hs 02 veiligheidsbeleid nirond-tr 2011-02 n v2

167
2 Veiligheidsbeleid, -strategie en -concept NIROND-TR 2011-02 N Versie 2 – september 2012 Hoofdstuk 2 uit het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval in Dessel

Upload: niras-cat

Post on 23-Mar-2016

217 views

Category:

Documents


2 download

DESCRIPTION

 

TRANSCRIPT

Page 1: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

2

Veiligheidsbeleid, -strategie en -concept

NIROND-TR 2011-02 N Versie 2 – september 2012

Hoofdstuk 2 uit het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval in Dessel

tabbladen.indd 17 21/01/13 15:49

Page 2: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

NIRAS

NIROND-TR 2011–02 N Versie Categorie A

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlakte-bergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

Page 3: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-ii NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Page 4: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2
Page 5: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-iv NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0 , 30 September 2012

Documentgegevens

Hoofdstuk 2 Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlakte-bergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

Nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen

NIRAS

Kunstlaan 14

1210 Brussel

Serie Categorie A Document type NIROND-TR

Status Vertrouwelijk tot cAt vergunningsaanvraag

Publicatie datum 30 September 2012

NIRAS rapport nummer

NIROND-TR 2011–02 N Herzienings nummer 2

Sleutelwoorden Bergingscolli, Categorie A, veiligheid, vergunningsaanvraag

Page 6: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-v

Versie Opmerkingen

Nummer Datum

1.0 05/12/2011 Versie voor internationale peer review, georganiseerd door NEA. Versie ter informatie voorgelegd aan het FANC.

2.0 30/09/2012 Oorspronkelijke versie voorgelegd aan het FANC in het kader van de inrichting- en exploitatievergunning (A1) voor de oppervlaktebergingsinstallatie voor categorie A afval in Dessel

Belangrijkste wijzigingen t.o.v. versie 1.0:

• §2.2: Conform de inhoudstafel van het VR opgelegd door het FANC op 10/04/2012 werd de titel aangepast van “veiligheidsbenadering” naar “veiligheidsbeleid”.

• §2.2: Conform art. 3 van het KB van 30/11/2011 gepubliceerd in het Belgische Staatsblad op 21/12/2011 en de inhoudstafel van het VR opgelegd door het FANC op 10/04/2012, werd het element “beleidsverklaring inzake nucleaire veiligheid” toegevoegd.

• §2.2: In de veiligheidsbenadering wordt expliciet verwezen naar de principes “optimalisatie”, “gelaagde bescherming” en “aantoonbaarheid” en wordt er ook verwezen naar de continue verbetering van veiligheid.

• §2.2: De links tussen de verschillende activiteiten bij de implementatie van de veiligheids-strategie werden in meer detail beschreven. Ook werd er dieper ingegaan op het beheer en behoud van kennis en werd er een extra verwijzing naar het document [OD-234] over dit onderwerp toegevoegd.

• §2.2: Bij de bespreking van de resultaten van de gedeeltelijke implementatie van de veiligheidsstrategie werd er dieper ingegaan op hoe de verschillende resultaten kunnen bijdragen tot een verdere verbetering van de veiligheid in een volgende iteratie/programmastap. De notie “operationele condities” werd nog extra herhaald om de duidelijkheid te verhogen. Ook werd er meer in detail aangegeven op welke wijze deze resultaten en eventuele wijzigingen in de bestaande gegevenheden een invloed kunnen hebben op de veiligheidsstrategie en hoe er met gebeurlijke wijzigingen omgegaan wordt.

• §2.3: Conform de inhoudstafel van het VR opgelegd door het FANC op 10/04/2012 werd het woord “randvoorwaarden” vervangen door “bestaande gegevenheden”.

• §2.3: Update naar officiële teksten die ondertussen beschikbaar gekomen zijn: toevoeging van KB 30/11/2011, gepubliceerd in Staatsblad op 21/12/2011; nieuwe versies van leidraden; nieuwe leidraad RPC-LT; nota betreffende potentiële blootstellingen voor berging

• §2.3: Expliciete verwijzing naar Hoofdstuk 1 van het VR gemaakt voor de regeringsbeslissingen (institutionele beslissingen). Completering van beschrijving van NIRAS

taken en opdrachten, zodat er een volledig overzicht van de bestaande gegevenheden gegeven wordt.

• §2.4: Conform de inhoudstafel van het VR opgelegd door het FANC op 10/04/2012 werd er “basisprincipes” toegevoegd als strategische veiligheidsoriëntaties.

• §2.4: De optimalisatie en dosislimieten werden verder toegelicht en verduidelijkt.

• §2.4: De samenhang tussen de verschillende principes “beperking langlevende radionucliden”, “afzondering en insluiting”, “robuustheid”, “gelaagde bescherming” ... werd verduidelijkt.

Page 7: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-vi NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

• §2.4: De notie “gelaagde bescherming” werd verder geïllustreerd en werd ook verduidelijkt aan de hand van een expliciete oriëntatie betreffende “diversiteit”.

• §2.4: Expliciete vermelding dat de notie “veiligheidsevaluaties baseren op betrouwbare en robuuste elementen” dezelfde concepten in zich draagt als de FANC notie “demonstratieprincipe”.

• §2.4: Door de conceptuele verduidelijkingen in de verschillende principes kon de sectie “Orientations specific for the design of the surface disposal facility of category A waste at Dessel” weggelaten worden.

• §2.4: Toevoeging van een bespreking van de elementen “doenbaarheid” en “migratiewegen van radionucliden” met betrekking tot de comptabiliteit tussen de gegevenheid “inspectieruimte” en de “strategische veiligheidsoriëntaties”.

• §2.5: Toevoeging van een bespreking van het beheer van de ontwikkeling en evaluatie van het ontwerp, met bijzondere aandacht voor optimalisatie en de link met de veiligheidsbenadering en de wijze waarop deze interface beheerd wordt.

• §2.5: Conform aan de verwachtingen van het FANC voor het VR opgesteld op 30/07/2012, werden de aspecten kwalificatieprogramma, veiligheidsevaluaties, periodieke herzieningen, toezichts- en monitoringprogramma, verouderingsbeheerprogramma, onderhoudsprogramma en intern noodplan toegevoegd, weliswaar met doorverwijzing naar de hoofdstukken en secties waar deze aspecten behandeld worden.

• §2.6: Conform de inhoudstafel van het VR opgelegd door het FANC op 10/04/2012 werd de titel aangepast van “evaluatie strategie” naar “veiligheidsevaluatiestrategie”

• §2.6: Processen en keuzes binnen de veiligheidsevaluaties toegevoegd.

• §2.6: Toevoeging dat evaluatie van de stralingsrisico’s een input vormt om te beoordelen dat de stralingsrisico’s zo laag als redelijkerwijze mogelijk zijn/geoptimaliseerd zijn en toevoeging van een discussie over de geïntegreerde veiligheids- en performantie analyse als middel tot optimalisatie.

• §2.6: Toevoeging dat onzekerheden met betrekking tot omgeving niet alleen op het omgevingstoezichtprogramma een invloed kunnen hebben, maar ook op de kwantitatieve schatting van de radiologische impact.

• §2.7: Tekstuele explicitering van de relaties (pijlen) tussen de verschillende elementen in de ontwerpstrategie.

• §2.7: Toevoeging van uitleg over het verschil tussen ontwerpinputs en ontwerpvereisten, en het feit dat ontwerpinputs via de ontwerpvereisten en conformiteitscriteria het ontwerp sturen.

• §2.7: Verwijzing naar [OD-001] toegevoegd waarin de link tussen de “design inputs” en de “strategische veiligheidsoriëntaties” besproken wordt. Ook waar mogelijk, in de tekst van §2.7 cross referenties gemaakt naar één of meerdere strategische veiligheidsoriëntaties en naar het “demonstratieprincipe” uit paragraaf 2.2.2.

• §2.7: Toevoeging van details met betrekking tot de elementen die bijdragen tot optimalisatie.

• §2.7: Toevoeging argumentatie duur nucleaire reglementaire controlefase.

• §2.7: Verduidelijking operationele veiligheidsfuncties “insluiting van radionucliden” en “transitie naar langetermijnveiligheid”.

• §2.7: Toevoeging van processen en karakteristieken die bijdragen tot veiligheidsfuncties I1 en S. Verduidelijking veiligheidsfunctie I1.

• §2.7: Toevoeging van de keuzen met betrekking tot implementatie van het ontwerp.

• §2.8: Toevoeging van een paragraaf met het algemeen kader van het veiligheidsconcept “§2.8.1 De fundamenten van het veiligheidsconcept voor berging aan het oppervlak”, om beter de overgang te maken tussen de “veiligheidsoriëntaties” uit §2.4 en de veiligheidsfuncties, SSCs en gelaagde bescherming uit §2.8.

Page 8: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-vii

• §2.8: Toevoeging van context van keuzes met betrekking tot zand/cement ophoging en opvulmateriaal voor inspectieruimtes in het licht van diversiteit van materialen. Toevoeging dat bij constructie van de ophoging zand een hoge sorptiecapaciteit gekozen zal worden, mits dat zand compatibel is met overige functionaliteiten van de andere SSCs.

• §2.8: Toevoeging van tijdsspanne van berekeningen in fase VI. Verduidelijkingen voor justificatie duur van fase IV toegevoegd. Cross referentie gemaakt naar §2.7.2 voor fase III (nucleaire reglementaire controle)

• §2.8: Doorverwijzing naar Hoofdstuk 8 gemaakt voor de documentatie van het beoogde performantie niveau van de SSCs en van het systeem.

• §2.8: Verwijzing gemaakt naar KB WENRA [R2-111] voor relatie tussen M/C rollen en de klassering van de SSCs volgens het belang voor de veiligheid.

• §2.8: Toevoeging van de rolbrug en bescherming van componenten in het veiligheidsconcept voor operationele veiligheid.

• § 2.8: De gelaagde bescherming in functie van de tijd werd weergegeven.

• § 2.8: Expliciete cross referenties naar Hoofdstuk 14 gemaakt voor aspecten in verband met resterend radiologisch risico na enkele honderden jaren, radiologisch risico bij common cause failures, de hypothesen met betrekking tot graduele afname van R3 na afname van R2, de effecten van scheuren op R3 en op de snelheid van uitlogen naar beton ...

• §2.9: Toevoeging van expliciete cross referenties naar Hoofdstuk 14 voor kwantificering waar mogelijk en aanduiding waar kwantificering op dit ogenblik niet mogelijk is. Toevoeging van een plan van aanpak.

• Nieuwe paragraaf §2.10 “Synthese van argumenten die het vertrouwen in de veiligheid ondersteunen – conclusies” toegevoegd conform de inhoudstafel van het VR opgelegd door het FANC op 10/04/2012.

Page 9: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-viii NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Page 10: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-ix

2.2.1 Beleidsverklaring inzake nucleaire veiligheid 2-5

2.2.2 Veiligheidsbenadering 2-5

2.2.2.1 Bestaande gegevenheden 2-8

2.2.2.2 Veiligheidsstrategie 2-8

2.2.2.3 Implementatie van de veiligheidsstrategie 2-9

2.2.2.4 Resultaten van de toepassing van de veiligheidsstrategie tijdens iteratie N 2-11

2.2.2.5 Programmastappen en iteraties 2-12

2.3.1 Beheer van radioactief afval, taken van NIRAS en werkingsmodaliteiten 2-14

2.3.2 Reglementaire vereisten 2-17

2.3.2.1 Internationaal regelgevend kader 2-17

2.3.2.2 Stralingsbescherming en vergunningen 2-19

2.3.2.3 Conventionele veiligheid 2-22

2.3.2.4 Milieubescherming 2-22

2.3.3 Aanbevelingen 2-24

2.3.3.1 Internationale aanbevelingen 2-24

2.3.3.1.1 Aanbevelingen van de EC 2-24

2.3.3.1.2 Aanbevelingen van het IAEA 2-24

2.3.3.1.3 Aanbevelingen van de ICRP 2-25

2.3.3.1.4 Aanbevelingen van het NEA 2-25

2.3.3.2 Leidraden van het FANC 2-26

2.3.4 Overige bestaande gegevenheden 2-27

2.3.4.1 Beslissing van de Ministerraad van 16/01/1998 2-27

2.3.4.2 Beslissing van de Ministerraad van 23/06/2006 2-29

2.4.1 Veiligheidsdoelstelling 2-31

2.4.2 Strategische veiligheidsoriëntaties 2-31

2.4.2.1 Basisprincipes 2-31

2.4.2.2 Principes van stralingsbescherming en systeemoptimalisatie 2-32

2.4.2.2.1 Principes van stralingsbescherming 2-32

2.4.2.2.2 Systeemoptimalisatie en best beschikbare technieken 2-34

Page 11: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-x NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

2.4.2.3 Veiligheid principes van een oppervlakteberging systeem 2-37

2.4.2.3.1 Beperken van de activiteit van langlevende radionucliden 2-38

2.4.2.3.2 Afzonderen, insluiten en vertragen 2-38

2.4.2.3.3 Passieve veiligheid 2-40

2.4.2.3.4 Diversiteit 2-41

2.4.2.3.5 Robuustheid 2-42

2.4.2.3.6 Gelaagde bescherming 2-42

2.4.2.4 Iteratieve veiligheidsevaluatie gebaseerd op betrouwbare en robuuste

elementen 2-46

2.4.3 Links tussen de strategische veiligheidsoriëntaties en de nationale wetgeving en

leidraden 2-47

2.4.4 Verenigbaarheid van de niet-regelgevende gegevenheden met de aangenomen

veiligheidsstrategie 2-48

2.5.1 Reikwijdte van het beheersysteem – geïntegreerd beheersysteem 2-51

2.5.2 Organisatorische principes 2-52

2.5.3 Beheer van de ontwikkeling, optimalisatie en veiligheidsevaluatie van het

ontwerp 2-53

2.5.4 Beheer van constructie, kwalificatieprogramma en inbedrijfstelling 2-55

2.5.5 Beheer van onderhoud en van veroudering 2-55

2.5.6 Beheer van ervaringsfeedback 2-55

2.5.7 Beheer van monitoring en toezicht 2-55

2.5.8 Beheer van noodplan 2-55

2.5.9 Beheer van periodieke veiligheidsherzieningen 2-55

2.6.1 Methodologie van veiligheidsevaluaties 2-57

2.6.2 Reikwijdte van de veiligheidsevaluatie 2-58

2.6.3 Globaal veiligheidsevaluatieproces 2-60

2.6.4 Scenario’s en veiligheidsanalyse 2-62

2.7.1 Ontwikkeling van het ontwerp 2-67

2.7.1.1 Proces van de ontwikkeling van het ontwerp 2-67

2.7.1.1.1 Veiligheidsconcept 2-68

2.7.1.1.2 Ontwerpkeuzes 2-68

2.7.1.1.3 Vereisten 2-68

2.7.1.1.4 Ontwerpinputs en ontwerpvereisten 2-69

2.7.1.1.5 Conformiteitscriteria 2-70

2.7.1.2 Fases in de ontwikkeling van het ontwerp 2-70

Page 12: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-xi

2.7.1.3 Best beschikbare technieken en systeemoptimalisatie 2-70

2.7.1.3.1 Rekening houden met best beschikbare technieken 2-71

2.7.1.3.2 Optimalisatiekenmerken op basis van best beschikbare technieken voor

bestaande bergingsinstallaties in het buitenland 2-73

2.7.1.3.3 Aspecten die rekening houden met ervaringsfeedback van bestaande

bergingsinstallaties en die nieuw zijn ten opzichte van bestaande

bergingsinstallaties in het buitenland 2-75

2.7.2 Duur van verschillende fases en periodes 2-77

2.7.3 Veiligheidsfuncties 2-78

2.7.4 Andere ontwerpkeuzes 2-80

2.7.4.1 Preventie van bedreigingen voor de langetermijnveiligheid 2-80

2.7.4.2 De robuustheid en betrouwbaarheid van het bergingssysteem afwegen tegen

de monitoring- en insluitingsmogelijkheden. 2-80

2.7.4.3 Bergingsontwerp voor 34 modules 2-81

2.7.5 Andere implementatie ontwerpkeuzes 2-81

2.7.5.1 Maximalisatie van duurzaamheid van betonnen barrières door

implementatieprocedures 2-81

2.7.5.2 Zo eenvoudig als mogelijke implementatie van de bergingsinstallatie 2-81

2.7.5.3 Optimalisatie van consumptie van volumecapaciteit in plaats van

activiteitcapaciteit 2-81

2.7.5.4 Preventie van bedreigingen voor de langetermijnveiligheid 2-82

2.8.1 De fundamenten van het veiligheidsconcept voor berging aan het oppervlak 2-83

2.8.1.1 Passieve insluiting en afzondering door de bergingsinstallatie 2-83

2.8.1.2 De bijdrage van de bergingslocatie aan de passieve insluiting en

afzondering 2-84

2.8.1.3 De beperking van radioactieve bronterm 2-85

2.8.1.4 De controles van en het toezicht op de bergingsinstallatie en de

onmiddellijke omgeving 2-85

2.8.2 Veiligheidsfuncties 2-87

2.8.3 Tijdsbestekken in het veiligheidsconcept 2-90

2.8.3.1 Fase III 2-90

2.8.3.2 Fase IV (isolatie) duurt enkele honderden jaren (~ 800 jaar) 2-90

2.8.3.3 Fase V (chemische insluiting) duurt enkele duizenden jaren 2-92

2.8.3.4 Fase VI 2-92

2.8.4 In aanmerking genomen systemen, structuren en componenten 2-93

2.8.4.1 Afdekking/afdeklagen 2-93

2.8.4.2 Stalen dak structuur 2-95

Page 13: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-xii NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

2.8.4.3 Module dak 2-95

2.8.4.4 Midden van de module 2-96

2.8.4.5 Monoliet 2-96

2.8.4.6 Modulebasis 2-97

2.8.4.7 Inspectiegalerij 2-98

2.8.4.8 Funderingen 2-98

2.8.4.9 Site 2-99

2.8.5 SSCs en langetermijnveiligheidsfuncties 2-99

2.8.5.1 Afdekking/afdeklagen 2-101

2.8.5.2 Module dak 2-102

2.8.5.3 Module midden 2-103

2.8.5.4 Monoliet 2-103

2.8.5.5 Modulebasis 2-103

2.8.5.6 Inspectiegalerij 2-104

2.8.5.7 Fundering 2-104

2.8.5.8 Site 2-104

2.8.6 SSCs en operationele veiligheidsfuncties 2-104

2.8.6.1 Afdekking en stalen dak 2-106

2.8.6.2 Module dak en module midden 2-107

2.8.6.3 Monoliet 2-107

2.8.6.4 Modulebasis 2-107

2.8.6.5 Funderingen 2-107

2.8.6.6 Site 2-108

2.8.6.7 Transportcontainer 2-108

2.8.7 Belangrijkste elementen van gelaagde bescherming in de ontwerpkeuzes en het

veiligheidsconcept 2-108

2.8.7.1 Gelaagde bescherming in functie van de tijd 2-108

2.8.7.1.1 Preventie niveau 2-109

2.8.7.1.2 Controle niveau 2-109

2.8.7.1.3 Correctie niveau door middel van de inspectieruimten 2-109

2.8.7.1.4 Correctie niveau op de site 2-109

2.8.7.1.5 Mitigatie niveau in de omgeving 2-110

2.8.7.1.6 Evolutie in de tijd 2-110

2.8.7.1.7 Evolutie in de tijd van de diversiteit van functies, materialen en processen

voor het preventie niveau 2-111

2.8.7.2 Stabiele systeemdefinitie 2-114

2.8.7.3 Robuustheid van beschermingslagen 2-115

Page 14: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-xiii

2.8.7.4 Robuustheid van het systeem van beschermingslagen 2-116

2.8.7.5 Monitoring van de robuustheid en de stabiliteit van het systeem. 2-118

2.9.1 Bestaande en eventueel toekomstige gegevenheden 2-119

2.9.2 Veiligheidsconcept 2-122

2.10.1 Het veiligheidsrollen uit het veiligheidsconcept zijn afdoende begrepen en

worden behandeld in het ontwerp, de veiligheid en het toekomstig O&O

programma 2-123

2.10.2 Conclusies 2-133

2.11.1 Niveau 3/4 documenten die Hoofdstuk 2 rechtstreeks ondersteunen 2-137

2.11.2 Andere referenties van de categorie A safety case 2-137

2.11.3 Externe referenties voor de categorie A safety case 2-139

Page 15: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-xiv NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Page 16: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-1

Voorliggend document vormt Hoofdstuk 2 van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinstal-latie van categorie A afval (geconditioneerd laagradioactief afval) te Dessel. De bergingsinstallatie vormt samen met de ondersteunende uitrustingen en de randinfrastructuur op de bergingssite, de bergingsinrich-ting van radioactieve afvalstoffen. Deze bergingsinrichting wordt conform aan het Algemeen Reglement voor Bescherming tegen Ioniserende Stralingen (ARBIS, Koninklijk Besluit van 20/07/2001 en wijzigingen) onderworpen aan het vergunningsstelsel van nucleaire klasse I inrichtingen.

Het veiligheidsrapport beschrijft de radiologische veiligheid van de oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel waarvoor NIRAS een aanvraag voor een bouw- en exploitatievergunning indient bij het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC). Het veiligheidsrapport maakt deel uit van een ruimere verzameling documenten die samen een veiligheidsdossier (safety case) vormen. Voor een algemener overzicht van de context van dit veiligheidsrapport verwijzen we de lezer naar Hoofdstuk 1 van het veiligheidsrapport [R2-1].

De voor dit hoofdstuk veronderstelde voorkennis omvat de algemene context en algemene informatie over de aard van radioactief categorie A afval, het bergingsconcept en de site alsook de wijze waarop Hoofdstuk 2 en de andere hoofdstukken kaderen binnen het veiligheidsrapport. Een algemene beschrijving van de context, afval, bergingsinstallatie en site, alsook van de onderverdeling van het veiligheidsrapport in 17 hoofdstukken en de logica achter deze onderverdeling is terug te vinden in Hoofdstuk 1 van het veiligheidsrapport [R2-1].

Voorliggend hoofdstuk bevat conform aan de vereisten van het FANC ([R2-36],[R2-38],[R2-39],[R2-40]) een overzicht van het veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept voor de oppervlaktebergingsinstallatie van categorie A afval te Dessel. In overeenstemming met de vereisten van het FANC [R2-36],[R2-38] en [R2-39] worden deze elementen als volgt opgesplitst (Figuur 2-1).

Het veiligheidsbeleid is het kader waarbinnen alle activiteiten plaatsvinden.

In overeenstemming met het Koninklijk Besluit van 30/11/2011, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 21/12/2011 [R2-40], omvat het veiligheidsbeleid een beleidsverklaring inzake nucleaire veiligheid.

Verder omvat het veiligheidsbeleid de algemene stapsgewijze en iteratieve veiligheidsbenadering die gevolgd wordt voor de realisatie van een veilige berging. In dit proces wordt op basis van bestaande gegevenheden eerst een veiligheidsstrategie vastgelegd. Op basis van de bestaande gegevenheden en de veiligheidsstrategie worden vervolgens een ontwerp van de berging gemaakt, en worden veiligheidsevaluaties en rapportering uitgevoerd.

► Een eerste belangrijk element binnen de veiligheidsbenadering zijn de bestaande gegevenheden. De bestaande gegevenheden zoals gedefinieerd in [R2-36] omvatten reglementaire vereisten en aanbevelingen en overige elementen die de veiligheidsstrategie kunnen sturen, met name voorwaarden verbonden aan een maatschappelijk draagvlak voor berging, regeringsbeslissingen, socio-economische factoren ...

Page 17: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-2 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

► Een tweede belangrijk element binnen de veiligheidsbenadering is de veiligheidsstrategie waarin een beschrijving gemaakt wordt van:

• de veiligheidsdoelstelling, strategische veiligheidsoriëntaties en

• de fundamentele keuzes, inputs en processen voor de veilige realisatie van een berging.

Een belangrijk geheel aan keuzes en inputs kan worden geschematiseerd als het veiligheidsconcept. Het veiligheidsconcept vormt een globale beschrijving van de belangrijkste componenten en functies waarop de veiligheid van de bergingsinrichting gebaseerd is.

Het veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept uit voorliggend Hoofdstuk 2 worden gebruikt om de ontwikkeling van de kennisbasis, van het ontwerp en van veiligheidsevaluaties van de berging te focussen op veiligheid en rekening te houden met de bestaande gegevenheden.

In Figuur 2-1 wordt een overzicht gegeven van de verschillende elementen die aan bod komen in voorliggend hoofdstuk.

Figuur 2-1: Relaties tussen veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept, gebaseerd op de

vereisten van het FANC [R2-36],[R2-38] en [R2-39].

De elementen die in dit hoofdstuk aan bod komen zijn:

Documentatie van het veiligheidsbeleid bestaande uit een beleidsverklaring inzake nucleaire veiligheid en het proces van de globale veiligheidsbenadering (paragraaf 2.2).

Veiligheidsbeleid

Beleidsverklaring inzake nucleaire veiligheid

Veiligheidsbenadering

Page 18: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-3

Overzicht van de bestaande gegevenheden (paragraaf 2.3).

Ontwikkeling van de veiligheidsstrategie op basis van de geldende reglementaire vereisten en de resultaten van eerdere iteraties en programmastappen. De veiligheidsstrategie omvat de veiligheidsdoelstelling en strategische veiligheidsoriëntaties (paragraaf 2.4) alsook keuzes, inputs en processen qua ontwerp, evaluatie en beheer (paragrafen 2.5, 2.6, 2.7, 2.8).

Argumentering dat de niet-regelgevende gegevenheden verenigbaar zijn met de aangenomen veiligheidsstrategie (paragraaf 2.4).

Afbakening van het veiligheidsconcept als geheel van keuzes en inputs van de belangrijkste componenten en functies waarop de veiligheid van de bergingsinrichting gebaseerd is (paragraaf 2.8).

Globale risicoanalyse van de bestaande en toekomstige gegevenheden en van het veiligheidsconcept (paragraaf 2.9).

De inrichting zal worden gebouwd in de nucleaire zone in Dessel. De inrichting grenst ten oosten aan site 1 waar de gecentraliseerde door Belgoprocess geëxploiteerde installaties voor behandeling/ conditione-ring, opslag van categorie A afval en productie van monolieten zijn ondergebracht. De inrichting grenst ten noorden aan de Europalaan.

In het beschouwde bergingsconcept wordt radioactief afval gecementeerd in gestandaardiseerde betonnen bergingscolli die monolieten worden genoemd. Deze monolieten worden vervolgens geplaatst in bovengrondse betonnen modules. De modules zijn bovenop een ophoging geplaatst, zodanig dat de modules en hun inspectiestructuren buiten het bereik van de grondwaterspiegel liggen en er tegelijk drainage door de zwaartekracht mogelijk is. Voor een optimale monitoring van percolaat zijn de modules zijn uitgerust met een drainagesysteem en inspectieruimtes en -galerij. De bergingsinstallatie bestaat uit twee dubbele rijen modules. In een latere fase zal elke dubbele rij modules worden afgedekt met een afdekking van meerdere meters dik. Het beschouwde bergingsconcept wordt schematisch weergegeven in Figuur 2-2.

Figuur 2-2: Overzicht van het bergingsconcept.

Het huidige hoofdstuk is gebaseerd op ondersteunende informatie uit:

[OD-001] ONDRAF/NIRAS, Development of the safety concept and status mid-2011 of the disposal facility design, NIROND-TR 2007-03 E Version 3, 30 October 2011.

multi-layer cover

Double row of modules with monoliths

inspection rooms inspection gallery

sand-cement embankmentcapillary barrier

multi-layer cover

Double row of modules with monoliths

inspection rooms inspection gallery

sand-cement embankmentcapillary barrier

Multi-layer cover

Monoliths

Modules

Inspection Rooms Inspection Gallery

Afdekking

Monolieten

Modules

Inspectieruimtes Inspectiegalerij

Page 19: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-4 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

[OD-007] ONDRAF/NIRAS, ONDRAF/NIRAS safety approach and safety strategy for near surface disposal of category A waste at Dessel, NIROND-TR 2007-06 E Version 2, 24 June 2011

[OD-184] ONDRAF/NIRAS, ONDRAF/NIRAS Contextual framework of the safety strategy for near surface disposal of category A waste at Dessel, NIROND-TR 2007-04 E Version 2, 30 April 2011

[OD-234] NIRAS, Een strategische aanpak voor het kennisbeheer van het geïntegreerd project voor oppervlakteberging van het categorie A-afval – Enkele strategische overwegingen, NIROND-TR- 2012-08 N Versie 1, 12 April 2012.

Page 20: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0 , 30 September 2012 2-5

2.2 Veiligheidsbeleid en veiligheidstrategie

2.2.1 Beleidsverklaring inzake nucleaire veiligheid

NIRAS heeft eerste versie opgesteld van de beleidsverklaring inzake nucleaire veiligheid voor de bergingsinrichting van oppervlakteberging van categorie A afval [R2-2], zoals vereist door artikel 3 van het Koninklijk Besluit van 30/11/2011 [R2-40].

In dit beleid wordt door NIRAS primordiaal belang gehecht aan de nucleaire veiligheid van de activiteiten in de berging. Het omvat het engagement om de nucleaire veiligheid continu te verbeteren.

Het veiligheidsbeleid zal aan het volledige personeel en onderaannemers betrokken bij de verdere ontwikkeling en implementatie van de oppervlakteberging van categorie A afval meegedeeld worden en zal door NIRAS regelmatig worden geëvalueerd en herzien.

2.2.2 Veiligheidsbenadering

Installaties voor de berging van radioactief afval worden ontwikkeld en geïmplementeerd in een reeks stappen. In elke stap wordt er rekening gehouden met de geldende reglementaire vereisten en technische, sociaal-politieke en economische gegevenheden.

De primaire focus bij elke stap blijven de veiligheidsdoelstelling en waar mogelijk de verdere continue verbetering en optimalisatie van de veiligheid, gelaagde bescherming en aantoonbaarheid van de berging.

De optimalisatie van de veiligheid omvat zowel de optimalisatie van de stralingsbescherming als de bredere systeemoptimalisatie. Paragrafen 2.4.2.2.1 en 2.4.2.2.2 bespreken deze principes, terwijl paragraaf 2.5 de elementen bevat waarmee bij deze optimalisatie rekening gehouden wordt.

De term “gelaagde bescherming” zoals in dit document gebruikt, is synoniem voor de termen “défense en profondeur”/“defence-in-depth” gebruikt in internationale documenten. Paragraaf 2.4.2.3.6 bevat verdere uitleg over de notie gelaagde bescherming in het kader van berging. Paragraaf 2.8.7 bevat de karakteristieken qua gelaagde bescherming van het veiligheidsconcept.

De term “aantoonbaarheid” zoals in dit document gebruikt, is synoniem voor de termen “démontrabilité” en “demonstratie” zoals gebruikt in sommige FANC documenten. De notie aantoonbaarheid is verbonden met verschillende deelnoties:

► “doenbaarheid”, d.w.z. dat de berging kan gerealiseerd worden met het verwachte performantie niveau en dat een beroep gedaan wordt op beheerste technieken al dan niet na eigen testen en proeven; dit aspect wordt verder behandeld in paragrafen 2.4.2.2.2 en 2.4.2.4, en in Hoofdstuk 8 van dit veiligheidsrapport,

► het streven naar “operationaliseerbare indicatoren/vereisten voor de performantie”, d.w.z. indicatoren die kunnen gemeten worden onder de heersende omstandigheden, die een eenduidige relatie zonder al te veel onzekerheden vertonen met de performantie, en die kunnen gebruikt worden om zowel de performantie te bevestigen als desgevallend te ontkrachten; deze indicatoren/vereisten worden verder behandeld in Hoofdstuk 8 van het veiligheidsrapport,

► het aspect “performantie bij verstoringen en onzekerheden” is verbonden met gelaagde bescherming in paragraaf 2.4.2.3.6, met de strategie voor de aannames in de

Page 21: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-6 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

veiligheidsevaluaties besproken in paragraaf 2.4.2.4, met de reikwijdte van veiligheidsevaluaties in paragraaf 2.6.2, en met de methodologie van de veiligheidsevaluaties besproken in Hoofdstuk 14 van dit veiligheidsrapport,

► Het aspect “beheer van onzekerheden” is verbonden met de strategie voor de aannames in de veiligheidsevaluaties besproken in paragraaf 2.4.2.4 en met de reikwijdte voor veiligheidsevaluaties besproken in 2.6.2, en wordt verder besproken Hoofdstuk 14 paragraaf 2.4.2.4.

Een belangrijke uitdaging bestaat erin om het veiligheidsbewustzijn te behouden tijdens het volledige proces van ontwikkeling, implementatie (bouw, exploitatie, sluiting) en controle van de berging, dat meerdere decennia en eeuwen omspant. Dit impliceert een goed inzicht in de relevantie en de implicaties van veiligheid voor alle ontwikkelingen en activiteiten. Om ervoor te zorgen dat het veiligheidsbewust-zijn ook in de toekomst aanwezig blijft, hanteert NIRAS voor de ontwikkeling en implementatie van de bergingsinstallatie voor categorie A afval een globaal iteratief beheersproces met een duidelijke focus op veiligheid, d.w.z. de veiligheidsbenadering (zie Figuur 2-3).

De globale veiligheidsbenadering wordt iteratief toegepast tijdens elke programmastap (ontwerp, bouw, exploitatie, sluiting en controle), inclusief tijdens de huidige projectfase die bestaat uit de ontwikkeling van het ontwerp met het oog op de aanvraag van een vergunning voor een oppervlaktebergingsinstallatie voor categorie A afval in Dessel. De oprichtings- en exploitatievergunning betekent het begin van de bouwfase van de oppervlaktebergingsinstallatie voor categorie A afval in Dessel.

De veiligheidsbenadering is het ruimere kader waarbinnen de veiligheidsstrategie wordt toegepast. De veiligheidsbenadering begint met de omschrijving van de gegevenheden en de veiligheidsstrategie. De gegevenheden omvatten het regelgevend kader en de contextuele gegevenheden zoals institutionele beslissingen en voorwaarden van andere belanghebbenden.

De veiligheidsbenadering zal uiteindelijk resulteren in een volledig geïmplementeerde (d.w.z. gebouwde, gevulde en afgesloten) bergingsinstallatie die beantwoordt aan de veiligheidsdoelstelling en alle strategische veiligheidsoriëntaties. De bestaande gegevenheden en de veiligheidsstrategie vormen gedurende de volledige iteratieve ontwikkeling van de bergingsinstallatie belangrijke ankerpunten.

Page 22: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-7

Figuur 2-3: Overzicht van de veiligheidsbenadering en haar relatie tot de veiligheidsstrategie. De benadering

resulteert in een volledig geïmplementeerde (d.w.z. gebouwde, gevulde en afgesloten) bergingsinstallatie die

beantwoordt aan de veiligheidsdoelstelling en alle strategische veiligheidsoriëntaties.

Implementatie van strategieIteratie N

Bestaande gegevenheden

- Regelgevend kader

- Institutionelebeslissingenen voorwaardenvan stakeholders

Strategische veiligheidsoriëntaties

Implementatie van de berging

Keuzes, inputs and processenBeheer Ontwerp Evaluatie

Resultaten van iteratie NDesign + gedeeltelijke implementatie NResultaten van veiligheidsevaluatie, O&OVeiligheidsargumenten Operationele conditiesErvaringsfeedback uit implementatie, monitoring, beheer

Veiligheidsevaluatie

Ontwerp ontwikkeling

Monitoring en toezicht

Veiligheidsdoelstelling

Documentatie van programma stap en vraag tot beslissing

O&O

Zijn de gegevenheden

gewijzigd ?

Zijn er wijzigingen nodigaan de strategie ?

Nee

Ja

Nee

Ja

Ja

Ja

Evaluatie van iteratie NZijn alle elementen aanwezig om beslissing te

vragen voor volgende programma stap?

Beslissing om over te gaantot volgende programma stap ?

Finale programma stap?

Nee

Nee

Ja

iteratie

programma stapNee

Beheeren

behoudvan

kennis

Page 23: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-8 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Gedurende iedere programmastap, omvat de veiligheidsbenadering volgende stappen (zie Figuur 2-3):

1) De documentatie van de bestaande gegevenheden bij de ontwikkeling van de bergingsinstallatie.

2) Ontwikkeling en/of aanpassing van de veiligheidsstrategie.

3) Uitwerking van de veiligheidsstrategie in de ontwikkeling van fenomenologische kennis, ontwikkeling van het ontwerp, implementatie van het ontwerp, monitoring en toezicht, veiligheidsevaluaties, en beheer en behoud van kennis.

4) Documentatie van de resultaten.

5) Elke stap in het programma eindigt met de documentatie van de resultaten ervan. Die resultaten worden dan eerst gebruikt in het besluitvormingsproces na afloop van de betrokken stap in het programma en worden vervolgens gehanteerd als startvoorwaarde voor de volgende stap in het programma.

In de volgende vijf sub-secties wordt op ieder van deze stappen achtereenvolgens dieper ingegaan.

2.2.2.1 Bestaande gegevenheden

De veiligheidsstrategie werd gebaseerd op:

1) Internationale en nationale reglementaire vereisten.

2) Internationale aanbevelingen en leidraden van het FANC

3) Overige bestaande gegevenheden, zoals beslissingen van de Ministerraad.

Een verder overzicht van de bestaande gegevenheden is te vinden in paragraaf 2.3.

2.2.2.2 Veiligheidsstrategie

De veiligheidsstrategie beschrijft:

1) De veiligheidsdoelstelling voor het bergingsontwerp en implementatieactiviteiten: de algemene doelstelling om de veiligheid van een bergingsinstallatie te verzekeren in lijn met het geldende regelgevende kader. De veiligheidsdoelstelling voor de oppervlaktebergingsinstallatie voor categorie A afval in Dessel, wordt beschreven in paragraaf 2.4.

2) De strategische veiligheidsoriëntaties voor het bergingsontwerp en implementatieactiviteiten: dit omvat de te volgen oriëntaties om in principe aan de veiligheidsdoelstelling te voldoen. De strategische veiligheidsoriëntaties voor de oppervlaktebergingsinstallatie voor categorie A afval in Dessel worden ontwikkeld in paragraaf 2.4, op basis van internationale en door het FANC

geformuleerd veiligheidsprincipes en aanbevelingen.

3) De keuzes, inputs en processen die bijdragen tot het vervullen van de veiligheidsdoelstelling en tot het controleren van de implementatie ervan. De keuzes, inputs en processen worden als volgt gegroepeerd:

a) De beheerstrategie: dit omvat de gehanteerde benadering om de veiligheidsdoelstelling te bereiken. De beheerstrategie wordt verder beschreven in paragraaf 2.5 en in [R2-4].

b) De evaluatiestrategie: dit omvat de aanpak voor de evaluatie van de diverse aspecten verbonden met de veiligheid van het bergingssysteem. Een veiligheidsevaluatie omvat, maar is niet beperkt

Page 24: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-9

tot, kwantitatieve analyses. De evaluatiestrategie wordt verder beschreven in paragraaf 2.6 en in [R2-15], [R2-18].

c) De ontwerpstrategie: dit omvat de aanpak voor de ontwikkeling en implementatie van het ontwerp. De ontwerpstrategie wordt verder beschreven in paragraaf 2.7 en in [OD-001], [R2-9].

2.2.2.3 Implementatie van de veiligheidsstrategie

De implementatie van de veiligheidsstrategie omvat de volgende activiteiten:

Ontwikkeling van het ontwerp,

Onderzoek, ontwikkeling en demonstratie (O&O) incl. karakterisering van de site,

Veiligheidsevaluatie,

Monitoring en toezicht,

Implementatie van het ontwerp (constructie, exploitatie, sluiting).

Deze activiteiten worden uitgevoerd conform de oriëntaties, inputs, keuzes en processen die in de veiligheidsstrategie worden uiteengezet.

Tijdens elke iteratie van een programmastap worden al deze activiteiten parallel uitgevoerd. Ze kunnen meerdere inputs hebben en meerdere outputs leveren voor andere activiteiten, afhankelijk van de tussentijdse evaluaties en interacties met overheden en stakeholders.

Zo baseert de ontwikkeling van het ontwerp zich op de gegevens uit al dan niet lopend O&O en vroegere of al dan niet lopende veiligheidsevaluaties, aangevuld met eventuele ervaringsfeedback uit monitoring en uit de al gedeeltelijke implementatie van het ontwerp. Anderzijds levert de ontwikkeling van het ontwerp de technische kennisbasis om formele veiligheidsevaluaties uit te voeren en levert de ontwikkeling van het ontwerp ook het plan voor implementatie en voor monitoring en toezicht op de berging. Het ontwikkelde ontwerp wordt ook gebruikt om het O&O te focussen op het gekozen ontwerp.

De input van de O&O activiteiten zijn zowel de ontwikkeling van het ontwerp, als de reeds gedeeltelijke implementatie van het ontwerp, als de monitoring en toezicht als ten slotte de resultaten en de voorziene methodes in de veiligheidsevaluaties en datanoden vanuit de veiligheidsevaluaties. Het O&O levert als output resultaten met betrekking tot begrip van de veiligheid, performantie, ontwerp, uitvoerbaarheid van het ontwerp, monitoring, methodes/modellen/data voor veiligheidsevaluaties, methodes/modellen te gebruiken bij de implementatie van het ontwerp.

De inputs van de veiligheidsevaluaties zijn het ontwikkelde ontwerp, O&O resultaten en gegevens uit monitoring en ervaringsfeedback uit gedeeltelijke implementatie van het ontwerp. De resultaten van de veiligheidsevaluaties in termen van radiologische impact en performantie geven anderzijds als output indicaties over de veiligheid en performantie van het ontwerp, implementatie van het ontwerp en monitoringprogramma. Ze geven ook indicaties over het effect op de veiligheid en performantie van onzekerheden, en kunnen op die manier de verdere programma’s qua ontwikkeling van het ontwerp, O&O, monitoring en implementatie van het ontwerp focussen op die aspecten die een belangrijk effect hebben.

De verschillende activiteiten hebben meerdere inputs en outputs naar de andere activiteiten tijdens hun parallelle ontwikkeling en worden continu bijgestuurd in functie van de resultaten van de overige

Page 25: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-10 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

activiteiten. De drijvende krachten achter deze bijsturingen zijn de continue verbetering van de veiligheid, gelaagde bescherming en aantoonbaarheid, en de effectieve praktische realisatie en implementatie van de berging die de langetermijnveiligheid in de praktijk garandeert voor het afval.

De verschillende activiteiten worden ook continu bijgestuurd door interacties met diverse stakeholders en met de regelgevende overheden.

Gezien de complexe interacties tijdens een dergelijk geïntegreerd programma helpt een gedegen kennisbeheer bij de uitvoering van de verschillende activiteiten, bij het in rekening brengen van hun onderlinge verbanden en bij de overzichtsfuncties op de uitvoering van het programma. Deze complexiteit vereist ook specifieke processen voor het behouden van deze kennis in volgende iteraties van het programma, zodanig dat beslissingen kunnen worden getraceerd en de veiligheid steeds voorop blijft staan naarmate het programma vordert.

Het beheer van de kennis steunt op twee pijlers: het huidige beheer en behoud van de kennis en het kader voor het verzekeren van het behoud van de kennis op lange termijn.

Het huidige beheer en behoud van kennis door NIRAS is gekaderd in een ISO9001 totaal kwaliteitsborgingssysteem. Het omvat procedures om wetenschappelijke en technische studies uit te voeren en te documenteren, geautomatiseerde workflows qua opstellen, nazien en goedkeuren van vergaderverslagen. Het kennisbeheersysteem omvat ook een systeem van versiecontrole van documenten zodat de betrokken ploeg telkens over de laatste versie van documenten of inputdata kan beschikken bij zijn activiteiten. Het systeem bevat ten slotte een Nederlands-Frans-Engels glossarium dat gebruikt wordt bij het streven naar uniformiteit qua gebruik van terminologie in het geïntegreerde programma.

NIRAS hanteert bij de implementatie van het beheer en behoud van kennis aangepaste informatica-systemen als werkinstrumenten. Deze werkinstrumenten garanderen dat de verschillende elementen (vergaderverslagen, documenten, acties/beslissingen, glossarium) elektronisch consulteerbaar blijven en gearchiveerd worden.

Het huidige systeem van beheer en behoud van kennis zal evolueren, bij zijn integratie in het geïntegreerd beheersysteem (integrated management system IMS) dat besproken wordt in het Hoofdstuk 3 van dit veiligheidsrapport [R2-4].

De strategie voor het behoud van kennis op lange termijn omvat zowel een strategie voor het behoud van nucleaire expertise als voor de archivering, transfer en verspreiding van informatie betreffende de aanwezigheid van de berging. De strategie voor het behoud van kennis is gedocumenteerd in [OD-234].

De kennis wordt lokaal en regionaal verankerd door de sterke verwevenheid van de bergingsinrichting met de lokale stakeholders in het kader van het geïntegreerde cAt project.

Naast de realisatie van de bergingsinrichting omvat het cAt project ook deelprojecten die zullen bijdragen aan een verdere verankering van de kennis in de toekomst. Zo is een communicatiecentrum gepland, zijn diverse opleidingsinitiatieven gepland en is een lokaal fonds voorzien waarin NIRAS betrokken partij blijft.

In het IMS wordt er ook aandacht besteed aan de bestendiging van de expertise betreffende de berging voor het personeel in de toekomst.

Belangrijke documenten zoals de as-built plannen zullen op verscheidene locaties op speciaal archiveringspapier bewaard worden. Op regelmatige tijdstippen zullen meetings georganiseerd worden met alle belanghebbenden om het bijwerken van de informatie te bespreken en opnieuw de informatie te communiceren en door te geven.

Page 26: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-11

NIRAS is zich bewust van het belang van het behoud van de kennis. In dit kader volgt ze de internationale ontwikkelingen ter zake nauwgezet op en draagt ze ook actief bij aan deze internationale ontwikkelingen. Zo werkt NIRAS actief mee aan het NEA project “Preservation of Records, Knowledge and Memory across Generations”.

2.2.2.4 Resultaten van de toepassing van de veiligheidsstrategie tijdens iteratie N

De implementatie van de veiligheidsstrategie leidt tot:

Resultaten uit de ontwikkeling en implementatie van het ontwerp. In eerste instantie gaat het hier om concept- en ontwerpplannen voor een bergingsinstallatie. Naarmate het bergingsprogramma vordert, worden ze verfijnd en op een stapsgewijze manier geïmplementeerd.

Resultaten van de veiligheidsevaluaties. Dit omvat onder andere [R2-18]:

► Argumenten ter staving van de performantie, d.w.z. geschiktheid van de systemen, structuren en componenten (SSCs) en het bergingssysteem om de hen toegewezen veiligheidsfuncties onder verschillende omstandigheden te vervullen.

► Mogelijke radiologische impact en/of risico's van het geborgen afval voor de menselijke gezondheid en het milieu.

► De invloed van onzekerheden op de geëvalueerde performantie, impact en/of risico... Dergelijke onzekerheden betreffen zowel onzekerheden qua externe en interne processen en gebeurtenissen, als onzekerheden qua karakteristieken van de berging1 en zijn omgeving.

► Operationele condities die moeten opgelegd worden om de operationele veiligheid en langetermijnveiligheid van de berging te garanderen. De operationele condities omvatten (zie Hoofdstuk 1, paragraaf 1.6):

• conformiteitscriteria voor het afval,

• parameters waarvoor monitoring gepland wordt en

• technische specificaties om een veilige uitbating van de berging te garanderen.

De resultaten van de veiligheidsevaluaties bevatten onder andere:

• bergingslimieten voor het radioactieve afval, d.w.z. conformiteitscriteria voor het afval (bijvoorbeeld X-criterium met betrekking tot maximale activiteitsconcentraties in het afval),

1 De karakteristieken van de berging omvatten zowel de verschillende SSCs als hun performantie.

Onzekerheden op deze karakteristieken kunnen onder andere resulteren uit onzekerheden qua toekomstige

institutionele en reglementaire context van de berging, qua constructiewerkzaamheden verbonden met de

berging tijdens constructie, plaatsing van de afdekking en sluiting (zgn. “aléas de construction”), qua

geleerde lessen uit vorige fasen van ontwerp, constructie, exploitatie, monitoring en veiligheidsevaluaties,

qua opvulling van de berging met afval, qua menselijke factoren, qua beschikbaarheid van materialen, qua aanvoer van afval...

Page 27: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-12 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

• bergingslimieten voor de bergingsinstallatie, d.w.z. technische specificaties voor een veilige uitbating (bijvoorbeeld Y’-criterium met betrekking tot de radiologische capaciteit van de berging).

Resultaten van het onderzoek, ontwikkeling en demonstratie ter ondersteuning van veiligheidsevaluaties, ontwikkeling/implementatie van het ontwerp, en monitoring en toezicht.

Feedback uit ervaringen met de toepassing van het beheersysteem, de implementatie van het ontwerp, en de monitoring.

De resultaten vormen in het kader van een continue verbetering van de veiligheid, samen met bestaande gegevenheden, een input bij een volgende programmastap of iteratie:

De reduceerbare onzekerheden zijn richtinggevend voor het verdere programma (O&O, implementatie, monitoring ...) om de onzekerheden verder te reduceren;

De veiligheidsargumenten en hun graad van ondersteuning zijn richtinggevend voor het verdere programma (O&O, implementatie, monitoring...) om sommige veiligheidsargumenten verder te ondersteunen en te staven.

De performantie van de SSCs en van het systeem onder de verwachte evolutie en bij degradaties zijn richtinggevend voor het verdere programma om de performantie, de aantoonbaarheid van de performantie of de robuustheid van de performantie verder te optimaliseren.

De resultaten uit O&O, de ontwikkeling van het ontwerp en de veiligheidsevaluaties geven het relatieve belang aan van bepaalde keuzes in het veiligheidsconcept en geven ook aan welke alternatieve keuzes zouden kunnen zorgen voor een verdere optimalisatie van de veiligheid, de gelaagde bescherming en/of de aantoonbaarheid.

De opgebouwde ervaring en expertise met betrekking tot het ontwikkelen van het ontwerp, het implementeren van het ontwerp (constructie, exploitatie, sluiting), monitoring, onderzoek en ontwikkelingsprogramma geeft ook aan op welke manier de processen qua beheer, design en evaluatie verder kunnen worden verbeterd om ze meer doeltreffend te maken in het bereiken van de veiligheidsdoelstelling van de berging.

2.2.2.5 Programmastappen en iteraties

Een programmastap eindigt met de beslissing om al dan niet over te gaan tot een volgende programmastap (Figuur 2-3). Zo’n institutionele beslissing wordt in vele gevallen extern aan NIRAS

genomen door de regering of door de regelgevende overheid.

Er kunnen meerdere iteraties noodzakelijk zijn alvorens NIRAS oordeelt dat alle benodigde elementen aanwezig zijn om een beslissing tot overgang naar de volgende programmastap te vragen aan de regering of regelgevende overheid (Figuur 2-3).

In een volgende programmastap of iteratie van een verdere implementatie van het ontwerp wordt eerst nagegaan of de bestaande gegevenheden gewijzigd zijn sinds de start van de vorige iteratie/programma-stap of gewijzigd moeten worden ingevolge de resultaten van de vorige iteratie of programmastap.

Als er bestaande gegevenheden gewijzigd zijn, wordt het proces (zie Figuur 2-3) herhaald vanaf de herziene bestaande gegevenheden. Daarbij:

Page 28: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-13

worden de mogelijke gevolgen van gewijzigde gegevenheden op de veiligheidsstrategie eerst grondig geëvalueerd,

wordt er ook op basis van de resultaten uit vroegere iteraties/programmastappen geëvalueerd hoe de veiligheidsstrategie zou kunnen zorgen voor een verdere verbetering van de veiligheid, gelaagde bescherming en aantoonbaarheid,

wordt de strategie indien nodig aangepast en

wordt de strategie vervolgens verder geïmplementeerd waarbij er speciale aandacht gaat naar een vergelijking tussen de resultaten uit vroegere stappen/iteraties en de wijzigingen aan de veiligheidsstrategie en naar verdere verbeteringen.

