jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  ·...

32
Algemene Economie (micro) Auteur: dr. R. Schöndorff, drs. J.F.B. Pleus, dr. C.A. de Kam Vakgebied: Algemene economie Beschrijving Bij algemene economie wordt onderzocht hoe er met beperkte middelen keuzes worden gemaakt uit oneindige behoeften . Middelen bijvoorbeeld geld en tijd Behoeften: materieel auto, huis. Immaterieel → gezondheid, geluk. Micro-economie: -economie van bedrijven en gezinnen hoe reageert een gezin bij prijsverhoging van product? Kan een bedrijf zijn prijs wel verhogen? Macro-economie: -economie van een groter geheel, meestal een land. Model/Theorie: Participanten en omgevingsfactoren. Deze factoren kunnen invloed hebben op de organisatie: Participanten: individuen en groepen mensen die bij de bedrijfsvoering zijn betrokken. Tot de participanten van de onderneming rekenen wij: de ondernemingsleiding, de werknemers, de vermogensverschaffers, de leverancier, de afnemers(bedrijven en consumenten) en de overheid. Ze kunnen directe invloed hebben op de organisatie. Omgevingsfactoren: omgevingsfactoren beïnvloeden de organisatie indirect. De organisatie heeft geen invloed op de omgevingsfactoren. Een organisatie moet dus inspelen op de omgevingsfactoren. (DESTEP) Model/Theorie: Elasticiteiten. De elasticiteit laat zien in welke mate een procentuele verandering van het ene zorgt voor een procentuele verandering van het andere! Is de absolute waarde van Ep groter dan 1, dan spreken we elastisch. En ligt waarde tussen 0 en 1, dan spreken we inelastisch. Inelastisch → De vraag reageert relatief weinig op een prijsverandering. Elastisch De vraag reageert relatief sterk op een prijsverandering. % verandering van vraag Formule prijselasticiteit van de afzet (Ep): ---------------------------------------- % verandering van prijs

Upload: lamnga

Post on 08-Feb-2018

220 views

Category:

Documents


2 download

TRANSCRIPT

Page 1: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

Algemene Economie (micro)

Auteur: dr. R. Schöndorff, drs. J.F.B. Pleus, dr. C.A. de Kam Vakgebied: Algemene economie Beschrijving

Bij algemene economie wordt onderzocht hoe er met beperkte middelen keuzes worden gemaakt uit oneindige behoeften.

Middelen bijvoorbeeld geld en tijdBehoeften: materieel → auto, huis. Immaterieel → gezondheid, geluk.

Micro-economie: -economie van bedrijven en gezinnen → hoe reageert een gezin bij prijsverhoging van product? → Kan een bedrijf zijn prijs wel verhogen?Macro-economie:-economie van een groter geheel, meestal een land.

Model/Theorie: Participanten en omgevingsfactoren.Deze factoren kunnen invloed hebben op de organisatie:

Participanten: individuen en groepen mensen die bij de bedrijfsvoering zijn betrokken. Tot de participanten van de onderneming rekenen wij: de ondernemingsleiding, de werknemers, de vermogensverschaffers, de leverancier, de afnemers(bedrijven en consumenten) en de overheid. Ze kunnen directe invloed hebben op de organisatie. Omgevingsfactoren: omgevingsfactoren beïnvloeden de organisatie indirect. De organisatie heeft geen invloed op de omgevingsfactoren. Een organisatie moet dus inspelen op de omgevingsfactoren. (DESTEP)

Model/Theorie: Elasticiteiten.De elasticiteit laat zien in welke mate een procentuele verandering van het ene zorgt voor een procentuele verandering van het andere!

Is de absolute waarde van Ep groter dan 1, dan spreken we elastisch. En ligt waarde tussen 0 en 1, dan spreken we inelastisch. 

Inelastisch → De vraag reageert relatief weinig op een prijsverandering.

Elastisch →  De vraag reageert relatief sterk op een prijsverandering.

                                                                      % verandering van vraagFormule prijselasticiteit van de afzet (Ep):   ----------------------------------------                                                                      % verandering van prijs

                                                                     % verandering vraag goed AFormule kruislingse prijselasticiteit (Ek):       --------------------------------------                                                                      % verandering prijs goed B

                                                                      % verandering vraagFormule inkomenselasticiteit (Eb)                 ----------------------------                                                                      % verandering inkomen

Complementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn, bijvoorbeeld benzine en auto’s zijn afhankelijk van elkaar.

Page 2: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

Substitutie goederen: goederen die elkaar kunnen vervangen, bijvoorbeeld kersen vervangen sinaasappelen omdat ze allebei fruit zijn.

Relevantie/Te gebruiken voor: het bepalen of de prijs omhoog, omlaag of gelijk moet blijven 

Model/Theorie: Economische orde 

Economische orde:De manier waarop beslissingen van consumenten, producenten, overheid en Belangenorganisaties op elkaar zijn afgestemd

Twee typen:•       Kapitalisme (= marktmechanisme = prijsmechanisme)    •       Centraal geleide planeconomie      

Page 3: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

Model/Theorie: Marktvormen

Relevantie/Te gebruiken voor: het bepalen met welke marktvorm je te maken hebt.

Model/Theorie: SWOT-analyse

→  Intern

→ Extern

Aan de hand van dit model kun je de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van een bedrijf bepalen. 

Intern, Strengths en Weaknesses van een organisatie →  waar ben ik goed in en waar ben ik slecht in.Extern,  Oppertunities en Threats van een organisatie →  waar zijn kansen en waar zijn bedreigingen. 

Relevantie/Te gebruiken voor: het opstellen van een visie of doelstelling.

Page 4: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

Model/Theorie: Kosten en opbrengsten.Kosten:•       Vaste kosten / constante kostenDeze kosten blijven gelijk wanneer de productie wordt uitgebreid. → als je ze niet produceert heb je ze ook•       Variabele kostenDeze kosten nemen toe   naarmate de productie wordt uitgebreid. →  afhankelijk van het productieproces.

