het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

187
MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP VOORWOORD 1 26 februari 2014 RUDOLF RASCH MIJN WERK OP INTERNET, DEEL VIJF HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP (UNIVERSITEIT UTRECHT) CATALOGUS SAMENGESTELD DOOR MARCEL SNIJDERS EN RUDOLF RASCH 26 februari 2014

Upload: vanxuyen

Post on 11-Jan-2017

229 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

VOORWOORD

1 26 februari 2014

RUDOLF RASCH

MIJN WERK OP INTERNET, DEEL VIJF

HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING

MUZIEKWETENSCHAP (UNIVERSITEIT UTRECHT)

CATALOGUS SAMENGESTELD DOOR MARCEL SNIJDERS EN RUDOLF RASCH

26 februari 2014

Page 2: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

VOORWOORD

2 26 februari 2014

Verwijzingen naar deze tekst graag als volgt:

Marcel Snijders & Rudolf Rasch,

Het Instrumentenkabinet van de Opleiding Muziekwetenschap (Universiteit Utrecht)

(= Rudolf Rasch, Mijn Werk op Internet, Deel Vijf)

http://www.let.uu.nl/~Rudolf.Rasch/personal/InstrumentenKabinet/InstrumentenKabinet.pdf

Voor suggesties, correcties, aanvullingen en opmerkingen: [email protected]

© Marcel Snijders, Nijmegen, & Rudolf Rasch, Utrecht/Houten, 2014

Page 3: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

VOORWOORD

3 26 februari 2014

INHOUD

Voorwoord .............................................................................................................. 4

Hoofdstuk Een: Idiofonen ....................................................................................... 8

Hoofdstuk Twee: Membranofonen ....................................................................... 33

Hoofdstuk Drie: Chordofonen .............................................................................. 41

Hoofdstuk Vijf: Aërofonen ................................................................................... 93

Appendix

A. Objecten zonder Horbostel-Sachs-classificatie .............................................. 173

B. Orff-Instrumentarim ....................................................................................... 179

Page 4: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

VOORWOORD

4 26 februari 2014

VOORWOORD

Aan muziekinstrumenten valt veel te ontdekken. Een prachtige klank bijvoorbeeld, of speelgemak. Maar ook

schoonheid, vakmanschap, uitbundige versieringen. En niet in de laatste plaats vernuft, oplossingen die zijn

gevonden voor technische obstakels. Deze aspecten zijn allemaal te ontdekken in de verzameling van

muziekinstrumenten van de Opleiding Muziekwetenschap van de Universiteit Utrecht. Deze verzameling —

tot stand gekomen ten dienste van het onderwijs in de muziekwetenschap en die het INSTRUMENTEN-

KABINET zal worden genoemd — heeft tot nu toe weinig bekendheid gekregen. In 2008 is zij ontsloten door

middel van een catalogus op het internet, de huidige catalogus op papier wil de mogelijkheid bieden inzicht

te geven in de samenstelling van de catalogus zonder de beperkingen van het beeldscherm van de computer.

De geschiedenis van het INSTRUMENTENKABINET begint in 1961. Toenmalig hoogleraar muziekwetenschap

en directeur van het Instituut voor Muziekwetenschap van de Rijksuniversiteit Utrecht, prof. dr. H.E. Reeser,

richtte in dat jaar op de bovenverdieping van het nieuwe pand aan de Rijnkade een instrumentenzaal in.

Zoals hij later schreef in het geleidewoord bij de eerste catalogus (1965) van de collectie, was het de

bedoeling een collectie muziekinstrumenten op te bouwen zonder museale pretentie, maar wel een die

voldeed “aan de specifieke behoeften van het onderwijs in de instrumentenkunde”. In eerste instantie werd

de instrumentenzaal vooral gevuld met instrumenten afkomstig uit het depot van de omvangrijke en

waardevolle collectie van het Haags Gemeentemuseum. Het ging daarbij deels om originele instrumenten,

waaronder een draailier, een chitarra battente en een serpent, en deels om kopie-instrumenten, nagebouwd

naar oude meesters, waaronder viola da gamba’s in verschillende verschijningsvormen, vedels en een crwth.

Deze kopie-instrumenten voldeden uitstekend voor het doel zoals dat door Reeser was gesteld. Al snel

volgden bruiklenen en schenkingen van particulieren die hierin een mogelijkheid zagen een zinvol gebruik te

geven aan een instrument dat zij in bezit hadden.

In 1963 werd de collectie aanzienlijk uitgebreid doordat prof. dr. Marcel Gilles Jozef Minnaert (1893-1970),

scheidend hoogleraar sterrenkunde aan de Utrechtse universiteit, zijn omvangrijke verzameling aan de

universiteit schonk. De verzameling van Minnaert bevatte zowel Europese als niet-Europese instrumenten en

vulde de tot dan toe bestaande collectie van het Instituut goed aan. Minnaert was al in zijn jeugd begonnen

met het verzamelen van muziekinstrumenten: zijn eerste aanschaf betrof een piccolo in zijn woonplaats Gent.

Sindsdien kocht hij regelmatig instrumenten op veilingen, kreeg instrumenten van anderen en nam

instrumenten mee van reizen die hij ondernam. Zo zijn er vrij veel instrumenten in zijn verzameling

afkomstig uit de toenmalige Belgische Kongo en uit Nederlands Indië. In 1909, op zestienjarige leeftijd, en

toen hij nog niet zo lang verzamelde, heeft hij de instrumentenverzameling van de dorpskleermaker Jacobs

uit Melle (België) gekocht. Dit was een verzameling met vooral veel koperblaasinstrumenten die (deels)

afkomstig waren van het plaatselijke fanfarekorps waarvan Jacobs erelid was.

Page 5: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

VOORWOORD

5 26 februari 2014

Door de schenking van Minnaert was de collectie enorm gegroeid. De toenmalig assistent-beheerder Hein

van Royen kreeg de taak de collectie te inventariseren en te beschrijven. Uit de bescheiden archieven uit deze

tijd blijkt dat hij dit met veel inzet heeft gedaan. Veel instrumenten werden gerepareerd of gereviseerd. Alle

instrumenten kregen een beschrijving en een catalogusnummer. Het kleine groene kaartenbakje met de deels

handgeschreven kaartjes met summiere informatie dat Minnaert bij de verzameling had geleverd was

vervangen door een stevige metalen kaartenbak van formaat met degelijke beschrijvingen die op

(literatuur)onderzoek waren gebaseerd. De collectie was inmiddels te groot geworden voor de

instrumentenzaal aan de Rijnkade en dit leidde tot de beslissing een deel van de collectie niet meer tentoon te

stellen. In 1965 werd een partiële catalogus onder de titel Beschrijving van een aantal Muziekinstrumenten in

het Instituut voor Muziekwetenschap der Rijksuniversiteit te Utrecht uitgebracht, waarin de belangrijkste

instrumenten werden beschreven. Foto’s van de afzonderlijke instrumenten bevatte dit boekje niet, wel een

foto van een deel van de instrumentenzaal. In deze Beschrijving zijn de instrumenten in twee afdelingen —

Europese instrumenten en Buiten-Europese instrumenten — ingedeeld. Elke afdeling is onderverdeeld in

idiofonen, membranofonen, chordofonen en aerofonen, waarbij de afdeling Europese instrumenten nog een

onderdeel “etnische instrumenten en diversen” kent.

Hein van Royen bleef na zijn afstuderen verantwoordelijk voor de collectie tot hij in 1975 artistiek leider van

Concertgebouworkest werd. Hij werd opgevolgd door drs. Jan Boogaarts, die als conservator van de collectie

en als docent instrumentenkunde werd aangesteld. Onder leiding van Jan Boogaarts groeide de collectie

verder door schenkingen en door aankopen van historische en nieuwe instrumenten. Zo werd onder meer

over gegaan tot het aankopen van een ‘strijkkwartet’ (twee violen, een altviool en een cello) en werden

nieuwbouwinstrumenten aangeschaft (waaronder kromhoorns, luit, dulciaan, clavichord, spinet). Bij

aankopen liet Boogaarts zich steeds leiden door de behoefte die er bestond vanuit het onderwijs in de

instrumentenkunde. De nadruk lag dan ook meestal op instrumenten waaraan meer te zien was dan een

enkele foto kan tonen. Een specifiek budget bestond niet; aankoop, onderhoud en restauratie vond naar

behoefte plaats wanneer er geld beschikbaar was. De collectie was inmiddels verhuisd naar Drift 21, het

pand waar de collectie zich tot 2013 heeft bevonden. Aldaar was een toonzaal beschikbaar op de begane

grond en later op de eerste verdieping. Boogaarts werkte continu en nauwgezet aan de verbetering en

aanvulling van de beschrijvingen van de instrumenten. Zo heeft hij zich bij het determineren van houtsoorten

laten bijstaan door de schrijnwerker en houtdraaier Joost Kramer te Utrecht. Het doel was uiteindelijk tot een

volledige catalogus te komen. Met het oog hierop zijn alle instrumenten uit de collectie op prachtige zwart-

wit-foto’s vastgelegd door de universiteitsfotografen Marijn van Kuik, Hans Kempkes en Frans Verdonk.

Deze catalogus is in 1996 voltooid, maar is wegens gebrek aan budget nooit in druk verschenen.

De collectie werd door Boogaarts actief beheerd, hetgeen onder meer blijkt uit de bruiklenen die destijds

plaatsvonden en die door Boogaarts nauwkeurig werden geadministreerd. Uit archiefmateriaal komt naar

voren dat in de jaren tachtig en negentig regelmatig instrumenten werden uitgeleend aan studenten en

docenten maar ook aan ensembles en orkesten. Het ging dan uiteraard om de speelbare instrumenten, veelal

de nieuwbouwinstrumenten maar ook verschillende violen, historische hoorns en dwarsfluiten. Leden van

het Concertgebouworkest zoals fagottist Brian Pollard en hoboist Han de Vries leenden regelmatig

instrumenten uit de collectie. Ook werd een enkele keer een bruikleen verstrekt ten behoeve van een

tentoonstelling zoals in 1981 aan het Ommelander museum in Leens (Gr.). In de collectie bevindt zich ook

een vrij groot aantal zogenaamde Orff-instrumenten, instrumenten bedoeld voor het muziekonderwijs. Deze

Page 6: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

VOORWOORD

6 26 februari 2014

werden destijds gebruikt bij het onderwijs van de heer Rodenhuis die de muziekpedagogische vakken aan het

instituut verzorgde. Boogaarts heeft deze instrumenten, nadat ze niet meer voor het muziekpedagogische

onderwijs werden gebruikt, in de collectie opgenomen.

Na Boogaarts’ pensionering in 1997 werd het beheer van de collectie uiteindelijk in 2001 overgenomen door

dr. Rudolf Rasch die ook de colleges instrumentenkunde voor zijn rekening nam. Vanaf die tijd is een

aanvang gemaakt met het digitaliseren van de beschrijvingen en foto’s. In 2006 ontstond bij dr. Joost van

Gemert, muziekbibliothecaris van de Letterenbibliotheek en ooit assistent van Boogaarts, het idee om de

collectie via een webcatalogus op de website van de Letterenbibliotheek toegangelijk te maken. Hiermee is

in 2007 gestart door mr. drs. Marcel Snijders en dit heeft in de loop van 2008 geresulteerd in een

webcatalogus van een selectie van ongeveer 250 instrumenten, te vinden op database Muziek-

instrumentencollectie of www.uu.nl/NL/Bibliotheek, te bereiken via de links Zoeken op vakgebied,

Geesteswetenschappen, Muziekwetenschap, Database Muziekinstrumenten (in de alinea Muziek-

instrumenten). De catalogus is opgebouwd volgens de Hornbostel-Sachs-classificatie. De digitale kleuren-

foto’s zijn vervaardigd door Erik de Groot en Maarten Kip. Ter gelegenheid van deze webcatalogus zijn alle

beschrijvingen door Snijders waar nodig aangevuld en zijn ontbrekende beschrijvingen toegevoegd. Hierbij

is het uitgangspunt geweest dat de collectie in dienst staat van het onderwijs in de instrumentenkunde. Nogal

eens is gekozen voor wat uitgebreidere beschrijvingen, vooral van de niet-westerse instrumenten, met

aandacht voor de speelwijze en hun rol in de desbetreffende muziektraditie. De basis van de beschrijvingen

is steeds het werk van Van Royen en Boogaarts geweest. Verder is de toonzaal op Drift 21 en de vitrines in

de grote hal aldaar door Snijders thematisch heringericht en is de toonzaal omgedoopt tot INSTRUMENTEN-

KABINET. De hernieuwde aandacht voor de collectie heeft in 2008 tevens geresulteerd in het verstrekken van

een groot bruikleen van ongeveer vijftig instrumenten aan het Noordbrabants Museum voor de tentoon-

stelling “Muziek gespeeld en verbeeld”. In 2011 vereerde de Engelse Galpin Society de verzameling met een

bezoek tijdens haar excursiereis door Nederland.

De aanstaande verbouwingen van de panden van de universiteit aan de Drift maakten het uiteindelijk

onmogelijk de collectie aldaar te behouden. In september 2012 zijn de instrumenten overgebracht naar het

magazijn van het Universiteitsmuseum, in het Carolien Bleekergebouw, Sorbonnelaan 4, Utrecht (Uithof).

Een klein aantal instrumenten is in vitrines in de hal van het gebouw Drift 21 achtergebleven.

De beschrijvingen in deze catalogus spreken in principe voor zich zelf. Maar toch volge hier een kleine

toelichting. Elke beschrijving begint met de standaardnaam van het instrument, gevolg door verschillende

codes. De eerste code, in vet, geeft het oorspronkelijke inventarisnummer weer, uit de tijd dat de collectie

nog door de Opleiding Muziekwetenschap werd beheerd. Dan volgt het huidige inventarisnummer,

toegekend door het Universiteitsmuseum, voorafgegaan door de afkorting MU. Tenslotte volgt de codering

in de Horbostel-Sachs-classificatie van muziekinstrumenten, herkenbaar door de afkorting HS. Voor een

uitleg van deze classificatie verwijs ik naar de INLEIDING van de internetpublicatie MUZIEKINSTRUMENTEN,

te vinden op

http://www.let.uu.nl/~Rudolf.Rasch/personal/Muziekinstrumenten/Muziekinstrumenten.htm

Page 7: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

VOORWOORD

7 26 februari 2014

Men zie vooral pp. 15-18. Uitleg van de details voor de verschillende instrumentengroepen vindt men in de

verschillende hoofdstukken van deze publicatie.

De eigenlijke beschrijvingen bestaan uit een beschrijving van het fysieke instrument gevolgd door gegevens

over maker, herkomst, datering, geschiedenis en afmetingen.

In deze catalogus wordt een indruk gegeven van het INSTRUMENTENKABINET zoals dat er op dit moment

uitziet. We hebben er voor gekozen honderd instrumenten met een foto en uitgebreide beschrijving eruit te

lichten. De overige instrumenten zijn niet afgebeeld en hebben een summiere beschrijving gekregen. Voor

uitvoerigere beschrijvingen zij verwezen naar de bovengenoemde webcatalogus. De catalogus volgt de

Hornbostel-Sachs classificatie. Alleen de Orff-instrumenten zijn als sub-collectie in een afzonderlijk deel

ondergebracht.

Utrecht, februari 2014

Rudolf Rasch, conservator

Marcel Snijders, beheerder

Page 8: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

8 26 februari 2014

HOOFDSTUK EEN

IDIOFONEN

CLAPPING STICKS (1100;MU 0285-124083; HS 111.11) Twee slaghouten gemaakt van zwaar bruin geschilderd hout, vermoedelijk Karri of viooltjeshout, misschien eucalyptushout of ijzerhart. De beschilderingen met de minerale kleuren oker, terra, zwart en wit stellen bepaalde stammotieven voor. De slaghouten worden tegen elkaar geslagen ter begeleiding van zang en dans. Angurugu (Groote Eylandt; N.O. Australië), 1960. Lengte 47,2 cm en 46,7 cm. Schenking Minnaert 1963.

KLEPPERS (100; A: MU 0285-126639; B: MU 0285-123667; HS 111.12)

A: drie kleppers van donker tropisch hardhout (palissander?) B: vijf kleppers van licht gekleurd hout (beuken?/citroen?). Aan de bovenrand zijn bij drie kleppers nog, vaag en slecht leesbaar, geschreven letters zichtbaar. De kleppers bestaan uit langwerpige, enigszins taps toelopende, houten platen met afgeronde hoeken. Ze worden bij bespeling in paren in de hand gehouden en tegen elkaar geslagen en worden ook gebruikt als kinderspeelgoed. Herkomst onbekend, gekocht te Bussum, circa 1915. Lengte 15 cm. Schenking Minnaert 1963. A: Vitrine Drift 21.

KLEPPERS (101; UM 0285-123650; HS 111.12)

Drie robinia(?)houten plankjes, in het midden iets smaller toelopend, enigszins waaiervormig, die met touw aan elkaar zijn gebonden. De buitenste twee plankjes hebben een licht gewelfd rugblad, het middelste plankje is aan beide zijden vlak en is dikker dan de buitenste twee. Het betreft hier hoogstwaarschijnlijk de Chinese p’ai pan (paiban). Twee plankjes behoren te zijn samengebonden terwijl de derde daarvan los blijft en tegen de beide plankjes slaat. Bij bespeling wordt het touw aan de bovenkant over de duim gehangen zodat de klepper door rotatie van de pols in één hand kan worden gespeeld. De p’ai pan wordt onder meer in het orkest van de Peking opera bespeeld. Herkomst vermoedelijk China. Lengte

26,5 cm, breedte 7 cm, dikte 1 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 9: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

9 26 februari 2014

KLEPPER (128; UM 0285-123666; HS 111.13)

De klepper bestaat uit een uitgeholde bamboebuis. Een natuurlijke knoop in het bamboe deelt de buis in een klinkend deel (ongeveer tweederde) en een handvat (ongeveer eenderde). In het midden van de buis is in de lengte een ruim gat uitgesneden. Doordat de buis tot voorbij de helft in de lengte doormidden is gesneden, ontstaat er, wanneer men de buis met de opening tegen de hand slaat, een klepperend geluid, veroorzaakt door de twee tegen elkaar komende delen. Op het ene uiteinde is een kleurige afbeelding geplakt van een toreador met een stier. In het midden binnenin een stempel: “Recuordo da Mallorca” (thans niet meer leesbaar). Herkomst Mallorca (Spanje). Diameter 2,8 cm, lengte 33 cm.

CASTAGNETTEN (102; UM 0285-124075; HS 111.14)

Twee paar castagnetten. Van één paar ontbreekt het verbindingstouw. De castagnetten zijn van gevlamd, lichtbruin (olijf-? of eucalyptus-?)hout gemaakt en hebben de kenmerkende schelpvorm. Oorspronkelijk werden castagnetten van kastanjehout gemaakt. De castagnetten worden bij bespeling in één hand tegen elkaar geslagen. Herkomst onbekend, gekocht te Gent (België), circa 1910. Lengte 8 cm. Schenking Minnaert 1963.

CASTAGNETTEN (103; UM 0285-123665; HS 111.14)

Castagnettenpaar van ebbenhout in de kenmerkende schelpvorm. De schelp is bolvormig en heeft een vrij ronde omtrek. Het losse exemplaar is soortgelijk van vorm maar iets groter. Oorspronkelijk werden castagnetten van kastanjehout gemaakt. De castagnetten worden bij bespeling in één hand tegen elkaar geslagen. Herkomst: vermoedelijk Spanje. Lengte paar 7,5 cm, lengte los exemplaar 8 cm. Schenking Minnaert 1963.

BEKKENS (1101; UM 0285-124156; HS 111.142)

Bekkenpaar van messing, aan weerszijden beschilderd met zwarte karakters (Chinees of Japans). Ze hebben het uiterlijk van Chinese bekkens met de grote bel in het midden, de licht conische vorm en de omgestulpte rand. In de bel van elk bekken zit een gat waardoor een lus van stof is getrokken die dient als handvat. De lussen van de bekkens zijn met een touwtje aan elkaar verbonden. Herkomst onbekend, gekocht op de Riouw eilanden (Indonesië) in 1926 door J. van der Bilt en geschonken aan de collectie Minnaert. Diameter 24,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 10: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

10 26 februari 2014

DULCITONE (STEMVORKPIANO) (106; UM 0285-125783; HS 111.212) Instrument in de vorm van een pianino met een eikenhouten, donker geverniste kast op vier gedraaide poten die kunnen worden ingeklapt. Aan de rechterkant bevindt zich een houten pedaal dat met een touw verbonden is met het dempingsmechaniek. De zangbodem is van naaldhout. De ondertoetsen zijn wit, de boventoetsen zijn zwart ebben. Door het indrukken van de toetsen worden stemvorken met hamertjes aangeslagen. Met ingetrapt pedaal kan de aldus verkregen toon blijven doorklinken. Omvang: vijf octaven chromatisch van A - a’’’’. Het wordt beschouwd als voorloper van de celesta. Op de zangbodem staat een stempel: THO. MACHELL. Op de binnenkant van de klep een is etiket waarop staat: DULCITONE REGD. / PATENTEERS AND SOLE

MAKERS / THOMAS MACHELL & SONS / GLASGOW, SCOTLAND. Gerestaureerd door F. Leive, pianoreparateur te Utrecht in 1942. Glasgow (Schotland), T. Machell & Sons, circa 1910. In 1939 bij de firma J.A.H. Wagenaar te Utrecht tweedehands gekocht voor f. 125,-. Lengte 98 cm, breedte 37,5 cm, hoogte 82 cm. Schenking mevrouw J.C. Baronesse van Boetzelaer van Asperen en Dubbeldam 1969. GA (1397; UM 0285-123649; HS 111.221)

Halfrond gebogen plaat ijzer, roodbruin van kleur, aan de buitenkant glad en aan de binnenkant ruw geribbeld. Waarschijnlijk wordt het gebruikt als slaginstrument. Ga betekent ijzer/metaal. Herkomst onbekend. Verkregen in Benin. Lengte 18,1 cm, breedte 7,1 cm, hoogte 3,2 cm. Schenking E. Thoenes 1983.

The linked image cannot be displayed. The file may have been moved, renamed, or deleted. Verify that the link points to the correct file and location.

Page 11: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

11 26 februari 2014

GENDER (1103; UM 0285-126640; HS 111.222) Veertien bronzen plaatjes vrij hangend aan koorden boven een eenvoudig versierd houten raamwerk, waarin veertien bamboe buizen staan. De buizen hebben dezelfde stemming als de plaatjes en fungeren als resonatoren. De koorden met de bronzen plaatjes zijn aan weerszijden bevestigd aan twee klossen die op het raamwerk zijn geschoven. De toetsen zijn aldus afneembaar. De totale omvang van de toetsen bedraagt twee octaven plus drie hele tonen, waarbij elk octaaf is samengesteld uit een reeks van vijf tonen in Pelog-stemming: Frequentie in Herz: 149,40 - 159,20 - 177,15 - 210,07 - 229,08 - 286,46 - 331,15 - 345,02 - 443,83 -

464,82 - 602,10 - 638,27 - 702,50 - 892,80. Het instrument wordt gebruikt in het gamelanorkest van de Vorstenlanden (Midden Java). Het parafraseert de melodie van de gezongen solopartij. De bespeling geschiedt met twee stokken met omwikkelde schijven. Java (Indonesië). Door M. Hille Ris Lambers geschonken aan de collectie Minnaert in 1938. Lengte 101 cm, hoogte 44 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21. VITROFOON (105; UM 0285-123644; HS 111.222)

Trapeziumvormige, vurenhouten bak, waardoor twee zwarte veters lopen die elk door twee houten sleutels strak kunnen worden gespannen. Op deze veters zijn drieëntwintig glazen plaatjes (één is losgelaten) met lijm vastgezet, die elk een verschillende toonhoogte hebben. Door beschadiging van sommige plaatjes is het instrument ontstemd geraakt. De omvang bedraagt drie octaven plus een grote secunde vanaf es tot f’’’, diatonisch in de toonaard As-groot. Het instrument staat op ronde gedraaide houten pootjes waarvan er één ontbreekt. Ter bespeling dienen twee hamertjes van

kurk met bamboestelen. De benaming glasharmonica is, gelet op een ander instrument met deze naam, hier minder juist. Herkomst onbekend, vermoedelijk begin 19e eeuw. Dit instrument werd in 1869 door de Utrechtse meteoroloog F.W.C. Krecke geschonken aan het Natuurkundig Genootschap om te gebruiken bij de bestudering van de geluidsleer. In de catalogus van het Physisch Laboratorium van de Utrechtse Universiteit staat dit instrument vermeld onder nr. 1691 als “glasharmonica”. Omstreeks 1925 werd het geschonken aan de collectie Minnaert. Lengte 65,5 cm, diepte van 20,5 naar 11 cm, hoogte 11 cm. Lengte hamers 22,5 en 21 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 12: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

12 26 februari 2014

XYLOFOON (104; UM 0285-123648; HS 111.222) Instrument bestaande uit zeventien langwerpige, enigszins gewelfde toetsen van essenhout en een boogvormige, houten handgreep die met koordjes aan elkaar zijn geregen. De handgreep waaraan de xylofoon kan worden opgehangen, is sierlijk gesneden. Op beide uiteinden van elke toets is een stervormig papiertje geplakt, waarop (moeilijk leesbaar) de namen van de noten staan vermeld, aan de ene kant LA, SI, UT etcetera, en aan de andere kant A, B, C etcetera. De totale omvang bedraagt twee octaven plus een kleine terts; de stemming komt naar huidige maatstaven overeen met die van een aeolische modus op g. Gelet op de gaatjes in de laagste toets is niet uit te sluiten dat de er een of meer lagere toetsen ontbreken. Het wordt bespeeld met twee gebogen zwarte baleinhamertjes met een bolkop. Eén van de hamertjes ontbreekt, de ander is gebroken. Vermoedelijk begin 19e eeuw. Dit instrument kwam in 1892 in bezit van het Physisch Laboratorium van de Utrechtse Universiteit en werd gebruikt bij de colleges geluidsleer. In de catalogus van het Physisch Laboratorium staat dit instrument vermeld onder nr. 984 als “hooi- en stroo-instrument” of “houtharmonica”. Omstreeks 1925 is het geschonken aan de collectie Minnaert. Lengte 61 cm, breedte 33 cm. Lengte hamertje 22 cm. Schenking Minnaert 1963.

MO KUG YOU (JAPANS TEMPELBLOK) (1102; UM 0285-124249; HS 111.231)

Japans tempelblok van roodgelakt essenhout. Het blok is gedeeltelijk uitgehold en heeft een wijde spleet in de kant waarop wordt geslagen. Aan beide zijden is een paar vissen uitgesneden en met goudverf beschilderd. Het instrument wordt uitsluitend gebruikt tijdens de Boeddhistische eredienst. Priesters slaan het blok met een rood gelakt houten stokje met ronde kop. Het stokje kan in de spleet van het blok worden geschoven. Gekocht te Kobé (Japan) in 1957. Afmetingen 12x10x13 cm. Schenking Minnaert 1963.

KEMPUL (1104; UM 0285-126641; HS 111.241.1)

Gong van een brons-koperlegering. De randen zijn schuin naar binnen gebogen. In het midden is een grote knop of bel waarop wordt geslagen. De gong hangt aan een touw dat door twee gaten in de gong is bevestigd. In het Javaanse gamelanorkest is dit de op één na kleinste hangende gong. Stemming: a (Jav.: Lima). Herkomst: vermoedelijk Java (Indonesië). Diameter 32 cm, diepte 7 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21

Page 13: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

13 26 februari 2014

GONG BHERI (1105; UM 0285-126642; HS 111.241.1) Bronzen platte gong zonder knop in het midden, licht naar binnen gewelfd. De wanden staan recht naar achteren. Vermoedelijk is dit een Javaanse Gong Bhèri, een eenvoudig signaalinstrument van Chinese oorprong, niet behorende tot het gamelanorkest. Java (Indonesië). In 1935 door M. Hille Ris Lambers gekocht op Java en geschonken aan de collectie Minnaert. Diameter 20 cm, diepte 3 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21

BEL (108; UM 0285-124168; HS 111.242.122)

Bel, klokvormig, mogelijk een bronzen kopie van een oud origineel. In de rand staat: JACQUES SERHE HEFT MY GHEGOTEN Ao 1370. De daarboven afgebeelde voorstellingen zijn onduidelijk, men ziet onder meer een gevecht tussen drie geharnaste ridders, twee staande en één zittende figuur en een mannenhoofd en profil, omlijst door guirlandes. Het handvat is in de vorm van een oude vrouwenkop. De klepel bestaat uit een bronzen balletje bevestigd aan koperdraad. Gent (België). Diameter 8,5 cm, hoogte 10,3 cm. Schenking Minnaert 1963.

APOSTELBEL (109; UM 0285-124258; HS 111.242.122)

Rijk gedecoreerde goudgeschilderde bronzen bel met klepel. Op de rand zijn onder meer, in groepjes van drie, de twaalf apostelen afgebeeld. De bovenkant is in de vorm van de pauselijke driekroon met kruis gemaakt. De klepel bestaat uit een bronzen balletje bevestigd aan koperdraad. Gebruikt als misbel in de Rooms-katholieke eredienst. Gent (België), circa 1910. Diameter 10,4 cm, hoogte 17,8 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 14: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

14 26 februari 2014

APOSTELBEL (110; UM 0285-124257; HS 111.242.122) Rijk gedecoreerde goudgeschilderde bronzen bel met klepel. Op de rand zijn onder meer, in groepjes van drie, de twaalf apostelen afgebeeld. De bovenkant is in de vorm van de pauselijke driekroon gemaakt. Het kruis bovenop de bel ontbreekt. De klepel bestaat uit een bronzen balletje bevestigd aan koperdraad.Gebruikt als misbel in de Rooms-katholieke eredienst. Gent (België), jaartal onbekend. Diameter 10,3 cm, hoogte 16,7 cm. Schenking Minnaert 1963.

BEL (111; UM 0285-124170; HS 111.242.122)

Bronzen bel, bolvormig met een ovale opening aan de onderzijde en een relatief groot, bewerkt, handvat aan de bovenzijde; mogelijk betreft het een kopie. De wanden zijn rijk bewerkt met aan weerszijden een medaillon met respectievelijk een vrouwen- en een mannenkop in renaissancestijl. De klepel bestaat uit een bronzen balletje bevestigd aan koperdraad. Gent (België). Maximale diameter 5 cm, hoogte 8 cm. Schenking Minnaert 1963.

KOEBEL (112; UM 0285-124164; HS 111.242.122)

Handgemaakte bronzen bel, bolvormig met ovale opening aan onderzijde en vierkant oog aan bovenzijde, voorzien van een lange uitstekende klepel. Zwitserland, jaartal onbekend. Maximale diameter 5,7 cm, hoogte 8 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 15: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

15 26 februari 2014

GEITENBEL (113; UM 0285-124171; HS 111.242.122) Eenvoudige handgemaakte bronzen bel met boogvormig handvat en uitstekende massieve gietijzeren klepel. Zwitserland, circa 1910. Maximale diameter 4,4 cm, hoogte 5 cm. Schenking Minnaert 1963.

SIAMESE TEMPELBEL (1106; UM 0285-124172; HS 111.242.122)

Messing koepelvormige klepelbel met aan de bovenkant een oog. Op de bel staat een afbeelding in reliëf van de heilige slang (Naga). De klepel is van messing en is met een ijzerdraadje door een gat boven in de bel bevestigd. Aan de klepel hangt met ijzerdraad een messing blaadje in de vorm van een blad van de heilige Bo-boom (ficus). Bellen zoals deze hangen aan de randen van tempeldaken en worden door de wind tot klinken gebracht. Bangkok (Thailand). Diameter bel 4 cm, hoogte 5,5 cm, lengte blaadje 6,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

PRIESTERBEL (1108; UM 0285-124167; HS 111.242.122) en GENTA (1107; UM 0285-126643; HS 111.242.122)

Links PRIESTERBEL: Bronzen bel met aan het boveneinde vier naar binnen gebogen punten, het zogenaamde Badjra-motief. De bel heeft een bronzen klepel. Vermoedelijk betreft het een zeer oud exemplaar. Herkomst: vermoedelijk Oost-Java (Tenggergebergte) of Bali (Indonesië). In 1938 door M. Hille Ris Lambers geschonken aan de collectie Minnaert. Schenking Minnaert 1963. Rechts GENTA: Deze messing priesterbel (genta = bel) heeft aan het boveneinde vier naar binnen gebogen punten, het zogenaamde Badjra-motief. Op de buitenwand van de bel staan vier menselijke figuren en drie bloemachtige motieven afgebeeld. De bel heeft een messing klepel. Gekocht te Singaradja (Noord Bali, Indonesië) in 1929. Diameter 6,5 cm, hoogte 19 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21

Page 16: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

16 26 februari 2014

KOEBEL (1109; UM 0285-124159; HS 111.242.122) Bel van Oostindisch palissanderhout, aan de onderkant min of meer ruitvormig. Drie palissanderhouten stokjes, die met touw aan de bovenkant van de bel zijn bevestigd, fungeren als klepels. De klepels steken aan de onderkant ongeveer 5 cm uit. Door gaten in de bovenkant loopt een touw waarmee de bel kan worden opgehangen. Kintamari, Noordwest-Bali (Indonesië), aldaar in 1930 aangeschaft. Breedte 26 cm, hoogte 13,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

KOEBEL (1110; UM 0285-124159; HS 111.242.122)

Ruw gesneden bel van Oostindisch palissanderhout. De bamboe klepel hangt aan een messing staafje dat langs de bovenbreedte van de bel loopt door twee gaten aan de zijkanten. Aan de bovenzijde zijn twee gaten gemaakt, vermoedelijk voor een ophangtouw. Herkomst vermoedelijk Bali (Indonesië). Breedte 10,5 cm, hoogte 8,4 cm. Schenking Minnaert 1963.

VEEBEL (1111; UM 0285-124170; HS 111.242.122)

Bel gemaakt van messing in de vorm van een helm, gegoten op een houten klos, getuige de houtnerven die aan de binnenzijde zichtbaar zijn. Aan de buitenkant zijn aan de randen bewerkingen zichtbaar. Aan beide zijden is een driehoekige versiering aangebracht. De houten klepel hangt aan een touwtje dat door de bovenkant van de bel heenloopt. Door het bevestigingsoog aan de bovenzijde is een houten pen gestoken.Herkomst vermoedelijk Oost-Java of Bali (Indonesië). Breedte 8 cm, hoogte 8,2 cm. Schenking Minnaert 1963.

The linked image cannot be displayed. The file may have been moved, renamed, or deleted. Verify that the link points to the correct file and location.

Page 17: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

17 26 februari 2014

BELLEN (1394-1395; UM 0285-124166 en MU 0285-124165; HS 111.242.122) Twee ijzeren bellen met klepel. De bellen hebben de vorm van een kegel en hebben een lange steel die in een krulletje uitloopt. In de wand van de bellen zit een spleet die is ontstaan bij het “oprollen” van de metalen plaat waarvan de bellen zijn gemaakt. De ijzeren klepel is bevestigd aan een oog dat op zijn beurt aan de steel is vastgemaakt. De bellen zijn niet beschilderd en thans enigszins verroest. Verkregen in Benin. 1394: hoogte 18,5 cm, diameter 5 cm. 1395: hoogte 20,8 cm, diameter 5 cm. Schenking E. Thoenes 1983.

GANKOGUI (1393; UM 0285-124256; HS 111.242.21)

Twee ijzeren bellensets zonder klepel (waarvan alleen de grootste set is afgebeeld) waarbij de bellen aan de bovenzijde met elkaar zijn verbonden in een ijzeren punt die aan het uiteinde is opgerold. Elke set bestaat uit een grote en een kleine bel. De bellen zijn thans verroest maar enige lichtblauwe verf is nog zichtbaar op het grote exemplaar. De gankogui wordt zittend bespeeld met een houten stok en wordt vooral samen met trommels gebruikt ter begeleiding van dans. Bij bespeling staat de grote bel rechtop op de dij. De bellen hebben een onderling toonhoogteverschil van ongeveer een octaaf. Het is een instrument van de Ewe uit Ghana en Togo. Herkomst: Ghana of Togo, verkregen in Benin. Grote set: hoogte 35,5 cm, breedte 12,5 cm, diepte 10,5 cm. Kleine set: hoogte 6,2 cm, breedte 2,6 cm, diepte 4 cm. Schenking E. Thoenes 1983.

Page 18: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

18 26 februari 2014

BEENRAMMELAAR (1132; UM 0285-126644; HS 112.111) Rammelaar, aan het been gebonden en gedragen bij een sing-sing (dansfeest), voornamelijk door mannen, om het ritme aan te geven. Het bestaat uit een band van lianen met daaraan tientallen lege kloeweknoten waarvan er enkele gevuld zijn met een geknoopt lapje stof. Sepik gebied (Nieuw Guinea, Indonesië). Vitrine Drift 21

SCHELLENBOOM (114; UM 0285-125508; HS 112.112)

Grenenhouten stok, deels met koperbeslag, deels roze gelakt en voor de rest met zwart leer bedekt. In het verlengde daarvan een koperen staaf waarop de volgende koperen ornamenten zijn gestoken (van onderen naar boven): een halve maan, waaraan twee bossen zwart paardenhaar en twee rijen van respectievelijk zes (de buitenste twee ontbreken) en vier (de buitenste twee ontbreken) koperen klokjes hangen; een bol; een ‘Chinese hoed’ waaraan vier belletjes en vier klokjes hangen; vier armen met elk een bel; een kleine halve maan; een bolletje en een ster. Het instrument is in 1964 gereviseerd door de fa. Verreyt te Utrecht waarbij de stok is vernieuwd. Gent (België), tweede helft 19e eeuw. In 1909 van de verzameling Jacobs overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 157 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 19: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

19 26 februari 2014

SCHELLENBOOM (115; UM 0285-125509; HS 112.112) Een beukenhouten donker gelakte stok met in het verlengde daarvan een koperen staaf, waarop de volgende koperen ornamenten zijn gestoken (van onderen naar boven): een liggende halve maan met vier klokjes en twee bossen wit paardenhaar; een bol; vier gekrulde armen waartussen een ketting is opgehangen; een ‘Chinese hoed’ met drie klokjes en drie belletjes; een ring met zes armen waar zes belletjes aan ontbreken; vier laurierblaadjes en een liggende halve maan. Het instrument is in 1964 gereviseerd door de fa. Verreyt te Utrecht waarbij het paardenhaar is vernieuwd. Gent (België), tweede helft negentiende eeuw. In 1909 van de verzameling Jacobs overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 190 cm. Schenking Minnaert 1963.

CASTAGNETTENPAAR OP STOK (107; ; UM 0285-123663; HS 112.112)

Twee bolle castagnetten zijn met touw aan weerszijden van een aan twee kanten uitgeholde lepel gebonden. De stok van de lepel dient als handvat. Het geheel is van palissander(?)hout gemaakt. Door het schudden van de lepel slaan de castagnetten tegen de lepel en verkrijgt

men het castagnettengeluid. De ritmische verfijning die met castagnetten zonder stok mogelijk is, kan hiermee niet worden bereikt. Herkomst: onbekend. Lengte 27,8 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 20: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

20 26 februari 2014

RAMMELAARS (NGWALA?) (1396; ; UM 0285-124074; HS 112.112) Twee sets van twee ijzeren roodbruine rammelaars in kanovorm. De delen lopen aan de uiteinden uit in een lus waardoorheen een ijzeren ring is bevestigd. In het midden van elk deel zijn twee gaten. Bij een van de sets lopen door deze gaten touwtjes die de delen met elkaar verbinden, bij de andere set loopt door een van de delen ijzerdraad. Op deze laatste set zijn ook resten zichtbaar van stukken stof. Elke set bestaat uit een groter en een kleiner deel. Waarschijnlijk worden de rammelaars aan de polsen en enkels gebonden bij dans. Dergelijke rammelaars komen bij verschillende volken in de regio voor. Twee sets. Lengte ca. 20 cm, breedte ca. 3 cm. Verkregen in Benin. Schenking E. Thoenes 1983.

ANGKLUNG (1113-1119; ; UM 0285-123645, 123646, 123647, 123660, 123661, 123664, 123670; HS

112.122)

Set van zeven bamboe rammelinstrumenten uit West-Java. Elk instrument bestaat uit twee holle bamboebuizen die van onderen zijn afgesloten en van boven zijn opengewerkt. De buizen zijn zodanig in een raamwerk opgehangen dat zij bij het schudden van het instrument aan de onderzijde heen en weer glijden in uitsparingen in een brede bamboe dwarskoker. De buizen zijn in een octaaf gestemd. Het geluid doet denken aan dat van een xylofoon. De angklung bestaat in verschillende formaten en toonhoogten; gezamenlijk vormen ze een apart ensemble. Indonesië, gekocht te Bandung in 1926. Schenking Minnaert 1963.

Page 21: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

21 26 februari 2014

dwarskoker lange buis korte buis stemming 1113 37,7 cm 61 cm 32,5 cm f – f’ 1114 36,3 cm 50 cm 27,3 cm a – a’ 1115 25,8 cm 40 cm 24,2 cm bes – bes’ 1116 25,8 cm 38 cm 20,2 cm des’ – des’ 1117 25,5 cm 33,3 cm 18,7 cm e’ – e’’ 1118 25,6 cm 31,4 cm 17,2 cm g’ –g’’ 1119 23,7 cm 28,3 cm 13,9 cm a’- a’’

ANGKLUNG (1139; ; UM 0285-126645; HS 112.122)

Set van acht bamboe rammelinstrumenten uit West-Java in een bamboe standaard (waarvan een voet is beschadigd). Elk instrument bestaat uit twee holle bamboebuizen die van onderen zijn afgesloten en van boven zijn opengewerkt. De buizen zijn zodanig in een raamwerk opgehangen dat zij bij het schudden van het instrument aan de onderzijde heen en weer glijden in uitsparingen in een brede bamboe dwarskoker. De buizen zijn in een octaaf gestemd. Het geluid doet denken aan dat van een xylofoon. De angklung bestaat in verschillende formaten en toonhoogten; gezamenlijk vormen ze een apart ensemble. De acht rammelaars zijn opgehangen aan metalen haken in een bamboe standaard en vullen een diatonisch octaaf op c’’. Op elke buis is aan de binnenkant met potlood de toonhoogte aangegeven. Indonesië. Hoogte standaard 32 cm, breedte 36 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992. Vitrine Drift 21

CHIPLYA (1389; ; UM 0285-124163; HS 112.122)

Set van twee kleppers van gelakt palissanderhout waarin bronzen schellen zijn aangebracht. De kleppers hebben een vlakke kant en een kant waarin een handsteun is gesneden. Ze zijn met eenvoudig snijwerk versierd. Aan de boven- en onderkant een uitgesneden raam in elk waarvan een paar ronde platte schellen is aangebracht dat met spijkers is bevestigd. Ze worden in één hand gehouden met behulp van de handsteun en met de vlakke kant tegen elkaar geslagen door de vingers te bewegen. Andere benamingen zijn khartal of chittika. India. Afmetingen: lengte 24,5 cm, breedte 4,5 cm, diepte 5,5cm. Schenking E. Thoenes 1983.

Page 22: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

22 26 februari 2014

DUIVENBELLETJES (1112; ; UM 0285-124176; HS 112.13) Drie koperen belletjes (in de vorm van een kom met deksel) bevestigd aan een ring die men om de hals van een duif hangt. Elk van de belletjes heeft aan de onderzijde een langwerpige opening. Het middelste belletje is iets groter dan de andere twee. In elk van de belletjes bevindt zich een balletje dat bij schudden van de belletjes dezen laat klinken. Bali (Indonesië). In 1929 aldaar door Minnaert gekocht. Diameter ring 3,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

RAMMELAAR (1122; ; UM 0285-124072; HS 112.13)

De rammelaar is gemaakt van een kalebas en is van binnen gevuld met zaden. De opening is met een kurk afgesloten. De rammelaar is bewerkt met snijwerk en met brandschildering. In 1983 heeft het instrument een gaskamerbehandeling gehad. Congo, ca. 1905. Lengte 15 cm. Schenking Minnaert 1963.

LAMA-BEL (1131; ; UM 0285-124161; HS 112.13)

Bronzen bolvormige lama-bel met oog aan de bovenzijde, vier ronde gaten in de wand en één onder het oog en een lange spleet aan de onderkant. In de bel bevindt zich een bronzen kogeltje. Pisac (Peru). Aldaar gekocht op een indianenmarkt in 1969. Hoogte 6,5 cm, maximale diameter 5,9 cm. Schenking Minnaert 1969.

Page 23: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

23 26 februari 2014

PEULVRUCHTENRAMMELAARS (POD RATTLE, MEXICAN BEAN) (1212; ; UM 0285-124082; HS 112.13)

Set van twee bruine gedroogde peulvruchten gevuld met zaden. Bij het schudden van de peulvruchten rammelen de zaden. Ook wel genoemd pod rattle of Mexican bean. Zuid/Midden Amerika. Gekocht te Philadelphia (V.S.) in 1979. Lengte ca. 49 cm, breedte ca. 4,5 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

MARACAS (1213-1214; ; UM 0285-123688; HS 112.13)

Set van twee rammelaars bestaande uit een bewerkte ronde kalebas, gevuld met zaden, met daaraan een steel bevestigd die door de gehele kalebas steekt. De beide kalebassen hebben dezelfde bewerking namelijk aan de ene kant een masker en aan de andere kant twee bloemen. Op een gesneden band met randversiering die over het midden van elke bol loopt staat aan twee zijden: HAITI uitgesneden. Herkomst vermoedelijk Haïti. Gekocht te Philadelphia (V.S.) in 1979. Lengte 25 resp. 22 cm, diameter ca. 10 resp. 8,5 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

PEULVRUCHTENRAMMELAARS (POD RATTLE, MEXICAN BEAN) (1216; ; UM 0285-123686; HS 112.13) Set van twee bruine gedroogde peulvruchten gevuld met zaden. Bij het schudden van de peulvruchten rammelen de zaden. Ook wel genoemd pod rattle of Mexican bean. Herkomst vermoedelijk Zuid/Midden Amerika. Lengte ca. 38 en 40 cm, breedte ca. 3,5 cm. MANDRAMMELAARS (1390A en B; ; UM 0285-124255; HS 112.13)

Page 24: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

24 26 februari 2014

Set van twee mandrammelaars. De onderkant is een cirkelvormige houten schijf. Hierdoorheen zijn bamboereepjes gestoken die naar boven conisch toelopen. Hieromheen is van een dunne strip bamboe spiraalsgewijs een conus opgebouwd die bijeen wordt gehouden met door de strip en de reepjes heen gevlochten grasvezel. De conus mondt uit in een met grasvezel omwoelde lus. Deze lus is bij 1390B afgebroken. De rammelaars zijn gevuld met ronde zwarte zaden. Herkomst waarschijnlijk Ghana, verworven in Benin. Hoogte 26 cm, diameter 11 cm (beide). Schenking E. Thoenes 1983. ENKELRAMMELAAR (1392; ; UM 0285-124076; HS 112.13)

IJzeren massieve ronde ring met twee halfronde toegeknepen uitstulpingen waarin een stukje ijzer rammelt. De ring is niet gesloten maar loopt aan beide uiteinden uit in een krul met daaraan bevestigd een ijzenren ring. De beide uiteinden lopen langs elkaar heen en wekken de indruk dat de ring gesloten is. De ring wordt waarschijnlijk om de enkel gedragen door dansers. De exemplaren voor mannen worden wel gnankpare genoemd, die voor vrouwen nakpankumbiga (Togo). Verworven in Benin. Diameter 11 cm. Schenking E. Thoenes 1983.

CASACA (RECO-RECO) (1137; ; UM 0285-123662; HS 112.211)

Braziliaanse raspinstrument bestaande uit een dikke enigzins ovale bamboe stok die aan één zijkant gedeeltelijk is uitgehold. Aan de voorzijde boven het uitgeholde deel van de stok zijn horizontale kerven aangebracht. Aan de bovenkant is een touw bevestigd als handvat. Bij bespeling wordt de casaca aan het touw, geklemd, vastgehouden terwijl met de andere hand een (hier ontbrekend) stokje over de kerven wordt geraspt. Het instrument is verwant aan de guiro. Het wordt gebruikt

bij zowel volksmuziek als bij moderne samba en carnaval. Brazilië. Gekocht te Utrecht in 1985. Lengte 50,8 cm, maximale diameter 5,2 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992. CABASSA (PIANO-DE-CUIA) (1211; ; UM 0285-124250; HS 112.23)

Het instrument bestaat uit een uitgeholde kalebas (cuia), aan de onderkant bolvormig en naar boven toe uitlopend in een kromme steel, waarin een gat is gemaakt. Om het bolle deel van de kalebas is losjes een net van touw gevlochten. In het net zijn kralen (waarschijnlijk stukjes van zaden/noten) geregen. Het instrument wordt bespeeld door met de ene hand de steel te roteren terwijl de bol met het net in de andere hand ligt. De zaden raspen zo over de kalebas. Herkomst vermoedelijk Brazilië. Gekocht te Philadelphia (V.S.) in 1979. Hoogte ca. 20 cm, breedte ca. 15 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

Page 25: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

25 26 februari 2014

RATEL (116; ; UM 0285-123681; HS 112.24) Een groen beschilderd blikken kinderinstrument, bewerkt met geponste motieven. Op de as van de houten handgreep is een tandwiel bevestigd dat bij rotatie een uit het blikken corpus gesneden tong schraapt en zo een ratelklank voortbrengt. In 1913 gekocht te Gent (België). Lengte 13,3 cm. Schenking Minnaert 1963.

RINDING ARÈN (1123; ; UM 0285-126646; HS 121.21)

Mondharp gemaakt van de hoofdnerven van de arèn-palm. Uit de reep hout is een lamel gesneden. Aan de achterzijde is een steun gemaakt voor de mond. Aan één kant zijn twee stukjes palmblad met touw aan het instrument bevestigd. Aan de andere kant is een touwtje met een staafje hout bevestigd. Voor de bespeling klemt men het uiteinde tussen de tanden, laat via in- en uitademen lucht langs de lamel stromen en varieert de spanning van de lamel door aan het touwtje te trekken. De mondholte dient als resonator. Java (Indonesië). Lengte 24 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21.

RINDING ARÈN (1124; ; UM 0285-124073; HS 121.21)

Deze mondharp is gemaakt van de hoofdnerven van de arèn-palm. Uit de reep hout is een lamel gesneden. Aan een kant is een lus van katoen bevestigd, aan de andere kant is een touwtje met een staafje hout bevestigd. Voor de bespeling klemt men het uiteinde tussen de tanden, laat via in- en uitademen lucht langs de lamel stromen en varieert de spanning van de lamel door aan het touwtje te trekken. De mondholte dient als resonator. Java (Indonesië). Lengte 14,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

MONDHARP (MONDTROM; MONDTROMP) (117; ; UM 0285-126647; HS 121.221)

Een volksinstrument van gietijzer vervaardigd, half cirkelvormig met een recht uiteinde en in het midden een doorslaande tong (lamel) in een rechte hoek naar buiten omgebogen. Voor de bespeling houdt men het raamwerk met één hand vast en klemt men het rechte uiteinde tussen de tanden waarbij men het ijzeren tongetje met de (wijs)vinger van de andere hand aantokkelt. Met de mondholte worden de boventonen versterkt, zodat melodieën mogelijk zijn. Herkomst onbekend. Lengte 5,2 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21

Page 26: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

26 26 februari 2014

MONDHARP (MONDTROM; MONDTROMP) (118; ; UM 0285-126648; HS 121.221) Een gietijzeren volksinstrument, cirkelvormig met een recht uiteinde en in het midden een doorslaande tong (lamel). Het omgebogen uiteinde van de tong is afgebroken. Het raamwerk heeft spiraalvormige versiering; het rechte uiteinde loopt aan beide delen uit in een krulletje. Voor de bespeling houdt men het raamwerk met één hand vast en klemt men het rechte uiteinde tussen de tanden waarbij men het ijzeren tongetje met de (wijs)vinger aantokkelt. Met de mondholte worden de boventonen versterkt, zodat melodieën mogelijk zijn. Herkomst: onbekend. Lengte 8,7 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21

MONDHARP (MONDTROM; MONDTROMP) (119; ; UM 0285-126649; HS 112.221)

Een volksinstrument van gietijzer vervaardigd. De vorm is driehoekig, uitlopend in een recht uiteinde. In het midden hoort een doorslaande tong (lamel) te zijn bevestigd doch deze ontbreekt.Voor de bespeling houdt men het raamwerk met één hand vast en klemt men het rechte uiteinde tussen de tanden waarbij men het ijzeren tongetje met de (wijs)vinger van de andere hand aantokkelt. Met de mondholte worden de boventonen versterkt, zodat melodieën mogelijk zijn. Herkomst onbekend. Lengte 8,7 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21

SANZA (1125; ; UM 0285-124088; HS 122.12)

Tokkelinstrument met een rechthoekige uitgeholde klankkast van limbahout. Het bestaat uit één stuk met uitzondering van een deel van de rechterzijkant dat er na de uitholling is ingezet en met een soort lijmpasta is vastgezet. In de onder- en achterzijde bevindt zich een rond klankgaatje. Een ijzeren staafje dat met ijzerdraadlussen op de kast is bevestigd drukt tien ijzeren lamellen (er ontbreekt er één) van verschillende lengte op een houten (achter) en op een metalen (voor) kam. De lamellen kunnen worden verschoven zodat de lengte ervan kan worden gevarieerd en de stemming kan worden aangepast. Om de lamellen zitten metalen

ringetjes die meetrillen tijdens de bespeling. Een scheurtje in het bovenblad is aan de bovenzijde gerepareerd met ijzerdraad en lijmpasta. De lamellen worden met de duimen aangetokkeld. De sanza is onder vele andere namen bekend waaronder kalimba, mbira en duimpiano. Zuid-Congo. In 1909 overgegaan van de verzameling Jacobs naar de collectie Minnaert. Lengte 17,5 cm, breedte 8 cm, diepte 3 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 27: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

27 26 februari 2014

SANZA (1126; ; UM 0285-124089; HS 122.12) Tokkelinstrument met een rechthoekige uitgeholde klankkast van limbahout. Het bestaat uit één stuk met uitzondering van een deel van de linkerzijkant dat er na de uitholling is ingezet. In de voor- en onderzijde bevindt zich een rond klankgaatje. Een ijzeren staafje dat met bamboevezel op de kast is bevestigd, drukt acht ijzeren lamellen (er ontbreekt er één) van verschillende lengte op een brede leren kam (achter) en op een metalen kam (voor). De lamellen kunnen worden verschoven zodat de lengte ervan kan worden gevarieerd en de stemming kan worden aangepast. De lamellen worden met de duimen aangetokkeld. De sanza is onder vele andere namen bekend waaronder

kalimba, mbira en duimpiano. Congo. In 1909 overgegaan van de verzameling Jacobs naar de collectie Minnaert. Lengte 15,7 cm, breedte 9 cm, diepte 3 cm. Schenking Minnaert 1963. SANZA (1127; ; UM 0285-124094; HS 122.12)

Tokkelinstrument met een rechthoekige uitgeholde klankkast van donkergelakt limbahout. Het bestaat uit één stuk met uitzondering van een deel van de rechterzijkant dat er na de uitholling is ingezet. In de onderzijde bevindt zich een rond klankgaatje, aan de voorkant een driehoekig klankgat. Een ijzeren staafje dat met koperdraadlusjes op de kast is bevestigd, drukt tien ijzeren lamellen van verschillende lengte op een houten (achter) en op een metalen (voor) kam. De lamellen kunnen worden verschoven zodat de lengte ervan kan worden gevarieerd en de stemming kan worden aangepast. De lamellen worden met de duimen

aangetokkeld. De sanza is onder vele andere namen bekend waaronder kalimba, mbira en duimpiano. Congo. In 1909 overgegaan van de verzameling Jacobs naar de collectie Minnaert. Lengte 25,5 cm, breedte 12,7 cm, diepte 5,3 cm. Schenking Minnaert 1963. SANZA (1128; ; UM 0285-124095; HS 122.12)

Tokkelinstrument met een rechthoekige, toelopende, uitgeholde klankkast van limbahout. Het bestaat uit één stuk met uitzondering van een deel van de rechterzijkant dat er na de uitholling is ingezet en met een koperen spijker is vastgezet. In de onder- en achterzijde bevindt zich een rond klankgaatje. Een ijzeren staafje dat met bamboevezel op de kast is bevestigd, drukt negen ijzeren lamellen (er ontbreken er twee) van verschillende lengte op een houten (achter) en op een metalen (voor) kam. De lamellen kunnen worden verschoven zodat de lengte ervan kan worden gevarieerd en de stemming kan worden aangepast. Om de lamellen zitten gekleurde kraaltjes

van metaal en kunststof die meetrillen tijdens de bespeling. Door een gat aan de bovenkant is een koord met gekleurde kraaltjes bevestigd. De lamellen worden met de duimen aangetokkeld. De sanza is onder vele andere namen bekend waaronder kalimba, mbira en duimpiano. Zuid-Congo. In 1909 overgegaan van de verzameling Jacobs naar de collectie Minnaert. Lengte 18,5 cm, breedte 12,7 cm, diepte 3 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 28: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

28 26 februari 2014

SANZA (1129; ; UM 0285-124248; HS 122.12) Tokkelinstrument met een ovale, uitgeholde klankkast met een afgeplatte voorzijde van limbahout. De handgreep aan de bovenkant is in de vorm van een baviaan en uit één stuk gesneden. Het onderste gedeelte van de voorzijde en de zijkanten zijn versierd met ingekerfde, geometrische figuren. Aan de onderzijde bevinden zich een klein rond en een groot langwerpig gat waardoor de uitholling heeft plaatsgevonden. Een ijzeren staafje dat met ijzerdraadlusjes op de kast is bevestigd, drukt zeven ijzeren lamellen van verschillende lengte op een houten en op een metalen kam. De lamellen kunnen worden verschoven zodat de lengte ervan kan worden gevarieerd en de stemming kan worden aangepast. Bespeling vindt plaats door met de duimen de lamellen aan te tokkelen. Het instrument wordt daarom ook wel duimpiano genoemd. De sanza is onder vele andere namen bekend waaronder kalimba en mbira. Congo. In 1909 van de verzameling Jacobs overgegaan naar de collectie Minnaert. Lengte 34 cm, breedte 10,5 cm, diepte 5 cm. Schenking Minnaert 1963.

