next 2013 : dagkrant / le journal #5

24
04.12.13 nextfestival.wordpress.com dagkrant le journal #5 De NEXT edies volgen elkaar in een razend tempo op. Na zes jaar is het fesval uitgegroeid tot een begrip dat tot ver buiten de grenzen van de Eurometropool weerklinkt: een fijne selece van hedendaags podiu- mwerk, stuk voor stuk af en straf, met oog voor de grootmeesters van vandaag en een neus voor die van morgen. In deze zesde edie ontdekt u doorheen 32 produces de polsslag van het internaonaal theater, nu eens confronterend, dan weer troos- tend schoon. Meer dan ooit presen- teren we die op diverse locaes in de Eurometropool. Niet langer enkel in Villeneuve d’Ascq, Rijsel, Kortrijk, Doornik en Valenciennes, maar ook in Armenères, Ieper, Tielt, Pé- ruwelz, Komen, Waregem en Moes- kroen. Elke dag posten onze NEXTreporters hun verslagen en fotoreportages op dezen blog en krant, zo leert u het fesval ook eens van achter de schermen kennen. Be NEXT ! En à peine six années d’existence, NEXT est devenu un événement arsque repéré bien au-delà des « fronères » de l’Eurométropole pour l’exigence de sa programma- on dans le domaine des Arts de la Scène contemporaine. Celle-ci offre à la fois un regard sur de grands arstes déjà reconnus, tout autant qu’elle s’efforce de repérer et pré- senter ceux de demain. La sixième édion du Fesval vous propose de découvrir les grands arstes visionnaires et les meilleurs spectacles qui font bare le pouls de la créaon internaonale à tra- vers 32 producons, parfois déran- geantes, parfois rassembleuses, mais nous l’espérons mémorables pour chacun. Nous élargissons notre scène à toute l’Eurométropole ; de Villeneuve d’Ascq, Lille, Courtrai, Tournai et Valenciennes, nous vous emmenons à Armenères, Ypres, Tielt, Péruwelz, Comines, Ware- gem et Mouscron. Chaque jour, nos reporteurs parcourent le fesval pour vous. Allez voir leurs photos et arcles sur le blog et retrouvez-les dans cee version papier disponible dans les différents lieux. Be NEXT !

Upload: espace-pasolini

Post on 08-Mar-2016

213 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

NL : De NEXT edities volgen elkaar in een razend tempo op. Na zes jaar is het festival uitgegroeid tot een begrip dat tot ver buiten de grenzen van de Eurometropool weerklinkt: een fijne selectie van hedendaags podiumwerk, stuk voor stuk af en straf, met oog voor de grootmeesters van vandaag en een neus voor die van morgen. Elke dag posten onze NEXTreporters hun verslagen en fotoreportages op dezen blog en krant, zo leert u het festival ook eens van achter de schermen kennen // FR : En à peine six années d’existence, NEXT est devenu un événement artistique repéré bien au-delà des « frontières » pour l’exigence de sa programmation dans le domaine des Arts de la Scène contemporaine.. Chaque jour, nos reporteurs parcourent le festival pour vous. Allez voir leurs photos et articles sur le blog nextfestival.wordpress.com et retrouvez-les dans la version papier disponible dans les différents lieux.

TRANSCRIPT

04.12.13

nextfestival.wordpress.com

dagkrant le journal

#5

De NEXT editi es volgen elkaar in een razend tempo op. Na zes jaar is het festi val uitgegroeid tot een begrip dat tot ver buiten de grenzen van de Eurometropool weerklinkt: een fi jne selecti e van hedendaags podiu-mwerk, stuk voor stuk af en straf, met oog voor de grootmeesters van vandaag en een neus voor die van morgen.In deze zesde editi e ontdekt u doorheen 32 producti es de polsslag van het internati onaal theater, nu eens confronterend, dan weer troos-tend schoon. Meer dan ooit presen-teren we die op diverse locati es in de Eurometropool. Niet langer enkel in Villeneuve d’Ascq, Rijsel, Kortrijk, Doornik en Valenciennes, maar ook in Armenti ères, Ieper, Tielt, Pé-ruwelz, Komen, Waregem en Moes-kroen. Elke dag posten onze NEXTreporters hun verslagen en fotoreportages op dezen blog en krant, zo leert u het festi val ook eens van achter de schermen kennen.