Als er geen bestaande gegevenheden gewijzigd zijn in vergelijking met de vorige programmastap/iteratie, wordt vervolgens nagegaan of bepaalde elementen van de veiligheidsstrategie moeten worden gewijzigd voor de volgende stap/iteratie op basis van de resultaten van de vorige iteratie of programmastap. Bij deze afweging kunnen bepaalde resultaten uit de vorige iteratie/programmastap en nieuwe inzichten aanleiding geven tot wijziging aan bepaalde elementen van de veiligheidsstrategie. De beslissing tot wijziging aan de veiligheidsstrategie wordt ingegeven door verdere verbeteringen aan de veiligheid, gelaagde bescherming of aantoonbaarheid.

Als bepaalde elementen van de veiligheidsstrategie moeten worden gewijzigd, wordt de veiligheidsstrategie geüpdatet en gedocumenteerd, worden de gevolgen van de wijzigingen geëvalueerd en wordt de veiligheidsstrategie vervolgens verder geïmplementeerd. Hierbij gaat speciale aandacht uit naar een vergelijking tussen de resultaten uit vroegere stappen/iteraties en de wijzigingen aan de veiligheidsstrategie.

Als de veiligheidsstrategie niet moet worden gewijzigd, wordt de implementatiestap van de veiligheidsstrategie geüpdatet met inachtneming van de resultaten en feedback uit de vorige iteratie of programmastap.

Dit iteratieve proces is erop gericht om het globale niveau van de veiligheid, gelaagde bescherming en aantoonbaarheid van het systeem in zijn geheel continu te verbeteren in plaats van individuele componenten op een geïsoleerde manier te optimaliseren.

Het zorgt ook voor een blijvende flexibiliteit in het ontwikkelingsproces. Dankzij een dergelijke flexibiliteit kan men rekening houden met nieuwe wetenschappelijke en technische informatie, nieuwe inzichten en nieuwe gegevenheden bij de verdere optimalisatie van de veiligheid na de start van de eerste constructie van delen van de bergingsinrichting. Wijzigingen in context, regelgevend kader, informatie en inzichten zijn onvermijdelijk over de lange tijdsspanne van enkele honderden jaren die van toepassing zijn voor een berging van categorie A afval. Flexibiliteit is dus een manier om in het belang van de veiligheid met de specificiteit van de lange levensduur van bergingsinrichtingen om te gaan.

Het belang van een passend systeem voor het beheer van de berging en de flexibiliteit wordt ook internationaal onderkend [R2-99]. Flexibiliteit en omgaan met nieuwe informatie en inzichten werd door het NEA Internationaal Peer Review Team expliciet aangehaald als een belangrijke karakteristiek van de door NIRAS voorgestelde veiligheidsbenadering [R2-36]. Meer algemeen werd deze veiligheidsbenadering door dezelfde Peer Review als passend beoordeeld.

Page 29: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-14 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste bestaande gegevenheden die als randvoorwaarden dienen van de veiligheidsstrategie voor de oppervlaktebergingsinstallatie in het Vlaamse Dessel.

De voor het ontwerp van de bergingsstructuren toegepaste codes en normen worden beschreven in Hoofdstuk 7 [R2-8] en in Hoofdstuk 8 [R2-9]. De gegevenheden met betrekking tot de niet-radiologische milieu-impact worden beschreven in het milieueffectenrapport [R2-3]. De gegevenheden met betrekking tot de beveiliging en safeguards worden beschreven in specifieke beveiliging gerelateerde documenten die vertrouwelijk zijn.

Deze paragraaf 2.3 beperkt zich hoofdzakelijk tot een oplijsting van deze gegevenheden: de belangrijke principes voor de veiligheid die in meerdere documenten van het regelgevend kader besproken worden, worden in meer detail uiteengezet in de volgende paragraaf 2.4 over de veiligheidsdoelstellingen en de strategische veiligheidsoriëntaties.

2.3.1 Beheer van radioactief afval, taken van NIRAS en werkingsmodaliteiten

Wettelijke voorschriften – Beheer van radioactief afval Oprichting van NIRAS en de taken: Koninkrijk België, Artikel 179 § 2) van de Wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, Belgisch Staatsblad 15/08/1980 zoals geamendeerd 11/01/1991, 12/12/1997, 30/12/2001, 27/04/2007, 24/07/2008, 29/12/2010. Koninkrijk België, Wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, Belgisch Staatsblad 11/05/1999. Koninkrijk België, Wet van 11 april 2003 betreffende de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van splijtstoffen bestraald in deze kerncentrales, Belgisch Staatsblad 15/07/2003.

[R2-130] [R2-131] [R2-132]

Werkingsmodaliteiten van NIRAS en financiële middelen: Koninkrijk België, 30 Maart 1981. - Koninklijk Besluit houdende bepaling van de opdrachten en de werkingsmodaliteiten van de openbare instelling voor het beheer van radioactief afval en splijtstoffen, Belgisch Staatsblad 05/05/1981 en implementatie Koninklijke Besluiten van 16/10/1991, 04/04/2003, 13/12/2005, 01/05/2006, 18/05/2006, 02/06/2005, 13/06/2007, 03/07/2012.Koninkrijk België, Koninklijk Besluit van 18 november 2002 houdende regeling van de erkenning van uitrustingen bestemd voor de opslag, verwerking en conditionering van radioactief afval, Belgisch Staatsblad 3/12/2002. Koninkrijk België, Koninklijk Besluit van 24 maart 2003 betreffende onder andere de financiering van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt, Belgisch Staatsblad 28/03/2003.

[R2-133] [R2-134] [R2-135]

NIRAS, de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstoffen, is verantwoordelijk voor het beheer van het radioactieve afval op Belgisch grondgebied en voor het uitwerken van een beleid voor een coherent en veilig beheer van al dit afval. Dit beheer omvat onder andere:

Transport van radioactief afval,

Verwerking en conditionering van radioactief afval voor rekening van producenten die niet beschikken over een door NIRAS erkende installatie voor verwerking en conditionering, alsook de erkenning en opvolging van de conditionering van het radioactieve afval bij de producenten die beschikken over deze uitrustingen,

Opslag van radioactief afval buiten de installaties van de producent,

Page 30: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-15

Berging van geconditioneerd radioactief afval; onder berging wordt verstaan dat het afval in de installatie voor langetermijnbeheer moet worden geplaatst zonder de bedoeling het terug te nemen; deze installatie is de eindbestemming van het afval,

Het opstellen en bijhouden van de kwalitatieve en kwantitatieve inventaris van het radioactieve afval in België, met inbegrip van vooruitzichten inzake afvalproductie op korte, middellange en lange termijn (technische inventaris),

Het voorbereiden en beheren van een algemeen beheerprogramma op lange termijn dat een techno-economische beschrijving bevat van de acties die NIRAS in aanmerking neemt om het beheer van radioactief afval te waarborgen,

Het opstellen van de acceptatiecriteria voor geconditioneerd en niet-geconditioneerd afval, op basis van de algemene regels die goedgekeurd zijn door de bevoegde overheid;

Het kwalificeren van systemen voor de opslag, verwerking en conditionering van radioactief afval en apparatuur waarmee de radiologische kenmerken van het afval kunnen worden bepaald (erkenning),

Analyse van de naleving van acceptatiecriteria van het geconditioneerde en niet-geconditioneerde afval en de definitieve keuring ervan.

Het afvalbeheersysteem van NIRAS wordt verder beschreven in Hoofdstuk 6 [R2-7]. Alle beheerstappen van radioactief afval voorafgaand aan de berging zijn sinds geruime tijd industriële en vergunde praktijken gestoeld op beproefde technologieën en methodologieën. De goedkeuring door de bevoegde federale minister van de algemene regels voor de aanvaarding van geconditioneerde en niet-geconditioneerde afvalstoffen in 1999 was een mijlpaal bij het volledig uitrollen van het drieledige acceptatiesysteem bestaande uit:

1) Het specifiëren van afvalacceptatiecriteria voor geconditioneerd en niet-geconditioneerd afval nodig voor een verder veilig beheer van de volgende afvalbeheerstappen.

2) Het kwalificeren of erkennen van systemen voor opslag, verwerking en conditionering van afval en van systemen die een radiologische karakterisering van het afval toelaten.

3) Het accepteren van afval na analyse dat aan de afvalacceptatiecriteria voldaan is.

Het proactief ontwikkelde en geïmplementeerde acceptatiesysteem voor radioactief afval houdt rekening met de volledige keten van de afvalproductie tot en met een referentie oplossing voor het beheer op lange termijn van het afval.

Voor het categorie A afval wordt de referentie oplossing voor een generieke oppervlaktebergingsinstalla-tie met de vergunning voor een specifieke oppervlaktebergingsinstallatie te Dessel nu vertaald naar een definitieve oplossing.

Voor de andere categorieën afval werkt NIRAS, binnen het geldende nationale kader, maatschappelijk gedragen oplossingen voor het beheer op lange termijn uit. Dit in overleg met de alle betrokken belanghebbenden, en stap voor stap door de eerste algemene principebeslissingen te nemen en vervolgens meer gedetailleerde beslissingen. Bijvoorbeeld, voor de categorieën B&C-afval heeft NIRAS in september 2011, na een wettelijke consultatieprocedure met diverse officiële instellingen en het publiek in de periode 2009-2010, een afvalplan opgemaakt [R2-64] dat de federale regering van alle elementen voorziet die het nodig heeft om volledig geïnformeerd een principebeslissing te nemen over het

Page 31: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-16 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

langetermijnbeheer van B&C afval. Een dergelijke beslissing is een algemene beleidsbeslissing en geen beslissing voor de onmiddellijke uitvoering van een specifieke oplossing op een bepaalde site.

Wanneer NIRAS alle vereiste vergunningen voor de bergingsinrichting van categorie A afval te Dessel zal verkregen hebben, kan NIRAS de specifieke kenmerken van de oppervlaktebergingsinstallatie te Dessel integreren in haar acceptatiesysteem voor afval door rekening te houden met de vergunningsvoorwaarden en andere eisen voortvloeiend uit de oppervlaktebergingsinstallatie van categorie A afval te Dessel.

NIRAS is wettelijk de enige instantie in België die verantwoordelijk is voor de veiligheid en de uitvoerbaarheid van het afvalbeheer van categorie A afval en de bergingsinstallatie voor categorie A afval. NIRAS is uiteindelijk verantwoordelijk voor de langetermijnveiligheid van de bergingsinstallatie. Deze verantwoordelijkheid kan niet gedelegeerd worden. De langetermijnveiligheid van de berging is afhankelijk van het centrale proces van het algemeen afvalbeheer waarvan NIRAS de enige instantie is, die door haar afvalbeheersysteem, beschikt over alle beoordelingselementen. Op grond hiervan heeft de raad van bestuur van NIRAS in 2009 beslist dat NIRAS de exploitant van de oppervlakteberging voor categorie Aafval te Dessel zal zijn.

Andere verantwoordelijkheden van NIRAS hebben betrekking op het beheer van overtollige splijtstoffen, de ontmanteling van nucleaire en radioactieve installaties, communicatie, het uitvoeren van toegepast onderzoek, ontwikkeling en demonstratie (O&O) en het opstellen van een inventaris van nucleaire passiva (zie ook [OD-184]).

Het mechanisme waarmee de kosten van het afvalbeheer worden gedekt, bestaat uit overeenkomsten tussen NIRAS en de afvalproducent die uitgaan van het principe 'de vervuiler betaalt'. Wat betreft de financiële middelen van NIRAS stelt het Koninklijk Besluit van 16/10/1991 [R2-133] onder andere dat:

Alle kosten met betrekking tot de organisatie gedekt moeten worden.

Alle kosten met betrekking tot de activiteiten van de organisatie, inclusief de kosten voor de toegepaste O&O, ten laste zijn van de producenten die gebruik maken van de diensten van de instelling.

De kosten worden verdeeld onder de producenten die gebruik maken van de diensten.

Een insolvabiliteitsfonds opgericht wordt voor de kosten die niet worden gedekt ten gevolge van een bankroet of insolvabiliteit van producenten, eigenaars of houders van radioactief afval en operatoren of eigenaars van vergunde nucleaire installaties, en die voortvloeien uit:

► Beheer van radioactief afval,

► Beheer van weesbronnen,

► Ontmanteling van nucleaire installaties.

Dit fonds wordt gefinancierd via een overhead op de kosten met betrekking tot het beheer van radioactief afval.

Om de kosten op lange termijn, inclusief die voor de berging, te dekken, werd een speciaal fonds op lange termijn in het leven geroepen (FLT) dat wordt gestijfd door de afvalproducenten op basis van de geraamde kosten voor hun afval. Deze geraamde kosten worden bepaald op basis van een referentie programma dat in samenspraak met de afvalproducenten wordt uitgewerkt en indien nodig kan worden bijgesteld.

Page 32: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-17

Zoals al vermeld in Hoofdstuk 1, is het project voor de berging van categorie A afval in de loop der jaren geëvolueerd van een zuiver technisch project naar een initiatief met een stevig maatschappelijke luik dat erop gericht is om de welvaart en het welzijn in de regio te verbeteren.

Het fonds op lange termijn werd opgericht in een periode waarin de berging van radioactief afval hoofdzakelijk vanuit technologisch opzicht werd benaderd.

Bijgevolg worden sommige componenten van het project die vereist zijn om het maatschappelijke draagvlak voor de bergingsinstallatie te behouden, nauwelijks of helemaal niet gedekt door dit fonds.

Er werd dan ook een fonds op middellange termijn (FMT) opgericht om deze projectcomponenten te financieren:

Wet van 29/10/2010 ter amendering van de wet van 08/08/1980 houdende de oprichting van NIRAS;

Koninklijk Besluit van 03/07/2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30/03/1981 houdende bepaling van opdrachten en werkingsmodaliteiten van NIRAS.

Het FMT wordt gefinancierd door de afvalproducenten op basis van belastingen/retributies.

2.3.2 Reglementaire vereisten

2.3.2.1 Internationaal regelgevend kader

Het internationaal regelgevend kader bestaat uit internationale conventies en verdragen die België heeft geratificeerd en uit Europese richtlijnen. De belangrijkste elementen van dit kader voor de veiligheidsstrategie voor de bergingsinstallatie voor categorie A-afval, hebben betrekking op radiologische veiligheid:

Internationaal Atoomenergieagentschap (International Atomic Energy Agency of IAEA):

► De 'Joint Convention on the Safety of Spent Fuel Management and the Safety of Radioactive Waste Management' [R2-42]— Deze conventie werd in België van kracht in 2002 [R2-43]. De verplichtingen van de partijen zijn gebaseerd op de fundamentele principes inzake afvalbeheer zoals beschreven in de 'Safety Fundamentals' publicatie van het IAEA [R2-44].

► De 'Convention on Nuclear Safety' [R2-45] — Deze conventie werd in België van kracht in 1997 [R2-46]. De verplichtingen van de partijen zijn erop gericht om in nucleaire installaties effectieve beveiligingen te voorzien tegen mogelijke radiologische gevaren, zodanig dat individuele personen, de maatschappij en het milieu worden beschermd.

Europese Unie:

► Het Euratom-verdrag [R2-47] — Dit verdrag van 1957, dat door België in datzelfde jaar werd geratificeerd [R2-48], was één van de drie verdragen die aan de basis lagen van de oprichting van de Europese Gemeenschap. Artikel 37 van dit verdrag vereist dat elke Lidstaat de Europese Commissie op de hoogte moet brengen van elke intentie om radioactief afval te bergen.

► Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren [R2-49]— Deze richtlijn, die in de Belgische wetgeving werd omgezet door middel van ARBIS [R2-50], omvat de Aanbevelingen van Publicatie 60 van de

Page 33: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-18 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Internationale Commissie voor Stralingsbescherming (International Commission on Radiation Protection of ICRP) [R2-51] en de (vroegere) 'Basic Safety Standards' van het IAEA [R2-52].

► Richtlijn 98/83/EG van de Raad betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water [R2-53]— Deze richtlijn, die in de Belgische wetgeving werd omgezet [R2-54], legt in voor menselijke consumptie bestemd drinkwater een dosisbeperking van 0,1 mSv/jaar op voor alle radionucliden samen, weliswaar met uitzondering van tritium, kalium-40, radon en de vervalproducten ervan.

► Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna [R2-55]— Deze richtlijn heeft betrekking op de instandhouding van de natuurlijke habitats van wilde fauna en flora en is een omzetting van onder andere:

• de Conventie van Bonn betreffende de bescherming van migrerende wilde diersoorten [R2-56], die eveneens werd omgezet in de Belgische wetgeving [R2-57] en

• de Conventie van Bern betreffende het behoud van Europese wilde dieren en plantensoorten van natuurlijke habitats [R2-58] die eveneens werd omgezet in de Belgische wetgeving [R2-59].

De Europese Richtlijn 92/43/EEG werd omgezet in de Belgische regionale (Vlaamse) wetgeving [R2-60]. Deze bescherming, zowel in radiologisch als niet-radiologisch opzicht, wordt behandeld in het milieueffectenrapport [R2-3]. De radiologische aspecten komen ook aan bod in dit veiligheidsrapport, meer bepaald in Hoofdstuk 14 [R2-15].

► Richtlijn 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's [R2-61]— Deze richtlijn stipuleert dat er een milieueffectbeoordeling moet worden uitgevoerd voor bepaalde plannen en programma's, inclusief programma's voor het beheer van radioactief afval. Voor dit aspect werd de richtlijn omgezet in de Belgische Federale wetgeving [R2-62] (voor andere aspecten werd ze omgezet in de Vlaamse wetgeving [R2-63]).

Voor de bergingsinstallatie voor categorie A afval is deze richtlijn niet van toepassing omdat dit plan/programma formeel werd voorbereid voor 21 juli 2006. Bij de voorbereiding van het categorie A programma, werden niettemin de aspecten ‘milieueffectenbeoordeling’ expliciet in rekening gebracht en zowel met het FANC als met de bevoegde regionale instanties besproken in de periode 1999-2006. Als conclusie van deze besprekingen voor de voorontwerpen van MONA

en STOLA-Dessel stuurden de Vlaamse instanties voor een advies naar NIRAS [R2-41] waarmee in de studies van het huidige project rekening gehouden werd.

Voor het langetermijnbeheer van andere types radioactief afval, heeft NIRAS een afvalplan voorbereid, dat na aanname door haar raad van bestuur ingediend werd bij de toezichthoudende minister van NIRAS [R2-64]. In het kader van het afvalplan heeft NIRAS in lijn met [R2-62] een strategische milieu-evaluatie voorbereid [R2-65] om de gevolgen voor het milieu op een geïntegreerde manier te evalueren.

► Richtlijnen 85/337/EEG / 97/11/EEG van de Raad betreffende milieueffectbeoordeling [R2-66]— Deze richtlijnen, die werden omgezet in de Belgische Federale [R2-50]en Vlaamse wetgeving [R2-67] stipuleren dat er een milieueffectbeoordeling moet worden uitgevoerd voor een geplande bergingsinstallatie. De milieueffectbeoordeling wordt gedocumenteerd in [R2-3]. De

Page 34: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-19

milieueffectbeoordeling [R2-3] bevat tevens een analyse van de chemische impact op het grondwater als gevolg van de berging.

► Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad tot vaststelling. van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval [R2-68]— Deze richtlijn verplicht vergunninghouders er onder andere toe om:

• De hoofdverantwoordelijkheid te nemen voor de veiligheid van installaties voor afvalbeheer,

• De veiligheid van het beheer van radioactief afval, voor zover redelijkerwijze mogelijk, regelmatig op een systematische en verifieerbare manier te evalueren, controleren en verbeteren.

• De ontwikkeling, exploitatie en sluiting van een bergingsinstallatie alsook de fase na sluiting te behandelen in de veiligheidsdemonstratie,

• Geïntegreerde beheersystemen uit te werken en te implementeren, waarin een gepaste voorrang gegeven wordt aan veiligheid,

• Adequate financiële en menselijke middelen te voorzien om te voldoen aan hun verplichtingen inzake veiligheid.

De lidstaten moeten deze richtlijn in werking doen treden tegen 23 augustus 2013.

► Richtlijn 2006/42/EG betreffende machines [R2-69]– Deze richtlijn, die werd omgezet in de Belgische wetgeving [R2-70], is erop gericht om de essentiële gezondheids- en veiligheidsvereisten bij ontwerp en productie vast te leggen om de veiligheid te verbeteren van machines die op de markt worden gebracht, met uitzondering van machines die specifiek werden ontworpen om te worden gebruikt voor nucleaire doeleinden waarbij, in geval van een storing, radioactiviteit kan vrijkomen.

2.3.2.2 Stralingsbescherming en vergunningen

In het algemene reglement voor de bescherming tegen ioniserende straling (Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en van het leefmilieu tegen het gevaar van ioniserende stralingen (ARBIS)) [R2-50] wordt een bergingsinstallatie voor radioactief afval geklasseerd als een inrichting van klasse I, waarvoor een nucleaire vergunning van het FANC vereist is. Dit reglement vereist onder andere een veiligheidsrapport waarin de radiologische veiligheid van de inrichting wordt bestudeerd, als deel van de documentatie die nodig is voor het indienen van een vergunningsaanvraag bij het FANC.

Het reglement maakt evenwel geen onderscheid tussen bergingsinstallaties en andere nucleaire inrichtingen van klasse I, zoals kerncentrales of inrichtingen waar radioactief afval wordt verwerkt en geconditioneerd. De bestaande vergunningsprocedure is niet geschikt voor bergingsinstallaties, aangezien ze geen rekening houdt met bepaalde specifieke kenmerken van dergelijke installaties, zoals het feit dat ze, in tegenstelling tot andere nucleaire inrichtingen, worden gesloten en niet ontmanteld wanneer ze niet meer worden gebruikt. Daarom gaf de Ministerraad het FANC op 23 juni 2006 de opdracht om een vergunningsprocedure op maat van bergingsinstallaties uit te werken. Het FANC werkte daarop een voorstel voor dergelijke procedure uit [R2-136].

Page 35: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-20 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

In 2011 heeft het FANC een voorstel tot Koninklijk Besluit opgesteld betreffende veiligheidsvoorschriften voor alle klasse I nucleaire inrichtingen, inclusief bergingsinstallaties. De voorschriften erin zijn een combinatie van enerzijds een formalisering en veralgemening van de praktijken en vergunningsvoorwaarden, zoals periodieke veiligheidsherzieningen, die worden gebruikt voor de bestaande Belgische nucleaire klasse I inrichtingen, en anderzijds de aanbevelingen uit 2008, "veiligheidsreferentieniveaus" genoemd, die resulteerden uit het overleg van de West-Europese Vereniging van Regelgevende Nucleaire Overheden (WENRA) waaraan het FANC deelneemt – WENRA,voluit de Western European Nuclear Regulators Association is een netwerk van regelgevers van EU-landen met kerncentrales en Zwitserland, alsmede van andere geïnteresseerde Europese landen.

Dit Besluit verscheen in het Belgische Staatsblad op 21/12/2011 [R2-111]. Het besluit omvat onder meer, voor alle kerninstallaties die volgens het ARBIS onder klasse I vallen, een aantal generieke veiligheidsvoorschriften met betrekking tot:

Het beheer van de nucleaire veiligheid waaronder:

► Het opstellen van een beleidsverklaring inzake nucleaire veiligheid.

► Het documenteren en rechtvaardigen van de organisatiestructuur van de exploitant.

► Het beschikken over voldoende aantal gekwalificeerde personeelsleden.

► Het beschikken over een geïntegreerd management systeem dat prioriteit geeft aan de nucleaire veiligheid.

► Het beschikken over een opleidingsplan met de competentiebehoeften op lange termijn en de opleidingsdoelstellingen.

Het beheer van het ontwerp waaronder:

► Het opstellen van de ontwerpbasis met onder andere de algemene doelstellingen zoals het voorkomen van bedrijfsincidenten en ongevallen en ter toepassing van het concept van gelaagde bescherming het eerst voorkomen van radioactieve lozingen en het vervolgens, indien de preventie mislukt, beperken van lozingen.

► De klassering van structuren, systemen en componenten volgens hun belang voor de nucleaire veiligheid.

Het beheer van de uitbating waaronder:

► Het opstellen, naleven en verifiëren van uitbatingslimieten en –voorwaarden.

► Het beschrijven van de principes voor beheer van de veroudering.

► Het opstellen en uitvoeren van een programma voor het beheer van de ervaringsfeedback.

► Het onderhoud en inspectie tijdens de werking en functionele testen.

De verificatie van de nucleaire veiligheid waaronder:

► De inhoud en bijwerking van het veiligheidsrapport.

► Periodieke veiligheidsherzieningen.

► Het omgaan met wijzigingen zoals veranderingen aan de installatie, vervangen van een component van de installatie, vervanging van een proces-software die een impact heeft op de

Page 36: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-21

nucleaire veiligheid, verandering van de uitbatingslimieten en –voorwaarden, wijziging van de in het veiligheidsrapport beschreven organisatiestructuur van de exploitant.

De voorbereiding op een noodsituatie waaronder:

► Het opstellen van een intern noodplan.

► De beveiliging tegen brand van interne oorsprong.

Wetgeving - stralingsbescherming en vergunningen Opdrachten van het FANC: Koninkrijk België, Wet van 15 april 1994, betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het fanc, Belgisch Staatsblad 29/07/1994, zoals geamendeerd.

[R2-107]

ARBIS – algemeen reglement voor de bescherming tegen ioniserende stralingen (vergunning, rapport artikel 37 Euratom, milieueffectbeoordeling, stralingsbescherming): Koninkrijk België, Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, arbis/rgpri, Belgisch Staatsblad 30/08/2001 zoals geamendeerd.

[R2-50]

Planning voor noodsituaties: Koninkrijk België, Koninklijk Besluit van 17 oktober 2003 tot vaststelling van het nucleair en radiologisch noodplan voor het Belgisch grondgebied, Belgisch Staatsblad 20/11/2003.

[R2-108]

Interventieniveaus: Koninkrijk België, Publicatie van het fanc betreffende Interventierichtwaarden voor radiologische noodsituaties, Belgisch Staatsblad van 24/11/2003, zoals geamendeerd. [R2-109]

Werknemers: Koninkrijk België, Koninklijk Besluit van 25 oktober 1997 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van ioniserende stralingen, Belgisch Staatsblad 12/07/1997, zoals geamendeerd.(Dit Koninklijk Besluit maakt deel uit van de Codex over Welzijn op het Werk)

[R2-110]

Voorschriften kerninstallaties: Koninkrijk België, Koninklijk besluit van 30 November 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor de kerninstallaties, Belgische Staatsblad 21/12/2011. [R2-111]

Het FANC heeft NIRAS geïnformeerd dat het een voorstel tot Koninklijk Besluit aan het voorbereiden is betreffende veiligheidsvoorschriften die specifiek zijn voor bergingsinstallaties. Na publicatie van dat Koninklijk Besluit, zal NIRAS een werkplan voorbereiden en dit opnemen in de herzieningen van het veiligheidsdossier en de veiligheidsherzieningen.

Page 37: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-22 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

2.3.2.3 Conventionele veiligheid

Wettelijke voorschriften - Conventionele VeiligheidARAB – algemeen reglement voor de arbeidsbescherming: Koninkrijk België, Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947, arab/rgpt, Belgisch Staatsblad 03/04/1946 en 03/10/1947, zoals geamendeerd.

[R2-112]

AREI – algemeen reglement op de elektrische installaties: Koninkrijk België, Koninklijk besluit van 2 september 1981 houdende wijziging van het Algemeen Reglement op de elektrische installaties en houdende bindend verklaring ervan op de elektrische installaties in inrichtingen gerangschikt als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk en in inrichtingen beoogd bij artikel 28 van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, arei/rgie, Belgisch Staatsblad 30/09/1981 zoalsgewijzigd.

[R2-113]

Codex over Welzijn op het Werk: Koninkrijk België, 4 augustus 1996. - Wet betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, Belgisch Staatsblad 18/09/1996 + Uitvoeringsbesluiten.

[R2-114]

Machinerichtlijn: Koninkrijk België, 12 augustus 2008. - Koninklijk besluit betreffende het op de markt brengen van machines, Belgisch Staatsblad 01/10/2008. [R2-70]

Brandpreventie: Koninkrijk België, 7 juli 1994. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen, Belgisch Staatsblad 26/04/1995, zoals geamendeerd.

[R2-115]

Apparatuur onder druk: Koninkrijk België, 13 juni 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 maart 1995 betreffende de erkenning van de instanties die aangemeld worden bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de toepassing van bepaalde conformiteitsbeoordelingsprocedures van machines, drukvaten van eenvoudige vorm, liften en persoonlijke beschermingsmiddelen, Belgisch Staatsblad 18/10/1999.

[R2-116]

2.3.2.4 Milieubescherming

Wettelijke voorschriften - Milieubescherming

Nucleaire aspecten van milieueffectbeoordeling (EIA): Koninkrijk België, Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, arbis/rgpri, Belgisch Staatsblad 30/08/2001 zoals geamendeerd.

[R2-50]

EIA voor plannen beheer van radioactief afval: Koninkrijk België , 13 februari 2006. - Wet betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's en de inspraak van het publiek bij de uitwerking van de plannen en programma's in verband met het milieu, Belgisch Staatsblad 10/03/2006.

[R2-62]

Behoud van habitats en van wilde fauna en flora: Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 15 Mei 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer (aangehaald als: het Soortenbesluit), Belgisch Staatsblad 13/08/2009.

[R2-60]

Milieuvergunning en niet-nucleaire aspecten van EIA: Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 28 juni 1985. - Decreet betreffende de milieuvergunning, Belgisch Staatsblad, 17/09/1985. [R2-67]

VLAREM I en II – algemeen reglement inzake milieuvergunningen: Koninkrijk België – Vlaamse Regering, Besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, Belgisch Staatsblad 26/061991, zoals geamendeerd. Koninkrijk België – Vlaamse Regering, Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, Belgisch Staatsblad 31/07/1995, zoals geamendeerd.

[R2-117] [R2-118]

VLAREBO – decreet en algemeen reglement betreffende bodemsanering: Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 22 februari 1995. - Decreet betreffende de bodemsanering, Belgisch Staatsblad 29/04/1994 en wijzigingen. Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 5 maart 1996. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering, Belgisch Staatsblad 27/03/1994, zoals geamendeerd.

[R2-119] [R2-120]

Page 38: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-23

Wettelijke voorschriften - Milieubescherming VLAREA – decreet en algemeen reglement betreffende afvalbeheer: Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 2 juli 1981. - Decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, Belgisch Staatsblad 25/07/1981, zoals geamendeerd. Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 17 december 1997. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 24 mei 1995 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval en van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, Belgisch Staatsblad 24/01/1998, zoals geamendeerd.

[R2-121] [R2-122]

Oppervlaktewaterkwaliteit en grondinfiltratie ("Watertoets"): Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 18 juli 2003. - Decreet betreffende het integraal waterbeleid, Belgisch Staatsblad 14/11/2003, zoals geamendeerd. Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 20 juli 2006 - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, Belgisch Staatsblad 31/10/2006.

[R2-123] [R2-124]

Natuurbehoud en het natuurlijk milieu: Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 21 oktober 1997. - Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, Belgisch Staatsblad 10/01/1998, zoals geamendeerd.

[R2-125]

Bosbescherming en -beheer: Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 13 juni 1990. - Bosdecreet, Belgisch Staatsblad 28/09/1990, zoals geamendeerd. [R2-126]

Bescherming en behoud van het archeologisch patrimonium: Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 30 juni 1993. - Decreet houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, Belgisch Staatsblad 15/09/1993, zoals geamendeerd.

[R2-127]

Beschermde monumenten en/of landschappen: Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 3 maart 1976. - Decreet tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, Belgisch Staatsblad 22/04/1976, zoals geamendeerd.

[R2-128]

Voorschriften inzake afvoer van regenwater: Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 1 oktober 2004. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, Belgisch Staatsblad 08/11/2004.

[R2-129]

Page 39: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-24 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

2.3.3 Aanbevelingen

2.3.3.1 Internationale aanbevelingen

De belangrijkste internationale aanbevelingen voor de radiologische veiligheidsstrategie werden uitgevaardigd door de Europese Commissie, (EC), IAEA, de ICRP en het Nucleair Energieagentschap (Nuclear Energy Agency of NEA). Hieronder volgt een overzicht.

2.3.3.1.1 Aanbevelingen van de EC

EC

Classificatie van radioactief afval: Europese Commissie, 99/669/EC, Euratom: Aanbeveling van de Commissie van 15 september 1999 inzake een classificatiesysteem voor vast radioactief afval (SEC(1999) 1302 final), Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L 265, 13/10/1999.

[R2-103]

Artikel 37 Euratom: Europese Commissie, 2010/635/Euratom: Aanbeveling van de Commissie van 11 oktober 2010 inzake de toepassing van artikel 37 van het Euratom-verdrag, Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L 197, 21/07/2001.

[R2-104]

Radon in drinkwater: Europese Commissie, Aanbeveling van de Commissie van 20 december 2001 inzake de bescherming van het publiek tegen blootstelling aan radon in drinkwatervoorzieningen, Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L 344, 28/12/2001.

[R2-105]

Blootstelling aan radon binnenshuis: Europese Commissie, 90/143/Euratom: Aanbeveling van de Commissie van 21 februari 1990 inzake de bescherming van het publiek tegen blootstelling aan radon binnenshuis, Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L 80, 27/03/1990.

[R2-106]

2.3.3.1.2 Aanbevelingen van het IAEA

Aanbevelingen van het IAEA

Safety FundamentalsIAEA, The principles of radioactive waste management, Safety Series No. 111-F, Wenen, 1995. [R2-44] IAEA, Fundamental Safety Principles, Safety Fundamentals SF-1, Wenen, 2006. [R2-71]

Safety RequirementsBerging: IAEA, Disposal of Radioactive Waste, Specific Safety Requirements SSR-5, Wenen, 2011. [R2-72] Stralingsbescherming: IAEA, INTERNATIONAL Basic Safety Standards for protection against ionizing radiation and for the safety of radiation sources, Jointly sponsored by FAO, IAEA, ILO, OECD/NEA, PAHO,WHO, Safety Series NO. 115, Wenen, 2006.

[R2-73]

Beheersystemen: IAEA, THE Management System for Facilities and Activities, Safety RequirementsGS-R-3, 2006. [R2-74]

Veiligheidsevaluatie: IAEA, SAFETY Assessment for Facilities and Activities, General Safety Requirements Part 4 – GSR Deel 4, 2009. [R2-75]

Transport: IAEA, Regulations for the Safe Transport of Radioactive Material - 2012 Edition, Specific Safety REQUIREMENTS SSR-6, 2012. [R2-76]

Planning voor noodsituaties: IAEA, Preparedness and Response for a Nuclear or Radiological Emergency Safety Requirements, Safety Requirements GS-R-2, 2002. [R2-77]

Safety GuidesClassificatie van afval: IAEA, Classification of Radioactive Waste, General Safety Guide GSG-1, Wenen, 2009. [R2-78]

Stralingsbescherming: IAEA, Occupational Radiation Protection, Safety Guide RS-G-1.1, 1999.IAEA, Assessment of Occupational Exposure Due to Intakes of Radionuclides, Safety Guide RS-G-1.2, 1999.IAEA, Building Competence in Radiation Protection and the Safe Use of Radiation Sources, Safety Guide RS-G-1.4, 2001.

[R2-79] [R2-80] [R2-81]

Page 40: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-25

Aanbevelingen van het IAEA

Monitoring: IAEA, Environmental and Source Monitoring for Purposes of Radiation Protection, Safety Guide RS-G-1.8, 2005.

[R2-82]

Beheersystemen: IAEA, APPLICATION of the Management System for Facilities and Activities, Safety Guide GS-G-3.1,2006. IAEA, The Management System for the Disposal of Radioactive Waste, Safety Guide GS-G-3.4, 2008. IAEA, The Management System for Technical Services in Radiation Safety, Safety Guide GS-G-3.2, 2008.

[R2-83] [R2-84] [R2-85]

Oppervlakteberging IAEA, Siting of near surface disposal facilities, Safety Series NO. 111-G-3.1, 1994. [R2-86]

Veiligheidsevaluatie oppervlakteberging: IAEA, Safety assessment for near surface disposal of radioactive waste, Safety Guide WS-G-1.1, 1999. IAEA, The Safety Case and Safety Assessment for the Disposal of Radioactive Waste, Specific Safety Guide SSG-23, 2012.

[R2-87] [R2-88]

Planning voor noodsituaties: IAEA, Arrangements for Preparedness for a Nuclear or Radiological Emergency, Safety Guide GS-G-2.1, 2007. IAEA, Criteria for Use in Preparedness and Response for a Nuclear or Radiological Emergency, General Safety Guide GSG-2, 2011.

[R2-89] [R2-90]

2.3.3.1.3 Aanbevelingen van de ICRP

Aanbevelingen van de ICRP

Systeem voor stralingsbescherming: ICRP, The 2007 Recommendations of the International Commission on Radiological Protection, ICRPPublicatie 103, 2007.

[R2-97]

Berging van radioactief afval: ICRP, Radiological protection policy for the disposal of radioactive waste. ICRP Publicatie 77, 1998. ICRP, Radiological protection recommendations as applied to the disposal of long-lived solid radioactive waste, ICRP Publicatie 81, 2000.

[R2-91] [R2-92]

Berekeningen van radiologische impact: ICRP, Assessing Dose of the Representative Person for the Purpose of the Radiation Protection of the Public, ICRP Publication 101a, 2006. ICRP, Age-dependent Doses to the Members of the Public from Intake of Radionuclides - Part 5 Compilation of Ingestion and Inhalation Coefficients, ICRP Publicatie 72, 1995. ICRP, Conversion Coefficients for use in Radiological Protection against External Radiation, ICRP Publicatie 74, 1996.

[R2-93] [R2-94] [R2-95]

Optimalisatie: ICRP, The Optimisation of Radiological Protection - Broadening the Process, ICRP Publicatie 101b, 2006.

[R2-96]

Radiologische bescherming van het milieu: ICRP, Environmental Protection - the Concept and Use of Reference Animals and Plants, ICRP Publicatie 108, 2008.

[R2-98]

2.3.3.1.4 Aanbevelingen van het NEA

NEA

Safety case en methodologie voor veiligheidsevaluaties: NEA, Post-closure Safety Case for Geological Repositories – Nature and Purpose, NEA-OESO, 2004. NEA, Lessons learnt from ten performance assessment studies, NEA-OESO, 1997. NEA, Scenario development methods and practice — An evaluation based on the NEA workshop on scenario development — Madrid, May 1999, NEA-OESO, 2001.

[R2-99] [R2-100] [R2-101]

Optimalisatie: NEA, Optimisation of Geological Disposal of Radioactive Waste – National and International Guidance and Questions for Further Discussion, NEA-OESO, 2010.

[R2-102]

Page 41: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-26 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

2.3.3.2 Leidraden van het FANC

Bij de start van de huidige projectfase in 2006 was het Belgische regelgevende kader voor het evalueren van de (langetermijn)veiligheid van bergingsinstallaties onvolledig.

Het Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 [R2-50] legt wel een limiet op voor de effectieve dosis voor leden van het publiek (1 mSv per jaar) en voor werknemers die worden blootgesteld tijdens hun werk (20 mSv per glijdende periode van 12 opeenvolgende maanden), maar bevat geen specifieke bepalingen voor bergingsinstallaties.

Deze bepalingen hebben in het bijzonder betrekking op de veiligheidscriteria (dosis, risico en andere criteria) waarmee de berekende radiologische langetermijn impact moet worden vergeleken en de manier waarop intrusiescenario's moeten worden aangepakt (scenario's, tijdschalen en vergelijkingscriteria).

Om een technisch kader te verkrijgen dat noodzakelijk is om vergunningsaanvragen voor bergingsinstallaties voor radioactief afval mogelijk te maken, gaf de Ministerraad het FANC op 23 juni 2006 de volgende opdracht aan het FANC: de elementen die het FANC nodig acht om over te gaan tot de veiligheidsevaluaties meedelen aan NIRAS. Dit zodat NIRAS haar evaluaties voor de vergunningsaanvraag kan uitvoeren.

Tussen 2007 en 2012 heeft het FANC, in uitvoering van deze opdracht, diverse leidraden opgesteld met betrekking tot diverse aspecten die aan bod komen in de safety case:

Leidraad documenten van het FANC

Principes voor de berging van radioactief afval: AFCN, Dépôts définitifs de déchets radioactifs – Note stratégique et politique d’instruction des demandes d’autorisation, note AFCN 007-020-F rév. 1,17/10/2007.

[R2-136]

Veiligheidsprincipes voor bergingsinstallaties: AFCN, Guide technique « Dépôt définitif en surface sur le territoire belge de déchets de faible et moyenne activité à vie courte », note AFCN007-228-F rév. 3, 13/07/2011 toegestuurd aan NIRAS bij brief van 12/01/2012. [R2-137]

Stralingsbescherming: FANC, Leidraad over de stralingsbescherming tijdens de operationele periode van een inrichting voor de eindberging van radioactief afval, FANC nota 008-007-n herz. 5, 07/10/2010.AFCN, Guide technique « Critères de Radioprotection pour l’évaluation de la sûreté post-fermeture des dépôts de déchets radioactifs», note AFCN 2011-06-28-CAD-5-4-3-FR, 24/04/2012.

[R2-138] [R2-139]

Menselijke intrusies: AFCN, Dépôt définitif en surface sur le territoire belge de déchets radioactifs de faible et moyenne activité et de courte demi-vie – Guide relatif à la prise en compte du risque d’intrusion humaine pour les dépôts définitifs en surface de déchets radioactifs, note AFCN 007-087-F RÉV.1, 02/04/2010.

[R2-140]

Hydrogeologie: AFCN, Dépôt définitif en surface sur le territoire belge de déchets radioactifs de faible et moyenne activité et de courte demi-vie – Guide technique « Analyse de sûreté : aspects liés à l’eau souterraine », note AFCN 008-225-F RÉV.2, 24/09/2010.

[R2-141]

Biosfeer: FANC, Veiligheidsevaluatie: biosfeer, FANC nota 008-217-n rev. 03, 19/08/2010. [R2-142] Gebeurtenissen met een externe oorsprong: FANC, Oppervlakteberging, op Belgisch grondgebied, van kortlevend laag- en middelradioactief afval – leidraad over de beschouwing van gebeurtenissen met een externe oorsprong bij het ontwerp van de bergingsinstallatie, FANC nota008-241-n herz. 2, 07/06/2010.

[R2-143]

Aardbevingen: FANC, Oppervlakteberging, op Belgisch grondgebied, van kortlevend laag- en middelradioactief afval – leidraad « aardbevingen », FANC nota 007-125-N herz. 4, 17/12/2009. [R2-144]

Nota’s van het FANC

Stralingsbescherming: AFCN, Acceptabilité des expositions potentielles dues à des événements initiateurs d’origine externe ou interne visant des établissements de dépôt de déchets radioactifs – Proposition par le service IAABA de mise en application d’une relation (courbe) entre la probabilité annuelle d’occurrence d’un événement initiateur et son impact radiologique associé pour les établissements de dépôt de déchets radioactifs, note AFCN 2012-06-21-JPW-5-4-5-FR, rev. 2, 21/06/2012.

[R2-145]

Page 42: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-27

NIRAS heeft haar formele veiligheidsevaluaties voor de vergunningsaanvraag van het bergingsproject uitgevoerd in de periode 2009-2011.

Het FANC heeft NIRAS geïnformeerd dat het nog aanvullende leidraden aan het voorbereiden is met betrekking tot de algemene veiligheidsprincipes voor alle types van berging, de veiligheidsevaluaties, het veiligheidsdossier en de monitoring. Bij ontvangst van de officiële versies van deze leidraden, zal NIRAS

een werkplan voor de uitvoering van deze leidraden voorbereiden en dit opnemen in de herzieningen van het veiligheidsdossier en in de veiligheidsherzieningen.

2.3.4 Overige bestaande gegevenheden

De activiteiten die NIRAS sinds 1985 ondernam, de activiteiten van de lokale stakeholders en de besluiten van de Belgische federale regering met betrekking tot het bergingsprogramma voor het langetermijnbeheer van categorie A afval, resulteren nu in een vergunningsaanvraag voor een oppervlakteberging te Dessel.

Er werden sinds 1999 door NIRAS besprekingen gevoerd met het FANC. Er vonden tijdens de voorontwerp-fase ook interacties tussen enerzijds het FANC en haar technische ondersteuningsorganisatie AVN (nu BEL-V) en anderzijds de lokale partnerschappen MONA en STOLA-Dessel plaats. Onder meer op vraag van de werkgroep Veiligheid binnen STOLA-Dessel installeerde het FANC in 2001 een lokaal aanspreekpunt in Dessel. Deze elementen lieten toe om het FANC reeds in een vroeg stadium te raadplegen bij de fundamentele conceptkeuzes.

Op basis van de eindrapportering van NIRAS en de partnerschappen MONA en STOLA-Dessel is op 23/07/2006 beslist door de Belgische regering, om het langetermijnbeheer van categorie A afval in de praktijk te realiseren door middel van een oppervlakteberging in de gemeente Dessel.

De verschillende activiteiten en beslissingen die hebben geleid tot de beslissing in 2006 getuigen dat deze beslissing om de oppervlakteberging in Dessel te selecteren, weloverwogen en maatschappelijk gedragen was.

De institutionele beslissingen werden reeds in algemene beschreven in Hoofdstuk 1 van het veiligheidsrapport, sectie 1.2 [R2-1].

De aspecten ervan die van belang zijn voor de veiligheidsstrategie, worden hier besproken. Voor een detailbespreking van de contextuele gegevenheden, inclusief de gegevenheden die niet van belang zijn voor de veiligheidsstrategie verwijzen we de lezer naar [OD-184].

2.3.4.1 Beslissing van de Ministerraad van 16/01/1998

De eerste studies naar de ontwikkeling van installaties voor het langetermijnbeheer van categorie A afval op het land in België, worden uitgevoerd in 1985, na het moratorium op de berging van radioactief afval in zee.

In 1990 werd beslist om te focussen op oppervlakteberging, eerder dan op het mogelijke gebruik van voormalige mijnen of groeves, of op geologische berging.

In 1994 werd een uitvoerig onderzoek naar mogelijke sites voor oppervlakteberging voorgesteld, maar deze aanpak werd verworpen door de gemeenten waar deze mogelijke sites gelegen waren. Na deze verwerping zouden in het verdere werk ook maatschappelijke factoren in aanmerking genomen worden.

Page 43: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-28 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Vanaf juni 1995 werd op vraag van de federale regering een nieuwe en ruimere studie gevoerd naar alle mogelijke alternatieven voor afvalbeheer (langdurige opslag, oppervlakteberging en geologische berging).

Op basis van deze studie besliste de Ministerraad op 16/01/1998 om te kiezen voor een oplossing voor het langetermijnbeheer van categorie A afval die definitief zou zijn of definitief zou kunnen worden, onder de volgende voorwaarden.

Zowel de opties oppervlakteberging als geologische berging moeten worden onderzocht.

De veiligheid van de voorgestelde bergingsoplossingen moet worden gewaarborgd.

Bergingsoplossingen moeten stapsgewijs, flexibel en omkeerbaar zijn. Een oppervlakteberging moet ook bijzondere aandacht geven aan de controleerbaarheid. Speciale aandacht moet worden besteed aan studies van de uitvoerbaarheid en de kosten voor geologische berging.

De studies moeten worden beperkt tot de bestaande nucleaire zones en sites waar de lokale overheid interesse betoont.

Het project moet op lokaal niveau geïntegreerd worden met passende beheer- en overlegstructuren.

NIRAS moet nauw samenwerken met de veiligheidsautoriteiten, in het bijzonder met het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC). Dit met betrekking tot alle aspecten die de veiligheid van de installaties en de bescherming van het leefmilieu aanbelangen.

NIRAS veranderde het paradigma voor de siteselectie van het aanpassen van de site voor een generiek bergingsconcept naar het aanpassen van de technische barrières van de bergingsinstallatie aan de karakteristieken van de site en het evalueren van de veiligheid van het bergingssysteem in zijn geheel bij het beoordelen van de geschiktheid van mogelijke bergingssites.

Er werd een nieuwe methodologie gebruikt waarbij gemeenten die wilden meewerken aan de ontwikkeling van een geïntegreerd bergingsproject voor categorie A-afval, d.w.z. een veilige, technolo-gisch uitvoerbare maar ook maatschappelijk aanvaardbare bergingsoplossing, de mogelijkheden en de middelen kregen om dit te doen. Dit gebeurde in het kader van partnerschappen voor samenwerking tussen NIRAS en de geïnteresseerde gemeenten. In de periode van 1998 tot 2006 was NIRAS actief in drie formele partnerschappen met vertegenwoordigers van vier gemeenten waar Belgische nucleaire installaties gevestigd zijn.

De veiligheid van de bergingsinstallatie (en de geschiktheid van het concept voor de directe omgeving en de sitekenmerken) bleef de belangrijkste zorg, maar aspecten van het ontwerp en de implementatie van het project werden besproken en aangepast om een technologisch geschikte installatie te krijgen die de goedkeuring van de bevolking wegdroeg.

Doorheen dit samenwerkingsproces bleef NIRAS als enige verantwoordelijk voor de voorgestelde berging en de uitvoerbaarheid en veiligheid ervan.

NIRAS heeft in 1999 besprekingen met betrekking tot de berging van categorie A afval gestart met het FANC. Het FANC, haar technische ondersteuningsorganisatie AVN (nu BEL-V) en de bevoegde regionale instanties hebben in de periode 1999-2004 de studies en de ontwikkelingen van het bergingsconcept, de site en de radiologische veiligheid en milieu-evaluaties geanalyseerd en met NIRAS besproken. Tijdens dit proces maakten ze geen opmerkingen die de radiologische veiligheid en de milieueffecten van de voorontwerpen van STOLA-Dessel en MONA fundamenteel in vraag stelden.

Page 44: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-29

In mei 2006 diende NIRAS een eindrapport in voor de periode 1985-2006 met het verzoek aan de federale regering om een beslissing te nemen over de voortzetting van het categorie A bergingsprogramma [R2-146].

2.3.4.2 Beslissing van de Ministerraad van 23/06/2006

In antwoord hierop besliste de Ministerraad op 23/06/2006 dat het langetermijnbeheer van categorie A

afval diende te gebeuren in een oppervlaktebergingsinstallatie op het grondgebied van de gemeente Dessel, uitgaande van het voorlopige ontwerp dat werd ontwikkeld door het partnerschap “STOLA-Dessel”. De Ministerraad besliste ook om prelicensing interacties tussen NIRAS en het FANC te bestendigen en verder te formaliseren. NIRAS kreeg bovendien de opdracht om het participatieve proces voor te zetten, eerst en vooral met de gemeente Dessel, maar ook met de aangrenzende gemeente Mol.

Het voorlopige ontwerp van STOLA-Dessel en het voortgezette participatieve proces met Mol en Dessel leggen de volgende voorwaarden op aan de veiligheidsstrategie en het ontwerp van de bergingsinstallatie:

Veiligheid moet de allerhoogste prioriteit krijgen gedurende de volledige ontwikkeling en implementatie.

Nucleaire expertise moet in de regio gehouden worden en informatie over de aanwezigheid van de installatie moet worden gearchiveerd, overgedragen en verdeeld.

Er moeten in de modules onder het afval inspectieruimtes worden gebouwd om:

► Een extra opvangcapaciteit te hebben voor mogelijke lekken.

► Een permanente visuele inspectie mogelijk te maken.

► Direct te kunnen reageren op aanzienlijke lekken en herstellingen te kunnen uitvoeren.

Over alle gebouwde modules moet een vaste dak structuur worden behouden voordat de afdeklagen worden aangebracht.

