monitor van de duurzame ontwikkeling · ta met tips voor het opstellen van een lastenboek. begin...
TRANSCRIPT
Monitor van deMonitor van deMonitor van deMonitor van deMonitor van deMonitor van deMonitor van deMonitor van de
DriemaandelijksDriemaandelijksDriemaandelijksDriemaandelijks│nr. 4nr. 4nr. 4nr. 4│Winter 2007Winter 2007Winter 2007Winter 2007
Duurzame OntwikkelingDuurzame OntwikkelingDuurzame OntwikkelingDuurzame OntwikkelingDuurzame OntwikkelingDuurzame OntwikkelingDuurzame OntwikkelingDuurzame Ontwikkeling
Agenda Iris 21Agenda Iris 21Agenda Iris 21Agenda Iris 21Agenda Iris 21Agenda Iris 21Agenda Iris 21Agenda Iris 21
Pragmatische diagnosePragmatische diagnosePragmatische diagnosePragmatische diagnose
Tips voor een goed lastenboekTips voor een goed lastenboekTips voor een goed lastenboekTips voor een goed lastenboek
BurgerparticipatieBurgerparticipatieBurgerparticipatieBurgerparticipatie
INHOUD
Dit tijdschrift is de vrucht van samenwerking tussen het Brussels Gewest en
de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Gewest (VSGB, vzw).
Het kan gedownload worden op de website www.vsgb.be
Nr. 2007/04 — winter 2007
Redactie: Philippe Delvaux, Christophe Ebermann, Julien Knoepfler, Philippe Mertens, Vincent Ramelot, Orlando Sereno Regis.
Lay-out Philippe Mertens.
Vertaling: Liesbeth Vankelecom. Revisie: Philippe Delvaux.
Coördinatie: Philippe Mertens. Verantwoordelijke uitgever: Marc Thoulen.
Adres: Aarlenstraat 53/4 - 1040 Brussel.
BLZ 2 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
Dossier: Agenda Iris 21
Begeleiding en follow-up van de projectoproep Agenda Iris 21 03
Pragmatische diagnose: basis voor een geslaagde Agenda 21 05
Participatie: een brug van privé-ruimte naar gemeenschappelijk goed 15
Tips voor het opstellen van een lastenboek 21
BLZ 3 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
Begeleiding en followBegeleiding en followBegeleiding en follow---up up up
van de projectoproepvan de projectoproepvan de projectoproep
vergaderde in november. Op
blz. 22 vindt u een eerste no-
ta met tips voor het opstellen
van een lastenboek. Begin
2008 zal er overigens een
model van lastenboek aange-
boden worden.
In 2008?
De begeleiding en de follow-
up van de projecten zal de
komende maanden voortgezet
worden. De Vereniging en
de STG zullen vier tot zes
thema-workshops organise-
ren voor de geselecteerde pro-
jecten, steeds in dezelfde
geest van constructieve aan-
pak en participatie. Voor de
heropstarting van de projec-
ten in het tweede semester
2008 komen er ook workshops
en begeleiding. Het precieze
programma van de activitei-
ten zal te gelegener tijde te
vinden zijn op de website van
de Vereniging www.vsgb.be
Philippe Mertens
« waarheid » te verkondigen,
maar in een opbouwende sfeer
ervaringen, goede praktijk-
voorbeelden, hulpmiddelen
uit te wisselen en tips te krij-
gen uit ervaringen van des-
kundigen en deelnemers. De
rode draad van beide voor-
middagen was een uiteenzet-
ting van externe consultants,
afgewisseld met uitwisselin-
gen met het publiek. De twee
studiebureaus die uitgenodigd
waren op de vergaderingen
« diagnose » en « participatie »
hebben een artikel geschreven
dat dieper ingaat op de be-
grippen die op de twee voor-
middagen aangesneden wer-
den. U vindt ze verder in dit
nummer.
Overheidsopdracht
Lokale Agenda 21
Op vraag van enkele deelne-
mers aan de workshops heeft
de Vereniging ook een werk-
groep Overheidsopdrachten
opgericht, die voor het eerst
S inds september 2007
staat de Vereniging in
samenwerking met de
Stichting voor de Toekomstige
Generaties (STG) in voor de
begeleiding en de follow-up in
het kader van de projectoproep
« Agenda Iris 21 ».
Enkele realisaties:
• een dag gewijd aan de be-kendmaking van de oproep;
• een workshop waar een boordtabel opgesteld werd
waarmee het verloop van een
project gevolgd kan worden;
• 3 thematische workshops:
diagnose / stand van zaken,
burgerparticipatie en trans-
versaliteit.
• een studiebezoek aan de stad Valenciennes;
• 2 opendeurdagen waar men
zijn vragen kon voorleggen.
Het doel van de thema-
workshops was niet de
BLZ 4 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
Valenciennes - 28 november 2007
Wij zullen dieper ingaan op dit studiebezoek in een volgend nummer van onze Nieuwsbrief-Brussel.
BLZ 5 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
Pragmatische diagnose:Pragmatische diagnose:Pragmatische diagnose:
grondslag van een grondslag van een grondslag van een
geslaagde Agenda 21 geslaagde Agenda 21 geslaagde Agenda 21 111
Onze eerste thema-workshop Agenda Iris 21
was gewijd aan de diagnose van een duurzaam
actieprogramma. De twee deskundigen die er
het woord namen, lichten deze essentiële
etappe toe en gaan dieper in op enkele aspecten
zoals het verzamelen van informatie, nuttige
hulpmiddelen of het inroepen van consultants.
BLZ 6 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
DDIAGNOSEIAGNOSE 21 21
1. Diagnose van een
agenda: conceptueel
kader
Hoewel het absoluut noodzakelijk
is de hier behandelde thematiek
van de pragmatische diagnose die
uitgevoerd moet worden in het
begin van een Agenda 21, in een
minimale context te plaatsen, hoe-
ven wij hier gezien de degelijke
basiskennis van onze lezers niet
in te gaan op de noodzakelijke ba-
sis om het thema goed te ver-
staan.
Zo zullen we ons hier niet toeleg-
gen op de definitie van duurzame
ontwikkeling - we gaan ervan uit
dat die voldoende gekend is - en
ook niet op de behoefte - unaniem
bekrachtigd in internationale
teksten - om deze thematiek op
het lokale niveau af te spiegelen,
via gedeelde engagementencatalo-
gussen, de « Agenda’s 21 ». 2
Er moeten echter vier vragen be-
antwoord worden, om de zin en de
draagwijdte van de pragmatische
diagnose op het gebied van Agen-
da 21 af te bakenen:
1. Waarom moeten we abso-
luut een diagnose opmaken
van een grondgebied waar-
van we de duurzame ontwik-
keling willen bevorderen?
2. Hoe kadert deze diagnose in
de opeenvolging van de etap-
pes waaruit een Agenda 21
traditioneel bestaat?
3. Waarom spreekt men van
een pragmatische diagnose?
4. Tot waar kan de diagnose
« gedeeld » worden? Met an-
dere woorden, waar kun-
nen we de “cursor” plaatsen
tussen diagnose en inven-
tarisering van de uitdagin-
gen (wat aan de basis ligt
van de strategie)?
Van bij de inleiding - maar meer
nog daarna, wanneer bepaalde
meer operationele uitdagingen
aangepakt moeten worden - heb-
ben wij de spots gericht, in de
vorm van kaders, op bepaalde
initiatieven onder impuls van de
Brusselse minister van Leefmili-
eu en Vervoer, via het program-
ma Agenda Iris 21, die de Brus-
selse gemeenten uitnodigen om
zich volop in de dynamiek van de
duurzame ontwikkeling te stor-
ten.
Waarom een diagnose?
Een vaak voorkomende fout bij
de bevolking (en zelfs bij bepaal-
de overheden) ligt in het feit dat
er gedacht wordt dat de bevorde-
ring van duurzame ontwikkeling
inhoudt dat men het huidige be-
leid « afvoert », om een heel nieu-
we manier van denken te intro-
duceren en territoriale strategie-
en in te voeren.
Dat gevoel wordt uiteraard hele-
maal niet bevestigd in de reali-
teit.
Als men « duurzaam wil den-
ken » heeft men effectief een
sterke kritische zin en zin voor
innovatie nodig, maar men moet
de duurzame ontwikkeling welis-
waar ook doen kaderen in een
dimensie van bestendigheid ten
opzichte van reeds bestaande re-
alisaties.