Be NEXT !

En à peine six années d’existence, NEXT est devenu un événement arti sti que repéré bien au-delà des « fronti ères » de l’Eurométropole pour l’exigence de sa programma-ti on dans le domaine des Arts de la Scène contemporaine. Celle-ci off re à la fois un regard sur de grands arti stes déjà reconnus, tout autant qu’elle s’eff orce de repérer et pré-senter ceux de demain.La sixième éditi on du Festi val vous propose de découvrir les grands arti stes visionnaires et les meilleurs spectacles qui font batt re le pouls de la créati on internati onale à tra-vers 32 producti ons, parfois déran-geantes, parfois rassembleuses, mais nous l’espérons mémorables pour chacun. Nous élargissons notre scène à toute l’Eurométropole ; de Villeneuve d’Ascq, Lille, Courtrai, Tournai et Valenciennes, nous vous emmenons à Armenti ères, Ypres, Tielt, Péruwelz, Comines, Ware-gem et Mouscron. Chaque jour, nos reporteurs parcourent le festi val pour vous. Allez voir leurs photos et arti cles sur le blog et retrouvez-les dans cett e version papier disponible dans les diff érents lieux.

Be NEXT !

58

bûcher : étymologie ; buscier « bosquet » puis buschier « tas de bois »

Gisèle Vienne réinvente un bûcher technologique et électronique ; le feu est substitué par un tunnel de L.E.D et son crépitement par un dispositif sonore puissant qui interagit ardemment et intensément avec le public. La technologie a rendu obsolète le naturel.

« Je meurs jeune de quelque chose dont je ne veux pas mourir ? Tu comprends ?!! Ok je meurs pas vraiment, j’ai menti je suis seulement triste » Extrait du texte de Dennis Cooper.

Emprisonnée par un tunnel oppressant, la femme (rejoint au second acte par son fils) se consume devant nous. Se dévoile alors un corps meurtri, corrosif, aux gestes limités, saccadés. Les personnages sont retranchés dans les limites immuables de leurs corps, crispés, écorchés vifs. C’est une danse puissante, essentielle et existentielle, une transe néan-moins hermétique, dont le public se réjouit et se purifie.

« Oublie le monde existant autour de toi. Tu peux te changer en l’infini. »Extrait du texte de Dennis Cooper.

Entre l’arme et l’hommage, entre l’offrande et la punition, le bûcher demeure sans issue, sans échappatoire possible pour la mère et son fils, qui entretiennent une relation mutique, fragmentée, vouée à l’échec. L’œuvre intégrale est troublante et tremblante de désespoir.

nicolas l.

frustrations et fascinations. Peut-on concilier toute dualité ?

Nietzsche, avant de sombrer lui même dans la folie, s’insurge ; « la musique de Wagner est une mala-die ! ». La guerre est déclarée, un conflit entre deux extrêmes, quand l’amour est transcendé par une haine irrévocable.

Fabre nous donne à voir cet espace entre la vie et la mort, comblé par le désir, le sexe. Violences et souf-frances ; des mécanismes qui ré-gissent et organisent le chaos. L’âme des corps attise le désir en irriguant la folie ; une hérésie épuisée par l’infinie quête d’assouvissement. En résulte un voyage sulfureux à travers les doutes, les peurs et les spécu-lations dans les entrailles des deux Allemands. La déchéance est partout.

Tout est composé de son contraire, a affirmé Pythagore. Et malgré cela, l’autre effraie, étonne et perturbe. Attraction mais surtout répulsion. Répulsion tragique et fatale dont la représentation ouvre à vif.

nicolas l.

