het verlies van de hofnar (1) -...
TRANSCRIPT
+
DECEMBER 14, 2016 / 3400 WOORDEN / EEF VELDKAMP
Deel 1
Op het gebied van vrijheid leven we in de meest vrije tijd die we als westerse mens
waarschijnlijk ooit hebben gekend. We mogen bijna overal gaan en staan, we
mogen bijna alles zeggen en we mogen bovendien ook denken wat we willen. In de
middeleeuwen moest je het niet wagen om je meerdere te bevragen, of daar
überhaupt verdacht van te worden, dan was de kans meer dan groot dat je jouw
hoofd verloor. En dat gebeurde bij mensen die ze respecteerden, minder
gelukkigen werden opgehangen of gevierendeeld (een touw aan elk van je
ledematen, met aan het andere eind van het touw een paard dat hard op z’n billen
werd geslagen). Zelfs als lid van de adel werd het niet getolereerd om je kritisch te
uiten over de koning of koningin. Deze tijd werd gekenmerkt door het hoogtij van
de hiërarchie waarin de machthebbers écht almachtig waren en het rationeel
denken nog onder moest doen aan diezelfde macht.
HET VERLIES VAN DE HOFNAR (1)
!# " $
Stanczyk, een beroemde Poolse hofnar uit 1480, geschilderd door Jan Matejko in 1862, onderdeel van de collectie van het Nationaal Museum
Warschau.
Dit staat recht tegenover elk principe van onze tijd: de koning is een van de meest
bespotte mannen van ons land. Bovendien is het inmiddels een recht dat je je mag
uiten, over zo goed als alles wat wils. Degene met het grootste en meest
‘rechtvaardige’ rationele vermogen heeft net zo veel kans ‘almachtig’ te worden
als degene waarbij dat recht ooit aangeboren was. Vanuit het nu teruggekeken kan
ik me goed voorstellen dat die onbespreekbare positie van de almachtige vorst voor
hem of haar zelf ook niet altijd even makkelijk moet zijn geweest. Ongeacht de
inhoudelijke waarde van iemands uitspraak werd er van je als koning(in) geacht
dat je diegene zou veroordelen, a la ‘de koning(in) spreek je niet tegen, noch wijs
je hem of haar de les’ – en dat uitsluitend vanwege zijn of haar sociale klasse en
status. Toch hadden de vorsten van die tijd daar een slimme ‘troefkaart’ voor
bedacht, een oplossing die wij in ons sociale en politieke leven volledig missen: de
hofnar.
‘… de koning waardeerde hem zo dat hij niks deed zonder eerst om Archy’s advies te
vragen. Hij kon nauwelijks een grotere macht hebben, zelfs als hij regent van het
koninkrijk zou zijn benoemd.’
Auteur onbekend, The Ass Race: or the secret history of Archy Armstrong, fool to
king Charles I (1740)
Dan denk je misschien, een hofnar? Kunstjes? Verhalen? Zingen? De clown
uithangen? Dat klopt enerzijds wel. Anderzijds was het voornamelijk de positie van
de hofnar die erg bijzonder was. Zo was het in de middeleeuwen, in bijna de gehele
wereld, erg populair om een nar in je hof te hebben. Niet louter voor
entertainment maar vooral voor kritische reflectie, uiteraard met een knipoog. Een
taak die niemand anders dan de hofnar mocht verrichten zonder dat hij of zij,
nogmaals, het risico liep zijn of haar hoofd te verliezen. Toen in 1340 de Franse
vloot fenomenaal werd verslagen door de Engelsen, durfde niemand de koning op
de hoogte te brengen van zijn nederlaag. Behalve, de hofnar! Hij ging naar de
troonzaal en vertelde de koning dat de Engelse zeevaarders: “niet eens het lef
hadden om het water in te springen zoals onze dappere Franse soldaten!”
‘Het grote geheim van de succesvolle gek is natuurlijk dat hij helemaal geen gek ís.’