SANZA (1130; ; UM 0285-124090; HS 122.12)

Tokkelinstrument met bijna vierkant, enigszins waaiervormig, klankbord van hardhout uit één stuk met opstaande randen. Aan de voorzijde zijn kruislings strepen ingebrand ter versiering. In het midden van het kruis is een rond gat geboord. Een ijzeren staafje dat met ijzerdraadlussen op de kast is bevestigd, drukt negen ijzeren lamellen van verschillende lengte op de houten bovenrand van het klankbord en op een metalen kam. De lamellen worden met de duimen aangetokkeld. De sanza is onder vele andere namen bekend waaronder kalimba, mbira en duimpiano. Congo. In 1950 door M. Hille Ris Lambers geschonken aan de collectie Minnaert. Lengte 10,7 cm, breedte 11,2 cm. Schenking Minnaert 1963.

SANZA (1133; ; UM 0285-124093; HS 122.12)

Tokkelinstrument met een rechthoekige, iets toelopende, uitgeholde klankkast van limbahout. Het bestaat uit één stuk met uitzondering van een deel van de rechterzijkant dat er na de uitholling is ingezet. De onderzijde is naar binnen rechthoekig ingesneden zodat het instrument in feite twee pootjes heeft. In de onder-, voor- en achterzijde bevindt zich een rond klankgaatje. Een gat in de bovenkant is met een ronde plug gedicht. Een ijzeren staafje dat met ijzerdraadlusjes op de kast is bevestigd drukt tien ijzeren lamellen van verschillende lengte op een houten (achter) en op een

metalen (voor) kam. De lamellen kunnen worden verschoven zodat de lengte ervan kan worden gevarieerd en de stemming kan worden aangepast. Om zeven lamellen zitten gekleurde ijzeren ringetjes die meetrillen tijdens de bespeling. De lamellen worden met de duimen aangetokkeld. De sanza is onder vele andere namen bekend waaronder kalimba, mbira en duimpiano. Oeganda. Lengte 22,5 cm, breedte van 10,5 naar 9 cm, diepte 3,3 cm. Bruikleen Brabants Conservatorium te Tilburg.

Page 29: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

29 26 februari 2014

SANZA (1134; ; UM 0285-124091; HS 122.12)

Tokkelinstrument met een rechthoekige, iets toelopende, uitgeholde klankkast van limbahout. Het bestaat uit één stuk met uitzondering van de rechterzijkant die er na de uitholling is ingezet. De onderzijde is naar binnen rond ingesneden. In de onder- en achterzijde bevindt zich een rond klankgat; in de voorzijde een rond en een poortvormig klankgat. Een ijzeren staafje dat met koperdraadlusjes op de kast is bevestigd, drukt tien ijzeren lamellen (er ontbreken er drie) van verschillende lengte op een houten en op een metalen kam. De lamellen kunnen

worden verschoven zodat de lengte ervan kan worden gevarieerd en de stemming kan worden aangepast. Om vier tongen zitten gekleurde ijzeren ringetjes. In de kast zijn enkele versieringen gebrand. De lamellen worden met de duimen aangetokkeld. De sanza is onder vele andere namen bekend waaronder kalimba, mbira en duimpiano. Oeganda. Lengte 31 cm, breedte 13,7 cm, diepte 4,3 cm. Bruikleen Brabants Conservatorium te Tilburg. SANZA (1135; ; UM 0285-124095; HS 122.12)

Tokkelinstrument met een rechthoekige, enigszins toelopende, uitgeholde klankkast van limbahout. De zijkanten zijn er na de uitholling ingezet en slordig vastgelijmd. De onderzijde is naar binnen iets rond ingesneden zodat het instrument in feite twee pootjes heeft. In de zijkanten, de onderkant en de achterkant bevindt zich een rond klankgat. In de voorkant is een driehoekig klangat en een vrij groot gestopt rond gat. Een ijzeren staaf dat met koperdraad op de kast is bevestigd, drukt elf ijzeren lamellen (er ontbreken er drie) van verschillende lengte op een houten (achter) en op een

metalen (voor) kam. De lamellen kunnen worden verschoven zodat de lengte ervan kan worden gevarieerd en de stemming kan worden aangepast. Om tien lamellen zitten gekleurde ijzeren ringtjes die meetrillen tijdens de bespeling. Op het voorblad is met een spijkertje een stuk metaal bevestigd. Het instrument vertoont vele sporen van reparatie. De lamellen worden met de duimen aangetokkeld. De sanza is onder vele andere namen bekend waaronder kalimba, mbira en duimpiano. Oeganda. Lengte 61 cm, breedte 36 cm, diepte 12 cm. Bruikleen Brabants Conservatorium te Tilburg. SANZA (1138; ; UM 0285-124092; HS 122.12)

Tokkelinstrument met een rechthoekige, iets toelopende, uitgeholde houten klankkast. Het bestaat uit één stuk met uitzondering van een deel van de linkerzijkant dat er na de uitholling is ingezet. In de onder- en achterzijde bevindt zich een rond klankgaatje. Een ijzeren staafje dat met koperdraadlusjes op de kast is bevestigd drukt tien ijzeren lamellen van verschillende lengte op een houten (achter) en op een metalen (voor) kam. De lamellen kunnen worden verschoven zodat de lengte ervan kan worden gevarieerd en de stemming kan worden aangepast. Om de

lamellen zitten ijzeren ringetjes die meetrillen tijdens de bespeling. In de kast zijn als versiering een tweetal kruizen en lijnen gebrand. De lamellen worden met de duimen aangetokkeld. De sanza is onder vele andere namen bekend waaronder kalimba, mbira en duimpiano. Op de achterzijde is een etiket geplakt: HAND CARVED MADE IN KENYA. Kenia, gekocht te Utrecht in 1978. Lengte 22,5 cm, breedte van 11 naar 7,8 cm, diepte 3,1 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

Page 30: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

30 26 februari 2014

SPEELDOOS (120; ; UM 0285-125113; HS 122.2/9) Gemaakt van eenvoudig bewerkt iepen(?)hout, donker gebeitst, in de vorm van een beer met een jas aan die een draaiorgel bespeelt. De voeten van de beer zijn afgebroken. Bij inworp van een muntstuk rechtsboven wordt een veer in werking gesteld waardoor een stalen cilinder in het kastje gaat ronddraaien. Op deze cilinder zijn kleine puntjes aangebracht die tegen metalen kam aan tikken. De veer wordt met een sleutel opgewonden aan de achterkant van het kastje. Bij het aflopen draait de rechterarm van de beer aan de slinger van het draaiorgel. Aan de linkerzijde van het orgeltje is een deurtje dat toegang geeft tot het speeldoosmechniek. In het deurtje is een trekknop waarvan de functie niet duidelijk is. Het muntstukmechniek ontbreekt, hierdoor is aan de voorzijde een rond gat zichtbaar. Het voetstuk van grenen dient als opvanglade voor de munten en is aan de achterkant van een deur van platanenhout voorzien. Herkomst vermoedelijk Zwitserland, eind negentiende eeuw. In 1909 van de verzameling Jacobs overgegaan in de collectie Minnaert. Voetstuk 21 x 12,5 cm, hoogte 30 cm. Schenking Minnaert 1963.

SPEELDOOS (122; ; UM-307; HS 122.2/9)

Het kistje is van lindehout met palissander fineer en met rozenhouten randinleg. Midden op het deksel een wapenschild van rozenhouten inleg. Het kistje is roodbruin gelakt. Binnenin zit een uurwerkmechaniek dat met een knop aan de onderzijde van het kistje wordt opgewonden. Door het knopje aan de voorzijde naar rechts te schuiven loopt een veer af, waardoor een metalen cilinder begint te draaien. Op de cilinder zijn metalen puntjes aangebracht die metalen lamellen van verschillende toonhoogte (42 op een kam) aantokkelen. Het uurwerk is afgeschermd door een glazen plaatje, dat verwijderd kan worden door het rechter binnenschot omhoog te trekken. Op de binnenkant van het deksel bevindt zich een etiket met randversiering, waarop het merk, Qualité Exelsior, en met machineschrift onder andere de titels van de twee melodieën staan vermeld: “2 airs / Mandolinata /La Grande Duchesse, Dites-lui / 5054”. Aan de onderkant is in wit sjabloonschrift vermeld UM 307. Herkomst onbekend, vermoedelijk rond 1900 gemaakt. Kistje

11,9 x 8,4x 6,3 cm. Bruikleen Universiteitsmuseum Utrecht.

Page 31: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

31 26 februari 2014

POLYPHON (583; ; UM 0285-124087; HS 122.2/9)

Page 32: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK EEN: IDIOFONEN

32 26 februari 2014

Deze speeldoos is aangebracht in een houten kistje dat is gefineerd en gelakt. Het scharnier- en sluitmechaniek is van messing. Aan de bovenzijde van het deksel is randinleg en een vignet van been of ivoor. Aan de binnenzijde van het deksel is een papieren plaat geplakt met daarop een voorstelling van musicerende engelen. Het kistje heeft twee verdiepingen. Onder bevindt zich het aandrijfmechanisme met een veer, waarvan de hendel aan de voorzijde uitsteekt; boven bevindt zich het speeldoosmechanisme. Het aandrijfmechanisme heeft een knop aan de voorzijde voor ‘aan en uit’ en aan de zijkant een snelheidsregelaar. De speeldoosmechaniek is gemonteerd op een gietijzeren plaat, die bronskleurig is geverfd. Daarboven bevindt zich een koperkleurig vignet met de afbeelding van het postuur van een vrouw. Een cilinder bestaande uit een reeks getande schijfjes brengt de impulsen van de metalen speelplaat over op de metalen tongetjes (41 in aantal, een is afgebroken). De speelplaat wordt op de draaias bevestigd en vastgeklemd met een messing arm waarop drie geleidingswieltjes zijn aangebracht. Aan de voor- en achterzijde van de binnenkant van de kist zijn eveneens geleidingswieltjes aangebracht. Er is een inscriptie op het koperen vignet: Polyphon! / Marque de Fabrique Schutz Marke Trade Mark en op het gietijzeren element: Polyphon, en in slagletters het nummer: 115981. Aangekocht te Utrecht in 1985 voor f. 650,-. Breedte 25,5 cm, diepte 23,5 cm, hoogte 13,7 cm. ACHT KOPEREN PLATEN BEHORENDE BIJ POLYPHON NR. 583 (583A) Opschriften in gele verf: - Les Cloches de Monastère. Die Klosterglocken. The Cloister bells. Nocturne Lefèbure-Wely. 13 Made in Leipzig. Marque de fabrique (met daarbij een vignet). - Douce Nuit, Sainte Nuit. Silent night, Holy night, Stille Nacht, heilige Nacht. 62 Made in Leipzig (+ vignet). - “O du fröhliche, O Du Selige” Cantique de Noel. Weihnachtslied. Christmas song O Sanctissima 145 (+ vignet). - 163 Mazurka – viennoise. Vienna Mazurka – Das liegt bei uns im Blut. Polka – mazurka. Ziehrer. Made in Leipzig (+ vignet). - Après le bal. Nach dem Balle. After the Ball. Walzer Carl Klefert. Valse Waltz 225 Made in Leipzig (+ vignet). - 243 Valse chantant viennoise – Vienna’s Waltz-song. Die Luft vom Wiener Wald, Walzerlied. H. Schenk (+ vignet). - Der Tyroler und sein Kind. Lied nesmilles. Chanson Tyrolienne. Tyrolese song 248 Made in Leipzig (+ vignet + bloemenmotief). - 329 Dance rhenane. Rhineland-dance. Krabla-Rheinländer. Th. Lövstad. Made in Leipzig (+ vignet). Leipzig (Duitsland), tweede helft negentiende eeuw. VOGELSPOTTER (121; ; UM 0285-12124195; HS 131.1)

Om een ijzeren pen is een naaldhouten cilinder draaibaar bevestigd. Het gegoten metalen handvat dat aan de ijzeren pen is bevestigd kan tegen de houten cilinder worden geduwd. Wanneer het handvat wordt gedraaid ontstaat door de wrijving tussen de beide materialen een piepend geluid dat op het tjilpen van vogels lijkt. Het instrument werd gebruikt om lusteloze kanaries weer aan het zingen te krijgen. Op het handvat is aan de bovenijde vermeld: vogelspotter. De houten cilinder is donkerbruin gelakt met daarop in zwarte

letters: VOGELSPOTTER, WIEN, en een afbeelding van een vogel op een tak. Gekocht te Wenen (Oostenrijk) in 1912. Lengte 5,6 cm, diameter 2 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 33: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK TWEE: MEMBRANOFONEN

33 26 februari 2014

HOOFDSTUK TWEE MEMBRANOFONEN

MACHINEPAUKEN (205; ; UM 0285-125692, 125693; HS 211.12) Set van twee gelijksoortige pauken, verschillend van formaat. Een blank gelakte koperen ketel is opgehangen in een lichtblauw gelakt metalen frame. De spanhoepel en spanschroeven zijn vernikkeld. De pauken hebben elk een draaimechaniek dat met een zwengel wordt bediend en waarmee de hoepel via een hefconstructie omhoog en omlaag kan worden bewogen zodat het vel gelijkmatig kan worden gespannen en ontspannen. Het patent op dit mechaniek van Einbigler dateert van 1836. Beide pauken hebben op de ketel een sticker: “Van der Glas Heerenveen V.D.G. Trommen-fabriek Holland.” Circa 1960. Grote pauk: diameter 75,2 cm, hoogte 76,5 cm. Kleine pauk: diameter 69 cm, hoogte 76,5 cm.

GROTE TROM (199; ; UM 0285-125587; HS 211.212.1)

Essenhouten frame, met twee membranen, die met twee essenhouten hoepels worden aangespannen. Deze hoepels zijn met elkaar verbonden door koorden, Y-vormig gespannen met behulp van zestien lederen lussen. De hoepels worden op de plaats waar de koorden gespannen zijn, beschermd door zestien messing plaatjes. Eén van de twee hoepels is voorzien van drie metalen steunvoetjes. Het corpus is voor de helft beschilderd in legergroen met daarop vier afbeeldingen. De andere helft is deels zwart gelakt en deels licht gelakt essen. In het zwarte deel zitten twee kleine gaten, waarvan één afgewerkt met een messing ring, waardoor het etiket aan de binnenzijde zichtbaar is. De binnenzijden van de hoepels zijn rood gelakt. De buitenzijde is voorzien van een geschilderde kartelrand in gebroken wit met zwart afgezet met een rood biesje. Binnenin bevindt zich een etiket met aanwijzingen over het vervangen van de membranen: “Lapping drum heads” (...) Henry Potter& Co. (...) London, W.C. 2.” Op het etiket bevindt zich een aantekening in potloodschrift “March 1952”, waarschijnlijk de datum van de laatste vervanging van het membraan. De buitenzijde van het corpus vermeldt: “Henry Potter & Co. 26/8 West street. Charing X road

London W.C. 2”. De bovenste afbeelding op het corpus, een bladmotief, vermeldt: “West Raynham”. De tweede afbeelding bestaat uit een wapenschild met de tekst “Honi soit qui mal y pense”, deze tekst is gedeeltelijk bedekt door een leeuw en een eenhoorn aan weerszijden van het wapenschild; de bovenzijde van het wapenschild is versierd met een kroon met daarop staand een leeuw; de onderzijde bevat de tekst: “Dieu et mon droit”. De derde afbeelding toont een gekroond vignet met in het midden een adelaar, op de rand: ”Per ardva ad astra”. De vierde afbeelding is gelijk aan de eerste maar nu met de tekst: “Royal Air Force”. Vermoedelijk begin 20e eeuw. Diameter 82 cm, diepte 31 cm. Aangekocht te Londen in juli 1983.

Page 34: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK TWEE: MEMBRANOFONEN

34 26 februari 2014

ROERTROM (200; ; UM 0285-125585; HS 211.212.1) Trom bestaande uit een cilindrisch lichaam van messing met twee membranen, die op twee essenhouten hoepels (met driehoeken beschilderd in de Belgische nationale kleuren geel, rood en zwart) worden aangespannen. Deze hoepels zijn met elkaar verbonden door koorden ( Y-vormig met lederen lussen). Over het onderste membraan lopen vier darmsnaren waarvan de spanning door een schroef aan de zijwand geregeld kan worden. Deze snaren zijn bij revisie door de fa. Verreyt te Utrecht in 1964 aangebracht. Het is vermoedelijk een instrument van een Vlaamse stadsmuzikant geweest. Het zou ook een militair instrument kunnen zijn, gebruikt door een Oostenrijks infanterieregiment dat eind 18e eeuw in de Zuidelijke Nederlanden was gelegerd doch dit lijkt minder waarschijnlijk. Herkomst waarschijnlijk België, eind achttiende eeuw. In 1909 van de verzameling Jacobs

overgegegaan in de collectie Minnaert. Afmetingen: diameter 36,5 cm, hoogte 30 cm. Schenking Minnaert 1963. TROM (1200; ; UM 0285-125584; HS 211.212.1/921) — TROMSTOK (1200A)

Een tweevellige trom met een cilindrisch, houten tromlichaam. De cilinder bestaat uit drie evenwijdige banden van hout waarbij de middelste dubbele band de beide buitenste banden bij elkaar houdt doordat deze zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant zit. De banden zijn aan elkaar verbonden met spijkers. De houten hoepels waarover de tromvellen zijn gespannen, zijn door een zig-zag touwverbinding verbonden. Overlangs loopt een tweede touw, dat de eerste verbinding strakker of losser kan maken, zodat de vellen op spanning kunnen worden gebracht. De draagriemen zijn van leer. Vermoedelijk is deze trom een kopie van een Europees instrument. Bij deze trom hoort een houten tromstok met aangesneden bolknop. Herkomst: vermoedelijk Senegal. Dit instrument is uit de verzameling Jacobs in 1909 overgegaan naar de collectie Minnaert. Maximale diameter trom 52,5 cm, diepte 26 cm. Lengte tromstok 27, 3 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 35: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK TWEE: MEMBRANOFONEN

35 26 februari 2014

KUNDU (ARPA; ARPA MARIND-ANIM) (1201; ; UM 0285-125771; HS 211.241.1/6) Houten slagtrom in zandlopervorm met in het midden een handvat. Op het handvat en op het onderste gedeelte van de trom zijn geometrische figuren uitgesneden, die in zwart, wit en menie zijn beschilderd. Voor het overige is het instrument donker-roodbruin gekleurd. Om de bovenste rand is een vel geplakt, het ondereinde is open. De kundu wordt gebruikt ter begeleiding van sing-sing dansfeesten. Herkomst: West-Nieuw-Guinea (Indonesië). Geschonken door M. Hille Ris Lambers aan Minnaert in 1935. Afmetingen: diameter 20 cm, hoogte 83,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

KARATUNG (KATOBONG) (1202; ; UM 0285-124693; HS 211.261.2/854)

Een trom van belianhout in slanke bekervorm, aan de voet beschilderd in zwart, wit en menie. De onderzijde is afgesloten met een houten stop, de bovenzijde is bespannen met een vel. Door de rand van het omgeslagen vel lopen draden van pitriet naar een houten ring met boomschors omwonden. Boven de ring bevindt zich een tweede ring van gelijk materiaal die de eerste ring op zijn plaats moet houden. Tussen de romp en deze ringen steken houten wiggen die het pitriet en daarmee het vel op spanning houden. Ter versteviging is een touw gespannen over het uiteinde van de draden. Het is een instrument uit de binnenlanden van Borneo dat onder meer wordt gebruikt bij genezingen. Herkomst: Borneo/ Kalimantan (Indonesië). Geschonken door M. Hille Ris Lambers aan Minnaert in 1938. Diameter 13 cm, hoogte 68 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 36: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK TWEE: MEMBRANOFONEN

36 26 februari 2014

DARBUKA (DARABUKA) (1203; ; UM 0285-124591; HS 211.261.1/6) Een langwerpige, licht conische vaas van rood aardewerk die aan de buitenkant groen is geschilderd. Over het wijdste uiteinde is een stuk ramsvel gelijmd, extra verstevigd met een touw. De vaas wordt onder de linkerarm genomen, men slaat het vel met beide handen: de rechterhand in het midden, de linkerhand op de rand. Tunis (Tunesië). Diameter 11,5 cm, hoogte 50,5 cm. Schenking Minnaert 1963,

TAMTAM (1217; ; UM 0285-124694; HS 211.261/2)

Set van twee aardewerken bekervormige troms. De troms zijn geglazuurd en hebben geschilderde motieven in blauw en wit met een groene rand aan de bovenkant en een bruine rand aan de onderkant. De onderkant is gesloten. De troms zijn bespannen met (geiten)vel. De vellen zijn gelijmd en gespannen met een darm die over de troms is gespannen en die de troms tevens aan elkaar verbindt. De grootste trom is beschadigd. Marokko. Gekocht te Madrid (Spanje) in 1992. Diameter 10 en 6,5 cm, hoogte 14 cm. Schenking M.E. Snijders 2007.

TAMBOERIJN (201; ; UM 0285-124155; HS 211.311)

Een cilindrische linde(?)houten raam- of lijsttrom, waarvan de lijst rood gelakt is en is beschilderd met eenvoudige bladmotieven in zwart en goud. In de lijst bevinden zich vier langwerpige openingen met in elk daarvan twee messing schellen op een as. Het membraan wordt met een messing hoepel aangespannen door middel van vijf schroeven. Deze schroeven steken door metalen profielen die op de lijst, via vijf ronde gaten in de lijst, zijn bevestigd. Daarnaast bevat de lijst nog een rond gat. Herkomst onbekend. Diameter 28,5

cm, hoogte 6 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 37: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK TWEE: MEMBRANOFONEN

37 26 februari 2014

REBANA (1204; ; UM 0285-126650; HS 211.311/7) Schoteltrom met een tamelijk dikke, conische houten lijst. De lijst van de trom is aan de binnenkant geverfd met menie. Aan de buitenkant is de lijst rood gelakt met bloemversieringen in goudlak. Op de lijst is een geitenvel vastgenageld met spijkertjes, voorzien van bewerkte koppen met een leliemotief. Tussen de spijkers en het vel bevindt zich nog een zwarte stoffen band. Het instrument wordt bij bespeling op schoot gelegd. De rebana komt als soort ook in Maleisië voor. Palembang (Sumatra, Indonesië). In 1926 te Palembang aangeschaft. Diameter 35,5 cm, hoogte 8

cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21 LIJSTTROM (1205; ; UM 0285-124584; HS 211.311/9)

Lijsttrom waarbij het vel om de buitenkant van de ronde houten lijst is gespannen. Het vel is aan de binnenkant van de lijst langs de rand vastgezet met touw. Dit touw is geregen door op regelmatige afstanden geboorde gaatjes in de lijst en het vel. In de lijst zit een groot duimgat met behulp waarvan de trom wordt vastgehouden. De binnenkant van de lijst is bewerkt en heeft een schubachtig uiterlijk. Senegal. In 1909 van de verzameling Jacobs overgegaan naar de collectie Minnaert. Diepte 8 cm, diameter 34 cm. Schenking Minnaert 1963.

REBANA (TERBANG KETIMPRIN) (1206; ; UM 0285-126651; HS 211.311/7)

Een schoteltrom met een tamelijk dikke, conische houten lijst. Het rood/oranjeachtige hout is een tropische houtsoort. De lijst is gedraaid en heeft aan de onderkant een dikkere rand. De lijst van de trom is niet gelakt. In de lijst zijn in uitgezaagde spleten op gelijke afstand van elkaar drie metalen schellenparen aangebracht. Op de lijst is een geitenvel vastgenageld met spijkertjes die tevens een zwarte stoffen band langs de rand van het vel op zijn plaats houden. Indonesië (waarschijnlijk Sumatra). Geschonken door M. Hille Ris Lambers aan de collectie Minnaert. Afmetingen: diameter 13,5 cm, hoogte 4,5 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21

TÂR (DÂRÂ) (1207; ; UM 0285-124585; HS 211.311/7)

Dit instrument heeft een onbeschilderde, rondgebogen houten lijst. Langs de onderkant en in het midden zijn rondom spanten genageld ter versteviging. In de zijwand zijn vijf paar openingen gesneden op regelmatige afstand. Door elk paar loopt een ijzeren pen, waaraan twee paar ronde metalen (bronzen?) schellen zijn bevestigd. Het vel is over de rand getrokken en is onder een reep stof vastgespijkerd. Herkomst vermoedelijk Noord-Afrika. Diameter ca. 25 cm, hoogte 8 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 38: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK TWEE: MEMBRANOFONEN

38 26 februari 2014

SAKARA (1215; ; UM 0285-124586; HS 211.311) Lijsttrom waarbij de konische lijst is gemaakt van klei. De lijst is bespannen met geitenvel. Het vel is eerst met touw om de lijst vastgezet, is vervolgens omgeslagen en vastgezet met ingeprikte stokjes langs de hele rand. De trom wordt met de linkerhand tegen de linkerkant van de borst vastgehouden met de duim onder de rand en de vier vingers op het vel. Met de vingers wordt door middel van drukken en loslaten een ritme gespeeld terwijl met rechts met een gebogen houten stok (die hier ontbreekt) een tweede ritme wordt geslagen. Nigeria (Yoruba) of Liberia. Gekocht te Philadelphia (V.S.) in 1979. Diameter 25,5 cm, diepte 3,5 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

KLONTONG (1120; ; UM 0285-124080; HS 211.322)

Blikken (geroest) slingertrommeltje met slinger van touw met daaraan een benen knoop. Het bestaat uit een cilindrisch trommeltje met daaraan bevestigd een lange konische blikken steel. Bij bespeling wordt de steel tussen de vingers gehouden en geroteerd. De knoop slaat dan tegen de weerszijden van de trommel. Jakarta (Indonesië). In 1929 verworven van een ijsverkoper in Batavia (Jakarta). Diameter 5,5 cm, diepte 2,7 cm, lengte 20 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 39: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK TWEE: MEMBRANOFONEN

39 26 februari 2014

KLONTONG (1121; ; UM 0285-124078; HS 211.322) Blikken slingertrommeltje met aan beide zijden dezelfde gekleurde voorstelling van een danseres tussen bloemen. Het bestaat uit een cilindrisch trommeltje met daaraan bevestigd een houten steel. De slinger, die thans ontbreekt, bestond uit een koordje met daaraan een stukje lood. In de steel is een fluitje gesneden dat aan de onderzijde wordt aangeblazen. Het is Japans kinderspeelgoed. Bij bespeling wordt de steel tussen de vingers gehouden en geroteerd. De stukje lood aan de slinger slaat dan tegen de weerszijden van de trommel. Surabaya (Indonesië). In 1929 aldaar gekocht. Diameter 4,1 cm, diepte 2,7 cm, lengte 10,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

KLONTONG (1208; ; UM 0285-126652; HS 211.322/6)

Gelakt houten tonvormig slingertrommeltje, aan weerszijden met slangenvel beplakt. De slingers bestaan uit aan het corpus bevestigde koordjes met aan het uiteinde een klompje was. Aan het trommeltje is een steel bevestigd. Bij bespeling wordt de steel tussen de vingers gehouden en geroteerd. De klompjes was aan de slingers slaan dan tegen de vellen. Java (Indonesie). In 1929 gekocht te Surabaya van een rondreizende stoffenkoopman. Diameter 4,5 cm, diepte 4,5 cm, lengte 19 cm. Schenking Minnaert 1963.

Vitrine Drift 21 KATANA (1209; ; UM 0285-123683; HS 212)

Deze houten, tonvormige rammelaar is aan weerszijden met geitenvel bespannen. De vellen zijn door darm met elkaar verbonden. De rammelaar is gevuld met zaden. Aan de steel zit een reepje wit leer ter versiering. Dit instrument is afkomstig van de Hopi-Indianen in Noord-Oost Arizona en wordt waarschijnlijk gebruikt bij de Kachina rituelen. Noord-Oost Arizona (V.S.), aldaar gekocht in 1957. Diameter 8 cm, diepte 5 cm, lengte 23,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 40: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK TWEE: MEMBRANOFONEN

40 26 februari 2014

ROMMELPOT (FOEKEPOT) (202; ; UM 0285-126653; HS 231.11) Stenen pot, geel geglazuurd en bespannen met varkensblaas, die met touw strak wordt gehouden. De blaas is in 1964 vernieuwd door Minnaert en H. van Royen doch is thans gescheurd. Door het midden van de blaas is een bamboestokje gestoken dat binnenin met een touwtje aan het uiteinde van de blaas is vastgemaakt. Door dit stokje krachtig met de hand te wrijven ontstaan er trillingen die zich op de blaas voortplanten waardoor een brommend geluid hoorbaar wordt. Het is een volksinstrument. België (Vlaanderen) of Nederland, jaartal onbekend. In 1909 van de verzameling Jacobs overgegaan in de collectie Minnaert. Diameter 11 cm, hoogte 17 cm. Schenking Minnaert 1963.

ROMMELPOT (FOEKEPOT) (203; ; UM 0285-125383; HS 231.11)

Rommelpot gemaakt van een Engelse bierkruik waarvan het oor is afgebroken. Op de lichtbruine wand bevinden zich vier lichtgroen geglazuurde medaillons, respectievelijk voorstellende een kinder-, meisjes-, vrouwen- en mannenkop waaromheen vier spreuken tezamen het volgende rijm vormen: “Who buys good land, buys many stones Who buys good meat, buys many bones Who buys good eggs, buys many shells Who buys good ale, buys nothing else.” Aan de onderzijde een merkje van de maker: Doulton / Lambeth. Door beschadiging van de bovenrand is het instrument niet meer bruikbaar. Het vel ontbreekt, het wrijfstokje van bamboe is nog wel aanwezig.Engeland. In 1909 overgegaan van de verzameling Jacobs in de collectie Minnaert. Afmetingen: diameter 9,4 cm, hoogte 18 cm. Schenking Minnaert 1963.

BOSDUIVEL (RONKER) (204; ; UM 0285-124077; HS 232.2)

Een lichtgroen geverfde blikken cilinder die aan één zijde is afgedekt met een stukje karton als membraan. Door het midden hiervan loopt een touwtje met aan het ene uiteinde een beukenhouten handvat en aan het andere uiteinde (onder het membraan) een platte kartonnen ring en een metalen ringetje. Draait men de cilinder aan het touw door de lucht in het rond, dan veroorzaken de trillingen van het touw, overgebracht op het kartonnetje, een dof gebrom c.q. hoog gepiep waarvan waarschijnlijk de Franse benaming van het instrument: “Cri de la belle mêre” afkomstig is. Zwaaiwrijftrommel. Herkomst: onbekend. Afmetingen: diameter 5,1 cm, hoogte 4,4 cm. Schenking

Minnaert 1963.

Page 41: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

41 26 februari 2014

HOOFDSTUK DRIE

CHORDOFONEN

MUZIEKBOOG (1306; UM 0285-123679; HS 311.121.22) Enigszins taps toelopende stok met aan beide uiteinden een bevestigingspunt voor een snaar (die hier ontbreekt). Aan het toelopende uiteinde van de stok is een resonator bestvestigd. De resonator bestaat uit een kalebas die aan een kant open is en waarin geometrische figuren zijn gekerfd. De stok loopt door de resonator heen. De resonator is erg beschadigd, er ontbreekt een stuk. Het instrument werd ook wel kafferviool genoemd (viool van de Bantu’s of Zulu’s). Kaap de Goede Hoop (Zuid-Afrika). In 1950 door dhr. Dreosti aan de collectie Minnaert geschonken. Afmetingen: lengte 60 cm.

Schenking Minnaert 1963. ZEZE (1300; UM 0285-124948; HS 311.221)

Stokciter met als resonator twee stukken kalebas: een conisch gedeelte en een daarin passend bolsegment. Deze resonator wordt bij de bespeling tegen de borst geklemd en is met een reepje stof aan de stok bevestigd. Er zijn twee snaren van pitriet of raffia, waarvan er één sympatisch als bourdon dient terwijl de andere kan worden getokkeld en kan worden ingekort op een van de drie gesneden uitstekende punten van het boveneinde van de stok. Aan het ondereinde is een gebogen vogelpennenschacht om de stok gebonden, waarschijnlijk om

de snaar te kunnen stemmen. Congo, Mangbatta-gebied. Lengte 45 cm, diameter kalebas ca. 12 cm. Schenking Minnaert 1963. SESANDO (1311; UM 0285-125394; HS 312.122)

Resonatorbuisciter, bestaande uit een holle bamboe buis, waarop een houten, flesvormig bovenstuk is aangebracht. Hierin steken rondom twintig spitse stemsleutels (er ontbreken er twee), waarmee de koperen snaren worden gestemd. De stemming van de snaren staat vermeld op een papieren strook, die langs de bovenkant van de buis is geplakt. Op één na ontbreken alle snaren. Een gevouwen palmblad (Borassus flabelliformis) dient als resonator voor de getokkelde klanken.

Page 42: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

42 26 februari 2014

Stemming:

sol la si do re Mi fa Sol la Mi re Do si la Sol fa mi re Do 5 6 7 1 2 3 4 5 6 3 2 1 7 6 5 4 3 2 1 g a b c d E f G a E d C b a G f e d C

Timor Kuping (Indonesië). Lengte buis 53 cm, diameter resonator 61,5 cm. Schenking Minnaert 1963. TAFELPIANO (311; UM 0285-125777; HS 314.11/8)

Tafelpiano met kast van rozenhout (=blindhout) gefineerd met mahonie, afgebiesd met een esdoornader rondom, op vier ronde, naar onderen smal toelopende poten van grenenhout met mahoniefineer. De kop van de poten is van massief mahonie. De uitklapbare lessenaar is van satijnhout. De bak met toetsenbord met mechaniek kan naar voren worden getrokken. De toetsenbordomlijsting is concaaf en versierd met fraaie randinleg. Er is tevens een kader ingelegd waarin normaliter de naam van de bouwer of fabrikant is vermeld. Een dergelijke vermelding ontbreekt hier. De boventoetsen zijn van esdoornhout met ebbenbeleg, de ondertoetsen zijn met ivoor belegd. Het instrument heeft een stootmechaniek met voorstandige hamerlijst, de hamer valt terug wanneer de toets ingedrukt blijft. De hamerkoppen zijn met leer overtrokken en wijzen naar achteren. De dempers zijn van esdoorn. De besnaring is tweekorig op oude gietijzeren stempennen. Pedalen ontbreken. De omvang is zes octaven + een kleine secunde (E, - f ’’’’). In 1965 gerestaureerd door fa. Vermeulen te Utrecht. Herkomst vermoedelijk Duitsland, eerste helft 19e eeuw. Lengte 197 cm, breedte 72,7 cm, hoogte 88,7 cm. Aangekocht vóór 1950 door A. Smijers.

Page 43: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

43 26 februari 2014

KABINETPIANO (314; UM 0285-125697; HS 314.11/8)

Kabinetpiano. Aan de voorzijde is een rode doek gespannen tussen twee versierde zuilen. Het klavier steunt op twee ronde, met snijwerk versierde poten die van zwenkwielen zijn voorzien. Het gedeelte onder het klavier heeft de vorm van een kast met twee deuren die open kunnen. De kast is van vurenhout met mahonie fineer. De onderdeurtjes zijn van triplex met messing knoppen, versierd met een bloemmotief. Ter linker- en ter rechterzijde boven het klavier bevindt zich een uitdraaibare kaarsenhouder in de vorm van een kwart cirkel. De fundamentsbalk van de klep en de bolgewelfde klep zijn van massief en gefineerd mahonie met messing knoppen, versierd met een bloemmotief. De klep is van binnen voorzien van een uitklapbare lessenaar. Bakstutten en toetsomlijsting zijn van palissander. De toetsen zijn genummerd met slagcijfers. De ondertoetsen zijn van potvis (narwal) tand, de voorkant geprofileerd. De boventoetsen zijn van ebbenhout. Er zijn twee houten pedalen. Het linkerpedaal beweegt de gehele mechaniek en het klavier; het rechterpedaal brengt de opstaande mechaniek aan de bovenzijde naar voren, waardoor niet alleen de dempers vrij komen, maar ook de afstand tot de snaren vergroot wordt. De hamermechaniek bevindt zich helemaal bovenin, zodat de verbinding toets – hamer geschiedt door middel van zeer lange plat-houten opstoters; de hamervangers zijn met lange ronde grenenhouten stokken met de toetsen verbonden. De besnaring is over de gehele omvang driekorig. Omvang: C, - f ’’’. Binnen, boven de klaviatuur bevindt zich een versierd opschrift: John Broadwood & Sons / Makers to His Majesty & the Princesses / Great Pulteney Street, Golden Square / London. Op het standblok een inscriptie: W.H. 2501. Op de achterzijde van de klavierlijst en op de achterzijde van toets C, een inscriptie: Pocock 2501. Londen (Groot Brittannië), J. Broadwood & Sons, begin 19e eeuw (ca. 1830). In 1971 aangekocht van Bingham te Londen voor f. 2.487,50. Breedte 123,6 cm, diepte 58,6 cm, hoogte 183,3 cm.

Page 44: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

44 26 februari 2014

VLEUGEL (321; HS 314.11/8)

Salonvleugel, uitgevoerd in zwarte lak. Kruissnarig. Er zijn drie pedalen; het middelste pedaal is het zoge-naamde Steinway-pedaal. Omvang: A,, - c’’’’’. De snaren A,, - E, zijn eenkorig, F, - A zijn tweekorig, Bes – c’’’’’ zijn driekorig. A,, - A zijn omwoeld. Boven het klavier, in het midden een opschrift: Steinway & Sons, met een lier daarboven; aan de rechterkant: Vermeulen en zn. / Utrecht, de leverancier. Op de zangbodem: Steinway & Sons / New York Trade Mark Hamburg / Registered / U.S. Pat. Off. Het serienummer is 408272, model A – 188.Hamburg (Duitsland), Steinway & Sons, aangekocht in 1968. Lengte 180 cm. In gebruik in gebouw Drift 21. VLEUGEL (323; HS 314.11/8) Salonvleugel uitgevoerd in zwarte lak, kruissnarig. Omvang: A,, - c’’’’’. De snaren A,, - A, zijn eenkorig; Bes, - cis tweekorig; d-c’’’’’ driekorig. De snaren van de bas A,, - A liggen over de snaren van de discant Bes – c’’’’’. Inscriptie: Bechstein No. 128363Berlijn (Duitsland), C. Bechstein, 1925. Lengte 170 cm. Schenking mw. Thiadens Utrecht 1980. In gebruik in gebouw Drift 21. VLEUGEL (324; HS 314.11/8) Salonvleugel, uitgevoerd in zwarte lak. Kruissnarig, A,, - E liggen boven. Er zijn geen pedalen. Omvang: A,, - c’’’’’. De snaren A,, - E, zijn eenkorig, F, - A zijn tweekorig, Bes – c’’’’’ zijn driekorig. A,, - A zijn omwoeld. Boven het klavier, in het midden een opschrift: Steinway & Sons, met een lier daarboven; aan de rechterkant: Vermeulen en zn. / Utrecht, de leverancier. Op de zangbodem: Steinway & Sons / New York Trade Mark Hamburg / Registered / U.S. Pat. Off. Het serienummer is 237263, model A. Gerestaureerd door fa. Christofori te Amsterdam in 1980. Hamburg (Duitsland), Steinway and Sons, 1925. Aangekocht bij fa. Vermeulen te Utrecht in 1969. Lengte 180 cm. In gebruik in gebouw Drift 21.

Page 45: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

45 26 februari 2014

TAFELPIANO (325; UM 0285-125782; HS 314.11/8)

De rechthoekige kast is aan de hoeken afgerond en met palissander (?) gefineerd. De piano staat op een onderstel van twee sierlijke kruisvormige poten die verbonden zijn door een ronde dwarsligger waaraan tevens het liervormige pedaalmechaniek is bevestigd. Onder de poten zijn zwenkwielen bevestigd. Het geheel is zwaar gebouwd. Het deksel kan open worden gezet met twee aan weerszijden van de binnenkant van de kast bevestigde staanders. Een lessenaar van palissander aan de binnenzijde van de kast kan worden uitgeklapt. De kast en de poten zijn voorzien van messing inleg die voornamelijk de belijning van de kast en de poten volgt en waarmee een eenvoudig versieringspatroon is aangebracht. Boven het toetsenbord is op de kast een inscriptie in messing ingelegd Par Brevet Erard à Paris. De ondertoetsen zijn met ivoor belegd, de boventoetsen zijn van ebbenhout. De omvang is 6,5 octaaf (C, – g’’’’). Het instrument heeft twee messing pedalen (piano en sostenuto). De piano heeft een stootmechaniek zoals dat voorkomt in de vleugels van Erard, met echappement en repeteermogelijkheid. De naar achteren wijzende hamers zijn van vilt en stoten de snaar vanaf de onderkant aan. De snaren zijn aan de ene kant bevestigd aan gietijzeren stempennen in een houten blok en aan de andere zijde aan een metalen frame. Er is een dempingsmechaniek voor de onderste vijf octaven waarbij de snaren vanaf de onderkant kunnen worden gedempt. De besnaring is dubbelkorig met uitzondering van het enkelkorige laagste octaaf. Aan de binnenzijde een inscriptie: 18212 en een opschrift op de zangbodem: Erard Facteur de Forte Pianos & Harpes du Roi &a &a à Paris/45(?) No 18212. Parijs (Frankrijk), Erard, No 18212, vermoedelijk 1840-45. Het instrument is aangekocht in 1980. Breedte 185 cm, diepte 78,5 cm, hoogte 90 cm. PIANO (327; HS 314.11/8) Rechtopstaande piano, kruissnarig met een omvang van A,, - c’’’’’’. A,, tot en met A, eenkorig met omwoelde snaren. Bes, tot en met es dubbelkorig met omwoelde snaren. E tot en met c’’’’’ tripelkorig en niet omwoeld. Er zijn drie pedalen, waarbij het middelste pedaal een vilten lap tussen hamers en snaren laat hangen waardoor demping plaatsvindt. Op het mechaniek is de inscriptie: 2 dupna 1976 348479. Op het gietijzeren frame bevinden zich de volgende vermeldingen in zwart: boven de afbeelding van een vleugel is vermeld Förster en eronder Czechoslovakia, rechts daarvan het nummer 161774, rechts daarvan: Gold medals: London . Sydney . Cape Town . Melbourne Patented construction. Tsjecho-Slowakije, August Förster. Aangekocht in 1976. Lengte 143 cm, hoogte 113,5, diepte 55 cm. In gebruik in gebouw Drift 21.

Page 46: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

46 26 februari 2014

PIANO (328; HS 314.11/8) Rechtopstaande piano, kruissnarig met een omvang van A,, - c’’’’’’. A,, tot en met A, eenkorig met omwoelde snaren. Bes, tot en met es dubbelkorig met omwoelde snaren. E tot en met c’’’’’ tripelkorig en niet omwoeld. Er zijn twee pedalen. Onder de uitklapbare lijst voor baldmuziek is in goeden letters vermeld: PETROF. Op het gietijzeren frame bevinden zich de volgende vermeldingen: links een gekroond embleem schuin doorsneden met een klavier met links in groen een A en rechts in rood een P; rechts daarvan het nummer 209602, rechts daarvan: Patented construction. Grand prix: Barcelona Bruxelles Paris. Diplome d’honneur Bruxelles 1958. De piano heeft opvallende enigszins naar voren gekrulde voorpoten. Tsjecho-Slowakije, Petrof. Aangekocht in 1974. Lengte 143 cm, hoogte 111,5, diepte 55 cm. In gebruik in gebouw Drift 21. PIANO (329; UM 0285-125512; HS 314.11/8)

Staande piano met kast van gefineerd palissanderhout. De twee S-vormige toetsenbord-steunen zijn sierlijk gesneden en met bladmotieven versierd. Aan beide zijkanten een koperen, rijkelijk versierd, handvat. De klep over het toetsenbord geeft in gesloten toestand samen met het aansluitende deel van de kast een golfvorm weer. Bij opening van de klep verschijnen twee ronde plateau’s aan de binnenzijde van de klep die dienst doen als kaarsen-standaards. Voorts is er een inklapbare richel om bladmuziek op te zetten. Vanuit de bovenzijde van de kast is een uitklapbare lessenaar aan te brengen. Boven het toetsenbord is een randinleg van messing zichtbaar en een ingelegd etiket (van ivoor?) met daarop vermeld: Ignace Pleyel & Comp.xx Paris; Médailles d’Or

en 1827,34,39,44; Médaille d’honneur Exp.on Universelle de1855; Hors de Concours en 1849. De ondertoetsen en frontons zijn met ivoor belegd, de boventoetsen zijn van ebbenhout. De omvang is zeven octaven (A,, - a’’’’). Het instrument heeft twee messing pedalen (una corda en demper) bevestigd in de onderkast. Het instrument heeft een zogenaamde tape-check upright action waarbij een reepje leer (tape) er voor zorgt dat de hamer niet te ver van de snaar terugspringt. Repeteren van de toetsen is mogelijk. De (genummerde) hamers zijn van vilt en bewegen van de speler af. Ze slaan de snaren aan de bovenkant aan. De snaren zijn aan de bovenzijde bevestigd op ijzeren stempennen in een houten blok (waarop de toonnamen zijn vermeld) en aan de onderzijde op een ijzeren frame. Er is een dempingsmechaniek voor de snaren A,,-c’’’. Deze dempers staan op lange draden. Dit systeem staat bekend als de birdcage action. De besnaring is enkelkorig (A,,-E,), dubbelkorig (F,-e) en tripelkorig (f-a’’’’). Aan de binnenzijde van het bovendeksel is een ronde messing plaquette aangebracht met daarop afgebeeld een lauwerkrans en de tekst: MÉDAILLE D’HONNEUR À PLEYEL & CIE ; EXPOSITION UNIVERSELLE 1855. AGRICULTURE, INDUSTRIE, BEAUX-ARTS; PARIS. In het binnenwerk is op twee plaatsen een nummer aangebracht: CT 34089 en 34089. Voorts is een metalen plaatje aangebracht met het opschrift: H. Straatman jr. Amsterdam. Parijs (Frankrijk), Pleyel, circa 1863. Breedte 137,5 cm, diepte 62,5 cm, hoogte 124,5 cm. Schenking T. Hokken te Utrecht, 1993.

Page 47: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

47 26 februari 2014

STROH-VIOOL (PHONOFIDDLE) (540; UM 0285-125504; HS 314.12/7) Volksstrijkinstrument in het begin van de 20e eeuw vooral in Engeland populair. Het systeem van de Stroh viool is rond 1900 uitgevonden door Augustus Stroh en was bedoeld ten behoeve van grammofoonopnames. De eensnarige variant werd in 1904 door Arthur Howson en later ook door Charles Stroh op de markt gebracht en kreeg de naam phonofiddle. Het corpus, de hals en de rudimentaire krul zijn uit één stuk bruin gelakt eiken (in feite bestaat het geheel uit een plank). Aan de linkerzijde van het corpus (vanuit de speler gezien) is een messing klankbeker bevestigd, die via een mica membraan in verbinding staat met een metalen kam. Het mica membraan geeft de trillingen van de kam aan de klankbeker door. De zwartgelakte

opgelijmde houten toets heeft tien ingelegde geheel verzonken fretten die aldus niet daadwerkelijk dienst doen als fretten. Voorts zijn er op de toets vijf ingelegde paarlemoeren stippen. Als kielhoutje dient een benen plaatje. Er is één voorstandige stemschroef met wormwielmechaniek met hieraan één metalen snaar die aan de onderzijde met een schroef is bevestigd. De stemming is d’. Aan de onderzijde van het instrument bevindt zich een metalen steun om het instrument tussen de bovenbenen te klemmen. Op het corpus, aan de tegenovergestelde zijde van de klankbeker, bevindt zich een rond metalen plaatje waarop staat gegraveerd: Concert model / British Manufacture / Stroviols / Trade Mark / Registered. Op de beensteun staat: Rd. No. 677208. Groot Brittannië, eerste helft 20e eeuw. Aangekocht bij L.J. Mennink, antiquair te Utrecht, in 1982 voor f. 575,-. Lengte 87,5 cm, lengte beker 42 cm, maximale diameter beker 19 cm. Hierbij: Strijkstok (540A): Achtkantige vioolstok. Herkomst onbekend. Lengte 75 cm, lengte haar 67,2 cm. HOMMEL (300; UM 0285-124150; HS 314.122/6)

De klankkast is van naaldhout en loopt naar boven smal toe. Het bovenblad is bruin gelakt, de zijwanden en bodem zijn roodachtig bruin bewerkt en de schroevenkast van iepenhout met rudimentaire krul is zwart geverfd. In het bovenblad bevindt zich een rond en een hartvormig klankgat. Er zijn twee metalen

speelsnaren (g) en drie metalen bourdonsnaren, gespannen door zijstandige stemschroeven van lindehout. Op het bovenblad bevinden zich achttien metalen fretten, waarvan de zevende later is opgezet, om de mixolydische toonladder op g in het eerste octaaf uit te breiden met een leidtoon fis’ (naast f’). De kam, de brug en het kielhoutje zijn van metaal. De laatste is voorzien van verschuifbare leertjes die, tegen de snaar geschoven, een soort luitregister veroorzaken. In het achterblad zitten vier kleine gaatjes. Op het bovenblad bevindt zich een messing slagplaatje op de plaats waar de snaren met een plectrum worden getokkeld. De snaren worden door de linkerhand op de toets neergedrukt met behulp van een houten staafje (dat hier ontbreekt). Herkomst vermoedelijk Vlaanderen of Zuid-Nederland. In 1909 van de verzameling Jacobs overgegaan naar de collectie Minnaert. Lengte 67 cm, maximale breedte 9 cm, maximale diepte 5,8 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 48: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

48 26 februari 2014

HOMMEL (301; UM 0285-126674; HS 314.122/6) Hommel met klankkast van eikenhout. Het bovenblad en de zijwanden zijn bedekt met rechthoekige stukjes (donker) palissander en (licht) mahonie fineer in een soort schaakbordmotief. De stemkop en de krul zijn van appel(?)hout en met snijwerk versierd. De stemkop loopt aan de achterzijde

uit in een voetje waarop de hommel aan die kant rust. De schroeven zijn eigenlijk mandolinemechanieken en hebben benen knopjes. Op het bovenblad, waarin een rond en een klavervormig klankgat zijn uitgesneden, bevinden zich achtentwintig messing fretten (omvang twee oktaven en een kwart) en een messing slagplaatje op de plaats waar de snaren worden getokkeld. De kam en de brug zijn van palissanderhout met daarop een messing staafje. Bij dit instrument bevindt zich een loofhouten (ceder?) staafje om de snaren met de linkerhand op de toets neer te drukken. De snaren worden met een plectrum getokkeld. In het achterblad is gekerfd: CH VAN AERDE 1915 (meubelmaker in Gent). Gent (België), 1915. Lengte 87 cm, maximale breedte 8,8 cm, maximale diepte 2,2 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21 CITER (302; UM 0285-124154; HS 314.122/6)

Een klein model, in Salzburger vorm. Het instrument is gemaakt van vurenhout. Het bovenblad van fijn loofhout (linde of es-doorn) is geschilderd in imitatie palissander met middenin een rond klankgat. De kast is verder zwart geverfd en heeft drie bo-lvormige pootjes met metalen pinnen. Op de toets van zwart-geverfd perenhout bevinden zich dertig metalen fretten, waarvan er drie niet de volledige breedte van de toets omspannen, en ingelegde stippen van paarlemoer. Er zijn vijf speelsnaren: twee van staal (beide a’), een van koper (d’) en twee van staal met koperdraad omwonden (g en c). Van de zesentwintig bourdon-snaren (12 hoge, 12 lage en 2 contrabassnaren, de kwintencirkel

volgend) zijn er eenentwintig omwonden en vijf van darm (rood en geel) (f’-cis’). De duim van de rechterhand, voorzien van een metalen plectrum, bespeelt de melodiesnaren, de drie middelste vingers spelen de begeleiding. Binnenin een gedrukt etiket in Gothisch schrift: Jos. Rauscher, München / Instrumenten & Saiten – Fabrik / Tal 58 – Filiale: Orlandostrasse 4. München (Duitsland), J. Rauscher, 1908. Lengte 51,3 cm, mensuur speelsnaren 39 cm, maximale breedte 28,3 cm, diepte 3 cm. Schenking Minnaert 1963. HARFEN-ZITHER (303; UM 0285-124151; HS 314.122/6)

Het bovenstuk, waarin zich veertien bronzen stempennen bevinden, loopt uit in een krul. Deze is door een vrijstaande zuil, naar het voorbeeld van de harp, met de klankkast verbonden. Het bovenblad is van naaldhout met palissander inlegwerk langs de rand en rond de twee klankgaten. Het bovenste klankgat is iets kleiner dan het onderste. Het achterblad van esdoornhout, de zijwanden, de zuil, de toets en het kielhoutje zijn zwart geschilderd. De brug, de knopjes ter bevestiging van de snaren en de kiel zijn van been. De schroevenhouder is van iepenhout. Op de krul en het bovenstuk zijn nog resten gele verf te zien. Over de toets lopen twee parallelle rijen van achttien en zestien metalen fretten. Boven de houten kam met benen richel bevindt zich een ijzeren beugel. Hoewel de snaren ontbreken is uit de constructie van het instrument af te leiden dat het drie (2+1, a’-d’-g?) melodiesnaren had en elf begeleidingssnaren. Het instrument is in slechte staat. Beieren (Duitsland). Gekocht te Mittenwald in 1908. Vermoedelijk uit de eerste helft 19e eeuw. Lengte 68 cm, mensuur voor de speelsnaren 43,3 cm, mensuur voor de bourdonsnaren 43,3-45 cm, maximale breedte 28,5 cm, diepte 6 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 49: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

49 26 februari 2014

CITERA (304; UM 0285-126638; HS 314.122/6) De citera is een Hongaars volksinstrument (citera). De klankkast is gemaakt van vurenhout. In het bovenblad is een ovaal klankgat uitgesneden en daaronder, op de bodem van het instrument, is een stukje crêpepapier geplakt, dat met bloemetjes is beschilderd. Op de toets van zwart geverfd beukenhout bevinden zich twee rijen metalen fretten. De buitenste rij, met zeventien fretten, geeft een mixolydische toonladder en de binnenste rij, met twaalf fretten, vult

deze chromatisch op. Over de toets lopen drie dubbele koren snaren – twee koren over de buitenste rij fretten, de derde over de binnenste rij. De negen begeleidingssnaren zijn in een tonica – dominant – relatie gestemd, in verschillende toonaarden. De snaren (alle metaal) worden getokkeld met een plectrum. Aan de onderzijde bevindt zich een beukenhouten snaarpinnenblok, aan de bovenzijde een lindehouten stempennenblok. De lak van de zijwanden en het bovenblad is oranjeachtig. De kam en de brug zijn van lindehout en hebben een metalen richel waarover de snaren lopen. Het instrument staat op drie kleine pootjes. Hongarije. Gekocht te Boedapest in 1908. Lengte 62 cm, mensuur 51,7 cm, maximale breedte 19 cm, diepte 3,2 cm. Schenking Minnaert 1963. STRIJKCITER (305; UM 0285-124931; HS 314.122/71)

Strijkciter met hartvormig klankkast met in het bovenblad twee druppelvormige klankgaten. De bodem is van zwart gelakt vurenhout, de zijwanden en het bovenblad van vurenhout zijn gefineerd met palissander en hebben inleg van esdoornhout langs de randen en rond de klankgaten. De gewelfde toets van zwart geverfd perenhout, die midden over de klankkast loopt, heeft dertig metalen fretten, waarvan er drie niet de volledige toetsbreedte overspannen. Op de toets zijn vier witte stippen ingelegd. De vier metalen snaren worden met voorstandige ijzeren pennen gestemd (stemming : g – d’ – a’ – e’’). De onderzijde heeft drie benen bolvormige pootjes. De

gewelfde kam is van hout met daarin een metalen plaatje over de rand waarvan de snaren lopen. Bij de bespeling ligt het instrument op of schuin tegen een tafel, de smalle punt naar de speler gekeerd. De linkerhand grijpt de noten op de toets, de rechterhand strijkt de snaren met een strijkstok. (Deze ontbreekt bij dit exemplaar). De strijkciter in deze vorm is in 1823 uitgevonden door Johann Petzmayer. Binnenin bevindt zich een gedrukt etiket: W. Placht & Co. / alle Gattungen / Musik-Instrumente, Saiten etc. / Export, en gros & en detail / Stadt, Fleischmarkt no. 10 / Wien. Wenen (Oostenrijk), tweede helft 19e eeuw. In 1925 door de heer Jezeer te Utrecht geschonken aan de collectie Minnaert. Lengte 46 cm, mensuur 38,8 cm, maximale breedte 28 cm, diepte 3,2 cm. Schenking Minnaert 1963. AEOLUSHARP (WINDHARP) (307; UM 0285-124946; HS 314.122)

De klankkast, gemaakt van vurenhout, loopt van onder naar boven taps toe en is, behalve de zijbladen, zwart geverfd. De stemblokken zijn van beukenhout met daarop een houten kam met een richel van metaal waarover de snaren lopen. Over beide zijbladen zijn acht snaren van verschillende dikte gespannen, die door middel van ijzeren stempennen aan de boven- en onderzijde worden gestemd in dezelfde toon (G of F). Men plaatste het instrument voor een halfgeopend venster zodat de wind de snaren in trilling bracht; er ontstond dan niet alleen een grondtoon doch ook boventonen daarvan, zelfs tot in het zesde octaaf. Op het ene zijblad bevinden zich in het midden negen ronde klankgaten in cirkelvorm met

middelpunt opgesteld, op het andere zijblad zijn twee van dergelijke cirkels aan de uiteinden. Herkomst: onbekend, vermoedelijk circa 1850. Lengte 79,2 cm, breedte achterwand 10,4 cm, breedte zijwand 15,4 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 50: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

50 26 februari 2014

AEOLUSHARP (WINDHARP) (308; UM 0285-125501; HS 314.122) De naaldhouten klankkast heeft de vorm van een halve taps toelopende cilinder. De boven- en onderkant zijn van mahonie. Bovenaan is plaats voor acht stemschroeven, waarvan er vier aanwezig zijn. Het instrument heeft twee typen stempennen. Twee pennen hebben een paarlemoeren ingelegde stip. De acht snaren ontbreken. In de voorkant zitten vijf groepen van vijf klankgaatjes. De pootjes aan de onderzijde ontbreken. Herkomst: onbekend, datering vermoedelijk begin 19e eeuw. In april 1850 werd dit exemplaar gekocht door het Natuurkundig Genootschap bij H. Rahr voor f. 6,-. Het werd als demonstratie-instrument bij de colleges geluidsleer gebruikt tot het door het Physisch Laboratorium Utrecht in circa 1925 aan de collectie Minnaert werd geschonken. In de catalogus van het laboratorium bekend als”Eolus- of windharp” onder nummer 1496. Lengte 84 cm, breedte 26 cm, diepte boven 10 cm, onder 13,8 cm. Schenking Minnaert 1963.