23+25+26.11jan fabre / troubleyn

‘Tragedy of a Friendship’opéra lille

20+21.11cie gisèle vienne‘The Pyre’la rose des vents villeneuve d’ascq

59

welkom in de verbijsterende wereld van Tragedy of a Friendship, de voorstelling die duivelskunstenaar Jan Fabre samen met dichter, schrijver en essayist Stefan Hertman en componist Moritz Eggert maakte voor het Wagnerjaar 2013. Een voorstelling met veel shock and awe, zeker in het eerste half uur, alsof de makers opzettelijk een deel van het publiek tegen zich in het harnas willen jagen. Met succes, want al na een kwartier verlaten de eerste toeschouwers de zaal.De intro, een stukje klassieke muziek van Wagner, is prachtig en geeft mij de smaak naar meer. In de eerste minuten klinken de namen van de hoofdfiguren, al valt die van de bewonderde Wagner veel vaker dan die van zijn aanvankelijke bewonderaar Nietzsche. De confrontaties tussen Nietzsche en Wagner zijn vooral symbolisch. Er zijn geen dialogen die licht werpen op de beschreven ontwikkeling in de vriendschap tussen de filosoof, de denker, en de componist, de doe-ner. Tussen de scènes met Nietzsche en Wagner zijn er dertien ‘staties’ gebaseerd op de dertien opera’s van Wagner. De zang wordt gebracht door twee prachtige stemmen die het stuk een klompje goud meegeven. Het is voor mij de eerste keer dat ik een voorstelling van de kunstenaar Fabre zie en deze Fabretrip is een onvergetelijke, denderende belevenis. Je valt van verbazing, in ontroering, in bewondering, in afgrijzen, je wordt gechoqueerd, én heel soms duren de scènes te lang! Een drie uur durend orgie aan sterke beelden en geluiden die zo’n impact hebben dat ik drie dagen nadien nog niet helemaal bekomen ben. Acteurs, actrices, een zestal mannen en een zestal vrouwen, gekleed in een witte kleur brengen scènes om nooit te vergeten.Urinerende vrouwen? Check! Krijsende vrouwen? Check! In plastic- en aluminiumfolie gewikkelde vrouwen? Check! Dames uitgedost als boogschietende krijgers? Check! Vrouwen in harnas? Check! Vrouwen die zichzelf in brand steken? Check! Verkrachtingsscène? Check!Voor herhaling vatbaar??..........Wie weet!

Alhoewel mijn zitplaats in een hoekje verborgen zit heb ik toch het gevoel dat mijn ogen niet alles ineens de baas kunnen, er is dan ook zoveel te beleven in die 190 minuten op het podium. Ik raad iedereen aan om het stuk een tweede keer te bekijken……….Ikzelf had het ook graag nog een keertje gezien om de linken, die in het theaterstuk verborgen zaten, beter te begrijpen, zoals aluminiumfolie, de dwergjes, de tweede huid?

Er is een boek te koop van de voorstelling, misschien is dit een schitterend idee om vooraf eens te lezen??Voor mij is het in ieder geval een hele ervaring om zo’n stuk te mogen bekijken. Een theaterstuk van de kunstenaar Fabre moet je eens in je leven gezien hebben!!

marianne c.

fabre, een zesgangenmenu voor het oogDe opera van Lille was op 25 november een samenkomst voor alle Fabrefans. Tragedy of a Friendship geeft een beeld van de turbulente relatie tussen Richard Wagner - een geliefde kunstenaar bij Fabre - en de filosoof Friedrich Nietzsche weer. Een samenwerking tussen Jan Fabre, Stefan Hertmans en Moritz Eggerts leverde deze prachtige hommage aan een van de grootste kunstenaars uit de operageschiedenis op. Tragedy of a frienship doorloopt de dertien titels van Wagner. Per titel krijgen we een samenspel van operamuziek, inte-ractie tussen de acteurs, het spel in de glazen stolpen en de projecties van Wagner’s interpretaties. Als toeschouwer krijg je zoveel informatie, dat het bijna onmogelijk is om die informatie allemaal te verwerken. Doorheen het verhaal brengen Lies Vandewege en Hans Peter Janssen een prachtig operaspektakel. Ze nemen je mee in de wereld van Wagner waarin de operazangeres een machtige positie heeft integenstelling tot de andere vrouwen die Fabre weerspiegelt in zijn werk. De manier waarop hij het verlies van de maagdelijkheid van de vrouw weergeeft, gebeurt op een heel symbolische manier. Ook is Fabre te vinden voor een portie humor tijdens de voorstelling. De manier waarop de acteurs dwergen imiteren, was treffend. Er verscheen bij veel mensen spontaan een glimlach op het gezicht. Hij slaagt er telkens opnieuw in om situaties op een levensechte manier weer te geven, waardoor je zo een unieke ervaring ervaart, dat het bijzonder is om zo een ervaring te mogen meemaken. De samenkomst van zoveel beelden op een podium, die een geheel vormen, bieden je een unieke ervaring. Je hebt ogen te kort om alles tot in de puntjes te kunnen volgen. Tragedy of a Friendship is een ontdekking van allerlei beelden die verschillende betekenissen hebben. Doordat er zoveel beelden weer gegeven worden, is het onmogelijk om alles te kunnen waarnemen. Kortom, Tragedy of a Friendship is de moeite waard om te bekijken.

nikita d.

