geo-informatie nederland - geocraft: de wereld in minecraft...update je profi el op de website door...
TRANSCRIPT
ww
w.g
eo-i
nfo
.nl
• Va
kbla
d va
n G
eo-I
nfo
rmat
ie N
eder
lan
d 20
16 •
jaa
rgan
g 1
3 •
Nu
mm
er 3
FIG Working Week 2020 naar Amsterdam!
Hogere Nederlandstalige opleidingen Geodesie
Datagestuurd rijden
Geocraft: de wereld in Minecraft
www.kadaster.nl/vergunningenkaart
Vergunningenkaart Kadaster Publieke gronden inzichtelijk. Aanleg leidingnetwerk optimaal.Product digitale Vergunningenkaart | Gebruikt door netbeheerder Enexis | Doel weten waar publieke gronden liggen voor aanleg van een leidingnetwerk | Hoe op een kaart alle percelen weergeven die eigendom zijn van publiekrechtelijke rechtspersonen
FIG Working Week 2020: Dutch Circle Party?
Update je profi el op de website door rechtsbovenin in te loggen. Word nog beter vindbaar op de website en zorg dat je voor jou relevante informatie ontvangt.
De in 1878 in Parijs opgerichte Fédération Internationale des Géomètres (FIG) heeft
op 6 mei 2016 in Christchurch, Nieuw-Zeeland, gestemd over de locatie voor de FIG Wor-
king Week 2020. GIN is lid en mocht dus meestemmen. Na een presentatie van de Neder-
landse delegatie (Geo-Informatie Nederland, GIM International, Kadaster en Universiteit
Twente) is Amsterdam verkoren boven Interlaken (Zwitserland).
De ‘FIG Working Week’ is een jaarlijkse internationale conferentie. Het voorgestelde
thema van de Working Week in 2020 is ‘Smart Surveyors for Land and Water Manage-ment’. Naar verwachting komen ongeveer 1500 deelnemers uit de hele wereld naar het
congrescentrum RAI Amsterdam om het actuele thema met elkaar te bespreken. (En we
gaan buitenlanders graag uitleggen dat het centrum in dit geval niets meer met de
Rijwiel- en Automobiel-Industrie te maken heeft!) Graag feliciteer ik de delegatie en met
name het GIN-bestuur van harte met dit behaalde succes! Graag verwijs ik ook naar de
bijdrage hierover verderop in dit gevarieerde nummer.
Deze ‘redactioneel’ is geen aangeklede inhoudsopgave en gaat graag op één puntje
dieper in op dat FIG-succes. ‘Wie woonde History Symposium FIG bij?’ Die vraag stelde ik
nog in tijdschrifteditie 2016-2 van GIN-partner De Hollandse Cirkel. De proef van dit num-
mer gaf mij het vermoede antwoord al voor de Nederlandse delegatie, terwijl reeds overbe-
kend was dat de Belgen met de Brusselaar Jan de Graeve voorop liepen. Waar ging het om? ‘30 April-1 May 2016 at Breakfree on Cashel, Christchurch, New Zealand. Prior to the FIG Working
Week the International Institution of History for Surveying and Measurement (IIHSM), a perma-
nent institution of FIG, is hosting a two day symposium. Day one will focus on the boundaries of
South Pacifi c and answer the question “Are the Islands Sinking?”. The second day has the theme
“From Mercator to Cook to Silent Cinema: Surveyors of the World”.’ (www.fi g.net/fi g2016)
Verwacht mag dus worden dat ook in 2020 zo’n geodetisch-historisch nevensympo-
sium door het IIHSM wordt georganiseerd. De wereld verwacht dat! In Amsterdam móeten
het NAP en haar monument dan wel een rol krijgen. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor het
instrument en voor de stichting met de naam (De) Hollandse Cirkel. Desnoods gaat het ook
nog even over de items van het negende FIG-congres in Delft en Scheveningen in 1958.
Vertaal die naam Hollandse cirkel daarbij echter niet in het Engels. Een ‘Dutch Circle
Party’ houdt voor de anglofi ele wereld in dat je rond een verjaardag een hele middag in
een kring zit en koffi e of thee drinkt met één koekje of taartje. En natuurlijk dat mannen
met mannen en vrouwen met vrouwen kwekken! Zou het daarom zijn dat de FIG het tijd-
schrift De Hollandse Cirkel van 1989 nu nóg niet eens kent? Hun site negeert het blad zelfs
zo: ‘There are no journals devoted solely to matters of interest in the history of surveying and
measurement.’ Jan de Graeve weet het als IIHSM-director en (enthousiast) DHC-donateur
privé wel beter. Wordt het een uitdaging voor 2020 om De Hollandse Cirkel ook interna-
tionaal op de kaart te zetten?
Hoe dan ook: het nevensymposium van het FIG-IIHSM hoeft zich dan niet te bekom-
meren om de rijke cartografi sche traditie van de hoofdstad. Dat rijke verleden kwam dan
al aan de orde op de International Conference on the History of Cartography. Hún nieuwe
boodschap: ‘The 28th conference will be held in Amsterdam, The Netherlands, 14-19 July
2019’. Deze kennis is nog slechts van www.maphistory.info. In een volgend gevarieerd
nummer van Geo-Info verwacht ik meer nieuws dáárvan te lezen.
| 12016-3 | Geo-Info
Adri den Boer
Vul je profiel in!
Agenda GIN Colofon
Partners Geo-Informatie Nederland
UitgeverGeo-Informatie Nederland www.geo-info.nl
RedactieadresRedactie Geo-InfoPostbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415Fax: (033) 246 0470E-mail: [email protected]
HoofdredacteurRoelof Keppel
RedacteurenAdri den Boer, Rob Kromwijk, Ferjan Ormeling, Eric Hagemans, Sytske Postma, Frans Rip, Jonna Bosch, Felix van Veldhoven
BladmanagementMOS bv, Nijkerk
Inzenden kopijIndienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie.Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’.
Advertentie-exploitatieMOS bvJan van de VisTelefoon: (033) 247 3415E-mail: [email protected] of [email protected] op aanvraag
Vormgeving en drukVdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl
Abonnementen/inlichtingenPostbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415Fax: (033) 246 0470E-mail: [email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail.Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.
Abonnementsprijzen per jaar voor 2016Persoonlijk lidmaatschap: € 65,- incl. 6% btw.Abonnement op Geo-Info: € 120,- incl. 6% btw.Organisatielidmaatschap: € 260,- incl. 6% btw.Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 30,- (excl. 21% btw) en buiten Europa € 55,- (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl.Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2,- per jaar.© 2016. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur.ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)IBAN: NL55RABO0395278430
GI-Forum Symposium and ExhibitDatum: 5-8 juli
Locatie: Oostenrijk
Meer info: www. gi-forum.org/agenda
XXIIIe ISPRS CongresDatum: 12-19 juli
Locatie: Praag
Meer info: www.isprs2016-prague.com
GIN Regio ZuidOnderwerp: Geografi e van Alles, het zesde zintuig
Datum: 13 september
Locatie: Eindhoven
Tijd: 15.30-20.00 uur
Meer info: www.geo-info.nl/regios
GIN Regio NoordDatum: 23 september
Locatie: Groningen
Tijd: 17.00-20.00 uur
Meer info: www.geo-info.nl/regios
GeoBuzz 2016Datum: 22 en 23 november 2016
Locatie: Congrescentrum 1931, Den Bosch
Meer info: www.geobuzz.nl
ww
w.g
eo-i
nfo
.nl
• Va
kbla
d va
n G
eo-I
nfo
rmat
ie N
eder
lan
d 20
16 •
jaa
rgan
g 1
3 •
Nu
mm
er 3
FIG Working Week 2020 naar Amsterdam!
Hogere Nederlandstalige opleidingen GeodesieDatagestuurd rijden
Geocraft: de wereld in Minecraft
Foto cover: De Dam te Amsterdam in GeoCraft.
2 | Geo-Info | 2016-3
...en verder
8 Verslag - Gemeenten, provincie en waterschap zijn volledig aangesloten bij de Landelijke Voorziening
11 Column - Marjan Bevelander
15 Boek - De dienstkring16 Verslag - Geomatics Day 7 April 2016,
TU Delft18 Twee generaties actief
in de geo-sector19 Jos Schreurs lid in de orde
van Oranje-Nassau23 Column - studievereniging NODE28 Verslag - HU-symposium DefoGuido31 Column - Reinder Storm
32 Consistentie tussen de kadastrale kaart en basisregistratie grootschalige topografi e
34 Verslag - CLGE - General Assemblee Tirana, maart 2016
36 Geo-informatie voor watermanagement in ontwikkelingslanden
39 Column VODK - Jacqueline Meerkerk
40 Aanleg stadswarmtenet Amsterdam-Noord vraagt om een modern systeem
42 Verslag - Bijeenkomst GIN Oost44 Even voorstellen - Boukje Vreman45 De zorgplicht van leveranciers
in geo-software48 Reactie artikel ‘De zorgplicht
van leveranciers in geo-software’49 Open Kaart - Routekaart
voor de Giro d’Italia50 Verslag - Kaartjurken anno 2016
In dit nummer ...
24Hogere Nederlandstalige
opleidingen Geodesie
48Uitnodiging GIN Zuid
bijeenkomst
Door meten, bewaken, analyseren en beïnvloeden wordt de leefbaarheid en uw veiligheid gewaarborgd. Gevoel van veiligheid als zesde zintuig. Zie hoe dit in de praktijk met moderne technologie wordt gerealiseerd op Stratumseind in Eindhoven.
15.30 : Ontvangst met koffie/thee16.00 : Welkom en introductie Frank Langelaan GIN-Zuid16.10 : GIN- Zuid ambitie, plannen, ideeën Richard Hendriks, GIN-Zuid16.25 : Geography of Everything Erik vd Zee, Geodan/VU17.05 : Livinglab Stratumseind Peter van de Crommert, DITSS17.30 : Sensor Spotting Game Tinus Kanters, DITSS 18.30 : Borrel met hapje / bezoek Basecamp Livinglab 20:00 : Afsluiting
Geografie van AllesHet zesde zintuig
20GIN bestuur haalt
FIG Working Week 2020 naar Amsterdam!
4 Geocraft:
de werkelijkheid weergeven en bewerken in de populaire
computergame Minecraft
12 Beter onderweg in
Groningen met datagestuurd rijden
| 32016-3 | Geo-Info
4 | Geo-Info | 2016-3
Waarheidsgetrouw tot in detail
Geocraft is gekoppeld aan Spatial Data Infra-
structures (SDI’s) en de coördinaten in Geocraft
komen overeen met de Rijksdriehoekscoördi-
naten. Daardoor kun je heel eenvoudig allerlei
ruimtelijke data en modellen aan dit virtuele
Nederland koppelen. Meer dan 1000 miljard
blokjes geven Nederland waarheidsgetrouw
weer in de virtuele wereld van Minecraft. Al
het reliëf, alle dijken en rivieren, alle gebou-
Heel Nederland is inclusief
ondergrond verrezen in de
virtuele wereld van de populaire
computergame Minecraft.
De Geocraft blokjes van 1 bij
1 meter vormen een virtuele
abstractie van de werkelijkheid
die de realiteit verbluffend goed
benadert. Om dit voor elkaar te
krijgen werd gebruik gemaakt
van open data bronnen, slimme
conversies en cloud based parallel
computing. Inmiddels is Geocraft
succesvol ingezet in verschillende
projecten rondom ruimtelijke
planvorming. En in het licht van de
groeiende burgerparticipatie biedt
deze computergame bijzondere
perspectieven.
Door Steven Fruijtier en Henk Scholten
Figuur 1 - Van open data naar Geocraft-wereld.
Figuur 2 - De Dam te Amsterdam in Geocraft, inclusief ondergrond. Lagen klei (groen), zand (geel) en
veen (bruin) wisselen elkaar af.
Geocraft: de werkelijkheid weergeven in Minecraft
| 52016-3 | Geo-Info
wen, wegen en bruggen, kortom alle topo-
grafische elementen zijn aanwezig tot op het
detail van boom en dakkapel.
Er is gebruik gemaakt van verschillende open
data bronnen: de AHN2, Top10NL, BAG, AHN2
en het boomregister, zie figuur 1. Normaliter
zou dit proces meerdere jaren rekentijd ver-
gen. Maar door gebruik te maken van cloud
based parallel computing op het Microsoft
Azure Batch Platform, kon Geodan 31/5 reken-
jaar terugbrengen naar 1½ dag. Door de grote
mate van detail herkennen mensen die Ne-
derland-in-Minecraft bezoeken hun omgeving
in Geocraft direct. Deze virtuele wereld wijkt
alleen af van de echte, als er bouwplannen
zijn gerealiseerd die jonger zijn dan de meest
recente open databestanden (AHN2 en BAG).
Een slimme 3D-database van NL
Omdat Geocraft is gekoppeld aan Spatial Data
Infrastructures, kan Geocraft.nl worden uitge-
bouwd tot een driedimensionale database van
Nederland waaraan alle denkbare ruimtelijke
informatie kan worden toegevoegd. Zo is
zowel de diepe als de ondiepe ondergrond in
Geocraft beschikbaar. Graaf een sleuf en je ziet
precies welke aardlagen er onder je voeten
zitten (zie figuur 2). Maar je zou ook een kop-
peling kunnen maken met bijvoorbeeld
www.vergunningen.info, zodat je direct kunt
zien welke regelgeving en welke vergunnin-
gen er op die plek van kracht zijn.
Bovendien kun je de impact van veranderin-
gen berekenen en visualiseren. Je zet bijvoor-
beeld een bepaald type windmolen neer en
in gekleurde zones wordt weergegeven waar
dat in welke mate geluidsoverlast veroorzaakt
(zie figuur 4). Of je selecteert een gebied en
Geocraft berekent instantaan hoeveel kuub
zand, klei of veen er tot een bepaalde diepte in
de ondergrond zit.
Geocraft als ontwerptool
Op verschillende Technasia lopen projecten waar-
bij scholieren Geocraft gebruiken om oplossingen
te bedenken voor diverse actuele vraagstukken.
In IJburg maakten scholieren ruimtelijke plannen
voor de herinrichting van hun buurt. Een archi-
tect bracht de ideeën samen in een realistisch
uitvoerbaar ontwerp, waarvoor bij de scholieren
natuurlijk direct draagvlak te vinden was (zie
Figuur 4 - Bourtange in Geocraft. Virtueel is rechts een windmolen geplaatst; de gekleurde zones geven
weer waar in welke mate sprake is van geluidsoverlast.
Figuur 3 - Duidelijk waarneembaar zijn de heipalen die tot op de eerste zandlaag zijn geheid. Ook zie je
de metrotunnels en het rioolsysteem (detail van figuur 1).
“Meer dan 1.000 miljard
blokjes geven Nederland
waarheidsgetrouw in
Minecraft weer”
Geocraft.NL
Geocraft.NL kwam tot stand op initiatief
van GeoFort [2]. Nadat op het Jeugd-
journaal bekend werd gemaakt dat
heel-Nederland-in-Minecraft online voor
iedereen toegankelijk was, veranderde
dit al snel in een land vol lavastromen en
obscene bouwsels. Maar spontaan mel-
den zich ook kinderen die juist wilden hel-
pen. En zo kwam crowd-sourced in-game
management tot stand. Inmiddels heeft
iedere provincie een GeoCommissaris van
de Koning en zijn er honderden GeoBur-
gemeesters. Zij kunnen bouwrechten
verstrekken door percelen van het GeoKa-
daster uit te geven aan Minecraft-spelers
die zich registreerden als GeoBurger. Je
kunt Nederland-in-Minecraft bezoeken
via geocraft.nl. Duizenden kinderen heb-
ben zich al als GeoBurger geregistreerd;
zij bouwen mee aan virtueel Nederland
door de grijze contouren te vervangen
door realistischer kleuren. Het resultaat
is prachtig om te zien, zie bijvoorbeeld
De Dam (Amsterdam), de Rotterdamse
haven, de Eusebius kerk te Arnhem of het
Vredespaleis in Den Haag. Geocraft.NL is
uitgegroeid tot een mooi voorbeeld van
crowd-based nationale samenwerking.
6 | Geo-Info | 2016-3
figuur 5). Scholieren in Zaandam richten zich op
het energiezuiniger maken van hun omgeving
en krijgen daarvoor een virtueel budget. Geocraft
toont tijdens het ontwerpen direct welke maat-
regelen energie kosten en welke maatregelen
energie opleveren en hoeveel. Scholieren kunnen
zonnepanelen plaatsen en huizen isoleren. Of een
windmolen installeren; dat levert veel op maar
kost natuurlijk ook veel geld.
Scholieren uit Lelystad bogen zich over de
toekomst van de Markermeer. De regering
wil dit gebied geschikt maken voor recreatie,
energiewinning en alternatieve voedselbron-
nen. Hoe combineer je die drie doelstellingen?
Door plannen van verschillende disciplines in
dezelfde virtuele omgeving zichtbaar te ma-
ken, wordt direct inzichtelijk waar deze plan-
nen op elkaar ingrijpen. Scholieren ontwierpen
in Geocraft verschillende oplossingen en pre-
senteerden deze aan de minister (zie figuur 6).
Betere communicatie en samenwerking
Voorheen voerden scholieren dit soort projecten
uit met behulp van conventionele methoden. Ze
presenteerden hun oplossingen met bouwteke-
ningen en kaarten of maquettes. Verschillende
docenten gaven aan dat het gebruik van Geo-
craft opvallend betere resultaten en oplossingen
opleverde. Door in een virtuele werkelijkheid
te werken, werden zowel het probleem als de
mogelijke oplossingen voor de leden van het
ontwerpteam veel realistischer. Het 3D karakter
van Geocraft maakt het mogelijk alles van alle
kanten te bekijken. De ontwerpers waren zich
beter bewust van de dimensies en proporties en
Figuur 5 - Het uiteindelijke, realiseerbare ontwerp voor de herinrichting van de omgeving van het IJburg
College (Amsterdam). Tot stand gekomen met medewerking van adviesbureau Buurtperspectief en het
SPINlab van de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Figuur 6 - Winnend ontwerp voor de Markermeer waarin de functies recreatie, voedselvoorziening en energiewinning zijn geïntegreerd, gemaakt door
Technasiasten van de Scholengemeenschap Lelystad. Dit project werd ondersteund door het SPINlab, Vrije Universiteit Amsterdam.
“Graaf een sleuf en
je ziet precies welke
aardlagen er onder je
voeten zitten”
| 72016-3 | Geo-Info
hadden meer oog voor de impact en de moge-
lijkheden van hun ontwerp. Bovendien ervoeren
ze meer ontwerpvrijheid: aanpassingen en ver-
anderingen konden makkelijk en snel worden
doorgevoerd. Daardoor ontstond de mogelijk-
heid om ‘schetsend te ontwerpen’.
De belangrijkste verbetering was wellicht de
groepsdynamiek: door gezamenlijk tegelij-
kertijd in dezelfde virtuele omgeving aan de
slag te zijn, was het praktisch onmogelijk langs
elkaar heen te werken. Dat leidde tot meer in-
teractie en afstemming. De noodzaak om acties
van te voren te benoemen en inhoudelijk te
motiveren was groter, want oorzaak en gevolg
van verschillende handelingen werden direct
duidelijk: “Waarom doe je dit, waarom doe je
dat, hoe gaan we het doen, hoe kunnen we het
oplossen?” Dit leidde tot een min of meer conti-
nue uitwisseling van inhoudelijke argumenten
en synergetische samenwerking. Met uiteinde-
lijk een opvallend beter eindresultaat.
Burgerparticipatie
Geocraft werd op de Smart City Expo te Bar-
celona gepresenteerd en direct werd duidelijk
dat hier wereldwijd belangstelling voor is. Via
internet kan een Geocraft wereld voor grote
groepen mensen toegankelijk gemaakt wor-
den. Zo biedt Geocraft een laagdrempelige
manier om burgers mee te laten denken en
bouwen aan de toekomst. Want net als met
LEGO snapt de gebruiker al snel hoe het bou-
wen met blokjes werkt. Bovendien kunnen in
deze omgeving allerlei processen worden ge-
simuleerd en gevisualiseerd, zodat ontworpen
oplossingen kunnen worden getest [1].
In Nederland speelt 80% van de tieners met Mine-
craft, wereldwijd wordt het aantal gebruikers op
70 miljoen geschat. Nu gaat dat nog voornamelijk
om kinderen, de volwassenen-van-de-toekomst.
Maar Geodan verwacht dat de volwassenen-van-
nu hun voorbeeld snel zullen volgen. Inmiddels
zijn verschillende gemeenten in binnen- en bui-
tenland geïnteresseerd in toepassingen van Geo-
craft, bijvoorbeeld voor het betrekken van burgers
bij de herinrichting van hun leefomgeving.
Smart Governance
Na decennia van globalisering lijkt de tendens nu
te keren. Overheden streven naar Smart Gover-
nance door de lokale mogelijkheden optimaal
te benutten: bottom-up in plaats van top-down.
Niemand kent de plaatselijke mogelijkheden
immers beter dan de mensen die ter plaatse
wonen en werken. Kleinschalige initiatieven en
lokaal ondernemerschap worden gezien als alter-
natief voor omvallende internationale giganten.
Maar hoe kun je ervoor zorgen dat je de krachten
bundelt en een netwerk creëert van lokale initi-
atieven die levensvatbaar zijn en elkaar aanvul-
len en versterken? Een slimme en eenvoudig
toegankelijke 3D-database van NL faciliteert het
uitwisselen en genereren van kennis, inzicht en
ideeën. Met de technologie van vandaag kunnen
veel meer mensen effectief worden betrokken bij
ruimtelijke plannen. Geocraft als platform voor
burgerparticipatie biedt veel perspectief.
Referenties[1] Scholten et al, 2016: Geocraft as a means to create Smart Cities,
getting the people of the place involved – youth included -.
Boekje gepresenteerd op de Advanced Brainstorm Carrefour
“The Science of the City”, 20-23 maart 2016 te Napels.
[2] GeoFort is een educatieve attractie op een spannend fort in de
Nieuwe Hollandse Waterlinie op het gebied van kartografie en
navigatie, zie www.geofort.nl. Op 9 juni 2016 won GeoFort de
2016 Children in Museums Award; het mag zich het komende
jaar het beste museum voor kinderen ter wereld noemen.
Noot:
Geen officieel Minecraft-product. Niet goedgekeurd door of
geassocieerd met Mojang.
Steven Fruijtier is Systeem
Architect en Research Manager
bij Geodan en bereikbaar via
Henk Scholten is CEO en oprich-
ter van Geodan en Scientific
Director SPINlab bij de Vrije
Universiteit Amsterdam.
Henk is bereikbaar via
“Scholieren in Zaandam
richten zich op het
energiezuiniger maken
van hun omgeving en
krijgen daarvoor een
virtueel budget”
“In Nederland speelt
80 procent van de
tieners met Minecraft,
wereldwijd wordt het
aantal gebruikers op
70 miljoen geschat”
Figuur 7 - Vredespaleis te Den Haag in Geocraft.NL.
8 | Geo-Info | 2016-3
Verslag
Voorafgaande aan het vieren van
het BGT-succes in de polder, zijn
Aralt Brilman (Coördinator Geo-
Informatie - gemeente Almere),
John Vreenegoor (Teamleider
Geo-Informatie - gemeente Almere),
Alex Lucassen (GIS-adviseur
provincie Flevoland) en Wouter
Hamel (Gegevensbeheerder
Waterschap Zuiderzeeland) bij elkaar
gekomen om samen terug te kijken,
te genieten en direct ook vooruit te
kijken naar het beheer en bijhouding
en het gebruik van de BGT.
Terug in de tijd
Flevoland is de jongste van de twaalf provin-
cies in Nederland en bestaat uit de Noord-
oostpolder, Oostelijk Flevoland en Zuidelijk
Flevoland. De polders zijn ontstaan door
drooglegging van delen van de voormalige
Zuiderzee, met daarbinnen de voormalige
eilanden Urk en Schokland.
De provincie is op 1 januari 1986 ontstaan met
Lelystad als nieuwe hoofdstad. De andere
gemeenten zijn: Urk, Noordoostpolder, Dron-
ten, Almere en Zeewolde. Deze gemeenten zijn
voortgekomen uit de Rijksdienst voor de IJssel-
meerpolders (RIJP). De RIJP was een Neder-
landse overheidsdienst die verantwoordelijk
was voor de inrichting van het nieuwe land in
de drooggelegde polders in de IJsselmeer.
Van jongs af aan, bij het ontstaan van de pro-
vincie, is een nauwe samenwerking geweest
tussen gemeenten, provincie en waterschap.
Deze samenwerking en bereidheid tot samen-
werking is nu nog steeds voelbaar en zicht-
baar door de geboekte resultaten. ‘We zijn
collega’s geweest bij de RIJP. Die samenwer-
king is altijd blijven bestaan. We weten elkaar
makkelijk te vinden’, vult Alex aan als hij de
tafel rond kijkt.
Transitie BGT
Bij het bericht dat de Wet Basisregistratie
Grootschalige Topografie in werking zou tre-
den, waren ze niet verrast in de polder. ‘Voor
ons was het een logische en zeer gewenste
stap. De GBKN was er. Veel gemeenten had-
den intern haar beheerobjecten al afgestemd.
