indruk vo winter 2010
DESCRIPTION
inDruk vo: hét kwartaalblad van Kennisnet voor professionals in het voorgezet onderwijs.TRANSCRIPT
Vier in Balansmonitor: versnellen moet!
Met Geografische informatiesystemen
gaat aardrijkskunde leven
Leerlingen meer gemotiveerd met
flexibel onderwijs
VO winter 2010
2
Vier in Balansmonitor: versnellen moet!
Met Geografische informatiesystemen
gaat aardrijkskunde leven
Leerlingen meer gemotiveerd met
flexibel onderwijs
VO winter 2010
Wel geven jaarlijks steeds meer docenten aan dat ze uiteindelijk
willen dat iedere leerling over een eigen laptop beschikt,
omdat alleen voor de verwerking van alles een eigen apparaat
onontbeerlijk is.
Een minder florissante trend is die van het computergebruik door
docenten. Jaarlijks neemt dit percentage met 2 á 3% toe en op
deze manier duurt het dus nog tien jaar voordat computers in het
huidige onderwijs geïntegreerd zijn. Dat duurt te lang en dat is
niet eerlijk naar de leerlingen toe die in het komende decennium
naar school gaan. De wereld waarop ze voorbereid worden is
namelijk volledig doordrenkt met technologie. Uit onderzoek wordt
steeds duidelijker aangetoond dat door het goed toepassen van de
computer in didactiek het leerrendement en de efficiency in het
onderwijs verbeteren. De druk op het onderwijs om met ict aan
de slag te gaan wordt dan ook steeds groter. Leest u de Vier in
Balans Monitor eens, als u wilt. Daar staat het hele verhaal in al zijn
nuances beschreven. En deze inDruk staat weer vol met verhalen van
uw collega’s die aan de gang zijn gegaan en aan den lijve ervaren
hoe het met die meerwaarde van ict zit. Veel plezier ermee!
Frans Schouwenburg,
Sectormanager vo
In deze uitgave
2 Column Frans Schouwenburg
3 Het nieuwe werken in het onderwijs
4 Studeren op afstand
6 Teleblik: de leerprestaties gaan ermee vooruit
7 Vier in balans
8 Leerpleinen voor VOBO
10 Een andere kijk op bètaonderwijs
12 Flexibel onderwijs in de praktijkpagina
14 Met GIS in de klas gaat aardrijkskunde leven
16 Nieuws
Ontwikkeling van de leerling-computer ratio
(TNS NIPO 2005-2009b)
Versnellen moet!Jaarlijks brengt Kennisnet de Vier in Balansmonitor uit. Het is een
publicatie die de stand van zaken op het gebied van onderwijs en
ict in Nederland weergeeft. We verzamelen al jarenlang op dezelfde
manier gegevens waardoor nu een mooi beeld ontstaat van de
verschuivingen en ontwikkelingen. Een grafiek met de ontwikkeling
van de leerling-computer ratio geeft aan dat voor elke vier á vijf
leerlingen een computer beschikbaar is en dat jaarlijks 15-20%
van de computers wordt vervangen. Hieruit kunnen we concluderen
dat op het gebied van hardware in de school de zaken redelijk op
orde zijn.
Column
3
Het nieuwe werken in het onderwijs
Het slagen hangt af van goed
ingerichte fysieke, mentale en
virtuele omgevingen
Leerlingen groeien op in een wereld die voor een groot deel virtueel is. Ze chatten, bezoeken vrienden op hyves en downloaden de nieuwste hits. Een nieuwe manier van leven en de vraag is in hoeverre het schoolsysteem hier in mee kan gaan. Een verkenning.
Meer weten?
www.hetlerenvandetoekomst.nl
www.kamervanmorgen.nl/kamerzittingen/superslimmescholen
www.surfnetkennisnetproject.nl/resultaten/leraaropafstand
http://hetnieuwewerkenblog.nl/
http://overhetnieuwewerken.nl/
Het visiedocument is binnenkort te vinden op
www.surfnetkennisnet.nl
VO winter 2010
Ze worden wel de screenagers genoemd en de digitale
informatiemaatschappij is voor hen de gewoonste zaak van
de wereld. Hun natuurlijke omgeving is er een die vrijer en
mobieler is dan het huidige onderwijssysteem.
SUrFnet/Kennisnet Innovatieprogramma onderzocht daarom
of nieuwe werkvormen, zoals Het Nieuwe Werken, ook in het
onderwijs toepasbaar zijn.
Vier elementen
“Het Nieuwe Werken is een manier om kenniswerk efficiënter en
flexibeler in te richten”, vertelt Nieske Vergunst, projectleider
bij Kennisnet. “En omdat leerlingen op school ook de hele
dag kennis vergaren is het interessant om te bekijken welke
elementen van dit werken geschikt kunnen zijn voor scholen.”
Want hoewel het onderwijs steeds meer gebruik maakt van
interactieve media zitten de meeste leerlingen in vaste lokalen
en op vaste tijden op school.
Het Nieuwe Werken bestaat uit vier hoofdelementen.
Werknemers werken plaats- en tijdonafhankelijk, er is
een flexibele arbeidsrelatie, vrije toegang tot informatie
is essentieel en werk is gericht op resultaat in plaats van
aanwezigheid. Het slagen van Het Nieuwe Werken hangt af van
goed ingerichte fysieke, mentale en virtuele omgevingen.
Juiste omgeving
Ook het toepassen van Het Nieuwe Werken in het onderwijs zal
dus afhankelijk zijn van de juiste omgevingen. Nieske geeft een
voorbeeld: “Als leerlingen zelfstandig werken, krijgen ruimtes
een nieuwe functie. Een ruimte wordt dan ingericht op basis
van de activiteit. Geen klaslokalen dus, maar ruimtes voor
multimedia of brainstormsessies. En een uitgebreide virtuele
omgeving om aan alle eisen te voldoen. Een netwerkschijf waar
iedereen toegang tot heeft, is niet voldoende.”