60

er is een tocht. Met deze banale zin die na een lang moment van stilte uitgesproken wordt begint de voors-telling Trainer van Abke Haring. Het decor van de voorstelling past perfect bij het doel van Trainer. Een grote, koele fabrieksruimte waarin arbei-ders, twee vrouwen en drie mannen, de nachtploeg draaien. Als je de voorbeschouwing niet gelezen hebt, weet je pas na een tijdje waar Trainer over gaat. Doormiddel van één grote choreogra-fie van beweging en conversaties die aantoont dat de vijf arbeiders vast-zitten in een soort van routine geeft Trainer kritiek op de huidige maats-chappij waarin iedereen steeds meer als een nummer behandeld wordt. Kritiek op een maatschappij waarin emoties geen plaats meer hebben. Kritiek op een maatschappij waarin veel mensen worstelen met zichzelf. Tijdens de voorstelling staat de ‘co-ming out’ dan ook centraal. Het hoofdpersonage, een zeer cy-nisch en scherp persoon komt op

bepaalde momenten zeer kritisch en sarcastisch uit de hoek. Geregeld maakt ze opmerkingen over haar col-lega die tijdens de nachtshift weinig tot niets nuttigs doet. De onderlinge conversaties tussen de vijf fabrieksar-beiders lijken nergens op, vaak praten ze over nutteloze dingen die hele-maal geen steek houden. Zo wordt er in het begin kort gediscussieerd over een gebruikte lucifer die één van de arbeiders weggegooid heeft. Tijdens de voorstelling wordt er ook heel wat overdreven. Na een tijdje werkt de zodanig uitvergrote situatie, waarbij de meest banale dingen besproken worden, op de lachspieren bij men-sen in het publiek. Maar wanneer je dieper nadenkt is de situatie voor velen toch herkenbaar, weliswaar niet zoals ze hier wordt voorgesteld. De vele leegtes in de tekst worden opgevangen door speciale geluiden, bewegingen of humoristische of sar-castische opmerkingen die het pu-bliek wel weet te appreciëren. Tijdens de voorstelling brengen de vijf personages een soort van choreo-grafie. Ze bewegen op een bepaald ritme en op exact uitgekozen momen-ten van links naar rechts en van voor naar achter. Naarmate de voorstelling vordert wordt het ritme van de ‘dans-pasjes’ en van de muziek opmerkelijk opgedreven. Het uitgekozen decor

past perfect bij het centrale thema van Trainer. De kleurloze kledij van de vijf fabrieksarbeiders en de koele, kale ruimte waarin ze werken zorgen ervoor dat de felgele ladder, die sym-bool staat voor de ‘outing’ opvalt. Na de ‘outing’, het uit de kast komen, het van de grond komen gaat het leven weer zijn gewone gangetje. Naar het einde toe komen de vijf fabrieksar-beiders samen achter het bedienings-paneel om de zaken te overlopen. Alle nodige ingrediënten waren aanwezig maar toch had de span-ningsboog tijdens de voorstelling net dat tikkeltje strakker mogen staan. De vele leegtes tussen de dialogen en de bewegingen door zorgen ervoor dat het publiek op bepaalde momenten de focus verliest, waardoor de voors-telling z’n doel dreigt te missen. Na-melijk het publiek de zaal doen ver-laten met een gevoel van zelfbewust zijn. Trainer van Abke Haring is zeker z’n geld waard. Op een zeer speciale manier wordt een thema dat steeds meer centraal komt te staan in het leven van velen aangekaart. Toch kunnen bepaalde zaken nog verbe-terd worden. Dan zal deze voorstel-ling bij veel mensen nog langer blij-ven nazinderen.

benjamin p.

26.11abke haring /

toneelhuis‘Trainer’

schouwburg kortrijk

fabre, een zesgangenmenu voor het oog.

