eindrapportage archeologisch onderzoek st. nicolaasstichting te denekamp … · 2016. 11. 4. ·...
TRANSCRIPT
EINDRAPPORTAGE ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK
ST. NICOLAASSTICHTING
TE DENEKAMP
GEMEENTE DINKELLAND
DIT RAPPORT BESTAAT UIT TWEE DELEN: � ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK, UITGEVOERD DOOR ECONSULTANCY BV � INVENTARISEREND VELDONDERZOEK IN DE VORM VAN EEN VERKENNEND BOORONDERZOEK, UITGE-
VOERD DOOR ADC ARCHEOPROJECTEN � AANVULLEND INVENTARISEREND VELDONDERZOEK IN DE VORM VAN EEN VERKENNEND BOORONDER-
ZOEK, UITGEVOERD DOOR ARC BV
SAMENVATTING
Econsultancy heeft in opdracht van Westerdiep Adviseur Milieu en Ruimte een archeologisch onder-zoek uitgevoerd voor het plangebied aan de St. Nicolaasstichting te Denekamp in de gemeente Din-kelland. In het plangebied is in de sloop van de huidige bebouwing en de realisatie van 3 zorggebou-wen voorzien. Het archeologisch onderzoek was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Het uitgevoerde onderzoek bestaat uit drie delen, het archeologische bureauonderzoek, een inventa-riserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek en een aanvullend inventari-serend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek. Het inventariserend veldon-derzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek heeft Econsultancy bv laten uitvoeren door ADC ArcheoProjecten. Het aanvullend inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verken-nend booronderzoek heeft Econsultancy bv laten uitvoeren door ARC bv. Deze rapportage omvat de resultaten van het gecombineerde onderzoek. Uit het bureauonderzoek komt naar voren dat het grotendeels hoger gelegen, van nature voldoende gedraineerde, deel van het plangebied (binnen een dekzandrug) vanaf het Laat-Paleolithicum ge-schikt zal zijn geweest als (tijdelijke) nederzettingslocatie. Het beekdal van de Sombeek ten noord-oosten van het plangebied zal gefungeerd hebben als bron voor voedsel (visvangst) en water. Vanaf de introductie van landbouwgewassen zal het plangebied tevens geschikt zijn geweest als landbouw-grond. Verwacht wordt dat binnen het zuidwestelijk deel van plangebied een dik esdek aanwezig is. In dit deel van het plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. De archeologische resten komen voor onder het esdek en in de top van het dekzand (de oorspronke-lijke C-horizont). Door de aanleg van een esdek zijn mogelijk aanwezige archeologische resten goed bewaard gebleven en mogelijk niet verstoord geraakt door recente agrarische activiteiten (bijvoor-beeld diepploegen). Hier wordt de kans op het voorkomen van archeologische resten dan ook hoog geacht. Waar in het plangebied geen esdek aanwezig is, kunnen archeologische resten uit alle perioden voor-komen direct aan of onder het maaiveld. De kans dat archeologische resten dan nog in situ aanwezig zijn is laag vanwege eeuwenoude bewerking van de bouwvoor (eerste 30 cm). Het plangebied hoort bij de landerijen van het huidige klooster van de St. Nicolaasstichting (voorheen het Gravenhuis en Huize Noord Deurningen), waar sprake van eeuwenoude bebouwing. Binnen het gebied van de St. Nicolaasstichting zijn vondsten van Laat-Middeleeuwse ouderdom aangetroffen. Er zijn waarschijnlijk meer archeologische resten van deze ouderdom en jonger over het hele terrein van de St. Nicolaasstichting aanwezig. Van de 3 nieuw te realiseren gebouwen komen de meest westelijk en noordelijk gelegen gebouwen deels binnen dezelfde locatie te liggen als de huidige bebouwing. Tijdens de aanleg van de fundering van de huidige bebouwing is het waarschijnlijk dat op deze locatie de ondergrond tot op een diepte van 80 tot 100 cm -mv verstoord is geraakt. Voor deze locatie is de kans klein dat er nog intacte ar-cheologische resten in de ondergrond aanwezig zijn. Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat ter plaatse van het zuidwestelijk en oostelijk deel van het plangebied een esdek aanwezig is met daaronder onverstoord dekzand. De hoge verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten op dit deel van het plangebied wordt hiermee onder-schreven. Ter plaatse van het noordelijk en zuidoostelijk deel van het plangebied is de bodem tot in de C-horizont verstoord. De kans op het aantreffen van archeologische resten is hier klein.
Om binnen de grenzen van de verstoring tijdens de grondwerkzaamheden, waargenomen sporen en vondsten te documenteren, adviseert ADC ArcheoProjecten om in het oostelijk deel van het plange-bied tijdens de sloop- en graafwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te voorzien, waarbij archeologisch toezicht wordt gehouden op een juiste uitvoering van civiele werkzaamheden conform de vergunningvoorwaarden. Daardoor wordt mogelijke schade door een onjuiste uitvoering van de werkzaamheden voorkomen. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE) voor een archeologi-sche begeleiding van bodemingrepen met beperkte verstoring (ABbv) conform KNA specificatie AB01. In het zuidelijk en zuidwestelijk deel van het plangebied zijn geen bodemingrepen gepland (boringen 7 t/m 14). Hier kan worden afgezien van vervolgonderzoek. Ten aanzien van de wijzigingen die heb-ben plaatsgevonden in de inrichting van het bestemmingsplan kan ADC ArcheoProjecten geen uit-spraken doen voor de terreindelen die buiten het oorspronkelijke plangebied vallen. Geadviseerd is om de archeologische verwachting voor deze terreindelen te toetsen door middel van een aanvullend inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek. Uit het aanvullend verkennend booronderzoek blijkt dat binnen een groot deel van de terreindelen die toegevoegd zijn aan het oorspronkelijk plangebied, de bodem reeds is vergraven. Van oorsprong lig-gen de terreindelen laag in het landschap en zijn hierdoor onaantrekkelijk geweest voor bewoning. De lage trefkans en de aanwezige vergravingen maakt dat een vervolgonderzoek niet noodzakelijk is. Op basis van de lage trefkans en de aanwezig vergravingen adviseert ARC bv om de toegevoegde terreindelen voor wat betreft archeologie vrij te geven. Het is aan het bevoegd gezag, Het Oversticht, om de toegevoegde terreindelen definitief vrij te geven. De meldingplicht voor de locatie blijft wel be-staan. Indien bij graafwerkzaamheden alsnog archeologisch resten worden aangetroffen dient dit di-rect te worden gemeld bij het bevoegd gezag.
ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK
ST. NICOLAASSTICHTING
TE DENEKAMP
GEMEENTE DINKELLAND
Uitvoerder: Econsultancy bv Havenstraat 124 7005 AG Doetinchem Tel. 0314 - 365150 Fax 0314 - 365177 Mail [email protected] Opsteller: Ir. E.M. ten Broeke Paraaf: Kwaliteitscontroleur: Drs. M. Stiekema
Project: DIN.WES.ARC Rapportnummer: 08025247 Status: Eindrapportage Datum: 27 maart 2009 Opdrachtgever: Westerdiep Adviseur Milieu en Ruimte Thomas à Kempisstraat 26 7009 KT Doetinchem Tel. 0314 - 334887 Contactpersoon: Dhr. J.T. Westerdiep
08025247 DIN.WES.ARC
COLOFON Archeologisch bureauonderzoek St. Nicolaasstichting te Denekamp in de gemeente Dinkelland Auteur: Ir. E.M. ten Broeke In opdracht van: Westerdiep Adviseur Milieu en Ruimte © Econsultancy bv, Doetinchem, 27 maart 2009 Foto’s en tekeningen: Econsultancy bv, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, foto-kopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Econsultancy bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
Administratieve gegevens onderzoeksgebied
Projectcode en nummer 08025247 DIN.WES.ARC
Toponiem St. Nicolaasstichting
Opdrachtgever Westerdiep Adviseur Milieu en Ruimte
Gemeente Dinkelland
Plaats Denekamp
Kadastrale gegevens Gemeente Dinkelland, sectie M, nummers 1202 en 578
Kaartblad 29 A (1:25.000)
Coördinaten 265.222 / 490.528 265.272 / 490.602 265.308 / 490.614 265.396 / 490.621 265.419 / 490.571 265.422 / 490.542 265.406 / 490.502 265.398 / 490.471 265.363 / 490.448 265.246 / 490.450
Bevoegde overheid Het Oversticht
Deskundige namens de bevoegde overheid Mevrouw drs. M. Nieuwenhuis
ARCHIS onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code) 28.815 en 34.327
Beheer en plaats documentatie Econsultancy, Doetinchem
Uitvoerders Econsultancy, Ir. E.M. ten Broeke en drs. M Stiekema
Datum 27 maart 2009
08025247 DIN.WES.ARC
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING .................................................................................................................................. 1
2. DOELSTELLING EN METHODIEK ............................................................................................ 1
2.1 Onderzoeksvragen ........................................................................................................... 1 2.2 Methoden.......................................................................................................................... 1
3. RESULTATEN ............................................................................................................................ 2
3.1 Afbakening van het plangebied ........................................................................................ 2 3.2 Beschrijving van het huidige gebruik ................................................................................ 2 3.3 Beschrijving van het historische gebruik .......................................................................... 3 3.4 Aardwetenschappelijke gegevens .................................................................................... 4 3.5 Archeologische waarden .................................................................................................. 6 3.6 Gespecificeerde archeologische verwachting .................................................................. 7
4. CONCLUSIES............................................................................................................................. 8
5. ADVIES..................................................................................................................................... 10
LITERATUUR...................................................................................................................................... 11
BIJLAGE 1: Archeologische en geologische perioden BIJLAGE 2: Inrichting van het bestemmingsplan BIJLAGE 2: Archeologische monumenten
LIJST VAN AFBEELDINGEN Afb. 1 - Locatie van het plangebied Afb. 2 - Detailkaart van het plangebied, te slopen gebouwen, toekomstige bouwlocaties en
toekomstige ligging watergang Afb. 3 - Situering van het plangebied binnen de kadastrale kaart uit 1828 Afb. 4 - Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1851 (Bonneblad) Afb. 5 - Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1905 (Bonneblad) Afb. 6 - Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1935 (Bonneblad) Afb. 7 - Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1955 Afb. 8 - Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1966 Afb. 9 - Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1988 Afb. 10 - Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000) Afb. 11 - Kaart van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Afb. 12 - Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) Afb. 13 - Indicatieve Kaart Archeologische Waarden, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen Afb. 14 - Plattegrond van het Sint Nicolaasklooster 1757 LIJST VAN TABELLEN Tabel I. - Geraadpleegd historisch kaartmateriaal Tabel II. - Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Tabel III. - Archeologische (indicatieve) waarden
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 1 van 28
1. INLEIDING Econsultancy heeft in opdracht van Westerdiep Adviseur Milieu en Ruimte een archeologisch bureau-onderzoek uitgevoerd voor het plangebied St. Nicolaasstichting te Denekamp in de gemeente Dinkel-land. De 1
e fase van het verkennend veldonderzoek heeft Econsultancy laten uitvoeren door ADC Ar-
cheoProjecten. De 2e fase van het verkennend veldonderzoek heeft Econsultancy laten uitvoeren
door ARC bv. De resultaten van de 2 fases van het verkennend veldonderzoek zijn als aparte rappor-tages bijgevoegd. In het plangebied is in de sloop van de huidige bebouwing en de realisatie van 3 zorggebouwen voor-zien. Het archeologisch onderzoek was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. 2. DOELSTELLING EN METHODIEK 2.1 Onderzoeksvragen Het doel van het bureauonderzoek is om inzicht te verkrijgen in de specifieke archeologische waar-den van het plangebied. Hierbij wordt de beschikbare informatie op het vlak van historische geografie, cultuurhistorie, geologie en archeologie bestudeerd. Op basis van deze informatie wordt een gespeci-ficeerde archeologische verwachting van het plangebied opgesteld. Op basis van deze gespecificeer-de verwachting wordt een advies gegeven welk is afgestemd op de verwachte bodemverstoring. Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: � Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is
er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisa-ties, diepploegen of landinrichting?
� Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oog-punt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of -rug, nabij een veengebied, een beekdal)?
� Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied en wat is naar ver-wachting de locatie, omvang, aard, kwaliteit, datering en de landschappelijke context van (eventueel aanwezige) archeologische waarden?
� Welke vorm van vervolgonderzoek is noodzakelijk om de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting aan te vullen en te toetsen?
Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 15 mei 2008 en 27 maart 2009. Meegewerkt hebben: Ir. E.M. ten Broeke (fysisch geograaf), drs. J.M. Brijker (fysisch geograaf) en drs. M. Stiekema (senior pros-pector). 2.2 Methoden Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen en normen zoals aangegeven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.1, augustus 2006), vastgesteld door het Cen-traal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie, ondergebracht bij de SIKB te Gouda. Voor de uitvoering van het bureauonderzoek gelden de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en LS05. De re-sultaten van dit onderzoek worden in dit rapport weergegeven conform specificatie LS06.
1
1 Beschikbaar via www.sikb.nl
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 2 van 28
Binnen dit onderzoek zijn de volgende werkzaamheden verricht: � afbakening plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige ge-
bruik (LS01) � beschrijving van de huidige situatie (LS02) � beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03) � beschrijving van bekende archeologische waarden en aardwetenschappelijke gegevens
(LS04) � opstellen van een gespecificeerde verwachting (LS05) 3. RESULTATEN 3.1 Afbakening van het plangebied Het plangebied, een perceel op het terrein van de St. Nicolaasstichting, bevindt zich circa 1,8 km ten noorden van de kern van Denekamp en heeft een oppervlakte van circa 26.800 m
2 (zie afb. 1). Het
wordt aan de noordzijde begrensd door de Gravenallee, aan de westzijde door grasland, woonperce-len en de Gravenallee, aan de zuidzijde door bospercelen en aan de oostzijde door grasland en woonpercelen. Het onderzochte gebied bevindt zich binnen een straal van ongeveer 1.500 meter rondom het plange-bied. In het plangebied is de realisatie van drie gebouwen gepland (zie bijlage 2). Hierbij zal een gebied met een oppervlakte van ± 5.000 m² worden bebouwd. De gebouwen zullen bestaan uit twee bouwla-gen met pannendak. Een van de gebouwen komt op de locatie van huidige bebouwing, het andere gebouw zal gerealiseerd worden op een groenstrook. Naar verwachting zal de bodem tot op een diepte van 80 tot 100 cm -mv verstoord worden. De consequentie van de voorgenomen ingreep is dat eventuele waardevolle archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Volgens de topografische kaart van Nederland, kaartblad 29 A, 2004 (schaal 1:25.000), bevindt het maaiveld zich op een hoogte van circa 24,5 m +NAP. Volgens de isohypsenkaart van de Dienst Grondwaterverkenning van TNO, kaartblad 29 West, 1995 (schaal 1:50.000) bedraagt het freatisch grondwater 22 m +NAP, waardoor het grondwater zich naar verwachting bevindt op ± 2,5 m -mv. Vanwege deze diepe grondwaterstand is niet te verwachten dat de toekomstige bebouwing het grondwaterpeil zal beïnvloeden. 3.2 Beschrijving van het huidige gebruik Het plangebied is momenteel deels bebouwd. Direct rondom deze bebouwing is een verharding aan-wezig, bestaande voornamelijk uit klinkers, en er bevinden zich er groenstroken. De zuidwestelijke en zuidoostelijke delen van het plangebied zijn in gebruik als grasland en/of houtwal.
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 3 van 28
3.3 Beschrijving van het historische gebruik De historische situatie is op verschillende historische kaarten als volgt: Tabel I. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal
Bron Periode Kaartblad Schaal Omschrijving plangebied
Kadasterkaart (Minuutplan)2 1828 Sectie F,
blad 05 1:2.500 Noordelijk deel bebouwd, vermoedelijk
boerderij. Resterend deel plangebied vermoedelijk in agrarisch gebruik.
Militaire topografische kaart (Bonneblad)3 1851 344 1:50.000 Noordelijk deel bebouwd, en van noordwest
naar zuidoost doorsneden door een zandpad. Resterend deel plangebied in gebruik als bouwland.
Militaire topografische kaart (Bonneblad)4 1905 344 1:50.000 Noordelijk deel bebouwd, vermoedelijk 2
boerderijen met eromheen enkele schuren. Resterend deel plangebied deels in gebruik deels als bouwland, deels als weiland. Steilrand langs zuidelijk terreindeel
Militaire topografische kaart (Bonneblad)5 1935 344 1:50.000 Noordelijk deel bebouwd met 3 gebouwen.
Resterend deel plangebied deels in gebruik als bouwland, deels als weiland.
Topografische kaart6 1955 29 A 1:25.000 Bebouwing noordelijk deels verder
uitgebreid. Resterend deel plangebied deels in gebruik als bouwland, deels als weiland. Zuidelijk terreindeel hoger gelegen door aanwezigheid steilrand.
Topografische kaart7 1966 29 A 1:25.000 Bebouwing naar het zuiden toe uitgebreid,
betreft huidige bebouwing. Resterend deel plangebied in gebruik als grasland.
Topografische kaart8 1988 29 A 1:25.000 Uitbreiding bebouwing in noordoosthoek.
Resterend deel plangebied in gebruik als grasland.
Volgens de kadastrale kaart uit 1828 (zie afb. 3) was het noordelijk deel van het plangebied bebouwd, vermoedelijk met een boerderij en een schuur. De huidige situatie van wegen rondom het plangebied was destijds al aanwezig. De slotgracht en het huidige klooster van de St. Nicolaasstichting wordt ten noorden van het plangebied, aan de overzijde van de Gravenallee, duidelijk afgebeeld. Op het plan-gebied bevinden zich twee gebouwen, waarschijnlijk een boerderij en een schuur. De boerderij wordt tevens afgebeeld op de militaire topografische kaart uit 1851 (zie afb. 4). Het plan-gebied werd van noordwest naar zuidoost, langs de boerderij doorsneden door een zandpad. Het res-terende deel was destijds in gebruik als akkerland. De hoger gelegen akkerlanden ten noorden van het klooster en de Lubberdinksweg stond bekend als "Den Graven Esch". Op 500 m ten noordoosten van het plangebied bevond zich de loop van de Sombeek. Deze is ten tijde van de grootschalige ruil-verkaveling recht getrokken en grotendeels verdwenen, waarschijnlijk vanwege de aanleg van het Omleidingskanaal en het kanaal Almelo-Nordhorn, welke zich ten noord en ten zuiden van het plan-gebied bevinden.
2 http://watwaswaar.nl
3 http://watwaswaar.nl
4 http://watwaswaar.nl
5 http://watwaswaar.nl
6 http://watwaswaar.nl
7 http://watwaswaar.nl
8 http://watwaswaar.nl
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 4 van 28
In de eerste helft van de vorige eeuw is de bebouwing binnen het noordelijk deel van het plangebied langzaamaan uitgebreid, en zal vermoedelijk een boeren bedrijf zijn geweest (zie af. 5 en 6). In de tweede helft van de vorige eeuw is de bebouwing verder uitgebreid naar het zuidelijk deel van het plangebied en betreft de huidige bebouwing behorende tot de St. Nicolaasstichting (zie afb. 7, 8 en 9). Op het zuidelijk deel van het plangebied wordt op sommige historische kaarten een steilrand aange-geven rondom een perceel bouwland (zie afb. 5 en 7). Dergelijk steilranden zijn vaak indicatief voor de aanwezigheid van een (kleine) es, wat betekend dat de bouwlanden in de loop der jaren, vooral tij-dens de 17
e, 18
e en 19
e eeuw, zijn opgehoogd met heideplaggen. Zo werd de vruchtbaarheid van de
bouwlanden in stand gehouden in de tijd voordat de kunstmest werd uitgevonden. 3.4 Aardwetenschappelijke gegevens De volgende aardwetenschappelijke gegevens zijn bekend van het plangebied: Tabel II. Aardwetenschappelijke gegevens plangebied
Type gegevens Gegevensomschrijving
Geologie9 Dekzand van de Formatie van Boxtel (Laagpakket van Wierden)
Geomorfologie10
Grotendeels op een dekzandrug, al dan niet met een oud bouwlanddek (4K14). Zuidoosthoek op een dekzandvlakte (2M13).
Bodemkunde11
Westelijk helft plangebied venige beekdalgrond (ABv) Noordwestelijk deel veldpodzolgrond, bestaande uit leemarm en zwak lemig fijn zand (Hn21) Zuidwestelijk deel hoge bruine enkeerdgrond, bestaande uit lemig fijn zand (bEZ23)
Geologie De ondergrond van de omgeving van Denekamp maakt deel uit van een groot preglaciaal bekken. Dit bekken is in eerste instantie gevormd door een voorloper van de Rijn, waarna het subglaciaal verder is geërodeerd door het landijs tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien (ca. 250.000 - 130.000 jaar ge-leden). Daarnaast werd een deel van de ondergrond door het landijs opgestuwd, waardoor enkele stuwwallen zijn ontstaan, zoals de Tankenberg (+85 m NAP) bij Oldenzaal. Hierdoor wordt dit deel van Nederland gekenmerkt door lokaal grote verschillen in reliëf. Het preglaciaal bekken is tijdens het terugtrekken en daarmee het afsmelten van het landijs gedeeltelijk opgevuld met een dunne laag keileem met daarop glaciofluviale afzettingen van de Formatie van Drente.
12
Gedurende de laatste ijstijd, het Weichselien (ca. 120.000 - 10.000 jaar geleden), bereikte het landijs Nederland niet. Toentertijd heerste er in Nederland wel een continentaal periglaciaal klimaat. Dit houdt in dat de omstandigheden erg koud en droog waren. Het landschap in Nederland bestond uit een poolwoestijn, waarin vrijwel geen vegetatie aanwezig was. Over een groot deel van Nederland werd een pakket dekzand afgezet.
9 De Mulder et al., 2003
10 Alterra, 2003
11 Stichting voor Bodemkartering 1992
12 Berendsen, 2008
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 5 van 28
De dekzanden zijn onderverdeeld in het Oude en Jonge Dekzand.13
Het Oude Dekzand is afgezet tij-dens het Midden-Weichselien (ook wel aangeduid als het Pleniglaciaal). Het is veelal horizontaal ge-laagd, en er komen lemige banden in voor. Het Jonge Dekzand is afgezet tijdens het Midden-Weich-selien (Laat-Glaciaal) in de vorm van langgerekte, vaak ZW-NO georiënteerde ruggen. Gelaagdheid is in het Jonge Dekzand meestal niet aanwezig. Ook komen er geen leemlagen in voor. Het water van de in het voorjaar smeltende sneeuwmassa´s erodeerde een deel van de dekzandruggen, waarna af-zetting plaatsvond in de lagere delen van het landschap als vlaktes van verspoelde dekzanden. Het dekzand wordt ook wel het Laagpakket van Wierden genoemd, dat behoort tot de Formatie van Box-tel (voorheen de Formatie van Twente).
14
In het Holoceen (vanaf ca. 10.000 jaar geleden) zijn door verwaaiing van de dekzanden lokaal stuif-zandgebieden ontstaan. Bij het ontstaan hiervan speelde de mens een belangrijke rol, door bewei-ding, afbranden en het steken van plaggen op de heidevelden dat voornamelijk plaatsvond in de Nieuwe tijd (zie bijlage 1).