Er moet een bergingsontwerp worden ontwikkeld voor 34 modules, d.w.z. voor al het categorie A

afval (70 500 m3) zoals geraamd in de afvalschattingen uit 2003 ([R2-153], sectie 2.2.1, pagina 23).

Enkel monolieten mogen worden geaccepteerd als bergingsverpakkingen.

Gedurende de volledige ontwikkeling en implementatie moeten best beschikbare technieken (BBT) worden toegepast.

Tijdens het volledige ontwerp van de bergingsinstallatie moeten de principes inzake robuustheid, architecturale eenvoud, flexibiliteit in ontwerp en technische en economische uitvoerbaarheid worden gehanteerd.

Het landgebruik moet zoveel mogelijk worden beperkt.

Er moet worden voorkomen dat de bergingsinstallatie wordt gebouwd in een waardevol natuurgebied.

De visuele impact van de installatie moet worden geminimaliseerd door de bergingsinstallatie en de site te integreren in het landschap.

De bergingssite moet zo dicht mogelijk bij de bestaande, door Belgoprocess geëxploiteerde infrastructuur voor afvalverwerking, -opslag en -ondersteuning worden gebouwd om het transport

Page 45: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-30 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

van afval en de bouw van bijkomende gebouwen te minimaliseren en zo ook mogelijke hinder tijdens de bouw, exploitatie en sluiting van de installatie tot een minimum te beperken.

De beslissing van de Ministerraad heeft het FANC opgedragen tot een formele opvolging van de activiteiten van NIRAS ter voorbereiding van het vergunningsaanvraagdossier, en om de aandachtspunten over de veiligheid van het gekozen geïntegreerd project te identificeren.

Hiervoor werd in 2007 een overeenkomst gesloten tussen NIRAS en het FANC waarin de belangrijkste te bespreken onderwerpen en de belangrijkste mijlpalen en te leveren deliverables werden geïdentificeerd.Deze formele opvolging door het FANC bestond uit technische bijeenkomsten, beoordeling van documenten en formele adviezen overgemaakt door het FANC. De structuur en organisatie van het veiligheidsrapport is ook besproken met het FANC.

Het werkprogramma werd uitgevoerd met de volgende organisatie:

Technische interacties tussen deskundigen van het FANC en zijn filiaal BEL-V enerzijds, en van NIRAS

en haar contractanten anderzijds. De verslagen van deze vergaderingen, opgesteld door het FANC, documenteren de besprekingen evenals de standpunten en adviezen van het FANC.

Overzicht besprekingen voor planning/beheer van alle lopende technische interacties tussen de contactpersonen van het FANC en NIRAS voor het categorie A-bergingsproject.

Vergaderingen van een "Contact Commissie" en een "Task Force" tussen de algemene directies van het FANC en NIRAS. Hierbij werden de strategische punten te behandelen, bijvoorbeeld rollen en verantwoordelijkheden in België voor het beheer van afval met de realisatie van een eerste bergingssite voor radioactief afval. Ook werden hier de oplossingen van problemen bekrachtigd en werden de technische interacties aangestuurd.

De formele opvolging van de activiteiten van NIRAS werd georganiseerd in een reeks van thematische mijlpalen (bergingsconcept, veiligheidsstrategie, methodologie van de veiligheidsevaluatie, scenario's en modellen). Voor elk van deze werd een input van NIRAS voorzien bestaande uit documenten. Vervolgens was een discussie periode voorzien. In de periode 2007-2011 zijn ongeveer 50 documenten besproken en 110 vergaderingsverslagen opgesteld.

Voor de systematische analyse van de aandachtspunten met betrekking tot de veiligheid, heeft NIRAS een synthese gemaakt van alle opmerkingen die het FANC en zijn ondersteunende organisatie AVN (nu BEL-V) had gemaakt op het voorontwerp van STOLA-Dessel en de veiligheidsstudies tijdens de voorontwerpfase. Na de presentatie van deze synthese aan het FANC en de verduidelijking van een aantal van deze punten op het einde van 2006, heeft NIRAS dit gefinaliseerd onder de vorm van een document dat aan het FANC

werd verzonden begin 2007 [R2-147]. Dit document lijst de belangrijkste aandachtspunten op samen met de voorgestelde oplossingen voor deze punten in de verschillende studies die NIRAS uitvoert tijdens de projectfase. Na analyse van dit document en van andere documenten, heeft het FANC deze lijst met aandachtspunten aangevuld met een document dat naar NIRAS werd verzonden in 2007 [R2-148]. Deze punten zijn vervolgens opgenomen in de verschillende studies en in de documenten van het veiligheidsdossier in de periode 2008-2012.

De besprekingen tussen het FANC en NIRAS hebben geleid tot verbeteringen en verduidelijkingen over onder andere de veiligheidsstrategie, het concept, de ontwerpmethodologie, het ontwerp, de acceptatie van afval, de evaluatiemethodologie, scenario's en modellen. Ze hebben ook geleid tot verbetering en verduidelijking van de rapportering in de huidige versie van het veiligheidsdossier voor de vergunningsaanvraag.

Page 46: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-31

2.4.1 Veiligheidsdoelstelling

Mens en milieu beschermen tegen schadelijke effecten van ioniserende straling, nu en in de toekomst:

■ Zonder de exploitatie van installaties of de uitvoering van activiteiten die aanleiding geven tot stralingsrisico's daarbij onnodig te beperken.

■ Zonder toekomstige generaties onnodig te belasten.

2.4.2 Strategische veiligheidsoriëntaties

De strategische veiligheidsoriëntaties zijn de belangrijke oriëntaties waarmee de veiligheidsdoelstelling in principe zou moeten worden bereikt. De oriëntaties hebben betrekking op de volgende domeinen:

1) Basisprincipes

2) Stralingsbescherming en systeemoptimalisatie

a) Principes van stralingsbescherming,

b) Systeemoptimalisatie en best beschikbare technieken,

3) Veiligheid van een oppervlaktebergingssysteem

a) Beperken van langlevende radionucliden,

b) Afzonderen, insluiten en vertragen,

c) Passieve veiligheid,

d) Robuustheid,

e) Diversiteit,

f) Gelaagde bescherming,

4) Iteratieve veiligheidsevaluaties gebaseerd op betrouwbare en robuuste elementen,

De strategische oriëntaties worden in de rest van de huidige paragraaf 2.4.2 vet gedrukt.

2.4.2.1 Basisprincipes

In overeenstemming met de FANC leidraad over de principes voor de berging van radioactief afval [R2-136], worden de volgende basisprincipes gehanteerd:

Bescherming toekomstige generaties: Het niveau van bescherming van de toekomstige generaties is minstens gelijk aan dat wat voor de huidige generaties vereist is op het ogenblik dat de oprichtings- en exploitatievergunning verleend wordt.

Geen bovenmatige lasten: Het bestaan van de inrichting voor eindberging brengt geen bovenmatige lasten met zich mee voor de toekomstige generaties.

Inperking van effecten over de landsgrenzen: De te verwachten effecten op de volksgezondheid en het leefmilieu over de landsgrenzen heen zijn niet hoger dan in eigen land.

Page 47: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-32 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Langetermijnveiligheid: De veiligheid is na de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning verzekerd.

2.4.2.2 Principes van stralingsbescherming en systeemoptimalisatie

De principes van stralingsbescherming en systeemoptimalisatie zijn generieke principes voor iedere nucleaire inrichting. De toepassing van deze principes voor berging wordt hieronder besproken.

2.4.2.2.1 Principes van stralingsbescherming

De principes van stralingsbescherming maken via het ARBIS [R2-50] deel uit van het Belgisch regelgevend kader. Deze principes in het ARBIS zijn gebaseerd op internationale aanbevelingen door ICRP

en IAEA en op de Europese Richtlijn 96/24/Euratom [R2-49], die met het ARBIS in Belgische wetgeving omgezet werd.

Het principe van justificatie

De aanbevelingen van de ICRP-publicatie 103 [R2-97] stellen dat: “Elke beslissing die de situatie inzake blootstelling aan straling wijzigt, meer goed dan kwaad moet doen.”

Met betrekking tot berging van afval stelt ICRP-publicatie 77 [R2-91] dat, “afvalbeheer en bergingsactivi-teiten integraal deel uitmaken van de praktijk die het afval genereert. Het zou verkeerd zijn om ze te beschouwen als een op zichzelf staande praktijk, waarvoor een aparte verantwoording nodig is. Als het nationale beleid inzake afvalberging verandert en de praktijk wordt voortgezet, moet de verantwoording van de praktijk mogelijk worden herbekeken. Als de praktijk ophoudt te bestaan, moet er mogelijk een interventie worden uitgevoerd. […] De verantwoording van een praktijk vereist enkel dat het netto voordeel van de praktijk, inclusief het afvalbeheer, positief is.”

Dit neemt niet weg dat de voor- en nadelen goed moeten afwegen van iedere activiteit in de berging die een blootstelling met zich mee brengt, en dat de activiteit meer voor- als nadelen moet hebben.

Het principe van optimalisatie van de bescherming

ICRP-publicaties 101b [R2-96] en 103 [R2-97] stellen: “De waarschijnlijkheid op blootstelling, het aantal blootgestelde personen en de individuele dosissen moeten allemaal zo laag als redelijkerwijze mogelijk worden gehouden, rekening houdend met economische en maatschappelijke factoren”. Het aspect “zo laag als redelijker wijze mogelijk, rekening houdend met economische en maatschappelijke factoren” wordt in het Engels afgekort tot ALARA (As Low As Reasonably Achievable).

Met betrekking tot de berging van afval beschrijft ICRP-publicatie 81 [R2-92] optimalisatie van bescherming als: “een beoordelingsproces waarbij maatschappelijke en economische factoren in aanmerking worden genomen en dat op een gestructureerde, in essentie kwalitatieve manier moet worden uitgevoerd. De doelstelling bestaat erin om te zorgen dat er redelijke maatregelen worden getroffen om toekomstige dosissen te beperken op een manier waarbij de vereiste middelen in overeenstemming zijn met deze beperkingen”.

Voor de optimalisatie van een installatie dient als bovenste limiet rekening gehouden te worden met een bron gerelateerde dosisbeperking. De bron gerelateerde dosisbeperking houdt rekening met het aantal vergunde bronnen. Indien men voorzichtigheidshalve drie verschillende bronnen van blootstelling beschouwt op dezelfde plaats en in hetzelfde tijdsvenster, komt men op deze wijze tot een waarde van

Page 48: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-33

0,3 mSv/jaar waaronder geoptimaliseerd moet worden, zoals gespecifieerd door ICRP [R2-92], IAEA [R2-72] en het FANC [R2-138].

Deze bron gerelateerde dosisbeperking kan vertaald worden naar een risicobeperking die de vermenigvuldiging is van de waarschijnlijkheid van kanker en genetische effecten per eenheid van dosis en de bron gerelateerde dosisbeperking. Op deze wijze bekomt men een bron gerelateerde risicobeperking van grootteorde 10-5 per jaar, zoals gespecifieerd door ICRP [R2-92] en IAEA [R2-72].

Om in de praktijk de optimalisatie te verzekeren worden scenario gerelateerde dosisbeperkingen en risicobeperkingen gehanteerd. De scenario gerelateerde dosisbeperkingen zijn waarden die gehanteerd worden voor specifieke blootstellingsscenario’s. De scenario gerelateerde beperkingen bevinden zich onder de bron gerelateerde waarden van 0,3 mSv/jaar en 10-5 per jaar.

Voor de scenario’s van het op lange termijn geleidelijk uitlogen van de radionucliden uit de installatie en het geleidelijk vrijkomen van de restactiviteit in de biosfeer, worden conservatieve onderstellingen gemaakt qua blootstellingsgroep. De hypothesen voor deze scenario’s moeten conform de FANC-leidraad [R2-142] voldoen aan de volgende vereisten:

Alle mogelijke transfert- en blootstellingswegen moeten beschouwd worden.

Er moet een 100% zelfvoorzienende landbouwer gemeenschap ondersteld worden.

De hypothesen in de biosfeer mogen niet kunnen leiden tot een onderschatting van de radiologische impact.

De gemeenschap moet gelokaliseerd worden in het gebied van de regio waarin de hoogste radiologische effecten kunnen verwacht worden.

Voor de scenario’s van verwachte evolutie van de geleidelijke uitloging en vrijkomen in de biosfeer op lange termijn wordt een scenario gerelateerde dosisbeperking van 0,1 mSv/jaar gehanteerd, welke overeenstemt met de FANC-leidraad [R2-138]. De waarde van 0,1 mSv/jaar is gelijk aan de ondergrens van het gebied 0,1-0,3 mSv/jaar dat internationaal gehanteerd wordt, en is lager dan bijvoorbeeld de waarde van 0,25 mSv/jaar die in een aantal westerse landen gebruikt wordt voor dergelijke conservatieve scenario’s voor oppervlaktebergingsinstallaties.

Voor de minder waarschijnlijke scenario’s met een verstoring van de verwachte evolutie qua geleidelijke uitloging op lange termijn, wordt een scenario gerelateerde risicobeperking van 1 10-6 per jaar gehanteerd, welke overeenstemt met de FANC-leidraad [R2-138]. De waarde van 1 10-6 per jaar wordt eveneens internationaal gebruikt voor dergelijke scenario’s voor oppervlaktebergingsinstallaties. Deze waarde is lager dan het stralingsrisico van ongeveer 4 à 6 10-6 per jaar dat overeenstemt met de dosisbeperking van 0,1 mSv/jaar. Dit impliceert een risico aversie voor lagere waarschijnlijkheid/hoger effect risico’s omwille van de grotere radiologische effecten.

De opeenvolging van dosislimiet, bron gerelateerde dosisbeperking en scenario gerelateerde dosisbeperking wordt verder verduidelijkt in Tabel 2-1. Het gebruik van scenario gerelateerde dosis- en risicobeperkingen is een belangrijk instrument om de radiologische impact als geoptimaliseerd te kunnen beschouwen wanneer de impact of het risico zich onder de scenario gerelateerde dosis- en risicobeperkingen bevinden. Naast dit argument voor optimalisatie moet de optimalisatie van de berging, zeker wat betreft blootstellingen op lange termijn, in een breder kader van systeemoptimalisatie bekeken worden. Dit wordt verder behandeld in de paragraaf 2.4.2.2.2.

Page 49: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-34 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Tabel 2-1: Overzicht van de verschillende elementen van dosisbeperking en optimalisatie van bescherming.

Reglementaire grootheid

Blootgestelde groep of individu

Reglementaire limietwaardeRelatie optimalisatie

Regelgevend kader

Dosislimiet Ieder individu van de bevolking

1 mSv/jaar IAEA Basic Safety Standards [R2-52]ARBIS [R2-50]

Bron gerelateerde dosisbeperking berging

Referentiegroep of representatieve persoon

Ten hoogste 0,3 mSv/jaar overeenstemmend met een risico van ordegrootte 10-5/jaar

Bovengrens voor radiologische optimalisatie

Internationale aanbevelingen ICRP [R2-92] & IAEA [R2-72] voor definitie en limietwaarde dosisbeperking

ARBIS [R2-50] voor definitie “dosisbeperking” en “referentiegroep / representatief persoon”

ICRP publicatie 101 [R2-96] voor internationale guidance “referentiegroep”

FANC-leidraad [R2-138] Scenario gerelateerde dosisbeperkingoppervlakteberging

100 % zelfvoorzienende gemeenschap op de site

0,1 mSv/jaar ; risico: 1 10-6/jaar

Als lager: radiologisch geoptimaliseerd

FANC-leidraad [R2-138]

Het principe van toepassing van dosislimieten

ICRP-publicatie 103 [R2-97] stelt: “De totale dosis voor een individu, afkomstig uit gereglementeerde bronnen in geplande blootstellingssituaties met uitzondering van medische blootstelling van patiënten, mag niet hoger liggen dan de door de Commissie aanbevolen limietwaarden (=dosislimiet)”.

In het ARBIS artikel 20.1.3 [R2-50] zijn de volgende dosislimieten voor werknemers vastgelegd:

1) Effectieve dosis: 20 mSv per 12 opeenvolgende glijdende maanden. 2) Op voorwaarde dat de effectieve dosislimiet wordt nageleefd, bijkomende limieten voor de

equivalente dosis: a) 150 mSv per 12 opeenvolgende glijdende maanden voor de ooglens; b) 500 mSv per 12 opeenvolgende glijdende maanden voor andere organen en weefsels, huid,

handen, voorarmen, voeten en enkels.

In het ARBIS artikel 20.1.4 [R2-50] zijn volgende dosislimieten voor leden van het publiek vastgelegd:

1) Effectieve dosis: 1 mSv/jaar. 2) Op voorwaarde dat de effectieve dosislimiet wordt nageleefd, bijkomende limieten voor de

equivalente dosis: a) 15 mSv/jaar voor de ooglens; b) 50 mSv/jaar voor de huid.

2.4.2.2.2 Systeemoptimalisatie en best beschikbare technieken

In het kader van de langetermijnveiligheid van bergingsinstallaties voor radioactief afval, werd het principe van “optimalisatie van stralingsbescherming”, zoals dat jarenlang werd gehanteerd door de commissie voor stralingsbescherming, recent uitgebreid naar “systeemoptimalisatie”.

Page 50: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-35

Daarbij kwam de focus meer te liggen op het proces van de ontwikkeling en implementatie van de bergingsinstallatie dan op de kwantitatieve resultaten [R2-102].

Een dergelijke systeemoptimalisatie is grotendeels gebaseerd op het gebruik van Best Beschikbare Technieken (BBT) [R2-102], waarbij:

best moet worden geïnterpreteerd als het meest doeltreffend om het vereiste beschermingsniveau te bereiken,

beschikbaar als redelijkerwijze toegankelijk op grote schaal en zowel beproefd als betrouwbaar, en

technieken als zowel technieken op zich als technologieën.

Hoewel diverse elementen inzake radiologische optimalisatie nog steeds waardevol blijven voor het optimaliseren van het proces en het maken van keuzes, verschuift de nadruk duidelijk naar optimalisatie door toepassing van het BBT-concept op de verschillende niveaus van het bergingssysteem, wanneer het gaat om veiligheid in de verdere toekomst die meer dan enkele generaties omvat, zoals vermeld in ICRP-publicatie 101b [R2-96].

Het proces van systeemoptimalisatie voor de bergingsinstallatie kan worden geconceptualiseerd via de volgende stappen (zie Figuur 2-4):

■ Definitie van randvoorwaarden en doelstellingen van het systeem. De doelstelling van het systeem is een oppervlakteberging op de geselecteerde site te Dessel. Het oppervlaktebergingsconcept moet veilig, omkeerbaar en controleerbaar zijn. De bergingsinstallatie dient zich te baseren op het voorontwerp voor de oppervlakteberging zoals ontwikkeld door STOLA-Dessel.

■ Tijdens de ontwikkeling van het bergingsconcept wordt gebruik gemaakt van BBT en worden de sitekarakteristieken volledig in rekening gebracht.

Deze ontwikkeling baseert zich verder op een geïntegreerd programma voor het nagaan van de doenbaarheid, performantie en duurzaamheid van kunstmatige barrières (zie paragraaf 2.2.2 voor de betekenis van de notie doenbaarheid).

Voor de doenbaarheid wordt conform BBT voorkeur gegeven aan materialen en implementatie-procedures waarvoor reeds een ruime kennis en ervaring bestaat.

Voor materialen en implementatieprocedures die nieuwigheden vertonen ten opzichte van de bestaande ervaring worden testprogramma’s uitgevoerd. Testprogramma’s dragen verder, naast de definitie van een passend beheer programma voor constructie, bij tot de beheersing door NIRAS en haar (toekomstige) contractanten van de processen van constructie.

Ten slotte wordt bij de ontwikkeling van het bergingsconcept gesteund op een veiligheidsconcept dat passende onafhankelijkheid en complementariteit heeft, en een passende gelaagde bescherming biedt. De gelaagde bescherming en zijn ondersteunende noties worden verder als aparte strategische veiligheidsoriëntaties besproken in paragrafen 2.4.2.3.3, 2.4.2.3.5, 2.4.2.3.4 en 2.4.2.3.6.

Page 51: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-36 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Figuur 2-4: Optimalisatieproces dat werd toegepast en verder zal worden toegepast voor de categorie A afval

bergingsinstallatie in Dessel en de belangrijkste elementen van systeemoptimalisatie.

Gebruik van best beschikbare kennis (inzicht in het systeem) en een adequate methodologie tijdens de evaluatie van het systeem. Deze evaluatie omvat:

► Een geïntegreerde evaluatie van de performantie en veiligheid. ► Een voorzichtige afleiding van bergingslimieten, waarbij terdege rekening wordt gehouden met

alle onzekerheden. ► Een systematische evaluatie van de robuustheid en veiligheidsmarge van het ontwerp. ► Het vastleggen van de prioriteiten voor het verdere programma qua onderzoek, ontwikkeling en

demonstratie (O&O programma).

Gebruik van best beschikbare technieken en feedback uit ervaringen tijdens de implementatie van het systeem. Dit omvat:

► Het verbeteren van het systeem waar mogelijk aan de hand van feedback uit ervaringen en/of technologische evoluties.

► Een gecontroleerd proces voor acceptatie van te bergen afval (zie Hoofdstuk 3, 6 en 9 voor meer details over het afvalacceptatieproces en de exploitatie van de bergingsinstallatie).

► Voortdurende monitoring en opvolging van de berging en van de geborgen afvalbronterm. ► Het bijhouden van ervaringsfeedback en het monitoren van technologische ontwikkelingen. ► Periodieke veiligheidsrevisies om de veiligheid verder te verbeteren en de kennis met betrekking

tot de veiligheid van de berging levend te houden.

Randvoorwaarden en doelstellingen van het systeem

1. Oppervlakteberging2. Geselecteerde site in Dessel 3. Veilig, omkeerbaar en controleerbaar

bergingsconcept4. STOLA-Dessel voorontwerp

Ontwikkeling van het bergingssysteem

1. Best beschikbare technieken2. Sitekarakteristieken volledig in rekening

brengen 3. Geïntegreerd programma voor nagaan van

haalbaarheid van performantie en duurzaamheid van kunstmatige barrières

4. Robuust veiligheidsconcept met adequate complementariteit en onafhankelijkheid

Evaluatie van het bergingssysteem1. Best beschikbare kennis met betrekking tot

bergingssysteem2. Systematische en adequate methodologie

voor veiligheidsevaluaties3. Geïntegreerde analyse van performantie

en veiligheid4. Voorzichtige afleiding van bergingslimieten5. Bevestiging robuustheid en

veiligheidsmarges van het ontwerp6. Prioriteiten verder onderzoeks,

ontwikkelings en demonstratieprogramma

Implementatie van het bergingssysteem1. Testen constructie-aspecten en adequaat

kwaliteitsborgingsysteem voor constructie2. Gecontroleerd systeem van

afvalaanvaarding en opvolging van bronterm in de berging

3. Controle en monitoring4. Ervaringsfeedback bijhouden en monitoren

van technologische ontwikkelingen5. Periodieke veiligheidsrevisies

Page 52: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-37

2.4.2.3 Veiligheid principes van een oppervlakteberging systeem

Een afvalberging aan de oppervlakte impliceert dat de installatie in een omgeving direct toegankelijk voor de mens ingeplant wordt en dat de afzondering van het afval en insluiting van radionucliden berusten op de technische barrières van de bergingsinstallatie.

De directe inplanting in de omgeving van een oppervlakteberging brengt met zich mee dat verschillende complementaire maatregelen getroffen worden om de veiligheid te verzekeren:

De activiteit van langlevende radionucliden wordt beperkt in het afval en in de berging.

De technische barrières en de maatregelen worden ontworpen om te zorgen voor een afzondering van het afval ten opzichte van de omgeving en voor een insluiting van radionucliden. De insluiting van radionucliden impliceert het uitstellen en vertragen van het vrijkomen van radionucliden.

Het geheel van technische barrières en de maatregelen worden ontworpen volgens de principes van passiviteit, diversiteit en robuustheid.

De principes van passiviteit, diversiteit en robuustheid dragen bij tot een gelaagde bescherming waarbij er gezorgd wordt dat er verschillende lagen van verdediging zijn zodat een volgende verdedigingslaag beschikbaar is wanneer een bepaalde laag zou falen. De gelaagde bescherming omvat:

► preventiemaatregelen, welke een vrijkomen van radionucliden in de omgeving zoveel als mogelijk tegengaan en ontworpen zijn volgens de principes van passiviteit, diversiteit en robuustheid,

► controlemaatregelen, welke zorgen dat het eventueel falen of mogelijk toekomstig falen adequaat en snel opgemerkt kunnen worden,

► corrigerende maatregelen, welke alsnog een vrijkomen uit de installatie belemmeren of vertragen indien de preventieve lagen falen,

► mitigerende maatregelen, die zorgen voor een reductie van de radiologische impact.

De eerste prioriteit bij het opstellen van een bergingsconcept gaat uit naar de preventiemaatregelen.

De omgeving van de bergingsinstallatie kan bijdragen aan de veiligheid door het vergemakkelijken van monitoring en door het verder reduceren van radiologische impact van het vrijkomen van radionucliden uit de installatie.

De samenhang tussen de verschillende principes wordt schematisch weergegeven in Figuur 2-5.

De verschillende principes worden in de volgende subsecties verder toegelicht en bediscussieerd.

Page 53: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-38 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Figuur 2-5: Principeschets voor de gelaagde bescherming bij een oppervlakteberging.

2.4.2.3.1 Beperken van de activiteit van langlevende radionucliden

De activiteit van langlevende radionucliden wordt beperkt in het afval en in de berging zodat de radiologische impact op lange termijn aanvaardbaar is.

De beperking van de langlevende radionucliden in het afval en in de berging wordt bewerkstelligd door twee maatregelen die elkaar gedeeltelijk aanvullen.

Ten eerste worden er met behulp van veiligheidsevaluaties radiologische bergingslimieten afgeleid voor de langlevende radionucliden. Deze bergingslimieten gaan uit van pessimistische hypotheses qua performantie van het systeem en qua mogelijke bijdrage van de omgeving tot het reduceren van de radiologische impact.

Ten tweede wordt de activiteit van de langlevende radionucliden in de berging beperkt door operationele maatregelen. Zo wordt de berging niet gemaximaliseerd wordt qua radiologische inhoud, maar qua volume aan afval dat geborgen wordt in de berging.

Deze tweede maatregel vult gedeeltelijk de eerste maatregel aan, omdat het mogelijk is dat de activiteit van de langlevende radionucliden voldoende beperkt wordt door de tweede maatregel alleen. Het hypothetisch falen van de tweede maatregel is bovendien onafhankelijk van het hypothetisch falen de eerste maatregel.

2.4.2.3.2 Afzonderen, insluiten en vertragen

In navolging van de aanbevelingen van de ICRP ([R2-91], [R2-92]) en het IAEA ([R2-44], [R2-72]) en in navolging van internationale goede praktijken, bestaat de voorkeurstrategie voor het langetermijnbeheer van categorie A afval erin om radionucliden in het afval en de bergingsinstallatie in te sluiten en het afval

Monitoren + reduceren radiologische impact

OmgevingSite rondom de bergingsinstallatie

Monitoren + remediërende maatregelen

Inspectieruimtes

Insluiten in installatie

Controles, inspectiesystemen

Controleren, monitoren

Preventie maatregelen

Beperken activiteitAfzonderen, insluiten,

vertragen

Page 54: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-39

af te zonderen van de toegankelijke biosfeer2, zodat het vrijkomen van radionucliden in de toegankelijke biosfeer zoveel mogelijk wordt voorkomen, beperkt en vertraagd (vertraging en verzwakking van het vrijkomen).

Er wordt niet verwacht dat bergingsinstallaties voor eeuwig een volledige insluiting en afzondering van het afval bieden; dit is niet uitvoerbaar en is evenmin vereist door het met de tijd afnemende intrinsieke risico verbonden met het afval. De tijdsbestekken die vereist zijn voor de afzondering en insluiting, hangen af van de kenmerken van het afval en het type bergingsinstallatie. Voor het voorziene categorie A-afval, kan dit intrinsieke risico en de evolutie ervan op twee manieren worden geëvalueerd:

1) De nood aan afzondering van het afval ten opzichte van de toegankelijke biosfeer kan worden geëvalueerd met scenario's van menselijke intrusie.

Figuur 2-6 toont de afname in de tijd van radiotoxiciteit voor onopzettelijke menselijke intrusies in een oppervlaktebergingsinstallatie (blootstelling hoofdzakelijk via inademing, uitwendige straling en ingestie van stof).

Het tijdsbestek voor de maximale afname van radiotoxiciteit ten gevolge van intrusie bedraagt enkele honderden jaren. In dit tijdsbestek wordt het categorie A afval afgezonderd ten opzichte van de toegankelijke biosfeer.

Voor een geoptimaliseerde berging van categorie A afval, dient de hoeveelheid langlevende radionucliden in het afval en in de berging beperkt te worden zodat de radiologische impact bij intrusies na enkele honderden jaren zich onder de door het FANC vastgestelde [R2-140] referentieniveaus van 3 mSv per intrusie en 3 mSv per jaar bevindt.

2) De nood aan insluiting en vertraging van radionucliden en kan worden geëvalueerd via uitlogingsscenario's.

Het vrijkomen van radionucliden wordt geminimaliseerd door de vertraging en verzwakking ervan binnen radionuclide-retentiebarrières.

Figuur 2-7 toont de afname in de tijd van radiotoxiciteit van afval in geval van blootstelling door ingestie, kenmerkend voor uitlogingsscenario's van een oppervlaktebergingsinstallatie. De afnamesnelheid vertoont volgende trends:

a) 0 – 10 jaar: afname tot ~ 10 % van de oorspronkelijke waarde,

b) 10 – 100 jaar: afname tot ~ 1 % van de oorspronkelijke waarde,

c) 100 – 10 000 jaar: afname tot ~ 0,1% van de oorspronkelijke waarde,

d) na 10 000 jaar: kleine toename ten gevolge van de ingroei in actinide vervalketens met langlevende moedernucliden.

2 Hier werd de formulering van §2.2 van SSR-5 [R2-72] overgenomen: de biosfeer is dat deel van het

leefmilieu dat normaal wordt bewoond door levende organismen; de toegankelijke biosfeer omvat die

elementen van het leefmilieu, inclusief grondwater, oppervlaktewater en mariene bronnen die door mensen worden gebruikt of die eenvoudig toegankelijk zijn voor mensen.

Page 55: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-40 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

0,0001%

0,001%

0,01%

0,1%

1%

10%

100%

1 10 100 1 000 10 000 100 000 1E+6

Gen

orm

alis

ed ra

diot

oxic

iteit

door

inge

stie

[-]

Tijd [jaar]

0,0001%

0,001%

0,01%

0,1%

1%

10%

100%

1 10 100 1 000 10 000 100 000 1E+6

Gen

orm

alis

ed ra

diot

oxic

iteit

door

intru

sie-

cons

truc

tie [-

]

Tijd [Jaar]

Gedurende de enkele honderden jaren neemt de radiotoxiciteit af tot ongeveer 1% van zijn oorspronkelijke waarde. Een hoge en robuuste mate van insluiting en van vertraging door middel van meerdere en diverse maatregelen is nodig gedurende de eerste honderden jaren.

Het tijdsbestek voor het verkrijgen van de rest-radiotoxiciteit ten gevolge van de aanwezigheid van sporenhoeveelheden langlevende radionucliden in categorie A afval bedraagt enkele duizenden jaren. In dit tijdsbestek wordt het vrijkomen uit een oppervlakteberging vertraagd, gespreid in de tijd en verzwakt.

Voor een geoptimaliseerde berging van categorie A afval dient de hoeveelheid langlevende radionucliden in de berging beperkt te worden zodat de radiologische impact als gevolg van het vertraagd, gespreid in de tijd en verzwakt vrijkomen van radionucliden zich onder de dosisbeperking van 0,1 mSv/jaar bevindt en het radiologisch risico onder de risicobeperking van 10-6 per jaar (zie vorige paragraaf 2.4.2.2.1).

Figuur 2-6: Genormaliseerde 3 radiotoxiciteit,

kenmerkend voor scenario' van menselijke intrusie

(omzettingsfactoren volgens [R2-19] voor intrusie-

constructie scenario – totale1 activiteit van categorie A

afval volgens [R2-20]).

Figuur 2-7: Genormaliseerde1 radiotoxiciteit door

ingestie, kenmerkend voor uitlogingsscenario's

(omzettingscoëfficiënten voor de ingestiedosis

volgens [R2-19] – totale1 activiteit van categorie A

afval volgens [R2-20]).

2.4.2.3.3 Passieve veiligheid

Zoals reeds vermeld, moeten de technische barrières en natuurlijke omstandigheden waarin het afval werd geborgen een geschikte mate van bescherming bieden voor huidige en toekomstige generaties.

3 De figuren werken met een “genormaliseerde” radiotoxiciteit, d.w.z. dat ze afgestemd zijn op hun

maximumwaarde. Beide figuren gebruiken de voorziene categorie A-bronterm (versie 1 – die werd gebruikt

als input voor de veiligheidsevaluaties [R2-20]). De bijdrage van Ag-108m werd weggelaten uit deze

curves omdat dit isotoop niet aanwezig is in de grote hoeveelheden volgens [R2-20] in versie 2 van de bronterm [R2-21].

Page 56: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-41

Om de beschikbaarheid van de preventieve maatregelen tot afzonderen, insluiten en vertragen ook in de

toekomst te kunnen garanderen, wordt voorzien dat:

1) de preventiemaatregelen in de mate van het mogelijke niet afhangen van menselijk ingrijpen en dus

via passieve middelen gerealiseerd worden, en dat

2) deze passieve middelen maatregelen in de mate van het mogelijke zo snel als mogelijk gerealiseerd

worden, zonder evenwel de doelstellingen van de controle en monitoring in het gedrang te brengen.

2.4.2.3.4 Diversiteit

Door de preventiemaatregelen in de mate van het mogelijke te stoelen op diverse functies, materialen en

processen wordt de kans op gemeenschappelijke oorzaken en modes van falen van de verschillende

maatregelen beperkt. Conform aan de terminologie van het IAEA [R2-152] is een gemeenschappelijke

mode van falen (common mode failure) het falen van twee of meerdere SSCs op dezelfde wijze of mode

als gevolg van een enkele gebeurtenis of oorzaak. Dit impliceert [R2-152] dat een gemeenschappelijke

mode van falen een speciaal type is van falen door dezelfde oorzaak (common cause failure).

De functionele diversiteit omvat volgende verscheidene functies:

Het beperken van de activiteit van de langlevende radionucliden.

Het afzonderen van het afval ten opzichte van de biosfeer.

Het insluiten van radionucliden en het vertragen van het vrijkomen, die op hun beurt volgende

functionele diversiteit vertonen:

Het fysisch insluiten en vertragen door middel van volgende verschillende sub-functionaliteiten:

• Beperking van de waterinstroming naar de barrières die de radionucliden bevatten.

• Beperking van advectie en van diffusie van radionucliden.

Het chemisch insluiten en vertragen door precipitatie, sorptie en andere chemische

retentieprocessen waaraan radionucliden onderhevig zijn bij hun migratie doorheen

verschillende materialen.

Binnen de functionele diversiteit kunnen diverse materialen voorzien worden om de verschillende

functies te realiseren, om de kans op gemeenschappelijke oorzaken en modes van falen verder te

beperken.

Ten slotte kunnen diverse processen voor het produceren van materialen of het realiseren van functies

voorzien worden. Hierbij dient de notie ‘proces’ in brede zin begrepen te worden als zowel een series van

acties die ondernomen worden om een resultaat te bereiken, als een series van veranderingen die

plaatsvinden in materialen.

Een voorbeeld van twee diverse processen die twee verschillende series van acties zijn, bevond zich in

vorige paragraaf 2.4.2.3.1: enerzijds het proces van afleiden van radiologische bergingslimieten,

anderzijds het proces van operationele maatregelen ter beperking van de activiteit van langlevende

radionucliden. Deze twee processen zijn niet alleen divers qua de opeenvolging van acties, maar ze zijn

ook divers qua teams die het proces uitvoeren.

Page 57: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-42 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

2.4.2.3.5 Robuustheid

Eén strategie om onzekerheden aan te pakken - in het bijzonder de onzekerheid met betrekking tot externe

gebeurtenissen en de onzekerheden op lange termijn die alomtegenwoordig zijn bij langetermijnveiligheid

- bestaat erin om ervoor te zorgen dat de performantie van het systeem minder vatbaar zijn voor

dergelijke onzekerheden door de robuustheid van componenten en van het systeem te verbeteren.

Een component of een systeem zijn robuust wanneer ze erin slagen om hun performantie of een deel

daarvan te behouden, ondanks interne/externe verstoringen en onzekerheden.

Dergelijke onzekerheden betreffen zowel onzekerheden qua externe en interne processen en

gebeurtenissen, als onzekerheden qua karakteristieken van de berging en zijn omgeving.

De karakteristieken van de berging omvatten zowel de verschillende SSCs als hun performantie.

Onzekerheden op deze karakteristieken kunnen onder andere resulteren uit onzekerheden qua toekomstige

institutionele en reglementaire context van de berging, qua constructiewerkzaamheden verbonden met de

berging (zgn. ‘aléas de construction’) ...

In de vorige paragraaf wordt passieve veiligheid beschreven als één manier om de robuustheid van het

systeem te verbeteren bij onzekerheden die voortvloeien uit externe gebeurtenissen die het verloop van

procedures op de site beïnvloeden, bijv. maatschappelijke evoluties die een invloed hebben op de

acties/procedures die noodzakelijk zijn voor veiligheidssystemen, -structuren of -componenten.

Robuustheid wordt gecreëerd via barrières en kenmerken met een betrouwbare en aantoonbare functie en

werking, bijvoorbeeld doordat ze steunen op goed gekende processen of door over-dimensionering, zodat

hun aanwezigheid en functie gewaarborgd is.

2.4.2.3.6 Gelaagde bescherming

Gelaagde bescherming (defence-in-depth) is het gebruik van een reeks onafhankelijke lagen van

kenmerken/voorzieningen, zodanig dat, wanneer één laag het begeeft, één of meerdere volgende

complementaire lagen beschikbaar zouden zijn [R2-71]. Een complementaire laag kan de functionaliteit

of performantie van andere laag, of een gedeelte ervan, overnemen.

Twee lagen zijn onafhankelijk als hun kenmerken/voorzieningen gebruik maken van diverse

middelen/fenomenen: fysiek, chemisch, intellectueel, organisatorisch …

Gelaagde bescherming zorgt ervoor dat de veiligheid niet ongepast afhankelijk is van één enkel element

van de bergingsinstallatie, of van één enkele controlemaatregel, of de vervulling van één enkele

veiligheidsfunctie of van één enkele administratieve procedure [R2-72].

Het aantal beschermingslagen is geen absolute indicator van de veiligheid van een systeem, omdat het

benodigde aantal beschermingslagen functie is van robuustheid van de bestaande lagen en van het

inherente risico. Ook valt het aan te raden dat een systeem met inherent hoger risico meer bescherming

bezit dan een systeem met een inherent lager risico.

Page 58: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-43

Gelaagde bescherming wordt op een graduele manier toegepast, op basis van:

De afname van het radiologische risico

In het tijdvak waarin de grootste afname van de radiotoxiciteit wordt genoteerd, d.w.z. een paar honderd

jaar in Figuur 2-7, zijn meerdere barrières4

en veiligheidsfuncties nodig om een vertraging en

verzwakking van het vrijkomen te garanderen. Dit betekent dat de veiligheidsfunctie(s) van radionuclide-

retentiebarrières in dit tijdvak moet(en) worden beschermd via beschermende barrières.

In het tijdvak daarna moet de hoeveelheid langlevende radionucliden gepast beperkt zijn, zodat de

resterende vertraging en afzwakking dusdanig is dat de dosis en het risico lager zijn dan de

toepasselijke beperkingen.

Met andere woorden: de nodige graad aan diversiteit/onafhankelijkheid is functie van het resterende

radiologische risico dat afneemt in functie van de tijd.

De robuustheid van de SSCs

Dit impliceert dat het vereiste aantal lagen afhangt van de robuustheid van SSCs, d.w.z. hun vermogen

om hun werking te behouden ondanks verstorende processen, gebeurtenissen en onzekerheden.

Een enkele laag van bescherming kan dus volstaan als de betrokken SSC voldoende robuust is.

Met andere woorden: de nodige graad aan diversiteit/onafhankelijkheid is functie van de robuustheid

van de betrokken SSC of functionaliteit.

Gelaagde bescherming is breder dan enkel de preventiemaatregelen qua beperkingen op langlevende

radionucliden en het zorgen voor afzondering, insluiting en vertraging. Gelaagde bescherming omvat

(zie Figuur 2-5):

preventiemaatregelen, welke een vrijkomen van radionucliden in de omgeving zoveel als mogelijk

tegengaan en ontworpen zijn volgens de principes van passiviteit, diversiteit en robuustheid,

controlemaatregelen, welke zorgen dat het eventueel falen of mogelijk toekomstig falen adequaat

en snel opgemerkt kunnen worden,

corrigerende maatregelen, welke alsnog een vrijkomen uit de installatie belemmeren of vertragen

indien de preventieve lagen falen,

mitigerende maatregelen, die zorgen voor een reductie van de radiologische impact.

De eerste prioriteit bij het opstellen van een bergingsconcept gaat uit naar de preventiemaatregelen.

4 Een barrière is een systeem, structuur of component (SSC) die de migratie van radionucliden voorkomt,

vertraagt en/of verzwakt of die uitwendige straling verzwakt.

Page 59: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-44 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Gelaagde bescherming wordt op een iteratieve manier verkregen tijdens verschillende iteraties van het ontwerp en de veiligheidsevaluatie en tijdens de verschillende programmastappen (Figuur 2-8).

Figuur 2-8: Proces voor het verkrijgen van een gepaste gelaagde bescherming.

Gelaagde bescherming wordt opgenomen in het veiligheidsconcept en andere ontwerp inputs op basis van een prospectieve analyse. In deze analyse onderscheiden we de volgende stappen:

■ Definitie van een stabiel systeem door vermijden van bedreigingen: het veiligheidsconcept en andere ontwerp inputs worden, in de mate van het mogelijke, zodanig gedefinieerd dat bedreigingen voor de beschermingslagen worden voorkomen (bijv. voorkomen van sommige interne gebeurtenissen en processen door vereisten inzake compatibiliteit van materialen).

■ Definitie van een stabiel systeem door minimaliseren van waarschijnlijkheid van voorkomen van bedreigingen

■ Voor de overblijvende bedreigingen: elke laag die bedreigd zou kunnen worden, wordt in de mate van het mogelijke op een robuuste manier ontworpen zodanig dat ze haar doelstellingen zelfs bij deze bedreigingen kan realiseren.

1) Vermijden van bedreigingen2) Minimaliseren van waar-

schijnlijkheid van voorkomenvan bedreigingen

3) Minimaliseren van effectenvan bedreigingen door robuusteSSCs

4) Minimaliseren van effectenvan bedreigingen door onafhan-

kelijke, consecutieve, compleme-mentaire SSCs

5) Monitoring en controle + gelaagdebescherming van monitoring en controle

6) In zoverre mogelijk, mitigeren en herstellen

Retrospectieve analyse In veiligheidsevaluatie

1) Nagaan van resterende bedreigingen:a) Externe en interne gebeurte-

nissen die meer als één SSC,veiligheidsfunctie beïnvloeden

b) Bedreigingen met enige plausibiliteit selecteren

2) Effecten op performantie en op veiligheid nagaan van resterendebedreigingena) Effecten nagaan van degrada-

tie van onafhankelijke, conse-cutieve en complementaire SSCS

b) Nagaan dat er redelijke garantie van veiligheid blijftbij resterende bedreigingen

c) Bevestigen dat het systeemrobuust is voor een breed scala aan onzekerheden en bedreigingen

Bevestiging dat het systeem niet ongepast afhankelijk is van één enkel element of maatregel

Prospectieve analysebij veiligheidsconcepten bij ontwerp

Mogelijke verdere verbeteringen

Feedback voor volgende programmastapof iteratie

Radiologische impacts/risico’svoldoende beperkt

bij verstoringen?

Ja

Nee

Page 60: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-45

■ Voor de overblijvende bedreigingen: het ‘systeem’ van lagen wordt in de mate van het mogelijke op een robuuste manier ontworpen dat het zijn doelstellingen zelfs bij bedreigingen kan realiseren, d.w.z. er is een reeks onafhankelijke, complementaire en elkaar opvolgende beschermingslagen voorzien in het systeem.

■ Er worden voorzieningen gedefinieerd voor het controleren, monitoren of verkrijgen van indicaties inzake de langetermijnstabiliteit van het systeem, robuustheid van de beschermingslagen en robuustheid van het globale systeem.

► Er worden in de mate van het mogelijke onafhankelijke monitoring-elementen voorzien. Die worden afgestemd op de robuustheid van het betrokken monitoring-element en op de belangrijkheid van een defect in de betrokken monitoring-functie.

► Voor de controle-, monitoring- en toezichtkenmerken wordt de gelaagde bescherming recursief toegepast via het Preventie-Monitoring-Actie (PMA) paradigma.

■ Er worden voorzieningen gedefinieerd voor het eventuele mitigeren van de gevolgen, bijvoorbeeld door een bijkomende insluiting in de installatie.

De gelaagde bescherming van het ontwikkelde ontwerp en de implementatie ervan worden daarna beoordeeld via veiligheidsevaluaties, d.w.z. retrospectieve analyse. In deze analyse:

■ Worden bedreigingen voor en defecten van lagen systematisch geëvalueerd.

■ Wordt de robuustheid van het systeem geëvalueerd:

► Er wordt bijzondere aandacht geschonken aan de evaluatie van interne en externe effecten die in staat zijn om meer dan één laag tegelijk te bedreigen.

► Worden de radiologische impacts en risico’s van een defect van onafhankelijke, complementaire en elkaar opeenvolgende lagen geëvalueerd, onder andere via een veiligheidsanalyse van verschillende scenario's van menselijke intrusie en verschillende uitlogingsscenario's ([R2-18], [R2-22]).

■ Wordt de betrouwbaarheid van de lagen en het systeem geëvalueerd, d.w.z. het vertrouwen in de werking en de robuustheid van de lagen en het systeem.

Indien nodig worden de resultaten van de veiligheidsevaluatie in aanmerking genomen voor een volgende iteratie van veiligheidsconcept en ontwerpeisen: feedback. In het kader van de continue verbetering van de veiligheid en verdere systeemoptimalisatie worden die elementen geïdentificeerd die in volgende programmastappen de gelaagde bescherming nog verder zouden kunnen verhogen.

Indien door middel van de veiligheidsevaluaties kan bevestigd worden dat de radiologische impacts en radiologische risico’s bij de beschouwde bedreigingen en verstoringen gepast laag liggen, dan kan er bevestigd worden dat het systeem niet ongepast afhankelijk is van één enkel element of maatregel, en dat het systeem dus een passende gelaagde bescherming biedt.

Page 61: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-46 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

2.4.2.4 Iteratieve veiligheidsevaluatie gebaseerd op betrouwbare en robuuste elementen

De veiligheidsevaluatie is het proces van het systematisch analyseren van de risico's die in verband staan met de berging en het vermogen van de site en van het ontwerp om te voorzien in de veiligheidsfuncties en te voldoen aan de ontwerpvereisten.

Deze analyse heeft als doel om te bevestigen dat voldaan is aan alle principes en oriëntaties qua stralingsbescherming en veiligheid die beschreven werden in voorgaande paragrafen 2.4.2.2 en 2.4.2.3.

De veiligheidsevaluaties omvatten bijgevolg zowel aspecten qua:

stralingsbescherming en optimalisatie (paragraaf 2.4.2.2),

beperken van activiteit van langlevende radionucliden (paragraaf 2.4.2.3.1),

radiologische impacts wanneer het afzonderen, insluiten en vertragen gebeuren zoals verwacht (paragraaf 2.4.2.3.2),

nagegaan wat de effecten zijn van de resterende bedreigingen en onzekerheden op het beperken van activiteit, het afzonderen, insluiten en vertragen, ondanks de genomen maatregelen met betrekking passiviteit, robuustheid en diversiteit van de verschillende lagen van bescherming (paragraaf 2.4.2.3.6).

Het globale proces van optimalisatie (Figuur 2-4 paragraaf 2.4.2.2) en van verkrijgen van een gepaste gelaagde bescherming (Figuur 2-8 paragraaf 2.4.2.3.6) illustreren dat veiligheidsevaluaties en veiligheids-revisies uitgevoerd worden tijdens verschillende periodes en fases in het leven van de berging.

Het doel hiervan is om rekening te houden met de evoluties in functie van de tijd zowel qua installaties en activiteiten, als qua kennis en inzichten. Dit laat toe dat de veiligheidsevaluaties op ieder ogenblik een weerspiegeling vormen van de installaties en van de kennis op dat ogenblik.

Met behulp van de resultaten veiligheidsevaluaties kan, op basis van de op dat ogenblik best beschikbare kennis, vooruit gekeken worden naar een verdere verbetering en optimalisatie van de veiligheid, gelaagde bescherming en aantoonbaarheid van de berging.

NIRAS heeft ervoor gekozen om het proces van de veiligheidsevaluatie binnen het algemene kader van de veiligheidsbenadering te plaatsen (paragraaf 2.2.2). Veiligheidsevaluaties worden periodiek herzien en bijgewerkt in functie van de veranderende gegevenheden, evaluatie van de wetenschappelijke basis, de realisatie van de berging, technologische ontwikkelingen, monitoring- en toezichtsprogramma's, middelen voor het uitvoeren van kwantitatieve analyses en nieuwe nationale of internationale ontwikkelingen met betrekking tot methodologieën voor de veiligheidsevaluatie, veiligheidsevaluatie praktijken (zoals weergegeven in Figuur 2-3 paragraaf 2.2.2).

De globale veiligheidsbenadering weerspiegelt het iteratieve karakter van de veiligheidsevaluaties. Het periodiek herzien en bijwerken van de veiligheidsevaluaties is in overeenstemming met de IAEA

aanbevelingen voor veiligheidsevaluaties voor iedere nucleaire installatie en activiteit [R2-75], en voor de berging van radioactief afval [R2-72].

Page 62: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-47

Een voorzichtige aanpak voor de evaluatie van de veiligheid en het principe van aantoonbaarheid (zie paragraaf 2.2.2), impliceren dat de veiligheidsevaluaties gebaseerd worden op betrouwbare en robuuste elementen.

■ Veiligheidsevaluaties worden zoveel als mogelijk gebaseerd op betrouwbare veiligheidsfuncties, SSCs en organisatorische elementen, d.w.z.:

► Met een afdoend inzicht in de werking ervan;

► Waarvan voldoende elementen aanwezig zijn om de doenbaarheid te bevestigen, en die een afdoende beheersing hebben;

► Waarvan de doeltreffendheid kan worden geverifieerd (initiële ‘ingang/inbedrijfstelling/proces'-testen, voortdurende/periodieke monitoring);

► Die met passieve middelen gerealiseerd worden;

■ Veiligheidsanalyses worden zoveel als mogelijk gebaseerd op robuuste veiligheidsfuncties, SSCs en organisatorische elementen, d.w.z.

► Weinig gevoelig zijn aan interne/externe verstoringen en onzekerheden;

► Stoelen op diverse functies, materialen en processen.

Het baseren van de veiligheidsevaluaties op betrouwbare en robuuste elementen draagt met andere woorden bij tot het principe van aantoonbaarheid uit paragraaf 2.2.2.