De opera van Lille was op 25 november een samenkomst voor alle Fabrefans. Tragedy of a Friendship geeft een beeld van de turbulente relatie tussen Richard Wagner – een geliefde kunstenaar bij Fabre – en de filosoof Friedrich Nietzsche weer. Een samenwerking tussen Jan Fabre, Stefan Hertmans en Moritz Eggerts leverde deze prachtige hommage aan een van de grootste kunstenaars uit de operageschiedenis op.Tragedy of a Frienship doorloopt de dertien titels van Wagner. Per titel krijgen we een samenspel van operamuziek, interactie tussen de acteurs, het spel in de glazen stolpen en de projecties van Wagner’s interpretaties. Als toeschouwer krijg je zoveel informatie, dat het bijna onmogelijk is om die informatie allemaal te verwerken.Doorheen het verhaal brengen Lies Vandewege en Hans Peter Janssen een prachtig operaspektakel. Ze nemen je mee in de wereld van Wagner waarin de operazangeres een machtige positie heeft integenstelling tot de andere vrouwen die Fabre weerspiegelt in zijn werk. De manier waarop hij het verlies van de maagdelijkheid van de vrouw weergeeft, gebeurt op een heel symbolische manier.Ook is Fabre te vinden voor een portie humor tijdens de voorstelling. De manier waarop de acteurs dwergen imiteren, was treffend. Er verscheen bij veel mensen spontaan een glimlach op het gezicht. Hij slaagt er telkens opnieuw in om situaties op een levensechte manier weer te geven, waardoor je zo een unieke ervaring ervaart, dat het bijzonder is om zo een ervaring te mogen meemaken.

De samenkomst van zoveel beelden op een podium, die een geheel vormen, bieden je een unieke ervaring. Je hebt ogen te kort om alles tot in de puntjes te kunnen volgen. Tragedy of a friendship is een ontdekking van allerlei beelden die verschillende betekenissen hebben. Doordat er zoveel beelden weer gegeven worden, is het onmogelijk om alles te kunnen waarnemen. Kortom, Tragedy of a Friendship is de moeite waard om te bekijken.

nikita d.

61

abke haringactrice met grote ambities

Meteen na haar voorstelling Trainer komt een merkbaar voldane Abke Haring mij opzoeken in de foyer van de Kortrijkse Schouwburg, samen met haar vriendin en collega Marlies Heuer. Wanneer ik vraag wie Abke Ha-ring is, antwoorden ze beide: “Ik ben Abke”. “Neen, ik ben Abke.” “Neen, even serieus nu, ik ben Abke.” Uitein-delijk komt de echte Abke Haring te-voorschijn en gaan e samen ergens in een rustig hoekje zitten. Wanneer we samen aan een tafeltje zitten brengt iemand haar avondeten; een kaas-burger met boontjes en aardappelen. “Wil je het wel kort houden?”, vraagt ze meteen terwijl ze begint te eten. “Je krijgt vier minuten”, zegt ze met een knipoog. Het interview begint.

Abke Haring (1978) is van oorsprong Nederlandse maar een groot deel van haar theaterparcours speelt zich in België af. Als ze op haar achttiende de voorstelling ‘De doorspeler’ van Ramsey Nasr ziet, weet ze het zeker: ze zou naar de toneelschool, en het zou de school worden waar Nasr van-daan kwam. Abke Haring weet ver-domd goed wat ze wil. “Al van toen ik nog klein was was ik vastberaden, ik moest en zou iets doen in de thea-terwereld. Ik heb, in tegenstelling tot veel andere kinderen, nooit echt een bepaalde droom gehad. Dat ik later iets zou doen in de theaterwereld was toen al bijna een zekerheid voor mij. Theater was al mijn passie, en dat is het nu nog steeds. Ik heb het geluk gehad om van mijn passie ook mijn beroep te maken”, vertel Abke.

