met symbolen van montessori woordbenoemen. lidwoord lidwoorden staan vóór een zelfstandig...
TRANSCRIPT
MET SYMBOLEN VAN MONTESSORI
WOORDBENOEMEN
LIDWOORD
Lidwoorden staan vóór een zelfstandig naamwoord.
Er zijn drie lidwoorden: • - de• - het (’t)• - een (’n)
ZELFSTANDIG NAAMWOORD
Je gebruikt ze voor:• (eigen)namen (dus bijv. Kiki of Wien )• Dieren• Plaatsen• Dingen• Gevoelens
Je kunt er meestal een lidwoord bij bedenken.
Bijv.: kat, huis, Nederland, bloem, Mina
OEFENEN
• http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Zelfstandig-naamwoord/Zelfstandig-naamwoord-1
BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het staat meestal tussen een lidwoord en een zelfstandig naamwoord in en geeft een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord aan (“versierwoord”) .
Bijv. : de rode jurk, de gekke en lieve kippen. Maar ook: De jurk is rood; De kippen zijn gek en lief
TELWOORD
Telwoorden zijn woorden die een aantal aangeven in een zin of een plaats in de rij.
Voorbeelden:• 1, 2, 1.003.201• Maar ook: eerste, vierde, driehonderd, laatste,
hoeveelste, veel, enige.
AAN HET WERK
NU jij:
Werkbladen voor
Yentl
Illyssa
Wien
WERKWOORDEN EN SOORTEN
• Werkwoorden zijn er in:
• Zelfstandige werkwoorden
• Hulpwerkwoorden
• Koppelwerkwoorden
Daarnaast zijn er scheidbare werkwoorden
ZELFSTANDIGE WERKWOORDEN
Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat er wordt gedaan (doe-woorden). Werkwoorden kunnen in een zin de handeling aangeven.
Voorbeelden van zelfstandige werkwoorden: doen, geven, nemen, hockeyen, voetballen, lopen, kletsen, slapen, gapen, schrijven, drinken, eten, gaan, zijn, worden,…
KOPPELWERKWOORDEN
Een koppelwerkwoord verbindt twee delen van een zin. Het koppelt het onderwerp met een naamwoordelijk deel en zegt iets over het onderwerp.
Bijvoorbeeld:• Hij heet Justin.• Hij is arts.
Er zijn negen koppelwerkwoorden: • zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken,
blijken en dunken en voorkomen.
Let op: Veel koppelwerkwoorden kunnen ook als een gewoon zelfstandig werkwoord voorkomen!
Voorbeelden:• 1a. De man schijnt eerlijk. • schijnt = koppelwerkwoord, want eerlijk zegt iets
over de man.
• 1b. De man schijnt met een schijnwerper.• schijnt = zelfstandig werkweoord, zegt niets over het
onderwerp (de man)
2a. Mijn vader is vijfenzestig jaar. • is = koppelwerkwoord, 65 jaar zegt iets over
mijn vader.
2b. Mijn vader is op zijn studeerkamer.• is = zelfstandig werkwoord, zijn studeerkamer
zegt niets over wat voor een vader het is.
HULPWERKWOORDEN
• In een zin ga je eerst op zoek naar het zelfstandig of koppelwerkwoord, alle andere werkwoorden in de zin zijn de hulpwerkwoorden. Het zijn 'de hulpjes'. De hulpwerkwoorden geven geen handeling aan in de zin. Er kunnen meerdere hulpwerkwoorden in een zin staan, maar er kan ook geen hulpwerkwoord in een zin staan.
• Voorbeelden:• Ik loop naar de stad. (geen hulpwerkwoord)• Ik ben naar de stad gelopen. • Ik heb altijd al willen vliegen.
SCHEIDBAAR WERKWOORD
Er zijn ook werkwoorden die je van elkaar moet scheiden als je ze in een zin gebruikt.
Bijvoorbeeld : • afwassen Wij wassen de kopjes af.• nakijken Niet vergeten je eigen werk na te kijken!
