hans de valk reis naar het rniddelpunt van de aarde
DESCRIPTION
HANS DE VALK Reis naar het rniddelpunt van de aarde De be1evingvan Rome in katholieke reisgidsen en reisverhalen rond het HeiligJaar 1950TRANSCRIPT
HANS DE VALK
Reis naar het rniddelpunt van de aarde De be1evingvan Rome in katholieke reisgidsen en
reisverhalen rond het HeiligJaar 1950
Hans de Valk (1946) is als senior onderzoeker ver
bonden aan het Instituut
voor Nederlandse Geschiedenis in Den Haag.
I Brabers,The most marvellous show'.
2 Opgenomen in zijn boek Friezen, Franken, Nederlanders, p. 158-181.
3 Kossmann,De LageLanden, dl.2,p. 331.
4 Roes,/n dekerkgehoren, p. 35,vgl.38.
1. INLEIDING
Enkele jaren geleden verscheen een aardig artikel, gewijd aan de massaIe bedevaart van de Nijmeegse universitaire gemeenschap naar Rome in het Heilig Jaar 1950. De tocht wordt getypeerd als een "spektakel zonder weerga".' Het verblijf in de Eeuwige Stad zelf neemt echter maar een bladzijde in. De reis wordt geplaatst in een Nijmeegse en Nederlandse katholieke context, en die vraagt aIle aandacht. Dat is begrijpelijk, maar ook jammer. De Nijmegenaren (en de vele duizenden andere Nederlandse katholieken die hen in deze jaren voorgingen en volgden) reisden naar Rome in een tijd dat zoiets eenvoudig noch goedkoop was. Wanneer we ons een halve eeuw later afVragen wat hen bezielde, wat ze er hoopten te vinden en hoe ze op hun verblijfreageerden, moeten we die vragen niet alleen plaatsen in een Nederlandse maar evenzeer in een Romeinse context. Deze bijdrage onderzoekt het beeld van de Eeuwige Stad in de Nederlandse katholieke reisliteratuur
rond het Heilig Jaar 1950, dat wil zeggen vanaf 1945 tot het overlijden van Pius XII in 1958. Daartoe is een ruime keuze gemaakt uit gidsen, boeken, reisprogramrna's en brochures van uiteenlopende aard die de reiziger in deze periode ter beschikking stonden. De titels werden deels ontleend aan een lijst van M.P.M. Muskens,? deels aan een zoek
tocht in de elektronische Neder/andse Centrale Catalogus. De onderzoeksperiode is gekozen omdat na de Tweede Wereldoor
log het pauselijk ambt binnenkerkelijk een absoluut hoogtepunt van invloed en aanzien leek te bereiken, dat echter kone tijd later, vanafde vroege jaren 1960, in Nederland tot de grond werd afgebroken, een groot deel van het overige kerkelijke gezag met zich mee slepend. Het is juist die abrupte breuk, volgens Kossmann "een van de wonderlijkste demasques die in Nederland ooit hebben plaatsgehad",3 die de Romebedevaart in deze periode interessant maakt. Waar de moderne historici van het N ederlands katholicisme meestal speuren naar voortekenen van de 'revolutie', ontmoeten we hier de wereld van het Nederlandse "turbo-katholicisme" (om een term van Jan Roes te Ienenrt in zijn gaafste vorm vlak v66r de storm. De volkomen onderwerping en overgave
REIS NAAR HET MIDDELPUNT VAN DE AARDE 185
aan het pauselijk gezag, het kritiekloos overnemen van door Rome aangeleverde, dwingende beeldvorming en de idolatrie waarmee daarvan verslag werd gelegd, verdiepen het contrast, en dat in een periode dat ook in Nederland al onrust in de zielzorg merkbaar werd. Het intrigerende is dat de auteurs bepaald niet aileen zoete clericalen waren, maar ook journalisten, studenten, vooraanstaande intellectue!en. In hun verhalen zien we hoe de pelgrims, door Romeinse mythevorming voorbereid, onder curiale regie werden ingesponnen in een web van re!igieuze symbolen en beeldentaal die een beroep deden op dieper liggende emoties en waaraan moeilijk te ontsnappen bleek. De paus persoonlijk in zijn gedaante van PastorAngelicus speelde daarin onbetwist de hoofdrol. Zijn encycliek Mystici Corporis (I943) is in dit kader een sleuteldocument.
In dit artikel wordt, na een korte inleiding en de introductie van gidsen en reizigers, de Rome-pelgrimage gevolgd als de zoektocht naar een midde!punt, dat steeds dichter wordt benaderd. We volgen daarbij de route van de pelgrims in het Heilig Jaar: de geeste!ijke voorbereiding, de tocht door de 'heilige stad', het Vaticaanse complex als midde!punt van de stad en tenslotte de paus als 'levend middelpunt'. Het verhaal wordt besloten met een korte blik op de snelle 'onttovering' van Rome na het overlijden van Pius x I I aan de hand van enkele vergelijkbare bronnen uit de jaren I96a.
2. DE BEDEVAART NAAR ROME
Pelgrimages adlimina apostolorum zijn zo oud als de weg naar Rome.i maar ze werden sinds het derde kwart van de negentiende eeuw door de Heilige Stoel steeds actiever bevorderd. Aanvankelijk vormden zij onderdee! van de algemene mobilisatie van de were!dkerk die de Romeinse curie in haar strijd met de Italiaanse usurpator op gang hie!d. Dit politieke doe! schoofgeleidelijk naar de achtergrond, om plaats te maken voor kerkelijke motieven. Het bezoek van de gelovigen aan Rome paste immers ook uitstekend in het curiale centralisatiestreven dat de oude universele machtsaanspraken van de Pontifex Romanus op aan de tijd aangepaste wijze verwoordde en de positie van de paus sinds het begin van de eeuw steeds verder uitbouwde ten koste van het episcopaat. Mijlpalen op de weg naar verwezenlijking van deze ambitie waren de onfeilbaarheidsverklaring van I87a en de invoering van de Codex Iuris Canonici (1917)' Bij deze leerstellige en kerkrechte!ijke elementen voegde zich in de laatste decennia van de negentiende eeuw een derde: de 'pausverering', die een rechtstreekse band schiep tussen
sEen recente blik hierop biedt Rietbergen, Romegelezen, hoofdstuk 3-Dit boek is een goede inleiding op de mythe van Rome in het algemeen.
HANS DE VALK186
Prentje van Pius x II bij
gelegenheid van het Heilig
Jaarr950. [KDc/KLiB, Nijrnegen].
6 Zie Zambarbieri, 'La devozione al Papa'; vgl.voor Nederland mijn Roomser dan depaus?, hoofdstuk 5.
de opperherder en de gelovige leken, over de hoofden van de bisschoppen heen. Deze 'devotie' ontwikkelde zieh sterk onder de pausen Pius I x en Leo x I I I 6 en kon zo de basis worden onder de Katholieke Aetie, de georganiseerde mobilisatie van de leken zoals die door Pius x I (1922-1939) werd opgezet. Naarmate de status van het pauselijk ambt binnen de kerk rees en in de eerste helft van de twintigste eeuw het reizen naar Rome steeds gemakkelijker werd, groeide het aantal pelgrims. De pausen op hun beurt baden steeds meer bijzondere aanleidingen voor een pelgrimage. In 1900 hers telde Leo XIII na 75 jaar de traditie van het Heilig Jaar, dat in 1925 opnieuw plaatsvond en groeiende aantallen bezoekers trok. N aast deze algemene gelegenheden waren er vele andere, bestemd voor bijzondere groepen of met bijzondere thema's. Met de groei van het aantal pelgrims nam ook het belang van de pauselijke representatie toe. In het sehitterende Vatieaanse deeor en met behulp van een indrukwekkend eeremonieel, werden de eenzame status en het absolute primaat van de Heilige Vader over de gehele kerk op niet mis te verstane wijze aan de pelgrims gedemonstreerd.
Paus Pius X I I, wiens eerste pontifieaatsjaren samenvielen met de Tweede Wereldoorlog, had goede redenen om na 1945zijn status aan te seherpen, zijn bissehopsstad opnieuw te claimen en de grootsehalige pelgrimage naar Rome te bevorderen. De internationale betekenis van de Heilige Stoel was er niet op vooruitgegaan door de mislukte bernid
REIS NAAR HET MIDDELPUNT VAN DE AARDE 187
delingspogingen in twee wereldoorlogen, die bovendien beide een
pijnlijke nederlaag betekenden voor een kerk die universalisme predik
teo Ondanks het succes van de Lateraanse verdragen (1929), die Rome als cittasacra hadden erkend, was de mythe van het katholieke Rome
overvleugeld door de Romanita van het fascisme, dat de stad inrichtte
als decor voor zijn imperiale aspiraties.7 Rome moest daarom opnieuw
op de kaart worden gezet als moreel en geestelijk centrum van de
wereld. De massale toeloop van katholieke leken naar hun geestelijke
hoofdstad zou bovendien een voortdurende bevestiging zijn van het
nieuwe ecclesiologische model dat de paus in zijn encycliekMysticicorporis had neergelegd.
Deze encycliek was de kroon op het werk van het Romeinse centralisatiestreven.f Zij plaatste een organische conceptie van het kerkbegrip
over het bestaande juridisch-institutionele model. De kerk viel, naar
het woord van de apostel Paulus, samen met het mystieke lichaam van
Christus. Van deze onzichtbare spirituele gemeenschap was Christus
het hoofd, de gelovigen de ledematen. Op aarde kende deze eeuwige kerk een zichtbare juridisch-institutionele afbeelding, waarvan de paus
van Rome het hoofd was, en weI het absolute hoofd. Ook de bisschop
pen behoorden nu tot de ledematen, want er werd vastgesteld dat zij
hun gezag niet aan hun wijding ontleenden, maar uitsluitend aan de
benoeming door de paus. Dit organisch-hierarchische model met zijn
lichaamssymboliek was, zoals hieronder blijkt, als centrale metafoor
buitengewoon geschikt om er allerlei oudere en nieuwere elementen uit
de katholieke mythe van Rome aan te koppelen. De stad ging van deze symboliek deel uitmaken: als zetel van het zichtbare hoofd was zij
afbeelding en symbool van de hemelse zetel van het onzichtbare hoofd. De paus en zijn stad samen waren het concrete, zichtbare Rome dat als
middelpunt direct verbonden was met het onzichtbare. Dergelijke
beeldvorming, die vaak de letter van de encycliek ver overschreed, ontwikkelde zich in het bijzonder in de aanloop naar het Heilig Jaar 1950, dat ruim twee miljoen pelgrims trok.? Dit succes werd onder meer ge
volgd door het Maria-jaar 1953-1954 en de heiligverklaring van Pius x
in 1954
3. DE REIZIGERS EN HUN GIDSEN
Over welke actuele voorbereidende lectuur en gidsen kon de Neder
landse pelgrim in deze jaren beschikken? Vooral rond 1950verschenen nieuwe publicaties, terwijl bestaande, al dan niet in aangepaste vorm,
werden herdrukt. Er was een officiele gids onder auspicien van de
7 Vgl. Giardina en Vauchez, II milodiRoma,hoofdstuk a,
8 In de meeste kerkhistorische werken krijgt dit document, geschreven door de Nederlandse jezuiet
S. Tromp, niet veel aandacht. Zie echter de interpretatie van Alberigo, 'Le concezioni della Chiesa',
P·9 6-102 .
9 Rietbergen, Romegelezen,
P·135·
188 HANS DE VALK
10 Zie voor de bibliografische
gegevens van de geciteerde
Rome-lireratuur de lijst van gedrukte bronnen aan het
einde van dit artikel. [I Hoewel het door mij ge
bruikte exemplaar als plaats en jaar van uitgave
'Utrechr/Brussel, 1951'vermeldt, dateerde de koper op
het schutblad zijn aankoop
op 1950; de derde druk was
eveneens van 1950. 12 Zie voor Smit en Post resp.