Conclusie
Tijdens de verkenning bleek dat niet alle componenten van
Het Nieuwe Werken in een schoolsysteem passen. Daarnaast
werd duidelijk dat Het Nieuwe Werken goed past in de huidige
onderwijsontwikkelingen zoals brede scholen, cloud computing
en digitaal leermateriaal. Belangrijkste conclusie van deze
verkenning is dan ook dat deze ontwikkeling erg interessant voor
scholen kan zijn. Als er echte aandacht is voor de fysieke, mentale
en virtuele omgeving, valt er zeker winst te behalen. Met goed
ingerichte ruimtes kan het nieuwe leren een succes worden.
4
Studeren op afstand
Doorstuderen voor een (extra) lesbevoegdheid in eigen tempo, in eigen tijd, thuis, zonder de belasting van het reizen naar school, en nooit meer colleges die een onbevredigend gevoel geven omdat ze niet voldeden aan de verwachtingen. Met afstandsonderwijs kan het allemaal. Maar, zeggen deskundigen ook: bezint eer u begint.
‘Het vergt doorzettingsvermogen, het biedt vrijheid.’
Lerarenopleidingen die onafhankelijk van tijd en plaats
genoten kunnen worden: het is een populaire studievorm,
vertelt Erik Bolhuis. Hij is hoofddocent op het gebied van
ICT bij de lerarenopleidingen van Hogeschool Windesheim
en doet promotieonderzoek naar studierendementen en
studenttevredenheid van het afstandsonderwijs dat de
hogeschool aanbiedt. Zo’n tien jaar geleden startte Windesheim
met afstandsonderwijs voor de lerarenopleidingen. Inmiddels
zijn er bijna net zoveel studenten die zich inschrijven voor die
vorm als voor de dagopleiding.
Vrijheid en valkuil
Bolhuis geeft voorbeelden: geschiedenisdocenten die ook
aardrijkskunde willen geven, bankiers die economieleraar
willen worden, meesters en juffen uit het basisonderwijs die
de overstap naar een middelbare school willen maken. De flinke
mate van vrijheid spreekt ze aan. Met slechts enkele face-to-
facemomenten per vak en verder de mogelijkheid om talrijke
moderne communicatiemiddelen te gebruiken voor het contact,
is een afstandsstudie uitermate geschikt om naast het werk te
doen.
Het moet Bolhuis echter wel meteen van het hart dat dat ook
een valkuil kan zijn. “Studenten aan een afstandsopleiding
hebben vaak al werk, een gezin en een sociaal leven dat
belangrijker is. Dat heeft gevolgen voor de uitval”, zegt hij.
Bovendien mag het zo zijn dat je veel studietijd zelf kunt
inplannen, enkele vaste momenten zijn er toch. “Scheikundige
proefjes kun je bijvoorbeeld vaak thuis doen, maar vanwege
de veiligheid en het oefenen van didactische vaardigheden
moeten ze soms ook face to face worden geleerd.” En dan zijn
er nog de stages: een kwart van de opleiding bestaat uit die
vorm van praktijkervaring.
Afmaken vraagt doorzettingsvermogen
Marleen de Velde Harsenhorst (25) kan er over meepraten. Zij
kon een paar jaar geleden al beginnen met lesgeven, terwijl
ze net enkele maanden met de lerarenopleiding biologie was
gestart. “Het is een volwaardige opleiding, geen cursus, wat
mensen soms lijken te denken. Het kost je twintig uur in de
week, dus al je vrije tijd. Ik zat avonden en weekenden aaneen
in mijn eentje te studeren”, vertelt ze.
Groen en geel ergerde ze zich dan ook aan een LOI-spotje
waarin mensen met een laptop in een bootje zitten te studeren.
“Kom op! Zo gaat iedereen zich maar inschrijven, omdat het
lijkt alsof je het er tijdens je vakantie even bij kunt doen. Dat is
5VO winter 2010
echt een misvatting. Ik heb legio mensen zien afvallen. Je hebt
doorzettingsvermogen nodig om het af te maken. Want als jij
je werk niet inlevert, is er echt geen docent die je achter de
broek zit.”
Studeren op afstand is inderdaad niet voor iedereen geschikt,
bevestigt Bolhuis. “Sommige mensen denken te licht over het
hbo-niveau. En ook als je al een hbo-opleiding gevolgd hebt,
geldt dat er veel theorie komt kijken bij een nieuw vak, waarbij
je bovendien vakspecifieke didactische vaardigheden onder
de knie moet krijgen. Mensen uit de praktijk zijn op hun beurt
natuurlijk heel waardevol vanwege hun ervaring, maar bij hen
is het vaak de vraag of ze echt voor de klas willen staan.”
Wiki’s, games en Klokhuisfilmpjes
Zijn die hobbels echter genomen, dan wacht de student
wel wat extra’s: in tijd- en plaatsonafhankelijk onderwijs
wordt veel gewerkt met verschillende vormen van moderne
media. Bolhuis: “Studenten werken bijvoorbeeld samen
via een gezamenlijke Wiki of chatprogramma’s. Of neem
het onderwerp globalisering binnen de lerarenopleiding
economie. Daar kun je veel kennis over opdoen, maar de
bedoeling is ook dat je er een mening over gaat vormen.
Dat doe je per definitie met anderen. Voor die discussies
gebruiken we vaak fora. Daarop hoef je niet allemaal tegelijk
aanwezig te zijn, maar je kunt wel zeggen: binnen deze week
moet je een bijdrage leveren. Dat werkt goed.”
Niet alleen het samenwerken, maar ook het toetsen kan
op velerlei manieren. “Een blog schrijven is logisch als je
schrijfvaardigheid wil testen. Bij economie ligt het weer meer
voor de hand om een managementgame te gebruiken. We willen
niet alleen dat onze studenten de technische vaardigheden
hebben om zich met al die communicatiemiddelen te kunnen
redden, maar ook dat ze nadenken over welke middelen wel
en niet werken en voor welk doel, zodat ze deze zelf kunnen
toepassen”, legt Bolhuis uit.