Variabele kosten:

Progressief: de variabele kosten nemen meer dan evenredig toe als de productieomvang toeneemt. Degressief: de variabele kosten nemen minder dan evenredig toe als de productieomvang toeneemt.Proportioneel: de variabele kosten nemen evenredig met de productieomvang toe.

TO=TKTW=TO-TK

Relevantie/Te gebruiken voor: het bepalen met welke soort totale variabele kosten je te maken hebt.

Bedrijfseconomie P1 Auteur: geen auteur

Vakgebied: Bedrijfseconomie

Beschrijving:

Model/Theorie: De balan

Page 5: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

Vaste activa: dingen die we gebruiken. (bezittingen die langer dan een jaar meegaan)Vlottende activa: dingen die we verbruiken. (bezittingen die korter dan een jaar meegaan)Liquide activa: je geldmiddelen. (kas/bank)

Hypothecaire lening is een lening die je bij de bank aansluit als onderpand van een onroerend goed.De hypotheekgever → ik geef het onderpand (dit ben jezelf)Hypotheeknemer →de bank geeft het geld. (dit is de bank)

Relevantie/te gebruiken voor: het maken van een balans.

Model/Theorie: JournaalpostenZinnen die behoren bij journaalposten:

-Een rekening van bezit wordt gedebiteerd bij toename en gecrediteerd bij afname.-Een rekening van schuld/eigen vermogen wordt gecrediteerd bij toename en gedebiteerd bij afname.

Relevantie/te gebruiken voor: het opmaken van een winst- en verliesrekening, liquiditeitsoverzicht en een balans

Model/Theorie: Winst- en verliesrekeningDe resultatenrekening (winst en verliesrekening) geeft een overzicht van opbrengsten kosten die een onderneming over een bepaalde periode heeft behaald, uitmondend in een winst of verlies

•          Andere benamingen:- resultatenrekening- exploitatierekening•          Is PERIODE overzicht•          Bevat de mutaties op het eigen vermogen•          Bevat kosten en opbrengsten

Page 6: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

•          Geeft het “resultaat” weer (= saldo van opbrengsten en kosten)•          Resultaat kan positief zijn (winst) en negatief (verlies). 

Relevantie/te gebruiken voor: het opstellen van een winst- en verliesrekening.

Model/Theorie: liquiditeitsoverzicht Het liquiditeitsoverzicht is een overzicht van de ontvangsten en uitgaven die een onderneming in een bepaalde periode heeft gerealiseerd, uitmondend in een kassaldo.

•          Is PERIODE overzicht•          Bevat de mutaties op de liquide middelen (kas/bank)•          Bevat ontvangsten en uitgaven•          Geeft de verandering van de Kas/Bank weer(= saldo van ontvangsten en uitgaven)•          Verandering kan positief zijn (toename kas/bank) en negatief (afname kas/bank).

Relevantie/Te gebruiken voor: het opstellen van een liquiditeitsoverzicht.

Page 7: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

Model/Theorie: beginselen.

Voorzichtigheidsbeginsel: de kosten moet je zo snel mogelijk boekenRealisatiebeginsel: gaat over de opbrengsten → zo laat mogelijk de opbrengsten boeken. → Zowel de factuur als de goederen moeten geleverd zijn. Matchingsprincipe: kosten worden toegerekend aan de periode waarin de opbrengsten die met deze kosten samenhangen worden gerealiseerd. → het moet wel bij elkaar horen. Het continuiteitsbeginsel: we gaan er van uit dat het bedrijf haar activiteiten voortzet. → we gaan gewoon met het bedrijf door. Bestendige gedragslijn: ieder jaar uitgaan van dezelfde grondslagen om activa en passiva te waarderen en resultaat te bepalen → als je op een bepaalde manier afschrijf dan moet je dat volgend jaar ook doen onafhankelijk van het resultaat.Individuele waardering: activa en passiva moeten afzonderlijk worden gewaardeerd → je kijkt naar de posten afzonderlijk (kijken of ze goed gewaardeerd zijn) 

Communicatie

Auteur: drs. C. Essink-Matzinger, drs. B. van Veghel

Vakgebied: Communicatie

Beschrijving:Drie deelgebieden van communicatie:-      Concerncommunicatie         •   Communicatie waarbij de organisatie als geheel centraal staat        •   Doel: positief beeld creëren van de organisatie-      Marketingcommunicatie-      Interne communicatie

Imago: hoe zien anderen jou?Identiteit: hoe zie jij jezelf?Corporatie imago: het beeld dat publieksgroepen hebben van een organisatie.Corporatie identiteit: het beeld dat de organisatie van zichzelf heeft en wenst uit te stralen (kernwaarden, hart en ziel). 

Relevante corporate identiteit: •      Is bindmiddel tussen medewerkers•      Vergroot motivatie eigen medewerkers•      Interne duidelijkheid wekt vertrouwen naar externe publieksgroepen

Model/Theorie: Corporate Identity-mixDe corporate identity mix is een mix van persoonlijkheid, gedrag, communicatie en symboliek. Met dit model kun je de identiteit van het bedrijf kenmerken. 

Persoonlijkheid: Hetgeen de organisatie karakteriseert (ziel van het bedrijf): Persoonlijkheid komt tot uiting in kernwaarden.Gedrag: Dagelijks handelen van medewerkers, omgaan met klanten en omstanders (al het contact wat het bedrijf heeft met mensen buiten maar ook binnen het bedrijf).Communicatie: Berichtgeving middels folders, brochures, advertenties, internetpagina etc.. (het gaat hierbij om geplande betaalde communicatie)Symboliek: Het ‘visuele beeld’ van de organisatie; bijvoorbeeld huisstijl, logo, mascotte.

Page 8: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

Relevantie/Te gebruiken voor: de huisstijl van bedrijven te bepalen of te creëren.