De onderliggende geest van
het begrip duurzaamheid im-
pliceert vaak niet zozeer de
creatie van aanbod om de
vraag los te weken, maar wel
het bieden van een antwoord
op een objectieve behoefte.
Het is grotendeels om die re-
den dat een Agenda 21 steeds
nauw verbonden is met het
grondgebied waarop hij be-
trekking heeft.
Uit wat net onderstreept
werd, volgt dat een Agenda
21 niet uitgewerkt kan wor-
den zonder een eerste fase
van beschrijving van het
grondgebied en inventaris
van het beleid dat er reeds
gevoerd wordt.
De geloofwaardigheid en de
doeltreffendheid hangen
daarvan af.
De globale diagnose krijgt
dus pas zin als de werkelijke
lancering van een Agenda 21
voorzien is, met wat dat ver-
onderstelt aan globaliteit.
De prioriteiten zijn niet de-
zelfde voor de tweede catego-
rie projecten die kaderen in
de procedure Iris 21.
Wat deze sectoriële projecten
betreft, kan een stand van
zaken namelijk wel een goed
vertrekpunt vormen, maar
men mobiliseert niet zoveel
middelen, noch behandelt
niet zulke ruime vragen als
wanneer echt te maken heeft
met de gemeentelijke strate-
gie met betrekking tot duur-
zame ontwikkeling.
1 Dit artikel is een samenvatting van een vorming die op 9 november 2007 gegeven werd, in het kader van de VSGB, door
twee consultants van Ramboll Management Brussels, Christophe Ebermann en Julien Knoepfler.
2 Over deze kwesties maar ook over verschillende andere punten die aan bod komen in dit artikel vindt u meer informatie in
een publicatie van Paul Vermeylen « Aménagement et urbanisme – L’agenda 21 des communes durables », ed. Ministère de
la région wallonne, Direction générale de l’Aménagement du territoire, du Logement et du Patrimoine, Namur 2006.
BLZ 7 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
Waar kadert de
diagnose in het proces
van de uitwerking van
een Agenda 21?
Ook al lijdt deze presentatie
onder enkele nuances in de
aanpak van andere specialis-
ten, wij hebben de gewoonte
genomen, in het advieskabi-
net waar de auteur van dit
artikel werkzaam is, om er-
van uit te gaan dat er 6 grote
fasen te onderscheiden zijn in
een Agenda 21 (zie onder-
staand schema).
De oprichting, binnen de be-
trokken gemeenschap, van
een kleine cel mensen die een
degelijke vorming hebben ten
aanzien van het begrip duur-
zame ontwikkeling en de
praktijk die daaruit voort-
vloeit, dat deze cel vervolgens
zelf de diagnose moet uitvoe-
ren of er de uitvoering door
een derde van nabij van vol-
gen (over deze uitdaging, zie
punt 4).
De definitie, binnen de kring
van de verkozenen, van alge-
mene waarden en doelstellin-
gen, waarover reeds consen-
sus heerst, vóór elke vorm
van arbitrage die verband
houdt met de uitstippeling
van de specifieke strategie
van de Agenda 21.
De mobilisering van zo veel
mogelijk actoren uit de ge-
meenschap, met name opdat
het zoeken naar gegevens
niet geremd zou worden, door
opmerkingen of tegenwerpin-
gen die verband houden met
het doel van de oefening.
De activering van de nationa-
le en internationale netwer-
ken van de betrokken ge-
meenschap, om - tijdens de
diagnose maar ook daarna -
de initiatieven rond vergelij-
king (benchmarking) te be-
vorderen, zowel op het niveau
van de beoordeling van de
resultaten als de beoordeling
van de maatregelen die geno-
men kunnen worden.
Van de latere fasen is er geen
enkele die niet op één of an-
dere manier voordeel zal ha-
len uit de diagnose. Of het nu
bij de uitwerking van
scenario’s, op het moment
van de uitstippeling van de
strategie, of op een operatio-
neler niveau is, als er een ac-
tieplan vastgelegd moet wor-
den, telkens als de kennis die
door de diagnose verworven
De diagnose maakt er deel uit
van de inleidende maatrege-
len ten aanzien van het ge-
heel. Naast deze vrij summie-
re vaststelling loont het ech-
ter de moeite om zich specifie-
ker vragen te stellen over de
stappen die gezet moeten
worden vóór de uitvoering
van de diagnose.
De maatregelen die vooraf-
gaan aan de diagnose zijn, ter
herinnering (en zonder ex-
haustief te willen zijn):
De 6 grote etappes
Engagement
Keuze van de strategie
Oriëntaties en scenario's
Diagnose
Uitvoering
Evaluatie
Herdefiniëring
W
A
A
R
D
E
Herdefiniëring
W
A
A
R
D
E
BLZ 8 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
werd, gemobiliseerd kan en
moet worden. Op voorwaarde
dat de diagnose regelmatig
geactualiseerd wordt, zal ze
ook dienen na de goedkeuring
van de Agenda 21, zijnde in
het stadium van de evaluatie
ervan.
Waarom spreken we
van een pragmatische
diagnose?
Om te beantwoorden aan de
definitie van diagnose
« duurzame ontwikkeling » en
meer bepaald nog (vanuit een
operationelere invalshoek)
van diagnose van Agenda 21,
kan de stand van zaken die
hier besproken wordt, alleen
georiënteerd en gericht zijn.
Bij de uitvoering moet men
niet alles meten, tellen, in-
ventariseren, op de schaal
van het grondgebied dat be-
studeerd wordt, zonder gren-
zen of exclusief. Men moet
pragmatisch blijven, gericht
op actie, naar oplossingen.
Een deel van de selectie via
deze « pragmatische verplich-
tingen » kan gebeuren op het
niveau van de thematieken.
Zo zal de voorkeur gegeven
worden aan echt duurzame
thema’s (zie punt 2), met uit-
zondering van de problema-
tieken die gekenmerkt wor-
den door de dimensie comfort
op korte termijn van de bevol-
king bij voorbeeld.
Een andere belangrijke di-
mensie van deze oriëntatie
vloeit voort uit de manier
waarop de gekozen materies
behandeld worden. Voor ieder
thema dient men er immers
naar te streven de spannings-
lijnen te bevoorrechten, de
factoren van dynamiek, de
pistes van synergie. Dat con-
stant zoeken veronderstelt
dat de verschillende luiken
van de openbare actie niet
volgens een overdreven ge-
compartimenteerde en statis-
tische aanpak behandeld wor-
den, maar de voorkeur te ge-
ven aan de benadering van
afzonderlijke problemen, ook
al is er het risico soms te ver-
rassen.
Tot waar moet de
diagnose gedeeld
worden?
Opdat een diagnose werkelijk
aanvaard zou worden en dus
dienen als hoeksteen voor de
latere uitwerking van de stra-
tegie, moet ze door iedereen
gedragen worden. Dat bete-
kent dat er een grote consen-
sus moet bestaan over de
vaststellingen die er gedaan
worden, niet alleen onder de
verkozenen, maar ook binnen
de administratie. Op het ni-
veau van de burgersamenle-
ving tot slot is het belangrijk
dat de voornaamste druk-
kingsgroepen zich hebben
kunnen uitdrukken, en zelfs
op een nog informeler niveau,
de bevolking, zo volledig mo-
gelijk.
Dat begrip van “co-productie”
en participatie werd als es-
sentieel beschouwd, maar
dan blijft de vraag in welk
stadium dit precies uitge-
voerd moet worden.
Moet de participatieve dimen-
sie ingevoerd worden van bij
het begin van het analysepro-
ces of is het verkieslijk twee
fasen te onderscheiden: parti-
cipatie in beperkte mate tot
de opstelling van een eerste
document en dan pas over-
gaan tot debat op basis van
deze tekst?
In werkelijkheid kan deze
vraag niet eenduidig beant-
woord worden. In de praktijk
zijn er twee manieren van
doen, zonder dat de ene beter
blijkt dan de andere. Het gaat
erom coherent te werk te
gaan zodra een van de alter-
natieven gekozen is.
Zoals we reeds suggereerden,
houdt de eerste oplossing in
dat er onmiddellijk gewerkt
wordt aan een gedeelde dia-
gnose.
Vanuit die invalshoek kan
men ervan uitgaan dat de di-
agnose af is wanneer de pro-
blematiek van het grondge-
bied duidelijk geformuleerd is
en gedeeld met de verschil-
lende deelnemers3. Op die
manier is het doel van de dia-
gnose niets minder dan de
formulering van enkele ma-
cro-uitdagingen (maximaal
een zestal), waaruit de strate-
gie rechtstreeks zal voort-
vloeien.