Marleen de Velde Harsenhorst hield er in elk geval een
leuk idee aan over. Voor haar studie moest ze ooit zelf
een filmpje maken en inleveren dat geschikt zou zijn voor
een uitzending van Klokhuis. Om zich te verdiepen in een
bepaald onderwerp, verzinnen nu ook haar leerlingen
Klokhuisafleveringen.
“We willen dat onze studenten
technische vaardigheden hebben om
met nieuwe communicatiemiddelen
te werken maar dat ze ook nadenken
welke middelen voor welk leerdoel
geschikt zijn.”
6
Teleblik is een collectie van duizenden uren radio- en televisiemateriaal speciaal voor het onderwijs. Het aanbod is snel te doorzoeken en met de digitale snijmachine kunnen gebruikers zelf fragmenten selecteren of monteren. Een schat dus aan beeldmateriaal om didactisch in te zetten.
De leerprestaties gaan ermee vooruit
bezig met menselijk lichaam en komen daarbij het skelet
tegen. In Teleblik kan ik dan van alles vinden over botten.”
Het gebruik van dit materiaal heeft vele voordelen, het is
veel meer dan het ‘opleuken’ van een les – mits de docent er
ook didactisch iets mee doet. “Kinderen raken enthousiast en
geïnteresseerd. Als ze zelfstandig met zo’n ICT-taak bezig zijn
geweest kan ik veel sneller door de lesstof heen, ze begrijpen
het veel beter. En nog mooier: de leerprestaties gaan omhoog.”
Waarom zou je Teleblik verkiezen boven - bijvoorbeeld - het
oneindige Youtube? Gildwin: “Het materiaal van Teleblik is
kwalitatief allemaal goed. Doordat er veel series en collecties
in zitten zoals Vakwijzer, Kernpunt en Klokhuis, weet je
ongeveer wat je kunt verwachten, binnen zo’n serie heb je
steeds dezelfde opzet. Het zoeken gaat ook veel sneller en het
materiaal blijft erop staan. En met de digitale snijmachine kun
je het naar eigen wens bewerken.”
Ga naar http://www.teleblik.nl/start
of kijk eerst voor 10 toepassingsideeën naar
http://www.teleblik.nl/news/2010/10/tien-keer-teleblik
Teleblik biedt recent en ouder materiaal,
van de publieke omroepen en SchoolTV,
maar ook speciale collecties zoals de
historische Polygoon-journaals en
biologieclips. Het materiaal van Teleblik
is gratis voor leerlingen en docenten;
het is bedoeld als blijvende voorziening
voor het onderwijs.
Gildwin Maijers van De Kempenhorst
(vmbo basis/kader/theoretisch) in
Oirschot maakt er veel gebruik van.
“Ik geef een aantal vakken waaronder
Mens&Natuur, in de onderbouw. Dat
is een combinatie van natuurkunde en
biologie. Soms kom je begrippen tegen die lastig uit te leggen
zijn, ‘krachten’ bijvoorbeeld. Bij Teleblik kan ik altijd wel
iets vinden dat precies duidelijk maakt waarom het gaat.” De
fragmenten die hij vindt of samenstelt bij Teleblik zet hij in de
eigen ELO van de school, N@tschool, gesorteerd per paragraaf
van de methode. Gildwin doet dit voor de hele school, zodat
ook zijn collega’s – met slechts één keer inloggen – snel en
makkelijk toegang hebben tot de filmpjes. Gildwin heeft het
materiaal dan zelf al bekeken, geselecteerd op toepasbaarheid,
duidelijkheid en taalgebruik en eventueel bewerkt. “Op die
manier is de drempel heel laag om er gebruik van te maken.
Het is voor mij wel even wat werk, maar als je de filmpjes
gerubriceerd klaarzet met de juiste links heb je eenvoudig
toegang tot je eigen ‘bibliotheek’.”
De filmpjes passen binnen de studieroute in de ELO. Vaak laat
Gildwin leerlingen eerst zelf een filmpje kijken dat bij de
lesstof hoort en laat hen dan een taak maken. Andersom kan
ook, verschillende leerlingen hebben verschillende voorkeuren.
Wanneer ze op het leerplein werken, is daar eenvoudig aan
tegemoet te komen. “Ik ontwikkel daarnaast ook ‘do it’s’
waar filmpjes een rol in spelen. We zijn nu bijvoorbeeld
7
Versnellen ict-gebruik in het onderwijs moet!
Uit de Monitor blijkt dat vrijwel alle docenten thuis
schoolwerkzaamheden uitvoeren op de computer. Het gaat
vooral om administratieve schooltaken en het opzoeken,
bewerken of ontwikkelen van leermateriaal. Daarnaast
onderhouden leraren dikwijls vanuit huis digitale contacten
met collega’s, leerlingen of andere beroepsgerelateerde
personen. Deze gegevens onderstrepen dat de computer
voor docenten meer is dan alleen een didactisch
hulpmiddel bij het lesgeven. Ict vervaagt de grens tussen
school en thuis. Een van de kansen die docenten zien om de
mogelijkheden van ict beter te benutten, is het vergroten
van de leergelegenheid voor leerlingen door ict meer in
te zetten voor de buitenschoolse leertijd. Dit wijst op de
ambitie een sterkere verbinding te leggen tussen formeel
leren (op school) en informeel leren (thuis in vrije tijd).
Tijd en plaatsonafhankelijk leren door ict neemt toe
VO winter 2010
Onlangs verscheen de Vier in Balans Monitor 2010, de jaarlijkse onderzoeksuitgave van Kennisnet die de stand van zaken wat betreft ict-gebruik in het onderwijs weergeeft. De toegevoegde waarde van ict in het onderwijs wordt in steeds meer onderzoek aangetoond. Een juiste inzet hiervan zorgt voor een rijkere leeromgeving, met onderwijs op maat. Leerlingen zijn meer gemotiveerd en leveren betere prestaties. Docenten geven efficiënter onderwijs en hun beroep wordt aantrekkelijker en de vernieuwingsgezindheid van scholen neemt toe.