2.4.3 Links tussen de strategische veiligheidsoriëntaties en de nationale wetgeving en leidraden

Verschillende van strategische veiligheidsoriëntaties zijn onmiddellijk verbonden met nationale wetgeving en/of met leidraden van het FANC:

Nationale Wetgeving Leidraad Veiligheidsdoelstelling: Principes voor de berging

van radioactief afval [R2-136]

Strategische veiligheidsoriëntaties: 1. Basisprincipes Principes voor de berging

van radioactief afval [R2-136]

2. Principes van stralingsbescherming ARBIS [R2-50] 3. Systeem optimalisatie en best beschikbare technieken

4. Beperking van de activiteit van langlevende radionucliden Veiligheidsprincipes voor

bergingsinstallaties [R2-137] 5. Afzonderen, insluiten en vertragen

6. Passieve veiligheid 7. Diversiteit

8. Robuustheid 9. Gelaagde bescherming WENRA [R2-111]

10. Iteratieve veiligheidsevaluaties gebaseerd op betrouwbare en robuuste elementen

WENRA [R2-111]

Page 63: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-48 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

2.4.4 Verenigbaarheid van de niet-regelgevende gegevenheden met de aangenomen veiligheidsstrategie

De institutionele beslissingen en voorwaarden van andere belanghebbenden versterken over het algemeen de veiligheidsdoelstelling en de strategische veiligheidsoriëntaties [OD-184].

Een specifieke toelichting van de verenigbaarheid tussen de veiligheidsstrategie en de niet-regelgevende gegevenheden is nodig voor de volgende voorwaarden [OD-184]:

De site van Dessel — Bij het bergingsontwerp wordt maximaal rekening gehouden met de kenmerken van de site, bijvoorbeeld focus op de insluiting van radionucliden binnen de bergingsinstallatie, inplanting van de inspectiegalerijen en -ruimtes boven de grondwatertafel en boven het in het ontwerp voorziene overstromingsniveau, aandacht voor de aardbevingsfrequentie van de site bij het ontwerpen van de componenten van de installatie. Een meer gedetailleerde beschrijving van dit element is te vinden in [R2-23].

Minimaal landgebruik — De afstand tussen de module en de grenzen van de site wordt bepaald door het ontwerp van de afdeklagen en door rekening te houden met de skyshine-dosis van de modules die worden gevuld. Het landgebruik werd verder geminimaliseerd door de modules rechtstreeks te laten grenzen aan de site 1, zodanig dat er maximaal gebruik wordt gemaakt van bestaande infrastructuur.

Integratie van de bergingsinstallatie en de site in het landschap — Zowel de operationele veiligheid als de langetermijnveiligheid en de beveiliging zijn vaste voorwaarden voor de verdere integratie van de installatie en de site in het landschap.

Terugneembaarheid — Het terugnemen van het afval kan een ultieme remediërende maatregel zijn in het geval dat de preventiemaatregelen verstoord zijn tegen alle verwachtingen in. Terugneembaarheid mag de langetermijnveiligheid niet in gevaar brengen en is nooit een vervangmiddel voor een minder performant ontwerp van de preventiemaatregelen beperking van activiteit en afzonderen, insluiten en vertragen (zie Figuur 2-5). De bergingsinstallatie is zodanig ontworpen dat de terugneembaarheid van afval wordt vereenvoudigd via monolieten, maar tegelijk blijven de passieve veiligheid, robuustheid en afzondering behouden in het ontwerp. De specifieke ontwerpimplicaties voor de monolieten worden in meer detail beschreven in Hoofdstuk 7 [R2-8].

Controleerbaarheid — Het voorzien van maatregelen om te controleren dat de preventiemaatregelen hun rol zoals verwacht kunnen invullen, is een maatregel die bijdraagt tot het vertrouwen in de langetermijnveiligheid. Controleerbaarheid mag de langetermijnveiligheid niet in gevaar brengen en is nooit een vervangmiddel voor een minder performant ontwerp van de preventiemaatregelen beperking van activiteit en afzonderen, insluiten en vertragen (zie Figuur 2-5). In lijn met internationale feedback uit eerdere ervaringen en BBT wordt er een betrouwbaar en nauwlettend monitoringsysteem voorzien in de vorm van een drainagesysteem in de bergingsmodules terwijl de adequate afzondering en insluiting van het bergingssysteem maximaal worden behouden door het aantal en de afmetingen van de perforaties van de ondersteunende platen in de module te beperken. De voordelen en nadelen van dit monitoringelement worden in meer detail beschreven in Hoofdstuk 16 [R2-17].

Page 64: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-49

Inspectieruimtes — De robuustheid, betrouwbaarheid en controleerbaarheid van het drainagesysteem worden verbeterd door onderaan de modules inspectieruimtes te voorzien. Inspectieruimtes dragen bovendien bij tot een betrouwbare bijkomende insluiting in de installatie, indien er zich ondanks alle genomen andere maatregelen toch problemen zouden voordoen in de periode voor de sluiting van de berging.

Een adequate en robuuste afzondering en insluiting door het bergingssysteem worden gegarandeerd via de volgende maatregelen:

► De inspectieruimtes en -galerijen worden boven de in het ontwerp voorziene overstromingsniveaus gebouwd,

► De inspectieruimte heeft een beperkte hoogte en de doorgangen van de galerij naar de inspectieruimte werden geminimaliseerd waardoor de inspectieruimte ontoegankelijk is voor mensen,

► In de inspectieruimte is onder het midden van elke stapel monolieten één steunkolom geplaatst. Dit verbetert de robuustheid van de module met inspectieruimtes.

De inspectieruimtes moeten in een later stadium tijdens de sluiting, ongeveer een eeuw vanaf heden, nog opgevuld worden. De nodige ontwerpmaatregelen om dergelijke opvulling mogelijk te maken worden besproken in Hoofdstuk 10 [R2-11]. Vóór het begin van de sluitingsfase na ongeveer een eeuw vanaf nu, zal NIRAS specifieke tests in detail ontwikkelen voor de sluitoperaties, aanvullend aan de momenteel beschikbare industriële referenties die aantonen dat dergelijke opvuloperaties uitvoerbaar zijn [R2-11].

Het niet-opvullen van de inspectieruimtes wordt als een alternatief referentiescenario beschouwd in de veiligheidsevaluaties in Hoofdstuk 14 [R2-15]. Een niet perfecte opvulling van de inspectieruimte en onzekerheden qua traject van radionuclidenmigratie worden meegenomen in hypothesen van het referentiescenario in Hoofdstuk 14 [R2-15].

De specifieke ontwerpeisen voor de inspectieruimtes, drainagesystemen en module worden in meer detail beschreven in Hoofdstuk 8 [R2-9].

Vast stalen dak — In het ontwerp van de betonnen modules en het stalen dak wordt terdege rekening gehouden met de interacties tussen het stalen dak en de module, bijv. bij de evaluatie van de seismische belastingen en de zettingen. De specifieke ontwerpimplicaties voor de module en het vaste stalen dak worden in meer detail beschreven in Hoofdstuk 7 [R2-9].

Page 65: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-50 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Page 66: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-51

2.5.1 Reikwijdte van het beheersysteem – geïntegreerd beheersysteem

Het begrip Geïntegreerd Beheersysteem (IMS – Integrated Management System), zoals geïntroduceerd in de IAEA-normen ([R2-74],[R2-83],[R2-84]), combineert de verschillende regelingen en processen die nodig zijn ter realisatie van alle doelstellingen van de organisatie.

De doelstellingen hebben onder andere betrekking op veiligheid, gezondheid, milieu, kwaliteit, beveiliging, en maatschappelijke en economische elementen.

Het integreren van verschillende doelstellingen is een gegeneraliseerde kwaliteit. Het ontwikkelen van een IMS kan dus worden gezien als het ontwikkelen van een beheersysteem volgens een concept van gegeneraliseerde kwaliteit.

NIRAS werd opgericht door de wet van 8 augustus 1980 als een openbare instelling verantwoordelijk voor het beheer van al het radioactief afval op het Belgische grondgebied. Zoals vastgelegd in haar kwaliteitsbeleid, beheert NIRAS als dienst aan de gemeenschap al het radioactief afval, zowel nu als in de toekomst, op duurzame wijze en in overeenstemming met haar mission statement. De duurzame oplossingen integreren vier dimensies, met name (1) de technische en wetenschappelijke dimensie, (2) de financiële en economische dimensie, (3) de dimensie leefmilieu en veiligheid en (4) maatschappelijke en ethische dimensie.

De keuzes van NIRAS met betrekking tot het geïntegreerde beheersysteem zijn de volgende:

NIRAS heeft een integraal kwaliteitszorgsysteem dat ISO9001:2008 gecertifieerd is. Interne en externe audits worden regelmatig gehouden en zijn gericht om de performanties te verbeteren. Binnen dit kader wordt veiligheid zowel op een algemeen niveau voor NIRAS benaderd (kwaliteitsbeleid [R2-27], beleidsverklaring inzake nucleaire veiligheid [R2-2]) als op het specifieke niveau van de planning van de categorie A-bergingsinstallatie (veiligheidsbenadering paragraaf 2.2.2). In de veiligheidsbenadering wordt gegeneraliseerde kwaliteit geïntegreerd door vereisten die voortvloeien uit diverse gegevenheden op te nemen.

NIRAS zal rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor de categorie A-bergingsinstallatie, d.w.z. dat de instelling de nucleaire exploitant van deze inrichting wordt in de betekenis van het ARBIS [R2-50]. Bijgevolg:

► Ligt de hoofdverantwoordelijkheid voor de veiligheid van de categorie A-bergingsinstallatie bij NIRAS, conform principe 1 van de IAEA Safety Fundamentals [R2-71].

► Is een gedegen veiligheidsbeheer vereist, en meer specifiek een doeltreffend leiderschap en promotie van een veiligheidscultuur [R2-71].

NIRAS ontwikkelt een IMS dat zal worden toegepast op de categorie A-bergingsinstallatie.

Er worden procedures en arbitrage instanties voorzien om potentiële conflicten tussen vereisten op te lossen. Op die manier wordt rekening gehouden met uiteenlopende en soms tegenstrijdige vereisten resulterend uit de uiteenlopende doelstellingen van de organisatie. NIRAS beschikt momenteel over een dergelijke procedure en instantie voor de planning van de categorie A-bergingsinstallatie, en

Page 67: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-52 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

voorziet die eveneens in de toepassing van haar IMS ( zie Hoofdstuk 3 [R2-4] waarin het IMS wordt beschreven). De mogelijke conflicten worden opgelost:

► Op een traceerbare manier,

► Op een trapsgewijze manier, rekening houdend met:

• De belangrijkheid en de complexiteit van de vereiste,

• De gevaren en omvang van een mogelijke impact op de veiligheid, economische, maatschappelijke ... factoren,

► Met veiligheid als de hoogste prioriteit.

2.5.2 Organisatorische principes

Gezien de lange tijdsbestekken waarin een bergingssysteem wordt ontwikkeld en geïmplementeerd, is een organisatorische robuustheid en slagkracht van de organisaties die betrokken zijn bij deze activiteiten van het grootste belang om de ervaring en het besef van de belangrijkheid van veiligheid te behouden. Dit inzicht heeft een belangrijke drijfveer gevormd voor de oprichting van NIRAS als overheidsinstelling verantwoordelijk voor het beheer van radioactief afval in België [R2-130], en het verklaart waarom NIRAS

rechtstreeks verantwoordelijk zal zijn voor de categorie A-bergingsinstallatie.

De organisatorische principes voor de ontwikkeling en implementatie van de categorie A-bergingsinstallatie zijn:

Voortdurende verbetering— hiervoor wordt gebruik gemaakt van de plan-do-check-act cyclus.

Formeel geplande en gecontroleerde ontwikkeling van activiteiten — hiervoor zijn projectkwaliteitsplannen met welomschreven mijlpalen nodig.

Gelaagde bescherming — hiervoor wordt gewerkt met meerdere lagen van maatregelen, SSCs, veiligheidsfuncties en organisatorische elementen, met het Preventie-Monitoring-Actie of PMA

paradigma en met multidisciplinaire instanties die instaan voor de opvolging, analyse en verbetering van de veiligheid.

Optimalisatie — hiervoor wordt gewerkt met het paradigma ‘Safety As High as Reasonably‘ (SAHARA) (Veiligheid zo hoog als redelijkerwijze haalbaar), rekening houdend met economische en sociale factoren [R2-102], en het gebruik van multidisciplinaire instanties die instaan voor de opvolging, analyse en verbetering van de veiligheid (zie Hoofdstuk 3 [R2-4] waarin het IMS wordt beschreven).

Promotie van en controle op het bestaan van een veiligheidscultuur — hiervoor wordt gewerkt met een set technische en organisatorische instrumenten, zoals:

► Een systematisch gebruik van de reeds genoemde paradigma's met betrekking tot gelaagde bescherming en optimalisatie,

► Een systematisch gebruik van instrumenten voor risicoanalyse,

► Voorkoming en mitigatie van incidenten en ongevallen via een Stop-Think-Act-Review (Stop-Denk-Handel-Herbekijk) of STAR-benadering,

Page 68: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-53

► Een systematisch gebruik van feedback uit ervaringen, zowel uit de categorie A-bergingsinstallatie als van buitenaf.

2.5.3 Beheer van de ontwikkeling, optimalisatie en veiligheidsevaluatie van het ontwerp

Het beheer van de ontwikkeling en evaluatie van het ontwerp van de berging vindt plaats binnen het kwaliteitsbeheersysteem (paragraaf 2.5.1) en houdt rekening met de organisatorische principes (paragraaf 2.5.1).

Een projectteam werd opgezet om het ontwerp te realiseren, waarbij de projectleider rechtstreeks rapporteert aan de adjunct-directeur-generaal. Zij zorgden ervoor dat een team met de juiste technische en leidinggevende vaardigheden werd ingezet. NIRAS coördineert het ontwerp, de veiligheidsevaluatie en ondersteunende studies voor deze vergunningsaanvraag. De strategische methodologische aspecten werden uitgevoerd door NIRAS-personeel, bijgestaan door specifieke contractanten, terwijl de daadwerkelijke ontwerpstudies, berekeningen in het kader van veiligheidsevaluaties en de ondersteunende studies merendeels werd uitgevoerd door gespecialiseerde contractanten onder toezicht van NIRAS-personeel.

Voor de ontwikkeling van het project werd gezocht naar een breed spectrum van expertise, zowel op nationaal als internationaal vlak. Bovendien werd gezocht naar deskundigen met jarenlange relevante ervaring en met een internationale reputatie. Dit om relevante informatie in de wetenschappelijke literatuur te verzamelen, informatie over wat kan worden beschouwd als de beste beschikbare technieken (BBT) te verzamelen, informatie beschikbaar uit de terugkoppeling van ervaring te verzamelen, de noodzakelijke studies uit te voeren, de resultaten van studies te verifiëren, na te zien en te reviewen en ten slotte wetenschappelijke en technische geloofwaardigheid te verlenen aan de uitgevoerde studies.

De kwaliteit van de studies en de rapportering ervan was verzekerd op het niveau van de contractant (door hun ISO-gecertificeerd systeem of via specifieke QA procedures) en op het niveau van NIRAS. Het toezicht op en de coördinatie van de studies werd uitgevoerd door NIRAS-task managers en omvat onder andere regelmatige technische opvolging en technische evaluaties van de studies. De task managers identificeerden ook de noodzaak van bijkomende externe technische reviews door peers voor de studies en de rapporten vooraleer deze als definitief goed te keuren, bijvoorbeeld: (1) wanneer een bepaalde deskundigheid niet voldoende beschikbaar was bij NIRAS, (2) of niet beschikbaar op het ogenblik dat de studie moest worden goedgekeurd, (3) of in het geval een tweede opinie over een studie nodig was voordat deze kon worden goedgekeurd.

Het ontwerp wordt ontwikkeld en geëvalueerd volgens de veiligheidsbenadering beschreven in paragraaf 2.2.2. De veiligheidsbenadering is een globaal iteratief proces dat als doel heeft om uiteindelijk een berging te realiseren die voldoet aan de veiligheidsdoelstelling (paragraaf 2.4.1) en aan alle strategische veiligheidsoriëntaties (paragraaf 2.4.2), rekening houdende met de bestaande gegevenheden (paragraaf 2.3) die kunnen evolueren over de lange tijdsbestekken waarin een bergingssysteem wordt ontwikkeld en geïmplementeerd.

Zoals reeds aangehaald in paragraaf 2.2.2 blijft de primaire focus bij elke stap liggen bij de veiligheidsdoelstelling en waar mogelijk de verdere continue verbetering en optimalisatie van de veiligheid, gelaagde bescherming en aantoonbaarheid van de berging.

Verbeterings- en optimalisatieprocessen werden besproken in paragraaf 2.4.2.2.2 - Figuur 2-4 (systeem optimalisatie) en in paragraaf 2.4.2.3.6 - Figuur 2-8 (verbetering gelaagde bescherming).

Page 69: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-54 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

De continue verbetering en optimalisatie is echter, zoals reeds besproken in paragraaf 2.2.2.3, niet beperkt tot evaluaties bij het einde/start van nieuwe iteraties of programmastappen, en vindt continu plaats tijdens de stap “implementatie van de veiligheidsstrategie”.

Rekening houdend met de finaliteit om een berging te realiseren en rekening houdend met de diverse veiligheidsoriëntaties, worden voorstellen tot verdere verbetering van de veiligheid en optimalisatie afgewogen ten opzichte van de op dat ogenblik beschikbare elementen van volgende aspecten en kenmerken:

indien beschikbaar, radiologische impact van het bestaande systeem in vergelijking met de scenario gerelateerde dosis en risico beperkingen en mogelijkse veranderingen qua radiologische impact door de voorstellen tot verdere verbetering;

overeenstemming met bestaande praktijken, best beschikbare technieken en best beschikbare kennis;

optimalisatie van de stralingsbescherming: verdere beperking van de waarschijnlijkheid op blootstelling, van het aantal blootgestelde personen en van de individuele dosissen;

Verbetering van de capaciteit tot afzondering, insluiting en vertraging van de berging, d.w.z. de performantie van de berging.

verhoging van de graad aan passiviteit ter realisatie van de performantie van de berging;

verhoging van de robuustheid van de performantie van het bergingssysteem;

verhoging van de diversiteit van beschermingslagen;

verhoging van de preventiemaatregelen, controles, bijkomende insluiting en remediërende maatregelen binnen de gelaagde bescherming;

verhoging van de duurzaamheid van de SSCs;

doenbaarheid en beheersbaarheid van de realisatie en implementatie van de berging;

De gemakkelijkheid om operationaliseerbare, meetbare en controleerbare indicatoren en vereisten voor de performantie te verkrijgen.

beschikbaarheid en blijvende beschikbaarheid van materialen;

tijdspad voor een effectieve praktische realisatie en implementatie van de berging die de langetermijnveiligheid in de praktijk garandeert voor het afval;

overeenstemming met de bestaande reglementaire gegevenheden, met het maatschappelijk kader en draagvlak en met het economisch kader en draagvlak.

Rekening houdend met input van de diverse betrokken expertisedomeinen die tussenkomen in deze diverse aspecten die zowel met het ontwerp als met de evaluaties verbonden zijn, neemt de projectleiding vervolgens beslissingen op een traceerbare en trapsgewijze manier en met veiligheid als de hoogste prioriteit.

Page 70: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-55

2.5.4 Beheer van constructie, kwalificatieprogramma en inbedrijfstelling

Zie Hoofdstuk 3 – paragrafen 3.6 en 3.7 [R2-4], Hoofdstuk 7 – paragraaf 7.5 [R2-8], Hoofdstuk 8 – paragraaf 8.9.2 [R2-9] en Hoofdstuk 9 – paragraaf 9.3.1 [R2-10].

2.5.5 Beheer van onderhoud en van veroudering

Zie Hoofdstuk 3 – paragraaf 3.8.13 [R2-4], Hoofdstuk 9 – paragrafen 9.3.9 en 9.3.10 [R2-10].

2.5.6 Beheer van ervaringsfeedback

Zie Hoofdstuk 3 – paragraaf 3.4.5 [R2-4].

2.5.7 Beheer van monitoring en toezicht

Zie Hoofdstuk 16 – paragraaf 16.3 [R2-17].

2.5.8 Beheer van noodplan

Zie Hoofdstuk 3 – paragraaf 3.8.8 [R2-4], Hoofdstuk 9 – paragraaf 9.6 [R2-10].

2.5.9 Beheer van periodieke veiligheidsherzieningen

Zie Hoofdstuk 3 – paragraaf 3.8.13 [R2-4].

Page 71: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-56 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Page 72: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-57

2.6.1 Methodologie van veiligheidsevaluaties

De veiligheidsevaluatie behelst het proces van systematische analyse van de risico's verbonden aan de berging, alsmede de beoordeling van het vermogen van de site en het ontwerp van de installatie om veiligheidsfuncties en ontwerpeisen te vervullen.

Een veiligheidsevaluatie omvat, maar is niet beperkt tot, kwantitatieve performantie- en veiligheidsanalyses.

Performantie analyses kwantificeren enerzijds de initiële kenmerken van de SSCs die instaan voor een toekomstige afzondering, insluiting en vertraging (functionele indicatoren) en anderzijds de evolutie van de performantie op het gebied van afzondering, insluiting en vertraging (performantie-indicatoren).

Veiligheidsanalyses kwantificeren de mogelijke radiologische impact en/of risico van het bergingssysteem op de menselijke gezondheid en het milieu (veiligheidsindicatoren).

Een fundamentele keuze betreft de strategische veiligheidsoriëntatie ‘Iteratieve veiligheidsevaluatie gebaseerd op betrouwbare en robuuste elementen’ (paragraaf 2.4.2.4). Met deze keuze heeft NIRAS ervoor geopteerd om het proces van de veiligheidsevaluatie binnen het algemene kader van de veiligheidsbenadering te plaatsen.

De globale veiligheidsbenadering weerspiegelt het iteratieve karakter van de veiligheidsevaluatie die periodiek herzien en bijgewerkt wordt in functie van de veranderende gegevenheden, evaluatie van de wetenschappelijke basis, de realisatie van de berging, technologische ontwikkelingen, monitoring- en toezichtsprogramma's, middelen voor het uitvoeren van kwantitatieve analyses en nieuwe nationale of internationale ontwikkelingen met betrekking tot methodologieën voor de veiligheidsevaluatie, veiligheidsevaluatie praktijken en veiligheidsgerelateerde eisen (zoals weergegeven in Figuur 2-3 van paragraaf 2.2.2).

De methodologie voor de veiligheidsevaluaties wordt vooraf aan de ontwikkeling van de kennisbasis en de veiligheidsevaluaties gedefinieerd als onderdeel van de veiligheidsstrategie.

De eerste reden hiervoor is om de evaluaties te richten op de centrale veiligheidsdoelstelling, de strategische veiligheidsoriëntaties, de SSCs en de veiligheidsfuncties die opgenomen zijn in het veiligheidsconcept.

De tweede reden is om de bestaande nauwe integratie in de bergingsprogramma’s van NIRAS tussen de veiligheidsevaluaties en de overige activiteiten gestuurd door de veiligheidsstrategie, zoals de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennisbasis en het ontwerp van de SSCs en de uitvoering ervan, te behouden en verder te stimuleren.

De methodologie voor de veiligheidsevaluatie die NIRAS heeft ontwikkeld, is gebaseerd op de IAEA ISAM

methodologie die internationaal erkend is als een generieke methodologie voor veiligheidsevaluaties voor oppervlaktebergingsinstallaties voor laagradioactief afval.

De methodologie is in overeenstemming met de internationale beste praktijken, en dit werd door het NEA

internationaal peer review bevestigd. Dit is te danken aan meerdere factoren. De NIRAS-methodologie

Page 73: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-58 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

voor de veiligheidsevaluatie is ontwikkeld en uitvoerig nagezien door een brede waaier aan nationale en internationale experts, die onder andere betrokken zijn:

bij het opstellen en herzien van internationale richtlijndocumenten van het NEA en het IAEA over veiligheidsevaluaties van bergingen,

in EC projecten over veiligheidsevaluaties voor geologische berging en

in internationale industriële projecten voor oppervlakteberging.

Zoals opgemerkt door het NEA internationale peer review team, loopt de methodologie ook voorop bij het internationale veiligheidsonderzoek voor een aantal aspecten, zoals de veiligheidsfuncties en het gebruik van het veiligheidsconcept voor de veiligheidsargumentatie.

De NIRAS-methodologie is een ondertussen beproefde methodologie die door de jaren heen verscheidene malen praktisch getest, toegepast en verfijnd is geweest.

De methodologie is gebaseerd op de ISAM methodologie die op zijn beurt het gevolg is van jarenlange wereldwijde ervaring met veiligheidsevaluaties en vergunningen van industriële oppervlaktebergingsprojecten.

In de voorontwerpfase 1998-2006 werd de methodologie toegepast door NIRAS en haar contractanten voor de verschillende voorstellen voor oppervlakteberging, ondiepe berging en geologische berging.

De methodologie en de toepassing ervan werden ook besproken met het FANC tijdens de voorontwerpfase.

Er werden lessen getrokken uit de diverse activiteiten tijdens de voorontwerpfase, en de methodologie voor de huidige projectfase werd vervolgens verfijnd.

Begin 2008 werd een voorstel voor de methodologie opgesteld voor de vergunningsaanvraag en vervolgens in parallel getest door NIRAS samen met haar contractanten, en besproken met het FANC in de periode 2008-2009.

In 2009 werd het voorstel voor de methodologie voor de projectfase verder aangepast als gevolg van de testen, overleg met het FANC en als gevolg van de FANC leidraad documenten die beschikbaar waren in 2008-2009.

De internationale basis, de aangebrachte verfijningen zodat de Belgische context in rekening wordt gebracht, de aangebrachte verfijningen door praktische tests en toepassingen, het nazicht door externe experts en het FANC, en ten slotte de globale peer review door het NEA, vormen samen de bevestiging dat de methodologie het niveau van volwassenheid heeft bereikt nodig voor een formele vergunningsaanvraag.

2.6.2 Reikwijdte van de veiligheidsevaluatie

In lijn met de IAEA aanbevelingen voor veiligheidsevaluaties [R2-73] worden de volgende elementen geëvalueerd:

De identificatie en evaluatie van mogelijke stralingsrisico's tijdens alle fases en periodes in de levensloop van een installatie:

► Operationele veiligheid en langetermijnveiligheid worden behandeld (zie verder Hoofdstuk 13 [R2-14] en Hoofdstuk 14 [R2-15]).

► Stralingsrisico's worden geëvalueerd ([R2-22], [R2-24]) om aan te geven hoe deze risico’s zo laag als redelijkerwijze mogelijk kunnen gehouden worden.

Page 74: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-59

► De veiligheidsgevolgen van menselijke interacties met de installatie en activiteit - menselijke factoren - worden zowel bij de operationele als de langetermijnveiligheid in beschouwing genomen. In de ontwikkeling van lange termijn scenario’s wordt aandacht besteed aan operationele activiteiten die gevolgen hebben op de langetermijnveiligheid [R2-22].

► Er worden passende bergingslimieten voor de aanwezigheid van langlevende radionucliden in het afval en de bergingsinstallatie opgelegd, zodat de langetermijnveiligheid gewaarborgd blijft [R2-15].

► Conformiteit met de relevante dosis- en risicolimieten, beperkingen en referentiewaarden komt zowel voor de operationele veiligheid als de langetermijnveiligheid aan bod.

De evaluatie of de veiligheidsfuncties met voldoende betrouwbaarheid worden vervuld zoals voorzien in het veiligheidsconcept en een evaluatie van functionele defecten: deze performantie-analyse is enerzijds gebaseerd op een fenomenologisch inzicht in het ontwerp (zie Hoofdstukken 5, 7, 8 en 12 [R2-6], [R2-8], [R2-9], [R2-13]) en anderzijds op specifieke kwantitatieve performantie-analyses die terdege rekening houden met onzekerheden (zie Hoofdstukken 13 en 14 [R2-14], [R2-15]).

De evaluatie van kenmerken van de site die verband houden met de veiligheid van de installatie [R2-23].

De evaluatie van de voorzieningen voor operationele stralingsbescherming [R2-13].

De evaluatie van engineering-aspecten “beproefd en robuust ontwerp” [R2-8], [R2-9].

De evaluatie van het feit of er adequate voorzieningen werden getroffen aangaande de gelaagde bescherming [R2-8], [R2-9], [R2-13], [R2-15].

De evaluatie van onzekerheden met de volgende einddoelen:

► Identificatie van onzekerheden en/of combinaties van onzekerheden die een bedreiging kunnen vormen voor het veiligheidsconcept, de strategische veiligheidsoriëntaties en de veiligheidsdoelstelling [R2-15].

► Prioriteiten vaststellen voor toekomstige programma's en optimalisatie van de implementatie en de monitoring van het ontwerp (QC -testen bijv.) en het O&O-programma [R2-25] met de volgende stappen:

• Identificatie van onzekerheden die werden gereduceerd in de huidige en vorige programmastappen.

• Identificatie van die onzekerheden die de grootste impact hebben op de 'afzondering en insluiting'-strategie (rangschikking van onzekerheden).

• Identificatie van reduceerbare en niet-reduceerbare onzekerheden binnen de onzekerheden die de grootste impact hebben op de 'afzondering en insluiting'-strategie als input voor het toekomstgerichte programma.

• Identificatie van de invloed die de onzekerheden met betrekking tot de omgeving van het bergingssysteem (d.w.z. de componenten die niet bijdragen tot de 'afzondering en insluiting'-strategie) zouden kunnen hebben op het omgevingstoezichtprogramma en op kwantitatieve evaluatie van de radiologische impact.

Page 75: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-60 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

In de methodologie van de veiligheidsevaluatie zijn de twee aspecten, performantie en radiologische effect/risico, op verschillende niveaus nauw met elkaar verweven en worden dus geëvalueerd op een geïntegreerde manier.

Deze geïntegreerde evaluatie zorgt ervoor dat het optimalisatieproces aandacht besteedt aan zowel de performantie van het bergingssysteem als aan de radiologische impact/het radiologische risico. Dergelijke geïntegreerde aanpak laat een evenwichtige beoordeling toe. Dit wil zeggen dat aspecten die geen impact op de performantie hebben maar wel op kwantitatieve schatting van de radiologische impact of van het radiologisch risico niet onterecht beklemtoond worden, en op die wijze enigszins voorbijgaan aan de aspecten die zowel de performantie als radiologische impact/radiologische risico in positieve zin beïnvloeden.

In deze geïntegreerde evaluatie worden meerdere complementaire veiligheids- en performantie-indicatoren (voor de verschillende indicatoren zie verder Hoofdstuk 14 – paragraaf 14.2.6 [R2-15]) samen gebruikt in combinatie met aanvullende niet-kwantitatieve redeneringen op basis van het begrip BBT. Omdat verschillende indicatoren verschillende deelaspecten van de veiligheid en performantie benadrukken, bijvoorbeeld individuele piekdosis versus totale oppervlakte waarin radionucliden op lange termijn kunnen vrijkomen, levert dergelijke geïntegreerde evaluatie de mogelijkheid tot een evenwichtige beoordeling waarin de optimalisatie niet onterecht focust op één enkel deelaspect van de veiligheid of de performantie van de berging.

De beoordeling van de veiligheidsindicatoren radiologische impact en radiologisch risico wordt naast de vergelijking van de indicators met de referentiewaarden ook rekening gehouden met:

de voorzichtigheid waarmee dosis- en risicobeperkingen vastgelegd werden,

de voorzichtigheid van de scenario’s, modellen en parameters waarmee de radiologische impact en risico berekend worden.

Door met al deze aspecten rekening te houden wordt er een evenwichtige beoordeling verkregen, waarin geen enkel aspect van de radiologische veiligheid onterecht teveel wordt benadrukt en op die wijze mogelijks de optimalisatie in het gedrang brengt van andere aspecten van de performantie van het bergingssysteem en/of de veiligheid van het afvalbeheer.

De geïntegreerde evaluatie van veiligheid en performantie brengt de veelzijdige aard van veiligheid in rekening, alsook de daaruit voortvloeiende globale systeem optimalisering die eerder kwalitatief van aard is, dan beperkt tot een louter wiskundige kwantitatieve optimaliseringsoefening van bv. een veiligheidsindicator zoals het individuele dosistempo of een gewogen combinatie van verscheidene kwantitatieve indicatoren.

2.6.3 Globaal veiligheidsevaluatieproces

Het globale evaluatieproces dat wordt gevolgd voor elk van de veiligheidselementen, kan aan de hand van de volgende drie stappen worden samengevat (Figuur 2-9):

1) Het voorbereiden van de evaluaties, voortbouwend op de ervaringen, middelen, expertise en vaardigheden opgebouwd bij vorige programma stappen en iteraties. Deze voorbereiding omvat:

a) Het bepalen van de reikwijdte van de veiligheidsevaluatie, bijv.:

i) Aspecten van langetermijnveiligheid of operationele veiligheid.

Page 76: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-61

ii) Keuze van elementen waarvoor kwalitatieve evaluaties en kwantitatieve evaluaties zullen worden uitgevoerd.

iii) Bepaling van de evaluatiedoelen, d.w.z. de doelstellingen en berekeningseindpunten van de kwantitatieve analyses.

b) Het verzamelen van een brede en betrouwbare kennisbasis voor de evaluatie.

2) Kwalitatieve evaluaties en/of kwantitatieve analyses op basis van de kennis en bijbehorende onzekerheden.

a) Kwalitatieve evaluaties, bijvoorbeeld beoordelingen gebaseerd op resultaten van eerdere programmastappen en/of iteraties

b) Kwantitatieve analyses met:

i) Identificatie van scenario’s en rekengevallen

ii) Bepaling van conceptuele, mathematische en computermodellen

iii) Bepaling van invoerparameters

iv) Berekeningen

3) Interpretatie en presentatie van de resultaten om een duidelijk beeld te geven van:

a) De veiligheid van het bergingssysteem

b) De performantie van het bergingssysteem qua afzonderen, insluiten en isoleren

c) De invloed van de behandelde onzekerheden.

Deze stappen worden in meer detail behandeld in latere hoofdstukken: voor operationele veiligheid, zie Hoofdstuk 13 [R2-14], voor langetermijnveiligheid, zie Hoofdstuk 14 [R2-15].

Page 77: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-62 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Figuur 2-9: Globaal veiligheidsevaluatieproces.

2.6.4 Scenario’s en veiligheidsanalyse

Een hoofdbestanddeel van de veiligheidsevaluaties op lange termijn is de veiligheidsanalyse die een reeks van verschillende kwantitatieve berekeningen omvat die worden uitgevoerd in een gepland, stapsgewijs proces dat afgebeeld staat in Figuur 2-10 en dat uitgewerkt wordt in Hoofdstuk 14 [R2-15]:

Het invoergegeven voor de veiligheidsanalyse is de bronterm 2008 versie 1 (zie Hoofdstuk 6 – paragraaf 6.4.4.1 [R2-7])

Een eerste reeks berekeningen zijn de over het algemeen zeer conservatieve radionuclide screening berekeningen om:

► De voor de langetermijnveiligheid belangrijke radionucliden te identificeren. Deze radionucliden hebben het potentieel om een waarneembare bijdrage te leveren aan de radiologische impact op

1. Voorbereiding veiligheidsevaluaties

Ervaring en vaardigheden opgedaan tijdens vorige programmastappen en -iteraties

Definitie van context en scope van de evaluatie

Verzamelen van een brede en betrouwbarekennisbasis

2. Uitvoeren van veiligheidsevaluaties

Identificatie van scenario’s en rekengevallen

Vastleggen van conceptuele, mathematische en computermodellen

Vastleggen van invoer parameters

Uitvoeren van berekeningen

3. Interpretatie en presentatie van resultaten

Feedback naar volgende programmastappen binnen de globale iteratieve

veiligheidsbenadering

Page 78: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-63

lange termijn en worden dus meer in detail behandeld in de evaluatiebasis, de bergingslimiet berekeningen en de radiologische impact berekeningen.

► Sommige blootstellingswegen of scenario’s uit te screenen van de meer gedetailleerde evaluaties. Op basis van de screening kan er besloten worden dat er geen behoefte is aan de ontwikkeling van gedetailleerde gas uitlogingscenario’s (zie Hoofdstuk 14 – paragraaf 14.4.3 [R2-15]).

Een tweede reeks berekeningen zijn de bergingslimietberekeningen die voorzichtig de bergingslimieten bepalen voor alle voor de langetermijnveiligheid belangrijke radionucliden. De scenario's die worden gebruikt om de bergingslimieten te bepalen zijn:

► Grondwater uitlogingscenario’s

► Intrusie scenario’s

De berekeningen voor de bergingslimieten neemt de IAEA "sommatie van fracties" methodologie als uitgangspunt. Dit draagt bij tot een robuuste en geloofwaardige methode voor het opleggen van de bergingslimieten zoals bevestigd door het NEA internationale peer review team.

De bronterm - versie 1 wordt vervolgens conform gemaakt aan de berekende bergingslimieten, wat resulteert in de 2008 bronterm - versie 2 voor de voor de langetermijnveiligheid belangrijke radionucliden (zie Hoofdstuk 6 – paragraaf 6.4.4.2 [R2-7]).

De derde set berekeningen zijn de radiologische impact berekeningen waaruit blijkt dat het radiologisch effect van de verwachte bronterm passend laag is voor al de beschouwde soorten scenario's. ► Voor een robuust scenario met de verwachte geleidelijke uitloging van radionucliden naar het

grondwater, dus het referentiescenario (RS), wordt de radiologische impact berekend en vergeleken met de dosisbeperking van 0,1 mSv/jaar (zie paragraaf 2.4.2.2.1).

► Voor grondwater uitlogingsscenario’s die minder waarschijnlijk zijn, maar toch enige plausibiliteit hebben, te weten de alternatieve referentiescenario’s (ARS), werden de radiologische risico’s berekend en vergeleken met de risicobeperking van 1 10-6/jaar (zie paragraaf 2.4.2.2.1).

► De impact van de scenario's onder gestileerde voorwaarden werd berekend en in perspectief geplaatst met een dosis referentieniveau van 3mSv per intrusie en 3 mSv per jaar [R2-137], [R2-139]. De gestileerde voorwaarden omvatten:

• Onvrijwillige menselijke intrusiescenario's (HIS) [R2-137]

• Penaliserende scenario's (PS) conform aan de leidraad [R2-139], vertegenwoordigen PS een controle van de robuustheid na enkele 1000’en jaren wanneer subjectieve onzekerheden op de evolutie van het systeem zo groot zijn geworden dat de evaluaties over residuele performantie louter illustratief zijn.

Page 79: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-64 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Figuur 2-10: Overzicht van de veiligheidsanalyse.

De geïntegreerde veiligheids- en performantie-evaluatie beschouwt ook andere grondwateruitlogingscenario’s die het effect onderzoeken van verschillende, meer realistische modelleringsaannamen. Dit laat toe om de veiligheidsmarges te bepalen.

Het laat bovendien toe om een aantal aspecten van voorzichtigheid van de modelleringsaannamen van de veiligheidsanalyse scenario's RS, ARS te rechtvaardigen en bij te dragen tot de evaluatie van onzekerheden. Deze scenario’s maken het ten slotte ook mogelijk dat de performantie onder normale omstandigheden en bij verstoringen en onzekerheden kan worden geanalyseerd. Op deze wijze dragen de extra scenario’s en rekengevallen verder bij tot het principe van aantoonbaarheid uit paragraaf 2.2.2.

De verwachte evolutie van het systeem, gebaseerd op de verworven wetenschappelijke kennis in de brede evaluatiebasis, worden in deze bijkomende analyses vertaald in ► Het verwachte evolutie scenario (expected evolution scenario - EES) ► gebaseerd op meer waarschijnlijke aannamen dan de EES in het waarschijnlijk evolutie scenario

(likely evolution scenario - LES)

De gewijzigde systeemevoluties, die minder waarschijnlijk zijn, worden in deze bijkomende analyses omgezet in alternatieve evolutiescenario's (alternative evolution scenarios - AES).

De relatie tussen de verschillende scenario’s voor geleidelijke uitloging wordt weergegeven in Figuur 2-11.

Page 80: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-65

Figuur 2-11: Grondwater uitlogingscenario’s beschouwd in de veiligheidsevaluaties.

Aannemelijkeevolutie-scenario(LES)

Fenomenologischbegrip van de

verwachteperformantie

Initiërende FEPs(natuurlijkeoorsprong)

Verwachte evolutie-scenario (EES)

Referentiescenario(RS)

Alternatieve evolutie-scenario’s (AES’en)

Alternatieve referentie-scenario’s (ARS’en)

Veiligheidsanalyse

Gedetailleerde analyse:1) Performantie

2) Veiligheidsmargesuit gevoeligheids- en onzekerheidsanalyse

geloofwaardigheid

meer aannemelijkeonderstellingen

Page 81: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-66 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Page 82: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-67

2.7.1 Ontwikkeling van het ontwerp

2.7.1.1 Proces van de ontwikkeling van het ontwerp

De ontwerpstrategie wordt bepaald binnen, en is consistent met de veiligheidsstrategie, zoals getoond in Figuur 2-12. Binnen de veiligheidsstrategie worden de veiligheidsdoelstelling (paragraaf 2.4.1) en de strategische veiligheidsoriëntaties (paragraaf 2.4.2) afgeleid op basis van het regelgevend kader, d.w.z. het geheel van reglementaire vereisten (paragraaf 2.3.2) en aanbevelingen (paragraaf 2.3.3).

Figuur 2-12: De veiligheid- en ontwerpstrategie.

De veiligheidsstrategie is onderdeel van de iteratieve veiligheidsbenadering (paragraaf 2.2.2) die erop gericht is om de veiligheidsdoelstelling (paragraaf 2.4.1) te realiseren, en waar mogelijk tijdens de verschillende programmastappen en iteraties de veiligheid, gelaagde bescherming en aantoonbaarheid van de berging verder continu te verbeteren, te optimaliseren.

Verbeterings- en optimalisatieprocessen werden besproken in paragraaf 2.4.2.2.2 - Figuur 2-4 (systeem optimalisatie), in paragraaf 2.4.2.3.6 - Figuur 2-8 (verbetering gelaagde bescherming), en in paragraaf 2.5.3 (beheerstrategie - kenmerken waarmee rekening gehouden wordt bij optimalisatie). Er is ook een wederzijdse beïnvloeding tussen verbeterings- en optimalisatieprocessen van het ontwerp en de elementen die behandeld worden in de veiligheidsevaluatiestrategie (paragraaf 2.6.2).

De verbeterings- en optimalisatieprocessen zijn een uitwerking van de volgende strategische veiligheidsoriëntaties:

Veiligheidsdoelstelling

Strategische veiligheidsoriëntaties

Regelgevend kader

Institutionele beslissingen&voorwaarden vanstakeholders

Resultaten uit vroegereprogrammastappen eniteraties

Keuzen, inputs en processen

Ontwerp strategieBeheer-strategie

Evaluatiestrategie

Bestaandegegevenheden

Veiligheidsstrategie

SafetyConcept

Ontwerpkeuzes

Veiligheids-

> Ontwerpvereisten> Conformiteitscriteria

ontwerp inputs

Vereistenconcept

Page 83: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-68 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Principes van stralingsbescherming (paragraaf 2.4.2.2.1),

Systeemoptimalisatie (paragraaf 2.4.2.2.2),

Gelaagde bescherming (paragraaf 2.4.2.3.6),

Iteratieve veiligheidsevaluaties (paragraaf 2.4.2.4).

Het ontwerpproces dat werd gevolgd voor de monolieten en de bergingsinstallatie, wordt gedocumenteerd in Hoofdstukken 7 [R2-8] en 8 [R2-9].

2.7.1.1.1 Veiligheidsconcept

De ontwerpstrategie begint met de ontwikkeling van het veiligheidsconcept, d.w.z. de integrale beschrijving van de belangrijkste door het systeem en de SSCs geboden veiligheidsfuncties die ervoor zorgen dat elk van die functies ten minste gedurende de aangewezen fasen en tijdvakken worden vervuld (zie verder paragraaf 2.8). Het veiligheidsconcept is een verdere uitwerking van de volgende strategische veiligheidsoriëntaties:

afzonderen, insluiten en vertragen (paragraaf 2.4.2.3.2),

passieve veiligheid (paragraaf 2.4.2.3.3),

robuustheid (paragraaf 2.4.2.3.4),

diversiteit (paragraaf 2.4.2.3.5),

gelaagde bescherming (paragraaf 2.4.2.3.6),

veiligheidsevaluaties gebaseerd op betrouwbare en robuuste elementen (paragraaf 2.4.2.4).

Het veiligheidsconcept werd ontwikkeld op basis van bestaande kennis en vereisten van het systeem.

2.7.1.1.2 Ontwerpkeuzes

Parallel aan de ontwikkeling van het veiligheidsconcept worden de ontwerpkeuzes van NIRAS

gedocumenteerd.

Dit zijn keuzes die NIRAS maakt voor het ontwerp (zie verder paragraaf 2.7.4) van de berging en voor de implementatie van de berging (zie verder paragraaf 2.7.5), rekening houdend met de verschillende strategische veiligheidsoriëntaties uit paragraaf 2.4.2 en met de verbetering en optimalisatie van de veiligheid, gelaagde bescherming en aantoonbaarheid zoals besproken in paragraaf 2.2.2.

2.7.1.1.3 Vereisten

Vereisten vormen de vertaling van vaststaande gegevenheden voor de ontwikkeling van het ontwerp, waarbij de gegevenheden geen ontwerpkeuzen zijn van NIRAS in de voorliggende programmastap.

Een eerste reeks van vereisten zijn een reeks van vertalingen van het regelgevende kader, via de veiligheidsdoelstelling en de strategische oriëntaties uit paragrafen 2.4.1 en 2.4.2. Hoewel de meeste van deze vereisten reeds in het veiligheidsconcept zijn ingebouwd, worden ze volledigheidshalve ook hier beschouwd.

Een tweede reeks van vereisten zijn een uitwerking van institutionele beslissingen. De bestaande gegeven en voorwaarden omvatten voorwaarden van de stakeholders of resultaten en ontwerp oriëntaties uit

Page 84: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-69

vroegere programmastappen en iteraties die via institutionele beslissingen als bestaande gegevenheid voor de volgende programmastappen vastgelegd zijn. Deze bestaande gegevenheden zijn opgesomd in paragraaf 2.3.4.2.

De site specifieke condities op basis van de kennisbasis uit de vroegere programmastappen en iteraties. Zo heeft de karakterisering van de site tijdens de vroegere programmastappen en de identificatie van de aandachtspunten van de interacties tussen NIRAS en het FANC tijdens de voorontwerpfase (zie paragraaf 2.3.4.2) aangegeven dat in het ontwerp bijzondere aandacht moet besteed worden aan de volgende aspecten verbonden met de gegevenheid van de gekozen site te Dessel:

Het vermijden van contact tussen grondwater en de bergingsstructuren.

Het optreden van zettingen.

Het optreden van aardbevingen.

Het optreden van overstromingen.

2.7.1.1.4 Ontwerpinputs en ontwerpvereisten

De vereisten, het veiligheidsconcept en de ontwerpkeuzes vormen samen de ontwerpinputs die de ontwikkeling van het ontwerp van de bergingsinstallatie verder sturen.

Om de ontwerpontwikkeling te sturen, worden de ontwerpinputs vertaald in ontwerpvereisten, die de restricties op de diverse SSCs beschrijven en in een aantal gevallen een aantal ontwerpinputs groeperen en operationaliseren, d.w.z. vertalen naar instructies die direct bruikbaar zijn voor een ontwerper.

Een voorbeeld van dergelijke groepering is te vinden in paragraaf 2.3.3 van [OD-001]. Het betreft de ontwerpvereiste “DR6 – Verzekeren van een gepaste levensduur van veiligheidsrelevante materialen”. De ontwerpvereiste DR6 groepeert twee ontwerpinputs, met name:

1) de input DC1 dat de duurzaamheid van de SSCs geoptimaliseerd wordt (zie ook vroegere paragraaf 2.5.3 van dit Hoofdstuk 2).

2) de input DC4 dat het ontwerp gebaseerd wordt op het PMA paradigma, dit wil zeggen dat de veiligheidsrelevante materialen bij voorkeur op preventieve wijze zo lang als mogelijk weerstaan aan verstoringen, dat deze materialen kunnen gemonitord en gecontroleerd worden op hun correct functioneren en dat desgevallende correctieve acties kunnen genomen worden om de materialen terug correct te doen functioneren (zie ook vroegere paragraaf 2.4.2.3.6 over gelaagde bescherming, paragraaf 2.5.2 over de organisatorische principes en paragraaf 2.5.3 over het beheer van de ontwikkeling en optimalisatie van het ontwerp).

Een overzicht van alle designinputs en hun link met de strategische veiligheidsoriëntaties wordt gegeven in paragraaf 2.3.1 van [OD-001], terwijl de designvereisten en hun link met de designinputs behandeld worden in paragraaf 2.3.3 van [OD-001].

Page 85: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-70 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

2.7.1.1.5 Conformiteitscriteria

De ontwerpinputs worden gekenmerkt door conformiteitscriteria aan de hand waarvan kan worden geëvalueerd of aan de ontwerpeisen werd voldaan. De conformiteitscriteria vormen de beoogde performanties (“performances visées”) van het ontwerp van het systeem en van de verschillende SSCs.

We merken op dat dergelijke operationaliseerbare conformiteitscriteria bijdragen tot de aantoonbaarheid van de veiligheid (paragrafen 2.2.2 en 2.4.2.4).

De ontwerpeisen beschrijven onder andere de ‘referentieongevallen’, d.w.z. de bedreigingen waartegen de installatie volgens het ontwerp bestand moet zijn (referentieongevallen gedefinieerd in de vereisten van het FANC in [R2-138], [R2-143], [R2-144]).

Een overzicht van de conformiteitscriteria wordt gegeven in Appendix 2 van [OD-001]. Deze informatie wordt ook in het veiligheidsrapport behandeld, Hoofdstuk 8 – paragraaf 8.8 [R2-9].

2.7.1.2 Fases in de ontwikkeling van het ontwerp

De ontwikkeling van het bergingssysteem op het ontwerpniveau omvat de ontwikkeling van een referentie-ontwerp, met mogelijke varianten, en van implementatieprocedures, die allebei voor zover noodzakelijk worden ontwikkeld. De mate van detail neemt toe tijdens de verschillende programmastappen.

Het programma voor de berging van categorie A afval bevindt zich momenteel in een projectfase. Bij het indienen van de vergunningsaanvraag, is de mate van detail de gedetailleerde engineering van de diverse SSCs. De algemene lay-out wordt verfijnd en houdt rekening met de kenmerken van de site en de bestaande gegevenheden. Er wordt een schema voor de uitvoering van de werken en een geüpdatete kostenraming gemaakt. Deze informatie vormt de basis voor een beslissing aangaande de oprichting/ bouw en exploitatie van de bergingsinstallatie. Tijdens het vergunningsproces worden de technische specificaties in detail vastgelegd voor de aankoop en productie van alle componenten. In de laatste fase die leidt tot de bouw van de bergingsinstallatie, wordt het ontwerp "bekrachtigd voor constructie".

Alvorens met de exploitatie wordt gestart, moet een reeks van inbedrijfstellingstests/commissioning tests met succes beëindigd zijn, moet er een volledige en up-to-date documentatie bestaan van het as-builtinstallatie-ontwerp, alsook een set exploitatieprocedures bestaande uit normale exploitatieprocedures, exploitatieprocedures voor incidenten en noodprocedures, gebaseerd op een incidenten en ongevallen analyse en op bestaande operationele ervaring. Er worden exploitatieprocedures ontwikkeld om werknemers te leren hoe ze de normale werkingsactiviteiten moeten uitvoeren en hoe ze moeten reageren wanneer er zich een incident of ongeval voordoet.

2.7.1.3 Best beschikbare technieken en systeemoptimalisatie

Voor een algemene beschrijving van het ontwerp van de oppervlaktebergingsinstallatie voor categorie A-afval, verwijzen we de lezer naar Hoofdstuk 1 van dit veiligheidsrapport en/of naar het voorgaande paragraaf 2.1.