Het is echter ook mogelijk toe
ervan uit te gaan dat de dia-
gnose (daardoor soms bestem-
peld als « prediagnose ») een
taak is die voornamelijk bin-
nenskamers uitgevoerd wordt
en waarvan het enige resul-
taat aan “co-productie” onder-
worpen zal worden. Op die
manier kan de auteur van de
(pre)diagnose - groep interne
actoren van het bestuur of
derden (zie punt 4) geen
“uitdagingen” in de volle bete-
kenis van het woord formule-
ren. Hij kan enkel zo relevant
mogelijke vragen formuleren,
ten aanzien van de grote
hoofdstukken van het docu-
ment. Pas in een tweede fase
zal deze prediagnose werke-
lijk gedeeld worden, voorge-
legd aan de interactie van de
BLZ 9 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
verschillende partijen.
2. Onderdelen van
de diagnose
De samenstelling van de dia-
gnose kan vanuit twee invals-
hoeken bekeken worden, die
tegelijk apart staan maar el-
kaar ook aanvullen: het soort
materies dat bestudeerd moet
worden enerzijds en het soort
kijk op de zaken anderzijds.
De specifieke materies
die bekeken moeten
worden
Bij de uitvoering van de dia-
gnose stoten we op de organi-
satie van de materies. In dat
opzicht kan het redactieteam
zich verloren voelen tussen
twee extreme tendensen.
De eerste bestaat in het feit
dat er geen enkele categorie
gevormd wordt: zo zou men
van het ene thema naar het
andere vliegen, wat als ge-
vaar kan inhouden tot een
weinig bruikbaar document
te komen, maar ook en vooral
het risico zou inhouden per
ongeluk volledige stukken
van de gemeentelijk actie te
vergeten.
De tweede kan voortvloeien
uit het feit dat het doel van
3. Vermeylen, op. cit, blz. 50.
4. Het begrip « governance » is nauw verbonden met de bevordering van de duurzame ontwikkeling. Om haar toekomst
te vrijwaren mag een gemeenschap zich immers niet beperken tot het streven naar evenwicht tussen hun impact op
het leefmilieu, de economie en de menselijke relaties (de vraag « wat? »); op een nog ambitieuzer niveau moeten ze
hun aanpak van de openbare actie herzien, wat de gebruikte procedures betreft (de vraag « hoe? »). Zo wordt van de
overheid verwacht dat zij transversaler werken, transparanter, en principes toepassen zoals preventie, voorzorg en
rekening houden met de behoeften van de toekomstige generaties. Dat nieuw beleid vergt een actieve participatieve
democratie die de reeds bestaande representatieve democratie aanvult, zonder die uiteraard te vervangen. Het vergt
ook een grote inspanning voor sensibilisering en aanmoediging, die van iedere burger van jongsaf aan een volwaar-
dige actor maakt voor zijn toekomst en die van zijn medemens.
5 Op redactioneel vlak (plan van de diagnose) kunnen de contextuele diagnose en de diagnose van de realisaties ver-
ward worden. Dat betekent dat we ten opzichte van iedere behandelde thematiek achtereenvolgens de reeds bestaan-
de of exogene contextelementen moeten aanstippen enerzijds en de verwezenlijkingen anderzijds. De diagnose van de
actoren moet voor zichzelf behandeld worden, aan het einde van het document.
de gemeentelijke activiteit in
tientallen sectoriële catego-
rieën gesplitst wordt die over-
eenstemmen met de admini-
stratieve indeling in schepen-
ambten en diensten. In dit
geval is er het risico op over-
dreven opdeling van de mate-
rie, met als effect de vrucht-
bare toenaderingen waarvan
we reeds gesproken hebben,
in het gedrang te brengen, op
het moment van de noodzake-
lijke pragmatische dimensie
van de oefening.
Om te vermijden dat er tus-
sen deze twee extremen geba-
lanceerd moet worden, heeft
het studiebureau Ramboll
Management Brussels de ge-
woonte aangenomen een in-
deling in vijf thema’s voor te
stellen: de drie fundamentele
thema’s die gewoonlijk aan
duurzame ontwikkeling ge-
koppeld worden (leefmilieu,
economie en wederzijdse
steun), het gekruiste thema
territoriale ontwikkeling, ver-
voer en habitat en tot slot het
transversale thema governan-
ce.4
Als bijlage vindt men overi-
gens een voorstel van inde-
ling van de materies met be-
trekking tot duurzame ont-
wikkeling op basis van deze
architectuur met vijf vertak-
kingen. Men is uiteraard niet
verplicht om deze structuur
te volgen, maar het is nuttig
als men zich verloren voelt
tegenover het groot aantal
mogelijke domeinen.
Opeenvolgende
analyses van de
territoriale realiteit
Onder de generieke term van
territoriale diagnose gaan bij
Ramboll Management Brus-
sel in de realiteit drie geza-
menlijke diagnoses schuil: de
contextuele diagnose, de dia-
gnose van de realisaties en
tot slot de diagnose van de
wensen (of de diagnose van
de actoren)5.
De contextuele diagnose
Zoals de naam laat vermoe-
den, maakt deze eerste dia-
gnose het mogelijk de context
van het grondgebied te schet-
sen. Het is de gelegenheid om
een schets te maken van het
« basisgegeven » dat dit laats-
te kenmerkt, naast de acties
die recent door het team on-
dernomen werden.
Na enkele algemene overwe-
gingen (geografische ligging
van het grondgebied, geschie-
BLZ 10 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
denis, opvallende demografi-
sche kenmerken van de bevol-
king) wordt er sector per sec-
tor een beschrijving gegeven
van alle verschijnselen, vol-
gens een logica troeven/
zwakheden/mogelijkheden/
bedreigingen (SWOT).
Reeds in dit eerste stadium
moet men uitgaan van de in-
valshoek van duurzame ont-
wikkeling, in die zin dat de
verschijnselen die samenhan-
gen met dit soort bekommer-
nissen het meeste aandacht
dienen te krijgen.
De diagnose van de ver-
wezenlijkingen (en van
hun toegevoegde waarde)
De tweede blik die geworpen
moet worden op de realiteit
van het grondgebied, houdt in
dat men een overzicht maakt
van het beleid dat effectief
gevoerd wordt ten aanzien
van de verschillende activitei-
tensectoren van een publieke
gemeenschap. Dat veronder-
stelt dat de nodige aandacht
gaat naar de uitgevoerde
maatregelen, de geleverde
prestaties, ...
Bovenop een zuiver beschrij-
vende visie moet deze analyse
ook rekening houden met de
elementen van evaluatie die
op het moment van de dia-
gnose gedocumenteerd kun-
nen zijn. We denken hier aan
lessen die getrokken zijn, zo-
wel op objectief vlak (zowel
output, bv. frequentie van een
nieuwe buslijn, als outcomes
– bv. vlotter verkeer op het
tracé in kwestie). Wanneer
deze gegevens beschikbaar
zullen zijn, kunnen de ele-
menten die verband houden
met de perceptie van deze re-
alisaties door de burgers er
ook in opgenomen worden.
Nog meer dan dit het geval
was ten aanzien van de con-
text, is het belangrijk dat de-
ze diagnose van de realisaties
de gelegenheid zou zijn om
voorrang te geven aan proble-
men die betrekking hebben
op de duurzame ontwikkeling
van het grondgebied.
De diagnose van de
wensen (of diagnose van
de actoren)
De derde kijk op de duurzame
ontwikkeling van het grond-
gebied legt de nadruk op de
wil van de actoren om vooruit
te gaan. Verschillende indica-
toren van deze wil moeten
geanalyseerd worden:
• Men dient te beginnen met
een schets van de mogelijk-
heden van het grondgebied
in kwestie met betrekking
tot duurzame ontwikkeling,
en daarbij de nadruk leg-
gen op de meest recente.
• Vervolgens worden de grote strategische studies voorge-
steld die recent uitgevoerd
werden ten aanzien van
deze mogelijkheden: of zij
betrekking hebben op mobi-
liteit, huisvesting, tewerk-
stelling of ouderenzorg, om
maar enkele voorbeelden te
noemen, deze studie zal
vaak helpen om een beeld
te krijgen van het enthousi-
asme van de gemeenschap.