A.H.M. van Schaik in
BWN, dl. 2, p. 518-519, en A.G. WeilerinBWN,dl.l,
P·47°-47I. [3 Zie b.v.:Rome (1936);Ave
Roma (1940); Pastor Angelicus(1949); Het ziluerenJubeljaar1950 ([950, over de achtergronden van het
fenomeen HeiligJaar); de vertaling van Pfister, De pausin bet Vaticaan (1955)'
Romeinse curie: Heilig Jaar 1950. Kleine gids van Rome voordepelgrims van bet vijfen twintigstejubeijaar. IO Merkwaardig zijn in dit boekje de moralistische overwegingen en aansporingen tot (schiet)gebed, ook op plaatsen waar men dat niet verwacht, bijvoorbeeld bij de beschrijving van niet-christelijke bezienswaardigheden en moderne stadsde1en. Het eveneens officiele Gebedenboek van de pelgrim begeleidde hem bij de tocht langs de voorgeschreven kerken om de grote aflaat van het Heilig Jaar te behalen. De gids echter die Nederlandse katholieken voorbereidde op hun bezoek en hen ter plekke van dienst was, droeg de tite1 Naar Rome. Geillustreerd bandboek voorreizigers naar Rome en was in 1950 al aan een vierde druk toe." Het boek, waarvan de eerste druk
(voor katbolieke reizigers) verscheen in 1933/1934, was geschreven door twee eminente deskundigen, de curieprelaat en bisschop Jan Olav Smit
(1883-1972), kanunnik van Sint Pieter, en Reinier Post (1894-1968), hoogleraar in Nijmegen en van 193°-1936 secretaris van het Nederlands Historisch Instituut in Rome." Het was niet hun enige vorm van
samenwerking. In 1932 hadden zij onder de tite1Het Vaticaan een handboek uitgegeven dat geschiedenis en organisatie van het kerkelijke hoofdkantoor beschreef Hun reisgids richtte zich niet op 'gewone' toeristen, maar op pelgrims: de nadruk lag daarom op het christelijke, pause1ijke Rome. Smit publiceerde in 1950 bovendien Het eeuwige Rome, waarin hij het 'idee van Rome' thematisch besprak vanuit een ultramontaans perspectief en daarnaast de inrichting van de curie behandelde. Smit grossierde ook nog in andere Vaticana: variaties op hetzelfde thema, die hier verder niet aan de orde komen.U Wie daaraan
nog niet genoeg had, kon in 1954een nieuw handboek aanschaffen van de Augustijnerbisschop Petrus Canisius van Lierde (19°7-1995), pauselijk sacrista en vicaris-generaal van Vaticaanstad, met de titel Achter de Bronzen Poort. He! centraal bestuur van Cbristus' kerk. Het was een ouderwetse apologie, die op arge1oos-zelfingenomen toon de lof zong van de curie ("Bemerkt U met welk een wijsheid hier wordt opgetre
den.~")
Groepen pelgrims werden vaak afzonderlijk op hun tocht naar
Rome voorbereid. Johannes van Besouw (1898-1957)' geestelijke en Romeins correspondent van de Maasbode, richtte in 1950 een aansporing tot de Catechisten van de Eucharistische Kruistocht, getiteld Romeroept. PiusXII, betHeiligJaar endeEeuwige Stad. Het boek Rome van Ad Bevers (geb. 191I), journalist van de Volkskrant, was bedoe1d ter voorbereiding van de pe1grimage die de Katholieke Arbeiders Bewe
ging in mei 1951 maakte bij de herdenking van zestigjaar Rerum Novarum. Het uitgebreide Programmaboek voorde Rome-Kruistocbt van de
Katholieke Arbeiders Jeugd (Kajotters) in 1957 bood naast gebeden en
REIS NAAR HET MIDDELPUNT VAN DE AARDE 189
gezangen een opgewekte mengelingvan beschrijving, praktische infor
matie en goede raad. De zorgvuldig voorbereide, massale reis vond
plaats bij gelegenheid van de eerste internationale bijeenkomst van de arbeidersjeugd.tt
Ook de thuisblijvers werden bediend. H. Kemna (geb. 1907), direc
teur van het Katholiek Nederlands Persbureau, bood met Hetjaar van degrote terugkeer. Jubeijaar 1950, een 'virtuele' reisgids aan met uitzonderlijk veel gemeenplaatsen. Nog bonter maakte het dr. D.G.G. van
Ringelestein, gemeentelijk inspecteur van het onderwijs in Den Haag.
Zijn Citt« del Vaticano. Een reisuerbaal voorde hogere klassen der lagere scholen envoorMulo-Scholen uit 1932 werd in 1949 in aan het HeiligJaar aangepaste vorm en met nieuwe kerkelijke goedkeuring herdrukt. Het beschrijft de Rome-reis van een Mulo-scholier en zijn vriend in gezel
schap van diens ouders en zus tijdens de Paasdagen. Veel van de houte
rige dialoog - deels in de mond gelegd van een Romeinse heeroom, die
het gezelschap rondleidt - lijkt rechtstreeks atkomstig uit aardrijks
kundeboeken en reisgidsen.
Reisverslagen zijn er globaal in twee soorten: van individuele reizi
gers en groepen. Het bekendste en meest afwijkende van de eerste
soort is het lange gedicht Een voetreis naar Rome (gepubliceerd in
1946), dat Bertus Aafjes (1914-1993) in 1944 schreef over een tocht gemaakt in 1936; niettemin past het vanwege zijn enorme populariteit
in de 'Rorne-lectuur' van kort na de oorlog. Aafjes, die ook in 1939 en in
de jaren 1950geruime tijd in Italie en Rome verbleef, plaatste in 1950 een enthousiast essay over Rome in een speciaal nummer van het
Katboliek Bouwblad en wijdde later een hoofdstuk aan de stad in zijn
reisboek Capriccio Italiano (1957)' Zijn proza is lyrisch van toon en weet zich grotendeels aan de gangbare gemeenplaatsen te ontworstelen. De
journalist en vooraanstaande intellectueel Anton van Duinkerken"
bezocht de stad voor het eerst in 1947 bij gelegenheid van de opening van een K.L.M.-luchtlijn. De zes dagen die hij er doorbracht, lieten een
verpletterende indruk achter en vulden een jaar later een heel boek met
de titel Begrip vanRome,vol religieuze en cultuurhistorische reflectie en
literaire reminiscenties. De jonge journalist J.W. HofWijk (schrijvers
naam van W.J.V. Kint, geb. 1920), reizend correspondent vanDe Maasbode, publiceerde in 1949 over zijn verblijfhet boek Romeroept met als
doel zoveel mogelijk Nederlandse pelgrims naar Rome te krijgen in het
Heilig Jaar. Het was op krijgshaftig-triomfalistische toon geschreven.
Volstrekt anders van karakter waren de Wandelingen door Rome (1956) van de schrijver Godfried Bomans.I'' gebaseerd op een lang verblijf in
1954-1955· Ofschoon er vanuit katholiek standpunt bezien geen onvertogen woord in staat, valt het tussen de wierookwolken op door een ele
14Zie Peet, He! uurvandearbeJdersjeugd, p. 239;diverse foto's van de reis zijn in dit hoek opgenomen.
15 Pseudoniem van W.J.M.A.Asselhergs
(1903-1968), sinds 1952 hoogleraar in Nijmegen; zie A.H.J.Roes in BWN, dl. I, p.20-21.
161913-1971; zie W.A.Ornee in BWN, dl. 3,p. 63-64.
17Zie voor hem: Vinkenburg, 'Mensen van Redemptie.
Piet W esseling'.
18 Brabers, The most marvelous show', citeert fragmen
ten uit Mannings dagboek.
19 Bijvoorbeeld ibidem, p.69-70.
20 Bomans, Wande!ingen,
P·17· 21 Van Duinkerken, Begrip
vanRome,p. 602
190 HANS DE VALK
ment van ironische distantie. Heel persoonlijk waren de indrukken van een Paasreis in 1950, die de redemptorist Piet Wesselingl7 (1916-1978) neerlegde in Mijn eeuwige stad (1950)' Deze internationaal opgeleide journalist en populair radiospreker, die in de jaren 1970in progressiefkatholieke kring op de voorgrond zou treden, vertrok naar eigen zeggen sceptisch, maar kwam enthousiast terug. Volgens Simon Jelsma M S c, die het boek in zijn voorwoord "een geestelijke reportage" noemde, was het een bezonken verhaal, nadenkend opgeschreven na thuiskomst, waarin "de stad zelf in haar meest wezenlijke gedaante op het voorplan kwam te staan", namelijk "als hoofdstad der Christenheid".
Diereflectiehad mgr.]. Doesburg (19°6-1980), in 1950directeurvan de Katholieke Actie voor de Vrouw, niet nodig, toen hij tezelfdertijd als Wesseling met 142 leden van de Katholieke Vrouwengemeenschap uit het aartsbisdom pelgrimeerde. Zijn verslag met de titel Vrouwen bt} de paus (1950) liet geen ruimte voor scepsis. De opmerkelijkste massabedevaart van 1950 was stellig die van de Nijmeegse universiteit, met 640 deelnemers. De herinnering daaraan werd door de neerlandicus en dich
ter Jan Elemans (geb. 1924) neergelegd in het boek ViaTriorifale (1951). De titel sloeg op het logeeradres, maar bracht ook het gevoel tot uitdrukking dat de deelnemers bezielde. Een van die deelnemers, de student en latere Nijmeegse hoogleraar geschiedenis Ad Manning (19291991), hield een dagboek bij, waarin hij zijn indruk-ken noteerde.F In 1956 ten slotte trokken ruim 200 mannen van de Koninklijke Luchtmacht naar Rome. De jonge journalisten Nico Bergkamp en Rein van Rooij (geb. 1928) beschreven de tocht (onder toezicht van de stafaalmoezenier) in het boekje In hetblauw naarRome (1957)' Het werd een braafen zeer katholiek verhaal dat veilig de vaste paden volgde.
Dat zij pelgrims waren en geen toeristen, was een vast uitgangspunt voor de katholieke reizigers. Dat kregen ze voortdurend voorgehouden door hun gidsen, programmaboekjes en vooraf gelezen reisverhalen.'? Zo leerden ze wat er van hen werd verwacht: geen pleziertocht, maar een bedevaart, een religieuze ervaring. Men sprak neerbuigend over de toerist, die "leeft op het snobisme der algemene ontwikkeling, die v66r de reis is opgedaan en die een onbevangen oordeel in de weg staat".20 Voor de pelgrim was Rome niet een verzameling dode kunstwerken en ruines ter inspectie, maar een levende inspiratiebron. "De eeuwige stad bezoeken, alsofmen een museum bezocht, is even weinig katholiek als neerknielen bij het graf van Petrus als bij een curiositeit die men geknield beter waarneemt", aldus Van Duinkerken: "Van Rome gaat voor iedere bezoeker een roeping uit. Het is niet mogelijk, daar te verblijven als katholiek en voorbij te gaan aan de taal van de traditie"." De toerist daarentegen "ziet aIleen wat er klein is in de kerk". De bedevaart
REIS NAAR HET MIDDELPUNT VAN DE AARDE 191
ganger nam daar zonder schaamte afstand van, anders werd de stad "een museum waarin we dan tegelijk ons eigen uitgeblust leven in een vitrine kunnen bergen. Dan worden we van Rome alleen maar moe". De gelovige "knielt voor de grootheid van de Kerk";'" De Kajotters kregen in 1957 te horen dat zij een "kruistocht" hielden ter geloofsbelijdenis, en dat was "heel iets anders dan een touringreis, heel iets anders dan een festival in Moskou''.23 Zuinige zielen die vanwege de duurte hun reis uitstelden tot na het HeiligJaar, kregen van H. Kemna het verwijt dat zij "de geest van toeristen" hadden.H
4. ROME: DE STAD EN DE MYTHE
Hoe werd Rome rand 1950 aan de Nederlandse katholiek gepresenteerd? Het lemma in deel zr van de tweede druk der Katbolieke Encyclopaedie (verschenen in 1954en gratendeels overeenkomend met dat in de eerste druk van eind jaren 1930) noemde de stad eenvoudig "hoofdstad van de Italiaanse republiek en middelpunt der katholieke wereld"; zij heeft "vooral betekenis als centrum der Katholieke Kerk". De Encyclopaedie vanhetkatholicisme liet het twee jaar later bij het laatste: "Hier zetelt de opvolger van Petrus, de Paus; hier zijn ook de graven van de apostelen Petrus en Paulus en van talloze heiligen". In het katholieke deel van de Encyclopedie van het Christendom uit hetzelfde jaar noemde de destijds in Rome studerende kerkhistoricus J. N ouwens M schaar "de heilige stad" en kende haar een "unieke plaats in het christelijk bewustzijn" toe als zetel van de pausen, die door het verbeterde vervoer binnen het bereik van veel meer pelgrims was gekomen. Het zijn korte maar duidelijke plaatsbepalingen, waarap gidsen en pelgrims lyrisch en in alle toonaarden varieerden: Rome was een bij uitstek katholieke reisbestemming, het heilige middelpunt, de overweldigende, imponerende Eeuwige Stad. Aan die stad werd een heel bijzonder karakter toegeschreven met opvallende eigenschappen.