Page 86: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-71

2.7.1.3.1 Rekening houden met best beschikbare technieken

Optimalisatie wordt gekaderd binnen het algemeen proces van systeemoptimalisatie (paragraaf 2.4.2.2.2, Figuur 2-4). In dit proces wordt op basis van de randvoorwaarden en doelstellingen van het systeem, een optimalisatie uitgevoerd. De doelstelling van het systeem is een oppervlakteberging op de geselecteerde site te Dessel, waarbij het oppervlaktebergingsconcept veilig, omkeerbaar en controleerbaar moet zijn en gebaseerd op het voorontwerp voor de oppervlakteberging zoals ontwikkeld door STOLA-Dessel.

Temeer omdat oppervlakteberging van categorie A afval wereldwijd sinds meerdere decennia een gangbare en beproefde industriële praktijk is, zijn best beschikbare technieken een belangrijk element van optimalisatie conform Figuur 2-4.

Gedurende de vorige programmastappen van het categorie A programma werd dan ook reeds terdege rekening gehouden met het ontwerp en de ervaring die opgedaan werd in bestaande installaties voor oppervlakteberging in het buitenland, in het bijzonder in het Verenigd Koninkrijk (LLWR nabij Drigg), Frankrijk (Centre de la Manche, Centre de Faible et Moyenne Activité – l’Aube) en Spanje (El Cabril). Bovendien nam NIRAS in die periode actief deel aan de IAEA activiteiten met betrekking tot oppervlakteberging, bijvoorbeeld de ISAM en ASAM projecten.

Sinds het beëindigen van de technische studies voor de voorontwerpfase werden een volgende stappen genomen om verder gebruik te maken van de best beschikbare technieken:

Cementgebaseerde materialen worden wereldwijd toegepast als retentiebarrières voor radionucliden in bergingsinstallaties voor radioactief afval. Meer in het bijzonder is het een gemeenschappelijk kenmerk van alle bestaande oppervlaktebergingen met technische barrières rondom laagactief afval. In 2005-2006 heeft NIRAS een compilatie laten uitvoeren [R2-28] over (1) de rol van de betonnen barrières en (2) de lopende studies met betrekking tot betonnen barrières, in de verschillende oppervlaktebergingsprojecten ter wereld. Dit liet NIRAS toe om haar verdere studies op beton te focussen op de belangrijke aspecten.

Tijdens de projectfase werden volgende internationale documenten beschouwd om verdere verfijningen aan het ontwerp en aan de materiaaleigenschappen van de SSCS aan te brengen:

IAEA TSR412, Scientific and Technical Basis for Near Surface Disposal of Low and Intermediate Level Waste, 2002 [R2-155]. In het bijzonder Hoofdstuk 2 over bergingsconcepten, monitoring en verschillende opties die ter beschikking staan van ontwerpers van een bergingsinstallatie.

IAEA TECDOC 1255, Performance of engineered barrier materials in near surface disposal facilities for radioactive waste – Results of a co-ordinated research project, 2001 [R2-156]. In het bijzonder Hoofdstuk 2 over de functie en aard van technische barrières voor oppervlaktebergingsinstallaties.

IAEA TECDOC 1256, Technical considerations in the design of near surface disposal facilities for radioactive waste, 2001 [R2-157]. In het bijzonder Hoofdstuk 2 over de ontwerpdoelstellingen, Hoofdstuk 3 over de verschillende ontwerpvereisten en Hoofdstuk 4 over het ontwerpproces gedurende verschillende programmastappen en de links met de veiligheidsevaluaties.

Bij het definiëren van de samenstelling voor de cementgebaseerde barrières voor de oppervlakteberging te Dessel, heeft NIRAS grotendeels geput uit internationale en eigen ervaring met cementgebaseerde barrières.

In het kader van het NIRAS B&C bergingsprogramma heeft een internationaal panel van deskundigen de detailontwikkeling van een betonnen buffer voor het ontwerp van de supercontainer voor hoogactief afval begeleid. Het panel omvatte experts van de Universiteit van Aberdeen - UK, BNFL-

Page 87: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-72 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

UK, CEA - Frankrijk, CEBELCOR - België, Galson Sciences - Verenigd Koninkrijk, Imperial College - UK, NIREX - Groot-Brittannië en het SCK•CEN – België.

Ook vond in de jaren '90 de detailontwikkeling en de implementatie van beton plaats voor de El Cabril oppervlakteberging in Spanje, ontwikkeld en geëxploiteerd door ENRESA.

Beide ervaringen, samen met het advies van deskundigen van ENRESA en IETcc die het beton voor El Cabril ontwikkelden, van het WTCB (Belgisch Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf) en de Universiteit van Aberdeen - Verenigd Koninkrijk, zijn gebruikt door NIRAS bij de bepaling van de samenstelling voor de betonnen buffer.

Carbonatatie was het belangrijkste verwachte degradatie mechanisme voor beton voor de El Cabril oppervlaktebergingsinstallatie en werd vervolgens verder beschouwd voor de specifieke opvolging van de site in de El Cabril bergingsinstallatie. In het verder onderzoeksprogramma van ENRESA, vertonen de in-situ ingegraven betonmonsters na 15 jaar nog geen enkel teken van carbonatatie [R2-158]. Daarmee wordt de hoge duurzaamheid bevestigd van het beton van El Cabril dat gelijkaardig is aan de betonnen buffer voor de modules en de caissons te Dessel.

De chemische retentie van radionucliden door cementgebaseerde barrières werd gedurende vele jaren in detail bestudeerd. Hierover bestaat een omvangrijke hoeveelheid literatuur. Met het oog op relevante en betrouwbare gegevens uit deze brede kennis te selecteren, heeft NIRAS opdracht gegeven voor een twee-sporenstudie.

Het eerste spoor bestond werd uitgevoerd door het SCK•CEN - België, en voor een aantal bijkomende elementen door ANDRA – Frankrijk en BMG – Zwitserland. De opdracht werd gegeven om alle relevante internationale vrij beschikbare literatuur en gegevens samen te brengen en om een eerste versie van de documenten op vlak van chemische retentie op te stellen.

Het tweede spoor bestond uit een internationaal panel van deskundigen die deze gegevens aanvulden op basis van hun kennis, waarbij alle gegevens werden besproken en beslist werd over de huidige wetenschappelijk beste schatting voor de onder- en bovengrenswaarden, als aanvulling op de eerste versie van de documenten en vervolgens werd de tweede versie van de documenten in detail herzien waarin de besprekingen van het expert panel vervat zit.

In de groep van internationale deskundigen waren deskundigen opgenomen uit de belangrijkste laboratoria die experimenten uitvoeren op vlak van chemische retentie van cementgebaseerde barrières (PSI - Zwitserland, Serco Assurance – Verenigd Koninkrijk, Universiteit van Aberdeen – Verenigd Koninkrijk, CEA - Frankrijk, BMG - Zwitserland) en afvalbeheer instellingen met ervaring in cementgebaseerde barrières (ANDRA - Frankrijk, NAGRA - Zwitserland, NDA – Verenigd Koninkrijk).

Dit heeft geresulteerd in state-of-the-art documenten op het vlak van retentie van radionucliden op cementgebaseerde barrières ([R2-29];[R2-30]), die internationaal ook worden gebruikt in andere bergingsprojecten voor radioactief afval.

Aarden afdekkingen worden op grote schaal toegepast als infiltratie barrières voor oppervlakteberging van afval. Bij het definiëren van het profiel van de afdekking voor de oppervlakteberging van categorie A afval in Dessel, heeft NIRAS zich grotendeels gebaseerd op bestaande nationale en internationale ervaring. De bepaling van het profiel heeft kunnen steunen op de ervaringsterugkoppeling uit bestaande afdekkingen (zie ook paragraaf 8.4 van [R2-32]) zoals:

Page 88: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-73

de afdekking gebouwd in 1986 op de UMTRAP installaties in Olen op ongeveer 10 km van de bergingssite (UMTRAP installatie is het gevolg van de sanering van radiumproducten en residu’s),

de afdekking gebouwd in 1996 in Centre de la Manche, Frankrijk (bergingsinstallatie voor laagactief afval)

de proefafdekking geïnstalleerd op het Centre de l'Aube, Frankrijk, in 1996.

De bepaling van de afdekking heeft ook gebruikt gemaakt van de ervaringsterugkoppeling uit een specifiek internationaal panel van deskundigen dat NIRAS heeft bijeengeroepen in de loop van de huidige projectfase [R2-31].

2.7.1.3.2 Optimalisatiekenmerken op basis van best beschikbare technieken voor bestaande bergingsinstallaties in het buitenland

Tijdens de volledige periode van ontwikkeling van het ontwerp hebben BBT en feedback uit internationale ervaringen geresulteerd in de volgende elementen en keuzes met betrekking tot optimalisatie. Voor iedere optimalisatiekeuze worden de belangrijkste kenmerken uit paragraaf 2.5.3 vermeld.

Alle keuzes zijn in overeenstemming met bestaande internationale praktijken in operationele installaties voor de oppervlakteberging van categorie A afval.

1) Het gebruik van cementgebaseerde materialen als belangrijkste radionuclide-retentiebarrières.

Deze keuze verhoogt de doenbaarheid en beheersbaarheid van de realisatie van de berging en is gekenmerkt door een hoge waarschijnlijkheid op blijvende beschikbaarheid van materialen wegens het brede gebruik van dergelijke materialen.

Deze keuze is via de beslissing van de Ministerraad van 23/06/2006 voor het voorlopige ontwerp van STOLA-Dessel verankerd als bestaande gegevenheid, die een “vereiste” vormt voor alle verdere programmastappen.

2) Bergingseenheden van het moduletype.

De toevoeging van modules verbetert de capaciteit tot afzondering, insluiting en vertraging. De keuze verlaagt ook de waarschijnlijkheid van blootstelling, aantal blootgestelde personen en individuele dosissen. Het verhoogt ook het de preventiemaatregelen in het kader van gelaagde bescherming.

Deze keuze is via de beslissing van de Ministerraad van 23/06/2006 voor het voorlopige ontwerp van STOLA-Dessel verankerd als bestaande gegevenheid, die een “vereiste” vormt voor alle verdere programmastappen.

3) Dakstructuren boven de bergingseenheden om de bergingsactiviteiten te beschermen tegen regenwater.

Door de bescherming van de onderliggende SSCs tegen regenwater wordt de duurzaamheid van deze SSCs verhoogd. Op deze wijze draagt het ook bij tot de robuustheid en tot een verbetering van de capaciteit tot afzondering, insluiting en vertraging.

Deze keuze is via de beslissing van de Ministerraad van 23/06/2006 voor het voorlopige ontwerp van STOLA-Dessel verankerd als bestaande gegevenheid, die een “vereiste” vormt voor alle verdere programmastappen.

Page 89: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-74 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

4) Drainagesysteem in de modules en de inspectiegalerij naast de modules zodanig dat elk (mogelijke) vrijkomen zo dicht mogelijk bij de bron gemonitord en gecontroleerd kan worden.

Met deze keuze worden de controles en bijkomende insluiting binnen de gelaagde bescherming verder verhoogd. Deze keuze draagt ook bij tot operationaliseerbare en meetbare indicatoren van de performantie in functie van de tijd. De maatschappelijke gegevenheden en de positieve elementen van de keuze wegen op tegen het feit dat er door deze keuze geen verhoging is van de graad aan passiviteit.

Deze keuze is via de beslissing van de Ministerraad van 23/06/2006 voor het voorlopige ontwerp van STOLA-Dessel verankerd als bestaande gegevenheid, die een “vereiste” vormt voor alle verdere programmastappen.

5) Meerdere afdeklagen met hogere hellingstabiliteit en evapotranspiratie.

Deze keuze verhoogt de capaciteit tot afzondering, insluiting en vertraging. De keuze verlaagt ook de waarschijnlijkheid van blootstelling, aantal blootgestelde personen en individuele dosissen. De keuze draagt ook bij tot de robuustheid van de performantie, en op deze wijze tot de gelaagde bescherming en tot de duurzaamheid van de onderliggende SSCs.

Deze keuze is een ontwerpkeuze uit de huidige projectfase.

6) Geconditioneerd afval (vast of onder vaste vorm gebracht).

Deze keuze verhoogt de capaciteit tot afzondering, insluiting en vertraging. De keuze verlaagt ook de waarschijnlijkheid van blootstelling, het aantal blootgestelde personen en individuele dosissen.

Deze keuze is via de beslissing van de Ministerraad van 23/06/2006 voor het voorlopige ontwerp van STOLA-Dessel verankerd als bestaande gegevenheid, die een “vereiste” vormt voor alle verdere programmastappen.

7) Bijkomende conditionering voor berging en standaardisatie van bergingsverpakkingen – monolieten.

Deze keuze verhoogt de capaciteit tot afzondering, insluiting en vertraging. De keuze verlaagt ook de waarschijnlijkheid van blootstelling, het aantal blootgestelde personen en individuele dosissen. De keuze draagt ook bij tot de duurzaamheid van de mortel en het afval binnenin de monolieten.

Deze keuze is via de beslissing van de Ministerraad van 23/06/2006 voor het voorlopige ontwerp van STOLA-Dessel verankerd als bestaande gegevenheid, die een “vereiste” vormt voor alle verdere programmastappen.

Page 90: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-75

2.7.1.3.3 Aspecten die rekening houden met ervaringsfeedback van bestaande bergingsinstallaties en die nieuw zijn ten opzichte van bestaande bergingsinstallaties in het buitenland

Aspecten die rekening houden met de ervaringsfeedback van bestaande bergingsinstallaties en die nieuw zijn ten opzichte van bestaande bergingsinstallaties omvatten onder andere:

1) Een inspectieruimte als punt van monitoring en verificatie van de performantie, om de bergingsinstallatie aan te passen aan de sitekarakteristieken te Dessel die geen aanleiding geven tot een punt waar monitoring en verificatie van de performantie van de berging kan plaatsvinden.

Merk op dat het concept van “exutoir unique” minder van toepassing is op de site van Dessel. Hoewel:

a) de kleiige overgangslaag tussen de zanden van Diest en Kasterlee op een tiental meters diep en

b) de drainering door de rivier Kleine/Witte Nete

ervoor zorgen dat de gebeurlijke contaminatie richting de rivier Witte/Kleine Nete gaat, komen de concentraties in deze rivier niet boven de detectielimieten door dilutie en verspreiding tijdens de migratie van de radionucliden in het grondwater.

Deze keuze is via de beslissing van de Ministerraad van 23/06/2006 voor het voorlopige ontwerp van STOLA-Dessel verankerd als bestaande gegevenheid, die een “vereiste” vormt voor alle verdere programmastappen.

2) Een stalen dak vastgemaakt aan de modules, dat boven alle modules blijft totdat de afdekking geïnstalleerd wordt.

Dit is een verdere verbetering ten opzichte van voorgaande keuze “Dakstructuren boven de bergingseenheden om de bergingsactiviteiten te beschermen tegen regenwater” omdat de modules en monolieten nu niet alleen tijdens vulling maar zowel voor als na vulling verder beschermd worden tegen regenwater. Door de bescherming van de onderliggende SSCs tegen regenwater wordt de duurzaamheid van deze SSCs verhoogd. Op deze wijze draagt het ook bij tot de robuustheid en tot een verbetering van de capaciteit tot afzondering, insluiting en vertraging.

Deze keuze is via de beslissing van de Ministerraad van 23/06/2006 voor het voorlopige ontwerp van STOLA-Dessel verankerd als bestaande gegevenheid, die een “vereiste” vormt voor alle verdere programmastappen.

3) De dakstructuur omvat twee single failure proof (SFP) kranen om de robuustheid van performantie van het bergingssysteem te verhogen..

Deze keuze is een implementatie ontwerpkeuze uit de huidige projectfase.

4) Het gebruik van shielding slabs om de skyshine effecten te minimaliseren.

Deze keuze is een implementatie ontwerpkeuze uit de huidige projectfase.

5) Het voorzien van een opvulsequentie vanaf het centrum van de modules naar de modulewanden toe.

Dit laat toe om een grind tussen monolieten en modulewanden te plaatsen, die ingeval van dynamische belastingen een mechanische buffer tussen monolieten en modulewanden kan vormen zodat het risico op beschadigingen aan de monolieten geminimaliseerd wordt. Op deze wijze wordt de robuustheid van het systeem verhoogd.

Page 91: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-76 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Deze keuze is een implementatie ontwerpkeuze uit de huidige projectfase.

6) Een constructiesequentie waarbij de modulewanden eerst in één fase gestort worden, en pas daarna de vloerplaten.

Dit laat een vrije krimp toe van de wanden, en minimaliseert het risico op krimpscheuren. Dit verhoogt de robuustheid van het systeem, de duurzaamheid van de SSCs en de capaciteit tot afzondering, insluiting en vertraging.

Deze keuze is een implementatie ontwerpkeuze uit de huidige projectfase.

7) Het gebruik van uitsluitend kalksteenaggregaten in de betonsamenstelling.

Dit minimaliseert het risico op scheuren en betondegradatie door alkali-silica reacties. Dit verhoogt de robuustheid van het systeem, de duurzaamheid van de SSCs en de capaciteit tot afzondering, insluiting en vertraging.

Deze keuze is een ontwerpkeuze uit de huidige projectfase.

8) Het ontwerp van de monoliet waarbij de monolietwanden het gewicht dragen van alle SSCs erboven.

Dit laat toe om tijdens fase Ia de structurele topplaat als niet zelfdragend uit te voeren. Door deze lichtere uitvoering van de structurele topplaat wordt tijdens fase Ia de omkeerbaarheid van de berging verhoogd, en op deze wijze de mogelijkheid tot remediërende maatregelen binnen de gelaagde bescherming en het maatschappelijk draagvlak. Gegeven deze voordelen en het feit dat de monolieten ontworpen kunnen worden om te weerstaan aan dit belastingsgeval en dit belastingsgeval geen excessieve bijkomende bewapening van de caisson vergt ten opzichte van de andere belastingsgevallen, wegen de voordelen op tegen de extra functionaliteit waaraan de caisson onderworpen wordt.

Deze keuze is via de beslissing van de Ministerraad van 23/06/2006 voor het voorlopige ontwerp van STOLA-Dessel verankerd als bestaande gegevenheid, die een “vereiste” vormt voor alle verdere programmastappen.

Page 92: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-77

2.7.2 Duur van verschillende fases en periodes

Met de afdichtingsactiviteiten tijdens de sluiting wordt de definitieve passieve configuratie van de afvalbergingsinstallatie voltooid. De verschillende fases en periodes in de levensloop van een afvalbergingsinstallatie worden daarom onderverdeeld in een periode voor en een periode na sluiting:

Tijdens de operationele periode kunnen de volgende fases worden onderscheiden:

► Constructiefase na vergunning A1.

► Fase I: Exploitatiefase die NIRAS verdeelt in twee sub fases:

• Fase Ia tijdens welke er radioactief afval in de bergingsinstallatie wordt geplaatst (indicatieve duur van 50 jaar).

• Fase Ib na vergunning A2 tijdens welke het stalen dak wordt verwijderd en de afdeklagen worden gebouwd, en tijdens de welke de monitoring van de drainagesystemen en inspectieruimtes doorgaat (indicatieve duur van 45 jaar).

► Fase II: Sluitingsfase na vergunning A3 (indicatieve duur van 5 jaar) tijdens welke de drainagesystemen en inspectieruimtes en -galerijen worden opgevuld.

Tijdens de periode na sluiting kunnen de volgende fases worden onderscheiden:

► Fase III: Nucleaire reglementaire controlefase na vergunning A4 (indicatieve duur van 250 jaar) tijdens welke monitoring, toezicht, onderhoud van de afdekking en toegangscontrole van de site plaatsvinden.

Een indicatieve duur van 200 à 300 jaar is in overeenstemming met de praktijken voor bestaande oppervlaktebergingsinstallaties voor categorie A afval.

De duur correspondeert met de periode waarover de radiotoxiciteit als gevolg van intrusie sterk afneemt (zie

Figuur 2-6).

De verschillende elementen die een beslissing kunnen ondersteunen tot opheffing van nucleaire reglementaire controle zijn gedocumenteerd in Hoofdstuk 11 – paragraaf 11.4 [R2-12].

Het proces van beperking van langlevende radionucliden door operationele maatregelen (zie paragraaf 2.4.2.3.1) draagt bij om zo snel als mogelijk de mogelijkheid tot opheffen van de nucleaire reglementaire controle en dus het volledig passief maken van alle maatregelen in lijn met de oriëntatie passieve veiligheid (paragraaf 2.4.2.3.3).

► Fase IV: Isolatiefase na vergunning A5 tijdens welke de waterstroming en diffusie in de radionuclide retentiebarrières nog enigszins wordt beperkt (duur van enkele honderden jarenwordt beschreven in het kader van het veiligheidsconcept, zie paragraaf 2.8).

► Fase V: Fase van chemische insluiting tijdens welke vertraging en verzwakking van het vrijkomen enkel via chemische insluiting wordt verondersteld (duur van enkele duizenden jarenwordt beschreven in het kader van het veiligheidsconcept, zie paragraaf 2.8).

► Fase VI: Post-insluitingsfase tijdens welke de onzekerheden over de evolutie van het systeem zo groot worden dat evaluaties over restinsluiting enkel nog illustratief zijn.

Page 93: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-78 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

2.7.3 Veiligheidsfuncties

Veiligheid van een bergingsinstallatie kan worden onderverdeeld in operationele en langetermijnveiligheid.

Operationele veiligheid is de veiligheid van werknemers en het publiek ten gevolge van activiteiten die verband houden met de bergingsinstallatie tijdens fases I, II en III.

Langetermijnveiligheid is de veiligheid van het publiek tijdens fases III, IV, V en VI.

De operationele veiligheidsfuncties die NIRAS in aanmerking neemt voor het categorie A-programma, zijn:

Het insluiten van radionucliden — de radionucliden worden in het afval en in de installatie ingesloten om besmetting binnen de installatie en besmetting in de omgeving te vermijden.

De processen en barrières die bijdragen tot deze verhindering van besmetting zijn: (1) de conditionering van het afval in een vaste, niet-verspreidbare vorm die zorgt dat het vrijkomen door diffusie, corrosie, waterstroming, gasstroming ... sterk beperkt wordt; (2) de fysieke barrières van mortel en caissons rondom het afval en de fysieke barrières van de modules rondom de monolieten die door hun zeer beperkte porositeit een verdere verspreiding van een hypothetische besmetting vermijden.

De afscherming van uitwendige straling van de radioactiviteit in het afval — uitwendige straling die door de radioactiviteit in het afval wordt afgegeven, wordt afgeschermd door middel van verschillende materialen in en rond het afval.

De afscherming vindt plaats door de verschillende nucleaire processen die zorgen attenuatie van straling in materialen.

De beveiliging of fysieke bescherming van het afval en de inhoud ervan — de beveiliging of fysieke bescherming van het afval verhindert kwaadwillige handelingen of onopzettelijke menselijke intrusie en bewerkstelligt op deze wijze een afzondering van het afval.

Het waarborgen van de transitie naar langetermijnveiligheid — tijdens de operationele fase worden de vereiste voorwaarden gecreëerd om de langetermijnveiligheid te bewerkstelligen.

Deze functie betreft vooral het tegengaan en minimlangetermijnveiligheidaliseren tijdens fasen I en II, van interne en externe processen en gebeurtenissen die verstoringen zouden kunnen vormen voor de langetermijnveiligheid.

De verstorende gebeurtenissen en processen betreffen in hoofdzaak waterstroming en mechanische instabiliteit.

Page 94: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-79

De functies inzake langetermijnveiligheid die NIRAS in aanmerking neemt voor het categorie A-programma zijn een uitwerking van de globale 'afzondering, insluiting en vertraging' strategie die werd beschreven in voorgaande paragraaf 2.4.2.3.2.

Beperking van verspreiding van vrijkomen uit de afvalvorm (R1) — De beperking van verspreiding van het vrijkomen uit de afvalvorm verloopt via verschillende fysisch-chemische processen zoals trage diffusie, precipitatie, sorptie, trage corrosie … en hangt dus af van het afvaltype en het verwerking- en conditioneringsproces.

De afvalvorm is in deze context van de R1-veiligheidsfunctie, gedefinieerd als het afval dat resulteert uit de eerste conditioneringsstap:

► In sommige gevallen wordt afval geconditioneerd voor opslag voorafgaand aan de postconditionering ervan in monolieten - in deze gevallen is de afvalvorm de voor opslag geconditioneerde afvalverpakking.

► In andere gevallen wordt afval rechtstreeks geconditioneerd in monolieten - in dit geval is de afvalvorm het binnenste gedeelte van de monolieten.

Beperking van de waterstroming:

► Beperking van waterinstroming door de beschermende barrières (R2a) — Veiligheidsfunctie R2a bestaat uit de beperking van waterinsijpeling in het systeem door middel van beschermende weinig waterdoorlatende barrières.

► Beperking van advectie en diffusie door de retentiebarrières (R2b) — Veiligheidsfunctie R2b beperkt advectief en diffusief transport door de retentiebarrières, door het beperken van de hydraulische conductiviteit en het beperken van de porositeit.

Vertraging en attenuatie van het vrijkomen door middel van chemische retentie (R3) — Veiligheidsfunctie R3 bestaat in het vertragen en verzwakken van verspreidingen door middel van chemische retentieprocessen zoals sorptie, solid solution, coprecipitatie, precipitatie en gecombineerde mechanismen [R2-29].

Beperking van de waarschijnlijkheid en gevolgen van onopzettelijke menselijke intrusie (I1) — Veiligheidsfunctie I1 bestaat in het afzonderen van het afval van de werknemers en het publiek.

De afzondering berust op het proces van het beperken van de toegang tot de bergingssite, op de mechanische eigenschappen, in mindere mate op de dikte van de SSCs rondom het afval die een menselijke intrusie bemoeilijken en de gevolgen beperken, en op het blijvend geheugen door o.a. de grondbestemmingen en de maatschappelijke verankering van de berging in de lokale gemeenschappen.

Ondersteuning van een andere SSC (S).

De ondersteuning betreft in hoofdzaak mechanische ondersteuning van SSCs en chemische buffering en vermijden van extra chemische degradatie van de cementgebaseerde SSCs.

Gezien het belang van de beperking van waterinstroming door afdeklagen als bescherming van de onderliggende componenten in een oppervlaktebergingsinstallatie, werd hiervoor een afzonderlijke veiligheidsfunctie, R2a, gedefinieerd.

Page 95: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-80 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

2.7.4 Andere ontwerpkeuzes

2.7.4.1 Preventie van bedreigingen voor de langetermijnveiligheid

In lijn met de strategische veiligheidsoriëntaties (zie paragraaf 2.4.2.3.6), preventie van bedreigingen voor de insluiting:

In lijn met de voorwaarden van STOLA-Dessel (zie paragraaf 2.3.4.2), gebruik van een vast stalen dak over één volledige dubbele module rij totdat de afdeklagen worden aangebracht, met name om de modules te beschermen tegen regenwater.

Op basis van de kennis uit vroegere iteraties, condensatie evalueren en indien nodig specifieke voorzorgen nemen zoals het thermisch isoleren van de het vaste stalen dak (zie Hoofdstuk 8 voor meer informatie).

In lijn met de strategische veiligheidsoriëntaties (zie paragraaf 2.4.2.3.4), diversiteit aanbrengen in de cementgebaseerde materialen zodat de materialen uiteenlopende degradatiewijzen vertonen (vezel versterkt beton, normaal gewapend beton, vulmortel, zand-cement ophoging).

In lijn met de strategische veiligheidsoriëntaties (zie paragrafen 2.4.2.2.2, 2.4.2.3.2, 2.4.2.3.6), optimalisatie van de duurzaamheid van beton en mortel door een optimalisatie van de samenstelling.

In lijn met de strategische veiligheidsoriëntaties (zie paragraaf 2.4.2.3.6), preventie van bedreigingen voor de afzondering:

Meerdere anti-intrusiebarrières voorzien in het bergingsconcept (afdeklagen, modules), waaronder als gevolg van opmerkingen van het FANC [R2-149], de extra toevoeging van een vezel versterkte betonnen anti-intrusiebarrière in de module.

Als gevolg van opmerkingen van het FANC [R2-149], ervoor zorgen dat inspecties kunnen worden uitgevoerd zonder menselijke aanwezigheid in de inspectieruimtes en de inspectieruimtes beter bestand maken tegen intrusie.

2.7.4.2 De robuustheid en betrouwbaarheid van het bergingssysteem afwegen tegen de monitoring- en insluitingsmogelijkheden.

In lijn met de voorwaarden van STOLA-Dessel (zie paragraaf 2.3.4.2), in lijn met de gelaagde bescherming (zie paragraaf 2.4.2.3.6) en in lijn met de internationale feedback uit ervaring en BBT (zie paragraaf 2.7.1.3), het voorzien van een betrouwbaar en alert monitoringsysteem door in de bergingsmodules een drainagesysteem te voorzien.

In lijn met de voorwaarden van STOLA-Dessel (zie paragraaf 2.3.4.2), het verbeteren van de robuustheid, betrouwbaarheid en controleerbaarheid van de goede werking van het drainagesysteem door onderaan de modules inspectieruimtes te voorzien (PMA-paradigma van gelaagde bescherming recursief toegepast op het drainagesysteem).

In lijn met de eisen van het FANC [R2-148], het verbeteren van de robuustheid en monitoring van de goede werking van het drainagesysteem door inspectieruimtes en inspectiegalerijen te voorzien boven het ontwerpbasis overstromingsniveau.

Page 96: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-81

Als gevolg van de opmerkingen van het FANC [R2-149], de robuustheid van de module met inspectieruimte verbeteren door in de inspectieruimte onder het midden van elke stapel monolieten een steunkolom te plaatsen.

2.7.4.3 Bergingsontwerp voor 34 modules

De 34 modules zijn in lijn met de voorwaarden van STOLA-Dessel (zie paragraaf 2.3.4.2). Deze 34 modules zijn afgestemd op al het categorie A afval zoals dat in 2006 werd geraamd op basis van de dan beschikbare gegevens, d.w.z. afvalvoorspellingen van 2003 [R2-151] en het voorlopige STOLA-Dessel ontwerp voor modules en monolieten [R2-153]. Dit resulteert in een behoefte aan 34 modules [R2-154] waarop het ontwerp is gebaseerd en waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

2.7.5 Andere implementatie ontwerpkeuzes

2.7.5.1 Maximalisatie van duurzaamheid van betonnen barrières door implementatieprocedures

De duurzaamheid van beton en mortel wordt geoptimaliseerd door een optimalisatie van constructiesequentie en door bijzondere aandacht te besteden aan het vermijden en minimaliseren van krimp en uithardingsscheuren op jonge leeftijd door middel van implementatieprocedures.

De aantoonbaarheid van de berging en de beheersbaarheid door NIRAS van de constructiewerkzaamheden wordt verbeterd door een testprogramma voor de modules, monolieten en afdekking.

Constructievoegen in de wanden worden vermeden en het aantal constructievoegen tussen wanden en horizontale platen wordt geminimaliseerd en geplaatst in het verlengde van de grindlagen tussen de monolieten en de modulewanden.

Voor de constructie van caissons en monolieten zijn speciaal daartoe voorziene installaties voorzien samen met zones voor uitharding en opslag en met een passende procescontrole.

2.7.5.2 Zo eenvoudig als mogelijke implementatie van de bergingsinstallatie

In lijn met de voorwaarden van STOLA-Dessel, werd het bergingsontwerp gestandaardiseerd voor alle types categorie A afval door te werken met één type module en gestandaardiseerde monolieten.

De modules grenzen direct aan site 1, om maximaal gebruik te maken van bestaande infrastructuur en om de logistieke keten te optimaliseren.

Eén centrale inspectiegalerij in plaats van twee galerijen aan de buitenkant van de dubbele module rij.

Gebruik van prefab afschermingsplaten, die bovenop elke bovenste monoliet van een stapel worden geplaatst, zodat externe blootstelling wordt geoptimaliseerd tijdens het vullen van de module. Nadat de module volledig is gevuld, blijven de afschermingsplaten op hun plaats. Bovenop deze afschermingsplaten wordt er een structurele topplaat gebouwd om de module af te dichten.

2.7.5.3 Optimalisatie van consumptie van volumecapaciteit in plaats van activiteitcapaciteit

De optimalisatie van de consumptie van volumecapaciteit van de berging in plaats van de activiteit capaciteit draagt bij tot de optimalisatie van de bescherming omdat (1) een maximum aan afval dat in principe verenigbaar is met oppervlakteberging op korte termijn kan worden geborgen in plaats van te

Page 97: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-82 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

wachten op verdere acties en omdat (2) de radiologische inhoud van de berging op deze wijze lager zal zijn dan de berekende activiteitcapaciteit.

2.7.5.4 Preventie van bedreigingen voor de langetermijnveiligheid

De installatie wordt zo snel mogelijk gesloten ([R2-111], [R2-136], [R2-137]). Voor NIRAS betekent 'zo snel mogelijk' dat, in overeenstemming met de strategische veiligheidsoriëntatie veiligheidsevaluatie gebaseerd op betrouwbare en robuuste elementen (paragraaf 2.4.2.4), de sluiting gebeurt zodra er via monitoring en veiligheidsevaluaties een redelijke garantie is wat betreft de toekomstige performantie inzake afzondering, insluiting en vertraging.

Page 98: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-83

Het veiligheidsconcept is de beschrijving van de belangrijkste door het systeem en de SSCs geboden veiligheidsfuncties die ervoor zorgen dat elk van die functies ten minste gedurende de aangewezen tijdvakken worden vervuld. Het veiligheidsconcept is enerzijds een ontwerpgegeven voor de ontwikkeling van het ontwerp en omvat anderzijds veiligheidskenmerken waarop kan worden gesteund in veiligheidsevaluaties. Voor een oppervlaktebergingsinstallatie voor categorie A-afval, valt de operationele veiligheid binnen de gangbare industriële praktijk. De veiligheidsdoelstelling en de 'afzondering, insluiting en vertraging'-strategie voor een bergingsinstallatie leggen een grote nadruk op de bescherming van toekomstige generaties tegen ioniserende straling. Daarom ligt de primaire focus van het veiligheidsconcept op het realiseren van radiologische langetermijnveiligheid.

2.8.1 De fundamenten van het veiligheidsconcept voor berging aan het oppervlak

Het veiligheidsconcept bouwt verder op de strategische veiligheidsoriëntaties besproken in 2.4.2, en meer specifiek op de veiligheidsprincipes voor een oppervlakteberging systeem besproken in paragraaf 2.4.2.3.

Met de berging van radioactief afval aan het oppervlak wordt het radioactief afval in een bergingsinstallatie geplaatst die zich in de biosfeer bevindt. Bijgevolg berust de veiligheid op lange termijn, dit wil zeggen na de sluiting van de bergingsinstallatie, op vier essentiële fundamenten:

1) de eigenschappen van de bergingsinstallatie om het radioactieve afval op passieve wijze in te sluiten en af te zonderen van mens en milieu, dit wil zeggen de veiligheidsfuncties van de verschillende componenten van de bergingsinstallatie die zorgen voor een afzondering, insluiting en vertraging,

2) de eigenschappen van de bergingslocatie die bijdragen aan deze passieve insluiting en afzondering,

3) de maatregelen die getroffen worden om de activiteit, voornamelijk de langlevende activiteit, te beperken in het afval dat kan geborgen worden,

4) de controles van en het toezicht op de bergingsinstallatie en de onmiddellijke omgeving teneinde menselijke activiteiten te voorkomen die de passieve insluiting en afzondering door de bergingsinstallatie kunnen verstoren.

Elk van deze vier fundamenten wordt hieronder kort toegelicht.

2.8.1.1 Passieve insluiting en afzondering door de bergingsinstallatie

De insluiting van de radionucliden door de componenten van de bergingsinstallatie (d.w.z. de technische barrières) is van essentieel belang aangezien radioactieve elementen die op termijn kunnen vrijkomen uit de installatie zich in de biosfeer bevinden en dus kunnen leiden tot verhoogde blootstellingsrisico’s.

Insluiting is het geheel van veiligheidsfuncties dat ervoor zorgt dat de radionucliden niet kunnen vrijkomen of vertraagd vrijkomen in de biosfeer.

Voor een performante en robuuste insluiting van de radionucliden is de internationale beste praktijk (Centre FMA L’Aube, El Cabril, LLWR, …) om in belangrijke mate beroep te doen op cementgebaseerde barrières (afvalvorm, bergingseenheden, bergingsmodules, …). De betonnen barrières worden aangevuld en afgeschermd door een weinig waterdoorlatende afdekking, opgebouwd uit verschillende onderdelen.

Page 99: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-84 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

De afzondering van het radioactief afval van de mens en de biosfeer gebeurt in eerste instantie door de afgesloten bergingsinstallatie.

Afzondering is het geheel van veiligheidsfuncties, dat ervoor zorgt dat de waarschijnlijkheid en de gevolgen van een onvrijwillig menselijk contact met het afval zo beperkt mogelijk zijn.

Het afval geborgen in een afgesloten bergingsinstallatie is niet makkelijk en direct bereikbaar voor de mens. Slechts in bepaalde gevallen, wanneer de kennis van de berging verloren is gegaan en in geval van een drastisch ingreep, kan de mens onvoorzien in contact komen met het afval en blootgesteld worden.

Aangezien met berging aan het oppervlak het afval in de biosfeer blijft, is menselijke intrusie in de bergingsinstallatie in situaties waar de kennis van de berging verloren is gegaan niet uit te sluiten. Daarom wordt voor de afzondering van het radioactief afval bijkomend een controle en toezicht gedurende enkele honderden jaren voorzien (zie verder paragraaf 2.8.1.4).

2.8.1.2 De bijdrage van de bergingslocatie aan de passieve insluiting en afzondering

In geval van berging aan het oppervlak zorgt de bergingslocatie voor een indirecte bijdrage aan de insluiting en afzondering van het radioactief afval.

De bergingslocatie zorgt voor een stabiele omgeving zodat de insluitings- en afzonderingscapaciteit van de bergingsinstallatie niet aangetast of verminderd wordt. Een aantal factoren die een risico inhouden voor de integriteit en duurzaamheid van de bergingsinstallatie (bijv. aardbevingen, overstromingen, verzakkingen, …) dienen dusdanig te zijn dat deze risico’s voldoende klein zijn; ze dienen tevens in de ontwerpbasis van de bergingsinstallatie opgenomen te worden. Door de keuze van een stabiele bergingslocatie kan de insluitings- en afzonderingscapaciteit van de bergingsinstallatie optimaal benut worden.

De radioactieve elementen die op termijn uit de bergingsinstallatie kunnen vrijkomen, bevinden zich in de biosfeer en kunnen bijgevolg mogelijks leiden tot situaties van verhoogde blootstelling. Een aantal karakteristieken van de bergingslocatie kunnen ertoe bijdragen dat de radiologische impact van de vrijgekomen radioactieve elementen verlaagd wordt:

Fysische en chemische eigenschappen van de bodemlagen (bijv. sorptie van de radionucliden in de bodem rondom de bergingsinstallatie) die de radionucliden concentratie in het grondwater verlagen;

De geometrie van watervoerende lagen rondom de berging die het gebruik van grondwater voor bepaalde toepassingen onmogelijk maakt (bijv. enkel waterput met kleine capaciteit mogelijk)

Deze factoren hebben dus een mitigerend effect, dat bijgevolg van secundaire orde is ten opzichte van de insluitingscapaciteit van de bergingsinstallatie.

In tegenstelling tot de berging in geologische lagen is er in het geval van berging aan het oppervlak geen sprake van een natuurlijke barrière, weloverwogen gekozen voor haar karakteristieken die bijdragen aan de veiligheidsfunctie van insluiting. Enkel en alleen in het geval van berging binnenin een natuurlijke insluitingsbarrière (bijvoorbeeld in een kleilaag) is hiervan sprake.

Naast de indirecte bijdragen die de bergingslocatie levert aan de insluiting en afzondering van de radionucliden in de bergingsinstallatie, kan de bergingslocatie ook een rol spelen bij de controle van de bergingsinstallatie (zie paragraaf 2.8.1.4): een eenvoudig hydrogeologisch systeem (eenvoudig patroon van waterstromingen) laat een eenvoudig controlesysteem in de omgeving van de bergingsinstallatie toe.

Page 100: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-85

2.8.1.3 De beperking van radioactieve bronterm

In geval van berging aan het oppervlak dient de radioactieve bronterm (d.i. de totale hoeveelheid radionucliden die kan geborgen worden) beperkt te worden, in verhouding met de insluiting en afzondering die een bergingsysteem aan het oppervlak kan verzekeren.

Deze beperking van de bronterm betreft hoofdzakelijk de langlevende radionucliden, d.w.z. radionucliden die niet significant vervallen gedurende de periode van controle en toezicht (enkele honderden jaren) en gedurende de periode wanneer de technische barrières voor een performante insluiting kunnen zorgen.

De beperking van langlevende radionucliden in het laagactief afval behelst twee facetten:

1) de voorzichtige bepaling van de bergingslimieten voor deze langlevende radionucliden op basis van een veiligheids- en performantie beoordeling van de bergingsinstallatie voor de fase na de sluiting ervan;

2) het afvalacceptatiesysteem dat zorgt voor een adequate karakterisatie van het afval (radiologisch en fysico-chemisch) en voor de procedures (incl. controles) en criteria voor afvalacceptatie voor berging.

Door de beperking van de langlevende radionucliden zal het intrinsieke risico van het geborgen afval bij het beëindigen van de nucleaire reglementaire controlefase voldoende laag zijn en in overeenstemming met de resterende performantie van de bergingsinstallatie om het afval verder passief in te sluiten en af te zonderen, rekening houdend met de mogelijkheid van menselijke verstoring vanaf dan.

Dit resterende intrinsieke risico bij de veronderstelde beëindiging van de controle van en het toezicht op de bergingsinstallatie (en site) vormt het uitgangspunt voor de beoordeling van de nodige passieve insluitingscapaciteit van de bergingsinstallatie, van de capaciteit van de bergingslocatie om de radiologische impact te verminderen, en van de gevolgen van een menselijke intrusie in de “vergeten” bergingsinstallatie. Het vormt eveneens een basiselement voor het toepassen van het principe van gelaagde bescherming.

2.8.1.4 De controles van en het toezicht op de bergingsinstallatie en de onmiddellijke omgeving

Met de berging van radioactief afval wordt een passief veilig beheer beoogd. Het is niet verantwoord in het veiligheidsconcept te steunen op “eeuwige” controles en toezicht. Bij de ontwikkeling en veiligheidsbeoordeling van berging mag daarom slechts een tijdelijke controle en toezicht verondersteld worden.

De internationale praktijk voor berging aan het oppervlak is gebaseerd op een basisveronderstelling van een controle en toezicht van enkele honderden jaren na het sluiten van de bergingsinstallatie (200 à 300-tal jaar). Wanneer controle en toezicht nadien effectief zouden stopgezet worden, dient de passieve werking van het bergingssysteem de verdere insluiting en afzondering te verzekeren.

Deze basisveronderstelling inzake controle en toezicht in het veiligheidsconcept “nu” neemt niet weg dat toekomstige generaties controles en toezicht kunnen verder zetten, of laten evolueren naar een passieve verdedigingslijn (beperken van bodemgebruik, doorgeven van informatie m.b.t. het geheugen van de site, …). Het is niet mogelijk hierop nu vooruit te lopen.

Met de voorziene controle en toezicht gedurende een 200 à 300-tal jaren na het sluiten van de bergingsinstallatie beoogt men:

Page 101: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-86 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

het vermijden van onvrijwillige menselijke indringing;

het nagaan van de goede werking van de bergingsinstallatie.

Onvrijwillige menselijke indringing kan effectief verhinderd worden gedurende de voorziene controle- en toezichtperiode van een 200 à 300-tal jaren. Nadien kan een dergelijke indringing niet langer uitgesloten worden en moet ze bijgevolg beschouwd worden in de veiligheidsevaluaties.

Het nagaan van de goede werking van de bergingsinstallatie gebeurt zowel op niveau van de bergingsinstallatie zelf (controle van de technische barrières) als op niveau van de bergingslocatie (controle van de radiologische impact in de omgeving van de bergingsinstallatie).

NIRAS heeft in het ontwerp van de installatie een aantal voorzieningen getroffen om gedurende bepaalde tijd direct in de bergingsmodules controles uit te voeren, dit wil zeggen vlakbij de technische barrières die op doorslaggevende wijze instaan voor de insluiting van de radionucliden. Het voorzien van deze controlefunctie is het resultaat van een optimalisatieproces, dat rekening houdt met:

de uitdrukkelijke maatschappelijke vraag;

de geometrie en karakteristieken van de grondlagen rondom de bergingsinstallatie, die voornamelijk aanleiding geven tot verdunning van de vrijgekomen radionucliden.

Wanneer na de nucleaire reglementaire controlefase de vergunning van bergingsinstallatie opgeheven wordt, valt de installatie niet langer onder de wet- en regelgeving voor nucleaire installaties. Dit betekent dat de controles voor redenen van stralingsbescherming kunnen stopgezet worden, maar dat betekent niet dat er geen andere controles (bodemgebruik) en inspanningen (bewaren van het geheugen van de site) kunnen zijn die verder gezet worden. Er is een uitgesproken intentie om deze controles zo lang als mogelijk verder te zetten, alsook te voorzien in mechanismen van behoud van geheugen van de site, in interactie met de lokale belanghebbenden en binnen een wettelijk kader. NIRAS als openbare instelling die eigenaar van de bergingsinstallatie en de terreinen blijft en die betrokken partij blijft bij het lokale fonds en de lokale integratie (zie wet van 29/10/2010 voor Fonds op Middellange Termijn – FMT besproken in paragraaf 2.3.1) kan hier als institutioneel element van continuïteit toe bijdragen.

Page 102: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-87

2.8.2 Veiligheidsfuncties

De langetermijnveiligheidsfuncties voor het categorie A-programma werden behandeld in het voorgaande paragraaf 2.7.3. De verschillende fases werden uiteengezet in paragraaf 2.7.2.

De veiligheidsfuncties waarin het bergingssysteem moet voorzien en de minimale tijdsschalen waarin deze functies moeten worden vervuld, worden getoond in Figuur 2-13.

Figuur 2-13: Veiligheidsfuncties voorzien door het bergingssysteem en de fases waarin ze moeten worden

vervuld.

De in Figuur 2-13 aangeduide duur tijdens welke de veiligheidsfuncties moeten worden vervuld, is het resultaat van een voorzichtige evaluatie van de beschikbare fenomenologische inzichten in het bergingssysteem bij de start van de programmastap (de fenomenologische aspecten worden in meer detail uiteengezet in Hoofdstuk 5 van dit rapport). Deze voorzichtige evaluatie van de beschikbare fenomenologie vormt een bijkomende bron van mogelijke bias ten opzichte van de documentatie van de fenomenologie die op zich reeds een bron van mogelijke bias in zich draagt.

De SSCs die instaan voor de veiligheidsfuncties en het ontwerp van deze SSCs worden beschreven in Hoofdstuk 7 (monolieten) en Hoofdstuk 8 (bergingsinstallatie). De evaluatie van de langetermijnveiligheid houdt op voorzichtige manier rekening met het veiligheidsconcept en wordt uitgewerkt in Hoofdstuk 14.

De voorzichtige aannames in Hoofdstuk 14 vormen een bron van bijkomende mogelijke bias ten opzichte van ten eerste de mogelijke bias bij ten eerste de afleiding van het veiligheidsconcept en bij ten tweede de documentatie van de fenomenologie.

Om enigszins de effecten te kunnen kwantificeren van deze driedubbele bron van mogelijke bias, werd na de ontwikkeling van het referentiescenario, de alternatieve referentiescenario’s, de alternatieve evolutiescenario’s en het verwachte evolutiescenario, ten slotte ook een “likely evolution scenario” ontwikkeld (zie paragraaf 2.6.4). Een voorbeeld van een opeenstapeling van voorzichtige aannames betreft de infiltratiebarrière in de afdekking. In de documentatie van de fenomenologie wordt

~ 100 jaar ~ 350 jaar ~ 800 jaar ~ enkele 1000’en jaren

R3: Chemische retentie (sorptie)

R2a : Beperking van waterstromingdoorheen beschermende barrières

R1 : Beperking van vrijkomenuit afvalvorm

I1: Beperking van waarschijnlijkheid en gevolgenvan onvrijwillige menselijke intrusie

R2b : Beperking van advectie en diffusie

S: Ondersteuning van een andere SSC

III. Nucl. Reg.Controle Fase

IV. IsolatieFase

V. Insluitingsfase VI. Fase na insluiting

Page 103: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-88 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

voorzichtigheidshalve ondersteld dat de geosynthetic clay liner (GCL) binnenin de kleilagen geen rol speelt. In het veiligheidsconcept wordt vervolgens voorzichtigheidshalve ondersteld dat de infiltratiebarrière na de opheffing van de nucleaire reglementaire controlefase geen verdere main veiligheidsfunctie vervult. In de veiligheidsevaluaties wordt ten slotte een voorzichtige aanname gemaakt voor de hydraulische conductiviteit van de kleilagen (10-9 m/s).

Eén van de doelstellingen van het toekomstige O&O en van een specifiek “likely evolution scenario” (zie paragraaf 2.6.4) bestaat erin om de mate van conservatisme met betrekking tot de veronderstelde duur tijdens welke de veiligheidsfuncties moeten worden vervuld, te evalueren.

De beperking van de waarschijnlijkheid en gevolgen van onopzettelijke menselijke intrusie (veiligheidsfunctie I1) berust op het proces van het beperken van de toegang tot de bergingssite, op de mechanische eigenschappen, in mindere mate op de dikte van de SSCs rondom het afval die een menselijke intrusie bemoeilijken en op het blijvend geheugen door o.a. grondbestemmingen, de maatschappelijke verankering van de berging in de lokale gemeenschappen.

De beperking van verspreiding van het vrijkomen uit de afvalvormen (veiligheidsfunctie R1), omvat de volgende aspecten:

Veiligheidsfunctie R1 steunt op processen binnen de afvalvorm die ervoor zorgen dat radionucliden vertraagd en gespreid in de tijd vrijkomen uit het afval.

Deze processen omvatten de retentie van radionucliden in het afval en de afvalconditioneringsmatrix (precipitatie, sorptie), trage corrosie van metaalafval, trage oplossing van harsen, geometrische beperkingen van het vrijkomen, trage oplossing van cement/beton, trage diffusie door afval & afvalconditioneringsmatrix … en hangt dus af van het afvaltype en het verwerking- en conditioneringsproces.

Voor sommige afvalvormen kan deze veiligheidsfunctie meerdere honderden jaren bijdragen tot een beperking van de verspreiding van radionucliden (bijvoorbeeld geactiveerd metaal van enkele cm’s dik met corrosiesnelheden van minder dan 1 µm/jaar in een cementomgeving, chemische retentie op mortel/beton in het afval, beperking van diffusie in de mortel/bitumen conditioneringsmatrix ...). Voor andere afvalvormen wordt verwacht dat de bijdrage beperkter zal zijn (evaporatorconcentraten).

De bijdrage aan R1 wordt per afvalfamilie beargumenteerd in conformiteitsdossiers die opgesteld en door het FANC goedgekeurd worden vooraleer het betreffende afval te bergen (zie verder Hoofdstuk 6, paragraaf 6.3.4 [R2-7]).

De beperking van het vrijkomen uit de afvalvorm is a priori aanwezig omdat categorie A afval bestaat uit:

► Vast geconditioneerd afval, dit wil zeggen (1) afval dat vast is of onder vaste vorm werd gebracht om verspreiding te beperken en (2) afval dat wordt geconditioneerd in een vaste, niet- of weinig verspreidbare vorm,

► Chemisch verenigbaar afval: afval dat werd behandeld en geconditioneerd om een chemische verenigbaarheid tussen afvalvormen en conditioneringsmaterialen te garanderen.

