leren door spelen - mijnhva · 2019-2020 studiewijzer dt 2 –1e semester [blok 2.1 & 2.2]...

47
Leren door spelen Studiewijzer Pabo Deeltijd 2 Eerste semester (blok 2.1 en blok 2.2) 2019-2020

Upload: others

Post on 18-Aug-2020

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Leren door spelen

Studiewijzer Pabo Deeltijd 2

Eerste semester (blok 2.1 en blok 2.2)

2019-2020

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 2

Inhoudsopgave

Inhoud SEMESTER 1 | Leren door spelen. Wat is goed onderwijs aan jonge kinderen? ................................. 3

Hoe ver ben je met de opleiding? .................................................................................................... 3

Beknopt overzicht studieprogramma en toetsing DT-2, eerste semester ...................................... 4

HOOFDSTUK 1.| Pedagogiek – Spelend leren ...................................................................................... 5

HOOFDSTUK 2.| Beroepsopdracht – Rijk leermiddel .......................................................................... 8

HOOFDSTUK 3. | Kennis en vaardigheden - de vakcolleges .............................................................. 10

Nederlands – TV, TK & MT ............................................................................................................. 11

Rekenen en wiskunde - BKVP......................................................................................................... 14

Engels ............................................................................................................................................. 18

Motorische ontwikkeling ............................................................................................................... 22

Cultuurproject 3 ............................................................................................................................. 28

HOOFDSTUK 4. | De praktijk van het basisonderwijs ........................................................................ 29

HOOFDSTUK 5. | Persoonlijke professionele ontwikkeling (PPO) 2.2 ............................................... 33

HOOFDSTUK 6. | Praktische informatie ............................................................................................. 36

BIJLAGE 1. I Beoordelingsformulier DT Beroepsopdracht – Rijk leermiddel ..................................... 38

BIJLAGE 2. I Beoordelingsformulier DT Vakopdracht Nederlands – TV, TK & MT ............................. 39

BIJLAGE 3. I Beoordelingsformulier DT Vakopdracht Rekenen/Wiskunde BKVP .............................. 40

BIJLAGE 4. I Beoordelingsformulier DT Vakopdracht Engels ............................................................. 41

BIJLAGE 5. I Beoordelingsformulier DT Vakopdracht Mot. Ontwikkeling - Bewo ............................. 42

BIJLAGE 6. I Beoordelingsformulier DT Vakopdracht Mot. Ontw. – EV Handschrift ......................... 43

BIJLAGE 7. I Beoordelingsformulier DT PPO 2.2 ................................................................................ 45

BIJLAGE 8. | De taalnorm van Pabo-HvA ........................................................................................... 46

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 3

SEMESTER 1 | Leren door spelen. Wat is goed onderwijs aan jonge kinderen? Inleiding

Bij de start van het tweede jaar ga je je verdiepen in de ontwikkeling van het jonge kind, met name de kleuter. Om

met jonge kinderen te kunnen werken, moet je op de hoogte zijn van de typische kenmerken van deze leeftijdsgroep.

Pedagogen en psychologen die zich buigen over ontwikkelingsfasen constateren telkens dat er een groot verschil

bestaat in denken, leren en perceptie van de wereld tussen kleuters en schoolkinderen. Een kleuter is dus geen

schoolkind. Kleuters hebben een magische beleving van de werkelijkheid, ervaren emoties intens, hebben nog geen

zakelijk wereldbeeld en leren incidenteel en intuïtief. Het handelen van jonge kinderen laat zien dat perspectief

nemen nog moeilijk is, wat samenhangt met het egocentrisme. Dit vraagt van jou als leraar een grote mate van

(cognitieve) empathie en het kunnen afstemmen van jouw pedagogisch-didactisch handelen op de behoeften van het

jonge kind.

Hoe ver ben je met de opleiding?

Je hebt nu het eerste jaar afgerond en dus heb je een flinke basis gelegd om een goede leerkracht basisonderwijs te

worden. Je hebt je gefocust op de grootstedelijke omgeving van Amsterdam. Dit jaar zul je steeds meer gaan merken

dat jij ook echt verschil maakt voor die Amsterdamse kinderen. We focussen dit blok op hoe jij het leren en

ontwikkelen van kinderen zo effectief mogelijk stimuleert.

1 Het Amsterdamse onderwijs in theorie en praktijk Kinderen leren op verschillende manieren

1.1 Kennismaken met het Amsterdamse onderwijs

1.2 Amsterdamse onderwijs in theorie en praktijk

1.3 Kinderen leren verschillend 2.4 Leren in en met de groep

Praktijk Onderbouw (accent groep 3 en 4) Onderbouw (accent groep 3 en 4) Bovenbouw Bovenbouw

2 Leren door spelen en leer- en ontwikkelingslijnen van het jonge kind Profileringsfase

2.1 Leren door spelen 2.2 Leer- en ontwikkelingslijnen van het jonge kind

2.3 Hanteren van verschillen tussen kinderen in de groep, in onder- c.q.

bovenbouw

2.4 Omgaan met verschillen: samenwerken met ouders en

deskundigen in en buiten de school

Praktijk Onderbouw (groep 1 en 2) Onderbouw (groep 1 en 2) Bouw profilering leeftijdsgroep Bouw profilering leeftijdsgroep

3

Afstudeerfase Minorfase

3.1 Eigen (LIO-)groep:

verantwoordelijkheid nemen voor

het leerproces van kind en groep

3.2 Afstudeerfase en overgang naar

het werkveld Minor

Praktijk LIO 1 LIO 2

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 4

Beknopt overzicht studieprogramma en toetsing DT-2, eerste semester

Voor de vaktoetsen, vakopdrachten en toetsen eigen vaardigheid geldt dat er vier keer per studiejaar een

toetsafname wordt aangeboden, waarvan twee keer per studiejaar mag worden deelgenomen. De globale planning

van de toetsafnames is opgenomen in een bijlage van de OER.

STUDIESCHEMA PABO 2019-2020 | 2e JAAR | Semester 1| DT 2

BLO

K 2

.1 &

BLO

K 2

.2

STUDIEONDERDEEL Blok 2.1 Blok 2.2

Pedagogiek – Spelend leren 3

Beroepsopdracht – Rijk leermiddel 3

Nederlands – Taalverwerving, taal bij kleuters & mondelinge taalvaardigheid 3

Rekenen/Wiskunde – Breuken, kommagetallen, procenten en verhoudingen 3

Engels 3

Motorische ontwikkeling 4

Praktijk 2.1 3

Praktijk 2.2 3

PPO 2.2 2

TOTAAL STP BLOK 2.1 & 2.2 27

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 5

HOOFDSTUK 1.| Pedagogiek – Spelend leren SIS omschrijving (deel)tentamens VT Pedagogiek Spelend leren TS

Inleiding

Bij kleuters is spel de leidende activiteit. Spelactiviteiten vragen denkkracht, dat zie we terug bij eigen plannen en

ideeën van kinderen. Kleuters bedenken zelf wat ze gaan spelen, hoe ze gaan spelen en welke materialen ze hierbij

nodig hebben. Daarnaast gaan kleuters zich mentale voorstellingen vormen over de situaties waar ze over gaan

spelen, van de rollen die ze innemen en van de activiteiten die in die rol uitgevoerd worden. Spel doet een appèl op de

brede ontwikkeling van kinderen. De leerkracht observeert, volgt, faciliteert en begeleidt deze ontwikkeling. Een rijke

leeromgeving is hierbij onmisbaar.

Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?

Je kent de ontwikkelingspsychologische kenmerken van het jonge kind en bijbehorend leerkrachthandelen.

Je kent verschillende visies op onderwijs aan het jonge kind en vormgeving daarvan in de praktijk.

Je kent de kenmerken van spel als leidende activiteit in de ontwikkeling en de rol van de leerkracht hierin.

Je kent de werkvormen en materialen die de ontwikkeling van het jonge kind stimuleren.

Je kent de principes van vakoverstijgend en thematisch werken en kunt deze plaatsen in het ontwerp van een

dagindeling.

Je kent de elementen en vormen van educatief partnerschap in de context van de grote stad.

Je kent de uitgangspunten, doelen en inhoud van de belangrijkste VVE-programma’s.

Je kunt kritisch en objectief de ontwikkeling van het jonge kind volgen en registreren.

Het programma – Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?

Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf

1. De kleuter: ontwikkelingspsychologie en kenmerken

Als je met jonge kinderen werkt, moet je op de hoogte zijn van de

typische kenmerken van deze leeftijdsgroep. Een kleuter begeleid en

benader je anders dan een middenbouwer of een bovenbouwer. We

gaan in op de ontwikkelingspsychologische mijlpalen van het jonge

kind.

Bestudeer Hooijmaijers, Stokhof & Verhulst (2016) paragraaf 2.4

en hoofdstuk 3.

Bestudeer Brouwers (2019) hoofdstuk 1 en paragraaf 2.4 en 2.5.

2. Visies op onderwijs aan het jonge kind, historie en actualiteit

In dit college maak je kennis met de ideeën van de grote

kleuterpedagogen: Fröbel, Decroly en Montessori en krijg je zicht op

de invloed die deze pedagogen hadden en nog steeds hebben in het

kleuteronderwijs. Vervolgens schetsen we welke ontwikkelingen de

afgelopen decennia hebben plaatsgevonden en hoe deze tot nieuwe

onderwijsconcepten hebben geleid. De volgende hedendaagse

onderwijsconcepten komen aan de orde: Reggio Emilia, EGO, OGO.

Bestudeer Brouwers (2019) hoofdstuk 7.1 tot en met 7.2.2.

3. Spel als leidende activiteit

“Spel is de meest wezenlijke bezigheid van het veilige kind in een

wereld die nog van alles kan blijken te zijn” - M.J. Langeveld. Jonge

kinderen leren door te spelen. In spel ontwikkelen kinderen

cognitieve, motorische en sociaal emotionele vaardigheden. Het is

belangrijk dat een leerkracht voor de onderbouw de waarde van spel

kent. In dit college komen de belangrijkste opvattingen over spel,

spelfasen en spelsoorten aan de orde.

Bestudeer Brouwers (2019) hoofdstuk 3.

4. Kijken en luisteren; observeren en registreren

Een kerntaak van de leerkracht bij het werken met jonge kinderen is

het observeren en registreren. Het is belangrijk om de ontwikkeling

van kinderen in kaart te brengen en daarnaar te handelen. De manier

van observeren en registreren heeft een duidelijke relatie met de visie

op onderwijs en ontwikkeling. In dit college krijg je informatie over

verschillende observatie- en registratiemodellen vanuit de

kindgerichte en programmagerichte invalshoek.

Bestudeer Brouwers (2019) paragraaf 6.4 en 9.5.

5. De rijke leeromgeving: hoeken en doelen Bestudeer Brouwers (2019) hoofdstuk 8.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 6

De inrichting van een kleuterklas varieert afhankelijk van de visie van

de school en de leerkracht. Wat alle visie gemeen hebben, is dat de

inrichting rijk moet zijn zodat kinderen de mogelijkheid krijgen tot

ontwikkeling. Wat verstaan we onder een rijke leeromgeving? Hoe

gedifferentieerd moeten hoeken en het lokaal zijn ingericht? Op welke

wijze helpt een rijke leeromgeving aan het behalen van de doelen?

Moet dat in hoeken gebeuren? Geldt voor de rijke omgeving alleen de

omgeving binnen, of ook buiten? Deze en andere vragen komen

uitgebreid aan bod in dit college.

6. Materialen

In een kleuterklas zie je behalve hoeken ook heel veel verschillende

ontwikkelingsmaterialen: speelleermaterialen, rijke en gesloten

materialen, constructiematerialen, compostitiematerialen,

ongevormde en vormgevende materialen. Allemaal met hun eigen

doelen en mogelijkheden. In dit college richten we ons op de veelheid

aan materialen en hun toepassing.

7. Van dagschema naar activiteiten

Het analyseren, ontwerpen en organiseren van een verantwoord

dagschema dat recht doet aan de leer- en ontwikkelingsbehoeften van

jonge kinderen staat in dit werkcollege centraal. We kijken naar

dagschema’s en leggen de relatie met onderwijsvisie,

ontwikkelingspsychologie, spanningsboog en belevingswereld. Je

vergelijkt de diverse dagschema’s op opbouw, inhoud en visie.

Bestudeer Brouwers (2019) paragraaf 6.5 en hoofdstuk 9.

8. Speelwerktijd

Speelwerktijd is het begrip als je praat over onderwijs aan jonge

kinderen. Tijdens het speelwerken wordt individueel, in kleine of grote

groepen; vrij, of aan de hand van een opdracht gewerkt. De rol van de

leerkracht is zowel leidend als begeleidend. Om het speelwerken goed

te begeleiden moet je beschikken over een breed repertoire aan

lesactiviteiten en werkvormen. In dit werkcollege ervaar je de opbouw

en inhoud van verschillende lesjes en activiteiten binnen het

speelwerken.

Bestudeer Brouwers (2019) hoofdstuk 9.

9. Thematisch werken

Jonge kinderen ervaren de wereld om hen heen in samenhang;

daarom worden veel activiteiten in de onderbouw thematisch

aangeboden. De herkomst van het thematisch werken ligt bij Ovide

Decroly’s centre d’interet. Een thematisch aanbod versterkt de

samenhang tussen de verschillende activiteiten, past bij de beleving

van kleuters en stelt hen in staat zich in de onderwerpen te verdiepen

op een manier die bij hen past. Hoe ziet een thematisch aanbod eruit

volgens een programmagerichte visie en hoe volgens een kindgerichte

visie? Deze vraag wordt in dit college beantwoord.

10. VVE en de doorgaande lijn in de onderbouw

Het onderwijs aan jonge kinderen pretendeert vooral kindgericht te

werk te gaan. Vooral in de scholen waar met Voorschoolse en

Vroegschoolse Educatie (VVE) wordt gewerkt met methodes. Hoe

verhouden die zich tot een kindgerichte aanpak? Welke

(VVE)methoden zijn er en wat zijn hun belangrijkste opbrengsten?

Bestudeer Brouwers (2019) paragraaf 7.2.4, 7.3.1 en 7.4.

11. De rol van de leerkracht: pedagogisch en didactisch begeleiden

Het jonge kind ontwikkelt zich op een andere manier dan het oudere

kind. De rol van de leerkracht is daarbij zeer belangrijk. Die rol wordt

beïnvloed door je persoonlijkheid, je visie en zeker ook door de

behoeften van de kinderen. In dit college belichten we de

verschillende rollen van de onderbouwleerkracht gekoppeld aan visie

en persoonlijke mogelijkheden en onmogelijkheden.

Bestudeer Brouwers (2019) paragraaf 5.1 tot en met 5.5 en 6.1

tot en met 6.3.

12. Samen opvoeden

Op welke wijze kun je ouders als educatief partner betrekken bij de

school? Wat zegt de theorie van Bronfenbrenner over de

invloedssferen van kinderen? Kijkend naar recente ontwikkelingen;

welke rol spelen IKC’s, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven?

Bestudeer Brouwers (2019) paragraaf 9.4.

Toetsing

Vaktoets (schriftelijke toets)

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 7

Toets met zes open vragen waarvan je er vijf maakt. De toets wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) indien

minimaal 67% van de vragen goed is beantwoord.

Studiemateriaal

Brouwers, H. (2019). Kiezen voor het jonge kind. Bussum: Coutinho.

Hooijmaijers, T., Stokhof, T., & Verhulst, F. (2019). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs.

Alkmaar: Van Gorcum.

o Paragraaf 2.4.

o Hoofdstuk 3.

De tijdens de colleges behandelde onderwerpen, inclusief de bijbehorende presentaties en/of het ter beschikking

gestelde materiaal, maken deel uit van de toetsstof.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 8

HOOFDSTUK 2.| Beroepsopdracht – Rijk leermiddel SIS omschrijving (deel)tentamens BO – Rijk leermiddel PD

Inleiding

De bijeenkomsten sluiten aan op de pedagogiekcolleges en de stage in de onderbouw en vormen daarmee de

verbinding tussen theorie en praktijk. Tijdens de bijeenkomsten Beroepsopdracht pas je de opgedane kennis toe in

een rijk leermiddel voor kleuters dat je zelf ontwerpt. Tijdens de practica leerkrachtvaardigheden doe je vaardigheden

op met betrekking tot klassenmanagement in de onderbouw en het werken met ontwikkelingsmaterialen.

Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?

Je brengt de leerbehoefte van je stageklas in kaart met behulp van een observatie, mindmap of een zelfgekozen

instrument.

Je kunt een rijk en gedifferentieerd leermiddel ontwerpen en daarbij rekening houden met de leer- en

ontwikkelingsbehoeften en de belevingswereld van kleuters.