Scholen erkennen de potentie van ict en investeren daarom
flink. Dit zijn positieve ontwikkelingen, maar in het huidige
tempo duurt het nog ongeveer tot 2020 voordat alle docenten
gebruik maken van ict. Bovendien wordt ict nog te sporadisch
ingezet, en beperkt het gebruik zich veelal tot het opzoeken van
informatie op internet of tekstverwerking.
Visie op de aanpak
De basis voor succesvol ict-gebruik ligt in het opstellen van
een heldere visie door schoolleiders en docenten. Ongeveer
de helft van de docenten geeft aan grote behoefte te hebben
aan een visie die breed gedragen wordt binnen de school. Voor
een evenwichtige inzet van ict moet de onderwijsinstelling
vervolgens ook kijken naar de deskundigheid van docenten, de
inzet van leermaterialen en de noodzakelijke infrastructuur.
Meer weten? Lees of bestel de Vier in Balans Monitor 2010 op
onderzoek.kennisnet.nl.
Aantal uren per week dat leraren de computer thuis gebruiken
voor schoolwerkzaamheden.
Percentage leraren dat hun leerlingen ten minste wekelijks
opdrachten geeft om thuis met de computer uit te voeren.
Schoolactiviteit waarvoor leerlingen thuis internet gebruiken.
Leerpleinen voor VOBO
Onderwijs beter laten aansluiten op de behoeften van de huidige generatie leerlingen, de leerling centraal stellen en maatwerk bieden. Met die doelstellingen besloot de Scholengroep voor Voortgezet Onderwijs Best-Oirschot (VOBO) om haar scholen in te richten rond leerpleinen: ruimtes waar leerlingen zelfstandig kunnen werken. Martin Thijssen, directeur bedrijfsvoering van VOBO, legt uit wat de meerwaarde is.
8
Nieuwe visie
Het VOBO heeft twee scholen onder zich: het Heerbeeck
College in Best en het Kempenhorst College in Oirschot.
“De afgelopen jaren zijn onze scholen flink gegroeid, waardoor
we moesten uitbreiden”, vertelt Thijssen. “Dat moment hebben
we aangegrepen voor een heroverweging van onze visie op
onderwijs. Wij zijn ervan overtuigd dat we betere resultaten
krijgen als we onze scholen beter laten aansluiten op de
behoeften van de huidige generatie én op de mogelijkheden
die deze tijd biedt. We denken dan bijvoorbeeld aan de
mogelijkheden van ict in het onderwijs en van plaats- en
tijdonafhankelijk onderwijs.”
Het leerpleinconcept
VOBO ontwikkelde een visie die recht deed aan het streven
naar meer maatwerk, naar meer mogelijkheden om in te
springen op de kansen die digitaal onderwijs biedt en naar
betere mogelijkheden om leerlingen voor te bereiden op hun
toekomst in de informatiemaatschappij: het leerpleinconcept.
“We kozen voor het werken met leerpleinen, ruimtes van ruim
tweehonderd m2 met werk-, overleg- en computertafels waar
leerlingen kunnen werken aan hun opdrachten”, legt Thijssen
uit. “We gingen in pilots aan de slag met het concept en dat
verliep goed. In klankbordgroepen dachten medewerkers
mee en onder leiding van externe adviseurs akkerden we de
ins en outs van de leerpleinen door. Dat leverde input van de
werkvloer en gelijk ook draagvlak voor het concept.”
Afzonderlijke leshuizen
Ook de gemeente Best zag de meerwaarde van het
leerpleinconcept en stelde op basis van prognosecijfers geld
beschikbaar voor nieuwbouw van het Heerbeeck College.
Die nieuwbouw is met veel open ruimten en aparte lokalen
helemaal ingericht volgens het leerpleinconcept. VOBO heeft
daarnaast bij de bouw en de inrichting gekozen voor het
concept ‘school in een school’. Dat betekent dat een apart deel
‘Voorbereiding op de informatiemaatschappij.’
9VO winter 2010
van de school gereserveerd is voor de brugklassen en dat er
afzonderlijke leshuizen zijn voor vmbo tl, havo en vwo. Verder
is er een gemeenschappelijk centrum voor praktische vakken
als scheikunde en natuurkunde. Thijssen: “Op die manier is de
schaal van de grote school klein gemaakt en voelen leerlingen
zich meer thuis.”
Nieuwe functie: pleinmeesters
Natuurlijk had de keuze voor het leerpleinconcept zowel
technische als organisatorische consequenties. In de eerste plaats
wordt er nu meer met computers gewerkt. Op de leerpleinen is
al één computer beschikbaar op iedere 3,5 leerling. En omdat
al die computers voor een flinke warmtelast zorgen, is er ook
gedacht aan luchtbehandeling en airco. Zo blijft het werkklimaat
aangenaam. Ook in de functiemix vereistte het concept de nodige
aanpassingen. Op de leerpleinen worden leerlingen namelijk
begeleid door docenten én pleinmeesters. Die laatsten hebben
een controlerende rol en een vraagbaakfunctie. Ook houden ze
toezicht op de manier van werken en op het educatief gebruik
van de computers. Ongewenste sites worden met software
afgeschermd voor gebruik. Dat er ook voor de leerlingen veel
veranderd is, is duidelijk. Ze krijgen nu klassikale instructie en
maken de opdrachten die daaruit voortvloeien individueel of in
groepjes op het leerplein. Ze volgen daarbij hun eigen digitale
agenda of planner, waarin staat wat wanneer af moet zijn.
Zo kunnen ze zelfstandig aan de slag.
Elektronische Leeromgeving
Door het vaststellen van hun visie wisten de VOBO-scholen
waar ze heen wilden met ict. Met kennis en kunde, de
benodigde hardware en programmatuur, dé kernwaarden uit
Vier in Balans, heeft ict in de school een belangrijke plaats
gekregen. De VOBO-scholen doen ondertussen veel digitaal,
maar niet alles. “Want juist de mix van digitaal en traditioneel
leren biedt volgens ons meerwaarde”, meent Thijssen. Het
werken in de elektronische leeromgeving (ELO) biedt ook extra
mogelijkheden als het gaat om de keuze van leermaterialen of
om plaats- en tijdonafhankelijk leren. “Het leren is dan wel
plaatsonafhankelijker geworden”, zegt Thijssen. “Maar leerwerk
blijft gebonden aan school. School heeft immers ook grote
betekenis als het gaat om de sociale context. Samen werken,
samen leren: dat stimuleert.”
