januari - juli 2011: inrichten, docenten trainen voor ontwikkeling en 1e experimenten.
Augustus 2011 – juli 2012: uitvoeren van experimenten NLT en Wiskunde D,
ontwikkelen van e-klassen Natuurkunde, Scheikunde en Biologie, inrichten 2e
experimenten en trainen docenten.
Augustus 2012 – juli 2013: uitvoeren van experimenten Natuurkunde, Scheikunde en
Biologie.
Augustus 2013 – oktober 2013: revisie en eindredactie van de e-klassen.
Gedurende het gehele traject, t/m december 2013: effectmetingen, best practises bepalen,
kennis delen en verankeren, projectevaluatie en registratie/rapportage.
Er is een uitgebreide planning en begroting opgesteld, in de vorm van een milestoneplan.
Het plan is opgesteld volgens de methodiek van “Doeltreffend Projectmanagement”
(DPM). In essentie is deze methode gestoeld op het scheiden van wat moet worden
bereikt (mijlpalen) en hoe het moet worden bereikt (activiteitenplanning per partner,
kostenraming). Het volledige milestoneplan is als bijlage bijgevoegd.
Let wel: dit is een eerste versie van het plan, waarbij uit is gegaan van een gemiddelde
school. In de komende maanden zal het plan moeten worden aangepast/gedetailleerd op
basis van de daadwerkelijke invulling van het gehele experiment (scholen en plannen per
school).
14
Jaar 2011 2012 2013Maand 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Nr. Principles / Milestones
31/01/2011 M1
31/05/2011 P1
31/05/2011 P2
31/07/2011 P3
31/07/2011 P4
31/05/2012 D1
31/05/2012 P5
30/06/2012 P6
31/07/2012 P7
30/06/2013 P8
31/07/2013 D2
31/10/2013 D3
31/10/2013 P9
30/11/2013 D4
31/12/2013 M2
Als revisie en eindredactie e-klassen is afgerond
Als docenten voor ontwikkelteams zijn geprofessionaliseerd
Als onderzoek is ingericht en nulmetingen zijn verricht
Als de IT-infrastructuur en organisatie voor de 2e experimenten is ingericht
Als de projectorganisatie is ingericht
Als materiaal voor de e-klassen Natuurkunde, Scheikunde en Biologie is ontwikkeld
Als de IT-infrastructuur en organisatie voor de 1e experimenten is ingericht
Als het dossier controleerbaar is opgeleverd
Als evaluatieactiviteiten zijn afgerond
Als best practises zijn bepaald en kennis is verankerd
Als onderzoek is verricht (effectmeting)
Als experimenten e-klassen Natuurkunde, Scheikunde en Biologie met 20 scholen en 6 controlescholen zijn uitgevoerd
Als experimenten e-klassen NLT en Wiskunde D met 20 scholen en 6 controlescholen zijn uitgevoerd
Als docenten en testpanel voor 2e experimenten zijn geprofessionaliseerd
Als docenten en testpanel voor 1e experimenten zijn geprofessionaliseerd
15
Bijlage B – Model begroting E-klas en PAL-student
Hieronder zijn de globale kosten begroot die een school bij de uitvoering van het E-klas
en PAL-student concept zou maken, specifiek voor de implementatie, uitvoering en
evaluatie :
Kostensoort Uurtarief Totaal Loonkosten € 50,- € 31.560,-
Overheadkosten € n.v.t. € 2.310,-
Kosten derden € divers. € 36.843,-
Materiaalkosten € n.v.t. € 12.300,-
Totaal € - € 83.013,-
Toelichting
Alle uit te voeren activiteiten staan in het bijgevoegde Milestoneplan vermeld, met de
tijdinspanning en kosten per school per activiteit. Zie de laatste pagina van het plan voor
de “vertaling” van de begrote kosten naar bovenstaande tabel.
Dit betreft een 1e versie, waarbij is uitgegaan van een gemiddelde school. De kosten voor
ICT e.d. zullen per school verschillen. Bovengenoemde begroting per school is dus
indicatief en is gebaseerd op de uitgangspunten die bij de invulling van het Milestoneplan
zijn gebruikt (zoals 20 scholen en 6 controlescholen). Bij de nadere invulling van het
project zal de begroting per school specifiek moeten worden ingevuld.