Rome was om te beginnen een mythische stad die de pelgrims kenden v66r zij er een voet hadden gezet. Zij waren er mee opgevoed en herkenden niet aIleen bij aankomst wat zij zagen, ze zagen wat ze wilden en moesten zien. "Wat tot voor kort nog geestelijke belevenis was, krijgt in Rome vlees en bleed"." Ook Anton van Duinkerken arriveerde in een bekende omgeving. "Ik wist, dat ik Rome moest zien ... Sedert mijn kindsheid heb ik jaar op jaar boeken gelezen die mijn verbeelding naar Rome verplaatsten. T elkens kwam de lokking terug, die thans door de werkelijkheid wordt bevredigd en tevens versterkt. Ik weet, dat ik voortaan mijn leven lang heimwee naar deze stad zal heb
22 Wesseling, Mijn eeuwige stad, p. 91, 182.
23Programmaboek voordeRome-Kruistocbt, p. 92; vgl. Bergkarnp, In hetblauw, p.44
24 Kemna, Hetjaarvan de grote terugkeer, p. 13
25Bijdrage van Bertus Aafjes in Roma.Katholiek Bouwblad.
26 Van Duinkerken, Begrtp vanRome,p.582-584, 603, 61I; Bevers, Rome,p. 12.
27 Wesseling, Mijn eeuwige stad, p. [4-15.
28 Ibidem, p.42. 29 Smit, Post, NaarRome,
p. 7-8. 30 Programmaboek uoorde
Rome-Kruistocht, p. 6,31-32.
192 HANS DE VALK
ben. lets van mijzelfheeft hier zijn huis." Daarom moest men tevoren
over Rome lezen en er na het bezoek over schrijven: zo bleven de mythe van en het verlangen naar de Eeuwige Stad in srand.t? Piet Wesseling
besefte dat Rome niet slechts een deel van hemzelfwas, hij was zelfook
een deel van Rome. Alles vloeide immers samen in die ene "Heilige
Romeinse Kerk. En van die kerk was je zelfeen levende steen ... Daar
om, zo dacht ik, ga ik naar Rome als naar mijzelf. Ik ga Rome ontmoe
ten om mijzelfte ontmoeten". In deze gedachtegang kwam de symbo
liek van het mystieke lichaam op een originele manier tot leven. Triom
fantelijk concludeerde hij bij vertrek: "Rome dat is mijn stad. Rome is van mij. Ik voel Rome als een stuk van mijn persoonlijkheid'',27
De katholieke mythe mocht krachtig zijn, de ontmoeting met de werkelijke stad gafveel pelgrims een schok: "Voorlopig zie ik niets van
'n Heilige Stad'',28 Voor de botsing met een uitheemse werkelijkheid
werd de eenkennige Nederlander daarom bij voorbaat gewaarschuwd.
Volgens de gids van Smit en Post was "Rome niet in alles heilig" - men
moest zich niet in zijn vrome gevoelens laten storen door "het vluchti
ge zakenleven" ofhet "enigszins lichtzinnige stadsleven". Hier golden
andere maatstaven: "Zelfs moet men oppassen zich niet te ergeren door
de onbewust Nederlandse levensgewoonten en godsdienstige gebruiken op het leven, ook het godsdienstig leven, der Italianen toe te pas
sen"."? De wereldkerk was universeel, maar ook veelvormig: zij was niet
katholiek Nederland op grotere schaal. Aan de Kajotters hield aartsbis
schop Alfrink (zelfdoctorromanus) in een inleiding op hun programma
boek dan ook voor dat het heilige van Rome niet voor het grijpen lag.
Romeinen vormden "met ons .., dezelfde ene Heilige kerk, waarvan
juist het middelpunt, de Paus en de Sint Pieter, in hun midden zijn gele
gen. Wie hen echter met onze Nederlandse maten zou willen meten,
wie hun gewoonten en gebruiken vergelijkt met de onze, kan teleurgesteld uitkomen, zich misschien soms zelfs geergerd voelen. Maar dat is
dan toch ten onrechte".
Deze pogingen tot relativering bleken echter vaak vergeefs. Daar
voor was de bestaande beeldvorming over Italie- positiefen negatief
te sterk. In het K.A.J.-programmaboek werden Italianen voorgesteld
als "heerlijke", hartelijke en eenvoudige mensen. Vaak arm, maar men
moest bedenken dat "deze mensen ook rijk zijn, ze bezitten namelijk
het leven in overvloed en daar kun je ze soms zo verschrikkelijk om
benijden",3° Aan waarschuwingen was er ook geen gebrek. "Hier vlak
bij is 'n goede zaak waar ze ook N ederlands verstaan ... en waar we niet afgezet worden. Dat is hier barl", liet Van Ringelestein de rondleidende
heeroom vertellen. Romeinen waren immers oplichters, gauwdieven en
zakkenrollersY Zoals te verwachten nam Bomans dat wat luchtiger op:
REIS NAAR HET MIDDELPUNT VAN DE AARDE 193
Paus Pius x II begroet
H·oOO kajotters, '957. [Foto KNA PressebildJ.
"Ik geloof niet dat er een land in Europa is, waar het geld verdienen zonder duidelijke tegenprestatie zo nijver beoefend wordt als hier in Italie". Bomans en Hofwijk serveerden sterke verhalen over fantastische oplichterijen, maar relativeerden de Nederlandse vooroordelen ook enigszins, zonder ze zelfhelemaal kwijt te rakenY Beschaafde reizigers werden ook anderszins geschokt. Het smaak- en stijlverlies dat sprak uit de eigentijdse kerkelijke kunst en de platte rommel die als souvenirs werd verkocht, brachten Van Duinkerken tot ongewoon felle uitvallen: zij "vernederen het geloof' en maakten er een "middenstands"-ervaring van: "Hierin woekert een bederfvan de moraal".33 Ook Bomans schold op de "miserabele marskramerij van religieuze smakeloosheid ... rarekiekkasten van goedbedoelde maar daarom zo schadelijke vulgariteit", maar wees toch ook weer op de onvoorwaardelijke overgave van de Romeinen aan hun belevingvan het katholieke geloof34
Ook dit cliche was een vast bestanddeel van de katholieke mythe: Romeinen, onder directe hoede van de paus, waren een speciaal 500rt gelovigen. "Het geheim van Rome's bekoorlijkheid ligt ... voor een groot deel ook in zijn pretentieloze, volkomen, gave, christelijke levensaanvaarding", die tot uitdrukking zou komen in de diep christelijke "oprechte, argeloze blijdschap" van de inwoners.35 Een kritischer stem dacht daar anders over en wees op de pastorale problemen in de stad ondanks de overmatige aanwezigheid van geestelijken en religieuzen)6 Volgens Bomans kon dit laatste zelfs bij vrome gelovigen anticlericale gevoelens opwekken: "'Daar heb je ze weer', is de opkomende gedachte die zich steeds moeilijker verjagen laat". Hij greep terug op het Klein insectenboek: "Overal kon men de vaste paden traceren van religieuzen, die zich van en naar hun veilige korven spoedden. Vlak bij zo'n korf, de Gregoriana of het moederhuis van een religieuze orde,
31 Van Ringelestein, Cittade! Vaticano, p.49; vgl.Van Doesburg, Vrouwen by de Paus, p. 24, Elernans, Via Trio'!ftzle, p. 37,Bergkamp, In betblauw, p. 9-10.
32 Bomans, f.-Vandelingen, p. 57;HofWijk, Romeroept, o.m. p. 28-29, 72, '46-148, 152 - 153.
33Van DUinkerken,Begrlp vanRome,p. 595.
34 Bomans, Wandelingen,
p. '54-155.
35Kemna,Hetjoar van degroteterugkeer, p. 50-51.
36 Lemma 'Rome' van
J. Nouwen in: Encydopedie vanhetChristendom, p.687688.
37 Bomans, vVtmdelingen,
P·192-[93·
38 Van Duinkerken, Begrip vanRome,P:582-584, 695; Hofwijk,Romeroept, p. 6.
39 Katbolieke Encydopaedie, dl. 21, lemma 'Rome'.
194 HANS DE VALK
wriemelde het van zwart gerokte of wit gehuifde insekten, met hun wonderlijke dekschildjes en wijd uitstaande voelsprieten. Soms zag men hele wolken van nonnen de straat oversteken, alsofer iemand met een stok ergens gewoeld had en dit er uit tevoorschijn was gekomen",37
De meeste reizigers wierpen zich echter zo gauw mogelijk op de stad die ze al kenden. "Rome vermoeit de ogen niet. Het heeft, bij al zijn schreeuwende tegenstrijdigheden, zulk een innerlijke harmonie, dat ook de geest er eerder rust vindt dan vermoeienis en toch gedurig wordt geprikkeld tot nieuwe gedachten ... Zij onderzoekt ons bewustzijn; zij taetst onze smaak; zij zuivert onze overtuigingen.... Niet, dat wij te zien krijgen, wat wij al wisten, is genot, maar dat de wetenschap doordringt tot de bronnen van de verbeelding". Iedereen moest dat volgens Van Duinkerken op zijn eigen manier ervaren. "Voor iedere bezoeker heeft Rome een eigen openbaring. Hij kan tevoren niet bepalen welke dit zijn zal. ... het is aan iedere reiziger voorbehouden, te Rome zichzelf te ervaren uit onontkomelijke verwijten en genaden".
J.W. Hofwijk beschreefhet proces als een redeloze verliefdheid: "Geen stad wil meer bemind worden dan deze stad der Steden, geen stad achtervolgt degene die in haar ban raakt langer, hardnekkiger, 'meedogenlozer' dan Rome. Men moet over Rome schrijven",38 Maar dan wei bin
nen christelijke perken. De stadsplattegronden van gidsen en reizigers vertoonden namelijk
vele lege plekken. Als er al over het antieke, 'eerste' Rome werd geschreven, dan tach vooral om het te plaatsen in het perspectiefvan het 'tweede', pauselijke Rome. En over het 'derde' Rome, schepping van het Italiaanse liberalisme en fascisme, werd meestal helemaal gezwegen, of
het werd afgedaan als een grauwsluier van protserige bouw en huurkazernes. Rome als caputmundiwas een erfenis van de oudheid, met haar universele aanspraken door de pausen op een religieus plan getild. De jaren na 1870leken het bespreken nauwelijks waard. "Vergeefs trachtte het koninkrijk aan Rome zijn kerkelijk en pauselijk karakter te ontnemen ... Met het fascisme begon een nieuwe opbloei .,. de reusachtige bouwwerken en doorbraken door Mussolini bevolen, hebben wel een eigen stempel op de stad gedrukt, doch zonder haar karakter van hoofdstad der Christenheid te schad en. Want door alles heen is Rome steeds de stad der pausen en het middelpunt van het katholicisme gebleven",39
5. STAD IN RET MIDDELPUNT
In bijna aile gidsen en reisverslagen werd Rome als middelpunt beschreven. Dat werd in allerlei beeldspraak uitgedrukt. Hier lag het
REIS NAAR HET MIDDELPUNT VAN DE AARDE 195
"hart der christenheid", dat de bloedsomloop op gang hield waardoor
bijvoorbeeld de Kajotters zich "echt verbonden voelen met de duizen
den kajot(s)ters uit de hele wereld".4° De officiele pelgrimsgids koos
voor een ander beeld dat het antieke en het christelijke Rome verenig
de: "AI van de oudste tijden af is Rome een vast punt geweest, niet
zozeer om haar eigen verdiensten als weI in haar hoedanigheid van
Moeder der gehele wereld't.r' Maar het oude Rome was nu "gestorven
... en rond die ruines is het eenzaam en stil", aldus H. Kemna; slechts
het christelijke was "het eeuwige Rome, het edele Rome, de urbs beata, de gezegende stad, het caput mundi, de hoofdstad der wereld ... Het zijn
geen lege klanken. Het zijn haperende pogingen om het onuitsprekelijke te noemen'l.P
Het pauselijke Rome lag niet alleen centraal in de ruimte, maar ook
in de tijd. Het legde getuigenis afvan negentien eeuwen christendom.