Alleen het omcoderen naar de BGT-codering
en definitie moest nog gebeuren. Het is toch
geweldig dat nu alles netjes is opgebouwd en
afgestemd en op PDOK beschikbaar is’, vertelt
John. ‘Dan moet er nog wel wat gesleuteld
worden aan de gebruiksvriendelijkheid van
het systeem’, vult Alex aan. ‘PDOK zoals het
nu is, wordt in mijn ogen niet door de burger
gebruikt. De downloads worden aangeboden
in één (ontoegankelijk) GML-formaat. De meer
gebruikelijke GIS/CAD-formaten als SHP, DGW,
en KML, et cetera ontbreken in het aanbod.’
Is alles dan zo soepel verlopen? Over deze
vraag wordt even nagedacht. ‘Nou’, zegt
Wouter Hamel. ‘Bij het vaststellen van het
IMBGT-Objectenhandboek hebben de
waterschappen soms zitten slapen’. Hij doelt
hiermee op de benoeming van de keringen
als Functioneelgebied. Het opdelen van de
kering op maaiveldniveau is voor het water-
schap best belangrijk. Ook vindt Wouter
dat er meer afstemming tussen de andere
waterschappen in het land had kunnen plaats-
vinden. ‘Nu heeft elk waterschap haar eigen
inhoud. Van enige uniformiteit is geen sprake.
Dat is heel jammer.’
Beheer en Bijhouding
De BGT is niets waard is als hij niet actueel
is. Daar is iedereen het over eens. Om het
beheer en bijhouding goed te organiseren
gaan de provincie, de gemeenten en het
waterschap verder op het spoor die zij bij
de bijhouding van de GBKN zijn ingeslagen.
De partijen zijn zeer gemotiveerd om het
beheer gezamenlijk in een goed lopende
trein uit te voeren. Door het toepassen van
een gebiedsbeheerder wordt het principe
eenmalige inwinning en meervoudig gebruik
gerealiseerd wat efficiëntie oplevert in het
beheer van de BGT. Uiteindelijk komt dit ten
goede aan de overheid en dus aan de burger.
De gemeenten hebben in deze samenwerking
de rol als opdrachtnemers, de provincie en het
waterschap als opdrachtgever. Het SVB-BGT
verzorgt de samenwerking en de afstemming
met de strokenbronhouders. Voor de terug-
meldingen maken alle bronhouders gebruik
van het landelijk MutatieMeldsysteem van het
SVB-BGT.
De IMBGT is voor elke bronhouder gelijk.
De IMGeo verschilt per gemeente. Dat
vraagt afstemming voor het actueel houden.
Dit moet zorgvuldig opgepakt worden.
‘Want hoe enthousiast wij over de transitiefase
waren, hoe ‘ontevreden’ de beheerafdelingen
dat waren. Zij konden ten gevolge van de
hele transitie niet beschikken over actuele
gegevens’, legt Aralt uit. Wouter voegt toe dat
Gemeenten, provincie en water bij de Landelijke VoorzieningDe samenwerking in de provincie Flevoland werkt!
Een betrouwbare
gestandaardiseerde
kaart is het fundament
voor het beleid
| 92016-3 | Geo-Info
de waterprofi elen en de hoogtes door het
waterschap zelf ingemeten worden. ‘Dat valt
buiten het beheer van de BGT. Ook moet er
in de beheerfase nog fl ink gesleuteld worden
aan de harmonisatie van de gegevensattribu-
ten en opmaak. We denken dat in twee á drie
jaar te kunnen afhandelen.
Toekomst
Het maken en beheren van de BGT is één.
Het gebruiken is twee. Daar weten ze in de
polder wel raad mee. ‘Dit jaar starten wij van-
uit onze samenwerking zeer waarschijnlijk met
een programma Open data Flevoland’, vertelt
John. ‘De BGT is dan voor heel Flevoland als
open data beschikbaar. Hiermee krijgt de BGT
een echt gemeenschappelijk belang.’
De provincie geeft aan dat het gebruik
af hangt van de aansluiting met PDOK.
‘De rechtstreekse (technische) aansluiting
op de services (wms/wfs) van PDOK met de
GIS/Beheerapplicaties leveren een duidelijke
meerwaarde op. Actualiteit is gegarandeerd
en conversie is niet nodig.’
Tot slot laat Wouter weten dat er voor het
waterschap ook veel voordeel is met de
komst van de BGT. ‘Omdat wij de gemeenten
hebben gevraagd om de waterdelen en
ondersteunende-waterdelen op te knippen
in vakken, kunnen wij de BGT beter koppelen
met ons onderhoudssysteem van de waterlo-
pen en oevers. Een grote verbetering’.
Feest in de polder
Het feit dat de provincie Flevoland als
eerste provincie geheel is aangesloten bij
de Landelijke Voorziening moet natuurlijk
gevierd worden. Op dinsdagmiddag 24 mei
jongstleden kwamen betrokkenen bijeen in
Dronten. Dagvoorzitter Aat de Jonge (Burge-
meester van Dronten en tevens bestuurlijk
verantwoordelijke binnen Flevoland) heette
iedereen welkom. Bijzonder was dat bijna alle
bestuurders en gedeputeerden van Flevoland
aanwezig waren. Aat toonde de ontwikkeling
van enkele oude topografi sche ondergronden
tot aan moderne ontwerpen, waarmee het
belang van kaartbeelden buiten kijf stond.
Algemeen Programmamanager BGT Ruud van
Rossum belichtte vervolgens de
voortgang en de toekomst van de BGT.
De gemeente Dronten was in het voorjaar van
2014 de eerste koploper waarvan een initieel
BGT-bestand succesvol is aangeleverd en
verwerkt in de verticale BGT-productieketen.
Inmiddels is meer dan de helft van alle bron-
houders volledig of gedeeltelijk aangesloten
bij de Landelijke Voorziening. ‘Het is een groot
succes dat hier de hele provincie klaar is.’
Ruud laat weten dat naast de wettelijk
verlichte BGT in toenemende mate de baten in
het vrijwillige IMGeo-model benut wordt voor
het beheer van de openbare ruimte. ‘Mogelijk
schap zijn volledig aangesloten
Aat de Jong opent de feestelijke middag.
10 | Geo-Info | 2016-3
ondervindt de BGT tot 2020 nog kleine aan-
passingen. De plantopgrafi e en het optionele
3D-gedeelte met het doorlinken van de BGT
naar ander basisregistraties en informatiemo-
dellen krijgt meer vorm.’
De critici stellen ‘Flevoland speelt vals.
Zij maken eerst de kaart, daarna Flevoland’.
Ruud voegt daar gekscherend aan toe: ‘Wie
weet gaan we Nederland wel anders inrich-
ten? Hoe ziet het er dan uit vanuit de lucht?’
Hij onderschrijft dit met een afbeelding van
het Kathedralenbos in Almere.
Adrie Noorlander, transitieregisseur bij
het SVB-BGT, gaf aan te kunnen profi teren
van de uitstekende samenwerking die er
binnen Flevoland was. De Flevolandse
gemeenten met de provincie en het
waterschap Zuiderzeeland waren op tijd
vertrokken voor de BGT. In wielertermen:
na de start gedemarreerd en nooit meer
ingehaald. De crux zat hem volgens Adrie
in de regionale samenwerking met goede
afspraken en actiegerichte aanpak. Het SVB-
BGT heeft deze ideeën en regionale aanpak
uit Flevoland geadopteerd.
Tot slot werd Cor Schaake van de gemeente
Almere bedankt als stimulator en motor van
dit grote project waarin veel ervaringen wer-
den gedeeld en opgedaan. Vervolgens klonk
er een groot applaus voor alle ambtenaren
die dit succes mogelijk hebben gemaakt.
Met de realisatie van de BGT is men er natuur-
lijk niet. De BGT moet worden beheerd en
bijgehouden. Ook deze werkzaamheden gaan
de gemeenten, provincie en het waterschap
gezamenlijk uitvoeren. Tijdens deze feestelijke
bijeenkomst werd het Convenant Samenwerking
Bijhouding BGT in Flevoland tussen de gemeen-
ten en Provincie en Waterschap ondertekend en
overhandigd aan Leen Verbeek de Commissaris
van de Koning. Hij werd uiteraard ook gefelici-
teerd met het behaalde succes in de provincie.
Katinka Roebert, [email protected]
Alex Lucassen van de provincie snijdt de BGT-taart aan.
Kathedralenbos in Almere.
Commissaris van de koning, Leen Verbeek en burgemeester Aat de Jong van
Dronten met oorkonde.
| 112016-3 | Geo-Info
Ter voorbereiding van deze column lees ik het januari-
nummer van Geo-Info nog eens door. Ik heb afgesproken
om deze keer iets te schrijven over de digitalisering van
de Omgevingswet en de rol van 3D-informatie. En dat kan
natuurlijk alleen als ik het inspirerende artikel van Jantien
Stoter nog eens doorlees.
Verder bladerend door die Geo-Info van januari kom ik
nog veel meer Omgevingswet tegen. Opvallend is de mix van
verwachting en waarschuwing. Dat komt me bekend voor.
Ik ben nu precies een jaar ondergedompeld geweest in het
proces om overeenstemming te bereiken tussen gemeenten,
waterschappen, provincies en het Rijk over een gedragen visie
op wat we met elkaar willen bereiken bij de digitale onder-
steuning van de Omgevingswet.
De Omgevingswet kent nieuwe instrumenten en vraagt
om een andere wijze van samenwerken. Werkprocessen in de
ruimtelijke ordening en fysieke leefomgeving worden in elkaar
geschoven en gaan ingrijpend veranderen. Oude oplossin-
gen werken straks niet meer en moeten losgelaten worden.
Nieuwe oplossingen worden nu ontworpen. Dat biedt
mogelijkheden en kansen.
Stap voor stap ontwikkelen we daar een overheidsbrede
visie op. Langzaam vinden we een weg tussen de ‘dromen
die geen bedrog zijn’ en die zo mooi in de column van Esther
van Kooten Niekerk en het artikel van Jantien Stoter staan
beschreven en de zakelijke rechtvaardiging (Jos Anneveld).
Natuurlijk schuwen we daarbij niet om ook uitdagingen aan
te gaan. Verderop in het blad lees ik de column van Theo
Thewessen over dataficatie, ik lees over synergie met INSPIRE
(Bastiaan van Loenen en Michel Grothe) en over het bewaren
en ontsluiten van historie (Adri den Boer). Al deze onderwer-
pen passeren de revue en hebben ook een plaats in de visie
op de digitalisering van de Omgevingswet. Het gaat in dit
stadium nog om een visie. Wat nu volgt is de fase van plannen
en realisatie.
Esther van Kooten Niekerk stelt dat de formule tot succes
ligt bij mensen: “mensen zoals jij en ik die de verbinding
leggen tussen geo-informatie en wensen en ideeën vanuit
de samenleving”. Dat is waar, dat is nodig én mensen die
vooruitdenken.
Stel je voor dat we het niet zouden doen: geen Omge-
vingswet, geen brede aanpak van 3D-informatie in Nederland.
Andere ontwikkelingen staan niet stil. Kinderen groeien
op met 3D-games, bedenken plannen voor hele wijken
en steden, plannen vakantietrips in 3D-omgevingen van
steden en ook de overheid doet zo hier en daar een duit in
het 3D-zakje. De gemeente Den Haag werkt nu al met een
dynamisch ruimtelijk model om omgevingsvergunningen
te toetsen, de Geologische Dienst zou niet kunnen werken
zonder 3D-modellen. Stel je dan voor dat je over 10 jaar
nog steeds allerlei vergunningen voor één activiteit moet
indienen. Dat de overheid (en in haar kielzog de rechtbank) al
jouw 3D-informatie eerst platslaat om die aanvragen te kun-
nen beoordelen en jou vervolgens allerlei extra onderzoeken
vraagt te doen omdat die platgeslagen tekeningen alleen
basisinformatie bevatten. Het is maar een voorbeeld. Er zijn er
vele denkbaar. Wij zouden dat als burgers niet op prijs stellen.
Dus gaan we er ook bij de digitalisering van de Omge-
vingswet vanuit dat de informatie over de fysieke leefom-
geving in Nederland over 8 jaar niet meer plat is maar 3D.
We kunnen ons dan waarschijnlijk niet eens meer voorstellen
hoe we ‘vroeger’ plannen maakten of vergunningen beoor-
deelden op basis van platgeslagen informatie. Het is zoiets als
het leren tekenen en zien van perspectief. Nu niet meer voor
te stellen dat men dat ooit niet kon. Zo bezien een logisch
uitgangspunt.
Zoals ik eerder zei: nu volgt de fase van planning en
realisatie. De fase van business cases, afwegingen en realisme.
Nu volgen vragen over de realisatie van de baten. Zijn deze
te realiseren als we 3D-informatie willekeurig en versnipperd
toepassen of moeten we daarvoor vooral een degelijke,
gestandaardiseerde aanpak kiezen en 3D-informatie als een
fundamenteel uitgangspunt nemen bij de digitalisering van
de Omgevingswet? Waarschijnlijk dat laatste. Dat stelt echter
wel hele hoge eisen aan de samenwerking tussen allerlei
partijen. Standaardisatie doet ook pijn, het betekent soms
stappen terug doen en opnieuw investeren. Soms komen
de baten niet direct terug bij de investeerder. En dat in een
klimaat waarin bestuurders zeer kritisch en terughoudend
met informatie- en ICT-projecten omgaan.
Willen we echt synergie bereiken tussen technologische
ontwikkelingen en de verbeteringen die beoogd worden
met de Omgevingswet, dan vraagt dat durf, inzicht en het
vermogen om vooruit te denken van alle betrokkenen.
Marjan Bevelander
Beleidsmedewerker Digitalisering Omgevingswet
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Column
Mar
jan
Bev
elan
der
Onderweg naar 3D-ondersteuning
van de Omgevingswet
12 | Geo-Info | 2016-3
Wegwerkzaamheden Actueel
Actuele wegwerkzaamheden is een onderdeel
van het Landelijk Programma Beter Benutten
van het ministerie van Infrastructuur en Milieu
(IenM). IenM wil samen met de wegbeheerders
met dit programma de bereikbaarheid verbe-
teren in Nederland. Dat Beter Benutten moet
vooral gerealiseerd worden door:
• Verbeteren van bestaande wegen;
• Meer keuze en service bieden aan de reiziger;
• Meer goederenvervoer over water;
• Samen met het bedrijfsleven ‘Slim Werken
Slim Reizen’ mogelijk maken.
Juist om die reiziger meer keuze en service te
bieden was een kwaliteitsimpuls noodzakelijk.
Dit begint bij de inzet van meer accurate en
actuele data. Intelligente technieken en diensten
stellen informatieleveranciers in staat om die
data te gebruiken voor communicatie over
wegwerkzaamheden via apps en navigatiesyste-
men. Op die manier wordt een verbetering van
de bereikbaarheid beoogt.
Maar voordat die data bij de informatieleve-
ranciers is en in uw auto, vinden er belangrijke
stappen plaats in het hele proces van data ver-
zamelen. De data wordt centraal opgeslagen bij
de Nationale Databank Wegverkeersgegevens
(NDW) en wordt aangeleverd door voornamelijk
wegbeheerders en aannemers via een meldsys-
teem. De NDW vervult hiermee een loketfunctie
voor het verzamelen en verspreiden van actuele
gegevens van wegwerkzaamheden.
Maar wat is nu de NDW en
waar staat ze voor?
NDW staat voor Nationale Databank Weg-
verkeersgegevens. In de NDW werken 19
overheden samen aan het inwinnen, opslaan
en distribueren van wegverkeersgegevens.
De gegevens worden ingezet voor effectief
verkeersmanagement, gerichte verkeersinfor-
matie en treffende verkeerskundige analyses.
Doel van dit alles is een betere bereikbaar-
heid, minder files, meer verkeersveiligheid en
minder uitstoot van schadelijke stoffen.
De data die bij de NDW terechtkomen worden
op allerlei manieren verzameld, bijvoorbeeld:
• Deelnemende overheden via hun meld-
systemen;
• Lussen in het asfalt;
• Camera’s langs de wegen;
• Systemen in de voertuigen.
Werkwijze Provincie Groningen
Ook de Provincie Groningen levert haar data via
een meldsysteem, te weten LTC (Local Traffic Con-
trol), aan de NDW aan. De Provincie Groningen
administreert alle wegwerkzaamheden die enige
hinder kunnen veroorzaken in dit meldsysteem.
Het maakt daarbij niet uit of de hinder ontstaat
uit onderhoudswerkzaamheden aan de weg,
We willen allemaal op tijd op
onze bestemming zijn. Zo min
mogelijk vertraging onderweg is
wel zo plezierig. Maar hoe weet u
nu op tijd of u moet omrijden of
dat u een vertraging onderweg
oploopt? Diverse partijen in
Nederland verzamelen data
omtrent wegwerkzaamheden en
combineren dat tot informatie
voor de weggebruiker. Middels
websites en devices wordt dan
inzichtelijk gemaakt of u wel op tijd
op uw bestemming kunt zijn. Bij de
Provincie Groningen laten we zien
hoe dit hele proces in zijn werk gaat.
Door Harmen Kampinga en
Arjen de Boer
Beter onderweg in Groningen met datagestuurd rijden
Figuur 1 - Schema Wegwerkzaamheden Actueel.
| 132016-3 | Geo-Info
berm of kunstwerken, of door nieuw te bouwen
infrastructuur. Ook kabel- en leidingwerkzaamhe-
den, werkzaamheden aan nutsvoorzieningen van
derden hebben vaak enige hinder tot gevolg en
worden dus ook in dit systeem geadministreerd.
Iedere hinder die op deze manier geadministreerd
wordt, levert data op die interessant kan zijn
voor de aanbieders van verkeersinformatie en
wegbeheerders.
Bij het invoeren in het meldsysteem wordt
gelijktijdig en automatisch een unieke code
gegenereerd. Deze code speelt een belangrijke
rol om uiteindelijk te komen tot actuele en real
time data. Dit wordt onderdeel van de project-
informatie waarmee de aannemer zijn werk
moet doen. Het verkeersloket van de Provincie
Groningen stuurt deze unieke code, die onder
andere gekoppeld is aan de geplande start
en einddata van de hinder, aan de aannemer.
De aannemer zal wanneer de verkeershinder
ingaat deze code via een sms in combinatie
met het woord ‘start’ sturen naar een daarvoor
bedoeld telefoonnummer. Vervolgens wordt
het werk op een zelfde manier weer afgemeld.
Deze actuele data wordt vervolgens via LTC
gedeeld met de NDW. De aanbieders van
verkeersinformatie en wegbeheerders zoals
diverse serviceproviders kunnen deze data door
laten werken in hun systemen. Daarmee is het
mogelijk dat gebruikers van deze datasystemen
reisadviezen ontvangen die rekening houden
met de planningsdata. Zo is de reiziger tijdig
geïnformeerd.
Op deze manier wil het programma Beter
Benutten de bereikbaarheid verhogen door
actueler inzicht in de verkeerssituatie. Reizigers
krijgen op deze manier een beter inzicht hoe ze
kunnen reizen en kunnen daardoor dus betere
keuzes maken. En ook is de reistijd vooraf beter in
te schatten. Belangrijk is dus een goede samen-
werking in de keten en de inzet van intelligente
technieken en diensten.
Ketenanalyse Wegwerkzaamheden
Actueel (Kwaliteitscheck)
Om de eerder beschreven architectuur en
processen te testen is er in november 2014
een zogenoemde Ketenanalyse uitgevoerd.
De N388 in de Provincie Groningen heeft
onder andere hiervoor als case gediend.
De case: Werkzaamheden aan de brug waardoor
de provinciale weg op de plaats van het
werkvak volledig moest worden afgesloten.
De werkzaamheden waren ingepland van
19 november 2014 09.00 uur tot 20 november
2014 06.00 uur. De ochtendspits kon ‘s morgens
het dorp dus nog verlaten op de gebruikelijke
manier. De omleiding was georganiseerd langs
de westkant van het Lauwersmeer. Al met al
een behoorlijke hinder wat tijd betreft. De aan-
nemer heeft de stremming met de sms-code
gestart om 08.59 uur. De werkzaamheden
verliepen heel voorspoedig waardoor de
stremming veel eerder kon worden opgeheven.
De stremming werd dezelfde dag nog met de
sms-code afgemeld om 15.15 uur. Circa vijftien
uur eerder dan was ingepland. Dezelfde dag
nog kon de avondspits dus weer op de regu-
liere manier van de weg gebruik maken.
Datasystemen kunnen deze laatste informatie
eenvoudig doorgeven aan de gebruikers.
Figuur 2 - Route van de omleiding.
Figuur 3 - SMS start- en afmelding werkzaamheden.
Figuur 4 - Procesketen.
14 | Geo-Info | 2016-3
Een flexibel systeem in tegenstelling tot de
data genoemd in de stremmingsadvertentie.
Op deze manier kan data dus bijdragen aan
een betere dienstverlening en informatievoor-
ziening. En uiteraard aan de doelstellingen van
Beter Benutten.
Het doel van de Ketenanalyse is tweeledig:
1. Testen of de publieksgerichte datastroom
de juiste route doorloopt bij het aanmel-
den en afmelden;
2. Kan elke rol organisatorisch de activiteiten
effectief en efficiënt uitvoeren?
Tijdens de analyse werd gekeken en gecon-
troleerd of iedere rol deed en kon doen wat
die moest doen en of de data op de gewenste
manier uiteindelijk bij de gebruiker terecht
kwam. Dus van wegbeheerder tot weggebrui-
kers.
Over het geheel constateerde men dat het
aanmeldingsproces prima verliep. De ver-
schillen waren groot. De data kwam op de
gewenste manier terecht in de database
van de NDW. Maar de data werd niet altijd
even goed ontvangen en verwerkt door de
serviceproviders. In 2015 is er hard gewerkt aan
verbeteringen. Serviceproviders zijn inmiddels
veel beter ingericht om de data beter te kun-
nen doorgeven, ontvangen en te verwerken.
Ook in de keten zijn er aanpassingen door-
gevoerd. Steeds meer wegbeheerders en
serviceproviders zijn positief over dit samen-
werkingsverband.
Integrale planning
Bij de Provincie Groningen willen we meer en
meer integraal gaan werken. Om dat proces
te ondersteunen is de planningsdata van de
wegwerkzaamheden intern online gezet op
kaart. Door deze informatie te combineren
met andere informatie ontstaat er meer inzicht
in de komende werkzaamheden aan het
areaal van de Provincie.
Wanneer er een activiteit in het LTC wordt
ingevoerd, vindt er daarna een automatische
update plaats van het interne kaartbeeld.
Data uit het LTC wordt middels een FME Server
verwerkt en getoond in de interne kaartvie-
wer. Op deze manier krijgen collega’s intern
meer inzicht en overzicht. Dit prikkelt betere
afstemming intern en met derden.
Betere bereikbaarheid
Betere bereikbaarheid is dus een samenspel van
intern goede afstemming van werkzaamheden
tot aan presentatie van informatie op slimme
devices. Het optimaliseren en verbeteren van
dat proces is op dit moment aan de gang en zal
er voor zorgen dat de bereikbaarheid inderdaad
steeds beter wordt. Werkzaamheden moeten
zelf die bereikbaarheid vergroten, maar ook de
informatie over die bereikbaarheid.
Een brede toepassing:
De data gaat niet alleen naar de NDW. De data
wordt ook gebruikt om websites te vullen met
verkeersinformatie en om werkzaamheden
beter op elkaar af te kunnen stemmen waardoor
het voor partijen makkelijker is om synergie te
zoeken en te vinden. Ook hulpdiensten kunnen
via dezelfde ingevoerde data sneller en een-
voudiger geïnformeerd worden over komende
stremmingen en andere verkeershinder.
Bijvoorbeeld de stremmingsdata van de hinder
op wegen van de provincie Groningen kan
eenvoudig beschikbaar worden gesteld om de
website van de gemeente Groningen te vullen
en andersom. Een wegwerkzaamhedenkaart
kan op deze manier een veel completer plaatje
laten zien aan de burgers die informatie zoeken.
Met andere woorden: de data bij de NDW kan
als bron dienen om automatisch websites van
bijvoorbeeld wegbeheerders aan te vullen met
informatie die ze zelf niet invoeren.
Hierboven een voorbeeld van de wegwerk-
zaamhedenkaart van de Gemeente Groningen
waarin zichtbaar is dat ook data van de Provin-
ciale Wegen wordt getoond (Ring Oost).
Harmen Kampinga is Data- en
GIS-specialist bij de Provincie
Groningen en bereikbaar via
www.linkedin.com/in/kampinga.
Figuur 5 - Voorbeeld website gemeente Groningen.
Arjen de Boer is Technisch
Beleids medewerker bij de Provincie
Groningen en bereikbaar via
050-3164270 of via e-mail:
| 152016-3 | Geo-Info
Henk van de Laak, De dienstkring.
De voordeur van Rijkswaterstaat,
242 pag., ISBN: 978-94-6247-047-7,
hardcover, full color, Den Haag, 2016
(www.bestelmijnboek.com €27,95)
Het boek gaat over de geschiedenis van het
fenomeen dienstkring, de organisatievorm
die meer dan 120 jaar bepalend was voor
Rijkswaterstaat. Deze districten in de vierde
managementlaag waren voor de gebruiker van
de rijksinfrastructuur de oren en ogen van deze
dienst en golden als ’de voordeur’. De bovenste
managementlagen kwamen elders al royaal aan
bod. De dienstkringen waren verantwoordelijk
voor zowel de natte als de droge infrastructuur.