Isaac Asimov, Guide to Shakespeare (1970)
Grofweg werden er in deze tijd twee typen hofnarren geclassificeerd: de ‘normale’
gek en de hoog intelligente gek. Dit is nogal zwart-wit gezegd: meestal liepen deze
twee namelijk feilloos in elkaar over. Daarnaast waren gekken in die tijd in twee
posities te verdelen: positieloos (geen rechten), en gekken met een positie, zoals
de hofnar. Deze bijzondere positie is te danken aan het feit dat in deze tijd de gek
beschouwd werd als iemand die aangeraakt was door god. Dit zou hem of haar de
bijzondere gave hebben gegeven om alles méér dan helder te zien. Tegenwoordig
is de gek een heel oncomfortabel iemand om over te praten, laat staan om mee om
te gaan. In de laatste decennia zijn meerdere termen voor de benaming van de gek
in het leven geroepen en later weer van de tafel geveegd omdat ze beledigend
zouden zijn. Wanneer er op deze manier gedacht wordt verkeerd de gek per
definitie in een benadeelde positie; ‘ze’ krijgen de kans niet eens meer. Bovendien
wordt er man en macht losgemaakt om ze te begeleiden in een geforceerde en
onmogelijke ‘re’-integratie in onze (normatieve) samenleving. Dit staat in groot
contrast met de positie van de gek in de middeleeuwen. De gek was noodzakelijk in
het sociale, politieke stelsel en hij had zelfs een bevoordeelde positie: die van de
hofnar. Zelfs de gek die geen positie had was onderdeel van het normale
straatbeeld, en werd ook geaccepteerd als onderdeel van de samenleving .
Natuurlijk kan ik niet zeggen hoe goed men het in die tijd had – vooral niet in
relatie tot de positie van de gek in onze tijd. Maar je zou kunnen stellen dat leven
aan het hof van een vorst in die tijd gelijk stond aan een levenslang verblijf in een
vijfsterrenresort in onze tijd, vooral in contrast met de miserabele kwaliteit van
het leven van de gemiddelde middeleeuwer: die bovendien het comfort van het hof
mogelijk moest maken, vaak zelfs als veredelde slaven. Daarnaast speelt de
noodzaak naar het leiden van een zinvol leven in iedereen een rol, ook voor de gek.
Werd de gek gedwongen hofnar te worden of vriendelijk verzoekt? De vraag is dan
alleen door wie wordt bepaald wat een zinvol leven is en voor wie dat leven dan
zinvol moet zijn. Kortom, wat was het motief van de vorst om een hofnar in dienst
te nemen, en had de hofnar hier zelf inspraak in? Werd de gek gedwongen om
onderdeel uit te maken van het hof, of uitgenodigd, als een soort vacature?
‘We hebben allemaal weleens gezien hoe een toepasselijke en op het juiste ogenblik
gemaakte grap zelfs de meest akelige tirannen kan beïnvloeden…De meest gewelddadige
tirannen tolereren hun clowns en gekken, zelfs terwijl zij hen vaak het middelpunt van
openlijke beledigingen maken.’
Desiderius Erasmus, Lof der Zotheid (1511)
Nu gebruik ik het woord ‘gek’ heel stellig, en is er een goede kans dat u inmiddels
een levendig beeld ontwikkeld van een wilde man, dansend op een marmeren
vloer. Hij loenst vast een beetje en zijn woorden zijn waarschijnlijk ook niet zo
goed te verstaan. Het is makkelijker om een stereotype op te bouwen dan om er
een af te bouwen, of in ieder geval aan te vullen. Laten we de ‘gek’ daarom
definiëren. Allereerst is het goed om te noemen dat ondanks het opkomen en
vergaan van verschillende psychische aandoeningen de gek in de middeleeuwen
nog steeds dezelfde gek is als in onze tijd. Vooral de positie, behandeling en
benaming van een gek is wat veranderd is, zoals ik al noemde bij de middeleeuwse
definitie van de gek. Over het algemeen wordt er naar de gek gekeken als iemand
die zich niet kan houden aan de sociale conventies van de tijd door een gemis, dan
wel lichamelijk en/of geestelijk, aan het vermogen om zich te verhouden aan
‘onze’ norm. Kortom iemand die niet ‘normaal’ is. Dan zou je zeggen, in het
hoogtij van het individualisme, dat ‘normaal’ zijn helemaal niet de norm is:
iedereen is toch uniek? Dat is zeker waar, maar ‘normaal zijn’ en voldoen aan de
‘norm’ hebben niet per se dezelfde betekenis. ’Normaal’ is een subjectief begrip
dat we in ‘volgens [in overeenstemming met] de regel’ formuleren. Iedereen
geeft dus een eigen invulling aan wat hij of zij wel al dan niet normaal vindt
binnen de kaders van de ‘norm’. Vaak verhoudt deze invulling zich aan de persoon
zelf: hoe ík ben, dat is normaal. De ‘norm’ is een begrip dat is afgeleid van het
Latijnse ‘norma’ wat ‘maatstaf van de wettige toestand’ betekent.