Het was tegelijk "een smidse waar de eeuwen gesmeed zijn" en het "lij
vige geschiedboek der wereld, waarin de verschillende tijdperken der
geschiedenis met grote letters volle bladzijden hebben geschreven".43
Daarom leek de historische tijd er opgeheven, de dialoog met het verle
den permanent. "Voortdurend vindt men te Rome de eigen zielsgestel
tenis getoetst aan die van kunstenaars en heiligen.... Men leeft er ...
altijd met anderen samen, gewoonlijk met groteren". Voor elke katho
liek was Rome bovendien door"de openbaring van een eeuwige en alle
daagse katholiciteit, gelijk het eigen vaderhuis vertrouwelijk". 44 Hier
yond de gelovige een tweede vaderland. Was het niet zo dat "iedere
katholiek iets van de zuidelijke warmte, iets van de roomse vreugde en
kinderlijke blijdschap uit de srad der zeven heuvelen heeft meegeno
men naar deze lage landen"? Vandaar het aangeboren heimwee: "Ieder
kind van de Moederkerk wil Rome zien en Rome kennen. Naar Rome
peIgrimeert zijn vroom verlangen. Rome heeft hij lief, ook zonder het gezien te hebben".45
De stad was het middelpunt van de wereld als middeIpunt van de
wereldkerk en daarom eerst en vooral een heilige plaats vol mysterie.
"Wij willen Rome bezoeken als hetRoma Sacra, het Gewijde Rome".46
Dit strekte zich onzichtbaar over de wereld uit, maar yond in de stad als
het ware een concrete verdichting. De verschillende lagen in het Rome
begrip: de stad, de Heilige Stoel, de katholieke kerk als geheel, vloeiden
gemakkelijk en zonder duidelijke afbakening in elkaar over. Van
Besouw beschrijft hoe de heilige stad zich over de heidense had uitge
breid en het heidendom overwonnen. Dat zou tijdens het Heilig Jaar
opnieuw gebeuren maar nu op wereldschaal: daarvoor zou het bezoek
aan Rome van miljoenen pelgrims zorgen.47 De uitwisselbaarheid van
begrippen is vooral sterk bij Van Duinkerken, die met de term 'Rome'
40 Bevers, Rome, p. 7; Progrommoboek voor deRomeKruistocht, p.146-147.
41 HeiligJoor /95°, p. 22. 42 Kemna, Hetjoorvande
grote terugkeer, p. 9-11, 49. 43 HeiligJoor /95°, p. 20;
Smit, Het eeuwige Rome,
P·9· 44 Van Duinkerken, Begrip
vanRome, p.584, 609. 45 Kemna, Hetjoorvande
grote terugkeer, p. 13,49. 46 Smit-Post,NoorRome,
P·7, '3· 47Van Besouw, Romeroept,
p.18-19·
196 HANS DE VALK
48 Van Duinkerken, Begrip vonRome,p. 602-604, 695.
491883-1972. Zie voor deze invloedrijke architect (in
1926 tot het katholicisme overgegaan): Van Hoof, 'n
Oudenbosscbenaar. 50 De citaten in de voorgaan
de alinea zijn achtereenvol
gens van: Smit, Het eeuwige Rome,p. [[-12; Van Lierde,
Bronzenpoort,p. 31;Van Duinkerken, Begrip vonRome,p. 582, 584; Granpre Moliere in Roma.Katboliek Bouwb/ad; Bevers, Rome,
P·9·
een voortdurend woordenspel speelt. "Men kent het ... niet uit kunstschatten aileen. Men kent het uit zijn heiligverklaringen. Men kent het uit zijn encyclieken. Men kent het vooral uit zijn vrijheden!" De pauselijke stad, waar "aile architecturen en alle psychologieen, waar het hieratische en het bekoorlijke ineenvloeien, is de stad van de onaflaatbare oorspronkelijkheid. Omdat het leerstellig gegrondvest is op een rots, is het moreel angstloos en energisch". De dialectiek tussen de Romebegrippen werd voor hem door het bezoek tot een hogere synthese gebracht: "Er is een Rome, dat ik bij mij draag. Het is nieuw, omdat het altijd nieuw is. Angst voor vergankelijkheid heeft er geen vat op. Dit Rome is onzichtbaar in de wereld. Het streeft naar zichtbaarmaking van zijn wezen. Aile wegen leiden erheen".48
Rome was een sacrale plaats, waar hemel en aarde elkaar raakten. Het was als een lens waardoor ruimte, tijd, geloofen gevoel werden geconcentreerd en vergroot. "Is Rome niet de centrale zon die licht van geloof en warmte van liefde uitstraalt over het hele aardrijk? Is Rome niet de altijd-vloeiende heilbron waaruit steeds verfrissende en versterkende wateren stromen ten eeuwigen leven? Is Rome niet de afgelopen eeuwen geweest, zoals nu nog altijd, het midde!punt van eenheid?", vroeg Smit retorisch. Van Lierde deed er nog een apocalyptisch schepje bovenop: Rome was de afbeeldingvan het hemels Jeruzalem, "de stad op de berg; waarlijk, de glorie van God gaat over haar op; van aile kanten komen de volkeren naar haar licht. De gouden zonsopgang die men te Rome op de Janiculus-berg bewonderen kan, is onbeschrijfe!ijk mooi, doch ook een andere zonsopgang bereikt de nog slapende stad: de geestelijke, mysterieuze uitstorting van hemels licht dat over de kimme van de Vaticaanstad heen haar kerken en huizen, haar torens, straten en pleinen baadt in een zuivere glans". Een vergelijkbare toespeling vinden we bij Van Duinkerken: "Zoals het, van de Pincio bezien, in de namiddagzon ligt, is Rome wei het ding op aarde, dat het meest moet lijken op de onvergankelijke heerlijkheid van zeven hemelen." Voor de architect en bekeerling M.J. Granpre Molieret? was het een "voorportaal van de hemeI" waar "afscheidingen van plaats en tijd" wegvielen, "de vooruitgeschoven post op de weg van de aarde naar de hemel". Hier voelde men "een even werkelijke als geheimzinnige stroom en tegenstroom van de stad naar de uiteinden der wereld en omgekeerd. Een stroom van genade en een stroom van verlangen. Van heimwee, liefde en dankbaarheid",5°
Die bijzondere plaats tussen heme! en aarde had Rome aan goddelijk ingrijpen te danken. Christus ze!fhad de stad gekozen "tot middelpunt van het onvergankelijke were!drijk der katholieke Kerk. Daardoor werd de Stad Rome zoals in de oudheid, maar nu op hoger plan de gehele
REIS NAAR HET M1DDELPUNT VAN DE AARDE 197
Wereld - urbs;acta estorbs". Hij vestigde hier immers de zetel van zijn plaatsbekleder op aarde, de paus die "Christus' mond" is, zelfs "Christus zelfop aarde", Daarom mochten de Romeinen roemen op Christus als hun medeburger (Cristo sie-fatto Romano), aldus de redenering van Smit. Deze opvatting was volgens P.c. van Lierde geheel in overeenstemming met de encycliek Mystici corporis: de identificatie van het mystieke lichaam van Christus met de kerk en de ecclesia militans als aardse afbeelding daarvan maakte de Zaligmaker tot het onzichtbare, de paus tot het zichtbare hoofd. Daarom was Rome het "aardse centrum" van de kerk, waar haar "wereldlijke glorie culmineert", waar haar "mystiek lichaam triomfantelijker, meer 'veruiterlijkt' leeft", was het "de hoofdstad van de historie, van de menselijke geest, van die altijd groeiende synthese van aile culturen en van aile beschavingen die wij aanschouwen in de kerk, in de levende, universele Christus.... Christus is immers niet meer in Jeruzalem, maar in Rome"Y
6. HET MIDDEN VAN HET MIDDELPUNT
Als middelpunt van de wereld had de heilige stad op haar beurt weer een eigen middelpunt. Dat werd uiteraard geplaatst in het Vaticaan, speciaal in het complex van het Sint-Pietersplein en de basiliek. Zou er in 1950 een andere plaats ter wereld zijn geweest die de Nederlandse katholieken beter bekend was? De vele afbeeldingen, ansichtkaarten, krantenfoto's, films en bioscoopjournaals hadden het plein met de fonteinen, de colonnade en de facade van de basiliek er achter gemaakt tot een lieu dememoire, oak voor wie er nog nooit geweest was. N ergens is in de Nederlandse beschrijvingen het gevoel van dqa-vu, van thuiskomst en vertrouwdheid, dan ook sterker. Geen vermelding van het plein of de overbekende architectonische beeldspraak (de armen van Christus, soms ook die van Petrus, die zich uitstrekken naar de wereld en de pelgrim omhelzen), werd nog eens herhaald of gevarieerd. Het waren beeldspraken die zich gemakkelijk voegden in de ecclesiologische symboliek die door de encycliek Mystici corporis werd uitgedragen. Dat de dichtersziel wel eens in opstand kwam tegen die massieve, opgelegde interpretatie, liet Bertus Aafjes zien in zijn Voetreis naar Rome. Hij koos voor een afwijkend beeld, dat doet denken aan de broeierige schilderijen van de Romeinse expressionistische schilder Scipione52en dat de hitte van een Romeinse zomermiddag naar een religieuze ervaring transformeerde: "Het plein is als een bakkersoven. / Ik voel mij zwellen als een brood / dat in den vuurhaard wordt geschoven / binnen een duisternis van rood".
51 Srnit, Het eeuwige Rome, p. IO-II; Van Lierde,Bronzen Poort,p. 200; Hofwijk, Romeroept, p.88-89; Wesseling, Mijn eeuwigestad,
P·24-25· 52 Pseudoniem van Guido
Bonichi. Zie b.v. diens RitrattodelCardinale Decano uir 1930, een schilderij dat Aafjes mogelijk gezien heeft (Hulten, Arte ltaliana,
P·52 I ) .
198 HANS DE VALK
Pius x II zegent de op het
Sint Pietersplein toege
stroomde gelovigen, 1956.
[KDC/KLiB, NijmegenJ.
53a.m. Bevers,Rome,p. 21
22; Elemans, ViaTrionfale, p. 37;Van Besouw,Rome roept; Bergkamp, In het blauw, p.7.
54Van Duinkerken,Begrip vanRome,p.619-620; Hot: wijk,Romeroept, p. 79-80; Bornans, Wande1ingen, p. 144-145; Wesseling, Mijn eeuwige stad, p. 55. Vgl. hierbij Rietbergen, Rome gelezen, p. 50-51.