Model/Theorie: HuisstijlHuisstijl= visuele identiteit van een organisatie.      Doel:   –         Vergroting herkenbaarheid–         Bindend element tussen alle uitingen –         Visuele vertaling van de identiteit–         Kwaliteitsonderstreping–         Interne functie

Voordelen huisstijl (symboliek)–         verduidelijking identiteit–         vergroting eenheid/uniformiteit –         kostenbesparing –         verkoopbevordering.

Basiselementen huisstijl.•      Logo: woordmerk + beeldmerk•      Kleur:                   –         symbolische waarde                  –         emotionele waarde                  –         signaalwaarde•      Typografie (lettertype, vormgeving van een tekst)•      Fotobeleid (manier van presentatie)

Woordmerk: met een woord in het logoBeeldmerk: Alleen een beeld van het logo

Relevantie/Te gebruiken voor: het creëren van de huisstijl van een bedrijf.

Model/Theorie: identiteitsstructuren. Monolitische identiteit: Hanteren één visuele stijl en één merknaam. Zij stralen een consistent beeld uit doordat zij hun bedrijfsnaam en logo consequent gebruiken. De herkenbaarheid van de organisatie is dus groot. Voorbeelden zijn Shell, Nuon en Sony. (moederbedrijf is het product)

Endorsed identiteit: Hier hebben de dochterondernemingen geheel een eigen stijl, maar de moederorganisatie blijft herkenbaar op de achtergrond. Zoals Unilever, Unilever heeft veel geïnvesteerd in haar corporate merk, duurzaam imago. (moederbedrijf is wel zichtbaar)

Branded identiteit: De dochterondernemingen of merken hebben een eigen stijl. Brand betekent merk, dus het merk heeft een geheel eigen identiteit. De moederorganisatie is voor buitenstaanders niet meer herkenbaar omdat die niet als geheel centraal staat. Dit heeft als voordeel dat het negatieve imago van merk A niet overwaait naar merk B. (moederbedrijf is eigenlijk niet meer zichtbaar)

Relevantie/te gebruiken voor: het opzetten of bepalen van een identiteit van een bedrijf

Model/Theorie: Basismodel CommunicatieCommunicatie is het proces waarbij de zender

Page 9: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

de intentie heeft via een medium een boodschap over te brengen naar één of meer ontvangers.

Relevantie/te gebruiken voor: het observeren van de communicatie tussen een bedrijf en de klant of een ander bedrijf

Model/Theorie: Communicatievormen

 

Page 10: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

Vormen van communicatie - vanuit een organisatie.Relevantie/Te gebruiken bij het kiezen van een communicatiemiddel

Model/Theorie: Interpersoonlijke communicatie vs. Massacommunicatie

Interpersoonlijke communicatie: persoonlijk mensen belt of mailtMassacommunicatie: bijvoorbeeld reclame campagne, je hoopt mensen ermee te bereiken.

Relevantie/te gebruiken bij het kiezen van een communicatiemiddel

Model/Theorie: Communicatie theorieën.  1.    One step flow theorie: Er is maar één stap, de zender stuurt iets naar de ontvanger, en de ontvanger neemt dit direct aan. Heel veel macht bij de media, die voedt eigenlijk de ontvanger.2.    Two step flow theorie: Opinieleiders worden ingezet om mensen te beïnvloeden, bijvoorbeeld Lieke van Lexmond (Zalando)3.    Agendasettingstheorie: De macht wordt bij het medium gelegd. De media bepaald zelf de inhoud en bepaald dus over welke onderwerpen in de maatschappij wordt gepraat en gedacht.4.    The medium is the message theorie: gaat niet om de boodschap maar om de vorm van communicatie die je gebruikt. De vorm van media bepaalt welke boodschap consument wil hebben.5.    Uses-and-gratifications theorie: Het idee is dat het publiek media gebruikt om in haar eigen behoeften te voorzien. Je kunt zelf bepalen welke media je gebruikt. 6.    Selectieve perceptie theorie: Selectie waarneming, De theorie gaat er van uit dat ontvangers waarnemen wat ze willen waarnemen, en zich kunnen afsluiten voor boodschappen die ze niet willen waarnemen. Ontvanger heeft veel macht en de media zelf niet meer.

Model/Theorie: Communicatieplan 1.    Probleem2.    Analyse-     Externe analyse, inzicht in ontwikkelingen in de omgeving die ingrijpende gevolgen voor organisatie kunnen hebben (DESTEP).-     Interne analyse (inzicht in het functioneren van de organisatie zelf)       • Product       • Logistiek       • Techniek       • Personeel       • Financiën

Page 11: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

       • Management       • Organisatie       • Strategie

3.    Communicatiedoelgroepen         -    Publieksgroep: Een maatschappelijke groep waarmee een organisatie een relatie onderhoudt.            • Algemeen maatschappelijk            • Financieel-commercieel            • Politieke-maatschappelijk            • Intern      -     Doelgroep: De publieksgroep(en) waarop je het communicatieplan richt.•  Doelgroepsegmentatie.Segmenteren = onderverdelen

Waarom segmenteren?•  Doelgroep is te groot•  Doelgroep is te heterogeen•  Doelstelling van het plan heeft meer kans van slagen!•  Voorkeur voor inzet van verschillende boodschappen en/of middelen

• Doelgroepsegmentatie 1-Geografisch: Waar is de doelgroep gelokaliseerd? (land, gemeente, regio)-Demografisch: Persoons- of huishoudengebonden kenmerken zoals:leeftijd, geslacht, woonsituatie, gezinssamenstelling.

•  Doelgroepsegmentatie 2.-Socio-economisch: Kenmerken die een indeling naar welstand mogelijk maken → Inkomen, beroep, opleiding, sociale klasse-Psychografisch (lifestyle): Houding, interesse en opinie van een persoon  →  o.a. politieke overtuiging, milieu, geloof, informatiebehoefte, mediaconsumptie

•  Doelgroepsegmentatie 3.-Gebruik/verbruik: Vaste gebruikers/klanten versus potentiële gebruikers/klanten wat betreft koop- en gebruiksgedrag-Levenscyclus: Samenlevingsvorm in combinatie met inkomen en leeftijd. Elke fase staat voor een ander marktsegment!     