Je ontwikkelt materiaal dat aanzet tot ontdekkend en onderzoekend gedrag en dat aanzet tot actief leren.

Je kunt een handleiding schrijven waarin de doelgroep, de doelen en de didactische aanpak van het materiaal

beschreven staan en waarin de theorie van ontdekkend en onderzoekend leren zichtbaar is.

Het programma – Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?

Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf

1. Beroepsopdracht

Uitleggen van de opdracht: het ontwerpen van een rijk leermiddel

voor kleuters. Wanneer is een materiaal kindgericht en leerrijk en

wanneer ervaringsgericht en uitdagend?

2. Practicum leerkrachtvaardigheden

Pedagogisch vakmanschap in de onderbouw: leidinggeven en

structuur bieden aan kleuters. Tijdens dit practicum leer je het belang

van rituelen, regels en routines in de onderbouw kennen.

Bestudeer uit Brouwers (2019) 5.6, 5.7 & 9.

Bestudeer uit Klamer-Hoogma (2018) hoofdstukken 3 en 5.

3. Beroepsopdracht

Je voorlopige ontwerp voor het rijke leermiddel wordt besproken in

kleine groepen.

4. Practicum leerkrachtvaardigheden

Je maakt kennis met het begrip ontwikkelingsmaterialen en in het

bijzonder speelleermaterialen. We maken een koppeling met de

aspecten talentgericht en experimenteren (onderdelen van de

ontwerpcriteria).

Bestudeer uit Brouwers (2019) paragraaf 1.1.2, 2.3, 2.5, 8.1 en

8.6.

5. Beroepsopdracht

Feedback en werktijd op het rijke leermiddel en de handleiding ter

voorbereiding op de presentatie in de toetsweek.

6. Practicum leerkrachtvaardigheden

Werken met bouw-, constructie- en compositiematerialen.

Tijdens dit practicum maak je kennis met deze rijke

ontwikkelingsmaterialen en oefen je in het ontwerpen en geven van

activiteiten rondom deze materialen.

Bestudeer uit Brouwers (2019) paragraaf 1.1.2, 2.3, 2.5, 8.1 en

8.6.

7. Beroepsopdracht

Peerfeedback.

8. Practicum leerkrachtvaardigheden

Tijdens deze bijeenkomst krijg je informatie en instructie over het

gebruik van digitale leermiddelen in het basisonderwijs.

9. Beroepsopdracht

Het schrijven van een handleiding.

10. Practicum feedback geven aan kinderen

Vanuit voorbeeldcasussen komen we met elkaar tot handreikingen om

met jonge kinderen in gesprek te gaan en hen feedback te geven.

Bestudeer uit Brouwers (2019) paragraaf 5.1 t/m 5.6 en 6.4.

11. Practicum leerkrachtvaardigheden

Samenwerken met ouders in oudergesprekken (vanuit

multiperspectiviteit). Eerder aangeboden vaardigheden worden

herhaald en we gaan we in op verschillende perspectieven in het

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 9

gesprek en de wijze waarop je daar als professioneel leerkracht mee

om kunt gaan.

12. Presentatie rijke leermiddelen

Tijdens de bijeenkomst presenteren de studenten hun rijke leermiddel

aan de groep.

Neem je materialen mee naar de les.

Toetsing

Beroepsopdracht (product)

Het product wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) als alle vastgestelde criteria als voldoende zijn beoordeeld.

Differentiatie naar hogere cijfers vindt plaats op basis van de mate waarin de prestaties op de verschillende criteria als

goed worden beoordeeld.

Studiemateriaal

Brouwers, H. (2019). Kiezen voor het jonge kind. Bussum: Uitgeverij Coutinho.

Donk, C. van der & Lanen, B. van (2016). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Uitgeverij Coutinho.

Klamer-Hoogma, M.G. (2018). Klassenmanagement. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.

De tijdens de colleges behandelde onderwerpen, inclusief de bijbehorende presentaties en/of het ter beschikking

gestelde materiaal en overige literatuur.

Beschrijving van de beroepsopdracht

Je ontwerpt in een leermiddel dat voldoet aan de criteria van rijke leermiddelen. Vooraf breng je de belevingswereld

en de ontwikkelingsbehoefte van jouw klas in kaart. Dit doe je met behulp van een mindmap, een bestaande

observatie of een observatiemodel. Deze bevindingen neem je op in je verslag. Op basis van deze beginsituatie ga je

jouw rijke leermiddel ontwerpen. Dit moet voldoen aan kenmerken van rijke middelen, OOL en het moet aanzetten

tot actief leren. Het is de bedoeling dat kinderen na een korte instructie zelfstandig met het materiaal aan het werk

kunnen. Je biedt je materiaal aan aan een groep kinderen. Daarnaast bespreek je jouw ontwerp met medestudenten.

Op basis van je bevindingen pas je het daar waar nodig aan. Daarnaast schrijf je een duidelijke handleiding gericht op

leerkrachten van een groep 1/2 waarin duidelijk wordt wat de bedoeling van het materiaal is, waar het uit bestaat,

hoe het uitgebreid kan worden, welke differentiatiemogelijkheden er zijn en welk rol de leerkracht heeft. In je

handleiding staat ook een verantwoording vanuit de theorie waaruit blijkt dat jouw leermiddel voldoet aan

eerdergenoemde criteria. Zie ook het beoordelingsformulier.

Portfolioproducten

Het tenminste als voldoende beoordeelde eindproduct van de beroepsopdracht wordt door de student opgenomen in het portfolio.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 10

HOOFDSTUK 3. | Kennis en vaardigheden - de vakcolleges

Inleiding

Dit onderdeel van de studiewijzer beschrijft de vakcolleges die je dit semester gaat volgen. Iedere beschrijving

hieronder is op dezelfde wijze gestructureerd. We beginnen met een korte inleiding. Dan volgt steeds een beschrijving

van de leerdoelen en een schema met het programma. Dit schema is opgedeeld in een kolom met daarin het

onderwerp van het college en een korte beschrijving van de inhoud. Daarnaast een kolom waarin de voorbereiding

staat vermeld die dat van je vraagt. Verder vind je informatie over de toetsing en een overzicht van de

literatuur/toetsstof.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 11

3.1 Titel: Nederlands – TV, TK & MT

SIS omschrijving (deel)tentamens

Vaktoets Ned. - TV, TK & MT TS

Vakopdr. Ned. – TV, TK & MT PD

Inleiding

De taalontwikkeling van het jonge kind staat in deze module centraal. Allereerst bespreken wij op welke wijze de

moedertaaltaalverwerving verloopt; welke fasen zijn hierin te onderscheiden en in hoeverre zijn er overeenkomsten

en verschillen in de wijze waarop een kind een tweede taal verwerft? Een belangrijk aandachtspunt is hoe de

leerkracht leerlingen optimaal kan stimuleren in deze verwerving. Vervolgens kijken we naar de wijze waarop kleuters

interesse tonen en zich ontwikkelen op het gebied van lezen en schrijven, oftewel hoe beginnende geletterdheid zich

manifesteert. De meeste kleuters kunnen nog niet zo veel lezen of schrijven. Dit hoeven ze ook nog niet te kunnen,

want het ‘officiële’ lees- en schrijfonderwijs begint pas in groep 3. Maar het is wél belangrijk om jonge kinderen alvast

voor te bereiden op deze vaardigheden. Je verwerft inzicht in de tussendoelen en leerlijnen geletterdheid en we

bespreken hoe de leerkracht de taalontwikkeling van leerlingen in brede zin kan stimuleren. Ten slotte bespreken we

de wijze waarop je betekenisvolle communicatiesituaties kunt creëren om de mondelinge taalontwikkeling van

leerlingen op de basisschool te stimuleren. We kijken hierbij dan ook naar de midden- en bovenbouw. Mondelinge

vaardigheden zijn nodig om in de samenleving te functioneren. Naar anderen luisteren, deelnemen aan een gesprek,

je mening kenbaar maken, een boodschap overtuigend overbrengen, een gerichte vraag om informatie stellen, dit

maakt allemaal deel uit van mondelinge taalvaardigheid. Bovendien is mondelinge taalvaardigheid de basis van

schriftelijke taalvaardigheid.

Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?

Leerdoelen vaktoets:

Je kent de gangbare taalverwervingstheorieën en de theorie over moedertaalverwerving en

tweedetaalverwerving.

Je kent de verschillende taalontwikkelingsfasen in het proces van de eerste en tweedetaalverwerving.

Je kent de verschillen tussen eerste- en tweedetaalverwerving.

Je kent de theorie omtrent taal bij kleuters.

Je kent de leerlijnen en tussendoelen beginnende geletterdheid.

Je kent de theorie van het onderwijs mondelinge taalvaardigheid.

Je kent op hoofdlijnen de inhoud van de kerndoelen, tussendoelen en leerlijnen die betrekking hebben op

mondelinge taalvaardigheid.

Leerdoelen vakopdracht:

Je kunt de vorderingen beginnende geletterdheid van twee kinderen uit de stageklas beschrijven.

Je kunt de vorderingen op het gebied van beginnende geletterdheid van de twee kinderen uit de stageklas

analyseren.

Je kunt mogelijke vervolgactiviteiten beschrijven waarmee de beginnende geletterdheid bij deze kinderen kan

worden gestimuleerd of verder geoptimaliseerd.

Je kunt de vorderingen van deze twee kinderen in de ontwikkeling van beginnende geletterdheid vergelijken.

Het programma – Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?

Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf

1. Taalverwerving 1: moedertaalverwerving (1)

We bespreken verschillende taalverwervingstheorieën en bekijken

wat de invloed van onze omgeving is op het verwerven van een

moedertaal.

Bestudeer uit Paus (red.), Van den Brand (red.), Bacchini,

Dekkers, Hofstede, Markesteijn, Meijer & Pullens (2018)

hoofdstuk 3.

2. Taalverwerving 2: moedertaalverwerving (2)

Moedertaal wordt in verschillende stadia verworven. We analyseren

de verschillende stadia die kinderen doormaken.

Bestudeer uit Paus (red.) et al. (2018) hoofdstuk 3.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 12

3. Taalverwerving 3: tweedetaalverwerving (1)

Het aanleren van een tweede taal gaat anders dan het verwerven van

een moedertaal. We kijken naar de relatie tussen T1 en T2: de

overeenkomsten, maar ook de verschillen.

Bestudeer uit Paus (red.) et al. (2018) hoofdstuk 12.

4. Taalverwerving 4: tweedetaalverwerving (2)

We bespreken de stadia van de tweedetaalverwerving. In welke stadia

kunnen kinderen in de klas zich bevinden? Hoe herkent een leerkracht

dat?

Bestudeer uit Paus (red.) et al. (2018) hoofdstuk 12.

5. Taal bij kleuters 1: theorie beginnende geletterdheid

In deze bijeenkomst worden de tussendoelen beginnende

geletterdheid besproken. Daarnaast bespreken we voorbeelden van

activiteiten beginnende geletterdheid.

Bestudeer uit Paus (red.) et al. (2018) hoofdstuk 5 en 6.

6. Taal bij kleuters 2: Voorbereidend lezen

Hoe bereid je kleuters voor op het leren lezen in groep 3? Welke

activiteiten passen hierbij? Hoe analyseer je toetsen? Dat leer je in

deze bijeenkomst.

Bestudeer uit Paus (red.) et al. (2018) hoofdstuk 5.

7. Taal bij kleuters 3: (interactief) voorlezen en woordenschat

Voorlezen aan kleuters is een zeer belangrijke leerkrachtvaardigheid.

Wat er allemaal komt kijken bij goed voorlezen en bij het uitlokken

van actief taalgebruik, leer je in deze bijeenkomst.

Bestudeer uit Paus (red.) et al. (2018) hoofdstuk 5.

8. Taal bij kleuters 4: taalrijke leeromgeving

Je maakt kennis met verschillende manieren om je leeromgeving

taalrijk in te richten, om leerlingen zo te stimuleren in hun mondelinge

taalvaardigheid.

Bestudeer uit Paus (red.) et al. (2018) hoofdstuk 4 en 5.

9. Mondelinge taalvaardigheid: leerkrachtvaardigheden 1

Een goede gespreksvaardigheid moet je ontwikkelen. Welke rol speelt

de leerkracht hierin? We bespreken dit aan de hand van het model

van Verhallen en Walst. Daarnaast ervaar je twee activiteiten die de

mondelinge taalvaardigheid stimuleren.

Bestudeer uit Paus (red.) et al. (2018) hoofdstuk 4.

10. Mondelinge taalvaardigheid: leerkrachtvaardigheden 2

In dit college wordt verder ingegaan op de leerkrachtvaardigheden

mondelinge taalvaardigheid aan de hand van het stellen van vragen,

de leerlijnen en de werkvorm Forumlezen.

Bestudeer uit Paus (red.) et al. (2018) hoofdstuk 4.

11. Mondelinge taalvaardigheid: leerkrachtvaardigheden 3

Mondelinge taalvaardigheid kent vele facetten en komt in alle vakken

terug. In deze les bespreken we het intentioneel onderwijs

mondelinge taalvaardigheid.

Bestudeer uit Paus (red.) et al. (2018) hoofdstuk 4.

12. Logopedie: spraakontwikkeling bij kinderen

Wat is precies het onderscheid tussen een normale en een afwijkende

spraakontwikkeling? Dit thema staat centraal tijdens deze

bijeenkomst, die verzorgd wordt door de docent logopedie.

Toetsing

Vaktoets (schriftelijke toets)

Op basis van 40 meerkeuzevragen en 4 antwoordmogelijkheden, wordt de toets als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5)

indien minimaal 67% van de vragen goed is beantwoord.

Vakopdracht (product)

Het product wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) als alle vastgestelde criteria als voldoende zijn beoordeeld.

Differentiatie naar hogere cijfers vindt plaats op basis van de mate waarin de prestaties op de verschillende criteria als

goed worden beoordeeld.

Studiemateriaal

Paus, H. (red.), Brand, A. van den (red.), Bacchini, S., Dekkers, R., Hofstede, D., Markesteijn, C. Meijer, H. &

Pullens, T. (2018, 5e druk). Portaal. Praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs. Bussum: Coutinho.

o Hoofdstuk 3: Taalverwerving.

o Hoofdstuk 4: Mondelinge taal.

o Hoofdstuk 5: Geletterdheid: lezen (5.1 t/m 5.5, 5.7 en 5.8).

o Hoofdstuk 6: Geletterdheid: schrijven (6.1 t/m 6.5, 6.7 en 6.8).

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 13

o Hoofdstuk 12: Nederlands als tweede taal (12.1 t/m 12.5, 12.7 en 12.8).

De leerlijnen en tussendoelen beginnende geletterdheid en mondelinge taalvaardigheid op: www.tule.slo.nl en

www.leerlijnentaal.nl.

De tijdens de colleges behandelde onderwerpen, inclusief de bijbehorende presentaties en/of het ter beschikking

gestelde materiaal, maken deel uit van de toetsstof.

Beschrijving van de vakopdracht

De opdracht

Portretteer aan de hand van hun ontwikkeling van beginnende geletterdheid twee kinderen uit je (stage)klas. Bij het

beschrijven van die portretten worden de tussendoelen beginnende geletterdheid gebruikt. Het uiteindelijke product

heeft de vorm van een helder, gestructureerd verslag.

Werkwijze

1. Kies in overleg met je mentor twee kinderen die onderling flinke verschillen vertonen in hun ontwikkeling

beginnende geletterdheid, maar die wat leeftijd betreft hoogstens zes maanden van elkaar verschillen.

2. Interview je mentor over de vorderingen van deze twee kinderen aangaande hun ontwikkeling beginnende

geletterdheid. Richt je daarbij op de tussendoelen beginnende geletterdheid.

3. Inventariseer – indien dit wordt toegestaan – wat er in het leerlingvolgsysteem over de prestaties van de

betreffende kinderen is opgenomen.

4. Stel op grond van deze gegevens per kind vast welke vorderingen beginnende geletterdheid geanalyseerd zullen

worden.

5. Bedenk voor ieder kind een activiteit die aansluit bij zijn of haar niveau van beginnende geletterdheid. Voer deze

activiteit uit en analyseer aan de hand van de tussendoelen hun ontwikkeling beginnende geletterdheid.

6. Beschrijf vervolgens van ieder kind een portret. Verwerk hierin de resultaten uit de interviews over de

ontwikkeling beginnende geletterdheid, de gegevens uit het leerlingvolgsysteem en de analyse van de

ontwikkeling beginnende geletterdheid. Relateer hun ontwikkeling beginnende geletterdheid nadrukkelijk aan de

tussendoelen. Beschrijf in elk van de twee portretten ook een activiteit waarmee de ontwikkeling beginnende

geletterdheid kan worden gestimuleerd of verder geoptimaliseerd.