55 Smit-Post, NaarRome, p.lO.
Voor de meeste bezoekers echter bepaalde de kanonieke interpreta
tie de werkelijkheid van hun ervaring: gevoelens van verwelkoming,
thuiskomst, veiligheid en herkenning overheersten.53Van Duinkerken
merkte hoe de colonnade hem opnam "met een ontvankelijkheid ofgij
thuis kwaamt na lange maanden van wegzijn, neen, alsof gij in het
vaderland kwaamt na lange jaren van ballingschap". J.W. Hofwijk kreeg
er een "wonderlijk gevoel van verlorenheid en veiligheid"; dit was de
"thuishaven", Ook Godfried Bomans zag een "paradox van besloten
heid en uitgebreidheid ... Majesteit en erbarmen. En dit is oak waar
om, zo neem ik aan, elkeen zich hier 'thuis' gevoelt". Men stand "als een
zandkorrel verloren in een kosmos en heeft tegelijkertijd het gevoel er
in opgenomen en geborgen te zijn", Dit laatste beeld sluit aan bij de
interpretatie, waarin het plein een symbolische afbeelding van de
wereld of de kosmos is. Piet Wesseling stond stil aan de rand en het
leek "een ogenblik of heel de wereld een kerk was geworden. De hele
wereld samengevat tussen de zuilen van Bernini was nu het atrium, de
grate voorhofvan de Petruskerk",54
De St. Pieter was elke katholiek natuurlijk even bekend als het plein
ervoor: samen vormden zij reeds lang her symbool van het ultramon
taanse katholicisme. Het is "de voornaamste kerk der wereld", schreven
Smit en Post, "want het is de pauselijke kerk",55 Ook hier werd de bele
ving van het gebouw gedicteerd door voorkennis. De druk daarvan kon
zo sterk zijn dat er een effect van afstomping ontstond. De student Ad
Manning zag de koepel vanuit het raam van zijn logies op de eerste
ochtend van zijn verblijf in Rome en noteerde: "Indruk maakte dat
gezicht eigenlijk niet, zoals je jezelftoch had voorgesteld. Het was alsof
REIS NAAR HET MIODELPUNT VAN DE AARDE 199
de volgende bladzijde in een plaatjesboek werd opgeslagen". Maar toen hij eenmaal dichterbij kwam, kon ook hij "de sensatie nauwelijks
verwerken" - en dat was precies wat er van hem werd verwacht: de pelgrim behoorde diepe ontroering te voelen.r''
Het bouwwerk op zichzelf stond bij een eerste ontmoeting al stijf
van de verhalen, beelden en anecdotes. Dat was trouwens niet voor
niets zo: de St. Pieter was een wereldwonder, in 1950 nog steeds de grootste enkele ruimte ter wereld. Het imponeren met afmetingen was
ook in de N ederlandse beschrijvingen een vast punt: "De toren van de
Lieve Vrouwenkerk in Antwerpen zou samen met de Dom van Utrecht rustig kunnen ronddansen onder de koepel".57 Een probleem was de
esthetische impressie. Moest men deze hoofdkerk van het katholicisme
mooi vinden? Ja en nee, dacht Van Duinkerken, maar in elk geval gaaf als impressie "van een triomftocht door de eeuwen, op weg naar onver
gankelijk geluk". Mooi oflelijk, mocht men daar eigenlijk wel een oordeel over hebben? Nee, yond Ad Bevers: "Daar is, precies alsof men u
die vraag voorlegde omtrent uw moeder ... maar een antwoord op: de Sint Pieter is dierbaar", men kan "deze overstelpende grootsheid even
min bevatten als beoordelen". Deze kerk moest iets onzegbaars uitstralen: "Het is niet de hoogte. Het is niet de schoonheid. lets dat het
mechanisch oog verborgen blijft, brengt snaren bij ons aan het trill en
die nooit eerder bewogen werden. Onder de koepel die hoog boven
ons opspringt om het Mysterie dat aan geen ruimte gebonden is te overspannen, vallen alle eigenwaan en zelfgevoel als waardeloze requi
sieten van ons af " .We voe1en ons een en geborgen met de duizenden onder dit mateloze dak".58
De St. Pieter symboliseerde de verbondenheid in heden en verleden
met alle leden van de kerk, deze enorme ruimte "waar milljoenen in en
uitgaan als in hun vaderhuis". Van Lierde meende dat zij deze eenheid zichtbaar maakte, omdat in haar symboliek "de Stichter Christus,
Petrus en zijn opvolgers, Romeinse Curie, bisschoppen, priesters, reli
gieuzen en leken, het gehe1e leven van de ene gemeenschap" (men lette op de rangorde) tot uitdrukking kwamen en daarmee "de heiligheid,
eenheid, apostoliciteit en algemeenheid van Christus' kerk." Rome's "rneest Romeinse kerk" werd zo een afbee1ding van de meest volmaakte
instelling op aarde, een "resume van de Christe1ijke wereld".59 Ook
Van Duinkerken ervoer de St. Pieter als een metafoor van het georgani
seerde ge1oo£ Aanvanke1ijk voelde hij tegenstand. Bij het betreden werd men "overvallen door een huivering van kilte en ontroering ... als
eerste gewaarwording een onmiskenbaar onbehagen" want "de mens
verdwijnt in dit gebouw" en het scheen de godsvrucht niet te bevordereno Dat yond ook Piet Wesseling. "[e kunt moeilijk ineens bidden als je
56Brabers, The most marvelous show', p. 73; Van Besouw, Romeroept, p. 5-6.
57 Kemna, Hetjaar vandegroteterugkeer, p. 55;vgl.Bevers, Rome,p. 2+-25.
58 Van Duinkerken, Begrip vanRome,p. 626; Bevers, Rome,p. 2+; Elemans, Via Triontale, p.37-38.
59 Van Lierde, Bronzenpoort, p. 201-202; Hofwijk, Rome
roept, p. 13+, '+9·
60Van Duinkerken, Begrtp vanRome, p. 619-625; Wes
seling, Mijn eeuwige stad,
P·55-5 8. 61 Kemna, Hetjaarvandegro
teterugkeer, p. 56; Gebedenboek voordepelgrim, p. I I;
Bergkamp. In betblauw, p. 7-8; Doesburg, Vrouwen bijdepaus, p. 18; Wesseling,
Mijn eeuwige stad,p.58-59, 69-7°·
62 Vgl. hierbij de godsdiensthistorische achtergrond en betekenis van de symboliek van het middelpunt, de 'na
vel van de wereld' en de 'wereldas' (axis mundi]: Cancik,
Handbuch religionswissenschaftlicher Grundbegriffin, dl. 4, p. 393-395; Eliade, The Encyclopedia o/Religion, dl. 2
, p. 20-21, dl. 3, p. 166-[71. In velerlei opzicht voldoet de inrichtingvan de 51.Pie
ter aan de daar geschetste eigenschappen van deze universeel-religieuze feno
menen.
200 HANS DE VALK
in de Sint Pieter komt. Je mist hier de sfeer van geborgenheid, waarmee zoveel kerken je van je jeugd afhebben omvat. Je zoekt naar een gebed, zo groat als deze ruimte". Deze onlustgevoelens blijken echter deel van het mysterie: "Maar wanneer je 'ns omkijkt en blijft staan in deze ruimte, voel je alles opgenomen, oak jezelf, in een akkoord, van diep uit de aarde naar de hemel". Van Duinkerken deelde die ervaring: "Niemand vergeet het ogenblik waarop deze kerk zich voor het eerst over hem luifelt met een ontvankelijkheid, groter dan waarop hij meende, recht te hebben.... Dit is een ruimte die de ademhaling vrijer maakt en die de ziel van zwarigheid ontlast in een machtig gemeenschapsbese£ Hier heeft men deel aan het Lichaam der Kerk". Bij het grafvan Petrus aangekomen "weergij niet, van waar u het vocht naar de ogen dringt ... tranen van overweldiging", in de wetenschap te zijn opgenomen in een onafzienbare stroom in ruimte en tijd van gelovigen die hier eerder kwamen en in de toekomst zullen volgen.60 Op dergelijke gevoelens was maar een antwoord mogelijk: het geloof diende hartstochtelijk en "in nederige onderwerping" beleden. Daarom begaven Nederlandse groepen zich soms onmiddellijk na aankomst in de stad naar de St. Pieter am er bij het graf van de apostel hun geloofsbelijdenis te doen. Inderdaad, aan de corfessio paste voor Wesseling maar een gebed: "Credo! Ik geloofl", en dan "groeit alles tot een immens slotaccoord van deze stenen symphonie.... En als ik nu sta te kijken en deze kerk pompeus vind en te weinig mystiek ... dan heb ik nag alles, alles: de Goddelijke gave van mijn Geloofl"61
Op deze plek drong zich de ervaring van het sacrale middelpunt nag sterker op. Als de stad Rome het middelpunt van de wereid was, basiliek en plein daarvan weer het middelpunt, lag hier het werkelijke centrum: de navel van de wereld, het heilige der heiligen, de mysterieuze plaats waar hemel en aarde direct verbonden schenen door een as die vanuit het ondergrondse grafvan Petrus via het pauselijk altaar met het enorme bronzen baldakijn omhoog door de koepel de hemel in reikte.62 Alsofhet bouwwerk zelf de blik nag niet genoeg manipuleerde, werd de bezoeker hierop in de gids van Smit en Post nag eens ten overvloede gewezen. "Met bevend hart" betrad men deze "heilige grond" en zag "hoe de Heilige Geest zijn licht uitstort over het pauselijke altaar en het grafdaaronder ... Getroffen tot in het diepst van zijn ziel herhaalt dan de pelgrim zijn corfessio, zijn bekentenis, zijn geloofsbelijdenis en vernieuwt bij de steenrots, waarop de Kerk is gebouwd, zijn belofte van trouw aan Petrus' opvolger, den paus van Rome". Belijdenis en gebed stegen op door de koepel, de hemel in, en "de ziel van de pelgrim verenigt zich reeds dan met Vader, Zoon en Heiligen Geest en geniet reeds een voorsmaak van de eeuwige vereniging in de hemel". Zo'n
REIS NAAR HET MIDDELPUNT VAN DE AARDE 201
hemelse ervaring had ook Piet Wesseling tijdens de pause!ijke Paasmis in de St. Pieter: het leek een "voorafbeelding van de niet te meten massa uit aIle tongen en talen, staande voor de troon van 't Lam".63
7. HET LEVENDE MIDDELPUNT
Tegen dit weergaloze sacrale decor spee!de de paus onbetwist de hoofdroI. "Zonder de Paus wordt het bijna doodstil in de Sint Pieter en valt er geen zon meer door de hoge barokke vensters".64 Zijn aanwezigheid
bezie!de de stad en de heilige plaats. Hij was immers de plaatsbekleder
van Christus, de top van de kerkelijke pyramide, het zichtbare hoofd en "het levend hart van de kerk,,65 - het werke!ijke midde!punt. Bij een
ontmoeting met Pius x I I wist de pelgrim wat hem wachtte en te doen stond: men kende zijn uiterlijk en gebaren, de vaste anecdotes en topoi, het ceremonieel dat hem omringde en de gevoe!ens van eerbied en
'devotie' die de gelovige in zijn aanwezigheid hoorden te bevangen. In de eerste he!ft van de twintigste eeuw was de pausfiguur al steeds dichterbij gekomen door foro's en filmbeelden en sinds enkele decennia
was ook zijn stem hoorbaar geworden. De autocratische paus Pacelli
had daarop voortbouwend een publieke persona ontwikke!d die zijn voorgangers ver achter zich liet. Bij zijn openbare optredens zag de
toeschouwer een opperherder bij wie ambt en persoon tot een sub lieme, hieratische, half hemelse, half koninkIijke figuur waren samenge
groeid: de Pastor Angelicus. Deze zorgvuldig geregisseerde creatie, in
veel opzichten de uitdrukkingvan het pause!ijke ze!fbeeId, was in 1942 vastge!egd in een 80 minuten durende film met deze!fde tite!, die door vele katholieken was bekeken. Het beeld van de paus in de Rome-lee
tuur stemt daarmee volkomen overeen: een hogepriester die door ambt, taakopvatting en persoonlijkheid ver boven aIle mensen was uitgestegen, weIlicht zelfs ten dele aan het mens-zijn ontstegen; een Santissimo Padre die bijna als een heilige werd gepresenteerd en vereerd.P''
Bij de ontmoeting met de paus werd de pelgrim aIlereerst geconfronteerd met het ceremonieeI dat hem omringde. Hij vertegenwoor
digde Christus op aarde en daarom moest volgens Granpre Moliere
"de pauseIijke troon ... met luister zijn omringd". Nederlanders waren
daarvoor te weinig gevoelig: "Ons is innigheid aIles; decorum zegt ons bijna niets. Daarom merken ofvermoeden wij zo gauw een te veel naar buiten en worden dan in plaats van mede-levers tot toeschouwers met
critiek en spot". In de gidsen en reisbeschrijvingen is daar weinig van te merken. Van Lierde beschreefhoe de paus "als nederig plaatsbekleder
van de goddeIijke Stichter op zijn dienende troon zit, schitterend mooi
63 Smit-Post, Naar Rome,
p. 10-12; Wesseling,Mijn
eeuwigestad,p. 87-89. 64Van Lierde, Bronzen poort,
p. 201; idem Hofwijk, Rome
roept, p. 149. 65 Wesseling,Mijn eeuwige
stad,p.90. 66Defilm is in 2002 heruit
gegeven op videoband door de Filmoteca Vaticana. Vgl. ook Fouilloux, 'Le due vie della pieta cattolica', p. 322
323, en Haarsma, Terug naar het wezenlijke', p. 188
194·
67 Granpre Moliere in Roma, KatholiekBouwblad: Van Lierde, Bronzenpoort, p.3I;
Wesseling, Mijn eeuwige stad, p. 67, 90; Doesburg, Vrouwen bijdepaus, p. 22-23:
Aafjes, Capriccio Italiano, p.I8.