• Nog directer kan er een
hoofdstuk van de diagnose
van de wil gewijd worden
aan de visie op 10 jaar van
het grondgebied, zoals de
verkozenen dat zien. Die
visie hoeft uiteraard niet
perfect eenduidig te zijn; in
geval van verschillende
projecties kan men hier
materiaal vinden voor de
scenario’s die later uitgete-
kend moeten worden.
• Een interessant teken van
de ambitie van het grond-
gebied ligt ook in de uit-
eenzetting van de voorbeel-
den die uitgevoerd worden
door de overheid om van de
administratie een model te
maken op het gebied van
duurzame ontwikkeling.
Ook al kunnen sommige
acties reeds aangehaald
zijn in het kader van de
diagnose van de realisa-
ties, ze in dit stadium nog
eens kracht bijzetten on-
derstreept het engage-
ment.
• Tot slot kan een beschrij-
ving van de maatregelen
die genomen worden op het
vlak van governance, to-
nen dat de betrokken ge-
meenschap er ook naar ge-
streefd heeft de procedures
ivm duurzame ontwikke-
ling toe te passen. Er kan
daarbij bijzondere aan-
dacht geschonken worden
aan de beschrijving van de
ruimtes voor raadpleging
en participatie, op thema-
tisch (jeugdraad, …) of
sectoraal niveau (wijk-
comités).
6 Ramboll Management Brussels steunt op « SurveyXact », een bijzonder gebruiksvriendelijk programma voor het on-
line invullen van vragenlijsten.
BLZ 11 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
3. Inzameling, analyse
en communicatie: hulp-
middelen voor de dia-
gnose
De vraag met betrekking tot
de noodzakelijke hulpmidde-
len voor de diagnose wordt
niet zomaar gesteld, maar ten
aanzien van de drie grote
etappes ervan. Het zijn im-
mers afzonderlijke methodes
die gemobiliseerd worden
naar gelang men:
• de gegevens wil bundelen
die noodzakelijk zijn om
een goed beeld te krijgen
van het grondgebied;
• die gegevens wil gaan
analyseren, om trends
bloot te leggen en een oor-
deel te kunnen vellen;
• de resultaten die het ople-
vert en de analyses die
men gemaakt heeft, tot
slot wil bekendmaken en
delen.
Hulpmiddelen om
toegang te krijgen
tot de gegevens
Er moeten ook verschillende
hulpmiddelen gebruikt wor-
den om een realistische be-
schrijving van het grondge-
bied mogelijk te maken.
Maar bij iedere territoriale
diagnose zal een groot deel
van de tijd die gewijd wordt
aan de inzameling van gege-
vens werk « binnenskamers »
inhouden, dat erin bestaat
kennis te nemen van docu-
menten die vroeger door an-
deren opgesteld zijn. Funda-
menteel kunnen we vier grote
categorieën teksten onder-
scheiden op basis van twee
grote verschillen: de algeme-
ne en de sectorale teksten
enerzijds; de beschrijvende
teksten en de programmatek-
sten anderzijds. Zoals in elk
onderzoek vergt deze confron-
tatie van verschillende ge-
schriften vanwege de redacto-
ren van de diagnose dat ze ze
allemaal behandelen zoals ze
zijn, daarbij de context goed
voor de geest houdend waarin
ze geschreven zijn, om tel-
kens hun graad van betrouw-
baarheid in te schatten
(precisie van de cijfers, even-
tuele risico’s van oriëntatie of
partijdigheid, …).
Een tweede belangrijke bron
zijn natuurlijk de persoonlij-
ke contacten. Deze halfopen
ontmoetingen moeten op een
evenwichtige manier verlopen
tussen interne actoren en ex-
terne observatoren. Bij de
eerste merken we overigens
een verschil tussen de verko-
zenen en het personeel van de
administratie.
In bepaalde gevallen wordt de
formule van het bilateraal
onderhoud opzij geschoven
voor het participatief semina-
rie of de focusgroep. Dat kan
bij voorbeeld het geval zijn
wanneer het beleid gedecen-
traliseerd wordt in afzonder-
lijke geografische sectoren.
Dan is het nuttig om de
standpunten van de verschil-
lende lokale verantwoordelij-
ken met elkaar te confronte-
ren.
Waar het gaat om externe
observatoren, kan het inte-
ressant zijn om in eenzelfde
zaal verschillende verenigin-
gen samen te brengen die bij
hypothese de publieke actie
aanvullen.
Tot slot zijn bepaalde mate-
ries geschikt voor enquête: op
een traditionele manier
(telefoon) of aan de hand van
de nieuwe technologieën6
geeft de enquête een idee van
de opinies of gebruiken van
een groot aantal mensen.
Instrumenten voor de
analyse van de realiteit
Zodra de voornaamste vast-
stellingen met betrekking tot
het grondgebied gebundeld
zijn, moet de analyse van die
gegevens aangevat worden, in
het vooruitzicht van de actie.
Enkele instrumenten kunnen
daartoe nuttig zijn.
• De SWOT-analyse
(Strengths-Weaknesses-
Opportunities-Threats) is
een handig instrument
voor grafische voorstelling
(verdeling van de ruimte in
vier sectoren), waarmee
men op basis van een
schets van de situatie de
sterke en zwakke punten
van een organisatie kan
inventariseren. De SWOT-
analyse maakt het ook mo-
gelijk de elementen te on-
derscheiden die de toe-
komst van de bestudeerde
organisatie kunnen beïn-
vloeden; er zit een prospec-
tief aspect in.
• Iedere problematiek die
maar een beetje origineel
is, kan aanleiding geven
tot de opstelling van twee
soorten logische bomen:
een oorzakenboom ener-
7 Dezelfde keuze werd gemaakt in de mondelinge versie van deze uiteenzetting, in die mate dat aan de participatie een
hele workshop gewijd werd.
BLZ 12 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
zijds en een probleemboom
anderzijds. Beide zijn de
uitdrukking van causale
verbanden die gedeeltelijk
(de oorzaken) naar boven
toe van het verschijnsel
liggen en gedeeltelijk (de
problemen) naar beneden
toe. De grafische voorstel-
ling van deze aaneenscha-
kelingen verduidelijkt de
bestudeerde problematiek
binnen een logische keten.
Dit zal uiteraard een kost-
baar instrument zijn op
het ogenblik van de defini-
tie van de strategie, zijnde
de uitdagingen waaraan
prioritair gewerkt moet
worden.
• Tot slot is het sterk aanbe-
volen, om de diagnose een
dimensie van evolutiviteit
te geven, te werken aan de
« marges van vooruitgang »
die omschreven worden
door de gemeenschap ten
aanzien van het beleid dat
gevoerd wordt. Dit gebeurt
in thematische seminaries
van een vijftiental perso-
nen en is een gelegenheid
om de betrokken ambtena-
ren aan te moedigen om
zich een beeld te vormen
van de mogelijke ontwikke-
ling van een bepaald aan-
tal reeds bestaande acties.
Om deze oefening een
maximale impact te geven
kan het interessant zijn
deze beoordeling te doen
telkens ten aanzien van
vier of vijf dimensies van
duurzame ontwikkeling,
zoals in Frankrijk bij voor-
beeld de nationale strate-
gie van duurzame ontwik-
keling voorstelt.
Instrumenten voor com-
municatie
De opstelling van een agenda
is ook een gedroomde gele-
genheid voor een gemeen-
schap om te communiceren en
met de medeburgers. Die uit-
daging moet dus heel profes-
sioneel aangepakt worden,
zowel op het vlak van compe-
tentie als budget. Wegens
plaatsgebrek gaan we hier
niet in op dit punt.7 We stip-
pen enkel aan dat zoals iede-
re etappe van de agenda de
diagnose een overdracht van
informatie kan zijn, van de
meest unilaterale (gewone
mededeling « top-down ») tot
de meer participatieve
(burgerforums), over verschil-
lende vormen van raadple-
ging over vooraf afgebakende
punten. Telkens moeten alle
beschikbare dragers gebruikt
worden, om ieder te kunnen
bereiken.
4. De diagnose
als project
De bovenstaande beschouwin-
BLZ 13 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
gen stellen de pragmatische
diagnose voornamelijk voor
vanuit de invalshoek van de
doelstellingen, de inhoud en
de instrumenten. Volledig-
heidshalve moet de operatie
in dit besluit ook als het pro-
ject voorgesteld worden, met
wat dat inhoudt op het vlak
van organisatie, supervisie of
planning.
In elk geval een project-
cel
Welke keuze ook gemaakt
wordt op het vlak van het in-
roepen van een derde (infra),
de Agenda 21 moet berusten
op een permanent operatio-
neel team, ook al is dat soms
maar één persoon.