CLAVICHORD (313; UM 0285-125458; HS 314.122/8)

Vrij (niet gebonden) clavichord, uitgevoerd in kofferodel, eikenhout fineer, met sierlijk messing handvat. De zangbodem is van vurenhout. In de zangbodem bevindt zich een rozet beschilderd met goudverf. De onderoetsen zijn van palis-ander, de boventoetsen van ahorn. De balanstoetsen zijn van vurenhout. De omvang is C – c’’’, chromatisch. De snaren zijn enkelkorig; acht voet. Van C – c zijn de snaren omwonden. Op de zangodem staat in handschrift geschreven: G.C. Klop, 1969.

Garderen (Nederland), C.G. Klop, 1969. Aangekocht bij G.C. Klop te Garderen in 1970. Afmetingen: 100 x 33,4 cm, hoogte 9,5 cm.

Page 51: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

51 26 februari 2014

SPINET (319; UM 0285-125772; HS 314.122/8) Gemaakt naar een zeventiende-eeuws Engels voorbeeld. De kast is van kersenhout. De zangbodem is van cederhout; hierin bevindt zich een in bladmotief gesneden rozet. De ondertoetsen zijn belegd met palissander en aan de voorzijde met snijwerk versierd, de boventoetsen zijn van ahorn. De vier beuken-houten gedraaide poten zijn donker gelakt. Omvang: B – f ’’’ chromatisch (dubbelkorig behalve enkelkorige B). Boven het toetsenbord zijn twee messing schuiven waarmee de dempingslijsten in twee delen tegen de snaren kunnen worden gedrukt. Op de lijst boven de dokken staat geschilderd: A.D. 1980 G.C. Klop Fecit. Garderen (Nederland), G.C. Klop, 1980. Aangekocht in 1981. Maximale lengte 164 cm, maximale breedte 80 cm.

SPINET (320; UM 0285-125748; HS 314.122/8)

Gemaakt naar een zeventiende-eeuws Engels voorbeeld. De kast is van kersenhout. De zangbodem is van cederhout; hierin bevindt zich een in bladmotief gesneden rozet. De ondertoetsen zijn belegd met donker palissander en aan de voorzijde met snijwerk versierd, de boventoetsen zijn van ahorn. Het onderstel met vier poten is van kersenhout. Omvang: B – f ’’’ chromatisch (dubbelkorig behalve enkelkorige B). Boven het toetsenbord zijn twee messing schuiven waarmee de dempingslijsten in twee delen tegen de snaren kunnen worden gedrukt. Er is een bijbehorende afneembare lessenaar van kersenhout. Op de lijst boven de dokken staat geschilderd: A.D. 1981 G.C. Klop Fecit. Garderen (Nederland), G.C. Klop, 1981. Aangekocht in 1981. Afmetingen: maximale lengte 164 cm, maximale breedte 80 cm.

Page 52: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

52 26 februari 2014

TAFELPIANO (326; UM 0285-125785; HS 314.122/8) De rechthoekige kast is mahonie gefineerd en staat op vier taps toelopende vierhoe-kige poten waarvan de bovenkant bestaat uit een (losse) deels gedraaide klos. Het deksel is vermoedelijk van eikenhout en lijkt niet origineel. De piano heeft een losse lessenaar die geklemd kan worden tussen het openstaande deksel en inkepingen in lijst boven het toetsenbord. Aan de rechterzijde bevindt zich een met een deksel afgesloten ruimte dat als opbergvak kan dienen. De ondertoetsen zijn zwart gefineerd (ebben?), de boventoetsen zijn wit belegd (geen ivoor). Het instrument heeft een Prellmechaniek met echappement. De hamerkop-pen zijn met leer overtrokken.

Er is geen demping (meer) aanwezig. De besnaring is tweekorig op gietijzeren stempennen. De piano is thans maar deels (nieuw) besnaard. Het instrument heeft geen pedalen. De omvang is vijf octaven (F, - f’’’). Herkomst Italië of Duitsland, vermoedelijk eerste helft 19de eeuw. Breedte 151 cm, diepte 65 cm, hoogte 84 cm.

Page 53: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

53 26 februari 2014

AMERICAN HARP-ZITHER (1320; UM 0285-124152; HS 314.122) Citer met zwartgelakte houten klankkast voorzien van geschilderde versiering met onder meer bladmotieven rond het ronde klankgat in goudkleur en rood en een goudkleurige randversiering. In totaal zijn er 43 snaren, in vijf akkoordgroepen verdeeld (A min, G, Bb, C, F). De stemming en de samenstelling van de akkoordgroepen staan op het voorblad vermeld in een versierd kader in goudkleur nabij de kam aan de onderzijde. Over het voorblad zijn negen schuin geplaatste kammen verspreid. De snaren zijn bevestigd aan gietijzeren stempennen die in het voorblad steken en aan de onderzijde achter een kam die de hele breedte van het instrument bestrijkt. Deze kam is afgedekt met een houten lijst die met twee schroeven is bevestigd en afneembaar is ten behoeve van het vervangen van snaren. Onder de snaren, tussen de onderkam en de eerstvolgende schuine kammen, wordt een van de bijbehorende papieren muziekstroken geschoven.Met behulp van de daarop vermelde cijfercode kunnen verschillende melodieën worden getokkeld. De muziekstrook wordt door een metalen pinnetje op de klankklast, dat door een gaatje in de strook steekt, op zijn plaats gehouden. Onder het klankgat bevindt zich een gedrukt etiket: AEOL AMERICAN HARP-ZITHER D.R. PATENT

NO. 101, 661/ A.EICHLER /NEW YORK, 33 FIRST STR. / BERLIN S./ PRINZENSTR. 85 / PATENTED / IN ALMOST EVERY CIVILIZED COUNTRY. Herkomst vermoedelijk Berlijn (Duitsland), ca. 1900. Lengte 52,2 cm, maxmale breedte 35,5 cm, diepte 6,5 cm. Hierbij: 41 muziekstroken (1320A): 15 Letzte Rose; 17 Edelweiss; 23 Marseillaise (2x); 64 Rattenfängerlied; 1024 Où peut-on être mieux; 1031 La Brabançonne (part 1 en 2) (2x); 1047 Au clair de la lune (2x); 1065 Hymne national Anglais (2x); 1069 Santa Lucia (2x); 1070 My Queen (Valse); 1071 Le Beau Danube Bleu (part 1, 2, en 3) (2x); 1072 La Gavotte; 1074 La Gavotte, Air Ludwig XIV (part 2); 1076 Dernière Valse d’un Fou (part 1 en 2); 1077 La Prière d’une Vierge (part 1 en 2) (2x); 1078 Les Cloches du Monastère; 1082 Tyrolienne; 1083 Le paysan, Valse du Freischütz de C.M. von Weber (part 1 en 2); 1702 Mignon revoit le ciel de sa Patrie (part 1 en 2); 1707 Noël ; 1708 Cantique de Noël (part 1); Handgeschreven: An den Frühling, Grieg op. 43, nr. 6 (twee stroken). Schenking Minnaert 1963. AMERICAN GUITAR ZITHER (1322; UM 0285-124145; HS 314.122)

Dit instrument heeft een zwart gelakte, houten klankkast. Op het bovenblad, langs de randen en rond het ronde klankgat is versiering met bladmotieven geschilderd in goud, rood en groen. De vierenzeventig metalen snaren zijn bevestigd aan gietijzeren stempennen en aan kleine pinnen aan de onderkant. De snaren zijn aan de linkerkant in majeurakkoorden gestemd (E, A, D, F, G, C) en aan de rechterkant bevinden zich dubbelkorige melodiesnaren met twee octaven omvang op c’ (niet chromatisch). Onder de snaren, waarvan de stemming zowel in notenschrift als in letternotatie met een corresponderende cijfercode op het bovenblad staat vermeld in een goudkleurig versierd kader, wordt een papieren muziekstrook geschoven die met een ijzeren klem aan de rechterkant wordt vastgezet. Onder het klankgat bevindt zich een gedrukt etiket: ORIGINAL AMERICAN GUITAR ZITHER / MENZENHAUER & SCHMIDT BERLIN. De hierop vermelde cijfers zijn niet leesbaar meer. Linksboven op het bovenblad bevindt zich een geschilderde afbeelding van onder andere vlaggen, schilden en banieren met de woorden: MENZENHAUER / MENZENHAUER’S/ AMERICAN GUITAR

ZITHER / PATENTED BREVETE. Berlijn (Duitsland), tweede helft 19de eeuw. Lengte 54 cm, maximale breedte 41,5 cm, diepte 4 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 54: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

54 26 februari 2014

AUTOHARP (CITER) (1321; UM 0285-124153; HS 314.122) De bruingelakte klankkast van naaldhout heeft in het voorblad een rond klankgat.Er zijn achtentwintig metalen snaren, waarvan er acht zijn omwonden. De snaren zijn aan de ene kant bevestigd aan gietijzeren stempennen en aan de andere kant via een houten kam aan kleine metalen pennetjes. De stemming met corresponderende cijfers staat aangegeven op een strookje op het voorblad (omvang F-c’’’’, niet chromatisch). Boven de snaren loopt een brug met vier dempers. Hierop zijn cijfers vermeld: 6.4, 6.1.1, 5.5.5 en 2. Tevens is een rond kunststof schijfje op elke demper bevestigd waarop met de vinger kan worden gedrukt. Bij het indrukken van een demper wordt een bepaald akkoord vrijgelaten dat kan worden aangetokkeld. Door middel van metalen schuifjes op drie van de vier dempers kan de samenstelling van de akkoorden worden veranderd (een schuifje ontbreekt). De mogelijkheden zijn:

(Op de strook staat steeds 'ais' vermeld in plaats van 'bes'.) Binnenin bevindt zich een gedrukt etiket: C.P.ZIMMERMAN'S / MINIATURE / AUTOHARP. PATENTED MAY 9, '82 / WITH SIMPLIFIED NOTATION OF MUSIC. Herkomst vermoedelijk Verenigde Staten, eind 19de eeuw. Afmetingen: lengte 51 cm, breedte 29,5 cm, hoogte 3 cm. Schenking Minnaert 1963. GITAARCITER (1325; UM 0285-124146; HS 314.122/6)

Duitse gitaarciter, fabrieksinstrument. Het instrument is zwartgelakt doch de lak is deels afgebladderd. De houtsoort lijkt eiken. Het instrument heeft 21 melodiesnaren, van c’ tot c’”, diatonisch met toevoegingen van cis, fis en gis. Daarnaast zijn er drie groepen van vier snaren in een drieklank met octaaf gestemd (F groot, G groot en C groot). De metalen snaren zijn aan de onderzijde bevestigd aan pinnetjes en afgedekt met een houten lijst, beplakt met papier, die met schroeven is bevestigd. Aan de bovenzijde lopen de snaren via een houten kam met aluminium richel en metalen pinnetjes als geleiders naar gietijzeren stempennen waaraan ze worden bevestigd. Aan de rechterzijde waar de snaren het kortst zijn, volgt de lengte van de klankkast de snaarlengte en is de kast welvend gevormd. Het bovenblad heeft ongeveer in het midden een rond klankgat en heeft een enkele randinleg van licht hout. Ook het klankgat heeft een randinleg. Op het bovenblad zijn onder het klankgat in een opgeschilderd gelig kader de noten onder de desbetreffende snaren aangegeven in notenschrift op een balk, in letteraanduiding en in cijferaanduiding. Boven het klankgat is een afbeelding van rozen aangebracht (geen schildering, waarschijnlijk wrijfdruk). In het klankgat is een vierkant etiket zichtbaar met daarop in

een rond versierd kader: GITARR-ZITHER / Sofort nach unterlegbaren Notenblättern spielbar / Made in Germany. Voorts een beeldmerk waarop een lyra en een horizontale halve maan zichtbaar is. Notenblättern ontbreken. Duitsland, 20ste eeuw. Lengte 45,5 cm, breedte van 14 naar 30,5 cm, hoogte 3,7 cm (met onderlijst 5,5 cm). Schenking J.F.M. de Loos 1992.

Demper 6.4 zonder schuif met schuif

f a c f ais d

Demper 6.1.1 zonder schuif met linkerschuif met rechterschuif

c e g c e g ais c e a

Demper 5.5.5 zonder schuif met linkerschuif met rechterschuif

g b d g b d f g ais d

Demper 2 d fis a c

Page 55: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

55 26 februari 2014

KAMÁNCHE (702; UM 0285-125096; HS 321.311/71) Strijkinstrument met bolvormige klankkast bespannen met een vel van dierenhuid. De klankast bestaat uit twee delen hout: de bol en aan de achterzijde een “deksel”. De aangezette cilindrische hals, waarin de schroevenkast is uitgehold, loopt uit in een gedraaide knop in de vorm van een ui. Er zijn vier snaren die worden gestemd met vier zijstandige bolvormige schroeven. De snaren lopen via een houten kam op het vel naar de metalen snaarhouder die deel uitmaakt van een ijzeren punt in de onderkant van de klankkast waar het instrument op steunt tijdens de bespeling. Deze punt loopt door de klankkast heen en steekt in de onderkant van de hals. De stemming is: a- e’- a’- e’’. Yerevan (Armenië), 1967. Lengte 74 cm, mensuur 32,7cm, diameter 19 cm, diepte 17 cm. Strijkstok (702A; UM 0285-124769): Rechte stok gemaakt van naaldhout met aan beide uiteinden een metaalbeslag met ogen waaraan het paardenhaar en een verstelbare leren riem zijn bevestigd. Tijdens de bespeling wordt het haar met de vingers strak gehouden. Lengte 67,6 cm.

RABAB (GUINBRI) (1302; UM 0285-124031; HS 321.311/71)

Snaarinstrument met een klankkast van schildpadschild overtrokken met een dierenvel (gelijmd), waarin acht kleine gaten zijn geprikt. De ronde steelvormige hals met een gedraaide knop aan de bovenkant is groen en goud beschilderd in een spiraalmotief. De hals loopt door de klankkast heen en eindigt onder in een zadelknopje. Twee darmsnaren worden bovenaan met bolvormige zij/achterstandige stemschroe-ven gespannen en met een ander stuk darmsnaar op de hals gebonden. Van onderen zijn zij aan het zadelknopje bevestigd. De snaren zijn in een kwint gestemd (c’- g’). De kam is in 1929 bijgekocht in Algiers en rust met twee poten op het vel. Tunis (Tunesië), 1912. Lengte 56,5cm, lengte klankkast 16 cm, breedte 10,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 56: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

56 26 februari 2014

RABAB (GUINBRI) (1303; UM 0285-124032; HS 321.311/71) Dit strijkinstrument heeft een klankkast van schildpadschild. Deze is overtrokken met een dierenvel (gelijmd), waarin vier keer drie kleine gaten zijn geprikt. De ronde steelvormige hals heeft een eenvoudig gesneden kop in kelkvorm en loopt door de klankkast heen. Twee darmsnaren worden bovenaan met zij/achterstandige stemschroeven gespannen en met een ander stuk darmsnaar op de hals gebonden. Eén stemschroef ontbreekt en de andere is afgebroken. Van onderen zijn de snaren aan een spijker in het schildpadschild bevestigd. De snaren zijn in een kwint gestemd (c’- g’). De kam ontbreekt. Noordwest Afrika. Lengte 59 cm, lengte klankkast 17,5 cm, breedte 12,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

RABAB (GUINBRI) (1304; UM 0285-124084; HS 321.311/71)

Dit strijkinstrument heeft een klankkast van groen beschilderd schildpadschild. Deze is overtrokken met een dierenvel (gelijmd), waarin onderin een gat is uitgesneden. De ronde steelvormige hals heeft een gedraaide eivormige knop aan de bovenkant die groen is beschilderd. De hals loopt door de klankkast heen en is met een ijzerdraad, dat aan de achterzijde zichtbaar is, aan het schildpadschild bevestigd. De onderkant van de hals is zichtbaar door het klankgat en heeft een kerf waaraan de snaar wordt bevestigd. Het instrument heeft één snaar. Deze wordt bovenaan met een achterstandige stemschroef (waar-schijnlijk niet origineel) die door de hals steekt gespannen. De kam ontbreekt. Bij het instrument hoort een eenvoudige houten strijkstok die aan de uiteinden is omwikkeld met touw en

waarvan de haren ontbreken. Tunis (Tunesië). Lengte 59,5cm, lengteklankkast 16 cm, breedte 11,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 57: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

57 26 februari 2014

RABAB (GUINBRI) (1305; UM 0285-124034; HS 321.311/71) Noord-Afrikaans strijkinstrument. De klankkast bestaat uit een halve kokosnoot waarover dierenvel is gespannen (gelijmd). In het vel zitten vier klankgaatjes. De ronde steelvormige hals van naaldhout is conisch, loopt door de klankkast heen en eindigt in een zadelknopje. De schroevenkast is eraan gezet en heeft een eenvoudig gesneden kop en twee zijstandige stemschroeven. Er is één darmsnaar, de tweede snaar ontbreekt evenals de kam. De snaar is bevestigd aan de stemschroef en de zadelknop. Mogelijk betreft het een instrument van de Wasaromo-stam. Noordwest-Afrika. Lengte 69 cm, lengte klankkast 15,5 cm, breedte 10,5cm. Schenking Minnaert 1963.

RABABA (1326; UM 0285-125098; HS 321.311/71)

Strijkinstrument, hoogstwaarschijnlijk als souvenir voor toeristen gemaakt. Het bestaat uit een hals, een corpus en een pin. De hals is een rondhout aan de bovenkant versierd met drie gedraaide bollen en smaller toelopend. Tevens zijn hier gebrande versieringen aangebracht. Net boven de helft van de hals is een schroevenkast uitgestoken met twee zijstandige stemschroeven. De stemschroeven zijn eenvoudig en hebben bolle knoppen. Op de onderste helft van de hals zijn zes gebrande inkepingen aangebracht die als positie-aanduidingen kunnen dienen. Onder aan de hals bevindt zich het houten komvormige corpus dat is overspannen met een gelijmd vel. In de zijkant zijn vier ronde gaten geboord. In de toelopende achterkant van het corpus bevindt zich eveneens een gat. De bovenzijde van het corpus is met gebrande lijnen versierd. Recht door het corpus, van onder naar boven aan de voorzijde, loopt een metalen pin die eveneens door de hals loopt en aldus de bovenkant van het corpus en hals met elkaar verbindt. Aan de onderkant van het corpus vormt de uitstekende pin de steun waarop het instrument bij bespeling kan rusten. De twee paardeharen snaren zijn aan de bovenkant verbonden met touwtjes die om de stemschroeven zijn gewonden. Aan de onderkant zijn de snaren aan een openingsoogje/lipje van een drinkblikje geknoopt welk oog om de de pin is bevestigd. De snaren lopen over een blokje licht en poreus hout dat als kam dient. Aan de pin en aan de hals tussen de stemschroeven is een touw bevestigd dat als draagband kan dienen. Het instrument is verwant aan de Iraakse joze. Gekocht in Egypte in 1985. Lengte 67 cm. Strijkstok (1326A): Eenvoudige concaaf gebogen strijkstok van bamboe,

bespannen met paardenhaar dat aan beide kanten met touwtjes aan de stok is bevestigd.Lengte 36 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

Page 58: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

58 26 februari 2014

GOGE (GOJE, GOUDZE) (1398; UM 0285-124766; HS 321.311/71) Afrikaans strijkinstrument bestaande uit een hals en een corpus. De hals bestaat uit een tak (zonder schors) met een diameter van ongeveer 1 cm die door het gehele corpus heen loopt en er aan de onderzijde weer uit komt. Het corpus bestaat uit een halve holle kalebas die is overspannen met een vel. Het vel is aan de kalebas bevestigd met houten pinnetjes rondom. In het vel bevindt zich een rond gat. Het vel rust op de rand van de halve kalebas en in het midden, in het verlengde van de hals, op een latje. (Omdat het

waarschijnlijk een geitenvel betreft en geen hagedissenvel zoals gebruikelijk, hebben we hier mogelijk te maken met een amzad van de Touareg in plaats van met een goge.) Het instrument heeft een paardenharen snaar die aan de bovenzijde in een inkeping op de kopse kand van de hals is bevestigd met touw en een leren veter en aan de onderzijde met een touwtje om de door het corpus uitstekende pin. Aan de hals ter hoogte van de aanhechting met het corpus is met een touwtje een klein takje met twee zijtakje gebonden dat mogelijk als kam dienst kan doen. Voorts is met een touwtje een eenvoudige strijkstok aan het instrument gebonden. Deze stok bestaat uit een concaaf gebogen tak, bespannen met paardenhaar dat aan beide zijden van de stok met touw is bevestigd. Verkregen in Benin. Lengte 37 cm. Schenking E. Thoenes 1983. GUINBRI (1301; UM 0285-125100; HS 321.312/6)

De klankkast is gemaakt van vijf plankjes hout van de Afrikaanse bilekeboom en is aan de zijkanten en aan de achterkant overtrokken met rood en zwart gestreepte stof die met spijkers en nagels is vastgezet. Aan de achterkant zijn de hoeken verstevigd met twee stukken leer. Aan de voorkant is de kast bespannen met runderhuid, waarin een poortvormig klankgat is uitgesneden. De ronde, steelvormige hals loopt door de klankkast en onder het vel door. Aan de hals bevindt zich een touwtje waaraan een waaiervormig metalen plaatje hangt, waarvan de randen doorboord en met ijzeren ringetjes behangen zijn. Er zijn drie darmsnaren, die aan de ene kant aan om de hals gewikkelde gekleurde koorden zijn bevestigd waarmee ze tevens gespannen kunnen worden. Ter hoogte van het klankgat worden zij aan de andere kant aan ronde stokjes vastgeknoopt. Aan het instrument is een draagband bevestigd van stof. Het instrument wordt met een plectrum getokkeld en was in gebruik bij rondtrekkende muzikanten in Senegal en Niger, die daarmee voor geld de roem van hun stamhoofden bezongen. Senegal of Niger. In 1909 van de verzameling Jacobs overgegaan naar de collectie Minnaert. Lengte 52 cm, klankkast 21 cm, breedte 12 cm, hoogte 8 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 59: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

59 26 februari 2014

REBAB (1313; UM 0285-125505; HS 321.312/71) Strijkinstrument van het Javaanse gamelanorkest. Het heeft een driehoekige (met afgeronde punten, naar beneden wijzend), houten klankkast, die aan de voorzijde bespannen is met een vel (nieuw) en van achteren viermaal is doorboord. De kast is aan de achterkant en zijkanten bekleed met rood katoen met aan de achterkant een rood katoenen zakje voor reservematerialen. De punt, hals en schroeven zijn van gedraaid hout. De hals loopt door de klankkast heen en gaat over in de punt. Een koperen snaar wordt door de bovenkant van de hals met beide uiteinden aan de twee gedraaide zijstandige stemschroeven bevestigd en loopt via de hoge platte kam op het vel rond de punt en is aldus tweemaal over het instrument gespannen. De twee delen worden gestemd in 'Gulu' en 'Nem', dat wil zeggen, in Gamelan Pelog: Es - Bes en in Gamelan Slendro: E - B. De snaarhelften worden 'Jindra' (mannelijk) en 'Istri' (vrouwelijk) genoemd. De sterk gekromde strijkstok wordt in de rechterhand gehouden, waarbij ringvinger en pink het paardenhaar spannen. Het instrument heeft geen toets, de toonhoogte kan door enkele druk van de vingers worden bepaald op een uiterst verfijnde manier (kwarttonen etc.). In het gamelanorkest is de rebab het melodie-instrument bij uitstek. De bespeling is voorbehouden aan de leider van het orkest. In 1964 gereviseerd door Otto Stam te Utrecht (nieuwe snaar en nieuw vel). Java (Indonesië), in 1926 aldaar gekocht. Lengte 125 cm, kastlengte 23,5 cm, kastbreedte 21,5 cm, lengte strijkstok 57,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

REBAB (1314; UM 0285-125774; HS 321.312/71)

Strijkinstrument van het Javaanse gamelanorkest. Het heeft een min of meer ovale klankkast, van achteren donkerrood gelakt en driemaal doorboord, van voren bespannen met buffelvel (gescheurd) dat aan de zijkanten door een reep stof met weefwerk is vastgezet. Aan de achterkant van de klankkast bevindt zich een lederen zakje voor reservematerialen. De hals loopt door de klankkast heen en gaat over in de punt. Een koperen snaar wordt door de bovenkant van de hals met beide uiteinden aan de twee gedraaide zijstandige stemschroeven bevestigd en loopt via de hoge platte kam op het vel rond een metalen schroefring in de punt en is aldus tweemaal over het instrument gespannen. De twee delen worden gestemd in 'Gulu' en 'Nem', dat wil zeggen, in Gamelan Pelog: Es - Bes en in Gamelan Slendro: E - B. De snaarhelften worden 'Jindra' (mannelijk) en 'Istri' (vrouwelijk) genoemd. De sterk gekromde strijkstok wordt in de rechterhand gehouden, waarbij ringvinger en pink het paardenhaar spannen. Het instrument heeft geen toets, de toonhoogte kan door enkele druk van de vingers worden bepaald op een uiterst verfijnde manier (kwarttonen etc.). De strijkstok (Kosok of Chèngkok), de punt, hals en schroeven zijn in donkerrood, zwart, mosgroen en goud gelakt en beschilderd. Aan de punt van de strijkstok is een vis uitgesneden, aan de slof een vogelkop. In het gamelanorkest is de rebab het melodie-instrument bij

uitstek. De bespeling is voorbehouden aan de leider van het orkest. Bij het instrument hoort een sierlijk gesneden statief in dezelfde kleuren. In 1964 gereviseerd door Otto Stam te Utrecht. Java (Indonesië). In 1938 door M. Hille Ris Lambers geschonken aan de collectie Minnaert. Lengte 123 cm, lengte klankkast 21,5 cm, maximale breedte klankkast 17 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 60: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

60 26 februari 2014

SI HU (HU QIN) (1318; UM 0285-125094; HS 321.313/71) Strijkinstrumentmet cilindrische bamboe klankkast die aan de voorzijde met slangenhuid is bespannen met behulp van een reep groene stof. Aan de open achterzijde is een rozet uitgespaard. De hals is eveneens van bamboe en loopt door de klankkast heen om in een zadelknop te eindigen. In de hals steken vier achterstandige stempennen. Vier nylon snaren (doorgaans zijde) zijn paarsgewijs in een kwint gestemd. In feite zijn er maar twee snaren die van de stempen via de zadelknop terug naar een andere stempen lopen en aldus twee keer over de klankast lopen. De beharing van de strijkstok (die hier ontbreekt) loopt tussen de snaren 1 en 2 en tussen de snaren 3 en 4 door. De letterlijke vertaling van hu qin is ‘barbarenviool’ (hu = westerse barbaren, qin= strijkinstrument). Hu qin wordt als algemene naam voor strijkinstrumenten gebruikt. De sihu wordt vooral als begeleidingsinstrument bij zang gebruikt (met de san xian). In 1965 gereviseerd door Otto Stam te Utrecht. China. Schenking dhr. Schoenfeldt aan de collectie Minnaert. Lengte 70 cm, diameter klankkast 8,5 cm, diepte 13,7 cm. Schenking Minnaert 1963.

ER HU (1319; UM 0285-124932; HS 321.313/71)

Strijkinstrument, kleine tweesnarige hu qin (er = twee). Het bereft hier gelet op de omvang van het instrument waarschijnlijk de jing er hu. De cilindrische donker geschilderde bamboe klankkast is aan de voorzijde met slangenhuid bespannen. De (niet originele) hals is eveneens van bamboe en loopt door de klankkast heen om in een zadelknop te eindigen. In de hals steken twee achterstandige stempennen. De twee nylon snaren

(doorgaans zijde) zijn in een kwint gestemd. De beharing van de strijkstok (die hier ontbreekt) loopt tussen de snaren door. De letterlijke vertaling van hu qin is ‘barbarenviool’ (hu = westerse barbaren, qin= strijkinstrument). Hu qin wordt als algemene naam voor strijkinstrumenten gebruikt. In 1965 gereviseerd door Otto Stam te Utrecht (nieuwe hals, stempen en besnaring). Voorts is een scheur in de bovenkant van de hals met een omwinding van garen gedicht. China. Lengte 41 cm, diameter klankkast 3,5 cm, diepte 7,2 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 61: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

61 26 februari 2014

CISTER (1323; UM 0285-124950; HS 321.321) Cister met klankkast gemaakt van het schild van een schildpad. Het bovenblad is van metaal en heeft een rond klankgat. Het blad is thans ruw maar is vermoedelijk beschilderd geweest. Er is randschildering aan de onderzijde vaag zichtbaar. Om het klankgat is ook een randschildering zichtbaar. Het bovenblad is aan de klankkast geschroefd met metalen schroeven. Onder het klankgat is aan het bovenblad via drie metalen beugels een metalen resonantieplaat bevestigd. Het bovenblad loopt aan de onderzijde door in een soort sluitband. Op het bovenblad is de houten kam bevestigd zoals bij een gitaar. De tamelijk brede hals is belegd met vermoedelijk wortelnotenhout en is voorzien van negentien metalen fretten. De hals loopt in de klankast door onder het bovenblad tot het klankgat. Evenals het bovenblad is de hals beschilderd (geweest) met een soort schildpadvelmotief. Het schroevenblad wijst iets naar achteren en biedt plaats aan acht achterstandige stemschroeven (drie

ontbreken). Het bruggetje is van been. De (ontbrekende) snaren worden paarsgewijs in koren gestemd en worden aan de onderzijde aan acht metalen pinnentjes bevestigd. De omtrek van het bovenblad is gekarteld en volgt de vorm van het schildpadschild. De vorm is gelijk aan die van een zestiende-eeuwse Italiaans cistertype, waarvan de romp uit één stuk hout werd gestoken. Herkomst: mogelijk Italië, eerste helft 19de eeuw. Lengte 81 cm, mensuur 56 cm, maximale breedte 34 cm, diepte 8 cm. Schenking Minnaert 1963. LUITGITAAR (387; UM 0285-125503; HS 321.321)

Dit type instrument genoot een grote populariteit in de tweede helft van de 19e eeuw. Het heeft de romp van een luit, maar de hals, het schroefblad en het schroevenmechanisme (stemschroeven met wormwiel mechaniek) zijn hetzelfde als bij een gitaar. Het voorblad is van vurenhout, de achterzijde bestaat uit elf spanen ahornhout gescheiden door donkere aderen en afgewerkt met een sluitband. Het voorblad heeft randinleg van onder meer ebben en palissander en heeft in het klankgat een gesneden rozet met de afbeelding van een lier en bladmotieven. Om het klankgat is randinleg. De hals en de stemkop zijn van palissander. De met paarlemoer ingelegde ebbenhouten toets heeft zeventien metalen fretten. De zes snaren lopen over de ebben kam heen en zijn onderaan bevestigd aan een versierd aluminium staartstuk. Aan weerzijden van de kam is een knop met paarlemoeren inleg (één ontbreekt). De stemming is die van een gitaar. München (Duitsland), begin 20e eeuw. Lengte 93 cm, mensuur 63,5 cm, maximale breedte 32 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 62: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

62 26 februari 2014

LUITGITAAR (399; UM 0285-126675; HS 321.321) Het corpus bestaat uit 13 spanen van ahornhout gescheiden door geschilderde aderen en afgewerkt met een sluitband, waarin aan de onderzijde een knop voor een draagband is bevestigd. Ook de hals is van ahorn gemaakt. Het voorblad en de rozet zijn van vurenhout. Het voorblad heeft een randinleg van ebbenhout en ivoor. De open schroevenkast, gelijkend op die van een viola da gamba, heeft zes achterstandige stemschroeven met wormwielmechaniek. De knop aan de bovenzijde van de schroevenkast is afgebroken. Op de palissander toets bevinden zich negen metalen fretten en op het voorblad vijf van ebbenhout. De toets is golvend gesneden, tussen de fretten zijn aldus kuiltjes ontstaan. Er zijn twee paarlemoeren stippen ingelegd. De snaren zijn vlak achter de kam bevestigd aan zes ebbenhouten knopjes met paarlemoeren inleg. De stemming is die van een gitaar. Tsjechië, omstreeks 1920. Lengte 95,5 cm, mensuur 61,5 cm, maximale breedte 32,2 cm, maximale diepte 13,5 cm. Schenking M. Flothuis 1978. Vitrine Drift 21

TAMBURICA (BISERNICA) (374; UM 0285-124780; HS 321.321)

Dit Zuid-Slavische tokkelinstrument is uit één stuk fruitbomenhout (peren?) in een lepelvorm gemaakt. Het voorblad is van vurenhout, de bovenste helft is gefineerd met een donkere houtsoort. Op het amandelvormige voorblad bevinden zich drie groepen van vijf kleine klankgaatjes. De kam, boven- en onderkiel zijn van ebben. De stemschroevenhouder eindigt in een vioolkrul; ook de (voorstandige) stemschroeven van ebben met paarlemoer inleg lijken op die van de viool. De toets is van ebbenhout en heeft paarlemoeren inlegwerk (4 stippen). Er zijn 23 fretten van ijzer waarvan twee kortere op het voorblad. De stemming van de vier metalen snaren is waarschijnlijk: cis’ – fis’ – b’ – e’’. Herkomst: onbekend, gekocht te Wenen (Oostenrijk) in 1908. Lengte 59 cm, mensuur 41 cm, maximale breedte 12,5 cm, diepte 4,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 63: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

63 26 februari 2014

LUIT (396; UM 0285-125454;HS 321.321/5) Het is een luit in de stijl van vroeg 17e eeuwse meesters, met name Tieffenbrucker. Er zijn tien koren, dubbel, met uitzondering van het hoogste. De hals is zwartgelakt met een ebben toets en heeft plaats voor negen darmen fretten; op het vurenhouten bovenblad bevinden zich drie opgelijmde houten fretten. De romp van het instrument bestaat uit 31 taxushouten spanen met ebbenhouten aderen. In het bovenblad is een rozet gesneden en aan de onderkant is een zwart typisch hart ingelegd. Tevens is er een zwarte randinleg. De kam is op het bovenblad bevestigd. Aan de binnenkant bevindt zich een gedrukt etiket: Oxoni Fecit Michael Lowe / 40. 1978. Initialen ML gestempeld op het voorblad en op de sluitband. Groot Brittannië, Wootton-on-Woodstock (bij Oxford), 1978. In opdracht gebouwd door Michael Lowe voor 3500 Zw. frs. en ontvangen in 1979. Lengte 75 cm (zonder schroevenhouder), mensuur 65,5 cm, maximale breedte 32 cm, maximale diepte 16,5 cm.

BALALAIKA (342; UM 0285-125099; HS 321.321/5)

Russische langhalsluit, driesnarig. Verwant aan de dombra. De klankkast is driehoekig met een vlak vurenhouten voorblad met typische ingelegde, enigszins golvende, vlakken van een andere houtsoort op elke hoek. Rondom het kleine ronde klankgat is een inlegrand van diezelfde andere houtsoort. Het voorblad is afgebiesd met een rand van een onbekende houtsoort. De achterzijde van het instrument is opgebouwd uit zeven spanen van esdoorn, donker gelakt. De onderkant van de klankkast is van vrij donker gelakt esdoorn waarop zes lijnen zijn geschilderd die naden suggereren en die een geschilderde ruime halve cirkel rondom de kunststof snaarpennen die zich aan de onderzijde bevinden, verbinden met de spaannaden van de achterzijde. De hals is van donker gelakt esdoorn, de toets is zwart geverfd en bevat zestien metalen fretten en vijf ingelegde witte stippen ter positiebepaling. Aan de achterzijde van de kop bevindt zich een mechaniek

met drie stemschroeven (wormwielen met kunststof knoppen). De stemming van deze balalaika is hoogstwaarschijnlijk a - a – d (second). Aan de binnenzijde is een gedrukt etiket zichtbaar in cyrillisch schrift met een cijferstempel (17 10 ? 196) en een groen etiket met de afbeelding van een vogel en een tekst in cyrillisch schrift. Rusland. Lengte 69 cm, breedte 43,5 cm, mensuur 44,5 cm, diepte 12 cm.

Page 64: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

64 26 februari 2014

BALALAIKA (372; UM 0285-124148; HS 321.321/5) Russisch volksinstrument. De klankkast is driehoekig. Het voorblad is van naaldhout en afgebiesd met een andere houtsoort (satijnhout?). Op het bovenblad is er typisch inlegwerk in de vorm van een huisje van donker gekleurd esdoorn of berk, waarvan de vier vensters als klankgaten dienen. De achterzijde bestaat uit zeven spanen licht gelakt esdoornhout met mooie regelmatige groeftekening, gescheiden door donker gelakte esdoorn aderen. De kiel is van been, de kam van ebbenhout met een bovenrand van been. Op de toets van palissander of teakhout bevinden zich vijftien messing fretten, met daartussen drie ingelegde paarlemoeren stippen. De hals en het schroevenblad zijn van zwartgeverfd berkenhout. Er zijn drie achterstandige stemschroeven; de metalen snaren zijn aan de onderzijde bevestigd aan een ijzeren (vernikkeld?) plaatje. De stempennen zijn van

ebbenhout met parelmoeren inleg. De bespeling geschiedt zonder plectrum. Stemming: e’- e’ – a’ (prime). Herkomst onbekend, gekocht te Haarlem (Nederland), 1908. Lengte 56,5 cm, mensuur 38,3 cm, diepte 7,5 cm. Schenking Minnaert 1963. TAMBURA (1328; UM 0285-125507; HS 321.321/5)

Langhalsluit uit India voor het spelen van bourdontonen bij raga’s. Meestal bespeeld in een ensemble met tabla en sitar of zangstem. Het betreft een klein exemplaar met vijf metalen snaren (meestal is vier gebruikelijk, twee van staal en twee van messing). De klankkast bestaat uit een kalebas waarop een houten sterk gewelfd bovenblad is bevestigd en waaraan een dikke houten hals zonder fretten is gemonteerd. Het bovenblad is aan de rand ingelegd met een ivoren (?) motiefversiering. Voorts zijn op het bovenblad twee afbeeldingen van een vogel (ivoor?) ingelegd. De achterzijde van de klankkast is aan de bovenkant bekleed met hout waarmee een verbinding tussen de kalebas en de hals is bewerkstelligd. In dit hout zijn aan de onderzijde bladmotieven gesneden ter versiering. De rechte hals is aan de onder- en bovenzijde ingelegd met een ivoren randversiering. Er is geen schroevenkast; de vijf stemschroeven in de vorm van vierpuntige sterren steken in gaten aan de zijkanten en voorkant van de hals. De vijf snaren zijn aan de onderzijde van de klankkast bevestigd aan drie ivoren stempennen die in een houten verstevigingsplaatje zijn aangebracht. Via de brede houten kam in tafelvorm lopen de snaren over de hoge brug (waarschijnlijk geen ivoor)

door de snaargeleider (waarschijnlijk geen ivoor) naar de stemschroeven. Stemmen vindt plaats met de stemschroeven en met de ivoren ovalen kralen die over de snaren zijn geschoven en zich tussen de stempennen en de kam bevinden en rusten op het bovenblad. Deze werken als fijnstemmers. De stemming van de tambura wordt bepaald door de raga die wordt gespeeld, meestal 2 snaren in de boventonica, 1 in de ondertonica en 1 in de dominant of subdominant. Bij een vijfsnarige tambura kan een septime worden toegevoegd bijvoorbeeld g- b-c’-c’-c. Het instrument wordt verticaal bespeeld waarbij de speler zit en de tambura met de klankkast op de dij en met de hals tegen de schouder rust. Bespeling vindt plaats met de 1ste en 2de vinger en de muis van de hand. Er worden alleen losse snaren gespeeld. Herkomst India. Gekocht te Utrecht omstreeks 1990. Lengte 78 cm, breedte 28 cm, diepte 26 cm. Schenking M.E. Snijders 2007.

Page 65: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

65 26 februari 2014

PI’PA (1315; UM 0285-124949; HS 321.321/5) Tokkelinstrument met peervormige klankkast, die in een korte hals overgaat. De achterzijde is licht bollend. Achterkant en hals zijn uit één stuk teakhout gemaakt. Het bovenblad is van wu tong hout. Er is een achterwaarts gebogen schroevenkast op bevestigd met zijstandige stempennen (drie van de vier zijn aanwezig). Op de hals, die is belegd met been, bevinden zich vier grote driehoekige fretten. Op het bovenblad zijn elf kleinere, hoge bamboe fretten gelijmd. De sierlijk gesneden snaarhouder heeft een benen rand als kam. De gaatjes waardoor de vier zijden of nylon snaren (ontbreken) lopen hebben een benen randinleg. Onder de kam is een klein klankgat. Op de achterkant zit een gedrukt etiket met Chinese karakters. In de klankkast bevindt zich een spiraalvormige metalen snaar, die tijdens de bespeling meetrilt. De stemming is meestal: a’’-d’’’-e’’’-a’’’. Herkomst China. Lengte 90 cm, maximale breedte 25,5 cm. In 1964 gereviseerd door Otto Stam te Utrecht (2 fretten gemonteerd). Schenking Minnaert 1963.

MANDOLINE (371; UM 0285-125092; HS 321.321/6)

De romp bestaat uit elf spanen van afwisselend esdoorn- en palissanderhout. Het bovenblad is van naaldhout met een grofporige palissanderhouten slagplaat en heeft een knik achter de kam. Langs de rand is een palissander versteviging aangebracht en aan de onderzijde een esdoorn sluitband met een golvende rand waarin de spanen van de achterzijde uitmonden. Op de toets van ebbenhout of palissander bevinden zich achttien nieuwzilveren fretten. De hals en het schroevenblad zijn zwart gelakt esdoorn. Het schroevenmechaniek heeft zijstandige stemschroeven met wormwielmechaniek. De stemschroefknopjes en bovenkiel zijn van been, de kam is van ebben. Rondom het corpus en klankgat is inleg van esdoorn en ebben. Er zijn vier dubbele snaarkoren in vioolstemming, aan de onderzijde bevestigd aan vier nieuwzilveren zadelknopjes, gevat in een nieuwzilveren plaatje. Gekocht te Gent (België) in 1910. Lengte 61 cm, mensuur 34,5 cm, maximale breedte 19 cm, maximale

diepte 13,5 cm. Restauratie door Th. P. van Berkel te Amsterdam in 1996. Schenking Minnaert 1963.

Page 66: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

66 26 februari 2014

COBZA (379; UM 0285-125502; HS 321.321/6) De korthalsluit cobza is een Roemeens volks-instrument. De bolle luitachtige romp bestaat uit zeven brede spanen, afwisselend donker en blank gelakt ahornhout, bij de aanhechting met het voorblad afgezet met een strook beukenhout. Het voorblad is van ongelakt vurenhout, waarin vier groepen van vier klankspleten zijn gemaakt. Linksboven zit een drie-hoekig klankgat. In het midden van het bovenblad is een reep leer aangebracht ter bescherming van het hout bij de bespeling van de snaren met een ganzenveren plectrum. Tevens is aan de onderrand van het voorblad een reep leer aangebracht. Het voorblad heeft een randinleg. De hals en schroevenkast staan bijna haaks op elkaar, zoals bij een luit. De zijstandige stem-schroeven zijn van steen- of haagbeuk. De onderkant van de hals en de schroevenkast zijn van berken, de

toets van gekleurd esdoorn, het kieltje van zwartgekleurd hout, de snaarhouder/kam op het bovenblad van plataan (?). Het instrument heeft tien snaren van metaal of darm. De stemming varieert maar is meestal in kwarten en kwinten. Boekarest (Roemenië), fabrieksinstrument waarschijnlijk uit Regin, gekocht circa 1960. Lengte 66 cm, mensuur 47,5 cm, maximale breedte 26,5 cm, maximale diepte 19 cm. Schenking Minnaert 1963. SAZ (701; UM 0285-124035; HS 321.321/6)

Zuid-Slavisch tokkelinstrument. Dit instrument is een Albanese variant van een klein model saz (Qifteli?). Het is een eenvoudig gebouwd instrument. Het corpus en de hals zijn elk uit één stuk hout gemaakt. De klankkast loopt aan de achterzijde puntig toe en in een van de zijkanten is een klankgaatje aangebracht. Aan de bovenzijde van de hals (vanuit de speler bezien) is een groef gekerfd over de gehele lengte. Op het bovenblad, dat van hetzelfde hout lijkt te zijn gemaakt als de hals en de klankkast, zijn ingebrande versie-ringen aangebracht, hier en daar blauw gekleurd; er zijn vier kleine klankgaatjes. De kieren tussen bovenblad en klankkast zijn met was gevuld. De kleine kam is vastgezet met was aan de uiteinden. Om de driezijdige hals zijn vijftien fretten van ijzerdraad gebonden, waarvan de bovenste tweede fungeren als kielhout. De vier metalen snaren, gespannen op voor- en zijstandige stemschroeven, zijn als volgt gestemd: a'-c'- c''-c''. De tweede snaar wordt uitsluitend los gebruikt, de derde en de vierde steeds in unisino. Dit instrument wordt met een houten plectrum bespeeld. Het wordt veel gebruikt ter begeleiding van de Kolo

(reidans). Derventa (Bosnië). Lengte 78 cm, mensuur 51 cm, maximale breedte 13,3 cm, diepte 8 cm. Schenking Minnaert 1966.

Page 67: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

67 26 februari 2014

TAMBOURÁS (376; UM 0285-125390; HS 321.321/6) Langhalsluit uit Griekenland. De klankkast is hemisferisch (halve bol) met een vlak niet gelakt vurenhouten bovenblad. De rand van het bovenblad is afgewerkt met een donkerhouten smalle sluitband. Er is geen klankgat. De achterzijde van de klankkast is opgebouwd uit spanen van afwisselend licht en donker (esdoorn) gelakt hout, elk ongeveer 2 cm breed. Tussen de spanen is telkens een smalle inleg aangebracht van licht en donker hout. Onder aan de kast, waar de spanen tezamen komen, is een snarenhouder bevestigd van (fruitbomen)hout in de vorm van de onderste helft van een wapenschild. Een soortgelijk gevormd houten schild bevindt zich aan de boven-kant van de kast waar de spanen tezamen komen en de hals in de kast is gemonteerd. De lange, smalle, rechte hals van een onbekende houtsoort, is zwart gelakt. Er is geen stemschroevenkast. De acht stemschroeven zijn bevestigd in gaten aan het uiteinde van de hals, zoals bij een saz, en zijn van bruin gelakt (peren?)hout. Aan een zijde van de hals (vanuit de bespeler bezien de bovenzijde) is over het gehele speelbare deel van de hals een groef uitgesneden. De hals is voorzien van 57 fretten van nylondraad (5 windingen voor elke fret). Er zijn twee bruggen van been aan de bovenkant van de hals. Het instrument heeft vier paar metalen snaren (dubbelkorig) in kwarten of kwinten gestemd die met een plectrum worden bespeeld. De fretten zijn te verschui-ven en door de lange hals van de tambourás omvat het de gehele omvang van inter-vallen zoals vereist in Byzantijnse en Griekse volksmuziek. De tambourás in deze vorm is zeer moeilijk te bespelen en wordt in Griekenland niet meer bespeeld. De naam tambourás is ook als soortnaam in gebruik voor een veelheid aan snaarinstru-menten met een meestal peervormige klankkast, zoals de bouzoúki en de baghlamás. De tambourás werd, gelet op de vrij zachte klank, vooral gebruikt ter begeleiding van

zang en dans in kleine gezelschappen. Het instrument komt met drie snarenparen onder de naam tambur ook in Turkije voor. Griekenland. Lengte 133 cm, breedte 34 cm, mensuur 101 cm, diepte 17 cm. GUSLE (700; UM 0285-125095; HS 321.321/71)

De klankkast, de hals en de schroefhouder van dit strijkinstrument zijn uit één stuk (fruitbomen?)hout vervaardigd. De omtrek van de klankkast is amandelvormig, aan de achterzijde voorzien van vier klankgaten en aan de voorzijde bespannen met dierenvel, waarin twee maal vijf klankgaatjes zijn aangebracht. Het vel is vastgezet met houten pinnen die in de kast steken. Het gehele instrument is versierd met snijwerk van geometrische motieven. De schroefhouder loopt uit in een gesneden paardenkop. De enige paardenharen snaar wordt gespannen door een achterstandige schroef, die aan de voorzijde wordt omvat door een houten huls, in de vorm van een uil gesneden. Er is geen kielhout. De snaar is met een lusje direct aan de zadelknop bevestigd; deze heeft de vorm van een uilenkop. De snaar loopt over een hoge driehoekige kam en wordt gestemd naar de te begeleiden zangstem. Bij de bespeling houdt men het instrument in de schoot. Met wijsvinger, middelvinger of pink wordt de snaar opzij gedrukt en aldus verkort. Jajce (Bosnië). In 1966 door Minnaert voor het Instituut voor Muziekwetenschap gekocht. Afmetingen: lengte 77 cm, maximale breedte 21 cm, diepte 7 cm. Met strijkstok: lengte 47,8 cm. Strijkstok (700A): Afmeting: lengte 47,8 cm. Behorende bij de gusle (nr. 700). De stok heeft een concaaf gebogen vorm en is van hetzelfde hout vervaardigd als de gusle. Hij is versierd met snijwerk en aan de slof is een dierfiguur uitgesneden. De stok is bespannen met paardenhaar dat met een schroef aan de slof (in de vorm van een stemschroef) kan worden gespannen.

Page 68: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

68 26 februari 2014

GUSLE (704; UM 0285-124936; HS 321.321/71) De klankkast, de hals en de schroefhouder van dit strijkinstrument zijn uit één stuk (fruitbomen?)hout vervaardigd. De omtrek van de klankkast is amandelvormig aan de voorzijde bespannen met dierenvel, waarin twee maal vier klankgaatjes zijn aangebracht. Het vel is vastgezet met houten pinnen die in de kast steken. Het gehele instrument is versierd met snijwerk van geometrische motieven. De schroefhouder loopt uit in een grof gesneden paardenkop. De enige snaar (later aangebrachte zwarte nylon gitaarsnaar) wordt gespannen door een achterstandige stemschroef. Er is geen kielhout. De snaar is met een lusje direct aan de grof gesneden zadelknop bevestigd. De snaar loopt over een kam gemaakt van een stukje luciferhout. Het lijkt een toeristisch instrument te zijn dat als souvernir wordt verkocht. Bij de bespeling houdt men het instrument in de

schoot. Met wijsvinger, middelvinger of pink wordt de snaar opzij gedrukt en aldus verkort. Herkomst voormalig Joegoslavië, gekocht te Utrecht in 1975. Lengte 32 cm, maximale breedte 7,5 cm, diepte ca. 3 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992. GUSLE (705; UM 0285-125104; HS 321.321/71)

De klankkast, de hals en de schroefhouder van dit strijkinstrument zijn uit één stuk (fruitbomen?)hout vervaardigd. De omtrek van de klankkast is amandelvormig met aan de achterzijde een klankgaatje en aan de voorzijde bespannen met dierenvel, waarin twee maal vijf klankgaatjes zijn aangebracht. Het vel is vastgezet met houten pinnen die in de kast steken. Het gehele instrument is versierd met snijwerk van geometrische motieven. De schroefhouder loopt uit in een gesneden knop. De hier ontbrekende snaar wordt gespannen door een achterstandige stemschroef in de vorm van een ruit. Er is geen kielhout. De snaar wordt met een lusje direct aan de gesneden zadelknop bevestigd. Het lijkt een toeristisch instrument te zijn dat als souvernir wordt verkocht. Ter hoogte van de stemschroef is aan de rechterzijde van de hals een ingeslagen stempel leesbaar: HANDMADE IN YUGOSLAVIA. Bij de

bespeling houdt men het instrument in de schoot. Met wijsvinger, middelvinger of pink wordt de snaar opzij gedrukt en aldus verkort. Herkomst voormalig Joegoslavië, gekocht te Utrecht in 1990. Lengte 35,5 cm, maximale breedte 9 cm, diepte ca. 4 cm. Met strijkstok, lengte 25,5 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

Page 69: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

69 26 februari 2014

705 A Strijkstok Afmeting: lengte 25,5 cm. Behorende bij de gusle (nr. 705). De stok heeft een concaaf gebogen vorm en is van hetzelfde hout vervaardigd als de gusle. Hij is aan de slof versierd met eenvoudig snijwerk. Het haar en de spanschroef ontbreken.