68Bevers, Rome,p. 93; Van Duinkerken, Begrip vanRome,p. 666-670; Bomans, Wandelingen, p.39-40.
202 HANS DE VALK
voor wie de ogen van het geloofniet zijn verduisterd". W esseling zag in
het Byzantijnse hofritueel zelfs een praktische kant: "Gelukkig dragen
ze hem op de sedia. Niemand zou hem anders tussen deze enorme
menigte zien", De paus in volle pracht en praal zien maakte sprakeloos:
"En die 'n woord uit kan brengen, zegt: 'prachtig, enig' en voelt meteen
dat er geen woorden zijn om in dit opzicht een indruk weer te geven.
Niemand die het vreemd vindt dat hij in een draagstoel boven onze
hoofden zweeft". Toch voelt men soms weerstand. Bertus Aafjes zag in
de Sint Pieter "een stroom magnifieke pauwen" waartussen "de witte
pop van de paus. Zie, de pop leeft, er zit een mechaniek in, want lang
zaam rijst de witgeschoeide hand omhoog en zij slaat kruisen door de
ruimte". Maar nadat hij de blik van Pius x I I had opgevangen, was het
"niet langer meer een kostbaar opgetooide pop ... doch een mens, een
raadselachtig en levend wezen".67
Men zag de paus vooral bij zijn toespraken boven het St. Pieters
plein of bij een audientie, gewoonlijk een massale gelegenheid in
St. Pieter, maar soms ook in kleinere kring. Daarop werd de pelgrim
eveneens terdege voorbereid: de paus ontmoette men niet zomaar, daar
moest voor geleden worden. "Urenlang in de zon en doodvermoeid
hebben de pelgrims uit aIle landen staan wachten op hun vader, gedul
dig en liefdevol ... Die ervaring wordt letterdiep in het gemoed gegrift
als de Heilige Vader, vol genegenheid gehoorzamend aan de niet afla
tende roep van zijn gelukkige kinderen, verschijnt, verdwijnt en weer,
ja tot vier-, vijfmaal toe weer verschijnt voor het hoge raam van zijn
werkkamer". Ook hier toonden sommigen aanvankelijk wat scepsis,
maar de lezer krijgt de indruk van een retorische wending. Van Duinkerken ging in klein gezelschap naar een particuliere audientie met een
"doffe nieuwsgierigheid", zelfs "met een lichte verlegenheid", maar hij
kreeg ongelijk: "Wat hij zegt, klinkt doorvoeld ... niemand kan betwij
felen of het gemeend is ... Iedere dag opnieuw zichzelf geven aan
bezoekers, die heengaan met de indruk, dat hun aanwezigheid niet
genegeerd werd, is paus zijn. Het is vader zijn". Ook Godfried Bomans
raakte onder de indruk van Pius x I I die "in roerloze majesteit en tege
lijk ... in diepe ootmoed" een ovatie in ontvangst nam, niet als persoon
maar als "opvolger van Petrus en stedehouder van Christus. Ik yond dit
het mooiste moment van de gehele audientie. Men zag dat deze uiterst
verstorven en nederige man, die niets voor zichzelfvraagt en een leven
leidt van de diepste zelfverloochening, leed onder die hulde en zich
gelijk daarover verheugde, omdat zij de Meester betrofdie onzichtbaar achter hem stond".68
Deze paus wist inderdaad zijn publiek vrijwel zonder uitzondering
te imponeren, ook van dichtbij, door zijn etherische uitstraling van
REl$ NAAR HET MIDDELPUNT VAN DE AARDE 203
onthechting en verhevenheid. De Heilige Vader zag eruit als een echte
heilige. Piet Wesseling beschreef "het gezicht van een oud man, met
rimpels van vele, zware jaren. Felle ogen, als van iemand die aIleen ziel
is. Zijn handen zijn zeer mager en beven ... oud en moe van het zege
nen". Oak Bomans bestudeerde hem: "De ogen zijn diep en vol uit
drukking, de grate mond zou die van een acteur kunnen zijn indien zij
niet van een asceet was. Ik heb zelden een gezicht gezien dat zozeer de
indruk van onstoffelijkheid maakt. Het gem oed sleven schijnt er als het
ware doorheen, als een zachte lamp achter dun perkament. Heel zijn
verschijning wekt de indruk transparant te zijn, waartoe de lange, ten
gere, in het wit geklede gestalte nag bijdraagt". Voor de meesten stand
daar "de engelachtige Grote van het Vaticaan", van wiens gezicht "een
hemelse glans" afstraalde.v?
Pius x I I leek dan wel aan de wereld ontstegen, maar hij bleef tach
"de aanvoerder van de strijdende Christenheid". Hij bekleedde "de
hoogste menselijke waardigheid ooit bereikbaar" en was daarmee
"onvergelijkbaar de machtigste man ter wereld",7° Als "vader der
Christenheid", niet aIleen van de gelovigen maar oak van priesters en
bisschoppen, was hij het vaste punt waarop heel het christendom rust
te: "een zuil, een kolom, harder dan 't hardste graniet dat de aarde kan
voortbrengen; niets kan hem breken, deze columnafidd',71 Daarom oak
had hij het oppertoezicht over aIle bisdommen; de bisschoppen had
den weI een eigen kanonieke bestuursmacht, maar aIleen "onder het
oppergezag van de Paus van Rome", die hen benoemde en zo nodig
ontsloegP Hij droeg daarom "zwaarder verantwoordelijkheid ... dan
welke mens ter wereld oak. Hij is de meest eenzame mens die er op
aarde leeft. ... Deze eenzame, die het middelpunt is van de rust der
orde, is oak de grate prediker van een revolutie", als plaatsbekleder
"van hem die als een revolutionair werd gehangen aan een kruis",73
Aan de Romeinse curie, het ambtelijk apparaat waarmee de paus zijn
taken uitvoerde, besteedden de meeste bezoekers slechts in het voor
bijgaan aandacht: het was eenvoudig een verlengstuk van de opperher
der, een instrument dat hem ten dienste stand. Zij zagen dat bevestigd
in de boeken van deskundige landgenoten, die op de hierarchische
structuur van het Vaticaan steeds opnieuw de nadruk legden. De amb
tenaren waren "helpers in de ontzaglijke arbeid van de Paus. Let goed
op de laatste woorden: arbeid van de Paus", aldus Van Lierde, die ver
volgde: "Zij werken in opdracht van Petrus, zij wonen in de stad van
Petrus, althans in de meeste gevaIlen; zij zijn tegenover Petrus verant
woordelijk". De curie, een soepel organisme, door eeuwenlange onder
vinding verrijkt en gerijpt, was "zo nauw met de Paus verbonden, zo
innig met zijn doen en laten en zijn gehele leven verenigd, dat beiden ...
69 Wesseling, Mijn eeuwige stad,p. 193-194; Bomans, U/ande/ingen, p. 41; Bevers, Rome,p. 99; Bergkamp, In hetblauw,p. 56.
70 Van Lierde, Bronzenpoort, p.31-32; Hofurijk,Rome roept, p. 82; Bomans, U/andelingen, p.37.
71 Van Besouw,Romeroept, p. II; Wesse!ing, Mijn eeuwigestad,p. 69; Van Ringelestein, Citta delVaticano, p. II6.
72Smit, Het eeuwige Rome,
P·109-11O•
73Kemna, Hetjaar van degroteterugkeer, p. 14-15.
74Smir, Het eeuwige Rome, hoofdstuk 6; Van Lierde,
Bronzenpoort,p. 32-33,43, 17 2 .
75 Bomans, Wandelingen,
P·148. 76 HofWijk,Romeroept.p. 83
85,87,91; Bomans, Wandelingen, p. 14!.
77 Het verlichte raam o.a. bij:
Van Besouw, Romeroept, p.3-4: HofWijk,Romeroept, p. 81-85: Heiligjaar1950, p. 10: Kemna, Hetjaar oan degrote terugkeer, p.14-15.
78 Wesseling, Mijn eeuwige stad, p. 94-96, 192-193
204 HANS DE VALK
in innige, levenwekkende arbeidzaamheid zijn samengegroeid": de Heilige Stoel. "De volledige structuur van de departementen groepeert zich om en culmineert in de Paus. Zonder hem staat alles stil",74 Dat
laatste suggereert al de beeldspraak die door Godfried Bomans werd
gebruikt: het "enorme raderwerk van het Vaticaan", met de paus als "het hart van het grote uurwerk",75
Zijn onmenselijke taken en verantwoordeIijkheden maakten Pius
x I J in veler ogen tot een "nieuwe marteIaar", die zich dood werkte voor de wereld, "onbeschermd op de kale hoogvlakte zijner onthechting",
met de blik op "afgronden van eenzaarnheid'V'' Zijn werken en lijden
werd onderstreept door het verlichte pauseIijke raam in de nacht. Wie het zag kreeg soms de neiging neer te knieIen. Dit Iichtpunt kreeg een
eigen zeggingskracht: "Zoals een vuurtoren in de branding ... zo staat Rome, zo staat de Paus in de stromen van deze tijd en wept zijn verma
ningen, zijn leringen, zijn waarschuwingen ons toe. Licht in de nacht!" Rondom raasde een "dodeIijk vermoeide wereId" voort in verwarring
en onzekerheid, maar achter dat raam was het rustpunt, waar de paus
werkte "aan Zijn tijdeIoze Opdracht")7 In zijn sacrale functie werd de paus geschetst als het uitverkoren
soms Iijkt het weI exc1usieve - communicatiekanaal tussen hemel en
aarde. Dit centrale middelaarschap werkte in twee richtingen. Wanneer de paus bad, leek de intensiteit voeIbaar, "alsofhij het aarzelend gebed van zijn miIIioenen kinderen in zich opneemt", Vanuit dit "blanke cen
trum" vloeide dan weer "een stroom van geestelijke gunsten uit over
heel de wereId". Zegende hij,dan leek hij samen te vallen met de godde
lijke bron van de zegen. Piet Wesseling raakte erdoor in extase: "Ter
wijl we knielen, zie ik alleen de Paus ... Het is heel stil binnen me, alsof de ziel, de geest, boven al het tijdelijke en vergankelijke in mij oprijst.
... De heilige Vader zegent. En nog eens. Het is of die zegen tastbaar voor me is. Ik geloofdaarin. Dit is werkelijkheid ... Hoe acht ik mijzeIf
niets te zijn en niets in mijn arbeid en toch juist in die afgrond ervaar je het Geloof als de alles vullende, alles doorlichtende en alles doorgloei
ende komst van God". Het leek "alsof deze Paus alleen maar zegen is.