Zoals het woord al impliceert, is het een geschreven of ongeschreven afspraak die
wij met z’n allen door de tijd heen hebben geconstrueerd over hoe we met onszelf,
elkaar en de wereld omgaan. De ‘norm’ heeft daarmee ook een auteur. Echter
bestaat deze niet uit één persoon maar meer uit een soort katalyse van de mensen
van die tijd en haar belangrijke figuren en dogma’s. Aan de hand van die norm
formuleren wij onze eigen ideeën over het normale. Je zou dus kunnen zeggen dat
het niet de schuld is van de gek dat hij of zij niet kan integreren in de
samenleving, maar die van ons, de samenleving. Onze norm is zo rigide dat er
geen marge meer is voor excentriciteit. Er is dus helemaal geen ruimte binnen
onze norm voor die wilde man in onze fantasie (of diep in ons), met zijn gekke
gekleurde kleding en belletjes aan zijn muts. Met rigide bedoel ik niet beperkt of te
krap. In deze tijd kun je aan alles wel een label hangen en dat is op zichzelf niet
erg. Sterker, vier het! Het zijn vooral de consequenties van dat label en de
verwachtingen die mensen daar aan koppelen, kortom hoe rigide we met de norm
omgaan, dat gevaarlijk kan zijn. Dat iemand het syndroom van Down heeft, is
helemaal oké, maar behandelen we diegene als iemand met het syndroom van
Down, dan ontstaat er een psychologische hiërarchie: waarin de mentale en
fysieke capaciteiten van iemand ondergeschikt worden gemaakt aan de definitie
van de norm.
Juist doordat deze ‘gek’, de hofnar, niet voldeed aan de norm, had hij of zij een
blik die niemand anders had, een grensverleggende blik. Dan kun je je afvragen
wat het verschil is tussen de hofnar van toen en de gemiddelde mens van nu; de
hofnar was de enige die zich openlijk mocht uiten zonder dramatische
consequenties en dat mag iedereen nu toch ook? Dus iedereen is dan toch een
soort van hofnar? Toch had de hofnar nog iets anders, hij of zij had namelijk niet
alleen het privilege om zich te mogen uiten maar voornamelijk om zich te uiten
zonder zich te houden aan de norm van zijn tijd: zonder de etiquetten, regels,
omgangsvormen en sociale conventies in acht te hoeven nemen – en dat eigenlijk
alleen om iedereen af en toe de waarheid te vertellen of alles op scherp te zetten.
Wanneer de norm van onze tijd vrijheid van meningsuiting is, houden wij onszelf
prima aan de norm. Bovendien wordt dat ook van ons verwacht. Er wordt van ons
verwacht om over alles een mening te hebben. Hier kunnen de ‘vorsten’ van onze
tijd prima op anticiperen: soms is er zelfs zo’n grote veelheid aan verschillende
meningen dat het tot ‘tja, iedereen vindt toch wat anders’ wordt gereduceerd. Een
relativistisch argument zet nooit aan tot ethische ontwikkeling: daarvoor is een
vorm van dialectiek nodig. In dit geval is het juist de vorst die het hoogste woord
kan (en mag) nemen. De hofnar had in tegenstelling tot alle andere mensen het
privilege om te zeggen wat niemand wilde horen, maar wat toch gehoord moest
worden: wat niemand zei maar wat iedereen ‘dacht’.
Toch heeft de gek zijn bijzonder hoge positie in het sociale en politieke leven
verloren, ondanks zijn of haar vermogen om met een ‘abnormale’ blik meer dan
de realiteit te zien. Het moment dat de hofnar zijn positie in het hof verloor en een
nar werd was tijdens de verlichting, vanaf de 16e en voornamelijk rond de 17e
eeuw. De tijd waarin het rationele denken onder denkers als Kant en Spinoza
zijn keerpunt vond. De rede, die in het denken systematiek en eenheid aanbracht
werd sinds toen voor het eerst in iedereen geaccepteerd en gepropageerd als voor
iedereen toegankelijk. Dit sluit feilloos aan bij het verdwijnen van de gek in het
sociale leven. Sterker nog, het rationalisme had nooit kunnen ontstaan zonder het
afzonderen van de gek (secularisering); die dacht per slot van rekening niet
systematisch en in eenheid, maar in subversiviteit en chaos. Hij bood het
alternatief dat niemand anders durfde te opperen. Bovendien verloor de hofnar
niet alleen zijn hof, maar werd hij sinds de verlichting ook afgezonderd en
geïsoleerd in gekkenhuizen, vaak zelfs achter ‘tralies’. Dat vond voor de
verlichting nog niet plaats, de gek die geen hofnar was maakte gewoon deel uit
van het dagelijkse straatbeeld: waarom zou je de gek überhaupt willen opsluiten?