GITAAR (341; UM 0285-125457; HS 321.322)

Het bovenblad is uit twee delen naaldhout (spruce), het achterblad en de zijkanten van (donker) palissander. Het achterblad heeft een lichthouten randinleg evenals de onderkant waar de beide zijkanten tezamen komen. Het bovenblad heeft een witte (kunststof) randinleg. Het klankgat heeft eveneens een witte (kunststof) randinleg met daaromheen aansluitend een dunne ebbenhouten inleg. Op ongeveer 2 cm afstand bevindt zich een volgende met ebbenhout ingelegde cirkel om het klankgat. De hals en de hiel van de gitaar zijn elk in de lengte opgebouwd uit drie delen hout waarvan de buitendelen van de hals van esdoorn zijn. Op de onderkant van de hiel is een plaatje palissander aangebracht. De kop van de schroevenkast is gefineerd met (vermoedelijk) notenhout. De op het voorblad bevestigde kamhouder is van palissander, de kam en de brug van witte kunststof. De toets is van palissander en heeft 19 hele fretten en 1 gedeeltelijke fret op de hoogste positie bij het klankgat. De stemmechanieken zijn die van een klassieke (Spaanse) gitaar. De besnaring is metaal omwonden voor de laagste drie snaren en nylon voor de hoogste drie snaren. De stemming is E A d g b e’. Binnenin, ter hoogte van het klankgat, bevindt zich een etiket met daarop vermeld: Atelier voor Artistieke Gitaarbouw; C. Schoemaker Laren N.H.; No.90; 1950. Laren NH (Nederland), 1950. Aangekocht bij Baron te Londen in 1972. Lengte 99 cm, mensuur 65 cm, bovenbreedte 29 cm, middenbreedte, 25,5 cm onderbreedte 37 cm, diepte 9,5-10 cm. Atelier voor Artistieke Gitaarbouw; C. Schoemaker Laren N.H.; No. 90; 1950.

Page 70: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

70 26 februari 2014

GITAAR (375; UM 0285-125456; HS 321.322) Dit instrument doet denken aan een Zuid-Slavische tamburica. Het is gemaakt van een Duitse gitaar waarop een nieuwe hals is gezet en waarvan het klankgat is verkleind. Het bovenste deel van het vurenhouten voorblad is gefineerd met notenhout. Het onderste deel van het voorblad heeft een brede randinleg, evenals het originele klankgat. Het achterblad is van esdoorn, dosse gezaagd, en is licht gewelfd. De zijkant is van esdoorn. De hals van esdoorn loopt uit in een saz-schroevenhouder, met vier voorstandige vioolstemschroeven van gebeitst perenhout met paarlemoer inleg. Er zijn zeventien messing fretten, waarvan er zich twee op het voorblad bevinden. Twee sets dubbelkorige snaren zijn aan de onderzijde van het instrument met twee metalen pinnetjes in de kast bevestigd. De zadelknop, gedeeltelijk afgebroken, is van beukenhout. Stemming: c – c – g – g. De originele kam is vervangen; de gesneden moustacheversieringen met bladmotief zijn nog aanwezig. De lak van de zijwanden en het achterblad is roodbruin. Herkomst Duitsland, gekocht te Wenen (Oostenrijk) in 1908. Lengte 102 cm, mensuur 76,5 cm, bovenbreedte 23 cm, middenbreedte 16 cm, onderbreedte 29,5 cm, diepte 8 cm. Schenking Minnaert 1963.

GITAAR (383; UM 0285-125400; HS 321.322)

Het voorblad is van fijngenerfd vurenhout en heeft een randinleg van ebbenhout en ivoor. Op het voorblad bevinden zich twee paarlemoeren knoppen, iets boven en aan weerszijden van de kam. De zijwanden en het achterblad zijn van zeer mooi esdoornhout. De zijwanden zijn aan de onderzijde schuin gesneden zodat het zwartgelakte onderblok in een langgerekte driehoekvorm zichbaar is. De knop aan de onderzijde ontbreekt. De ebbenhouten toets loopt door tot het klankgat en draagt zeventien metalen fretten. De hals is met ebbenhout gefineerd. Het aan weerszijden ebben gefineerde schroevenblad heeft zes achterstandige ebbenhouten stemschroeven met paarlemoeren inleg. Ook het kielhoutje is van paarlemoer. Het schroevenblad is van beukenhout. De snaren zijn aan de onderzijde bevestigd op de ebbenhouten kam met ebbenhouten knopjes die paarlemoeren inleg hebben. Op de kam is een metalen richel geplaatst. De lak is goudbruin. Binnenin bevindt zich een brandmerk op de bodem: Blaise Le Leune. Dit is Julius Blaise, werkzaam te Genève van 1855-1882. Genève (Zwitserland), tweede helft 19e eeuw. Dit exemplaar was aan het einde van de vorige eeuw eigendom van de Gentse hoogleraar Junius Massau. Na zijn dood werd het door diens weduwe in 1910 aan Minnaert geschonken voor zijn verzameling. Lengte 94 cm, mensuur 65 cm, bovenbreedte 22,8 cm, middenbreedte 16,7 cm, onderbreedte 29,5 cm, diepte 8,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 71: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

71 26 februari 2014

GITAAR (384; UM 0285-125395; HS 321.322) Het voorblad van dit instrument is van vurenhout, de zijwanden en het achterblad zijn van gevlamd ahornhout. Het voor- en het achterblad hebben een ebbenhouten randinleg waarbij de inleg van het voorblad daarnaast een fijne tweekleurige randinleg heeft die ook het einde van de toets afbiest. Eenzelfde inleg bevindt zich rond het klankgat. Het achterblad heeft daarnaast nog een ebbenhouten inleg in het midden over de gehele lengte van het blad. De zijwanden zijn aan de onderzijde schuin gesneden en een zwarte inleg in langgerekte driehoekvorm is zichtbaar. Hierin bevindt zich een ivoren knop evenals op het achterblad ter hoogte van het halsblok, welke knoppen dienen ter bevestiging van een draagband. De beukenhouten hals is zwartgelakt; het beukenhouten schroevenblad is gefineerd met ebbenhout. Op de ebbenhouten toets, die breed uitlopend bijna tot aan het klankgat doorloopt, bevinden zich zestien benen fretten. Het schroevenblad heeft zes achterstandige niet originele stemschroeven. De snaren zijn aan de onderzijde van de niet originele kam van ahorn bevestigd met ebbenhouten knopjes die ivoren inleg hebben. De lak van het instrument is goudbruin. Boven het klankgat bevindt zich een brandmerk: Marcard a Paris (?). De gitaar is in 1967 gerestaureerd door Karl Willmes te Dortmund (nieuwe kam, stemschroeven, fretten). Parijs (Frankrijk), begin 19e eeuw. Lengte 91 cm, mensuur 64 cm, bovenbreedte 20,4 cm, middenbreedte 17,3 cm, onderbreedte 26 cm, diepte 8 cm. Schenking Minnaert 1963.

GITAAR (385; UM 0285-125451; HS 321.322)

Gitaar met voorblad van vurenhout en zijwanden en achterblad van esdoornhout. Het voorblad is op meerdere plaatsen gescheurd en het achterblad is op meerdere plaatsen losgelaten van de zijwanden. De toets, de hals en het schroevenblad, waarin zes achterstandige stemschroeven, zijn van zwart geverfd esdoornhout. Drie van de stemschroeven lijken origineel en zijn van ebbenhout met paarlemoeren inleg. De drie andere zijn later aangebrachte vioolschroeven. Op het bovenblad is er langs de rand en rond het klankgat inlegwerk. De toets behoort achttien metalen fretten te hebben. Er ontbreken er thans acht. De zes snaren worden in acher de kam in de snaarhouder bevestigd met ebbenhouten pinnetjes met paarlemoeren inleg. De kam zelf ontbreekt. Aan weerszijden van de snaarhouder is een rudimentaire moustache-versiering aangebracht. Aan de onderkant is een (beschadigde) knop voor de bevestiging van een draagband. De kleur van de dunne laklaag is donkerbruin. Het instrument is in slechte staat. Herkomst onbekend, vermoedelijk 19e eeuw. Lengte 89 cm, mensuur 60 cm, bovenbreedte 21 cm, middenbreedte 16,2 cm, onderbreedte 29,5 cm, diepte 8 cm. Schenking Minnaert 1963. Foedraal: UM 0285-125452.

Page 72: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

72 26 februari 2014

BANJO (299; UM 0285-125506; HS 321.322) Banjo met palissanderhouten frame waarover een membraan is gespannen door middel van een messing ring met 20 spanschroeven. Dit frame rust op een sterk uitgestulpte messing ring voorzien van openingen in de vorm van een gestileerd bladmotief en die als resonantiekast dient. De goudkleurige achterzijde is voorzien van een fijn netwerk van golvende cirkels. In de binnenzijde van de kast onder het klankvel is een steunbalk. De kam staat met drie voeten los op het vel en is van esdoornhout met een bovenrand van ebben. De toets is van zwartgekleurd haagbeukenhout waarin verschillende figuren zijn ingelegd met paarlemoer. Op de toets bevinden zich negentien metalen fretten. Na de vijfde fret van bovenaf gezien, verbreedt de toets zich ten behoeve van de duimsnaar. In de sierlijk gevormde stemkop zijn vier achterstandige stemschroeven gemonteerd. De stemschroef voor de vijfde snaar (duimsnaar) bevindt zich in de hals. De metalen stemschroeven hebben ivoren knoppen. Ook het

kielhoutje is van ivoor. De notenhouten (?) hals is bruin gelakt en is voorzien van randinleg en zeventien paarlemoeren stippen. Hals en schroefhouder vormen een geheel. De vijf snaren zijn aan de onderzijde samengebracht in een messing staartstuk dat voorzien is van een beschermdeksel. De stemming is: g’ – c – g – b – d’ of g’- d – g – b – d’. Herkomst onbekend. Aangekocht te Utrecht 1983. Lengte 88,5 cm, lengte toets 44,9 cm, mensuur duimsnaar 48 cm, mensuur overige snaren 64,4 cm, diameter bovenzijde 28,3 cm, diepte 10 cm, diameter onderzijde 34,6 cm. BANJO (373; UM 0285-124589; HS 321.322)

De klankkast is een metalen frame waarover met een hoepel een trommelvel is gespannen door middel van achttien schroeven. Dit frame wordt omgeven door een gefineerde houten resonantiekast, die aan de achterzijde uitbundig is bewerkt. De kam is van esdoorn, de kiel van been. De hals en stemkop zijn waarschijnlijk van een tropisch hardhout. De toets is van ebbenhout en is ingelegd met paarlemoer. Op de toets bevinden zich 22 metalen fretten. Er zijn zes stemschroeven van been met wormwielmechaniek, terwijl dit instrument maar vijf snaren heeft; deze zijn gestemd: g’ – c (of d) – g – b – d’. De g’- snaar is de duimsnaar en verdwijnt bij de vijfde fret in de toets. Aan de achterzijde van de schroevenkast bevindt zich een plaatje met de inscriptie: Trade Mark Dulcet. Daarboven en -onder een triangel met stok waarin staat: B.S.Herkomst onbekend, gekocht in 1910. Lengte 89 cm, mensuur duimsnaar 48,5 cm, mensuur overige snaren 64,5 cm, breedte 27 cm, diepte 5,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 73: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

73 26 februari 2014

DEUTSCHE FLACHMANDOLINE (703; UM 0285-124779; HS 321.322) Dit is een Beiers tokkelinstrument, dat door de ovale vorm van het bovenblad aan de mandoline herinnert. Het corpus is schotelvormig en uit één stuk (peren?)hout gesneden. Op het vurenhouten bovenblad bevindt zich een brede randinleg en een ingelegd houten slagplaatje met zesentwintig klankgaatjes. Rondom het slagplaatjes zijn nog drie klankgaatjes aangebracht. Op het bovenblad rust een houten kam. De hals is aangezet en de schroevenkast is eveneens aangezet. De toets heeft negentien metalen fretten en vijf ingelegde paarlemoeren stippen. De schroevenkast lijkt op die van de gitaar, maar de zes zijstandige stemschroeven hebben geen wormwielmechaniek. De snaren zijn aan de onderkant aan schroefjes bevestigd. De zes metalen snaren – de hoogste twee dubbelkorig en de laagste twee enkelkorig - zijn gestemd in de vioolstemming. Beieren (Duitsland), eerste helft van de twintigste eeuw. Lengte 57 cm, mensuur 34,3 cm, maximale breedte 16,3 cm, diepte 3,3 cm. Schenking Karl Willmes 1966.

TIMPLE (GUITARRILLO) (1310; UM 0285-1244941; HS 321.322)

Discantgitaar waarvan het achterblad is gewelfd zoals bij de chitarra battente. Het bovenblad is van gelakt vurenhout met randinleg. Het ronde klankgat heeft een inlegrand. Op het bovenblad is de snaarhouder bevestigd met daarin een benen kam. De snaarhouder is ingelegd met benen versiering. Het achterblad bestaat uit twee delen notenhout verbonden door een drielagige strip hout in de lengterichting. De zijkanten zijn eveneens van notenhout met eenzelfde strip ter verbinding van de beide delen. Op de toets bevinden zich acht messing fretten waarvan er drie niet de volledige breedte van de toets overspannen. Het schroevenblad is opgelegd met een plaatje notenhout dat is ingelegd met een strook met blokjesmotief en bevat vijf achterstandige stemschroeven. De vijf nylon snaren zijn als volgt gestemd: a’- d’’ – g’- c’’ – e’’. Binnenin het instrument is een gedrukt etiket: JOSE RODRIGUEZ GONZALEZ / "CACHAZO" / GRAN TARAJAL. Gran Tarajal (Canarische Eilanden, Spanje). Gekocht op het eiland Fuerteventura (Canarische eilanden) in 1957. Lengte 54 cm, mensuur

34 cm, bovenbreedte 10,7 cm, middenbreedte 9,8 cm, onderbreedte 15 cm, diepte 7 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 74: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

74 26 februari 2014

HASAPI (1140; UM 0285-127214; HS 321.322) Bootvormige korthalsluit van de Toba-Bataks uit Noord-Sumatra. Het instrument is gemaakt van een onbekende houtsoort (mogelijk palmhout) Het is uit één stuk donker gebeitst hout gebouwd waarbij de klankkast overgaat in de hals. De klankkast is aan de zijkanten en de bovenkant uitbundig versierd met snijwerk van plantmotieven. De achterzijde van de klankkast is vlak en daarin bevindt zich een langwerpig gat van 7,5 cm lengte. De klankkast loopt aan de onderzijde uit in een naar voren stekende met snijwerk versierde knop die doet denken aan de boeg van een schip waarin een maskerachtige kop is gesneden met grote ogen en een opengesperde mond met tanden. Op

de schroevenkast waarin twee stemsleutels zijstandig teken, bevindt zich een gesneden zittend mensfiguur met de knieën opgetrokken. Het instrument heeft twee metalen snaren die via een afgerond blokje dat als kam dient, door het bovenblad steken en in de kast met elkaar zijn verbonden. De snaren lopen langs de niet gefrette hals naar de schroevenkast. De twee stemschroeven zijn grof geneden. De hasapi wordt bij bespeling voor de buik gehouden waarbij het gat aan de achterzijde wordt gebruikt om een “wah” effect te creëren door dit afwisselend af te sluiten en te openen door middel van enige rotatie van het instrument over de buik. Het instrument maakt deel uit van het ensemble uning-uningan.Indonesië. In 1983 verkregen. Lengte 54,7 cm, breedte 8 cm, diepte 6,3 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992. HASAPI (1327; UM 0285-124144; HS 321.322)

Bootvormige korthalsluit van de Toba-Bataks uit Noord-Sumatra. Het instrument is gemaakt van een onbekende houtsoort (mogelijk palmhout) Het is uit één stuk donker gelakt hout gebouwd waarbij de klankkast overgaat in de hals. Het vlakke bovenblad is van een andere houtsoort en is licht gelakt. De achterzijde van de klankkast is vlak en daarin bevindt zich een gat van 10 cm lengte in de vorm van een uitgerekte druppel. De klankkast loopt aan de onderzijde uit in een naar voren stekende ruitvormige knop. Het instrument is eenvoudig gebouwd en niet uitbundig versierd. Aan de achterzijde van de schroevenkast is een uitstekende versiering in de vorm van een lelie. De schroevenkast zelf verbeeldt een gebogen mensfiguur, aan de zijkanten zijn schoenen uitgesneden, aan de bovenkant een eenvoudig naar beneden kijkend hoofd en armen die een blokvormig object vasthouden. Aan de achterzijde is een inkeping gemaakt waarmee benen worden gesuggereerd. Het

instrument heeft twee metalen snaren die aan de ene kant in een eenvoudige kam op het bovenblad zijn bevestigd en langs de niet gefrette hals, via een metalen bruggetje in de schroevenkast uitkomen. De twee stemschroeven zijn eenvoudig en een ervan lijkt niet origineel. De hasapi wordt bij bespeling voor de buik gehouden waarbij het gat aan de achterzijde wordt gebruikt om een “wah” effect te creëren door dit afwisselend af te sluiten en te openen door middel van enige rotatie van het instrument over de buik. Het instrument maakt deel uit van het ensemble uning-uningan. Indonesië. In 1992 gekocht te Medan, Sumatra. Lengte 72,5 cm, breedte 9,5 cm, diepte 7,5 cm. Schenking M.E. Snijders 2007.

Page 75: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

75 26 februari 2014

YUEH QIN (MAANGITAAR) (1316; UM 0285-124149; HS 321.322) Het instrument heeft een platte, ronde klankkast in de vorm van een volle maan (yueh = maan, qin = snaarinstrument) en een korte hals. Het voor- en achterblad zijn van Wu tonghout, de zijkant en de hals zijn van palissanderhout. Op het bovenblad is een snaarhouder bevestigd. Er zijn tien houten fretten, waarvan er zich acht op het bovenblad bevinden. De schroevenkast is opengewerkt, loopt uit in een soort krul en heeft vier forse zijstandige stempennen. De vier darmsnaren (origineel zijde) zijn paarsgewijs gestemd in een kwint. Op het bovenblad bevindt zich een gedrukt etiket met Chinese karakters. Het is een instrument van de Han Chinezen en wordt met de nagels of met een plectrum bespeeld. Herkomst China. In 1947 geruild met Otto Stam te Utrecht. Lengte 58 cm, diameter klankkast 34,5 cm, diepte 3,7cm. Schenking Minnaert 1963.

SAN XIAN (1317; UM 0285-124560; HS 321.322)

Langhalsluit van de Han Chinezen. De klankkast van dit tokkelinstrument is een ovaal, houten raam, aan weerszijden bespannen met pythonvel. De vellen zijn vastgezet met nagels en koperdraad. De lange hardhouten hals zonder fretten is aan de bovenzijde plat en eindigt in een opengewerkte schroevenkast met drie zijstandige stempennen en een achterwaartse krul. Aan de achterzijde van de schroevenkast en aan de onderkant van de klankkast bevinden zich metalen ringen waaraan een draagband kan worden bevestigd. Aan de ring onder aan de klankkast is een fijne metalen snarenhouder voor drie zijden of nylon snaren bevestigd. De snaren zijn gestemd in een kwart en een kwint en ook wel in een kwint en een kwart. Het wordt bespeeld met de nagels of met een plectrum. Snaren en kam ontbreken. Gelet op de grootte van het instrument gaat het waarschijnlijk om een da san xian. Het wordt gebruikt bij zangbegeleiding en in ensembles.Herkomst China. In 1938 door M. Hille Ris Lambers aan de collectie Minnaert geschonken. Lengte 109 cm, diameter klankkast 16,5 cm, diepte 7 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 76: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

76 26 februari 2014

LANGHALSLUIT (1324; UM 0285-125455; HS 321.322) De klankkast bestaat uit een rond metalen frame, aan weerszijden bespannen met vellen die beide worden vastgehouden door een koperen band, die versierd is met gaatjes en ingeslagen sterren. De houten hals is met een ijzeren pin met schroefdraad op het corpus bevestigd. De opgelegde ebbenhouten toets heeft 24 metalen fretten (2 octaven) waarvan er 10 ontbreken en loopt door tot over een deel van de klankkast. De toets is golvend tussen de fretten en heeft (metalen?) inlegwerk, evenals de “krul”. Het inlegwerk doet denken aan karakters maar ook aan blad- en diermotieven. In de krul zijn zes zijstandige stemschroeven, waarvan er een ontbreekt. Van de bovenkant van de krul naar de hals loopt een pilaartje dat met koperbeleg is versierd. De snaren worden aan de onderzijde met houten pinnetjes (waarvan er twee ontbreken) aan de koperen band bevestigd. De zes snaren ontbreken evenals de brug en de kam. Het instrument doet enigszins denken aan de Chinese ruan. Ook is er enige gelijkenis met Vietnamese langhalsluiten. Wellicht is dit een instrument dat gebruikt wordt in de nieuwe traditionele Vietnamese muziek (cai bien) waarbij traditionele instrumenten zijn gemodificeerd. De golvende toets (zoals de Vietnamese gitaar) en de ronde vorm van de klankkast maken een Vietnamese afkomst niet onwaarschijnlijk. Herkomst onbekend, vermoedelijk Verre Oosten. Totale lengte: 108 cm, diameter corpus 50,6 cm, dikte corpus 7,6 cm.

AARTSCISTER (296; UM 0285-125459; HS 321.322/5)

Het vlakke bovenblad is van naaldhout, met langs de randen en rond het klankgat inlegwerk van ivoor, ebbenhout en esdoorn. In het klankgat bevindt zich een perkamenten rozet. De zijwanden, het achterblad en de hals zijn van esdoornhout. Het grotendeels vlakke achterblad loopt aan de bovenzijde iets toe. De randen en het midden (in de lengte) van het achterblad zijn ingelegd met donkergelakt esdoorn. De toets is van ebbenhout en heeft zeventien metalen fretten. Het instrument heeft twee schroevenkasten die in elkaars verlengde liggen en in elkaar overlopen. De schroevenkasten hebben zijstandige stemschroeven. Eén schroevenkast dient voor de elf melodiesnaren – vier dubbelkorige en drie enkele - , de andere, die zich daarboven bevindt, heeft vijf stemschroeven voor de bourdonsnaren – dit zijn vrij hangende snaren. Stemming melodiesnaren: e e – a a – d’ d’ – g’ g’ – b’ – b’ – e’’. Stemming bourdonsnaren: A, B, cis, d, dis. De snaren lopen over de kam heen en zijn aan de onderzijde bevestigd aan zestien ivoren knopjes. De kam van perenhout en de stemschroeven van buxus zijn nieuw. De lak is oranjebruin. Het kielhoutje is van been. Aan de onderzijde en bovenzijde van de klankkast twee ivoren knoppen om een draagband aan te bevestigen. Binnenin bevindt zich een gedrukt etiket: Renault & Chatelain, Rue de Braque, Au │ Coin de la rue Ste. Avoye a Paris, 17. Op het boven- en achterblad is een brandmerk zichtbaar: SB Renault │ A Paris. Parijs, Renault & Chatelain, eind 18e eeuw. In 1967 voor f. 1600,- gekocht van J.H.W. Koevoets te Vught. Kort na W.O. II door Koevoets gekocht van een Haagse antiquair die het uit Duits bezit verwierf. Lengte 110 cm, mensuur 50 cm, mensuur voor de bourdonsnaren 82-83,1 cm, maximale breedte 32,5 cm, diepte 12,5 cm.

Page 77: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

77 26 februari 2014

HARPGITAAR (KONTRAGITARRE, SCHRAMMELGITARRE) (395; UM 0285-125691; HS 321.322/5) Gitaar met voorblad van donker gelakt vurenhout. De zijwanden en het achterblad zijn waarschijnlijk van notenhout, gefineerd met palisander. Aan de onderzijde waar de zijwanden bij elkaar komen is een inlegstrip met daarin een ebben knop. De beide halzen zijn waarschijnlijk van donker gelakt beukenhout. De inlegranden van het voor- en achterblad zijn van ivoor of van kunststof. De zes snaren in gitaarstemming lopen over de ebbenhouten toets met vierentwintig metalen fretten. De onderste deel van de toets loopt om het klankgat heen zodat de fretten bij de hoogste posties korter zijn. Het klankgat heeft randinleg van ivoor of kunststof. Daarnaast is er een hals zonder toets en fretten met een apart stemschroevenblad voor de negen bourdonsnaren. Deze hebben de stemming G, - Es (chromatisch). Het schroevenblad van deze hals heeft de vorm van een krul en profil en is belegd met een metalen (aluminium?), met bloem en bladmotieven versierde, afdekplaat waarmee de stemmechanieken zijn weggewerkt. De stemknoppen zijn van ivoor. De andere hals heeft een conventionele gitaarvorm (met wormwielen en ivoren knoppen). Op de bovenkant van de hals en op de toets zijn elk twee paarlemoeren stippen ingelegd. De brede kam is op het voorblad bevestigd en heeft een metalen richel waarover de snaren lopen. De snaren worden met pennen vastgezet. Ter versteviging van het instrument loopt er door het corpus een metalen stang, die met een sleuteltje kan worden aangedraaid. Binnenin bevindt zich een gedrukt etiket: IGNAZ ROIDER / Firma: Xaver Thumhart / Musik – Instrumenten – Fabrikant / München, Windenmacherstr. 4 / Gegründet 1809. Deze bouwer is vooral als citerbouwer bekend. Dit type gitaar werd vooral gebruikt in de traditionele Weense volkmuziek uit de 19de eeuw, de zogenaamde Schrammelmusik. München (Duitsland). In 1926 gebouwd in opdracht van J.H.W. Koevoets te Vught. Aangekocht van de heer

Koevoets in 1969 voor f. 350,-. Het instrument is in 1997 gerestaureerd. Lengte 115 cm, lengte romp 47,5 cm, mensuur 62,6 cm, mensuur bourdonsnaren 69,5-93,5 cm, bovenbreedte 33,3 cm, middenbreedte 26,5 cm, onderbreedte 42 cm, diepte 8 cm. UKELELE (1329; UM 0285-124937; HS 321.322/5) Hawaiaanse kleine gitaarachtige (ukelele betekent springende vlo), modern fabrieksinstrument. De klankkast is van bruin gespoten triplex met een rond klankgat met opgeschilderde randversiering. De hals is van esdoornhout en loopt uit in een schroevenplaat met vier metalen zijstandige stemschroeven met wormwielmechaniek. Op de vermoedelijk palissander toets zijn zestien fretten aangebracht en zijn drie witte kunststof stippen ingelegd. De snaarhouder is eveneens van palissander. Het bruggetje en de kam zijn van wit kunststof. De vier nylon snaren zijn gestemd a’-d’-fis’-b’. De ukelele stamt af van de machête da braca uit Madeira. Door het klankgat is een etiket zichtbaar waarop in een kader is vermeld: Gomez Mod. UK10.Herkomst onbekend. Afmetingen: lengte 53,5 cm, maximale breedte 17 cm, diepte klankkast 6 cm, mensuur 34,5 cm. Schenking P. Huys Janssen 2008.

Page 78: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

78 26 februari 2014

SAPE (KASAPI) (1312; UM 0285-126676; HS 321.322/5) Tokkelinstrument, in bootvorm gesneden uit één stuk hout, uitgehold en met een open achterzijde en een korte hals. De drie fretten zijn gevormd door uithollingen in de hals die uitloopt in een gesneden dierenkop (draak?). In het bovenblad is een reliëf gesneden, vermoedelijk stelt het het hoofd van een inlandse godheid voor. Het is een niet beschilderd exemplaar. De voorstelling dient te worden aanschouwd met het instrument in liggende toestand met de hals wijzend naar rechts. In het bovenblad zit een klein klankgat. Twee snaren van pitriet (nieuw, doch één ontbreekt) worden gespannen door zijstandige, hardhouten schroeven in de vorm van gehurkte menselijke figuren. Een wigvormig stukje hout dient als kam (nieuw), daarachter verdwijnen de snaren in het bovenblad. Het instrument wordt gebruikt door het Dayak-volk op Kalimantan in het Sawarak gebied. Het wordt bij bespeling vastgehouden zoals een gitaar. In 1964 gereviseerd door Otto Stam te Utrecht (nieuwe snaren en nieuwe kam). Borneo/Kalimantan (Indonesië). Lengte 106 cm, lengte klankkast 62 cm, breedte 28 cm, diepte 10 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21

MANDOLINE (377; UM 0285-124940; HS 321.322/6) Eenvoudige mandoline met vlak achterblad van triplex. De krans is gemaakt van een stuk esdoornhout. Het vlakke bovenblad is van naaldhout met een ovaal klankgat. Om het klankgat is een zwarte wolk geschilderd met daarin een bloemmotief in wit en rood die de indruk van een slagplaat wekt. Het (op meerdere plaatsen gescheurde) bovenblad heeft een randinleg waarvan een deel ontbreekt. Op de zwartgeschilderde toets bevinden zich achttien fretten (waaronder een fret bij de brug) en drie ingelegde parelmoeren stippen. De toets loopt tot aan het klankgat en deels in een golfvorm daaroverheen. De hals en het schroevenblad zijn van blank gelakt esdoorn. In de hiel van de hals bestaat uit twee delen en hier is een reparatie met een schroef zichtbaar. Het schroevenmechaniek is zoals dat van een klassieke gitaar met achterstandige stemschroeven met wormwielmechaniek in groepen van vier aan weerszijden bevestigd. De stemschroefknopjes en bovenkiel zijn van kunststof, de kam is zwartgelakt. Er zijn vier dubbele snaarkoren in vioolstemming aan de onderzijde bevestigd aan een wolkvormige metalen snarenhouder die in het onderblok is gespijkerd. Herkomst onbekend. Lengte 63 cm, mensuur 33,7 cm, maximale breedte 22,5 cm, maximale diepte 5,8 cm. Schenking P. Huys Janssen 2008.

Page 79: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

79 26 februari 2014

BANDURRIA (388; UM 0285-124070; HS 321.322/6) Spaanse korthalsluit. Het voor- en achterblad zijn peervormig. Het voorblad is van grof generfd vurenhout en heeft inlegwerk rond het klankgat. Op de geel geverfde hals van vurenhout zijn ingetekende bloemmotieven te zien. Op de toets bevinden zich twaalf messing fretten. Het schroevenblad, dat een opleg van een andere houtsoort (noten?) heeft, heeft drie rijen van elk vier achterstandige stemschroeven; hieraan zijn de zes dubbele snaarkoren bevestigd. Aan de andere zijde zijn de snaren bevestigd aan de kam die op het bovenblad is aangebracht zoals bij een gitaar. Het instrument is in 1965 gerepareerd door Otto Stam te Utrecht. De bandurria is in kwarten gestemd en wordt met een plectrum bespeeld. Herkomst: vermoedelijk Spanje, eind 19e eeuw. Lengte 56,6 cm, mensuur 27,8 cm, maximale breedte 26 cm, diepte 8,3 cm. Schenking Minnaert 1963.

VIOOL (306; UM 0285-124938; HS 321.322/71)

Het bovenblad is van vurenhout, het achterblad, de zijwanden en de hals zijn van ahornhout. De stemschroeven, zadelknop, toets en staartstuk zijn van ebbenhout. De kam is van esdoorn. Het kielhoutje tussen het staartstuk en de zadelknop is van ebbenhout. De zadelknop heeft een paarlemoeren ingelegde stip. Het boven- en achterblad hebben randinleg. De lak van het instrument is bruin, behalve bij de hals (blank). Binnenin een gedrukt etiket: Kon. Ned. Fabriek van muziekinstrumenten / M.J.H. Kessels, Tilburg / 4213 (in handschrift)/ Copie: Joseph Guarnerius Fecit Anno 1904 (in handschrift). Tilburg (Nederland), M.J.H. Kessels, 1904. Lengte 59,8 cm, mensuur 32,7 cm, bovenbreedte 16,7 cm, middenbreedte 11 cm, onderbreedte 21 cm, f-gaten 7,6 cm, diepte 3,8 cm.

Page 80: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

80 26 februari 2014

VIOOL (309; UM 0285-124934; HS 321.322/71) Het voorblad is van vurenhout en heeft een hoge welving. De zijwanden, het achterblad en de hals zijn van bijzonder mooi ahornhout. De toets, de stemknoppen en de zadelknop zijn van ebbenhout. Boven- en achterblad hebben randinleg. Het staartstuk is versierd met snijwerk in de vorm van een bloem. De krul is diep ingesneden. De f-gaten hebben grote kepen. De kam is van Otto Stam. De lak is bruin. Bovenaan op het achterblad staat een inscriptie: Stainer. Herkomst onbekend. Lengte 59,2 cm, mensuur 32,4 cm, bovenbreedte 16,5 cm, middenbreedte 10,5 cm, onderbreedte 20,2 cm, f-gaten 7,4 cm, diepte 3,9 cm. Schenking dhr. Kraal 1974.

(HALVE) VIOOL (356; UM 0285-124939; HS 321.322/71)

Het is een klein model, een zogenaamde halve viool. Het betreft een zogenaamd fabrieksinstrument. Het voorblad is van vurenhout, de zijwanden en het achterblad zijn van ahornhout. De bladen hebben een fijne randinleg. De lak is geelbruin. De toets van ahornhout is belegd met fineer van ebbenhout. Er zijn ebbenhouten stemschroeven, waarvan er één niet origineel is. De kam en het staartstuk zijn van ahorn en de zadelknop is zwartgeverfd. Bovenaan op het achterblad is een brandstempel zichtbaar: Amati. Herkomst onbekend. Lengte 52 cm, mensuur 28 cm, bovenbreedte 14,5 cm, middenbreedte 10,2 cm, onderbreedte 17,8 cm, f-gaten 6 cm, diepte 3,2 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 81: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

81 26 februari 2014

VIOOL (357; UM 0285-124935; HS 321.322/71) Het instrument is een kopie van een Stainer-viool, een zogenaamd fabrieksinstrument. Het voorblad is van breed generfd vurenhout, de zijwanden en het achterblad uit één stuk zijn van ahornhout. De randen zijn afgezet met inlegwerk van licht en donker gekleurd ahornhout in koordmotief. De schroevenkast met stemschroeven van zwart gekleurd ahorn eindigt in een grof gesneden leeuwenkopje. Ook de zadelknop is van zwart gekleurd ahorn. Het staartstuk en de toets zijn van ebbenhout. Binnenin bevindt zich een gedrukt etiket: Jacobus Steiner in Absam / Prope Oenipontum 1683. Daarnaast, door de restaurateur Karl Willmes geschreven: Copie. Van hem is ook een geschreven etiket onder het eerste geplakt: Rep. Karl Willmes / Dortmund 1966. Toets en kam reeds vervangen door Otto Stam te Utrecht in 1964.Herkomst onbekend, vermoedelijk circa 1900. Lengte 59 cm, mensuur 32,5 cm, bovenbreedte 16,5 cm, middenbreedte 10,3 cm, onderbreedte 20,5 cm, f-gaten 7 cm, diepte 3,5 cm. Schenking Minnaert 1963. Foedraal UM 0285-125398.

VIOOL (358; UM 0285-124943; HS 321.322/71)

Deze eenvoudig gemaakte viool heeft een voorblad van vurenhout. De zijwanden en het achterblad zijn van ahornhout. De lak is lichtbruin. Er is randinleg op voor- en bovenblad. De toets, het staartstuk, de stemschroeven en de zadelknop zijn van ebbenhout, de kam is van esdoornhout. Binnenin en op het achterblad bovenaan is een brandmerk: Hopf. Vermoedelijk is dit Charles Auguste Hopf (1832-1918), die in Klingenthal en Brunndoebra in Saksen werkzaam was voor grossiers. Binnenin is eveneens een etiket aanwezig van de restaurateur: Karl Willmes. Rep. / Dortmund, Steubenstrasse 5 / 1965. Herkomst vermoedelijk Saksen (Duitsland), tweede helft 19e eeuw. Lengte 58 cm, mens 32 cm, bovenbreedte 15,5 cm, middenbreedte 10,5 cm, onderbreedte 19,5 cm, f-gaten 7,5 cm, diepte 3,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 82: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

82 26 februari 2014

VIOOL (359; UM 0285-124068; HS 321.322/71) Het is een Italiaans model (waarschijnlijk een Boheems product). Het voorblad is van vurenhout, de zijwanden en het mooi gevlamde achterblad zijn van ahornhout. De lak was oorspronkelijk roodbruin. Het voorblad is opnieuw gelakt. De zadelknop, de stemschroeven en het kielhoutje zijn ebbenhout. Het staartstuk is van zwartgekleurd esdoorn, de kam van esdoorn en de toets is waarschijnlijk van riopalissander. Binnenin is een gedrukt etiket: Karl Willmes / Künstler. Reparaturen / alter Streichinstrumente / Dortmund, Steubenstrasse 5 / Rep. 1965. In 1964 is het instrument gereviseerd door Otto Stam te Utrecht. In 1978 heeft een reparatie plaatsgevonden door Josef Vedral te Den Haag die er een nieuw kam op heeft gezet en tevens de herkomst heeft bepaald. Herkomst vermoedelijk Schönbach (Tsjechië, destijds Duitsland), circa 1900. Lengte 58 cm, mensuur 32,5 cm, bovenbreedte 16,7 cm, middenbreedte 10,4 cm, onderbreedte 21 cm, f-gaten 7,5 cm, diepte 3,2 cm. Schenking Minnaert 1963.

VIOOL (390; UM 0285-125397; HS 321.322/71)

Het voorblad is van vurenhout, de zijwanden en het achterblad zijn van esdoornhout, evenals de hals, die niet origineel is, en de schroevenkast. De toets is van ebbenhout. Het instrument lijkt opnieuw gelakt. Op het voor- en achterblad bevindt zich randinleg. Binnenin bevindt zich een gedrukt etiket: Josephus Matth. Alba- / nus filius me fecit, Bulsani / In Tyroli anno 17. Daaronder een etiket van de restaurateur: Karl Willmes / Dortmund 1964. Ondanks het etiket van de zoon, wijst het model van deze viool op de vader, Matthias Albanus (1621-1712), onder meer vanwege de sterk gewelfde bladen en de smalle taille. Bolzano (Italië), vermoedelijk tweede helft 17e eeuw. Aangekocht voor f. 2000,- van Karl Willmes te Dortmund in 1965. Lengte 60 cm, mensuur 32,8 cm, bovenbreedte 16 cm, middenbreedte 10,2 cm, onder-breedte 20 cm, f-gaten 6,7 cm, diepte 3 cm.

Page 83: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

83 26 februari 2014

VIOOL (392; UM 0285-124945; HS 321.322/71) Het voorblad is van vurenhout met randinleg. Het achterblad uit één stuk en de zijwanden zijn van ahornhout. De hals is nieuw en eveneens van ahornhout. De schroevenkast is opnieuw gepend. De toets is van ebbenhout. Het instrument heeft een lichtbruine lak. De kam is afkomstig van W. Bouman te Den Haag. Binnenin bevindt zich een waarschijnlijk origineel geschreven etiket: Kaspar Hornsteiner Geigen / Macher in Seefeld in Tijroll. Deze bouwer bouwde in de stijl van Mittenwald.Seefeld (Oostenrijk), omstreeks 1860. Lengte 60,5 cm, bovenbreedte 16,2 cm, onderbreedte 20,3 cm, middenbreedte 11 cm, f-gaten 7 cm, diepte 3 cm, mensuur 32,7 cm. In 1965 aangekocht van Karl Willmes te Dortmund voor f. 2500,-.

VIOOLSTRIJKSTOK (392A)

Ronde stok, ongemerkt. Gemaakt van pernambuco. Slof van ebbenhout met parelmoeren oog. Ring en afdekplaatje ontbreken. De stok is vanaf de slof circa 7 cm met een leertje omwikkeld. De achtkantige spanschroef is van nieuwzilver met een zwarte ebben band en een parelmoeren achterkant. Stok voor een driekwart-viool. Herkomst: onbekend, 20ste eeuw. Afmetingen: lengte 67,5, lengte haar 59,5 cm

(ALT)VIOOLSTRIJKSTOK (392B). Ronde stok, ongemerkt. Houtsoort onbekend, geen pernambuco, donkerbruin gelakt. Slof van ebbenhout met parelmoeren oog, ring van nieuwziler en afdekplaatje van parelmoer. Spanschroef van bruin hardhout, waarschijnlijk niet origineel. Herkomst: onbekend. Afmetingen: lengte 72,4 cm, lengte haar 64 cm. VIOOLSTRIJKSTOK (392C). Achtkantige stok met merk: CHIARA. Gemaakt van pernambuco. Slof van ebbenhout met parelmoeren oog en inleg rondom het oog, ring van nieuwzilver en afdekplaatje van parelmoer. De stok heeft windingen van balein in afwisselend zwart en geel (losgelaten) met daarover deels een bruin leertje aan de slofzijde. De achtkantige spanschroef is van nieuwzilver met een zwarte ebben band en een parelmoeren achterkant. Herkomst: Italië. Afmetingen: lengte 74,9 cm, lengte haar 66 cm.

Page 84: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

84 26 februari 2014

VIOOL (541; UM 0285-124944; HS 321.322/71) Viool van de Russische bouwer Rigat Rubus, bekend om zijn violen, zoals deze, met afgeronde randen. Alle randen, ook van de krul en de schroevenkast, zijn afgerond. Het voorblad is van vurenhout. Het achterblad, de gewelfde zijwanden, de hals en de schroevenkast zijn van esdoornhout. De toets is van zwartgelakt beukenhout (?). De lak van het corpus is geel en rood-bruin. Het voor- en achterblad hebben randinleg. Binnenin bevindt zich een gedrukt etiket: Richard Rubus / Petersbourg Vr. St. Petersburg (Rusland), Rigat Rubus, midden 19e eeuw. Aangekocht te Utrecht in 1983. Lengte 59 cm, diameter 3,4 cm, mensuur 32,5 cm, bovenbreedte 16,4 cm, middenbreedte 10,3 cm, onderbreedte 19,8 cm, f-gaten 8 cm.

ALTVIOOL (360; UM 0285-124066; HS 321.322/71)

Het model is geïnspireerd op een voorbeeld uit de Bresciaanse school, (G.P. Maggini, Gasparo de Salo e.a. ) wat betreft het model van de romp, de welving van de bladen, de vorm van de f-gaten en van de krul. Het voorblad heeft geen hohlkehle en is uit één stuk vurenhout, de zijwanden zijn van populierenhout, het achterblad is uit één stuk beukenhout. Het instrument is bruin gelakt. De hals en de krul zijn van beukenhout. Tussen hals en toets bevindt zich een niet originele wig van esdoornhout. Op voor- en achterblad bevindt zich gekerfde en geschilderde inleg. De toets en het staartstuk zijn van ebbenhout. Er zijn vier verschillende stemknoppen: twee van ebbenhout en twee van zwartgeverfd mahonie. Drie gaten van de stemknoppen zijn ingevoerd. Herkomst onbekend, vermoedelijk een laat 17e eeuws Duits of Boheems instrument. Binnenin bevindt zich een etiket: Restauriert / Karl Willmes / Steubenstrasse 5 Dortmund. Het instrument is in 1968 gerestaureerd door A. Buth, vioolbouwer te Utrecht. Lengte 67 cm, mensuur 36,8 cm, bovenbreedte 18 cm, middenbreedte 13 cm, onderbreedte 22,5 cm, f-gaten 8,5 cm, diepte 4 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 85: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

85 26 februari 2014

ALTVIOOL (391; UM 0285-124067; HS 321.322/71) Klein model altviool. Het voorblad is van vurenhout, de zijwanden en het achterblad, dat uit één stuk gemaakt is, zijn van ahornhout. De lak is oranjebruin. Op boven- en achterblad is randinleg. Binnenin is een brandmerk: E. Perrin Fils / a Paris. Daaronder een gedrukt etiket: Rep. Karl Willmes / Kunstler. Reparaturen / alter Streichinstrumente / Dortmund, 1965. Waarschijnlijk stamt dit instrument uit Mirecourt, waar de bouwer werkte van 1830 tot 1865, en is het gesigneerd te Parijs ter verhoging van de status en verkoopbaarheid van het instrument. Herkomst Frankrijk, 19de eeuw. Lengte 62,8 cm, mensuur 34,2 cm, bovenbreedte 18,8 cm, middenbreedte 11,6 cm, onderbreedte 21,7 cm, f-gaten 7,9 cm, diepte 3,6 cm.

VIOLONCELLO (361; UM 0285-126487; HS 321.322/71)

Het voorblad is van vurenhout, de zijwanden, de hals en het achterblad zijn van esdoornhout. Op het voorblad is een stapelscheur zichtbaar die is gerepareerd. Binnenin is op het achterblad een versteviging gemaakt voor de stapel. De hals is origineel maar verbreed door middel van een wigvormige strip van esdoorn in het midden. Door het inbrengen van een wig tussen bovenblok en halsaanzet is de hals achterovergezet. De ebbenhouten toets is met een wig verhoogd. De stemschroeven van ebbenhout met paarlemoer inleg zijn opnieuw gepend. De krul is opvallend ongelijk gesneden, rechts is lager dan links. De kiel, het staartstuk en de zadelknop zijn van ebbenhout. De kam is van esdoorn. Er is inleg op voor- en achterblad. De lak is donkerbruin en het is twijfelachtig of dit de originele laag is nu de donkere laag erg is gesleten en er een lichtbruine lak zichtbaar is geworden. Herkomst Duitsland, eerste helft 18e eeuw. In 1966 aangekocht van Karl Willmes te

Dortmund. Binnenin bevindt zich een gedrukt etiket: Ph. Hartmann / Saiten- instrumentenmacher / Frankfurt A M. Hierop is geschreven: Sebastian Klotz 1730 (de vermoedelijke bouwer) en de datum van reparatie: Reparirt 1850. Daaronder is een geschreven/gedrukt etiket van de restaurateur: Karl Willmes / Kunstler, Reparaturen / Alter Streichinstrumente / Dortmund Steubenstrasse 5 / Restauriert 1966. Lengte 120 cm, mens 67 cm, bovenbreedte 33,5 cm, middenbreedte 23 cm, onderbreedte 43 cm, f-gaten 14 cm, diepte 13 cm.

Page 86: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

86 26 februari 2014

VIOLONCELLO (394; HS 321.322/71) Het voorblad is van vurenhout, de zijwanden, het achterblad en de hals zijn van ahornhout. De toets is van palissanderhout. Het instrument is goudbruin gelakt en heeft randinleg. De esdoorn kam is van Josef Vedral te Den Haag. Binnenin bevindt zich een gedrukt etiket: Bernhard Enzensperger / Lauten- und Geigenmacher / In Wien / 1836. Het is twijfelachtig of het een authentiek etiket betreft nu de bouwer pas vanaf 1855 in Wenen werkte. Hieronder een etiket van de restaurateur: Karl Willmes / Künstler, Reparaturen / Alter Streichinstrumente / Dortmund Steubenstrasse 5 / Rep. 1966. (o.a. nieuw staartstuk en nieuwe punt). Herkomst vermoedelijk Oostenrijk, 19e eeuw. Lengte 122 cm, mensuur 71,3 cm, bovenbreedte 35 cm, middenbreedte 24 cm, onderbreedte 44 cm, f-gaten 13,2 cm, diepte 12,7 cm.

CELLOSTRIJKSTOK (394A; UM 0285-124771).

Ronde stok, ongemerkt. Gemaakt van pernambuco. Slof van ebbenhout, de (parelmoeren) ogen ontbreken. Ring van nieuwzilver, afdekplaatje van parelmoer. De stok heeft een winding van zilverdraad,

deels omvat door een roodbruin leertje. De achtkantige spanschroef is van nieuwzilver met een zwarte ebben band en een parelmoeren achterkant. Gelet op de omvang ervan in verhouding tot de stok is de spanschroef mogelijk niet origineel. Herkomst: onbekend. Afmetingen: lengte 71,5 cm, lengte haar 61 cm.

Page 87: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

87 26 februari 2014

CONTRABAS (362; UM 0285-125699; HS 321.322) Dit instrument heeft afhangende schouders en een vlak, aan de bovenzijde schuin toelopend achterblad, de hoeken zijn zoals bij een viool. Het voorblad is van vurenhout; het achterblad, de zijwanden en de hals zijn van ahorn. De toets en het staartstuk zijn van ebbenhout. In de schroevenkast zijn vier losse wormwielmechanieken gemonteerd. De lak is goudbruin. Langs de randen is er inleg. Herkomst vermoedelijk Duitsland, laatste kwart 19e eeuw. Afmetingen: lengte 197 cm, mensuur 109 cm, bovenbreedte 51 cm, middenbreedte 38 cm, onderbreedte 68,5 cm, f-gaten 21 cm, diepte 20,7 cm. Schenking Minnaert 1963.

CONTRABASSTRIJKSTOK (362A)

Behoort bij contrabas 362. Deze concave stok is van eenvoudige makelei. De stok is van haagbeuk, de slof waarschijnlijk van zwartgeverfd lindehout. De stok heeft een spanschroef voor het aanspannen van het haar. Herkomst: onbekend. Afmetingen:

lengte 71 cm, hoogte 8,5 cm, lengte van het speelbare haar 47 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 88: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

88 26 februari 2014

CONTRABAS (363; UM 0285-126104; HS 32.322) Driesnarige contrabas in cellovorm: de schouders zijn rond en het achterblad is gewelfd. Het voorblad is van vurenhout, de zijwanden en het achterblad zijn van esdoornhout. De hals is van beukenhout, de toets is van wengé. De kleur van de lak op het bovenblad is beduidend donkerder en anders van samenstelling dan de lak op de rest van de contrabas. De randinleg op voor- en achterblad is gedeeltelijk verdwenen. In de schroevenkast zijn drie wormwielmechanieken apart gemonteerd. Op een der bevestigingsplaatjes van het wormwielmechaniek is gegraveerd: Soyen. Het esdoornen of fruitbomen zwartgeverfde staartstuk is waarschijnlijk vervangen in later tijd. Driesnarige contrabassen waren in de 19de eeuw gebruikelijk vooral in Italië en Frankrijk. De stemming is A,-D-G (dus zonder de laagste E-snaar) of ook wel G,-D-A. Herkomst Frankrijk, eerste helft 19e eeuw. Binnenin bevindt zich een gedrukt etiket: Charlotte-Millot / Marchant d’instruments / A Mirecourt Vosges (waarschijnlijk is hier bedoeld: Jospeh Charlotte-Millot, 1798-1849). Het instrument is

gerestaureerd door W. van der Linden, vioolbouwer te Hilversum (gebroken hals vervangen, zangbalk vervangen, scheuren in bovenblad en krans gerepareerd, nieuwe stapel, punt en toets, restauratie lak). Lengte 177 cm, mensuur 104 cm, bovenbreedte 52 cm, middenbreedte 38 cm, onderbreedte 67 cm, f-gaten 23,5 cm, diepte 21 cm. Schenking Minnaert 1963. CONTRABASSTRIJKSTOK (363A).

Eningzins convexe stok van ijzerhart, uit twee delen gelijmd en met pennen verstevigd, het tweede deel bij de slof is van esdoornhout, zwartgelakt. De zwartgelakte slof is van esdoorn (?) met een koperen ring en aan de onderkant een benen plaatje. De spanschroef doet denken aan een stemsleutel en lijkt van mahonie. Frans model. Herkomst: onbekend, 19de eeuw. Afmetingen: lengte 66,5 cm, hoogte 5,2 cm, lengte van het haar 50 cm. Schenking Minnaert

1963. CONTRABASSTRIJKSTOK (363B).

Het is een Duits model, voor onderhandse bespeling. Ebbenhouten slof met paarlemoeren onderzijde en alpaca (nieuwzilver) versteviging. Ook het glijwerk is van alpaca. De stok is van

pernambuco. De onderzijde van de punt is bekleed met ivoor. Spanschroef is vernieuwd. Op de zijkant van de stok boven de slof het brandmerk van de bouwer: H.R. Pfretzschner (werkzaam van 1880-1921 in Markneukirchen). Herkomst: Markneukirchen (Duitsland), circa 1900. Aangekocht van Karl Willmes te Dortmund in 1966. Afmetingen: lengte 75,5 cm, haarlengte 57 cm. Schenking Minnaert 1963,

Page 89: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

89 26 februari 2014

CONTRABAS (398; UM 0285-126289; HS 321.322/71) Deze eenvoudige viersnarige contrabas heeft een gambavorm en een gewelfd achterblad. Het corpus wordt naar de hals toe iets minder diep. Het voorblad, de zijkanten en het achterblad zijn van triplex, de hals is van beukenhout en de toets is van ebbenhout. De lak is rood met gele sunbursteffecten. De inleg is geschilderd. De kam heeft het brandstempel: Otto Stam Utrecht. Aan weerszijden van de schroevenkast, die uitloopt in een grof gesneden krul, is een plaat met metalen wormwielmechanieken gemonteerd. Aan de onderzijde nabij de eindpin is een reparatie zichtbaar.Herkomst onbekend. Lengte 179 cm, mensuur 105 cm, bovenbreedte 51,3 cm, middenbreedte 35,8 cm, onderbreedte 65,5 cm, f-gaten 21 cm, diepte 21 cm.

TENORVIOOL (BARITONGEIGE) (393; UM 0285-126677; HS 321.322/71)

Otto Heinrichs ontwierp de Baritongeige aan het eind van de 19e eeuw als een soort “schootviool” (Schoss-Geige) en als surrogaat voor de viola da gamba, speciaal voor de uitvoering van barokmuziek. Ter bespeling hield men het instrument tussen de knieën, tijdens de rusten steunde het op een lange pin, die bij dit exemplaar ontbreekt. Er zit nog wel een konisch gat in de knop waar een pin kan worden ingestoken. Het voorblad is van vurenhout, de zijwanden, het achterblad, de hals en de krul zijn van esdoornhout. De schroevenkast is opnieuw gepend. Het instrument heeft een oranjeachtige lak. Het boven- en achterblad hebben randinleg. De toets is van ebbenhout. De kam is van W. van den Linden uit Hilversum. Dit instrument heeft de stemming: C – G – d – a. Binnenin bevindt zich een geschreven etiket: Bariton-geige / Otto Heinrichs Berlin N. Lothringerstrasse... (?)Berlijn (Duitsland), eind 19e eeuw. In 1966 aangekocht van Karl Willmes te Dortmund. Lengte 80,6 cm, bovenbreedte 22,5 cm, middenbreedte 16 cm, onderbreedte 27,2 cm, mensuur 45,5 cm, f-gaten 10 cm, diepte 5,5 cm.