Die persoon kan gekozen wor-
den binnen reeds aanwezig per-
soneel van de administratie, bij
voorkeur binnen een dienst die
gewoon is aan de inzet van mi-
lieubescherming.
In de Brusselse gemeenten
wordt deze taak meestal toe-
vertrouwd aan de milieucoördi-
nator of de mobiliteitsadviseur.
In bepaalde plaatselijke bestu-
ren is duurzame ontwikkeling
reeds een echte dienst of een
departement, wat voordelen
inhoudt.
Bepaalde gemeenten opteren
voor de aanwerving van een
nieuw personeelslid voor de
Agenda 21. Die aanpak kan
voordelen bieden, aangezien
deze aanwerving de gelegen-
heid kan zijn om heel specifieke
eisen op te nemen in het ge-
zochte profiel.
Aan de andere kant heeft deze
oplossing als nadeel dat de ver-
antwoordelijkheid van de dia-
gnose toevertrouwd wordt aan
iemand die, zonder noodzake-
lijk van buiten het grondgebied
te zijn, het in ieder geval voor
wat de administratie betreft
wel is. Deze nieuwigheid kan
een rem vormen op het niveau
van de vertrouwensrelatie, die
noodzakelijk is.
Zuiver intern of met
externe consultants?
Ten aanzien van andere types
opdrachten met een zekere
techniciteit, is de vraag - in
het bijzonder waar het gaat
om kleine administraties - of
de diagnose (en ruimer, de
hele Agenda 21) strikt intern
gebeurt, dan wel of de opera-
tionele uitvoering extern zal
gebeuren.
De ervaringen terzake in ver-
schillende landen in geven
een genuanceerd antwoord op
deze vraag.
Er zijn tal van argumenten
om voor onderaanneming te
opteren. Enkele voorbeelden:
• Het onmiskenbaar voor-
deel dat men reeds derge-
lijke processen gevoerd
heeft. De uitvoering van de
diagnose stelt op zich geen
enkele onoverkomelijke
moeilijkheid, maar toch
zijn er een aantal valstrik-
ken (omvang van het on-
derzoek, organisatie van de
acties, presentatie van de
gegevens, aandacht voor de
inzet) die als er onvoldoen-
de rekening mee wordt ge-
houden, tot een mislukking
kunnen leiden. Het feit dat
dit werk aan een ervaren
consultant toevertrouwd
wordt die het proces reeds
5, 10 of 20 keer heeft kun-
nen begeleiden, beperkt de
risico’s uiteraard.
• In het verlengde van dit
eerste idee, maar iets spe-
cifieker, ligt het feit dat de
consultent reeds andere
Agenda 21 begeleid heeft,
waardoor hij goed kan ver-
gelijken. Het feit dat er
verwezen wordt naar ande-
re lokale realiteit, zal hem
ook in staat stellen om de
geregistreerde cijfers fijner
te analyseren, zodat ze in
een reeds gekende schaal
geplaatst kunnen worden.
Op dezelfde manier geeft
deze “panoramische” aan-
pak de externe consultant
het middel om goede prak-
tijkvoorbeelden te suggere-
ren, teneinde de reeds be-
staande maatregelen uit te
breiden en er nieuwe te
stimuleren.
• Het standpunt van derden.
Als hij vlot toegang krijgt
tot de bronnen, zal de con-
sultant nog enkel voordeel
halen uit zijn positie van
externe. Binnen de admini-
stratie zal hij geen last on-
dervinden van eventuele
rivaliteiten tussen departe-
menten en diensten, en in
de eerste plaats bekeken
worden als promotor van
een project. Die positie van
“derde” zal nog meer ge-
waardeerd worden tijdens
openbare vergaderingen.
Paradoxaal laat het feit
dat een derde belast wordt
met de coördinatie van het
proces vrij spel aan de ver-
kozenen, die hun rol voluit
kunnen spelen zonder er-
van verdacht te worden
tegelijk rechter en partij te
zijn.
Zoals we reeds stelden, moe-
ten deze argumenten evenwel
genuanceerd blijven, in die
zin dat het inroepen van een
consultant er nooit toe mag
leiden dat verkozenen of een
administratie vinden dat ze
BLZ 14 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
van hun taak ontheven zijn.
Door het pragmatische en dy-
namische karakter moet een
diagnose steeds een instru-
ment blijven ten dienste van
de actie. Het moet dus zonder
ambiguïteit gedragen worden
door de opdrachtgever, zowel
binnen de relatie met de con-
sultant als ten aanzien van
derden, personeel of de bevol-
king.
De beslissingsstructuur
Fundamenteel vergt de uit-
voering van de pragmatische
diagnose geen aparte beslis-
singsstructuur dan die welke
voor de Agenda 21 in zijn ge-
heel georganiseerd werd.
Men kan voldoende steunen
op:
1. De operationele steuncel, bestaand uit één of ver-
schillende technici die spe-
cifiek voor het project aan-
gesteld zijn;
2. Het stuurcomité, bestaand
uit verkozenen, leidingge-
vende ambtenaren en de
consultant, die bij hypothe-
se de methodologie naar
boven toe en de diagnose
naar beneden toe valideert.
3. Het technisch comité tot
slot, dat bestaat uit de
voornaamste dienst- en
departementshoofden, om
respectievelijk de gevoelig-
ste methodologische uitda-
gingen aan te stippen en
toe te passen.
Duur van de uitwerking
van een pragmatische
diagnose
• Zoeken naar informatie en
mobilisering van de acto-
ren (ongeveer 4 tot 8 we-
ken).
• Analyse en opstelling van
de diagnose (ongeveer 4 tot
6 weken).
• Delen van de diagnose
(ongeveer 4 weken of meer,
dit hangt af van de modali-
teiten).
Julien Knoepfler
Christophe Ebermann
Senior consultants
Ramboll Management Brussels
Oudergemlaan 92
1040 Brussel
BLZ 15 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
ParticipatieParticipatieParticipatie::: brug van privébrug van privébrug van privé---ruimte naar ruimte naar ruimte naar
gemeenschappelijk goedgemeenschappelijk goedgemeenschappelijk goed
Een artikel van Orlando Sereno Regis (Periferia) Een artikel van Orlando Sereno Regis (Periferia) Een artikel van Orlando Sereno Regis (Periferia)
P articipatie, een woord
dat men met allerlei sau-
zen begint te overgieten!
Maar wat is de betekenis er ook
weer van? Gaat het erom de be-
volking te informeren via een
gemeenteblaadje, samen te zit-
ten om na te denken over de
inrichting van een wijk of de
inwoners te betrekken bij het
beslissingsproces over de beste-
ding van het gemeentebudget?
Er zijn steeds meer wettelijke
verplichtingen in het kader van
de betrokkenheid van de ver-
schillende actoren bij de initia-
tieven die de overheid neemt.
Dat geldt dus ook voor projecten
De fresco "De schreeuw der verstotenen" van de Ecuadoriaanse kunstenaar Pavel Eguez op de muren van de stad Cota-cachi werd goedgekeurd in de loop van de cyclus van het participatief budget van 1999. Een mooi voorbeeld van openba-re ruimte, dat aantoont hoe diversiteit tot uiting kan komen in eenheid.
© O
rland
o S
eren
o R
egis
BLZ 16 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
PPARTICIPATIEARTICIPATIE 21 21
rond duurzame ontwikkeling.
Binnen de gemeenten zijn de
Agenda's 21 - al dan niet vo-
luntaristische - afspiegelingen
van die verplichtingen: laten
we rekening houden met het
leefmilieu in onze ontwikke-
ling en laten we de burgers
daarbij betrekken.
In België wordt participatie
door sommigen aangeklaagd
als een "rem" of een demago-
gisch initiatief; anderen vin-
den het een middel om de over-
heidsactie te versterken, om-
dat deze gebaseerd is op dia-
loog en de collectieve opbouw
van het gemeenschappelijk
nut.
Een nieuwe cultuur
aankweken
Dit is onze invalshoek. Wij zijn
er immers van overtuigd dat
participatie een verandering
van cultuur en mentaliteit te-
weegbrengt om tot een beter
"samen leven" te komen.