Het boek schetst de gedetailleerde geschiedenis
(chronologisch en thematisch) van de interes-
sante positie van deze laag van Rijkswaterstaat
van haar geboorte (circa 1884) tot de ophef-
fi ng begin 21e eeuw. Het laat ook zien hoe
die meegroeide met de veranderingen in het
beheer en de omgeving. De landmeetkunde
speelt een beperkte rol, maar toch voldoende
om deze bespreking te rechtvaardigen.
Volgens een instructie van 1882 ‘verlenen de
opzichters hulp aan de ingenieurs bij het doen
van opnemingen, metingen, peilingen en
waterpassingen’. De titel van opzichter was voor
de waterstaatkundig ambtenaren intussen een
anachronisme geworden, maar dat terzijde.
Prachtig is een in een kader opgenomen verhaal
uit 1885 over de verhoudingen tussen de opzich-
ter en zijn ingenieur-chef. Die kwam vaak bij de
genie vandaan en hoofdingenieurs heetten bij
Rijkswaterstaat dan ook overste. Men droeg uni-
formen en gaf opdrachten op militaire manier.
Als hun chef op dienstreis wilde, moesten de
opzichters als palfreniers achterop hun rijtuig
zitten, op stopplaatsen de portieren openen en
salueren. Van later worden ook contacten met
de in 1931 opgerichte Meetkundige Dienst (MD)
genoemd. Toch had ik me inhoud kunnen voor-
stellen over rivierkaarten, (weg)beheerskaarten
en de latere digitale topografi sche bestanden,
maar ze waren voor het dienstkringwerk maar
details, zo constateerde ik al in mijn loopbaan
bij de MD. Kaarten met ingekleurde dienstkring-
domeinen staan er wel in. Met ingeschreven
namen van de opzichters en dus voor één naam
te vernieuwen. De private cartograaf Jacob
Kuijper en de dito uitgever Hugo Suringar te
Leeuwarden zorgden in de 19de eeuw voor de
ondergronden. GEO staat ook wel in het boek,
maar is dan de afkorting voor de Grote Effi ci-
encyoperatie van rond 1993. Overigens citeert
Van de Laak uit die tijd graag uit het jaarverslag
2005 van de Raad van State (Tjeenk Willink) over
Rijkswaterstaat als slachtoff er van de bureau-
cratische/bedrijfsmatige logica. ‘Een organisatie
zonder collectief geheugen vindt dagelijks opnieuw
het wiel uit’, is de bekende topzin eruit.
Ook voor (thematische) fi latelisten is het een
aantrekkelijke publicatie door het gebruik van
zoveel mogelijk fi latelistische afbeeldingen,
alsmede in een bijlage de postgeschiedenis van
Rijkswaterstaat. Puur daaraan zal het te danken
zijn dat MD-rayonchef Bèr Benda voorop
het boek achter een baak prijkt op de NAP-
postzegel uit 1986. De auteur publiceerde ook
in Geo-Info 2007-7/8 over ‘Een fi latelistische loep
op 75 jaar MD/AGI’. Bij een zin over het doen van
waterpassingen of peilingen prijkt een mooi
postwaardestuk met een Chinese landmeter uit
de vorige eeuw. Aanbevolen, dat mooie boek!
De digitale bijlagen staan op www.laakland.nl/
dienstkringen.htm.
Adri den Boer
Boek
Henk van de Laak
De dienstkring
‘Werkkringenkaart’ waterstaatsopzichters in 10e district, Ondergrond: elfde druk kaart Z-H van
Suringar , Leeuwarden 1883.
16 | Geo-Info | 2016-3
Verslag
De Geomatics Day wordt ingeleid
door dagvoorzitter Stefan van der
Spek. Doel van de middag is dat
studenten geomatics een beter zicht
krijgen op de laatste ontwikkelingen
in het vakgebied en potentieel
toekomstige werkgevers. Het
programma bestaat uit een 8-tal
presentaties en een informatiemarkt.
Jantien Stoter (Kadaster/TU Delft/Geonovum)
en Els van de Riet (gemeente Delft) lichten
het project spoorzone Delft toe en de eerste
inschrijving van een kadastrale akte met een
3D-pdf-bijlage van enkele weken geleden.
Bij het opstellen van de 3D-beschrijving van
de complexe 3D-situatie is het ontwerpbu-
reau betrokken geweest dat ook het project
heeft begeleid. Het streven is om in 2028 een
3D-kadaster te hebben.
Marianne Linde van Geodan beschrijft een
project waar kinderen van het IJburgcollege
met Minecraft hele ontwerpen van hun ideale
woonomgeving hebben gemaakt. Dat heeft
hele oorspronkelijke voorbeelden opgeleverd
en past in het kader van smart sustainable cities.
Robert Voûte van CGI heeft een inspirerend en
technisch verhaal over tracking van mensen en
voertuigen en besteedt daarbij ook aandacht
aan alternatieve technieken als Wi-Fi die je
bij indoorpositioning moet gebruiken omdat
GPS dan niet werkt. Een boeiend voorbeeld is
een applicatie waarbij NS-medewerkers een
stoplicht-app hebben en afhankelijk van de
kleur verschijnt dan hun positie in beeld: geel
als de situatie van een conducteur dreigend
wordt en rood als het gevaarlijk is. Op de kaart
van de verkeersleider verschijnen alleen gele
en rode punten, maar ook de posities van alle
collega’s zodat coördinatie mogelijk is.
BIM- en Assat-info wordt door Jasper Hel-
lemons van Fugro toegelicht. Naast een kort
college BIM, waarin blijkt dat slechts 32%
van de zaal dat begrip kent (of genegen is
de vinger op te steken, geïnspireerd door
Geomatics Day 7 april 2016, TU Delft
Het programma van de opleiding Geomatics.
| 172016-3 | Geo-Info
het Oekraïnereferendum van de dag ervoor)
besteedt Jasper aandacht aan het Rail Track
systeem van Fugro waarbij middels een
enorm instrumentenpakket aan de voorkant
van een locomotief nauwkeurige railinformatie
ingewonnen wordt.
Vervolgens beschreef Sander Mulder zijn
startup Geophy, die als doelstelling heeft
om alle commerciële panden ter wereld te
beschrijven. Om dat te realiseren is er gebruik
gemaakt van BAG-bestanden en heeft men
de gegevens verrijkt met informatie uit
10.000 verschillende bronnen. Men wil een
platform bieden waarop men gebouwen kan
vergelijken. Het linken van data is de grote
volgende uitdaging waarvoor het bedrijf
staat en daarbij denkt men dan vooral aan de
scanners van zelfrijdende auto’s. Verder gaf
hij als belangrijke tip dat je beter geen data
kan leveren dan data die mogelijk fouten kan
bevatten. Geophy heeft dan ook veel ervaring
opgedaan met het automatisch controleren
op mogelijke fouten.
Frido Kuijper van TNO gaf enkele voorbeelden
van 3D-info voor militaire toepassingen zoals
in Mali. Daarmee kan omgeving informatie
automatisch geanalyseerd worden. Volgens
hem is de toekomstige kaart 3D.
Nick Noordam had een boeiend verhaal over
robotics in combinatie met geo-informatie.
Ook hier speelt als grote uitdaging het
automatiseren van het hele proces van het
herkennen van kenmerken van objecten.
Er werd een voorbeeld gegeven over het
inspecteren van daken waarbij ook drones
ingezet worden.
Jacques Stuart van Tracé ging meer in op de
mogelijkheden die men van een detache-
ringbureau kan verwachten en waar men zich
naast werkervaring ook met de persoonlijk
ontwikkeling van het individu bezig houdt,
zoals bijvoorbeeld het leren promoten van
jezelf (het merk IK).
Tijdens het afsluitende gesprek met de
sprekers werden stellingen besproken die met
name over de arbeidsmarkt en de opleiding
zelf gingen. Enkele bijzonderheden daaruit:
zet in op datakwaliteit als belangrijk onder-
werp binnen de opleiding en maak tevens
meer specialisatie mogelijk. Creativiteit en soft
skills zijn belangrijk maar reserveer daar niet
te veel tijd voor in de opleiding. Geomatics is
een goede naam, dus stop geen tijd in pogin-
gen om een nieuwe naam te bedenken.
Eric Hagemans, redacteur Geo-Info.
Trein Fugro.
Minecraft.
Landmeter met groma in Leiden
In 2013 al reconstrueerde men castellum
Matilo in het Archeologisch Park Matilo te Lei-
den. Al kreeg de redactie nog niet één selfi e
binnen van de GIN-leden : er kwam ook een
beeld van een landmeter met een groma!
Een echte groma bestaat uit een manshoge
stok met hieraan vast een excentrisch geplaatst
kruis waaraan touwtjes met een schietlood zijn
bevestigd. Hij werd gebruikt om rechte lijnen
en haakse hoeken uit te zetten, waarmee dus
ook vierkanten en rechthoekige afbakeningen
gemaakt konden worden.
Materiaal: Gelaserd en gecoat roestvrij staal.
Kunstenaar: Pro Arts Design, Edith Gruson en
Gerard Hadders.
Adri den Boer
18 | Geo-Info | 2016-3
Wim van Pijkeren, met een achtergrond in
geodesie, is al 7 jaar betrokken bij “Petje op
Petje af”. Samen met Henk Jongbloed speelt
hij één keer per jaar op een beroepenmarkt,
op een middelbare school in Nieuwegein het
Petje-op-Petje-af-spel. “We beginnen vaak met
wat gemakkelijke vragen zoals “hoe nauw-
keurig is GPS” of “draait de zon om de aarde
of draait de aarde om de zon”? Veel kinderen
weten die nog goed te beantwoorden maar
juist de vragen over energie of water zijn lasti-
ger en het is leuk om te zien dat veel kinderen
achteraf denken, hé is dit ook Geo? Ik dacht
eigenlijk alleen maar aan aardrijkskunde.”
Nienke heeft een achtergrond in sociale
geografie en is vorig jaar bij GeoFort gestart
als onderwijscoördinator. In deze rol is ze
verantwoordelijk voor het educatieve aanbod,
waaronder ook Petje op Petje af valt.
Educatief aanbod
“Het is mooi om te zien dat steeds meer
leerlingen het fort komen bezoeken. In 2015
heeft GeoFort zo’n 5.500 leerlingen tussen
de 8 en 16 jaar mogen ontvangen, wat bijna
een verdubbeling is ten opzichte van 2014 en
nu in 2016 gaan we weer records verbreken.
Het wordt door scholen erg gewaardeerd dat
Twee generaties actief in De geo-sector is een kleine wereld.
Wellicht toch bijzonder dat we in
deze sector twee generaties van
dezelfde familie aan de slag hebben.
Wim van Pijkeren, werkzaam bij
Arcadis en zijn dochter Nienke,
onderwijscoördinator bij GeoFort.
En ze zijn zelfs samen betrokken bij
een project: Petje op Petje af.
Dit bestaat uit een spel om jongeren
te laten zien hoe divers het
vakgebied geo is. Diverse vragen en
stellingen rondom thema’s water,
energie, klimaat, kaarten en GPS
komen aan bod.
Door Caroline Mönking
Oproep vrijwilligers
Voor het landelijk uitrollen van Petje op
Petje af zoeken we GIN-leden die
Elk één middelbare school “adopteren”
en bereid zijn om 1x per jaar het Petje-
op-Petje-af-spel te draaien. Lijkt het je
leuk om geo breder op de kaart te zet-
ten en lijkt het je leuk om dit via het spel
aan bij te dragen? Je kan je aanmelden
via [email protected].
Vraag over Afrika, tijdens het spel Petje op Petje af.
Nienke en Wim, tijdens het spel Petje op Petje af.
| 192016-3 | Geo-Info
we begeleiding bieden en dat de leerlin-
gen in kleine groepjes in een carrousel de
verschillende onderwijsmodules doorlopen.
Vorig jaar kwam ongeveer 50% van de
leerlingen uit het basisonderwijs en 50% uit
het voortgezet onderwijs.
We bieden lesmodules aan die aansluiten bij
de vakken aardrijkskunde, wiskunde, geschie-
denis en biologie. Zo gaan leerlingen met
het thema duurzame energie aan de slag en
bepalen ze met behulp van digitale kaarten
de beste vestigingslocatie voor een thermi-
sche energiecentrale. Het thema waterma-
nagement komt tot z’n recht als de leerlingen
in drie kwartier een crisismanagementwork-
shop doen. Er dreigt een overstroming en
met behulp van digitale kaarten moeten ze in
vier teams zo snel mogelijk een evacuatieplan
maken. Alle communicatie vindt plaats via de
kaarten die met alle teams gedeeld worden.
Heel populair is de lesmodule GPS-tekenen,
waarbij leerlingen op een 2D-kaart een
creatieve tekening maken en deze tekening
‘getracked & getraced’ over het fort lopen.
Het is een wedstrijd waarbij gezamenlijk
wordt bepaald welk team het mooiste
resultaat heeft behaald. Ongemerkt leren ze
veel over satellieten en navigatiesystemen.” –
aldus Nienke.
Adopteer een school
Petje op Petje af is een spel dat leerlingen
in de klas kunnen doen met hun eigen
leerkracht. Maar wij zetten het dus ook in op
beroepenmarkten. Het spel is interactief en
informatief, waardoor jongeren snel een beter
beeld krijgen wat het vakgebied “geo” nu
allemaal inhoud en dat dit inderdaad meer is
dan topografie en aardrijkskunde. Mijn doel is
om Petje op Petje af groter te maken. Dit door
het spel op vele verschillende locaties uit te
rollen. Hiervoor zoeken we de hulp van geo-
professionals uit het hele land. Het idee is dat
zoveel mogelijk GIN-leden elk één middelbare
school als het ware adopteren en bereid
zijn om 1x per jaar het Petje-op-Petje-af-spel
te draaien. Je hoeft geen kei te zijn in het
presenteren, want het spel spreekt voor zich
en wordt door ons geleverd als PowerPoint.
En wij zorgen ook voor de andere promotie-
materialen.
Wim “Hoe leuk, maar ook belangrijk, als we
straks kunnen zeggen dat wij met elkaar
eraan hebben bijgedragen, dat er straks
een grotere generatie geo-professionals
is opgeleid om ons te ondersteunen in de
complexe vraagstukken die er zijn. Ik vind
het niet alleen heel leuk, maar ben er ook
best trots op dat Nienke juist hiermee actief
aan de slag is!”
Caroline Mönking is werkzaam
bij GeoFort en bereikbaar via
de geo-sector GoGeo campagne
Uiteindelijk is de missie van GeoFort
om via haar educatieve aanbod meer
leerlingen enthousiast te maken voor een
geo-studie. Heel veel leerlingen, maar ook
docenten, weten niet hoe interessant en
relevant de wereld van geo en geo-ICT
is. Het doel is dus om zo veel mogelijk
leerlingen, maar ook gezinnen naar het
fort te krijgen en daarbij te zorgen dat ze
enthousiast worden. Niet alle leerlingen
kunnen een fysiek bezoek brengen, dus is
het internet ook een belangrijk informatie-
kanaal. In opdracht van Stichting Arbeids-
marktGeo voert GeoFort de GeoGeo
campagne uit, waarmee onder andere de
website GoGeo met daarop alle geo-
opleidingen, maar ook informatie over de
geobedrijven en de potentiële banen voor
de afgestudeerden. Om het nog makkelij-
ker en leuker te maken heeft GeoFort een
digitale studiewijzer gemaakt. Je krijgt 20
vragen te beantwoorden waarna er altijd
een geschikte geo-studie voor je uitrolt!
Leuk om deze studiewijzer zelf te proberen
en te kijken wat je volgens GoGeo de
geschikte studie voor je was geweest...
www.gogeo.nl
Jos Schreurs lid in de orde van Oranje-NassauJos Schreurs te Wessem werd op 26 april onderscheiden tot lid in de
orde van Oranje-Nassau.
Aanleidingen daarvoor waren onder meer de
volgende functies:
• 1974-1984: lid hoofdbestuur Bond van Kadas-
terpersoneel en bestuurslid van de Stichting
Nederlands Genootschap voor Landmeetkunde
• 2001-heden: secretaris Bond voor Kadaster-
personeel afdeling Postactieven
• 2009-heden: lid van de werkgroepen
Onderwijs en Geodetisch beeldmateriaal
Stichting de Hollandse Cirkel
Van harte gefeliciteerd!
Redactie
20 | Geo-Info | 2016-3
Verslag
De International Federation of
Surveyors (FIG) heeft op 6 Mei in
Christchurch, Nieuw Zeeland, gestemd
over de locatie voor de FIG Working
Week 2020. Na een presentatie van
de Nederlandse delegatie (Geo-
informatie Nederland, Kadaster,
ITC, Universiteit Twente en GIM
International) is Amsterdam verkozen
boven Interlaken (Zwitserland).
De ‘FIG Working Week’ is een jaarlijkse Internatio-
nale conferentie die deskundigen op het gebied
van landmeetkunde en geografi e samen brengt.
Wetenschappers, beleidsmakers, studenten en
belanghebbenden bespreken tijdens de confe-
rentie belangrijke ontwikkelingen op het gebied
van landmeetkunde en geografi e voor nu en in de
toekomst.
Het voorgestelde thema van de Working Week
in 2020 is ‘Smart Surveyors for Land and Water
Management’. Naar verwachting komen ongeveer
1.500 deelnemers uit de hele wereld naar de RAI
in Amsterdam om de stand van zaken over het
thema met elkaar te bespreken.
Voor GIN hebben met name Guido Quik en Marien
de Bakker veel werk verzet. Samen met een hierin
gespecialiseerd bureau is de aanbieding gemaakt
om het FIG-congres in 2020 naar Nederland te
halen. Hier is veel tijd en energie in gaan zitten.
De belangrijkste doelstelling vanuit GIN is om de
gouden driehoek van overheid, bedrijfsleven en
het onderwijswerkveld een platform te geven.
Ter ondersteuning van de aanbieding is een
delegatie vanuit het bestuur, te weten Peter
Hoogwerf als voorzitter en stemgerechtigde
in FIG, Roosmarijn Haring en Henk Ensink naar
Christchurch (Nieuw Zeeland) afgereisd om het
aanbieding kracht bij te zetten. Het team werd
verder gecompleteerd vanuit het Kadaster door
Dorine Burmanje, Frank Tierolff , Chrit Lemmen,
Kees de Zeeuw, Paul Dijkstra, Marije Louwsma,
Nyncke Emmens en Johan Groot Nibbelink en
Dorus Kruse. Tevens werd een belangrijke bijdrage
geleverd door het ITC met wereldwijde contacten
die worden onderhouden door Liza Groenendijk
en Rohan Bennet. Last but not least was ook
Paul van de Molen aanwezig om zijn bijdrage
te leveren door te lobbyen bij zijn internationale
contacten. Al met al een solide team dat als doel
had stemmen te winnen tijdens de verkiezing om
zodoende de Working Week FIG2020 naar ons
land te krijgen.
Christchurch ligt niet naast de deur. Er moest een
vliegreis van 36-uur worden gemaakt om in Nieuw
Zeeland te geraken. Via verschillende routes en
reisplannen bereikte de Nederlandse delegatie
Christchurch met als doel om op maandagochtend
aanwezig te zijn tijdens de openingsceremonie van
de FIG General Assemblee in de Horncastle Arena.
Bij deze ledenvergadering waren 91 vertegen-
woordigers uit de deelnemende landen aanwezig.
Voorafgaand aan deze ledenvergadering van FIG
was Paula Dijkstra vanuit het Kadaster aanwezig
tijdens de 3e Young Surveyers Network Conference
op zaterdag 30 april en zondag 1 mei. Paula is hierin
zeer actief om de internationale ontwikkelingen op
ons vakgebied te ervaren en te delen.
Op zondagmiddag kon worden deelgenomen
aan een run/walk door het mooie Hagleypark
midden in Christchurch. Hieraan werd deel-
genomen door Liza en Henk. Indrukwekkend
hierbij waren de beelden van deze stad die in
2011 bijna totaal is vernield door twee opeen-
volgende, grote aardbevingen. De ene was een
neerwaartse aardbeving en de tweede een hori-
zontale. Vrijwel alle ondergrondse infrastructuur
was onbruikbaar geworden en alle gebouwen
waren vernield. De stad wordt momenteel vanaf
de grond weer helemaal opgebouwd. Probleem
was/is dat de privégebouwen wel waren verze-
kerd en de overheidsgebouwen niet, waardoor
de opbouw zeer moeizaam verloopt. Een triest
gezicht om de vele kale plekken in de stad te
zien. Dit zijn nu tijdelijke parkeerplaatsen, totdat
de oorspronkelijke gebouwen weer zijn hersteld.
In het centrum is een tijdelijk winkelcentrum
opgetrokken met behulp van zee-containers, die
dienst doen als winkel, bank, bar of cafetaria met
de toepasselijke naam “Re-start”.
Op maandag 2 mei werd de General Assembly
geopend door de President van FIG te weten
mevrouw Chryssy Potsiou (Griekenland).
Een indrukwekkende opening met een soort
van volkslied waarbij alle landen gaan staan
en de eerbied tonen voor de organisatie FIG.
Na het afroepen van de namen van alle landen
werd de conferentie offi cieel geopend.
GIN-bestuur haalt FIG Working
GIN bestuur is er klaar voor. (foto Roosmarijn Haring)
Nederlandse delegatie na de uitslag.
| 212016-3 | Geo-Info
Als onderdeel van de agenda mocht Nederland
om 16.00 uur haar aanbieding presenteren
tijdens de vergadering. Chrit Lemmen beet,
met zijn Internationale ervaring en belangrijke
inbreng binnen FIG, het spits af. Met een
zeer professionele fi lm werd de presentatie
geopend. Chrit ging er volledig voor en bracht
op een zeer inspirerende manier onze inbreng
onder de aandacht. Na Chrit werd de presen-
tatie overgenomen door Dorine Burmanje van
het Kadaster. Dorine gaf op een overtuigende
wijze de presentatie een vervolg, waarna het
woord was aan Liza Groenendijk van ITC die de
voordelen van Amsterdam op een puike manier
weergaf. Last but not least was het woord aan
Paula Dijkstra die namens GIN het woord nam
en ons daarmee op energieke wijze op de
kaart zette. Een mooie en indruk achterlatende
presentatie vanuit de Nederlandse delegatie!
Hierna was het woord aan Zwitserland, die op
een introverte manier haar presentatie liet verzor-
gen door haar afgevaardigde. Het voordeel (dach-
ten wij) van Zwitserland was dat zij reeds twee
keer eerder hadden verloren en - daarvan wijzer
geworden - veel lobbywerk hadden gepleegd
achter de schermen. Een geduchte tegenstander
die wij vooraf niet moesten onderschatten.
Op de beursvloer hadden wij vanuit GIN een
stand ingericht met als achtergrond ‘I AMster-
dam’ Zo konden passanten zich alvast in
Amsterdam wanen en een selfi e nemen bij dit
inmiddels beroemde logo van Amsterdam. In de
stand moesten wij stemmen zien te vergaren
en trokken wij veel deelnemende landen naar
ons toe. Met mooie oranje tulpjes werden de
deelnemers bestickerd om zo hun betrokken-
heid en onze zichtbaarheid te tonen. Tevens
hadden wij sleutelhangers met klompjes die gre-
tig aftrek vonden en een collectors item werden
voor velen. Deze waren op zeker moment niet
meer aan te slepen. Roosmarijn kwam op het
idee om dagelijks een bepaalde hoeveelheid uit
te delen anders waren wij er binnen drie dagen
doorheen geweest. Ook hadden wij verschil-
lende Hollandse ansichtkaarten waarmee een
gratis entreekaart voor de FIG-2020 in Amster-
dam of zelfs Interlaken gewonnen kon worden!
Ook hiervoor was veel interesse. Al met al een
goede marketing & communicatie om zo de
nodige stemmen te vergaren. Alle teamleden
gingen er vol tegenaan want wij zouden en
moesten winnen. Erg indrukkend was de onder-
linge samenwerking, terwijl de meesten elkaar
(nog) niet kenden.
Op dinsdag werd door ons een Holland-house
georganiseerd en werden alle deelnemers
uitgenodigd. Het restaurant werd opgesierd
door Nederlandse vlaggen en slingers. De start
was om 17.00 uur en het openingswoord werd
gedaan door Peter Hoogwerf. Het restaurant
was afgeladen vol en er werd door een ieder
wederom gelobbyd om de vereiste stemmen
binnen te halen.
In de hierop volgende dagen werd onze stand
goed bezet en hadden wij veel belangstelling
uit vele landen. Veel teamleden moesten een
presentatie verzorgen, omdat zij deel uitmaak-
Week 2020 naar Amsterdam!
Re-Start na verwoestende aardbevingen in Christchurch. BID Working Week 2020 verdedigen.(foto Roosmarijn Haring)
Team in ‘I AMsterdam’ stand.
22 | Geo-Info | 2016-3
ten van de diversie commissies binnen FIG. In
totaal waren er meer dan 70 lezingen, waarvan
door Nederland aan 18 sessies een belang-
rijke inbreng werd geleverd. Hierboven een
opsomming van onze bijdragen, de overige
sessie zijn te vinden op www.fi g.net/fi g2016.
Op donderdag werden we vereerd met een
bezoek van de Nederlands Ambassadeur
in Nieuw-Zeeland de heer Rob Zaagman.