Portfolioproducten

Het tenminste als voldoende beoordeelde eindproduct van de vakopdracht wordt door de student opgenomen in het portfolio.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 14

3.2 Titel: Rekenen en wiskunde - BKVP

SIS omschrijving (deel)tentamens

Vaktoets Rekenen/Wiskunde – BKPV TS

Vakopdracht Rekenen/Wiskunde – BKVP PD

Inleiding

De leerlijn van Breuken, Kommagetallen, Verhoudingen Procenten (BKVP) start in de onderbouw met een kwalitatieve

benadering van het begrip verhoudingen en eindigt in groep 8 met het kunnen hanteren van formele

oplossingsstrategieën voor BKVP-gerelateerde opgaven/problemen. Wat is het verband tussen 3/4, 75% en 0,75 en

hoe leren kinderen dat? Waarom mag voor de berekening van de nieuwe prijs bij een korting van 10% de oude prijs

vermenigvuldigd worden met 0,9? Wat is meer 5/6 of 80%? Heeft de schaal op een landkaart ook met verhoudingen

te maken?

Binnen BKVP zijn vier leerlijnen herkenbaar: verhoudingen, breuken, kommagetallen en procenten. Methodes als

"Wereld in Getallen" of "Wizwijs" geven daar een eigen invulling aan, afhankelijk van de visie op rekendidactiek. In

deze reeks vakcolleges wordt op alle facetten van BKVP ingegaan. Een goede eigenvaardigheid op het gebied van

BKVP is een voorwaarde om de bijeenkomsten goed te kunnen volgen.

Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?

Leerdoelen vaktoets:

Je kent de leerlijnen, tussendoelen en onderwijskaders voor de onderbouw, de middenbouw en de bovenbouw

op het gebied van breuken, kommagetallen, verhoudingen en procenten (BKVP) en kan die herkennen,

benoemen en concretiseren.

Je kent de kerninzichten en didactische aanpakken voor dit domein en kan ze in praktische situaties herkennen,

benoemen en concretiseren.

Je kunt oplossingsstrategieën herkennen, benoemen en concretiseren op de drie niveaus van handelen: context-

gebonden, model-gebonden en formeel-vakmatig.

Je kent de relaties tussen de verschillende gebieden van BKVP en kan deze herkennen, benoemen en

concretiseren.

Leerdoelen vakopdracht:

Je kunt een groepsgerichte, interactieve, probleemgerichte rijke BKVP-les ontwerpen rondom een of meer

kerninzichten van het domein BKVP afgestemd op de stagegroep.

Je kunt tijdens interactieve lesmomenten door parafraseren, scaffolding en feedback inspelen op verschillende

oplossingen van (groepjes) leerlingen.

Je evalueert de ontworpen les op inhoudelijke en didactische leerdoelen en betrekt daarbij je eigen interactief

handelen.

Je maakt op grond van een uitvoerbaar herontwerp voor je stagegroep, gericht op niveauverhoging waarin je je

onderwijsactiveiten telkens verbindt met verwachte leeractiviteiten.

Je maakt bij ontwerp en herontwerp aantoonbaar gebruik van de vaktheorie van realistisch rekenen en de

leerlijnen van BKVP.

Het programma – Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?

Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf

1. Oriëntering: verhoudingen in samenhang met breuken

Hoe verschijnen verhoudingen in de wereld van alledag? Wat hebben

breuken te maken met procenten, met verhoudingen en

kommagetallen? In het kader van het oplossen van rekenproblemen in

de bovenbouw maak je veelal ongemerkt uitstapjes heen en weer

tussen breuken, kommagetallen, procenten en verhoudingen.

Verhoudingen en begrijpen: Absoluut en relatief een moeilijk

onderscheid.

Bestudeer uit Van Zanten, Van den Bergh, Van den Brom-

Snijders & Hutten (2014) de bladzijden 1-16.

2. Verschijningsvormen van verhoudingen Bestudeer uit Van Zanten et al. (2014) de bladzijden 25-41.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 15

Verhoudingen spelen een grote rol in het dagelijks leven, maar zijn

niettemin veelal onbewust. Verhoudingen zijn overal. Bij het spel en

spelen, het inrichten van je kamer, het vinden van passende kleiding,

het maken van een goede compositie bij een tekening (kunst) en

natuurlijk ook in het wiskundig denken. Wie goed in verhoudingen kan

denken, komt ver in rekenen en wiskunde. In deze les komen ook de

volgende aspecten van verhoudingen aan de orde: kwalitatief en

kwantitatief, (on-)evenredigheid en wiskundetaal bij verhoudingen.

3. Verhoudingen in de basisschool

1 op de 5 = 1/5 ??? Hoe voorkom je dat leerlingen te weinig begrijpen

van verhoudingen met alle gevolgen van dien? Geschikte contexten,

passend modelgebruik, vaktaal leren gebruiken en aan de hand

hiervan leren redeneren - en dit alles ook nog in lijn - vormen het

didactisch gereedschap om leerlingen meer greep te laten krijgen op

de wereld om hen heen.

Bestudeer uit Van Zanten et al. (2014) de bladzijden 42-64.

4. Verschijningsvormen van breuken

Breukbegrip bestaat niet, eerder moet je spreken over –

‘breukbegrippen’. Een breuk is kan het verhoudingsaspect

benadrukken, maar kan ook een meetgetal, het resultaat van een

deling zijn, of een operator zijn. Als je kritisch observeert in de klas,

vraag je je wel eens af: spreken leerkrachten en leerlingen wel

dezelfde breukentaal? Aan de orde komen deze les:

verschijningsvormen, breukentaal, de gelijkwaardigheid en

gelijknamigheid van breuken en de rol van informele kennis en

strategieën om breuken te vergelijken.

Bestudeer uit Van Zanten et al. (2014) de bladzijden 18-20 en

101-107.

5. Breuken in de basisschool

Als er dan zoveel aspecten aan het breukbegrip kleven, hoe leer je dit

leerlingen dan? In de les worden contexten die breuken voortbrengen

behandeld. Aan de orde komen de volgende vragen Hoe moet je de

ervaringen die je opdeed noteren en kunnen leerlingen geleerd

worden op basis hiervan te redeneren? Wat is de rol van modellen?

En wat hebben benoemde breuken te maken met redeneren? Het zal

duidelijk zijn dat alles netjes in lijn – in een leerlijn- gezet moet

worden alle aspecten van het breukbegrip tot hun recht te laten

komen.

Bestudeer uit Van Zanten et al. (2014) de bladzijden 108-124.

6. Opereren met breuken: + - x en :

Nu is het dan zover: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen van

breuken. Daar zijn allerlei regels voor. Inslijpen die regels dan maar

door oefenen en oefenen? Of, kan het ook anders? Ja, het kan anders,

tenminste volgens de didactiek van realistisch rekenen. En dit kan ook

nog op niveau. De rol van modellen – ook hoe je deze beter niet kunt

gebruiken-, benoemde breuken en ondermaats rekenen passeren de

revue.

Bestudeer uit Van Zanten et al. (2014) de bladzijden 125-143.

7. Verschijningsvormen van procenten

Procenten kon je tegen bij korting of bij alles wat met rente te maken

heeft, zoals bijvoorbeeld in het geval van inflatie. Je komt procenten

ook tegen als deel van geheel, deel van een hoeveelheid, verdelingen,

toename en afname van prijzen. Het procentbegrip kent net als

breuken veel aspecten. Met procenten kun je ook rekenen en die mag

je net als breuken niet altijd zomaar optellen. En percentages kun je

zien als verhoudingsgetallen. Maar ook als kans. Klopt het dat de kans

op regen in het weekend 100% als de kans op zowel zaterdag als

zondag dat het regent 50% is.

Bestudeer uit Van Zanten et al. (2014) de bladzijden 65-72.

8. Procenten in de basisschool

Deze les staat in het teken van een practicum rond de leerlijn

procenten. Herken je de opbouw van deze lijn in een rekenmethode

aan de hand van contexten en modellen? Herken je de

verschijningsvormen? Welke criteria bepalen de moeilijkheidsgraad?

Bestudeer uit Van Zanten et al. (2014) de bladzijden 73-82

9. Rekenen en redeneren met procenten

“Vandaag winkelen zonder Btw-heffing. Die is voor ons!” Bij de kassa

van dit winkelbedrijf blijkt de korting tegen te vallen: slechts 17%

korting. Hier klopt toch iets niet! In deze les leer je meer over

procentopgaven met een deel-totaal structuur, naast opgaven met

een groei- of afnamestructuur.

Bestudeer uit Van Zanten et al. (2014) de bladzijden 83-99.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 16

10. Kommagetallen in de basisschool

Bij kommagetallen denk je meestal aan geld. In het alledaags leven

kom je kommagetallen dan ook tegen als reken- of als meetgetallen.

Het lijkt voor de hand te liggen om geldcontexten te gebruiken voor

het verwerven van kerninzichten. Toch blijken die tekort te schieten.

In deze les staat een analyse van de leerlijn procenten centraal.

Bestudeer uit Van Zanten et al. (2014) de bladzijden 145-161.

11. Een les rond kommagetallen

Vandaag nemen we een kijkje in de klas. Juf van groep 8 introduceert

een context over een leerling die een prijs gewonnen heeft. De

leerling krijgt haar lichaamslengte in klinkende munten van 1

uitbetaald. Wat zijn de doelstellingen van deze les? Komen die terug

tijdens de interactieve lesmomenten? En: wat maakt procenten toch

zo moeilijk.

Bestudeer uit Van Zanten et al. (2014) de bladzijden 162-166.

12. Een vakdidactische terugblik op BKVP

De samenhang tussen verhoudingen, breuken, procenten en

kommagetallen komt onder andere bij het rekenen met

kommagetallen aan de orde. Deze samenhang is terug te voeren tot

de vakdidactiek van geleid herontdekken en de daarvan afgeleide

onderwijs-leerprincipes.

Bestudeer uit Van Zanten et al. (2014) de bladzijden 166–178 en

193-204.

Toetsing

Vaktoets (schriftelijke toets)

Op basis van 40 meerkeuzevragen en 4 antwoordmogelijkheden, wordt de toets als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5)

indien minimaal 67% van de vragen goed is beantwoord.

Vakopdracht (product)

Het product wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) als alle vastgestelde criteria als voldoende zijn beoordeeld.

Differentiatie naar hogere cijfers vindt plaats op basis van de mate waarin de verschillende criteria als goed worden

beoordeeld.

Studiemateriaal

Van Zanten, M., Bergh, J. van den, Brom-Snijders, P. van den & Hutten, O. (2014). Verhoudingen, procenten,

breuken en kommagetallen. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.

Oonk, W., Keijzer, R., Lit, S, den Engelsen, J. Lek, A. Waveren Hogervorst, C. & Barth, F. (2015). Rekenen-wiskunde

in de praktijk: Kerninzichten. Groningen: Noordhoff.

De tijdens de colleges behandelde onderwerpen, inclusief de bijbehorende presentaties en/of het ter beschikking

gestelde materiaal, maken deel uit van de toetsstof.

Voor de vakopdracht geldt aanvullende literatuur waarover nadere informatie tijdens de bijeenkomsten wordt

verstrekt.

Beschrijving van de vakopdracht

Je ontwerpt en ontwikkelt planmatig een groepsgerichte, interactieve, probleemgerichte rijke les binnen het domein

Breuken, Kommagetallen, Verhoudingen en Procenten (BKVP) voor je (stage)klas. Deze is opgezet volgens het idee van

‘geleid herontdekken’ en beantwoordt aan de uitgangspunten van de vakdidactische theorie van realistisch rekenen.

Voorts voorziet deze les tenminste in een inhoudelijk evaluatie-instrument. Bij de evaluatie van de les betrek je ook je

eigen aandeel bij het totstandkomen van de groepsgerichte interacties. Lukte het om de gewenste interacties van de

grond te krijgen en waarom wel of niet?

Mede op basis de van verkregen groeps- en zelfevaluatie ontwerp je een vervolgles die tot doel heeft om de kwaliteit

van de gewenste niveauverhoging verder te vergroten.

Ontwerp een rijke, groepsgerichte, interactieve, probleemgerichte rekenles BKVP op het niveau van je (stage)klas

met een evaluatie-instrument.

Voer deze les uit in je (stage)klas. Evalueer hoe de leerlingen (groepjes) het rijke rekenprobleem aanpakten en

analyseer de sterke en zwakke punten van de oplossingen van de leerlingen.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 17

Evalueer je ontwerp door een kritische analyse van je eigen aandeel bij het voorbereiden en totstandkomen van

de interactieve lesmomenten.

Maak een verbeterd ontwerp – een vervolgles op basis van de evaluaties van het eerdere lesontwerp – waarin je

concreet beschrijft welke leeractiviteiten je wenst uit te lokken met welke onderwijsactiviteiten van jouw kant.

Richt de verbeteringen op de interactieve lesmomenten en stel deze in het teken van (verdere)

niveauverhogingen met de uitgangspunten van de realistische vaktheorie en de leerlijnen van het domein als

leidraad.

Portfolioproducten

Het tenminste als voldoende beoordeelde eindproduct van de vakopdracht wordt door de student opgenomen in het portfolio.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 18

3.3 Titel: Engels

SIS omschrijving (deel)tentamens

Vaktoets Engels TS

Vakopdracht Engels PD

EV Engels (Apis test) TD

Inleiding

English is used throughout the world in international communication. Pupils encounter English regularly outside of

school via (social) media and personal contacts. To that end, it is important that we prepare pupils for a future in

which they feel at home with the English spoken and sung around them. English is compulsory in Dutch primary and

secondary education where it is taught as a lingua franca. It is the Pabo’s job to make sure its graduates are

sufficiently at home with English and are equipped with the necessary skills to teach appropriate lessons to the huge

variety of starting situations of the pupils in their classes.

Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?

Leerdoelen vaktoets:

Je bezit gevorderde gespecialiseerde kennis van het domein Engels in het basisonderwijs en kan deze illustreren

aan de hand van voorbeelden uit jouw praktijk.

Je bezit kennis en hebt begrip van enkele belangrijke actuele onderwerpen omtrent Engels in het basisonderwijs,

zoals Engels als lingua franca en de rol van ict en media.

Je kunt aangeven welke bijdrage het vak Engels levert aan het realiseren van de kerndoelen van het

basisonderwijs en hoe dit aansluit bij de kerndoelen voor Engels in de onderbouw van het voortgezet onderwijs.

Je kan belangrijke kenmerken benoemen van tweede- en vreemdetaalontwikkeling bij zowel jonge als oudere

leerlingen.

Leerdoelen vakopdracht:

Je bezit gevorderde gespecialiseerde kennis van het domein Engels in het basisonderwijs en kan deze illustreren

aan de hand van voorbeelden uit jouw praktijk.

Je kunt zelf leerzame en betekenisvolle activiteiten ontwikkelen en de door jou gemaakte keuzes verantwoorden

vanuit de didactische principes die ten grondslag liggen aan de vakdidactiek Engels.

Je bent in staat Classroom English flexibel in te zetten op i+1, afhankelijk van het niveau van de leerlingen.

Je bent in staat om jouw eigen Engels af te stemmen op de verschillende(taalleer)behoeftes van de leerlingen.

Je hebt gespecialiseerde kennis van CLIL in het basisonderwijs en kunt deze in praktijk brengen.

Je bent in staat om signalen die kunnen wijzen op spreekangst te herkennen en weet hier adequaat mee om te

gaan om zodoende spreekangst te minimaliseren.

Je kunt de leefwereld van het kind integreren in jouw les op adequate wijze door middel van ict-toepassingen.

Leerdoelen Aptis-toets eigen vaardigheid:

Je beheerst het Engels op tenminste ERK B2 voor mondelinge taalvaardigheid, luistervaardigheid en

woordenschat in relatie tot de specifieke context van het onderwijs (Classroom English).

Het programma – Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?

Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf

1. Background

We will study the reasons for introducing English in primary education

and the national requirements. We will also touch on how to deal with

multilingual young children.

Read Bodde-Alderlieste & Salomons (2018) chapter 1 and 2.

2. The four phase model – 1

This lesson will mainly focus on the first phase of the four phase

model for both younger and older children.

Read Bodde-Alderlieste & Salomons (2018) chapter 3.

3. The four phase model – 2

This lesson will focus on phase 2 of the four phase model and ways of

processing the input.

Scan: http://www.kbanijmegen.nl/doc/pdf/

Zicht_op_vroeg_vreemdetalenonderwijs.pdf

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 19

4. The four phase model – 3&4

Using examples we will look at output in the English classroom.