Interessanter onderwijs
Op de VOBO-scholen wordt inmiddels geruime tijd met het
concept leerpleinen gewerkt. De resultaten zijn goed. Docenten
en leerlingen zijn tevreden, er zijn goede examenresultaten en
het onderwijs is volgens de betrokkenen een stuk interessanter
geworden. Er is meer rust en ruimte in de scholen en de leerlingen
zijn gemotiveerder, omdat het onderwijs beter is afgestemd op
de huidige mogelijkheden en daardoor beter aansluit bij hun
belevingswereld. “Met de keuze voor leerpleinen zijn we als
scholengroep beter in staat gebleken in te spelen op veranderingen
die elkaar in steeds rapper tempo opvolgen”, concludeert
Thijssen. “Verder kunnen we beter aansluiten op het niveau van
individuele leerlingen en kunnen we ze beter voorbereiden op hun
toekomst in onze informatiemaatschappij. En dat is winst. Voor
ons als scholengroep, maar toch vooral voor onze leerlingen.”
‘Na een klassikale instructie gaan
de leerlingen aan de slag op het
leerplein.’
Op het technasium werken leerlingen aan echte vraagstukken uit de wereld van bèta en
techniek. Het idee ontstond in 2003 aan een Groningse keukentafel. Twee ouders zochten
naar nieuwe wegen om techniek en bètaonderwijs meer onder de aandacht van leerlingen te
brengen. Inmiddels nemen 55 scholen deel aan dit succesvolle concept en is het vak Onderzoek
en Ontwerpen (O&O) alweer enkele jaren een eindexamenvak.
Gevarieerde opdrachten
“De groei van technasia is snel gegaan, “ vertelt Boris Wanders. “Ieder jaar sluiten
nieuwe scholen zich aan bij dit concept.” Dat het idee zo aanslaat heeft volgens hem alles
Een andere kijkop bètaonderwijsOp het technasium werken scholen structureel samen met bedrijven en instellingen. Leerlingen zien in een vroeg stadium hoe de praktijk van hoger opgeleide bètatechnici eruit ziet en leren om te gaan met exacte vraagstukken en het vinden van oplossingen hiervan. Hoe belangrijk is de rol van ict? Een gesprek met Boris Wanders, een van de oprichters van technasium.
10
te maken met de manier waarop er lesgegeven wordt.
“Leerlingen werken samen met externe opdrachtgevers.
Bedrijfsleven, instellingen en overheden komen
met vragen die nog niet opgelost zijn. Het is voor
leerlingen een uitdaging om die vragen te onderzoeken.
Ze voelen zich serieus genomen omdat ze samenwerken met
mensen die erop vertrouwen dat zij moeilijke vraagstukken
succesvol kunnen oplossen.” De opdrachten die leerlingen
krijgen zijn realistisch en actueel. De vragen zijn divers en
komen uit allerlei richtingen; van de agrarische wereld tot
de kunst- en cultuursector en vanuit de medische wereld tot
aan de industriële bedrijfssector. De uiteindelijk opdrachten
zijn dan ook gevarieerd en gaan van het maken van nieuwe
gezonde snacks tot het ontwerpen van een waterspeeltuin,
mogelijkheden om te koken in de ruimte, verbeterde
algenkweek voor de mosselindustrie of het ontwerpen van
nieuwe verblijven voor chimpansees in een dierentuin.
Docent begeleid
Al deze problemen en vraagstukken worden onderzocht en
opgelost tijdens het vak O&O. Boris: “In de praktijk komt de
opdrachtgever met een vraag. De docent vertaalt deze vraag
naar een bepaald leerjaar en daarna gaan leerlingen aan de
slag. Deze leerlingen zijn voor de opdrachtgevers natuurlijk
erg interessant. Het zijn uiteindelijk allemaal kenniswerkers
en ‘young potentials’ voor de toekomst. De rol van docent
is er een van begeleiden, ondersteunen en coachen. Het is
trouwens een misverstand dat alleen docenten met een exacte
achtergrond zich kunnen bijscholen tot docent O&O.“
Scholen die in aanmerking komen voor het technasium moeten
aan een aantal eisen voldoen. Een van de belangrijkste
is de verplichting van een technasiumwerkplaats, een
plek waar leerlingen werken aan hun onderzoeks- en
ontwerpopdrachten. De werkplaats bestaat uit verschillende
onderdelen en laat een breed spectrum zien van bèta en
techniek. ruimte voor creativiteit is heel belangrijk.
De verschillende werkplekken binnen de werkplaats hebben
elk hun eigen karakter.
Boris: “Leerlingen moeten vooral zelf en met elkaar de
onderzoeksvragen oplossen. Daarom zal ict nooit leidend
worden. Natuurlijk is ict er wel in ondersteunende zin.
Bij meten en ontwerpen gebruiken ze natuurlijk wel digitaal
materiaal, maar we willen ze juist trainen om zoveel mogelijk
zelfstandig, met eigen kennis en kunde aan de slag te gaan.
Dat houdt ze creatief en betrokken.”
‘Mijn technasium’
De docenten, verspreid over 55 scholen door het hele land,
hebben wel de beschikking over een digitale werkomgeving.
In ‘mijn technasium’ kunnen ze opdrachten maken, portfolio’s
bijhouden en hebben ze een goed gevulde bibliotheek met
goedgekeurde opdrachten voor O&O tot hun beschikking.