En in zijn zegenend gebaar heeft hij iets van 't Kruis waaraan Christus met zegenende armen sterven wilde",78 Bij zijn beschrijving van Pius'
bekende pose met wijd uitgestrekte armen kwam J,W. Hofwijk woor
den en uiteindelijk zelfs grammatica te kort: "Het leek ofde witte blanke priestergestalte zich hoger oprichtte, rijziger werd, smaller en hoger,
toen hij na de armen wijd te hebben uitgebreid ... deze armen langzaam ten hemel hief: een Hogepriester, staande op de duizelende hoge
toppen zijner macht, daar God, Wiens Plaatsbekleder hij was, de Zegen afsmekend over ons ... " Ook mgr. Doesburg was verpletterd:
REIS NAAR HET MIDDELPUNT VAN DE AARDE 205
"Ik kan niet zeggen hoe de anderen keken, ik keek aileen maar naar
Hem. ... lets mooiers kunnen we niet meer beleven, zeiden we tot elkaar")9
Het voorgaande laat niet aileen zien hoezeer de Romeinse curie en
Pius x I I waren geslaagd in hun image budding;, het toont tegelijk hoe ver
de gelovigen na een kleine eeuw pausverering gingen in hun identifica
tie tussen Christus en zijn plaatsbekleder, niet langer aileen als de bekleder van een ambt maar ook als persoon. De paus werd zonder
terughoudendheid als alter Cbristus beschreven: "11 dolce Cristo in terra - de zoete Lieve Heer op aarde".80 Zijn binnenkomst in de St. Pieter
herinnerde Hofwijk aan Christus' intocht in Jeruzalem. Elders noteer
de hij: "Dit is niet te filmen, niet te beschrijven in zijn realiteit '" mijn hart klopte me in de keel. .. leder woord schiet eigenlijk te kort, want
Christus zelf gaat langs U heen in Zijn Plaatsbekleder. Een andere Christus en een andere Petrus".81 Hij was "dat stuk van de hemel, dat God aan de aarde gegeven heeft".82·De pausmis was voor dergelijke
observaties uiteraard de gelegenheid. Op het moment van de consecra
tie werd de paus de levende verbinding tussen heme! en aarde. Het bijwonen van de mis werd in bijbelse termen beschreven: "Niemand ...
die dit meemaakte ofhij draagt nog de glans van deze morgen op het voorhoofd. De glans van de Paus, dit is de glans van Christus zelf'.83
De Nijmeegse pelgrims zagen, platgedrukt temidden van een enorme
menigte, "de Opperherder in de verte als Christus eens over de golven naderbij zweven ... Niet Zijn Plaatsbekleder maar de Heer zelf heeft
ons in de ogen gezien en herkend". Wesseling concludeerde dat hij in
de persoon van de paus het centrum van het mysterie had bereikt:
"Voor hem ben ik in Rome gekomen. Zonder dat ik 't wist, voor hem zoals hij is. Nu begrijp ik Rome".84
8. MYSTERIE EN ONTTOVERING
De bedevaart naar Rome zoals hij in de Nederlandse reisgidsen en reis
beschrijvingen wordt beschreven, lijkt de volkomen acceptatie te onderstrepen van het centraliseringsproces binnen de katholieke kerk,
dat onder Pius x I I tot een hoogtepunt kwam. De gebruikte vergelijkin
gen en toespelingen roepen het beeld op van de kerk enerzijds als een ideaaltypische hierarchische structuur ofals een vanuit een plaats aan
gedreven mechanisme; anderzijds als een wereldwijd uitgestrekt gees
telijk organisme dat zich op een centrale plaats tot een zintuiglijk waarneembare realiteit verdichtte. Die plaats was het mid delpunt, caput mundi, waar de paus zetelde als het 'bewustzijn' van de aardse kerk, dat
79 Hofwijk, Romeroept, p. 115; Doesburg, Vrouwen bijdepaus,p.22-23
80Van Besouw, Rome roept, p. 19. Haarsma wijst op er op dar deze term oorspron
kelijk voor aile priesters werd gebruikt en door de
paus is gemonopoliseerd (Terug naar het wezenlijke', 191).
81 Hofwijk, Romeroept, p.106, 149.
82 Wesseling, Mijn eeuwige stad, p. 90.
83 Doesburg, Vrouwen bijde paus,p. 38; vgl. de beschrijving van de pausmis bij
Bevers, Rome,p. 88-92. 84Elemans, ViaTriorfale,
p. 38-40; Wesseling.Mijn eeuwige stad, p.196.
206 HANS DE VALK
85 Vgl.de opmerkingen bij Bomansen Vander Plas,In dekou,p. 225-227.
heel het lichaam bezielde en bestuurde. Het middelpunt was tegelijk de geprivilegieerde plek waar tijd en eeuwigheid e1kaar ontmoetten, waar de ecclesia militans letterlijk scheen te raken aan de zegevierende, eeuwige, hemelse kerk met Christus aan het hoofd. Het aardse, zichtbare hoofd en het heme1sehoofd sloten hier zo nauw op elkaar aan, dat een be1angrijkemate van identificatie plaatsvond. Nergens was de pe1grim dichter bij de bron van het eeuwig heil dan in Rome. De stad was dan ook niet deze1fde als die van de gewone reisgidsen: het katholieke Rome was een samenvatting of atbee1ding van de kerk, een mythisch landschap waarin aIle tekens in een richting wezen: naar het midden. Lezend in de katholieke reisgidsen en reisbeschrijvingen komen e1ementen bovendrijven die het bee1d oproepen van de inwijding in een oude mysteriedienst: de moeilijke reis, de oppermachtig aanwezige symboliek van het sacrale midde1punt, de directe ontmoeting met het godde1ijke;dit aIlesgebonden aan een persoon en een specifieke heiligste plaats.
Ais het succes van de Romeinse centralisatiestrategie in Nederland zo volledig was, hoe kon alles dan slechts enkele jaren later zo volledig op zijn kop worden gezet? Een volgende vraag sluit daarbij aan: die naar de relatie tussen norm en realiteit. Geloofden de auteurs van de gidsen en reisbeschrijvingen letterlijk wat zij schreven of schreven zij wat zij geacht werden te schrijven? am met het laatste te beginnen: vermoedelijk alle twee, in wisse1ende samenstelling. Het is gemakkelijk derge1ijke teksten in het licht van de latere ontwikke1ingen als hypocriete propaganda af te doen. De schrijvers maakten deel uit van een gemeenschap waarin het klerikalisme hoogtij vierde en bepaalde opvattingen over functie en taak van de paus en de curie al driekwart eeuw als norm waren verkondigd. Ofschoon er we1 tegengeluiden kwamen, waren ze verre van algemeen. Deze publieke norm zoals we hem in de reisverslagen terugvinden, was grotendeels geYnternaliseerd,behoorde als het ware tot de ge1oofswaarheden, en werd sociaal gehandhaafd.s? De dynamiek tussen norm en overtuiging leverde bijvoorbeeld bij Anton van Duinkerken en Piet Wesseling producten van superieure apologie op. Die dynamiek kon intellectuee1 in stand blijven zolang beide e1ementen elkaar in evenwicht hie1den.Indit laatste ligt vermoede1ijk ook het antwoord op de eerste vraag. De tot in het extreme doorgezette centralistische machtsaanspraken onder Pius x I I hadden, achterafbezien, alles van een vlucht naar voren: door de norm steeds verder op te schroeven, zou de overtuiging vanzelfvolgen. Het succes van de strategie leek reeel, maar in de loop van het pontificaat raakte het evenwicht zoek. Het personaliseren van het pausambt door Pius x I I is daarvan de hoofdoorzaak. Na het overlijden van de man die het had
REfS NAAR HET MIDDELPUNT VAN DE AARDE 2°7
Joannes XXIII, mgr. P.C.
van Lierde (links) en kard.
Ottaviani (rechts). Frede.....M!!iI......;. ';i rick Franck. 1962. Gewas
.1%..", sen podoodtekening.
[KDcfKLiB. Nijmegen].'~"/ r .j»r:
,I',
~
~. '\
C<C"/j lV;6" -k«lt'~*fIIrl...
bezield, stortte het systeem in elkaar. Dat de uiterlijke beeldvorming bij dit alles een belangrijke factor was, betoogde ook F. Haarsma in 1965 in een opstel, waarin hij de desacralisering van het ambt als een wezenlijke eis verbond aan een werkelijk aggiornamento van de kerk.86
Met de dood van paus Pacelli verdween het sublieme symbolische bouwwerk dat rond hem was opgetrokken, en daarmee het mythische, mysterieuze Rome dat we uit de katholieke reisliteratuur leerden kennen. De stad werd in ijltempo onttoverd. Een aantal jaren nog bleefzij, onder zijn opvolgers Johannes XXIII en Paulus VI, een middelpunt van wereldwijde katholieke aandacht, maar om heel andere redenen: daar yond in de jaren 1962-1965het tweede Vaticaans Concilie plaats. Tijdens dat concilie stond nu juist de positie van de paus en zijn curie binnen de wereldkerk ter discussie en veranderde de centrale ecclesiologische metafoor: het 'mystieke lichaam van Christus' werd 'Gods yolk onderweg', de gewenste bestuursvorm van monarchaal collegiaal. De Pastor Angelicus en Alter Christus maakten plaats voor de Pastor Bonus, de 'goede paus'. De abrupte overgang kon nauwelijks duidelijker vorm krijgen dan in het contrast tussen de etherische, ascetische gestalte van Pius X I I en de stevige, wat boerse uitstraling van zijn opvolger. 87
De Nederlandse katholieke reisliteratuur volgde die ontwikkeling en sloeg tussen 1960 en 1970opeens een volledig andere toon aan. Dat wil zeggen, het weinige dat er is: het kennelijk verdwijnen van een markt daarvoor is op zichzelfal tekenend (van de gids van Smit en Post, tot dan toe een bestseller, verscheen in 1958 de zesde en laatste druk). Rome bleef een bijzondere, zelfs unieke stad, maar was niet langer het middelpunt van de wereld en al zeker niet het heilige middelpunt. Twee programmaboekjes voor reizen van katholieke verkenners uit 1962en
86 Haarsma, 'Terug naar her wezenlijke', p. 188-194.
87 VgLB. Delfgaauw, 'Hoe zier de hedendaagse katholiek het pauselijk gezag', p. 16]: "Lauter en alleen door zijn anders zijn dan paus Pius werd de vraag wakker, ofhet hieratische, dat Pius kenmerkte, nu weI zo ideaal was."
HANS DE VALK208
88 Rome-Assisietqtu; AssisieRomerqti«.
89 Van der Plas,Dagboek van hetConcilie ([963)enHet tweede dagboek vanhetConcilie (1965),
196588 die in wezen nog enigszins het karakter van een pelgrimage hadden, illustreren dat. Rome was hier vooral een cultuurstad geworden. "[uist uit die mixture van oud en nieuw, van heidens en christelijk, van machtige strada's en knusse pleintjes ... bestaat dat unieke geheel dat Rome heet", stelde het programma van 1962 vast. In 1965 werd voor nadere kennismaking met de stad eenvoudig de "gids voor Rome en omstreken van J-J-M.Timmers" aanbevolen. Bij de beschrijving van de St. Pieter horen we in 1962 nog een echo uit de jaren van Pius XII
klinken: "Men moet haar ondergaan en beleven, niet als monument maar als datgene wat ze in wezen is: feestzaal voor de christenen van de wereldkerk, beeld van de Heilige Kerk, het Mystiek Lichaam van Christus, voorafbeelding van het hemels Jeruzalem". In 1965was dit uit de tekst geschrapt; het programma vermeldde nu een 'rondleiding'. De pausfiguur kwam in beide boekjes nauwelijks voor.
In de verslagen over Vaticanum I I was Rome een plaatsaanduiding geworden. AIle aandacht concentreerde zich op het conciliaire gebeuren in de St. Pieter, nu eenvoudig de Aula van het wereldepiscopaat. Een duidelijk voorbeeld van de wijze waarop de stad in katholieke ogen van karakter was veranderd, bieden de conciliedagboeken van verslaggever Michel van der Plas (geb. 1927).89 Alles leek in zijn tegendeel verkeerd. De St. Pieter was een "kerk waarin het, door zoveel pompeusheid, voor velen praktisch onmogelijk is te bidden". En enkele jaren later: "die kerk waar men niet tot bidden kan komen; tenzij een concilievader zijn handen voor zijn ogen slaat, zich voorover buigt en kan denken aan de stad waar hij woont". Het sacrale middelpunt versterkte niet langer het religieuze gevoel, maar was een stoorzender. Van de twee opvolgers van Pius XII werd paus Johannes nog gezien als een symbool van eenheid, zoals bleek tijdens zijn lange doodsstrijd in meijuni 1963: "Heel de wereld werd op een wonderlijke rnanier een gemaakt, door de gedachten aan de man van vrede in zijn stervensuur". Paulus VI echter was de "opgeslotene in het Vaticaan", bewaakt door een curie - niet langer zijn werktuig, maar eerder zijn cipier - wier "triomfalistisch" geroep over "eenheid, universaliteit, waarheid, vrijheid" een conflictueuze werkelijkheid camoufleerde. De "Urbs die het teken van de eenheid bij uitstek zou moeten zijn", was in tweeen gespleten. Het begrip Rome viel nu samen met de curie: "dit Rome waar alles zijn oude slepende gang gaat ... dit Rome zonder fris geestelijk leven ... dit Rome van het behoud". Het meest onthullend is wel de manier, waarop Van der Plas Bomans' eerder aangehaalde beeldspraak van de nijvere clericale insecten varieerde: "de ontelbare zwarte rokken die als vliegen daar op de huizen, de palazzo's, de banken, de flats, de trams en bussen kleven zonder er echt bij te horen, verstrooide, altijd
REIS NAAR HET MIDDELPUNT VAN DE AARDE 209
bezige, haastige insekten die op het geringste teken tot een dichte wolk verzameld lijken te kunnen worden, om op het juiste moment op een gewenste plaats neer te strijken".90
Godfried Bomans vond in 1969 het St. Pietersplein nog steeds "van
een bijna beangstigende schoonheid", maar de heiligenbeelden op de 90 Van der Plas, Dagboek.colonnade deden hem nu denken aan "een reusachtige familiereiinie,je
p. 85 en Tweede dagboek,ziet je plotseling omringd door een enorm aantal ooms en tantes die p.79, 159-167, 173-174, 216,
het gehaald hebben". De eerdere beeldspraak van het centrale rader 260. 91 Geciteerd uit Bomans, Vonwerk paste hij eveneens aan. Rome was maar "een stuk van de kerk. Het
dichtb[igezien, hoofdstuk 1.
administratiefcentrum. Het vliegwiel dat reguleert. De motor is elders. Het boek bevat de teksten van een aantal TV-docuDe eigenlijke ecclesia, dat zijn de mensen om ons heen", Ook de paus mentaires door de prate
kreeg weer de afmeting van een gewoon mens. Op het plein wachtend stantse omraep NCR v in op het verschijnen van Paulus VI vraeg Bomans zich voor de camera 1970 uitgezonden.