16
Bijlage C – Openbare samenvatting van het
innovatieconcept E-klas en PAL student
Voor het vraagstuk van het (toekomstig) lerarentekort en het kunnen blijven bieden van
kwalitatief goed onderwijs is e-learning een interessante, veelbelovende
oplossingsrichting met meerdere positieve effecten. Met dit concept kan het aantal
contacturen van vakdocenten worden gereduceerd en wordt de begeleiding van leerlingen
deels verzorgd door studenten.
Er ontstaat zo een palet aan mogelijkheden. In dit concept gaan scholen het
volgende doen:
Ontwikkelen en uitvoeren van een tiental e-klassen voor de vakken
biologie, natuurkunde en scheikunde in een samenwerking tussen
voortgezet en hoger onderwijs,
Uitvoeren van een achttal e-klassen NLT en Wiskunde D.
Inzetten van getrainde studenten (e-PALs) bij de uitvoering van e-klassen en bij
werkcolleges (PAL = Persoonlijk Assistent Leraar).
Organiseren van aanvullende gastcolleges op school (evt. videocolleges) door
docenten van universiteit en hogeschool.
Aanbieden van verdiepingsonderwijs op universiteit en hogeschool (bijv. in labs
en masterclasses).
Een e-klas (van 40 studielasturen lesstof) is een rijk gevulde elektronische leeromgeving,
ingericht met studiewijzers, digitaal lesmateriaal, software, video-instructies, animaties,
(zelf)toetsen, „chat‟functies voor leerlingen en docenten, streaming-video‟s, enzovoorts.
Leerlingen maken thuis en op school gebruik van het in de e-klassen beschikbare
lesmateriaal. Studenten ondersteunen leerlingen daarbij webbased en door
opdrachtbegeleiding in de werkcolleges. Onder supervisie van de docent kijken ze ook
gemaakt werk/toetsen na en geven feedback. Docenten besteden na implementatie van
het concept tijd aan supervisie en inhoudelijke ondersteuning van het leerproces
(klassikale uitleg, kwaliteitscontrole en organisatie).
Scholen die meedoen aan de ontwikkeling van dit concept gaan de e-klassen uitwerken
en onderzoeken onder welke randvoorwaarden zo‟n palet effectief kan zijn. Bij de
ontwikkeling van nieuwe e-klassen zijn de vakken Biologie, Natuurkunde en Scheikunde
betrokken. Er worden groepen van 4 docenten geformeerd die samen 2 e-klassen
ontwikkelen (totaal dus 10 e-klassen). Van alle scholen zijn totaal 4-5 docenten betroken
bij het uitvoeren van de experimenten. Per school worden experimenten gedaan met 2 e-
klassen NLT en/of Wiskunde D en met 2-3 e-klassen Natuurkunde/Scheikunde/Biologie.
17
Daarnaast is er bij de ontwikkeling inhoudelijke en ict-ondersteuning beschikbaar vanuit
het hoger onderwijs. Op schoolniveau is een geschikte infrastructuur voor digitaal
afstandsonderwijs nodig. Bijvoorbeeld een flexibel bereikbaar computerlokaal of
voldoende laptops (op draadloos internet). Door intensiever gebruik van ICT-
voorzieningen zal een groter beroep gedaan worden op systeembeheer en de beschikbare
technische ondersteuning.
Onder invloed van de recente vakvernieuwingen zijn over het land verspreid een groot
aantal regionale steunpunten voor Informatica, NLT en Wiskunde D actief. De
oprichting van regionale steunpunten voor biologie, natuurkunde en scheikunde is in
voorbereiding (start september 2010). Universiteiten hebben hierover met elkaar
afspraken gemaakt en werken regionaal samen met hogescholen. Vanuit deze
steunpunten kan ondersteuning worden gegeven aan docentenscholing, ervaringen met e-
klassen worden uitgewisseld en onderhoud verzorgd worden.
Alle havo/vwo scholen kunnen gebruik maken van de door ons ontwikkelde e-klassen.
Uiteraard is wel een professionaliseringstraject voor docenten nodig (zie 8). Aansluiting
bij bestaande regionale vaksteunpunten wordt aanbevolen, het voorbeeld is hierboven al
benoemd. Daarnaast kunnen alle scholen gebruik maken het landelijk PAL-programma
van het Platform Bèta Techniek . De bestaande en ontwikkelde e-klassen worden
ondergebracht in de leermiddelenbank van IP-VO en zijn daarmee toegankelijk voor alle
VO-scholen.