“Deze ict-ontwikkeling was nodig omdat er met de groei van
de technasia steeds meer behoefte kwam aan uniformiteit
en uitwisseling. Dankzij ‘mijn technasium’ kunnen docenten
onderling contact met elkaar houden en samen aan opdrachten
werken zonder hiervoor de deur uit te hoeven. Op dit moment
zijn er zo’n 600 deelnemers en dit zal de komende jaren alleen
maar groeien.” Ideaal aan deze digitale werkomgeving is dat
docenten heel eenvoudig een project uit de bibliotheek naar
hun eigen ELO kunnen slepen. Zo kunnen ze gemakkelijk in hun
eigen omgeving een project verder uitwerken. Via hyperlinks
kunnen allerlei introductiefilmpjes bekeken worden en in
de les gebruikt worden. Voor leerlingen is er geen digitale
leeromgeving. Ook een bewuste keuze, zegt Boris. “We willen
groeien naar 100 technasia, verspreid over heel Nederland.
Scholen hebben vaak al een eigen ELO en je kunt je afvragen
hoe zinvol het dan is om weer iets nieuws aan te bieden. Veel
belangrijker is dat de docenten bij al het materiaal kunnen
en dat zij allerlei uitwisselingsmogelijkheden hebben. Via de
docent komt het juiste materiaal uiteindelijk toch ook bij de
leerlingen.”
Meer informatie is te vinden op
www.technasium.nl. Scholen met interesse
kunnen zich hier ook aanmelden.
‘Leerlingen voelen zich serieus
genomen omdat ze samenwerken
met externe opdrachtgevers die
erop vertrouwen dat zij moeilijke
vraagstukken succesvol kunnen
oplossen.’
11VO winter 2010
Flexibel onderwijs in de praktijk
12
‘Leerlingen zijn meer gemotiveerd.’
‘Bij flexibel onderwijs heb je als
docent meer een coachende rol.’
Keuze aan de leerling
De school heeft veel ervaring met flexibel onderwijs. Zo’n
vijf jaar geleden is gestart met deze manier van lesgeven.
Het onderwijsprogramma is niet alleen afgestemd op de
exameneisen, maar houdt ook rekening met de voorkeuren en
leerstijlen van de individuele leerling. De leerlingen kiezen
zelf modules die hen aanspreken. Zo kunnen leerlingen in het
derde en vierde jaar bijvoorbeeld meer lesstof kiezen uit de
richting die ze als vervolgopleiding voor ogen hebben. Jaap
Harreman ziet veel pluspunten: “We merken dat de leerlingen
gemotiveerder zijn, nu ze invloed hebben op het onderwijs. Met
als resultaat dat we weinig tot geen ordeproblemen hebben.”
Werkplekkenstructuur
Alle beroepsgerichte vakken worden flexibel aangeboden, in
totaal zes uur per week. Om het geheel goed vorm te geven,
is gekozen voor de werkplekkenstructuur als didactisch model.
Jaap Harreman: “We werken zo veel mogelijk vanuit een reële
beroepssituatie. Werkplekken en situaties bootsen we op school
na. We hebben onder meer een keuken, een bloemenwinkel en
een kinderboerderij met echte dieren.” De leerlingen zijn niet
compleet vrij in hun modulekeuze. Voor een aantal vaste taken,
zoals de verzorging van de dieren op de kinderboerderij,
worden leerlingen ingedeeld. Verder werkt de school met negen
gebieden, zoals recreatie, plant en keuken. In een periode volgt
de leerling in elk geval één module van elk gebied. Op deze
manier worden de eindtermen afgedekt.
Webbased programma
Voor de uitvoering van het flexibele onderwijs werkt De Kring
met het webbased programma FlexC. Het pakket faciliteert de
planning, uitvoering en evaluatie van de modules. Het werkt
volgens een stappenplan. Jaap Harreman legt uit: “Om te
beginnen plant een leerling zich in voor de gekozen module.
Per module is een aantal plaatsen beschikbaar. Is er plaats, dan
kan de module worden vrijgegeven, zodat de leerling toegang
krijgt tot de lesstof en de digitale zelftoets. Daarna volgt de
praktijkopdracht.
Een docent beoordeelt de opdracht en voert het cijfer in in het
systeem. FlexC weet het aantal studiepunten dat bij de module
hoort en rekent direct het puntentotaal en het gemiddelde cijfer
uit. Snel en overzichtelijk.” Naast de modules kent het systeem
de achttien SHL-competenties uit het examenprogramma voor
de groene vakken. Er is terug te vinden aan welke competenties
de leerling heeft gewerkt en welk niveau hij zichzelf toekent
en welk niveau anderen hem toekennen. Een voordeel van het
webbased programma is dat de leerlingen kunnen inloggen
waar en wanneer ze willen. Zo kunnen ze modules thuis
uitvoeren en kunnen ouders de behaalde resultaten inzien.
Stimuleren en motiveren
Door de ervaring met flexibel onderwijs weet de school dat de
leerlingen extra prikkels kunnen gebruiken. Om de leerlingen te
stimuleren, heeft De Kring een aantal regels ingebouwd. Jaap
Harreman verduidelijkt: “Aan alle modules zijn studiepunten
toegekend op basis van het aantal uren dat ervoor staat. Wij
werken met de norm dat de leerling 70 procent van de tijd
nuttig moet besteden. Besteedt de leerling meer uren, dan
stijgt ook het aantal studiepunten dat hij krijgt. Leerlingen
die bepaalde vakgebieden moeilijk vinden, kunnen dit dus met
andere modules compenseren. We zien dat dat heel stimulerend
werkt. Ook hebben we een speciale regel voor leerlingen die
achterlopen met de lesstof. Heeft een leerling 10 procent te
weinig modules gehaald, dan gaat zijn gemiddelde cijfer met
10 procent omlaag. Andersom werkt het trouwens ook: meer
modules levert een hoger cijfer op.”
Coachende rol
Jaap Harreman noemt het flexibel onderwijs een goed
georganiseerde chaos. “Het lijkt heel rommelig, maar iedereen
weet wat hij moet doen. Als docent sta je er middenin. Met vier
docenten begeleiden we een groep van zestig leerlingen. Je
hebt veel meer een coachende rol in het ontwikkelproces van de
leerling. Aan iedere coach zijn vijftien leerlingen gekoppeld,
waarvan je de vorderingen nauwlettend volgt. Zo nodig kunnen
we op tijd bijsturen. Ook voor de leerlingen is het een heel
andere manier van werken. Met name van leerlingen die nu een
mbo-opleiding volgen, horen we veel positieve reacties. Zij
hebben het zelfstandig werken dat op het mbo van de leerling
wordt gevraagd, al op het vmbo geleerd. En daar hebben ze
veel profijt van.”