Read Bodde-Alderlieste & Salomons (2018) chapter 4.

5. CLIL & VVTO

In our final class we will focus on the phenomenon of VVTO and how

that generally leads into a form of CLIL.

Read Bodde-Alderlieste & Salomons (2018) chapter 5 and 6.

6. Coursebooks

The advantages and disadvantages of using coursebooks. We will look

at choir work and pair work and communicative games. We will also

investigate the transfer from primary to secondary education.

Read Bodde-Alderlieste & Salomons (2018) chapter 7 and 8.

7. CLIL

What is CLIL and what is the basic theoretical background? Cummins

quadrants.

Read Dale, Van der Es & Tanner (2011) chapter 1.

8. CLIL in practice

How does CLIL take shape in the primary school? What could a CLIL

lesson look like for older learners? Activating for CLIL.

Study Dale, Van der Es & Tanner (2011) chapter 2.

9. CLIL in practice

How could CLIL be taught with younger learners? Practical examples

and preparation. CLIL & vocabulary learning (BICS/CALP).

Study Dale, Van der Es & Tanner (2011) chapter 3.

Study Bodde-Alderlieste & Salomons (2018) chapter 10.

10. CLIL processing & producing

Guiding understanding / scaffolding in CLIL and encouraging

production of both language and content.

Study Dale, Van der Es & Tanner (2011) chapter 4.

11. CLIL assessment

How can you ensure you are evaluating both language and content

adequately in the primary classroom? The sinister 16 for learning

outcomes.

Study Dale, Van der Es & Tanner (2011) chapter 5.

Study Bodde-Alderlieste & Salomons (2018) chapter 9.

12. CLIL peer feedback

Toetsing

Vaktoets (schriftelijke toets)

This vaktoets comprises 40 multiple choice questions. The majority of these is aimed at the basic knowledge (Bloom =

remembering, understanding) of teaching English in primary school, but about 20 percent will be aimed at your own

skills in Classroom English. You need to pass 67% of the test (5.5) in order to pass. The first six lessons form the basis

for teaching English in primary education; it would, therefore, be logical to sit the “vaktoets” after completion of these

first six lessons.

Vakopdracht (product)

The assignment comprises a number of CLIL activities and a justification. You need to achieve at least 5.5 in order to

pass. The product will be graded with a rubric (see appendix).

Toets eigen vaardigheid Engels - Aptis test for teachers (toets digitaal)

This is a digital test which forms part of the national knowledge test for English. It comprises 2 parts (in this order):

1. Core test (grammar / vocabulary): 25 minutes.

2. Speaking test: 12 minutes.

The test will be carried out under examination conditions in a computer lab. The Core Test is adaptive, i.e. it is

different for everybody. The examinee sees the correct and incorrect answers immediately. For the speaking test,

students will be provided with a headphone with microphone that they will use to react to what they see or are asked

on their computer screens. There are 4 parts to this test:

1. Part 1: three questions on personal information.

2. Part 2: describe a photo and answer questions.

3. Part 3: compare two photos and answer two questions.

4. Part 4: answer three questions.

What students say is recorded and will be analysed by British Council examiners. The use of paper and pens is

permitted for the speaking test. No specific preparation is required, though we will pay some attention to it in class

time.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 20

Studiemateriaal

The following materials are essential for the “vaktoets”:

Bodde-Alderlieste, M. & Salomons, L. (2018). Engels in het basisonderwijs. (Meer dan de) kennisbasis

vakdidactiek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.

The topics studied in class and all materials also form an essential part of the tested materials.

The following materials are essential for the “vakopdracht”:

Dale, L, Es, W. van der and Tanner, R (2011). CLIL Skills. European Platform (this will be provided by your tutor).

The topics studied in class and all materials also form an essential part of the essential reading materials.

Beschrijving van de vakopdracht

In this assignment you will demonstrate an ability to design a well-planned series of CLIL lessons for your particular

target group, taking the relevant theory into account. You will prepare a series of at least 3 connected lessons for one

of your classes. The connection will be in terms of the content (the learning aims for the pupils) but also in terms of

teaching methodology (the choices you make in grouping and activating work forms). The aims, CLIL teaching

methodology and evaluation of learning must form a consistent whole i.e. your lessons should show some form of

alignment rather than being random activities. When designing your lesson series you should take into account what

you have learnt about second language acquisition and the specific pupils at your school. You must also ensure you

demonstrate how learning is visible in your lesson series i.e. at what times and how will you know the pupils have

achieved your lesson aims.

Product

You will plan your lesson series (minimum 3, maximum 6 lessons) and submit your initial plans for peer feedback

during one of our sessions (see session outline above). You will demonstrate how you have used the feedback

received in your final product, for example by mentioning how you adapted your lessons based on the feedback and

by including a scan of the written feedback from your peers. You will then prepare a vlog to justify your preparation of

these CLIL lessons for primary learners. Below you will find guidelines for organising your final vlog.

You will start by very briefly describing the school, the class and the pupils. Then you will describe the general aim

of the lesson series as a whole before describing the individual lesson outcomes and the outline of each lesson.

You will finish by justifying your choices in your lessons and demonstrating how pupil learning will be visible.

Describe the starting point, i.e. the school, the class (group 3, group 8), boy/girl ratio, class climate, language

background. Also note any children in the group who warrant particular attention and any expected difficulties

(skills, attitude, learning difficulties, repeat pupils).

Describe the pupils’ prior knowledge with regards to English and with regards to the particular CLIL subject(s)

chosen for your lesson series.

Link this to their psychological development (think of Bruner, Piaget, Kohnstamm).

Analyse the materials used for your lesson series and indicate what you have adapted, how and why

(chapter/course book, teaching method).

Briefly summarise the ‘flow’ of each lesson, including the activities (inductive, deductive, grouping), teacher role

and pupil role as well as how you pay attention to any particular pupil needs (what do you expect might cause

difficulties and how will you take this into account).

Analyse the choices you made when designing these lessons and explain why e.g link to the developmental phase

of the children. To what extent have you incorporated CLIL methodology and attention to second language

acquisition in these lessons? What changes did you make after feedback from your peers?

Include your complete lesson plans, peer feedback and example materials in appendix together with a link to the

vlog.

The video will be a maximum of 10 minutes and will be in English!

Beschrijving van de toets eigen vaardigheid (Aptis test)

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 21

The test will be carried out under examination conditions in a computer lab. The Core Test is adaptive, i.e. it is

different for everybody. The examinee sees the correct and incorrect answers immediately. For the speaking test,

students will be provided with a headphone with microphone that they will use to react to what they see or are asked

on their computer screens. There are 4 parts to this test:

Part 1: three questions on personal information.

Part 2: describe a photo and answer questions.

Part 3: compare two photos and answer two questions.

Part 4: answer three questions.

What students say is recorded and will be analysed by British Council examiners. The use of paper and pens is

permitted for the speaking test. No specific preparation is required, though we will pay some attention to it in class

time.

Portfolioproducten

Het tenminste als voldoende beoordeelde eindproduct van de vakopdracht wordt door de student opgenomen in het

portfolio.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 22

3.4 Titel: Motorische ontwikkeling

SIS omschrijving (deel)tentamens

Vaktoets Motor. ontw. Hands. TS

Vakopdr. Motor. ontw. BEWO PD

EV Motor. Ontw. Handschrift PD

Inleiding

Een kind op de basisschool ontwikkelt zich niet alleen op cognitief en sociaal gebied, maar zeker ook op het gebied

van de motoriek. Deze is te onderscheiden in twee soorten:

1. De grove motoriek: bewegen met het gehele lichaam. Een voorbeeld hiervan is koprollen. In de lessen

bewegingsonderwijs wordt aandacht besteed aan de grove motoriek.

2. De fijne motoriek: met name met de pols, handen en vingers. Een voorbeeld hiervan is schrijven. In de lessen

handschrift wordt aandacht besteed aan de fijne motoriek.

Grove motoriek; bewegingsonderwijs

Kinderen bewegen veel en graag. Dat zien we bijvoorbeeld op het schoolplein tijdens het buitenspelen van kleuters.

Het behouden van die actieve leefstijl is een belangrijke doelstelling van het vakgebied bewegingsonderwijs. Om dat

doel te bereiken, leren kinderen in het bewegingsonderwijs deelnemen aan een breed scala van

bewegingsactiviteiten, zodat ze een ruim ‘bewegingsrepertoire’ opbouwen. Dat repertoire bevat naast motorische

aspecten ook sociale vaardigheden. Leerlingen ervaren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en

spelvormen in aansprekende bewegingssituaties. Het gaat daarbij om bewegingsvormen als balanceren, springen,

klimmen, schommelen, duikelen, hardlopen en bewegen op muziek. Zo ook om spelvormen als tikspelen, doelspelen,

spelactiviteiten waarbij het gaat om mikken, jongleren en stoeispelen. Vanuit dit aanbod zullen kinderen zich ook

kunnen oriënteren op de buitenschoolse bewegings- en sportcultuur en de meer seizoengebonden

bewegingsactiviteiten. Voor bewegingsonderwijs zijn aparte kerndoelen geformuleerd: de leerlingen leren op een

verantwoorde manier deel te nemen aan de bewegingscultuur en de leerlingen leren samen met anderen op een

respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deel te nemen.

Binnen het curriculum van elke Pabo komt bewegingsonderwijs aan bod in de volgende programma’s:

Bevoegdheid groep 1 en 2. In het curriculum staat het verzorgen van bewegingsonderwijs aan kleuters in het

speellokaal centraal.

Bewegen in brede context. Hierbij komen bewegingsactiviteiten aan bod die op de basisschool naast de lessen

bewegingsonderwijs aangeboden worden. Denk aan activiteiten als sportdagen, schoolreisjes, spelen en bewegen

op het schoolplein en dergelijke.

De groepsleerkracht, als eerstverantwoordelijke voor het kind, dient over algemene, elementaire kennis van

bewegingsgedrag en ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar te beschikken. In deze collegereeks

zoomen we in op punt 1: de bevoegdheid groep 1 en 2.

De fijne motoriek; handschrift

De meeste kinderen willen graag al jong leren schrijven naast tekenen, soms zelfs hele ‘brieven’ in krabbels. Ze tonen

interesse in letters en tekens. Dat plezier in het tekenen en schrijven, waarbij de letters vaak nog omgedraaid worden,

is belangrijk om te behouden. Als onderwijsgevende is het van belang dat deze de kinderen leert schrijven in een

duidelijk leesbaar schrift. Het aanleren van een doelmatig schrift is een gestructureerd proces, voornamelijk in groep 3

en 4 als basishandschrift, met voorbereiding in groep 1 en 2. In groep 6, 7 en 8 vindt handschriftonderhoud plaats en

ontstaat onder begeleiding een vlot geschreven persoonlijk schrift vanuit het basishandschrift. Kennis over de

didactiek per fase is van belang. Aan de didactiek van het linkshandige schrijven en de verschillende visies m.b.t. het

vak, zal speciale aandacht worden besteed.

Het voorbereidend schrijven is op groep 1 en 2 gericht: grove en fijne motoriek, vormwaarneming,

ooghandcoördinatie en ruimtelijke oriëntatie. Tijdens het schrijfproces leert de kleuter spelenderwijs de juiste

schrijfhouding, pengreep, schrijfbeweging en papierligging aan. Geschikte materialen en activiteiten om met

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 23

schrijfbewegingen, letters en cijfers vertrouwd te raken, komen aan het bod. De kleuter ontwikkelt doorgaans een

voorkeurshand in deze periode, die belangrijk is voor de begeleiding.

Bij het aanvankelijk schrijven voor groep 3, 4 en 5 gaat het over de juiste materialen zoals papier met hulplijnen en het

soort pen en pengreep, schrijfhouding, schrijfbeweging en paperligging. De kleine en hoofdletters worden eerst los

aangeleerd, daarna volgen de verbindingen bij het methodeschrift. Ook leren de kinderen cijfers en leestekens. Het

Handschrift verkleint geleidelijk door de verbeterde fijne motoriek en de liniaturen met hulplijnen veranderen mee,

totdat ze afgebouwd worden. De kinderen hebben geleerd hoe ze hun schrift moeten neerleggen en geregeld moeten

opschuiven.

Het voortgezet schrijven in groep 6 t/m 8 is gericht op de ontwikkeling van een persoonlijk handschrift vanuit het

methodeschrift als basis. De regels voor een goed leesbaar persoonlijk schrift dienen toegepast te worden. Naast de

ontwikkeling van dit persoonlijke schrift, ligt de nadruk op temposchrijven en het aanleren van een goed blokschrift.

De toekomstige docent dient volgens de regels van het technisch schrijven te kunnen schrijven. Dit om vóór te kunnen

schrijven, gerichte uitleg en feedback aan de kinderen te kunnen geven en op tijd te kunnen ingrijpen bij problemen.

Een grondige eigen vaardigheid is daarbij beslist een voorwaarde. De voornaamste werkvorm tijdens de colleges is het

schrijven op verschillende ondergronden, op verschillende borden in methode- en blokschrift.

Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?

Leerdoelen vaktoets handschrift:

Je kent de fasen van voorbereidend, aanvankelijk en voortgezet schrijven en de didactische werkvormen daarbij.

Je kent de schrijfvoorwaarden als lichaamskennis, ruimtelijke oriëntatie, motorische ontwikkeling, oog-hand

coördinatie en lateralisatie.

Je hebt kennis van het schrijfproces: schrijfhouding, pengreep, schrijfbeweging, papierligging, linkshandigheid,

schrijfrijpheid en visuele discriminatie.

Je kent de criteria en vereisten om een handschrift te beoordelen op basis van kennis m.b.t. het schrijfproduct.

Je kent verschillende visies op handschriftonderwijs op de basisschool.

Leerdoelen vakopdracht bewegingsonderwijs:

Je kunt drie lesopzetten in samenhang ontwerpen en daarbij de leerlijnen en de doelen van de gekozen

bewegingsactiviteiten concreet beschrijven.

Je kunt de drie lesopzetten verantwoorden.

Je kunt jouw keuze met betrekking tot de organisatie- en groeperingsvormen verantwoorden.

Je kunt minimaal twee manieren van relevante leerhulp per activiteit beschrijven.

Je kunt de zelf gegeven activiteiten evalueren via de termen loopt ‘t, lukt ’t en leeft ‘t.

Je kunt een persoonlijke visie op bewegingsonderwijs verwoorden.

Leerdoelen toets eigen vaardigheid handschrift:

Je kunt leesbaar op bord en papier schrijven volgens de regels van het schrijven in methode en blokschrift.

Je kunt op jouw geschreven methode- en blokschrift op het bord reflecteren.

Je kunt drie kinderhandschriften (OB, MB en BB) beschrijven na analyse.

Het programma – Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?

Bijeenkomsten bewegingsonderwijs Jouw activiteiten vooraf

1. Bewegingsonderwijs ervaren

In deze bijeenkomst krijg je allereerst een uitleg van deze

collegereeks. Daarna gaan we in op de begrippen loopt het/ lukt het/

leeft het. Aan de hand van de organisatievorm ‘les vrij werken’

(actieve deelname van je) gaan we tot slot in op

veiligheidsmaatregelen en leerlijnen.

Je bestudeert Beenhakker, Gorissen, De Groot, Pals, Van Soest &

Touwen (2016) hoofdstuk 2 en paragraaf 8.2

Je bestudeert een artikel van de stichting consument en

veiligheid, zie: http://www.basislessen.nl/sites/default/files/

module_veiliger_bewegingsonderwijs.pdf.

2. De rol van de leerkracht Je bestudeert Beenhakker e.a. (2016) hoofdstuk 3.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 24

Aan de hand van een voorbeeldles ervaar je de verschillende rollen

van de leerkracht. We gaan in op de begrippen, de leerlijnen, een

goede instructie, groeperingsvormen (het maken van groepjes) en het

doordraaien in de organisatievorm ‘groepjesles’.

3. Bewegingsonderwijs en de ontwikkeling van kinderen

In deze les komen de verschillende visies op bewegingsonderwijs aan

bod, die we illustreren aan de hand van eigen voorbeelden. Daarnaast

gaan we een aantal activiteiten doen, waaronder tikspelen. Het

bewegen op muziek zal in deze bijeenkomsten ook aan bod komen Dit

doen we door middel van de organisatievorm ‘klassikale les’. We

oefenen daarbij weer met de leerlijnen en ook de motorische

ontwikkeling van kinderen komt aan bod.

Je bestudeert Beenhakker e.a. (2016) paragraaf 6.2.3 en 6.2.4.