92 Hoezeer dat het geval is hardop af: "Wat doet zo'n man nu eigenlijk, precies op dff moment? gebleven, wordt duidelijk
Ligt hij geknield te bidden of staat hij een kop koffie te drinken met uit het artikel (en ooggetui
zijn secretaris? Vraagt hij in dat geval: kijk eens even door de gordijnen genverslag) van P.J. Margry, 'Nederland en het Heilig hoeveel er dit keer zijn ofpraat hij over de grate Zaken verder?" En hij Jaar 2000'. Een vergelijking
herinnerde zich uit zijn jeugd de bewering van een klasgenoot dat de met de hierboven beschre
paus nooit naar de we hoefde; hij had het toen grifgeloofd. Nu liet hij yen bedevaarten rand 1950 leidt in vele opzichten tot
de kijkers zien dat er voor de pauselijke zegen nauwelijks meer iemand vrijwel diametraal tegen
knielde.?' De sacrale ban was gebroken.92 overgestelde uitkomsten.
GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR Godfried Bomans, Wandelingen door Rome. Amster
dam, 1956. GEDRUKTE BRONN EN Godfried Bomans, Van dichtbijgezien. Rome- JeruzaBertus Aafjes, Een ooetreis naarRome. Amsterdam, lem- Maastricht - Zundert. LeidenjTielt, 1972.
1946. J. Doesburg, Vrouwen bijdePaus. Bussum, 1950. Bertus Aafjes, Capriccio Italiano. Een reisbock overItalie. Anton van Duinkerken, Begrip vanRome.Bussum,
Amsterdam, 1957. [Hier is gebruikt 19646J. 1948. [Hier wordt gebruikt de uitgave in: A. van Assisie-Rome£965. Reisvansolidariteit enwereldbroeder Duinkerken, Verzamelde geschriften, 1 (UtrechtjAnt
scbap, een reis vanontdekking enverkenning; De Katbo werpen, 1962), p. 581-697J. lieke Verkenners. z.pl., 1965. Jan Elemans, ViaTriOl!fale. Herinneringen aandebede
Nico Bergkamp en Rein van Rooij, In betblauw naar vaartdoor deNijmeegse uniuersitaire Gemeenscbap in de Rome. Verslagboek vandepelgrimstocht naardeEeuwige zomervanhetJubefjaar £950 naarRomeondernomen Stadvanmilitairen vandeKoninklijke Luchtmacht, enin opdracht vanbetComiteuit eigen enandermans samengesteld onder lelding vandeStafaalmoezenier der ervaringen ooor alle deelnemers acbterafbescbreuen door Koninklijke Luchtmacht. [ScheveningenJ, [1957]. Jan Elemans. Nijmegen, 1951.
J. van Besouw, Romeroept. PiusXII, betHei/igJaar en Encyclopaedie vanbetkatbolicisme. AntwerpenjBussum,
deEeuwige Stad. Breda, 1949. (SociaaI werk van de 1955-1956,3 delen. Catechisten van de Eucharistische Kruistocht). Encyclopedie vanhetChristendom. Katho/iek deel.
Ad Bevers, Rome. Utrecht, [1951J. Amsterdam, 1956.
210 HANS DE VALK
Gebedenboek vandepelgrim. HeiligJaarMCML. CentraalcomiteHeiligJaar. z.pl.,1950.
HetligJaar 1950. Kleine gids vanRomevoor depelgrims vanbetoifen twintigstejube!faar. Verona, 1950. (Persbureau van het Centraal Comite van het Heilig Jaar).
lW. Hofwijk, Romeroept. Nijmegen, 1949. DeKatholieke Eneyclopaedie. Amsterdam/Anrwerpen,
1949-[9552,25 delen. H. Kemna,Hetjaarvandegrote terugkeer. Jubebaar
[950.Heemstede, 1950. P.c. van Lierde, AehterdeBronzenPoort. Het centraal
bestuur oanCbristus' kerk. Haarlem, 1954. P.Pfister,DePaus inhetVatieaan. Nederlandse vertaling
vanJan OlavSmit.'s-Gravenhage/Bandung, 1955. Michel van der Plas,Dagboek vanbetConcilie. Amster
dam/Brusscl.rqtig. Michel van der Plas,Het tweede dagboek vanhetConei
lie. Voorjaar 1963-deeember1964.Amsterdam/Brusscl,
1965. Programmaboek voordeRome-Kruistoeht vandeNeder
landse VKA.J. enK.A.J.18 tot30 augustus 1957. Breda, 1957.
D.G.G. van Ringelestein, Citti:delVaticano. Een reisverhaalvoordehogere klassen derlagere seholen envoor Mulo-Sdiolen. Den Bosch, herziene vierde druk,
1949 (1932'). Roma. Vitgave van[het)Katholiek Bouwbladtergelegen
heidvanhetHetligJaar. Heerlen, [1950]. Rome-Assisl'f'I962. z.pl. 1962. ('De Verkenners' van de
KatholiekeJeugdbeweging). Jan Olav Smit, Rome. dl. 3.DestadvanbetVaticaan en
nieutuRome. Amsterdam, [1936]. Jan Olav Smit, Ave Roma. Alspe/grim entoerist bezoeht
enbescbreoen. Voorhout, 1940. Jan Olav Smit, Pastor Angelieus. Paus PiusXII. Roer
mond,1949' Jan Olav Smit,HeteeuwigeRome. Voorhout, [1950]. Jan Olav Smit,Het Zilveren Jube!faar 1950. Metvoor
woordvanMgr. Dr.Sergio Pignedoli. 's-Hertogenbosch, 1950.
j.O, Smit, en R.R. Post, Het Vatieaan. Zutphen, 1932. J.O. Smit, en R.R.Post, NaarRome. Geillustreerdhand
boek voorreizigers naarRome. Utrecht/Brussel, [9503;
1951+[=195°]; 19586.
P.Wesseling, Mijn eeuwige stad. Den Haag, [1950].
L[TERATUUR
G. Alberigo, 'Le concezioni della Chiesa e i mutamenti istituzionali', in: G. Alberigo en A. Riccardi (red.), Chiesa epapato nelmondo eontemporaneo (Rome/Ban,
1990), p. 65-122. Biogrcifiseh Woordenboek vanNederland (BWN). din. 1
5.Den Haag/Amsterdam, 1979-200I. Godfried Bomans en Michel van der Plas,In dekou.
OverhunRoomsejeugdenhoehethun verder verging. Utrecht, 1969.
Jan Brabers, 'The most marvellous show on earth. De Rome-pelgrimage van de Nijmeegse universitaire gemeenschap in het HeiligJaar 1950" in:Ineontri, 15(2000), p. 63-76.
Hubert Cancik, e.a. (red.),Handbueh religionswissenscbaftlicber Grundbegrifft. bnd. 4. Stuttgart etc., 1998.
B.Delfgaauw, 'Hoe ziet de hedendaagse katholiek het pauselijkgezag', in: M. van der Plas (red.), De Paus vanRome. Opvattingen overeen omstreden ambt (Utrecht, 1965), p. 167-178.
Mircea Eliade (red.), TheEncyclopedia ifReligion. din. 2-3.New York, 1987.
E. Fouilloux, 'Le due vie della pieta cattolica nel xx secolo', in: G. Alberigo en A. Riccardi (red.), Chiesa e papato nelmondo eontemporaneo (Rorne/Bari, 1990),
P·287-354· A. Giardina en A.Vauchez, IImitodiRoma.Da Carlo
Magno aMussolini. Rome/Bari, 2000. F. Haarsma, 'Terug naar het wezenlijke', in: M. van der
PIas (red.), DePaus vanRome. Opvattingen overeen omstreden ambt (Utrecht, 1965), p. 179-208.
G.J.M.van Hoof, 'n Oudenbosscbenaar. MarinusJan Granpre_MolieJe1883-1972. Oudenbosch, 1998.
P.Hulten (red.),Arte Italiana. Presenze 19°0-1945. Milaan,19 89'
E.H. Kossmann, De LageLanden, q80-1980. d12. Amsterdam/Brusselrobo.
P.l Margry, 'Nederland en het heiligJaar 2000: verslagen evaluatie', in:Trajecta, 10 (2001), p. 333-354.
M.P.M. Muskens, Friezen, Franken, Nederlanders. Op bedeoaart, voorstudie, vooroverleg in Rome. Een gesehiedenis, eenuitnodiging. Rome, 19882.
l Peet, Het uurvandearbeiderljeugd. De Katholieke ArbeidersJeugd, deVrouwelijke Katbolieke Arbeidersjeugdendeemaneipatie vandewerkendejongeren in Nederland, 1944-[969. Baarn, 1987.
Peter Rietbergen, Romegelezen. De retoriek vandeEeuwige Stad. Nijmegen, 2003.
REfS NAAR HET MIDDELPUNT VAN DE AARDE 211
Jan Roes, In dekerk geboren. Het Nederlands katbolicisme inanderbalue eeuw vanherlevingnaar overleving. Nij
megen,1994J.P. de Valk,Roomserdandepaus? Studies over debetrek
kingen tussen deHeilige StoelenbetNederlands katbolicisme, 1815-194°. Nijmegen, 1998.
SUMMARY
Thousands ofDutch pilgrims visited Rome in the postwar years ofthe pontificate ofPius X I I, particularly during the celebration ofthe Holy Year 1950. Through the use oftravel guides, travel stories and travel programmes, this article investigates how they were prepared for their pilgrimage in the years from 1945 to 1958, and what impressions it made on them. It is remarkahle that there is hardly any criticism to be heard in this period, which just precedes the ecclesiastical 'revolution' ofthe 1960s. The myth surrounding papal Rome appeared to be very powerful still, and the Dutch pilgrims were completely absorbed in the sublime spectacle that was presented to them. For the Roman Curia, the pilgrimages formed a means to support an ongoing centralisation process within the Catholic Church that peaked during the time ofPius X I I. His ecclesiological vision, as stated in the encyclicalMysticicorporis, was clearly discernible in the direction and perception ofthe visit to Rome: unity and hierarchy are the key words here. In the travel guides and travel stories, Rome became a sacral landscape, the centre ofthe world,
Jan Vinkenburg, 'Mensen van Redemptie. Piet Wesseling', in: Gerardusklok, november 2002.
A. Zambarbieri, 'La devozione al Papa', in: E. Guerriero en A. Zambarbieri (red.), La Chiesa elasocieta industriale (1878-1922). Band 2. (Milaan, 1990), p. 981.
which had as its centre St Peter's basilica with Peter's grave. Against this magnificent background, there was only room for one leading part, that ofthe Pastor Angelicus, a public part played with gusto by Pius X I I.
The rate at which the city ofRome was 'demystified' in Dutch travel literature after his death shows the extent to which the perception ofthe pilgrimage to Rome was linked to Pius X I I 's person.
PERSONAL1A
Hans de Valk (geb. 1946) studeerde geschiedenis aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Hij is als senior onderzoeker verbonden aan het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis in Den Haag. Hij publiceerde diverse studies en bronnenpublicaties over de betrekkingen tussen de H. Stoel en het Nederlands Katholicisme, onder meer in de Rijks Geschiedkundige Publicatien. In de peri ode 1995-/998 was hij als stafmedewerker Geschiedenis gedetacheerd aan het Nederlands lnstituut te Rome. Adres: Overburgkade 33, NL-2275 XVVoorburg E-mail: hans.devalkwinghist.nl