13VO winter 2010
Bij flexibel onderwijs kunnen leerlingen hun programma zelf samenstellen, binnen vastgestelde randvoorwaarden. Op deze manier worden de zelfstandigheid en het verantwoordelijkheidsgevoel van de leerling gestimuleerd. Hoe werkt dat in de praktijk? Jaap Harreman, docent groen onderwijs en vakgroepshoofd groen bij vmbo-school Melanchthon De Kring in Bleiswijk, noemt het een goed georganiseerde chaos.
Het vak aardrijkskunde in het voortgezet onderwijs is de laatste jaren actueler en interactiever geworden. Het gebruik van Geografische InformatieSystemen (GIS) neemt een grote vlucht. Tim Favier promoveert komend voorjaar op effectief gebruik van GIS in de les.
Tim Favier is afgestudeerd als fysisch geograaf en werkte een
aantal jaren in het waterbeheer. Toen hij de promotieplaats bij
het onderwijscentrum van de VU tegenkwam, was hij meteen
enthousiast. “Ik vind onderwijs, onderzoek en ict leuk: hier
komt dat allemaal samen.”
Zijn onderzoeksvraag is ‘Wat zijn de eigenschappen van
een effectieve methode voor aardrijkskundeonderwijs met
GIS?’ “Ik heb met docenten samen lesmethodes ontwikkeld en
getest in de klas, en zo ervaren hoe lesgeven met GIS in de
praktijk werkt. Met mijn onderzoek wil ik bijdragen aan de
theorievorming over wat geografisch denken precies is en hoe
onderwijsinnovaties het beste vormgegeven kunnen worden,
maar het moet ook voor de praktijk waardevol zijn. Ict is in het
aardrijkskundeonderwijs nog vrij nieuw en bij docenten leven
er veel ‘hoe-doe-ik-dat-vragen’. Naast een nieuwe theorie, heb
ik dus ook gezocht naar een effectieve didactische aanpak.”
14
“Leerlingen ervaren dat plaats ertoe doet”‘Met GIS in de klas gaat aardrijkskunde leven.’
Vier vuistregelsGIS biedt veel mogelijkheden om het moderne aard-
rijkskundeonderwijs te ondersteunen. Op een goede manier
gebruikt, worden de lessen er interactiever, actueler en
aantrekkelijker door. Favier geeft vier vuistregels voor een
goede aardrijkskundeles met GIS.
Hoge leerdoelen stellen
GIS biedt de mogelijkheid om lessen op te zetten waarin
leerlingen diep nadenken over hoe de wereld om ons heen
precies in elkaar steekt, en over effectieve methodes om
dit te onderzoeken. Stel dit als leerdoel en probeer dit te
verwezenlijken.
Een goed raamwerk ontwikkelen
Docenten hebben een schat aan kennis over de geografische
inhoud en over geografische onderzoeksmethodes, maar als
ze die willen gebruiken in lessen met GIS moeten ze die
kennis wel vertalen naar een manier die voor leerlingen
zinnig en begrijpelijk is. Wat de inhoud betreft is het nuttig
om een model op te stellen dat alle relevante relaties bevat,
en deze relaties expliciet te maken in de vorm van regels en
generalisaties.
Structuur bieden
Onderzoekend leren met GIS is, vooral in het begin, best
lastig. Lesmaterialen en docenten moeten voldoende
structuur bieden om het leerproces in de goede richting te
leiden.
Een actieve rol aannemen
Een voorbespreking en een nabespreking, zowel over de
inhoud als over onderzoeksstrategie, bleken essentieel voor
de effectiviteit van de lesmethode. Daarnaast zijn ook de
één-op-één gesprekken (leerling - docent) erg waardevol
voor het leerproces. Dit vereist een actieve rol van de
docent. Als docenten dit niet doen, dan blijft het leren vaak
hangen op een oppervlakkig en weinig geografisch niveau.
EduGIS
In het voortgezet onderwijs neemt het gebruik van GIS sinds
een jaar of vijf een grote vlucht. “Leerlingen kennen de
TomTom en Google Maps en zijn dus al vertrouwd met GIS.
Maar nu willen we dat leerlingen echt vragen gaan stellen over
hoe de wereld in elkaar zit en wat er speelt in hun omgeving.
Dan heb je een soort digitale atlas nodig. Speciaal voor het
aardrijkskundeonderwijs is EduGIS opgezet. EduGIS biedt
een kaartvenster vergelijkbaar met Google Maps, maar mét
de mogelijkheid honderden andere kaartlagen in te laden,
bijvoorbeeld over hoogten, inkomen per buurt of geschiedenis.
Zo kunnen ze van alles gaan onderzoeken: Waarom valt de
mazelenepidemie samen met een piek in SGP-stemmers? Hoe
kunnen overstromingsrisico’s in het rivierengebied het beste
worden aangepakt? Hoe zit het met de ruimtelijke segregatie
in mijn stad? Leerlingen kunnen zelf kaarten maken en die met
allerlei tools analyseren. Dit maakt EduGIS een perfect middel
om onderzoeksprojecten te ondersteunen. Niet alleen voor
aardrijkskunde, maar ook voor vakoverstijgende projecten
met bijvoorbeeld geschiedenis, economie, biologie en
maatschappijleer.”
Met een team van ongeveer 15 docenten ontwikkelde Favier
zes praktische opdrachten, kleine onderzoeksprojectjes van
5 à 12 lesuren voor havo/vwo, van brugklas tot examenjaar.
“De leerlingen formuleren eerst een onderzoeksvraag, gaan
vervolgens via veldwerk – bijvoorbeeld metingen of enquêtes –
data verzamelen, verwerken die data in een kaart en gaan
die dan analyseren en combineren met andere kaarten. Naast
geografische kennis doen ze dus ook onderzoeksvaardigheden
op.”