4. Organiseren van bewegingsonderwijs

We bespreken aan de hand van gelezen artikelen veiligheid in een

kleuterles. Daarnaast gaan we aan de hand van activiteiten in op het

klaarzetten, de verschillende organisatievormen en het geven van een

goede instructie bij bewegingsonderwijs. De organisatievorm

‘groepjesles’ wordt hierbij weer uitgevoerd. Tevens gaan we in op

leerhulp waarbij in deze les met name de fysieke leerhulp wordt

geoefend. Begrippen als expliciet en impliciet worden besproken.

Je bestudeert Beenhakker e.a. (2016) hoofdstuk 7.

5. Onderlinge instructie (instructie, veiligheid, leerlijnen)

In les 5 of 6 voer je een activiteit uit, die je ook aan de kleuters in je

stage/werk hebt gegeven. Je krijgt hierop feedback van je

medestudenten. We bespreken de gedane activiteiten op

differentiatie en doelen in combinatie met bewegingsthema’s en

leerlijnen. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan bewegen in de

brede context: het schoolplein en energizers.

Je bestudeert Beenhakker e.a. (2016) hoofdstuk 10.

Voorafgaand aan de les heb je een les aangeboden, samen met

je mentor, aan een groep kleuters. Je bereidt deze activiteit uit

deze les opnieuw voor, ditmaal voor je medestudenten. Tevens

kun je onder woorden brengen wat je ervaringen zij op gebied

van loopt het en lukt het. Hierbij laat je de leerlijnen en de

veiligheid aan bod komen.

6. Onderlinge instructie (instructie, veiligheid, leerlijnen)

In les 5 of 6 voer je een activiteit uit, die je ook aan de kleuters in je

stage/werk hebt gegeven. Je krijgt hierop feedback van je

medestudenten. Tevens wordt er in deze les ook aandacht besteed

aan andere onderdelen van de brede context zoals bijvoorbeeld het

Zweeds renspel.

Je bestudeert Beenhakker e.a. (2016) hoofdstuk 10.

Voorafgaand aan de les heb je een les aangeboden, samen met

je mentor, aan een groep kleuters. Je bereidt deze activiteit uit

deze les opnieuw voor, ditmaal voor je medestudenten. Tevens

kun je onder woorden brengen wat je ervaringen zij op gebied

van loopt het en lukt het. Hierbij laat je de leerlijnen en de

veiligheid aan bod komen.

Bijeenkomsten handschrift Jouw activiteiten vooraf

1. Introductie vak handschrift

Waarom je schrijven krijgt. Schrijfontwikkeling van peuter tot kleuter,

introductie onderbouw, schrijfpatronen. Bewegingsfasen: slurffase,

lateralisatiefase, symmetriefase, asymmetrische fase.

Eigen vaardigheid: schrijfpatronen en methodeschrift, losse letters,

liniaturen, romp-, stok- en lusletters.

Voorbereidend schrijven

Schrijven in de onderbouw (Gr. 1 en 2), didactiek van het

voorbereidend schrijven. Grove en fijne motoriek, vormwaarneming/

visuele discriminatie, ooghandcoördinatie, ruimtelijke oriëntatie,

lichaamskennis, lateralisatie en schrijfrijpheid.

Eigen vaardigheid: schrijfpatronen, methodeschrift letters: hoofd- en

kleine letters.

Kijk de literatuur alvast in.

Print 'De Schrijfwijzer' tot en met bladzijde 105, zie MijnHvA.

Bestudeer Kooijman, Van Mierlo & Natzijl (2011) hoofdstuk 1 en

2.

2. Voorbereidend schrijven

Pengreep, zithouding, kennismaking schrijfmaterialen, schrijven,

schrijfhoek.

Eigen vaardigheid: methodeschrift woorden, liniatuur, verhoudingen,

op en neerhalen, letter- en woordspaties.

Maak 'De Schrijfwijzer' tot en met bladzijde 46.

Bestudeer Kooijman, Van Mierlo & Natzijl (2011) hoofdstuk 3.

3. Aanvankelijk schrijven

Schrijven in de middenbouw (gr. 3, 4 en 5), didactiek van het

aanvankelijk schrijven. Doelen voor jezelf en de leerlingen.

Schrijfmethoden. Liniaturen, lettervormen en verhoudingen,

onverbonden en verbonden schrift, kleine- en hoofdletters.

Doorlopende beweging, bewegingsvolgorde, breuken en lassen,

Maak 'De Schrijfwijzer' tot en met bladzijde 69.

Bestudeer Kooijman, Van Mierlo & Natzijl (2011) hoofdstuk 4.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 25

wisselende grootte, lage schrijfsnelheid, vervorming, romp-, stok- en

lusletters, onregelmatig schrift, onjuiste lettervormen, schrifthelling,

regelverloop, marges, letter- en woordspaties.

Schrijfproces: schrijfhouding, pengreep, schrijfbeweging,

linkshandigheid. Schrijfmateriaal en gereedschap.

Eigen vaardigheid: methodeschrift: zinnen, spaties en marges,

verbindingen; methode- en eerste blokschriftinstructies.

4. Voortgezet schrijven

Schrijven in de bovenbouw (gr. 6, 7 en 8), didactiek van het voortgezet

schrijven. Ontwikkeling persoonlijk handschrift. Temposchrijven. Blok-

en sierschrift. Kolommen, getallen, bladspiegel en lay-out.

Eigen vaardigheid: getallen en sommen, introductie blokschrift en

oefeningen op het bord. Oefenen in methode- en blokschrift.

Lees 'De Schrijfwijzer' bladzijde 70 tot en met 90.

Maak 'De Schrijfwijzer' bladzijde 91 tot en met 104.

Bestudeer Kooijman, Van Mierlo & Natzijl (2011) hoofdstuk 5 en

6.

5. Linkshandigheid

Didactiek. Onder- en boven de lijn schrijvers, papierligging en

schrijfrichting (helling van het schrift), materialen en gereedschappen.

Schrijfproblemen.

Proeftoets bordschrijven methode- en blokschrift. Cijfers en sommen

schrijven.

Evalueren op je schrijfwerk en feedback, reflectie daarop.

Bestudeer Kooijman, Van Mierlo & Natzijl (2011) hoofdstuk 7, 8

en 9.

Lees 'De Schrijfwijzer' vanaf bladzijde 104.

Breng een fotocamera mee voor foto 1 proeftoets.

Tonen en af laten tekenen van 'De Schrijfwijzer' met de

oefeningen op papier tot en met bladzijde 105.

6. Toets Eigen Vaardigheid

Voorbereiding: methode- en blokschrift op het bord schrijven a.d.h.v.

opdracht.

Bordfoto maken voor de Vaktoets Eigen Vaardigheid en Schrijfwijzer

tonen.

Bestudeer Kooijman, Van Mierlo & Natzijl (2011) hoofdstuk 10,

11 en 12.

Breng een fotocamera mee voor de toets eigen vaardigheid.

Toetsing

Vaktoets – onderdeel handschrift (schriftelijke toets)

Op basis van 40 meerkeuzevragen en 4 antwoordmogelijkheden, wordt de toets als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5)

indien minimaal 67% van de vragen goed is beantwoord.

Vakopdracht – onderdeel bewegingsonderwijs (product)

Het product wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) als alle vastgestelde criteria als voldoende zijn beoordeeld.

Differentiatie naar hogere cijfers vindt plaats op basis van de mate waarin de prestaties op de verschillende criteria als

goed worden beoordeeld.

Toets eigen vaardigheid – onderdeel handschrift (opdracht)

De opdracht wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) als alle vastgestelde criteria als voldoende zijn beoordeeld.

Differentiatie naar hogere cijfers vindt plaats op basis van de mate waarin de prestaties op de verschillende criteria als

goed worden beoordeeld.

Studiemateriaal onderdeel bewegingsonderwijs

Beenhakker, M., Gorissen, G., Groot, de, T., Pals, R., Soest, van, M., & Touwen, R. (2016). Bewegingsonderwijs met

kleuters. Van kennisbasis tot basiskennis. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.

o Hoofdstuk 2.

o Hoofdstuk 3.

o Paragraaf 6.2.3.

o Paragraaf 6.2.4.

o Hoofdstuk 7.

o Paragraaf 8.2.

o Hoofdstuk 10.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 26

Studiemateriaal onderdeel handschrift

Kooijman, E., Mierlo, M. van & Natzijl, C. (2011). Pak je pen. Handschriftontwikkeling in de praktijk. Rosmalen:

Cantal.

Kooijman-Thomson, E. () Schrijfwijzer.

o Bladzijde 1 tot 105.

De tijdens de colleges behandelde onderwerpen, inclusief de bijbehorende presentaties en/of het ter beschikking

gestelde materiaal, waaronder 'Pak je Pen' en het 'Kennen en kunnen' blad, maken deel uit van de toetsstof.

Beschrijving van de vakopdracht bewegingsonderwijs

Ontwerp op basis van literatuur (waaronder leerlijnen) en de vakcolleges een lessenserie van drie lessen voor

bewegingsonderwijs aan kleuters waarin je gebruik maakt van twee verschillende organisatievormen en twee

verschillende groeperingvormen. Je zorgt voor differentiatie binnen het aanbod van de activiteiten en formuleert

leerhulp per activiteit op minimaal twee manieren. Je onderbouwt je keuzes. Eén van deze lessen heb je gegeven en is

gefilmd. Je levert een videofragment van deze les in van max. 5 minuten. In het verslag onderbouw je daarnaast de

door jou gekozen organisatie- en groeperingsvormen, activiteitenkeuze, differentiatie, leerhulp en arrangementen. Je

beschrijft in je evaluatie van de gegeven kleuterles punten die goed waren en punten die beter kunnen een volgende

keer aan de hand van loopt ‘t, lukt ’t en leeft ‘t. Tot slot beschrijf je een persoonlijke visie op bewegingsonderwijs

(waarin je verwijst naar literatuur).

Stap 1:

Maak een lesopzet volgens format (mijnHvA) van drie verschillende lessen waarin je beschrijft welke

organisatievormen, activiteiten en groeperingsvormen je gaat gebruiken. In een les van de collegereeks krijg je hierop

feedback. Maak opdrachtenkaarten voor de schoolpleinactiviteiten volgens format. Ook op deze kaarten kun je

feedback krijgen tijdens de collegereeks.

Uitwerking vakopdracht:

Voorblad met naam, klas, datum en studentnummer.

Inhoudsopgave met onderstaande hoofdstukindeling en volgorde.

Korte inleiding met hierin een link naar een filmfragment van de gegeven les (maximaal 5 minuten), schooltype,

karakteristieken van de kleuterklas (grootte en bijzonderheden ten aanzien van bewegingsonderwijs: lokaal,

aantal lessen per week, vakleerkracht, werkwijze van de gymlessen).

1. Drie lesopzetten met verantwoording van de keuze van de activiteiten en de volgorde van de lessen (zie

beoordelingscriteria): je werkt minimaal twee bewegingsthema’s uit die je terug laat komen in alle drie de lessen.

De activiteiten, die je kiest naast deze twee bewegingsthema’s hoeven niet herhaald te worden, maar moeten

wel organisatorisch passend zijn en de keuze moet kort toegelicht worden. Als ondersteuning van deze opzet

verwijs je naar videobeelden.

2. Een verantwoording van de gekozen organisatie- en groeperingsvormen in de lessenserie aan de hand van een

afweging tussen de voor- en nadelen van deze vormen (zie beoordelingscriteria).

3. Voor de activiteiten uit de gekozen centrale bewegingsthema’s wordt op minimaal drie manieren leerhulp

concreet beschreven (zie beoordelingscriteria) en hierbij wordt verwezen naar videobeelden.

4. Een evaluatie van de gegeven les en de schoolpleinactiviteiten aan de hand van de vragen: ‘Wat ging er goed en

wat kan er beter?’ aan de hand van de termen loopt ‘t, lukt ’t en leeft’t (zie beoordelingscriteria).

5. Een persoonlijke visie (zie beoordelingscriteria).

Beschrijving van de toets eigen vaardigheid handschrift

1. Je neemt je Schrijfwijzer die tot p. 105 af is mee tijdens de laatste les. Je schrijft de voorbeeldteksten in methode-

en blokschrift op een schoon bord volgens de regels van het schrijven. Je fotografeert deze op duidelijke wijze

(totaalopname), één of meerder foto’s. Je plaatst de foto (‘s) in je verslag.

2. Je reflecteer kort en puntsgewijs op je handschrift voor het methode- en blokschrift.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 27

3. Je verzamelt een handschrift uit de onderbouw, een handschrift uit de middenbouw en een handschrift uit de

bovenbouw. Je zorgt voor duidelijke afbeeldingen van representatieve schoolhandschriften. Deze voorzie je van

een onderschrift: leeftijd en sekse. Onder iedere afbeelding van een handschrift staat een korte analyse. Je kunt

daarbij de regels van het schrijven, de kenmerken van de betreffende ontwikkelingsfase en didactische kennis

gebruiken. Je toont aan dat je theoretische kennis kunt toepassen.

4. Je levert je verslag als één bestand (voorzien van naam, klas en studentnummer) in via de Dropbox van het

studieonderdeel op MijnHvA.

Portfolioproducten

Het tenminste als voldoende beoordeelde eindproduct van de vakopdracht wordt door de student opgenomen in het

portfolio.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 28

3.5 Titel: Cultuurproject 3 SIS omschrijving

(deel)tentamens: Cultuurproject 3 PD

Inleiding

Iedereen is een drager van de cultuur waarin hij geboren is en waarin hij samen met anderen leeft. Als (aankomend)

leerkracht ben je een cultuuroverdrager pur sang. Het zelfbewust worden van jouw eigen cultuurdragerschap vormt

een belangrijke basis tot het professionele culturele zelfbewustzijn van de leerkracht. Je neemt jouw eigen culturele

bagage en identiteit daar in mee.

Met het oog op jouw ontwikkeling tot cultuurdrager binnen je rol als leerkracht neem je in jaar 1 en 2 deel aan

cultuurprojecten. Tijdens de cultuurprojecten onderzoek je je eigen beginsituatie over cultuur, verken je het culturele

veld aan de hand van excursies, bestudeer je het cultuureducatieve aanbod van culturele instellingen, begin je een

visie op cultuuronderwijs te ontwikkelen en maak je de vertaalslag naar cultuureducatieve activiteiten in je

stageschool.

Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?

Je bent je bewust van de wijze waarop je het vak van leerkracht gaat uitoefenen wordt beïnvloed door de context

en cultuur waarin je leeft.

Je kunt de inzichten en ervaringen die je hebt opgedaan in de cultuurprojectweek verbinden met theoretische

inzichten op het gebied van cultuuronderwijs.

Je kunt de ervaringen die je zelf hebt opgedaan in de cultuurprojectweek vertalen naar onderwijsactiviteiten voor

leerlingen basisonderwijs.

Je hebt je verdiept in de mogelijkheden die er zijn in een grootstedelijke context als Amsterdam om

cultuuronderwijsactiviteiten te verbinden aan het lesgeven aan bassischoolleerlingen.

Toetsing

In cultuurweek 3 werk je aan een product. De opdracht wordt beoordeeld aan de hand van beoordelingscriteria.

Aanwezigheid en actieve deelname tijdens de cultuurprojecten is onderdeel van de beoordeling.

Studiemateriaal

Heusden, B.P. van, Tans, J.P.M. & Rass, M.G. (2016). Cultuur², Basis voor cultuuronderwijs. Bussum: Uitgeverij

Coutinho.

Hoeven, M. van der, Jacobse, A., Lanschot Hubrecht, V. van, Rass, A., Roozen, I., Sluijsmans, L. & Vorle, R. van de

(SLO). Hoofdstuk 3: Copini, E., Dorsten, T. van & Ekster, W. (Kunsten, Cultuur en Media, Rijksuniversiteit

Groningen) (2014). Cultuur in de Spiegel in de praktijk. Een leerplankader voor cultuuronderwijs. Enschede: SLO

(nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling). Te downloaden via:

http://www.slo.nl/downloads/2014/cultuur-in-de-spiegel.pdf

Beschrijving van de opdracht

Informatie volgt via Brightspace.

Portfolioproducten

Het portfolio fungeert als reflectie-instrument. Hierin verzamel je alle als voldoende beoordeelde studieonderdelen

plus de bijbehorende feedback en beoordelingen. Je neemt het eindproduct van dit studieonderdeel, mits voldoende

beoordeeld, op in je portfolio.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 29

HOOFDSTUK 4. | De praktijk van het basisonderwijs SIS omschrijving (deel)tentamens Praktijk 2.1 TP / Praktijk 2.2 TP

Inleiding Praktijk 2.1

In de praktijk voer je activiteiten uit die bijdragen aan de ontwikkeling van je competenties. Deze ontwikkeling wordt

gedurende de hele stageperiode gevolgd aan de hand van de competentiematrix Leren lesgeven in de grote stad

(Amsterdam) van de Pabo HvA.

Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?

Je kunt een realistische planning maken voor de praktijkactiviteiten per blok en per dag.

In de communicatie met (jonge) kinderen sluit je aan bij hun taalniveau en belevingswereld.

Je bent in staat tot het plannen, voorbereiden, organiseren, verzorgen en evalueren van een lesdag in de

stagegroep met soepele overgangen tussen de verschillende (les)activiteiten.

Je kunt eigen onderwijsmateriaal ontwerpen en gebruiken als aanvulling op de lesmethode.

Je kunt (jonge) kinderen observeren bij hun spel met behulp van observatie-instrumenten.

Je hebt zicht op het registreren en analyseren van de ontwikkeling van de leerlingen (LVS van de school).

Je kunt flexibel inspelen op onverwachte gebeurtenissen in pedagogische en in didactische zin.

Je levert een bijdrage aan het pedagogisch klimaat in de klas, waarbij sprake is van overzicht en overwicht. Je kunt

de groep als geheel en subgroepjes daarbinnen aanspreken en aansturen op de taak.

Je kunt de gespreksvaardigheden benoemen die de mentor in een oudergesprek toepast.

Toetsing

Stagebeoordeling (toets praktijk).

De stage wordt beoordeeld aan de hand van criteria die zijn opgenomen in het beoordelingsformulier. De stage wordt

als voldoende (cijfer: 6) beoordeeld als aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en het vereiste aantal criteria

(volgens de normering op het beoordelingsformulier) met een voldoende is beoordeeld.

De beoordeling van de stage (de toekenning van het eindcijfer) wordt gegeven door de schoolopleider. De

beoordelingsprocedure is als volgt:

Aan het eind van blok 2.1 geeft de mentor een schriftelijke adviesbeoordeling door het beoordelingsformulier in te

vullen met onvoldoende, voldoende, goed of uitstekend. De mentor licht het advies mondeling toe in een gesprek met

jou en stuurt de adviesbeoordeling naar de schoolopleider. De schoolopleider is de examinator en komt op basis van

de adviesbeoordeling van de mentor (die in een gesprek met de student door de mentor is toegelicht), het eigen

lesbezoek en het daarop aansluitende gesprek met jou tot een eindbeoordeling, vult het beoordelingsformulier in en

geeft het cijfer.

Meer informatie over de praktijk en de beoordelingsprocedure is te vinden in de Praktijkgids 2019-2020.

Mogelijkheid tot versnelling van de stage

Voor deeltijdstudenten bij wie blijkt dat zij zeer goed tot excellent functioneren in de praktijk bestaat de mogelijkheid

tot versnelling van de tweede stage in een semester. Dat betekent concreet: versnelling van blok 2 of blok 4

(respectievelijk blok 1.2 en 1.4 in het 1e jaar en blok 2.2 en 2.4 in het 2e jaar) door de beoordeling hiervan éérder te

laten plaatsvinden. Om voor versnelling in aanmerking te komen moet de eerste stage van het betreffende semester

(dus blok 1.1 en 1.3) zijn beoordeeld met het cijfer 8 of hoger en de examinator moet toestemming geven voor een

versnelde beoordeling van de daaropvolgende stage.

De examinator bepaalt dit echter niet alleen: alvorens deze toestemming te kúnnen verlenen bespreekt zij/hij het

voornemen met de coördinerend schoolopleider en de instituutsopleider. De examinator onderbouwt het voornemen

op basis van de twee stagebeoordelingsformulieren uit het betreffende semester (dus het beoordelingsformulier van

het al beoordeelde blok en het beoordelingsformulier van het nog te beoordelen blok, bijvoorbeeld van blok 1.1 en

blok 1.2). Om hierover een geïnformeerd besluit te kunnen nemen staat het de coördinerende schoolopleider en de

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 30

instituutsopleider vervolgens vrij om nadere informatie te verzamelen, bijvoorbeeld door zelf een lesbezoek af te

leggen of dit te laten doen door een andere examinator. Pas na instemming van de coördinerend schoolopleider en de

instituutsopleider kan een versnelde beoordeling van de stage plaatsvinden. De versnelde beoordeling wordt

uitgevoerd door de examinator op een door haar / hem te bepalen moment.

Studiemateriaal

Praktijkgids 2019-2020.

Overzicht van de stageactiviteiten

Uitvoeren van ten minste drie gecompliceerde lessen: vakoverstijgend, verschillende leeractiviteiten,

differentiatie, op basis van verschillende didactische werkwijzen en leersituaties. De lesvoorbereidingen worden

voorgelegd aan de mentor ter goedkeuring.

In de lessen (dagdelen + gewone lessen) zit ten minste één lessenreeks van drie opeenvolgende lessen.

In de lessen zitten ten minste drie lessen waarbij gebruik wordt gemaakt van zelf ontwikkeld onderwijsmateriaal.

Verzorgen van ten minste drie voorbereide instructies aan individuele leerlingen die extra ondersteuning nodig

hebben.

Verzorgen van ten minste één dag onderwijs aan de hele groep.

Portfolioproducten

Het portfolio fungeert als reflectie-instrument. Hierin verzamel je alle als voldoende beoordeelde studieonderdelen

plus de bijbehorende feedback en beoordelingen. Je neemt de beoordeling van dit studieonderdeel, mits voldoende,

op in je portfolio.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 31

Inleiding Praktijk 2.2

In de praktijk voer je activiteiten uit die bijdragen aan de ontwikkeling van je competenties. Deze ontwikkeling wordt

gedurende de hele stageperiode gevolgd aan de hand van de competentiematrix Leren lesgeven in de grote stad

(Amsterdam) van de Pabo HvA.

Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?

Je kunt een volledige lesdag voorbereiden, uitvoeren en evalueren.

Je kunt gedifferentieerde instructies en verwerkingsopdrachten geven aan de groep.

Je kunt op basis van toets- en observatiegegevens de beginsituatie van de groep en van individuele leerlingen op

het gebied van taal en rekenen vaststellen.

Je zorgt voor een gedifferentieerde en uitdagende leeromgeving.

Je meet de opbrengst van zelf uitgevoerde (les)activiteiten en opdrachten, en je hebt gezorgd voor passende

vervolgactiviteiten.

Je begeleidt de groep, vanuit overzicht en overwicht, zowel pedagogisch als didactisch op stimulerende en

constructieve wijze.

Je kunt aan de hand van de toegepaste gespreksvaardigheden benoemen hoe de mentor in een oudergesprek

aanstuurt op samenwerking en dialoog met ouders.

Je neemt actief deel aan activiteiten en ontwikkelingen binnen de stageschool.

Je vraagt gericht feedback aan je begeleiders met het doel je onderwijs te verbeteren.

Toetsing

Stagebeoordeling (toets praktijk).

De stage wordt beoordeeld aan de hand van criteria die zijn opgenomen in het beoordelingsformulier. De stage wordt

als voldoende (cijfer: 6) beoordeeld als aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en het vereiste aantal criteria

(volgens de normering op het beoordelingsformulier) met een voldoende is beoordeeld.

De beoordeling van de stage (de toekenning van het eindcijfer) wordt gegeven door de schoolopleider. De

beoordelingsprocedure is als volgt:

Aan het eind van blok 2.2 geeft de mentor een schriftelijke adviesbeoordeling door het beoordelingsformulier in te

vullen met onvoldoende, voldoende, goed of uitstekend. De mentor licht het advies mondeling toe in een gesprek met

jou en stuurt de adviesbeoordeling naar de schoolopleider. De schoolopleider is de examinator en komt op basis van

de adviesbeoordeling van de mentor (die in een gesprek met de student door de mentor is toegelicht), het eigen

lesbezoek en het daarop aansluitende gesprek met jou tot een eindbeoordeling, vult het beoordelingsformulier in en

geeft het cijfer.

Meer informatie over de praktijk en de beoordelingsprocedure is te vinden in de Praktijkgids 2019-2020.

Mogelijkheid tot versnelling van de stage

Voor deeltijdstudenten bij wie blijkt dat zij zeer goed tot excellent functioneren in de praktijk bestaat de mogelijkheid

tot versnelling van de tweede stage in een semester. Dat betekent concreet: versnelling van blok 2 of blok 4

(respectievelijk blok 1.2 en 1.4 in het 1e jaar en blok 2.2 en 2.4 in het 2e jaar) door de beoordeling hiervan éérder te

laten plaatsvinden. Om voor versnelling in aanmerking te komen moet de eerste stage van het betreffende semester

(dus blok 1.1 en 1.3) zijn beoordeeld met het cijfer 8 of hoger en de examinator moet toestemming geven voor een

versnelde beoordeling van de daaropvolgende stage.

De examinator bepaalt dit echter niet alleen: alvorens deze toestemming te kúnnen verlenen bespreekt zij/hij het

voornemen met de coördinerend schoolopleider en de instituutsopleider. De examinator onderbouwt het voornemen

op basis van de twee stagebeoordelingsformulieren uit het betreffende semester (dus het beoordelingsformulier van

het al beoordeelde blok en het beoordelingsformulier van het nog te beoordelen blok, bijvoorbeeld van blok 1.1 en

blok 1.2). Om hierover een geïnformeerd besluit te kunnen nemen staat het de coördinerende schoolopleider en de

instituutsopleider vervolgens vrij om nadere informatie te verzamelen, bijvoorbeeld door zelf een lesbezoek af te

leggen of dit te laten doen door een andere examinator. Pas na instemming van de coördinerend schoolopleider en de

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 32

instituutsopleider kan een versnelde beoordeling van de stage plaatsvinden. De versnelde beoordeling wordt

uitgevoerd door de examinator op een door haar / hem te bepalen moment.

Studiemateriaal

Praktijkgids 2019-2020.

Overzicht van de stageactiviteiten

Uitvoeren van ten minste zes groepslessen, keuze/voorbereiding van de lessen onder begeleiding van de mentor.

In de lessen (dagdelen + gewone lessen) zitten ten minste twee lessenreeksen van drie opeenvolgende lessen.

In de lessen zitten ten minste drie lessen waarbij gebruik wordt gemaakt van zelf ontwikkeld onderwijsmateriaal.

Verzorgen van ten minste drie overige activiteiten. Dit zijn drie verschillende activiteiten die in overleg met de

mentor worden bepaald. Indien mogelijk: accent op leiding geven aan de groep (buiten school, op weg naar de

gymzaal, etc.).

Verzorgen van ten minste twee dagen onderwijs.

Een oudergesprek inhoudelijk en gesprekstechnisch voorbereiden.

Portfolioproducten

Het portfolio fungeert als reflectie-instrument. Hierin verzamel je alle als voldoende beoordeelde studieonderdelen

plus de bijbehorende feedback en beoordelingen. Je neemt de beoordeling van dit studieonderdeel, mits voldoende,

op in je portfolio.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 33

HOOFDSTUK 5. | Persoonlijke professionele ontwikkeling (PPO) 2.2 SIS omschrijving (deel)tentamens PPO 2.2 TM

Inleiding

Het lesgeven in een grootstedelijke context, met de superdiversiteit van de stad en die van haar inwoners, vraagt veel

van de kennis, vaardigheden en attitude van jou als leerkracht. Je moet ervoor zorgen dat kinderen goed onderwijs

krijgen in de verschillende vakgebieden, ervoor zorgen dat zij zich sociaal ontwikkelen in een groep en dat zij zich als

individu leren ontplooien en hun talenten kunnen ontwikkelen. Je krijgt als leerkracht hierdoor te maken met

dilemma's: in de interactie tussen jou en leerlingen, met ouders, collega's, de directeur en andere

onderwijsprofessionals. Omgaan met dilemma's vraagt van jou als leerkracht dat je weet waar je voor staat en dat je

eigen wijze keuzes kunt maken, die zijn gebaseerd op kennis, vaardigheden en een eigen visie op onderwijs en

onderwijzen. Tijdens de bijeenkomsten voor persoonlijke en professionele ontwikkeling (PPO) leer je je eigen

professionele handelen te verantwoorden, het maken van transfer, het ontwikkelen van eigenheid (waaronder een

eigen visie op onderwijs en het beroep leerkracht) en het zelf sturing geven aan je eigen leerproces. Het portfolio

fungeert hierbij als reflectie-instrument. In voorbereiding op de eisen waaraan LIO-bekwaamheidsgeprek aan het

einde van het tweede studiejaar zal moeten voldoen (PPO 2.4), zullen zelfevaluatie, casus en visieontwikkeling in dit

eerste semester ook al aan bod komen.

Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen?

Je kunt een eigen visie op onderwijs aan het jongere/ oudere kind verwoorden op basis van attitude, theorie en

ervaringen.

Je kunt de eigen ontwikkeling duiden aan de hand van de competentiematrix en verbinden aan theorie en jouw

ervaringen.

Je kunt aan de hand van visie, theorie en ervaringen reflecteren op jouw professionele ontwikkeling in de

beroepspraktijk en de studie.

Je kunt op basis van visie en reflectie meetbare en haalbare doelen formuleren voor studie en stage.

Je kunt een passende keuze maken voor de profilering jongere dan wel oudere kind en deze keuze

verantwoorden aan anderen.

Je kunt met medestudenten een professionele dialoog voeren.

Het programma – Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?

Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf

1. Het studieprogramma en nieuwe voornemens

Wat wordt er van je verwacht in studie en stage?

Kennismaken met de kerndocent.

Leerdoelen naar aanleiding van vorig studiejaar.

Studieplanning.

Afspraken over het PP-programma.

Je bestudeert de studiewijzer van dit semester.

Je neemt je leerdoelen, op basis van je ervaringen in studie en

stage in jaar 1, mee naar deze bijeenkomst.

2. Visieontwikkeling

In hoeverre kun jij je vinden in de visies van pedagogen?

Introductie op het PPO-gesprek 2.2.

Start maken met het visiestuk.

Koppeling tussen visie, leerdoelen en evaluatie v.v.

Je neemt je visiestuk uit jaar 1 door, en neemt dit mee naar de

bijeenkomst.

Denk van tevoren na hoe programmagericht of kindgericht jouw

visie is.

3. Stagevoorbereiding

Wat is de identiteit en onderwijsvisie van jouw nieuwe stageschool en

sluit die aan bij jouw onderwijsvisie?

Voorbereiding op de nieuwe stage.

Stagedoelen uit de praktijkgids in relatie tot jouw eigen

geformuleerde stagedoelen.

Je bestudeert de praktijkgids.

Zodra jouw stageschool bekend is, verdiep je je in de identiteit,

de onderwijsvisie en het beleid van de school door de website

van de school te bestuderen.

Tijdens de stage in dit semester maak je een filmopname van je

leerkrachthandelen tijdens een stageles.

4. De eerste ervaringen op de nieuwe stageplek

Welke ervaringen heb je tijdens de eerste stagedag opgedaan?

Technieken n.a.v. stage-ervaringen.

Intervisie of collegiale consultatie.

Het geven en ontvangen van feedback.

Visieontwikkeling.

Je neemt logboekaantekeningen mee van de eerste stagedag.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 34

5. Ervaringen met studie en stage

Koppelen van de ervaringen aan theorie en de competentiematrix.

Intervisie vervolg.

Zelfevaluatie.

Drie studenten hebben voor deze bijeenkomst een kort

videofragment opgenomen.

Eventueel bestuderen: een voorbeeld casus, te vinden op

MijnHvA.

6. Voorbereiding voortgangsgesprek

Is jouw ontwikkeling duidelijk zichtbaar in zelfevaluatie en visiestuk?

Zelfevaluatie over studie en stage.

Casusbeschrijving.

Visiestuk.

Voor het voortgangsgesprek dien je het portfolio te actualiseren

en bijtijds open te stellen voor de docent.

7. Terugblik op blok 1

Welke conclusies uit het eerste blok trek je en welke bijstelling moet

er in blok 2 volgen?

Intervisie vervolg.

Zelfevaluatie en leerdoelen.

8. Casusbeschrijving

Aan de hand van verschillende instrumenten gaan we in op het

schrijven van een casus voor het PPO-gesprek.

START.

Cyclus volgens Korthagen.

Voorbeelden.

Neem een beschrijving mee van een leerrijk moment uit je stage.

Dit kan een logboekbeschrijving zijn, een reflectie of een

filmopname.

9. Stage-ervaringen

Koppelen van de ervaringen aan theorie en de competentiematrix.

Intervisie vervolg.

Casus vervolg.

Zelfevaluatie.

Drie studenten hebben voor deze bijeenkomst een kort

videofragment opgenomen.

Vanaf deze bijeenkomst is het mogelijk om het PPO-gesprek ter

afronding van PPO 2.2 te voeren. Je kunt je hiervoor intekenen.