OEFENEN
•O
efe
nin
g: Z
elfsta
ndig
e w
erk
woord
en 1
- jufm
elis.n
l
VOORZETSEL
Voorzetsels kun je invullen op de volgende puntjes:...de kast...het schoolfeest
Voorbeelden:• In de kast, Op de kast, Achter de kast, Naast de
kast, Onder de kast, Bij de kast, Tijdens het schoolfeest, Na het schoolfeest, enz.
Let op scheidbare werkwoorden, zoals nakijken en opstaan, dit zijn geen voorzetsels!
• Filmpje over voorzetsels:
AAN HET WERK
• NU jij:
• Werkbladen voor
Adam
Danté
Derk
Illyssa
Jo’lynn
Kevin
Kiki
Max
Robin
Bijwoorden geven ook antwoord op waar? en wanneer?• Bijv.: Hij zit hier. (waar?)• Ik wil nu weg. (wanneer?)
Bijwoorden zijn ook woorden als: wel, toch, ook, nog, immers, niet, misschien
Bijwoorden zijn vraagwoorden als: waar, wanneer, waarom, waardoor, waarmee en hoe. (Verwar het bijwoord niet met het vragend voornaamwoord)
OEFENEN
• http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Bijwoord/Bijwoord-1-
TUSSENWERPSEL
• Tussenwerpsels zijn woorden die geen functie in de zin hebben.
• Je kan ze weglaten.• Een tussenwerpsel kan een uitroepzin zijn.• Bijvoorbeeld:• “Aha”• “Dat vind ik echt niet leuk, hoor!”• “Brrr, het waait hard.
VOEGWOORDEN
Voegwoorden zijn woorden die twee aparte zinnen aan elkaar voegen.
• Voorbeelden van voegwoorden zijn: Omdat, hoewel, zodat, tenzij, mits, terwijl, nadat,
ofschoon, als, maar, en etc…
• Voegwoorden staan meestal midden in de zin.
• Voor een voegwoord staat meestal een komma. Een voegwoord kan ook dus aan het begin van de zin staan.
• Voor het voegwoord of en en staat (meestal) geen komma.
OEFENEN
• http://www.nt2taalmenu.nl/grammatica4/voegwoorden/voegwoorden1.htm
AAN HET WERK
• Nu jij!
• Werkbladen voor:
Andreas
Danjel
Omar
Safia
Thijs
Mirna
Yanna
VOORNAAMWOORDEN
Er zijn 8 verschillende voornaamwoorden:
1 PERSOONLIJKE VOORNAAMWOORDEN
Zij worden gebruikt om personen en “het” als apart zinsdeel aan te wijzen:
Onderwerpsvorm (zinsontleding: onderwerp):• ik, jij/ je, hij, zij, het (als het apart zinsdeel is en door “dat” kan worden
vervangen), men, u, wij, jullie en zij (meervoud).
Voorwerpsvorm (zinsontleding: lijdend voorwerp of als meewerkend voorwerp ): mij (me,mij), jou (jij), u, hem, haar, het (zie hierboven), ons, jullie, hun, hen, ze
• Ik ga naar jou. • Jij gaat naar hem.• Hij gaat naar haar.• Wij gaan naar jullie.• Jullie gaan naar ons. • Zij gaan naar hen.• Ik geef hun het cadeau.• Ik geef de werkboeken aan henJuf Vivs stokpaardje: 'Hun' kan niet in de zin als onderwerp worden gebruikt! Ze gaan (en dus niet: 'Hun...')
2. BEZITTELIJKE VOORNAAMWOORDEN
• Zij duiden een bezit aan: mijn, jouw, zijn, haar, uw, ons/ onze, jullie en hun.
• mijn kamer• Geef de mijne eens terug!• Onze moeder • Dat is de jouwe! • jouw huis
• Let op: jouw schrijf je met een w als het een bezittelijk voornaamwoord is!!Het huis is van jou is zonder een w, omdat dit persoonlijk voornaamwoord is.