Momenteel rijzen de participa-
tieve initiatieven als padde-
stoelen uit de grond en zo ook
mogelijkheden om onze denk-
wijzen te vernieuwen:
• openbare besturen trach-
ten rekening te houden
met de mening van de in-
woners over de toekomst
van hun wijk of over de
zin van stadsvernieuwing;
• de deelnemers worden be-
trokken bij de evaluatie
van de gebruikte pedago-
gie om deze verantwoorde-
lijkheid niet alleen toe te
schuiven naar mensen die
er beroepshalve mee bezig
zijn;
• er ontstaan solidaire on-
dernemingen, met hori-
zontalere verlonings- en be-
slissingsstructuren;
• burgercollectieven treden in
actie om de fundamentele
rechten te doen erkennen,
alternatieven aan te brengen
voor huisvestingsproblemen,
…
Hoewel deze trend gedragen
wordt door een hele reeks acto-
ren van de burgersamenleving –
wijkverenigingen, verenigingen,
vakbonden, gebruikerscollectie-
ven – vindt ze steeds meer bij-
val door de overheden, met va-
riabel succes in de doelstellin-
gen en in de toepassing.
Waar het dan om gaat, is de
kansen te grijpen en de nodige
ruimte te geven voor de trans-
formatie.
De capaciteiten van
de betrokkenen
Wanneer het gemeentelijk be-
leid in de richting van duurza-
me ontwikkeling gestuurd
moet worden, de bescherming
van het leefmilieu en de socia-
le integratie opgenomen moe-
ten worden in het lokaal econo-
misch beleid, beseffen we dat
de unilaterale wil van het
openbaar besturen niet vol-
staat. De burgers moeten zich
ook aansluiten bij deze keuze
en ook de privé-sectoren en de
bedrijfswereld.
In dat opzicht speelt participa-
tie een fundamentele rol, om-
dat het een stem geeft aan een
gemeenschappelijke behoefte,
in voorkomend geval een even-
wichtige ontwikkeling van de
economische, sociale en milieu-
standpunten, en te onderhan-
delen over de implicaties met
betrekking tot regels en moge-
lijkheden.
De uitdaging van participatie
is dat de betrokkenheid van de
verschillende actoren ervoor
zorgt dat zij zich aansluiten bij
de beslissingen die uit deze
processen zullen voortvloeien.
Men moet wel over drie capaci-
teiten beschikken opdat de
verschillende actoren in staat
zouden zijn de lokale agenda's
te beïnvloeden en zich zouden
aansluiten bij de akkoorden
die tot stand komen.
Het gaat om de capaciteit om
zich in de tijd te projecteren,
Visuele voorstelling van het pro-gramma Capacitation Citoyenne: een beeld gebruiken is ook een manier om zich uit te drukken en toegang tot erkenning.
BLZ 17 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
om het gemeenschappelijk
goed te integreren en kritische
zin aan de dag te leggen.
Toch beseffen we dat deze ca-
paciteiten veeleer verworven
worden via de praktijk dan via
sensibiliseringscampagnes of
vormingen.
De capaciteiten
van de collectieven
valoriseren en
ontwikkelen
In dat vooruitzicht moeten de
groepen versterkt worden die
een rol spelen in de sociale en
publieke actie.
De uitdaging bestaat erin met
hen na te denken over hun rol,
hun methodes en hun resulta-
ten zodat zij de ruimten die
openstaan voor participatie
kunnen interpelleren, er de
grenzen van opschuiven maar
ze tegelijk levend houden.
Dat is de uitdaging van het pro-
gramma "Capacitation Citoyen-
ne", dat momenteel uit een zes-
tigtal groepen bestaat, waarbij
ieder begonnen is met de analy-
se van zijn eigen aanpak door
de opstelling van een brochure
die beschikbaar is op
www.capacitationcitoyenne.org.
De versterking van
de capaciteit om ver-
der te kijken in de
tijd
Deze capaciteit wordt ver-
sterkt bij elke gelegenheid om
terug te komen op het verleden
van een collectief en over zijn
project na te denken.
Vanwaar komen jullie en waar
willen jullie naartoe? Hoe wil-
len jullie dat bereiken?
Deze vragen liggen zodanig
voor de hand dat we ze vaak
vergeten te stellen en vooral
vergeten te streven naar een
collectief akkoord over de ant-
woorden die erop gegeven wor-
den.
Door het debat terzake te be-
vorderen kunnen wij invloed
uitoefenen op de mogelijkheid
van de collectieven om het pro-
ject vorm te geven en de be-
hoefte om de toekomst te bekij-
ken als een gegeven van ont-
wikkeling.
De betekenis van
gemeenschappelijk
goed versterken
De actoren die de beslissingen
nemen, zijn hevig gekant te-
gen de nimby-houding (not in
my backyard!) van de burgers,
als één van de valstrikken van
de participatieve procedures.
Hoewel deze houding soms ve-
rifieerbaar is, is ze toch niet
altijd aanwezig, verre van. Bo-
vendien willen openbare in-
stellingen en verenigingen ook
soms hun eigen domein verde-
digen.
Eén van de beste middelen om
invloed uit te oefenen op deze
afgesloten gebieden of deze
overdreven centrering bestaat
erin de ontmoeting te bevorde-
Bedelaars op de brug aan het station van Charleroi. « Solidarités nouvelles » palmt de openbare ruimte in voor het feest « Pont en Fête ». Dit initiatief wordt gefinancierd met participateive budgetten van de « Relais social » van Charle-roi en wil voorbijgangers interpelleren en een positief beeld creëren van de brugbewoners, ondanks hun moeilijkheden.
© S
olid
arité
s N
ouve
lles
ren tussen verschillende acto-
ren (beleidsvoerders, vereni-
gingen, burgers, instellingen,
professionals, …) die verschil-
lende belangen hebben.
Door uitwisselingen mogelijk
te maken tussen personen die
zich toeleggen op uiteenlopen-
de domeinen als huisvesting,
werkgelegenheid, leefomge-
ving, milieu of nog andere,
maakt men de reconstructie
van het gemeen goed moge-
lijk.
Het is echter belangrijk zich
niet te beperken tot dialoog
en het zoeken naar een
“wakke” consensus.
Door de ontmoeting tussen
die verschillende actoren is
het de coproductie die naar
voren geschoven moet wor-
den, d.w.z. het zoeken naar
collectieve oplossingen die
niet de som zijn van individu-
ele opties, noch de optie van
één actor.
Een kritische kijk
De kritische geest van de be-
trokkenen speelt een belang-
rijke rol in het participatie-
proces: durven reageren, as-
pecten behandelen waaraan
vaak voorbijgegaan wordt,
mensen aanmoedigen om hun
indrukken kenbaar te maken.
Dat alles maakt het mogelijk
de directe uitdagingen van de
ruimten, relaties te overstij-
gen, wat normaal en natuur-
lijk lijkt, om nieuwe oplossin-
gen te kunnen vinden voor
problemen.
De kennis van andere mogelijkhe-
den vergemakkelijken, instrumen-
ten aanreiken voor analyse en
vergelijking, zijn enkele mogelijk-
heden die gebruikt kunnen wor-
den om de mogelijkheid te creëren
dat een andere kijk de akkoorden
die in de participatieruimten tot
stand kwamen, verrijkt.
Echte uitdagingen
aanpakken …
Vaak is participatie beperkt tot de
keuze van de kleur van een zit-
bank. Als ze al plaatsvinden, zijn
de openbare vergaderingen vaak
beperkt tot een reeks klachten
over hondendrollen of lawaai van
voetballers.
Goedkeuring van de begroting 2007 in Cotacachi tijdens een volksvergadering van een zone die traditioneel uitgesloten wordt door de overheid en die opnieuw toegang gevonden heeft tot financiering dankzij het participatief budget.
© O
rlando Sereno R
egis BLZ 18 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
BLZ 19 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
De politieke beleidsvoerders,
overtuigd van hun capaciteit om
een antwoord te bieden op alle
vragen, denken dat de inrichting
van een hondentoilet of een mul-
tisportterrein alles gaat oplos-
sen.
Met als doel de echte uitdagin-
gen aan te gaan en nuttige
initiatieven te nemen heeft het
Platform Participation
(www.platformparticipation.be)
een jong netwerk van Belgische
organisaties uit het Noorden en
het Zuiden, vier workshops geor-
ganiseerd die de utopie van een
vernieuwende democratie uitdra-
gen.
Een eerste uitdaging is het geza-
menlijk opzetten van projec-
ten met inwoners en het ge-
meentebestuur, om telkens tot
een betere relatie te komen.
Dat is overigens ook het doel van
de wijkcontracten in het Brus-
sels Gewest of de wijkenveloppes
die door de gemeenten ter
beschikking gesteld worden voor
projecten die door inwoners ge-
kozen werden, zoals in Ronse.
