handel in de zilveren eeuw: verval/stagnatie/groei? aantekeningen bij 4.1 & 4.2
TRANSCRIPT
HANDEL IN DE ZILVEREN EEUW:VERVAL/STAGNATIE/GROEI?
Aantekeningen bij 4.1 & 4.2
Inhoud
4.1 Terugval van een handelsnatieOver de neergang van de Europese handel en visserij, en de toenemende concurrentie van Engeland en Frankrijk
4.2 Groei van de koloniale handel en het geldbedrijfOver de toename van de handel met Azië en Amerika, de bloeiende Amsterdamse kapitaalmarkt en de handel in staatsobligaties
Tip: Gebruik onderstaande link als basis voor een goede samenvatting!
blik op de wereld - dynamiek & stagnatie
4.1 Terugval van een handelsnatieDe economische situatie na 1672
Relatieve economische achteruitgang: er was nog wel economische groei, maar deze was minder groot dan die van Engeland en Frankrijk.
[wet van de remmende voorsprong]
Externe oorzaken: In Frankrijk en Engeland heerste in de achttiende eeuw
politieke rust waardoor de bevolking toenam en de economie groeide.
De Fransen en Engelsen bouwden hun koloniale bezit steeds verder uit. Dat had een gunstige uitwerking op hun economie.
Engeland en Frankrijk namen steeds meer mercantilistische maatregelen: Engeland: afkondiging van de Act of Navigation,
waardoor alleen maar Engelse schepen niet-Europese producten naar Engeland mochten vervoeren.
Frankrijk: verhoging van invoerrechten.
Interne oorzaken: De verschillende oorlogen waarbij de Republiek
betrokken was waren niet gunstig voor de goederenhandel
Er moesten hoge kosten worden gemaakt om de verzanding van havens en rivieren in de Republiek tegen te gaan
De functie van Amsterdam als stapelmarkt werd langzaam minder door de opkomst van voorbijlandvaart (goederen werden direct uitgewisseld, zonder tussenkomst van A’dam)
Winsten in Oostzeehandel en zeevisserij nemen sterk af: graanprijzen dalen, haringconsumptie neemt af en walvisvaart lijdt onder overbevissing
Zandbanken in het IJ vormden grote obstakels en belemmerden het Amsterdamse handelsverkeer steeds meer.
Vaargeul ‘Pampus’
4.2 Groei van de koloniale handel Koloniale handel met Nederlands-Indië
neemt tussen 1680 en 1730 toe zowel in handelsvolume (x2) als in assortiment: textiel, porselein, suiker, koffie, thee, etc.
Driehoekshandel neemt toe: WIC zet plantage-economie op in Suriname
Keerzijde: omzet groeit, maar winst daalt door stijgende kosten (1), buitenlandse concurrentie (2) en corruptie van het eigen personeel (3)
Geldhandel op de Amsterdamse kapitaalmarkt neemt sterk toe: Internationaal betalingsverkeer via de
wisselbank Vestiging van grote bankiershuizen (Hope & Co) Commissiehandel: samenbrengen van kopers
en aanbieders en opstellen van handelsovereenkomsten tegen vergoeding (commissie)
kredietverstrekking aan VOC, WIC, planters in Suriname, etc.
Handel in (staats)obligaties: rente op leningen aan de staat
Een VOC-obligatie uit 1785
De Canon van Amsterdam over Hope & co
Canonclip ‘Hope & co’, 1762