15 De stuifzanden worden gerekend tot het Laagpakket van Kootwijk, welke
behoort tot de Formatie van Boxtel. Daarnaast zijn er in (lokale) beekdalen in de omgeving van Dene-kamp, zoals de voormalige Sombeek, afzettingen gevormd bestaande uit leem, veen en zand. Deze afzettingen worden gerekend tot het Laagpakket van Singraven, welke tevens behoren tot de Forma-tie van Boxtel. Geomorfologie Volgens de Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000)
16 ligt het plangebied grotendeels op
een hoger gelegen dekzandrug, al dan niet met een oud bouwlanddek (4K14, zie afb. 10). Alleen de zuidoosthoek van het plangebied ligt binnen een lager gelegen dekzandvlakte (3M13), waar voorna-melijk verspoelde dekzanden worden aangetroffen. De afbeelding van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN) bevestigt dit beeld, waarbij vooral het westelijk deel van het plangebied het ho-ger gelegen deel betreft (zie afb. 11). Vooral langs de zuidgrens van het plangebied is sprake van een scherpe verlaging in het landschap, en komt overeen met de ligging van de steilranden zoals aange-geven in het historisch kaartmateriaal (zie afb. 5 en 7). Bodemkunde Volgens de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) is de westelijke, en tevens lager gelegen, helft van het plangebied gekarteerd als een venige beekdalgrond (Abv, zie afb. 12)
17. Door de in het verleden
hoge grondwaterstanden was veengroei mogelijk. Het hoger gelegen noordwestelijk en zuidwestelijk deel van het plangebied zijn respectievelijk gekarteerd als een veldpodzolgrond, bestaande uit leem-arm en zwak lemig fijn zand (Hn21), en als een hoge bruine enkeerdgrond, bestaande uit lemig fijn zand (bEZ23). Podzolgronden kenmerken zich door een bodemprofiel met een duidelijke bruine in-spoelingshorizont (B-horizont), onder een (niet altijd zichtbare) gebleekte uitspoelingshorizont (E-hori-zont). Een hoge bruine enkeerdgrond duidt vaak op de aanwezigheid van een esdek (humeuze top-laag/A-horizont > 50 cm) boven het oorspronkelijke podzolprofiel,
13
Berendsen, 2008 14
De Mulder et al., 2003 15
Berendsen, 2005 16
Alterra, 2003 17
Stichting voor Bodemkartering, 1992
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 6 van 28
Korte bewoningsgeschiedenis van het oostelijk dekzandlandschap Al vanaf de Oude Steentijd (Laat-Paleolithicum, zie tabel 1) werd het oostelijk dekzandlandschap be-woond door rondtrekkende jagers en verzamelaars. Tevens hadden beekdalen een grote aantrek-kingskracht. De beek bood mogelijkheden tot visvangst en het bejagen van dieren die naar de beek trokken. Daarnaast was er in het beekdal een rijke vegetatie voorhanden als voedselbron. Vanaf de Nieuwe Steentijd (Neolithicum) deden landbouwactiviteiten hun intrede. Nederzettingen ontstonden meestal op de overgang van de hoge zandgronden naar de lage beekdalen, gunstig gelegen tussen de weiden in de beekdalen en de akkers op de hoge gronden. In de Middeleeuwen vond een geleidelijke omslag plaats in het agrarisch bedrijfssysteem, die ook landschappelijk gevolgen had. Door een intensiever bodemgebruik en het gelijktijdig in stand houden van de vruchtbaarheid van het steeds uitbreidende akkerareaal namen de heidevelden in omvang sterk toe. Door eeuwenlange bemesting werden vooral de hogere dekzandruggen geleidelijk opge-hoogd. Deze staan voor de oostelijke zandgronden bekend als engen of enken. In het algemeen wordt de term "es" gebruikt. Tot voor kort nam men aan dat het potstalsysteem (een mengsel van stalmest, huisafval, bosstrooi-sel, heideplaggen en zand dat werd vervaardigd in een veestal) al volop in de Middeleeuwen in ge-bruik was. Opgravingen van Middeleeuwse boerderijen laten tot dusver echter geen overtuigende sporen zien van het gebruik van het potstalsysteem destijds.
18 Het is daarmee kenmerkend voor het
agrarisch gebied van de Nederlandse zandgronden in de Nieuwe tijd. 3.5 Archeologische waarden Binnen het onderzoeksgebied zijn de volgende archeologische (indicatieve) waarden vastgesteld: Tabel III. Archeologische (indicatieve) waarden
Type gegevens Gegevensomschrijving
Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) Zuidwestelijk deel hoge indicatieve archeologische waarde. Resterend deel plangebied lage indicatieve archeologische waarde.
Archeologische Monumenten Kaart (AMK) AMK-terreinen ten zuidwesten en noordwesten plangebied: 2.521, 13.557 en 13.558
waarnemingen ARCHISII (Archeologisch Informatie Systeem)
822, 2412, 2435, 2419, 2420, 2424, 2440, 3029, 19408 en 21532
De ligging van de waarden zijn weergegeven in afb. 13. Indicatieve archeologische waarde Volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waardenkaart (IKAW) van Nederland (1:50.000) bevindt alleen het zuidwestelijk deel van het plangebied zich in een gebied met een hoge indicatieve archeo-logische verwachtingswaarde (zie afb. 10), en komt overeen met de ligging van de hoge bruine enk-eerdgronden. Het resterende deel van het plangebied, daar waar sprake is van een veldpodzolgrond of een venige beekdalgrond, bevindt zich in een gebied met een lage indicatieve archeologische ver-wachtingswaarde.
18
Barends et al., 2006
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 7 van 28
Monumenten rondom het plangebied
Op een afstand van 200 meter ten zuidwesten en 900 meter ten noordwesten van het plangebied, beide gelegen aan de Lattropperstraat, bevindt zich een tweetal AMK-terrein met een hoge archeolo-gische waarde.
19 Beide terreinen betreffen een deel van een esdekcomplex waar bewoningssporen
uit de IJzertijd zijn aangetroffen. Op een afstand van 1.400 meter ten noordwesten van het plangebied, nabij de Epmanweg, bevindt zich een AMK-terrein met een hoge archeologische waarde.
20 Het betreft het zuidelijk deel van groot
esdekcomplex waar sporen van inheems-Romeinse bewoning zijn aangetroffen. Bij een zandafgra-ving werd onder een dik esdek een vuilgroene/grauwe cultuurlaag. Klooster Sint Nicolaas
In de directe nabijheid van het plangebied, bij het klooster van de St. Nicolaasstichting, zijn vondsten van Laat-Middeleeuwse ouderdom gevonden.
21 De geschiedenis van het huidige klooster St. Nico-
laas gaat terug tot in de 13e eeuw. In die periode was het terrein bekend als een boerenerf, 'het Lub-
berdinck'. In volgende eeuwen werd het terrein uitgebreid tot de havezate Noorddeuningen. In de 18e
eeuw bestond het terrein uit de havezate en verscheidene bijgebouwen (zie afb. 14). Het complex was afgesloten met een poort en een brug. In de 19
e eeuw werd het bestaande huis gesloopt en ver-
vangen door een neoclassistisch herenhuis, het huidige Gravenhuis. Sinds 1875 is het gebouw in ge-bruik als klooster van de zusters Franciscanessen. Het plangebied heeft altijd deel uitgemaakt van het terrein van het huidige klooster. Waarnemingen rondom het plangebied Verder zijn er binnen een straal van 1.5 km rondom het plangebied verschillende, voornamelijk parti-culieren vondsten gedaan variërend van een vuurstenen bijl (Flint-Rechteckbeil) en een houweel van gewei uit Neolithicum, aardewerkfragmenten uit de IJzertijd en de Romeinse tijd en Siegburgkannetje en een zilveren munt uit de Nieuwe tijd.
22
Relatie aardwetenschappelijke informatie met (al dan niet indicatieve) archeologische waarden Zowel de AMK-terreinen als de locaties van de waarnemingen zijn vrijwel allemaal gesitueerd op de hoger gelegen dekzandruggen waar enkeerdgronden (esdek) aanwezig zijn. 3.6 Gespecificeerde archeologische verwachting Op grond van de verzamelde archeologische en aardwetenschappelijke informatie is de volgende ge-specificeerde verwachting opgesteld: Het grotendeels hoger gelegen, van nature voldoende gedraineerde, deel van het plangebied (binnen een dekzandrug) zal vanaf het Laat-Paleolithicum geschikt zijn geweest als (tijdelijke) nederzettings-locatie. Het beekdal van de Sombeek ten noordoosten van het plangebied zal gefungeerd hebben als bron voor voedsel (visvangst) en water. Vanaf de introductie van landbouwgewassen zal het plange-bied tevens geschikt zijn geweest als landbouwgrond.
19
ARCHIS-monumenten: 13.557 en 13.558 20
ARCHIS-monument: 2.521 21
ARCHIS-waarneming: 2412 22
ARCHIS-waarnemingen: 822, 2435, 2419, 2420, 2424, 2440, 3029, 19408 en 21532
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 8 van 28
Op basis van de bodemkaart wordt verwacht worden dat binnen het zuidwestelijk deel van plangebied een dik esdek aanwezig is. In dit deel van het plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. De kans op het voorkomen van de resten is hoog. De archeologi-sche resten komen voor onder het esdek en in de top van het dekzand (de oorspronkelijke C-hori-zont). De vondstenlaag is opgenomen onderin het esdek; hier wordt ook wel van ‘cultuurlaag’ gespro-ken: een doorwerkte oude bodem tussen het esdek en de ongeroerde ondergrond met kleine frag-menten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houtskool.
23 Archeologische sporen zullen zich be-
vinden tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. Organische resten en bot zullen door de diepe grondwaterstand, en daardoor relatief droge en zure bodemomstandigheden, slecht zijn gecon-serveerd.
24 Het complextype en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerd door de be-
perkte gegevens. Waar in het plangebied geen esdek aanwezig is, kunnen archeologische resten uit alle perioden voor-komen direct aan of onder het maaiveld. De vondstenlaag wordt verwacht in de eerste 30 cm bene-den het maaiveld. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen en waterputten) worden binnen 50 cm beneden het maaiveld verwacht.
25 De archeologische resten bestaan hoofdzakelijk uit
aardewerk- of vuursteenstrooiïngen. Organische resten en bot zullen door de diepe grondwaterstand, en daardoor relatief droge en zure bodemomstandigheden, slecht zijn geconserveerd. Het complexty-pe en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerd door de beperkte gegevens. De kans dat archeologische resten dan nog in situ aanwezig zijn is laag vanwege eeuwenoude bewerking van de bouwvoor (eerste 30 cm). Het plangebied hoort bij de landerijen van het huidige klooster van de St. Nicolaasstichting (voorheen het Gravenhuis en Huize Noord Deurningen), waar sprake van eeuwenoude bebouwing. Binnen het gebied van de St. Nicolaasstichting zijn vondsten van Laat-Middeleeuwse ouderdom aangetroffen. Er zijn waarschijnlijk meer archeologische resten van deze ouderdom en jonger over het hele terrein van de St. Nicolaasstichting aanwezig. Van de 3 nieuw te realiseren gebouwen komen de meest westelijk en noordelijk gelegen gebouwen deels binnen dezelfde locatie te liggen als de huidige bebouwing. Tijdens de aanleg van de fundering van de huidige bebouwing is het waarschijnlijk dat op deze locatie de ondergrond tot op een diepte van 80 tot 100 cm -mv verstoord is geraakt. Voor deze locatie is de kans klein dat er nog intacte archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn. 4. CONCLUSIES Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: � Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is
er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisa-ties, diepploegen of landinrichting? Het plangebied is deels bebouwd met woningen van de St. Nicolaasstichting. Tijdens de aan-leg van de fundering van de huidige bebouwing is het waarschijnlijk dat op deze locatie de ondergrond tot op een diepte van 80 tot 100 cm -mv verstoord is geraakt. Tevens is het plan-gebied in ieder geval vanaf het begin van de 19
de eeuw, maar waarschijnlijk langer, in agra-
risch gebruik geweest.
23
Groenewoudt, 1994. 24
Kars & Smit, 2003. 25
Groenewoudt, 1994.
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 9 van 28
� Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oog-punt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of –rug, nabij een veengebied, een beekdal)? Het grotendeels hoger gelegen, van nature voldoende gedraineerde, deel van het plangebied binnen een dekzandrug zal vanaf het Laat-Paleolithicum geschikt zijn geweest als (tijdelijke) nederzettingslocatie. Het beekdal van de Sombeek ten noordoosten van het plangebied zal gefungeerd hebben als bron voor voedsel (visvangst) en water. Vanaf de introductie van land-bouwgewassen zal het plangebied tevens geschikt zijn geweest als landbouwgrond.
� Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied en wat is naar ver-
wachting de locatie, omvang, aard, kwaliteit, datering en de landschappelijke context van (eventueel aanwezige) archeologische waarden? Op basis van de bodemkaart wordt verwacht worden dat binnen het zuidwestelijk deel van plangebied een dik esdek aanwezig is. In dit deel van het plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. De kans op het voorkomen van de resten is hoog. De archeologische resten komen voor onder het esdek en in de top van het dekzand (de oorspronkelijke C-horizont).
Waar in het plangebied geen esdek aanwezig is, kunnen archeologische resten uit alle perio-den voorkomen direct aan of onder het maaiveld. De vondstenlaag wordt verwacht in de eer-ste 30 cm beneden het maaiveld. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen en waterputten) worden binnen 50 cm beneden het maaiveld verwacht. Het plangebied hoort bij de landerijen van het huidige klooster van de St. Nicolaasstichting (voorheen het Gravenhuis en Huize Noord Deurningen), waar sprake van eeuwenoude bebouwing. Binnen het gebied van de St. Nicolaasstichting zijn vondsten van Laat-Middel-eeuwse ouderdom aangetroffen. Er zijn waarschijnlijk meer archeologische resten van deze ouderdom en jonger over het hele terrein van de St. Nicolaasstichting aanwezig.