‘Dat de wereld af en toe wat kritiek krijgt, mag wel eens vind ik’

Als je de voorstellingen van Abke Haring bekijkt, valt één ding op: deze dame wil iets bereiken met haar voorstellingen, ze wil iets teweeg brengen bij haar publiek. “Ik wil het publiek raken, ik wil dat men weggaat en dat de toeschouwers heel eventjes nadenken. De meeste van mijn voors-

tellingen gaan over het gevoel bij mensen en over de interactie die er is tussen de mensen. Als je het op-pervlakkig bekijkt, kun je wel stellen dat mijn voorstelling over alledaagse, banale onderwerpen gaan. Het alle-daagse leven, en het verloop daar-van.” ‘Trainer’, de voorstelling die op dinsdag 26 november plaatsvond in de Schouwburg in Kortrijk illustreert dit volgens haar perfect. “Tijdens die voorstelling wordt een nachtshift in een fabriek nagespeeld waarbij tel-kens een vast ritueel wordt herhaald. Ik wou aantonen dat mensen vaak vastzitten in een ritme, zonder dat men dit beseft. En dan, op een gege-ven moment, wordt het ons allemaal even te veel. Wat ik wel leuk vind is het negatieve eraan, het donkere kantje. Dat de wereld soms wat kri-tiek de verduren krijgt mag wel eens vind ik persoonlijk. De wereld is niet altijd even mooi zoals die soms wel eens wordt voorgesteld.”Doorheen haar carrière heeft Abke Haring al de rol van regisseur, acteur en schrijver op zich genomen. Een keuze maken tussen de drie kan ze

niet, maar toch zal ze in de toekomst vaker moeten kiezen, beseft ze zelf. “Eigenlijk is het allemaal zo totaal verschillend.. Zo naast elkaar verge-leken vind ik alles eigenlijk heel fijn. Maar wat ik nu doe is regisseren en tegelijkertijd meespelen in eenzelfde stuk. Dat vind ik wel het moeilijkste dat ik ooit al heb gedaan in mijn car-rière. Normaal speel ik meestal zelf, terwijl ik het stuk ook zelf regisseer. Maar dan is het verschil dat ik werk met een stand-in, die in mijn plaats speelt terwijl ik het stuk regisseer. Maar nu is het met zo’n grote groep mensen waarmee je moet presteren voor zo’n grote zaal als de Schouw-burg hier in Kortrijk. Je kunt je niet voorstellen hoeveel werk daarbij komt kijken om alles geregeld te kri-jgen. Zowel op als naast het podium. Soms wordt het mij echt teveel hoor bij. Dan zou ik liever niet meer mee-doen in de voorstelling, maar het liefst van al zeggen van; oké jongens ik zit in de zaal en doe je best!

(.../...)

© abke haring

62

(.../...)

Maar dat heb ik nu dus niet zo gedaan. Toch denk ik dat ik de volgende niet meer zal meespelen, maar gewoon het stuk zal regisseren. Wel enkel bij grote stukken zoals ‘Trainer’ bijvoorbeeld. Als het een kleiner stuk is zoals mijn volgend project dan doe ik beide. Maar een stuk zoals nu, waarbij ik tegen ongeveer 20 mensen de hele tijd richtlijnen moest meegeven en tonen hoe het moet en tegelijkertijd ook nog meedoen, dat is echt hartstikke moeilijk man!”

‘Mijn droom is om een voorstelling te in elkaar te steken met gedresseerde dieren’

Het stuk ‘Hout’ van Abke Haring mag gerust omschreven worden als één van haar persoonlijke hoogtepunten in haar carrière. Het stuk gaat over de kracht van geloof in de ander en gedwongen participatie. Over de volharding en overgave als gereedschap. Over de instructies en manipulatie die ons doen bloeien. Vooral de controverse die het stuk met zich meebracht mocht er volgens Abke Haring wel zijn. “Hout is een heel heftig stuk, en sommige mensen mochten het echt niet en vonden het ook echt niet mooi. Dit lieten ze geregeld ook blijken nadat ze het stuk gezien hadden. Maar op zich vond ik dat helemaal niet erg. Op het moment van de voorbereiding van ‘Hout’ ben ik zelf door een heel heftige periode gegaan. Maar, ik heb volgehouden en de voorstelling toch afgemaakt. Uiteindelijk heb ik daar dan ook iets van geleerd, namelijk dat je moet volhouden en doorgaan met wat je bezig bent. Waarschijnlijk is het net daarom dat ‘Hout’ een voorstelling is die mij lange tijd zal bijblijven”, vertelt ze.