Page 90: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

90 26 februari 2014

DANSMEESTERSVIOOL (POCHETTE) (365; UM 0285-126677; HS 321.322/71) Het corpus is langwerpig en taps toelopend, de krul doet denken aan een vissenstaart. Het voorblad is van naaldhout; zijwanden, achterblad, hals en schroevenkast zijn van ahornhout. De lak is glanzend lichtbruin. De vorm van de f-gaten wijst op Mittenwald als plaats van herkomst. Voor- en achterblad hebben randinleg. De toets is van ebbenhout, het staartstuk, de zadelknop en stemschroeven van ebben met paarlemoer inleg. De vier snaren hebben de lengte en stemming als die van een gewone viool. Vermoedelijk Mittenwald (Duitsland), 19e eeuw. Lengte 54,4 cm, mensuur 32 cm, maximale breedte 9,5 cm, diepte 3 cm, f-gaten 5,6 cm. Schenking Minnaert 1963.

VEDEL (351; UM 0285-124069; HS 321.322/71)

Dit instrument is een kopie van een Italiaans instrument uit 1500. Het naaldhouten voorblad en het ahornhouten achterblad zijn licht gewelfd, de romp is getailleerd, de lak is bruin. In het bovenblad zijn twee kruisvormige en twee gevlamde C-vormige klankgaten uitgesneden. In het zwartgeverfde staartstuk van perenhout zijn twee paddestoelvormige openingen te zien. De zwartgeverfde toets, eveneens van perenhout is kort, de omvang bedraagt een deciem. De hals is van fruitboomhout, de kam van esdoorn, de zadelknop van ahorn, het kielhoutje vermoedelijk van ebbenhout. Het instrument heeft drie darmsnaren met de stemming g – d’ – g’

en heeft een schroevenblad met achterstandige esdoornen schroeven. Utrecht (Nederland), Otto Stam, 1952. Lengte 55 cm, mensuur 31 cm, bovenbreedte 14,5 cm, middenbreedte 12,4 cm, onderbreedte 17,2 cm, diepte 4 cm. Bruikleen Haags Gemeentemuseum (catalogusnummer 1723). Met strijkstok (351A), lengte 58,6 cm. VEDELSTRIJKSTOK (351A). De stok is gemaakt van grenenhout, de slof van ahornhout. Het aanspannen van het haar geschiedt door het koperdraadje iets verder over het gekartelde messing randje te trekken. Herkomst: onbekend. Afmetingen: lengte 58,6 cm.

Page 91: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

91 26 februari 2014

VEDEL (397; UM 0285-124942; HS 321.322/71) Dit instrument is een kopie van een Franse vedel. Het naaldhouten voorblad en het esdoornhouten achterblad zijn vlak, de romp is getailleerd, de lak is blank. In het bovenblad zijn twee kruisvormige en twee gevlamde C-vormige klankgaten uitgesneden. In het staartstuk zijn een ruit en een klaverdrievorm uitgesneden. Het staartstuk, de korte spievormige toets, het kielhoutje en het zadel zijn van fruitbomenhout. De hals is van esdoornhout evenals de kam. Het instrument heeft drie darmsnaren met de stemming g – d’ – g’ en heeft een schroevenblad met achterstandige stemschroeven. De zadelknop en de stemschroeven zijn van hetzelfde hout gemaakt, mogelijk buksboomhout. Aan de binnenzijde is een etiket: Franz. VIUELLE Nachbildung v.d. Schweiz. Geigenbauschule 1949 Brienz. Schweizerische Geigenbauschule Brienz (Zwitserland), 1949. Lengte 56 cm, mensuur 31 cm, bovenbreedte 14 cm, middenbreedte 12,5 cm, onderbreedte 16,8 cm, diepte 3,7 cm. KUNDI (1307; UM 0285-124947; HS 322.12)

Bootharp met een elipsvormige, uitgeholde klankkast van hout, die in het midden getailleerd is. De kast is geheel overtrokken met olifantsvel, aan de onderkant en zijkanten dichtgeregen met touw dat met het uiteinde om de hals is gewikkeld. Aan de bovenzijde zijn in diagonaalrichting twee ronde klankgaten in het vel aangebracht. De ronde hals loopt in het verlengde van de klankkast vrijwel haaks omhoog en is groen beschilderd. Aan het uiteinde is een mannenkop uitgesneden met een kapsel van het Zandevolk in Noord-West Congo. In de hals zitten aan één kant vijf zijstandige houten stempennen, waaraan snaren van een soort pitriet zijn bevestigd. De vijf snaren (twee

ontbreken) lopen diagonaal van de stempennen in de hals naar het midden van de vel. Ze steken door het vel en zijn aan een houten latje vastgemaakt dat aan de onderzijde van het vel in de lengterichting is bevestigd. De kundi wordt vooral gebruikt ter begeleiding van zang. Noord-West Congo, Zande-gebied. Lengte klankkast 43 cm, maximale breedte 18 cm, hoogte hals 43,5 cm. Schenking Minnaert 1963. KUNDI (1308; UM 0285-125097; HS 322.12)

Bootharp met een elipsvormige klankkast die geheel overtrokken is met een vel dat aan de achterzijde aan elkaar is genaaid. De kast heeft aan beide lange zijden een kleine inkeping die een getailleerde vorm suggereert. Aan de bovenzijde van het vel zijn in diagonaalrichting twee ronde klankgaten in het vel aangebracht. De ronde hals loopt in het verlengde van de klankkast vrijwel haaks omhoog. In de hals zitten aan één kant vijf zijstandige houten stempennen (vier ervan ontbreken), waaraan snaren van touw zijn bevestigd. De vijf snaren (drie ontbreken) lopen diagonaal van de stempennen in de hals naar het midden van de vel. Ze steken door het vel en zijn aan een houten latje vastgemaakt dat aan de onderzijde van het vel in de lengterichting is bevestigd. De

kundi wordt vooral gebruikt ter begeleiding van zang. Midden-Afrika, vermoedelijk Congo. Lengte klankkast 26,5 cm, maximale breedte 11 cm, hoogte hals 22 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 92: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK DRIE: CHORDOFONEN

92 26 februari 2014

KUNDI (1309; UM 0285-125093; HS 322.12) Bootharp met een elipsvormige klankkast die geheel overtrokken is met aan elkaar genaaide stukken slangenhuid. De kast heeft aan beide lange zijden een kleine inkeping die een getailleerde vorm suggereert. Aan de bovenzijde van het vel zijn in diagonaalrichting twee ronde klankgaten in het vel aangebracht. De ronde hals loopt in het verlengde van de klankkast vrijwel haaks omhoog. In de hals zitten aan één kant vijf zijstandige houten stempennen (vier ervan ontbreken), waaraan snaren van een soort pitriet zijn bevestigd. De vijf snaren (twee ontbreken) lopen diagonaal van de stempennen in de hals naar het midden van het vel. Ze steken door het vel en zijn aan een houten latje vastgemaakt dat aan de onderzijde van het vel in de

lengterichting is bevestigd. De kundi wordt vooral gebruikt ter begeleiding van zang. Midden-Afrika, vermoedelijk Congo. Lengte klankkast 27 cm, maximale breedte 11,5 cm, hoogte hals 22 cm. Schenking Minnaert 1963. HARP (389; UM 0285-126679; HS 322.222)

Het klankbord is van naaldhout, de zuil en de klankkast zijn van plataan-hout, rood en goud gelakt. De voet en de top van de zuil zijn bewerkt in Empirestijl en met blad-goud bedekt (o.a. blad- en bloemmotieven, kopjes, een lyra). De zeven peda-len bedienen een enkel-voudig mechaniek, waar-mee de snaarlengte een halve toon kan worden ingekort door middel van messing draaischijven, waarop twee staafjes zijn bevestigd. Bovenaan het klankbord een stempel: Naderman a Paris. Op de onderkant een stempel: Naderman no. 506. Ver-moedelijk is dit het werk van Jean Henri Naderman (1770-1828). Parijs (Frankrijk), begin 19e eeuw. Gekocht op een

veiling te Gent omstreeks 1911. Hoogte 163 cm, maximale breedte 75 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 93: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

93 26 februari 2014

HOOFDSTUK VIER

AËROFONEN

SAWANGAN RANDAN (1422; UM 0285-124194; HS 411) Duivenfluitje van hout in de vorm van een mierenkop, versierd met een stukje donkerrode stof. Het oog is op het fluitje bevestigd met een pasta. Met dit oog werd het fluitje aan de staart van een duif gehangen. Door de windverplaatsing tijdens het vliegen floot het fluitje ter afschrikking van roofvogels. Malang, Java (Indonesië). Geschonken door M. Hille Ris Lambers aan de collectie Minnaert. Lengte 5,3 cm. Schenking Minnaert 1963.

SAWANGAN GANDJOK (SAWANGAN RENTENG) (1423; UM 0285-124193; HS 411)

Twee roodgelakte duivenfluitjes, elk in de vorm van een mierenkop, die achter elkaar zijn geplaatst en met elkaar zijn verbonden via de corpus en via de bevestiging van het oog. Met dit oog werden de fluitjes aan de staart van een duif gehangen. Door de windverplaatsing tijdens het vliegen floten de fluitjes ter afschrikking van roofvogels. Bali (Indonesië), aldaar in 1929 gekocht. Lengte 4,7 cm, hoogte 6 cm. Schenking Minnaert 1963.

STEMFLUIT (625; UM 0285-124196; HS 421.131)

Houten cilinder uitlopend in een mondstuk in diabolovorm met daarin een metalen doorslaande tong. De cilinder is omvat door een cilinder van karton, beplakt met papier versierd met bloemmotieven in twee delen waarvan er een als dop voor het mondstuk dient. Onder het mondstuk is op het karton met potlood vermeld: 0.80 (mogelijk een prijsaanduiding). De stemtoon is a’ (= 440+ Hz).

Herkomst onbekend. Lengte 5,6 cm. Schenking Minnaert 1963. BERKENSCHORS (COAJA DE MESTEACAN) (634; UM 0285-124198; HS 412.131)

Het betreft een “pseudomuziekinstrument”. Men plaatst het stukje schors tussen de onderkant van de tanden en de lippen of aan de onderkant van het tandvlees en de tong. Bij aanblazen trilt de schors zoals een klarinetriet met een sterke, zuiver klinkende toon. Cimpulung, Noord-Roemenië/Moldavië. Gekocht in 1966 bij de muziekinstrumentenbouwer Mihai Lacatus die dit instrument heeft vervaardigd. Lengte 3,5 cm, breedte 3,5 cm. Schenking Minnaert 1966.

Page 94: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

94 26 februari 2014

MONDHARMONICA (298; UM 0285-124563; HS 412.132) Mondharmonica van het merk Hohner, type Little Lady. Aan de ene zijde is vermeld: HOHNER, made in Germany, op de andere zijde: Little Lady. Op het bijbehorende rode kunststoffen opbergdoosje is vermeld: Hohner, made in Germany, No 39. Omvang: c’’’ tot c’’’’. Hohner, Trossingen (Duitsland), 1980. Lengte 3,6 cm. breedte 1,3 cm. diepte 1,2 cm. Schenking J. Boogaarts 1983.

MELOPHONE (577; UM 0285-125393; HS 412.132/8)

Instrument bestaande uit een dubbele, gelakte, ahorn-houten kast in de vorm van een gitaar, met inlegwerk van ebbenhout. Aan de korte zij-kanten zijn twee sikkelvor-mige gaten uitgesneden. Het bovenblad van het deksel is van vurenhout, waarin twee f-gaten zijn uitgesneden, aan de achterzijde met gaas afge-plakt. De zijwand van het deksel is doorbroken met een snoer van horizontaal lig-gende c-gaten, aan de achter-zijde met gaas afgeplakt. De korte hals is zwartgelakt en heeft een brede krul. Op de hals bevinden zich 84 meta-len knoppen. Met behulp van de trekschuif rechts opzij wordt lucht in het onderste gedeelte van het instrument

gepompt (een blaasbalg met twee ventielen) waardoor de wind in het bovenste deel van de kast komt, de windlade. Daarin bevindt zich een doorslaand tongwerk, dat via de knopjes op de hals wordt bediend. Bij het drukken op een knop wordt via een dun metalen draadje een klep geopend waardoor de lucht langs een tong kan ontsnappen. De zeven rijen metalen knoppen leveren van links naar rechts telkens één oktaaf chromatisch. De onderste rij begint op B, de volgende rijen telkens een kwint hoger. De totale omvang reikt van B tot e’’’’. Doordat deze reeksen elkaar gedeeltelijk overlappen komt bijna elke toon tweemaal voor. Door een metalen hendel onder de hals in te drukken worden de tonen vanaf a’ in het lagere oktaaf verdubbeld. De melophone is in 1837 uitgevonden door de horlogemaker Leclerc die het aanvankelijk alleen door A. Brown liet fabriceren en in 1842 lincenties verstrekte aan onder meer Debain, de latere ontwikkelaar van het harmonium. Het instrument werd voornamelijk door dames bespeeld. Op de binnenkant van het deksel is geschreven: A. Brown / FABc.Bté / Rue des Fofses du Temple / No 20 a Paris. Tweemaal het brandstempel A. Brown / No 102. / Paris en twee afbeeldingen van de zilveren médaille van de tentoonstelling in 1839. Het brandstempel staat tevens op de bovenkant van het instrument. De handgeschreven tekst staat tevens gegraveerd op de hals. Parijs (Frankrijk), circa 1840-1850. Lengte zonder schuif 75,5 cm, maximale breedte 30 cm, hoogte 21 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 95: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

95 26 februari 2014

HARMONIEFLÛTE (579; UM 0285-125108 en 125781; HS 412.132/8) Instrument gevat in een bruingelakt mahoniehouten kastje op een sierlijk gevormde vergulde gietijzeren drie-poot. De voor- en achterwand van de kast omsluiten een lederen blaasbalg, die door het beklede trappedaal, via een hefconstructie, wordt bediend. Binnenin bevindt zich een doorslaand tongwerk zoals bij een harmonium. De ondertoetsen zijn met ivoor belegd, de boventoetsen zijn van ebbenhout. Omvang: f – f ’’’. Er zijn vijf register-knoppen met opschriften op metalen plaatjes, van links naar rechts: ‘Crescendo / <’, ‘Tremolo/ T’, Harmonina Breveté S.G.D.G., ‘Céleste / C’ en ‘Forte Fixe / F’. Het opschrift bij de middelste knop is waarschijnlijk

geen registernaam doch de naam van de fabrikant. Het kastje kan van het onderstel worden losgeschroefd met de twee knoppen aan de onderzijde. Door de beide messing hengsels kan een draagkoord worden gespannen; de balg werkt in dit geval met handbediening. De harmonieflûte is in 1852 uitgevonden door M. Busson te Parijs. Gereviseerd door fa. Vermeulen te Utrecht in 1964/65. Herkomst: vermoedelijk Frankrijk, tweede helft 19e eeuw. Kastje breedte 56 cm, diepte 11 cm, hoogte 17 cm, hoogte op driepoot 64 cm. Schenking Minnaert 1963. HARMONIUM (580; UM 0285-125510; HS 412.132/8)

Dit instrument heeft een lichtgelakte, eikenhouten kast met aan de voorkant twee gedraaide zuilen aan weerszijden en aan de zijkanten twee messing hengsels. Er zijn twee brede kleurrijk beklede trappedalen. De ondertoetsen zijn met ivoor belegd, de boventoetsen zijn van ebbenhout. Omvang klavier C, - c’’’’ chromatisch. De drie register-knoppen hebben als opschrift, van links naar rechts: ‘Forté des Basses’, Expression’ en ‘Forté des Dessus’. Boven het toetsenbord staat een handelsmerk: Pianos, Orgues / Debain / a Paris / Inventeur de l’Harmonium / Hors Concours 1867, met de afbeelding van een gekroonde me-daille. Op de bovenkant rechts is in het hout een nummer gegraveerd: 20297. In 1964 gereviseerd door de fa. Vermeulen te Utrecht. Parijs (Frank-

rijk), midden 19e eeuw (Debain 1809-1877). Gekocht op een veiling te Gent (België) rond 1910. Breedte 108 cm, diepte 39,2 cm, hoogte 80 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 96: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

96 26 februari 2014

CONCERTINA (582; UM 0285-126654;HS 412.132/8) De twee hexagonale uiteinden van dit sopraanmodel zijn van hout met Thuyafineer en hebben beide een toetsenbord en groene leren duimlussen en met groen leer beklede pinksteunen. In het hout zijn bladmotieven uitgesneden en daarachter is een vurenhouten plaatje zichtbaar. Aan de linkerkant, vanuit de speler bezien, is op dit plaatje aan de bovenzijde een geschreven nummer zichbaar: 275. De balg is gemaakt van groen leer en bekleed met stukjes wit papier met een goudkleurig bloemslingermotief. De duimsteunen zijn aan de uiteinden bevestigd met platte, ronde metalen schroeven. De 38 toetsen zijn van ivoor of been. 18 (chromatische) toetsen zijn zwart en 3 toetsen (c) zijn rood geverfd. De overige toetsen zijn wit en hebben de desbetreffende toonnaam als opschrift. Voor de in- en

uitlaatlucht zijn er twee tongen. Het is een Engelse concertina zodat in- en uittrekken van de balg dezelfde toon oplevert. Omvang: b – g’’’. In een van de zijplaten is een uitsparing in het hout gemaakt; daaronder is een etiket te zien met het opschrift: By his Majesty’s letters patent / C. Wheatstone, / Inventor / 20 Conduttst. Regentst. / London. Londen (Groot Brittannië), C. Wheatstone, na 1829. Aangekocht bij Tony Bingham te Londen in 1969. Maximale diameter hexagonale zijplaten 16,4 cm. Vitrine Drift 21 DRAAIORGELTJE (581; UM 0285-126485; HS 412.132/9)

Het orgeltje huist in een zwartgelakt, eikenhouten kistje met op elke hoek een pilaar. De zijwanden zijn voorzien van ingesneden rechthoeken, de bovenkant van een ingesneden vierkant. In de voor- en achterkant zijn elk twee ronde gaten aangebracht. Het draaiorgel wordt gespeeld met behulp van geponsde cirkelvormige kartonnen platen. Een kartonnen plaat wordt zodanig op de bovenkant van het orgel gelegd, dat de op de plaat aangegeven lijn: ‘The Beginning. Le Commencement. Anfang’ precies op de rij van zestien metalen puntjes aan de bovenkant van het orgel ligt en deze neergedrukt houdt. De draaibare messing klem zorgt voor de nodige druk tijdens het afspelen. Met de slinger aan de zijkant van de kast draait men de plaat rond en pompt tevens door middel van een blaasbalg lucht in een windlade. Zodra een metalen puntje omhoogschiet door een van de geponste gaatjes in de plaat, kan de lucht ontsnappen via een doorslaand tongwerk en klinkt een toon. Toonomvang: a – d’ – e’ – fis’ – g’ – a’ – b’ – cis’’ – d’’ – e’’ – etc. – t/m d’’’. Op het kistje aan de onderzijde een merk: Patent Ehrlich 353943 / Brevete S.G.D.G.

581A Vijftien kartonnen platen behorende bij draaiorgeltje nr 581

6522 Polonaise uit “Der Bettelstudent” (Millöcker) 6536 Wals uit “Faust” (Gounod) 6538 Polka uit “Madame Angot” (Lecocq) 6553 “An der schönen blauen Donau” (J.Strauss) 6571 “Der Silber-See” – Schottisch (F. Keller) 6576 “Helikon-Quadrille” 1. Theil (Cl. Richter) 6581 “Gigerl-Marsch” (J.F. Wagner) 6692 “Die Vier Jahreszeiten-Walzer” (Leroux) 6696 “La petite Mionne” Polka-Mazurka (Tac-Coen) 6705 Polka uit de Kom. Opera “Die kleine Neuvermählte” (Lecocq)

Page 97: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

97 26 februari 2014

6716 “La Fauvette du Temple (Die Grasmücke) (Arban) (nach Motiven der gleichn. Oper) 6722 “Ein Hauch, ein Nichts” Polka n. Motiven der Kom. Operette “Rip-Rip” von Planchette (Ed. Déransart) 6887 “Le père victoire” Marche Française (L. Ganne) 6958 “Miss. Robinson” Polka (L. Gangloff) 7012 “Lingaling” Polka (Eug. Dédé Fils)

Frankrijk of België, circa 1900. In 1905 gekocht. Breedte 23,2 cm, diepte 23,2 cm, hoogte 14,1 cm. 581A: Vijftien kartonnen platen behorende bij dit draaiorgeltje. Schenking Minnaert 1963. HARMONIUM (584; UM 0285-125511; HS 412.132/8) Harmonium met eenvoudige hoge eikenhouten kast. Aan de voorzijde zijn onder het toetsenbord golfvormige uitsnedes waarachter lichtgroen doek zichtbaar is. Het toetsenbord wordt beschermd door een inschuifbare klep. Het toetsenbord heeft een omvang van vijf octaven (F, - f’’’). Boven het toetsenbord zijn in een zwarte lijst de 13 registerknoppen zichtbaar. De registerknoppen hebben wit emaille plaatjes met een goudkleurige rand en het opschrift in zwart (registers) of rood (effecten), achtereenvolgens: Forte I; 3 Violine 4’; 3p Viola d’amour 4’; Bass=Koppel; 9p Gambette 8’; 9* Aeoline 8’; Vox Humana; 9* Aeoline 8’; 9P Salicional 8’; Diskant=Koppel; 4 Seraphone 8’; 9 Aeolsharfe 8’; Forte II. Tussen het toetsenbord en de registers staat in goudkleurige sierletters: Emil Müller, Werdau i. Sa., vertegenwoordiger voor Holland: Joh. de Heer Rotterdam. Aan weerszijden hiervan een drietal plaquettes/medailles die verwijzen naar tentoonstellingen in Saksen. Voorts rechts daarvan nog een geschilderd etiket: W. Leijsma Piano- en Orgelhandel Amerfoort. Boven de klep van het toetsenbord is een opbergkastje waarvan de klep twee knopjes heeft en is versierd met eenvoudig snijwerk van onder andere bloemmotieven. Aan de onderkant in het midden de twee pedalen voor de luchttoevoer. Deze zijn aan de onderkant met metaalbeslag versierd. Onder het toestenbord is nog een zwelmechaniek met twee kniezwellen aangebracht. Duitsland, aangekocht te Arnhem in 1990. Breedte 104,7 cm, diepte 54,9 cm, hoogte 131 cm. HARMONIUM (585; UM 0285-12; UM 0285-125784; HS 412.132/8)

Een licht gelakte houten kast, gefineerd met tropisch notenhout, met twee versierde gietijzeren handvatten. Aan de voorzijde onder het klavier en aan de voet, links en rechts houtgesneden ornamenten. Er zijn twee met stof beklede trappedalen die aan de onderzijde voorzien zijn van een metalen strip. Het toetsenbord heeft de omvang: C – c ’’’’. De ondertoetsen zijn belegd met wit plasticine, de boventoetsen zwart ebben. Boven het toetsenbord op een zwarte lijst is in goudkleurige sierletters een handelsmerk vermeld: John G. Murdoch & Co. , daaronder in druk-letters: limited en daaronder in drukletters London, Melbourne & Branches. Boven het toetsenbord bevinden zich zeven registerknoppen in een zwarte lijst, van links naar rechts: Forte (bas), Sourdine, Cor Anglais, Expression, Flute, Tremolo, Forte (discant). Het instrument is ge-bouwd volgens het zogenoemde druk-

windsysteem. Het is een semi-draagbaar type, een soort Seraphine, zoals veel gebruikt is door rondtrekkende evangelische gemeenschappen in kleine dorpen. Herkomst vermoedelijk Londen (Groot Brittanië), eind 19de eeuw. Breedte 102 cm, diepte 38 cm, hoogte 83 cm. Schenking T. Hokken te Utrecht, 1993.

Page 98: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

98 26 februari 2014

STEMFLUIT (624; UM 0285-124562; HS 412.132) Zes metalen buisjes die in twee “etages” in een rij aan elkaar zijn verbonden met in elk van de buisjes een doorslaande tong. De uitstekende kant van elk buisje is de aanblaaskant. In de aanblaasopening zijn de notennamen van de klinkende tonen gegraveerd: e-a-d’ op de ene rij, g’-h’-e’’ op de andere rij. Het is bedoeld als hulpmiddel bij het stemmen van een gitaar. De stemming is a’= 440 Hz. Herkomst onbekend, mogelijk Duitsland, begin 20ste eeuw. Afmetingen: lengte buizen 3,5 cm, totale breedte 6 cm. Schenking Minnaert 1963.

KHEN (PAET) (1399; UM 0285-124548; HS 412.132)

Dit bamboe mondorgel bestaat uit een windlade (dao) van hardhout met daardoorheen gestoken twee rijen van elk acht bamboepijpen die worden bijeengehouden door een vezel van riet of schors aan de boven- en onderzijde. Bij de vier langste pijpen zit bovendien een extra vezel aan het uiteinde. De ruimte tussen de windlade en de pijpen is gevuld met was (kiroot). De windlade heeft een rond aanblaasgat in een lichte holling aan de korte kant. De meeste pijpen hebben grote overlengte, zowel beneden als boven de windlade. Alle pijpen zijn voorzien van een vingergat. De toonvorming geschiedt met behulp van koperen of zilveren doorslaande tongen die in de wand van het deel van de pijp dat in de windlade steekt zijn bevestigd. Bij sluiting van het vingergat klinkt de toon. De linkerrij pijpen omvat de volgende tonen: f’’-e’-g’-a’-bes’-c’’-bes’’-c’’’; de rechterrij: d’-f’-c’’-d’’-e’’-g’’-a’’-d’’’. De khen wordt altijd door een man bespeeld. Laos/Noord-Oost Thailand. Maximale lengte 66 cm, breedte 15 cm. Schenking J. Kunst 1982.

Page 99: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

99 26 februari 2014

KLEDI (1429; UM 0285-124549; HS 412.132) Mondorgel van de Dayaks. De windlade bestaat uit een uitgeholde kalebas waarvan de hals als windkanaal dient. In de kalebas steekt een samengebonden bundel van zes bamboerieten buizen van verschillende lengte. In het deel van de buizen dat in de kalebas steekt is een doorslaande tong aangebracht die een toon tot klinken brengt als het gaatje in de desbetreffende buis met de vinger wordt afgesloten. De kalebas is bij de buizen met was afgedicht. In 1965 is het instrument door Otto Stam te Utrecht gerepareerd. Bij een gaskamerbehandeling tegen houtworm in 1983 is de kalebas deels uiteengevallen. Borneo/Kalimantan (Indonesië). In 1938 door M. Hille Ris Lambers geschonken aan de collectie Minnaert. Afmetingen: maximale lengte 81,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

QEEJ (CHINGMIAU-MONDORGEL) (1430; UM 0285-124560; HS 412.132)

Mondorgel van het Hmong volk, een minderheid in Zuid-China, Noord Laos, Noord Thailand en Myanmar. De windlade (taub) in de vorm van een zeppelin en het pijpwerk (ntiv) van dit mondorgel zijn van bamboe, met donkere banden van plantaardig materiaal (schors?) omgeven. De zes pijpen steken dwars door de windlade heen. Het bamboe blaasroer (kav) is eveneens met donkere banden omgeven en is vrij lang en afneembaar en kan door middel van een houten stop aan een groen linnen bandje worden afgesloten. In elk van de pijpen is een metalen doorslaande tong (nplaim) aangebracht op het gedeelte dat in de windlade zit. Als het gaatje in de zijkant van de pijp wordt gesloten komt de toon bij aanblazen tot stand. Het instrument is verwant aan de sjeng. Herkomst vermoedelijk Zuid-China. Dit instrument is in 1909 van de verzameling Jacobs overgegaan in de collectie Minnaert. Het zou uit China zijn meegenomen door een missionaris. Maximale lengte melodiepijp 71,5 cm, maximale lengte blaasroer en windlade 73 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 100: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

100 26 februari 2014

GANGSINGAN (PANGGALAN) (1400; UM 0285-123677; HS 412.21) Javaanse bromtol gemaakt van een bamboehuls die overlangs is opengewerkt waarbij één vezel is uitgespaard die schuin door de spleet in de zijkant loopt. De huls is aan de boven- en onderzijde afgesloten met een aarderood gekleurde houten schijf waardoor een houten as is gestoken die aan de punten is afgerond. Bij het draaien van de bromtol op de as wordt de vezel door de lucht in trilling gebracht waardoor geluid wordt voortgebracht. Het wordt gebruikt als kinderspeelgoed. De bamboehuls is thans gebarsten en de vezel

voor de toonvorming ontbreekt. Malang, zuid-oost Java (Indonesië). In 1930 door M. Hille Ris Lambers geschonken aan de collectie Minnaert. Lengte huls 7 cm, diameter huls 6 cm, lengte as 18,5 cm. Schenking Minnaert 1963. GANGSINGAN (PANGGALAN) (1401; UM 0285-123675; HS 412.21)

Javaanse bromtol gemaakt van een bamboehuls die overlangs is opengewerkt waarbij één vezel is uitgespaard die schuin door de spleet in de zijkant loopt. De huls is aan de boven- en onderzijde afgesloten met een houten schijf waardoor een houten as is gestoken die aan de punten is afgerond. Bij het draaien van de bromtol op de as wordt de vezel door de lucht in trilling gebracht waardoor geluid wordt voortgebracht. Het wordt gebruikt als kinderspeelgoed. De bamboehuls is thans gebarsten en de vezel voor de toonvorming ontbreekt. Malang, Zuid-Oost Java (Indonesië). In 1930 door M.

Hille Ris Lambers geschonken aan de collectie Minnaert. Lengte huls 7 cm, diameter huls 6,5 cm, lengte as 19 cm. Schenking Minnaert 1963. GANGSINGAN (PANGGALAN) (1402; UM 0285-123676; HS 412.21)

Javaanse bromtol gemaakt van een bamboehuls die overlangs is opengewerkt waarbij één vezel is uitgespaard die schuin door de spleet in de zijkant loopt. De huls is aan de boven- en onderzijde afgesloten met een aarderood gekleurde houten schijf waardoor een houten as is gestoken die aan de punten is afgerond. Bij het draaien van de bromtol op de as wordt de vezel door de lucht in trilling gebracht waardoor geluid wordt voortgebracht. Het wordt gebruikt als kinderspeelgoed. De bamboehuls is thans gebarsten, een van de

houten schijven is gebroken en de vezel voor de toonvorming ontbreekt. Malang, zuid-oost Java (Indonesië). In 1930 door M. Hille Ris Lambers geschonken aan de collectie Minnaert. Lengte huls 7 cm, diameter huls 6 cm, lengte as 17,5 cm. Schenking Minnaert 1963. KITIRAN (1403; UM 0285-123678; HS 412.22)

Bamboe windmolentje bestaande uit twee delen, een rotor en een as waaromheen de rotor draait zodat geluid wordt geproduceerd. Het wordt in een boom gehangen om vogels af te schrikken. Malang, Zuid-Oost Java (Indonesië). In 1935 door M. Hille Ris Lambers geschonken aan de collectie Minnaert. Lengte 28,5 cm, breedte 52 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 101: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

101 26 februari 2014

TILINCA (637; UM 0285-124737; HS 421.111.11) De tilinca is een Roemeens volksinstrument. Het betreft hier een tilinca fara dop (open aan beide zijden) De uitgeholde pijp vlierhout zonder vingergaten wordt bij de bespeling met het smal toelopende en van een scherpe rand voorziene uiteinde schuin aan de mond gehouden, waarbij de lucht gesplitst wordt op het scherpe uiteinde. Met de open pijp worden de even boventonen gespeeld. De grondtoon en oneven boventonen worden verkregen door het andere uiteinde met de wijsvinger af te sluiten. Aldus zijn de 3de tot en met de 22ste boventoon speelbaar. Ondanks de primitieve bouw zijn niettemin zeer uitgewerkte melodieën op het instrument mogelijk. Gekocht in Cîmpulung (Noord-Roemenië/Moldavië) in 1966 van de bouwer en tilinca speler Mihai Lacatus. Buislengte 55,5 cm, diameter 13 cm. Schenking Minnaert 1966.

CAVAL (638; UM 0285-124728; HS 421.111.12)

Het betreft een Roemeens volksinstrument bestaande uit een uitgeholde pijp van waarschijnlijk vlierhout met zes vingergaten. Bij de bespeling wordt het smal toelopende en van een scherpe rand voorziene uiteinde schuin aan de mond gehouden, waarbij de lucht gesplitst wordt op het scherpe uiteinde. Door meer of minder schuin houden kan de toonhoogte worden beïnvloed. Zonder overblazen heeft deze caval de volgende toonreeks: a-c’-cis’-d’-e’-fis’-g’. Gekocht in Cîmpulung (Noord-Roemenië/Moldavië) in 1966 van de bouwer Mihai Lacatus. Lengte 79 cm, diameter 1,5 cm. Schenking Minnaert 1966.

Page 102: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

102 26 februari 2014

KAVAL (642; UM 0285-124728; HS 421.111.12) Bulgaarse langsfluit, gelakt en bestaande uit drie delen, met twee ringen van zwartgelakt bukshout en aluminium. De boven- en onderkant van de buis zijn eveneens van zwartgelakt bukshout. In het middenstuk bevinden zich zeven vingergaten, een duimgat, en in het onderste gedeelte vier stemgaten (‘Duschik’, duivelsgaten). Aan de onderste twee stemgaten is met een touwtje een label aangebracht met daarop een stempel in cyrillisch schrift en een handgeschreven woord en nummer (1211). Bij de bespeling wordt het smal toelopende, van een scherpe rand voorziene, uiteinde schuin aan de mond gehouden, waarbij de lucht gesplitst wordt op het scherpe uiteinde. Zonder overblazen verkrijgt men de tonen: c-d-es-e-f-fis-g-gis-a. Gebouwd te Sjipka (bij Kazanlik), Bulgarije, door P. Nesjev, 1968. Gekocht te Varna, Bulgarije, in 1968. Lengte 72,8 cm. Schenking Minnaert 1969.

NAY (1411; UM 0285-124739; HS 421.111.12)

Een bamboefluit met vier segmenten die worden bepaald door de knopen in het bamboe. De fluit is aan beide zijden open en rondom versierd met ingekerfde ruitvormige figuren in rechthoekige kaders. De fluit heeft zes vingergaten en wordt aan de bovenzijde aangeblazen waarbij op de afgescherpte rand de lucht wordt gesplitst. Bij een knoop is aan de achterzijde als het ware een duimsteun ontstaan. De zesvingertoon is cis. Nay is een oud Perzisch woord voor riet. Herkomst vermoedelijk Noord-Afrika of Midden Oosten. Lengte 56,8 cm, diameter 2,9 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 103: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

103 26 februari 2014

NAY (1412; UM 0285-124740; HS 421.111.12) Een bamboefluit met vier segmenten die worden bepaald door de knopen in het bamboe. Op de fluit zijn geen versieringen aangebracht. De fluit heeft zes vingergaten en wordt aan de bovenzijde aangeblazen waarbij op de afgescherpte rand de lucht wordt gesplitst. Bij een knoop is aan de achterzijde als het ware een duimsteun ontstaan. De zesvingertoon is cis. Nay is een oud Perzisch woord voor riet. Herkomst vermoedelijk Noord-Afrika of Midden Oosten. Lengte 55,2 cm, diameter 2,6 cm. Schenking Minnaert 1963.

NAY (1413; UM 0285-124742; HS 421.111.12)

Een bamboefluit, aan beide zijden open en rondom versierd met ingekerfde geometrische figuren. De fluit heeft zes vingergaten en wordt aan de bovenzijde aangeblazen waarbij op de afgescherpte rand de lucht wordt gesplitst. De zesvingertoon is cis. Nay is een oud Perzisch woord voor riet. Herkomst vermoedelijk Noord-Afrika of Midden Oosten. Lengte 53,2 cm, diameter 2,8 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 104: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

104 26 februari 2014

NAY (1414; UM 0285-124746; HS 421.111.12) Een bamboefluit met vier segmenten die worden bepaald door de knopen in het bamboe. De fluit is aan beide zijden open en rondom versierd met ingekerfde, enigszins vervaagde, geometrische figuren behalve op het een na onderste segment. De fluit heeft zes vingergaten en wordt aan de bovenzijde aangeblazen waarbij op de afgescherpte rand de lucht wordt gesplitst. De zesvingertoon is cis. Nay is een oud Perzisch woord voor riet. Herkomst vermoedelijk Noord-Afrika of Midden Oosten. Lengte 55,2 cm, diameter 2,6 cm. Schenking Minnaert 1963.

NAY GHIREF (1415; UM 0285-124567; HS 421.111.12)

Een bamboefluit met vier segmenten die worden bepaald door de knopen in het bamboe. Een kleiner model dan de gewone nay. De fluit is aan beide zijden open en rondom versierd met ingekerfde geometrische, vooral ruitvormige, figuren. De fluit heeft vijf vingergaten en wordt aan de bovenzijde aangeblazen waarbij op de afgescherpte rand de lucht wordt gesplitst. Bij een knoop is aan de achterzijde als het ware een duimsteun ontstaan. De vijfvingertoon is gis. Nay is een oud Perzisch woord voor riet. Herkomst vermoedelijk Noord-Afrika of Midden Oosten. Lengte 37,2 cm, diameter 2,2 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 105: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

105 26 februari 2014

NAY GHIREF (1416; UM 0285-124706; HS 421;111.12) Een bamboefluit, aan beide zijden open. Een kleiner model dan de gewone nay. De fluit is versierd met ingekerfde geometrische figuren. Bij de vingergaten, aan de achterkant en zijkanten, zijn afbeeldingen van een plant in een pot, een boom waarin een slang kronkelt en een vesting (?) gekerfd. De fluit heeft vijf vingergaten en wordt aan de bovenzijde aangeblazen waarbij op de afgescherpte rand de lucht wordt gesplitst. De vijfvingertoon is gis. Nay is een oud Perzisch woord voor riet. Herkomst vermoedelijk Noord-Afrika of Midden Oosten. Lengte 36,5 cm, diameter 2,4 cm. Schenking Minnaert 1963.

BAMBOEFLUIT (1417; UM 0285-124741; HS 421.111.12)

Eenvoudige fluit met vijf vingergaten op onregelmatige afstanden van elkaar. De fluit wordt aan de bovenzijde aangeblazen waarbij de lucht op de afgescherpte rand wordt gesplitst. De vijfvingertoon is d. Herkomst onbekend. Lengte 51,5 cm, diameter 2,8 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 106: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

106 26 februari 2014

LEWEL (LOWEL) (1391; UM 0285-124568; HS 421.111.22) Fluit gemaakt uit één stuk tropisch hardhout. De fluit heeft aan de bovenzijde een liggende halve maan waarin de aanblaasopening is gemaakt. Hieronder bevindt zich een bol luchtreservoir met aan de zijkanten elk een vingergat. Vervolgens loopt de fluit taps toe in een punt, met een vingergat enkele centimeters boven de punt. Onder het luchtreservoir steken aan de zijkanten twee verbredingen uit met gaten, kennelijk om een draagtouw aan te binden. De fluit wordt aangeblazen op de manier waarop men een fles kan aanblazen. De beide vingergaten in het luchtreservoir moeten gesloten worden om een toon te blazen. Met het openen of sluiten van het onderste gat wordt een andere toon verkregen (kwartinterval). De fluit wordt vooral gebruikt als signaalinstrument. Verworven in Benin. Afmetingen: lengte 26 cm. Schenking E. Thoenes 1983.

BAMBOEFLUIT (1419; UM 0285-124708; HS 421.111.22)

Eenvoudige bamboefluit die aan de onderzijde open is en aan de bovenzijde is afgeloten door een natuurlijke knoop. De fluit heeft zeven ronde vingergaten voor en een vierkant duimgat achter. Aan de bovenzijde is de knoop aan de achterzijde schuin afgesneden en is een een vierkant aanblaasgat gemaakt. Om dit uiteinde hoort een ring te zitten (van palmblad of metaal) zodat de lucht in het gat kan worden geleid. Deze ring ontbreekt. Gekocht te Idi, Noord-Sumatra (Indonesië) in 1929. Lengte 30,6 cm, diameter 1,9 cm. Schenking Minnaert 1963.

SULING (1440; UM 0285-126655; HS 421.111.22)

Bamboefluit uit Java met zes vingergaten aan de voorzijde. Aan de bovenkant bevindt zich een knoop in het bamboe waarin aan de achterkant aan de rand een klein aanblaasgat is gesneden. Onder dit gat is tevens een klein gat in de pijp gesneden ter splitsing van de luchtstroom. Om de bovenrand is een bamboering geknoopt ter geleiding van de luchtstroom; de knoop wijst naar de voorzijde. Aan de onderzijde is de rand verstevigd met een stuk zwart tape. De

zesvingertoon is gestemd op d’. De suling wordt zowel alleen als in ensemble gebruikt. Gekocht omstreeks 1986 op Java (Indonesië). Lengte 56 cm, diameter 2,5 cm. Schenking M.E. Snijders 2007. Vitrine Drift 21

Page 107: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

107 26 februari 2014

PANFLUIT (SIKU) (645; UM 0285-124577; HS 412.112.2.) Kleine panfluit bestaande uit zeventien bamboebuisjes van verschillende lengte, aan de onderzijde gesloten en aan de bovenzijde open. De buisjes liggen/staan naast elkaar en worden bij elkaar gehouden door een viertal bamboe strips (twee aan weerszijden, een horizontale en een diagonale) die met elkaar zijn verbonden door middel van touw. De buisjes zijn op lengte gerangschikt, van lang naar kort, evenwel in twee “etages” alternerend. De bespelers van de siku zijn meestal met meerderen zodat met behulp van de hoketus-techniek volledige toonladders kunnen worden gespeeld. Het onderhavige instrument lijkt niet te zijn gemaakt om muziek mee te maken maar lijkt meer als decoratie te zijn bedoeld.Zuid-Amerika. Gekocht te Utrecht in 1977. Breedte 19 cm, langste pijp 12,5 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

ZAMPOÑA (SIKU) (1431; UM 0285-124576; HS 421.112.2)

Deze panfluit uit de Andes bestaat uit twee rijen van zeven bamboepijpen, bijeengehouden door een reep bamboe met lichtblauwe wollen draad. De pijpen zijn aan de onderkant afgesneden bij een natuurlijke knoop. Aan de bovenkant zijn de randen aangescherpt om het aanblazen te vergemakkelijken. Er wordt één rij pijpen aangeblazen, de andere rij resoneert mee en versterkt de boventonen. De beide rijen pijpen kunnen evenwel alternerend worden bespeeld. Twee aan twee zijn de pijpen in octaven gestemd: e/e’ - gis/gis’ - b/b’- d’/d’’ - fis’/fis’’ - a’/a’’ - cis’’/cis’’’. La Paz (Bolovia). Gekocht te La Paz in 1969 voor 5 pesos. Lengte grootste pijp 26,5 cm, lengte kleinste pijp: 4,5 cm, breedte 9,2 cm. Schenking Minnaert 1969.

Page 108: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

108 26 februari 2014

DWARSFLUIT (509; UM 0285-124266; HS 421.121.12) Het instrument is van bukshout en heeft vier ivoren ringen, een ivoren sluitdop en een stemkurk. Het bestaat uit vier delen (kop, corpus in twee delen, voet). Er zijn zes vingergaten en één klepgat. De klep, die ontbreekt, was gemonteerd in een ring. De boring is omgekeerd conisch. De stemming is C. De toonhoogte is a’= 440- Hz. Er staat een brandstempel op alle delen: G.A. Rottenburgh. Onder deze inscripties staat een zespuntige ster. Deze Rottenburgh was de derde generatie in een geslacht van fluitbouwers. Waardevol instrument doch in slechte staat. Brussel (België), Godefroid Adrien Joseph Rottenburgh (1709-1790), tussen 1730 en 1760. Lengte 61,7 cm. Schenking Minnaert 1963.

DWARSFLUIT (510; UM 0285-124727; HS 421.121.12)

Het instrument is van bukshout en heeft vier ivoren ringen, een ivoren sluitdop en een stemkurk. Het bestaat uit vier delen (kop, corpus in twee delen, voet). Er zijn zes vingergaten en één klepgat. De klep, die ontbreekt, was gemonteerd in een ring. De boring is omgekeerd conisch. De stemming is C. De toonhoogte is a’= 440- Hz. Er staat een brandstempel op alle delen: G.A. Rottenburgh. Onder deze inscripties staat een zespuntige ster. Deze Rottenburgh was de derde generatie in een geslacht van fluitbouwers. Waardevol instrument doch in slechte staat.Herkomst: onbekend, vermoedelijk tweede helft 18e eeuw. Lengte 62,7 cm. Gereviseerd door de fa. Verreyt te Utrecht in 1964. Klep nieuw opgezet volgens origineel model en een ivoren ring opnieuw opgezet. Schenking Minnaert 1963.

Page 109: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

109 26 februari 2014

DWARSFLUIT (511; UM 0285-124726; HS 421.121.12) Fluit van ivoor met een zilveren klep, bestaande uit vier delen (kop, corpus in twee delen, voet) en is omgekeerd conisch geboord. Er zijn zes vingergaten en een klepgat. Het klepgat is voorzien van een platte vierkante gesloten klep, gemonteerd in een ring. De stemkurk heeft een ivoren sluitdop. Stemming: C. Toonhoogte: a’= lager dan 440 Herz (bijna een halve toon). Inscriptie op alle delen: T. Lot (zeer moeilijk leesbaar) Herkomst: Parijs (Frankrijk), Thomas Lot (1734-1787). Gekocht op een veiling te Gent in 1910. Gereviseerd door de fa. Verreyt te Utrecht in 1964. Lengte 61,6 cm. Schenking Minnaert 1963.

DWARSFLUIT (512; UM 0285-124264; HS 421.121.12)

Het instrument is van bukshout met vier ringen van hoorn en klep van messing. Het bestaat uit vier delen (kop, corpus in twee delen, voet). Er zijn zes vingergaten en een klepgat. Het klepgat is voorzien van een platte, ronde gesloten klep, gemonteerd in een blok. De stemkurk heeft een houten sluitdop. De boring is omgekeerd conisch. Stemming: C. Toonhoogte : a’= 440- Hz (circa ½ toon lager). Er staat een brandstempel op alle delen: Noë frères, gevat in een ovaal met daaronder en -boven een vijfpuntige ster. Het instrument is kromgetrokken en heeft aan de onderkant een beschadiging.Parijs (Frankrijk), Noë frères, circa 1840. Lengte 61,7 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 110: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

110 26 februari 2014

DWARSFLUIT (513; UM 0285-124265; HS 421.121.12) Het instrument is van bukshout met ringen van hoorn (onderste ontbreekt) en kleppen van messing. Het bestaat uit vier delen (kop, corpus in twee delen, voet). Er zijn zes vingergaten en vijf klepgaten. De klepgaten zijn voorzien van schotelvormige gesloten kleppen, gemonteerd op pilaartjes met grondplaatjes. De stemkurk heeft een houten sluitdop. Stemming: C. Toonhoogte: a’ =440 Herz. Inscriptie op alle delen: Dupré, / A Tournay. Boven deze inscripties staat een lier met daarboven een vijfpuntige ster en eronder ook een vijfpuntige ster. Doornik (België), P.P.G.J. Dupré (1790-1862). Lengte 62,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

DWARSFLUIT (514; UM 0285-124725; HS 421.121.12)

De fluit is van palissanderhout en heeft ringen en kleppen van verzilverd metaal. Het instrument bestaat uit vier delen (kop, corpus in twee delen, voet). De kop is voorzien van een metalen binnenmantel en een stemkurk met schroefmechaniek. De sluitdop ontbreekt. De overige delen zijn voorzien van metalen binnenringen op de tappen. Er zijn zes vingergaten en vijf klepgaten. De klepgaten zijn voorzien van schotelvormige, gesloten kleppen, die op direct in het hout geschroefde pilaartjes zijn gemonteerd. Stemming: C. Toonhoogte: a’ = 440+ Herz. Inscripties op alle delen: Buffet / Crampon & Cie / A Paris, gevat in een ovaal. Boven de inscripties een lier, eronder een monogram BC. Op het tweede deel onder het monogram: Brevetés / S.G.D.G. Parijs (Frankrijk), Buffet-Crampon & Cie., na 1836. Lengte 61,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 111: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

111 26 februari 2014

DWARSFLUIT (515; UM 0285-124722; HS 421.121.12) Het instrument is van ebbenhout. Het heeft zes ringen waarvan er twee (de onderste) ontbreken. De bovenste drie ringen zijn van verzilverd metaal op messing, de andere ring is gedeeltelijk aanwezig en is van ivoor. De ivoren knop van de stemkurk ontbreekt. Het instrument bestaat uit vijf delen (kop, tonnetje, corpus in twee delen, voet). De kop is voorzien van een stemkurk met schroefmechaniek. De kop is gescheurd en een reparatie met metalen pennen is zichtbaar. Het tonnetje is op meerdere plaatsen gescheurd. Er zijn zes vingergaten en vijf klepgaten. De klepgaten zijn voorzien van schotelvormige gesloten kleppen, die zijn gemonteerd op pilaartjes met halvemaanvormige grondplaatjes. De onderste helft van het corpus is eveneens gescheurd. De boring is omgekeer conisch. Het instrument is in slechte staat. Stemming: C. Toonhoogte a’=440 Hz. Laagste toon d’. Stempel op alle delen doch slechts enigszins leesbaar op het vijfde deel: Latoux / Aîné, gevat in een ovaal met daarboven en -onder een bloemmoetief.Herkomst onbekend, vermoedelijk eerste kwart 19e eeuw. Lengte 61,2 cm. Schenking Minnaert 1963.

DWARSFLUIT (516; UM 0285-124723; HS 421.121.12)

Fluit gemaakt van palissanderhout met ringen en kleppen van verzilverd metaal. De knop van de stemkurk is bedekt met verzilverd metaal. Het instrument bestaat uit vier delen (kop, tonnetje, corpus in twee delen). De kop is voorzien van een stemkurk met schroefmechaniek. De kop en het tonnetje hebben een metalen voering. Er zijn zes vingergaten en acht klepgaten. Zes klepgaten zijn voorzien van schotelvormige gesloten kleppen, de twee laagste kleppen (cis’en c’) staan open. De kleppen zijn gemonteerd op direct in het hout geschroefde pilaartjes. Stemming: C. Toonhoogte: a’ = 440- Herz. Herkomst onbekend. Lengte 69,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 112: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

112 26 februari 2014

DWARSFLUIT (517; UM 0285-124724; HS 421.121.12) Fluit van palissanderhout met ringen en mechaniek van verzilverd metaal. Het instrument bestaat uit drie delen (kop, corpus, voet). De kop is voorzien van een stemkurk met schroefmechaniek. De fluit heeft een brilmechaniek volgens systeem van Boehm. Er zijn vijf vingergaten met bril, vier schotelvormige open kleppen en acht schotelvormige gesloten kleppen. De kop heeft een metalen binnenmantel, de beide andere delen hebben een metalen voering van de tappen. Stemming: C. Toonhoogte: a’ =440 Herz. Laagste toon c’. Er hoort een met leer bekleed kistje bij waarin ook een palissanderhouten tapbeschermer voor het middendeel. Gereviseerd door de fa. Verreyt te Utrecht in 1964. Herkomst onbekend, vermoedelijk omstreeks 1900. Gekocht op een veiling te Gent (België) omstreeks 1910. Lengte 66,5 cm. Gereviseerd door de fa. Verreyt te Utrecht in 1964. Schenking Minnaert 1963.

DWARSFLUIT (545; HS 421.121.12)

Het instrument is van palissanderhout en heeft een ivoren kop. De ringen, de kleppen en de knop van de stemkurk zijn van verzilverd metaal. Het instrument bestaat uit vier delen (kop, tonnetje, corpus uit twee delen). De kop is voorzien van een stemkurk met schroefmechaniek. De kop en het tonnetje hebben een metalen voering. Er zijn zes vingergaten en tien klepgaten. De tien klepgaten zijn voorzien van schotelvormige kleppen. De onderste twee kleppen (cis’en c’) staan open. De kleppen zijn gemonteerd op direct in het hout geschroefde pilaartjes. De stemming is C. De toonhoogte is a’= 440 Herz. Inscriptie op het tonnetje: August Clemens Glier/ Markneukirchen i. S. in een ovaal (moeilijk leesbaar). Markneukirchen i. S. (Duitsland), August Clemens Glier, omstreeks 1900 (zeker na 1878). Lengte 67,8 cm. Momenteel onvindbaar.

Page 113: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

113 26 februari 2014

DWARSFLUIT (546; UM 0285-124555; HS 421.121.12) Dwarsfluit van wit aardewerk beschilderd met plantmotieven, vooral aren, in zwart, bruin en groen. Er is tevens een gele verkleuring zichbaar. Boven het aanblaasgat staat in zwart de letter F. Ter hoogte van het aanblaasgat lijkt aan de zijkant een signatuur te staan JEL (?). Er zijn zes vingergaten, de zesvingertoon is f ’. De fluit is aan de bovenzijde afgesloten met een kurk. De boring is cilindrisch. Nederland, vóór 1975. Lengte 50 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

DWARSFLUIT (621; UM 0285-124707; HS 421.121.12)

Deze zeppelinvormige fluit met mondstuk is gemaakt van zwart geschilderd aardewerk. Aan de bovenzijde zijn er acht vingergaten, onder is een duimgat en een gat met een scherpe rand waarop de lucht die via het mondstuk wordt geblazen, wordt gesplitst. Berchtesgaden (Duitsland), Lorenz Walch, ca. 1860. Lengte 37,8 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 114: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

114 26 februari 2014

DWARSFLUIT (649; UM 0285-124717; HS 421.121.12) Cilindrisch geboorde bamboe (octaaf)dwarsfluit, zwart gelakt zonder versieringen. Er zijn zes vingergaten en een aanblaasgat. Aan de aanblaaszijde is de buis dichtgemaakt met een houten stop. Zonder overblazen klinken de volgende tonen: d”, e”, fis”, g”, a”, b”, cis”, d”’ (d-groot). Herkomst onbekend, gekocht te Utrecht in 1983. Lengte 30,4 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

PICCOLO (506; UM 0285-124579; HS 421.121.12)

Het instrument is van palissanderhout en heeft ringen en kleppen van verzilverd metaal. Het bestaat uit drie delen (kopstuk, tonnetje en corpus). Het eerste deel is voorzien van een stemkurk met schroefmechaniek. Er zijn zes vingergaten en vijf kleppen. De klepgaten zijn voorzien van schotelvormige gesloten kleppen, die gemonteerd zijn op direct in het hout geschroefde pilaartjes. De stemming is C. De toonhoogte is a’= 440- Herz. Dit is het instrument waarmee prof. Minnaert zijn verzameling is begonnen. Herkomst onbekend, gekocht te Gent (België) in 1907 voor 15 Bfr. Lengte 31,6 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 115: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

115 26 februari 2014

PICCOLO (507; UM 0285-124712; HS 421.121.12) Het instrument is van palissanderhout en heeft ivoren ringen en een zilveren klep. Drie van de vijf ivoren ringen ontbreken, alsmede de afsluitdop in de kop. Het instrument bestaat uit vier delen (kop, corpus in twee delen, voet). Er zijn zes vingergaten en er is één klepgat. Het klepgat is voorzien van een platte vierkante gesloten klep, die gemonteerd is in een blok. De stemming is C. De toonhoogte is a’= 440- Herz. Er staat een incriptie op het eerste, tweede en derde deel: Martin / JF, met daarboven een vijfpuntige ster. Het geheel is gevat in een ovaal. Op de klep staat een zilvermerk.Parijs (Frankrijk), Jean François Martin (werkzaam 1827-1840). Lengte 30,4 cm. Schenking Minnaert 1963.