Behandeling van R1 in de berekeningen:

► R1 van geconditioneerd afval dat werd gepostconditioneerd in monolieten wordt niet beschouwd als een bijdrage aan R1 in de berekening van de bergingslimieten.

Page 104: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-89

► Er wordt slechts in beperkte mate gesteund op R1 in de berekeningen voor het niet-geconditioneerde afval dat rechtstreeks in monolieten wordt geconditioneerd (er wordt enkel gesteund op de processen van beperkte advectie en diffusie in de opvulmortel).

► In de toekomst zouden voor specifieke en welomschreven (toekomstige) afvalvormen hogere, individuele radiologische limieten in aanmerkingen kunnen worden genomen door rekening te houden met de bijdrage aan R1.

De beperking van het vrijkomen uit de afvalvorm wordt, in de mate van het mogelijke, in aanmerking genomen in de niet-radiologische eisen waaraan het afval moet voldoen, bijv. chemische verenigbaarheid, verwerking en conditionering van afval in een niet- of weinig verspreidbare vorm ... De aspecten verbonden met chemische verenigbaarheid tussen afval en technische barrières worden behandeld in Hoofdstuk 5, paragraaf 5.3.2.13 [R2-6] en in Hoofdstuk 15, paragraaf 15.4 [R2-16].

De beperking van waterinstroming door beschermingsbarrières (veiligheidsfunctie R2a) berust in principe op processen en karakteristieken binnen de afdeklagen die ervoor zorgen dat slechts een beperkte hoeveelheid water in de radionuclide-retentiebarrières kan insijpelen. Tot deze processen en karakteristieken behoren evapotranspiratie, surface run-off, laterale afleiding van water, lage hydraulische conductiviteit.

Veiligheidsfunctie R2a beperkt de waterinsijpeling in de retentiebarrières en beperkt op die manier het advectieve transport van radionucliden binnen de retentiebarrières. De processen en elementen van R2a beperken ook de uitloging van betonmineraalfases, d.w.z. ze ondersteunen de R2b- en R3-functie van de betonnen retentiebarrières. De beperking van advectie en diffusie door retentiebarrières (veiligheidsfunctie R2b) berust op processen en elementen in de retentiebarrières van de installatie (monolieten, opvulmortel, modules, funderingen). Tot deze processen en elementen behoren een lage hydraulische conductiviteit, beperkte bypasses van met radionucliden besmette waterstromen, een lage verbonden porositeit, een lage tortuositeit.

De vertraging en verzakking van het vrijkomen door chemische retentie (veiligheidsfunctie R3), berust op chemische retentieprocessen in de retentiebarrières van de installatie (monolieten, opvulmortel, modules, ophoging).

Deze functie wordt vervuld door de grote hoeveelheid cementgebaseerde materialen die worden gebruikt in de bergingsinstallatie, maar ook door de aggregaten en toeslagmaterialen gebaseerd op kalksteen. Dit garandeert gedurende een lange periode stabiele geochemische omstandigheden.

Waar dit compatibel is met de overige functionaliteiten van de andere SSCs, worden voor de opvulmaterialen van de inspectieruimte en voor de ophoging andere dan cementgebaseerde materialen bestudeerd. Deze andere materialen geven invulling aan het principe van diversiteit. Deze andere materialen dienen een chemische retentie te vertonen in aanwezigheid van alkalisch poriënwater afkomstig uit de bovenliggende cementgebaseerde materialen. Zo werd door NIRAS einde 2008 bij haar verdere optimalisatie van het ontwerp, na de opmerkingen [R2-149] van het FANC, een O&O onderzoeks-programma opgestart naar zeolieten, nadat ook de optie van glauconifere zanden in een preliminair onderzoek bekeken was. Op basis van een publicatie uit september 2012 [R2-159], worden momenteel ook ijzeroxides verder verkend als optie voor toevoeging aan de zanden. Voor de ophoging zal een zand met de hoge sorptiecapaciteit gekozen worden, mits dat zand compatibel is met overige functionaliteiten.

Page 105: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-90 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

2.8.3 Tijdsbestekken in het veiligheidsconcept

De duur van de fases zijn als indicatief te beschouwen.

2.8.3.1 Fase III

Zie paragraaf 2.7.2.

2.8.3.2 Fase IV (isolatie) duurt enkele honderden jaren (~ 800 jaar)

Het tijdsbestek dat wordt geassocieerd met de isolatiefase, tijdens dewelke waterstroming en diffusie in de radionucliden retentiebarrières nog enigszins wordt beperkt, is afgestemd op de nood aan een hoge en robuuste mate van insluiting en van vertraging door middel van meerdere en diverse maatregelen gedurende enkele honderden jaren, zoals bepaald in de strategische veiligheidsoriëntaties (paragraaf 2.4.2), en wordt beïnvloed door de volgende bedreiging: scheuren in betonstructuren van de afdekking, modules en monolieten op lange termijn.

Door een gepaste keuze van materialen en configuratie kunnen processen met betrekking tot alkali-silica reacties, sulfaataanvallen en temperatuurcycli worden geëlimineerd.

De belangrijkste bedreiging door mechanische belasting die moet worden onderzocht, is de dreiging van aardbevingen.

De modules en monolieten zijn ontworpen op basis van een specifiek "ontwerpaardbeving" (DBE) voor een levensduur van 350 jaar (tot het einde van fase III). Deze ontwerpaardbeving correspondeert met een 4% overschrijdingskans gedurende 350 jaar en met een terugkeerperiode van 8 574 jaar. De notie “ontwerpaardbeving” betekent dat de structuur ontworpen wordt om bestand te tegen DBE en dat er geen (permanente) macroscheuren zullen ontstaan als rechtstreeks gevolg van de DBE (de aardbevingen waarvan wordt uitgegaan, worden verder beschreven in Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 8).

Zoals vereist door het FANC in [R2-144], blijft de monoliet blijft structureel intact tijdens een in aanmerking genomen aardbeving die de DBE overschrijdt (zie ook verder Hoofdstuk 7, paragraaf 7.4.3.2 [R2-8]).

Deze groter dan ontwerpaardbeving" (BDBE)heeft een terugkeerperiode van 20 000 jaar. De duur van van fase IV werd benaderend bepaald in overeenstemming met deze aardbeving. Deze aardbeving correspondeert met een 4% overschrijdingskans gedurende 816 jaar.

Tijdens fase IV kunnen er mogelijks macroscheuren ontstaan als gevolg van een aardbeving die de DBE overschrijdt, maar de bypass van waterstromen wordt verwacht beperkt te blijven (beperkte bypass van waterstromen naar retentiebarrières, beperkte bypasses van met radionucliden besmettewaterstromen door retentiebarrières, zie Hoofdstuk 14, paragraaf 14.5.2 [R2-15]).

De actieve corrosie van wapening kan optreden op bij een daling van de pH onder 10,5 van de poriënvloeistof rond de wapening. De pH daling kan worden teweeggebracht een carbonatatiefront die de wapeningen bereikt, en door de ontkalking van beton ten gevolge van de oplossing van beton. De actieve corrosie kan ook optreden door chloriden.

Het binnendringen van chloriden waardoor corrosie wordt veroorzaakt, wordt beperkt tot het verdamperconcentraatafval waarvoor specifieke ontwerpopties worden ontwikkeld (zie Hoofdstukken 7 en 8 [R2-8], [R2-9]).

Page 106: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-91

Het duurt meerdere honderden jaren alvorens de carbonatiefrontmigratie in het hoogkwalitatieve beton dat wordt beoogd voor de oppervlaktebergingsinstallatie in Dessel de wapening bereikt. Afhankelijk van de randvoorwaarden en hypothesen met betrekking tot de carbonatatie snelheid, en dus rekening houdend met de onzekerheden, omvat de periode van meerdere honderden jaren ten minste de fase III, en mogelijks zowel de fase III als IV (zie Hoofdstuk 5, § 5.3.2.14 [R2-6]).

De oplossing van betonfases is voldoende laag, zelfs wanneer rekening wordt gehouden met een beperkte mate van scheuren van het beton, zodat een pH hoger dan 10,5 meerdere duizenden jaren gewaarborgd is (zie Hoofdstuk 5, §5.3.2.14 [R2-6]).

De evaluatiebasis voor de koppeling van de verschillende mechanismen en processen die degradatie van beton veroorzaken, bevat grote onzekerheden.

Het gevolg van scheuren die al aanwezig zijn tijdens de isolatiefase is een geleidelijke toename van de waterflux door het bergingssysteem in zijn geheel. De waterflux neemt toe tot de infiltratiewaarde, wat een totaal verlies van de waterkerende functies van al het cementgebaseerd materiaal in het bergingssysteem op het einde van de isolatiefase impliceert.

Er dient bij de hypothesen voor de veiligheidsevaluaties rekening gehouden te worden met:

het feit dat er gedurende de isolatiefase met tijd groeiende onzekerheden zijn met betrekking tot de graad aan effectieve beperking van de waterstroming doorheen de bergingsinstallatie zijn geheel (zie onder meer Hoofdstuk 14, §14.5.2.2 Figuur 14-11, §14.5.2.4 Figuur 14-12 en §14.9.2.2 Figuur 14-86 [R2-15]);

het feit dat er macroscheuren tijdens de isolatiefase niet volledig kunnen uitgesloten worden (zie onder meer §14.5.2.4 Figuur 14-14 in Hoofdstuk 14 [R2-15]).

De introductie van de isolatiefase is in overeenstemming met de FANC commentaar dat het referentiescenario voldoende representatief moet zijn voor de verwachte evolutie van de installatie [R2-150], en is ook in overeenstemming met de FANC commentaar dat het effect scheuren op de chemische retentie expliciet dient beschouwd te worden [R2-149]. Dit is mogelijk door de introductie van een fase waarin een gedeeltelijke globale degradatie van hydraulische karakteristieken gepaard gaat met de modellering van scheuren (fase IV – isolatiefase). Inderdaad:

Wanneer de technische barrières en in het bijzonder de preventieve barrières met lage waterdoorlaatbaarheid in niet-gedegradeerde toestand zijn, zal het effect van scheuren in beton weinig tot geen invloed hebben op de radionuclidenmigratie omdat diffusief transport domineert zolang de preventieve barrières niet-gedegradeerd zijn (een bevestiging van deze hypothese door middel van berekeningen kan gevonden worden in Hoofdstuk 14 §14.9.3.3. – vergelijking tussen EES

en AES1-1 Geval 5 in de periode 0-350 jaar [R2-15]).

Wanneer de preventieve barrières en retentie beton barrières gedegradeerd zijn zodanig dat de globale hydraulische conductiviteit dusdanig toegenomen is dat er geen belemmering meer is van waterstroming, is het contrast qua waterstroming tussen scheuren en matrix in grote mate verdwenen en zal een systeem met en zonder expliciet gemodelleerde scheuren een gelijkaardige advectief transport van radionucliden vertonen (een bevestiging van deze hypothese door middel van berekeningen kan gevonden worden in Hoofdstuk 14 §14.8.2.2 Figuren 14-64 en 14-65 in de periode na 816 jaar [R2-15] waar de verschillende curves voor systemen met en zonder scheuren een gelijkaardig verloop kennen).

Page 107: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-92 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

De beschouwde duur van de isolatiefase van enkele honderden jaren is in overeenstemming met de hypothesen die internationaal beschouwd worden (zie bijvoorbeeld §3.2.2 van [R2-160]). We merken ten slotte ook op dat in [R2-160] gesteld wordt dat voor High Integrity Concrete (HIC) een duur van deze fase tot enkele duizenden jaren vooropgesteld zou kunnen worden (in Hoofdstuk 5, §5.3.1.3 [R2-6] wordt aangegeven dat het beton van de caissons en de modules gelijkaardige karakteristieken als High Performance Concrete (HPC) heeft).

2.8.3.3 Fase V (chemische insluiting) duurt enkele duizenden jaren

Het tijdsbestek dat wordt geassocieerd met de insluitingsfase is gebaseerd op de nood aan een blijvende vertraging gedurende enkele duizenden jaren voor het categorie A-afval, zoals bepaald in de strategische veiligheidsoriëntaties (§ 2.4.2).

Een complete verandering van de oppervlaktekenmerken van de omgeving zou kunnen leiden tot een reeks veronderstellingen over verandering van de geometrie van de installatie. Deze veronderstellingen zijn moeilijk te rechtvaardigen voor een tijdsbestek van langer dan enkele duizenden jaren, gezien de onzekerheden over de evolutie van de globale en lokale oppervlakteomgeving van de bergingsinstallatie, in het bijzonder gezien de impact van menselijke ontwikkelingen.

De grootteorde van enkele duizenden jaren is in lijn met de waarde van 10 000 jaar die internationaal gebruikt wordt (zie bijvoorbeeld §3.2.3 van [R2-160])

2.8.3.4 Fase VI

De berekeningen in het kader van veiligheidsevaluaties worden voor fase VI, conform met de aandachtspunten van het FANC en AVN uit de voorontwerpfase uitgevoerd tot het ogenblik dat de piekimpact voor alle actinides en hun dochters bereikt is (zie §3.9 van [R2-147]).

Voor de evaluaties in het kader van de huidige vergunningsaanvraag waarin een snelle chemische degradatie ondersteld wordt in vergelijking met vroegere evaluaties (zie §3.9 van [R2-147]) betekent dit dat de berekeningen uitgevoerd worden tot grootteorde 105 jaar (zie §14.5 tot 14.12, in het bijzonder Figuur 14-47 in §14.6.4.2 en Figuur 14-113 in §14.10.5.2 [R2-15]). De grootteorde van 105 jaar voor de pieken van langlevende nucliden met grote chemische retentie, is in lijn met internationale referenties (zie bijvoorbeeld §3.2.3 van [R2-160]).

Page 108: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-93

2.8.4 In aanmerking genomen systemen, structuren en componenten

De belangrijkste SSCs in het huidige referentieontwerp worden getoond in Figuur 2-14 en worden hieronder verder beschreven.

Figuur 2-14: Schematisch overzicht van het bergingssysteem en de belangrijkste SSCs ervan.

2.8.4.1 Afdekking/afdeklagen

De afdekking is er in hoofdzaak op gericht om de waterinstroming naar de onderliggende structuren (modules, monolieten, fundering) te minimaliseren. Het huidige referentieprofiel bestaat uit de volgende hoofdcomponenten (zie Figuur 2-15):

Figuur 2-15: Schematisch overzicht van het bergingssysteem en de afdekking.

aarden afdeklagen bestaande uit:

► een biologische laag

1. Afdeklagen

7. Inspectiegalerij8. Funderingen

9. Site

2. Vast stalen dak

3. Module Dak

4. Module Middel

6. ModuleBasis

5. Monoliet

Fase Ia Fase Ib t.e.m. Fase V

Page 109: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-94 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

► een bio-intrusie barrière,

► een infiltratiebarrière

► een zandlaag,

een ondoorlatende topplaat,

zwevende platen,

een bitumen laag,

en de ophoging aan de zijdes.

De eerste functionele laag van de aardafdekking is de biologische laag (1.1), die bestaat uit een toplaagbestaande uit bodemmateriaal gemengd met grind om erosie te verminderen en met organische stoffen om plantengroei te bevorderen, een bodemlaag bestaande uit zanderig materiaal, en een overgangslaagbestaande uit niet-verdicht zand om de vermenging van bovenliggende met onderliggende lagen te beperken.

De tweede laag is de bio-intrusie barrière (1.2) die bestaat uit een stenen grindlaag van vermalen steen en zo een barrière vormt tegen diep gravende dieren, een verdichte zandlaag die een barrière vormt tegen flora en fauna, een niet-verdichte zandlaag voor de laterale afvoer van water.

De infiltratiebarrière (1.3) is opgebouwd uit een verdichte kleilaag om de onderliggende klei te beschermen tegen uitdroging, een niet-verdichte kleilaag bovenop een geosynthetische kleibekleding en een tweede verdichte kleilaag.

De laatste laag van de aarden afdeklagen is de zandlaag (of vullaag) (1.4) die bovenop de ondoorlatende topplaat wordt aangebracht. Hiermee kan mogelijk aanwezig water worden afgevoerd naar de laterale ophogingen aan de zijden. Deze laag biedt tevens ondersteuning om de verdere bovenliggende lagen te realiseren.

De ondoorlatende topplaat (1.5) is een niet-structurele dikke betonnen component, licht gewapend of versterkt met vezels. Het doel van deze ondoorlatende laag is om de percolatie van potentiële waterlekken te verminderen en het badkuipeffect5 te vermijden.

De zwevende platen (1.6) zijn betonnen platen, geplaatst langs de volledige omtrek van de ondoorlatende dekplaat. Zij beperken de zettingen ter hoogte van de overgang tussen de module en de laterale ophoging. De zwevende platen verzamelen eveneens geïnfiltreerd water, afkomstig van de bovenste lagen van de afdekking, en leiden dit verder weg van de modulewanden.

De bitumen laag (1.7) zal de structurele topplaat (3.1) volledig afdekken alvorens het dak wordt verwijderd. Ze zal een tijdelijke barrière tegen waterinsijpeling bieden en zal een onbelemmerde vrije krimp toelaten van ondoorlatende topplaat (1.4), waardoor de vorming van scheuren in de ondoorlatende topplaat beperkt wordt.

5 Het badkuipeffect is een scenario dat zou kunnen optreden als de doorlaatbaarheid van de onderste lagen

van de bergingsinstallatie lager is dan de doorlaatbaarheid van de bovenste lagen. Dit leidt tot een ophoping van water en doorsijpeling in de bergingsinstallatie.

Page 110: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-95

De zandophoging aan de zijdes (1.8) wordt gemaakt met verdicht zand om alle holtes tussen de modules op te vullen en om een natuurlijke graduele overgang tussen de bovenkant van de afdekking en het natuurlijke grondniveau te bekomen.

2.8.4.2 Stalen dak structuur

De stalen dak structuur bestaat uit een reeks onafhankelijke structuren die worden verankerd aan de zijkant van de modules en ondersteund door lokale betonnen sokkels. Om infiltratie van regen en sneeuw te voorkomen, worden de openingen tussen de verschillende daken afgedekt met extra dakplaten. Deze verbindingen worden scharnierend uitgevoerd om differentiële zettingen toe te laten. De stalen dak structuur bedekt nagenoeg de volledige zijkanten van de modules (er blijft een kleine opening onderaan bestaan om zettingen toe te laten). Het water dat op het stalen dak valt, wordt aan elke zijde van de volledige structuur opgevangen en naar het infiltratiebekken geleid.

Figuur 2-16: Eén module met dak structuur.

2.8.4.3 Module dak

Het module dak bestaat uit een structurele topplaat (3.1) en prefab afschermingsplaten (3.2). Meer details zijn terug te vinden in Figuur 2-17.

Figuur 2-17: Schematisch overzicht van het bergingssysteem en de componenten van het module dak.

3.1 Structural Top Slab

3. Module Roof

3.2 Precast Shielding Slab

3.1 Structural Top Slab

3. Module Roof

3.2 Precast Shielding Slab

Page 111: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-96 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

4.2 Module wall

4. Module Middle4.1 Gravel4.2 Module wall

4. Module Middle4.1 Gravel

De structurele topplaat (3.1) is een plaat van gewapend beton dat in situ gestort is. De structurele topplaat sluit structureel aan op de modulewanden.

De prefab afschermingsplaten (3.2) zijn vooraf gefabriceerde afzonderlijke betonplaten die bovenop de bovenste monoliet van elke stapel worden geplaatst wanneer de modules worden gevuld. Ze blijven op hun plaats zodra de module volledig is gevuld en zorgen zo voor radiologische afscherming, hoofdzakelijk tijdens de bouw van de structurele toplaag. Ze beperken bovendien het skyshine-effect.

2.8.4.4 Midden van de module

Het midden van de module bestaat uit grind (4.1) en de modulewand (4.2).

Figuur 2-18: Schematisch overzicht van het bergingssysteem en de componenten van het midden van de

module.

Er wordt grind (4.1) aangebracht in de residuele ruimte tussen de buitenste monolieten en de modulewanden. De residuele ruimte is nodig om rekening te kunnen houden met de bouwtoleranties en lichte plaatsingsafwijkingen van de monolieten. In vergelijking met het dichtstorten van de residuele ruimte met een grout, vergroot deze opvulling met grind ook de terugneembaarheid van de monolieten. Het grind zal er wegens zijn hoge hydraulische conductiviteit ook voor zorgen dat in de module binnensijpelend water preferentieel door het grind zal stromen en niet doorheen de monolieten. Op deze wijze vormt het grind een bijkomende hydraulische barrière, en ondersteunt het grind de R2b veiligheidsfunctie van de monolieten (M-rol qua S).

De modulewand (4.2) is een ononderbroken structuur in gewapend beton die in-situ wordt gestort. Hij is structureel verbonden met de funderingsplaat (6.6), de ondersteunende plaat (6.1) en de structurele topplaat (3.1). Tijdens de exploitatiefase leveren de wanden eveneens steun aan de dak structuur. Inderdaad, de modulewanden zijn voorzien van betonnen sokkels die de stalen dakconstructie ondersteunen. Aan hun basis bevinden zich smalle toegangsopeningen naar de inspectieruimte.

2.8.4.5 Monoliet

De monoliet is de bergingsverpakking van het afval en bestaat uit de caisson (5.1), een lege betonnen container met een eigen afdekplaat, de afvalvorm (5.3) en de mortelmatrix (5.2).

Page 112: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-97

5.1 Caisson

5.2 Mortar

5. Monolith

5.3 Waste Form

5.1 Caisson

5.2 Mortar

5. Monolith

5.3 Waste Form

De caisson (5.1) is een prefab betonnen kist die klaar is voor de postconditionering van de afvalvorm (5.3) (ofwel primaire afval colli in vaten (Type I en II), ofwel bulkafval (Type III)). De afdekplaat van de caisson is een prefab element dat in een uitsparing wordt geplaatst ten opzichte van de zijwanden van de caisson om de overdracht van een mechanische belasting naar de afdekking te voorkomen.

De mortel (5.2) is een opvullende cementgebaseerd matrix die de leegtes binnenin de met afval gevulde caisson opvult.

Voor monolieten van Type III wordt de mortel gebruikt om het bulkafval te conditioneren. In dat geval vormen de mortel en het bulkafval samen de afvalvorm (5.3).

Figuur 2-19: Schematisch overzicht van het bergingssysteem en de monoliet-componenten.

2.8.4.6 Modulebasis

De componenten van de modulebasis (6) zijn: de steunplaat (6.1), het opgevuld drainagesysteem (6.2), de prefab elementen (6.3), de kolommen (6.4), de inspectieruimte (6.5) en de funderingsplaat (6.6).

Figuur 2-20: Schematisch overzicht van het bergingssysteem en de componenten van de modulebasis.

6.6 Foundation Slab

6.1 Support Slab

6.4 Columns

6. Module Basis

6.2 Drainage System

6.5 Inspection Room

6.3 Precast Element

6.6 Foundation Slab

6.1 Support Slab

6.4 Columns

6. Module Basis

6.2 Drainage System

6.5 Inspection Room

6.3 Precast Element

Page 113: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-98 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

De steunplaat (6.1) is de plaat waarop de monolieten worden gestapeld. Ze is structureel bevestigd aan de zijwanden en rust op de kolommen.

Het drainagesysteem (6.2) bestaat uit enkele afvoeren die in de steunplaat zijn voorzien om mogelijke waterinsijpeling (d.w.z. lekkend water van het stalen dak, condensatiewater,...) af te leiden naar drie specifiek daartoe voorziene kanalen die zijn verbonden met de centrale galerij. Het percolaat en condensatiewater wordt opgevangen in specifieke recipiënten die een directe monitoring mogelijk maken en wordt dan via specifiek daartoe voorziene leidingen naar het watercollecteergebouw. Tijdens de sluitingsfase wordt het bergingssysteem in zijn passieve toestand gebracht en worden alle open ruimteszoals het drainagesysteem gevuld met cementgebaseerd materiaal.

De prefab elementen (6.3) zijn betonnen platen die rusten op de kolommen (6.4). Ze vormen een verloren bekisting voor het gieten van de steunplaat tijdens de bouw van de module. Merk op dat deze prefab elementen niet kunnen worden verwijderd ten gevolge van de beperkte toegang tot de inspectieruimte;

De kolommen (6.4) zijn in-situ gegoten ondersteuningen in gewapend beton die bijdragen tot de structurele stabiliteit van de steunplaat en tegelijk de plaats voorzien die nodig is voor de inspectieruimte. De kolommen bevinden zich onder het zwaartepunt van elke stapel monolieten erboven, zodanig dat buigmomenten in de vloerplaten kunnen worden beperkt.

De inspectieruimte (6.5) is een controleruimte die verbonden is met de inspectiegalerij. De verbinding bestaat uit kleine openingen waardoor een inspectierobot kan worden ingevoerd. Tijdens de sluitingsfase worden de inspectieruimtes opgevuld met een cementgebaseerd materiaal.

De funderingsplaat (6.6) is de onderste component van de module en is gemaakt van beton dat op de zand-cement vulling wordt gegoten. Ze helt af naar de centrale galerij voor de opvang van condensatiewater of accidentele lekken in de bovenste steunlaag (6.1). Ze vormt de vloer van de inspectieruimte (6.5) waarop de inspectierobot zich zal verplaatsen.

2.8.4.7 Inspectiegalerij

De inspectiegalerij is gelegen tussen twee rijen modules en is gemaakt van geprefabriceerd gewapende beton. De inspectiegalerij omvat ook centraal tussen de eerste vier modules een “sampling room” waarin monsters van beton onder in-situ voorwaarden zullen bewaard worden en opgevolgd in functie van de tijd.

De inspectiegalerij helt af naar het watercollecteergebouw.

Tijdens de sluitingsfase wordt de inspectiegalerij (incl. de sampling rooms) opgevuld met een cementgebaseerd materiaal.

2.8.4.8 Funderingen

De funderingen worden gevormd door de zand-cement ophoging (8.1), de drainagelaag (8.2) en de site-zandegalisatie (8.3).

Page 114: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-99

Figuur 2-21: Schematisch overzicht van het bergingssysteem en de componenten van de funderingen.

De zand-cement ophoging (8.1) vormt de eerste en belangrijkste funderingslaag. De funderingslaag dient om enerzijds voldoende mechanische draagcapaciteit te geven aan de bovenliggende structuren, en dient anderzijds als bijkomende barrière voor chemische retentie van radionucliden.

De drainagelaag (8.2) is gemaakt van grind en wordt voorzien onder de volledige toekomstige definitieve afdekking. Ze voorkomt dat water in contact komt met het beton van de module. De dikte ervan houdt rekening met zettingen. Om deze laag te versterken worden er geogrids geplaatst als gebruikelijke praktijk en wordt er een membraan van geotextiel gebruikt om de indringing van fijne materialen van de bovenste zand-cement opvulling tot een minimum te beperken.

De site-zandegalisatie (8.3) is een laag van gecompacteerd zand dat in de buurt van de site beschikbaar is en wordt toegevoegd om het natuurlijke bodemprofiel tot een geschikt niveau te egaliseren.

2.8.4.9 Site

De sitegeologie (9.1) zorgt voor de mechanische stabiliteit van het bergingssysteem.

Aangezien de site wordt beschouwd als een nucleaire inrichting van Klasse I wordt er tijdens de operationele fase, sluitingsfase en nucleaire reglementaire controlefase voorzien in een actief toezicht (9.2) (d.w.z. een fysieke beveiliging).

Markers en archieven (9.3). Markers zijn passieve maatregelen om ongeoorloofde toegang tot de bergingsinstallatie te ontraden en bestaan uit opvallende voorwerpen en informatiedragers die rondom de bergingsinstallatie worden geplaatst.

2.8.5 SSCs en langetermijnveiligheidsfuncties

De rollen van de diverse SSCs worden in categorieën ingedeeld om zo het relatieve belang aan te geven van de functies die een bepaalde SSC vervult. Deze categorieën zijn:

■ Main (M) (=essentieel): de SSC moet in staat zijn om onder normale omstandigheden gedurende een bepaald tijdsinterval een bepaalde veiligheidsfunctie te vervullen. Er moet worden aangetoond en

8.3 Site Sand Leveling

8.2 Drainage Layer

8.1 Sand-CementEmbankment

8. Foundations

8.3 Site Sand Leveling

8.2 Drainage Layer

8.1 Sand-CementEmbankment

8. Foundations

Page 115: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-100 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

geverifieerd dat de SSC, onder normale omstandigheden, de vereiste langetermijnveiligheidsfunctie effectief vervult.

■ Contribute (C) (= bijdragend): er geldt voor de SSC geen specifieke vereiste voor een bepaalde veiligheidsfunctie. Mogelijks draagt de SSC echter wel bij tot het vervullen van een bepaalde langetermijnveiligheidsfunctie. De fenomenologische aspecten die aantonen dat de SSC, onder normale omstandigheden, zal bijdragen tot de vereiste langetermijnveiligheidsfunctie, zullen worden beschreven.

De opsplitsing in M en C rollen stemt overeen met het proces van klassering van de SSCs volgens hun belang voor de veiligheid (artikel 8 van [R2-111]).

Voor de ondersteunende veiligheidsfunctie (S) dienen de volgende opmerkingen te worden gemaakt:

■ De SSCs en de langetermijnveiligheidsfunctie(s) die wordt/worden ondersteund door de S-functie van een gegeven primaire SSC, zullen expliciet worden opgelijst.

■ Als de ondersteunde SSCs een 'Main' langetermijnveiligheidsfunctie leveren en als ook de ondersteunende functie van de primaire SSC als 'Main' wordt beschouwd, moet worden aangetoond en geverifieerd dat deze primaire SSC, onder normale omstandigheden, de gestelde ondersteuning aan andere SSCs kan leveren.

■ Als de ondersteunde SSCs een 'Contribute' langetermijnveiligheidsfunctie leveren of de ondersteunende functie van de primaire SSC als 'Contribute' wordt beschouwd, wordt de fenomenologie van deze primaire SSC gegeven.

Het veiligheidsconcept bestaat dus uit de SSCs en veiligheidsfuncties met M-rollen. Een overzicht van de verschillende M- en C-rollen van de belangrijkste SSCs is te vinden in Tabel 2-2.

Het beoogde performantie niveau van de SSCs en het systeem in het veiligheidsconcept wordt behandeld via conformiteitscriteria (Hoofdstuk 8 – paragraaf 8.8 [R2-9]).

Page 116: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-101

Tabel 2-2: SSCs en de langetermijnveiligheidsfuncties die ze vervullen tijdens verschillende fases. Legende: M = Main, C = Contribute.

.

2.8.5.1 Afdekking/afdeklagen

Een eerste functie van de afdekking bestaat erin om de waterinstroming naar de onderliggende betonstructuren (modules, monolieten, funderingen) te minimaliseren (R2a).

Tijdens de nucleaire reglementaire controlefase (fase III) blijven de aarden afdeklagen herstelbaar en heeft elke laag binnen de aarden afdeklagen een specifieke M-rol voor R2a:

De biologische laag (1.1) vervult functie R2a via de volgende processen: evapotranspiratie, grote wateropslagcapaciteit en zijdelingse afwatering.

De bio-intrusie barrière (1.2) werd ontworpen om een laterale drainage bovenop infiltratiebarrière te voorzien (M-rol qua R2a).

Component III IV V VI III IV V VI III IV V VI III IV V VI III IV V VI III IV V VI1. Afdeklagen1.1 Biologische laag M M(1) M(1) C C1.2 Bio-intrusie barrière M C C C C M C C C1.3 Infiltratie barrière M C C C C1.4 Zandlaag M C C C C1.5 Ondoorlatende topplaat M M C M M C M M1.6 Zwevende platen C C C1.7 Bitumen laag C1.8 Ophoging aan de zijdes C M C C C3. Module dak3.1 Structurele top plaat M M M M C M M3.2 Prefab afschermingsplaat C C C C4. Module Midden4.1 Grind M M4.2 Modulewand M M M M M M M C M M C M M5. Monoliet5.1 Caisson M M C M M C M M M C M M C M M5.2 Mortel (Type I & II) M M C M M C M M M C M M C5.3.1 Afvalvorm (Type I & II) M M C M M C5.3.2 Afvalvorm: Afval + Mortel (Type III) M M C M M C6. Module Basis6.1 Ondersteunende plaat M M M M M C M M6.2 Opgevuld drainagesysteem M M M M M C6.3 Prefab element C C M M M C6.4 Kolommen C C M M M C M M6.5 Opgevulde inspectieruimte C C M M M C M M C C C6.6 Funderingsplaat M M M M M C M M7. Opgevulde inspectiegalerij M M C M C8. Funderingen8.1 Zand-cement ophoging M M M C M M8.2 Drainage laag M M C M M8.3 Site zand egalisatie M M9. Site 9.1 Site geologie C C C C M M9.2 Site toezicht M9.3 Markers en archieven C C CLegend:M (Main) - C (Contribute)III - Nucleaire reglementaire controle IV - Isolatie faseV - InsluitingsfaseVI - Post-insluitingsfase

S

M(1): Na fase III wordt ondersteld dat enkel een residuele biologische laag de R2a functie vervult.

I1R1 R2a R2b R3

Page 117: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-102 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Deze barrière werd ook ontworpen om de onderliggende infiltratiebarrière (1.3) te beschermen tegen indringing door gravende dieren of doordringing van wortels (M-rol qua S).

De infiltratiebarrière (1.3) vormt door zijn lage hydraulische conductiviteit de belangrijkste barrière tegen waterinstroming (M-rol qua R2a) naar de onderliggende modules.

Via de zandlaag (1.4) kan water dat afkomstig is van mogelijke lekken in de ondoorlatende barrière worden afgevoerd naar de zandophogingen aan de zijkanten (M-rol qua R2a).

Het is moeilijk om te bepalen wanneer precies de aarden afdeklagen zullen degraderen. Er wordt bijgevolg van uitgegaan dat de aarden afdeklagen zullen degraderen na Fase III. Een resterende biologische laag zal via evapotranspiratie een Main R2a-functie blijven vervullen [R2-32].

De C-rol voor I1 van de aarden afdeklagen wordt vervuld door de dikte van deze lagen die een menselijke intrusie tot in het afval bemoeilijken en de gevolgen van een menselijke intrusie beperken.

Naast de aarden afdeklagen bevat de afdekking nog een ondoorlatende topplaat (1.5), zwevende platen (1.6) een bitumen laag (1.7) en de ophoging aan de zijdes (1.8).

Het belangrijkste doel van de ondoorlatende topplaat (1.5) bestaat erin om de waterinstroming te reduceren (R2a) en dienst te doen als fysieke barrière tegen onvrijwillige menselijke indringing (I1) tijdens fases III en IV. Deze laag heeft ook een M-rol qua S-functie, omdat hij dienst doet als chemische buffer wanneer de bovenliggende kleilagen beginnen te degraderen. Door de relatief lage pH van het regenwater te verhogen, zal dit beton de mogelijke impact op de andere onderliggende betonnen SSCs inderdaad beperken (d.w.z. Ondersteuning voor R2a, R2b, R3). Ze fungeert ook als mechanische ondersteuning van de aardafdekking.

De zwevende platen (1.6) hebben een C-rol qua R2a door geïnfiltreerd water, afkomstig uit de bovenliggende lagen van de afdekking verder weg te leiden van de modulewanden. Ze vervullen bovendien een C-rol qua S als mechanische ondersteuning van de aarden afdeklagen door het vermijden van zettingen en schuifspanningen.

De bitumen laag (1.7) heeft een C-rol qua R2a door zijn beperkte hydraulische conductiviteit.

De zandophoging aan de zijdes (1.8) vormen een zijdelingse bescherming waardoor infiltratiewater en water dat door de afdekking stroomt rechtstreeks in de natuurlijke grondwaterspiegel kan afvloeien. De zandophoging draagt door zijn dikte bij tot een bemoeilijken van onvrijwillige menselijke intrusie tot in het afval en tot het beperken van de gevolgen van een menselijke intrusie. De ophoging fungeert ook als mechanische ondersteuning van component 1.1 tot 1.6 van de afdekking (M-rol qua S).

2.8.5.2 Module dak

De structurele topplaat (3.1) fungeert als barrière tegen water insijpeling (M-rol qua R2a) tijdens fase III en IV en als barrière tegen menselijke intrusie (M-rol qua I1) tijdens fase III en IV. Net zoals de ondoorlatende topplaat (1.5) vervult de structurele topplaat een M-rol qua S als chemische buffer die de mogelijke impact van regenwater op de andere onderliggende betonnen SSC-componenten beperkt.

De prefab afschermingsplaat (3.2) draagt bij als barrière tegen water insijpeling (C-rol qua R2a) tijdens fase III en IV en draagt bovendien bij tot de chemische buffering (C-rol qua S).

Page 118: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-103

2.8.5.3 Module midden

Het doel van het grind (4.1) bestaat erin structurele schade aan de monolieten in geval van een aardbeving te beperken (d.w.z. het vormt een onafhankelijke structuur tussen modules en monolieten) (M-rol qua S).

De modulewand (4.2) vormt een barrière die mogelijkse waterinstroming en advectie en diffusie tijdens fases III en IV beperkt (M-rol qua R2a en R2b). Dit is een voorzorgsmaatregel, omdat wegens het boven de watertafel plaatsen van de installatie, wegens het vermijden van capillaire suctie door middel van de drainagelaag (8.2) en wegens de zwaartekracht, een horizontale waterstroming of horizontaal radionucliden transport niet verwacht wordt om de dominante richting te vormen van het radionuclidentransport dat eerder dominant verticaal neerwaarts gericht is.

De modulewand vervult ook een veiligheidsfunctie op het gebied van retentie van radionucliden (M-rol qua R3) tijdens fase III, IV en V.

De modulewand fungeert tijdens fase III en IV ook als barrière tegen menselijke intrusie (M-rol qua I1).

Verder biedt de modulewand mechanische ondersteuning aan de ondoorlatende topplaat en de aardafdekking (M-rol qua S).

2.8.5.4 Monoliet

De caisson (5.1) en de mortel (5.2) vormen de eerste barrières rond de primaire afvalcollo en moeten fungeren als retentiebarrières voor de radionucliden (M-rol qua R3). Ze beperken bovendien de waterinsijpeling, advectie en diffusie door deze retentiebarrière (M-rol qua R2a/R2b) en fungeren als barrière tegen menselijke indringing (M-rol qua I1) tijdens fases III en IV. De caisson biedt verder mechanische ondersteuning aan de structurele topplaat (M-rol qua S).

Voor monolieten van Type III wordt de mortel gebruikt om het bulkafval te conditioneren. In dat geval vormen de mortel en het bulkafval de afvalvorm (5.3) en beperken ze het vrijkomen van radionucliden (M-rol qua R1) tijdens fase III en IV door een fysische retentie door de beperking qua advectie en diffusie, een chemische retentie en de mechanismen tot vrijkomen uit het afval zelf (diffusie, trage corrosie, precipitatie, trage oplossing van vaste fasen).

2.8.5.5 Modulebasis

Tijdens de sluitingsfase wordt het bergingssysteem in zijn passieve toestand gebracht door alle open ruimtes zoals het drainagesysteem, de inspectieruimte en de verbinding tussen de galerij en de inspectieruimte op te vullen.

Alle componenten van de modulebasis fungeren tijdens fase III tot V als retentiebarrière voor de radionucliden (M-rol qua R3).

De ondersteunende plaat (6.1), het opgevulde drainagesysteem (6.2) en de funderingsplaat (6.6) zullen tijdens fase III en IV bijdragen tot een beperking van advectie en van diffusie van radionucliden (M-rol qua R2b). Voor de opvulling van de inspectieruimte wordt voorzichtigheidshalve ondersteld dat de bijdrage tot beperking van advectie en diffusie van radionucliden een C-rol heeft (dit impliceert dat in de veiligheidsevaluaties een hoge effectieve hydraulische conductiviteit toegekend wordt, zie verder paragraaf 2.10.1, Tabel 2-4).

De funderingsplaat zorgt voor de mechanische ondersteuning van de kolommen (M-rol qua S). De kolommen, die in het zwaartepunt van een stapel monolieten worden geplaatst, fungeren als mechanische

Page 119: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-104 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

ondersteuning van de ondersteunende plaat (M-rol qua S). De ondersteunende plaat tot slot, biedt mechanische ondersteuning aan de monolieten (M-rol qua S).

De opvulling van de inspectieruimtes werkt bovendien als barrière tegen menselijke indringing (M-rol qua I1) en zal bijdragen tot de globale stabiliteit van de volledige structuur.

2.8.5.6 Inspectiegalerij

Zodra de toegang tot de inspectiegalerij (7) gesloten zijn (d.w.z. opgevuld), fungeren ze tijdens fases III en IV als een barrière tegen menselijke indringing (M-rol qua I1).

De opgevulde inspectiegalerij draagt bij tot de globale stabiliteit door mechanische ondersteuning te bieden aan de aarden afdeklagen (M rol qua S).

2.8.5.7 Fundering

De zand-cement ophoging (8.1) zal tijdens fase III en IV fungeren als een retentiebarrière voor radionucliden (M-rol qua R3).

Door watercontact door capillariteit tussen water van de watervoerende laag en het beton van de module te voorkomen en door zoveel mogelijk te voorkomen dat de zand-cement ophoging verzadigd wordt, vervult de drainagelaag (8.2) een R2a-veiligheidsfunctie tijdens fase III en IV (M-rol qua R2a).

De drainagelaag en de zandophoging vormen ook de mechanische ondersteuning van bovenliggende componenten (M-rol qua S).

2.8.5.8 Site

De site (9.1) zorgt voor de mechanische stabiliteit van het volledige bergingssysteem (M-rol qua S).

Ze draagt in zekere mate ook bij tot de retentie van de radionucliden tijdens fase III tot V, door de aanwezigheid van glauconiet mineralen [R2-33] (C-rol qua R3).

Aangezien de site wordt beschouwd als een nucleaire inrichting van Klasse I wordt er tijdens de operationele fase, sluitingsfase en nucleaire reglementaire controlefase voorzien in een actief toezicht (9.2) (M-rol qua I1).

Markers en archieven, grondbestemming en behoud van geheugen (9.3) zullen bijdragen tot het verminderen van de waarschijnlijkheid op onopzettelijke menselijke indringing (C-rol qua I1).

2.8.6 SSCs en operationele veiligheidsfuncties

De rollen van de diverse SSCs worden in categorieën ingedeeld om zo het relatieve belang aan te geven van de functies die een bepaalde SSC vervult. Deze categorieën zijn gelijk aan deze voor de veiligheid op lange termijn behandeld in voorgaande paragraaf 2.8.5: main (M) en contribute (C)

De SSCs die tijdens fase Ia tot II een essentiële (Main) of bijdragende (Contribute) rol spelen in de verschillende nucleaire operationele veiligheidsfuncties en de overgang naar de langetermijnveiligheid(d.w.z. creëren van de vereiste voorwaarden om de doelstelling inzake langetermijnveiligheid te kunnen halen) worden getoond in Tabel 2-3.

Page 120: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-105

Tabel 2-3: De nucleaire operationele veiligheidsfuncties van de SSCs.

Naast het direct instaan voor de veiligheidsfuncties insluiting, afscherming, beveiliging en waarborgen van de transitie naar langetermijnveiligheid, zorgen een aantal SSCs voor een ondersteuning van de SSCs die instaan voor deze operationele veiligheidsfuncties:

De elektrische noodvoeding en uninterrupted power supply (UPS) hebben een M-rol gedurende de fasen Ia, Ib en II omdat ze ervoor zorgen dat de lopende activiteiten binnen de inrichting ook bij netuitval waar nodig kunnen afgewerkt worden (bijvoorbeeld opslag van kritische data in servers vooraleer uitschakeling) of verder uitgevoerd worden (bijvoorbeeld de toegangscontrole), zodat de inrichting in een veilige toestand kan gebracht worden.

Component Ia Ib II Ia Ib II Ia Ib II Ia Ib II1. Afdeklagen1.1 Biologische laag C C C C M M1.2 Bio-intrusie barrière C C C C M M1.3 Infiltratie barrière C C C C M M1.4 Zandlaag C C C C M M1.5 Ondoorlatende topplaat C C M M M M1.6 Zwevende platen M C1.7 Bitumen laag C1.8 Ophoging aan de zijdes C C M M2. Vast stalen dak M3. Module dak3.1 Structurele top plaat M M M M M M C C3.2 Prefab afschermingsplaat M M M C C4. Module Midden4.1 Grind M M M4.2 Modulewand M M M M M M M M M M M M5. Monoliet5.1 Caisson M M M M M M M M M M M M5.2 Mortel M M M C C C C C C M M M5.3 Afvalvorm C C C M M M6. Module Basis6.1 Ondersteunende plaat M M M M M M M M M M M M6.2 Drainagesysteem M M M M M6.3 Prefab element C C C C C C6.4 Kolommen M M M6.5 Inspectieruimte M M C6.6 Funderingsplaat M M M M M M7. Inspectiegalerij M8. Funderingen8.1 Zand-cement ophoging M M M8.2 Drainage laag M M M8.3 Site zand egalisatie M M M9. Site 9.1 Site geologie M M M9.2 Site toezicht M M M M M M9.3 Markers en archieven10. Transportcontainer M CLegend:

Overgang naar

langetermijn veiligheid

Insluitings vermogen Afscherming Beveiliging

M (Main) - C (Contribute) Backfilling van de component Component niet aanwezig/beschikbaar

II - SluitingsfaseIb - Operationele fase (Afdekking)Ia - Operationele fase (Stalen dak)

Page 121: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-106 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Rolbruggen hebben een M-rol gedurende fasen Ia en Ib, omdat ze ervoor zorgen dat de monoliet niet verstoord wordt in zijn operationele en langetermijnveiligheidsfuncties en ze ontworpen worden als single failure proof.

De instrumentatie en controle aangestuurd vanuit de controlezaal heeft een C-rol gedurende fasen Ia, Ib en II omdat

► alles sequentieel verloopt, dit wil zeggen na elke belangrijke stap moet de operator opnieuw een commando geven,

► het centrale controlesysteem de uitrusting niet rechtstreeks aan stuurt; alle signalen – in beide richtingen – gaan door de sturingssystemen van de uitrusting zelf,

► de transportcontainer afdoende afscherming bezit zodat de inrichting ook bij een stilstand van de transportcontainer in veilige toestand is,

► de componenten zoals de rolbruggen, transportcontainer voorzien zijn van manuele bedieningsmogelijkheden los van de semi automatische bediening op afstand.

Het vaste stalen dak heeft een M-rol gedurende fase Ia, omdat het vermijdt dat er in de installatie insijpeling is van regenwater, dat een vector kan vormen voor verdere verspreiding van een hypothetische besmetting. Deze M-rol wordt tijdens de fasen Ib en II overgenomen door de afdekking. We verwijzen in dit kader ook naar de functie “waarborgen van langetermijnveiligheid” uit voorgaande paragraaf 2.7.3.

De opsplitsing in M en C rollen stemt overeen met het proces van klassering van de SSCs volgens hun belang voor de veiligheid (artikel 8 van [R2-111]).

2.8.6.1 Afdekking en stalen dak

Tijdens de operationele periode verschaffen eerst het vast stalen dak en dan de afdekking de vereiste ondoorlatendheid en maken ze de overgang naar de fases van de langetermijnveiligheid (fase III tot V) mogelijk (M-rol transitie naar langetermijnveiligheid).

De ondoorlatendheid wordt gerealiseerd door het vast stalen dak (2) dat aanwezig is tijdens de operationele fase Ia. Op het einde van deze fase wordt er een bitumen laag (1.7) aangebracht op de structurele topplaat voordat het stalen dak wordt verwijderd. Deze laag zal voorzien in de tijdelijke ondoorlatendheid tussen het moment waarop het dak wordt verwijderd en het moment waarop de ondoorlatende topplaat wordt geplaatst, die niet eerder kan worden aangebracht omwille van de aanwezigheid van de stalen structuur.

De biologische laag, de bio-intrusie barrière, de infiltratiebarrière, de zandlaag en de ondoorlatende topplaat zullen eveneens bijdragen tot de afscherming van de bergingsinstallatie (C-rol afscherming). Bovendien fungeert de betonnen ondoorlatende toplaag als een barrière tegen menselijke indringing (d.w.z. beveiligingsfunctie) (M-rol beveiliging).

De zwevende platen dragen bij tot het beperken van de zettingen ter hoogte van de overgang tussen de module en de laterale ophoging en vermijden zo nadelige schuifspanningen op de afdekking tijdens de bouw van de aardafdekking (d.w.z. bescherming van de infiltratiebarrière (1.3)), als gevolg van wijzigende stijfheid in de onderliggende structuren (M-rol transitie naar langetermijnveiligheid).

Page 122: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-107

De zandophoging aan de zijdes (1.8) vormen een zijdelingse bescherming waardoor infiltratiewater en water dat door de afdekking stroomt rechtstreeks in de natuurlijke grondwaterspiegel kan afvloeien (M-rol transitie naar langetermijnveiligheid).

2.8.6.2 Module dak en module midden

De structurele topplaat (3.1), de prefab afschermingsplaat (3.2) en de modulewand (4.2) zorgen voor afscherming tijdens de exploitatie en de sluiting van de module (M-rol afscherming).

De structurele topplaat (3.1) en de modulewand (4.2) zullen tijdens de operationele periode ook fungeren als barrière tegen menselijke intrusie (M-rol beveiliging). Net zoals tijdens de fases van de langetermijnveiligheid beperkt het grind (4.1) structurele schade aan de monolieten in geval van een aardbeving en zorgt de modulewand voor een mechanische ondersteuning (M-rol transitie naar langetermijnveiligheid)

2.8.6.3 Monoliet

De caisson en de mortel zullen instaan voor de insluiting van het afval (M-rol insluiting). De caisson zal bovendien fungeren als barrière tegen menselijke indringing en als afscherming (M-rol afscherming en beveiliging).

2.8.6.4 Modulebasis

Het drainagesysteem (6.2) en de inspectieruimte (6.5) spelen een belangrijke rol om een veilige overgang naar de nucleaire reglementaire controlefase mogelijk te maken dankzij de monitoring (M-rol transitie langetermijnveiligheid).

Het drainagesysteem zal water van de module opvangen en monitoren en waarborgt de insluiting van de radionucliden in de bergingsinstallatie (M-rol insluiting).

De inspectieruimte (6.5) maakt het mogelijk om de bodemstructuur van de module te monitoren (M-rol transitie langetermijnveiligheid). De toegang tot de inspectieruimte werd op een zodanige manier ontworpen (d.w.z. beperkte afmetingen) dat menselijke indringing tijdens de operationele en sluitingsfase voorkomen worden. (M-rol transitie langetermijnveiligheid).

De ondersteunende plaat (6.1), kolommen (6.4) en funderingsplaat (6.6) zorgen net zoals tijdens de fases voor de langetermijnveiligheid een mechanische ondersteuning (M-rol transitie langetermijnveiligheid).

De funderingsplaat (6.6) dat in het hypothetisch geval van een lekkend drainagesysteem het water nog steeds binnen de installatie kan ingesloten worden (M-rol insluiting).

Op het gebied van afscherming en beveiliging speelt de ondersteunende plaat (6.1) een M-rol terwijl de prefab elementen (6.3) een C-rol hiervoor spelen tijdens fase I en II.

2.8.6.5 Funderingen

De drainagelaag (8.2) zal de integriteit van de modules vrijwaren door het voorkomen van watercontact door capillariteit tussen water van de watervoerende laag en de module.

Page 123: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-108 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

2.8.6.6 Site

Er is tijdens de operationele fase, sluitingsfase en nucleaire reglementaire controlefase een actief toezicht op de site voorzien (I1).

2.8.6.7 Transportcontainer

Met de afschermende transportcontainer (10), die bestaat uit een ~10 cm dikke behuizing in koolstofstaal, kan de monoliet op een veilige manier van IPM naar de bergingsinstallatie worden getransporteerd (M-rol afscherming).