Geleidelijk worden veel verant-
woordelijkheden van publieke
actie opgenomen door entiteiten
van openbaar nut die een
democratische werking wil-
len uitbouwen door de oprich-
ting van gebruikerscomités.
Deze nieuwe invalshoek maakt
het mogelijk de inschakelings-
wijzen te vernieuwen door er een
collectieve dimensie aan te ver-
binden die de geïndividuali-
seerde maatschappelijke bijstand
soms zou vergeten.
Dat is bij voorbeeld het geval
van OCMW’s, de sociale « relais »
in het Waalse gewest of de
adviesraden voor huurders van
sociale woningen.
Toch vinden we bij vele initiatie-
ven altijd dezelfde mensen terug!
Hoe kunnen we dan een stem
geven aan de afwezigen, de
mensen die we nooit ho-
ren?
Er bestaan reeds initiatieven:
Yota werkt met kinderen aan
de inrichting van openbare
ruimtes, Solidarités Nouvelles
bevordert initiatieven voor
mensen die op straat leven zo-
dat zij elkaar helpen en hun
rechten gaan opeisen, Samen-
levingsopbouw steunt het plat-
form Armoede & Energie.
Tot slot merken we op dat de
meeste projecten rond partici-
patie kleinschalig en vaak
lokaal zijn. Hoe kunnen we
dan het element participatie
in grootschalige projecten
verwerken?
Het is nochtans net rond deze
initiatieven die inspelen op
onze steden, onze verplaat-
singen, onze referentiecentra,
dat de inbreng van de bevol-
king versterkt moet worden.
Plenaire vergadering van het netwerk Capacitation Citoyenne (Roubaix, 2007). Opdat de burgercollectieven invloed zouden kunnen uitoefenen op het beleid, moeten er voldoende middelen zijn voor communicatie en manieren om naar buiten te komen, maar de hoeksteen moet het algemeen nut blijven.
© O
rland
o S
eren
o R
egis
BLZ 20 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
Dat is het geval voor
Tour&Taxis in het Brussels
Gewest, het tracé van een na-
tionale weg in Charleroi ...
Maar met welke
resultaten?
Dit panorama van ervaringen
zegt nog niets over de resulta-
ten. De centrale vraag is of
participatie de processen en de
burgers echt verandert.
Daarom lijkt het ons essen-
tieel, zowel voor hen die bij de
actie betrokken zijn als voor
hen die ze voorstellen, enkele
vragen voor ogen te houden:
Welke invloed kunnen de deelne-
mers werkelijk uitoefenen op de
beslissing?
Hoe divers zijn de betrokken
partijen bij het participatie-
proces?
Worden de echte vragen er be-
handeld en op de juiste schaal?
Is het wel degelijjk het collectief
belang dat de keuzes leidt?
Samen
De evenwichten die gevonden
worden om iedere spanning
aan te pakken, hangen uite-
raard af van een reeks facto-
ren die niet rechtstreeks met
onze goede voornemens sa-
menhangen.
Sommige mandatarissen vat-
ten moeilijk dat het gezamen-
lijk nemen van beslissingen
misschien tot betere beslissin-
gen leidt, ook al zijn ze minder
zichtbaar in de uitwerking.
Burgercollectieven hebben het
soms moeilijk om los te komen
© O
rland
o S
eren
o R
egis
Burgers bespreken de toekomstige inrichting van het Brusselse Rogierplein op basis van de plannen. Om samen iets kunnen te bereiken moeten de mensen vertrouwd gemaakt worden met de instrumenten voor stedenbouw, zoals de kartografie.
van hun bestaansreden en de
dringendheid van andere vra-
gen te bekijken.
Sommige technici appreciëren
het niet erg dat zij rekenschap
moeten afleggen voor een gro-
ter aantal personen en moeten
meewerken met collectieven
voor de oriëntering van hun
actie.
Wat belangrijk is, is de ruim-
ten te kunnen oriënteren voor
« co-productie ». Men moet
kansen grijpen en nieuwe rela-
ties uitvinden, coherentie sme-
den tussen verschillende ini-
tiatieven om een coherenter
geheel en beslissingsketens te
creëren.
Perspectief: het par-
ticipatief budget
Geen enkele Belgische ge-
meente lijkt er momenteel in
geslaagd te zijn een deel van
haar investeringsbudget en
tijd te wijden aan een grondige
bespreking van de behoeften,
de beschikbare middelen en de
prioriteiten van haar budget.
Periferia is een vereniging wiens ervaring
ook gebaseerd is op initiatieven omtrent
participatie in Latijns-Amerika.
Bijkomende informatie over de organisaties
en de initiatieven waarnaar in dit artikel
verwezen worden, kan verkregen worden bij
ons team (nieuwe contactgegevens):
Kolomstraat 1 - 1080 Brussel
Tel / fax: 02 544 07 93
www.periferia.be
De term « participatief bud-
get » wordt echter gebruikt
en misbruikt door verschil-
lende instellingen en in
verschillende vormen!
In de steden die de uitdaging
aangaan, zorgt het participa-
tief budget ervoor dat de bur-
gers de werking van de ge-
meente beter begrijpen en
dat ze een beter beeld hebben
van de rijkwijdte en de be-
grenzingen van de lokale
middelen. Zo kunnen deze
beperkte middelen zo goed
mogelijk besteed worden aan
de vele behoeften van de be-
volking en de gemeenschap.
Tot slot kunnen we stellen
dat burgerparticipatie in de
bespreking en de beslissing
betreffende de toekenning
van een budget het mogelijk
maakt prioriteiten vast te
leggen op gemeentelijke
schaal door de buurten te kie-
zen waar de meeste investe-
ringen nodig zijn op het vlak
van fysieke infrastructuren,
openbare ruimte en sociale
dynamiek.
Naar een participa-
tieve Staat
Door alle initiatieven rond
participatie met elkaar te lin-
ken, door sterke burger-
initiatieven op touw te zetten,
te interfereren, te onderhan-
delen met de overheden, door
krediet te geven aan de echte
wil voor openheid van be-
paalde overheden kunnen we
het collectief zijn rol geven in
de samenleving van vandaag.
Zo kunnen we de trend keren
van een individualistische
Staat om de weg te openen
naar een participatieve so-
ciale Staat.
Periferia
BLZ 21 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
————————————————————————————————————————————————————
BLZ 22 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
V erschillende Brussel-
se gemeenten zijn
van plan een Lokale
Agenda 21 op te stel-
len. Dit bestaat erin de concep-
ten van de duurzame ontwik-
keling te verwerken in een ac-
tieprogramma op lokaal ni-
veau.
In een eerste fase van het pro-
ces moeten de behoeften in de
gemeente in kaart gebracht
worden, een fase die vaak aan
een studiebureau toever-
trouwd wordt. De volgende fa-
sen (vastlegging van het actie-
programma, concrete tenuit-
voerlegging, follow-up van de
projecten, enz.) kunnen ook –
maar dat hoeft niet – uitbe-
steed worden.
Aangezien de gemeenten de
opdrachten mogen toewijzen,
moet de aanstelling van een
studiebureau uiteraard vol-
gens de regelgeving met be-
trekking tot de overheidsop-
drachten verlopen.
Er rijzen op dat vlak verschil-
lende vragen aangaande de
uitvoering van de procedure en
ook in verband met de toeken-
ning van overheidsopdrachten
voor aanneming van diensten.
1. Is het verplicht recht-
streeks het studiebureau
aan te stellen voor fase 1
en 2?
Strookt de opsplitsing in
fasen met de wetgeving?
De opsplitsing van overheidsop-
drachten is enkel verboden als
er een frauduleus doel is – voor-
namelijk om ieder deel van de
opdracht onder de Europese
drempels te krijgen (206.000
euro excl. BTW) en dus de Eu-
ropese bekendmaking te vermij-
den, of om ze onder de drempels
te brengen die het mogelijk ma-
ken via de onderhandelingspro-
cedure tewerk te gaan (67.000
euro excl. BTW). Het is daaren-
tegen niet onwettig in fasen te-
werk te gaan als iedere fase ob-
jectief apart is en rond een spe-
cifiek onderwerp draait. Het is
ook niet ontwettig als de aanbe-
stedende overheid niet zeker is
deze tweede fase aan een dien-
stenverlener toe te vertrouwen,
bij voorbeeld omdat hij zichzelf
in staat acht zelf de tweede fase
uit te voeren.