De Franse filosoof Michel Foucault, wie historisch onderzoek deed naar
krankzinnigheid, benoemde dat het rationalisme nooit had kunnen ontstaan
zonder de secularisering van de gek: “We zeggen altijd dat we anderen
verwelkomd hebben, zelfs al hun afwijkingen en gekkigheden, toch ik vraag me af
of dat geen een illusie is…om waanzin te kennen moest het namelijk eerst
uitgesloten worden…”, [als een lab rat.] “…En niet alleen dat, we hebben ze
veracht, uitgebuit en tot zwijgen gebracht, men bracht waanzin tot zwijgen en
kende haar toen…” [en zo wordt er een norm geschapen.] “…Daarom is mijn
hypothese dat de universaliteit van onze kennis is verkregen door middel van
uitsluiting, verbod, weigering en verwerping, door middel van een stuk wreedheid
ten opzichte van de werkelijkheid”. Met andere woorden: de norm gaat dus
helemaal niet over de werkelijkheid, maar om het afzonderen van wat wij niet
vinden dat past in ons idee van de werkelijkheid.
Toch heeft het rationeel denken ons ook ontzettend veel gebracht. Het heeft
structuur aangebracht in het denken en het mogelijk gemaakt dat wij, alle
verschillende individuen, sommige dingen hetzelfde zien, bijvoorbeeld het idee
van de ‘gek’. Zonder die ontwikkeling was een merendeel van de wetenschappen
nooit tot bloei gekomen en was de hedendaagse democratie nooit mogelijk
geweest. Toch heeft het rationele denken ook een keerzijde. Het risico bestaat dat
het denken in ‘waarheden’ een dogma wordt waardoor je geen alternatieven meer
kunt zien en daardoor de systemen en structuren waar we in leven en denken wel
erg definitief worden. In het kort is hier de vraag of iets wat wij beschouwen als
waarheid een waarheid is, of een benaderingswijze daartoe. Op die manier
ontstaan er kunstmatige grenzen in ons denken, die bepalen hoe en wat we wel en
niet ‘mogen’ en kunnen denken. Bijvoorbeeld een student in de wiskundeles, die
vraagt waarom één plus één nou eigenlijk twee is. De docent beantwoordt de vraag
met dat het nou eenmaal zo is, waarom het zo is doet er niet toe, de student moet
gewoon begrijpen dát het zo is: het is een afspraak die we met z’n allen hebben
gemaakt. Wanneer de student het niet kan of wil begrijpen, loopt hij of zij het
risico gelopen dom genoemd te worden of zelfs gek, of krijgt een ander stempel
zoals ADD, ADHD of autisme. Terwijl de vragen van de student uitsluitend
voortkomen uit een kritische en subversieve blik, een zoektocht naar ‘waarom’ de
dingen zo zijn zoals ze zijn: wordt daaraan niet voldaan, dan krijg je ‘gekke’
situaties – onbegrip.