Dit heuglijke feit werd gefi lmd door een
Nieuw-Zeelandse televisieploeg. Daarna heb-
ben Peter, Dorine en Frank uitgebreid met
hem gesproken. De ‘I Amsterdam’-achterwand
hebben we aan het einde van het congres
aangeboden aan de Nederlandse Consul
Gerald van Looy die deze zal gebruiken voor
de Nederlandse gemeenschap in Christchurch.
Op de vrijdag werd de FIG Working Week 2016
afgesloten in de Horncastle Arena. Opnieuw de
‘General Assembly’, een zeer formele bijeen-
komst waarbij Peter en Roosmarijn plaatsnamen
achter de Nederlandse vlag die op de tafel
stond. De overige teamleden zaten bij elkaar op
de tribune om de uitslag van de verkiezing te
ervaren. Alle landen brachten hun stem uit door
hun stemkaart in een grote bus te deponeren.
Met veel spanning zaten wij allen op de uitslag
te wachten. Uiteindelijk werd Amsterdam als eer-
ste genoemd met 41 stemmen, Interlaken had
29 stemmen. In alle commotie wilde Henk Guido
feliciteren, die achter hem zat en krakte hierbij
door de rugleuning van zijn stoel van opwin-
ding. Peter mocht daarna het podium op om de
organisatie en stemmers te bedanken voor hun
keuze op Nederland en nodigde iedereen uit
om in 2020 naar Amsterdam te komen.
Naast de formele kant van de Working Week
waren er ook een informele gedeelten in het pro-
gramma opgenomen. Zo was er maandag van
19-22 uur een welkomstreceptie in de Transitional
Cathedral in Christchurch. Op woensdag waren
de FIG-commissies diners.
Op donderdag was het traditionele Gala Diner.
Het diner werd gehouden in het luchtvaartmu-
seum in Christchurch waarin een aantal indruk-
wekkende oude vliegtuigen stonden opgesteld.
Op vrijdagavond gingen wij naar de Rugby wed-
strijd tussen de Crusaders en de Reds, die overtui-
gend door de mannen uit Christchurch werden
gewonnen en daarmee de koppositie innamen in
de Championslea gue wat rugby betreft.
Henk Ensink, bestuurslid GIN.
Nederland in beeld.
Overzicht actieve deelnemers aan presentaties tijdens FIG-2016:
• Paula Dijksta; 3e Young Surveyors
Network Conference,
• Peter Hoogwerf; Director Generals forum
• Chrit Lemmen; Visions and Trends in Land
Administration,
• Kees de Zeeuw; Infrastructure for good
Governance,
• Marije Louwers; GIS and Planning,
• Peter Hoogwerf en Paula Dijkstra;
Mutual Recognition of Qualifi cations,
• Johan Groot Nibbelink; Spatial Planning
Policies Disaster,
• Kees de Zeeuw en Chrit Lemmen;
Fit for Purpose Land Administration,
• Kees de Zeeuw, Rohan Bennet en Paul
van der Molen; New Technologies and
Improvement of Systems,
• Paula Dijkstra; Shaping our Future
Network Young Surveyors Network,
• Paul van der Molen; Impact of Climate
Change and Disaster on Land Rights,
• Liza Groenendijk; Teaching and Learning
for the Future,
• Rohan Bennet, Chrit Lemmen en Kees de
Zeeuw; The Continuum of Land Rights,
• Marije Louwers; Rural Development,
Land Governance and Public Private
Partnerships,
• Liza Groenendijk; FIG Academic Members,
• Marije Louwers; Urban and Cities Planning,
Land Consolidation and Resilience,
• Kees de Zeeuw; Disaster Recovery
Innovations,
• Nyncke Emmens; Planning,
Development and Consolidation of
Land Rights in Crisis Situation.
Ontmoeting met Nederlandse Ambassadeur.
(foto Roosmarijn Haring)
Aankondiging FIG naar Amsterdam. (fotocollage Roosmarijn Haring)
| 232016-3 | Geo-Info
De nieuwe generatie GIS-specialisten doet meerjarige masters op dat
gebied. Na hun afstuderen moeten zij op de arbeidsmarkt opboksen
tegen de wat oudere GIS-specialisten, die soms aldoende kennis van
GIS hebben opgebouwd of een cursus GIS hebben gevolgd. Gewoon,
omdat er vroeger geen echte GIS-opleidingen waren. JongGeo vraagt
daarom GIMA-studenten:
Halverwege de twintig, en nu toch echt aan het einde
van mijn studententijd. De doordeweekse avondjes stappen
veranderen langzaamaan in ‘vrijmibo’s’. Met één been sta ik
nog in mijn studententijd, mijn thesis (die écht bíjna af is)
hangt nog als een molensteen om mijn nek. Met het andere
been sta ik al in de werkende wereld, stage lopend bij een
serieus bedrijf en rondneuzend op prestigieuze beurzen.
Ik draag de titel ‘GIS Specialist’, het woordje student staat er
nog maar in het klein naast. Op dit punt in mijn leven wordt
het echt tijd om alles wat ik de afgelopen jaren heb geleerd
toe te passen in de praktijk. Dus hier zit ik, op kantoor, achter
mijn laptop. Mijn stagebegeleider, de ‘echte’ specialist, zit
tegenover mij. Het is een vriendelijke man van eind veertig,
met een avondcursus GIS op zijn CV. Ik vraag me af: was een
cursusje ook genoeg geweest, of is een tweejarige GIS-master
echt meer dan een avondcursus?
Een paar voordelen van de GIS-master zijn evident. In tegen-
stelling tot bij de meeste bedrijven, zijn op de universiteit bijna
alle denkbare datasets beschikbaar, is de software ‘up to date’
en draaien alle verkrijgbare licenties op snelle computers. Wat
dat betreft voelt de wisseling van student naar arbeider soms
als de stap van een sauna in een koud plonsbad.
Maar er zijn ook nadelen aan het volgen van een GIS-master.
Voor mijn studie moet ik elke gedachte die ik heb toelichten
en ellenlange rapporten schrijven die zelfs de beoordelende
docent niet helemaal leest. In de praktijk van het bedrijfsleven
ziet men toch het liefst een mailtje van drie regels, of een
samenvattende afbeelding. Dat is wat minder omslachtig.
Ook de ingewikkelde analyses en modellen die in de college-
zalen besproken zijn lijken op de werkvloer vaak overbodig.
Bij veel bedrijven zijn de simpele analyses - die je wellicht
tijdens een avondcursus leert - genoeg.
Universiteiten en bedrijven gebruiken GIS op een andere
manier. In die tegenstelling ligt misschien het antwoord op de
vraag naar de waarde van mijn opleiding.
Voor wetenschappers bieden Geographical Information
Systems manieren om de ruimte te bestuderen. Zoals alle
academische geografen hebben ook academische GIS’ers het
probleem dat die ruimte – op zichzelf – niet zo interessant
wordt gevonden. Daarom moeten wetenschappelijke onder-
werpen vaak geleend worden van allerlei andere vakgebie-
den, van economie tot sociologie. GIS kunnen onderwerpen
op een slimme en ruimtelijke manier analyseren, vandaar
dat economen en sociologen zoveel interesse hebben in
samenwerkingen met GIS’ers.
Vanzelfsprekend dat ook bedrijven geïnteresseerd zijn in het
gebruik van GIS; vanzelfsprekend ook, dat academische GIS’ers
problemen op een andere manier benaderen dan bedrijven
doen. Waar bedrijven de nadruk leggen op de toepassing
van GIS, kijken geografen naar de achtergronden van de
problemen in kwestie. Wanneer universitair opgeleide GIS’ers
analyses uitvoeren, drukken zij niet alleen op een knopje, maar
begrijpen zij daadwerkelijk wat zij aan het doen zijn. Als er iets
fout gaat weten academische GIS’ers achteraf waarom. En dat
zonder de helpdesk te bellen. Maar maakt dat ze beter dan
cursisten?
Mensen die op de universiteit zijn opgeleid om met GIS te
werken weten wat er in theorie mogelijk is met GIS. Velen van
hen voorzien een wereld waarin nog veel meer problemen
opgelost kunnen worden aan de hand van GIS. Mensen uit
het bedrijfsleven weten wat er in de praktijk met GIS gebeurt
en hoe er concrete problemen mee opgelost kunnen worden.
Avondcursussen zijn vaak genoeg om in te springen op
de directe vragen van de markt. Ze bieden echter niet de
doorwrochte kennis van GIS die in een tweejarige master
geboden wordt.
Mensen met een avondcursus gelden nu nog – anno 2016
– als specialist. Niet onterecht, omdat er maar zeer weinig
mensen zijn die met GIS overweg kunnen. Maar in onze
wereld van technologische vooruitgang en toenemende
innovatiedrang zal dat niet zo blijven. In 2036 zullen er
honderden mensen een GIS-master volgen. Dan zullen de
GIS-analyses van bedrijven vanzelf complexer worden en dan
zal een avondcursus niet meer genoeg zijn om als specialist
door het leven te kunnen.
Maar nu, in 2016, is een avondcursus genoeg om aan de
wensen van de meeste bedrijven te kunnen voldoen.
Corné, Jelle, Sietske & Sjors schreven deze column vanuit de vers opgerichte
studievereniging NODE voor MSc. GIMA (zie www.gima-node.nl,
bereikbaar via [email protected])
Column
Is een GIS- master
meer dan een avondcursus?
C
orn
é, J
elle
, Sie
tske
& S
jors
24 | Geo-Info | 2016-3
In Geo-Info 2013-8/9 schreef ik over de instroom
in het geo-onderwijs versus de marktvraag.
Een integrale update is nog wat vroeg en laat
ik aan anderen over, maar actualiteiten in het
onderdeel HBO Geodesie vragen nu al om aan-
dacht. ‘Het geo-onderwijs behoort tot de top
van Europa’, aldus het Nederlandse streefbeeld
2020 van GeoSamen anno 2014. In de buurlan-
den Duitsland en België is geen sprake van het
uitfaseren van HBO Geodesie. Op dat onder-
deel van het geo-onderwijs zal het streefbeeld
dus niet worden gehaald. Europees gezien lijkt
de taxatie van de grootte van het onderdeel
Geodesie ook af te hangen van de wetgeving
en met name de al dan niet positieve kadas-
terstelsels. Maar is de Nederlandse kadastrale
strategie ook niet gericht op minder verschil
tussen de juridische en de kadastrale grens?
Voor wat betreft de HFT Stuttgart is haar
toekomstmodel bij het 150-jarig bestaan recent
in de blad aan de orde geweest. In België is
afpaling, splitsing en mutatie van percelen wet-
telijk aan de Landmeter-Expert voorbehouden.
Het belang van goede afbakening van de grens
is hoog in België. Wel kan die Landmeter-Expert
een BSc óf een MSc zijn. MBO landmeten is in
België niet echt ontwikkeld, omdat men uitgaat
van de noodzaak van een BSc als basisniveau!
De hogescholen in Gent en Antwerpen leiden
op tot de BSc-graad. Universitair is het ook
mogelijk om de BSc-graad Landmeten te
halen als aanloop op de MSc-titel. Van de twee
Belgische hogere Nederlandstalige opleidingen
Geodesie is de eerste nu ook in deze GI-bijdrage
betrokken. Jongeren uit het Nederlandse zuiden
des lands bezochten er al open dagen van!
De Nederlandse Stichting Arbeidsmarkt GEO
(SAGEO) bracht er dit jaar ook een werkbezoek.
Hogeschool Utrecht
Sinds 1 september 1954 was het aan de MTS,
al snel HTS, voor de Bouwkunde in Utrecht
mogelijk om een opleiding landmeetkunde
te volgen. In 1987 ging deze HTS op in de Hoge-
school Utrecht (HU). Van veranderingen in het
landmeetkundige studieprogramma getuig-
den zelfs veel edities van vakbladen. In 1996
stond voorin een gespreksverslag met twee
HU-docenten al de vraag ‘Moet er wel een
aparte opleiding voor geodetisch ingenieur
zijn?’ In nummer 2003-0 (!) van Geo-Info werd
geconstateerd dat van de fraaie drie-eenheid
MBO-, HBO- en WO-opleidingen Geodesie in
Nederland nog slechts de HBO-opleiding in
Utrecht resteerde. ‘Ook daar wordt overigens
steeds meer samengewerkt met andere
disciplines binnen de Hogeschool.’ Een artikel
in dit blad over veranderingen bij de HU in 2005
bevatte de passage: ‘Tot slot was de vraag waar
we staan over tien jaar: zijn er dan nog geode-
ten en geo-informatici nodig? De conclusie was
unaniem dat geodetisch vakmanschap nodig
blijft, de zichtbaarheid van het vakgebied
zal door ontwikkelingen als Google-Earth en
TomTom alleen maar verbeteren.’
Aan de Hogeschool Utrecht loopt
de geodetische afstudeervariant
ten einde. Daarentegen kennen
Belgische Hogescholen nog
diverse voltijds Nederlandstalige
afstudeerrichtingen Landmeten
van de bachelor Vastgoed. Duaal is
de praktijk nog andersom.
Door Adri den Boer
Hogere Nederlandstalige
Aankondiging van de Utrechtse opleiding in het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde, 1954.
| 252016-3 | Geo-Info
In 2013 werd uit de mond van docent Frans
de Vroege genoteerd dat binnen het Instituut
Gebouwde Omgeving van de HU er maar
drie grote opleidingen over zouden blijven.
‘De opleiding Geodesie wordt dan hoogst-
waarschijnlijk een specialisatie binnen een
nieuwe opleiding met de voorlopige naam
“Ruimte, Mobiliteit en Leefomgeving”’, aldus
een kernzin van toen. “De moderne opgaven
in grote steden grijpen op elkaar in en om ze
op te lossen moet je niet alleen je eigen, maar
vooral ook andere vakgebieden begrijpen”,
aldus Bas van der Veen, directeur van het Insti-
tuut voor Gebouwde Omgeving van de HU in
2015. Hij was nauw betrokken bij de creatie van
de Bacheloropleiding Built Environment (BBE),
waarin de opleidingen Bouwkunde, Bouw-
technische Bedrijfskunde, Civiele Techniek,
Geodesie/Geo-informatica, Milieukunde en
Ruimtelijke Ordening en Planologie opgin-
gen. “Built Environment leidt op tot diverse
beroepsrollen, in plaats van één beroep. De
stedelijke thematiek is erg verkokerd in het
hbo, omdat er nu nog allerlei aparte opleidin-
gen zijn. Die structuur doet geen recht aan
de problemen in de huidige maatschappij en
hoe die opgelost moeten worden.” Over de
“Bachelor Built Environment” is eerder in dit
jaar al in dit tijdschrift gepubliceerd. Van oplei-
dingsmanager Yvonne Luiken werd daarin de
visie weergegeven van haar instituutsdirecteur
Van der Veen: brede bachelor met stadsin-
genieurs en geen ‘duur’ docentenkorps voor
een specialisme. Het werkveld inclusief SAGEO
- toen in Utrecht niet genoemd – schreef
tevergeefs om een geodetische afstudeervari-
ant of om al in het eerste jaar projectonderwijs
aan te bieden. De hoofdfase Geodesie/Geo-
Informatica is over twee jaar verdwenen, maar
de geo-component niet. De nieuwe hoofdfase
BBE is nog in ontwikkeling en een eventuele
nieuwe geodesie-minor is nog in onderzoek.
Zie voor de duale bacheloropleiding Built Envi-
ronment Geodesie/Geo-informatica (1 school-
dag/week) de website www.werkenstudie.hu.nl.
Daarbij is Geodesie/Geo-informatica als
afstudeerrichting nog niet verdwenen en zelfs
in trek.
opleidingen Geodesie
Verloop in ‘schoolbanken’ (rood=inschrijvingen, blauw=toegevoegde klassenfoto’s).
Gevaar van ‘Utrechtse opleiding’
“De bekroning hiervan is thans de
instelling van het diploma aan de MTS in
Utrecht, nadat in 1948 de nog belangrijker
bekroning, het diploma voor geodetisch
ingenieur, was aanvaard. (…)
Intussen is een ander gevaar denkbaar,
namelijk dat men de opleiding van de
middelbare kracht aan de MTS te zeer
opschroeft. In het bijzonder in de land-
meetkundige wereld zou dit verschijnsel
nog funester zijn dan bij andere techni-
sche beroepen. Ik hoop dat diegenen,
die verantwoordelijk worden voor het
programma aan de MTS zich het funeste
effect van een dergelijke opgeschroefde
middelbare opleiding terdege bewust
zijn. Men zou dan op een andere wijze het
verschil tussen de geodetisch ingenieur
en de middelbare landmeetkundige te
klein maken. Dan zou deze verkleining van
afstand niet in de beroepsuitoefening door
onjuiste taakstelling van de geodetische
ingenieur plaatsvinden, doch in de oplei-
ding. Dat zou kunnen leiden tot verstoring
van het evenwicht door beperking van het
aantal middelbare krachten voornamelijk
tot hen die in en rondom Utrecht wonen
en voor wie Delft te duur is.”
Prof.dr.ir. W. Schermerhorn, oud-adviseur in Landmeetkundige Zaken betr. de Rijkswa-terstaat, ‘De middelbare landmeetkundige als voorwaarde voor het bestaan van de geodetisch ingenieur’, in: lustrumboek Land-meetkundig Gezelschap Snellius 1950-1955, Delft 1955.
In 2016 op internet geen voltijds opleiding Landmeten of Geodesie meer te kiezen, maar duaal nog wel.
26 | Geo-Info | 2016-3
Geo-ICT Training Center/
Hogeschool NOVI
De website www.geoicttrainingcenter.nl meldt
nu nog over hun variant Geo-ICT Geodetisch:
“Het huidige curriculum van de hbo geodesie /
geo-informatica van de Hogeschool Utrecht zit
erin verwerkt. Aan de landmeetkundige vakken
zoals Geodesie, Waarnemingsrekenen, Fotogram-
metrie en Wiskunde worden hoge eisen gesteld.
De sector heeft behoefte aan landmeetkundige
vakmensen.”
Artesis Plantijn Hogeschool
De website van de Artesis Plantijn Hogeschool in
Antwerpen omschrijft haar opleidingen als volgt:
‘Landmeten is een afstudeerrichting van de
bachelor Vastgoed. De bachelor Vastgoed met
afstudeerrichting Landmeten is een polyvalente
opleiding tot vastgoeddeskundige met een
duidelijke oriëntering naar het landmeten.
Naast bouwkundige basisvakken, recht, ruimte-
lijke ordening, plaatsbeschrijving, expertise en
toegepaste informatica staat vooral het opmeten
van terreinen en gebouwen centraal. Niet alleen
een grondige en praktische studie van topogra-
fie en geodesie komen aan bod, maar ook wege-
nontwerp en landmeetkundige informatica.’
Een vervolgpagina gaat in op het profiel van de
studenten: “Schuilt er een landmeterexpert in jou?
• Je zit niet graag een hele dag achter een
computer, maar trekt ook al eens graag de
buitenlucht in.
• Zou je graag weten hoeveel geld je woning of
je studentenkot waard is?
• Heb je je al eens afgevraagd waarom je in een
bocht op een autostrade niet continu je stuur
moet bijdraaien om niet uit de bocht te vliegen?
• Wil jij weten waarom een indoor-wielerbaan zo
schuin ligt?
• Zou je dat onbebouwd stuk grond in jouw
buurt eens een volledig nieuwe bestemming
willen geven?
• Of heb je je ooit gewoon al eens afgevraagd
wat die landmeters met hun fluo vestjes en
hun driepikkel naast de weg staan te doen?”
De opleiding is geaccrediteerd door de
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
(NVAO) tot 2025. De website kent een apart
onderdeel ‘Studenten uit Nederland’ met onder
meer de informatie dat het collegegeld in België
‘aanzienlijk lager is’.
Op 11 januari 2016 bracht SAGEO-bestuurder
Fred Janssen met Marcel Oostland en Henk
Westerbeek (SAGEO/Kadaster) een werkbezoek
aan de instelling. Ze spraken met de Tim Bens,
lector/vakgroepvoorzitter landmeten, en Johan
Verschueren, lector. Ze plaatsten een verslag op
hun website en zij constateerden:
1. Op korte afstand van Nederland bevindt
zich een goed draaiende opleiding Bachelor
Landmeten.
2. Nederlandse studenten zijn welkom en
kunnen zich aanmelden. De belangrijkste
aanpassing van de opleiding zou dan zijn
om het blok “Belgisch recht” in te ruilen voor
een blok “Nederlands recht”. Dit is mogelijk.
Opleidingshoofd Veerle Dockx verklaarde voor
deze GI-bijdrage nader: ‘Dit blok “Nederlands
recht” zal door een Hogeschool in Nederland
aangeboden moeten worden. Wijzelf kunnen
dit niet aanbieden.’
3. De bereidheid tot versterking van de Belgisch-
Nederlandse samenwerking is aanwezig.
De instroom was nu 50 m/v en de uitstroom
(na drie jaar!) nu 15, het zijn jaarlijks wisselende
uitstroomaantallen tussen 10-50.
Een ‘Work & Study’-programma voor werkstu-
denten wordt aangeboden en gaat alleen door
bij voldoende animo. ‘Voor 2016/2017 zijn er
onvoldoende vragen’, aldus opleidingshoofd
Veerle Dockx. Met dit flextraject Vastgoed
Landmeten wordt het mogelijk om studies
Zijn Belgen en Duitsers
gek of wij?
Geo-ICT training center in Apeldoorn: niét van de regen in de drup. (foto auteur)
SAGEO wil toekomstvisie vakgebied
Op 2 februari 2016 was SAGEO uitge-
nodigd in de Special Interest Group
Geodesie/Landmeetkunde/Inwinning
van Geo Business Nederland. De website
www.arbeidsmarktgeo.nl verslaat sinds
3 februari 2016: ‘In een levendige discus-
sie bleek andermaal dat in Nederland
een duidelijke toekomstvisie ontbreekt
op de ontwikkeling van het vakgebied
Geodesie/Landmeetkunde/Inwinning
op alle beroepsniveaus en deelgebieden
(overheid, juridisch, bouw, infra, onder-
grond) en de rol van het reguliere en com-
merciële onderwijs hierbij. SAGEO neemt
initiatief om deze visie te ontwikkelen.’
Het NCG noemt als een van háár taken:
‘Het adviseren van het hoger onderwijs
in de geodesie en de geo-informatie
vanuit een wetenschappelijk perspectief
rekening houdend met de maatschap-
pelijke behoeften.’
DHC-bibliotheek weg uit Utrecht
De vakbibliotheek van de stichting
De Hollandse Cirkel is eind april verwij-
derd uit de ‘built environment’ van de
Hogeschool Utrecht: na een komende
verhuizing zou er geen plaats meer
voor zijn. Bij de officiële opening van de
bibliotheek hoopte stichtingsvoorzitter
Herman Quee nog ‘dat de aanwezigheid van de boeken gebruik door docenten en dus studenten zou stimuleren’ (Geo-Info
2012-8, p. 22). De nieuwe toplocatie voor
de bibliotheek is de ‘Torenkamer’ in het
oude Geodesiegebouw op Kanaalweg 4 in
Delft. Bibliothecaris blijft Wim Vermeulen,
oud-docent van de Hogeschool Utrecht.
| 272016-3 | Geo-Info
te combineren met een vaste job, aldus de
downloadbare brochure voor 2016/2017 met
voorop termen als ‘Knelpuntberoep’ en ‘100%
werkzekerheid’.
HoGent
Eenzelfde opleiding aan de Hogeschool Gent
heeft vergelijkbare cijfers en dat is samen nog
niet genoeg uitstroom voor wat België vraagt.
Hun website bevat zelfs een achttal ‘filmpjes land-
meten’, waaronder eentje over de bepaling van
het middelpunt van Oost-Vlaanderen. Vanaf het
eerste jaar kan voor landmeten worden gekozen.
Het praktijkgerichte aspect wordt daar zo beschre-
ven: ‘Ieder academiejaar organiseert de faculteit
een aantal extra-muros activiteiten. Zo verbinden
wij theorie en praktijk vanaf het eerste modeltra-
ject. Zo maak je bijvoorbeeld studie-uitstappen
naar het kadaster, je volgt een particuliere werf
woningbouw en verkavelingen op, je snuistert
rond op de BIS-beurs, je doet plaatsbezoeken voor
schattingen en je vaart mee op een baggerboot
in de Antwerpse haven. Tijdens de meetweek in
het tweede modeltraject trek je er enkele dagen
op uit om in een niet schoolse omgeving een
grootschalige opmeting te doen.’
Slot
Vermeld moet worden dat het Maritiem
Instituut Willem Barendts/NHL Hogeschool
op Terschelling een natte HBO-meetopleiding
blijft aanbieden. ‘Tijdens de opleiding Ocean
Technology leer je hydrografische metingen
te verrichten en de waterdiepte en structuur
van de waterbodem in kaart te brengen. Als
hydrograaf krijg je zeer uiteenlopende opdrach-
ten. Je bereidt projecten voor, installeert en test
de apparatuur aan boord van een meetvaartuig,
je voert meetwerkzaamheden uit en verwerkt
en interpreteert deze gegevens tot kaarten en
rapportages’, aldus de website.