2.8.7 Belangrijkste elementen van gelaagde bescherming in de ontwerpkeuzes en het veiligheidsconcept

De gelaagde bescherming in functie van de tijd voor het concept van berging te Dessel en het gekozen veiligheidsconcept wordt hieronder weergegeven.

De belangrijkste elementen rond gelaagde bescherming die werden opgenomen in de ontwerpstrategie kunnen ook worden gestructureerd aan de hand van de stappen van de prospectieve analyse van de gelaagde bescherming uit paragraaf 2.4.2.3.6: (1) stabiele systeemdefinitie om bedreigingen te voorkomen, (2) voor de resterende bedreigingen: robuuste beschermingslagen om bij bedreigingen defecten te voorkomen, (3) voor resterende defecten: robuust systeem van beschermingslagen waarin domino effecten vermeden worden en (4) monitoring van de stabiliteit van het systeem en de robuustheid van de beschermingslagen en van het systeem.

2.8.7.1 Gelaagde bescherming in functie van de tijd

Voor de evolutie van de gelaagde bescherming in functie van de tijd wordt ten eerste gekeken naar het bergingssysteem in zijn geheel en hoe dit systeem de verschillende principes van preventie, controle, correctie (insluiten in de installatie, remediëren op niveau van de site), mitigatie (reduceren radiologische impact door omgeving) implementeert (zie principeschets in Figuur 2-23).

Figuur 2-22: Principeschets voor de gelaagde bescherming bij een oppervlakteberging.

Monitoren + reduceren radiologische impact

OmgevingSite rondom de bergingsinstallatie

Monitoren + remediërende maatregelen

Inspectieruimtes

Insluiten in installatie

Controles, inspectiesystemen

Controleren, monitoren

Preventie maatregelen

Beperken activiteitAfzonderen, insluiten,

vertragen

Page 124: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-109

2.8.7.1.1 Preventie niveau

Het preventie niveau moet er voor zorgen dat vrijkomen van radionucliden in de omgeving zoveel als

mogelijk tegengegaan wordt. Voor de voorgestelde berging aan het oppervlak bevat dit preventie-niveau

twee basiscomponenten:

Insluiting in en afzondering door middel van de componenten van de bergingsinstallatie die instaan

voor de verschillende diverse en complementaire veiligheidsfuncties.

De adequate beperking van de bronterm (op basis van de door NIRAS voorgestelde criteria [R2-15],

wordt de langlevende activiteit in de bronterm beperkt tot een niveau dat significant lager ligt dan de

indicatieve waarde van 400 Bq/g [R2-103] [R2-78], met name rond de 50 Bq/g [R2-7]]).

2.8.7.1.2 Controle niveau

Het controle niveau zorgt ervoor dat complementair aan het preventie niveau, het eventueel falen of

mogelijk toekomstig falen adequaat en snel kan opgemerkt worden. Voor de voorgestelde berging aan het

oppervlak bevat het controle-niveau de volgende componenten:

Controle van de monoliet en van het radioactief afval vooraleer over te gaan tot berging.

Controle van de SSCs vooraleer over te gaan tot exploitatie.

Controle en monitoring van de bergingsinstallatie door middel van een controle- en inspectiesysteem

zo dicht als mogelijk bij de bron. Het drainagesysteem en de inspectieruimte onder de modules

maken deel uit van dit controle- en inspectiesysteem.

2.8.7.1.3 Correctie niveau door middel van de inspectieruimten

Een eerste correctie niveau na het controleniveau omvat de inspectieruimtes van de installatie waarmee

eerst preventief mogelijke verdere verspreiding van radionucliden buiten de installatie tegengegaan

wordt. Op deze wijze dragen de inspectieruimtes eveneens bij tot een insluiting in de installatie.

2.8.7.1.4 Correctie niveau op de site

Daarna volgt een tweede correctie niveau op de site.

Dit correctie niveau zorgt er vooreerst voor dat via toegangscontrole op de site, onvrijwillige menselijke

intrusie tot in de installatie en tot in het afval kan vermeden worden.

Dit niveau zorgt er ten tweede voor dat via controle en toezicht op de site, het eventuele falen van het

eerste correctieniveau adequaat en snel opgemerkt wordt.

Het correctieniveau op de site kan er ten slotte voor zorgen dat via remediërende maatregelen (tijdelijke

actieve maatregelen of blijvende passieve maatregelen, bijvoorbeeld terugnemen sommige monolieten) de

verdere verspreiding van radionucliden buiten de site tegengegaan of beperkt wordt.

Page 125: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-110 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

2.8.7.1.5 Mitigatie niveau in de omgeving

De verspreiding buiten de site wordt opgevangen door het mitigatie niveau.

Het mitigatie niveau omvat ten eerste omgevingscontrole en toezicht zodat een eventuele verontreiniging

in de omgeving als gevolg van de bergingsinstallatie tijdig kan gedetecteerd worden, en via remediërende

maatregelen verder kan ingedijkt worden. In het kader van het omgevingstoezicht- en controle is het

belangrijk om gemakkelijk te modelleren hydrogeologisch systeem te hebben rondom de berging met die

identificatie mogelijk maken van “exutoirs” waar kan gemonitord en gecontroleerd worden. Mede omdat

wegens de grote dilutie in de omgeving van de site van Dessel de concentraties van radionucliden in de

Kleine/Witte Nete niet boven de detectielimieten uitkomen, werd beslist om de voorgaande controle en

correctie niveaus van de gelaagde bescherming te versterken door middel van de inspectieruimtes (zie

ook paragraaf 2.7.1.3).

Het mitigatie niveau omvat daarnaast het geheel van site factoren dat bijdraagt aan de mitigatie van

radiologische impact. Dit laatste aspect is nagenoeg uitsluitend van belang na het beëindigen van controle

en toezicht wanneer de veiligheid volledig steunt op een passief bergingssysteem. De grootte van de lange

termijn radiologische impact als gevolg van het uitgestelde en verzwakte vrijkomen van radionucliden

wordt gemitigeerd door een aantal karakteristieken van de omgeving van de site, die in rekening gebracht

moeten worden in de veiligheidsevaluatie. Omdat de radiologische impact voor een referentiepersoon in

de omgeving van de berging bepaald wordt door het gebruik van verontreinigd grondwater (waterput

scenario), zijn de volgende factoren van belang voor mitigatie:

De sorptie van radionucliden in de bodem ter verlaging van hun concentratie in het grondwater,

De geometrie en hydraulische karakteristieken van de watervoerende lagen die de verdunning van de

radionucliden in het grondwater bepalen,

De geometrie en hydraulische karakteristieken van de watervoerende lagen die de hoeveelheid

oppompbaar water bepalen (capaciteit waterput).

2.8.7.1.6 Evolutie in de tijd

De principeschets uit Figuur 2-23 geeft de situatie aan op het ogenblik dat de monitoring en

controlemogelijkheden en de extra opvang in de inspectieruimtes en drainagesystemen binnen de

installatie nog functioneren tijdens de exploitatiefase.

Page 126: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-111

Figuur 2-23: Evolutie in de tijd van de gelaagde bescherming in zijn globaliteit.

Na verloop van tijd zal men van de exploitatiefase overgaan tot de sluitingsfase, op het ogenblik dat er via controle en monitoring en de periodieke veiligheidsrevisies voldoende vertrouwen opgebouwd is in het blijvend correct passief functioneren van de installatie. Op het ogenblik van sluiting is ook het inherente risico verbonden met het afval reeds afgenomen door radioactief verval.

Bij de sluiting vallen er twee beschermingslagen van de globale gelaagde bescherming weg (1) controle en monitoring in de installatie en (2) de extra opvang van percolaat in de inspectieruimtes en drainagesystemen. Anderzijds komt er op niveau van de preventieve barrières een laag van bescherming bij: het opvulmateriaal van de inspectieruimtes levert extra chemische retentie aan het bergingssysteem.

De beide aspecten van opbouwen van vertrouwen en radioactief verval justifiëren de afname van de gelaagde bescherming door de sluiting.

De globale afname van de gelaagde bescherming in functie van de tijd voor de verschillende niveaus van preventie, controle, insluiten, remediëren, reduceren radiologische impact wordt schematisch weergegeven in Figuur 2-23.

2.8.7.1.7 Evolutie in de tijd van de diversiteit van functies, materialen en processen voor het preventie niveau

Een verder element van gelaagde bescherming betreft de diversiteit qua functies, materialen en processen voor de preventiemaatregelen op niveau van het ontwerp van de bergingsinstallatie.

De twee basiscomponenten zijn de adequate beperking van de activiteit van langlevende radionucliden en de afzondering, insluiting en vertraging (Figuur 2-24).

Page 127: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-112 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Deze basiscomponenten berusten op hun beurt op diverse functies en processen. De beperking van de activiteit van langlevende radionucliden berust op enerzijds de radiologische limieten voor de kritieke radionucliden en anderzijds de beperking van de activiteit van kritieke radionucliden in de berging door de operationele maatregelen bij het plaatsen van het afval in de berging. De afzondering, insluiting en vertraging berust op twee veiligheidsfuncties: (1) Afzondering en (2) Insluiting en vertraging.

De veiligheidsfunctie afzondering gebeurt door diverse maatregelen en processen: (1) de mechanische weerstand van de betonnen componenten in de berging (2) de dikte van de afdekking en (3) de beperking van de toegankelijkheid van de bergingssite.

De functie insluiting en vertraging is op zijn beurt gestoeld op twee sub-functies: enerzijds het fysisch insluiten en vertragen van radionucliden en anderzijds het chemisch insluiten en vertragen van radionucliden.

Het fysisch insluiten en vertragen van radionucliden berust op twee verschillende functionaliteiten: enerzijds het beperken van de waterinstroming naar de barrières waarin radionucliden aanwezig zijn, anderzijds het beperken van advectie en diffusie van radionucliden binnen de barrières waarin radionucliden aanwezig zijn.

De verschillende functionaliteiten gekoppeld aan het insluiten en vertragen van radionucliden berusten verder op diverse materialen en fabricageprocessen.

De beperking van de waterstroming gebeurt in hoofdzaak in drie verschillende types van barrières binnen de afdekking: de biologische laag die een capacitieve evapotranspiratie barrière is, de infiltratiebarrière bestaande uit klei en een geosynthetic clay liner en ten slotte de vezelversterkte betonnen ondoorlatende topplaat.

Page 128: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-113

Figuur 2-24: Evolutie in de tijd van de gelaagde bescherming qua preventiemaatregelen.

De beperking van advectie en diffusie binnen de radionuclide retentie barrières berust enerzijds op verschillende componenten die via verschillende productieprocessen gemaakt worden, met name de module en de monoliet, en anderzijds op verschillende materialen, met name mortel en beton.

De chemische insluiting en vertraging berust op diverse componenten, materialen en chemische processen. De diverse componenten die bijdragen tot chemische insluiting zijn de monoliet, module, opvulling van de inspectieruimte en de ophoging. Deze componenten worden via diverse productieprocessen gemaakt. De diverse materialen die bijdragen tot chemische retentie zijn beton, mortel, opvulmateriaal inspectieruimte en zand/cement. Deze verschillende materialen worden gekenmerkt door verschillende degradatiemechanismen, bijvoorbeeld scheuren als gevolg van corrosie van wapening treedt enkel op in gewapend beton. De verschillende chemische processen uiten zich in de verschillende materialen die bijdragen tot sorptie: cement, kalksteen, complementair materiaal in inspectieruimtes, zand in de ophoging. Met andere woorden, indien de chemische retentie op cement onderschat wordt, kunnen de overige materialen tot op zekere hoogte toch nog zorgen voor een chemische retentie in de berging.

Net zoals voor de globale gelaagde bescherming, neemt het aantal beschermingslagen voor het preventieniveau ook af in functie van de tijd (Figuur 2-24). Ongeveer 200 à 300 jaar na het plaatsen van het afval, neemt de afzonderingscapaciteit af omdat ondersteld wordt dat de actieve maatregelen ter beperking van toegang dan opgeheven worden. Na enkele honderden jaren nemen zowel de functies

Beperking activiteit langlevende radionuclidenLimieten voor kritieke radionuclidenBeperking activiteit kritieke radionucliden in de berging

Diverse veiligheidsfunctiesAfzonderen

Dikte van de afdekkingMechanische weerstand betonBeperking van de toegang

Insluiten en vertragenFysisch insluiten en vertragen

Chemisch insluiten en vertragen

Beperken waterinstromingAfdekking – biologische laag - evapotranspiratieAfdekking – kleibarrièreAfdekking – vezel beton

Beperken advectie en diffusieMonoliet – mortelMonoliet – betonModule – beton

Monoliet – mortel + kalksteenfillerMonoliet + module – beton + kalksteenaggregaten

Inspectieruimte – mortel/complementair materiaal(zeoliet)

Ophoging – zand + cement

To ~ 50 jaar ~ 100 jaar ~ 350 jaar enkele 100’en jaren

Page 129: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-114 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

afzondering als beperking van waterinstroming en beperking van advectie en diffusie af, waardoor na enkele honderden jaren de preventieve maatregelen van gelaagde bescherming nog alleen bestaan uit de beperking van de activiteit van langlevende radionucliden, het chemisch insluiten en vertragen en in minder mate de beperking van de waterinstroming.

Deze afname correspondeert met een afname in inherent risico dat het afval nog stelt. De gelaagde bescherming na de opheffing van nucleaire reglementaire controle (~350 jaar) en na enkele honderden jaren is in overeenstemming met het radioactief verval (paragraaf 2.4.2.3.2 Figuur 2-6 en 2-7).

Deze overeenstemming tussen tijdsevolutie van de gelaagde bescherming en van het radioactief verval wordt bevestigd met behulp van veiligheidsevaluaties. Inderdaad, in zoals aangetoond in Hoofdstuk 14 (paragrafen 14.7, 14.8.2.2 en 14.8.4 van [R2-15]) resulteren de resterende bedreigingen voor de verschillende beschermingslagen in een radiologisch risico dat lager dan de risicobeperking van 10-6

mSv/jaar ligt en een radiologische impact die in het geval van de laagste waarde van chemische retentie op cementgebaseerd materiaal en geen sorptie op de overige materialen (kalksteen, complementair materiaal in de inspectieruimte, zand) maximaal slechts rond 0,3 mSv/jaar ligt (paragraaf 14.8.4 van [R2-15]).

2.8.7.2 Stabiele systeemdefinitie

Het voorkomen van bedreigingen voor de systeemdoelstelling 'het vrijkomen te vertragen en verzwakken' gebeurt via de volgende processen, sitekenmerken en ontwerpkeuzes:

Het voorzien in een operationele veiligheidsfunctie 'overgang naar langetermijnveiligheid' om negatieve gevolgen van operaties op lange termijn te voorkomen.

Het plaatsen van de modules en inspectiegalerijen boven de grondwaterspiegel en het voorzien van een drainagelaag in de funderingen om insijpeling van grondwater te voorkomen.

Het plaatsen van de modules en inspectiegalerijen boven het in het ontwerp voorziene overstromingsniveau om insijpeling van oppervlaktewater te voorkomen. De ontwerpwaarde voor de ingang van de inspectiegalerij is 25,73 m TAW, terwijl de studie met betrekking tot het overstromingsrisico wijst op een maximaal niveau van overstromen van 25,2 mTAW [R2-34].

Het plaatsen van een vast stalen dak over één volledige dubbele rij modules om insijpeling van oppervlakte te voorkomen tijdens fase Ia.

Het voorzien van één centrale inspectiegalerij in plaats van twee galerijen aan de buitenkant van de dubbele rij modules in het voorlopige ontwerp van STOLA-Dessel (zie paragraaf 2.3.4.2), om interacties met plaatsingstransporten van monolieten te voorkomen en sluitingsoperaties tot een minimum te beperken.

Een zorgvuldige keuze van de samenstelling van cementgebaseerde materialen en van de bouw van betonnen barrières om sulfaataanvallen (vertraagde ettringietvorming, thaumasiet), alkali-silicareacties, scheuren ten gevolge van hydratatiewarmte te voorkomen.

Een zorgvuldige keuze van de chemische retentiebarrières met cementgebaseerde materialen waarin complexvorming en snellere uitloging van radionucliden te voorkomen.

Eisen inzake verenigbaarheid van de afvalvorm met de concrete nabije veld omgeving om degradatie van het nabije veld ten gevolge van met het afval verbonden processen te voorkomen. Deze eis kan

Page 130: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-115

zowel op het niveau van de afvalvorm als op het niveau van het nabije veld (monoliet) worden vertaald.

Het voorkomen van bedreigingen voor de systeemdoelstelling 'afzondering van mens en milieu' gebeurt via de volgende sitekenmerken en ontwerpkeuzes:

Geen minerale bronnen die economische gezien van belang kunnen zijn in de bergingsinstallatie en de site, wat het risico op menselijke indringing beperkt (details aangaande de argumentering rond zand en water als natuurlijke bronnen worden gegeven in [R2-23]). We merken verder op dat de aanwezigheid van grondwater als mogelijke bron van drinkwater behandeld wordt via de scenario’s van geleidelijke uitloging (Hoofdstuk 14, paragrafen 14.5, 14.6, 14.7, 14.8 en 14.9 [R2-15]). Het ontwerp van de berging als een installatie boven het maaiveld zorgt er bovendien voor dat waterputten eerder aan de rand van de tumulus zullen gebeuren op de tumulus zelf, dus dat het risico op menselijke indringing tot bij het afval beperkt wordt.

Het voorzien van één centrale inspectiegalerij in plaats van twee galerijen aan de buitenkant van de dubbele rij modules in het voorlopige ontwerp van STOLA-Dessel (zie paragraaf 2.3.4.2), om het risico op menselijke indringing te beperken.

Zorgen dat de inspectieruimtes niet rechtstreeks toegankelijk zijn voor de mens om het risico op menselijke indringing te beperken.

De installatie zo snel mogelijk sluiten om het risico op menselijke indringing te beperken, d.w.z. zodra het vertrouwen in de toekomstige performantie inzake 'afzondering en insluiting' van de bergingsinstallatie wordt bevestigd via nieuwe veiligheidsevaluaties en monitoring van het drainagesysteem.

Een afdekking van meerdere meters dik die het risico op menselijke indringing beperkt.

Een structurele topplaat en een ondoorlatende topplaat die het risico op menselijke indringing beperken.

De hoge kwaliteit van het ontwerp, waarvoor gebruik wordt gemaakt van beproefde materialen en technologieën (BBT) en het systeem met meerdere barrières dragen aanzienlijk bij tot het voorkomen van bedreigingen en defecten wanneer er zich toch bedreigingen voordoen, en het controleren van de gevolgen ervan.

2.8.7.3 Robuustheid van beschermingslagen

Voor het ontwerp van het systeem met het oog op de doelstelling ‘het vrijkomen te vertragen en verzwakken' werden de volgende bedreigingen in aanmerking genomen:

Basisontwerp voor aardbevingen voor het ontwerp van de modules in gewapend beton.

Grotere dan de ontwerp aardbeving voor het ontwerp van de monolieten, zoals vereist door het FANC

in [R2-144].

Gewicht van de module, monolieten afdekking en basisontwerp voor aardbevingen voor het ontwerp van betonnen kolommen in de inspectieruimte.

Zettingen voor het ontwerp van de module en de afdekking.

Page 131: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-116 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Basisontwerp voor aardbevingen voor het ontwerp van veiligheidsfunctie R2a van de afdekking en voor het ontwerp van de ondersteunende chemische beveiligingsfunctie van de afdekking (stabiliteit van de helling van materiaal boven de bergingsmodules).

Degradatiefactoren voor het beton: sulfaataanvallen, vorst-dooi cycli, carbonatatie, uitloging van betonfases.

Erosie van de afdekking.

Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan:

Het ontwerp van de betonsamenstelling van modules en caissons zodanig dat er hoge waarden worden gehaald voor de betonduurzaamheidsindicatoren (zie Hoofdstuk 5 [R2-6]).

Het ontwerp van het drainagesysteem en de modulebodem om een evenwichtig compromis te vinden tussen 'robuustheid' en 'monitoring'.

De robuustheid van componenten wordt als volgt bekeken:

Het beperken van de activiteit van de langlevende radionucliden in de berging is een laag van bescherming voor “afzonderen” en “insluiten en vertragen”, welke onafhankelijk is van de verschillende veiligheidsfuncties en SSCs. Het beperken van de activiteit van langlevende radionucliden berust bovendien op twee onafhankelijke processen zoals aangehaald in de voorgaande paragraaf 2.4.2.3.1.

Evaluatie van de gevolgen van scheuren in het beton op veiligheidsfuncties R2a, R2b en R3: om R2a/R2b uit te voeren en waterinsijpeling te beperken, moet beton een laag gehalte aan doorgaande vertonen, de zogenaamde "fysische integriteit", maar als er toch scheuren ontstaan, kan het beton nog steeds chemische retentie bieden en de rol van R3 vervullen gezien de lage beschikbaarheid van radionucliden in de scheuren die mogelijks kunnen zorgen voor een bypass ([R2-6],[R2-26], paragraaf 14.8.2.2 van [R2-15]).

De evapotranspiratie functie van de afdekking door de initiële vegetatie, die behouden zal blijven omdat de afdekking zal worden gekoloniseerd door planten nadat de degradatie ervan is ingezet.

2.8.7.4 Robuustheid van het systeem van beschermingslagen

Voor het ontwerp van het systeem met het oog op de doelstelling 'insluiting, vertraging en verzwakking van het vrijkomen' zijn volgende elementen van toepassing voor de gelaagde bescherming

Voor de insluiting, vertraging en verzwakking van het vrijkomen van radionucliden in de biosfeer zijn vier veiligheidsfuncties voorzien samen met de algemene maatregel van beperken van de activiteit van langlevende radionucliden.

Een mogelijke common cause failure voor de verschillende veiligheidsfuncties is de waterinfiltratie door regen. Om het vrijkomen te vertragen en verzwakken, werd het systeem zodanig ontworpen dat de performantie van SSCs op een progressieve manier zal afnemen in lijn met de afname van het radiologische risico door radioactief verval.

► Functie R2b van betoncomponenten volgt op functie R2a van de afdekking.

► De R3-performantie van betoncomponenten neemt niet onmiddellijk af nadat R2a/R2b is afgenomen (cf. verschil tussen fase III en IV), d.w.z. een progressieve afname van de

Page 132: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-117

performantie van de veiligheidsfunctie van één SSC. Dit omdat de R3 performantie gebaseerd is op de uitloging van betonmineraalfasen. In de veiligheidsevaluaties wordt de snelheid van afname van R3 voorzichtigheidshalve gemaximaliseerd door geen rekening te houden met de beperking van waterstroming (R2a/R2b) bij de snelheid van afname van R3 (zie ook paragrafen 14.5.2.5 en 14.9.2.5 van Hoofdstuk 14 [R2-15]).

► De R3-performantie die wordt geassocieerd met de niet gescheurde delen van de SSCs monoliet, modulebasis en funderingen neemt progressief af en trager af dan bij een gedegradeerd niet-gescheurd beton omwille van het feit dat de uitloging van betonmineraalfasen in een gescheurd beton met intacte niet-gescheurde delen lager zal zijn wegens de lagere waterstroming doorheen de niet-gescheurde delen (hydraulische barrièrewerking van scheuren). In de veiligheidsevaluaties wordt de snelheid van afname van R3 voorzichtigheidshalve gemaximaliseerd door geen rekening te houden met de beperking van waterstroming (R2a/R2b) bij de snelheid van afname van R3 (zie ook paragrafen 14.5.2.5 en 14.9.2.5 van Hoofdstuk 14 [R2-15]).

► Concluderend met betrekking tot de R3-performantie, kan dus gesteld worden dat door gepaste conservatieve aannames in de veiligheidsevaluaties, een onafhankelijkheid kan ondersteld worden tussen de degradatie van R2a/R2b en R3.

Door de bestaande keuze van materialen is de R3 functionaliteit van het beton en mortel gebaseerd op twee diverse materialen:

► Gehydrateerde cementfasen

► Kalksteen.

Een mogelijke common mode failure tot verhoging van waterstroming in de componenten bestaande gewapend beton (caisson en monoliet) is gerelateerd aan scheuren ten gevolge van corrosie in de wapening van klassiek gewapend beton.

► Er werden cementgebaseerde materialen met een hoge betonduurzaamheidsindicator voorzien om corrosie in de wapening voldoende lang te vertragen (enkele honderden jaren). Inderdaad, zoals aangetoond in Hoofdstuk 14 bevinden de radiologische gevolgen van optreden van scheuren door corrosie van wapening zich onder de dosisbeperking van 0,1 mSv/jaar (paragraaf 14.5.7 van Hoofdstuk 14 [R2-15]) en bevinden de radiologische risico’s van een mogelijk vroeger als voorzien optreden van scheuren door corrosie zich onder de risicobeperking van 10-6/jaar (paragraaf 14.9.3.3, Tabel 14-15, AES1-1 Geval 5 [R2-15]).

► Er werd desalniettemin een diversiteit aan materialen voorzien: naast het klassieke gewapende beton, werden verschillende andere cementgebaseerde materialen voorzien om het effect van dergelijke scheuren te beperken:

• vezel versterkt beton,

• mortel zonder wapening,

• opvulmateriaal van de inspectieruimtes zonder wapening,

• zand-cement funderingen zonder wapening.

► Er werd bovendien nog verder gezocht naar een verhoging van de diversiteit:

Page 133: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-118 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

• Via specifieke O&O wordt momenteel de mogelijkheid onderzocht om de inspectieruimtes te vullen met een mengsel van cementgebaseerde materialen met niet-cement materialen die chemische retentie vertonen in een alkalisch milieu. Hierdoor zou de diversiteit van chemische retentie in het bergingssysteem kunnen worden vergroot.

• Voor de ophoging zal een zand met hoge sorptiecapaciteit gekozen worden, mits dat zand compatibel is met overige functionaliteiten van de andere SSCs.

De nood aan onafhankelijkheid en diversiteit moet bovendien, zoals reeds aangehaald in voorgaande paragraaf 2.8.7.1, afgewogen worden ten opzichte van het radiologisch risico en de resterende radiologische gevolgen indien meerdere beschermingslagen zouden falen.

De volgende onafhankelijke elementen worden in de ontwerpstrategie in aanmerking genomen om de doelstelling 'afzondering van mens en milieu' te realiseren:

Beperken van de langlevende radionucliden door gepaste limieten.

Beperken van de langlevende radionucliden door operationele maatregelen bij de operaties van het bergen (optimalisatie van volumecapaciteit in plaats van activiteitcapaciteit).

Toezicht en toegangscontrole tijdens fase Ia, Ib, II en III.

Opgevulde inspectiegalerijen en inspectieruimtes tijdens fase III en IV.

Module tijdens fase Ia, Ib, II, III en IV.

Monoliet tijdens fase Ia, Ib, II, III en IV.

Afdekking met ondoorlatende topplaat tijdens fase Ib, II, III en IV.

Deze SSCs en hun functie in het veiligheidsconcept zijn gepast en hebben een voldoende lange levensduur in vergelijking met het in de strategische veiligheidsoriëntaties beschreven risico (paragraaf 2.4.2).

2.8.7.5 Monitoring van de robuustheid en de stabiliteit van het systeem.

Een essentieel element voor de monitoring van de stabiliteit van het systeem en de robuustheid van de beschermingslagen en van het systeem wordt gevormd door het drainagesysteem voor het monitoren van de uitloging.

De robuustheid, controleerbaarheid en herstelbaarheid (PMA) van dit monitoringelement wordt nog vergroot door inspectieruimtes te voorzien. De robuustheid en betrouwbaarheid van het bergingssysteem worden nauwgezet afgewogen tegen de monitoring van het insluitingsvermogen (zie Hoofdstuk 16, paragraaf 16.6.3 [R2-17]).

Page 134: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-119

2.9.1 Bestaande en eventueel toekomstige gegevenheden

De bestaande gegevenheden bepalen de veiligheidsstrategie en de implementatie hiervan en vormen bijgevolg belangrijke ankerpunten voor de ontwikkeling en implementatie van de bergingsinstallatie.

Zoals uiteengezet in paragraaf 2.2.2.5 en Figuur 2-3 wordt de impact van mogelijk gereviseerde gegevenheden op de veiligheidsstrategie en de implementatie ervan in elke programmastap en iteratie geëvalueerd.

Om toekomstige beleidsmakers volledig te informeren, worden die gegevenheden die op dit moment worden beschouwd als aandachtspunt voor de veiligheid van de categorie A-bergingsinstallatie in Dessel, hier uitgelegd. Deze analyse zal in toekomstige programmastappen worden verfijnd en geüpdatet.

Nationaal en lokaal gesteunde beslissing voor oppervlakteberging in Dessel als optie voor het langetermijnbeheer — De beslissing van de Ministerraad van 23 juni 2006 weerspiegelde zowel een nationale als lokale steun voor een oplossing via oppervlakteberging voor het langetermijnbeheer van categorie A-afval.

► Ervaring heeft uitgewezen dat maatschappelijke factoren, en in het bijzonder de steun van de lokale gemeenschappen rond de bergingssite, in aanmerking moeten worden genomen in programma's voor de berging van radioactief afval (zie paragraaf 2.3.4.1)

► Maatschappelijke factoren vormen ook een integraal onderdeel van het radiologische optimalisatieproces zoals ook de ICRP erkende in zijn publicatie 101b [R2-96].

► Deze factoren blijven een belangrijke ondersteunende rol spelen tijdens de bouw, exploitatie, sluiting en nucleaire reglementaire controle van de bergingsinstallatie. Er is dus tijdens de volledige ontwikkeling en implementatie van de bergingsinstallatie voor categorie A afval een blijvende lokale en nationale steun voor de gekozen bergingsoplossing nodig.

Om deze steun te verkrijgen werden er een aantal voorwaarden vooropgesteld voor de site en het ontwerp van de bergingsinstallatie (zie paragrafen 2.3.4.2en 2.4.4). Veiligheid is een essentiële voorwaarde voor maatschappelijke steun (zie paragraaf 2.3.4.2). Toekomstige beslissingen met betrekking tot sommige van deze voorwaarden zouden de veiligheid kunnen beïnvloeden:

► Behoud van nucleaire expertise en archivering/overdracht/verdeling van informatie over de aanwezigheid van de installatie — Het besef van veiligheid tijdens verschillende stappen in de implementatie van de bergingsinstallatie, inclusief het voortdurende actieve toezicht tijdens de nucleaire reglementaire controlefase, zou kunnen worden beïnvloed door beslissingen waardoor het niveau van de kennis over de bergingsinstallatie en de beoordelingsbasis ervan afneemt.

► BBT en feedback uit ervaring — De steun voor het veiligheidsconcept, het bergingsontwerp en de veiligheidsevaluaties zal worden beïnvloed door toekomstige evoluties (BBT, feedback uit ervaring, O&O). Dit zal geregeld opnieuw worden geëvalueerd bij revisies van de safety case.

► Activiteiten aangaande de bergingsinstallatie — Het bergingsontwerp werd aangepast zodanig dat het de huidige activiteiten rond de bergingssite volledig in aanmerking neemt. Wijzigingen in

Page 135: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-120 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

de activiteiten rond de site zullen geregeld opnieuw worden geëvalueerd bij revisies van de safety case.

► Integratie van de bergingsinstallatie en de site in het landschap — Zowel de operationele veiligheid als de langetermijnveiligheid en de beveiliging zijn vaste voorwaarden voor de verdere integratie van de installatie en de site in het landschap. Dit zal geregeld opnieuw worden geëvalueerd bij revisies van de safety case.

► Hoewel de invloed in de praktijk alleen maar kan aanleiding geven tot een verlaging van de radiologische impact, vermelden we hier voor de volledigheid: wijzigingen radiologische bronterm en vermindering van aantal modules

De radiologische limieten in Hoofdstuk 14 (paragraaf 14.14) zijn dusdanig voorzien dat de radiologische impacts niet zouden verhogen bij minder modules met dezelfde radiologische inhoud.

De radiologische limieten in Hoofdstuk 14 verzekeren dat wijzigingen in radiologische inhoud geen aanleiding kunnen geven tot een radiologische impacts die niet zouden voldoen aan de van toepassing zijnde beperkingen en referentiewaarden.

De berekende radiologische impact zal geregeld opnieuw worden geëvalueerd bij revisies van de safety case.

► Bergingsontwerp voor 34 modules — Verhogingen in de voortgebrachte hoeveelheden afval en het aantal modules kunnen een invloed hebben op de berekende impact van scenario's rond de uitloging van grondwater (zie Hoofdstuk 14 [R2-15]).

Daarom werden door NIRAS voorzichtige hypothesen genomen voor de schatting van de hoeveelheid afval (34 modules), zodanig dat de kans klein is dat er meer dan 34 modules zouden nodig zijn. De voorzichtige hypothesen qua volume gaan uit van een groot percentage van historische afval geproduceerd voor 1999 dat zou kunnen behoren tot categorie A, een levensduur van 40 jaar voor de commerciële nucleaire reactoren en van ontmantelingsscenario’s voor alle nucleaire installaties.

Om de oppervlaktebergingsinstallatie ook daadwerkelijk te kunnen implementeren als de veilige oplossing voor het langetermijnbeheer voor categorie A-afval, zijn er vergunningen van de regulatoren vereist, in het bijzonder van de nucleaire regulator FANC (zie paragraaf 2.3.2.2). Voor een volledige implementatie van het veiligheidsconcept zijn verschillende vergunningen nodig, die worden afgeleverd bij elke grote verandering aan de configuratie van de bergingsinstallatie (continuïteit van de reglementaire functies).

Om de oppervlaktebergingsinstallatie daadwerkelijk te kunnen implementeren zoals beoogd, zijn de verantwoordelijkheden van NIRAS inzake het beheer van radioactief afval, communicatie, uitoefening van toegepaste O&O en de financiële middelen ervoor, noodzakelijk (continuïteit van de functies van de implementerende instantie).

Wijzigingen in het veiligheidskader (internationale aanbevelingen, nationale federale en regionale reglementeringen, begeleidingsdocumenten van het FANC ) kunnen een grote impact hebben op de nieuwe veiligheidsevaluaties van de bergingsinstallatie en het beheer ervan. Ze zouden bijvoorbeeld een invloed kunnen hebben op de inventaris van geborgen afval en bijgevolg leiden tot beslissingen aangaande het terughalen van reeds geborgen afval en/of strengere limieten voor nog te bergen afval:

Page 136: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-121

► Wijzigingen in de dosislimieten en referentiewaarden voor uitlogingsscenario's voor grondwater zouden een invloed kunnen hebben op de radiologische capaciteit van de bergingsinstallatie in haar geheel en dus het risico kunnen inhouden dat er moet gezocht worden naar andere oplossingen voor het langetermijnbeheer voor een deel van het afval dat normaal in de oppervlaktebergingsinstallatie in Dessel geborgen zou worden.

► Wijzigingen in de referentiewaarden voor scenario's voor onopzettelijke menselijke indringing zouden een invloed kunnen hebben op de toegelaten radiologische concentratie in te bergen afvalcolli en dus het risico kunnen inhouden dat een deel van het reeds in de installatie geborgen afval moet worden teruggenomen.

Kennis van de site — Het bergingsontwerp werd aangepast zodanig dat het de huidige activiteiten rond de bergingssite volledig in aanmerking neemt (een inventaris van de huidige activiteiten rondom de bergingssite wordt gegeven in [R2-35]).

Het effect op de hydrogeologie van mogelijke wijzigingen in huidige activiteiten rond de bergingssite werden geëvalueerd en hebben globaal een vrij geringe invloed op de radiologische impact (zie Hoofdstuk 14, paragraaf 14.5.3.4 [R2-15] voor de elementen van kwantificatie). De beschouwde wijzigingen zijn:

► Wijziging in gebruik van gronden

► Belangrijke waterwinning met veel pompactiviteiten

► Verandering in geometrie van rivieren/kanalen

► Uitbreiding van bestaande zandwinningen

Wijzigingen in de kennis van de site (natuurlijke en menselijke gevaren, bijv. aardbevingsfrequentie, wind, sneeuw, vliegtuigongevallen...) zullen regelmatig opnieuw worden geëvalueerd bij revisies van de safety case.

Met uitzondering van het aantal modules en van een aantal wijzigingen qua hydrogeologie, kunnen de effecten van bovenstaande elementen niet gekwantificeerd worden. Het plan van aanpak bestaat erin dat:

1) Deze elementen worden expliciet vermeld in het veiligheidsrapport, op basis waarvan de beslissingsnemers beslissingen nemen;

2) NIRAS neemt het effect van beslissingen mee in volgende veiligheidsrevisies van het veiligheidsdossier om aan te geven wat het effect is op de veiligheid. Het meenemen van het effect bestaat uit twee deelaspecten:

a) Het nagaan van de compatibiliteit tussen de beslissingen en de veiligheidsstrategie in de lijn van de voorgaande paragraaf 2.4.4.

b) Het desgevallend kwantitatief en/of kwalitatief evalueren van het effect op de reeds bestaande veiligheidsevaluaties.

c) Dit meenemen van het effect van beslissingen gebeurt op continue basis door NIRAS. Indien aan één van de bovenstaande elementen fundamentele wijzigingen aangebracht worden, zal NIRAS dit melden aan het FANC en de betrokken reglementaire instanties, en een aanvraag indienen bij de betrokken reglementaire instanties tot herziening van het veiligheidsrapport met een evaluatie van de effecten.

Page 137: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-122 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

d) De resultaten van de periodieke veiligheidsrevisies worden voorgelegd aan de betrokken beslissingsnemers. Op basis van de periodieke veiligheidsrevisies wordt beslist over de verderzetting van het programma dat als doel blijft hebben om mens en milieu te beschermen tegen schadelijke effecten van ioniserende straling, nu en in de toekomst.

2.9.2 Veiligheidsconcept

Ondanks alle genomen maatregelen, blijft een beperkt risico bestaan dat het veiligheidsconcept beschreven in de vorige paragraaf 2.8 niet kan worden gerealiseerd zoals beoogd, d.w.z.:

kortere tijdsbestekken voor de fases dan voorzien in het veiligheidsconcept

belangrijke functie van een bepaalde SSC die niet zou kunnen worden gerealiseerd op basis van verder wetenschappelijk bewijs of implementatie.

Deze kwantificatie van de effecten van deze risico’s wordt besproken in de veiligheidsevaluaties in Hoofdstuk 14 [R2-15] (paragrafen 14.7, 14.8, 14.9 en 14.11).

In Hoofdstuk 14 wordt aangetoond dat de radiologische impacts zich in alle gevallen onder een aantal mSv/jaar bevinden, wat lager dan of vergelijkbaar is met de natuurlijke achtergrondstraling. Er wordt bovendien aangegeven dat gezien de lage waarschijnlijkheid van optreden van kortere tijdsperiodes of niet-vervullen van veiligheidsfuncties, het radiologische risico zich onder de risicobeperking van 10-6/jaar bevindt.

Het feit dat de radiologische risico’s beperkt blijven bij een niet-volledige realisatie van het veiligheidsconcept, is mede het resultaat van het feit dat het bergingsconcept een adequate gelaagde bescherming bezit (zie paragraaf 2.8.7).

Het plan van aanpak bestaat uit volgende componenten:

het voortdurende wetenschappelijke onderzoek om zo snel als mogelijk indicaties van mogelijke problemen en/of verdere bevestiging van het safety concept te krijgen en het

een test- en monitoringprogramma om zo snel als mogelijk indicaties te krijgen van mogelijke problemen en/of verdere bevestiging van het safety concept en vervolgens maatregelen te kunnen nemen.

Het verdere plan van aanpak bij indicaties van mogelijke problemen is gelijklopend met de beschrijving in voorgaande paragraaf 2.9.1.

Page 138: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-123

2.10.1 Het veiligheidsrollen uit het veiligheidsconcept zijn afdoende begrepen en worden behandeld in het ontwerp, de veiligheid en het toekomstig O&O

programma

Het gebruik van het veiligheidsconcept als centraal instrument voor de ontwikkeling van het veiligheidsdossier, draagt bij tot een gestructureerde, duidelijke en traceerbare ontwikkeling en documentatie van de berging in Dessel en haar veiligheidsargumentatie. Dit wordt geïllustreerd in Tabel 2-4 dat de belangrijkste veiligheidsargumenten bevat, die kunnen worden gehaald uit het veiligheidsconcept, de wetenschappelijke basis, de ontwikkeling van het ontwerp- en de veiligheidsevaluaties. Deze argumenten worden als volgt ontwikkeld:

Een opsomming van de belangrijkste fenomenologische karakteristieken en processen verantwoordelijk voor de toekenning van een M-rol in het veiligheidsconcept. ► Voor deze karakteristieken en processen wordt geargumenteerd hoe ze werden geïmplementeerd

werden in de ontwikkeling van het programma door:

• ontwerpvereisten en/of bouw- en operationele maatregelen, verantwoordelijk voor deze M-rol en/of

• toekomstig O&O werk met inbegrip van monitoring, verdere ontwikkeling/ verfijning/ aanpassing van ontwerpvereisten en/of operationele maatregelen.

► In het geval van de toekomstig werk, worden redelijkerwijs voorzichtige veronderstellingen gemaakt in de veiligheidsevaluaties om een redelijke mate van zekerheid te hebben dat de performantie onderschat en de radiologische impact overschat is.

Een opsomming van de belangrijkste fenomenologische gebeurtenissen en processen, die mogelijksleiden tot de degradatie of bedreiging van de SSCs.► Voor deze gebeurtenissen en processen wordt geargumenteerd hoe ontwerpvereisten en/of bouw-

en operationele maatregelen en/of extra bijkomende barrières kunnen vermijden dat ze zich voordoen, of als vermijden niet realiseerbaar is hoe ze de effecten van de bedreiging kunnen verminderen.

► In het geval dat effecten worden verminderd, zijn specifieke aannamen of scenario’s aangewezen in de veiligheidsevaluaties om een redelijke mate van zekerheid te hebben dat performantie onderschat en de radiologische impact overschat is.

• Voor bedreigingen met een hogere aannemelijkheid werden voorzichtige parameter- en modelleringskeuzes verondersteld binnen de scenario's die de verwachte evolutie vertegenwoordigen (aannemelijk evolutiescenario, verwachte evolutiescenario, referentiescenario).

• Voor bedreigingen met een lagere aannemelijkheid werden ofwel voorzichtige aannames gemaakt in de scenario's die de verwachte evolutie vertegenwoordigen, ofwel specifieke scenario’s ontwikkeld met een lagere aannemelijkheid (alternatieve evolutiescenario's, alternatieve referentiescenario's, intrusiescenario's).

► Argumentatie hoe toekomstig O&O-werk zou kunnen bijdragen om de kennisbasis te verbreden en zo te helpen bij de evaluatie van het belang van de verschillende bedreigingen, bij de

Page 139: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-124 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

ontwikkeling van ontwerpvereisten en bouw/operationele maatregelen en bij aannamen voor veiligheidsevaluaties.

Tabel 2-4 geeft een synthese van de argumenten met betrekking tot de veiligheidsfuncties R2a, R2b en R3 die op dit ogenblik de belangrijkste functies zijn om de vertraging en attenuatie van de geleidelijke uitloging van radionucliden uit het bergingssysteem te evalueren.

Page 140: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-125

Tabel 2-4: Synthese van de veiligheidsargumenten die gebaseerd zijn op het veiligheidsconcept.

Veiligheidsconcept veil. functie/SSC/fasen

Fenomenologie Ontwerp en operationele maatregelen

Voorzichtige hypothesen veiligheidsevaluatie Toekomstig programma

R2a Biologische laag

III IV V

Belangrijkste karakteristieken en processen die R2a verzekeren: Run-off Evapotranspiratie (capacitieve

barrière functie)

De ontwerpvereisten zijn: Run-off: helling van 5% Evapotranspiratie: siltige leem-

grond, voldoende dikte

Evapotranspiratie wordt in rekening gebracht, geen rekening wordt gehouden met oppervlakte run-off. Gezien de onzekerheden werd een generieke benadering toegepast om de hydraulische functies van de bodem te schatten. Ook werd een korte grasvegetatie met relatief kleine bladoppervlakte index, interceptie en worteldiepte ondersteld.

Meting van run-off en evapotranspiratie op de geplande proefafdekking. Gebaseerd op de proefafdekking kan men de capacitieve barrière de functie van de biologische laag in de toekomst verder optimaliseren, door onderzoek naar de lange termijn gemiddelde drainage en de invloed van verschillende vegetatie.

Belangrijkste potentiële degradatie gebeurtenissen en processen: Bodem erosie Afschuiving bij statische belasting Afschuiving bij dynamische

belasting zoals een seïsme

Ontwerpvereisten die degradatie verminderen zijn: Helling van 5% bovenaan module

laat run-off toe maar beperkt toch erosie en afschuiving

Helling naar de basis is 3:1 wat het risico op afschuiving beperkt in vergelijking met 2:1 hellingen

Zelfs bij aanwezigheid van onzekerheden kan de evapotranspi-ratie functie van de biologische laag boven de modules redelijkerwijs in rekening worden gebracht Onder een ontwerpaardbeving

van 0,224g en een buitenont-werpaardbeving van 0,283 g blij-ven de grindlaag en de infiltratie barrière direct boven de modules intact

Zelfs als vegetatie wordt verwij-derd, zal de vegetatie de afdek-king relatief snel herkoloniseren

Meting van de erosiesnelheid van de geplande proefafdekking.

R2a Klei infiltratie barrière

III Belangrijkste karakteristieken en processen die R2a verzekeren: De helling van de top zorgt voor

laterale drainage in bovenliggen-de laag

Lage hydraulische conductiviteit K

Gerelateerde ontwerpvereisten zijn: Helling van 5% K klei ≤ 10-9 m/s Geosynthetische klei liner (GCL)

wordt toegevoegd om een lagere totale hydraulische conductiviteit te verkrijgen

De klei werd in rekening gebracht, geen rekening werd gehouden met GCL

Onzekerheden over de extrapolatie van ruimte en tijd: meting van de percolatie door de infiltratie bar-rière op de geplande proefafdek-king.

Page 141: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-126 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Veiligheidsconcept veil. functie/SSC/fasen

Fenomenologie Ontwerp en operationele maatregelen

Voorzichtige hypothesen veiligheidsevaluatie Toekomstig programma

R2a Klei infiltratie barrière

III Belangrijkste potentiële degradatie gebeurtenissen en processen: Scheuren van de bodem indien

de kleilaag wordt blootgelegd Bodemvorming bij een

verminderde dikte van bovenliggende lagen

Flora/fauna bioturbatie

Algemene ontwerpmaatregel: Ondoorlatende top plaat wordt toegevoegd om de effecten van onzekerheden en vroege degradatie van de infiltratie kleibarrière te beperken Scheuren van de bodem en

bodemvorming wordt vermeden door de aanwezigheid van een bovenliggende voldoende dikke biologische laag

Een bio-intrusie laag wordt toegevoegd om het risico van wortelpenetratie en gravende dieren te beperken

Inspectie en onderhoud door het verwijderen van invasieve planten tijdens fase III

Algemene maatregel: na fase III (350 a) wordt de klei infiltratie barrière niet in rekening gebracht

Testen van bouwtechnieken voor de geplande proefafdekking.

Constructie risico’s: schade aan onderliggende GCL als gevolg van compactie/verdichting van de klei

Niet-gecompacteerde kleilaag direct boven de GCL om schade te vermijden aan de GCL tijdens constructie

Gecompacteerde kleilaag daar-boven om deze niet-gecompac-teerde kleilaag te beschermen

R2a Ondoorla-tende top

plaat

III IV

Belangrijkste karakteristieken en processen die R2a verzekeren: Lage effectieve hydraulische

conductiviteit K Kleine helling van de top van de

barrière zorgt voor een laterale drainage in de bovenliggende laag

De helling zal later bepaald worden in functie van de zettingen

K matrix < 5.67×10-13 m/s Beperken van scheuren op jonge

leeftijd

Effectieve hydraulische conductiviteit voor klassiek gewapend beton zonder specifieke krimp versterkingen wordt genomen. Doorgaande macro-scheuren die de volledige dikte penetreren worden verondersteld.

O&O-programma omvat hydrau-lische performantie van vezel versterkt beton O&O-programma omvat scheuren op jonge leeftijd

Page 142: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-127

Veiligheidsconcept veil. functie/SSC/fasen

Fenomenologie Ontwerp en operationele maatregelen

Voorzichtige hypothesen veiligheidsevaluatie Toekomstig programma

R2a Ondoorla-tende top

plaat

III IV

Belangrijkste potentiële degradatie gebeurtenissen en processen:

Degradatie mechanismen voor vezel versterkt beton zijn niet goed gekend

Drie opties worden overwogen vanwege weinig lange termijn ervaring vezel versterkt materiaal: klassiek licht gewapend beton, vezel versterkt beton, combinatie van vezel versterkt beton met enige klassieke wapening

Hypothesen voor modellering van klassiek licht gewapend beton

O&O-programma omvat degradatiemechanismen van vezel versterkt beton O&O-programma omvat bouw-technieken van vezel versterkt beton

Gewapend beton: zie algemeen punt m.b.t. R2a degradatie van klassiek gewapend beton in deze tabel

Gewapend beton: zie algemeen punt m.b.t. R2a degradatie van klassiek gewapend beton in deze tabel

Gewapend beton: zie algemeen punt m.b.t. R2a degradatie van klassiek gewapend beton in deze tabel

Gewapend beton: zie algemeen punt m.b.t. R2a degradatie van klassiek gewapend beton in deze tabel

Page 143: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-128 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Veiligheidsconcept veil. functie/SSC/fasen

Fenomenologie Ontwerp en operationele maatregelen

Voorzichtige hypothesen veiligheidsevaluatie Toekomstig programma

R2aR2b

Klassiek gewapend beton (modules, caissons)

III IV

Belangrijkste karakteristieken en processen die R2a verzekeren: Lage effectieve hydraulische

conductiviteit K Gravitaire laterale drainage voor

horizontale barrières Belangrijkste karakteristieken en processen die R2b verzekeren: Lage effectieve porositeit η Lage porie diffusie coëfficiënt Dp Lage effectieve hydraulische

conductiviteit K

Kleine hellingen gecombineerd met laterale drainage voorzieningen (afvoermateriaal, goot) voor horizontale barrières

K matrix < 5.67×10-13 m/s Effectieve porositeit: zal bepaald

worden op basis van de details qua constructiemaatregelen. Moet ten minste < 9,7%

Poriën diffusie coëfficiënt zal bepaald worden op basis van de details qua constructie-maatregelen. Moet ten minste < 3.8×10-11 m/s

Beperken van scheuren op jonge

leeftijd: Beperken van scheuren op jonge

leeftijd Versterking tegen krimp zodat de

maximum opening van krimpscheuren volgens de ontwerpcodes 300 µm voor modules en 200 µm voor caissons bedraagt

Specifieke constructievolgorde voor modules om zoveel als mogelijk vrije krimp toe te laten

Constructie technieken voor modules, getest in de demonstratietest en geen krimp of andere scheuren op jonge leeftijd werden opgemerkt

Constructie technieken voor monolieten; tests met prototypes en geen krimp of andere scheuren op jonge leeftijd werden opgemerkt

Effectieve hydr. conductiviteit: Beste raming voor Keff is 10-13 m/s

wat in het verwachte bereik ligt voor beton met scheuren. Keff wordt verwacht een factor 100 kleiner te zijn: 10-15 m/s (metin-gen en inverse modellering; li-teratuurwaarden). Ondersteunen-de berekeningen: krimp scheuren van het oppervlak tot aan de wapeningsnetten met openingen van 300 µm zou Keff met enkel een factor ~2 vergroten.

Voor modules wordt een bijkomende correctiefactor van ~ 10 toegepast om rekening te houden met heterogeniteiten, variabele voorwaarden (effect op uitharding): Keff = 10-12 m/s.

Voor caissons is geen bijkomende correctiefactor toegepast omdat ze geproduceerd worden onder goed gecontroleerde omstandigheden in een specifieke installatie en omdat er geen thermische gradiënten zijn.