Ik kan hier zelf getuigenis voor afleggen. Dit thema is te reduceren tot het (niet
bestaande) hof van mijn basisschool, in het kleine Ottersum. Het is namelijk zo dat
ik veel gepest ben: ik was gek, deed gek, reageerde gek, zag er gek uit en zei zo nu
en dan ook wel degelijk gekke dingen: ik was de gek zonder hof op deze
basisschool. Ik had het gevoel dat ik niet begrepen werd, mijn gedrag had geen
positie in het gedrag van de groep. Ikzelf had echter niet het gevoel dat ik iets
raars deed. Achteraf ingezien voldeed ik niet aan het denk- en handelingspatroon
van mijn klasgenoten, niet omdat ik het niveau niet had, maar omdat ik sommige
dingen simpelweg op een andere manier deed. Na twee jaar therapie, omdat ik
‘het’ anders deed, werd mijn blinddoek afgenomen: ik zou autisme hebben. In die
jaren therapie is mij geleerd om mijn eigen onvermogen te begrijpen op een
normatieve manier. In tegenstelling tot het vinden van een omgangsvorm met de
‘pestkoppen’, moest ik nu begrijpen waarom die ‘pestkoppen’ mij gepest hadden:
de schuld lag in mijn ‘aangeboren’ gekkigheid, dus ik moest er iets aan doen. Dat
heb ik ook gedaan, het verhaal loopt goed af, maar het toont perfect aan op welke
manier ons denken is ingericht. Mijn autisme is dus een handicap, net zoals mijn
dyslexie, mijn slechte zicht en slechte been en dat is allemaal mijn ‘schuld’. Ik
vermijd bij officiële momenten, als een toelating voor een opleiding, dit soort
dingen te noemen, uit de angst dat ik in een dispositie word geplaatst: de kleinste
dingen worden geseculariseerd. Iedereen is tegen pesten, maar iedereen is ook
voor normaal zijn. Deze twee kunnen nooit samengaan.
Dit soort dogma’s zijn exact wat de hofnar in de middeleeuwen doorbrak, mede
door zijn gekheid en daarmee zijn intelligentie, maar vooral door zijn positie. Door
de stelselmatige introductie van de rede verloor (en verliest) het subjectief denken
zijn waardigheid aan het determinisme van de rationaliteit. Als een enkeling iets
anders denkt dan de meerderheid verliest hij of zij snel haar motief aan het
gewicht van de groep, maar wat nou als die enkeling wel degelijk iets interessants
te zeggen heeft? Iets puurs of iets dat oprecht is? Iets wat niet vervuild is door de
dogma’s en etiketten van deze tijd? Zelfs als die persoon geclassificeerd is als gek?
Hoe vindt die persoon het platform voor zijn of haar gedachten nu er geen hof
meer is waar hij of zij in is opgenomen? Moeten wij de verloren nar zijn hof weer
bieden?
De hofnar is verdwenen en de gek heeft geen plaats meer in ons sociale en
politieke leven. Ik probeer dan ook zo veel mogelijk mijn gekkigheden te
verbergen, in angst voor de consequenties en eigenlijk is dat heel erg. Wie neemt
de hofnar’s functie nu op zich? Is de gek niet juist de persoon die ons af en toe op
scherp kan zetten? En juist door zijn gemis aan rationeel vermogen ons laat
denken over dingen waar we nooit over nadenken en waar we misschien niet eens
meer over kunnen nadenken? Wat zou er gebeuren als wij die gek (in onszelf) weer
wat meer toelaten? En hem of haar door middel van een knipoog de pijnlijke
waarheid bloot laten geven, vanuit een denkwijze die niet direct synchroon loopt
met de meerderheid van denkenden? Misschien moeten we de gekken van onze
tijd niet direct wegwimpelen als nutteloos gek maar juist vieren, posities bieden
als adviseurs in de politiek en het bedrijfsleven als tegenwicht op het rationeel
denken, om op die manier tot alternatieve omgangs- en samenlevingsvormen te
komen. Om dat te kunnen bereiken moeten we ons focussen op het hof, het
verloren thuis van de hofnar: wat is dat en hoe werkt het? Is er een plek voor de
nar of zouden we die opnieuw kunnen introduceren? Per slot van rekening is het
hof het gene dat de hofnar heeft uigebannen.
‘Een gek denkt dat hij wijs is, maar een wijze man weet dat hij een gek is’
William Shakespeare
Gerelateerde Bijdragen:
Over
verwantschap:
het baren van het
behoorlijke
gebeuren
Komsomol: het
oxymoron van
collectief
individualisme
Het uitbannen
van angst als
antropotechniek
De straten van
India als spiegel
van de ziel
C AT E G O R I E Ë N
LO N G R E A D
TAG S
H O F N A R P O L I T I E K
SCHRIJF ALS EERSTE EEN REACTIE
! " # $
Geef een reactie
Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *
Schrijf hier je reactie…
Name *
Email *
Reactie plaatsen
MISSIE
WIJ
INSPIRATIE
CONTACT
TRACKS WORDPRESS THEME POWERED BY BLEIJSFILM