Referenties (chronologisch geordend)• H.J. Hagemans en H. Velsink, Mini-serie ‘Onderwijs’(I). Geode-
sie-onderwijs in helicoptervlucht, in: NGT Geodesia 1996-3,
p. 105-110
• F. Kenselaar, Opleiding in geo-informatie, in: Geo-Info 2003-0 (!),
p. 30
• Jan de Kruijf, Veranderingen bij de Hogeschool Utrecht, in:
Geo-Info 2005-12, p. 563
• Adri den Boer, Instroom geo-onderwijs veelbelovend?, in:
Geo-Info 2013-8/9, p. 39-42
• Adri den Boer, Onderwijsvernieuwing en senioren, in: Geo-
Info 2016-1, p. 36/37
• Adri den Boer, Boekbespreking ‘HFT Stuttgart. 150 Jahre Ver-
messung 1865-2015’, in: Geo-Info 2016-2, p. 17
• www.studiekeuze.hu.nl/nieuws/Built-Environment-gaat-
nieuw-type-stadsingenieur-opleiden
• www.geoicttrainingcenter.nl/bachelor/geo-ict-geodetisch/
• geosamen.nl/wp-content/uploads/2014/11/GeoSamen.pdf
• www.ap.be/wetenschap-en-techniek/opleidingen/landmeten
• www.arbeidsmarktgeo.nl/main.php?mode=news&id=112
Adri den Boer is redacteur van
Geo-Info en bereikbaar via
Website https://fnt.hogent.be/opleidingen/vastgoed/landmeten/
Eén van de Belgische middelpunten. (foto HoGent)
Johan Verschueren heeft 20 jaar ervaring als zelf-
standig landmeter-expert en is lector Vastgoed/
Landmeten aan AP (foto AP)
Folder Landmeten van Artesis Plantijn Hoge-
school (AP) in Antwerpen.
28 | Geo-Info | 2016-3
Verslag
Hogeschool Utrecht (HU)
organiseerde samen met de TU
Delft en enkele andere partners het
(kostenloze) symposium ‘DefoGuide:
een innovatief model voor
deformatiemetingen’. Het gebeuren
met meer dan 110 deelnemers
(vrijwel 100% mannelijke) was op
donderdagmiddag 19 mei 2016 op
Nijenoord 1 in Utrecht.
Het symposium markeerde de afronding
van het in 2014 gestarte onderzoek naar een
nieuwe analysemethode voor geodetische
deformatiemetingen en normeringen. Kennis
kon worden gemaakt met het innovatieve
analysemodel dat ontwikkeld is in het project:
DefoGuide. De bijeenkomst was volgens de
persuitnodiging van nu “een vervolg op het
succesvolle kick-off symposium ‘Omgaan met
onzekerheid in de Geodesie’ van mei 2014”. Vol-
gens de website www.hu-conferenties.nl én
volgens het verslag in Geo-Info 2014-4 was het
minisymposium met zékerheid op 13 maart
2014 – en met meer dan 80 deelnemers.
Welkom
Ir. Hiddo Velsink, programmaleider-onderzoeker
bij het Kenniscentrum Technologie & Innovatie
van de HU, was middagvoorzitter. Hij memo-
reerde bij de opening de subsidie van pro-
gramma Maps4Society. Met het symposium
werd ook aan de daardoor vereiste kennisdisse-
minatie gedaan. Dat naast het plaatsen van het
eindrapport op internet trouwens. Opleidings-
manager drs. Yvonne Luiken, bekend van Geo-
Info 2016-1, vond deformatiemetingen typisch
voor een dichtbebouwde stedelijke omgeving,
‘het kennisveld waar we ons als HU op richten’.
Signaal en ruis
Prof.dr.ir. Ramon Hanssen (TU Delft) sprak over
‘Signaal en ruis in geodetische deformatie-
analyse’. Zijn sheets toonden op diverse ‘schalen’
deformatiesnelheden van en in Zuid-Holland uit
radarsatellietwaarnemingen (‘elke week miljarden
meetpunten in Nederland’). Inzoomen op de
pakweg 300 meetpunten van een gebouw
toonde één blauw punt dat zich door de tijd
systematisch bewoog te midden van vele rood
afgebeelde. ‘Signaal of ruis?’, zo vroeg ‘elk aan-
wezig hoofd’ zich af. Door de data alleen maar te
presenteren werd al aan beeldvorming gedaan,
zo bleek uit het voorbeeld. Werd naar waarne-
mingen, signalen of ruis gekeken? ‘Wat voedsel
is voor de één is bitter gif voor de ander’, zo
citeerde de prof de Romeinse fi losoof Lucretius
HU-symposium DefoGuide
Uitnodiging voor symposium 2016 met bekend plaatje van minisymposium 2014.
Twee sheets van Martin Kodde van Fugro symboliseerden de overgang van de autoritaire ‘deformant’ naar gedeelde verantwoordelijkheid.
| 292016-3 | Geo-Info
(99-55 v. Chr.). Wat wil en wat weet de gebruiker,
aldus zijn opvolgende vragen. Antwoorden
op de eerste vraag kunnen bijvoorbeeld zijn:
hoogte, relatieve hoogte, hoogteverandering,
relatieve hoogteverandering, tijdreeksen of
grenswaarden. Wat de gebruiker wéét kan zijn
ruimtelijke of temporele ‘gladheid’, signaalsterkte,
et cetera. Een Latijnse quote van Huygens leerde
diens credo dat of een object in rust of in bewe-
ging is niet te bepalen is. Wel relatief ten opzichte
van andere objecten, zo voegde Newton daar
weer aan toe. Op de vraag hoe je optimaal
gebruik maakt van wat beschikbaar is kwam
weer een prachtzin: meten we wat we willen of
willen we wat we meten? Hanssen voerde een
pleidooi voor een iteratief proces van opdracht-
gever en opdrachtnemer samen, zonder ook
maar iets over de fi guurlijke schutting te gooien!
Normering
Ir. Martin Kodde van Fugro sprak over ‘Nor-
mering: een fundament voor geodetische
deformatie-analyse?’ Hij had zo te horen voor
de zaal de mooiste twee sheets. De ene was
ontleend aan het projectplaatje, ook op de
uitnodiging, en toonde de geodeet als defor-
mant in het centrum staand en omringd door
klanten met vraagtekens in hun spreekwolken.
Alleen hij had een jalon in zijn (linker)hand en
in zijn spreekwolk een uitroepteken! In de door
Omslag eindrapport DefoGuide
(www.hu-conferenties.nl).
Vier workshops
In vier parallelle sessies waren er in twee rondes vier workshops. Als slot was er plenair een
gesprek van workshopleiders met de zaal over de oogst van deze themaworkshops.
Workshop 1: Geen standaardafwijkingen, maar grenswaarden
Precisienormen moeten niet op basis van standaardafwijkingen, maar op basis van grens-
waarden worden geformuleerd. Met “grenswaarde” wordt het begrip bedoeld, zoals het in
de “Delftse school” van de geodesie wordt gehanteerd. Het zijn de grenswaarden van de
kleinste-kwadratenvereff ening van de coördinaten of hoogtes van opeenvolgende tijdstip-
pen. Deze vereff ening van een tijdreeks van coördinaten of hoogtes is wat anders dan de
vereff ening van de metingen van een nulmeting of een herhalingsmeting. Dergelijke veref-
feningen van tijdreeksen worden overigens in de hedendaagse praktijk zelden uitgevoerd.
Men gebruikt spreadsheets met lijsten van coördinaten of hoogtes. Deze spreadsheets gaan
verdwijnen. Het uitvoeren van kleinste-kwadratenvereff eningen en het baseren van normen
daarop is cruciaal voor een goed normeringsmodel voor geodetische deformatie-analyse. Voor
het presenteren van de resultaten zullen de vereff eningsresultaten en de grafi sche weergaves
daarvan worden gebruikt.
Workshop 2: Nauwkeurigheidseisen in een off erte-uitvraag voor deformatieanalyse
In de opdrachtformulering (of off erte-uitvraag) moet voor nauwkeurigheidseisen onderscheid
worden gemaakt tussen:
• De eisen, waaraan het eindproduct moet voldoen (de formulering van de gewenste
registratie en analyse van de deformatie die een object ondergaat, op statistisch verant-
woorde wijze geformuleerd) en de wijze waarop de eisen worden geconcretiseerd (bijv. met
representatieve punten, óf representatieve Delauneydriehoeken, óf een andere wijze van
discretisering);
• De uitvoering van de metingen, de kwaliteit van de meetinstrumenten, de kwalifi caties
van degenen die de metingen uitvoeren en verwerken, de zorgvuldigheid waarmee dat
gebeurt, de wijze van registratie, opslag en beheer en de wijze van analyse;
• De toets of aan de eisen is voldaan (steekproef, statistische toetsing, consequenties van
aanvaarding of verwerping).
• De formulering van de nauwkeurigheidseisen moet zodanig zijn geabstraheerd, dat het
mogelijk is verschillende meettechnieken toe te passen.
Workshop 3: Deformatieanalyse gaat over puntenvelden
Bij deformatie-analyse is het analyseren van één punt, gemeten met geodetische meettech-
nieken op meer dan één tijdstip, zinloos. De analyse moet altijd over meer punten gaan: een
puntenveld. Het puntenveld bestaat uit objectpunten en eventueel referentiepunten. Het eerst
toetsen van de referentiepunten is niet nodig. De analyse vindt gelijktijdig plaats voor referen-
tie- en objectpunten. Wél is altijd “schranking” nodig: het transformeren van coördinaten en
hoogtes, van standaardafwijkingen en correlaties naar een gemeenschappelijke basis. Ook als
de coördinaten en hoogtes al RD-coördinaten en NAP-hoogtes zijn. Alleen dan kan statistisch
verantwoord op relatieve vorm- en grootteveranderingen worden getoetst. En een “absolute
deformatie-analyse” is óók een toetsing op relatieve vorm- en grootteverandering, namelijk
van de objectpunten ten opzichte van de referentiepunten.
Workshop 4: Zelf aan de slag met het DefoGuide-model
Onder leiding van de HU-studenten Wenze Schoonens en Sjoerd Staat maakte men kennis
met de basisprincipes van het DefoGuide-model. Met hun praktische tips & trucs hielpen zij de
deelnemers direct op weg en raakte men thuis in de mogelijkheden van het DefoGuide-model.
30 | Geo-Info | 2016-3
Kodde bewerkte andere sheet was dat totaal
anders: iedereen (m/v) had een uitroepteken in
de spreekwolk! Dit spoorde overigens met het
projectresultaat. Voorbeelden van normeringen
verschilden bij hem van de Balkenendenorm
tot de HTW en tegen zulke sets afspraken wordt
verschillend aangekeken. ‘Normen creëren
nieuwe markten’ was toch ook een visie, net
zoals die dat ze gedragen moeten worden door
een autoriteit. En daarop volgde natuurlijk een
verwijzing naar DefoGuide.
MOVE3
Gijs Boekelo van Sweco (eerder: 100 jaar
Grontmij) bekende als eerste dat hij zijn vijf
spreekminuten moest kopen. (Sweco was de
hoofdsponsor voor ook de middag.) Zijn titel
was ‘Deformatiemetingen verwerken met
MOVE3’. Dat overbekende vereff eningspro-
gramma van zijn bedrijf was precies dertig
jaar geleden ‘begonnen’, maar nog steeds
niet klaar. Zowel de toegankelijkheid als de
robuustheid konden nóg beter worden en hij
riep gebruikers op tot testen met hun eigen
data. Eigen was ook het MOVE3-standje dat
Sweco onder de latere borrel zou hebben.
Velsink voegde eraan toe dat onderzoek voor
Defoguide uiteraard leveranciersonafhankelijk
was, maar bijvoorbeeld Rijkswaterstaat het
pakket in hun eisen nadrukkelijk noemt.
Cartesiaans model
‘Zo kun je nauwkeurige deformatiemetingen nor-
meren’ was de titel van de slotbijdrage van Velsink
zelf. Geodetische deformatiemetingen worden
conform de Franse wiskundige René Descartes
(1596-1650) vertaald naar coördinaten. Die en niet
de oorspronkelijke waarnemingen zijn voer voor
analyses, ook bij MOVE3. Velsink verwees naar
bestaande productspecifi caties. De ene was voor
deformatiemetingen van Rijkswaterstaat voor
kunstwerken uit 2014 (maar breder gebruikt).
De andere was de Industrieleidraad ter geodeti-
sche bepaling van bodembeweging als gevolg
van mijnbouwactiviteiten. Beide waren door hem
gefi leerd en daaruit volgde een normeringsmo-
del. Uit algemene eisen van een opdrachtgever
moet ‘meetbare discretisatie’ volgen en via meet-
technieken, waarnemingen en een analysemodel
komt men dan tot productnormen. De praktijk
is nu het werken met procesnormen, die geen
ruimte geven voor het hoé van de productie.
Het meer abstracte product van Velsink is: een
verzameling van uitspraken over het deformatie-
patroon van een geo-object. Verwezen zij naar de
eindrapportage met ook formules en Baardaver-
wijzingen. In dit tijdschrift zijn reacties of artikelen
ter zake welkom!
Adri den Boer, redacteur Geo-Info.
Omgaan met zekerheid?
Ook kwaliteitskranten kenden autoriteit toe aan
deformatiemetingen, maar ook aan deformatie-
voorspellingen (!) van landmeetkundige diensten,
bijvoorbeeld NRC Handelsblad van 16 juni 1973.
Adri den Boer
Normeringsmodel van Velsink.
Video van de start van het project (https://vimeopro.com).
| 312016-3 | Geo-Info
Kaarten zijn statisch. Ze laten zien hoe een stukje van
de wereld er op een bepaald moment uitzag. De variatie is
in alle opzichten onbegrensd – maar hierop komt het toch
neer. De wereld om ons heen is niet statisch. Sterker nog: die
verandert iedere seconde. Door ingrijpen van de mens, door
de werking van de natuur. Door de stand van de zon, wolken,
regen en wind ziet de wereld er in elk geval voortdurend
anders uit. We denken daar meestal niet diep over na, zo
gewoon is het.
In de wisselwerking tussen de dynamische wereld en
een statische kaart doet zich iets geweldigs voor. We kunnen
reizen door de tijd. De mogelijkheid ontstaat om je een gefun-
deerde voorstelling te maken van de inrichting van een stad,
het verloop van een rivier, het aanzien van de horizon … wat
dan ook. Door juist de omgeving die je goed kent te bekijken
op een kaart van vroeger, zie je als het ware de werking van
de tijd – en de gevolgen daarvan.
Toepassing van digitale technieken geeft deze mogelijk-
heid tot tijdreizen een geheel nieuwe dimensie. Wie kaarten
van dezelfde plek uit verschillende perioden min of meer over
elkaar kan laten ‘bewegen’ ziet het voortschrijden van de tijd
en de gevolgen daarvan voor de inrichting van het landschap.
Een aansprekend mooi voorbeeld daarvan is te zien op
www.topotijdreis.nl. Deze bijzondere applicatie is gemaakt
door het Kadaster in 2015, ter gelegenheid van het 200-jarig
bestaan.
Vanuit een kaart van Nederland kan op topotijdreis
worden ingezoomd, bijna tot op het niveau van huizen en
straten. En vervolgens kun je dan door middel van een schuif
over een tijdbalk het moment van ‘opname’ veranderen.
Zozie je bijvoorbeeld dat de landelijke buurt waar Vincent
van Gogh omstreeks 1882 woonde, aan de rand van de stad,
tussen Den Haag en Voorburg, enkele jaren later door de
opstuwende, stedelijke bebouwing geheel van karakter is
veranderd en onherkenbaar geworden is.
Al dit moois is niets minder dan geweldig. Wie zich de tijd
herinnert waarin ons ‘slechts’ papieren kaarten ter beschikking
stonden, zal daaraan misschien met nostalgie of zelfs heim-
wee terugdenken. Maar de mogelijkheden die wij nu onder
handbereik hebben zijn zodanig snel, actueel en grenzeloos
dat zij alleen maar met groot enthousiasme kunnen worden
begroet.
Is de wereld dan echt alleen maar beter aan het worden
en is er niets meer te wensen over? Natuurlijk niet. Wie zich
verdiept in het aanbod van digitale kaarten en andere inter-
actieve vormen van geografische informatie verheugt zich
al spoedig over de rijkdom en veelzijdigheid – maar wat ook
opvalt is: versnippering. Het lijkt erop dat tal van initiatieven
naast elkaar bestaan en dat van meerdere zijden gepoogd
wordt structuren aan te brengen en producten te laten
bloeien – maar net zo goed is mijn indruk dat er op dit punt
niet, of nog niet voldoende, wordt samengewerkt.
Naar de redenen hiervoor kan worden gegist, maar
enkele liggen voor de hand. Economische redenen, bijvoor-
beeld: met een bepaald product wordt gewoon beoogd
geld te verdienen, en dat doet men gewoonlijk niet voor
een ander. Of redenen van ‘representatieve’ aard: met de
eigen collectie wordt de eigen reputatie en kwaliteit onder
de aandacht gebracht. Of redenen van technische aard: lang
niet overal is de infrastructuur of expertise identiek van aard
en kwaliteit, wat samenwerking op z’n zachtst gezegd niet
vanzelfsprekend maakt.
En de regie dan … overkoepelend, geïntegreerd,
nationaal …? Of die er is weet ik gewoon niet. Uiteraard zijn
er de initiatieven van Digitaal Erfgoed Nederland … maar
die vergen nog een vervolg. Er is HisGis, GeoPlaza … Ik laat
er enkele ongenoemd opdat in reactie op deze column ook
daaraan nog de nodige aandacht kan worden besteed.
De ‘Nationale Strategie Digitaal Erfgoed’ ten slotte is een
impuls vanuit het Ministerie van OCenW, voor samenwerking
en verdeling van verantwoordelijkheden op landelijke schaal.
Dit heeft wel de aandacht getrokken – maar is het genoeg?
Het voert te ver om er hier en nu diep op in te gaan, maar in
dit belangwekkende document komt het woord ‘kaarten’ niet
voor. De komende tijd wil ik graag vaststellen dat dit geen
reden voor ongerustheid is. Van mijn bevindingen houd ik u
op de hoogte.
Reinder Storm
Conservator Cartografie, Geografie en Reizen
Bijzondere Collecties, Universiteit van Amsterdam
Column
Rei
nd
er S
torm
Reden voor
ongerustheid?
32 | Geo-Info | 2016-3
Inconsistentie na het ‘kaart-
verbeteringsproject’
Zoals gezegd focust het afstudeeronderzoek op
de kadastrale kaart en de basisregistratie groot-
schalige topografie (BGT). De twee kaarten zijn
wat betreft geschiedenis, doel en bronhouders
verschillend. Wel kan de topografie uit de BGT
gebruikt worden als referentie voor de ligging
van kadastrale grenzen. Wanneer de BGT en de
kadastrale kaart tegelijk gebruikt worden dan
is er een redelijke kans dat er verschillen waar
te nemen zijn die ogenschijnlijk niet zouden
mogen voorkomen. Neem als voorbeeld de
muren tussen de woningen in het Tevelshofje,
locaties waar de topografische en de kadastrale
lijn logischerwijs identiek zou moeten zijn.
Figuur 1 is een voorbeeld van hoe deze situatie
in PDOK gevisualiseerd wordt. De panden uit
de BGT zijn rood weergegeven en de kadastrale
percelen zwart.
In het verleden heeft er een ‘kaartverbeterings-
project’ plaatsgevonden. Hierbij is in veel geval-
len de kadastrale grens gelijkgetrokken met
de topografische grens uit de GBKN (figuur 2).
De verschillen kunnen na verloop van tijd weer
toe nemen vanwege niet afgestemde werkpro-
cessen. Het resultaat van dit project is momen-
teel nog steeds waarneembaar wanneer beide
kaarten weer over elkaar gelegd worden.
Narratief Anker
De wetenschapper Koerten introduceert in 2011
het begrip ‘narratief anker’ in de geo-wereld.
Hij onderzocht het slagen of falen van drie
Vanaf 1 januari 2016 is de kadastrale
kaart beschikbaar als open data.
Daarnaast zijn er steeds meer
BGT-gebieden geleverd aan de
landelijke voorziening. Deze twee
losstaande ontwikkelingen
kunnen niet afzonderlijk bekeken
worden. Begin september ben ik
bij mijn masteropleiding “GIMA”
afgestudeerd op de mogelijke
samenwerking tussen het Kadaster
en de bronhouders van de BGT
met als doel om meer consistentie
tussen beide kaarten te bereiken.
Het kadaster was daarbij de
opdrachtgever. Het was een
zoektocht naar gedeelde belangen
van de bronhouders en naar de
wensen van de gebruiker. Met het
openbaar beschikbaar komen
van beide kaarten begin dit jaar
is de eventuele afstemming een
discussie die gevoerd dient te
worden.
Door Alexander Boersema
Consistentie tussen de ka en basis registratie groots
Figuur 1 - Tevelshofje Leiden (bron: PDOK).
Figuur 2 - Project Kaartverbetering.
Figuur 3 - Narratief Anker.
| 332016-3 | Geo-Info
initiatieven op het gebied van het uitwisselen
van geo-informatie tussen (semi-)overheidsor-
ganisaties in Nederland. De betrokken partijen
kunnen de initiatieven uitleggen aan hun eigen
achterban op een manier die techniek, tijd en
plaats onafhankelijk is. Hij vond een narratief
anker in de GBKN. Deze basiskaart is een
afspiegeling van de ‘verhalen’ van gemeenten,
nutssector en Kadaster.
Het onderzoek heeft uitgewezen dat het creë-
ren van meer consistentie tussen de kadastrale
kaart en de BGT geen narratief anker is welke
door de BGT-bronhouders en het Kadaster
gedeeld wordt. Dit betekent niet dat het niet
de wens is van beide partijen, maar wel dat de
verantwoordelijkheid enkel bij het Kadaster
ligt. Dit blijkt uit twee enquêtes die verstuurd
zijn. Eén naar de gebruikers van de kadastrale
kaart en één naar de bronhouders van de
BGT. Verder zijn er betrokkenen vanuit onder
andere Dataland, het Kadaster, SVB-BGT en
Geonovum geïnterviewd.
Samenwerking
Uit de enquête die is verzonden naar alle
BGT-bronhouders blijkt dat de meeste
gemeenten, provincies en waterschappen
geïnteresseerd zijn in samenwerking. Nadat
de werkzaamheden rondom de realisatie en
levering van de BGT achter de rug zijn, zouden
de bronhouders kunnen helpen met behulp
van hun gebiedskennis en accurate topografie.
Het streven van de meeste bronhouders is om
de civiele kunstwerken en de gebouwen in te
meten met een 2 tot 5 cm precisie (respectie-
velijk gemiddeld 39% en 46% van het totale
areaal aan civiele kunstwerken en gebouwen).
Dat zijn de belangrijkste referentieobjecten
voor het op de juiste plaats leggen van de
grenzen op de kadastrale kaart. De verant-
woordelijkheid ligt hierbij heel nadrukkelijk
bij het Kadaster. Bij inconsistentie wordt deze
partij erop aangekeken en heeft ook wat uit
te leggen. Daarom is het kadaster op zoek
naar een dialoog met de BGT-bronhouders.
Deze dialoog moet ook gevoerd worden om
gevoeligheden uit het verleden te overkomen.
De enquêtes en de gevoerde gesprekken
maken namelijk duidelijk dat er in het verleden
wel eens ruis op de lijn was.
Gebruikerservaring
De vraag of er een probleem is ligt bij de
gebruikers. Beide kaarten voldoen aan hun
doel, de kadastrale kaart functioneert als
index op de kadastrale registratie bij het
Kadaster en de BGT geeft de topografie zo
accuraat mogelijk weer (afhankelijk van de
bronhouder). De enquête, beantwoord door
een kleine 1.900 gebruikers, laat zien dat
consistentie tussen beide kaarten als minst
belangrijk wordt gezien. Accuraatheid wordt
als meest belangrijk ervaren, vervolgens actua-
liteit en compleetheid. Belangrijk hierbij te
benoemen is dat een hoge accuraatheid voor
beide kaarten automatisch resulteert in meer
consistentie. Een manier om met deze situatie
om te gaan kwam naar voren uit de gedane
interviews:
“Confronteer de gebruiker maar met de verschil-
len, dat zorgt dan weer voor gevolg, zodat
de verschillen weggepoetst gaan worden.”
(Geonovum)
Dit is onbewust al de realiteit. Beide kaarten
kunnen met elkaar vergeleken worden in
PDOK waarvan figuur 1 een voorbeeld is. Wan-
neer deze confrontatie leidt tot het wegpoet-
sen van die verschillen dan moet er wel goed
nagedacht worden over hoe de processen in
te gaan richten:
‘’Als je nou zou zeggen we willen die trottoirband op
de kadastrale kaart met een nauwkeurigheid van 2
tot 5 cm in de kaart hebben en de ondergrond heeft
dat niet en je gaat dan bijvoorbeeld gebruik maken
van het reconstructiemateriaal om die grens er
goed op te leggen en de BGT wordt niet aangepast
dan krijg je natuurlijk weer interpretatie verschillen.
Dan zie je twee dingen die eigenlijk hetzelfde zijn,
als twee verschillende geometrieën gerepresenteerd
worden. Dat is nou net wat we met de vorige
afstemming hebben willen elimineren, zeg maar.
Het is wel heel belangrijk om die afstemming ook
te bewaren. En als je dus geometrisch verbetert, dat
je dan ook inderdaad het bron materiaal mee gaat
nemen. Ik denk niet dat de bronhouders er aan toe
zijn om dat te gaan doen.’’ (SVB-BGT)
Het citaat maakt des te meer duidelijk dat het
Kadaster aan zet is. Het Kadaster is in ieder
geval hard bezig om de kwaliteit van de
kadastrale kaart en de processen die eraan
ten grondslag liggen te verbeteren. Daarnaast
wil het zich transparanter gaan opstellen in
de communicatie over de kwaliteit van de
producten. De toekomst zal leren of de hier
bepleite afstemming er gaat komen!