4.    Communicatiedoelstellingen Gericht op: Kennis (iets weten), Houding (iets vinden) en Gedrag (iets doen). En SMART geformuleerd: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden.

3 soorten doelstellingen:-          Ondernemingsdoelstellingen-          Marketingdoelstellingen-          Communicatiedoelstellingen

5.    Boodschap= de belofte aan de ontvangers-          Afstemmen op de kernwaarde(n) bedrijf →  past dit bij jou organisatie, kunnen we dit waarmaken, kunnen we boodschap waarmaken?-          Aanpassen aan de verwachtingen en kenmerken van elke doelgroep.

6.    Communicatiestrategie-      Hoe ga je de boodschap communiceren met de doelgroep?       •  doelgroep zelf nieuwsgierig maken…       •  met veel humor…       •  met veel serieuze informatie…

Page 12: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

       •  met veel persoonlijk contact…

7.    Communicatiemiddelen-      Welke communicatiemiddelen kies je?       •  Dagbladen       •  Tijdschrift       •  Televisie       •  Radio       •  Online/media       •  Buitenmedia

8.    Tijdsplanning-      Hoeveel tijd heb je nodig om alles voor te bereiden?       •  Afstemmen communicatieactiviteiten       •  Denk ook aan tijd voor ontwerpen en ontwikkelen van advertenties, spots e.d.       •  Maak een tijdschema!

9.    Budget-       Taakstellende methode-       Uitgaven in voorgaande jaren-       Omzetpercentagemethode-       Concurrentiegeoriënteerde methode-       Anticyclische methode-       Sluitpostmethode

10. EvaluatieEffectevaluatie (heeft het effect gehad?)         - Zijn de communicatiedoelstellingen bereikt?         - Wat kan volgende keer beter?

Procesevaluatie (hoe is het proces verlopen?)          -  Hoe is het proces verlopen? Coördinatie?

Productevaluatie (hoe waardeert de klant mijn product?)         -   Wat is de waardering van de doelgroep voor de communicatie-uiting.

Relevantie/Te gebruiken voor: het opstellen van een communicatieplan

Management: Inleiding I

Auteur: André Weber, Aldert Doelen

Vakgebied: Management.

Beschrijving

Managen: Alle activiteiten die nodig zijn om een organisatie te besturen en in verandering te brengen.Organisatie: Een aantal mensen dat zich als eenheid naar de buitenwereld presenteert en door middel van onderlinge samenwerking bepaalde doelstellingen wil bereiken.

Model/Theorie: 7S model van McKinsey 7S-model: voorstelling van de organisatie door middel van zeven aspecten die in onderlinge samenhang de gezondheid van de organisatie bepalen. Dit model biedt de handvat om een

Page 13: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

organisatie te beschrijven en te analyseren. Alle S’en hangen samen en beïnvloeden elkaar. Verandert er iets in een gebied dan moet er ook in andere gebieden iets veranderen.

•         Strategie: de lijnen voor de toekomst, de doelen voor de toekomst•         Structuur: de opbouw van de organisatie •         Systemen: hoe zijn zaken geregeld? Procedures, handleidingen, instructies en dergelijke•         Staf/personeel: de mensen in de organisatie; hoe gaan we er mee om?•         Stijl van managen/leidinggeven•         Sleutelvaardigheden/skills: waar blinkt het bedrijf in uit?•         Shared values/gemeenschappelijke waarden: de cultuur van een organisatie: wat vindt men ‘gewoon’?  

De zeven S'en zijn met elkaar verbonden, als één S verandert, dan verandert de rest mee.

Harde S: Tot de harde S behoren strategie, structuur en systemen, omdat je ze prima op papier kan zetten. Je kunt ze tekenen, omschrijven. Ze zijn tastbaar/zichtbaarZachte S: Tot de zachte S behoren personeel, stijl van het management, sleutelvaardigheden en gemeenschappelijke waarden, omdat het voornamelijk gaat over mensen, cultuur en leidinggeven en dat gaat moeilijk om op papier uit te leggen. Ze zijn dus minder tastbaar, minder grijpbaar/zichtbaar. 

Relevantie/te gebruiken voor het opstarten van een bedrijf en het reorganiseren van een bedrijf.

Model/Theorie: Omgevingsfactoren en partijen Omgevingsfactoren: zijn factoren in de omgeving van een organisatie die de organisatie beïnvloeden maar waar organisaties zelf geen invloed op kunnen uitoefenen, het overkomt organisaties.Partijen: zijn stakeholders in de omgeving van organisaties, waarmee interacties plaatsvinden. Er kan wederzijdse invloed uitgeoefend worden.

Model/Theorie: Interne en externe afstemmingsfunctieInterne afstemmingsfunctie: Als er in de omgeving van de organisatie iets verandert, moet intern in het bedrijf ook vaak iets veranderd, aangepast worden.

Externe afstemmingsfunctie: buiten het bedrijf kijken hoe de wereld ervoor staat (hoe ziet de wereld eruit). Er zitten factoren en partijen in omgeving waar de manager naar zal kijken. Als er in de omgeving van een organisatie dingen veranderen dan moet de manager nadenken over interne afstemmingsfunctie.

Model/Theorie: DESTEP model Omgevingsfactoren (factoren beïnvloeden de organisatie)

•       Demografisch →  kenmerken van de bevolking.•       Economisch →  kenmerken die de economie beschrijven. •       Sociaal-maatschappelijk →  kenmerken van cultuur en leefgewoonte.

•       Technologisch →  kenmerken van ontwikkeling.•       Ecologisch →  kenmerken van de fysieke omgeving.•       Politiek →  kenmerken overheidsbeslissingen. 