De eerste fase (stand van za-
ken) voor mededinging open-
stellen via een procedure van
overheidsopdracht, zonder de
uitvoering van de latere fasen
daarom aan deze eerste fase te
verbinden, vormt dus geen op-
splitsing van de opdracht en is
dus conform de wetgeving op de
overheidsopdrachten.
Dan blijft nog de volgende
vraag. Het kan gebeuren dat
de aanbestedende overheid,
gezien de resultaten van de
eerste fase, uiteindelijk beslist
de tweede fase voor mededin-
ging open te stellen. In dat ge-
val geniet het studiebureau
dat de eerste opdracht verkre-
gen heeft – en dus bij hypothe-
se ook in de running is om de
tweede opdracht te krijgen –
een aanzienlijk voordeel op de
concurrenten, nl. zijn ervaring.
Maar volgens artikel 78, § 1
van het KB van 8 januari 1996
betreffende de overheidsop-
drachten voor aanneming van
werken, leveringen en dien-
sten en concessies voor open-
bare werken "moet worden af-
gewezen, de aanvraag tot deel-
neming of de offerte voor een
overheidsopdracht voor aanne-
ming van werken, leveringen of
diensten ingediend door de per-
soon die belast werd met het
onderzoek, de proeven, de stu-
die of de ontwikkeling van die
werken, leveringen of diensten,
indien die persoon wegens die
verrichtingen een voordeel ge-
niet dat van die aard is dat het
de normale spelregels van de
mededinging vervalst", wat het
geval is voor degene die de eer-
ste opdracht toegewezen ge-
kregen heeft.
Om te vermijden dat deze in-
schrijver1 ambtshalve afgewe-
AGENDA IRIS 21 AGENDA IRIS 21 AGENDA IRIS 21
Tips voor het opstellen Tips voor het opstellen Tips voor het opstellen
van een lastenboek van een lastenboek van een lastenboek
BLZ 23 MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING N° 2007/04
AAGENDAGENDA I IRISRIS 21 21
zen moet worden, is de oplossing
in het bijzonder lastenboek van
de eerste opdracht (dat met be-
trekking tot de stand van zaken)
een bijzondere clausule te voegen
betreffende de afstand aan de
gemeente van de uit dit contract
voortvloeiende vermogensrechte-
lijke rechten. Deze overdracht
biedt de gemeente de mogelijk-
heid aan het bijzondere lasten-
boek van de tweede opdracht de
in het kader van de eerste op-
dracht opgestelde documenten
toe te voegen, zodat alle inschrij-
vers gelijkgesteld worden, of toch
nagenoeg.
Krachtens het genoemde artikel
78, § 3, 2° is dit verbod niet van
toepassing op de overheidsop-
drachten die gegund worden bij
onderhandelingsprocedure zon-
der bekendmaking bij de start
van de procedure in de zin van
artikel 17, § 2, van de wet van 24
december 1993 betreffende de
overheidsopdrachten en bepaalde
opdrachten van werken, leverin-
gen en diensten. Met andere
woorden, het probleem stelt zich
enkel als de tweede opdracht bij
offerteoproep of bij aanbesteding
gebeurt. (Ter herinnering: open-
stelling voor mededinging is de
regel en het gebruik van de on-
derhandelingsprocedure, met of
zonder bekendmaking, is de uit-
zondering die gerechtvaardigd
moet worden op basis van één
van de omstandigheden die ex-
haustief opgesomd zijn in artikel
17 van de wet)
2. Indien de gemeente de
hele opdracht onmiddellijk
aan één leverancier van
diensten wil toewijzen,
welke procedure verdient
dan de voorkeur?
Is het gebruik van de on-
derhandelingsprocedure
dan mogelijk?
De risico's die verbonden zijn
met de subsidiëring van de ope-
ratie door het Gewest en de ter-
mijnen waarop deze lijkt te tel-
len, zijn wellicht weinig compa-
tibel met een klassieke procedu-
re. Artikel 64, 8ste lid, van het
KB van 8 januari 1996 legt im-
mers een termijn op voor de in-
levering van de offertes, van
minimum 36 dagen2 te rekenen
vanaf de verzending van het
bericht, een termijn die eventu-
eel tot 10 dagen ingekort kan
worden voor zover er een ter-
mijn van minstens 7 dagen ge-
rekend wordt vanaf de datum
van de bekendmaking van de
mededeling in het Bulletin der
Aanbestedingen tot de datum
die vastgelegd werd voor de ont-
vangst van de offertes. Het is
dus weinig waarschijnlijk dat
de opdracht vóór april 2008 toe-
gekend kan worden.
Daarom is het aanwenden van
de onderhandelingsprocedure
verleidelijk, gezien de tijds-
winst die dat kan opleveren.
Zoals hierboven aangestipt is de
vrijheid om gebruik te maken
van de onderhandelingsproce-
dure echter zeer relatief. Het
kan enkel als de administratie
één van de bij de wet voorziene
gevallen kan inroepen. In dat
opzicht is de enige geldige hypo-
these die beoogd bij artikel 17, §
3, 4° van de wet, nl. waarin de
aard van de diensten zo is dat
de specificaties van de opdracht
niet vastgesteld kunnen worden
met voldoende precisering om
de toekenning mogelijk te ma-
ken volgens de procedure van
aanbesteding of offerteoproep.
Wij moeten opmerken dat deze
hypothese een bekendmakings-
procedure vergt. De tijdswinst
zal dus maar gedeeltelijk zijn.
Of de eerste opdracht bij offer-
teoproep of bij onderhande-
lingsprocedure met bekendma-
king verloopt, de gemeente
mag een opdracht lanceren
met voorwaardelijke schijven.
Een opdracht met voorwaarde-
lijke schijven is een opdracht
over het geheel van een opera-
tie, waarvan de volledige uit-
voering onzeker is om diverse
redenen (financiële, technische
of economische); zo wordt de
opdracht opgesplitst in één
zekere schijf en één of meer
voorwaardelijke schijven,
waarvan de uitvoering afhangt
van de wil van de aanbeste-
dende overheid3. Dit soort op-
dracht biedt de gemeente, die
bij hypothese aan het eind van
de eerste fase (die het voor-
werp uitmaakt van de eerste
schijf) kan beseffen dat ze zelf
de volgende etappes kan ver-
wezenlijken, dus de mogelijk-
heid vroeger dan voorzien een
einde te stellen aan de op-
dracht.
Vincent Ramelot
Adviseur VSGB
1 Temeer daar bepaalde studiebu-
reaus de eerste fase misschien zou-
den willen overslaan om "hun kan-
sen te vrijwaren" voor de tweede
fase, die meestal interessanter is.
2 Gezien het maximumbedrag van
de opdracht (165.000 euro) moet
deze niet aan Europese bekendma-
king onderworpen worden.
3 Cf. M-A. FLAMME,
« Commentaire pratique de la régle-
mentation des marchés publics »,
Confédération nationale de la Cons-
truction, Bruxelles, 6e édition,
1996-1997, t. 1A, p. 864.
Elektronisch … dus ook ecologisch !
Ons engagement voor duurzame ontwikkeling indachtig maar ook om papierverspilling tegen
te gaan, wensen wij de Monitor van de Duurzame Ontwikkeling prioritair per e-mail onder
onze lezers te verspreiden.
Neem een abonnement!
Hebt u de Monitor van de Duurzame Ontwikkeling niet persoonlijk ontvangen? Wenst u de
volgende nummers te ontvangen? Geen probleem! Neem een abonnement via de website
van de Vereniging. U kan het formulier invullen op www.vsgb.be > Diensten > Publicaties
> Monitor van de Duurzame Ontwikkeling.
Download via onze website!
U kan de Monitor van de Duurzame Ontwikkeling tevens gratis downloaden op
www.vsgb.be > Diensten > Publicaties > Monitor van de Duurzame Ontwikkeling.
Geen e-mailadres?
U hebt geen rechtstreekse toegang tot internet en wil de Monitor van de Duurzame
Ontwikkeling toch ontvangen? Bel ons en we zullen samen een oplossing zoeken.
Contact: Forum voor Duurzame Ontwikkeling van
de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (VSGB)
Aarlenstraat 53 bus 4 - 1040 Brussel
Tel: 02 238 51 62 - Fax: 02 280 60 90 - E-mail: [email protected]
MONITOR VAN DE DUURZAME ONTWIKKELING BLZ 24 N° 2007/04
Winter 2007 Valenciennes: bezoek van de Brusselse delegatie aan het stadscentrum