Alexander Boersema is GIS
analist bij de afdeling Basis-
informatie van de Gemeente
Rotterdam en bereikbaar via
dastrale kaart chalige topografie
Figuur 4 - Eigenschappen kadastrale kaart gerangschikt naar mate van belangrijkheid.
34 | Geo-Info | 2016-3
Verslag
Het was weer even een ommetje
via Wenen, dat qua vliegverkeer
fungeert als hub voor vele Europese
vluchten naar het zuidwestelijke
deel van ons continent. Waar de
Nederlandse delegatie eerder te
gast was in andere uithoeken van
Europa (Malaga, IJsland, Cyprus,
Moskou) was het nu de beurt aan
gastland Albanië om de verzamelde
geodeten van Europa te mogen
ontvangen.
Vooropgesteld dat het goed is om telkens een
keer op bezoek te gaan bij een van de bij CLGE
aangesloten landen, moet het van m’n hart dat
de keuze voor Tirana wel een heel bijzondere
is. Soms vraag je je af waarom een land met
zo’n deplorabele infrastructuur en instabiele
politieke structuur überhaupt kandidaat lidmaat-
schap heeft aangevraagd om deel uit te gaan
maken van de Europese eenheid. Het Europese
land met de laagste economische activiteit
en de daarvan afhankelijke en in straatleven
zichtbare levensstandaard. Omgekeerd kun je
vaststellen dat de keuze daarvoor ook wel weer
logisch is vanuit de ontstane achterstand die
decennialang is gevoed door te wedden op
verkeerde paarden. Vooral tijdens de tirannieke
en monopolistische regeerperiode van dictator
Enver Hoxha. Hij was secretaris van de Albanese
PvdA en regeringsleider van 1944 tot zijn dood
in 1985. Tijdens die periode ging hij verschillende
vrijages aan met verschillende communistische
ideologieën. Gedurende zijn regeerperiode
heerste hij met ijzeren knoet over een sterk
onderdrukt volk en is het land van een slagregen
in een gestage drup beland. Langzaamaan
opkrabbelend naar een niveau waarop men
weer wil meedoen met de rest.
Vanaf het vliegveld rijden we in een nauwelijks
voor die taak berekende taxi naar hoofdstad
Tirana. Schokbrekers moeten hier wat strakker
afgestemd worden. Onderweg de bordkarton-
nen revolutiebouw passerend, evenals een
aantal afgedankte, desolate, naast het vliegveld
geparkeerde Sukhoj-11 gevechtsvliegtuigen.
Vergane glorie die nooit zo mocht heten.
Albanië is verder voor de westerse passant een
gastvrij land te noemen. Die geldt niet voor
de eigen bevolking: opmerkelijk is wel dat het
merendeel van de geregistreerde vluchtelingen
in Nederland de Albanese nationaliteit heeft.
Er zijn dus grenzen aan plaatselijke gastvrijheid,
of de economische motieven om elders heil te
zoeken zijn sterker dan Blut und Boden. Tijdens
een bustour werd door de gastheer gesteld:
De enige economie die Albanië gaande houdt,
is het onnoemelijk aantal autowasstraten (Lavaz).
Om de 500 meter staat er een langs de weg,
ogenschijnlijk druk bezet met het wassen van
een overjarige Merc. Men is trots op gemotori-
seerd vervoer. Dertig jaar geleden hadden alleen
de partijchefs voertuigen om in de weekends
de datsja’s te bezoeken. Nu heeft bijna iedereen
een auto. Een echte. En die moet gepoetst.
Een nog zoekende economie. Dat betekent
dat er weinig te doen valt op het gebied van
geodesie, landmeten, uitzetten, grondregistratie
en alles wat hier in ons land schijnbaar heel
gewoon is. Waarom dan toch dit beeldbeves-
tigende sfeerbeeld? Ik had het ook kunnen
overslaan.
Ik denk dat het belangrijk is dat wij ons, in het
knusse, aangeharkte landje, realiseren dat we ons
op een scharnierpunt in de tijd bevinden: het
is tijd om onze verworvenheden te delen met
landen als Albanië. Je merkt – ook nu weer, en
geheel buiten de reguliere speeltijd tijdens het
afwikkelen van de CLGE-agenda – dat er enorme
drukverschillen zijn tussen de deelnemende
landen. Op economisch vlak, maar zeker ook in
de sociale en politieke dimensie. Opvallend was
een gesprek met een aantal voormalige USSR-
inwoners. Zonder ooit verhuisd te zijn wonen ze
nu in de Baltische staten. Hoewel betrokken bij
CLGE-General Assemblee Tirana, ‘Wat langzaam groeit, blijft langer’
CLGE General Assembly & “Marine Cadastre” Seminar, 17-19 March 2016, Tirana, Albania.
| 352016-3 | Geo-Info
de CLGE-agenda zijn zij toch ook vooral uit op
acceptatie van hun verworven vrijheden. En het
langzaamaan laten groeien van de relaties, want
wat langzaam groeit blijft langer. Ze maken er
geen geheim van om naast de vakinhoudelijke
discussies ook te spreken over hun persoonlijke
bezorgdheid. Hoe duurzaam is de in relatieve
vrijheid opgebouwde vrije economie in hun
land? Bezorgdheid overheerst. Over thuis, maar
ook in gedachten bij een van de landen die niet
aanwezig was: Oekraïne. Over de machtswellust
van een der deelnemende en hun bedreigende
landen. Daarover praten is veelzeggender dan
over de lancering van de laatste Galileo satelliet.
Kennelijk zitten gesprekken daarover hoger in het
register en voelen derhalve ook natuurlijker aan.
Zo’n GA is ook een voertuig voor het maken van
verbindingen. Liefst duurzaam. In lijn daarmee zal
het ons moeite kosten om onze eigen belangen
opnieuw te taxeren. Misschien moeten we eerst
eens geven, voordat we nemen.
Aan de openingswoorden van de uitgenodigde
Minister of Innovation and Public Administration,
Milena Harito heeft het niet gelegen. Zij heette
de hier verenigde geodeten van harte welkom
en gaf in een kort overzicht aan ons mee waar
wij als vakgebied qua ontwikkelingen nu staan
en waar we met behulp daarvan zouden moe-
ten uitkomen. Goed dat dat soort visionairs daar,
in dat land, een invloedrijke rol vervult: er is nog
zoveel te doen. Nog een lange weg te gaan,
daar ter plekke, en in onze bijdrage daarin!
Na de inspirerende openingswoorden werd de
CLGE-agenda afgewerkt: business as usual: een
inmiddels saai en monotoon patroon volgend.
Zelden verrassend en in het midden latend waar
het feitelijk om zou moeten gaan. Een toevallige
passant zou een aandachtig luisterende groep
mensen kunnen zien, de blik gericht op laptop,
tablet of smartphone. Ook hier: een lange weg te
gaan nog! We hoorden presentaties aan vanuit de
deelnemende landen die noch innoverend waren,
noch aanspoorden tot actie. We dronken een glas,
deden een plas en alles bleef zoals het was. Nou ja:
een paar highlights dan toch wel: Joep Cromp-
voets hield een wervend en aanstekelijk betoog
over Euro SDR (spatial data research). Niet alleen de
inhoud was boeiend, maar ook de wijze waarop
dit voor het voetlicht kwam. Een lichtend voor-
beeld hoe we de inhoud van de agenda moeten
vullen: met gloedvolle betogen die ergens over
gaan, of die oproepen tot actie; niet langer dat
geneuzel in de marge. Het is al moeilijk genoeg
voor deelnemers om in een niet-moedertaal de
aandacht erbij te houden tijdens zo’n lange zit-
tingsdag. Meer cabaret, meer reuring lijkt me het
advies! Net als de bijdrage van Alina Hrisku over
de ESA en GSA initiatieven: to the point en in een
schamele tien minuten werd het publiek een stuk
wijzer gemaakt. De rest citeer ik maar niet, want
de essentie is me – zelfs na herlezing van mijn
aantekeningen – grotendeels ontgaan.
De General Assemblee is op vrijdag. Op zaterdag
is er - voorafgaand aan het social event, deze
keer een tour naar het Albaanse berggebied
(Herbergen met hoefijzers) - een reeks workshops.
Hierin worden in het eerste deel de afgelopen
conferentiedag geëvalueerd en samenge-
vat en nieuwe thema’s met elkaar gedeeld.
Marine Cadastre, ELF (European Location Network)
en GNNS met discussies over wat wel en niet is
toegestaan in de diverse deelnemende landen.
De tour naar het berggebied bevestigde de staat
waarin de Albaanse economie verkeert. Als toerist
kun je voor een paar schamele Euro’s kiezen voor
sinds 1945 afgedankt legermateriaal. Duitse hel-
men met kogelgaten. Gasmaskers voor paarden.
Bajonetten. Of, couleure locale: een vilten petje
met daarop afgebeeld de tweekoppige Albanese
leeuw, een paar gebreide sokken maatje 26 met
dito logo of fl interdunne, geslagen koperen
bordjes met dezelfde leeuwen en voorzien van
gestileerde letters aan de bovenzijde: Tirana.
Ook na deze bijeenkomst blijft een belangrijk
onderwerp knagen. Niet alleen bij mij, weet ik
inmiddels. Hoe verder met CLGE? We kabbelen
voort, we bezoeken een uithoek. Maar is iedereen
zich bewust van de onderlinge verschillen?
Negeren we dat of gaan we ermee aan de slag?
GIN heeft een duidelijke missie: we gaan voor
verbindingen. Op inhoud en op relatieniveau.
Vanuit CLGE-perspectief: wij concentreren ons op
de bijzaken.
In de volgende editie (Riga, september 2016) zul-
len we daar eens verder onderzoek naar plegen.
Roelof Keppel, redacteur Geo-Info.
maart 2016
36 | Geo-Info | 2016-3
De studenten die bij UNESCO-IHE een MSc
komen volgen in een van de vier onderwijs-
programma’s (Water Management, Environ-
mental Science, Urban Water and Sanitation,
Water Science and Engineering) zijn in
verschillende opzichten anders dan studen-
ten die een MSc doen aan een Nederlandse
universiteit. Het zijn mid-career professionals
van gemiddeld zo’n 30 jaar, met ongeveer
vijf jaar werkervaring die reeds een opleiding
hebben afgerond in het land van herkomst.
Ze komen bij UNESCO-IHE studeren om kennis
over watermanagement op te doen die ze kan
helpen bij hun werk in het land van herkomst.
Behalve dat de studenten werkervaring heb-
ben, zorgen de verschillende achtergronden
voor een diversiteit die niet te vergelijken is
met een populatie Nederlandse studenten.
Deze heterogeniteit leidt tot grote niveauver-
schillen in de collegezaal; een aantal studenten
heeft al moeite met basis computervaardig-
heden, zoals het downloaden van cursusdata
en het uitpakken van een zipfile. Daar komt bij
dat kaartleesvaardigheden bij veel studenten
ontbreken, wat ook leidt tot een gebrek aan
ruimtelijk inzicht en een gevoel voor schaal.
Tijdens een intake poll bij een basis GIS-cursus
gaf 10% van de studenten toe niet te kunnen
kaartlezen. Redenen hiervoor kunnen zijn dat er
weinig toegang is tot kaartmateriaal in het land
van herkomst, dat het kaartlezen niet in het
onderwijs zit, dat routes op een orale manier
worden gecommuniceerd en dat de meeste
zich laten transporteren van A naar B, en zich
niet zoals een Nederlandse student elke dag
met de fiets verplaatsen. Dat is wel anders als ze
in Delft komen studeren.
Bij het ontwikkelen van een GIS-curriculum
dient de docent rekening te houden met deze
verschillen, binnen de beperkte tijd die voor de
basis GIS-cursussen wordt gealloceerd. In de
basiscursus met contacturen van slechts vier
dagen, is geen ruimte om de computervaardig-
heden op peil te brengen en kaartleespractica te
doen. In het Environmental Science programma
Geo-informatie is van essentieel
belang voor watermanagement.
Integraal waterbeheer, Delta
Planning en asset management
voor drinkwaterbedrijven
vereisen kennis van GIS en
management van ruimtelijke
data. Bij UNESCO-IHE worden
mid-career professionals
werkzaam in de watersector
in ontwikkelingslanden
opgeleid in alle aspecten van
watermanagement. Naast het
opleiden van professionals
wordt toegepast onderzoek
gedaan. Tenslotte heeft
UNESCO-IHE capaciteitsopbouw
(CD) projecten, waarmee
kennisinstituten, ministeries en
andere watersector organisaties
in ontwikkelingslanden worden
ondersteund met expertise
in watermanagement. In de
opleidingen en projecten wordt
steeds meer gebruik gemaakt van
open source software en open
access data. Dit artikel schetst een
beeld hiervan.
Door Hans van der Kwast
Geo-informatie voor watermana Capacity development voor het gebruik van open source software, open standaarden en
“10% van de studenten
gaf toe niet te kunnen
kaartlezen”
Figuur 1 - Studenten tijdens een cursus bij UNESCO-IHE.
| 372016-3 | Geo-Info
wordt dit jaar met kaartlezen geoefend tijdens
de practica ter voorbereiding van het veldwerk
in het Roer stroomgebied later in het curriculum;
hierbij worden veldkaarten met open access data
gemaakt. De Web Map Services van de European
Environmental Agency [1] worden onder andere
gebruikt om voor het veldwerk een indruk van
het studiegebied te krijgen en de ruimtelijke
verbanden tussen boven- en benedenstroom
te verkennen. Op de Markt in Delft zal worden
geoefend met GPS surveys met behulp van een
zelfgemaakte kaart met coördinatengrid. Ook
tijdens het veldwerk zal er veel aandacht zijn voor
plaatsbepaling, schaal en ruimtelijke relaties.
Open source en Open Courseware
De meeste studenten die al eens met GIS in
aanraking zijn gekomen, hebben met ArcGIS
gewerkt. In de meeste gevallen zonder een licen-
tie. De belangrijkste reden die hiervoor gegeven
wordt, zijn de licentiekosten. Hoewel alle
UNESCO-IHE studenten een licentie voor ArcGIS
krijgen, is er in drie van de vier MSc-programma’s
enkele jaren geleden voor gekozen de basis
GIS-cursus met open source software te doen
(QGIS). De belangrijkste redenen hiervoor zijn (1)
dat het bij een basis GIS-cursus over concepten
gaat die software onafhankelijk zijn en dus in elk
desktop GIS-pakket toegepast kunnen worden
en (2) dat studenten geleerd moet worden
dat ze keus hebben uit verschillende software
pakketten voor hun toepassingen en dat ze
met open source toepassingen vergelijkbare
analyses kunnen doen op het gebied van water
management. Dit geldt niet alleen voor GIS, maar
bijvoorbeeld ook voor modelleren. Hiermee kan
worden voorkomen dat dure licenties worden
gekocht door watersector organisaties in
ontwikkelingslanden. Dat geld kan beter gebruikt
worden voor acquisitie van kwalitatief goede
data en het verwerken ervan. Tevens wordt ille-
gaal gebruik van licentiesoftware hiermee tegen
gegaan, omdat studenten in aanraking komen
met alternatieven.
De vraag naar GIS-cursussen met open source
software is de afgelopen jaren toegenomen. De
waterbedrijven in Oeganda hadden bijvoorbeeld
bij Vitens Evides International (VEI), een fonds van
de Nederlandse waterbedrijven, gevraagd om
een QGIS cursus. Samen met VEI heeft UNESCO-
IHE hiervoor een cursus ontwikkeld die online
beschikbaar is gemaakt als Open Courseware [2].
De Open Courseware biedt vrije toegang tot de
lectures, oefeningen, data en screencasts, maar
zonder begeleiding. Indien er toch behoefte is
aan begeleiding kan men zich inschrijven voor
een short course in Delft [3]. Ook kan er voor
organisaties een zogenaamde Tailor Made Trai-
ning (training op maat) worden georganiseerd
die aan specifieke behoeften voldoet.
Spatial Data Infrastructures
Behalve in het onderwijs speelt geo-informatie
een belangrijke rol in de CD-projecten die te
maken hebben met integraal waterbeheer en
Delta Planning. Terwijl in Europa een evolutie
heeft plaatsgevonden van proprietary data
naar open access data, is er in ontwikkelings-
landen nog veel werk te verrichten. In de hele
informatieketen van data acquisitie tot gebruik
valt nog veel te verbeteren.
Hoewel de data verzameld door overheden
in ontwikkelingslanden vaak niet aan onze
kwaliteitseisen voldoet, data acquisitienetwer-
ken niet dicht genoeg zijn en de data slecht
toegankelijk is (op papier, verschillende versies
op USB sticks of harde schijven, gebrek aan
metadata), wordt de data door de overheden
wel gezien als een product waar voor betaald
moet worden. Men kan alleen via de juiste
contacten aan deze data komen.
Om deze situatie te verbeteren helpt UNESCO-
IHE in verschillende landen en stroomgebieden
bij het opzetten van Spatial Data Infrastructures
(SDI). Het gebruik van open source software en
OGC standaarden staat hierbij centraal.
Opzetten van SDI’s is niet zozeer een technisch
probleem maar vergt vooral een cultuurver-
andering. Daarom is er voor de implementatie
een roadmap ontwikkeld, welke voor het eerst
toegepast is in de watersector in Bénin. Voor het
ontwikkelen van het Delta Plan van de Ouémé
was een nationaal water informatiesysteem
nodig, waarmee watersector organisaties in
Bénin hun data kunnen delen. UNESCO-IHE
heeft samen met het Ministerie van Water en het
Nationaal Water Instituut (INE - Institut National
de l’Eau) de roadmap toegepast en het Système
National d’Information sur l’Eau (SNIEAU [4])
opgezet. Een Keniaans geo-IT bedrijf, Upande
Ltd., heeft de technische ondersteuning gele-
verd. In september 2016 zal een door Nuffic gefi-
nancierde Tailor Made Training worden gegeven
die moet zorgen dat het SNIEAU gebruikt gaat
worden in de watersector van Bénin en dat het
beheerd kan worden door INE.
Een ander voorbeeld is de SDI die in het kader
van het door Nederland gefinancierde Mau
Mara Serengeti Sustainable Water Initiative
(MaMaSe, zie figuur 2) is opgezet voor het
stroomgebied van de Mara [5]. Ook hier werd
de technische ondersteuning door Upande
geleverd. Upande werkt in Kenia nauw samen
met Deltares, ITC en UNESCO-IHE.
gement in ontwikkelingslanden open access data voor integraal waterbeheer in ontwikkelingslanden
“Het gebruik van open
source software en
OGC standaarden
staat centraal”
38 | Geo-Info | 2016-3
Behalve statische GIS-data, zal er ook real-time
data uit het stroomgebied online beschikbaar
worden gemaakt, zoals meteorologische metin-
gen en debiet. Na een training aan de project-
partners (o.a. de Water Resources Management
Authority, WWF, Egerton University, Mara Farming)
is er veel bruikbare data beschikbaar gekomen.
Er worden sessies tijdens de project meetings
georganiseerd om de projectpartners te blijven
engageren, zodat ze hun data delen via de SDI en
op de hoogte zijn van nieuw beschikbare data.
Gebaseerd op het succes van de SDI’s in Bénin
en Kenia, zet UNESCO-IHE nu in op meer SDI’s
voor het delen van data in stroomgebieden en
regio’s, zodat de noodzakelijke data voor inte-
graal waterbeheer steeds meer beschikbaar
komt, en niet ieder project zijn eigen database
en standaarden gebruikt die na het project
niet meer bruikbaar zijn. Het implementeren
van SDI’s en het opleiden van watermanagers
met de Open Courseware GIS-cursussen zal
leiden tot meer (her)gebruik van GIS-data en
de acceptatie van open access licenties voor
essentiële basisdata voor water management.
Het zal innovatie bevorderen, waarbij kennisin-
stituten en entrepreneurs de apps en services
kunnen ontwikkelen waar de overheden
ontoereikend budget voor hebben. Uiteinde-
lijk zal dit de kwaliteit van de geo-informatie
ten goede komen en kan de geo-IT sector in
die gebieden zich ook verder ontwikkelen.
Links1. discomap.eea.europa.eu
2. ocw.unesco-ihe.org
3. www.unesco-ihe.org/short-courses
4. benin.snieau.bj
5. www.mamase.org
Hans van der Kwast is Senior
Lecturer in Ecohydrological
Modelling en GIS docent
UNESCO-IHE Institute for Water
Education. Hans is te bereiken via
“Het opzetten van
SDI’s vergt vooral een
cultuurverandering”
Figuur 2 - Geoportaal van het MaMaSe Sustainable Water Initiative.
Referenties in Vaals?
Op dit object is voor de x en y, de afstand,
de eigen plek de referentie en voor de z lijkt dat
ook zo.
Naast het missen van afwijkende hoogte-refe-
renties wordt er bij verwijzing naar Nederlands
laagste punt ook een r gemist in de plaats-
naam. Nieuwerkerk aan den IJssel ligt dus vol-
gens deze wegwijzer op circa 316 m boven NAP.
Adri den Boer, foto Frans Peelen, Nieuwerkerk aan
den IJssel
| 392016-3 | Geo-Info
Hoe zou jij de cultuur van de geo-informatiesector typeren?
Even een kleine steekproef leverde mij het volgende beeld op:
• Introvert.
• Dienstverlenend, vanuit de aard van het vakgebied als enabler
voor andere vakgebieden
• Klant voorop blijft lastig, het tot op de millimeter werken aan
de mooiste kaart spreekt meer aan dan denken vanuit het
gebruik.
• Saai?!
De mensen die er werken zijn ontzettend aardig, bescheiden,
en niet altijd het meest communicatief. De bedrijven in de geo-
informatiesector behoren tot de zogenaamde tertiaire sector
van de economie (commerciële dienst verlening). Waar liggen
de kansen voor de sector? Hoe kunnen we van ons wat stoffige
imago afkomen en onze kwaliteiten te gelde maken?
Afgelopen paar jaar heb ik veel stappen gezet in de bouw-
wereld. Eerst in een rol als assistant-programmamanager voor
de BouwInformatieRaad en sinds ruim een jaar als directeur van
de Stichting BIM Loket. In deze stichting werken zes kennisin-
stellingen waaronder Geonovum met elkaar samen rond de
implementatie van open BIM (Bouw Informatie Management)
standaarden in de bouw. Dit doet zij in opdracht van de
BouwInformatieRaad, een overleg van bedrijven en overheden
die de gehele bouwsector vertegenwoordigt. De bouwsector is
goed voor ruim 5% van het BBP van Nederland. De bedrijven in
deze sector behoren tot de secondaire sector van de economie,
de grondstoffenverwerkende industrie. Voor vernieuwing van
de sector is ketensamenwerking van groot belang. De bouw
wordt steeds complexer en ze moet organisatieoverstijgend
samenwerken. Dat is lastig, want de bouw is sterk gefragmen-
teerd. Dat komt doordat in de bouw projecten in fases zijn
opgeknipt (ontwerp, realisatie, beheer en onderhoud), de keten
gefragmenteerd is (architect, aannemer, installateur, leverancier,
etc.) en er samengewerkt wordt in tijdelijke, opportunistische
samenwerkingsverbanden. Het resultaat is een bouwsector met
een groot aantal brancheverenigingen (Bouwend Nederland,
NL Ingenieurs, BNA, Uneto-VNI, FME voor toeleveranciers, etc.)
en een groot aantal kennisinstituten. Daardoor is lastig te orga-
niseren en te moderniseren. De bouw werkt nog grotendeels
hetzelfde als honderden jaren geleden. Daar waar de vliegtuig-
bouw en de auto-industrie allang vernieuwd zijn met ICT is dit
in de bouw nog maar mondjesmaat. Het is wachten op de Über
in de bouw. De BouwInformatieRaad stimuleert samen met
het BIM Loket de implementatie van BIM in de bouw. Dit is een
reddingboei maar ook potentiële springplank voor vernieuwing
van de bouw, die vraagt om een verandering van cultuur naar
meer samenwerking en transparantie.
Hoe is de cultuur in de bouwsector te typeren? Ook hier even
een kleine steekproef:
• Taakgericht, het resultaat staat voorop.
• Er gebeuren veel dingen dubbel, discussies worden snel
politiek.
• Klant staat ook hier niet voorop, verre van gezien de ca. 10
% faalkosten die er nog steeds zijn in projecten, groten-
deels veroorzaakt door slechte communicatie.
• Harde wereld (“vechtcontracten”).
Zoals een directeur van een bouwbedrijf het vorig jaar omschreef:
er zijn veel wedstrijdjes “wie heeft de langste”. Bij samenwerking
in de bouw gaat het al gauw over macht in plaats van een
optimaal proces. De mensen die er werken zijn hardwerkende
professionals, autonoom, soms eigenwijs en weinig commu-
nicatief. Ze zijn net als de “geo’s” ontzettend aardig maar niet
altijd transparant. Overtuigd van het eigen gelijk, bij weerstand
“leggen we het nog een keer uit”. De harde taakgerichte cultuur
is verklaarbaar vanuit het komen tot een oplevering van een
bouwwerk, maar voor samenwerking is meer nodig. Hoe heb
jij zelf de cultuur in de bouw ervaren? Je hebt het vast wel eens
meegemaakt, bij een verbouwing van je huis bijvoorbeeld: was
het op tijd en binnen budget af, zonder gebreken? Lijsten met
opleverfouten vinden we normaal, maar dat is het niet!