Van de 3 nieuw te realiseren gebouwen komen de meest westelijk en noordelijk gelegen ge-bouwen deels binnen dezelfde locatie te liggen als de huidige bebouwing. Tijdens de aanleg van de fundering van de huidige bebouwing is het waarschijnlijk dat op deze locatie de onder-grond tot op een diepte van 80 tot 100 cm -mv verstoord is geraakt. Voor deze locatie is de kans klein dat er nog intacte archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn.
� Wat voor vervolgonderzoek is noodzakelijk om de op basis van het bureauonderzoek opge-
stelde gespecificeerde verwachting aan te vullen en te toetsen? Om te bevestigen of het plangebied zich grotendeels bevindt op een dekzandrug en of er enkeerd- en/of podzol- en/of venige beekdalgronden voorkomen, dient er een locatiebezoek en een inventariserend veldonderzoek te worden uitgevoerd in de vorm van een verkennend booronderzoek. Tevens dient het verkennend booronderzoek om te bepalen in welke mate en tot welke diepte het bodemprofiel verstoord is (gaafheid van het bodemprofiel), om zo te be-palen of archeologische resten wel of niet in situ aanwezig kunnen zijn.
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 10 van 28
5. ADVIES Econsultancy bv adviseert om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek, teneinde de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecifi-ceerde archeologische verwachting van het plangebied aan te vullen en te toetsen en een betrouw-baar beeld van de gaafheid van de bodem te verkrijgen. De boringen dienen gezet te worden buiten de bestaande bebouwing en deels binnen het terreindeel waar de nieuwbouw gaat plaatsvinden.
Econsultancy Doetinchem, 27 maart 2009
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 11 van 28
LITERATUUR Alterra, 2003: Digitale Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:25.000 Barends, S., Baas, H.G., Harde, M.J. de, Renes, J., Stol. T., Triest, J.C. van, Vries, R.J. de, Wouden-
berg, F.J. van 2006: Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering. Uitge-verij Matrijs, Utrecht.
Berendsen, H.J.A. 2008: Fysische Geografie van Nederland, deel 1: De vorming van het land.
Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Van Gorcum, Assen Berendsen, H.J.A. 2005: Fysische Geografie van Nederland, deel 4: Landschappelijk Nederland. De
fysisch-geografische regio's, Van Gorcum, Assen Groenewoudt, B.J. 1994: Prospectie, waardering en selectie van archeologische vindplaatsen: een
beleidsgerichte verkenning van middelen en mogelijkheden. Amersfoort, Nederlandse Archeologi-sche Rapporten, 17. p. 109-146 & p.175-188.
Kars, H. & Smit, A. (red.) 2003: Handleiding Fysiek Behoud Archeologisch Erfgoed. Degradatiemec-
hanismen in sporen en materialen. Monitoring van de conditie van het bodemarchief. Amsterdam (Geoarchaeological and Bioarchaeological Studies, 1).
Mulder, E.F.J. de, Geluk, M.C., Ritsema, I.L., Westerhoff, W.E., Wong, T.E., 2003: De ondergrond
van Nederland, Wolters-Noordhoff, Groningen. Stichting voor Bodemkartering, 1992: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 28/Oost 29
West Almelo-Denekamp.
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 12 van 28
Afb. 1
DenekampDenekampDenekampDenekampDenekampDenekampDenekampDenekampDenekamp
OotmarsumOotmarsumOotmarsumOotmarsumOotmarsumOotmarsumOotmarsumOotmarsumOotmarsum
AGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELO
BEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OV
LATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENK
NUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTER
OUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUM
ROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OV
TILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTE
NNNNNNNNN
000000000
Denekamp (gemeente Dinkelland) - plangebied St. Nicolaasstichting
Locatie van het plangebied
bron: Geodan
5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m
260000 265000 270000
48
50
00
49
00
00
49
50
00
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 13 van 28
Afb. 2
Gravenallee
Gra
vena
llee
Denekamp (gemeente Dinkelland) - plangebied St. Nicolaasstichting
Detailkaart van het plangebied, te slopen gebouwen, toekomstige bouwlocaties en toekomstige watergang
Legenda
Plangebied
Te slopen gebouwen
Toekomstige bouwlocaties
Toekomstige watergang
265200 265250 265300 265350 265400 265450
49
04
00
49
04
50
49
05
00
49
05
50
49
06
00
49
06
50
NNNNNNNNN
50m0
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 14 van 28
Afb. 3
Denekamp (gemeente Dinkelland) - plangebied St. Nicolaasstichting
Kadastrale kaart uit 1828
Legenda
Plangebied
NNNNNNNNN
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 15 van 28
Afb. 4
Denekamp (gemeente Dinkelland) - plangebied St. Nicolaasstichting
Militaire topografische kaart uit 1851
Legenda
Plangebied
NNNNNNNNN
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 16 van 28
Afb. 5
Denekamp (gemeente Dinkelland) - plangebied St. Nicolaasstichting
Militaire topografische kaart uit 1905
Legenda
Plangebied
NNNNNNNNN
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 17 van 28
Afb. 6
Denekamp (gemeente Dinkelland) - plangebied St. Nicolaasstichting
Militaire topografische kaart uit 1935
Legenda
Plangebied
NNNNNNNNN
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 18 van 28
Afb. 7
Denekamp (gemeente Dinkelland) - plangebied St. Nicolaasstichting
Topografische kaart uit 1955
Legenda
Plangebied
NNNNNNNNN
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 19 van 28
Afb. 8
Denekamp (gemeente Dinkelland) - plangebied St. Nicolaasstichting
Topografische kaart uit 1966
Legenda
Plangebied
NNNNNNNNN
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 20 van 28
Afb. 9
Denekamp (gemeente Dinkelland) - plangebied St. Nicolaasstichting
Topografische kaart uit 1988
Legenda
Plangebied
NNNNNNNNN
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 21 van 28
Afb. 10
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 22 van 28
Afb. 11
Denekamp (gemeente Dinkelland) - plangebied St. Nicolaasstichting
Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)
Legenda
Plangebied Hooggelegen
264750 265000 265250 265500 265750
49
02
50
49
05
00
49
07
50
NNNNNNNNN
250m0
49
10
00
49
12
50
Laaggelegen
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 23 van 28
Afb. 12
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 24 van 28
Afb. 13
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 25 van 28
Afb. 14
Denekamp (gemeente Dinkelland) - Plangebied St. Nicolaasstichting
Plattegrond van het klooster Sint Nicolaas 1757
NNNNNNNNN
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 26 van 28
Bijlage 1 Archeologische en geologische perioden26
26
Overgenomen met toestemming van ARC bv
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 27 van 28
Bijlage 2 Inrichting van het bestemmingsplan
08025247 DIN.WES.ARC Pagina 28 van 28
Bijlage 3 Archeologische monumenten
Uitgebreide Rapportage Monumenten
1 van 3
2521Monumentnr:29A - 006CMA-nr:
Niet van toepassingTerreinbeheerder:
DeurningenPlaats:
CAA-nr 29AZ-22 Van Es/Verlinde 1977: catalogusnr. 3 (p. 77) Zuidelijk deel van groot esdekcomplex waar sporen van inheems-Romeinse bewoning zijn aangetroffen. Bij een zandafgraving werd onder een dik esdek een vuilgroene/grauwe cultuurlaagvastgesteld, waarin een aantal inheems-Romeinse scherven werden aangetroffen. Een gepolijste wandscherf is versierd met eenrozetindruk. 1972; bij particuliere zandafgraving
Beschrijving
Terrein van hoge archeologische waardeStatus:EPMANWEGToponiem:
DinkellandGemeente:OverijsselProvincie:263815 / 491474Coördinaten:
Nederzetting, onbepaald Romeinse tijd Romeinse tijd
Kaart
Verslag
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek
Onbekend
Topografische kaart 1:25.000
Korte beschrijving meldingsgebied
ES VAN, W.A./A.D. VERLINDE 1977 Overijssel in Roman and Early-Medieval times, pp. 7-89, in: BROB
Type:
Type:
Beheerder:
Beheerder:
Toelichting:
Toelichting:
Oppervlakte: 217.412 m2
ComplexenComplextype Begindatering Einddatering
Documentatie
Literatuur
Uitgebreide Rapportage Monumenten
2 van 3
13557Monumentnr:29A - 010CMA-nr:
Niet van toepassingTerreinbeheerder:
DeurningenPlaats:
CAA-nr. 29AZ-36 Terrein 29A-011 = deel van hetzelfde esdekcomplex. Deel van esdekcomplex waar bewoningssporen uit de ijzertijdzijn aan- getroffen. Op de bodemkaart staat vermeld dat de kleiige beekdalgronden ten wes- ten van dit esdekcomplex zijnafgegraven. Waarschijnlijk is dat de af- gravingsrand waar tientallen ijzertijdscherven zijn aangetroffen. Ca. 1974; langsafgravingsrand
Beschrijving
Terrein van hoge archeologische waardeStatus:LATTROPPERSTRAATToponiem:
DinkellandGemeente:OverijsselProvincie:265003 / 490215Coördinaten:
Nederzetting, onbepaald IJzertijd IJzertijd
KaartRijksdienst voor het Oudheidkundig BodemonderzoekTopografische kaart 1:25.000
Type:Beheerder:Toelichting:
Oppervlakte: 78.139 m2
ComplexenComplextype Begindatering Einddatering
Documentatie
Uitgebreide Rapportage Monumenten
3 van 3
13558Monumentnr:29A - 011CMA-nr:
Niet van toepassingTerreinbeheerder:
DeurningenPlaats:
CAA-nr. 29AZ-63 Terrein 29A-010 = deel van hetzelfde esdekcomplex. Deel van esdekcomplex waar sporen van bewoning uit deijzertijd zijn vastgesteld. Op een akker zijn ongeveer 30 ijzertijdscherven aange- troffen. 1988; survey op akker
Beschrijving
Terrein van hoge archeologische waardeStatus:LATTROPPERSTRAATToponiem:
DinkellandGemeente:OverijsselProvincie:264119 / 490949Coördinaten:
Nederzetting, onbepaald IJzertijd IJzertijd
KaartRijksdienst voor het Oudheidkundig BodemonderzoekTopografische kaart 1:25.000
Type:Beheerder:Toelichting:
Oppervlakte: 108.619 m2
ComplexenComplextype Begindatering Einddatering
Documentatie
St. Nicolaasstichting te Denekamp (gem. Dinkelland)
Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek
R.M. van der Zee
W. van Breda
2
ADC ArcheoProjecten Rapport 1534 Denekamp St. Nicolaasstichting
Colofon
ADC Rapport 1534
St. Nicolaasstichting te Denekamp (gem. Dinkelland)
Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek
Auteurs: R.M. van der Zee en W. van Breda
In opdracht van: Econsultancy BV te Doetinchem
© ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, december 2009
Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt
worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.
ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend
uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
Autorisatie:
dr. E. Lohof
ISBN 978-90-6836-524-5
ADC ArcheoProjecten
Tel 033-299 81 81
Postbus 1513
3800 BM Amersfoort
Fax 033-299 81 80
Email [email protected]
3
ADC ArcheoProjecten Rapport 1534 Denekamp St. Nicolaasstichting
Inhoudsopgave
Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied 4 Samenvatting 5 1 Inleiding 6
1.1 Algemeen 6 1.2 Doelstelling en vraagstelling 6
2 Resultaten bureauonderzoek 6 3 Inventariserend Veldonderzoek 7
3.1 Methoden 7 3.2 Resultaten 7
4 Conclusies 8 5 Aanbeveling 8 Literatuur 9 Lijst van afbeeldingen 9 Lijst van tabellen 9
Bijlage 1 Boorgegevens
4
ADC ArcheoProjecten Rapport 1534 Denekamp St. Nicolaasstichting
Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied
Provincie: Overijssel
Gemeente: Dinkelland
Plaats: Denekamp
Toponiem: St. Nicolaasstichting
Kaartblad: 29A
Coördinaten: 265227 – 490523 / 265376 – 490600 / 265245 - 490450 / 265362 -
490449
Bevoegd gezag: Gemeente Dinkelland
ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): 28815
ADC-projectcode: 4108563
Periode van uitvoering: Mei/juni 2008, januari en december 2009
Beheer en plaats documentatie: ADC ArcheoProjecten BV te Amersfoort, afdeling P&B
5
ADC ArcheoProjecten Rapport 1534 Denekamp St. Nicolaasstichting
Samenvatting
In opdracht van Econsultancy BV heeft ADC ArcheoProjecten een inventariserend veldonderzoek
uitgevoerd voor het plangebied St. Nicolaasstichting in Denekamp (gemeente Dinkelland). In het plan-
gebied zal de huidige bebouwing gesloopt worden. De vervangende nieuwbouw zal in het noorden van
het plangebied en deels erbuiten gerealiseerd worden. Verder blijkt uit het inrichtingsplan dat er aan de
oostzijde van het plangebied een waterloop gegraven zal worden. Het onderzoek was noodzakelijk om te
bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond
worden aangetast.