Partijen (Organisatie moet inspelen op de partijen, er kunnen interacties plaatsvinden):

Page 14: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

- Afnemers- Leveranciers- Concurrentie- Vermogensverschaffers (Banken, lening verschaffers)- Werknemers- Belangen behartiging organisaties (Belanghebbende organisaties)- Overheidsinstellingen (Gemeente)- Media

Relevantie/te gebruiken voor: het in kaart brengen van de omgeving van een organisatie en voor het bepalen van de bedrijfsvoering. 

Model/Theorie: Strategie Bij strategie gaat het om de afstemming tussen de organisatie, de klanten en de concurrentie. De strategie omvat dus de doelen en de manier waarop we die doelen kunnen bereiken.Strategie is een plan. Hoe ga je dingen in praktijk brengen? 

•       Missie →  waar een bedrijf voor staat (bestaansrecht)        - Waarom bestaan we?        - Voor wie bestaan we?        - Wat is onze identiteit?        - Wat is onze primaire functie?        - Welke behoeften vervullen we?

•       Visie →  waar een bedrijf voor gaat (ambitie in de toekomst)        - Hoe ziet de omgeving eruit in de toekomst?        - Waar willen we staan over x jaar?        - Wat willen we dan bereikt hebben?        - Hoe bereiken we dat?

•       Doelstellingen →  Direct of indirect uit de missie afgeleide gewenste smart geformuleerde situatie. Ze zijn altijd SMART geformuleerd.SMART:o    Specifiek o    Meetbaaro    Acceptabelo    Realistischo    Tijdsgebonden

•       Strategie →  is het vaststellen van doelen en de manier waarop die doelen worden bereikt.

Ondernemingsstrategie Bij het bepalen van een strategie, zal je wel eerst een keuze moeten maken wat de basis van de onderneming is.

Je kunt voor de strategie product innovation gaan of voor operational excellence of voor customer intimacy.

Opertional excellence: •       Tegen een lage prijs produceren / leveren•       Groot klantenbestand•       Volume•       Schaalvoordelen

Product innovation:•       De nieuwste producten aanbieden•       Veel slimme mensen in dienst hebben

Page 15: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

•       Niet gericht op lage kosten

Customer intimacy:•       Precies weten wat de behoefte van de klant is•       Naast de klant staan•       Langdurige relaties

Model/Theorie: Structuur Structuur: De wijze waarop de organisatie in elkaar zit en is opgebouwd qua taakverdeling, afdelingen, hiërarchie en communicatiestromen.-Rekening houden met de externe afstemming.-Rekening houden met interne afstemming.

Organisatiestructuur →  opbouw van een organisatie. Hoe zit de organisatie nou letterlijk in elkaar?

Bij de interne afstemming letten we vooral op het ontwerp van een passende organisatiestructuur.Om als organisatie goed te functioneren is nodig:-          De arbeid moet zo goed mogelijk worden verdeeld (functies, afdelingen etc.)-          Alles moet goed worden afgestemd en moet worden gecoördineerd

Bij een passende organisatiestructuur moet je rekening houden met:1. Taak  (Geheel van concrete werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd)2. Functie (Geheel van meerdere taken en bevoegdheden en verantwoordelijkheden)3. Bevoegdheid (Recht om in bepaalde situaties zelfstandig te beslissen over uitvoering)4. Relaties (Verhoudingen die mensen in een organisatie tot elkaar hebben, de een kan baas van de ander zijn (Hiërarchie))

Groeperen van taken en functies.In een organigram zien we dat aantal taken en functies bij elkaar zijn gevoegd. Dat samenvoegen of groeperen kan gebeuren op basis van 2 principes:-          Structuur interne differentiatie:            o    Als het groeperen plaatsvindt op basis van de bijdrage van elke afdeling aan het totale product. De afdelingen zijn hierbij afhankelijk van elkaar.           o    Functionele indeling (F-indeling).

   Structuur interne specialisatie:           o   wanneer het groeperen wordt doorgevoerd op basis van het eindproduct dat de organisatorische eenheid moet opleveren. De afdelingen zijn onafhankelijk  van elkaar           o   Product-indeling (P-indeling)           o   Markt-indeling (M-indeling)           o   Geografische indeling (G-indeling)

Interne specialisatie: P-G-M indeling. Je kijkt naar het tweede niveau.

Bevoegdheden en relaties:Bevoegdheid: is het recht om in een bepaalde situatie zelfstandig beslissingen te nemen over de uitvoering van een taak ( TBV)Relaties: zijn de verhoudingen die mensen in een organisatie tot elkaar hebben: de een kan de baas van de ander zijn en mag dus opdrachten geven. In

Page 16: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

dat geval spreken we over een hiërarchische relatie (de baas staat hoger in de hiërarchie)

Relaties:Verticaal organiseren – verdelen van de taken die wat betreft niveau verschillend zijn; het aanbrengen van hiërarchie (van boven naar beneden)Horizontaal organiseren – verdelen van taken en toewijzen van bevoegdheden op hetzelfde organisatieniveau (bijvoorbeeld afdelingsvorming) (van links naar rechts, zelfde niveau in de structuur) Organigram/organisatiestelsels:Een organigram is een schema waarin de structuur van een organisatie wordt afgebeeld naar de verschillende functies, afdelingen en relaties. 

1.    Lijnorganisatie2.    Lijn-staforganisatie3.    Lijn- en functionele staf organisatieSteile structuur: praat je over heel veel organisatie niveaus.

Platte structuur: praat je over weinig niveaus in een organisatie (2 of 3 lagen).Formele structuur: macht- en functionele relaties zijn zichtbaar (het organigram).Informele structuur: persoon die helemaal onderaan ligt heeft heel veel invloed (niet zichtbaar in organigram). 

Relevantie/te gebruiken voor: het opstellen van een organieke structuur van een organisatie.

Model/Theorie: Systemen Systemen: Een systeem is het geheel van formele en informele procedures en werkinstructies (processen) die een bepaald resultaat moeten opleveren.Formeel: is vastgelegdInformeel: Zijn niet vastgelegd (Bijvoorbeeld; kwartier van te voren op het werk).