Het is dan ook wel de ultieme uitdaging om in zo’n omgeving
samenwerking voor elkaar te krijgen, één van de uitdagingen
van het BIM Loket. “Bij deze wedstrijdjes ben jij natuurlijk in het
voordeel”, constateerde de directeur van het bouwbedrijf, die zich
direct na de start van het BIM Loket bij mij had gemeld. Dat klopt,
want ze zijn ook weer veel te aardig om dat spel te spelen als ik
aan tafel zit. En de grap is juist dat wie de kortste heeft, aan het
langste eind trekt. En dat doen we dan uiteindelijk met zijn allen!
De geo-sector heeft met zijn dienstverlenende cultuur een
hoop te bieden aan de bouw. Samenwerken doen we al
heel lang. Onze visie GeoSamen getuigt hoe sterk dit in onze
haarvaten zit. Laten we de bouw opschudden met onze
kennis en ervaring rond data en informatie. Laten we onze
samenwerkingsvaardigheden en de dynamiek in de bouw
gebruiken om de laatste stofnesten van ons af te werpen!
Jacqueline Meerkerk
Directeur JM Management B.V.
Column
Jacq
uel
ine
Mee
rker
k
Beter op elkaar bouwen in de bouw
40 | Geo-Info | 2016-3
Aanleg stadswarmtenet Amsterdam-Noord vraagt om een modern systeemA.Hak investeert in nieuwe Topcon inmeetapparatuur voor project Noorderwarmte
Het bedrijf A.Hak doet dagelijks inmeet- en uitzetwerk voor
weggelegd voor de landmeter.
Wie is A.Hak?
| 412016-3 | Geo-Info
Werkwijze
Meer weten? Topcon Nederland en
www.ahak.nl/noorderwarmte
warmte van de stalen leidingen op te vangen.
42 | Geo-Info | 2016-3
Verslag
’t Had ongetwijfeld met de vakantieperiode te maken en met een fl ink aantal afwezige GIN-bestuursleden
op weg naar Christchurch; de opkomst bij deze editie van de jaarlijks weerkerende voorjaarsbijeenkomst
van GIN trok wat minder bezoekers dan verwacht. Dat lag zeker niet aan het programma of de gekozen
locatie! In een mooi drieluik werden de volgende onderwerpen toegelicht of op de bühne gebracht:
Landscape-modelling door Sander Oude Elberink van het ITC, Kingsday routing and Big Data door Marcel
Broekhaar van de gemeente Zwolle en SmartMaps door Aale Boek van de Antea Group. En dat alles in het
fraaie, op organische wijze ontworpen gebouw van het ITC in Enschede. Dat het gebouw recht deed aan
zijn organische oorsprong werd benadrukt door een zweem van organische stoff en in de lobby: de zware
regelval van de laatste dagen had het rioolstelsel op de proef gesteld.
Na de warme welkomstwoorden en toelich-
ting op het programma door Carline Amsing
van GIN Oost, overigens in het Engels, want
een deel van de aanwezigen resideerde op
het ITC en bleek de Nederlandse taal niet
machtig, werd met volle vaart begonnen
aan het programma. Overigens niet nadat
Mark Verlaat, secretaris GIN, een oproep aan
de aanwezigen deed om toch vooral de
profi elgegevens op de persoonlijke pagina
van onze vorige jaar vernieuwde GIN-website
in te vullen; met die gegevens kunnen we veel
beter acties ondersteunen en persoonlijke
aandacht geven aan onze leden. Die oproep
herhalen we hier dan nog maar eens!
Sander Oude Elberink memoreerde de historie
van het ITC, in 1950 opgericht door Schermerhorn
en toentertijd vooral gericht op luchtfotogram-
metrische opleiding van studenten uit de minder
Bijeenkomst GIN Oost
De sprekers op een rij, v.l.n.r.: Sander Oude Elberink, Aale Boek, Marcel Broekhaar en Carline Amsing van
GIN Oost.
Aale Boek tijdens zijn bijdrage aan het programma. Carline Amsing introduceert de sprekers.
| 432016-3 | Geo-Info
ontwikkelde landen. Beeldinterpretatie en
kartering waren en zijn belangrijke elementen in
deze opleiding. Vandaag echter zoomde Sander
in op de Nederlandse situatie waarbij het ging om
3D TOP10 en de inzet van puntenwolken daarbij.
Welke beelden ontstaan bij combinatie van de
topografi sche kaart en LiDAR-puntenwolken en
wat kunnen we met het fuseren van deze bestan-
den en welke toepassingsgebieden zouden
hierdoor ontstaan? Hij liet aan de hand van een
reeks voorbeelden zien dat door de hoogte (de
z-coördinaat) in een in intensiteit toenemende
kleurenreeks weer te geven er een indruk in
3D van de betreff ende terreinsituatie ontstond.
Belangrijk aspect daarbij is wel het tijdsaspect: in
welke periode is de LiDAR-data ingewonnen en
hoe verhoudt dit zich tot de actualiteit van de
onderliggende topografi sche informatie? En wat
te doen met de verschillen in modellen (zoals BAG
en BGT), die bijvoorbeeld afwijkende defi nities
hebben met betrekking tot de afbeelding van
een pand: de één hanteert de verticaalprojectie,
de ander geeft de voetafdruk op maaiveldniveau
weer. Dat heeft gevolgen bij het combineren van
deze data met LiDAR-puntenwolken. Vervolgens
liet Sander aan de hand van een paar voorbeel-
den zien hoe de hoogte van een aantal kruisende
topografi sche lijnen door ruimtelijke interpolatie
van naastgelegen ‘bekende’ hoogtepunten tot
stand kan worden gebracht. Dat bij het opstellen
van de regels om een terreinmodel op deze wijze
te vervaardigen ook een aantal voor de hand
liggende axioma’s werd gehanteerd was over-
duidelijk: ‘Water is fl at’, was de veronderstelling.
Met deze en andere aannames, zoals vastgelegde
voorwaarden, bedoeld om de integriteit en logica
van de opgeslagen gegevens te bewaken, is van
heel Nederland een landschapsmodel opge-
bouwd. Hiervoor is Nederland verdeeld in 30.000
tegels waarop een enorme rekenkracht (SARA)
is losgelaten. Waar anders 18.000 processoruren
voor nodig waren is dit m.b.v. van deze supercom-
puters gereduceerd tot 800 uur.
Het hebben van dit model is één, maar het
bijhouden en actualiseren ervan is twee. Hoe
doe je dat, welke middelen voor mutatiedetec-
tie staan ter beschikking? En welk niveau van
Aandachtig luisteren naar de bijdragen.
Sander Oude Elberink tijdens thuiswedstrijd.
Marcel Broekhaar in z’n element. Aale Boek stelt en poneert.
44 | Geo-Info | 2016-3
detail (LoD) wil je in het eindproduct terugzien?
Momenteel lopen hiernaar onderzoeken waar-
bij de 2D-BGT en de puntenwolken uit AHN3
gebruikt zullen gaan worden, waardoor er met
slimmere algoritmes en slimmere combina-
ties steeds beter gemodelleerde en actueler
3D-informatie beschikbaar komt.
Hierna nam Marcel Broekhaar ons mee in een
virtuele tour door Zwolle, waar de dag tevo-
ren Willy en Maxi nog te bewonderen waren
geweest en daarbij in een strak van te voren
geregisseerde stadswandeling figureerden.
Ook Marcel ontkwam niet aan een stukje Zwolle-
promotie door de aanwezigen te vragen: ‘Who
of you thinks Zwolle is a nice town?’, wetende
dat het merendeel hierbij de hand zou opsteken.
Om de vragen te beantwoorden die bij een
dergelijke stadstour spelen, denk aan bereik-
baarheid, veiligheid, communicatie, groepsdy-
namiek en parkeren, is data nodig. Veel data.
Marcel schetste kort zijn roots: werkzaam voor
de afdeling onderzoek en informatie bij de
gemeente Zwolle, waar ondersteunend aan de
bedrijfsvoeringprocessen gewerkt wordt met
toegepaste statistiek en GIS-systemen.
Door het inzetten van deze middelen tijdens
het (mede-)voorbereiden van de stadstour tij-
dens Koningsdag vatte hij het als volgt samen:
‘Better events with (Big) Data’.
Wil je inzicht hebben dan moet je gebruik
maken van bestaande en nog in te winnen
datasets en deze slim combineren tot informa-
tie. Deze leiden uiteindelijk tot maatwerkoplos-
singen. Om daar te komen moet je regelmatig
buiten de bestaande kaders denken. Dat pro-
ces van ‘ontdekken’ kun je versnellen door
zogenaamde hackathons te organiseren. Hierbij
ontstaan de fraaiste antwoorden op vragen die
nog maar nauwelijks gesteld zijn en uiteindelijk
wel van belang zijn om zicht te krijgen op
de werkelijkheid. Zo is er in een hackathon
geëxperimenteerd met de vraag: welke mensen
in onze gemeente hebben zorg en aandacht
nodig en waar zitten ze? De zoektocht in zo’n
proces is interessanter dan het bereiken van het
einddoel. Je hebt er wel een aantal betrokken
en enthousiaste mensen bij nodig en dan zie je
dat je gezamenlijk ergens uitkomt. In dit geval
is men er met behulp van deze hackathon in
geslaagd om betere verbindingen te leggen
tussen vraag en aanbod. Dat leidt meestal tot
het verbinden van al aanwezige kennisbanken
en deze combinatie inzetten op de vraagkant.
Over de inmiddels verzamelde data op
Koningsdag (waar waren de concentraties, hoe
verging het de hulpdiensten, welke bewegin-
gen kunnen we monitoren?) zal binnenkort
een vervolg hackathon komen. Marcel kon in
zijn slotzin een glimlach niet onderdrukken:
het is plezier en door wat wij doen maken we
Zwolle een betere plaats om in te leven, te
wonen en te werken.
De derde spreker was Aale Boek, van Antea
Group, die ons meenam in zijn Smart M.apps.
Overigens is dit een productnaam waarmee de
leverancier deze en soortgelijke oplossingen in
de markt zet. Als betrokkene bij ruimtelijk beheer
in met name stedelijk gebied gaf hij aan de hand
van een praktijkcase aan waarmee je bestuurders
kunt interesseren voor ruimtelijke vraagstukken.
Hiervoor werd een Engelstalig filmpje getoond
met daarin weergegeven een vraagstuk uit een
gemeente in het noorden van het land. Door een
goede combinatie van data, ICT en informatie en
dat toegankelijk weer te geven in een overzich-
telijk dashboard zijn besluitvormingsprocessen
aanzienlijk eenvoudiger geworden. Uiteraard
stelt dat wel eisen aan het verzamelen van de
juiste bouwblokken. Aale gebruikte daarbij het
voorbeeld van het bouwen van een dinosauriër
met LEGO-blokken door zijn zoontje. Uit die hele
doos bouwblokken moet je wel de juiste pakken
om tot het gewenste eindresultaat te komen.
In zijn werkelijkheid gaat het om het verzamelen
van bouwblokken die geschikt zijn voorgebruik
richting verschillende doelgroepen: bestuurders,
beheerders openbare ruimte, technici en bewo-
ners. Kernvraag bij combinatie en presentatie
van data is altijd: wat is de betrouwbaarheid, de
nauwkeurigheid, de actualiteit, de volledigheid
en juistheid?
Na afloop konden de aanwezigen nog even
bijpraten. We danken het ITC voor de genoten
gastvrijheid en het ‘vrijhouden’ van de GIN-kas
voor de versnaperingen!
NB: De presentaties van deze GIN-meeting
zijn te vinden op de GIN-website
www.geo-info.nl/over-gin/regios/regio-oost
Roelof Keppel, redacteur Geo-Info.
Even voorstellenMag ik mij even voorstel-
len? Mijn naam is Boukje
Vreman en ik zal per 1 juni
de rol van community
manager binnen GIN op
mij nemen.
Na jarenlang in verschil-
lende communicatiefunc-
ties gewerkt te hebben, ben ik in januari dit
jaar mijn eigen bedrijf, Beecause Communi-
catie & Projecten, begonnen. Met mijn bedrijf
zorg ik ervoor dat de communicatiedoelstel-
lingen van mijn klanten op creatieve, efficiënte
en economische wijze gehaald worden. Ik ben
dol op alles dat met communicatie te maken
heeft. Of het nu gaat om het uitzetten van een
communicatiestrategie, copywriting of com-
munity management, mijn hart gaat er sneller
van kloppen.
Op de kaart
De ‘geo-wereld’ is mij niet vreemd: Ik ben een
aantal jaren werkzaam geweest als eindredac-
teur bij de vaktijdschriften GIM en Hydro Inter-
national, waar ik met veel plezier en inzet heb
gewerkt aan het vergoten van de zichtbaarheid
van deze twee magazines en het opbouwen
van een trouw en actief ledenbestand.
Ik vind het een prachtige uitdaging om, na GIM-
en Hydro International, ook GIN op eenzelfde
manier op de kaart te zetten en om een
geëngageerde community op te bouwen, waar
geo-professionals elkaar kunnen ontmoeten en
inspireren, kennis opdoen en informatie delen.
Bouw mee!
Een community bouwen gaat echter niet van-
zelf. Daarom doe ik een beroep op jou! Bouw
mee aan het succes van onze GIN-community
en help de vereniging groeien! Jij bent GIN.
Heb je daarom suggesties of barst je van de
creatieve ideeën? Wil je dat we meer evene-
menten organiseren? Wil je zelf iets bijdragen?
Deel het! Dat kan uiteraard via onze portal,
of gewoon door mij een mailtje te sturen via
Ik kijk ernaar uit om je te ontmoeten. Online
op het forum, of offline tijdens een van de
GIN-bijeenkomsten. Tot binnenkort!
Boukje Vreman
| 452016-3 | Geo-Info
Gedetailleerde en op handelingen gerichte bestek-
ken in plaats van functionele bestekken
De bestekken waarop wordt gegund zijn vaak
erg gedetailleerd opgesteld en geven aan welke
handelingen de opdrachtnemer moet verrichten.
Dit kan een gevoel van miskenning en frustratie
bij de opdrachtnemer veroorzaken (deze zal snel
en terecht denken “Ik ben toch de expert?”) en
kan een rekening voor meerwerk tot gevolg heb-
ben voor de opdrachtgever (“Het moest toch zo
volgens het bestek?”). De problemen die hieruit
voortvloeien kunnen worden voorkomen door
ICT-projecten functioneel aan te besteden [2],
een werkwijze waar ook de Algemene Reken-
kamer (AR) [3] en Commissie Elias (CE) [4] grote
voorstanders van zijn. Wel moet hierbij worden
opgemerkt dat AR en CE conclusies trekken over
en aanbevelingen doen aan de Rijksoverheid,
terwijl Geo-ICT-projecten voornamelijk decen-
trale overheden (gemeenten) als opdrachtgevers
kennen. Maar hierbij past de relativerende
opmerking, dat naar onze ervaring de situatie bij
de Rijksoverheid niet veel anders is dan bij decen-
trale overheden. Weliswaar kan de schaalgrootte
anders zijn, maar de essentiële aspecten blijven
overeind!
“Creeping scope”
Vaak dijen volgens de AR ICT-projecten bij de
Rijksoverheid uit door steeds weer nieuwe, poli-
tieke eisen van de opdrachtgevers en de wens
van opdrachtgevers om de nieuwste technologi-
sche ontwikkelingen in de ICT-projecten te incor-
poreren. In projectmanagementjargon wordt dit
uitdijen “creeping scope” genoemd. Dit kan tot
veel meerwerk leiden aangezien de oorspron-
kelijke opdracht niet in deze wensen en eisen
voorzag. Bij Geo-ICT-projecten zullen niet zo vaak
politieke ontwikkelingen in het project moeten
worden geïncorporeerd. Geo-ICT wordt immers
(nog) niet vaak gebruikt bij politiek gevoelige ont-
wikkelingen, maar betreft meer het beheer en/
of de instandhouding van de openbare ruimte
(dat kan wel veranderen, bijvoorbeeld wanneer
Geo-ICT wordt ingezet om klimaatverandering te
voorspellen en te monitoren).
Het gevaar van slechte beheersbaarheid door de
wens om de nieuwste technologische ontwikke-
lingen in het desbetreffende Geo-ICT-project toe
te passen geldt echter des te meer. Immers, in de
geo-sector geeft het veel status en gezag als men
innovatief bezig is. Het gevaar dat een Geo-ICT-
project onbeheersbaar wordt doordat men de
nieuwste technologische ontwikkelingen in het
project wil incorporeren is dan ook levensgroot.
De opdrachtnemer van geo-software kan wat
betreft innovatie zowel olie op de golven als op
het vuur gooien, met andere woorden, hij kan
de beheersbaarheid van het Geo-ICT-project en
de mate van vertrouwen dempen en versterken
en dus enorm beïnvloeden, ook al beslist de
opdrachtgever uiteindelijk over de in te zetten
innovatie.
Organisatorische complexiteit
Ook noemt de AR organisatorische complexiteit
als oorzaak voor slechte beheersbaarheid van ICT-
projecten. Dit gevaar geldt in ruime mate voor
de Geo-ICT. We kennen allemaal de voorbeelden
dat bestanden moeten worden opgebouwd en
bijgehouden door een veelheid aan bronhouders
met alle risico’s van slechte beheersbaarheid
van dien. De opdrachtnemers van geo-software
kunnen wel wijzen op complexiteit, maar
kunnen deze niet sterk beïnvloeden. Hier zullen
met name de opdrachtgevers wijsheid moeten
betrachten.
Zorg daadwerkelijk voor de belangen van de
opdrachtgever
Als de opdrachtnemer klakkeloos alle door
de opdrachtgever geopperde uitbreidingen
accepteert en op alle wensen ingaat is het
risico levensgroot aanwezig dat er een sfeer van
wantrouwen ontstaat. Zo kan de opdrachtgever
geconfronteerd worden met stevige meerkosten,
als de opdrachtnemer alles doet wat gevraagd
wordt zonder een oprechte dialoog aan te gaan
en misschien wel eens “nee” te zeggen. Het is
beter om klantgericht te zijn dan “klantgezwicht”!
Certificering
Certificering is een middel om de deskundigheid
van de medewerkers van de opdrachtnemer te
waarborgen. Volgens de CE kan certificering een
goede rol spelen bij de waarborging van kwaliteit
(en dus bij het versterken van het vertrouwen
tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers
van ICT-projecten). De CE bepleit op pagina 147
van haar rapport certificering, omdat volgens
de CE de kwaliteit van degenen die in de ICT
werken, onder de maat is. Certificering is op zijn
beurt gekoppeld aan permanente educatie.
De geo-wereld is al lang met het onderwerp
Het vertrouwen tussen
opdrachtgever en opdrachtnemer
bij Geo-ICT-projecten is nu nog
vaak gebaseerd op een jarenlange
relatie maar dat zal ongetwijfeld
gaan veranderen door strengere
aanbestedingswetgeving.
Bij de beeldvorming over het
vertrouwen spelen naar onze
mening onderstaande aspecten
een rol. Deze aspecten zijn deels
ontleend aan de rapportage van
de Commissie ICT, ook wel de
commissie Elias [1].
Door Jos Anneveld en Ronald Vroom
De zorgplicht van leveranciers van geo-software
46 | Geo-Info | 2016-3
certificering bezig. Sommigen in de geo-sector
zijn van mening dat certificering zinvol is, anderen
vinden dit niet. Een van de verenigingen waaruit
GeoBusiness Nederland is gevormd, de VNBG,
kende al een vorm van certificering. Deze is
overigens bij de vorming van GeoBusiness
Nederland niet blijven bestaan. Het Bureau van
GeoBusiness Nederland geeft bij navraag aan dat
het certificering belangrijk vindt, dat certificering
wat de branchevereniging betreft een zaak is van
samenwerking tussen bedrijfsleven (GeoBusi-
ness Nederland), overheid (met name KING,
Geonovum, SVB-BGT en geledingen vanuit I&M)
en onderwijs & wetenschap. Bij deze breedte is
volgens GeoBusiness Nederland naleving beter
te organiseren dan bij aanpak door GeoBusiness
Nederland alleen. Daarom is certificering volgens
GeoBusiness Nederland een zaak van lange
adem. Overigens zijn op Europees niveau (CLGE)
tendensen naar certificering zichtbaar, waarbij
GeoBusiness Nederland zich aansluit.
Centrale vraag van dit artikel
Wij verwachten in ieder geval een versterking van
het vertrouwen wanneer we voorgaande onder-
werpen goed in het oog houden, in het bijzonder
het toepassen van functioneel aanbesteden.
Daardoor zal minder of liever nog geen meerwerk
spelen.
De centrale vraag van dit artikel is nu of de
opdrachtnemers van geo-software daarnaast
door goede invulling van hun zorgplicht het
vertrouwen tussen opdrachtgever en opdracht-
nemer bij de nieuwe aanbestedingswetgeving,
waarbij jarenlange relaties minder tellen, kunnen
versterken.
Daarbinnen is het voor ons een vraag in hoeverre
de gedragsregels van branchevereniging Geo-
Business Nederland of andere gedragsregels een
rol bij de inkadering van het begrip “zorgplicht”
met betrekking tot geo-software spelen. In het
navolgende gaan wij in op de mogelijke bijdrage
van deze gedragsregels aan een werkbare en
afdwingbare regeling van de zorgplicht.
Enige begrippen
In dit artikel zijn de volgende begrippen van
wezenlijk belang, die in een aantal voetnoten
verder zijn uitgewerkt: zorgplicht [5], gedragscode/
gedragsregels [6] en beroepscode [7].
Gedragscode in de geo-sector
Er is een gedragscode van GeoBusiness Neder-
land [8], de branche-organisatie van geo-bedrij-
ven in Nederland, die in dit kader van toepassing
is op de leden van GeoBusiness Nederland die
opdrachtnemer zijn in projecten waarin geo-
software wordt ingezet of verkocht.
Er staan twee sets gedragscodes van GeoBusiness
Nederland op de site van GeoBusiness Nederland,
één set van 16 november 2010 en één set van 13
november 2008, gekoppeld aan het Huishoudelijk
Reglement. Bij navraag aan het Bureau van Geo-
Business Nederland werd de auteurs meegedeeld
dat alleen de gedragscode van 16 november 2010
geldig is en dat beide sets alleen op de site staan
om aan te geven dat GeoBusiness Nederland
een organisatie is die zich ontwikkelt. Dat alleen
de set van 16 november 2010 geldig is, blijkt
volgens het Bureau van GeoBusiness Nederland
uit de mededeling op de eigen website dat deze
gedragsregels zijn vastgesteld op de Algemene
Ledenvergadering van GeoBusiness Nederland
op 16 november 2010. Volgens de auteurs blijkt
echter niet onomstotelijk uit deze informatie van
GeoBusiness Nederland, dat alleen de set van
november 2010 geldig is. Bovendien passen beide
gedragscodes ook niet één op één op elkaar,
en er zijn wel regels die in de afzonderlijke sets
staan nodig, onder andere voor vaststelling wat
het begrip “zorgplicht” voor de Geo-ICT inhoudt.
Verder is de set van 2008 wel gekoppeld aan het
Huishoudelijke Reglement van GeoBusiness Ned-
erland en de set van 2010 niet. Het ligt daarom
voor de hand te concluderen dat extern beide
codes gelden en om vervolgens elementen uit
beide codes te gebruiken voor de afbakening van
het begrip “zorgplicht”. Daarover in de volgende
paragraaf meer.
De (grotere) opdrachtgevers kennen ook wel
gedragscodes, maar deze betreffen met name
andere onderwerpen, in het bijzonder integriteit,
en vallen buiten het kader van dit artikel over de
zorgplicht van de leveranciers van geo-software.
Gedragsregels GeoBusiness Nederland
[9]: een analyse
De gedragsregels van GeoBusiness Nederland zijn
zeer uitgebreid. Nogmaals wordt benadrukt dat
de gedragsregels (uiteraard) in principe alleen gel-
den voor de leden van GeoBusiness Nederland, en
dus niet de standaard zijn voor opdrachtnemers
die geen lid zijn van de branchevereniging.
De CE schrijft in Aanbeveling 29 op pagina 22
van haar rapport dat er een gedragscode voor
ICT-leveranciers moet komen, inclusief definities
voor goed opdrachtgeverschap, goed opdracht-
nemerschap en zorgplicht. Het is opvallend
dat de CE spreekt over een definitie van goed
opdrachtgeverschap, terwijl het gaat om een
gedragscode voor opdrachtnemers. Voor wat
betreft de geo-software staat in de gedragsregels
van GeoBusiness Nederland wel het een en ander
op schrift over goed ondernemerschap, waaruit
conclusies zijn af te leiden voor de zorgplicht.
Ook is uiteraard de algemene bepaling uit het BW
(artikel 7:401) van toepassing. Er is door de auteurs
van dit artikel niets expliciets op schrift gevonden
over goed opdrachtgeverschap en zorgplicht
met betrekking tot geo-software. Als dit in de
markt wordt gemist, kan met goedkeuring door
de Algemene Ledenvergadering overigens
eenvoudig een artikel over zorgplicht worden
toegevoegd aan de gedragsregels van GeoBusi-
ness Nederland.