PICCOLO (508; UM 0285-124736; HS 421.121.12)

Het instrument is van bukshout en heeft een messing klep. Het bestaat uit twee delen (kop en corpus). Er zijn zes vingergaten en er is één klepgat. Het klepgat is voorzien van een platte, ronde, gesloten klep die gemonteerd is in een blok. Het dopje aan de kop ontbreekt. De stemming is C. De toonhoogte is a’= circa 440 Herz. Herkomst onbekend, vermoedelijk tweede helft 18e eeuw. Lengte 32,4 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 116: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

116 26 februari 2014

PICCOLO (539; UM 0285-124578; HS 421.121.12) Fluit van palissanderhout met een ivoren tonnetje. Het instrument bestaat uit drie delen (kop, tonnetje, corpus). Het kopstuk is voorzien van een stemkurk met een schroef-mechaniek. Het mondgat is omsloten met een verzilverd metalen plaatje. Er zijn zes vingergaten en zes klepgaten. De vingergaten zijn omsloten met verzilverde metalen plaatjes waarvan er één ontbreekt. De klepgaten zijn voorzien van ronde schotelvormige gesloten kleppen, die gemonteerd zijn tussen direct in het hout geschroefde pilaartjes. De stemming is: a’ = 1½ toon boven 440 Herz. Er is een inscriptie op het tonnetje: London make D. Groot Brittannië, tweede helft 19e eeuw. Aangekocht bij L.J. Mennink, antiquair te Utrecht, in 1981 voor f. 450,-. Lengte 30,2 cm.

BAMBOEDWARSFLUIT (1420; UM 0285-126656; HS 421.121.12)

Een bamboe dwarsfluit, rondom rijk versierd met ingekerfde en gebrande geometrische figuren, plantmotieven en afbeeldingen van menselijke gedaanten hand in hand (dansers?). Het bovenuiteinde is afgesloten met een prop, het onderuiteinde is open. De fluit heeft zes vingergaten en een aanblaasgat. De zesvingertoon is e. Borneo/Kalimantan (Indonesië). Lengte 51,5cm, diameter 2,7 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21

Page 117: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

117 26 februari 2014

TI (DI, DIZI) (1418; UM 0285-124738; HS 421.121.12) Chinese (Han) dwarsfluit bestaande uit een cilindrische bamboebuis met zwartgelakte ringen. Het bovenuiteinde is in de buis (niet aan het uiteinde) met een stop afgesloten. De fluit heeft een blaasgat, een tweede gat waarover een meetrillend vlies, gemaakt van de binnenkant van de bamboestengel, gespannen dient te worden, en zes vingergaten. De zesvingertoon is a/bes. Het betreft het kleine type: bungdi. Onderaan bevinden zich nog vier stemgaten, ook gebruikt om zijden franje aan te hangen. China, 20ste eeuw. Lengte 52,2 cm, diameter 2,3 cm. Schenking Minnaert 1963.

TI (DI, DIZI) (1435; UM 0285-124730; HS 421.121.12)

Chinese (Han) dwarsfluit bestaande uit een cilindrische bamboebuis met roodgelakte ringen. Het bovenuiteinde is in de buis (niet aan het uiteinde) met een stop afgesloten. De fluit heeft een aanblaasgat, een tweede gat waarover een meetrillend vlies van de binnenkant van de bamboestengel gespannen dient te worden en zes vingergaten. De zesvingertoon is bes. Onderaan bevinden zich nog vier stemgaten, ook gebruikt om zijden franje aan te hangen. China, 20ste eeuw. Lengte 52,2 cm, diameter 2,3 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

Page 118: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

118 26 februari 2014

DONGXIAO (647; UM 0285-124745; HS 421.211.12) Donker gelakte bamboefluit. Aan de voorzijde bevinden zich vijf vingergaten en aan de achterzijde één duimgat. Onderaan de fluit zijn aan de achterzijde nog twee stemgaten geboord. Voorts zijn de wortelaanhechtingen van de bamboestengel aan de onderranden zichtbaar. De fluit is cilindrisch geboord, aan beide zijden open en aan de bovenkant is aan de voorzijde een kerf aangebracht waarop bij aanblazen de luchtstroom wordt gesplitst. Bij bespeling wordt de bovenzijde met de onderlip gesloten. De dongxiao is verwant aan de Japanse shaku hachi en onderscheidt zich van de Chinese xiao door de open bovenkant. De zesvingertoon is d’. De dongxiao wordt vooral in ensemblespel gebruikt. Zuid-Oost China. Gekocht te Utrecht in 1977. Lengte 57,5 cm, diameter van 2,7 cm tot 3,7 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

LOKFLUITJE (619; UM 0285-124079; HS 421.221.11/62)

Lokfluitje met roodbruin leren balgje dat met paardenhaar is gevuld waaruit een metalen fluitje steekt. Het balgje heeft ongeveer de vorm van een kwart cirkel. Als men op het balgje drukt of slaat, ontstaan schelle piepgeluiden die lijken op vogelgeluiden. Het fluitje wordt bij de jacht gebruikt om vogels te lokken. München (Duitsland), 1910. Lengte 11,1 cm, maximale breedte ca. 4 cm. Schenking Minnaert 1963.

SOPRANINOBLOKFLUIT (500; UM 0285-124702HS 421.221.12)

Het instrument is gemaakt van kersenhout en bestaat uit drie delen. Het hout heeft inmiddels gedeeltelijke verkleuring ondergaan. Er zijn zeven vingergaten voor en een duimgat achter, het zevende (pink)gat is iets naar rechts geplaatst. De stemming is D. De toonhoogte is a’= 440 Herz. Inscriptie onder het labium: D. Herkomst onbekend, in 1938 te Utrecht gekocht. Lengte 29,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 119: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

119 26 februari 2014

SOPRAANBLOKFLUIT (501; UM 0285-124707; HS 421.221.12) Eenvoudige, moderne blokfluit gemaakt van perenhout en bestaande uit twee delen. Er zijn zeven vingergaten en één duimgat. Het pinkgat is iets naar rechts geplaatst. De stemming is C. De toonhoogte is a’= lager dan 440 Herz (bijna halve toon). Herkomst onbekend, gekocht te Utrecht in 1938. Lengte 32,3 cm. Schenking Minnaert 1963.

FLAGEOLET (503; UM 0285-124703; HS 421.221.12)

Het instrument is van bukshout en bestaat uit twee delen. Er zijn vier vingergaten voor en twee duimgaten achter. Het instrument heeft een cilindrische boring. Het aanblaasstuk (de snavel) is gerepareerd met een stuk hout van een andere houtsoort. De stemming is F. De toonhoogte is a’= 440 Herz. Herkomst onbekend. Lengte 26,2 cm. Schenking Minnaert 1963.

FLAGEOLET (504; UM 0285-124700; HS 421.221.12)

Het instrument is van palissanderhout en bestaat uit vier delen. De ringen en de kleppen zijn van metaal. De boring is cilindrisch. Er zijn vier vingergaten voor, twee duimgaten achter en vijf kleppen. De klepgaten zijn voorzien van schotelvormige, gesloten kleppen. Drie hiervan zijn gemonteerd in direct in het hout geschroefde pilaartjes en twee hiervan zijn gemonteerd in een metalen zadel. De stemming is A. De toonhoogte is a’= 440- Herz. In een ovaal op het tweede en derde deel staat een inscriptie: Margueritat / 24bd. Bonne Nouvelle / Paris. Parijs (Frankrijk), Margueritat, gekocht te Parijs in 1905. Lengte 34,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 120: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

120 26 februari 2014

FLAGEOLET (505; UM 0285-124705; HS 421.221.12) Fluit van ebbenhout met een ivoren mondstuk in de vorm van een dubbelriet en vier ivoren ringen. Het bestaat uit vijf delen (inclusief het mondstuk) en heeft een cilindrische boring. Het mondstuk is afneembaar. Er zijn vier vingergaten voor en twee duimgaten achter. De stemming is A. De toonhoogte is a’= 440- Herz. Op het tweede en derde deel staat een inscriptie: Martin / JF. Boven de inscriptie is een vijfpuntige ster. Het geheel is gevat in een ovaal. Parijs (Frankrijk), Jean Francois Martin (werkzaam 1827-1840). Lengte 36,1 cm. Schenking Minnaert 1963.

ALTBLOKFLUIT (519; UM 0285-124744; HS 421.221.12)

Fluit van perenhout met een messing ring aan de onderzijde van het kopstuk. Het bestaat uit twee delen (kopstuk en corpus). Er zijn zeven vingergaten voor en een duimgat. Het instru-ment is een kopie van een renaissance-blokfluit en wordt door Klaus Scheele aangeduid als model REMA-G. Stemming: G (g’). Toonhoogte: a’ = 440 Herz. Loxstedt (Duitsland), Klaus Scheele, 1973. Aange-kocht in 1973 bij Klaus Scheele. Lengte 42,4 cm, kopstuk 14,8 cm, lengte vanaf het blok 37,5 cm.

TENORBLOKFLUIT (520; UM 0285-124743; HS 421.221.12) Fluit van perenhout met een messing ring aan de onderzijde van het kopstuk. Het bestaat uit twee delen (kopstuk en corpus). Er zijn zeven vingergaten voor en een duimgat. Het instrument is een kopie van een renaissanceblokfluit en wordt door Klaus Scheele aangeduid als model REMA-C. Stemming: C (c’). Toonhoogte: a’ = 440 Herz. Loxstedt (Duitsland), Klaus Scheele, 1973. Aangekocht in 1973 bij Klaus Scheele. Lengte 62,2 cm, kopstuk 22,8 cm, lengte vanaf het blok 56,2 cm. BASBLOKFLUIT (522; UM 0285-127207; HS 421.221.12) Fluit van perenhout. De kleptoets en ring onderaan het kopstuk zijn van messing. Het bestaat uit drie delen (kopstuk, corpus en voetstuk.). Er zijn zes vingergaten, een duimgat en één klepgat, voorzien van een achthoekige platte openstaande klep gemonteerd in een zadel. De klepconstructie wordt beschermd door een fontanel. Het instrument is een kopie van een renaissanceblokfluit en wordt door Klaus Scheele aangeduid als model REMA-F. Stemming: F (f). Toonhoogte: a’ =4 40 Herz. Loxstedt (Duitsland), Klaus Scheele, 1973. Aangekocht in 1973 bij Klaus Scheele. Totale lengte 96,3 cm, kopstuk 31 cm, lengte vanaf het blok 90,2 cm.

Page 121: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

121 26 februari 2014

TENORBLOKFLUIT (521; UM 0285-124747; HS 421.221.12) De fluit is van perenhout en heeft een messing ring aan de onderzijde van het kopstuk. Het bestaat uit twee delen (kopstuk en corpus). Er zijn zeven vingergaten voor en een duimgat. Naast het vijfde gat is een gat ingevoerd. Het instrument is een kopie van een renaissanceblokfluit en wordt door Klaus Scheele aangeduid als model REMA-C. Stemming: C (c’). Toonhoogte: a’ =440 Herz. Loxstedt (Duitsland), Klaus Scheele, 1973. Aangekocht in 1973 bij Klaus Scheele. Lengte 62,5 cm, kopstuk 23 cm, lengte vanaf het blok 56,5 cm.

CAKAN (606; UM 0285-124580; HS 421.221.12)

Een Tsjechische blokfluit van palissanderhout uit twee delen met twee metalen ringen. Er zijn zes vingergaten voor en één klepgat met een schotelvormige metalen klep, gemonteerd tussen pilaartjes zonder grondplaatje. De stemming is Des. Gekocht te Boedapest (Hongarije) in 1912. Lengte 30 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 122: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

122 26 februari 2014

FLUIER (607; UM 0285-124564; HS 421.221.12) Fluier is een verzamelnaam voor een variëteit aan blokfluiten. Het zijn herders- en boereninstrumenten. Het betreft hier waarschijnlijk een fluier cu dop. De fluit loopt naar onderen enigszins taps toe. De boring is omgekeerd conisch. De bovenkant is met een houten blok gesloten waarin een aanblaasopening is gemaakt. Er is geen snavel gesneden. Het labium is aan de achterkant gesneden. De bovenkant is met een metalen dubbelring verstevigd. Aan de voorzijde zijn zes vingergaten. Zonder overblazen is de stemming: fis’, a’, b’, c’’, d’’, e’’, fis’’. Boekarest (Roemenië), gekocht in 1960. Lengte 39 cm. Schenking Minnaert 1963.

FLUIER (608; UM 0285-124733; HS 421.221.12)

Roemeense blokfluit. Onbeschilderd, doch tussen kop en vingergaten zijn ingekerfde geometrische figuren. De lucht wordt via een opening aan de bovenzijde naar de kernspleet aan de achterzijde geblazen. De kop is voorzien van een metalen (tin?) randversteviging. Er zijn zes vingergaten. De boring is omgekeerd conisch, de pijpopening is half gedekt. Stemming zonder overblazen: c’, d’, e’, f ’ g’, a’, b’. Gekocht te Boekarest (Roemenië) in 1960. Lengte 29 cm. Schenking Minnaert 1963.

SVIRALA (630; UM 0285-12HS 421.221.12) Blokfluit uit voormalig Joegoslavië gemaakt van notenhout (of pruimenhout) met gekartelde zijkanten. De achterkant van de fluit heeft een afgeronde vorm, de voorkant loopt puntig toe. De voorkant is versierd met snijwerk van geometrische figuren en de zes vingergaten liggen verzonken in gesneden hollingen. De boring is cilindrisch. De stemming is C (d, e-, f, g, a, b-, c). Svirala is een verzamelnaam voor fluiten met verschillende vormen uit Servië, Bosnië-Herzegovina, Montenegro en Kroatië. Het is een herdersinstrument. Ohrid (Servië), gekocht in 1964. Lengte 33 cm. Schenking Minnaert 1965.

Page 123: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

123 26 februari 2014

SVIRALA (631; UM 0285-124719; HS 421.221.12) Deze hardhouten blokfluit heeft een vierkante vorm met een ronde cilindrische boring en een snavelmondstuk. Op de voorzijde zijn geometrische figuren ingesneden. Er zijn drie vingergaten. De stemming is g (zonder overblazen g, a, b, d). Svirala is een verzamelnaam voor fluiten met verschillende vormen uit Servië, Bosnië-Herzegovina, Montenegro en Kroatië. Waarschijnlijk betreft het hier een svirala jednojka. Het is een herdersinstrument. Zuid-Joegoslavië (waarschijnlijk Bosnië). Lengte 20 cm. Schenking J. Mirk 1965.

FLOIERA (632; UM 0285-124565; HS 421.221.12)

Beuken(?)houten, blank gelakte fluit met zes vingergaten aan de voorzijde. De fluit loopt naar onderen enigszins taps toe, de boring is evenwel cilindrisch met een zeer nauw gat aan de onderkant. Aan de bovenkant is de buis dichtgemaakt met een opgelijmde houten schijf van 1 cm dik waarin een aanblaasopening is gemaakt. Het labium is aan de achterzijde van de bovenkant van de buis gesneden. De fluit is versierd met eenvoudige ingebrande motieven rondom en met een onduidelijke afbeelding op de bovenhelft. Zonder overblazen klinken de volgende tonen: f’, as’, bes’, c’’, des’’, es’’, e’’. Het is een herdersinstrument verwant aan de Roemeense fluier. Griekenland, gekocht ca. 1978. Lengte 38 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

SVIRALICA (633; UM 0285-124701; HS 421.221.12)

Blokfluitje (kleine svirala) uit voormalig Joegoslavië zonder mondstuk. De fluit is vermoedelijk van fruitbomenhout en is zwartgelakt en versierd met met drie ringen van kleine inkervingen die enigszins rood/roze zijn gekleurd. Aan de boven- en onderkant zijn twee aluminium ringen aangebracht. Aan de bovenkant is aan de achterzijde een labium uitgesneden. De fluit wordt door een spleet in het blok in de bovenkant aangeblazen. Aan de voorzijde zijn zes vingergaten aangebracht. De boring is omgekeerd conisch. De stemming is f ´(majeur). Travnik (Bosnië), gekocht in 1966. Lengte 22 cm. Schenking Minnaert 1966.

Page 124: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

124 26 februari 2014

SJWI (SHVI) (639; UM 0285-124716; HS 421.221.12) Bamboe blokfluit bewerkt met een spiraalvormig brandmerk. Het is een herdersinstrument. In het blok aan de bovenkant is een snavel gesneden. Het labium is aan de bovenkant afgesloten met een blikken band waarmee het geluid kan worden aangepast. Aan de onderzijde bevindt zich een natuurlijke knoop in het bamboe waarin een klein gaatje is geboord. De boring is overigens cilindrisch. Er zijn zeven vingergaten voor en een achter. Zonder overblazen klinken de volgende tonen: b’, d”, e”, fis”, gis”, bes”, c”’, d”’. De sjwi wordt gebruikt als soloinstrument en als ensembleinstrument en bestaat in verschillende maten.Jerevan (Armenië), gebouwd door O.M. Barsegjan in 1967. Lengte 29 cm. Schenking Minnaert 1969.

FULYRKA (643; UM 0285-124713; HS 421.221.12)

Deze Bulgaarse langsfluit is gelakt en bestaat uit drie delen, met twee ringen van zwartgelakt bukshout en aluminium. De boven- en onderkant van de buis zijn eveneens van zwartgelakt bukshout. In het middenstuk bevinden zich zeven vingergaten, een duimgat, en in het onderste gedeelte vier stemgaten (‘Duschik’, duivelsgaten). Aan de onderste twee stemgaten is met een touwtje een label aangebracht met daarop een stempel in cyrillisch schrift en een handgeschreven woord en nummer (1211). Bij de bespeling wordt het smal toelopende, van een scherpe rand voorziene, uiteinde schuin aan de mond gehouden, waarbij de lucht gesplitst wordt op het scherpe uiteinde. Zonder overblazen verkrijgt men de tonen: c-d-es-e-f-fis-g-gis-a. Polen, gekocht in 1969. Lengte 30,3 cm. Schenking Minnaert 1969.

FULYRKA (644; UM 0285-124735; HS 421.221.12)

Blokfluitje van hout zoals gebruikt door Poolse herders in de streek Zakopane. De fluit is donkerpaars gelakt en versierd met gesneden bloemmotieven. Aan de onderkant vernauwt de fluit zich om daarna uit te lopen in een kleine beker. De boring is evenwel omgekeerd conisch. Het labium zit aan de voorzijde, de bovenkant is gesloten met een blok waarbij er geen snavel is gesneden. Er zijn vier vingergaten voor en een duimgat achter. De stemming is in tertsintervallen: f’- a’- c’’ - es’’- g. Bielsko-Biala (Polen), gekocht in 1969. Lengte 19,3 cm. Schenking Minnaert 1969.

Page 125: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

125 26 februari 2014

FLUIT (651; UM 0285-124556; HS 421.221.12) Grof gemaakte fluit van zwart gelakt aardewerk min of meer in de vorm van een saxofoon. De fluit heeft een vrij platte aanblaasopening. De lucht wordt gesplitst op een scherpe rand van een ronde opening aan de onderkant, ter hoogte van de eerste buiging. De beker is naar voren gericht. De fluit heeft vier vingergaten, de viervingertoon ligt tussen de d’en es’. Boven elk vingergat is een diagonale band aangebracht met gekerfde versieringen. Aan de achterzijde bevindt zich een oog waaraan een touw of band kan worden bevestigd en dat tevens als duimsteun dienst doet. Vlak bij de beker zijn twee letters ingekrast: T P. Herkomst mogelijk Mexico, gekocht te Utrecht in 1978. Lengte 27 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

BAMBOEFLUIT (1439; UM 0285-126657; HS 421.221.12)

Bamboefluit met zes vingergaten aan de voorzijde. Aan de bovenzijde is de fluit afgesloten met een blok waarin aan de voorkant een spleet is opengelaten als aanblaasgat. De lucht wordt gesplitst op een aan de voorkant uitgesneden labium. Het bovenste deel van de buis heeft een glad oppervlak terwijl het onderste deel, waarin zich de vingergaten bevinden, verder is afgesneden en door de zichtbare vezels van het hout een ribbeliger oppervlak heeft. De buis is bij de zes vingergaten wat afgevlakt zodat de ronde gaten steeds in een vlakke rechthoek liggen. De buis loopt naar onder conisch toe; de boring is evenwel cilindrisch. De opening aan de onderzijde is klein. De zesvingertoon is gestemd op c’. Kabanjahe (Sumatera, Indonesië). Gekocht van de bouwer in 1992. Lengte 27,7 cm, diameter 2,1 cm. Schenking M.E. Snijders 2007. Vitrine Drift 21

KOEKOEKSFLUITJE (611; UM 0285-124720; HS 421.221.2)

Fluitje gemaakt van wilgenhout, ruw bewerkt, deels nog met de bast omgeven en uitlopend in een gebrandschilderde vogelkop waarvan een oogopleg ontbreekt. Bovenop is een vingergat aangebracht. Aan de bovenzijde een blok, een labium en een snavelmondstuk dat deels is gebroken. Het instrument is wormstekig. Stemming: g – e. Duitsland, jaar onbekend. Lengte 16 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 126: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

126 26 februari 2014

WILGENFLUITJE (613; UM 0285-124718; HS 421.221.311) Fluitje gesneden uit een wilgentak. Aan de aanblaaskant is een “snavel” gesneden. De fluit wordt aangeblazen door lucht door een spleet tussen het hout en de bast te blazen, welke lucht wordt gesplitst op een uitgesneden labium. Net onder het midden is een reep van de bast weggesneden waardoor het hout zichtbaar is. De fluit is aan de onderzijde gesloten. Er zijn geen vingergaten. De fluit brengt een hoge toon voort die enigszins kan worden gemanipuleerd met de embouchure. Nederland, circa 1940. Lengte 12,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

KOEKOEKSFLUITJE (612; UM 0285-124721; HS 421.221.312)

Fluitje gemaakt van wilgenhout en ruw bewerkt. De bast omgeeft nog het grootste deel van het fluitje en is gelakt. Aan de bovenzijde een blok, een labium en een snavelmondstuk. De fluit loopt uit in een gesneden vogelkop, met gebrande versieringen en opgelegde ogen, waarvan de snavel heen en weer kan bewegen waardoor een gaatje aan de onderkant wordt afgedekt zodat het signaal g – e kan klinken. Het deel dat het gaatje afdekt ontbreekt. Het instrument is wormstekig. Brandmerk op het mondstuk: O. Ammergau. Beieren (Duitsland), omstreeks 1912. Lengte 18 cm. Schenking Minnaert 1963.

FLUITJE IN VOGELVORM (518; UM 0285-126486; HS 421.221.41)

Fluitje in vogelvorm gemaakt van klei, gebakken en zwart geverfd. De aanblaasopening zit onder het voetje en het luchtgat aan de linkerzijkant. Herkomst onbekend. Hoogte 4,5 cm.

NACHTEGAAL (616; UM 0285-124553; HS 421.221.41)

Vogelfluitje van geel geglazuurd aardewerk in de vorm van een waterkannetje met een aanblaasroer met een klankopening (labium). Het kannetje wordt gevuld met water waardoor bij aanblazen een geluid wordt verkregen dat lijkt op dat van een nachtegaal. München (Duitsland), 1910. Hoogte 7,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 127: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

127 26 februari 2014

NACHTEGAAL (617; UM 0285-124554; HS 421.221.41) Vogelfluitje in de vorm van een waterketel op een voet, van deels bruin geglazuurd aardewerk met groene versiering. Het heeft een aanblaasroer met een klankopening (labium). Het kannetje/keteltje wordt gevuld met water waardoor bij aanblazen een geluid wordt verkregen dat lijkt op dat van een nachtegaal. Rocquebrune (Zuid Frankrijk). Hoogte 8 cm. Schenking Minnaert 1963.

NACHTEGAAL (618; UM 0285-124191; HS 421.221.41)

Vogelfluitje in de vorm van een blikken kannetje met daar schuin ingestoken een blaasroer met een klankopening (labium). Het kannetje wordt gevuld met water waardoor bij aanblazen een geluid wordt verkregen dat lijkt op dat van een nachtegaal. Duitsland. Hoogte 3 cm, lengte blaasroer 4 cm. Schenking Minnaert 1963.

SAWANGAN (1421; UM 0285-124575; HS 421.221.41)

Duivenfluitje van wit aardewerk in miniatuur ocarinavorm met aan de bovenkan een oog. Met dit oog werd het fluitje aan de staart van een duif gehangen. Door de windverplaatsing tijdens het vliegen floot het fluitje ter afschrikking van roofvogels. Het fluitje is evenwel ook aan te blazen anders dan andere duivenfluitjes hetgeen mogelijk op een andere bestemming duidt. Indonesië. Lengte 3 cm. Schenking Minnaert 1963.

PORSELEINEN FLUITJE (614; UM 0285-124551; HS 421.221.42)

Fluitje in de vorm van een Pierrot-clown, beschilderd met rood, groen en zwart. In de buik zijn drie vingergaten aangebracht. Het aanblaasgat zit in de hoed en het luchtgat in het achterhoofd. Van dit exemplaar zijn de voeten afgebroken. Verder is in het hoofd ook een breuk zichtbaar en is een deel van het gezicht afgebroken waardoor het luchtkanaal is aangetast en de fluit geen geluid meer voortbrengt. Vermoedelijk Saksisch, eind 18de eeuw. Gekocht op een veiling te Gent (België) in 1909 samen met 615. Lengte 9,2 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 128: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

128 26 februari 2014

PORSELEINEN FLUITJE (615; UM 0285-124552; HS 421.221.42) Fluitje in de vorm van een Pierrot-clown, beschilderd met geel, rood, blauw en zwart. In de buik zijn drie vingergaten aangebracht. Het aanblaasgat zit in de hoed en het luchtgat in het achterhoofd. Van dit exemplaar is de rechtervoet afgebroken. Vermoedelijk Saksisch, eind 18de eeuw. Gekocht op een veiling te Gent (België) in 1909 samen met 614. Lengte 9,2 cm. Schenking Minnaert 1963.

OCARINA (620; UM 0285-126658; HS 421.221.42)

Deze zeppelinvormige fluit met mondstuk is gemaakt van zwart geschilderd aardewerk. Aan de bovenzijde zijn er acht vingergaten, onder is een duimgat en een gat met een scherpe rand waarop de lucht die via het mondstuk wordt geblazen, wordt gesplitst. Herkomst onbekend. Lengte 17 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21

OCARINA (646; UM 0285-124550; HS 421.221.42)

Ocarina van wit porselein met ingebakken (Delfts?)blauwe bloemschilderingen. Het corpus is slank en loopt aan beide zijden uit in een punt. Aan de bovenzijde zijn acht vingergaten en aan de onderzijde twee duimgaten en een luchtgat. Aan de onderkant van het aanblaasstuk is een cijfer ingebakken: 6 of 9. Herkomst onbekend. Lengte 19,5 cm.

Page 129: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

129 26 februari 2014

MODEL ORGELMECHANIEK (250; UM 0285-126593; HS 421.222/8) Orgelmodel met windvoorziening, volledige mechaniek met kleppenkast, windlade en pijpen. Het geheel is uitgewerkt met drie (chromatische) tonen. De windvoorziening. Een kleine magazijnbalg kan met lucht worden gevuld door handmatig te pompen met een hevel die twee schepbalgjes in werking zet. De beweging van de schepbalgen is tegengesteld aan elkaar. Het bovenblad van de magazijnbalg is als glasplaat uitgevoerd. Daardoor zijn de inlaatkleppen van de schepbalgen en het overloopventiel zichtbaar. Het overloopventiel bevindt zich op de bodem van de magazijnbalg en is met een touwtje verbonden aan het bovenblad. Een slang dient als windkanaal ter verbinding van de magazijnbalg met de kleppenkast. Het mechaniek. Twee manualen en een pedaal van elk drie toetsen: c – cis – d. Alleen het bovenmanuaal is met de kleppenkast verbonden. Het bovenmanuaal is een balansklavier, het benedenmanuaal een staartklavier. Er zijn grenenhouten abstracten met koperstiften en leren stelmoertjes; alle draaipunten zijn ingevoerd met kernlaken. De aanhechtingsoogjes zijn gefestonneerd. Het model heeft twee hechthouten wellenborden met houten wellen en houten armen, één onder de windlade en één voor de pedaalkoppeling. De pedaalmechaniek mondt uit in een wellenraam. De vier vierkante registertrekkers zijn van eikenhout met palissander registerknoppen met uitzondering van de bovenste, deze heeft een zwarte kunststoffen knop met een witte punt. De perpendiculairs zijn van metaal. Eén registerknop voor een register op manuaal II is verbonden met een sleep. De andere twee slepen kunnen zonder registerknop handmatig worden bediend. De drie andere registerknoppen dienen voor koppeling: I + II, P + I en P + II. De voorslag van de kleppenkast is van glas zodat de losse dubbel beleerde kleppen tussen stiften, opgehouden met een koperen veer, zichtbaar zijn. De cancel van de vierde klep is buiten de kleppenkast opengewerkt. De slepen hebben een veerconstructie. Er zijn drie pijpstokken, de eerste voor een mixtuur van vijf pijpen. Windlade, stokken en roosters zijn van eikenhout. De windlade is voorzien van een hechthouten dekplaat. Het pijpwerk. Bij dit model behoort een aparte stok met rooster (catalogusnummer 250 A) met daarin verschillende pijpvormen. Het aanwezige pijpenmateriaal bestaat uit: — labialen van orgelmetaal: Prestant 8 voet: c’, cis’, d’; Roerfluit 8 voet: c’; Holpijp 8 voet: c’ en cis’; Baardpijp 8 voet: c’; Tolkaan 8 voet: c’; Viola di gamba 8 voet: c’; Quintadeen 8 voet: c’; Koppelfluit 4 voet: c’; Flûte harmonique 4 voet: c’; Nasard 2 2/3 voet c’; Mixtuur 3

sterk 2 – 1 1/3 – 1 voet, in totaal negen pijpen voor de tonen c’, cis’en d’; Terts 1 3/5 voet: c’, cis’ en d’.— labialen van hout: Subbas 16 voet: e’ en f ’, gedekt; het corpus is gemaakt van grenenhout. De voorslag en de

Page 130: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

130 26 februari 2014

pijpvoet zijn van eikenhout. De voorslag is bevestigd met drie metalen schroeven. De naaldhouten stop met eikenhouten greep is dubbel beleerd. De binnenzijde van de pijp is wit geschilderd. — tongwerken met pijpvoeten en bekers van orgelmetaal, koppen van lood, stevels en stemkrukken van koper en messing tongen: Trompet 8 voet: c’, de onderzijde van de beker is verstevigd door een extra koperen onderstuk, de beker is trechtervormig; Kromhoorn 8 voet: c’, cis’ en d’, enge cilindrische bekers met hoed en deksel; Regaal 8 voet: e’, korte gedekte beker. Utrecht (Nederland), J. de Koff & Zn., 1959. Hoogte zonder pijpen 169,5 cm, breedte 62 cm, diepte met pedaal ca. 108 cm.

KISTORGEL (322; HS 421.222/8)

De kas is van eikenhout. De panelen aan de voorzijde, linkerzijkant en achterzijde zijn voorzien van gezaagde uitsparingen ten behoeve van de uitspraak. Aan beide zijkanten zijn uitschuifbare draagpinnen. Er is een los opstaande eikenhouten lessenaar. Inscriptie op het paneeltje boven het manuaal: D.A. Flentrop. Windvoorziening: een elektrische ventilator (merk Ventola, Laukhuff) in een apart geluiddempend kistje. Afmetingen: breedte 30 cm, diepte 31 cm, hoogte 19,8 cm. Er is een platte magazijnbalg onder de windlade. Tractuur: één manuaal, omvang C – f ’’’. Witte houten boventoetsen met ivoorbeleg en palissander-houten ondertoetsen. Afmetingen: lengte boventoets 5,5 cm, breedte 0,9 cm, lengte ondertoets 9,5 cm, breedte 2,3 cm. De ondertoetsen hebben afgeronde zijkanten en profilering aan de voorzijde. Er is een staartklavier met stekkermechaniek aan de voorzijde. De stelmoertjes

van de mechaniek zijn direct onder de toets. De vierkante eikenhouten abstracten lopen enigszins waaier-vormig uit naar de kleppenkast. De onderzijde van de abstracten (bekleed met vilt) is voorzien van een koperen stift die tot aan de klep reikt. De dubbelbeleerde kleppen worden aan de voorzijde met een metalen stift op hun plaats gehouden. De windlade inclusief voorslagen is van eikenhout, uitgezonderd de onderzijde van de windlade die van gelaagd mahoniehout is. De registerknoppen komen aan de bovenzijde uit de kas. De slepen worden bewogen door de registerknoppen een achtste slag te draaien. De vier registerknoppen zijn gemerkt: 8, 2, 4, 1/2. De registerknoppen zijn bevestigd op metalen perpendiculairs die op de pijpstok scharnieren en die door een uitsparing in de pijpstok met de sleep zijn verbonden. Pijpwerk: chromatische opstelling op de lade. Huidige locatie onbekend.

Page 131: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

131 26 februari 2014

Dispositie (in volgorde van de lade): — Gedekt 8 voet. C-Bes van eikenhout; afgevoerd; de zes grootste zijn gekropt. B – f ’’’ van orgelmetaal, met baarden. — Prestant 2 voet. Cilindrisch open; C – c heeft stemkrullen. — Gedekt 4 voet. C – B normaal gedekt; c – f ’’ deksels met inwendige roeren; fis’’ – fis’’’ open. — Mixtuur I-II sterk samenstelling: C 1/2, c 1, c’ 1 1/3, c’’ 2-1 1/3. — Zaandam (Nederland), D.H. Flentrop. Aldaar aangekocht in 1971. Breedte kas 93,8 cm, diepte 50,8 cm, hoogte 96,7 cm. SERINETTE (VOGELORGEL) (575; UM 0285-125381; HS 421.222.11/9)

Draaiorgeltje in een kistje gemaakt van kersenhout. Met de slinger wordt tegelijkertijd een blaasbalg bediend en een houten rol in draaiende beweging gebracht. Op de rol zijn metalen puntjes bevestigd, die een kleine klaviatuur beïnvloeden waarmee loden pijpjes tot klinken worden gebracht. De stemming van deze pijpjes loopt in het vier- en vijfgestreept oktaaf van c t/m d, diatonisch met een toegevoegde bes. De as met de rol is horizontaal verstelbaar; een koperen plaatje rechts aan de buitenkant houdt de rol in de gewenste stand. Zo kunnen verschillende melodieën worden gespeeld. Met zijn hoge, ijle toon werd het instrument gebruikt bij het leren zingen van vogels. Mirecourt, Vogezen (Frankrijk), vermoedelijk begin

18e eeuw. Breedte 27,3 cm, diepte 19,8 cm, hoogte 14,3 cm. Schenking Minnaert 1963. DRAAIORGELTJE (576; UM 0285-125106; HS 421.222.11/9 en 421.222.3/9)

Dit pijporgel heeft een roodbruin gelakte eiken-houten kast op vier ronde poten. Het front is opgevuld met stomme pijpen van verguld been. Met de slinger worden twee blaasbalgen bediend die de lucht in een windlade pompen. Tegelijker-tijd wordt ook de cilinder in draaiende beweging gebracht. Op de cilinder zijn ijzeren punten en haken bevestigd die vijftien haakvormige toetsen bedienen waarmee de pijpen tot klinken worden gebracht. De houten cilinder kan wor-den gewisseld zodat andere melodieën kunnen worden gespeeld. Bij dit orgel horen twee cilinders. Er zijn twee

registers, een ‘Principal’ (prestant 4’, te bedienen met de middelste registerknop, pijpen van zink) en een ‘Stopped diapason’ (gedekte 8’, te bedienen met de linker registerknop, pijpen van hout). Omvang van de Principal: c’’ – a’’’, diatonisch + bes’’; omvang van de Stopped diapason: c’ – a’’, diatonisch + bes’. Elk register heeft veertien pijpen. Met de registerknop ‘Triangle’ schakelt men een belletje in. De as met cilinder is horizontaal verstelbaar en wordt door twee metalen schuiven aan de rechterzijde van de kast in de gewenste stand gehouden. Per cilinder zijn tien verschillende melodieën mogelijk. Het volledige repertoire staat handgeschreven op een papier dat aan de binnenkant van het deksel is geplakt. De tweede cilinder bevindt zich in een eikenhouten kist (64 x 16,4 x 21,4 cm). Het orgel is gemerkt: Clementi & Co. / 26

Page 132: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

132 26 februari 2014

Cheapside London. Aan de binnenkant van de klep aan de bovenzijde staat handgeschreven: Restauratie / Gebr Vermeulen Weert / 1981. 576A Repertoire van het orgel nr 576 Rol nr. 2: 1) Psalm 104; 2) Psalm 23; 3) Evening Hymn; 4) Auld Lang Syne; 5) Psalm 1; 6) Psalm 13; 7) Psalm 150; 8) Psalm 41; 9) Easter Hymn; 10) Abindon. 576B Repertoire van het orgel nr 576 Rol nr. 1: 1) Pray Goody; 2) Robin Adair; 3) Jessie O’Dumblain; 4) Wood Pecker; 5) Blue Bells; 6) Old Hundreth; 7) Banks and Breas; 8) Adeste Fideles; 9) Begone Dullcare; 10) Down the Duron Day. Londen, Clementi & Co., circa 1810. Aangekocht bij Abraham te Londen in 1962. Breedte 48,5 cm, diepte 34 cm, maximale hoogte 82 cm. 576A-576B Twee bijbehorende cilinders. DUBBELFLAGEOLET (542; UM 0285-124262; HS 421.222.12)

Fluit van bukshout met een mondstuk en ringen van ivoor. Het mondstuk heeft de vorm van een dubbelriet. Het instrument heeft twee pijpen met elk een eigen labium en een windkap met één aanblaasopening. Tussen de vingergaten zijn ivoren dopjes en zilveren kleppen aangebracht. De linkerpijp is geconstrueerd als blokfluit, de rechterpijp als flageolet. De linkerpijp heeft zes vingergaten en vier klepgaten, waarvan er drie voorzien zijn van gesloten kleppen en er één voorzien is van een openstaande klep. De rechterpijp heeft vier vingergaten, één stemgat en vier klepgaten. Alle vier zijn voorzien van gesloten kleppen. De montering van de kleppen is in blokken en een afgeschuinde ring (eksteroog). De rechterpijp wordt gebruikt om in de paralelle terts (of sext bij overblazen) te spelen. Elk van de pijpen kan afzonderlijk worden afgesloten met een metalen plaatje boven het desbetreffende labium. De plaatjes worden heen en weer bewogen met behulp van kleppen. Inscriptie op de windkap en twee keer op het labiumdeel: Simpson / 260 Regentstreet / Oxfordstreet / London / Patent. Tevens: Simpson Patent twee keer op de voet. Herkomst: Londen (Groot Brittannië), John Simpson, vóór 1830. Aangekocht in 1982. Afmetingen *****

DVOJNICE (610; UM 0285-124710; HS 421.222.12)

Een dubbele blokfluit gesneden uit één stuk eikenhout. De fluit is plat en wordt naar onder toe enigszins breder, waarbij de onderste helft is verdeeld in twee parallel lopende losgesneden buizen die aan de onderzijde weer met elkaar zijn verbonden. Aan de aanblaaszijde is de fluit aan de achterkant afgeschuind met aan de voorkant twee labia. De boring van beide buizen is cilindrisch. De voorzijde is met typisch geometrisch snijwerk versierd. Op de rechterpijp (melodiepijp) bevinden zich vier vingergaten, op de linkerpijp (begeleiding, meest in tertsen) drie vingergaten. Dit duidt op een Servische of Bosnische herkomst. Dit instrument komt onder verschillende namen voor in Servië, Kroatië, Macedonië en Bosnië-Herzegovina. Zagreb (Kroatië), gekocht in 1962. Lengte 31,3 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 133: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

133 26 februari 2014

DVOJNICE (648; UM 0285-124715; HS 421.222.12) Dubbele blokfluit, grof gesneden uit één stuk esdoorn(?)hout. Het is een platte fluit met aan de onderzijde inkepingen die twee buizen suggereren. Aan de aanblaaszijde is de fluit aan de achterkant afgeschuind met aan de voorkant twee labia. De boring van beide buizen is cilindrisch. De voorzijde is met typisch geometrisch snijwerk versierd. Op de rechterpijp (melodiepijp) bevinden zich vier vingergaten, op de linkerpijp (begeleiding, meest in tertsen) drie vingergaten hetgeen duidt op een Servische of Bosnische herkomst. Dit instrument komt onder verschillende namen voor in Servië, Kroatië, Macedonië en Bosnië-Herzegovina. Voormalig Joegoslavië, gekocht te Utrecht 1977. Lengte 31,5 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

DUBBELFLUIT (1432; UM 0285-124714; HS 421.222.12)

Twee bamboe blokfluiten zijn met elkaar verbonden door lichtblauw wollen draad. De grootste fluit is voorzien van vijf vingergaten voor en een duimgat achter. De zesvingertoon is gis. De kleinste fluit heeft geen gaten en geeft uitsluitend de toon b. Het instrument is in gebruik bij de indianenstammen in Bolivia. La Paz (Bolivia). Gekocht op de Indianenmarkt te La Paz in 1969 voor 3 pesos. Lengte grootste pijp 35,5 cm, lengte kleinste pijp 29,5 cm, breedte 4 cm. Schenking Minnaert 1969.

BLADTRECHTER (1428; UM 0285-124192; HS 422)

Het betreft een opgerold palmblad (Nipa) dat uitgetrokken en al dan niet voorzien van een rietmondstuk een hobo- of klarinetachtig blaasinstrument voor kinderen oplevert. Idi, Noord Sumatra (Indonesië). Sinds 1929 in de collectie Minnaert. Maximale diameter 3 cm. De maximale lengte is niet meer te meten nu het blad op twee plaatsen is gebroken en de trechter niet kan worden uitgetrokken. Schenking Minnaert 1963.

Page 134: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

134 26 februari 2014

SOPRAANKROMHOORN (534; UM 0285-124570; HS 422.111.2) Instrument gemaakt van bukshout. De ring onderaan de windklep en de klep zijn van messing. Het kokertje dat met schroefdraad om het dubbelriet heen zit (om de spanning te verstellen), is van kunststof. Het riet is gebed in twee stukjes schuimplastic. Het instrument bestaat uit twee delen (windkap en corpus). Het riet en het kokertje met schroefdraad zijn op een messing pijpje bevestigd. Er zijn zeven vingergaten, een duimgat, een klepgat en twee stemgaten. Het klepgat is bedekt met een platte vierkante gesloten klep die direct in het hout gemonteerd is.

De stemming is C (c’). Op de inscriptie aan de achterzijde staat: Günther / Körber. Berlijn (Duitsland), Günther Körber, 1973. Totale lengte 60,5 cm, lengte windkap 13 cm. ALTKROMHOORN (535; UM 0285-124571; HS 422.111.2) Instrument gemaakt van bukshout. De ring onderaan de windkap en de klep zijn van messing. Het kokertje dat met schroefdraad om het dubbelriet heen zit (om de spanning te verstellen) is van kunststof. Het riet is gebed in twee stukjes schuimplastic. Het instrument bestaat uit twee delen (windkap en corpus). Het riet en het kokertje met schroefdraad zijn bevestigd op een messing pijpje. Er zijn zeven vingergaten, een duimgat, een klepgat en twee stemgaten. Het klepgat is bedekt met een platte vierkante gesloten klep die direct in het hout is gemonteerd. De stemming is F (f). Op de inscriptie aan de achterzijde staat: Günther / Körber. Berlijn (Duitsland), Günther Körber, 1973. Totale lengte 73,5 cm, lengte windkap 14,5 cm. TENORKROMHOORN (536; UM 0285-124572; HS 422.111.2) Instrument gemaakt van bukshout. De ring onderaan de windkap en de klep zijn van messing. Het kokertje dat met schroefdraad om het dubbelriet heen zit (om de spanning te verstellen) is van kunststof. Het riet is gebed in twee stukjes schuimplastic. Het instrument bestaat uit twee delen (windkap en corpus). Het riet en het kokertje met schroefdraad zijn bevestigd op een messing pijpje. Er zijn zeven vingergaten, een duimgat, een klepgat en twee stemgaten. De vingergaten en het duimgat zijn enigszins verzonken. Het klepgat is bedekt met een platte vierkante gesloten klep die direct in het hout is gemonteerd. De stemming is C (c). Op de inscriptie aan de achterzijde staat: Günther / Körber. Berlijn (Duitsland), Günther Körber, 1973. Totale lengte 87 cm, lengte windkap 17 cm. BASKROMHOORN (537; UM 0285-124573; HS 422.111.2) Instrument gemaakt van bukshout. De ring onderaan de windkap, de kleppen en de beschermkap zijn van messing. Het kokertje dat met schroefdraad om het dubbelriet heen zit (om de spanning te verstellen) is van kunststof. Het riet is gebed in twee stukjes schuimplastic. Het instrument bestaat uit drie delen (windkap en twee corpusdelen). Het riet en het kokertje met schroefdraad zijn bevestigd op een messing pijpje. De windkap is voorzien van een houten aanblaaspijpje. Er zijn zes vingergaten, een duimgat, drie klepgaten (twee voor en één achter) en twee stemgaten. De klepgaten zijn bedekt met platte vierkante gesloten kleppen die direct in het hout zijn gemonteerd. De onderste klep staat open. Deze klep heeft een zwaluwstaarttoets en is omgeven door een fontanel. De stemming is F (F). Inscriptie aan de voorzijde boven het klepgat: Günther / Körber. Berlijn (Duitsland), Günther Körber, 1973. Totale lengte 121 cm, lengte windkap 18,5 cm.

Page 135: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

135 26 februari 2014

DUDUK (641; UM 0285-124566; HS 422.111.2) Dit cilindrisch geboord hobo-achtig instrument van abrikozenhout heeft geen klankbeker en wordt aangeblazen door middel van een groot dubbelriet. Het riet steekt in de bolvormige bovenzijde van het instrument en bij niet bespelen wordt dit riet beschermd door een cilindervormig houten kapje. Er zijn acht vingergaten, een duimgat en een stemgat (duivelsgat). Het instrument bestaat in drie formaten. Dit instrument is van het middelste formaat. Het wordt meestal in paren of groepen gespeeld. De benaming ‘duduk’ is een slavische term waarmee een blaasinstrument in het algemeen wordt aangeduid. De bouwer noemt het een ‘instrument voor meeesters’. Gekocht te Jerevan (Armenië), van de bouwer O.M. Barsegjan in 1967. Lengte zonder riet 35 cm, lengte met riet (zonder kapje) 43,5 cm. Schenking Minnaert 1967.

HOBO (527; UM 0285-124263; HS 422.112)

Hobo gemaakt van bukshout met drie ivoren ringen. Het instrument bestaat uit drie delen. Het bovendeel heeft een stemstuk. Er zijn zes vingergaten, waarvan het derde dubbel is geboord (Josef Sellner-systeem). Van de twaalf platte ronde messing kleppen zijn er twee geopend. De kleppen zijn gemonteerd in een opdik of ruig. Eén klep heeft bedieningen voor beide handen en één klep is afzonderlijk of in combinatie met een andere klep te bedienen. Stemming: a’ = 440- Herz (een fractie onder de moderne stemming). Op het middelste stuk een inscriptie: Kruspe / Mühlhausen. Mühlhausen (Duitsland), Kruspe, omstreeks 1833. Lengte 56,7 cm. Bij de hobo hoort een naaldhouten kistje, gefineerd met mahonie, ingelegd met bukshout en van binnen bekleed met blauw fluweel. UM 0285-125374. Het heeft een slot en een messing hengsel. Afmetingen kistje: 32,9 x 18 x 10 cm. In 1964 gereviseerd door de fa. Verreyt te Utrecht. Schenking Minnaert 1963.

Page 136: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

136 26 februari 2014

HOBO (528; UM 0285-124279; HS 422.112) Het instrument is van bukshout en heeft drie zilveren ringen. Het bestaat uit drie delen. Het bovenste deel heeft een stemstuk en het middelste deel heeft een duimsteun die aan het corpus is gesneden. Er zijn zes vingergaten, waarvan het derde dubbelgeboord is (Josef Sellner-systeem); de onderste drie vingergaten zijn ingevoerd met messing ringen. De dertien schotelvormige zilveren kleppen, waarvan er twee zijn geopend, zijn gemonteerd op pilaartjes met een grondplaatje. Drie hevels kunnen twee kleppen tegelijk bedienen. Stemming: a’ = 440 Herz. Op het bovenste deel en op het middelste deel (twee maal) staat een inscriptie: J. Horak / Prac. (?). Bijpassend houten etui, met bruin leer overtrokken en van binnen bekleed met paars fluweel. Praag (Tsjechië), J. Horak, omstreeks 1850. Gekocht op een veiling te Gent (België) in 1913. Lengte 55 cm. Schenking Minnaert 1963.

HOBO (532; UM 0285-124274; HS 422.112)

Het instrument is van bukshout en heeft vier ivoren ringen en messing kleppen. Het bestaat uit drie delen (twee corpusdelen en een beker). Er zijn zes vingergaten, waarvan het derde en het vierde gat dubbelgeboord zijn. In de beker is een stemgat geboord. Er zijn zes klepgaten, voorzien van platte, ronde kleppen die gemonteerd zijn in ringen en zadels. Er staan twee kleppen open. De kleppen die alleen in zadels gemonteerd zijn, zijn waarschijnlijk later aangebracht. Parijs (Frankrijk), (waarschijnlijk Guillaume) Triébert (1770-1848). Gekocht bij Tony Bingham te Londen in 1969 voor f. 1.566,94. Lengte 55, 9 cm.

Page 137: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

137 26 februari 2014

FAGOT (524; UM 0285-125115; HS 422.112) Het instrument is gemaakt van rozenhout (palissander) en heeft messing beslag, messing kleppen en een ring voor de bevestiging van het draagkoord. Het bestaat uit vijf delen, inclusief de messing S-buis. De S-buis is mogelijk niet orgineel nu hiermee de octaven niet geheel in balans zijn. Er zijn zes vingergaten voor en twee duimgaten achter. De elf klepgaten zijn voorzien van platte, ronde kleppen die zijn gemonteerd in zadels. Hiervan staan er drie open. Er staan inscripties op alle delen behalve de op beker (deze is mogelijk niet origineel): Porthaux Fils, A Paris met daarboven een ovaal motief. Parijs (Frankrijk), Porthaux Fils, circa 1830. Aangekocht in 1985 voor f. 2.200,-. Totale lengte (zonder S) 214,5 cm, totale hoogte 129 cm.

FAGOT (529; UM 0285-125379; HS 422.112)

Het instrument is gemaakt van gevlamd rozenhout (pallissander) en heeft messing beslag en een haakje voor bevestiging van een koord. Het bestaat uit vijf delen, inclusief de messing S-buis. De vleugel is aan beide zijden ingekort teneinde de stemming te beïnvloeden. Er zijn zes vingergaten voor en twee duimgaten achter. De vijf klepgaten zijn voorzien van platte ronde kleppen en zijn gemonteerd in zadels. Drie kleppen staan open. Er staat een inscriptie op de beker: Hammig / Wien. In 1964 gereviseerd door de fa. Verreyt te Utrecht. Wenen (Oostenrijk), Hammig (waarschijnlijk Friedrich Hammig, geboren 1801), omstreeks 1830. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Buislengte (zonder S) 215 cm, totale hoogte 127 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 138: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

138 26 februari 2014

FAGOT (530; UM 0285-125114; HS 422.112) Deze fagot bestaat uit vijf delen (inclusief nieuwzilveren S-buis) en is grotendeels vervaardigd uit esdoornhout. De vleugel heeft ogen in het esdoorn, de hoofdbuis is gevlamd. De beker is later toegevoegd gelet op zijn moderne Franse vorm en is van rozenhout. Het beslag en de kleppen zijn van messing. Onder aan de vleugel is een metalen ring om de buis bevestigd. In het blag aan de bovenzijde van het kniestuk is een ring voor de bevestiging van het koord gemonteerd. Er zijn zes vingergaten en twee duimgaten. Daarnaast zijn er zeven klepgaten (twee voor, vijf achter), voorzien van platte, ronde kleppen, gemonteerd in zadels. Drie kleppen zijn open. Inscriptie op het kniestuk: Sax / Bruxelles (moeilijk leesbaar), met daaronder en daarboven een achtpuntige ster. In 1964 gereviseerd door de fa. Verreyt te Utrecht. Brussel (België), Charles Joseph Sax (1791-1865, vader van Adolphe Sax), circa 1820. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Buislengte (zonder S) 215 cm, totale hoogte 126,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

FAGOT (531; UM 0285-125380; HS 422.112)

Herkomst onbekend, vermoedelijk Duits-Oostenrijks, misschien Boheems of Russisch, vermoedelijk eerste helft 19e eeuw. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Totale buislengte (zonder S) 217 cm, totale hoogte 127 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 139: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

139 26 februari 2014

FAGOT (533; UM 0285-125382; HS 422.112) Fagot gemaakt van rozenhout (palissander) met messing beslag, messing kleppen en een ring ter bevestiging van een draagkoord alsmede een schuif ter geleiding van het koord. Het bestaat uit vijf delen, inclusief een messing S-buis. Er zijn zes vingergaten voor en twee duimgaten achter. Het bovenste duimgat is evenwel voorzien een klep van afwijkend model. Er zijn daarnaast twaalf klepgaten die voorzien zijn van platte, ronde kleppen, die gemonteerd zijn in zadels. Er staan drie kleppen open. De twee laagste kleppen zijn voorzien van rollers. De fagot heeft een extra vleugel van hetzelfde materiaal en met hetzelfde aantal kleppen. Deze vleugel bestaat uit drie delen; het onderste en het bovenste deel zijn door middel van een stemmechaniek uitschuifbaar. Het stemmechaniek van de delen bestaat uit een kamwielconstructie. Bij het verstellen van de delen worden de twee langste kleppen telescopisch in lengte aangepast. De extra vleugel (ingeschoven net zo lang als de andere vleugel) is aan de bovenzijde maximaal 2,5 cm uitschuifbaar en aan de onderzijde maximaal 2 cm. Maximaal uitgeschoven klinkt de fagot bijna een halve toon lager. De twee vleugels zijn gemerkt 1 (de uitschuifbare) en 2. Er staat een inscriptie op alle delen: Savary / Jeune / A Paris, daarboven en daaronder staat een bloemmotief. Voorts op de achterzijde van het onderste deel: 1832 met daaronder een bloemmotief. Herkomst: Parijs (Frankrijk), Jean Nicolas (jeune) Savary (1786-1850, werkzaam tot 1840), 1832. Gekocht te Londen in 1972. Afmetingen: totale lengte (zonder S) 216,3 cm, totale hoogte 173,1 cm. Er is tevens een originele houten kist aanwezig met de afmetingen 62,7 x 26,9 x 9,6 cm met daarin een klein met zwart leer bekleed doosje met vijf rieten.

Page 140: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

140 26 februari 2014

DULCIAAN (538; UM 0285-127208; HS 422.112) Waarschijnlijk is dit instrument gemaakt van esdoornhout. Het heeft een conische boring, messing beslag, messing kleppen, een S en fontanellen. Op de geschroefde metalen duimsteun zit een ring voor een draagkoord. Het instrument bestaat uit twee delen, de beker is uitneembaar. Er zijn zeven vingergaten, twee duimgaten en drie klepgaten (twee voor en een achter). De kleppen aan de voorzijde – die twee gaten bedekken – hebben een zwaluwstaarttoets, waarvan de rechterzijde dubbel is. De kleppen staan open en worden omgeven door messing fontanellen. Aan de zijkant is onder de beker een gat met een plug gestopt. Inscriptie aan de voorzijde: Günther / Körber. Berlijn (Duitsland), Günther Körber, 1973. Lengte (zonder S) 99,4 cm.

CIARAMELLA (622; UM 0285-124711l HS 422.112)

Italiaanse schalmei gemaakt van bukshout met een licht conische boring en acht vingergaten. Het in een beker uitlopende corpus is uit één stuk gemaakt. Ter versiering zijn ringen ingekerfd op het corpus en de beker. Het wordt bespeeld door middel van een dubbelriet (niet aanwezig). Houtsoort, ingekerfde ringen en de vorm van de klankbeker komen overeen met de zampogna (nr. 626), met welk instrument de ciaramella dikwijls in combinatie optreedt. Napels (Italië), 1909. Lengte 33,3 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 141: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

141 26 februari 2014

ZURNA (640; UM 0285-124261; HS 422.112) Kleine, conisch geboorde hobo uit een stuk abrikozenhout uitlopend in een licht verwijde klankbeker. Het instrument is versierd met gekerfde ringen. Het kleine dubbelriet wordt op een messing blaasroer gestoken, dat voorzien is van een pirouette, waartegen de lippen tijdens de bespeling rusten. Het riet staat dan loodrecht op de lippen en wordt geheel in de mond gehouden. Bij niet bespelen dient een cilindervormig rieten kapje ter bescherming. Het blaasroer steekt in een uitschuifbare pijp (staple) die een U-vorm heeft om de vingergaten open te houden. Door de pijp te draaien kunnen ook gaten worden afgesloten als een soort capo. Er zijn zeven vingergaten voor, een duimgat achter en een stemgat (duivelsgat). Gekocht te Jerevan (Armenië), van de bouwer O.M. Barsegjan in 1967. Lengte zonder blaasroer 30 cm, lengte met blaasroer, zonder kapje 35 cm. Schenking Minnaert 1967.