Gesloten systeem: heeft

Page 17: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

geen wisselwerking met de omgeving.Open systeem: heeft alleen bestaansrecht als deze in verbinding staat met de omgeving.

Het proces:Ieder proces kent invoer (grondstoffen, input), transformatie (omzetten naar de uitvoer), Uitvoer (product zelf, output) en feedback.

Primair proces (hoofdproces): elke handeling brengt het eindproduct dichterbij.Secundair proces: ondersteunen van het primaire proces.Bestuurlijk proces: de relatie tussen bijsturen en de bestuurstaken.

Het proces in een organisatie:-Verkoopproces, bijvoorbeeld de taak een klant te woord staan aan de telefoon. Een taak is een deelproces in het geheel. Bij heel veel organisaties is het een hoofdproces. -onderhoudsproces, bijvoorbeeld schoonmaken van het koffiezetapparaat. Dit is ondersteunend, dus is het secundaire proces. 

Processen hebben 2 bedoelingen:Effectief proces: doeltreffendEfficiënt proces: doelmatig 

Page 18: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

Kwaliteitssystemen.

-ISO (International Organization for Standardization): het orgaan dat internationale normen voor kwaliteit en kwaliteitsbewaking heeft opgesteld. Je wordt getoetst op je eigen processen en procedures.-EFQM (INK): hierbij worden 9 gebieden onderscheiden die elk een bijdrage leveren aan de totale kwaliteit van een organisatie.  

Informatiesystemen:Op inhoud kunnen we 4 systemen onderscheiden namelijk:

1. Informerend systeem (het delen van feiten)2. Expressief systeem( het delen van gevoelens)3. Relationeel systeem (onderlinge relaties)4. Sturend systeem (meedelen en opdragen) →  komt alleen voor in zeer formele organisaties, zoals leger of politie

•       Managementinformatiesysteem (MIS) →  het verzamelen, verwerken en opslaan van feiten.•       Enterprise Resource Planning (ERP) →  computerprogramma’s die voornamelijk worden gebruikt binnen een organisatie ter ondersteuning van alle processen.•       Customer Relation Management (CRM) →  alles wat je registreert aan klant contacten. (geen klachten)•       Verkoopinformatiesysteem (VIS) →   gericht op verkoop, waarin zoveel mogelijk gegevens van klant worden bijgehouden. Welke orders hebben we, welke offertes, welke projecten?

 

Page 19: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,
Page 20: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

Model/Theorie: Geschiedenis. Stromingen:•       Klassieke organisatiekunde•       Gedragskundige benadering•       Revisionisme•       Systeembenadering•       Contingentiebenadering

-   De klassieke organisatiekunde: Belicht voornamelijk de rol van de manager in de hiërarchie: de verdeling van gezag en autoriteit in een organisatie. Bekende theorieën zijn scientific management (taylor)  en algemene managementtheorie (Fayol) (oorsprong rond 1900)

Frederick Taylor (1856-1915):-  Frederick Taylor (1856-1915) ontwikkelde scientific management om problemen te voorkomen of zo goed mogelijk op te lossen. De theorie houdt volgende in;a.    Ontwikkel de beste manier van het uitvoeren van een taak door de arbeiderb.    Selecteer, train, onderwijs en ontwikkel iedere arbeiderc.    Stimuleer de arbeid met prestatiebeloning om zijn taak op de enig juiste manier uit te voerend.    Verdeel het werk en de verantwoordelijkheid over het management en de arbeiders

Scientific management: stroming in klassieke organisatiekunde die met wetenschappelijke methoden en technieken de manier van werken zo effectief en efficiënt mogelijk wilde maken.Relevantie/te gebruiken voor: hogere productiviteit in een productieomgeving.

Henri Fayol.-  Henri Fayol ontwikkelde een complete, samenhangende visie op de organisatiekunde. Zijn visie gaat over algemeen management en de kerntaken van management zijn volgens Fayol;a.    Plannen: de toekomst zo goed mogelijk in kaart brengen en op basis daarvan een actieplan voortbrengen. b.    Organiseren: het opbouwen van de organisatiestructuur, personeelsbestand en middelenc.    Bevelen: het personeel aan het werk houdend.    Coördineren: het bij elkaar brengen en harmoniseren van alle activiteiten en inspanningen in de organisatiee.    Controleren: het nagaan of alles binnen de organisatie gebeurt volgens de vastgestelde regels en gegeven bevelen.

-   Fayol gaf veertien managementprincipes aan, waarvan eenheid van bevel de belangrijkste is. Deze regel houdt in dat iedereen maar 1 directe baas boven zich zou moeten hebben.

Relevantie/te gebruiken voor: eenheid van bevel.

Page 21: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

Gedragskundige benadering:

Elton Mayo (1880-1949) à Human Relations-theorie (mayo)-          De mens staat heel erg centraal. Als de mens zich goed voelt dan doet hij ook veel en goed werk. -          Hij is een Australiër, werkte in Amerika en hij was een wetenschapper die onderzoek deed. -          Hawthorne-onderzoeken →   General Electric fabrieken. →   Hij deed onderzoek bij elektriciteitsbedrijven. →   Hawthorne, is plaatsnaam waar de fabriek stond waar die werkte. -          Hij wilde motivatieonderzoek doen bij werknemers →  als medewerker zich prettig zou voelen, dan zou medewerker zijn werk goed (goede prestatie)-          Hij wilde eigenlijk de arbeidsomstandigheden verbeteren.-          Wellicht belangrijkste waarneming van deze stroming: bestaan van een informele organisatie-          Aandacht geven, waardering laten blijken etc. is belangrijk voor de effectiviteit van organisaties!

Relevantie/te gebruiken voor: goede relatie te onderhouden met de medewerkers en mensen om je organisatie heen.