Aan de zuidwestkant van het plangebied, bij boring 4, 5 en 8 t/m 14, is een plaggendek aangetroffen met
daaronder onverstoord dekzand. De hoge verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten
op dit deel van het plangebied wordt hiermee onderschreven. Bij boring 1, 2, 3, 6 en 7 is de bodem tot in
de C-horizont verstoord. De kans op het aantreffen van archeologische resten is hier klein.
Om binnen de grenzen van de verstoring tijdens de grondwerkzaamheden, waargenomen sporen en
vondsten te documenteren, adviseert ADC ArcheoProjecten om in het oostelijk deel van het plangebied
(boringen 4 en 5) tijdens de sloop- en graafwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te
voorzien, waarbij archeologisch toezicht wordt gehouden op een juiste uitvoering van civiele
werkzaamheden conform de vergunningvoorwaarden. Daardoor wordt mogelijke schade door een
onjuiste uitvoering van de werkzaamheden voorkomen.
De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde
overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE) voor een archeologische begeleiding van
bodemingrepen met beperkte verstoring (ABbv) conform KNA specificatie AB01.
In het zuidelijk en zuidwestelijk deel van het plangebied zijn geen bodemingrepen gepland (boringen 7
t/m 14). Hier kan worden afgezien van vervolgonderzoek.
Over de gevolgen van de aanleg van de nieuwbouw buiten het plangebied kunnen geen uitspraken
worden gedaan. Om de archeologische verwachting voor dit gebied te toetsen dient een inventariserend
veldonderzoek door middel van grondboringen te worden uitgevoerd.
Het verdient verder de aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht
archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet
1988 en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.
Tabel 1. Tijdsduur van de verschillende (pre)historische perioden.
PERIODE TIJD IN JAREN
Nieuwe tijd C 1850 na Chr. - heden na Chr.
Nieuwe tijd B 1650 na Chr. - 1850 na Chr.
Nieuwe tijd A 1500 na Chr. - 1650 na Chr.
Late-Middeleeuwen B 1250 na Chr. - 1500 na Chr.
Late-Middeleeuwen A 1050 na Chr. - 1250 na Chr.
Vroege-Middeleeuwen D 900 na Chr. - 1050 na Chr.
Vroege-Middeleeuwen C 725 na Chr. - 900 na Chr.
Vroege-Middeleeuwen B 525 na Chr. - 725 na Chr.
Vroege-Middeleeuwen A 450 na Chr. - 525 na Chr.
Romeinse tijd 19 voor Chr. - 450 na Chr.
IJzertijd 800 voor Chr. - 19 voor Chr.
Bronstijd 2000 voor Chr. - 800 voor Chr.
Neolithicum (Nieuwe Steentijd) 5300 voor Chr. - 2000 voor Chr.
Mesolithicum (Midden Steentijd) 8800 voor Chr. - 4900 voor Chr.
Paleolithicum (Oude Steentijd) 300.000 voor Chr. - 8800 voor Chr.
6
ADC ArcheoProjecten Rapport 1534 Denekamp St. Nicolaasstichting
1 Inleiding
1.1 Algemeen
In opdracht van Econsultancy BV heeft ADC ArcheoProjecten een inventariserend veldonderzoek
uitgevoerd voor het plangebied St. Nicolaasstichting in Denekamp (gemeente Dinkelland; afb. 1). In het
plangebied zal de huidige bebouwing gesloopt worden. De vervangende nieuwbouw zal in het noorden
van het plangebied en deels erbuiten gerealiseerd worden (afb. 3). Verder blijkt uit het inrichtingsplan
dat er aan de oostzijde van het plangebied een waterloop gegraven zal worden. Het onderzoek was
noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten
in de ondergrond worden aangetast.
1.2 Doelstelling en vraagstelling
Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van de op basis van het
bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting.1 Het inventariserend veldonderzoek vond
plaats door middel van een verkennend booronderzoek.
Ten behoeve van het inventariserend veldonderzoek is een plan van aanpak (PvA) opgesteld conform
KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) specificatie VS01 en de geldende beleidsregel van de
Staatsecretaris van OCW.2 Hierin zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:
- Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is naar
verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan?
Indien er archeologische waarden aanwezig zijn:
- In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep?
- Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?
Indien de archeologische waarden niet kunnen worden behouden:
- Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun
omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit?
Het onderzoek vond plaats op 28 mei 2008. Meegewerkt hebben: R.M. van der Zee (prospector), W. van
Breda (archeoloog) en E. Lohof (senior prospector).
2 Resultaten bureauonderzoek
Op grond van de verzamelde archeologische en aardwetenschappelijke informatie is de volgende
gespecificeerde verwachting (LS05) opgesteld:
Aangezien het plangebied volgens de verzamelde aardwetenschappelijke gegevens binnen verschillende
bodemtypes valt is de verwachting daarvan afhankelijk. Op basis van de bodemkaart kan er verwacht
orden dat er een dik plaggendek aanwezig is voor een gedeelte van het plangebied. In het hele
plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. De kans op het
voorkomen van de resten is hoog. De archeologische resten komen voor onder het plaggendek en in de
top van de oorspronkelijke C-horizont. De vondstenlaag is opgenomen onderin het plaggendek; hier
wordt ook wel van ‘cultuurlaag’ gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen het plaggendek en de
ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houtskool.
Archeologische sporen zullen zich bevinden tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. Organische
resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Het
complextype en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerd door de beperkte gegevens.
Indien over een gedeelte van het plangebied geen plaggendek aanwezig is, dan kunnen archeologische
resten voor komen direct aan of onder het maaiveld. De vondstenlaag wordt verwacht in de eerste 30 cm
beneden het maaiveld. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen en waterputten) worden
binnen 50 cm beneden het maaiveld verwacht. De archeologische resten bestaan hoofdzakelijk uit
aardewerk- of vuursteenstrooiïngen. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure
bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Het complextype en de omvang kunnen niet nader
1 Brijker & Stiekema 2008
2 Beleidsregel van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 juni 2005, nr. WJZ/2005/26210 (8163), tot wijziging
van de Beleidsregels opgravingsbevoegdheid. Het PvA is opgesteld door R.M. van der Zee (prospector) op 26 mei 2008. te Amersfoort:
Het PvA is geaccordeerd door E. Lohof, senior prospector.
7
ADC ArcheoProjecten Rapport 1534 Denekamp St. Nicolaasstichting
worden gespecificeerd door de beperkte gegevens. De resten zullen zijn aangetast door
landbouwwerkzaamheden.
Het plangebied hoort bij de landerijen van het huidige klooster van de St. Nicolaasstichting, voorheen het
Gravenhuis en Huize Noord Deurningen. Hier is sprake van eeuwenoude bebouwing. Op het erf zijn
vondsten van Laat-Middeleeuwse ouderdom aangetroffen. Van de twee nieuw te realiseren gebouwen
komt een gebouw (Avelijn) grofweg op dezelfde locatie als de huidige bebouwing. Vanwege de
fundering van de huidige bebouwing is het waarschijnlijk dat op deze locatie de ondergrond tot op een
diepte van 80 cm tot 100 cm verstoord is. Voor deze locatie is de kans klein dat er nog intacte
archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn.
Het tweede nieuw te realiseren gebouw (St. Jozef) komt op de locatie van het huidige grasland, dat
volgens de bodemkaart gekarteerd is als hoge bruine enkeerdgronden. Dit is indicatief voor de
aanwezigheid van een plaggendek en heeft als zodanig een hoge archeologische verwachtingswaarde.
3 Inventariserend Veldonderzoek
3.1 Methoden
De bij het Inventariserend Veldonderzoek toegepaste methoden zijn conform de KNA, versie 3.1, in het
bijzonder specificatie VS03 (booronderzoek). Uitgangspunt van het inventariserend veldonderzoek is de
gespecificeerde verwachting zoals die is opgesteld in het bureauonderzoek. De strategie voor het
veldonderzoek is hierop gebaseerd, alsmede op het voor dit onderzoek opgestelde Plan van Aanpak
(VS01). De rapportage is opgesteld conform specificatie VS05. Tenslotte is een aanbeveling gegeven.
3.1.1 Booronderzoek (VS03)
In het plangebied zijn 14 grondboringen uitgevoerd met als doel het bepalen van de bodemopbouw en
eventuele bodemverstoringen. Dit is de verkennende fase van het inventariserend veldonderzoek.
Het verkennen van de bodemopbouw gebeurt door de bodemtextuur en, indien relevant, bodemkundige
horizonten systematisch te beschrijven. Eventuele afwijkingen van de verwachte bodemopbouw zoals
vastgesteld op grond van het bureauonderzoek, en andere niet-natuurlijke bodemkenmerken kunnen er
aanleiding toe geven om (delen van) het plangebied als verstoord te beschouwen.
Er zijn 14 boringen verspreid over het plangebied uitgevoerd met een 7 cm edelmanboor. De boringen
zijn gezet tot 30 cm in de ongestoorde ondergrond tot gemiddeld 170 cm en maximaal 240 cm onder het
maaiveld.
De bodemtextuur en archeologische indicatoren zijn beschreven volgens SBB 5.1 van het NITG-TNO
waarin ondermeer de standaard classificatie van bodemmonsters volgens NEN5104 wordt gehanteerd.3
De X- en Y-coördinaten zijn bepaald aan de hand van de lokale topografie door inmeten met een
meetlint. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de boringen is bepaald aan de hand van AHN-
beelden
3.2 Resultaten
3.2.1 Booronderzoek (VS03)
De locatie van de boringen is weergeven in afb. 2. De boring zijn in bijlage 1 beschreven.
Voor boring 4, 5, 8, 9, 11, 13, 14 is de algemene bodemopbouw als volgt samen te vatten:
Van ca. 60 tot 120 cm –mv bevindt zich een laag licht grijs tot geel, matig fijn, zwak siltig, kalkloos zand.
Van ca. 0 tot 60 cm –mv bevindt zich een laag humeus, grijsbruin tot bruin, matig fijn, zwak siltig,
kalkloos zand. In deze laag bevinden zich plaatselijk sporen van basteen en sintels.
Bovenstaande bodemprofiel wordt als een intact A-C profiel geïnterpreteerd. De bovenliggende laag (A-
horizont) bij boring 8 t/m 14 wordt als een plaggendek beschouwd, zoals op de bodemkaart is
gekarteerd. Daaronder ligt een laag onverstoord dekzand (C-horizont).
Bij boring 1, 2, 3, 6 en 7 is ook een A-C profiel aangetroffen, echter de A horizont is ca. 100 tot 150 cm
dik en recentelijk verstoord. Het lijkt erop dat hier de plaggendek volledig is verstoord bij de bouw van de
woningen om deze boringen heen. Hierbij is de oospronkelijke C horizont vermengd met de
bovenliggende plaggendek. De C-horizont is hoogstwaarschijnlijk bij bouw van de naast gelegen
woningen zodanig verstoord, dat eventueel aanwezige archeologische resten ook verstoord zullen zijn.
3 Bosch 2005; Normalisatie-Instituut 1989.
8
ADC ArcheoProjecten Rapport 1534 Denekamp St. Nicolaasstichting
Voor boring 10 en 12 is de algemene bodemopbouw als volgt samen te vatten:
Van ca. 150 tot 105 cm –mv bevindt zich een laag licht grijs tot geel, matig fijn, zwak siltig, kalkloos zand.
Van ca. 105 tot 90cm – mv bevindt zich een laag
Van 0 tot 90cm –mv bevindt zich een laag grijsbruin tot bruin, matig fijn, zwak siltig, kalkloos zand. In
deze laag bevindt zich plaatselijk sporen van basteen en sintels. Bij boring 12 is een fragment geglazuurd
roodbakkend aardewerk aangetroffen.