Over de gedragsregels van GeoBusiness
Nederland merken we het navolgende op (we
gaan daarbij om de eerder aangegeven redenen
primair uit van de laatst, op 16 november 2010,
vastgestelde gedragsregels van GeoBusiness
Nederland en pas in tweede instantie, wanneer
we het daarmee niet redden, van de gedragsre-
gels van 13 november 2008 die zijn opgenomen
bij het Huishoudelijk Reglement van GeoBusiness
Nederland).
Allereerst wordt nogmaals benadrukt wat
hiervoor al is opgemerkt namelijk dat beide sets
gedragsregels [10] alleen gelden voor de leden
van GeoBusiness Nederland, dus niet voor niet-
leden die opdrachtnemer van geo-software zijn,
en ook niet voor opdrachtgevers.
Over goed opdrachtnemerschap wordt in de
gedragsregels van 2010 het volgende opgemerkt:
onder het kopje “Algemeen” wordt aangegeven
dat de leden van GeoBusiness Nederland (en haar
medewerkers) “zich bewust zijn van hun functie
in het maatschappelijk en economisch verkeer en
dat zij daarom te allen tijde hun gedrag en beslis-
singen kunnen verantwoorden, (inter-)nationale
en lokale wet- en regelgeving naleven, integer en
transparant handelen en streven naar kwaliteit
in hun projecten”. Onder het kopje “Ten aanzien
van de opdrachtgevers” wordt aangegeven dat
de leden van GeoBusiness Nederland loyaal de
belangen van hun opdrachtgever behartigen.
De gedragsregels zeggen (ook hier weer) dat
de leden van GeoBusiness Nederland “zich
bewust zijn van hun functie in het maatschap-
pelijk en economisch verkeer. Daarom hanteren
zij en handelen zij volgens een systeem voor
kwaliteitsbeheersing, toetsen zij prestaties
aan gestelde doelen en normen, werken zij bij
voorbaat zorgvuldig en gecontroleerd, en zorgen
zij bij eventuele afwijkingen of fouten voor zo
spoedig mogelijk herstel. Zij zullen een opdracht
uitsluitend aanvaarden indien en voor zover zij
over voldoende kennis en vaardigheden kunnen
beschikken om deze opdracht uit te voeren.
Zij streven naar eerlijke en transparante concur-
rentie en dragen bij aan het bevorderen van
marktwerking”.
Natuurlijk is het voor goed opdrachtnemer-
schap belangrijk te beschikken over voldoende
deskundigheid en de kwaliteit van het opdracht-
nemerschap te waarborgen. Daarover zeggen
de artikelen 4, 5 en 6 van de gedragsregels van 13
november 2008, behorend bij het Huishoudelijke
Reglement van GeoBusiness Nederland, het
| 472016-3 | Geo-Info
nodige. De artikelen 4 en 5 gaan over deskundig-
heid. In artikel 4 staat dat de leden de ontwik-
kelingen in technologie, wetgeving en (vastge-
legde) normen zullen volgen, en hun kennis en
vaardigheden op tenminste het vereiste niveau
houden. Artikel 5 zegt dat de leden een opdracht
uitsluitend zullen aanvaarden indien en voor
zover zij over voldoende deskundigheid kunnen
beschikken om deze opdracht uit te voeren.
Artikel 6 gaat over kwaliteit en geeft aan dat de
leden een systeem voor kwaliteitsbeheersing
hanteren, volgens dit system handelen, hun pres-
taties toetsen aan gestelde doelen en normen, bij
voorbaat zorgvuldig en gecontroleerd werken,
en bij eventuele afwijkingen of fouten voor zo
spoedig mogelijk herstel zorgen.
Goed opdrachtgeverschap
Over goed opdrachtgeverschap wordt in de
twee sets gedragsregels niets gezegd. Dit is ook
wel begrijpelijk, omdat de gedragsregels de
leden van GeoBusiness Nederland betreffen en
dus voornamelijk de opdrachtnemers en niet de
opdrachtgevers als doelgroep hebben.
Zorgplicht
Over zorgplicht wordt in de gedragsregels niets
specifiek gezegd. Natuurlijk zijn er wel items
uit het voorgaande te vatten onder zorgplicht,
mocht deze spelen in de verhouding tussen
opdrachtgever en opdrachtnemer in een
bepaalde casus. Goed opdrachtnemerschap
houdt immers in, dat invulling wordt gegeven
aan de zorgplicht.
Ook al is er niets over de zorgplicht in de gedrags-
regels terug te vinden, het zal duidelijk zijn dat
de gedragsregels pas zin hebben als naleving is
gewaarborgd. Artikel 9 van de gedragsregels bij
het Huishoudelijk Reglement geeft aan dat op de
naleving van deze gedragsregels wordt toegezien
door het bestuur van GeoBusiness Nederland
en de door de vereniging aangewezen gremia.
Bij niet naleving staan aan het bestuur sancties
ter beschikking die nader zijn geformuleerd in
de Statuten en het Huishoudelijk Reglement.
Voornoemde procedure hoeft niet per definitie
objectief te zijn. Bijvoorbeeld als een bedrijf zowel
belanghebbende is als in het bestuur zit van
GeoBusiness Nederland, kan het ingevolge artikel
9 over zichzelf oordelen en zo’n oordeel zou
weleens te mild kunnen uitvallen. Anderzijds zou
het bestuur met een te mild oordeel met vuur
spelen, omdat het bestuur daarmee de goede
naam van de vereniging op het spel zou zetten;
bovendien bestaat het bestuur uit vertegenwoor-
digers van meer bedrijven. Ook is het mogelijk
dat het bestuur niet geneigd is om streng tegen
een willekeurig (niet bestuurs-)lid op te treden,
dat immers zijn lidmaatschap van GeoBusiness
Nederland kan opzeggen. Dan verliest de vereni-
ging contributie-inkomsten.
Goed opdrachtnemerschap
Om een goed opdrachtnemer te kunnen zijn en
goed te kunnen voldoen aan de zorgplicht, is
het van belang dat de opdrachtgever een “goed
opdrachtgever” is. Het zou mooi zijn als ook de
opdrachtgevers over een gedragscode ter zake
beschikken, of als zij zouden meedoen in de
gedragscode van de opdrachtnemer.
De opdrachtgevers voor geo-software zijn vaak
gemeenten, en deze zijn verenigd in de VNG.
De VNG kent wel een gedragscode maar die
zegt niets specifieks op het gebied van ICT.
Deze gedragscode is niet zonder interpretatie toe-
pasbaar om de opdrachtgever te sturen zodanig
te handelen, dat de leverancier aan zijn zorgplicht
op het gebied van Geo-ICT kan voldoen.
Voor de definiëring van zowel zorgplicht als goed
opdrachtgever- en opdrachtnemerschap, is het
van belang dat vertegenwoordigers van opdracht-
gevers en opdrachtnemers met elkaar overleggen.
Dit schijnt overigens ook te gebeuren.
Conclusies
Nu er niets specifieks is geregeld vormt de
algemene omschrijving van zorgplicht van de
opdrachtnemer in het Burgerlijk Wetboek (BW)
7:401 het aanknopingspunt bij discussies over de
zorgplicht, en het betreffende artikel 7:401 met bij-
behorende jurisprudentie biedt ook mogelijkheden
om de zorgplicht in en buiten rechte af te dwingen.
Wanneer een opdrachtnemer dan ook nog
lid is van GeoBusiness Nederland lijken de
twee sets gedragsregels daarvan toepasselijk
(hier wordt herhaald dat volgens zeggen van het
Bureau van GeoBusiness Nederland alleen de set
van 16 november 2010 geldig is). Hieruit zijn meer
expliciete normen voor goed ondernemerschap,
en de zorgplicht voor de opdrachtnemer van
geo-software te destilleren.
Bij goede invulling van de zorgplicht zal het
vertrouwen tussen leverancier en gebruiker van
geo-software in de nieuwe aanbestedingssituatie
verder toenemen.
Aanbevelingen
Het verdient aanbeveling dat GeoBusiness Neder-
land werkt met één set gedragsregels in plaats van
twee zoals nu onder andere uit de eigen site van
GeoBusiness Nederland lijkt. Binnen deze ene set
moeten dan wel alle aspecten van goed opdracht-
nemerschap en de zorgplicht worden afgedekt.
GeoBusiness Nederland geeft desgevraagd aan
dat hier aan gewerkt wordt hetgeen wij van harte
toejuichen. Dat dit een traject is dat niet alleen
veel tijd en energie kost is realiseren wij ons
daarbij terdege.
Er zijn (nog) geen normen voor goed opdracht-
geverschap voor geo-software. Het verdient
aanbeveling dat deze wel op korte termijn
worden gemaakt, in aanvulling op aanbevelingen
van de AR en de CE en in afstemming tussen
opdrachtgevers en opdrachtnemers.
Zowel voor de definiëring van goed opdracht-
geverschap, als goed opdrachtnemerschap en
zorgplicht is het van belang dat opdrachtgevers
en opdrachtnemers hiervoor van tevoren met
elkaar overleggen en dat ook bij de uitvoering
van projecten blijven doen.
Reactie GeoBusiness Nederland
GeoBusiness Nederland heeft met veel
interesse kennis genomen van de analyse
van de gedragsregels die gehanteerd
worden door de vereniging. Jos Anneveld
was als bestuurslid en vicevoorzitter zelf
nauw betrokken bij de totstandkoming
van de huidige regels, dus hij weet als
geen ander dat dit een complex onder-
werp is. Wij zijn het eens met de conclusie
dat GeoBusiness Nederland moet streven
naar één set van gedragsregels. Dat bete-
kent niet dat dit nu niet goed is vastge-
legd. Een lid van GeoBusiness Nederland
onderschrijft de statuten van de vereni-
ging en het Huishoudelijk Reglement.
Aan dit reglement zijn gedragsregels
gekoppeld die in de ALV van november
2010 zijn aangescherpt.
Belangrijk is de naleving van regels die
je als leden van een vereniging met
elkaar opstelt. Hierin controleren de
leden elkaar en hierop wordt toegezien
vanuit het bestuur. De statuten voorzien
erin dat dit een transparant proces is en
dat het bestuur integer handelt.
Een goede afstemming tussen
opdrachtgever en leverancier is niet
eenzijdig. GeoBusiness Nederland
hecht dan ook veel waarde aan goede
overlegstructuren tussen beide partijen.
Tegenover een goede en integere
opdrachtnemersrol van leveranciers
staat het professionele opdrachtgever-
schap van de overheid in haar positie
als grootste opdrachtgever van het
geo-bedrijfsleven. GeoBusiness Neder-
land streeft daarom naar een goede
samenwerking en afspraken tussen
alle partijen, waardoor een eerlijke en
transparante markt ontstaat. In deze
setting is professioneel opdrachtgever-
schap gewenst en zorgplicht van de
leverancier vanzelfsprekend.
Uitnodiging GIN Zuid bijeenkomst
48 | Geo-Info | 2016-3
Geo-Business Nederland geeft desgevraagd aan
dat er reeds een aantal landelijke initiatieven (Geo-
Samen, overleg tussen GeoBusiness Nederland en
SVB-BGT, overleg in het kader van het digitale stel-
sel van de Omgevingswet) van start zijn gegaan.
Ook deze ontwikkeling juichen wij van harte toe.
Referenties1. Parlementair onderzoek naar ICT-projecten bij de overhead,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2014 – 2015, 33326, nr 5
2. Zie Anneveld & Vroom, Functioneel aanbesteden, Geo-Info
2015-2.
3. Zie Algemene Rekenkamer, Lessen uit ICT-projecten bij de
Overheid Deel A (29 november 2007) en Deel B, 1 juli 2008
4. Zie Parlementair onderzoek naar ICT-projecten bij de over-
heid, Tweede Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 33326, nr. 5
5. Ontleend aan website AMS advocaten www.amsadvocaten.nl/
6. woordenboek/verbintenissenrecht/zorgplicht/ Een opdracht -
nemer moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed
opdrachtnemer in acht nemen. Deze verplichting heet zorg-
plicht (artikel 7:401 BW). Bij de beoordeling hiervan wordt
gekeken of de opdrachtnemer in kwestie heeft gehandeld
zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot
te werk zou zijn gegaan. Als een opdrachtnemer zijn zorg-
plicht heeft geschonden is hij aansprakelijk voor schade die de
opdrachtgever daardoor heeft geleden. Hoewel de omvang
van zorgplicht per geval dient te worden vastgesteld zijn er in
de rechtspraak wel normen ontwikkeld voor banken, notaris-
sen en makelaars (dus niet voor Geo-ICT, JA & RV). Bij de vraag
of een opdrachtnemer zijn zorgplicht heeft nageleefd, speelt
ook de deskundigheid van de opdrachtgever een rol: hoe zou
een professioneel handelend andere opdrachtgever in een
vergelijkbaar geval hebben gehandeld?
7. https://nl.wikipedia.org/wiki/Gedragscode Een gedrags-
code is een expliciete beschrijving beschrijving van de
normen en waarden voor het gedrag van bepaalde
beroepen of specifi eke toestanden in het optreden van
organisaties. Het is een vorm van zelfregulering. In gro-
tere organisaties zijn gedragscodes veelal deel van de
corporate governance, die het beheer van de wijze van
besturen en het toezicht op organisaties behelst. In het
midden- en kleinbedrijf worden dergelijke voorschriften
veelal door brancheorganisaties ontwikkeld. De begrip-
pen Gedragscode en Gedragsregels worden in het kader
van dit artikel als synoniemen beschouwd.
8. De omschrijvingen van de begrippen Gedragscode en
Beroepscode zijn ontleend aan Wikipedia. Een gedragscode
kan over veel meer specifi eke zaken gaan dan een beroeps-
code die er zich vooral op richt, hoe een beroep dient te
worden uitgevoerd.
9. Gedragsregels GeoBusiness Nederland, 16 november 2010
10. Gedragsregels GeoBusiness Nederland, 16 november 2010
11. Hier wordt herhaald dat volgens het Bureau van GeoBusiness
Nederland alleen de gedragscode van 16 november 2010 geldt.
mr.ir. Jos C. Anneveld is DGA
van Cernan BV en als onafhan-
kelijk adviseur verbonden aan
AeroVision BV. Jos is te bereiken
Ronald Vroom is als senior pro-
curement specialist verbonden
aan Procure-IT, onderdeel van
Emeritor. Hij is gespecialiseerd in
IT-sourcing en aanbestedings-
recht. Ronald is te bereiken via
Door meten, bewaken, analyseren en beïnvloeden wordt de leefbaarheid en uw veiligheid gewaarborgd. Gevoel van veiligheid als zesde zintuig. Zie hoe dit in de praktijk met moderne technologie wordt gerealiseerd op Stratumseind in Eindhoven.
15.30 : Ontvangst met koffie/thee16.00 : Welkom en introductie Frank Langelaan GIN-Zuid16.10 : GIN- Zuid ambitie, plannen, ideeën Richard Hendriks, GIN-Zuid16.25 : Geography of Everything Erik vd Zee, Geodan/VU17.05 : Livinglab Stratumseind Peter van de Crommert, DITSS17.30 : Sensor Spotting Game Tinus Kanters, DITSS 18.30 : Borrel met hapje / bezoek Basecamp Livinglab 20:00 : Afsluiting
aanvang 13 september 2016 vanaf 15.30 uur
Geografie van AllesHet zesde zintuig
| 492016-3 | Geo-Info
Kaarten zie je plotseling in groten getale in
alle media als er grote sport evenementen
zijn, zoals de Olympische Spelen, de
Tour de France en de Giro d’Italia.
Ze verschijnen in allerlei gedaanten. Al of
niet in een huisstijl van een krant; als serie;
of met een verwijzing naar de huisstijl
van het evenement. Wat vindt Open
Kaart van één voorbeeld daarvan: de Giro,
die dit jaar in Nederland van start ging?
De Gelderlander toonde een interessante
routekaart. De stijl ervan verwijst duidelijk
naar kaarten van de officiële Giro-website
(www.touretappe.nl/giro-2016-parcours/).
Tjeerd Nijeholt
Een vrij droog kaartje, zonder te veel poespas, maar
wel zeer geslaagd. Genoeg topografie dit keer,
zodat de lokale doelgroep van de Gelderlander kan
bepalen waar zij wil staan. Functionele details dus.
Gekleurd, maar niet met zulke verzadigde kleuren
als de route zelf. De visuele hiërarchie is dus prima.
Wel zijn het aantal elementen die de kaart een
eigen (De Gelderlander) of specifieke (Giro) huisstijl
geven beperkt. Voor één zo’n kaart en met een
beperkte cartografische redactie is dat geen pro-
bleem: de soberheid én nette vormgeving (niet te
kleine labels, genoeg witruimte, rust) van de kaart
schreeuwen je niet tegemoet, zoals bij sommige
overzichtskaarten van de hele ronde. Ook goed dat
kleurenblinden en mensen met wat minder gevoel
voor associatieve kleuren (ter bevestiging) ook een
startsymbool en een finishsymbool krijgen, te zien
bij de groen en rode bebouwde-kombordjes van
Arnhem en Nijmegen.
Jan-Willem van Aalst
Deze routekaart is (zo beweert de maker)
samengesteld op basis van OpenStreetMap-data.
Dat betekent dat jij en ik mede invloed hebben op
de kwaliteit van de inhoud van de achtergrond-
kaart. Dat was tien jaar geleden nog ondenkbaar!
Mooie ontwikkeling dus. Tegelijkertijd zie je wat
er gebeurt als kaartenmakers zonder lokale kennis
dergelijke data gaan visualiseren: toponiemen
van relevante woonplaatsen zoals Wageningen,
Lienden, Elst, Beuningen, Grave en Cuijk ontbre-
ken, terwijl daaraan vastgegroeide gehuchtjes
zoals Velp (bij Grave), Puiflijk (bij Druten) en Aalst
(bij Lienden) weer wèl vermeld staan. Gênant!
Het hoogtekaartje van de route eronder is een
sympathieke toevoeging, maar omdat we zo wei-
nig hoogteverschil in Nederland hebben, had die
hoogte wel wat opgerekt mogen worden – er zit
tenslotte genoeg witruimte tussen de hoofdkaart
en de hoogtekaart eronder. Verder qua vormge-
ving prima keuzes gemaakt; deze kaart mag als
voorbeeld in de galerie van mooie cartografie.
Winifred Broeder
Het kaartje van de tweede etappe van de Giro
biedt goed overzicht door de lichte kleurstelling
van de topografie en de er krachtig uit springende
routelijn. Ook is de topografische informatie goed
gegeneraliseerd, wat best knap is daar de topogra-
fie uit OSM afkomstig is. Ik twijfelde daar zelfs even
aan, want het kaartbeeld heeft wel iets weg van de
1:250.000 kaart van het Kadaster. Maar het lijkt toch
te kloppen want de spoorwegovergangen, op het
spoor aangegeven met een stipje, lijken mij typisch
informatie uit OSM.
De route-informatie lijkt later aan de kaart te zijn
toegevoegd. Zo staan er een paar plaatsnamen
onder de routelijn en de schaal, weergegeven met
een schaalgetal, kan niet kloppen. Althans niet in
de te downloaden jpeg of op het beeldscherm.
Een schaalstokje was dus beter geweest. Verder
vind ik de relatie tussen routekaart en hoogtepro-
fiel wat mager. Veel plaatsen op de lijn komen niet
voor in de kaart en het is daardoor minder mak-
kelijk een precieze afstand op de route te linken
aan een locatie in de kaart. Het toevoegen van een
paar corresponderende punten op de routelijn in
de kaart zouden dat zeker vergemakkelijken.
Routekaart voor de Giro d’Italia
OPEN k a a r t
50 | Geo-Info | 2016-3
Verslag
Kaartjurken kwamen dit voorjaar
weer royaal aan de orde.
‘Ontsnappingskaartjurken’ werden
gezien op een Amsterdams
museumbezoek en besproken op
een studiekring in Enschede. Na de
start van een Waterliniemuseum
in een ander fort opende GeoFort
een museale zaal ‘Water als Wapen’.
Met eigenaar Willemijn Simon van
Leeuwen in een topo-jurk! Tot slot
was er nog een derde omslag van
een jubileumboek bij een veiling
van kaartjurken.
In het Van Gogh Museum in Amsterdam was
de tentoonstelling “Lichte zeden. Prostitutie
in de Franse kunst, 1850-1910” te zien. Van het
oudste beroep van de wereld naar het onze,
volgens sommigen het op één na oudste
beroep, is een kleine stap. Maar op deze
tentoonstelling waren er maar weinig raak-
vlakken tussen beide te vinden. Ze beperkten
zich tot een nieuwe wandvullende kaart van
Parijs met de locaties waar de dames ooit te
bezoeken waren.
Ongeveer tegelijkertijd was in het aangren-
zende Rijksmuseum de tentoonstelling “Cat-
walk” met een keuze uit hun modecollectie,
samengesteld door de fotograaf Erwin Olaf.
Geen onderwerp waarbij je raakvlakken met
ons vakgebied verwacht. Oude kadasteruni-
formen worden al in Arnhem tentoongesteld
en verder was onze beroepskleding door de
jaren heen niet van een museaal karakter.
Het was dan ook geheel onverwacht dat de
bezoekers op de stoeltjes langs de catwalk
een zijden jurk passeerden die gemaakt
was uit verknipte pilotenshawls, bedrukt
met kaarten uit de tweede wereldoorlog.
De piloten van de RAF droegen deze shawls,
die aan beide zijden bedrukt waren met
kaarten van het vijandelijke gebied waarover
ze vlogen, om na een noodlanding hun weg
te kunnen vinden. De gebruikte kaartenfrag-
menten in deze jurk waren van delen van
Burma, Frans-Indochina, Siam, India en China.
De jurk is in Nederlandsch-Indië voor eigen
gebruik gemaakt door mevrouw J. Terwen-
de Loos, waarschijnlijk kort na de Tweede
Wereldoorlog, toen er textielschaarste
heerste. Het Rijksmuseum heeft ook nog een
niet-verknipte originele zijden ontsnappings-
kaart van Birma in haar collectie. De piloten
moesten zich blijkbaar redden met een kaart
op schaal 1:1.000.000 van 194x59 cm. Google
leert dat ook in verschillende Nederlandse
oorlogsmusea dergelijke kaarten van delen
van Europa te vinden zijn. Met daarbij vaak
als extraatje een kaart van de Pyreneeën als
een gekende vluchtroute. Toevallig hield
mevrouw Yvette Hoitink op 16 april jongstle-
den een lezing over dit onderwerp voor de
Studiekring Historische Cartografi e (met C en
te Enschede). Zie de PowerPoint-presentatie
op www.historischecartografi e.nl.
GeoFort
Op zaterdag 16 april is op GeoFort de nieuwe
museale zaal ‘Water als Wapen’ geopend
inclusief een Krayenhoff kamer. Een ‘Krayen-
hoff ‘ (herself!) trapte met gepast geweld zelf
de van oude Franse topografi sche kaarten
gemaakte deur in. ‘Met de historische land-
meetinstrumenten van het Kadastermuseum,
TU Delft en de Hollandse Cirkel laten we zien
hoe het inmeten van afstanden en hoogten
gebeurde in vroegere tijden, voordat er GPS
en andere moderne geotechnieken waren’,
aldus de webstek van Geofort. Het is de
bedoeling dat in het kader van dit thema een
lesbrief waterpassen ontwikkeld wordt.
Derde omslag ‘200 jaar kaarten maken
in beeld’
Naast de twee in de boekbespreking in num-
mer 2016-2 afgebeelde versies van ‘200 jaar
kaarten maken in beeld’ is er nog een derde.
Die is uitgedeeld (in beperkte oplage) bij een
relatie-event, georganiseerd door het Kadas-
ter. Tijdens dat event stond de modeshow
en veiling van kledingstukken, vervaardigd
van stoff en met kaartafbeeldingen, centraal.
De opbrengst van de veiling was voor de
„Microkrediet voor Moeders”.
Chris Nelis, Joop Gravesteijn en Nico Bakker
Kaartjurken anno 2016
Willemijn Simon van Leeuwen, baron ‘Corrie Krayenhoff ’ en geïnteresseerde kinderen. (foto: Paul van Schelt)
| 512016-3 | Geo-Info
Ontsnappingskaartjurk dankzij textielschaarste. (foto: Rijks Museum) Derde omslag van jubileumboek ‘200 jaar kaarten maken in beeld’.
Divers gebruik van topografi sche kaarten op GeoFort. (foto: Wisse van der
Guchte)
52 | Geo-Info | 2016-3
TRANSFORMING THE WAY THE WORLD WORKS
Smooth flowing with GNSS. Critical data mapped instantly, accurately.A powerful combination of technologies enabled the South Florida Water Management District to efficiently and accurately monitor and map diverse vegetation species and bird activity over huge areas. Using the Trimble® R1 GNSS receiver paired with iPad devices running the Esri® Collector for ArcGIS® software app, data collection time was reduced by nearly 50 percent.
To find out more visit trimble.com/esriworkflows
For wherever your project takes you
TRIMBLE AND ESRI:
© 20
16. Trimble N
avigation Limited. A
ll rights reserved. GEO
-103 (0
5/16)
GEODESIE OPLOSSINGEN
WITH YOU ALL THE WAY
Elk type project, elke bedrijsomvang, elke toepassing - Wij bieden een volledig programma met zeer nauwkeurige meet-
en positioneringsoplossingen die aan al uw behoeften voldoen.
Ervaar net als andere professionals zelf onze technologie.
topconpositioning.nl
PLANNING > SURVEY > DESIGN > LAYOUT > EXECUTION > INSPECTION