Revionisme:1.  Likert en zijn ‘linking pin’-principe•Rensis Likert was de eerste organisatiekundig denker die streefde naar een samenvoeging van de klassieke en gedragskundige stroming. •‘Linking pin’ structuur: een organisatie bestaat uit elkaar overlappende groepen die bij elkaar gehouden worden door personen die als verbindende schakel functioneren• Die verbinding is zowel op vakinhoudelijk gebied, de taken die moeten worden uitgevoerd, als op relationeel gebied, de onderlinge sfeer. 

Relevantie/te gebruiken: voor de communicatie over de hele organisatie

2.   McGregors X- en Y-theorie• McGregor was van mening dat je op 2 manieren naar mensen kan kijken: volgens Theorie X of volgens Theorie Y.• Theorie X: de mens is nature lui, alleen tot werking te krijgen door middel van dwang en dreiging met sancties, het is iemand zonder ambitie of initiatief die alleen voor het geld komt werken. • Theorie Y: de mens wilt van nature graag werken, kunnen zij zichzelf onder controle houden, zoeken zij verantwoordelijkheid, zijn zij creatief en proberen zij behoeften van een hoog niveau te bereiken op het werk. •  De taak van manager is hiermee rekening te houden in de manier waarop hij medewerkers aanstuurt. 

Relevantie/te gebruiken: de manier waarop je naar je medewerkers kijkt

3.  Blake en Moutons ‘managerial grid’• Robert Blake en Jane Mouton ontwikkelden het ‘managerial grid’, die volgens hen aangaf dat de beste managementaanpak het zogenoemde teammanagement is, waarbij de manager zowel volop aandacht heeft voor de productiviteit als voor de medewerkers.

Page 22: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

Relevantie/te gebruiken: de manier waarop je de aandacht voor productie en de aandacht voor je medewerkers combineert

Systeembenadering.-          We houden heel erg rekening met de externe relatie (buitenwereld) en met partijen en factoren (DESTEP).-          We moeten als organisatie goed presteren, maar houden rekening met wat er om ons heen gebeurt. -          Ze zijn of bezig met ISO of INK (EFQM) model. 

Contingentiebenadering.De contingentiebenadering is de visie die managers in deze tijd in praktijk brengen. -          Wat goed is voor de organisatie en wat managers moeten doen is afhankelijk van de situatie waarin de organisatie verkeerd.-          Dat geldt zowel voor externe als voor interne afstemming.-          Kenmerken van de organisatie (sterke en zwakke punten) worden afgezet tegen kenmerken van omgeving (kansen en bedreigingen). →  met de SWOT                   analyse moet de manager creatief omgaan met oplossingen bedenken voor externe en interne problemen.

 Model/Theorie: Managementstijlen.  

Managementstijlen:De manier waarop de manager ondergeschikten beïnvloedt en zijn macht aanwendt om doelen te bereiken. 

-          Autocratische stijl: de leidinggevende beslist geheel zelfstandig omdat daarvoor goede redenen zijn. → de stijl zegt niets over persoonlijkheid van de                    leider. (punten 1 en 2). →  puur autocratisch is de leider als hij onafhankelijk van zijn ondergeschikten een te volgen lijn kiest en die aan hen meedeelt.-          Autoritaire stijl: de leidinggevende beslist altijd zelfstandig omdat hij vindt dat hij de enige persoon is die dat recht heeft.-          beide stijlen zijn directief; ze gaan uit van het geven van orders en aanwijzingen, zonder ondergeschikten te raadplegen of vooraf in te lichten-          participatieve stijl: de manager nodigt medewerkers uit om deel te nemen in de besluitvorming. Daarbij blijft hij wel de baas in de vorm van voorzitter of                gespreksleider, maar zijn stem is niet beslissend voor het al of niet nemen van een besluit. (punten 6 en 7)-          consulterende stijl: de manager raadpleegt medewerkers en neemt hun informatie al of niet mee in zijn beslissing. → hoeft niet betekenen dat                              onvoldoende vertrouwen is bij de leider → probleem kan zijn dat medewerkers het niet helemaal kunnen overzien (punten 3,4 en 5)

1.    Autocratisch / autoritair leiderschap•       Leider geeft 'bevelen' aan medewerkers•       Macht als middel van gezagsuitoefening•       Strikt hiërarchische verhoudingen•       Geen inspraak/discussie•       De leider beslist•       Geld is belangrijke stimulans voor medewerker

Page 23: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

•       Leider gericht op het behalen van resultaat

2. Consulterend leiderschap•       Leidinggevende behoudt de eindverantwoordelijkheid•       Medewerkers aanwezig in overlegorganen•       Informeren en adviseren leidinggevende•       De leider neemt de uiteindelijke beslissingen

3. Participatief leiderschap•       Leidinggeven is een groepsfunctie geworden•       Besluiten komen democratisch in de groep tot stand•       Leidinggevende is begeleider/coördinator•       Gevaar: geringe slagvaardigheid / besluiteloosheid

Taakgerichte managementstijl- Focus op het doelRelatiegerichte managementstijl- Aandacht voor de mens 

Model/Theorie: Hersey en Blanchard. Wat voor typen kun je vaststellen? Combinatie van kunnen (bekwaamheid) en willen (bereidheid)

S1 Instrueren- Medewerker is niet bekwaam, wel gemotiveerd (kan het niet, maar wilt het wel) →  je gaat hem helpen, leiden, vertellen hoe je iets kunt doen. Bijv. de nieuwe medewerker, de manager gaat hem leiden, helpen, instrueren hoe hij zijn werk moet doen.S2 Overtuigen- Medewerker is enigszins bekwaam, niet altijd gemotiveerd (kan het wel een beetje, maar wilt het niet altijd) →  dan moet je als manager ervoor zorgen dat je hem enthousiast maakt. Je begeleidt hem om hem enthousiast te maken en verder te helpen (overtuigen).S3 Overleggen- Medewerker is wel bekwaam, niet altijd gemotiveerd (kan het best wel goed, maar wilt

het niet altijd) →  je moet zo’n iemand steunen, enthousiast maken. Heel veel aandacht geven, goed overleggen met die persoon. S4 Delegeren- Medewerker is wel bekwaam en wel gemotiveerd (kan alles en wil alles) →  die moet je eigenlijk loslaten, zelf laten werken. 