Moest Abke Haring ooit een een wildcard krijgen waarmee ze volledig haar eigen ding mag doen, zonder limieten of be-perkingen, dan weet ze meteen al wat ze zou doen. “Op het eerste zicht klinkt dit als muziek in de oren, maar daar moet je toch wel mee opletten hoor. Een wildcard geeft je zoveel mogelijkheden, dat je misschien wel niet kan kiezen tussen al die verschillende opties. Dan is het bijzonder moeilijk om te weten wat je nu precies wilt gaan doen. Maar, de vraag die je mij stelt heb ik mezelf ook al eens gesteld (lacht). Ik zou ongetwijfeld een voorstelling maken met gedresseerde dieren. Ook zou ik enorm veel figuranten gebruiken, echt massa’s veel. Misschien wel overdreven veel. Ik zou ze samen een ingewikkeld parcours laten afleggen. Op het eerste zicht klinkt dit enorm dieronvriendelijk, maar zo ben ik echt niet hoor. Het zit nog allemaal in de ontwikkelingsfase.”

‘Zorg voor betrouwbare mensen om je heen’ Zoals elke acteur heeft ook Abke Haring bepaalde rituelen die ze steevast voor elke voorstelling uitvoert. Dan waant ze zich als het ware eventjes in haar eigen voorstelling ‘Trainer’. “Afhankelijk van hoe zenuwachtig ik ben ga ik wel zes of zeven keer naar het toilet net voor de voorstelling begint. Ik poets ook altijd mijn tanden. Vervolgens warm ik mijn lichaam op, want voor een voorstelling als ‘Trainer’ moet de conditie echt wel goed zitten hoor. Tijdens het opwarmen van mijn lichaam murmel ik ook echt elke letter van mijn tekst. Ten slotte, voor ik het podium op ga, breng ik nog vlug een bezoek aan het toilet. En dan is het zover, showtime.” Ten slotte had Abke Haring nog advies voor iedereen die net zoals haar van plan is een plaats te veroveren in de theaterwereld. “Vertrouw vooral op je eigen intuïtie, en probeer goede mensen om je heen te verzamelen. In onze wereld is het echt superbelangrijk dat je een goede entourage hebt waarbij je je goed voelt. Dit is goud waard. Als je mensen om je heen hebt waarbij je je totaal niet lekker in je vel voelt en waarbij je helemaal niet eerlijk kan zijn, dan zullen bepaalde zaken zeker niet lukken! Echt niet. Je moet je bij mensen goed en veilig voelen, dan pas zullen zaken beginnen lukken. En voor de rest, ga er gewoon voor en je doe ding.”

benjamin p.

63

26+27.11claudia triozzi‘Boomerang ou le retour à soi’espace pasolini valenciennes

deux femmes. Une habillée d’une jupe de cuir, d’un tee-shirt ample et mal taillé, les pieds nus et les cheveux détachés. L’autre en habits de ville, jeans, baskets, tee-shirt simple et cheveux attachés. Deux représentantes de l’espèce humaine, l’une des premières et l’une des dernières. Un parallèle entre aujourd’hui et hier ?Des bâillements et des bruits de gorge. C’est la naissance d’un langage, d’un moyen de communication. Une vidéo qui parle des hommes préhistoriques et de sexe. Le sexe était très important, c’était une marque d’apparte-nance et de reproduction. Mais ne l’est-il pas encore aujourd’hui ?Bruits de canons, pétards lancés sur scène. Une Bataille ? L’Homme ne cesse d’être un conquérant, il ne peut s’en empê-cher comme si c’était écrit dans son code génétique. Depuis ses débuts, il lui faut un territoire qui lui appartienne, et qui doit pouvoir être agrandi par annexion de celui du voisin, quel qu’il soit. Il ne se soucie que de lui et non du reste. Guerres, drames, crimes ne sont-ils pas toujours d’actualités ?Des torches enflammées et une vidéo de singe. Une chasse à l’homme avec une torche. La peur du feu est un compor-tement primaire. Là se pose la question : l’Homme est-il toujours un animal ?Une vidéo de danseuse en relation avec le miroir. Ce miroir qui projette notre image mais qui ne la reflète pas entière-ment. L’intérieur de notre Être, notre pensée ne peut y être. C’est un question sur la perception de soi et des autres.Assimilation du corps de Claudia Triozzi, ou plutôt, celui d’une des dernières représentantes actuelles de l’espèce hu-maine, à une voiture dont les organes sont maltraités dans une casse. Elle est bonne à jeter et n’a rien à voir avec les voitures neuves, et donc les prochaines générations.Cette performance est un retour à l’Homme, positif ou non. Plusieurs questions se posent alors. Y a t-il eu une réelle évolution au sein de l’espèce humaine ? Ou juste une figure, une image que l’on donne et que l’Être de fond est toujours le même.