De benodigde stukken dienen een week van tevoren te worden

aangeleverd.

10. Vooruitblik tweede semester

We geven informatie over de keuzes voor het tweede semester en de

aanloop naar het LiO-bekwaamheidsgesprek.

Profileringskeuze.

LiO-bekwaamheidsgesprek.

LiO-stageschool en sollicitatie.

Neem je zelfevaluatie en casusbeschrijving mee naar de

bijeeenkomst.

11. Visiestuk

Op basis van de ervaringen en intervisies van het semester kijken we

naar een bijstelling van je visie.

Intervisie.

Ervaring met oudergesprekken.

Neem je visiestuk mee naar de bijeenkomst.

12. Klaar voor het PPO-gesprek?

Afronding van het semester met de laatste blik op de stukken.

Zelfevaluatie over studie en stage.

Casusbeschrijving.

Visiestuk.

Neem het document met de drie onderdelen daarin mee naar de

bijeenkomst.

Stel vragen op over jouw document waar je in de bijeenkomst

antwoord op wil.

Toetsing

Functioneringsgesprek (toets mondeling)

De toetsing vindt plaats middels een functioneringsgesprek met de kerndocent. Het portfolio (met al je verzamelde

voldoende opdrachten en beoordelingen) wordt hierbij als reflectie-instrument gebruikt. Voorafgaand aan het

gesprek actualiseer je je portfolio aan de hand van de aanwijzingen in de studiewijzer. De toets wordt als voldoende

beoordeeld (cijfer: 5,5) indien alle vastgestelde criteria als voldoende zijn beoordeeld. De toets differentieert naar

hogere cijfers op basis van de mate waarin de prestaties op de verschillende criteria als goed worden beoordeeld.

Studiemateriaal

Geen.

Toetsing

Aan het eind van het semester vindt een individueel functioneringsgesprek (20-30 minuten) en een beoordeling

plaats. Bij gesprek en beoordeling staan de volgende aandachtspunten centraal:

Reflectie op eigen handelen in de zelfevaluatie met behulp van de reflectiecyclus van Korthagen, (peer)feedback

en intervisie.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 35

Visie op onderwijs.

Dilemma aan de hand van een casus.

Analyse sterke kanten en ontwikkelpunten, op basis hiervan concrete, meetbare en haalbare leerdoelen

formuleren voor studie en stage. De leerdoelen zijn vertaald in concrete acties.

De keuze voor de specialisatie in het jonge of oudere kind en het formuleren van een visie op onderwijs voor deze

specifieke leeftijdsgroep.

Portfolio

Je bereidt je voor op het functioneringsgesprek door je portfolio te actualiseren en je portfolio uiterlijk een week

voorafgaand aan het functioneringsgesprek open te stellen voor de PPO-docent. Je neemt de volgende documenten in

je portfolio op:

Een recent overzicht van de studieresultaten in SIS.

De stagebeoordelingen.

Een overzicht van stage-activiteiten per periode.

De voldoende beroeps- en vakopdrachten (inclusief beoordeling).

Een zelfevaluatie waarin gereflecteerd wordt op de persoonlijke professionele ontwikkeling.

De competentiematrix waarop deze eigen professionele ontwikkeling in beeld wordt gebracht.

Zelfevaluatie

In de zelfevaluatie beschrijf je kernachtig en per competentiegebied (competentie 1, 2, 3 en 4) jouw professionele

ontwikkeling. Je schrijft op wat je leeropbrengst is geweest en hoe je tot deze leeropbrengst bent gekomen. Je let

daarbij op kennis (theorie), vaardigheden en attitude. Je laat hiermee zien dat je theoretische kennis en

praktijkervaring met elkaar kunt verbinden. In de zelfevaluatie verwijs je schuingedrukt naar deelcompetenties van de

competentiematrix. Je kunt je ontwikkeling met concrete voorbeelden en met documenten in je portfolio

onderbouwen. Als bijlage voeg je de competentiematrix toe, waarop je jouw professionele ontwikkeling realistisch in

kaart hebt gebracht. De reflectie op je professionele ontwikkeling is kritisch en analytisch en toont een aanzet tot een

cyclisch leerproces. Je beschrijft handelingsalternatieven en verbindt deze aan theorie. Ook beschrijf je een voorbeeld

hoe het vragen van feedback geresulteerd heeft in een versterking van jouw leerkrachthandelen en je beschrijft met

voorbeelden en aan de hand van theorie wat de eigen opvattingen, normen en waarden zijn met betrekking tot

klassenmanagement.

Ook benoem je in de zelfevaluatie jouw sterke kanten en ontwikkelpunten. Op basis hiervan formuleer je ten minste

twee leerdoelen (SMART), rekening houdend met persoonlijke keuzes, analyse sterke kanten en ontwikkelpunten

maar ook met de ontwikkeling van je competenties. De leerdoelen zijn vertaald in concrete acties.

De zelfevaluatie inclusief leerdoelen bestaat uit maximaal 3000 woorden. De zelfevaluatie is voorzien van een titel die

jouw persoonlijke professionele ontwikkeling van dit semester karakteriseert.

Let op: denk niet alleen aan het geleerde op de stage, maar leg ook een relatie tussen het geleerde uit

beroepsopdracht, vakopdrachten, lessen etc. en jouw ontwikkeling als leerkracht.

Portfolioproducten

Het portfolio fungeert als reflectie-instrument. Hierin verzamel je alle als voldoende beoordeelde studieonderdelen

plus de bijbehorende feedback en beoordelingen. Je neemt de beoordeling van dit studieonderdeel, mits voldoende,

op in je portfolio.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 36

HOOFDSTUK 6. | Praktische informatie

Inleiding

Dit hoofdstuk biedt een overzicht van alle belangrijke praktische informatie omtrent dit blok zoals de blokkalender, de

gebruikte literatuur en internetsites, het minimum taalniveau dat we hanteren, etcetera.

Opzet blok 1 en blok 2

Hieronder zie je in schema hoe dit blok verloopt: in de bovenste rij de weken van het blok, de rij eronder de

kalenderweek, de rij daaronder de begindatum van die week, dan de invulling, en tenslotte de toets- en/of

stageactiviteiten.

Belangrijke internetsites: http://rooster.hva.nl

Hier vind je het meest actuele rooster van jouw klas. https://start.mijnhva.nl/paginas/lecturer.aspx

Hier staat alle actuele informatie van de opleiding.

https://brightspace.mijnhva.nl

Hier staat alle actuele informatie van de verschillende vakken.

https://extranet.mijnhva.nl/nl/Paginas/default.aspx

Informatie van het stagebureau voor externen.

https://sis.hva.nl

Bekijk hier jouw studievoortgang.

https://stip.hva.nl

Je kunt STIP gebruiken bij alle vragen rond het zoeken, vinden en gebruiken van (wetenschappelijke en vak-)

informatie.

https://taaluniversum.hva.nl

Een online oefenmodule om je taalvaardigheid te verbeteren.

Belangrijke documenten (downloaden via Brightspace): Competentiematrix “Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)”.

Praktijkgids 2019-2020.

BLOK 1 2019-2020

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

36 37 38 39 40 41 42 43 44 45

02/09 09/09 16/09 23/09 30/09 07/10 14/10 21/10 28/10 04/11

17-09: eerste

stagedag

STAGEWEEK VT: ma t/m vr. DT: 1 dag extra

HERFST

TOETSWEEK.1 Stagebeoord. Beroepsopdr. Vakopdracht

TOETSWEEK 2 Thematoets Vaktoets Vaktoets

BLOK 2 2019-2020

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

46 47 48 49 50 51 2 3 4 5

11/11 18/11 25/11 02/12 09/12 16/12 06/01 13/01 20/01 27/01 PROJECTWEEK

STAGEWEEK VT: ma t/m vr. DT: 1 dag extra

TOETSWEEK.1 Stagebeoord. Beroepsopdr. Vakopdracht

TOETSWEEK 2 Thematoets Vaktoetsen Vaktoets Funct.gesprek

Herkans blok 1

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 37

Boekenlijst

Een overzicht van de verplicht aan te schaffen boeken voor het derde studiejaar vind je op deze website:

https://www.athenaeum.nl/studieboe

BSA-norm Bij onvoldoende studievoortgang na jaar 1 kan de opleiding een negatief bindend studieadvies (BSA) afgeven. In dat

geval zul je de opleiding helaas vroegtijdig moeten afbreken. Om zo’n negatief studieadvies te voorkomen moet je na

het eerste studiejaar in het bezit zijn van minimaal 50 studiepunten.

Taalniveau Voor een student aan de leerkrachtenopleiding basisonderwijs is het van belang een goede beheersing van het

Nederlands te hebben voor alle taalvaardigheden (spreken, gesprekken voeren, luisteren, lezen en schrijven). Van alle

studenten wordt verwacht dat zij het Nederlands beheersen op B2-niveau vanaf het einde van de propedeuse en op

C1-niveau aan het einde van de hoofdfase. Een beschrijving van deze taalniveaus vind je op

http://www.erk.nl/docent/niveaubeschrijvingen.

Vereist niveau einde propedeuse (taalniveau B2) Aan het eind van de propedeuse moet je het B2-niveau aantonen op de volgende taalaspecten:

1. Spreken (presenteren)

2. Gesprekken voeren

3. Schrijven

4. Lezen

5. Luisteren.

Je toont aan het eind van het eerste jaar, in blok 1.4, je B2-niveau aan in spreken, gesprekken voeren en schrijven

tijdens de volgende daartoe aangewezen opdrachten:

Schrijven: vaktoets Nederland 1.4 (schriftelijk), beoordeling door de docent Nederlands.

Spreken (presenteren) en gesprekken voeren: vaktoets Nederlands 1.4 (mondeling), beoordeling door de

docent Nederlands.

Deze opdrachten staan inhoudelijk beschreven in de studiewijzers per blok. De opdrachten worden beoordeeld met

beoordelingsformulieren voor schrijven, spreken en gesprekken voeren op B2-niveau. De beoordeling op taalniveau B2

staat los van de inhoud van de opdracht. Deze wordt apart beoordeeld. B2-niveau in luisteren en lezen wordt indirect

aangetoond, namelijk via het volgen van (hoor)colleges en het lezen van studiestof. Je toont het B2-niveau luisteren

en lezen aan door het behalen van de eerstejaarstoetsen. Bij deze taalonderdelen worden geen aparte

beoordelingsformulieren voor ‘taalgebruik’ gehanteerd.

Je krijgt de mogelijkheid gedurende het eerste jaar je taalniveau (zonodig) te ontwikkelen tot het vereiste B2-niveau.

In blok 1 en 2, semester 1, van de propedeuse worden – als onderdeel van het vereiste B2-niveau - alle

schrijfproducten van studenten taalontwikkelinggericht nagekeken met behulp van de Taalnorm Pabo-HvA (deze vind

je in een van de bijlagen bij deze studiewijzer). Gedurende dit blok kunnen de schrijfproducten nog niet op taal

worden afgekeurd. De student moet wel zijn groei kunnen aantonen op dit gebied.

Vanaf semester 2 van de propedeuse (en de hierop volgende studiejaren) worden alle schrijfproducten met de

taalnorm nagekeken en bij te veel fouten wordt het schrijfproduct met een onvoldoende beoordeling teruggegeven

aan de student. Dit is dan ook gelijk de eerste beoordeling en je moet in dat geval het verslag in zijn geheel herkansen.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 38

BIJLAGE 1. I Beoordelingsformulier DT Beroepsopdracht – Rijk leermiddel Pabo HvA 2019-2020

Student: Cijfer:

Studentnummer: Toetsdatum:

Klas: Docent:

A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee

1. Het leermiddel is voorgelegd aan medestudenten en de feedback is verwerkt. O O

2. Het leermiddel is gepresenteerd aan de groep. O O

3. Het leermiddel is getest in de stageklas. O O

4. Het verslag voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O

5. Bronvermeldingen en literatuurverwijzingen voldoen aan de APA-normen. O O

B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten)

Niet helemaal (1 punt)

Voldoende (2 punten)

Goed (3 punten)

1. De student brengt de leerbehoefte van de stageklas in kaart met behulp van een observatie, mindmap of een zelfgekozen instrument.

De student heeft de beginsituatie van de kinderen in kaart gebracht.

Deze beginsituatie is vertrekpunt voor het materiaal en de handleiding.

2. De student ontwerp een rijk en gedifferentieerd leermiddel en houdt daarbij rekening met de leer- en ontwikkelingsbehoeften en de belevingswereld van kleuters.

Het materiaal is geschikt voor kleuters (groep 1-2, 4 tot 6 jarigen).

In het materiaal komen diverse leerdoelen duidelijk naar voren.

In het materiaal zit 1 differentiatiemogelijkheid.

Het materiaal stimuleert een succesbeleving.

3. De student ontwikkelt materiaal dat aanzet tot ontdekkend en onderzoekend gedrag en dat aanzet tot actief leren.

Het materiaal zet aan tot ontdekkend en onderzoekend gedrag.

Het materiaal sluit aan bij de belevingswereld en ontwikkelingsbehoeften van kleuters.

Het materiaal leidt tot actieve leerervaringen.

Het is concreet materiaal dat kleuters zelf kunnen pakken en opruimen.

4. De student schrijft een handleiding waarin de doelgroep, de doelen en de didactische aanpak van het materiaal beschreven staan en waarin de theorie van ontdekkend en onderzoekend leren zichtbaar is.

Het doel van het leermiddel is aangegeven.

De differentiatiemogelijkheden zijn aangegeven.

De doelgroep is omschreven.

In de handleiding wordt een koppeling gemaakt tussen theorie en praktijk.

De didactische aanpak voor de leraar is duidelijk gemaakt.

5. De student heeft een reflectie op het gebruik van het leermiddel toegevoegd.

Er is gereflecteerd op het doel.

Er is gereflecteerd op de differentiatiemogelijkheden.

Er is gereflecteerd op de aansluiting bij de doelgroep.

Bonuspunt – Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is. De beoordelaar moet dit oordeel inhoudelijk toelichten.

C. Eindbeoordeling / cijfer

O Uitmuntend = 10 15 punten

O Zeer goed = 9 14 punten

O Goed = 8 13 punten

O Ruim voldoende = 7 11 – 12 punten

O Voldoende = 6 9 – 10 punten

O Net niet voldoende = 5 7 – 8 punten

O Onvoldoende = 4 5 – 6 punten

O Ruim onvoldoende = 3 3 – 4 punten

O Slecht = 2 1 – 2 punten

O Zeer slecht = 1 0 punten

D. Aanvullende feedback en opmerkingen

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 39

BIJLAGE 2. I Beoordelingsformulier DT Vakopdracht Nederlands – TV, TK & MT Pabo HvA 2019-2020

Student: Cijfer:

Studentnummer: Toetsdatum:

Klas: Docent:

A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee

1. Het verslag voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O

2. Bronvermeldingen en literatuurverwijzingen voldoen aan de APA-normen. O O

B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten)

Niet helemaal (1 punt)

Voldoende (2 punten)

Goed (3 punten)

1. De student beschrijft (op basis van de resultaten van het interview) de vorderingen beginnende geletterdheid van twee kinderen uit de stageklas.

Uit de portretten blijkt dat de student over voldoende kennis beschikt om de informatie uit het interview en eventueel het leerlingvolgsysteem over twee kinderen aangaande hun beginnende geletterdheid gedetailleerd en adequaat weer te geven.

2. De student analyseert (op basis van de uitgevoerde activiteiten) de vorderingen op het gebied van de tussendoelen taalbewustzijn en/of alfabetisch principe van twee kinderen uit de stageklas. Dit criterium telt dubbel.

Uit de portretten blijkt dat de student over voldoende kennis beschikt om de analyse over de vorderingen en prestaties van twee kinderen aangaande hun ontwikkeling van de tussendoelen taalbewustzijn en/of alfabetisch principe gedetailleerd en adequaat te beschrijven.

3. De student beschrijft mogelijke vervolgactiviteiten waarmee de ontwikkeling van de tussendoelen taalbewustzijn en alfabetisch principe bij deze kinderen kan worden gestimuleerd of verder geoptimaliseerd.

De student geeft deskundige aanwijzingen over de wijze waarop de ontwikkeling van de tussendoelen taalbewustzijn en alfabetisch principe van de kinderen geoptimaliseerd kan worden.

4. De student vergelijkt (op basis van de resultaten) de vorderingen van deze twee kinderen in de ontwikkeling van beginnende geletterdheid en in het bijzonder de ontwikkeling van de tussendoelen taalbewustzijn en/of alfabetisch principe.

De student trekt conclusies omtrent de prestaties van de kinderen op het gebied van beginnende geletterdheid en in het bijzonder de ontwikkeling van de tussendoelen taalbewustzijn en/of alfabetisch principe.