Bovenstaande bodemprofiel wordt als een intact A-B-C profiel geïnterpreteerd. De bovenliggende laag
(A-horizont) wordt ook als een plaggendek beschouwd. De tussen liggende laag wordt als een
inspoelingshorizont (B-horizont) geïnterpreteerd. De onderste laag wordt als onverstoord dekzand
geïnterpreteerd.
Aan de zuidwestkant van het plangebied, bij boring 4, 5 en 8 t/m 14, is een intact plaggendek
aangetroffen met daaronder onverstoord dekzand. De kans hoge verwachting voor de aanwezigheid van
archeologische resten op dit deel van het plangebied wordt hiermee onderschreven. Bij boring 1, 2, 3, 6
en 7 is de bodem tot in de top van de C-horizont verstoord. De kans op het aantreffen van
archeologische resten is hier klein.
Tijdens het booronderzoek is 1 indicator aangetroffen die kan wijzen op archeologische resten in de
bodem. Deze is beschreven in tabel 3. Deze vondst is niet geselecteerd voor conservering.
4 Conclusies
Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig en, zo ja, wat is naar
verwachting de omvang, ligging, aard, datering en waardestelling hiervan?
Ja, in een groot deel van het plangebied is een onverstoorde C-horizont aanwezig. De kans op het
aantreffen van archeologische resten vanaf het Mesolithicum tot in de Nieuwe Tijd is hier groot.
In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep?
In het zuidelijk en zuidwestelijk deel van het plangebied zijn geen bodemingrepen gepland (afb. 3). Het
plaggendek met eventueel onderliggende sporen zal niet worden aangetast. In het oostelijk deel waar de
sloop van de huidige bebouwing is voorzien zullen eventueel aanwezige archeologische waarden wel
aangetast worden. Over de gevolgen van de aanleg van de nieuwbouw en een waterloop buiten het
plangebied kunnen geen uitspraken worden gedaan.
Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?
Niet van toepassing
Indien de eventuele archeologische waarden niet kunnen worden behouden: Welke vorm van nader
onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en
datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit?
Aanvullend archeologisch onderzoek door middel van een archeologische begeleiding van de
sloopwerkzaamheden.
5 Aanbeveling
In delen van het plangebied is sprake van intact plaggendek met eventueel onderliggende sporen. Om
binnen de grenzen van de verstoring tijdens de grondwerkzaamheden, waargenomen sporen en
vondsten te documenteren, adviseert ADC ArcheoProjecten om in het oostelijk deel van het plangebied
(boringen 4 en 5) tijdens de sloop- en graafwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te
voorzien, waarbij archeologisch toezicht wordt gehouden op een juiste uitvoering van civiele
werkzaamheden conform de vergunningvoorwaarden. Daardoor wordt mogelijke schade door een
onjuiste uitvoering van de werkzaamheden voorkomen.
De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde
overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE) voor een archeologische begeleiding van
bodemingrepen met beperkte verstoring (ABbv) conform KNA specificatie AB01.
9
ADC ArcheoProjecten Rapport 1534 Denekamp St. Nicolaasstichting
In het zuidelijk en zuidwestelijk deel van het plangebied zijn geen bodemingrepen gepland (boringen 7
t/m 14). Hier kan worden afgezien van vervolgonderzoek.
Over de gevolgen van de aanleg van de nieuwbouw buiten het plangebied kunnen geen uitspraken
worden gedaan. Om de archeologische verwachting voor dit gebied te toetsen dient een inventariserend
veldonderzoek door middel van grondboringen te worden uitgevoerd.
Het verdient verder de aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht
archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet
1988 en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.
Literatuur
Brijker, J.M., & M. Stiekema, 2008: Archeologisch bureauonderzoek St. Nicolaasstichting te Denekamp.
Econsultancy rapport 08025247.
Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNO-
rapport, NITG 05-043-A).
Normalisatie-Instituut, Nederlands, 1989: Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN
5104, Delft.
Lijst van afbeeldingen
Afb. 1. Ligging van het plangebied Afb. 2 Boorpuntenkaart Afb. 3 Inrichtingsplan
Lijst van tabellen
Tabel 1 Archeologische perioden Tabel 2. Archeologische indicatoren en vondsten
10
ADC ArcheoProjecten Rapport 1534 Denekamp St. Nicolaasstichting
8888888888888888888888888888888888888888888888888
AGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELOAGELO
BEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OVBEUNINGEN OV
DENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMPDENEKAMP
HEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGENHEZINGEN
LATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENKLATTROP BREKLENK
NUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTERNUTTER
OOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUMOOTMARSUM
OUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUMOUD OOTMARSUM
ROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OVROSSUM OV
TILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTETILLIGTE
WEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELOWEERSELO
bron: Geodan
8888888888888888888888888888888888888888888888888
260000 265000 270000
48
50
00
49
00
00
49
50
00
NNNNNNNNN
5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m0000000000000000000000000000000000000000000000000
Afb. 1. Ligging van het plangebied
11
ADC ArcheoProjecten Rapport 1534 Denekamp St. Nicolaasstichting
111111111
222222222
333333333
444444444
555555555
666666666
777777777
888888888
999999999
101010101010101010
111111111111111111
121212121212121212
131313131313131313
141414141414141414
Legenda
Begrenzing plangebied
Boorpunt
265200 265250 265300 265350 265400
49
04
00
49
04
50
49
050
04
90
550
49
06
00
NNNNNNNNN
25m25m25m25m25m25m25m25m25m000000000
Gra
vena
llee
Gra
vena
llee
Gra
vena
llee
Gra
vena
llee
Gra
vena
llee
Gra
vena
llee
Gra
vena
llee
Gra
vena
llee
Gra
vena
llee
Afb. 2 Boorpuntenkaart
12
ADC ArcheoProjecten Rapport 1534 Denekamp St. Nicolaasstichting
1111111111111111111111111111111111111111111111111
2222222222222222222222222222222222222222222222222
3333333333333333333333333333333333333333333333333
4444444444444444444444444444444444444444444444444
5555555555555555555555555555555555555555555555555
6666666666666666666666666666666666666666666666666
77777777777777777777777777777777777777777777777778888888888888888888888888888888888888888888888888
9999999999999999999999999999999999999999999999999
10101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010101010
11111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111
12121212121212121212121212121212121212121212121212121212121212121212121212121212121212121212121212 13131313131313131313131313131313131313131313131313131313131313131313131313131313131313131313131313
14141414141414141414141414141414141414141414141414141414141414141414141414141414141414141414141414
50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m50m0000000000000000000000000000000000000000000000000
Plangebied en boorpunten geprojecteerd op het inrichtingsplan
Legenda
begrenzing van het plangebied
boorlocatie
Afb. 3 Inrichtingsplan
13
ADC ArcheoProjecten Rapport 1534 Denekamp St. Nicolaasstichting
Tabel 2. Archeologische indicatoren en vondsten
OorsprongOorsprongOorsprongOorsprong VondstnummerVondstnummerVondstnummerVondstnummer Diepte cmDiepte cmDiepte cmDiepte cm----
mvmvmvmv OmschrijvingOmschrijvingOmschrijvingOmschrijving DateringDateringDateringDatering
Boring 12 1 45 Fragment aardewerk, roodbakkend
Late ME-
Nieuwe
Tijd
1
AD
C A
rcheoPro
jecte
n ra
pport 1
534
Denekam
p S
t. Nic
ola
asstic
htin
g
Bijlage 1 num
mer
maaiv
eld
hoogte
(cm
)
NA
P
bove
ngre
ns
(cm
on
der
mv)
on
derg
ren
s (c
m
on
der
mv)
gro
ndso
ort
bijm
en
gin
g
zan
dm
edia
an
kle
ur
kalk
gehalte
nie
uw
vorm
ingen
antr
op
ogene
bijm
en
gin
gen
org
an
ische
bijm
en
gin
gen
bodem
hori
zonte
n
ove
rig
Lith
ost
ratigra
fie
01
0 55 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn bruin; kalkloos weinig baksteen brokken licht geel zand;
omgewerkte grond
55 135 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn donker-; bruin; kalkloos A-horizont;
antropogeen dek kiezel
135 145 zand zwak siltig matig grof grijs-; bruin; kalkloos C-horizont;
roestvlekken
145 170 zand zwak siltig matig grof licht-; geel-; wit; kalkloos C-horizont;
roestvlekken
02
0 75 zand zwak siltig; zwak humeus matig fijn bruin; kalkloos spoor baksteen omgewerkte grond; brokken wit
en geel zand
75 100 zand zwak siltig matig fijn licht-; geel; kalkloos C-horizont;
roestvlekken scherpe bovengrens
03
0 95 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn donker-; grijs-;
bruin; kalkloos
spoor baksteen; spoor sintels; spoor
aardewerkfragmenten
A-horizont;
antropogeen dek recent aw
95 155 zand zwak siltig matig grof bruin-; grijs; kalkloos C-horizont;
roestvlekken vlekkerig
155 170 zand zwak siltig matig grof licht-; bruin-;
geel; kalkloos
weinig
roestvlekken
C-horizont;
roestvlekken
04
0 35 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn donker-; bruin; kalkloos spoor baksteen A-horizont;
antropogeen dek
35 85 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn bruin; kalkloos A-horizont;
antropogeen dek
85 95 zand zwak siltig matig grof licht-; bruin-;
geel; kalkloos AC-horizont geleidelijke overgang
95 120 zand zwak siltig; zwak grindig matig grof donker-; geel; kalkloos C-horizont;
roestvlekken
05
0 80 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn donker-; bruin; kalkloos spoor baksteen; spoor sintels A-horizont;
antropogeen dek
80 105 zand zwak siltig matig grof licht-; grijs-;
bruin; kalkloos AC-horizont
105 120 zand zwak siltig; zwak grindig matig grof licht-; grijs; kalkloos zeer fijn grind
06
0 130 zand zwak siltig; zwak humeus matig fijn grijs-; bruin; kalkloos spoor baksteen omgewerkte grond; brokken
bouwzand
130 215 zand zwak siltig; zwak grindig; matig fijnmatig donker-; bruin-; kalkloos beekafzetting?
2
AD
C A
rcheoPro
jecte
n ra
pport 1
534
Denekam
p S
t. Nic
ola
asstic
htin
g
num
mer
maaiv
eld
hoogte
(cm
)
NA
P
bove
ngre
ns
(cm
on
der
mv)
on
derg
ren
s (c
m
on
der
mv)
gro
ndso
ort
bijm
en
gin
g
zan
dm
edia
an
kle
ur
kalk
gehalte
nie
uw
vorm
ingen
antr
op
ogene
bijm
en
gin
gen
org
an
ische
bijm
en
gin
gen
bodem
hori
zonte
n
ove
rig
Lith
ost
ratigra
fie
matig humeus grof grijs;
215 240 zand zwak siltig matig fijn licht-; grijs; kalkloos C-horizont;
roestvlekken
07
0 85 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn donker-; grijs-;
bruin; kalkloos spoor baksteen
A-horizont;
antropogeen dek
85 110 zand zwak siltig matig fijn grijs-; bruin; kalkloos AC-horizont
110 130 zand zwak siltig matig fijn licht-; geel; kalkloos AC-horizont humeuze brokken; omgewerkte
grond
130 150 zand zwak siltig matig fijn licht-; bruin-;
geel; kalkloos
C-horizont;
roestvlekken
150 160 zand zwak siltig matig fijn licht-; grijs-; wit; kalkloos C-horizont;
roestvlekken
08
0 60 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn bruin; kalkloos A-horizont;
antropogeen dek
60 90 zand zwak siltig matig fijn licht-; geel; kalkloos spoor
roestvlekken
C-horizont;
roestvlekken
09
0 60 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn grijs-; bruin; kalkloos A-horizont;
antropogeen dek
60 95 zand zwak siltig; zwak humeus matig fijn bruin; kalkloos AB-horizont onderin restant E-horizont? licht
grijs zand
95 120 zand zwak siltig matig fijn geel; kalkloos C-horizont;
roestvlekken
10
0 105 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn donker-; bruin; kalkloos A-horizont;
antropogeen dek
105 115 zand zwak siltig; zwak humeus matig fijn bruin; kalkloos B-horizont; humeus spoor plantenresten
115 140 zand zwak siltig matig fijn licht-; geel; kalkloos weinig
roestvlekken
C-horizont;
roestvlekken
11
0 65 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn donker-; bruin; kalkloos A-horizont;
antropogeen dek
65 90 leem zwak zandig licht-; grijs; kalkloos C-horizont;
roestvlekken keileem?