Aswolk
GIS maakt het vak aantrekkelijker, vindt Favier. “Het
aardrijkskundeonderwijs kan nu veel meer aansluiten bij de
actualiteit. Denk aan de vulkaanuitbarsting op IJsland: vrijwel
meteen waren er kaarten van de aswolk. Ook overheden maken
steeds meer gebruik van GIS via internet om informatie te
communiceren naar de burgers, bijvoorbeeld over ruimtelijke
ordeningsprojecten en veiligheidsrisico’s. Door leerlingen
daarmee vertrouwd te maken, draagt aardrijkskunde bij aan
15VO winter 2010
www.edugis.nl:
Een web-GIS voor het aardrijkskundeonderwijs.
EduGIS bevat honderden interessante kaartlagen,
zoals de 17e eeuwse kaart uit de Atlas van Blaeu.
burgerschapsvorming. Ik vind het ook belangrijk dat leerlingen
ervaren dat plaats ertoe doet. Dat het uitmaakt of je in een
welvarende delta als Nederland geboren bent of in een arme
delta als Bangladesh. Ik hoop dat hun bewustzijn groeit dat wat
je hier doet, elders invloed kan hebben en andersom. En dat ze
als ze ergens heen gaan op vakantie, ook met een geografische
bril kijken naar wat er om hen heen gebeurt.”
Communities op Leraar24‘Knowledge grows when shared’!“Hoe begin ik mijn eerste les? Wat doe ik met leerlingen die
niets doen in de les? Hoe krijg en houd ik orde in mijn klas? En:
hoe zorg ik voor voldoende tempo in mijn lessen?” Antwoord op
deze vragen staan in de community Lerarengilde van Leraar24.
Deze community is er speciaal voor startende leraren. In deze
community delen leraren uiteenlopende problemen, vragen en
ervaringen. Leraren met tientallen jaren onderwijservaring
geven de startende leraren tips en advies. Dus… startende leraren
die wel wat tips of advies kunnen gebruiken? Word lid van de
community Lerarengilde en krijg direct online advies! Leraar24
kent meer communities dan Lerarengilde. Het platform heeft nog
drie andere communities: ‘Ondernemen’ (O2). ‘Lerarenpanel’ en
‘Praktijkgericht onderzoek’. Meer weten? Kijk op www.leraar24.nl.
De Kennisnet Ambassadeur van het Jaar 2010 is…Guido van Dijk van het Connect College in Echt geworden. Op
de site ambassadeurvanhetjaar.kennisnet.nl kon tot zondag 7
november gestemd worden op vijf genomineerden. Tijdens Dé
Onderwijsdagen was een speciale lunch voor de ambassadeurs
georganiseerd om bekend te maken wie het stokje van
Tom Berends over zou nemen. Tijdens de uitreiking bleek
dat Guido met de leerlijn mediageletterd voor leerlingen en
docenten met 34,6% een ruime meerderheid had behaald. Guido
kreeg een wisselbeker, blijvend aandenken en een bos bloemen
uitgereikt. Guido:“Ik zie mijn uitverkiezing tot ambassadeur van
het jaar als een beloning. Ik kan makkelijk met de verschillende
facetten van ict omgaan en ik ben geïnteresseerd in het inzetten
van middelen die je helpen om vooruit te komen en te laten
focussen op de hoofdzaak. De kennis die ik hierbij de afgelopen
jaren opgedaan heb, wil ik met anderen delen, waarbij ik
natuurlijk ook wil leren van de ervaringen van anderen. Het
Kennisnetambassadeursnetwerk is daar dan een mooie plek voor.”
Een kijkje in de toekomstTijdens Dé Onderwijsdagen 2009 is I See My Future als Beste
Video-idee verkozen, een initiatief van Webstroom en het
SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma. Leerlingen kunnen
op de website filmpjes plaatsen en bekijken over beroepen
en kunnen de site gebruiken om ideeën op te doen voor hun
studie- en beroepskeuze. Hebben u en uw leerlingen ook een
interessant filmpje over studie- of beroepskeuze? Of wilt u
uw leerlingen een kijkje geven in de toekomst? Ga dan snel
naar www.iseemyfuture.nl.
Colofon Kennisnet inDruk VO is een gratis blad voor docenten werkzaam in het voortgezet onderwijs. Van de Kennisnet inDruk bestaat ook een aparte uitgave voor het het basisonderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Het blad is ook digitaal (pdf-file) beschikbaar op indruk.kennisnet.nl. Uit deze uitgave mag niks worden verveelvoudigd (waaronder begrepenhet opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, behoudens in geval de verveelvoudiging van de inhoud van deze uitgave plaatsvindt onder de licentie “naamsvermelding, niet-commercieel, geen afgeleide werken” als gehanteerd door Creative Commons.
Hoofdredactie: Petra BalkEindredactie: Petra Balk en Evita NortTekstbijdragen: Trea Scholten, Point to Point Communicatie, Edith van Gameren, Marie-Louise Schonewille, Bram Litjens, Frans SchouwenburgFotografie: Bastiaan van Musscher, Arthur Bagen, KennisnetVormgeving: The Public Group, rotterdamDruk: OBT de Bink, LeidenIssn: 1571-2427 Reacties en suggesties: [email protected] reportages en interviews, foto’s en illustraties berustenauteursrechten.
De prijs van digitaal leermateriaalDe nieuwste uitgave in de Onderzoeksreeks, een
gezamenlijke publicatie met het Innovatieplatform-VO van
de VO-raad, gaat over de vraag wat digitaal leermateriaal
een school oplevert en wat het een school kost. Het is een
cruciale vraag, die niet alleen voor digitaal materiaal geldt,
maar eigenlijk vooraf zou moeten gaan aan elke substantiële
investering in het onderwijs. Met dit boekje zetten we
een eerste stap in het domein van financieel rendement.
We laten daarbij vooral de scholen zelf aan het woord.
Vijf scholen die al jaren bezig zijn met invoering en
opschaling van ict presenteren elk een eigen manier om
de prijs van ict te berekenen. Lees of bestel ‘De prijs van
digitaal leermateriaal’ via onderzoek.kennisnet.nl.