Voor opvulmateriaal in inspectie-ruimtes wordt een hoge effec-tieve hydraulische conductiviteit ondersteld: Keff = 10-10 m/s

Effectieve porositeit: meting van water toegankelijke waterporositeit op een labomonster beton met referentiesamenstelling. η = 9,7% Dp gebaseerd op gemeten waarde (voor chloriden) voor beton referentiesamenstelling + correctie factor ~10 voor opschaling. Dp = 3,8×10-11 m/s

O&O-programma omvat scheuren op jonge leeftijd Vooraleer gestart wordt met de bouw van de modules op de werf worden testwanden voorzien die gebouwd worden met dezelfde gedetailleerde constructievoor-zieningen als de modules. Vooraleer gestart wordt met de constructie van monolieten worden bijkomende industriële schaal- en opstarttesten van de caissonfabriek voorzien.

Page 144: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-129

Veiligheidsconcept veil. functie/SSC/fasen

Fenomenologie Ontwerp en operationele maatregelen

Voorzichtige hypothesen veiligheidsevaluatie Toekomstig programma

R2aR2b

Klassiek gewapend beton (modules, caissons)

III IV

Belangrijkste potentiële degradatie gebeurtenissen en processen: Binnendringende chloride Externe/interne sulfaat

aantasting (ESA, ISA) Alkali-silica reacties (ASR) Biodegradatie Decalcificatie/uitloging van

betonfasen Carbonatatie Krimp Thermische scheuren Corrosie geïnduceerde scheuren Vorst-dooi cycli Kruip Mechanische statische en

dynamische belastingen Constructie risico’s: Interne sulfaat aanval ten gevolge

van temperaturen boven drempel vertraagde ettringiet vorming

thermisch kraken Krimp Vries-dooi cycli Lokale aanwas van aggregaten Slechte constructie

Milieu/materiaal keuzes /constructie technieken vermijden binnendringen chloride, ESA/ISA, ASR, biodegradatie, thermisch scheuren, vorst-dooi cycli.

Materiaal keuzes/constructie technieken beperken decalcificatie, carbonatatie, krimp, kruip, corrosie geïnduceerde scheuren

Belangrijk lange termijn degradatie proces = corrosie geïnduceerd scheuren door carbonatatie

Mechanische statische en dyna-mische belasting werd be-schouwd voor het ontwerp van de wapening.

QA/QC programma wordt gedefinieerd voor de modules (werfomstandigheden) en voor de monolieten (productie installatie omstandigheden)

In situ zijn testkamers voorzien om de evolutie van het beton op te volgen in functie van de tijd

Voor afval met hoge waarden chloriden (evaporatorconcen-traten), worden ontwerp aanpas-singen overwogen en dit afval komt in aparte modules

Constructie technieken voor modules werd getest en tempera-tuur in beton lag lager dan de kritische drempel van 70°C voor ISA

RS, EES en LES omvatten een progressieve betondegradatie: - Fase III (100-350 a): Bijkomende multiplicatie factor 10 voor hydraulische conductiviteit van modules rekening houdend met het effect van scheuren. - Fase IV (350-800 a): snelle toename van hydraulische conductiviteit zodat beton niet langer een fysieke impedantie heeft na ~500 jaar - Fase IV (350-800 jaar): doorgaande scheuren inbegrepen ter hoogte van de constructie interfaces

Snellere degradatie met inbegrip van slechte constructie, grote aardbevingen, doorgaande scheuren vanaf de start van fase III … werden in rekening gebracht in de veiligheidsevaluaties door alternatieve scenario’s. De radiologische risico’s zijn aanvaardbaar, gegeven de lage waarschijnlijkheid van deze scenario’s.

Regelmatig onderzoek van betonmonsters, bewaard op de site. Dit om de evolutie van het beton op te volgen.

QA/QC programma’s zijn voorzien voor de modules en monolieten als invoergegeven voor hun specificaties.

Hoog chloride houdend afval is een specifiek familie afval voor dewelke verdere optimalisatie van het ontwerp van de monolieten mogelijk is.

Het testprogramma omvat verder onderzoek van bekisting met CPF-liners om de diffusie coëfficiënt en scheuren tijdens de constructie te beperken en daarmee de carbonatatie weerstand te verhogen.

Monitoring en in situ testprogramma naar de effecten van scheuren op de carbonatatie-snelheid

Verdere studie van betonkruip Verdere studie scheuren ten

gevolge van dynamische seismische belasting

Page 145: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-130 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Veiligheidsconcept veil. functie/SSC/fasen

Fenomenologie Ontwerp en operationele maatregelen

Voorzichtige hypothesen veiligheidsevaluatie Toekomstig programma

R3

Cement-gebaseerde materialen (beton, cement, zand-cement)

III IV V

Belangrijkste karakteristieken en processen die R3 verzekeren: Sorberende fasen in cement:

kristallijn portlandiet, amorf CSH, ettringiet, AFm, hydrogarnet, hydrotalciet

Sorberende kalkhoudende aggregaten en calciet als een nieuw gevormde fase ten gevolge van cement carbonatatie

Oppervlakte precipitatie, co-precipitatie, precipitatie op zuivere fasen in cement fasen en calciet

Materiaal specificaties van de hoeveelheid cement, water en aggregaten

Geen rekening gehouden met oplosbaarheidslimieten

Een breed internationaal panel experts is bijeengeroepen om consensus te bereiken over redelijke beste geschatte waarden voor sorptie parameters en over de onzekerheidsgrenzen van de sorptie schattingen

De gebruikte waarden voor sorptie in de veiligheidsevaluatie houden geen rekening met: (1) sorptie op calciet tijdens de stadia 1, 2 en 3 van de betonevolutie (2) hogere sorptie in reducerende omstandigheden voor redox-gevoelige elementen (Tc, Se) (3) de sorptie door de opvulmortel van de monoliet

Verdere studie van sorptie op cementgebaseerde materialen en op de referentiesamenstelling van beton om onzekerheidsgrenzen voor sorptie schattingen te verkleinen, speciaal voor elementen waarvoor weinig of geen sorptiegegevens beschik-baar zijn (bv. Ag) en voor elementen voor dewelke lagere/ hogere grens sorptiewaarden leiden tot een merkbare verho-ging/verlaging in het algemene radiologische effect (bv. Pu, Ra, Nb).

Verdere studie van complemen-taire sorptie barrières speciaal voor elementen met een lage sorptie op cementgebaseerde materialen gecombineerd met een merkbare bijdrage tot het radiologisch effect in één of meer lange termijn uitlogingsscenario’s (bv. Cs, Ag)

O&O-programma en de afvalconformiteitsdossiers per afvalfamilie omvatten verdere studie van complementaire fysische/chemische retentie door de afvalvorm

Page 146: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-131

Veiligheidsconcept veil. functie/SSC/fasen

Fenomenologie Ontwerp en operationele maatregelen

Voorzichtige hypothesen veiligheidsevaluatie Toekomstig programma

R3

Cement-gebaseerde materialen (beton, cement, zand-cement)

III IV V

Belangrijkste potentiële degradatie processen: Complexanten: chloride,

organische materialen incl. cellulose

Degradatie van R2 die leidt tot

een snellere uitloging van beton en dus een snellere aanwezigheid van enkel laag sorberend calciet

Radionuclide specifieke correctie

factoren voor de radiologische capaciteiten Ai,max [Bq], om rekening te houden met verminderde sorptie waar van toepassing (chloride, cellulose).

Verdere studie is aangewezen voor degradatieproduct ftalaat van zacht PVC.

Sorptie vermindering van hogere moleculaire organische stoffen (bitumen, harsen, thermosetting polymeren, NS/polycarboxylaat superplastificeerders…) is verwaarloosbaar.

Vulstrategie: isoleren van monolieten met complexanten

Veronderstelde tijdsevolutie van

R3 is gebaseerd op maximale degradatie van R2 vanaf de start van fase IV > deze veronderstelling ontkoppeld R2 van R3 degradatie

Hoog chloride afval is een

specifieke familie afval voor dewelke verdere optimalisatie van het ontwerp van de monolieten mogelijk is.

Verdere opvolging van evoluties qua sorptie reductiefactoren gerelateerd aan chloriden en organische stoffen onzekerheden

Page 147: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-132 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Veiligheidsconcept veil. functie/SSC/fasen

Fenomenologie Ontwerp en operationele maatregelen

Voorzichtige hypothesen veiligheidsevaluatie Toekomstig programma

R3

Cement-gebaseerde materialen (beton, cement, zand-cement)

III IV V

Belangrijkste potentiële degradatie processen (vervolg): Bypass van sorptie in beton door

de aanwezigheid van macroscheuren in beton

Macroscheuren worden verme-den door materiaalkeuzes en ont-werp. Microscheuren worden in grote mate vermeden en beperkt.

Als de modules scheuren verto-nen ondanks alle genomen maat-regelen, zijn de modules toch beschermd door ten minste 2 complementaire laag doorlatende lagen: klei infiltratie barrière en de vezelversterkte ondoorlatende top plaat

Betonnen structuren worden gecontroleerd tijdens en na de constructie. Vooral de constructie te starten worden als onderdeel van een QA/QC programma, operationele condities gedefinieerd om microscheuren van macro scheuren te onderscheiden.

Het beton zal worden hersteld indien uitvoerbaar. Indien de herstelling aan het beton niet uitvoerbaar is, zullen specifieke ontwerp of operationele maat-regelen worden genomen, b.v. versterken van de later te bouwen laag doorlatende lagen en/of de opvulmaterialen, of de veiligheidsmarges zullen worden gebruikt, bijvoorbeeld R1 veiligheidsfunctie van het afval.

RS, EES en LES bevatten expliciet doorgaande scheuren vanaf de start van fase IV.

Een snelle degradatie van modu-les met doorgaande scheuren reeds vanaf sluiting, werd in reke-ning gebracht in de alternatieve scenario’s. De radiologische risi-co’s zijn aanvaardbaar gegeven de lage waarschijnlijkheid van gelijk-tijdig falen van alle ontwerpen, inspectie, onderhoud, maatrege-len en de voorzichtige aannamen over de evolutie die reeds in rekening werd gehouden in de modellering van de verwachte evolutie.

Vooraleer de bouw te starten worden binnen het QA/QC programma operationele condities gedefinieerd om microscheuren van macro scheuren te onderscheiden.

O&O op beton zal worden verdergezet voor het beter begrijpen van de fenomenologie van de oorzaken en effecten van scheuren.

Page 148: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-133

2.10.2 Conclusies

Het belangrijkste bewijs en de argumenten kunnen samengevat worden rond de volgende centrale verklaring:

De verschillende elementen van de centrale verklaring die in het vet staan gedrukt, worden verder uitgewerkt onder de vorm van stellingen. De zeven belangrijkste stellingen worden hieronder weergegeven:

1) De huidige programmastap van het NIRAS bergingsprogramma voor categorie A afval is gekaderd in een duidelijk vastgelegde beslissingscontext die de technische en maatschappelijke aspecten succesvol integreert.

2) Met het geïntegreerd project en het veiligheidsbeleid heeft NIRAS een passend beheersysteem gedefinieerd en gevolgd voor de ontwikkeling van het veiligheidsdossier.

3) NIRAS heeft een benadering ontwikkeld voor het realiseren van een veilige berging, namelijk een veiligheidsstrategie en ook een geïntegreerde beschrijving van de Systemen, Structuren en Componenten (SSCs) en de veiligheidsfuncties die ze moeten vervullen, namelijk een veiligheidsconcept, als middel om een gestructureerde, heldere en naspeurbare ontwikkeling en documentatie van de berging te Dessel en zijn veiligheidsargumentatie te verzekeren.

In de huidige programmastap van het bergingsprogramma voor categorie A afval

zijn binnen het geïntegreerd project en het veiligheidsbeleid van NIRAS

een veiligheidsstrategie en een veiligheidsconcept ontwikkeld.

Deze strategie en concept hebben geleid tot

een oppervlaktebergingsinstallatie voor categorie A-afval te Dessel

die is geoptimaliseerd,

waarvan de realisatie en exploitatie uitvoerbaar is,

en die robuust en veilig is.

Het bergingsprogramma voor categorie A afval is klaar voor de volgende programmastappen.

Page 149: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-134 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

4) NIRAS heeft relevante en voldoende kennis ontwikkeld over de oppervlakteberging van categorie A afval te Dessel, om zo het ontwerp te optimaliseren en de uitvoerbaarheid, robuustheid en veiligheid van de bergingsinstallatie te evalueren.

5) NIRAS heeft aangetoond dat het ontwerp, de bouw en de exploitatie van de bergingsinstallatie geoptimaliseerd en uitvoerbaar zijn.

6) NIRAS heeft aangetoond dat de bergingsinstallatie veilig en robuust is. De geëvalueerde radiologische impacts respecteren alle veiligheidscriteria. De bergingsinstallatie vervult de veiligheidsdoelstellingen en strategische veiligheidsoriëntaties van optimalisatie, isoleren en insluiting, beperken van de activiteit van langlevende radionucliden, passieve veiligheid, robuustheid en gelaagde bescherming.

7) NIRAS heeft de volgende programmastap voorbereid en startte proactief het onderzoek, de ontwikkeling en de demonstratie activiteiten die in de volgende programmastappen bijkomende informatie met betrekking tot verdere verbetering van de kennis en begrip van de performantie van het bergingsysteem, vermindering van onzekerheden, verhoging van het vertrouwen in de veiligheidsmarges en optimalisatie van het systeem.

Er is een sterke indicatie van de gegrondheid van de centrale stelling door:

1) De vaststelling dat alle argumenten en aanwijzingen in dezelfde richting wijzen.

2) De kwaliteit van het proces dat gevolgd werd om deze argumenten en aanwijzingen te ontwikkelen, met name de gezonde beslissingscontext, de brede expertise, voldoende bewezen en internationaal gereviewde methodologieën, kwaliteitsbeheersysteem ...

3) De robuustheid van de argumenten en aanwijzingen wanneer verschillende aanpakken gevolgd worden, verschillende indicatoren beschouwd worden en verschillende modelhypothesen beschouwd worden.

4) De duidelijke identificatie van toekomstige acties en controles, en het engagement van NIRAS om als nucleair exploitant deze acties en controles uit te voeren, met name het QA/QC programma tijdens constructie, de toekomstige acceptatie conform aan alle operationele condities.

5) De duidelijke en gestructureerde identificatie van de noden en topics voor verder O&O op basis van onzekerheden die belangrijk blijken te zijn voor de veiligheid, en het proactief starten door NIRAS van dringende elementen.

6) Het bestaan van een gepast toekomstig kader voor ten eerste reglementair toezicht en controles aangevuld met door de exploitant uitgevoerd toezicht en controles, en ten tweede toekomstige periodieke veiligheidsherzieningen, waarbij dit alles ingebed is in een blijvend lokaal maatschappelijk draagvlak en bewustzijn.

NIRAS is ervan overtuigd dat het alle nodige elementen verzameld heeft, om een gunstige beslissing te kunnen krijgen om over te gaan tot de realisatie van de oppervlakteberging van categorie A afval te Dessel.

Page 150: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-135

NIRAS heeft de nucleaire regelgevende overheid FANC alle nodige elementen overgemaakt voor het verlenen van een bouw- en exploitatievergunning.

Door dergelijke vergunning zou het bergingsprogramma voor categorie A afval kunnen overgaan tot de volgende stap: starten met de constructie van de oppervlakteberging voor categorie A afval te Dessel, waardoor de langetermijnveiligheid van het categorie A afval in België in de praktijk verzekerd wordt.

Page 151: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-136 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Page 152: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-137

2.11.1 Niveau 3/4 documenten die Hoofdstuk 2 rechtstreeks ondersteunen

[OD-001] ONDRAF/NIRAS, Development of the safety concept and status mid-2011 of the disposal facility design,

NIROND-TR 2007-03 E Version 3, 30 October 2011..

[OD-007] ONDRAF/NIRAS, ONDRAF/NIRAS safety approach and safety strategy for near surface disposal of category A

waste at Dessel, NIROND-TR 2007-06 E Version 2, 24 June 2011.

[OD-184] ONDRAF/NIRAS, ONDRAF/NIRAS Contextual framework of the safety strategy for near surface disposal of

category A waste at Dessel, NIROND-TR 2007-04 E Version 2, 30 April 2011.

[OD-234] NIRAS, Een strategische aanpak voor het kennisbeheer van het geïntegreerd project voor oppervlakteberging

van het categorie A-afval – Enkele strategische overwegingen, NIROND-TR 2012-08 N Versie 1, 12 April 2012.

2.11.2 Andere referenties van de categorie A safety case

[R2-1] [HS-1] NIRAS, Hoofdstuk 1: Organisatie van het dossier en algemene informatie – Technische basis van het

veiligheidsrapport voor oppervlakteberging van categorie A afval te Dessel, NIROND-TR 2011-01 E Versie 2,

2012.

[R2-2] NIRAS, Beleidsverklaring inzake nucleaire veiligheid

[R2-3] NIRAS, Een geïntegreerd project van oppervlakteberging in Dessel voor het Belgisch laag- en middelactief

kortlevend afval — Project-MER berging, 2012.

[R2-4] [HS-3] NIRAS, Hoofdstuk 3: Beheersysteem – Technische basis van het veiligheidsrapport voor

oppervlakteberging van categorie A afval te Dessel,, NIROND-TR 2011-03 N Versie 1, 2012.

[R2-5] [HS-4] NIRAS, Hoofdstuk 4: Karakteristieken van de site haar omgeving – Technische basis van het

veiligheidsrapport voor oppervlakteberging van categorie A afval te Dessel,, NIROND-TR 2011-05 N Versie 2,

2012.

[R2-6] [HS-5] NIRAS, Hoofdstuk 5: Kennis van de fenomenologie van de kunstmatige barrières in hun omgeving –

Technische basis van het veiligheidsrapport voor oppervlakteberging van categorie A afval te Dessel,, NIROND-

TR 2011-05 N Versie 2, 2012.

[R2-7] [HS-6] NIRAS, Hoofdstuk 6: Afval – Technische basis van het veiligheidsrapport voor oppervlakteberging van

categorie A afval te Dessel,, NIROND-TR 2011-06 N Versie 2, 2012.

[R2-8] [HS-7] NIRAS, Hoofdstuk 7: Ontwerp en constructie van de bergingscolli – Technische basis van het

veiligheidsrapport voor oppervlakteberging van categorie A afval te Dessel,, NIROND-TR 2011-07 E Versie 2,

2012.

[R2-9] [HS-8] NIRAS, Hoofdstuk 8: Ontwerp en constructie van de berging – Technische basis van het

veiligheidsrapport voor oppervlakteberging van categorie A afval te Dessel,, NIROND-TR 2011-08 E Versie 2,

2012.

[R2-10] [HS-9] NIRAS, Hoofdstuk 9: Uitbating – Technische basis van het veiligheidsrapport voor oppervlakteberging

van categorie A afval te Dessel, NIROND-TR 2011-09 N Versie 1, 2012.

Page 153: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-138 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

[R2-11] [HS-10] NIRAS, Hoofdstuk 10: Sluiting van de berging – Technische basis van het veiligheidsrapport voor

oppervlakteberging van categorie A afval te Dessel, NIROND-TR 2011-10 N Versie 1, 2012.

[R2-12] [HS-11] NIRAS, Hoofdstuk 11: Maatregelen na sluiting (controlefase) – Technische basis van het

veiligheidsrapport voor oppervlakteberging van categorie A afval te Dessel, NIROND-TR 2011-11 N Versie 2,

2012.

[R2-13] [HS-12] NIRAS, Hoofdstuk 12: Stralingsbescherming – Technische basis van het veiligheidsrapport voor

oppervlakteberging van categorie A afval te Dessel, NIROND-TR 2011-12 N Versie 2, 2012.

[R2-14] [HS-13] NIRAS, Hoofdstuk 13: Veiligheidsevaluatie – operationele veiligheid – Technische basis van het

veiligheidsrapport voor oppervlakteberging van categorie A afval te Dessel, NIROND-TR 2011-13 N Versie 1,

2011.

[R2-15] [HS-14] NIRAS, Hoofdstuk 14: Veiligheidsevaluatie – lange termijn veiligheid – Technische basis van het

veiligheidsrapport voor oppervlakteberging van categorie A afval te Dessel, NIROND-TR 2011-14 E Versie 2,

2012.

[R2-16] [HS-15] NIRAS, Hoofdstuk 15: Conformiteitscriteria voor bergingscolli – Technische basis van het

veiligheidsrapport voor oppervlakteberging van categorie A afval te Dessel, NIROND-TR 2011-15 N Versie 2,

2012.

[R2-17] [HS-16] NIRAS, Hoofdstuk 16: Monitoring – Technische basis van het veiligheidsrapport voor

oppervlakteberging van categorie A afval te Dessel, NIROND-TR 2011-16 N Versie 2, 2012.

[R2-18] [OD-013] ONDRAF/NIRAS, Long-term radiological safety assessment methodology and uncertainty management

(assessment strategy), NIROND-TR 2007-08 E Versie 2, 17 juni 2011.

[R2-19] [OD-114] ONDRAF/NIRAS, Radionuclide screening, NIROND-TR 2009-11 E Version 1, 04 October 2011.

[R2-20] [OD-048] ONDRAF/NIRAS, Version 1 of the 2008 source term of category A waste for near surface disposal at

Dessel: wastey types, quantities and characteristics, NIROND-TR 2008-29 E Version 1, 23 June 2010.

[R2-21] [OD-133] ONDRAF/NIRAS, Project Categorie A – Determination of the Version 2 of the 2008 source term,

ONDRAF/NIRAS note 2011-1684 rév.0, 28 September 2011.

[R2-22] [OD-014] ONDRAF/NIRAS, Selection of scenarios for long-term radiological safety assessment, NIROND-TR 2007-

09 E Version 2, 09 May 2012.

[R2-23] [OD-103] ONDRAF/NIRAS, Site selection and confirmation, NIROND-TR 2010-02 E Version 1, 20 July 2011.

[R2-24] [OD-061] ONDRAF/NIRAS, List of selected events of internal and external origin, NIROND-TR 2011-70 E Version 1,

30/10/2012.

[R2-25] [OD-119] ONDRAF/NIRAS, Overall uncertainty management and the forward programme for near surface

disposal at Dessel, NIROND-TR 2010-11 E Version 1, 2012.

[R2-26] [OD-063] ONDRAF/NIRAS, Long-term evolution of the repository, NIROND-TR 2010-04 E Version 1, May 2010.

[R2-27] NIRAS, Kwaliteitsbeleid, Maart 2007.

[R2-28] [OD-079] Galson Sciences Ltd, Role of Concrete Barriers in Safety Evaluations of Surface Repositories for

LILW-SL, GSL report 0523-2 version 1.1, March 2006.

[R2-29] [OD-038] ONDRAF/NIRAS, Review of sorption values for the cementitious near field of a near surface radioactive

waste disposal facility, NIROND-TR 2008-23 E, April 2009.

Page 154: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0 , 30 September 2012 2-139

[R2-30] [OD-107] ONDRAF/NIRAS, Additional sorption parameters for the cementitious barriers of a near-surface

repository, NIROND-TR 2010-06 E, March 2011.

[R2-31] [OD-158] ONDRAF/NIRAS, Final Cover and Test cover – Principles, Design and Implementation, NIROND-TR

2011-79 E Version 1, September 2011.

[R2-32] [OD-065] ONDRAF/NIRAS, Long-term evolution of the multi-layer cover, NIROND-TR 2010-03 E Version 1,

September 2010.

[R2-33] [OD-051] ONDRAF/NIRAS, Geological, hydrogeological and hydrological data for the Dessel disposal site,

NIROND-TR 2009-05 E Version1, September 2010.

[R2-34] [OD-084] ONDRAF/NIRAS, Inschatting van het overstromingsrisico ter hoogte van de noordelijke nucleaire site

te Mol-Dessel, NIROND-TR 2011-26 N Versie 1, Maart 2011.

[R2-35] [OD-029] ONDRAF/NIRAS, Description of the environment, NIROND-TR 2008-18 E Version 2, 6 July 2011.

2.11.3 Externe referenties voor de categorie A safety case

[R2-36] NEA, The long-term radiological safety of a surface disposal facility for low-level waste in Belgium – An

international peer review of key aspects of ONDRAF/NIRAS’ safety report of November 2011 in preparation

for the license application (Final report), NEA/RWM/PEER(2012)3, 14 September 2012.

[R2-37] FANC, Nota houdende elementen die door het FANC geverifieerd zullen worden teneinde de

oppervlakteberging van laag- en middelactief kortlevend afval te Dessel conform artikel 6.1 van het voorstel

van Koninklijk Besluit houdende vaststelling van het vergunningsstelstel van de inrichtingen voor eindberging

van radioactief afval als “volledig” te kunnen verklaren, FANC nota 2012-03-15-JME-5-4-3-Nl revisie 0, 10

April 2012.

[R2-38] AFCN, Addendum 11 – Réunion dépôts géologiques ONDRAF – AFCN, lieu: Bruxelles – AFCN, date: mercredi

05 Août 2009, note AFCN 009-127-F rév.0, 05 Août 2009.

[R2-39] FANC, Oppervlakteberging, op Belgisch grondgebied, van kortlevend laag- en middelradioactief afval – Project

DASD – Verslag van de vergadering van 9 Februari 2010 aangaande fundamenteel punt “Veiligheidsstrategie

en Design methodologie”, FANC nota 010-039-N herz.0, 12 April 2010.

[R2-40] Koninkrijk België, 30 November 2011 – Koninklijk besluit houdende veiligheidsvoorschriften voor de

kerninstallaties, Belgisch Staatsblad 21 December 2011.

[R2-41] Brief van OVAM naar NIRAS, Programma “Berging van categorie A afval” evaluatie van de chemotoxische

impact, ref. AB/AA/BT/03-347, 2 Februari 2004, en zijn bijlage.

[R2-42] IAEA, The Joint Convention on the Safety of Spent Fuel Management and the Safety of Radioactive Waste

Management, administered by the International Atomic Energy Agency, IAEA INFCIRC/546, 24 december 1997.

[R2-43] Koninkrijk België, 2 augustus 2002.—Wet houdende instemming met het Gezamenlijk Verdrag inzake de

veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval,

gedaan te enen op 5 september 1997, Belgisch Staatsblad 25/12/2002.

[R2-44] IAEA, The principles of radioactive waste management, Safety Series No. 111-F, Wenen, 1995.

[R2-45] IAEA, Convention on Nuclear Safety, IAEA INFCIRC/449, 5 juli 1994.

[R2-46] Koninkrijk België, Wet van 26 november 1996, houdende instemming met het Verdrag inzake nucleaire

veiligheid, gedaan te Wenen op 20 september 1994, Belgisch Staatsblad 22/08/1997.

Page 155: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-140 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

[R2-47] Euratom-verdrag, Verdrag ter oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, 1957.

[R2-48] Koninkrijk België, 2 December 1957. - Wet houdende goedkeuring van de volgende internationale akten : 1.

Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en de bijgevoegde akten; 2. Verdrag tot

oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en de bijgevoegde akten; 3.

Overeenkomst met betrekking tot bepaalde Instellingen welke de Europese Gemeenschappen gemeen

hebben, ondertekend op 25 Maart 1957, te Rome; 4. Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie

van de Europese Economische Gemeenschap; 5. Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie

van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie; 6. Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten

van de Europese Economische Gemeenschap; 7. Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van

de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, ondertekend op 17 April 1957, te Brussel, Belgisch

Staatsblad 25/12/1957.

[R2-49] Europese Commissie, Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de

basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan

ioniserende straling verbonden gevaren, Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L 159 van 29

juni 1996.

[R2-50] Koninkrijk België, Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van

de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen,

ARBIS/RGPRI, Belgisch Staatsblad 30/08/2001 zoals geamendeerd.

[R2-51] ICRP, 1990 Recommendations of the International Commission on Radiological Protection, ICRP Publication

60, Pergamon Press, 1991.

[R2-52] IAEA, International Basic Safety Standards for Protection against Ionizing Radiation and for the Safety of

Radiation sources, IAEA Safety Series No. 115, Wenen, 1996.

[R2-53] Europese Commissie, Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 aangaande de kwaliteit van

water bestemd voor menselijke consumptie, Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L 330 van

5 december 1998.

[R2-54] Koninkrijk België, Koninklijk Besluit van 14 januari 2002 betreffende de kwaliteit van voor menselijk

consumptie bestemd water dat in voedingsmiddelen installaties verpakt wordt of dat voor de fabricage en/of

het in de handel brengen van voedingsmiddelen wordt gebruikt, Belgisch Staatsblad 19/03/2002.

[R2-55] Europese Commissie, Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 betreffende de instandhouding van

de natuurlijke habitats van wilde fauna en flora, Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L 206

van 22 juli 1992.

[R2-56] Convention on the Conservation of Migratory Species of Wild Animals (CMS) , Conventie van Bonn, 23 juni

1979, zoals geamendeerd.

[R2-57] Koninkrijk België, 27 april 1990. - Wet houdende goedkeuring van het Verdrag inzake de bescherming van

trekkende wilde diersoorten, en van de Bijlagen I en II, opgemaakt te Bonn op 23 juni 1979, Belgisch

Staatsblad 29/12/1990.

[R2-58] Convention on the Conservation of European Wildlife and Natural Habitats, Bern, 19 september 1979)

[R2-59] Koninkrijk België, 20 april 1989. - Wet houdende goedkeuring van het Verdrag inzake het behoud van wilde

dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa en van de Bijlagen I, II, III en IV, opgemaakt te Bern

op 19 september 1979, Belgisch Staatsblad 29/12/1990.

Page 156: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-141

[R2-60] Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 15 Mei 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot

soortenbescherming en soortenbeheer (aangehaald als: het Soortenbesluit), Belgisch Staatsblad 13/08/2009.

[R2-61] Europese Unie, Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 27 juni 2001

betreffende de evaluatie van de effecten van bepaalde plannen en programma's op het milieu, Publicatieblad

van de Europese Gemeenschappen Nr. L 197, 21/07/2001.

[R2-62] Koninkrijk België , 13 februari 2006. - Wet betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van

bepaalde plannen en programma's en de inspraak van het publiek bij de uitwerking van de plannen en

programma's in verband met het milieu, Belgisch Staatsblad 10/03/2006.

[R2-63] Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 12 oktober 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de

milieueffectrapportage over plannen en programma's, Belgisch Staatsblad 07/11/2007.

[R2-64] NIRAS, Afvalplan voor het langetermijnbeheer van het geconditioneerde hoogradioactief en/of langlevend afval

en overzicht van verwante vragen, NIROND 2011-02 N, September 2011 (binnenkort ook beschikbaar in het

Engels).

[R2-65] Resource Analysis, Strategic environmental assessment (SEA) over het afvalplan van NIRAS,

Documentnummer 5249-506-068 Versie 06, 02/06/2010.

[R2-66] Europese Commissie, Richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 ter amendering van Richtlijn

85/337/EEG betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten,

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L 73, 14/03/1997.

[R2-67] Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 28 juni 1985. - Decreet betreffende de milieuvergunning, Belgisch

Staatsblad, 17/09/1985.

[R2-68] Europese Commissie, Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011 tot vaststelling van een

Communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval,

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L 199/48, 02/08/2011.

[R2-69] Europese Unie, Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende

machines, en ter amendering van Richtlijn 95/16/EG (herziening), Publicatieblad van de Europese

Gemeenschappen Nr.. L 157, 06/09/2006, zoals geamendeerd.

[R2-70] Koninkrijk België, 12 augustus 2008. - Koninklijk besluit betreffende het op de markt brengen van machines,

Belgisch Staatsblad 01/10/2008.

[R2-71] IAEA, Fundamental Safety Principles, Safety Fundamentals SF-1, Wenen, 2006.

[R2-72] IAEA, Disposal of Radioactive Waste, Specific Safety Requirements SSR-5, Wenen, 2011.

[R2-73] IAEA, International Basic Safety Standards for protection against ionizing radiation and for the safety of

radiation sources, Jointly sponsored by FAO, IAEA, ILO, OECD/NEA, PAHO, WHO, Safety Series No. 115, Wenen,

2006.

[R2-74] IAEA, The Management System for Facilities and Activities, Safety Requirements GS-R-3, 2006.

[R2-75] IAEA, Safety Assessment for Facilities and Activities, General Safety Requirements Part 4 – GSR Deel 4, 2009.

[R2-76] IAEA, Regulations for the Safe Transport of Radioactive Material - 2012 Edition, Specific Safety Requirements

SSR-6, 2012.

[R2-77] IAEA, Preparedness and Response for a Nuclear or Radiological Emergency Safety Requirements, Safety

Requirements GS-R-2, 2002.

Page 157: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-142 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

[R2-78] IAEA, Classification of Radioactive Waste, General Safety Guide GSG-1, Wenen, 2009.

[R2-79] IAEA, Occupational Radiation Protection, Safety Guide RS-G-1.1, 1999.

[R2-80] IAEA, Assessment of Occupational Exposure Due to Intakes of Radionuclides, Safety Guide RS-G-1.2, 1999.

[R2-81] IAEA, Building Competence in Radiation Protection and the Safe Use of Radiation Sources, Safety Guide RS-

G-1.4, 2001.

[R2-82] IAEA, Environmental and Source Monitoring for Purposes of Radiation Protection, Safety Guide RS-G-1.8,

2005.

[R2-83] IAEA, Application of the Management System for Facilities and Activities, Safety Guide GS-G-3.1, 2006.

[R2-84] IAEA, The Management System for the Disposal of Radioactive Waste, SAFETY GUIDE GS-G-3.4, 2008.

[R2-85] IAEA, The Management System for Technical Services in Radiation Safety, Safety Guide GS-G-3.2, 2008.

[R2-86] IAEA, Siting of near surface disposal facilities, Safety Series No. 111-G-3.1, 1994.

[R2-87] IAEA, Safety assessment for near surface disposal of radioactive waste, Safety Guide WS-G-1.1, 1999.

[R2-88] IAEA, The Safety Case and Safety Assessment for the Disposal of Radioactive Waste, Specific Safety Guide

SSG-23, 2012.

[R2-89] IAEA, Arrangements for Preparedness for a Nuclear or Radiological Emergency, Safety Guide GS-G-2.1, 2007.

[R2-90] IAEA, Criteria for Use in Preparedness and Response for a Nuclear or Radiological Emergency, General

Safety Guide GSG-2, 2011.

[R2-91] ICRP, Radiological protection policy for the disposal of radioactive waste. ICRP Publicatie 77, 1998.

[R2-92] ICRP, Radiological protection recommendations as applied to the disposal of long-lived solid radioactive waste,

ICRP Publicatie 81, 2000.

[R2-93] ICRP, Assessing Dose of the Representative Person for the Purpose of the Radiation Protection of the Public,

ICRP Publication 101a, 2006.

[R2-94] ICRP, Age-dependent Doses to the Members of the Public from Intake of Radionuclides - Part 5 Compilation of

Ingestion and Inhalation Coefficients, ICRP Publicatie 72, 1995.

[R2-95] ICRP, Conversion Coefficients for use in Radiological Protection against External Radiation, ICRP Publicatie 74,

1996.

[R2-96] ICRP, The Optimisation of Radiological Protection - Broadening the Process, ICRP Publicatie 101b, 2006.

[R2-97] ICRP, The 2007 Recommendations of the International Commission on Radiological Protection, ICRP Publicatie

103, 2007.

[R2-98] ICRP, Environmental Protection - the Concept and Use of Reference Animals and Plants, ICRP Publicatie 108,

2008.

[R2-99] NEA, Post-closure Safety Case for Geological Repositories – Nature and Purpose, NEA-OESO, 2004.

[R2-100] NEA, Lessons learnt from ten performance assessment studies, NEA-OESO, 1997.

[R2-101] NEA, Scenario development methods and practice — An evaluation based on the NEA workshop on scenario

development — Madrid, May 1999, NEA-OESO, 2001.

Page 158: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-143

[R2-102] NEA, Optimisation of Geological Disposal of Radioactive Waste – National and International Guidance and

Questions for Further Discussion, NEA-OESO, 2010.

[R2-103] Europese Commissie, 99/669/EC, Euratom: Aanbeveling van de Commissie van 15 september 1999 inzake

een classificatiesysteem voor vast radioactief afval (SEC(1999) 1302 final), Publicatieblad van de Europese

Gemeenschappen Nr. L 265, 13/10/1999.

[R2-104] Europese Commissie, 2010/635/Euratom: Aanbeveling van de Commissie van 11 oktober 2010 inzake de

toepassing van artikel 37 van het Euratom-verdrag, Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L

197, 21/07/2001.

[R2-105] Europese Commissie, Aanbeveling van de Commissie van 20 december 2001 inzake de bescherming van het

publiek tegen blootstelling aan radon in drinkwatervoorzieningen, Publicatieblad van de Europese

Gemeenschappen Nr. L 344, 28/12/2001.

[R2-106] Europese Commissie, 90/143/Euratom: Aanbeveling van de Commissie van 21 februari 1990 inzake de

bescherming van het publiek tegen blootstelling aan radon binnenshuis, Publicatieblad van de Europese

Gemeenschappen Nr. L 80, 27/03/1990.

[R2-107] Koninkrijk België, Wet van 15 april 1994, betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu

tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het FANC, Belgisch Staatsblad

29/07/1994, zoals geamendeerd.

[R2-108] Koninkrijk België, Koninklijk Besluit van 17 oktober 2003 tot vaststelling van het nucleair en radiologisch

noodplan voor het Belgisch grondgebied, Belgisch Staatsblad 20/11/2003.

[R2-109] Koninkrijk België, Publicatie van het FANC betreffende Interventierichtwaarden voor radiologische

noodsituaties, Belgisch Staatsblad van 24/11/2003, zoals geamendeerd.

[R2-110] Koninkrijk België, Koninklijk Besluit van 25 oktober 1997 betreffende de bescherming van de werknemers

tegen de risico's van ioniserende stralingen, Belgisch Staatsblad 12/07/1997, zoals geamendeerd.

[R2-111] Koninkrijk België, Koninklijk besluit van 30 November 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor de

kerninstallaties, Belgische Staatsblad 21/12/2011.

[R2-112] Koninkrijk België, Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de

Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947, ARAB/RGPT, Belgisch Staatsblad 03/04/1946 en

03/10/1947, zoals geamendeerd.

[R2-113] Koninkrijk België, Koninklijk besluit van 2 september 1981 houdende wijziging van het Algemeen Reglement

op de elektrische installaties en houdende bindend verklaring ervan op de elektrische installaties in

inrichtingen gerangschikt als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk en in inrichtingen beoogd bij artikel 28 van het

Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, AREI/RGIE, Belgisch Staatsblad 30/09/1981 zoals

gewijzigd.

[R2-114] Koninkrijk België, 4 augustus 1996. - Wet betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun

werk, Belgisch Staatsblad 18/09/1996 + Uitvoeringsbesluiten.

[R2-115] Koninkrijk België, 7 juli 1994. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van

brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen, Belgisch Staatsblad 26/04/1995, zoals

geamendeerd.

[R2-116] Koninkrijk België, 13 juni 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 maart 1995

betreffende de erkenning van de instanties die aangemeld worden bij de Commissie van de Europese

Page 159: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-144 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

Gemeenschappen voor de toepassing van bepaalde conformiteitsbeoordelingsprocedures van machines,

drukvaten van eenvoudige vorm, liften en persoonlijke beschermingsmiddelen, Belgisch Staatsblad

18/10/1999.

[R2-117] Koninkrijk België – Vlaamse Regering, Besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende

vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, Belgisch Staatsblad 26/061991, zoals

geamendeerd.

[R2-118] Koninkrijk België – Vlaamse Regering, Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende sectorale

bepalingen inzake milieuhygiëne, Belgisch Staatsblad 31/07/1995, zoals geamendeerd.

[R2-119] Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 22 februari 1995. - Decreet betreffende de bodemsanering, Belgisch

Staatsblad 29/04/1994 en wijzigingen.

[R2-120] Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 5 maart 1996. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling

van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering, Belgisch Staatsblad 27/03/1994, zoals

geamendeerd.

[R2-121] Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 2 juli 1981. - Decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het

beheer van afvalstoffen, Belgisch Staatsblad 25/07/1981, zoals geamendeerd.

[R2-122] Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 17 december 1997. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging

van het besluit van de Vlaamse regering van 24 mei 1995 betreffende de ophaling en de verwerking van

dierlijk afval en van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale

bepalingen inzake milieuhygiëne, Belgisch Staatsblad 24/01/1998, zoals geamendeerd.

[R2-123] Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 18 juli 2003. - Decreet betreffende het integraal waterbeleid, Belgisch

Staatsblad 14/11/2003, zoals geamendeerd.

[R2-124] Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 20 juli 2006 - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van

nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling

van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli

2003 betreffende het integraal waterbeleid, Belgisch Staatsblad 31/10/2006.

[R2-125] Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 21 oktober 1997. - Decreet betreffende het natuurbehoud en het

natuurlijk milieu, Belgisch Staatsblad 10/01/1998, zoals geamendeerd.

[R2-126] Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 13 juni 1990. - Bosdecreet, Belgisch Staatsblad 28/09/1990, zoals

geamendeerd.

[R2-127] Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 30 juni 1993. - Decreet houdende bescherming van het archeologisch

patrimonium, Belgisch Staatsblad 15/09/1993, zoals geamendeerd.

[R2-128] Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 3 maart 1976. - Decreet tot bescherming van monumenten en stads-

en dorpsgezichten, Belgisch Staatsblad 22/04/1976, zoals geamendeerd.

[R2-129] Koninkrijk België – Vlaamse Regering, 1 oktober 2004. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende

vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten,

infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, Belgisch

Staatsblad 08/11/2004.

[R2-130] Koninkrijk België, Artikel 179 § 2) van de Wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen

1979-1980, Belgisch Staatsblad 15/08/1980 zoals geamendeerd 11/01/1991, 12/12/1997, 30/12/2001,

27/04/2007, 24/07/2008, 29/12/2010.

Page 160: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-145

[R2-131] Koninkrijk België, Wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, Belgisch

Staatsblad 11/05/1999.

[R2-132] Koninkrijk België, Wet van 11 april 2003 betreffende de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van

de kerncentrales en voor het beheer van splijtstoffen bestraald in deze kerncentrales, Belgisch Staatsblad

15/07/2003.

[R2-133] Koninkrijk België, 30 Maart 1981. - Koninklijk Besluit houdende bepaling van de opdrachten en de

werkingsmodaliteiten van de openbare instelling voor het beheer van radioactief afval en splijtstoffen,

Belgisch Staatsblad 05/05/1981 en implementatie Koninklijke Besluiten van 16/10/1991, 04/04/2003,

13/12/2005, 01/05/2006, 18/05/2006, 02/06/2005, 13/06/2007, 03/07/2012.

[R2-134] Koninkrijk België, Koninklijk Besluit van 18 november 2002 houdende regeling van de erkenning van

uitrustingen bestemd voor de opslag, verwerking en conditionering van radioactief afval, Belgisch Staatsblad

3/12/2002.

[R2-135] Koninkrijk België, Koninklijk Besluit van 24 maart 2003 betreffende onder andere de financiering van de

kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt, Belgisch Staatsblad

28/03/2003.

[R2-136] AFCN, Dépôts définitifs de déchets radioactifs – Note stratégique et politique d’instruction des demandes

d’autorisation, note AFCN 007-020-F rév. 1, 17/10/2007.

[R2-137] AFCN, Guide technique « Dépôt définitif en surface sur le territoire belge de déchets de faible et moyenne

activité à vie courte », note AFCN 007-228-F rév. 3, 13/07/2011 toegestuurd aan NIRAS bij brief van 12/01/2012.

[R2-138] FANC, Leidraad over de stralingsbescherming tijdens de operationele periode van een inrichting voor de

eindberging van radioactief afval, FANC nota 008-007-N herz. 5, 07/10/2010.

[R2-139] AFCN, Guide technique « Critères de Radioprotection pour l’évaluation de la sûreté post-fermeture des dépôts

de déchets radioactifs», note AFCN 2011-06-28-CAD-5-4-3-FR, 24/04/2012.

[R2-140] AFCN, Dépôt définitif en surface sur le territoire belge de déchets radioactifs de faible et moyenne activité et de

courte demi-vie – Guide relatif à la prise en compte du risque d’intrusion humaine pour les dépôts définitifs en

surface de déchets radioactifs, note AFCN 007-087-F rév.1, 02/04/2010.

[R2-141] AFCN, Dépôt définitif en surface sur le territoire belge de déchets radioactifs de faible et moyenne activité et de

courte demi-vie – Guide technique « Analyse de sûreté : aspects liés à l’eau souterraine », note AFCN 008-

225-F rév.2, 24/09/2010.

[R2-142] FANC, Veiligheidsevaluatie: biosfeer, FANC nota 008-217-N rev. 03, 19/08/2010.

[R2-143] FANC, Oppervlakteberging, op Belgisch grondgebied, van kortlevend laag- en middelradioactief afval –

leidraad over de beschouwing van gebeurtenissen met een externe oorsprong bij het ontwerp van de

bergingsinstallatie, FANC nota 008-241-N herz. 2, 07/06/2010.

[R2-144] FANC, Oppervlakteberging, op Belgisch grondgebied, van kortlevend laag- en middelradioactief afval –

leidraad « aardbevingen », FANC nota 007-125-N herz. 4, 17/12/2009.

[R2-145] AFCN, Acceptabilité des expositions potentielles dues à des événements initiateurs d’origine externe ou

interne visant des établissements de dépôt de déchets radioactifs – Proposition par le service IAABA de mise

en application d’une relation (courbe) entre la probabilité annuelle d’occurrence d’un événement initiateur et

son impact radiologique associé pour les établissements de dépôt de déchets radioactifs, note AFCN 2012-06-

21-JPW-5-4-5-FR, rev. 2, 21/06/2012.

Page 161: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-146 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

[R2-146] NIRAS, De berging, op Belgisch grondgebied, van laag- en middelactief afval met korte levensduur – Afsluitend

rapport van NIRAS betreffende de periode 1985-2006 waarbij de federale regering verzocht wordt om te

beslissen over het gevolg dat moet worden gegeven aan het bergingsprogramma, NIROND 2006-02 N, mei

2006.

[R2-147] NIRAS, Identificatie van de aandachtspunten voor de radiologische veiligheid, NIRAS nota 2007-0150 herz.0,

17/01/2007.

[R2-148] AFCN, Liste provisoire (état des lieux à fin février 2007) des points d’attention radiologiques supplémentaires

identifiés par l’AFCN au démarrage de la phase projet du dépôt définitif en surface à Dessel (concept

STOLA), note AFCN 007-062-F, 27/03/2007.

[R2-149] AFCN, FANC-MP3-01 part 1: Rapport d’évaluation menée par L’AFCN du document NIRAS-MP3-01 “General

description of the disposal facility, monitoring strategy and waste acceptance procedure”, FANC note 008-

106-F, Juli 2008.

[R2-150] AFCN, Project RVI-02: Dépôt définitif en surface sur le territoire belge de déchets radioactifs de faible et

moyenne activité et de courte demi-vie – FANC-MP4 Part 2: Rapport de l’évaluation menée par l’AFCN du

document NIRAS-MP4-02 “Selection and description of scenarios for long-term radiological assessment”,

note AFCN 009-123-F, Juli 2009.

[R2-151] NIRAS, Inventaris van het radioactief afval: berekening van het referentievolume geconditioneerd afval, NIRAS

nota 2003-1100, 22 april 2003.

[R2-152] IAEA, IAEA Safety Glossary – Terminology Used in Nuclear Safety and Radiation Protection – 2007 Edition,

2007.

[R2-153] STOLA-Dessel, Het Belgisch laagactief en kortlevend afval: Thuis in Dessel? Een geïntegreerd bergingsproject

met een technisch en maatschappelijk luik – Verslag werkgroep ‘Inplanting en Inrichting’, november 2004.

[R2-154] NIRAS, Evaluatie van het aantal monolieten voor de berging van radioactief afval van categorie A in een

oppervlakte en diepe berging (nieuwe inventaris 2003), NIRAS nota 2004-0807, 31 maart 2004.

[R2-155] IAEA TSR412, Scientific and Technical Basis for Near Surface Disposal of Low and Intermediate Level Waste,

2002.

[R2-156] IAEA TECDOC 1255, Performance of engineered barrier materials in near surface disposal facilities for

radioactive waste – Results of a co-ordinated research project, 2001.

[R2-157] IAEA TECDOC 1256, Technical considerations in the design of near surface disposal facilities for radioactive

waste, 2001.

[R2-158] C. Andrade, I. Martinez, M. Castellote, P. Zuloaga, Some principles of service life calculation of

reinforcements and in situ corrosion monitoring by sensors in the radioactive waste containers of El Cabril,

Journal of Nuclear Materials 358 (2006) 82-95.

[R2-159] D. Li, D. Kaplan, Sorption coefficients and molecular mechanisms of Pu, U, Np, Am and Te to Fe

(hydr)oxides: A review, Journal of Hazardous materials (in press), Elsevier, available online 14 September

2012.

[R2-160] NUREG-1573, A Performance Assessment Methodology for Low-Level Radioactive Waste Disposal Facilities –

Recommendations of NRC’s Performance Assessment Working Group, US-NRC, NUREG-1573, October 2000.

Page 162: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-147

Page 163: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

2-148 NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012

ALARA As Low As Reasonably Achievable (= zo laag als redelijkerwijze bereikbaar), rekening houdend met sociale en economische factoren

FANC/AFCN Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle

ASR Alkali-silicareactie ARBIS Algemeen Reglement Bescherming tegen Ioniserende Stralingen

BBT Best Beschikbare Technologieën die geen buitensporige kosten met zich meebrengen

DBE Ontwerpaardbeving (Design Basis Earthquake) EC Europese Commissie

FLT Fonds op Lange Termijn FMT Fonds op Middellange Termijn

GCL geosynthetic clay liner, dit is een technische infiltratiebarrière bestaande uit betoniet of een andere klei geplaatst tussen twee geomembranen.

MER Milieueffectbeoordelingsrapport

HSR Sterk bestand tegen sulfaat (High Sulphate Resistance) IAEA International Atomic Energy Agency (= Internationaal

Atoomenergieagentschap) ICRP International Commission on Radiation Protection (= Internationale

Commissie voor Stralingsbescherming)

IMS Integrated Management System (=Geïntegreerd Beheersysteem) I1 Veiligheidsfunctie vermindering van de kans op onopzettelijke menselijke

intrusie en van de mogelijke gevolgen

LA Laag alkalisch (Low Alkali) LH Lage warmte (Low Heat)

NEA Nuclear Energy Agency (= Nucleair Energieagentschap) NIROND NIRas/ONDraf - Nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte

splijtstoffen NIRAS Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstoffen

OD Ondersteunende Documenten PMA Preventie – Monitoring – Actie

R Referentie R1 Veiligheidsfunctie beperking van vrijkomen uit afvalvormen

R2a Veiligheidsfunctie beperking van waterinsijpeling doorheen de beschermende barrières

R2b Veiligheidsfunctie beperking van de advectie en de diffusie doorheen de retentiebarrières

R3 Veiligheidsfunctie vertraging en verzwakking van vrijkomen door chemische retentie

S Veiligheidsfunctie ondersteuning van een andere SSC om de functie inzake langetermijnveiligheid te vervullen

Page 164: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2

Hoofdstuk 2: Veiligheidsbeleid, veiligheidsstrategie en veiligheidsconcept

Technische basis van het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A afval te Dessel

NIROND-TR 2011–02 N , Versie 2.0, 30 September 2012 2-149

SAHARA Safety As High As Reasonably Achievable (= veiligheid zo hoog als redelijkerwijze bereikbaar), rekening houdend met sociale en economische factoren

SSC Systemen, Structuren en Componenten belangrijk voor de veiligheid STAR Stop – Think – Act – Review (= Stop - Denk - Handel - Herbekijk)

TR Technisch Rapport

Page 165: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2
Page 166: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2
Page 167: HS 02 Veiligheidsbeleid NIROND-TR 2011-02 N V2