Page 24: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

Model/Theorie: Sleutelvaardigheden. Een sleutelvaardigheid / kernbekwaamheid is een unieke combinatie van kennis, vaardigheden, structuren, technologieën en processen in de onderneming die het mogelijk maken om producten of diensten te leveren die geen enkele andere onderneming op dezelfde manier op hetzelfde moment kan produceren.

Een sleutelvaardigheid / kernbekwaamheid is datgene wat de organisatie onderscheidt van andere organisaties.

Waardeketen van Porter: weergave van primaire en secundaire activiteiten die alle bijdragen aan de winst. →   Maak gebruik van je krachten en waar je minder goed in bent, kun je beter niet doen.

Model/ Theorie: Gemeenschappelijke

waarden. Cultuur is een patroon van denken en doen van mensen, gebaseerd op overtuigingen wat goed en fout is.

Functies cultuur•       Binding → het bindt mensen.

•       Standaardisatie → iedereen weet hoe je bepaalde dingen moet doen. •       Interne zekerheid →  je werkt bij een bedrijf waar je allemaal trots op bent, waar je samen je sterk voelt, fijn vindt, veilig is. Je bent blij dat je er bij hoort.•       Externe kracht →  iedereen straalt naar de buitenwereld uit dat het met ons goed gaat, we hebben mooie producten, blije klanten. 

Een manier op de bedrijfscultuur weer te geven:

Page 25: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

•       Cultuur is een bindmiddel (sociale lijm)•       Cultuur is richtinggevend•       Cultuur werkt als coördinatie mechanisme (de individuele gedragingen van organisatieleden worden op elkaar afgestemd)•       Cultuur is een teken aan de omgeving (corporate identity) →  kun je uitstralen naar je omgeving.

Als cultuur in bedrijf niet goed is, dan straalt dat het ook uit en is het moeilijk om nieuw personeel aan te trekken. 

Model/Theorie: Staff/personeel.Bestaat uit 3 stukken hoe je met personeel omgaat. -          Instroom →   veel bezig met werving en selectie. -          Doorstroom →  ze gaan werken en komen binnen. Dan vallen ze in doorstroom (functioneringsgesprekken,                opleidingsmogelijkheden.)-          Uitstroom →  personeel verlaat het bedrijf, ontslag, pensioen.

Recht P1

Auteur: Mr. Lydia Janssen

Vakgebied: Recht

Beschrijving:Doelen van het recht:- Creëren van een goede samenleving- Ordenen van de samenleving- Handhaven van de regels.

Indeling recht op grond van rol overheid:

Page 26: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

 •     Publiekrecht: regels die gelden tussen overheid en burgers/bedrijf. (belasting, aanhouding)- strafrecht- staatsrecht- bestuursrecht.

•     Privaatrecht: regels die gelden tussen burgers/bedrijven onderling. Bijvoorbeeld: arbeidsovereenkomst, trouwen, erfenis, aankoop. - Personen- en familierecht- Overeenkomstenrecht.- Burgerlijk recht

Materieel en formeel recht:- Materieel recht; inhoudelijk regels. Beschrijft rechten en plichten.- Formeel recht; beschrijft hoe het materieel recht gehandhaafd kan worden. Welke gevolgen er zijn als materieel recht niet word nageleefd.

Wet in formele zin: zegt iets over wie de wet heeft gemaakt. Door Staten-Generaal en regering gezamenlijk volgens procedure van art.81 GW. Wet in materiële zin: regels die voor meerdere mensen gelden. Algemeen verbinden voorschrift, waar mensen zich dus aan moeten houden. Zegt iets over de inhoud.

Jurisprudentie: uitspraken van rechters. 

Absolute competentie: bij welk soort rechter moet je zijn?Eerste aanleg →    Rechtbank, inclusief kantonrechtHoger beroep →   GerechtshofCassatie →   Hoge Raad

Relatieve competentie: gaat over waar moet ik naar toe? Burgerlijk recht →    woonplaats gedaagde (degene die de procedure niet start)Strafrecht →    Plaats waar het delict is gepleegd.Bestuursrecht →  Centrale overheid: woonplaats belanghebbende                              Lagere overheid: waar de zetel van het bestuursorgaan is 

Kantonrechter: aparte sector maar gaat wel over burgers onderling. 

Stappenplan recht:•          Stap 1: Wie zijn de partijen?•          Stap 2: Wat is het juridisch leerstuk?          (in maximaal 5 woorden)•          Stap 3: Wat is of zijn de relevante artikelen?•          Stap 4: Benoemen en toepassen van de criteria •          Stap 5: Wat is de conclusie?         Verwerk in je conclusie het antwoord op de vraag.  

Relevantie/Te gebruiken voor het beantwoorden van een case.

4 manieren einde arbeidsovereenkomst

1. Van rechtswege2. Wederzijds goedvinden

Page 27: jessicavtoornkennisportfolio.weebly.comjessicavtoornkennisportfolio.weebly.com/.../kennisportfoli…  · Web viewComplementaire goederen: goederen die afhankelijk van elkaar zijn,

3. Rechterlijke ontbinding4. Opzegging/ontslag

Relevant/te gebruiken om te kijken of er op de juiste manier ontslag is genomen/gegeven en of er sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Verticale werking: tussen overheid en burgerHorizontale werking: tussen burgers onderling

•          Klassieke grondrechten →   houdt de overheid op afstand –         Vereisen terughoudendheid van de staat–         Bescherming van de burger–         Verticale en horizontale werking–         Rechtsbescherming

•          Sociale grondrechten →   wilt juist dat overheid helpt. –         Vereisen optreden van de staat–         Ontwikkeling van de burger–         Alleen verticale werking–         Opdracht aan regering