12
0 15 zand zwak siltig; zwak humeus matig fijn grijs-; bruin; kalkloos opgebrachte grond
15 45 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn donker-; bruin-;
grijs; kalkloos spoor baksteen; spoor aardewerkfragmenten
A-horizont;
antropogeen dek
fragment roodbakkend
geglazuurd aw
45 90 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn bruin; kalkloos
90 100 zand zwak siltig matig fijn bruin-; oranje; kalkloos veel
roestvlekken
B-horizont; interne
verwering
3
AD
C A
rcheoPro
jecte
n ra
pport 1
534
Denekam
p S
t. Nic
ola
asstic
htin
g
num
mer
maaiv
eld
hoogte
(cm
)
NA
P
bove
ngre
ns
(cm
on
der
mv)
on
derg
ren
s (c
m
on
der
mv)
gro
ndso
ort
bijm
en
gin
g
zan
dm
edia
an
kle
ur
kalk
gehalte
nie
uw
vorm
ingen
antr
op
ogene
bijm
en
gin
gen
org
an
ische
bijm
en
gin
gen
bodem
hori
zonte
n
ove
rig
Lith
ost
ratigra
fie
100 130 zand zwak siltig matig fijn licht-; geel-; wit; kalkloos C-horizont;
roestvlekken
13
0 35 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn grijs-; bruin; kalkloos A-horizont;
antropogeen dek
35 60 zand zwak siltig matig fijn licht-; geel; kalkloos spoor
roestvlekken
C-horizont;
roestvlekken scherpe bovengrens
14
0 60 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn bruin; kalkloos A-horizont;
antropogeen dek
60 90 zand zwak siltig matig fijnmatig
grof licht-; geel; kalkloos
C-horizont;
roestvlekken scherpe bovengrens
Een aanvullend verkennendarcheologisch inventariserend
veldonderzoek door middel van boringenop het plangebied St. Nicolaasstichtingte Denekamp, gemeente Dinkelland (Ov)
W.J.F. Thijs
ARC-Rapporten 2009-70
Geldermalsen2009
ISSN 1574-6887
-Rap
port
en
Colofon
Een aanvullend verkennend archeologisch inventariserendveldonderzoek door middel van boringen op het plangebied St.Nicolaasstichting te Denekamp, gemeente Dinkelland (Ov)
ARC-Rapporten 2009-70ARC-Projectcode 2009/158
TekstW.J.F. Thijs
AfbeeldingenW.J.F. Thijs
RedactieN. van Malssen
Versie 1.1, 7 mei 2009
Autorisatie — C.G. Koopstra
Uitgegeven doorARC bvPostbus 410189701 CA Groningen
ISSN 1574-6887
Geldermalsen, 2009
Een recente lijst van de ARC-Rapporten is te vinden op www.arcbv.nl
Rapport 2009-70 ARC bv
Projectgegevens
Projectnaam Denekamp, St. NicolaasstichtingProjectcode 2009/158Archisnummer 34356
Projectleider Ir. W.J.F. ThijsContact 0345–620102, [email protected]
Opdrachtgever Econsultancy, ir. E.M. ten BroekeContact 0314–365150, [email protected]
Bevoegd gezag Het Oversticht, mw. drs. M. NieuwenhuisContact 038–4218184
Locatiegegevens
Toponiem St. NicolaasstichtingPlaats DenekampGemeente DinkellandProvincie Overijssel
Kaartblad 29ARD-coordinaten NW: 265.373/490.601
NO: 265.395/490.623ZO: 265.398/490.470ZW: 265.363/490.450
Oppervlakte 4.400 m2
Beschrijving onderzoekslocatie
Geologie Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden
Geomorfologie Dekzandrug met of zonder een oud bouwlanddek, op het uiterstzuidoostelijke terreindeel dekzandvlakte
Bodem Grotendeels venige beekdalgronden, uiterst noordwestelijketerreindeel veldpodzolbodem
Historische situatie De onderzoekslocatie ligt op het terrein van deSt. Nicolaasstichting; op het terrein is eeuwenoude bebouwingaanwezig. Op het terrein zijn vondsten uit de Late Middeleeuwenaangetroffen.
Archeologischeverwachting
Lage verwachtingswaarde op intacte archeologische resten en/ofsporen uit de periode Laat-Paleolithicum – Nieuwe Tijd.
1
•Denekamp
264 265 266 267489
490
491
492
Afbeelding 1 Topografische kaart van de onderzoekslocatie (omcirkeld) en omgeving,voorzien van RD-coordinaten. Bron: Topografische Dienst Nederland.
Legenda
Onderzoekslocatie
Rapport 2009-70 ARC bv
1 Inleiding
1.1 Aanleiding tot het onderzoek
In opdracht van Econsultancy uit Doetinchem heeft Archaeological Research &Consultancy (ARC bv) een aanvullend verkennend archeologisch inventariserendveldonderzoek (IVO) door middel van boringen uitgevoerd op het terrein van deSt. Niclaasstichting te Denekamp (afb. 1). Aanleiding vormt de nieuwbouw vandrie gebouwen op de onderzoekslocatie. Hierbij worden mogelijk acheologischewaarden bedreigd. Het terrein is momenteel in gebruik als zorginstelling met bijbe-horende tuinen, paardenwei en gebouwen. Conform de Wet op de archeologischemonumentenzorg1 dient het plangebied eerst te worden onderzocht op de aanwe-zigheid van archeologische waarden. Het veldwerk is uitgevoerd op 1 april 2009door ir. W.J.F. Thijs van ARC bv en ir. E.M. ten Broeke van Econsultancy. Hetarcheologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen die gesteld worden in deKwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.1).2
1.2 Onderzoeksgeschiedenis
Een deel van het terrein van de St. Nicolaasstichting is in juni 2008 onderzochtmiddels een verkennend booronderzoek.3 Het deel dat toen niet is onderzocht,is in onderhavig onderzoek onderzocht. In maart 2009 is een bureau-onderzoekverricht door Econsultancy.4 Het archeologisch verwachtingsmodel uit het bureau-onderzoek vormt het uitgangspunt voor dit inventariserend veldonderzoek en ishieronder weergegeven:
Op grond van de verzamelde archeologische en aardwetenschappelijke informatieis de volgende gespecificeerde verwachting opgesteld:Het grotendeels hoger gelegen, van nature voldoende gedraineerde, deel van hetplangebied (binnen een dekzandrug) zal vanaf het Laat-Paleolithicum geschiktzijn geweest als (tijdelijke) nederzettingslocatie. Het beekdal van de Sombeek tennoordoosten van het plangebied zal gefungeerd hebben als bron voor voedsel (vis-vangst) en water. Vanaf de introductie van landbouwgewassen zal het plangebiedtevens geschikt zijn geweest als landbouwgrond.
Op basis van de bodemkaart wordt verwacht worden dat binnen het zuidweste-lijk deel van plangebied een dik esdek aanwezig is. In dit deel van het plangebiedkunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. Dekans op het voorkomen van de resten is hoog. De archeologische resten komenvoor onder het esdek en in de top van het dekzand (de oorspronkelijke C-horizont).De vondstenlaag is opgenomen onderin het esdek; hier wordt ook wel van cultuur-laag gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen het esdek en de ongeroerde
1In werking getreden op 1 september 2007.2De inhoud van de KNA kan worden geraadpleegd op www.sikb.nl.3Van der Zee, R.M. en Van Breda, W., 2008: St. Niclaasstichting te Denekamp (gem. Dinkelland);
een inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek, ADC rapport1534 (conceptversie).
4Ten Broeke, E.M., 2009: Archeologisch bureauonderzoek St. Nicolaasstichting te Denekamp,Econsultancy Rapport 08025247 (conceptversie).
3
Rapport 2009-70 ARC bv
ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houts-kool. Archeologische sporen zullen zich bevinden tot ongeveer 25 cm in de top vande C-horizont. Organische resten en bot zullen door de diepe grondwaterstand, endaardoor relatief droge en zure bodemomstandigheden, slecht zijn geconserveerd.Het complextype en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerd door debeperkte gegevens.Waar in het plangebied geen esdek aanwezig is, kunnen archeologische resten uitalle perioden voorkomen direct aan of onder het maaiveld. De vondstenlaag wordtverwacht in de eerste 30 cm beneden het maaiveld. Archeologische sporen (uitge-zonderd diepe paalsporen en waterputten) worden binnen 50 cm beneden het maai-veld verwacht. De archeologische resten bestaan hoofdzakelijk uit aardewerk- ofvuursteenstrooingen. Organische resten en bot zullen door de diepe grondwater-stand, en daardoor relatief droge en zure bodemomstandigheden, slecht zijn gecon-serveerd. Het complextype en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerddoor de beperkte gegevens. De kans dat archeologische resten dan nog in situaanwezig zijn is laag vanwege eeuwenoude bewerking van de bouwvoor (eerste 30cm).Het plangebied hoort bij de landerijen van het huidige klooster van de St. Nico-laasstichting (voorheen het Gravenhuis en Huize Noord Deurningen), waar sprakevan eeuwenoude bebouwing. Op het erf zijn vondsten van Laat-Middeleeuwse ou-derdom aangetroffen. Er zijn waarschijnlijk meer archeologische resten van dezeouderdom en jonger over het hele terrein van de St. Nicolaasstichting aanwezig.Van de 3 nieuw te realiseren gebouwen komen de meest westelijk en noordelijk ge-legen gebouwen deels binnen dezelfde locatie te liggen als de huidige bebouwing.Tijdens de aanleg van de fundering van de huidige bebouwing is het waarschijn-lijk dat op deze locatie de ondergrond tot op een diepte van 80 tot 100 cm -mvverstoord is geraakt. Voor deze locatie is de kans klein dat er nog intacte archeo-logische resten in de ondergrond aanwezig zijn.
1.3 Doel van het inventariserend veldonderzoek
Het inventariserend veldonderzoek (IVO) dient ertoe het in het bureau-onderzoekvoorgestelde verwachtingsmodel te verifieren en met veldwaarnemingen te com-pleteren. Het IVO bestaat uit drie stappen: verkennend, karterend en waarderend.Het verkennend onderzoek richt zich op de bodemopbouw en mogelijke bodem-verstoringen die de archeologische trefkans kunnen beınvloeden. Het karterendonderzoek stelt vast of er al dan niet archeologische waarden aanwezig zijn. Hetwaarderend onderzoek bepaalt de waarde van de archeologische resten.
1.4 Werkwijze
Het IVO is uitgevoerd als een verkennend booronderzoek. Hiertoe zijn met behulpvan een edelmanboor met een diameter van 7 cm op het onderzoeksterrein achtboringen geplaatst tot 120 cm –mv. Deze boringen zijn, rekening houdend met deaanwezige bebouwing en verharding, verspreid over het terrein gezet om een juis-te, algehele indruk van de bodemopbouw te kunnen krijgen. De boorkernen zijnzorgvuldig uitgelegd, waarbij de opeenvolgende bodemlagen precies konden wor-
4
Rapport 2009-70 ARC bv
den beschreven en opgemeten. Het opgeboorde materiaal is doorzocht op de aan-wezigheid van archeologische resten. Vervolgens is de bodemopbouw per boringbeschreven en is er gelet op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoalsaardewerkfragmenten, houtskool, fosfaatvlekken, vuursteen, natuursteen, verbrandleem en bot. De boringen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard-beschrijvingsmethode (ASB).
2 Resultaten inventariserend veldonderzoek
Op de onderzoekslocatie zijn acht boringen geplaatst. De locatie van de boringen isweergegeven in afbeelding 2. De resultaten van het verkennend booronderzoek zijnopgenomen in bijlage 1. De bodemopbouw varieert sterk over de onderzoeksloca-tie en is in alle boringen deels vergraven. Alle bodems zijn gevormd in dekzandbehorend tot de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden. Lokaal komenin de ondergrond slecht gesorteerde fluvioperiglaciale zanden voor. Op basis vanhet bureau-onderzoek worden veldpodzolgronden en venige beekdalgronden ver-wacht.