OEFENEN
• http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Bezittelijk-voornaamwoord/Bezittelijk-voornaamwoord-1
33. AANWIJZENDE VOORNAAMWOORDEN
• Zij wijzen iets aan: deze en dit (dichtbij) die en dat (veraf)
OEFENEN
• http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Aanwijzend-Voornaamwoord/Aanwijzend-voornaamwoord-1
4. VRAGEND VOORNAAMWOORDEN.
Vragende voornaamwoorden zijn: wie, wat , welke (welk) en wat voor (een). Ze staan heel vaak aan het begin van een vraagzin.
Voorbeelden:• Wie gaat er mee?• Wat ga jij vanavond doen?• Welke rol wil jij in de musical?• Wat voor vo-school kies jij?
OEFENEN
• http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Aanwijzend-Voornaamwoord/Aanwijzend-voornaamwoord-1
55. BETREKKELIJKE VOORNAAMWOORDEN.
De belangrijkste betrekkelijke voornaamwoorden zijn: die en dat.• Andere betrekkelijke voornaamwoorden zijn: wie, wat, hetgeen
en welk(e). Zij verwijzen ergens naar.
Een betrekkelijk voornaamwoord heeft betrekking op (verwijst naar) een woord dat er vlak voor staat (of woorden die er vlak voor staan) . Betrekkelijke voornaamwoorden staan aan het begin van een bijvoeglijke bijzin.
Voorbeelden:• Het boek dat ik van de schoolbieb heb geleend. (dat verwijst naar
het boek)• De verhalen die ik voor Taal moest schrijven. (die verwijst naar de
verhalen)• Hij is iemand, wie ik zoiets nooit zou toevertrouwen.• Dat is alles, wat ik wilde zeggen.
OEFENEN
• http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Aanwijzend-Voornaamwoord/Aanwijzend-voornaamwoord-1
6. ONBEPAALDE VOORNAAMWOORDEN.
• Zij gaan over iets of iemand, maar we weten niet precies waarover of over wie het gaat: iemand, iets, iedereen, niemand, etc.
• Verwijst naar iets vaags dus. Dat kunnen personen of dingen zijn.
• http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Aanwijzend-Voornaamwoord/Aanwijzend-voornaamwoord-1
7. WEDERKEREND VOORNAAMWOORD
Het wederkerend voornaamwoord komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord. Voorbeelden van wederkerende werkwoorden: zich schamen, zich ergeren, zich vergissen. Het zijn dus werkwoorden in combinatie met het woordje zich.
Het wederkerende voornaamwoord is eigenlijk dat woordje 'zich'. Het wederkerende vnw. verwijst naar de persoon die het onderwerp is. Het onderwerp komt nog een keer in een andere vorm terug.
Voorbeelden:Ik was me; Hij schaamt zich; Je ergert je; Wij vervelen ons.
Twijfel je? Verander het onderwerp in “Hij”. Als het werkwoord dan “zich” wordt, dan is het een wederkerend voornaamwoord.
OEFENEN
• http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Aanwijzend-Voornaamwoord/Aanwijzend-voornaamwoord-1
8. WEDERKERIG VOORNAAMWOORD
• http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Aanwijzend-Voornaamwoord/Aanwijzend-voornaamwoord-1
Het wederkerig voornaamwoord is elkaar en vormen van elkaar zoals: mekaar en elkander. Wederkerige vnw. verwijzen naar meer personen.
Dit is dus het makkelijkste voornaamwoord, je hoeft alleen elkaar, mekaar en elkander te onthouden.
Voorbeelden: Wij schudden elkaar de hand. We zien mekaar morgen nog.We hebben elkander al gezien. Tip: als je bang bent dat je de namen wederkerend en wederkerig door elkaar gaat halen. Onthoud dan het verzonnen woord: 'elkarig' want elkaar is altijd wederkerig!
OEFENEN
• http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Aanwijzend-Voornaamwoord/Aanwijzend-voornaamwoord-1
AAN HET WERK
• Werkbladen voor:
AllardBramJasperJenniferJustin LiamTimQuinnyQuintenRobbertSam
Klaar! Nu veeeeeeel oefenen!