Bonuspunt – Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is. De beoordelaar moet dit oordeel inhoudelijk toelichten.

C. Eindbeoordeling / cijfer

O Uitmuntend = 10 15 punten

O Zeer goed = 9 14 punten

O Goed = 8 13 punten

O Ruim voldoende = 7 11 – 12 punten

O Voldoende = 6 9 – 10 punten

O Net niet voldoende = 5 7 – 8 punten

O Onvoldoende = 4 5 – 6 punten

O Ruim onvoldoende = 3 3 – 4 punten

O Slecht = 2 1 – 2 punten

O Zeer slecht = 1 0 punten

D. Aanvullende feedback en opmerkingen

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 40

BIJLAGE 3. I Beoordelingsformulier DT Vakopdracht Rekenen/Wiskunde BKVP Pabo HvA 2019-2020

Student: Cijfer:

Studentnummer: Toetsdatum:

Klas: Docent:

A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee

1. Het verslag voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O

2. Het ontwerp is uitgevoerd in de (stage)klas en het herontwerp is gebaseerd op de evaluatie. O O

3. Bronvermeldingen en literatuurverwijzingen voldoen aan de APA-normen. O O

B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten)

Niet helemaal (1 punt)

Voldoende (2 punten)

Goed (3 punten)

1. De student kan een groepsgerichte, interactieve, probleemgerichte rijke BKVP-les ontwerpen rondom een of meer kerninzichten van het domein BKVP afgestemd op de stagegroep.

De lesinhoud valt binnen het domein BKPV.

Er wordt in de les gedifferentieerd.

De les past bij de beginsituatie van de klas.

2. De student kan tijdens interactieve lesmomenten door parafraseren, scaffolding en feedback inspelen op verschillende oplossingen van (groepjes) leerlingen.

Er is gebruik gemaakt van denk stimulerende vragen.

De feedback sluit aan bij de gekozen oplossingsstrategieën.

Het parafraseren helpt kinderen om na te denken over hun oplossingsstrategie.

3. De student evalueert de ontworpen les op inhoudelijke en didactische leerdoelen en betrekt daarbij je eigen interactief handelen.

De leeropbrengsten zijn in kaart gebracht en geanalyseerd.

Er is bij de evaluatie gebruik gemaakt van inhoudelijke leerdoelen, didactische leerdoelen en het eigen handelen van de student.

4. De student maakt op grond van een uitvoerbaar herontwerp voor je stagegroep, gericht op niveauverhoging waarin je je onderwijsactiveiten telkens verbindt met verwachte leeractiviteiten.

Het herontwerp is gebaseerd op de evaluatie van de les.

5. De student maakt bij ontwerp en herontwerp aantoonbaar gebruik van de vaktheorie van realistisch rekenen en de leerlijnen van BKVP.

Context, model, formeel, geleid heruitvinden, mathematiseren en de principes van het realistisch rekenen worden op passende wijze ingezet bij de onderdelen B1, B2, B3 en B4.

Bonuspunt – Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is. De beoordelaar moet dit oordeel inhoudelijk toelichten.

C. Eindbeoordeling / cijfer

O Uitmuntend = 10 15 punten

O Zeer goed = 9 14 punten

O Goed = 8 13 punten

O Ruim voldoende = 7 11 – 12 punten

O Voldoende = 6 9 – 10 punten

O Net niet voldoende = 5 7 – 8 punten

O Onvoldoende = 4 5 – 6 punten

O Ruim onvoldoende = 3 3 – 4 punten

O Slecht = 2 1 – 2 punten

O Zeer slecht = 1 0 punten

D. Aanvullende feedback en opmerkingen

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 41

BIJLAGE 4. I Beoordelingsformulier DT Vakopdracht Engels Pabo HvA 2019-2020

Student: Grade:

Student number: Test date:

Class: Teacher:

A. Prerequisites Yes No

1. All supplementary materials have been included (lesson plans, materials, peer feedback, hyperlink). O O

2. (Classroom) English at B2 level minimum. O O

3. Het verslag voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O

4. Bronvermeldingen en literatuurverwijzingen voldoen aan de APA-normen. O O

B. Criteria Helemaal niet (0 punten)

Niet helemaal (1 punt)

Voldoende (2 punten)

Goed (3 punten)

1. De student bezit gevorderde gespecialiseerde kennis van het domein Engels in het basisonderwijs en kan deze illustreren aan de hand van voorbeelden uit de praktijk. Demonstrated in vlog / lesson plan.

2. De student kan zelf leerzame en betekenisvolle activiteiten ontwikkelen en de gemaakte keuzes verantwoorden vanuit de didactische principes die ten grondslag liggen aan de vakdidactiek Engels. Demonstrated in vlog & lesson plan.

3. De student is in staat Classroom English flexibel in te zetten op i+1, afhankelijk van het niveau van de leerlingen. Demonstrated in vlog & lesson plan.

4. De student is in staat om het eigen Engels af te stemmen op de verschillende (taalleer)behoeftes van de leerlingen. Demonstrated in lesson plan.

5. De student heeft gespecialiseerde kennis van CLIL in het basisonderwijs en kan deze in praktijk brengen. Demonstrated in vlog & lesson plan.

6. De student is in staat om signalen die kunnen wijzen op spreekangst te herkennen en weet hier adequaat mee om te gaan om zodoende spreekangst te minimaliseren. Demonstrated in vlog / lesson plan.

7. De student kan de leefwereld van het kind integreren in zijn les op adequate wijze door middel van ict-toepassingen. Demonstrated in lesson plan.

Bonuspunt – Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is. De beoordelaar moet dit oordeel inhoudelijk toelichten.

C. Eindbeoordeling / cijfer

O Uitmuntend = 10 21 punten

O Zeer goed = 9 19 – 20 punten

O Goed = 8 17 – 18 punten

O Ruim voldoende = 7 15 – 16 punten

O Voldoende = 6 13 – 14 punten

O Net niet voldoende = 5 11 – 12 punten

O Onvoldoende = 4 9 – 10 punten

O Ruim onvoldoende = 3 7 – 8 punten

O Slecht = 2 5 – 6 punten

O Zeer slecht = 1 0 – 4 punten

D. Aanvullende feedback en opmerkingen

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 42

BIJLAGE 5. I Beoordelingsformulier DT Vakopdracht Mot. Ontwikkeling - Bewo Pabo HvA 2019-2020

Student: Cijfer:

Studentnummer: Toetsdatum:

Klas: Docent:

A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee

1. In het verslag zijn foto’s/ videofragmenten opgenomen van zowel de les aan kleuters als de schoolpleinactiviteiten. O O

2. Het verslag voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O

3. Bronvermeldingen en literatuurverwijzingen voldoen aan de APA-normen. O O

B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten)

Niet helemaal (1 punt)

Voldoende (2 punten)

Goed (3 punten)

1. De student ontwerpt drie lesopzetten in samenhang en beschrijft de leerlijnen en de doelen van de gekozen bewegingsactiviteiten op concrete wijze.

De lesopzet is duidelijk, logisch, praktisch uitvoerbaar en loopt op van makkelijk naar moeilijker.

De doelen zijn per activiteit concreet geformuleerd.

De leerlijnen met bewegingsthema’s van iedere activiteit zijn vermeld.

2. De student verantwoordt de drie lesopzetten.

In de verantwoording wordt de samenhang op leerlijnen en bewegingsthema’s met de andere activiteiten uit de les en de andere lessen uit de lessenserie toegelicht.

3. De student verantwoordt de keuze van de organisatie- en groeperingvormen.

De keuzes voor de organisatie- en groeperingsvormen van de eigen lessenserie worden beargumenteerd.

Daarnaast worden deze vergeleken met de andere vormen en effecten en kwetsbaarheden vermeld.

4. De student beschrijft minimaal twee manieren van relevante leerhulp per activiteit.

De beschreven leerhulp is relevant en per activiteit beschreven. Het verslag bevat verschillende manieren van leerhulp.

5. De student evalueert de gegeven les.

Er worden zowel goede als minder goede punten vermeld in de evaluatie. De evaluatie is gekoppeld aan loopt ‘t, lukt ’t en leeft ‘t. Hierbij wordt verwezen naar één of meer videofragmenten/ foto’s.

Aan de hand van deze evaluatie worden suggesties voor een volgende keer beschreven.

6. De student verwoordt een persoonlijke visie op bewegingsonderwijs.

De visie is een logisch en onderbouwd verhaal met verwijzing naar literatuur.

De student beargumenteert dat bewegingsonderwijs een bijdrage levert aan de algemene ontwikkeling van de leerling, waarbij bewegen zowel als doel en als middel wordt ingezet.

Bonuspunt – Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is. De beoordelaar moet dit oordeel inhoudelijk toelichten.

C. Eindbeoordeling / cijfer

O Uitmuntend = 10 18 punten

O Zeer goed = 9 16 – 17 punten

O Goed = 8 14 – 15 punten

O Ruim voldoende = 7 12 – 13 punten

O Voldoende = 6 11 – 12 punten

O Net niet voldoende = 5 10 punten

O Onvoldoende = 4 8 – 9 punten

O Ruim onvoldoende = 3 5 – 7 punten

O Slecht = 2 2 – 4 punten

O Zeer slecht = 1 0 – 1 punten

D. Aanvullende feedback en opmerkingen

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 43

BIJLAGE 6. I Beoordelingsformulier DT Vakopdracht Mot. Ontw. – EV Handschrift Pabo HvA 2019-2020

Student: Cijfer:

Studentnummer: Toetsdatum:

Klas: Docent:

A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee

1. De Schrijfwijzer is t/m blz 104 gemaakt. O O

2. Er is een beschreven bord in Methode- en Blokschrift. O O

3. Het product is als één document ingeleverd. O O

4. Het verslag voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O

5. Bronvermeldingen en literatuurverwijzingen voldoen aan de APA-normen. O O

B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten)

Niet helemaal (1 punt)

Voldoende (2 punten)

Goed (3 punten)

1. De student schrijft leesbaar op bord en papier volgens de regels van het schrijven in methode- en blokschrift. Dit criterium telt dubbel.

Volgens model (voorbeeldbord) en regels van het schrijven is het volgende voldoende aantoonbaar: Methodeschrift

De helling van het schrift is consequent licht hellend en juist.

De vorm van de letters en het lettertraject kloppen.

De verhoudingen en letterhoogtes kloppen binnen de letters (romp-, stok- en lusletters).

Het schrift is consequent, per soort letter is het even groot.

De begin- en eindhalen zijn juist.

De verbindingen zijn juist.

De letterspaties zijn juist.

De woordspaties zijn juist. Blokschrift

De helling van het schrift is consequent rechtop en juist.

De vorm van de letters klopt.

De verhoudingen tussen de letters onderling en m.b.t. de liniatuur kloppen.

De letterhoogte en plaatsing kloppen.

Het lettertraject is juist.

De letterspaties zijn juist.

De woordspaties zijn juist. Algemeen

De lay-out op het bord is overeenkomstig het model, inclusief de regelplaatsing.

Het bord heeft een schone ondergrond en richel.

De contrastwerking en lijndikte van de letters zijn juist.

De regels zijn dun, onopvallend (krijtbord).

2. De student reflecteert op zijn geschreven methode- en blokschrift op het bord.

Voldoende aantoonbaar is dat sterke en minder sterke punten beschreven kunnen worden na analyse van het handschrift. Mogelijke oplossingen worden aangedragen.

3. De student kan drie kinderhandschriften (OB, MB en BB) beschrijven na analyse.

Drie voldoende representatieve handschriften voor een bepaalde ontwikkelingsfase (OB, MB en BB) zijn geselecteerd en toegevoegd met als onderschrift leeftijd en sekse.

Voldoende aantoonbaar is het toepassen van de theoretische kennis bij de handschriftanalyses a.d.h.v. de ontwikkelingsfase.

Bonuspunt – Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is. De beoordelaar moet dit oordeel inhoudelijk toelichten.

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 44

C. Eindbeoordeling / cijfer

O Uitmuntend = 10 12 punten

O Zeer goed = 9 11 punten

O Goed = 8 10 punten

O Ruim voldoende = 7 9 punten

O Voldoende = 6 7 – 8 punten

O Net niet voldoende = 5 6 punten

O Onvoldoende = 4 4 – 5 punten

O Ruim onvoldoende = 3 2 – 3 punten

O Slecht = 2 1 punt

O Zeer slecht = 1 0 punten

D. Aanvullende feedback en opmerkingen

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 45

BIJLAGE 7. I Beoordelingsformulier DT PPO 2.2 Pabo HvA 2019-2020

Student: Cijfer:

Studentnummer: Toetsdatum:

Klas: Docent:

A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee

1. De student heeft uiterlijk maandag 8.30 uur voorafgaand aan het gesprek het portfolio geactualiseerd. O O

2. De zelfevaluatie en leerdoelen zijn beschreven en het verslag voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O

3. Bronvermeldingen en literatuurverwijzingen voldoen aan de APA-normen. O O

B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten)

Niet helemaal (1 punt)

Voldoende (2 punten)

Goed (3 punten)

1. De student duidt de eigen ontwikkeling aan de hand van de competentiematrix en verbindt dit aan theorie en ervaringen.

De student verwoordt de eigen ontwikkeling tot leerkracht aan de hand van een zelfevaluatie en koppelt dit aan de producten uit zijn portfolio, aan de competentiematrix en aan theorie.

2. De student reflecteert aan de hand van visie, theorie en ervaringen op de professionele ontwikkeling in de beroepspraktijk en de studie.

De student beschrijft op gestructureerde wijze de reflectie op een leermoment en de conclusies daarvan gericht op leerkrachtgedrag.

3. De student kan uitleggen hoe en waarom hij bij een dilemma bepaalde keuzes heeft gemaakt.

De student beschrijft een dilemma uit de stage en beschrijft hierbij waarom er bepaalde keuzes zijn gemaakt (START).

4. De student formuleert op basis van visie en reflectie meetbare en haalbare doelen voor studie en stage.

De doelen zijn SMART geformuleerd en hebben betrekking op de inhoud van het toekomstig beroep leerkracht basisonderwijs.

De doelen zijn opgesteld op basis van de zelfevaluatie.

5. De student verwoordt een eigen visie op onderwijs aan het jongere / oudere kind op basis van attitude, theorie en ervaringen.

De student verwoordt de eigen visie op onderwijs op pedagogisch en didactisch gebied aan de hand van een geschreven visiestuk (max. 1000 woorden).

De student onderbouwt de eigen visie met theorie.

Bonuspunt – Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is. De beoordelaar moet dit oordeel inhoudelijk toelichten.

C. Eindbeoordeling / cijfer

O Uitmuntend = 10 15 punten

O Zeer goed = 9 14 punten

O Goed = 8 13 punten

O Ruim voldoende = 7 11 – 12 punten

O Voldoende = 6 9 – 10 punten

O Net niet voldoende = 5 7 – 8 punten

O Onvoldoende = 4 5 – 6 punten

O Ruim onvoldoende = 3 3 – 4 punten

O Slecht = 2 1 – 2 punten

O Zeer slecht = 1 0 punten

D. Aanvullende feedback en opmerkingen

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 46

BIJLAGE 8. | De taalnorm van Pabo-HvA

2019-2020 Studiewijzer DT 2 – 1e semester [blok 2.1 & 2.2] –DEFINITIEVE VERSIE 23-08-2019 – pagina 47

PROFESSIONEEL SCHRIJVEN

Pabo Hogeschool van Amsterdam

KENMERKEN VAN EEN PROFESSIONELE TEKST

Afstemming op doel De vormgeving van het schrijfproduct is conform de eisen (lay-out, spellingscontrole). De structuur van het product is afgestemd op het doel (bijv. adviseren, informeren, overtuigen).

Afstemming op publiek Het taalgebruik en de toon passen bij het publiek (bijv. formeel/informeel, populair/zakelijk).

Samenhang Zinnen en alinea’s zijn verbonden door verbindingswoorden en overgangszinnen. Verwijswoorden zijn correct. De gedachtelijn is logisch en consequent.

Woordgebruik en woordenschat Het woordgebruik is gevarieerd. De woordkeuze is correct. Voorzetsels en lidwoorden zijn goed gebruikt. De woordkeuze is passend bij het jargon uit het beroepenveld. Het betrekkelijk voornaamwoord is correct gebruikt (dat/wat, deze/die).

Spelling en grammatica De zinsbouw is correct, ook in langere, samengestelde zinnen. De spelling is correct.

Leesbaarheid Er zijn witregels, alinea’s en/of kopjes gebruikt. De structuur hiervan is logisch en bevordert de leesbaarheid. Interpunctie is correct gebruikt.