ZAMR EL-SOGHAIR (ZURNA) (1425; UM 0285-124281; HS 442.112)

Arabische hobo, gemaakt van een conisch geboorde, houten buis. De wijde klankbeker is aan de rand met goudverf beschilderd. Voorts is een messing oog en een goudkleurige bloemvormige versiering op de beker aangebracht. Aan de bovenzijde is de buis met touw verstevigd ter reparatie van een scheur en is een metalen versieringsband aangebacht. Ook zijn drie krammen ter reparatie van een scheur tussen de eerste twee vingergaten zichtbaar. Er zijn zeven vingergaten voor en een duimgat achter. Onderaan bevinden zich nog zeven gaatjes voor akoestische doeleinden. Het mondstuk met draaibare hals en het dubbelriet ontbreken. Herkomst Arabië. Lengte 33 cm, diameter beker 8,2 cm. Schenking Minnaert 1963.

ZAMR EL-SOGHAIR (ZURNA) (1426; UM 0285-124282; HS 442.112)

Arabische hobo, gemaakt van een conisch geboorde, zwart geverfde houten buis. De houten buis is op twee plaatsen omgeven door een blikken huls. De trechtervormige beker is bekleed met zwart geverfd metaal. Er zijn zeven vingergaten voor en een duimgat achter. Onder aan de buis en in de beker zijn nog zeven kleine gaatjes voor akoestische doeleinden. Het mondstuk en het dubbelriet ontbreken. Herkomst Arabië. Lengte 35,5 cm, diameter beker 10 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 142: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

142 26 februari 2014

SARUNE (1438; UM 0285-126659; HS 422.112) Hobo uit Sumatra, verwant aan de Arabische zurna. De sarune bestaat in vele vormen. Dit instrument is hoogstwaarschijnlijk afkomstig van de Karo-Bataks. Het is gemaakt van (waarschijnlijk) silantam hout en bestaat uit twee delen die in elkaar schuiven. Het derde deel, de beker, lijkt te ontbreken. De boring is conisch. Het onderdeel is conisch van buitenvorm en versierd met drie banden die rondom zijn gesneden. Er is een reparatie van een scheur met nylondraad zichtbaar. Het bovendeel is conisch van vorm en bevat zes kleine vingergaten van verschillende grootte aan de voorzijde en één duimgat aan de achterzijde. De bovenkant is omwikkeld met garen. In het bovendeel kan een metalen riethouder worden gestoken, met daarop een platte schijf van kunststof (pirouette). De pirouette is met een dunne ketting verbonden aan de riethouder. Het dubbelriet is van kokosnootblad gemaakt en bevindt zich in een daarvoor bestemd kokertje van bamboe met een deksel met ronde knop. De zesvingertoon is gestemd op d’’. De sarune is de hoofdstem in het Karo gendeng ensemble. De speler maakt gebruik van circular breathing. Indonesië. In 1992 gekocht te Medan, Sumatra. Lengte 27 cm, diameter van 0,8 cm tot 3,5 cm. Schenking M.E. Snijders 2007. Vitrine Drift 21

DOEDELZAK (297; UM 0285-126660; HS 422.121)

De Northumbrian Small Pipe is een doedelzak met een chanter en vier bourdonpijpen. De leren zak is bekleed met wijnrood fluweel. Aan de bovenzijde bevinden zich drie openingen. Eén inlaatklep voor de aansluiting van de blaasbalg en twee uitlaatopeningen voor de chanter en de vier bourdonpijpen (drones). De blaasbalg in de vorm van een smidsbalg bestaat uit twee esdoornhouten plankjes met fineer en inleg met daartussen een leren zak. In het bovenblad zit een ivoren plug als inlaatgat voorzien van een leren klepje. In het onderblad bevindt zich een uitlaatklep waarop een rubberen slang is gemonteerd, bekleed met fluweel,

als verbinding met de inlaatklep van de zak. De blaasbalg is voorzien van een leren riem ter bevestiging aan het lichaam. Tevens is er een veter ter bevestiging van het bovenblad aan de arm. De vier bourdonpijpen zijn samengevat in een esdoornhouten plug. Elke bourdon is voorzien van een stuk rietstengel met daarin een gedeeltelijk uitgesneden opliggende tong. De onderzijde van het riet is met rode lak afgesloten. Elke bourdonpijp bestaat uit drie delen: een grenadillehouten onderstuk, een messing huls als middenstuk en een grenadillehouten bovenstuk. Het bovenstuk is voorzien van twee messing ringen die draaibaar zijn. Door deze draaibeweging kan een gat worden afgesloten. Het bovenstuk wordt aan de bovenzijde afgesloten met een ivoren knop waar doorheen een zuigermechaniekje kan worden bewogen. Ook dit dient om de toonhoogte van de bourdon te regelen. De stemmingsmogelijkheden van de bourdonpijpen zijn: voor de kleinste pijp g’ en a’; de tweede pijp d’ en e’; de derde pijp g, a en b; de grootste pijp d en e. De chanter heeft aan de bovenzijde een dubbel riet. Het corpus is cilindrisch uit één stuk en van grenadillehout; de onderzijde is afgesloten met een messing huls en ivoren dop. Er zijn zeven vingergaten, een duimgat en elf klepgaten. De messing kleppen zijn gemonteerd in blokken. De elf platte, ronde kleppen zijn alle dicht. Stemming: g. Omvang: d’ – b’’. Er is een inscriptie op de zijkant van de klep van het een na onderste gat: 572 en een merkteken in de vorm van een bloem of vogel en op de zijkant van de tegenoverliggende klep van het onderste gat: “Burleigh”. D. Burleigh, Longframlington, Northumberland. Zak met lengte 43 cm en maximale breedte 11 cm. Bourdonpijpen vanaf de plug lengte 17,3 / 19,3 / 28,9 en 33, 2 cm. Chanter lengte vanaf de plug 26,7 cm. Aangekocht in 1983. Vitrine Drift 21

Page 143: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

143 26 februari 2014

ZAMPOGNA (626; UM 0285-124748; HS 422.121/62) Klein model van een Zuid-Italiaanse doedelzak. De pijpen en pijphouder zijn gemaakt van bukshout. De vier pijpen zijn bevestigd in een conisch gevormde houder die is aangesloten op een zak van geitenvel. De pijpen lopen uit in een beker en zijn met gekerfde ringen versierd. De langste pijp heeft een losse beker. De windvoorziening geschiedt door middel van een bukshouten blaasroer dat aan de binnenkant van de zak met een ventiel is afgesloten, zodat de lucht niet terug kan ontsnappen. Drie van de vier conische pijpen spreken door middel van een (ontbrekend) dubbelriet, de kleinste pijp is

niet doorboord. Van de twee chanters heeft de ene vijf vingergaten voor en een duimgat achter alsmede twee stemgaten, de andere drie vingergaten, een klepgat met een openstaande metalen klep en twee stemgaten. De derde pijp is de bourdonpijp. Calabrië (Zuid-Italië), gekocht te Napels (Italië) in 1909. Lengte pijpen 60-37,5-30,5-12,5 cm. Schenking Minnaert 1963. ZAMPOGNA (627; UM 0285-125116; HS 422.121/62)

Grootste model van Zuid-Italiaanse doedelzak. De pijpen en pijphouder zijn gemaakt van bukshout. De vier pijpen zijn bevestigd in een conisch gevormde houder die is aangesloten op een zak van geitenvel die hier ontbreekt. De pijpen lopen uit in een beker en zijn met gekerfde ringen versierd. De bekers van de melodiepijpen zijn afschroefbaar. De windvoorziening geschiedt door middel van een bukshouten blaasroer dat aan de binnenkant van de zak met een ventiel is afgesloten, zodat de lucht niet terug kan ontsnappen. Het blaasroer is zonder ventiel bewaard gebleven. Drie van de vier conische pijpen spreken door middel van een (ontbrekend) dubbelriet, de kleinste pijp is niet doorboord. Van de twee chanters heeft de kleinste (canto) drie enkele vingergaten en een dubbel vingergat alsmede vier stemgaten, de grootste (trombone) drie vingergaten, een klepgat met een openstaande metalen klep, beschermd door een houten fontanel, een overblaasgat aan de bovenkant en vier stemgaten. De grootste bourdonpijp (quarta) geeft het orgelpunt, de kleinste (falsetto) is niet doorboord. Om de resonans te versterken lopen de openingen van de klankbekers niet geheel uit maar zijn deze enigzins vernauwd. De bekers van de canto en de quarta zijn beschadigd. Calabrië (Zuid-Italië), gekocht te Napels (Italië) in 1909. Lengte pijpen 146-85,5-68,5-32 cm, lengte blaasroer 29,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 144: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

144 26 februari 2014

SCHUIFSAXOFOON (SWANEE SAX) (543; UM 0285-126661; HS 422.211.1) Zichtbaar is een metalen omhulsel met de vorm van een sopraansaxofoon. Het eigenlijke instrument bestaat evenwel uit een metalen vierkante pijp die aan één kant wordt afgesloten door een op en neer beweegbare schuif, die door middel van een knop aan de voorzijde van het instrument door de speler te bedienen is. Het instrument wordt aangeblazen met een saxofoonmondstuk. Op het omhulsel zit een ring voor het bevestigen van een draagkoord. Langs de gleuf waardoor de schuif glijdt is een toonschaal weergegeven. Toonomvang: f – c’’’, overblazen in duodeciem. Het instrument is een variant op de Swanee whistle en werd in de jaren twintig van de twintigste eeuw incidenteel gebruikt in de lichte muziek. Inscriptie op het metalen omhulsel: Patent no 277221 / 27 Foreign Patents applied for. Op de beker ‘Swanee-Sax” / Registered / And At / U.S.A. Pat. Off. Op de schuif staat: U.S.A. Pat. Off. / Patent no 277221-27 / British made. Groot Brittannië, datering onbekend, mogelijk 1920-1930. Aangekocht in 1982. Lengte 47,5 cm. Vitrine Drift 21

KLARINET IN ES (623; UM 0285-124280; HS 422.211.2)

Het instrument is gemaakt van bukshout en heeft messing kleppen, ringen en duimsteun. Het bestaat uit vier delen (tonnetje, corpus in twee delen, beker). Om het mondstuk zit een metalen band ter bevestiging van het riet. Er zijn zeven vingergaten voor en een duimgat achter. Het rechterpinkgat is uitgevoerd als eksteroog. De vijf klepgaten zijn voorzien van schotelvormige kleppen waarvan er één open staat. De kleppen zijn gemonteerd tussen pilaartjes met een grondplaatje. Stemming: Es. Er staat een inscriptie op alle delen behalve op het tonnetje: STOWASSER ⁄ J. ⁄ BUDAPEST, het geheel gevat in een ovaal. Boedapest (Hongarije), J. Stowasser, vermoedelijk laatste kwart van de 19e eeuw. Lengte zonder mondstuk 40,9 cm, diameter 12,2 mm. Schenking Minnaert 1963.

Page 145: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

145 26 februari 2014

KLARINET IN C (550; UM 0285-124268; HS 422.211.2) Het corpus en de beker van dit instrument zijn gemaakt van ahornhout; het mondstuk en het tonnetje zijn van fruitbomenhout. De kleppen en de vier ringen zijn van messing. Het mondstuk is waarschijnlijk origineel. Het instrument bestaat uit het mondstuk en vier delen (tonnetje, corpus in twee delen, beker). Er zijn zeven vingergaten voor, waarvan het f / c gat als eksteroog is uitgevoerd, en een duimgat achter. De vijf klepgaten zijn voorzien van schotelvormige kleppen waarvan er één open staat. De kleppen zijn gemonteerd op pilaartjes die direct in het hout geschroefd zijn. De fis/cis klep heeft een messing geleider. De stemming is waarschijnlijk C. In 1964 gereviseerd door de fa. Verreyt teUtrecht. Herkomst onbekend, vermoedelijk tweede helft 19e eeuw. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte met mondstuk 56,2 cm, lengte zonder mondstuk 49,6 cm, diameter 12 mm. Schenking Minnaert 1963.

KLARINET IN C (551; UM 0285-124275; HS 422.211.2)

Klarinet van bukshout met zes ivoren ringen en messing kleppen. Het bestaat uit vijf delen (tonnetje, corpus in drie delen, beker). De beker is waarschijnlijk niet origineel. Er zijn zeven vingergaten voor en een duimgat achter. Er zijn twaalf klepgaten, waarvan er elf voorzien zijn van platte vierkante gesloten kleppen en één klepgat voorzien is van een platte vierkante open klep. De kleppen zijn gemonteerd op verschillende wijzen: ring, blok, zadel, pilaartje met grondplaatje en in afgeschuinde ring (eksteroog). Opmerkelijk is de mechaniek van de octaafklep: deze klep, die geplaatst is aan de voorzijde, wordt aan de achterzijde bediend door middel van een ringvormig overbrengingsmechaniek. De e/b en de fis/cis klep hebben hefbomen die uitschuifbaar in lengte verstelbaar zijn. De stemming is C. Er is een inscriptie op de drie corpusdelen: Baumann, / A Paris. Daarboven een lier met een vijfpuntige ster, verder een inscriptie: C. Op het tonnetje: C. Op de beker: Dobner & Consort. Daaronder: C. (Het betreft hier Dobner & Consort te Straatsburg, vóór 1803.) In 1964 gereviseerd door de fa. Verreyt teUtrecht. Parijs (Frankrijk), Baumann, circa 1800-1830. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte zonder mondstuk 52,1 cm, diameter 14 mm. Schenking Minnaert 1963.

Page 146: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

146 26 februari 2014

KLARINET IN C (552; UM 0285-124276; HS 422.211.2) Het instrument is van bukshout en heeft zes ivoren ringen en messing kleppen. Het bestaat uit vijf delen (tonnetje, corpus in drie delen, beker). De beker is waarschijnlijk niet origineel. Er zijn zeven vingergaten voor en een duimgat achter. Er zijn twaalf klepgaten, waarvan er elf voorzien zijn van platte vierkante gesloten kleppen en één klepgat voorzien is van een platte vierkante open klep. De kleppen zijn gemonteerd op verschillende wijzen: ring, blok, zadel, pilaartje met grondplaatje en in afgeschuinde ring (eksteroog). Opmerkelijk is de mechaniek van de octaafklep: deze klep, die geplaatst is aan de voorzijde, wordt aan de achterzijde bediend door middel van een ringvormig overbrengingsmechaniek. De e/b en de fis/cis klep hebben hefbomen die uitschuifbaar in lengte verstelbaar zijn. De stemming is C. Er is een inscriptie op de drie corpusdelen: Baumann, / A Paris. Daarboven een lier met een vijfpuntige ster, verder een inscriptie: C. Op het tonnetje: C. Op de beker: Dobner & Consort. Daaronder: C. (Het betreft hier Dobner & Consort te Straatsburg, vóór 1803.) In 1964 gereviseerd door de fa. Verreyt teUtrecht.Brussel (België), Charles Joseph Sax (1791-1865, vader van Adolphe Sax), na 1815. Lengte zonder mondstuk 52,5 cm, diameter 14 mm. Schenking Minnaert 1963

KLARINET IN C (553; UM 0285-124269; HS 422.211.2)

Het instrument is van bukshout en heeft vijf ivoren ringen (onderste ontbreekt) en messing kleppen. De ivoren duimsteun is afgebroken. Het instrument bestaat uit vier delen (tonnetje, corpus in twee delen, beker) en een mondstuk. Er zijn zes vingergaten voor en een duimgat achter. De dertien klepgaten zijn voorzien van schotelvormige kleppen. Er zijn elf gesloten kleppen en twee open. Tien kleppen zijn gemonteerd tussen pilaartjes met grondplaatje en geleiders met grondplaatje. Drie kleppen zijn gemonteerd in zadels waarvan een in een verzonken zadel. De stemming is C. Er is een inscriptie op alle delen: Bachmann / A / Bruxelles, gevat in een ovaal. Daaronder: C. Verder staat op het tonnetje, het eerste corpusdeel en de beker boven en onder het ovaal een vijfpuntige ster. Brussel (België), Bachmann, omstreeks 1840. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte zonder mondstuk 51 cm, diameter 13,6 mm. Schenking Minnaert 1963.

Page 147: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

147 26 februari 2014

KLARINET IN BES (555; UM 0285-124273; HS 422.211.2) Afmetingen: lengte zonder mondstuk: 58, 9 cm (het tonnetje lijkt iets afgezaagd), diameter 14 mm. Het instrument is van bukshout, heeft vijf ivoren ringen en messing kleppen. Eén klep ontbreekt. Het instrument bestaat uit vijf delen (tonnetje, corpus in drie delen, beker) en een mondstuk. Het tonnetje is vermoedelijk niet origineel. Er zijn zeven vingergaten voor en een duimgat achter. Daarnaast zijn er zes klepgaten voorzien van platte vierkante kleppen, waarvan er één open staat. Twee kleppen zijn gemonteerd in ringen en drie kleppen in een afgeschuinde ring (eksteroog) waarvan één tevens in een blok. De ontbrekende klep lijkt te zijn gemonteerd geweest op een grondplaatje doch gelet op wijze waarop het gat is aangebracht lijkt het een latere toevoeging. De stemming is Bes (B). Er is een inscriptie op alle delen behalve het tonnetje: Martin / J.F. Daarboven een vijfpuntige ster. Het geheel is gevat in een ovaal. Daaronder: B. Parijs (Frankrijk), Jean Francois Martin (werkzaam 1827-1840). Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte zonder mondstuk: 58, 9 cm (het tonnetje lijkt iets afgezaagd), diameter 14 mm. Schenking Minnaert 1963.

KLARINET IN BES (556; UM 0285-124270; HS 422.211.2)

Het instrument is van bukshout, heeft zes ivoren ringen en messing kleppen, waarvan er twee ontbreken. Het instrument bestaat uit vijf delen (tonnetje, corpus in drie delen, beker (gescheurd)) en een mondstuk (niet origineel). Er zijn zeven vingergaten voor en een duimgat achter. Daarnaast zijn er negen klepgaten waarvan er één open is. Drie kleppen zijn gemonteerd in een afgeschuinde ring (eksteroog), de overige tussen pilaartjes met een grondplaatje. De stemming is Bes (B). Er is een inscriptie op alle delen: Martin / J.F. Daarboven staat een vijfpuntige ster. Het geheel is gevat in een ovaal. Daaronder: à Paris. Daaronder: B (deze ontbreekt op het middelste corpusdeel). Parijs (Frankrijk), Jean Francois Martin (werkzaam 1827-1840). Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte zonder mondstuk 59,7 cm, diameter 14 mm. Schenking Minnaert 1963.

Page 148: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

148 26 februari 2014

KLARINET IN BES (557; UM 0285-124277; HS 422.211.2) Het instrument is van bukshout en heeft zes ivoren ringen en messing kleppen. Het bestaat uit vijf delen (tonnetje, corpus in drie delen, beker) en een mondstuk (authenticiteit onzeker). Het middelste corpusdeel heeft een metalen duimsteun. Deze is vermoedelijk later aangebracht. Er zijn zeven vingergaten voor een een duimgat achter. Daarnaast zijn er zes klepgaten voorzien van komvormige kleppen waarvan er één gesloten is. Twee kleppen zijn gemonteerd in ringen, één klep tussen pilaartjes met grondplaatje en drie kleppen in een afgeschuinde ring (eksteroog) waarvan één tevens in een blok. De stemming is Bes. In 1964 schoongemaakt en gereviseerd door de fa. Verreyt te Utrecht. Herkomst onbekend, vermoedelijk midden 19e eeuw. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte zonder mondstuk 57,5 cm, diameter 15 mm. Schenking Minnaert 1963.

KLARINET IN BES (558; UM 0285-124271; HS 422.211.2)

Het instrument is gemaakt van bukshout en heeft vijf hoornen en kunststof ringen en messing kleppen. Het bestaat uit vijf delen (tonnetje, corpus in drie delen, beker). Er zijn zeven vingergaten voor, een duimgat achter en zes klepgaten die voorzien zijn van komvormige kleppen. Eén klep staat open. De kleppen zijn gemonteerd in de ringen, een afgeschuinde ring (eksteroog), een blok en tussen pilaartjes met grondplaatje. De stemming is Bes. Er zijn inscripties: op het tweede, vierde en vijfde deel: Martin / Frères / A Paris. Daarboven een afbeelding van een bij, eronder een monogram. Op het tonnetje nogmaals de bij en op het derde deel nogmaals het monogram. In 1964 gereviseerd door de fa. Verreyt teUtrecht.Parijs (Frankrijk), Martin Frères (werkzaam vanaf 1840), omstreeks 1850. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte zonder mondstuk 58,5 cm, diameter 14,1 mm. Schenking Minnaert 1963.

Page 149: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

149 26 februari 2014

KLARINET IN BES (559; UM 0285-124272; HS 422.211.2) Het instrument is van bukshout en heeft vijf ivoren ringen (middelste ontbreekt) en messing kleppen. Het bestaat uit vijf delen (tonnetje, corpus in drie delen, beker) en een mondstuk. Er zijn zeven vingergaten voor en twee duimgaten achter (de onderste lijkt een latere toevoeging). Daarnaast zijn er zes klepgaten die voorzien zijn van platte, ronde kleppen. Eén klep staat open. Twee kleppen zijn gemonteerd in ringen. Drie kleppen zijn gemonteerd in afgeschuinde ring (eksteroog) waarvan één tevens in een blok. De cis/gis klep, die tussen pilaartjes met grondplaatje gemonteerd is geweest, ontbreekt. De stemming is Bes (B). Op de beker staat een insctriptie: B. Op alle delen bevindt zich een onleesbaar merkteken. Herkomst onbekend, mogelijk Duits, omstreeks 1840. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte zonder mondstuk 57,9 cm, diameter 13,5 mm. Schenking Minnaert 1963.

KLARINET IN BES (560; UM 0285-124267; HS 422.211.2)

Het instrument is van bukshout en heeft vijf ivoren ringen (bovenste en onderste ontbreken) en messing kleppen. Het bestaat uit vier delen (tonnetje, corpus in twee delen, beker). Er zijn zes vingergaten voor en een duimgat achter. Daarnaast zijn er tien klepgaten die voorzien zijn van schotelvormige kleppen: zeven gesloten, twee geopend, één klep ontbreekt. Drie kleppen zijn gemonteerd in zadels waarvan één in een verzonken zadel. Zeven kleppen zijn gemonteerd tussen pilaartjes met grondplaatje. De stemming is Bes. Er zijn inscripties op alle delen behalve het tonnetje: een ovaal met daarboven en daaronder een vijfpuntige ster. De inscriptie in het ovaal is onleesbaar. Het instrument is in slechte staat. Herkomst onbekend, midden 19e eeuw. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte zonder mondstuk 57,1 cm, diameter 15 mm. Schenking Minnaert 1963.

Page 150: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

150 26 februari 2014

KLARINET (IN BES?) (561; UM 0285-124278; HS 422.211.2) Het instrument is gemaakt van bukshout en heeft zes ivoren ringen en messing kleppen. Het bestaat uit vijf delen (tonnetje, corpus in drie delen, beker). Er zijn zeven vingergaten voor en een duimgat achter. Er zijn zes klepgaten die voorzien zijn van platte, vierkante kleppen. Eén klep staat open. De kleppen zijn gemonteerd in blokken en in een afgeschuinde ring (eksteroog). De stemming is Bes (?). Er zijn inscripties op alle delen: G. Astor & Co / London. Onder alle inscripties staat de afbeelding van een eenhoorn. Op de beker: G. Astor & Co / 79 Cornhill / London. In 1964 gereviseerd door de fa. Verreyt teUtrecht. Londen (Groot Brittannië), Astor & Co, 1798-1800. Lengte zonder mondstuk 60,1 cm, diameter 14 mm. Schenking Minnaert 1963.

ALTKLARINET (562; UM 0285-124547; HS 422.211.2)

Klarinet van bukshout met messing kleppen en vijf ivoren ringen. De duimsteun is aan het corpus gesneden. Het tonnetje is schuin achterwaarts geknikt. Het instrument bestaat uit vier delen (tonnetje, corpus in twee delen, beker) en een mondstuk. Er zijn zes vingergaten voor, een duimgat achter en dertien klepgaten, voorzien van platte, vierkante kleppen. Twee kleppen staan open. De kleppen zijn gemonteerd in een ring en in blokken met geleiders. De stemming is F. Er zijn inscripties op alle delen: Dölling / Potsdam. Daarboven een onduidelijke afbeelding. In 1964 gereviseerd door de fa. Verreyt teUtrecht. Herkomst: Potsdam (Duitsland), C. Fr. Dölling & Sons, tweede kwart 19e eeuw. Lengte zonder mondstuk 80,9 cm, diameter 17,5 mm. Schenking Minnaert 1963.

Page 151: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

151 26 februari 2014

MEIGWIZ (1424; UM 0285-124559; HS 422.22) Dubbelklarinet van twee bamboe pijpen van gelijke lengte. Elke pijp bestaat uit drie delen (mondstuk, “tonnetje” en corpus) die in elkaar steken. De pijpen zijn met touw aan elkaar gebonden. Elke pijp heeft zes vingergaten en een verstelbaar mondstuk met ingekerfde opslaande tong (idioglotte rieten), die naar de mondopening toegekeerd is. Meigwiz of mijwiz betekent paar. Er wordt altijd op beide pijpen tegelijkertijd dezelfde melodie unisono gespeeld. Er is geen bourdonpijp. De speler maakt gebruik van circular breathing. Het wordt gebruikt door herders en fungeert vooral als soloinstrument. Palestina/Israel. In 1925 door mw. Ornstein geschonken aan de collectie Minnaert. Lengte 29 cm. Schenking Minnaert 1963.

ARGHUL (EL-ASGHAR) (1427; UM 0285-124734; HS 422.22)

Cilindrische dubbelklarinet van bamboe met een lange bourdonpijp en een korte melodiepijp. Het betreft de kleinste versie (el-asghar). Verwant aan de oud-Griekse aulos. De rieten zijn in de pijp gesneden en maken daar deel vanuit (idioglotte rieten). De melodiepijp bestaat uit een lang deel met zes gaten aan de voorzijde, een kort deel en een kort deel met uitgesneden riet. De bourdonpijp bestaat uit een kort deel, twee lange delen, een kort deel en een kort deel met uitgesneden riet. De bourdonpijp heeft geen vingergaten. De delen schuiven in elkaar en zijn met touw aan elkaar gebonden. De melodiepijp is met zeer eenvoudig snijwerk versierd. Bij bespeling worden de rieten in hun geheel in de mond genomen. Het riet van de bourdonpijp is tegenovergesteld ingesneden ten opzichte van het riet van de melodiepijp. De bourdonpijp is gestemd op fis’’. De melodiepijp heeft als vijfvingertoon gis’; het onderste gat dient hier om de lucht te laten uitstromen omdat de melodiepijp aan de onderzijde met een knoop is gesloten. Het is een Egyptisch volksinstrument ter begeleiding van volkszang. De bespeler maakt gebruik van circular breathing. Egypte. Verworven in 1985. Lengte lange pijp 53 cm, lengte korte pijp 25,5 cm, diameter pijpen ca. 1 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

SCHELPTROMPET (1434; UM 0285-124753; HS 423.111.1)

Charonia Tritonis-schelp waar de punt vanaf is gezaagd zodat een aanblaasopening is ontstaan met een doorsnee van 2 cm. De spriraalvormige schelp is wit en bruin gevlekt. Herkomst Oceanië. Lengte 23 cm.

Page 152: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

152 26 februari 2014

SCHELPTROMPET (1405; UM 0285-124750; HS 423.112) Grote zeeschelp, Tritonium Variegatum, met ronde aanblaasopening aan de zijkant waar zich ook de eindopening bevindt. De afgebroken punt aan de bovenkant is gedicht met was. De schelp is thans grauwgrijs van kleur maar er zijn nog bruine vlekken zichtbaar.Nieuw Guinea (Irian Jaya, Indonesië), begin 20ste eeuw. Lengte 33 cm. Schenking Minnaert 1963.

LOER (602; UM 0285-127209; HS 423.121.11)

Dit instrument is gemaakt van berkenhout en omwikkeld met berkenschors. Aan de onder- en bovenkant bevindt zich metaalbeslag. De loer heeft een conische boring en wordt zonder mondstuk aangeblazen. Stemming: Cis. Gekocht te Oslo (Noorwegen) in 1914 op een huisvlijttentoonstelling. Lengte 109 cm, diameter beker 8 cm. Schenking Minnaert 1963.

DIDGERIDOO (1404; UM 0285-124557; HS 423.121.11)

Signaaltrompet, gemaakt van een uitgehold stuk eucalyptushout, bruin geschilderd en beschilderd met bepaalde stammotieven (o.a. zeeschildpad) in minerale kleuren oker, terra en wit. Het betreft een klein exemplaar. Met bijenwas of eucalyptushars wordt het aanblaasgat soms wat verkleind en conisch gemaakt. Er is slechts één toon mogelijk, die eindeloos kan worden aangehouden dankzij het gelijktijdig in- en uitademen van de speler (circular breathing). Het wordt uitsluitend door mannen bespeeld. Angurugu (Groot Eylandt) bij Arnhem Land (Noordoost-Australië). In 1960 verkregen. Lengte 65,3 cm, diameter 4,8 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 153: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

153 26 februari 2014

TRUTRUKA (1433; UM 0285-127210; HS 423.121.11) Rechte trompet van bamboe, in tweeën gespleten, uitgehold, gevoegd en omwikkeld met paardendarm. Aan het uiteinde bevindt zich een klankbeker van ossenhoorn. Er zijn versieringen van rode en groene wollen draad aangebracht . Het instrument wordt recht aangeblazen. Meest voorkomend bij indiaanse herderstammen in Argentinië en Chili, vooral de Arucanian indianen. Het wordt uitsluitend door mannen bespeeld. Temuco (Zuid-Chili). Gekocht in Santiago de Chile in 1969 voor 75 esc. Lengte 145 cm, maximale diameter beker 8 cm. Schenking Minnaert 1969.

ALPENHOORN (601; UM 0285-127211; HS 423.121.12)

Instrument gemaakt van cederhout, met pitriet omwoeld. Het heeft een conische boring en de klankbeker staat haaks op de buisrichting. Aan de bovenkant bij het gat voor het mondstuk is de buis door een messing ring omvat. Het ketelvormige houten mondstuk ontbreekt. Stemming: E. Gekocht te Luzern (Zwitserland) in 1909. Buislengte 190 cm, diameter beker 15,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 154: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

154 26 februari 2014

MIDWINTERHOORN (603; UM 0285-125698; HS 423.121.12) Het instrument bestaat uit twee delen essenhout welke helften worden samengehouden door acht metalen ringen. Om de voegen goed te laten sluiten wordt het instrument vóór de bespeling enige tijd in het water geweekt. De midwinterhoorn heeft een conische boring. Het schuin afgesneden mondstuk is van vlier, waaruit het merg is weggebrand. De midwinterhoorn wordt in de adventstijd bespeeld, veelal boven een put voor versterking van het geluid. Gekocht te Denekamp (Overijssel, Nederland) van expediteur IJland in 1928. Lengte zonder mondstuk 107 cm, diameter beker 11 cm. Schenking Minnaert 1963.

MIDWINTERHOORN (604; UM 0285-126662; HS 423.121.12)

Deze midwinterhoorn, in een moderne uitvoering in zink, bestaat uit vijf aan elkaar gesoldeerde stukken buis. Het instrument heeft een conische boring. Bespeling is mogelijk met een schuin afgesneden mondstuk van vlier, waaruit het merg is weggebrand. Om het mondstuk wordt een lapje gewikkeld voor een goede aansluiting. De midwinterhoorn wordt in de adventstijd bespeeld, veelal boven een put ter versterking van het geluid. Gekocht in de buurt van Ootmarsum (Overijssel, Nederland), in 1928. Buislengte 123 cm, diameter beker 11,2 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 155: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

155 26 februari 2014

KOEHOORN (605; UM 0285-126663; HS 423.121.12) Donkerkleurige gekromde runderhoorn met vlak afgezaagd aanblaasgat aan het toelopende uiteinde en zes vingergaten in het midden. Nabij het eerste vingergat is een reparatie zichtbaar. Voor de bespeling lijkt een (hier ontbrekend) mondstuk noodzakelijk te zijn. Vermoedelijk betreft het een herdersinstrument. Herkomst vermoedelijk Scandinavië. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 41 cm, maximale diameter 8,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

DUNG CHEN (1410; UM 0285-124574; HS 423.121.12)

Instrument oorspronkelijk uit Tibet, meestal in paren gepeeld. Een lange, licht conische, messing buis van zeer nauwe mensuur, bestaande uit vier delen die in elkaar geschoven kunnen worden. De beker is iets verwijd en waarschijnlijk later met drie repen rood koper gerepareerd. Een ketelvormig mondstuk met zeer brede rand maakt de bespeling uiterst moeilijk. Slechts de tweede tot en met de vijfde boventoon zijn mogelijk. Oorspronkelijk in gebruik bij rituele gebeurtenissen. Het instrument bestaat in verschillende maten, sommige zijn meer dan drie meter lang. In 1964 schoongemaakt en gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht. China. Schenking dhr. Schoenfeldt aan de collectie Minnaert. Lengte 94 cm, diameter beker 7,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

SIGNAALHOORN (401; UM 0285-124765; HS 423.121.22)

Deze signaalhoorn is van messing en heeft één winding. In de roerpijp is een stembuisje aanwezig dat met een klemschroef kan worden vastgezet en waarin het mondstuk steekt. Er is tevens een ring voor een draagband aanwezig. De boring is conisch. Stemming: Bes. Inscriptie op de beker: A. Lecomte & Cie / Paris. Daarboven staat een stemvork met de aanduiding: A.L. & Cie. In 1964 is het instrument gereviseerd door de fa. Verreyt te Utrecht.Parijs, Arsène-Zoé Lecomte & Cie (deze firma was werkzaam tussen 1859-1892). Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 45,5 cm (zonder mondstuk), diameter beker 14 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 156: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

156 26 februari 2014

SIGNAALHOORN (402; UM 0285-124760; HS 423.121.22) Deze signaalhoorn is gemaakt van messing en heeft één winding. In de roerpijp is een stembuisje aanwezig, dat met een klemschroef kan worden vastgezet. Het mondstuk is met een kettinkje aan het stembuisje bevestigd. Er is een ring aangebracht voor een draagband. Aan de onderkant is om de buis een manchet aangebracht. De boring is conisch. Stemming: C. Er is een inscriptie op de beker: Ch. Rep. / & Zn. / Amsterdam. In 1964 schoongemaakt en gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht. Amsterdam, Christoffel Rep & Zoon (deze firma was werkzaam tussen 1862-1891). Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 38 cm (zonder mondstuk), diameter beker 14 cm, buislengte 114cm. Schenking Minnaert 1963.

JACHTHOORNS (PARFORCEHOORNS) (419A-419B; UM 0285-126664; HS 423.121.22)

Hoorns van messing, met twee windingen en een smalle, zeer licht conische boring waardoor de klank meer als een trompet dan als een hoorn klinkt. Het mondstuk is met een kettinkje aan het instrument bevestigd. Stemming: E. In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht. Bij instrument 419A is een nieuwe beker opgezet, de rand ervan is evenwel nog de originele. Herkomst: onbekend, vermoedelijk tweede helft 19de eeuw. Lengte 80 cm, diameter beker 15,4 cm, buislengte 393 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 157: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

157 26 februari 2014

HOORN (COR D’ORCHESTRE) (424; UM 0285-127212; HS 423.121.22) Hoorn gemaakt van messing met sporen van rode lak, met een winding die bovenaan onderbroken is. Hier is een U-vormige stembeugel met ongelijke uiteinden tussengeplaatst. In het boveneinde kunnen diverse beugels worden gestoken teneinde de stemming te bepalen. Stemming: afhankelijk van de gebruikte beugel. De laagste stemming is C, maar met behulp van een extra koppelstuk is Bes ook mogelijk. De stembeugels zijn hieronder beschreven. De zwarte houten koffer voor de hoorn en de beugels is origineel en heeft een opbergvak in het deksel. Inscriptie op de bekerrand: RAOUX BREVETE SEUL FOURNISSEUR DU ROI RUE SERPENTE A PARIS. Monogram op de beker: MAR. Parijs, Marcel-Auguste Raoux, circa 1830. Aangekocht bij Tony Bingham te Londen in 1970 voor £ 450. Lengte 43 cm, diameter beker 27,6 cm.

Negen stembeugels bij hoorn nr. 424. De door de beugels teweeggebrachte stemming staat gegraveerd op een zilveren plaatje bij een van de uiteinden. De hiervolgende beugels zijn aanwezig: 424I – Inscriptie C (drie windingen), buislengte 281 cm. 424II – Inscriptie D (drie windingen), buislengte 221 cm. 424III – Inscriptie Dis (twee windingen), buislengte 195 cm. 424IV – Inscriptie E (twee windingen), buislengte 173 cm. 424V – Inscriptie F (twee windingen), buislengte 149 cm. 424VI – Inscriptie G (een winding), buislengte 100 cm. 424VII – Inscriptie As?(een winding), buislengte 82 cm. 424VIII – Inscriptie A (een winding), buislengte 66 cm. 424IX – Inscriptie B (een winding), buislengte 47 cm.

Page 158: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

158 26 februari 2014

SIGNAALTROMPET (450; UM 0285-126665; HS 423.121.22) Dit instrument is van messing en heeft twee windingen. Het mondstuk is met een kettinkje aan de roerpijp bevestigd. Er is een stembeugel aanwezig en tevens drie ringen voor een draagband of vaan. Stemming: Es. Inscriptie op de beker: J. Gras / Breveté S.G.D.G. / 32 Rue des ponts de comines / 24 rue faidherbe / Lille. In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht. Lille (Frankrijk), J. Gras, tweede helft 19e eeuw. Lengte 44 cm, diameter beker 12,5 cm, buislengte 204 cm. Schenking Minnaert 1963.

ROEPHOORN (1436; UM 0285-124561; HS 423.121.22)

Enigszins gedraaide uitgeholde hoorn van een rund met aan het uiteinde een bolvorm, versierd met drie ingekerfde kruisvormen, en een enigszins taps toelopend blaasroer, vesierd met vier ingekerfde overlangse inkepingen. Mogelijk dient in dit blaasroer nog een los mondstuk te worden aangebracht. Het uiteinde van het blaasroer is wel enigszins komvormig uitgehold. Aan de beide uiteinden is een leren veter bevestigd, bedoeld om het instrument te dragen of op te hangen. Groot Brittannië, aldaar verworven circa 1977. Lengte 43 cm, maximale diameter uiteinde 8,7

cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992. SIGNAALHOORN (1437; UM 0285-125384; HS 423.121.22)

Eenvoudige hoorn bestaande uit een cilindrische roodkoperen buis met een ronde winding waarbij aan de ene zijde een messing roerpijp met mondstuk (met nauwe boring) en aan de andere kant een roodkoperen lange beker is gesoldeerd. Waarschijnlijk vooral ter decoratie en niet als muziekinstrument bedoeld. Groot Brittannië, verworven omstreeks 1977. Lengte 25 cm, lengte buis 54,5 cm. Schenking J.F.M. de Loos 1992.

Page 159: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

159 26 februari 2014

SIGNAALTROMPET (1408; UM 0285-124569; HS 423.122.1) Slanke, enigszins conische, hardhouten buis, waarbij de kleine langwerpige aanblaasopening in de zijwand is gesneden in de buurt van het boveneinde. Dit boveneinde loopt uit in een grof geneden hand met gestrekte wijsvinger. In de hand is een rond gat gemaakt. De onderzijde heeft een klankbeker gemaakt van een kleine kalebas in peervorm. De klankbeker is bewerkt met eenvoudig snijwerk evenals de onderzijde van de buis. Beneden-Kongo. In 1909 van de verzameling Jacobs overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 38,5, diameter buis (binnen) 1,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

ROEPHOORN (NAMBONGO) (1406; UM 0285-124558; HS 423.122.2)

Hoorn is gemaakt van een olifantsslagtand waarop met pitriet een houten klankbeker is gebonden. Het blaasgat zit aan de zijkant omdat de tand niet tot het einde toe hol is. Aan het uiteinde van de tand is een punt geslepen. Noord-Kongo, vermoedelijk Mangbele- of Mangbetu-gebied. Lengte 55,5 cm, maximale diameter (binnen) 5,2 cm. Schenking Minnaert 1963.

ROEPHOORN (NEMBONGO, NAMBONGO) (1407; UM 0285-127213; HS 423.122.2)

Roephoorn gemaakt van de hoorn van een dier (rund?). De goudgele, kromme hoorn is geheel doorboord maar heeft een aanblaasgat in de zijwand. Dit gat is ovaal en conisch en bevindt zich in de verdikking aan de smalle kant van de hoorn. Het smalle uiteinde is open en kan bij bespeling met de vinger worden afgesloten waardoor verschillende tonen ontstaan. Noord-Kongo, vemoedelijk Mangbele- of Mangbetu-gebied. Lengte 38 cm, maximale diameter 5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 160: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

160 26 februari 2014

KLEPPENHOORN (405; UM 0285-12HS 423.21) Instrument van rood koper. Het stembuisje, de roerpijp, de kleppen, de kokers en de huls zijn van messing. De kleppenhoorn heeft één winding. De las tussen de onderste twee buissegmenten is versterkt met een huls. De huls heeft in het midden een ringvormige verdikking. In de roerpijp is een stembuisje aanwezig dat met een klemschroef kan worden vastgezet en waarin het mondstuk steekt. Er zijn zes klepgaten, voorzien van schotelvormige kleppen, die sluiten op

kokers rondom de gaten. Eén klep staat open, de overige zijn gesloten. De kleppen zijn gemonteerd in zadels. Eén kleptoets loopt onder de steunhaak door. Bij bespeling worden de kleppen met beide handen bediend. Het instrument wordt om die reden, anders dan een instrument met pistonventielen, “plat” vastgehouden. Stemming: Bes. Herkomst: onbekend, waarschijnlijk België begin 19de eeuw. Lengte 47,7 cm (zonder mondstuk), diameter beker 16 cm. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Schenking Minnaert 1963. Momenteel onvindbaar. RUSSISCHE FAGOT (BASHOORN) (406; UM 0285-124754; HS 423.21)

Instrument met een fagotmodel. Hoofdbuis, vleugel en kniestuk zijn van notenhout; het beslag, de in een lus lopende roerpijp, de omhoog staande beker en de kleppen zijn van messing. Het instrument bestaat uit vijf delen. Er is een ringetje voor een draagband aanwezig. Er zijn zes vingergaten, waarvan drie dubbel geboord, en vier klepgaten. De klepgaten zijn voorzien van ronde, platte, gesloten kleppen, gemonteerd in zadels met grondplaatjes. Het mondstuk is van been. In de messing ring bovenaan de vleugel is een bladrankenmotief gegraveerd. De stemming is C. Herkomst: onbekend, waarschijnlijk België of Frankrijk. Begin 19de eeuw. Afkomstig van L. Lozin en lange tijd gebruikt in de St. Michielskerk te Gent bij de begeleiding van het koor. In 1964 is het instrument schoongemaakt en gereviseerd door de fa. Verreyt te Utrecht. Lengte 105,7 cm, diameter beker 19 cm, lengte buis 237 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 161: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

161 26 februari 2014

BASOPHICLEÏDE (407; UM 0285-125385; HS 423.21) Instrument van messing in twee delen, met tweemaal gewonden roerpijp, die met een klemschroef kan worden vastgezet. Op de hoofdbuis bevindt zich een stootkam. Er zijn negen klepgaten, voorzien van platte, ronde, iets gebogen kleppen, die sluiten op kokers rondom de gaten. Eén klep staat open, de overige zijn gesloten. De kleppen zijn gemonteerd op pilaartjes met grondplaatjes. Voorts zijn er twee boogvormige handsteunen en een bevestigingsmogelijkheid voor een muziekstandaard. Stemming: Bes. Inscriptie op de beker: “Gum. Van Engelen ainé à Lierre.” In 1964 is het instrument gerestaureerd (o.a. nieuwe klep) door fa. Verreyt te Utrecht. Lier (België), G. van Engelen l’aîné, 19e eeuw. Lengte 108,8 cm, diameter beker 22,5 cm, lengte buis 280 cm.

ZINK (456; UM 0285-124732; HS 423.21)

Het betreft een zogenaamde stille zink. Anders dan bij de rechte zink is het mondstuk niet afneembaar maar uit de buis zelf gesneden. De stille zink of cornetto muto heeft een zachtere klank dan de rechte zink. Het instrument is gemaakt uit één stuk palissanderhout en is conisch. Het heeft zeven vingergaten aan de voorzijde waarbij het onderste (pink)gat iets naar rechts is geplaatst . De stemming is C (c’) De toonhoogte is a’ =circa 415 Herz. Ongeveer tien centimeter onder het mondstuk is een inscriptie te zien: Günther Körber. Berlijn, Günther Körber, aangekocht in 1974. Lengte 53,5 cm.

Page 162: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

162 26 februari 2014

SCHUIFTROMBONE (452; HS 423.22) Het instrument is van messing en bestaat uit twee delen: de beker met de tweede winding en de eerste winding met de schuif. Het is een tenor-instrument. De stemming is Bes. In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht. Herkomst onbekend. Het instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 104,5 cm, diameter beker 18,5 cm, buislengte 252 cm. Schenking Minnaert 1963. Momenteel onvindbaar.

CORNET (CORNET À PISTONS) (408; UM 0285-124761; HS 423.231)

Cornet van messing met een grote en een kleine winding voorzien van een stembeugel in de hoofdbuis vóór het ventielsysteem. Steunhaak en muziekstandaardhouder zijn aanwezig. In de roerpijp is een uitneembaar buisje; op de roerpijp een condensklepje. Er zijn drie Périnet-ventielen, genummerd 1, 2 en 3, rechts van de beker. Zij verlagen de grondtoon met respectievelijk een hele, een halve en anderhalve toon. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige buizen. De boring is conisch. Stemming: Bes. Inscriptie op de beker: Couesnon & Cie / 94 Rue d’Angoulème / Paris. Daarboven een medaillon met daarin een anker met koord en de letters GA. Onder de inscriptie een cirkel met bladmotief. In de cirkel het cijfer 8. Het geheel wordt bekroond door een lint met medaille met opschrift: Exposition Universelle de Paris / 1900. Daaronder: Hors Concours / Membre du Jury. In 1964 gereviseerd door de fa. Verreyt te Utrecht. Parijs, Couesnon & Cie. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 32,5 cm, diameter beker 12 cm, lengte buis zonder ventielen 129 cm, buislengte ventielen achtereenvolgens 15, 8 en 26 cm. Schenking Minnaert 1963.

CORNET (CORNET À PISTONS) (409; UM 0285-124757; HS 423.231)

Het instrument is van messing en heeft een kleine en een grote winding met een stembeugel in de hoofdbuis vóór het ventielsysteem. In de roerpijp zit een uitneembaar buisje. Er zijn drie Périnet-ventielen links van de beker. Zij verlagen de grondtoon met respectievelijk een hele, een halve en anderhalve toon. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige buizen. De boring is conisch. Stemming: Bes. Inscriptie op de beker: C. Mahillon / Bruxelles. Daarboven staat een wapenschild. Het mondstuk heeft de inscriptie: Ch. Maheu, Gand. In 1964 gereviseerd door de fa. Verreyt te Utrecht.Brussel, C. Mahillon, 19de eeuw. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 32,5 cm, diameter beker 12 cm, lengte buis zonder ventielen 130 cm, buislengte ventielen achtereenvolgens 17, 8 en 26,5 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 163: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

163 26 februari 2014

BUGEL (FLÜGELHOORN) (410; UM 0285-124762; HS 423.231) Bugel van messing met een grote en een kleine winding. De beker staat rechts van het mondstuk. In de kleine winding van de hoofdbuis, achter de ventielen, is een stembeugel aangebracht met daarop een condensklepje. Verder is er een steunhaak en muziekstandaardhouder aangebracht. De drie Périnet-ventielen verlagen de grondtoon met respectievelijk een hele, een halve en anderhalve toon. Het derde ventiel is aan de bovenrand bewerkt. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige buizen. Stemming: Bes. Inscriptie op de beker: C. Mahillon / Fournisseur Brevete / De l’armee / Et des / Conservatoires / Bruxelles. Daaronder een wapenschild met het randschrift Manufacture Generale d’instruments de musique. Het wapenschild is omgeven met een lauwerkrans met onderschrift Medaille d’or / Exposition Universelle / Paris 1878. Op de bekerrand een inscriptie: Melle / 10 / 1907, een waarmerk van de harmonievereniging te Melle, die het instrument in eigendom had. De bugel is in 1964 schoongemaakt en gereviseerd bij de fa. Verreyt te Utrecht.Brussel, C. Mahillon, eind 19de eeuw. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 34,7 cm, diameter beker 15,5 cm, lengte buis zonder ventielen 128 cm, buislengte ventielen achtereenvolgens 20, 10 en 29 cm. Schenking Minnaert 1963.

BUGEL (FLÜGELHOORN) (411; UM 0285-124763; HS 423.231)

Het instrument is van messing en heeft een kleine en een grote winding. De beker staat rechts van het mondstuk. Er is een stembeugel en een condensklepje op de hoofdbuis achter het ventielsysteem. Tevens zijn steunhaak en muziekstandaardhouder aanwezig. Ter hoogte van het tweede ventiel is vlak voor de beker een huls aangebracht. De drie Périnet-ventielen links van de beker verlagen de grondtoon met respectievelijk een hele, een halve en anderhalve toon. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige buizen. Stemming: Bes. Inscriptie op de beker: C. Mahillon / Fournisseur Brevete / De l’armee / Et des / Conservatoires / Bruxelles. Daaronder een wapenschild met het randschrift: Manufacture Generale d’instruments de musique. Het wapenschild is omgeven met een lauwerkrans met onderschrift: Medaille d’or / Exposition Universelle / Paris 1878. Op de bekerrand een inscriptie: Melle / 34 / 1907, een waarmerk van de harmonievereniging te Melle, die het instrument in eigendom had. In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht. Brussel, C. Mahillon, eind 19de eeuw. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Grootste lengte 35,5 cm, diameter 15,5 cm, lengte buis zonder ventielen 128 cm, buislengte ventielen achtereenvolgens 20, 10 en 29 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 164: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

164 26 februari 2014

BUGEL (FLÜGELHOORN) (412; UM 0285-124749; HS 423.231) Het instrument is van messing en heeft één winding. De beker staat rechts van het mondstuk. In de roerpijp zit een stembuisje dat met een klemschroef kan worden vastgezet. Tevens is een muziekstandaardhouder aanwezig. De drie Périnet-ventielen, genummerd 25, 26 en 27, staan links van de beker. Zij verlagen de grondtoon met respectievelijk een hele, een halve en anderhalve toon. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige buizen. Stemming: Bes. Inscriptie op het plaatje van nieuwzilver op de beker: L. Vanderhaeghen / Gand. In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht.Gent (België), L. Vanderhaeghen, omstreeks 1900. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 43 cm, diameter beker 16 cm, lengte buis zonder ventielen 129 cm, buislengte ventielen achtereenvolgens 19, 8 en 28 cm. Schenking Minnaert 1963.

TENORTUBA (BARITON) (416; UM 0285-126666; HS 423.231)

Het instrument is van messing en heeft een kleine en twee grote windingen. De beker staat rechts van het mondstuk. In de hoofdbuis is vóór het ventielsysteem een stembeugel aanwezig en na het ventielsysteem een condensklepje. Tevens is er een muziekstandaardhouder. Er zijn vier Périnet-ventielen waarvan de bovenste drie de grondtoon verlagen met respectievelijk een hele, een halve en twee tonen. Het vierde zijstandige ventiel is een zogenaamd kwartventiel waarmee de stemming tot F kan worden verlaagd. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige buizen. Stemming: Bes. Inscriptie op de beker: C. Mahillon / Fournisseur Brevete / De l’armee / Et des / Conservatoires / Bruxelles. Daarboven een medaillon van nieuwzilver met daarin een wapenschild met randschrift: Manufacture generale d’instruments de musique. Het wapenschild is omgeven met een lauwerkrans met onderschrift: Medaille d’or / Exposition Universelle / Paris 1878. In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht. Brussel, C. Mahillon, eind 19de eeuw. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 62,4 cm, diameter beker 22,5 cm, lengte buis zonder ventielen 263 cm, buislengte ventielen achtereenvolgens 34, 17, 78 en 90 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21

Page 165: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

165 26 februari 2014

TENORTUBA (BAS D’HARMONIE, BARITON) (417; UM 0285-125387; HS 423.231) Dit instrument is gemaakt van messing en heeft een kleine en twee grote windingen. De beker staat links van het mondstuk. De stembeugel in de hoofdbuis zit vóór het ventielsysteem. Er is een muziekstandaardhouder en een stootknop op gemonteerd. Van de vier zijstandig geplaatste Périnet-ventielen zijn de drie onderste genummerd 1, 2 en 3. Deze verlagen de grondtoon met respectievelijk een hele, een halve en anderhalve toon. Het vierde ventiel is een zogenaamd kwartventiel waarmee de stemming tot F kan worden verlaagd. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige buizen. Dit instrument kan zowel links- als rechtshandig bespeeld worden. Stemming: Bes. Inscriptie op de beker: J.B. de Stuyver / À Gand. Daarboven een stemvork met A.L. & Cie. In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht.Parijs, A. Lecomte & Cie, 19e eeuw. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 66 cm, diameter beker 23,5 cm, lengte buis zonder ventielen 269 cm, buislengte ventielen achtereenvolgens 32, 17, 53 en 100 cm. Schenking Minnaert 1963.