In boringen 1, 4, 5 en 6 zijn nog (vergraven) restanten van een podzolbodem teherkennen. In boring 4 is de podzol nagenoeg intact. Alleen de A- en B-horizontzijn door elkaar gemengd. Beide podzolbodems zijn bedekt met een ophogings-pakket van circa 1 m dikte. Boring 5 is vergraven tot een diepte van 0,55 m –mv.Mogelijk is dit pakket eveneens opgebracht. Door het ontbreken van archeologi-sche indicatoren kon dit niet met zekerheid worden vastgesteld. In boring 6 is depodzolbodem afgetopt door vergraving. In deze boring is alleen de BC-horizontvan de oorspronkelijke podzolbodem te herkennen. De bovenste 0,6 m –mv is ver-graven. Ook in boring 1 zijn nog restanten van een podzolbodem te herkennen. Inde laag tussen 0,4 – 0,6 m –mv zijn vergraven restanten van de A-, E- en B-horizontte herkennen. De originele bodem is evenals in boring 6 vergraven tot een dieptevan 0,6 m –mv. Op deze diepte begint tevens de C-horizont.
In boringen 2, 3, 7 en 8 is sprake van AC-profielen. In boring 2 is sprake vaneen dunne bouwvoor met een dikte van 0,2 meter. Hieronder is de bodem vergraventot een diepte van 0,8 m –mv. Hieronder ligt de C-horizont. Doordat de bodem toteen diepte van 0,8 m –mv is vergraven valt niet op te maken welk bodemprofielvan origine hier aanwezig is geweest. In boringen 3 en 7 is sprake van een 0,2 –0,25 m dikke A-horizont. Direct hieronder begint de C-horizont. In boring 3 ishet originele bodemprofiel opgehoogd met circa 1 m. Het originele bodemprofielis hier waarschijnlijk een beekeerdgrond geweest. In boring 7 komen in deze laagmatig veel roestvlekken voor. Boring 8 is tot een diepte van 0,7 m –mv vergraven.Direct hieronder begint de C-horizont. Door de diepe vergraving valt niet meer opte maken welk bodemprofiel hier aanwezig is geweest.
Het opgeboorde materiaal is in het veld doorzocht op het voorkomen van ar-cheologische indicatoren. Hierbij zijn in het ophoginspakket in boringen 3 en 4enkele fragmenten recent baksteen aangetroffen. Ook in het vergraven pakket vanboring 8 zijn tussen 0 – 0,7 m –mv enkele fragmenten baksteen aangetroffen. Doorde ligging in een vergraven- of ophogingspakket liggen deze fragmenten niet in situen hebben hierdoor zeer weinig archeologische waarde. Het gehele onderzoeksge-
5
Rapport 2009-70 ARC bv
bied van het aanvullend onderzoek heeft een lage trefkans op intacte archeologi-sche sporen. Boringen 3, 4, 5 en 7 hebben een vrijwel intacte bodemopbouw. Doorhun laaggelegen ligging zijn deze gronden niet aantrekkelijk geweest voor bewo-ning. De lage trefkans en het deels vergraven zijn van de gronden maakt dat eenvervolgonderzoek op het terrein van het aanvullend onderzoek niet noodzakelijkis.
3 Samenvatting en conclusie
Volgens het bureau-onderzoek van Econsultancy ligt de onderzoekslocatie van hetaanvullend onderzoek op de flank van een dekzandrug en een beekdal. Op de on-derzoekslocatie komt volgens de bodemkaart de associatie venige beekdalgrondenvoor. Op het uiterst noordwestelijke terreindeel komen veldpodzolgronden voor.De gehele onderzoekslocatie van het aanvullend onderzoek heeft een lage arche-ologische trefkans. Uit het veldonderzoek blijkt dat de bodem op een groot deelvan de onderzoekslocatie reeds is vergraven. In boringen 3, 4, 5 en 7 is het ori-ginele bodemprofiel bewaard gebleven. Boringen 3, 4 en 5 zijn in het verledenopgehoogd. Alle boorlocaties lagen van oorsprong laag in het landschap en zijnhierdoor onaantrekkelijk geweest voor bewoning. Door de vergravingen tot in deC-horizont is de actuele trefkans in de boringen 1, 2 en 8 zeer laag. In de boringen3, 4 en 8 zijn in vergraven lagen enkele fragmenten baksteen waargenomen. Delage trefkans en de aanwezige vergravingen maakt dat een vervolgonderzoek nietnoodzakelijk is.
4 Aanbeveling
Op basis van de lage trefkans en de aanwezig vergravingen doen wij de aanbe-veling om de onderzoekslocatie van het aanvullend onderzoek vrij te geven. Hetis aan het bevoegd gezag, Het Oversticht, om de onderzoekslocatie definitief vrijte geven. De meldingplicht voor de locatie blijft wel bestaan. Indien bij graaf-werkzaamheden alsnog archeologisch resten worden aangetroffen dient dit directte worden gemeld bij het bevoegd gezag.
6
Rapport 2009-70 ARC bv
LiteratuurBerendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van
Nederland). Vierde, geheel herziene druk.
Brandt, R.W. et al. (red.), 1992. ARCHIS. Archeologisch Basis Register, versie 1.0.Amersfoort.
Mulder, E.F.J. de et al., 2003. De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten.
7
1(0
,6)
2(0
,8)
3(1,
0;op
gebr
acht
)
4(1,
0;op
gebr
acht
)
5(0
,55)
6(0
,6)
7(0
,2)
8(0
,7)
1B
orin
g
Ond
erzo
eksl
ocat
ie
Afb
eeld
ing
2B
oorp
unte
nkaa
rt,h
etge
talt
usse
nha
akje
sac
hter
hetb
oorn
umm
erge
eftd
eve
rgra
ving
sdie
pte
inm
eter
bene
den
maa
ivel
dw
eer.
De
loca
tieis
blau
wom
lijnd
.Doo
r:ir.
W.J
.F.T
hijs
.
Rapport 2009-70 ARC bv
Bijlage 1 Boorstaten
Locatiebepaling geschat, detailkaart 1:200Referentievlak Nieuw Amsterdams PeilMaaiveldhoogtebepaling geschat, actueel hoogtebestandNauwkeurigheid maaiveldhoogte 50 cm
De volgende afkortingen worden in de boorstaten gebruikt.
grondsoort (onderdeel lithologie)Z zand
bijmengsel (onderdeel lithologie)s1 zwak siltigs4 uiterst siltig
humus (onderdeel lithologie)h2 matig humeus
boring 1 RD-X: 265.295. RD-Y: 490.830. Maaiveld: 22,90. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie kleur grens40 Zs1 donker grijs scherp Bodemkundige interpretaties: vergraven.60 Zs1 grijs geleidelijk Vlekken: matig gevlekt, bruin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen:
Restanten AEB-horizont.120 Zs1 grijsgeel beeindigd Bodemhorizont: C. Zand sortering: matig.
boring 2 RD-X: 265.329. RD-Y: 490.590. Maaiveld: 22,90. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie kleur grens20 Zs1 donker grijsbruin scherp Bodemkundige interpretaties: bouwvoor.80 Zs1 geelgrijs scherp Vlekken: sterk gevlekt, donker bruin. Bodemkundige interpretaties: vergraven.
120 Zs1 geelgrijs beeindigd Bodemhorizont: C, gley. Vlekken: licht gevlekt, oranje.
boring 3 RD-X: 265.373. RD-Y: 490.603. Maaiveld: 22,90. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie kleur grens100 Zs1 donker grijsbruin scherp Archeologische indicatoren: baksteen, weinig. Bodemkundige interpretaties:
opgebrachte grond (subrec.125 Zs1h2 donker bruinzwart scherp Bodemhorizont: A, begraven.150 Zs1 grijs beeindigd Bodemhorizont: C. Zand sortering: slecht.
boring 4 RD-X: 265.373. RD-Y: 490.613. Maaiveld: 22,90. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie kleur grens100 Zs1 donker bruin scherp Vlekken: sterk gevlekt, geel. Archeologische indicatoren: baksteen, weinig.
Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond (subrec.120 Zs1h2 bruinzwart geleidelijk Bodemhorizont: AB, begraven.135 Zs1 donker grijsbruin geleidelijk Bodemhorizont: C.160 Zs1 licht bruingrijs beeindigd Bodemhorizont: C. Zand sortering: slecht.
boring 5 RD-X: 265.385. RD-Y: 490.572. Maaiveld: 22,90. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie kleur grens55 Zs1 grijsgeel scherp Bodemhorizont: A. Vlekken: matig gevlekt, zwart.70 Zs1 donker bruin geleidelijk Bodemhorizont: AB.
100 Zs1 licht grijsbruin geleidelijk Bodemhorizont: BC.120 Zs1 licht bruingrijs beeindigd Bodemhorizont: C.
9
Rapport 2009-70 ARC bv
boring 6 RD-X: 265.414. RD-Y: 490.552. Maaiveld: 22,90. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie kleur grens60 Zs1 donker grijsbruin scherp Bodemkundige interpretaties: vergraven.
100 Zs1 licht grijsbruin scherp Bodemhorizont: BC.120 Zs1 grijsgeel beeindigd Bodemhorizont: C. Zand sortering: slecht.
boring 7 RD-X: 265.396. RD-Y: 490.525. Maaiveld: 22,90. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie kleur grens20 Zs1 donker bruingrijs scherp Bodemhorizont: A.55 Zs1 geelgrijs scherp Bodemhorizont: C. Vlekken: matig gevlekt, oranje.
120 Zs1 geelgrijs beeindigd Bodemhorizont: C.
boring 8 RD-X: 265.374. RD-Y: 490.495. Maaiveld: 22,90. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie kleur grens40 Zs1 donker grijsbruin scherp Archeologische indicatoren: baksteen, weinig. Bodemkundige interpretaties: vergraven.70 Zs4 licht geelgrijs scherp Vlekken: matig gevlekt, donker bruin. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor.
Bodemkundige interpretaties: vergraven.120 Zs1 grijs beeindigd Bodemhorizont: C, gley. Vlekken: matig gevlekt, oranje.
10
Ca.
40
.00
0
jaar
ge
led
en
10
.00
0
90
00
80
00
500
0
30
00
0 11
.00
0
11
.80
0
12
.00
0
13
.00
0
26
.00
0
48
.00
0
15
00
n.
Chr
.
10
50 n
. C
hr.
45
0 n
. C
hr.
12
v.
Chr
.
80
0 v
. C
hr.
20
00
v.
Chr
.
53
00
v.
Chr
.
49
00
v.
Chr
.
88
00
v.
Chr
.
0 10
.00
0
13
.00
0
73
.00
0
11
5.0
00
13
0.0
00
37
0.0
00
41
0.0
00
47
5.0
00
Pleistoceen
Ho
loce
en
Midden-Pleistoceen Laat-Pleistoceen
Els
teri
en
Ho
lste
inie
n S
aa
lien-
com
ple
x E
emie
n
Weichselien (Glaciaal)
Vro
eg-
Wei
chse
lien
(Vro
eg-
Gla
cia
al)
Laat
-Wei
chse
lien
(La
at-G
laci
aal)
Mid
den
-We
ichs
elie
n (P
leni
glac
iaa
l)
Sub
atla
ntic
um
Sub
bo
reaa
l
Atla
ntic
um
Bo
rea
al
Pre
bo
rea
al
Laat- Holoceen
Midden-Holoceen
Vroeg-Holoceen
Holoceen
Late
Dry
as
Alle
rød
-inte
rsta
dia
al
Vro
ege
Dry
as
Bø
lling
-inte
rsta
dia
al
Nie
uwe
Tijd
Late
Mid
de
lee
uwen
Vro
ege
Mid
de
leeu
wen
Ro
me
inse
Tijd
IJze
rtijd
Bro
nstij
d
Neo
lithi
cum
M
eso
lithi
cum
Laat
-Pal
eolit
hicu
m
Laa
t-P
leni
gla
ciaa
l
Mid
de
n-P
leni
gla
ciaa
l
Vro
eg-
Ple
nigl
aci
aal
Laat-Glaciaal Pleniglaciaal
Glaciaal
Chr
onos
trat
igra
fisc
he
eenh
eden
Ja
ren
gele
den
Chr
onos
trat
igra
fisc
he
eenh
eden
14C
-jar
en
gele
den
Arc
heol
ogis
che
peri
ode
Tij
d
Bijl
age
2E
enov
erzi
chtv
ange
olog
isch
e(c
hron
ostr
atig
rafis
che)
enar
cheo
logi
sche
peri
odes
.Doo
r:dr
s.A
.J.W
ullin
k.G
ebas
eerd
op:B
rand
teta
l.19
92;
De
Mul
dere
tal.
2003
;Ber
ends
en20
04.