TENORTUBA (BARITON) (418; UM 0285-126667; HS 423.231)

Tuba gemaakt van messing met twee windingen. De beker staat links van het mondstuk. In de roerpijp is een stembuisje aanwezig dat met een klemschroef kan worden vastgezet. Er zit een condensklepje op de hoofdbuis na het ventielsysteem. Tevens is een muziekstandaardhouder, een steunhaak en een stootkam aangebracht. Er zijn vier zijstandig geplaatste Périnet-ventielen, voor elke hand twee. Van boven naar beneden verlagen zij de grondtoon met respectievelijk een hele, een halve, anderhalve en tweeënhalve toon. Het onderste ventiel werkt aldus als kwartventiel. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige buizen. Stemming: Bes. Inscriptie op de beker: C. Mahillon / Bruxelles. Daarboven een wapenschild. Dit duidt op de titel die Mahillon verkreeg als instrumentenmaker voor het Belgische leger. Dit exemplaar is vrij vroeg na de titelverlening gemaakt. In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht. Brussel, C. Mahillon, tweede helft 19de eeuw. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 69 cm, diameter beker 23 cm, lengte buis zonder ventielen 263 cm, buislengte ventielen achtereen-volgens 30, 21, 75 en 117 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21

Page 166: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

166 26 februari 2014

ALTHOORN (413; UM 0285-126668; HS 423.232) Het instrument is van messing en heeft een recht model. Het betreft een weinig voorkomende vorm met lange, uitgerekte klankbeker. Er zijn twee kleine windingen en een grote winding. De beker staat rechts van het mondstuk. In de hoofdbuis vóór het ventielsysteem is een stembeugel aanwezig. Voorts is er een muziekstandaardhouder en een stootknop. De drie Périnet-ventielen zijn genummerd 1, 2 en 3. Zij verlagen de grondtoon met respectievelijk een hele, een halve en anderhalve toon. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige buizen. De ventielen met nummers 1 en 3 zijn evenwel niet doorboord, zodat bespeling niet mogelijk is. Stemming: vermoedelijk in Es. In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht. Herkomst onbekend, waarschijnlijk Frans of Belgisch, tweede helft 19de eeuw. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 66 cm, diameter beker 19 cm, lengte buis zonder ventielen 200 cm, buislengte ventielen achtereenvolgens 26, 12 en 41 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21

TENORHOORN (414; UM 0285-125388; HS 423.232)

Deze messing tenorhoorn is naar het model van Sax en heeft drie windingen. De beker staat rechts van het mondstuk. In de hoofdbuis vóór het ventielsysteem is een stembeugel aanwezig. Voorts is er een muziekstandaardhouder en een stootknop. De drie Périnet-ventielen zijn genummerd 1, 2 en 3. Zij verlagen de grondtoon met respectievelijk een hele, een halve en anderhalve toon. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige buizen. Het eerste ventiel is evenwel niet doorboord, zodat bespeling niet mogelijk is. Stemming: Bes. In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht.Herkomst onbekend, waarschijnlijk Frans of Belgisch, eind 19de eeuw. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 68,5 cm, diameter beker 21 cm, lengte buis zonder ventielen 264 cm, buislengte ventielen achtereenvolgens 34, 18 en 55 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 167: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

167 26 februari 2014

TENORHOORN (415; UM 0285-126669; HS 423.232) Messing tenorhoorn naar het model van Sax met twee windingen. De beker staat links van het mondstuk. In de roerpijp zit een stembuisje dat met een klemschroef kan worden vastgezet. Het stembuisje en het mondstuk zijn aan elkaar gesoldeerd. Er is een condensklepje op de hoofdbuis na het ventielsysteem. Tevens is er een muziekstandaardhouder en een stootkam. De drie Périnet-ventielen zijn genummerd 1, 2 en 3 en wijzen naar voren. Zij verlagen de grondtoon met respectievelijk een hele, een halve en anderhalve toon. De winding van de buizen is bijzonder. Waarschijnlijk wordt dit instrument linkshandig bespeeld. Stemming: Bes. Inscriptie op de beker: Vandeneynden / Gand. In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht. Gent (België), Vandeneynden, 19e eeuw. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Afmetingen: lengte 67,2 cm, diameter beker 21 cm, lengte buis zonder ventielen 242 cm, buislengte ventielen achtereenvolgens 36, 18 en 73 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21

HOORN (421; UM 0285-126670; HS 423.232)

Het instrument is gemaakt van messing en heeft een kleine en een grote winding. Er is een stembeugel aanwezig in de hoofdbuis vóór het ventielsysteem. In het boveneinde kunnen diverse beugels worden gestoken teneinde de stemming te bepalen. Terwille van de vormgeving is in de buitenste buiswinding een loos buisgedeelte aangebracht. Er zijn twee Stölzel-ventielen die de grondtoon met respectievelijk een hele en een halve toon verlagen. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige stukken. Stemming: afhankelijk van de gebruikte beugel (zie nrs. 423 A t/m G). In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht. Herkomst onbekend. Lengte 61 cm, diameter beker 28,5 cm, lengte buis zonder ventielen 227 cm, buislengte ventielen achtereenvolgens 45 en 20 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21

Page 168: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

168 26 februari 2014

HOORN (422; UM 0285-126671; HS 423.232) Het instrument is gemaakt van messing en heeft een grote en twee kleine windingen. Er is een stembeugel aanwezig in de hoofdbuis na het ventielsysteem. In het boveneinde kunnen diverse beugels worden gestoken teneinde de stemming te bepalen. Er zijn twee Périnet-ventielen die de grondtoon met respectievelijk een hele en een halve toon verlagen. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige stukken; een ervan is voorzien van een ring. Stemming: afhankelijk van de gebruikte beugel (zie nrs. 423 A t/m G). Inscriptie op de beker: F van Cauwelaert / Breveté / Bruxelles. In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht. Brussel, F. van Cauwelaert, tweede helft 19de eeuw. Lengte 59 cm, diameter beker 27 cm, lengte buis zonder ventielen 227 cm, buislengte ventielen achtereenvolgens 43 en 20 cm. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21

423A t/m 423G Zeven beugels bij hoorns nrs. 421 en 422. 423A Drie windingen. Inscriptie: RE o 2. Buislengte 223 cm. Stemming D. 423B Twee windingen. Inscriptie: MiB o 2. Buislengte 194 cm. Stemming Es. 423C Twee windingen. Inscriptie: FA o 2. Buislengte 146 cm. Stemming F. 423D Twee windingen. Geen inscriptie. Buislengte 146 cm. Stemming F. 423E Een winding. Inscriptie: Sol o 2. Buislengte 106 cm. Stemming G. 423F Twee windingen. Geen inscriptie. Buislengte 194 cm. Stemming Es. 423G Twee windingen. Geen inscriptie. Buislengte 173 cm. Stemming E. Alle beugels zijn conisch. In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht. Van 423F en 423G zijn de roerpijpen vernieuwd.

Page 169: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

169 26 februari 2014

HOORN (425; UM 0285-126672; HS 423.232) Dit is een zogenaamde dubbelhoorn die zowel als F-hoorn als als Bes-hoorn kan worden bespeeld. Het instrument is gemaakt van messing, doch roerpijp, ventielmechanismen, profielstukken, verbindingsstukken, stootbanden en steunhaak zijn van nieuwzilver (nikkel, koper, zink). Er zijn twee windingen. De drie cilinderventielen, in twee verdiepingen (voor F en Bes stemming), verlagen de toon met respectievelijk een hele, een halve en anderhalve toon. Een piston (opzij geplaatst) verlaagt de grondtoon met een kwart. Met een draaiventiel kan worden omgeschakeld van F-hoorn naar Bes-hoorn. Stemming: F en Bes. Op de beker een inscriptie: Pfeiffer / Muziekinstrumentenmaker / Rijswijk. Rijswijk (Nederland), Pfeiffer, jaartal onbekend. Gekocht van het Utrechts Studenten Concert. Lengte 45 cm, diameter beker 31 cm. Vitrine Drift 21

STELLAHOORN (426; UM 0285-126673; HS 423.232)

De stellahoorn is een althoorn in de vorm van een waldhoorn en bestaat in links- en rechtshandige varianten. Het instrument is van nieuwzilver gemaakt (nikker, koper, zink) en heeft een grote en een kleine winding. De drie Périnet-ventielen verlagen de toon met respectievelijk een hele, een halve en anderhalve toon. Het condensklepje is op de stembeugel in de hoofdbuis geplaatst na het ventielsysteem. Het betreft een rechtshandig instrument. Stemming: Bes. Inscriptie op de beker: M.J.H. Kessels / Tilburg. Daarboven: Medaille d’or / Paris in een vignet. Daaronder: een afbeelding van een lier. Geheel bovenaan: Diplome d’honneur / Grand Prix met een monogram gevat in een lauwerkrans. Op de voorzijde van de ventielen staat respectievelijk 82, 83/1, 84, aan de achterzijde van het middelste ventiel bevindt zich een plaatje met daarop: M.J.H. Kessels / Tilburg. Tilburg (Nederland), M.J.H. Kessels, begin 20e eeuw. Lengte 58,6 cm, diameter beker 29,6 cm. Schenking J. Boogaarts, 1982. Vitrine Drift 21

Page 170: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

170 26 februari 2014

TROMPETTE SAXOMNITONIQUE (451; UM 0285-124764; HS 423.233) Trompet van messing met één winding. In de hoofdbuis zit na het ventielsy-steem een stem-beugel. In het

boveneinde kunnen diverse beugels worden gestoken. Er is een steunhaak en een muziek-standaardhouder

op gemonteerd. Van de twee paar Périnet-ventielen, die genummerd zijn van 1 tot en met 4, verlagen de

nummers 1 en 2 de grondtoon respectievelijk met een hele en een halve toon. De nummers 3 en 4 verhogen daarentegen de grondttoon met een hele en een halve toon. Dit systeem is in 1856 door de bouwer bedacht en is bedoeld om trillers en appergio’s makkelijker te kunnen spelen en om de intonatie te kunnen beïnvloeden. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige stukken. Op een van deze stukken is een condensventiel aangebracht. De stemming is afhankelijk van de gebruikte beugel (zie nrs. 451 A t/m C). Door gebruik te maken van de verschillende beugels kan in alle toonaarden worden gespeeld zonder te transponeren. Inscriptie op de beker: Alphonse Sax Junior / Rue d’Abbeville 5 bis á Paris / Principe Saxomnitonique / Breveté S.G.D.G. Parijs (Frankrijk), Alphonse Sax jr. (zelfstandig werkzaam 1860- ca. 1867, broer van Adolphe Sax). Gekocht van de heer Van Lint jr. te Utrecht in 1963. Lengte 44 cm, diameter beker 13 cm, lengte buis zonder ventielen 140 cm, buislengte ventielen achtereenvolgens 23, 10, 25 en 17 cm. 451A t/m 451C Beugels bij de Trompette Saxomnitonique nr. 451 451A – inscriptie Ut, buislengte 64 cm. 451B – inscriptie Re b, buislengte 53 cm. 451C – inscriptie Si b, buislengte 35 cm. Een vierde beugel met buislengte 24 cm ontbreekt.

Page 171: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

171 26 februari 2014

VENTIELTROMBONE (453; UM 0285-124758; HS 423.233) Trombone van messing bestaande uit twee delen, de beker met twee buiswindingen en de eerste winding met het ventiels-ysteem. In de hoofdbuis zitten vóór en na (in een extra winding) het ventielsysteem stembeugels. Er is een steunplaatje voor de vingers bij de ventielen aanwezig. Er zijn drie ventielen met een ‘Wiener Ventil-system’, dat nog tot het einde van de 19e eeuw in België in zwang was. Zij verlagen de grondtoon met respectievelijk een hele, een halve en tweeënhalve toon, zodat dit instrument als tenortrombone in A en als

bastrombone in E gebruikt kan worden. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige buizen. De stemming is A. Er staat een inscriptie op de bekerrand: L. Moeremans / Breveté / Fournisseur de l’armee / et des conservatoires / Gand. Daarboven een medaille van nieuwzilver met het monogram LM op het wapenschild en het randschrift: Fabrication supérieure / Diplome d’honneur / manufacture brevetée. Op de inscriptie op de bekerrand staat Melle / 37 1907 Een waarmerk van de harmonievereniging te Melle die dit instrument in eigendom had. In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht. Gent (België), L. Moeremans, tussen 1899 en 1907. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 103 cm, diameter beker 17,5 cm, lengte buis zonder ventielen 295 cm, buislengte ventielen achtereenvolgens 38, 18 en 79 cm. Schenking Minnaert 1963. VENTIELTROMBONE (454; UM 0285-125386; HS 423.233)

Het instrument is van messing en bestaat uit twee delen: de beker met de tweede buiswinding en de eerste winding met het ventielsysteem. In de hoofdbuis vóór het ventielsysteem bevindt zich een stem-beugel. Tevens zijn er een muziekstan-daardhouder en een steunplaatje voor de vingers bij de ventielen aanwezig. Er zijn drie Périnet-ventielen, genummerd 1, 2 en 3, die de grondtoon met respectievelijk een hele, een halve en tweeënhalve toon verlagen, zodat dit instrument als tenor-trombone in Bes en als bastrombone in F

gebruikt kan worden. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige buizen. De stemming is in Bes. Inscriptie op de bekerrand: A. van den Eynden / Gand. In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht. Gent (België), A. van den Eynden, 19e eeuw. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte 98,5 cm, diameter beker 20,5 cm, lengte buis zonder ventielen 240 cm, buislengte ventielen achtereenvolgens 34, 17 en 74 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 172: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

HOOFDSTUK VIER: AËROFONEN

172 26 februari 2014

VENTIELTROMBONE (455; UM 0285-124755; HS 423.233) Het instrument is van messing en heeft een zeer afwijkende, smalle vorm. De tuitvormige beker is afneembaar en wordt met een klemschroef in de hoofdbuis vastgezet. In de beker is een uitsparing aangebracht waardoor mogelijk ook een grotere beker kan worden bevestigd. In de hoofdbuis zit na het ventielsyseem een stembeugel. Er zijn drie Périnet-ventielen, genummerd 1, 2 en 3 aanwezig, die de grondtoon met respectievelijk een hele, een halve en anderhalve toon verlagen. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige buizen. De stemming is Bes. Op de beker staat de

inscriptie: 6 Médailles & Diplômes / Union Artistique Genève. In 1964 gereviseerd door fa. Verreyt te Utrecht.Genève (Zwitserland), Union Artistique, circa 1900. Dit instrument is afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Het zou in een circus zijn gebruikt door een clown die het in een dikke knuppel verstopte. Lengte 98 cm, diameter beker 8 cm, lengte buis zonder ventielen 272 cm, buislengte ventielen achtereenvolgens 35, 17 en 54 cm. Schenking Minnaert 1963. VENTIELTROMBONE (457; UM 0285-124759; HS 423.233)

Het instrument is gemaakt van verzilverd messing. De drie Périnet-ventielen verlagen de toon met respectievelijk een hele, een halve en anderhalve toon. In de hoofdbuis zit vóór het ventielsysteem een stembeugel met een stootknop. Ook zijn een muziekstandaardhouder en een steunhaak aanwezig. De beker is afneembaar en wordt met een klemschroef in de hoofdbuis vastgezet. De ventielkanalen zijn voorzien van uitneembare U-vormige stukken. De stemming is C. Op de beker staat de inscriptie: M.J.H. Kessels / Tilburg. Erboven staat in een vignet: Medaille d’or / Paris. Eronder staat een afbeelding van een lier. Boven het vignet staat: Diplome d’honneur / Grand Prix, met een monogram gevat in een lauwerkrans; geheel boven een vijfpuntige ster met lauwerkrans, de inscriptie hierin is onleesbaar. Aan de zijkant van de beker is een monogram in een cirkel. Op de hoofdbuis vlakbij het mondstuk is een nummer aangebracht: I SS 52. De drie ventielen zijn genummerd 7, 8 en 9. Op het middelste ventiel staat een plaatje met daarin M.J.H. Kessels / Tilburg en een vijfpuntige ster. Op het mondstuk staat de inscriptie Kessels/Tilburg in een ovaal. Tilburg (Nederland), M.J.H. Kessels, begin 20e eeuw. Lengte 96 cm, diameter beker 18,1 cm. Schenking J. Boogaarts 1982.

Page 173: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

APPENDIX

173 26 februari 2014

APPENDIX

A. OBJECTEN ZONDER HORNBOSTEL-SACHS-

CLASSIFICATIE

MODEL VAN EEN MODERN PIANOMECHANIEK (317; UM 0285-125695) Op een sipo-mahoniehouten basisplankje en opzetstuk is een vurenhouten pianotoets met witte kunststof opleg bevestigd, die een pianomechaniek in werking kan zetten. De mechanieklijst is van beukenhout, de opstoter van haagbeuk. Het mechaniek is verder vervaardigd van beuken, haagbeuk, vuren en grenen. Als “snaar” dient een metalen staafje dat op het opzetstuk is bevestigd. Op het opzetstuk is het merk aangebracht: “Renner”. Stuttgart (Duitsland), Renner 1979. Lengte 41,5 cm, hoogte 33,5 cm, diepte 9 cm.

MODEL VAN EEN MODERN VLEUGELMECHANIEK (318; UM 0285-125694)

Op een sipo-mahoniehouten basisplankje en opzetstuk is een vurenhouten piano-toets met witte kunststof opleg bevestigd die een vleugelmechaniek in werking kan zetten. De mechanieklijst is van beuken-hout, de opstoter van haagbeuk. Het me-chaniek is verder vervaardigd van beuken, haagbeuk, vuren en grenen. Als “snaar” dient een metalen staafje dat op het opzetstuk is bevestigd. Op het opzetstuk is het merk aangebracht: “Renner”. Stuttgart (Duitsland), Renner 1979. Lengte 62,8 cm, hoogte 28,2 cm, diepte 9 cm.

Page 174: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

APPENDIX

174 26 februari 2014

ORGELPEDAAL (629; UM 0285-125696) Kistpedaal van eiken wagenschot met messing stiften en ijzeren veren. De toetsen bestaan uit blokken waarmee via een veerconstructie balkjes, die aan de achterzijde onder de kast uit steken, naar beneden worden gedrukt. Het pedaal is afkomstig uit het orgel van de kerk van de Hervormde Gemeente te Bergeijk dat in 1816 werd gebouwd door B.P. van Hirtum. De omvang is C-d’. Bergeijk (Nederland), 1816. Breedte 72,5 cm, diepte 73,2 cm. Schenking M.A. Vente 1963.

Page 175: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

APPENDIX

175 26 februari 2014

PIANOLA PIANO PLAYER (330; UM 0285-125513)

Kast van palissander, aan de voorzijde versierd met vier zuilmotieven. Aan de onderkant van de voorzijde bevinden zich twee trappedalen die een balg bedienen. Recht daarboven, aan de bovenkant van de kast zijn naar boven (in twee delen) en naar onder wegklapbare luiken, waarachter zich het mechanisme bevindt waarin papierrollen met gaatjes dienen te worden geplaatst. Dit bestaat uit een rolhouder, daaronder een messing strip met gaatjes (scalablok) waardoorheen lucht wordt aangezogen bij het bedienen van de pedalen, en daaronder een kunststof cilinder die met een tandwielmechaniek en aandrijving van de pedalen kan draaien en waarop de papierrol bij het afspelen wordt opgerold. Via vacuümwerking worden balgjes bediend die het mechaniek in werking stellen. Het vacuüm wordt verdeeld door de zogenaamde pistonkast. Tevens zijn er vijf schuiven, onder meer ter regeling van tempo, dynamiek en pedaalbediening (demping). Er is een etiket aan de binnenzijde met een Engelse tekst waaruit onder meer blijkt dat het een product betreft van de Aeolian Company. Op het naar onderen klappende luik is in goudkleurige letters vermeld: Pianola The Orchestrelle Co. London-New York. De piano player heeft een 65 toonsysteem. Aan de achterzijde van de kast, die tegen de piano dient te worden geschoven met behulp van de onder de kast aangebrachte vier zwenkwielen, bevindt zich een rij met vilt beklede houten hamers die de toetsen van de piano bedienen (omvang A, - cis’’’’). Boven deze rij is op een wit plaatje een serienummer aangebracht: 40283. Hierboven een wegklapbare palissander lat. Voorts is een aan de onderzijde met vilt beklede palissanderhouten klos aanwezig dat op een metalen mechaniek is bevestigd ter bediening van het pianopedaal. Aan beide zijden van de achterkant is een korte metalen strip aangebracht die tegen de piano wordt geschoven. Deze piano player is een voorbeeld van de eerste fase van de ontwikkeling van de piano player. In latere jaren werd het

Page 176: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

APPENDIX

176 26 februari 2014

rolmechaniek en de piano geïntegreerd in één instrument. Bij de piano player zijn 28 rollen (330A). Dergelijke rollen werden “ingespeeld”, soms ook door de componisten zelf (Rachmaninov, Ravel etc.). Vermoedelijk Verenigde Staten, eind 19de eeuw. Lengte 116 cm, breedte 44 cm, hoogte 90 cm. Schenking T. Hokken te Utrecht, 1993. ROLLEN VOOR PIANOLA ORCHESTRELLE (330A) R. Berger – Amoureuse valse lente; Bohm – Au clair de la lune; Bohm – Study op. 272; Bortniansky – Slawa I nine; A. Chauvet – Cloche du soir; G. Donizetti – La fille du regiment popourri; G. Donizetti – La fille du regiment potpourri; F. Dreischock – Rococo; Kolling – Grande valse brillante; F. Mendelssohn-B. – Song without Words op 62, nr. 30; G. Merkel – Waldmannlust; G. Meyerbeer- La Prophete potpourri; E. Nevin – Etude in form of a scherzo; Norton – Chu Chin Chow; G. Puccini – La Bohème introduction Act III; J. Raff – Etude Melodique; Schulhoff – Grande valse brillante; J. Serra – La reyna de las Flors; Lao Silesa – Un feu d’amour; Snyder – Roses and memories; Tosti- Good bye; G. Verdi – Aida; G. Verdi Rigoletto preludio & ballata; G. Verdi La Traviata finale Act III; R. Wagner – Die Meistersinger von Nürnberg prelude; R. Wagner – Die Meistersinger von Nürnberg silent heart; C.M. von Weber – Jubel ouverture. ROLLEN VOOR PIANOLA (578; UM 0285-127218) 3013 Wilhelm Tell ouverture – G. Rossini; 3026 Carmen potpouri – G. Bizet; 3048 Der Troubadour miserere – G. Verdi; 3341 La Traviata potpouri – G. Verdi; 3611 Aïda marcia triomfale – G. Verdi; 6078 Martha ouverture – F. von Flotow; 6102 Tannhäuser potpouri – Wagner/Cramer; 14218 Zampa ouverture – L.J.F. Herold; 14219 Wiener Blut op. 354 – Joh. Strauss; 15731An der schönen blauen Donau op. 314 – Joh. Strauss; 15733 Der Zigeunerbaron ouverture – Joh. Strauss; 15734 Geschichten aus dem Wiener Wald op. 325 – Joh. Strauss;15827 Rigoletto Fantasia – G. Verdi; 15830 Tosca Fantasie – G. Puccini/E. Becucci; 15831 La Bohème potpouri – G. Puccini/Godfrey jun.; 16953 Madame Butterfly potpouri – G. Puccini. Schenking J. van Benthem 1985. Herkomst onbekend. Lengte 31 cm, diameter 7,3 cm. GAMBASTRIJKSTOK (353A; UM 0285-124777) Ronde stok voor basgamba. Houtsoort onbekend. De slof is van ebbenhout. De stok is vanaf de slof omwonden met twee stukjes leer, zwart en leverbruin. De spanschroef is kegelvormig en gemaakt van ebbenhout en nieuwzilver. Tussen de spanschoef en de slof is aan de onderzijde ingeslagen: GERMANY. Duitsland, 20ste eeuw. Lengte 70,8 cm, lengte haar 58,5. CONTRABASSTRIJKSTOK (362A; UM 0285-124767)

Concave strijkstok is van eenvoudige makelei. De stok is van haagbeuk, de slof waarschijnlijk van zwartgeverfd lindehout, met een spanschroef voor het aanspannen van het haar. Herkomst onbekend. Behoort bij contrabas 362. Lengte 71 cm, hoogte 8,5 cm, lengte van het speelbare haar 47 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 177: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

APPENDIX

177 26 februari 2014

CONTRABASSTRIJKSTOK (363B; UM 0285-124767; zie foto bij 362A) Strijkstok met ebbenhouten slof met paarlemoeren onderzijde en nieuwzilveren versteviging. Ook het glijwerk is van nieuwzilver. De stok is van pernambuco. De onderzijde van de punt is bekleed met ivoor. Spanschroef is vernieuwd. Op de zijkant van de stok boven de slof het brandmerk van de bouwer: H.R. Pfretzschner (werkzaam van 1880-1921 in Markneukirchen). Markneukirchen (Duitsland), circa 1900. Aangekocht van Karl Willmes te Dortmund in 1966. Lengte 75,5 cm, haarlengte 57 cm. Duits model. Schenking Minnaert 1963. CONTRABASSTRIJKSTOK (363A; UM 0285-124774) Eningzins convexe stok van ijzerhart, uit twee delen gelijmd en met pennen verstevigd, het tweede deel bij de slof is van esdoornhout, zwartgelakt. De zwartgelakte slof is van esdoorn (?) met een koperen ring en aan de onderkant een benen plaatje. De spanschroef doet denken aan een stemsleutel en lijkt van mahonie. Frans model. Herkomst onbekend, 19de eeuw. Lengte 66,5 cm, hoogte 5,2 cm, lengte van het haar 50 cm. Schenking Minnaert 1963. VIOOLSTRIJKSTOK (392A; UM 0285-124770) Ronde stok, ongemerkt. Gemaakt van pernambuco. Slof van ebbenhout met parelmoeren oog. Ring en afdekplaatje ontbreken. De stok is vanaf de slof circa 7 cm met een leertje omwikkeld. De achtkantige spanschroef is van nieuwzilver met een zwarte ebben band en een parelmoeren achterkant. Stok voor een driekwart-viool. Herkomst onbekend, 20ste eeuw. Lengte 67,5, lengte haar 59,5 cm. Schenking Minnaert 1963. (ALT)VIOOLSTRIJKSTOK (392B; UM 0285-124772) Ronde stok, ongemerkt. Houtsoort onbekend, geen pernambuco, donkerbruin gelakt. Slof van ebbenhout met parelmoeren oog, ring van nieuwziler en afdekplaatje van parelmoer. Spanschroef van bruin hardhout, waarschijnlijk niet origineel. Herkomst onbekend. Lengte 72,4 cm, lengte haar 64 cm. Schenking Minnaert 1963. VIOOLSTRIJKSTOK. (392C; UM 0285-124768) Achtkantige stok met merk: CHIARA. Gemaakt van pernambuco. Slof van ebbenhout met parelmoeren oog en inleg rondom het oog, ring van nieuwzilver en afdekplaatje van parelmoer. De stok heeft windingen van balein in afwisselend zwart en geel (losgelaten) met daarover deels een bruin leertje aan de slofzijde. De achtkantige spanschroef is van nieuwzilver met een zwarte ebben band en een parelmoeren achterkant. Italië. Lengte 74,9 cm, lengte haar 66 cm. Schenking Minnaert 1963. CELLOSTRIJKSTOK (394A; UM 0285-124771) Ronde stok, ongemerkt. Gemaakt van pernambuco. Slof van ebbenhout, de (parelmoeren) ogen ontbreken. Ring van nieuwzilver, afdekplaatje van parelmoer. De stok heeft een winding van zilverdraad, deels omvat door een roodbruin leertje. De achtkantige spanschroef is van nieuwzilver met een zwarte ebben band en een parelmoeren achterkant. Gelet op de omvang ervan in verhouding tot de stok is de spanschroef mogelijk niet origineel. Herkomst onbekend. Lengte 71,5 cm, lengte haar 61 cm. Schenking dhr. Donk 1966.

Page 178: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

APPENDIX

178 26 februari 2014

ZEVEN CONISCHE BEUGELS BIJ HOORNS 421 EN 422 (UM 0285-126678): 423A: Drie windingen. Inscriptie: RE o 2. Buislengte 223 cm. Stemming D. 423B: Twee windingen. Inscriptie: MiB o 2. Buislengte 194 cm. Stemming Es. 423C: Twee windingen. Inscriptie: FA o 2. Buislengte 146 cm. Stemming F. 423D: Twee windingen. Geen inscriptie. Buislengte 146 cm. Stemming F. 423E: Een winding. Inscriptie: Sol o 2. Buislengte 106 cm. Stemming G. 423F: Twee windingen. Geen inscriptie. Buislengte 194 cm. Stemming Es. 423G: Twee windingen. Geen inscriptie. Buislengte 173 cm. Stemming E. Schenking Minnaert 1963. Vitrine Drift 21 KLANKBEKER (600; UM 0285-125389)

Klankbeker in de vorm van een slangekop met opengesperde mond, gemaakt van roodkoper met om de hals een messing beslag. Het betreft waarschijnlijk een klankbeker van een bashoorn (mogelijk ook van een trombone), zoals die in militaire korpsen in de eerste helft van de 19e eeuw voorkwamen. De dubbele tong werd bij een revisie in 1964 door de fa. Verreyt te Utrecht naar oude voorbeelden gereconstrueerd. De beker is toen ook van het messing voetstuk voorzien. Op het messing beslag staat een inscriptie: Charles Kretschmann A Strasbourg. Straatsburg (Frankrijk), circa 1830. Klankbeker van bashoorn afkomstig uit de verzameling Jacobs en is in 1909 overgegaan in de collectie Minnaert. Lengte kop 26,5 cm, hoogte op voetstuk 35 cm. Schenking Minnaert 1963.

Page 179: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

APPENDIX

179 26 februari 2014

B. ORFF-INSTRUMENTARIUM

CLAVES (222; HS 111.11) Set van twee palissander rondhouten. Bij bespeling wordt het ene rondhout in de handpalm van de hand gelegd waarna met het andere rondhout hierop wordt geslagen. Herkomst onbekend. Lengte 18 cm. BEKKENS (214; UM 0285-124157; HS 111.142) Set van twee metalen bekkens. De bekkens zijn enigszins bol en hebben een bel in het midden met een gat waardoorheen een lederen lus is geknoopt die als handvat dient. Nederland (De Gouden Brug). Diameter 29,5 cm. CINELLI (215; UM 0285-124197; HS 111.142) Set van twee metalen vingerbekkens. De bekkens hebben een enigszins Chinees model en lopen naar de rand toe omhoog. In het midden van elk bekken zijn drie gaten geboord waardoorheen een elastische lus is geknoopt die als handvat dient. Nederland (De Gouden Brug). Diameter 5 cm TRIANGEL (216; UM 0285-124175; HS 111.211) Massieve metalen buis, gebogen in een driehoek, waarbij één hoek open is gelaten. De triangel hangt in een rode lus met daaraan een houten balletje waaraan de triangel kan worden vastgehouden. De triangel wordt aangeslagen met een metalen stokje.Nederland (De Gouden Brug). Lengte van een zijde 20 cm. BASXYLOFOON (229; UM 0285-125779; HS 111.222) Set van twee houten kasten, beuken gefineerd, elk in trapeziumvorm, blank gelakt. In twee delen: op de lage kast liggen de toetsen diatonisch vanaf C tot en met a, op de hoge kast liggen de toetsen die voormelde reeks chromatisch invullen. Op de kasten zijn metalen pennen aangebracht die zijn omhuld door rode rubberslang. Een gat in de toetsen wordt aan de bovenzijde over de pennen heengeschoven en de toetsen worden aan de onderzijde tussen de pennen in gelegd. De 22 toetsen (13 op de lage kast en 9 op de hoge kast) zijn van palissanderhout en rusten op de kasten. De stemming is chromatisch van C tot en met a. In de toetsen zijn de namen van de noten gegraveerd. Op de voorzijde van elke kast is in goudkleur een merk aangebracht: GB. Nederland (De Gouden Brug). Lage kast, breedte 86,8 cm, diepte van 32 naar 19 cm, hoogte 39 cm; hoge kast, breedte 86,8 cm, diepte van 31,7 naar 19,4 cm, hoogte 41,3 cm.

Page 180: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

APPENDIX

180 26 februari 2014

BASXYLOFOON (230; UM 0285-125110; HS 111.222) Set van twee vurenhouten kasten, elk in trapeziumvorm, blank gelakt. In twee delen: op de lage kast liggen de toetsen diatonisch vanaf C tot en met a, op de hoge kast liggen de toetsen die voormelde reeks chromatisch invullen. Op de kasten zijn metalen pennen aangebracht die zijn omhuld door rode rubberslang. Een gat in de toetsen wordt aan de bovenzijde over de pennen heengeschoven en de toetsen worden aan de onderzijde tussen de pennen in gelegd. De 22 toetsen (13 op de lage kast en 9 op de hoge kast) zijn van palissanderhout en rusten op de kasten. De stemming is chromatisch van C tot en met a. In de toetsen zijn de namen van de

noten gegraveerd. Op de toetsen C en c is in het midden een messing stip ingelegd. Op de voorzijde van de lage kast een sticker: Original / Studio 49 / Instrumentenbau.Gräfelfing (Duitsland), Studio 49. Lage kast, breedte 85,5 cm, diepte van 30,5 naar 20 cm, hoogte 39,5 cm; hoge kast, breedte 85,5 cm, diepte van 30 naar 19,8 cm, hoogte 42 cm. SOPRAANXYLOFOON (231; UM 0285-124259; HS 111.222)

Houten kast, beuken gefineerd, in trapeziumvorm, blank gelakt. Op de kast zijn metalen pennen aan-gebracht die zijn omhuld door rode rubberslang. Een gat in de toetsen wordt aan de bovenzijde over de pen-nen heengeschoven en de toetsen worden aan de onder-zijde tussen de pennen in gelegd. De 20 toetsen zijn van palissanderhout en rusten in twee lagen op de kast. De stemming is chromatisch van c’’ tot en met g’’’. In de toetsen zijn de namen van de noten gegraveerd. Op de voorzijde van de kast is in goudkleur een merk aan-gebracht: GB. Nederland (De Gouden Brug). Breedte 56 cm, diepte van 43 naar 28 cm, hoogte 14,5 cm.

ALTXYLOFOON (232; UM 0285-125775; HS 111.222) Set van twee vurenhouten kasten, elk in trapeziumvorm, blank gelakt. In twee delen: op de lage kast liggen de toetsen diatonisch vanaf c tot en met a’’, op de hoge kast liggen de toetsen die voormelde reeks chromatisch invullen. Op de kasten zijn metalen pennen aangebracht die zijn omhuld door rode rubberslang. Een gat in de toetsen wordt aan de bovenzijde over de pennen heengeschoven en de toetsen worden aan de onderzijde tussen de pennen in gelegd. De 34 toetsen (20 op de lage kast en 14 op de hoge kast) zijn van palissanderhout en rusten op de kasten. De stemming is chromatisch van c tot en met a”. In de toetsen zijn de namen van de noten gegraveerd. Op de toetsen c, c’ en c” is in het midden een messing stip ingelegd. Op de voorzijde van de lage kast een sticker: Original / Studio 49 / Instrumentenbau. In de hoge kast een sticker: Studio 49 / Schlagwerk Instrumentenbau/ Made in Germany. Gräfelfing (Duitsland), Studio 49. Lage kast, breedte 88,7 cm, diepte van 21,7 naar 11,6 cm, hoogte 21,8 cm; hoge kast, breedte 88,7 cm, diepte van 21,7 naar 11,5 cm, hoogte 24 cm.

Page 181: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

APPENDIX

181 26 februari 2014

BASMETALLOFOON (233; UM 0285-125700; HS 111.222) Set van twee houten kasten, beuken gefineerd, elk in trapeziumvorm, blank gelakt. Op de lage kast liggen de toetsen diatonisch vanaf C tot en met a, op de hoge kast liggen de toetsen die voormelde reeks chromatisch invullen. Op de kasten zijn metalen pennen aangebracht die zijn omhuld door rode rubberslang. Een gat in de toetsen wordt aan de bovenzijde over de pennen heengeschoven en de toetsen worden aan de onderzijde tussen de pennen in gelegd. De 22 toetsen (13 op de lage kast en 9 op de hoge kast) zijn van aluminium en rusten op de kasten. Aan de achterzijde van de lage kast en aan de voorzijde van de hoge kast zijn houten latten aangebracht vlak onder de toetseinden. Op deze latten is een rubberen band ingelegd die als extra demping van de toetsen kan dienen. De latten zijn met vleugelmoeren bevestigd en zijn eenvoudig verwijderbaar. De stemming is chromatisch van C tot en met a. In de toetsen zijn de namen van de noten gegraveerd. Op de voorzijde van elke kast is in goudkleur een merk aangebracht: GB. Nederland (De Gouden Brug). Lage kast, breedte 86,8 cm, diepte van 32 naar 19 cm, hoogte 39 cm; hoge kast, breedte 86,8 cm, diepte van 31,7 naar 19,4 cm, hoogte 41,3 cm. TENORMETALLOFOON (234; UM 0285-125780; HS 111.222)

Houten kast, beuken gefineerd, in trapeziumvorm, blank gelakt. Op de kast zijn metalen pennen aangebracht die zijn omhuld door rode rubberslang. Een gat in de toetsen wordt aan de bovenzijde over de pennen heengeschoven en de toetsen worden aan de onderzijde tussen de pennen in gelegd. De 25 toetsen zijn van aluminium en rusten in twee lagen op de kast. De stemming is chromatisch van c tot en met c’’. In de toetsen zijn de namen van de noten gegraveerd. Het instrument is voorzien van een dempingsmechanisme dat zich onder de toetsenrijen in het midden van de kast bevindt en bestaat uit een metalen lijst waarop haaks twee multiplex

latten zijn aangebracht die aan de bovenzijde met vilt zijn bekleed. Door middel van een vergrendelbare metalen hefboom aan de voorzijde van de kast wordt de demping tegen de toetsen aangedrukt. Op de voorzijde van de kast is in goudkleur een merk aangebracht: GB. Nederland (De Gouden Brug). Breedte 71 cm, diepte van 51,7 naar 34,1 cm, hoogte 24 cm. ALTMETALLOFOON (235; UM 0285-124151; HS 111.222) Houten kast, beuken gefineerd, in trapeziumvorm, blank gelakt. Op de kast zijn metalen pennen aangebracht die zijn omhuld door rode rubberslang. Een gat in de toetsen wordt aan de bovenzijde over de pennen heengeschoven en de toetsen worden aan de onderzijde tussen de pennen in gelegd. De 20 toetsen zijn van aluminium en rusten in twee lagen op de kast. De stemming is chromatisch van c’ tot en met g’’. In de toetsen zijn de namen van de noten gegraveerd. Op de voorzijde van de kast is in goudkleur een merk aangebracht: GB. Nederland (De Gouden Brug). Breedte 55,5 cm, diepte van 43 naar 28 cm, hoogte 14,5 cm. ALTMETALLOFOON (236; UM 0285-124254; HS 111.222)

Houten kast, beuken gefineerd, in trapeziumvorm, blank gelakt. Op de kast zijn metalen pennen aangebracht die zijn omhuld door rode rubberslang. Een gat in de toetsen wordt aan de bovenzijde over de pennen heengeschoven en de toetsen worden aan de onderzijde tussen de pennen in gelegd. De 22 toetsen zijn van aluminium en rusten in twee lagen op de kast. De stemming is chromatisch van c’ tot en met a’’. In de toetsen zijn de namen van de noten gegraveerd. Op de voorzijde van de kast is in goudkleur een merk aangebracht: GB. Nederland (De Gouden Brug). Breedte 59,6 cm, diepte van 43 naar 27,5 cm, hoogte 14,5 cm.

Page 182: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

APPENDIX

182 26 februari 2014

ALTKLOKKENSPEL (237; UM 0285-124252; HS 111.222) Vurenhouten kast, aan voor-, achter- en onderkant met triplex afgewerkt. De zijkanten zijn rood geschilderd. Op de kast zijn metalen pennen aangebracht die zijn omhuld door rode rubberslang. Een gat in de toetsen wordt aan de bovenzijde over de pennen heengeschoven en de toetsen worden aan de onderzijde tussen de pennen in gelegd. De 25 toetsen zijn van aluminium en rusten in twee lagen op de kast. De stemming is chromatisch van c’ tot en met c’’’. In de toetsen zijn de namen van de noten gegraveerd. Beide toetsenrijen zijn voorzien van een dempingsmechanisme bestaande uit een met

vilt bekleede metalen strip die aan beide zijden van het klokkenspel is bevestigd met behulp van een met een veer omwonden bout met kunststof draaidop. Op de voorzijde van de kast is in goudkleur een merk aangebracht: GB. Nederland (De Gouden Brug). Breedte 41,3 cm, diepte van 34,8 naar 17,2 cm, hoogte 6,3 cm. ALTKLOKKENSPEL (238; UM 0285-124253; HS 111.222) Vurenhouten kast, aan voor-, achter- en onderkant met triplex afgewerkt. De zijkanten zijn rood geschilderd. Op de kast zijn metalen pennen aangebracht die zijn omhuld door rode rubberslang. Een gat in de toetsen wordt aan de bovenzijde over de pennen heengeschoven en de toetsen worden aan de onderzijde tussen de pennen in gelegd. De 25 toetsen zijn van aluminium en rusten in twee lagen op de kast. De stemming is chromatisch van c’ tot en met c’’’. In de toetsen zijn de namen van de noten gegraveerd. Op de voorzijde van de kast is in goudkleur een merk aangebracht: GB. Nederland (De Gouden Brug). Breedte 41,3 cm, diepte van 34,8 naar 17,2 cm, hoogte 6,3 cm. SOPRAANKLOKKENSPEL (239; UM 0285-123641; HS 111.222) Vurenhouten kast, aan voor-, achter- en onderkant met triplex afgewerkt. De zijkanten zijn rood geschilderd. Op de kast zijn metalen pennen aangebracht die zijn omhuld door rode rubberslang. Een gat in de toetsen wordt aan de bovenzijde over de pennen heengeschoven en de toetsen worden aan de onderzijde tussen de pennen in gelegd. De 25 toetsen zijn van aluminium en rusten in twee lagen op de kast. De stemming is chromatisch van c” tot en met c’’’’. In de toetsen zijn de namen van de noten gegraveerd. Op de voorzijde van de kast is in goudkleur een merk aangebracht: GB. Nederland (De Gouden Brug). Breedte 40,9 cm, diepte van 25 naar 13,5 cm, hoogte 4 cm. ALTKLOKKENSPEL (240; UM 0285-124260; HS 111.222) Twee trapeziumvormige vurenhouten kastjes, met elkaar verbonden door een plaatje triplex. Aan de baskant van beide kastjes is een bovenblad aangebracht over een lengte van 12 (onder) respectievelijk 13 (boven) cm. Onder elke toets is in dit bovenblad een rond gat gemaakt. Op de kast zijn metalen pennen aangebracht die zijn omhuld door rode rubberslang. Een gat in de toetsen wordt aan de bovenzijde over de pennen heengeschoven en de toetsen worden aan de onderzijde tussen de pennen in gelegd. De 25 toetsen zijn van aluminium en rusten in twee lagen op rubberen slangen op de kast. De stemming is chromatisch van c’ tot en met a’’’. In de toetsen zijn de namen van de noten gegraveerd. Op de zijkant van de onderkast is een sticker aangebracht: Original / Studio 49 / Instrumentenbau. Gräfelfing (Duitsland), Studio 49. Breedte 53 cm, diepte van 27 naar 11,5 cm, hoogte 6 cm. SOPRAANKLOKKENSPEL (241; UM 0285-123642; HS 111.222) De kast bestaat uit een raamwerk van multiplex, blank gelakt. Op de kast zijn zwarte rubberen strips geniet, voorzien van rubberen pennen. Een gat in de toetsen wordt aan de bovenzijde over de pennen heengeschoven en de toetsen worden aan de onderzijde tussen de pennen in gelegd. De 25 toetsen zijn van blauw gelakt aluminium en rusten in twee rijen op de rubberen strips op de kast. De stemming is chromatisch van c” tot en met f’’’. In de toetsen zijn de namen van de noten gegraveerd. Op de voorzijde van de kast is in goudkleur

Page 183: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

APPENDIX

183 26 februari 2014

een merk aangebracht: GB. Nederland (De Gouden Brug). Breedte 29,3 cm, diepte van 17,8 naar 10,6 cm, hoogte 3,4 cm. SOPRAANKLOKKENSPEL (242; UM 0285-123643; HS 111.222) De kast bestaat uit een raamwerk van multiplex, blank gelakt. Op de kast zijn zwarte rubberen strips geniet, voorzien van rubberen pennen. Een gat in de toetsen wordt aan de bovenzijde over de pennen heengeschoven en de toetsen worden aan de onderzijde tussen de pennen in gelegd. De 25 toetsen zijn van blauw gelakt aluminium en rusten in twee rijen op de rubberen strips op de kast. De stemming is chromatisch van c” tot en met f’’’. In de toetsen zijn de namen van de noten gegraveerd. Op de voorzijde van de kast is in goudkleur een merk aangebracht: GB. Nederland (De Gouden Brug). Breedte 29,3 cm, diepte van 17,8 naar 10,6 cm, hoogte 3,4 cm. TENORMETALLOFOON (243; UM 0285-125111; HS 111.222) In twee delen: op de lage kast liggen de toetsen diatonisch vanaf c tot en met a’’, op de hoge kast liggen de toetsen die voormelde reeks chromatisch invullen. Set van twee vurenhouten kasten, elk in trapeziumvorm, blank gelakt. Op de kasten zijn metalen pennen aangebracht die zijn omhuld door rode rubberslang. Een gat in de toetsen wordt aan de bovenzijde over de pennen heengeschoven en de toetsen worden aan de onderzijde tussen de pennen in gelegd. De 34 toetsen (20 op de lage kast en 14 op de hoge kast) zijn van aluminium en rusten op rubberen slangen op de kasten. Beide kasten zijn voorzien van een bovendemper bestaande uit een met vilt beklede aluminium strip die boven de bovenkant van de toetsen loopt en met inbusbouten is te stellen. De strips zijn bevestigd op houten klossen aan de voorkant van elke kast. De stemming is chromatisch van c tot en met a”. In de toetsen zijn de namen van de noten gegraveerd. Op de voorzijde van de lage kast een sticker: Original / Studio 49 / Instrumentenbau. In de hoge kast een sticker: Studio 49 / Schlagwerk Instrumentenbau/ Made in Germany. Gräfelfing (Duitsland), Studio 49. Lage kast, breedte 105,5 cm, diepte van 24,3 naar 11,1 cm, hoogte 21 cm; hoge kast, breedte 105,5 cm, diepte van 24,1 naar 11,1 cm, hoogte 22,7 cm. BUISTROM (223; UM 0285-123651; HS 111.232) Foto zie Blokratel (HS 112.13) Twee holle houten (palisander) kokers van elk 9 cm lengte, verbonden door een massief rondhout van 3 cm lengte en een diameter van 1,9 cm, uit één stuk gemaakt en gelakt. In beide kokers zijn twee spleten aangebracht. Bij aanslaan met een stok verschillen de kokers ongeveer een grote secunde in klankhoogte (f’’, g’’). Nederland. Diameter 3,2 cm, lengte 21 cm. HOUTTROM (WOODBLOCK) (213; UM 0285-123669; HS 111.24) Ahorn resonanskastje met palissander bovenblad, blank gelakt. Aan de voorzijde zijn vier ronde gaten geboord, aan de achterzijde is een langwerpige spleet aangebracht. Het woodblock wordt bespeeld met een stok. Gräfelfing (Duitsland), Studio 49. Lengte 17 cm, breedte 6,1 cm, diepte 4,3 cm. Schenking J. Boogaarts, 1983. KLOKKENKRANS (218; UM 0285-124174; HS 111.242.222) Vijf messing klokjes zijn met een koperen strip bevestigd aan een band van imitatieleer. Deze band loopt in een halve cirkel waarbij de uiteinden zijn bevestigd aan een roodgelakt rondhout dat als handvat dient. Aldus heeft de krans de vorm van de letter D. De klokjes hebben verschillende formaten, twee kleine, twee middelgrote en een grote. Nederland (De Gouden Brug). Lengte 10,5 cm. SCHELLENRING (228; UM 0285-124158; HS 112.122; ; zie foto bij 219) Rode ring van multiplex met daarin bevestigd tien metalen schellenparen, zoals bij een tamboerijn. Deze schellenparen zijn in vijf groepen van twee paren verdeeld over ongeveer de helft van de ring, zodat er

Page 184: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

APPENDIX

184 26 februari 2014

ruimte is de ring met de hand vast te houden. Op de multiplex ring is in goudkleur een merk aangebracht: GB. Nederland (de Gouden Brug). Diameter 25,3 cm, diepte 4,8 cm. Diameter schellen: 4,2 cm. BELLENKRANS (217; UM 0285-124173; HS 112.13) Negen messing belletjes zijn met een koperen strip bevestigd aan een band van imitatieleer. Deze band loopt in een halve cirkel waarbij de uiteinden zijn bevestigd aan een roodgelakt rondhout dat als handvat dient. Aldus heeft de krans de vorm van de letter D. Nederland (De Gouden Brug). Lengte 10,5 cm. BLOKRATEL (219; UM 0285-123689; HS 112.13)

Hol blokje gevuld met korrels. Zijkanten van beukenhout, onderkant triplex, blank gelakt. De lange zijkanten zijn recht, de korte zijkanten zijn concaaf. Bovenkant van metaal (aluminium) met daarop zichtbaar een partroon van cirkels. Nederland (De Gouden Brug). 15 x 6,8 x 4,2 cm.

SCHUDKOKER (220; UM 0285-123680; HS 112.13; zie foto bij 219) Rode koker van kunststof, aan beide zijden afgedekt met witte plaatjes van kunststof. De koker is gevuld met korrels. Op de koker is in goudkleur een merk aangebracht: GB. Nederland (De Gouden Brug). Diameter 6,4 cm, hoogte 30,5 cm. MARACAS (221; UM 0285-123685; HS 112.13; zie foto bij 219) Set van twee maracas, gemaakt van rood kunststof met zwart geschilderde handvatten. De bollen zijn gevuld met korrels. Op de bollen zijn in goudkleur merken aangebracht: GB. Nederland (De Gouden Brug). Lengte 21 cm. GUIRO (224; UM 0285-123687; HS 112.23) Aan beide zijden gesloten buis, gemaakt van verschillende delen multiplex, donkerbruin (palissander) gelakt. De uiteinden lopen toe in een punt. Het middendeel bestaat uit een geribbeld oppervlak met daarin drie ronde gaten op een rij geboord. Door de duim en een vinger door de gaten te steken kan de guiro worden vastgehouden. Met een stokje wordt vervolgens geschraapt over het geribbelde oppervlak. Aan het ene uiteinde is een zwart merk zichtbaar: PERCUfon. Herkomst onbekend. Lengte 37 cm, diameter 6 cm.

Page 185: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

APPENDIX

185 26 februari 2014

TROM (211, 209, 210; UM 0285-124590, 125514, 125517; HS 211.211.1) Deze eenvellige trom heeft een cilindrisch houten corpus. Het membraan wordt met een hoepel door middel van zes (209), acht (210) of vier (211) schroeven aangespannen. In het corpus zit een metalen beugel met vleugelmoer waarmee de trom kan worden bevestigd op een bijbehorende standaard bestaande uit vier houten stokken, deels met vilt bekleed, die in het midden aan elkaar zijn bevestigd via een metalen schroevenkruis. Eén van de stokken heeft gaten waarin de beugel past. Op het frame een sticker: Original / Studio 49 / Instrumentenbau. Gräfelfing (Duitsland), Studio 49, circa 1970. Diameter 25,6 cm (211), 35,6 cm (209),

45 cm (210), hoogte 13,8 cm (211), 19,8 cm (209), 25,2 cm (210). DRAAIPAUK (225; UM 0285-125518; HS 211.211.1/922) Deze eenvellige trom heeft een rood cilindrisch multiplex corpus. Het membraan wordt aangespannen met een metalen hoepel, door middel van acht schroeven die zijn verbonden met een stervormig metalen mechaniek aan de binnenkant van de trom. Met behulp van de moer aan de onderzijde van dit mechananiek kan het vel met één handeling worden gespannen en ontspannen. Onder aan het mechaniek zijn drie bevestigingspunten voor een metalen standaard (246A) aangebracht. Op het witte kunststof vel is in goudkleur een merk aangebracht: GB. Nederland (De Gouden Brug). Diameter 41 cm, hoogte 24 cm. PAUK (226; UM 0285-125516; HS 211.211.1/921) Deze eenvellige trom heeft een rood cilindrisch multiplex corpus. Het membraan wordt aangespannen met een metalen hoepel, door middel van zeven vleugelmoeren op met zwart kunststof omvatte spanschroeven. Aan de trom zijn drie bevestigingspunten met vleugelmoeren voor een metalen standaard (246B) aangebracht. Op het witte kunststof vel is in goudkleur een merk aangebracht: GB. Nederland (De Gouden Brug). Diameter 42,5 cm, hoogte 24 cm. BONGO’S (227; UM 0285-125515; HS 211.211.1/921) Set van twee troms. Beide troms hebben een rood cilindrisch multiplex corpus en zijn met elkaar verbonden door een roodgelakt houten verbindingsblok. Elk membraan wordt aangespannen met een metalen hoepel met vier spanschroeven. Het vel is van wit kunststof. Op het corpus van de grootste trom is in goudkleur een merk aangebracht: GB. Nederland (De Gouden Brug). Diameter 22,5 resp. 19 cm, hoogte 14,5 cm.

Page 186: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

APPENDIX

186 26 februari 2014

GROTE TROM (208; UM 0285-125586; HS 211.212.1) Cilindrisch multiplex corpus. De beide vellen worden met twee metalen hoepels en zeven spanschroeven aangespannen. Op het corpus, aan de onderzijde, zijn vier kunststof doppen aangebracht waarop de trom kan staan. Op het frame een sticker: Original / Studio 49 / Instrumentenbau. Gräfelfing (Duitsland), Studio 49, circa 1970. Diameter 61,5 cm, diepte 38 cm.

KLEINE TROM (212; UM 0285-124588; HS 211.212.1)

Deze tweevellige trom heeft een cilindrisch multiplex corpus. De membranen worden met behulp van twee metalen hoepels aangespannen door middel van vijf schroeven. De onderste hoepel is breder dan de bovenste. Tegen het onderste membraan zijn vijf snaren gespannen. In de onderste hoepel zit een metalen beugel met vleugelmoer waarmee de trom kan worden bevestigd op een bijbehorende standaard bestaande uit vier houten stokken, deels met vilt bekleed, die in het midden aan elkaar zijn bevestigd via een metalen schroevenkruis. Eén van de stokken heeft gaten waarin de beugel past. Op het frame een sticker: Original / Studio 49 / Instrumentenbau. Gräfelfing (Duitsland), Studio 49, circa 1970. Diameter 30 cm, hoogte 11,2 cm.

Page 187: het instrumentenkabinet van de opleiding muziekwetenschap

MARCEL SNIJDERS & RUDOLF RASCH, HET INSTRUMENTENKABINET VAN DE OPLEIDING MUZIEKWETENSCHAP

APPENDIX

187 26 februari 2014

RAAMTROM (206, 207; UM 0285-124589 en 124583; HS 211.311) Raamtrommen met cilindrische multiplex lijst. Het membraan wordt met een metalen hoepel aangespannen door middel van vijf respectievlijk negen schroeven. Op het frame een sticker: Original / Studio 49 / Instrumentenbau. Gräfelfing (Duitsland), Studio 49, circa 1970. Diameter 30 cm (206), 49,7 cm (207), hoogte 4,8 cm.

STOKKEN BEHORENDE BIJ HET ORFF-INSTRUMENTARIUM (244; UM 0285-125107) Herkomst en afmetingen: wisselend 5 stokken met houtkop en viltring 4 stokken met kop van gevlochten touw (basxylofoon) 3 stokken met een dubbele kop (hout en kunststof) (woodblock) 2 stokken met vilten kop (pauk) 2 stokken met houten kop (klokkenspel) 2 stokken met oranje kunststof kop (klokkenspel) 1 stok met houten kop 1 stokje zonder kop met verdikt handvat (guiro) VIER HOUTEN TROMSTANDAARDS (245; UM 0285-124582) Vier tromstandaards elk bestaande uit vier houten stokken, waarvan er drie deels met vilt zijn bekleed. De stokken zijn in het midden aan elkaar zijn bevestigd via een metalen schroevenkruis. De stok zonder viltbekleding heeft zes gaten waardoor een beugel past waarmee een trom kan worden bevestigd aan de standaard. Gräfelfing (Duitsland), Studio 49, circa 1970. Lengte stokken 65 cm. TWEE METALEN PAUKENSTANDAARDS (246; UM 0285-125482) 246A: Set van drie metalen buizen/poten elk bestaande uit twee inschuifbare delen die met een vleugelmoer kunnen worden vastgezet. Aan de onderkant is op elke buis een zwarte rubberen dop gezet. Aan de bovenkant zit een vleugelmoer waarmee de poten aan de draaipauk (225) kunnen worden bevestigd. Hoogte verstelbaar 45-81 cm. 246B Set van drie metalen buizen/poten elk bestaande uit twee inschuifbare delen die met een vleugelmoer kunnen worden vastgezet. Aan de onderkant is op elke buis een zwarte rubberen dop gezet. De bovenkant is met een zwarte kunststof dop gedicht. Vlak daaronder is een gat in de buis geboord waarmee de poten met de vleugelmoeren op de pauk (226) aan de pauk kunnen worden bevestigd. Afmetingen: 45-81 cm Nederland (De Gouden Brug).