«Eux c’est nous, nous c’est eux.»

chloé g.

une performance particulièrement envoûtante, posant la question de la dé-couverte de l’inconnu, de l’espace qui nous entoure, de la façon dont nous le comblons, et pourtant qui sommes-nous ?

Une conceptualisation de nos origines, de notre évolution, de notre devenir et du bilan de ce processus d’évolution incroyable ! L’expression du danger et des outils pour s’en protéger, la caractérisation de notre identité et de notre conscience. Une œuvre d’une saisissante sincérité où nous assistons à un mode d’expression abstrait qui amène à un raisonnement concret. En effet, Claudia Triozzi nous invite à effectuer une réelle remise en question face à la scène, nous permettant ainsi, à nous spectacteurs, de mieux nous ouvrir à notre envi-ronnement. Un point de vue nourri par l’art du bûto et de ses modes d’inter-prétation, qui font de ce théâtre un bijou culturel !

anaïs m.

64

28.11claudia triozziworkshoP - espace pasolini valenciennes

Nous nous sommes tous retrouvés dans la salle de spec-tacle. Tous assis dans les gradins, Claudia Triozzi debout face à nous. Elle nous posa différentes questions sur le tra-vail préparatoire du workshop d’aujourd’hui. Elle finit par nous amener tous sur le tapis de danse de la salle et nous proposa de nous mettre en cercle de manière à pouvoir tous se voir. Elle se plaça parmi nous dans le cercle. Elle nous proposa de commencer un exercice d’échauffement. De drôles de bruits de gorge. Nous étions d’abord gênés puis certains se sont lancés et le reste a suivi. Toujours en cercle on commença d’autres exercices toujours portés sur la voix mais avec des déplacements (regroupement au centre puis retour vers l’extérieur tout en formant un cercle). Il y eut différentes propositions pour cet exercice : une phrase dite de façon saccadée, un mot saccadé, le si-lence, une voyelle tenue. Le tout en alternant avec des va-riations en fonction des mouvements du corps. Cet exer-cice était certes un échauffement mais aussi un manière de nous mettre en confiance.Tous mis en ligne et divisé en deux groupes distincts, nous devions trouver une séquence inspirée des exercices pré-cédents à répéter en boucle. Claudia était placée au milieu et jouait les chefs d’orchestre en nous faisant avancer et reculer au gré de ses envies. Puis à tour de rôle d’autres personnes ont pris place au milieu.Nouvel exercice de groupe, le but était d’investir l’espace qui nous était offert : la salle de spectacle, la salle blanche derrière qui donne sur les loges, le couloir. Une sorte de test, afin de découvrir comment le son se propage et en faire une proposition par groupe. Le tout engendra une réflexion sur le déplacement de l’ensemble du groupe vers chacune des propositions, enchaînées de manière cohé-rente : ordre, déplacement etc.Le dernier exercice de la matinée de nouveau en ligne, et divisés en deux, face à face. Marchant l’un vers l’autre et se croisant vers le milieu de la scène puis repartant en marche arrière. N’oubliant pas les différentes proposi-tions : voyelle tenue ou saccadée et mot tenu ou saccadé.Pause repas.L’après-midi nous avons travaillé sur nos textes, ceux de la préparation avant le workshop. En reprenant des phrases du texte choisi, nous avons travaillé la prononciation en fonction du corps, du rythme, des variations créées par une chute, un virage en marchant, des mouvements que l’on propose, etc.Puis peu importe la phrase du texte que l’on choisissait, le tout devait être exprimé avec joie. Tant dans la voix que dans les expressions du visages et du corps. Nous passions individuellement avec les conseils de Claudia devant les autres. Un passage en diagonale comme dans un cours de danse d’un bout à l’autre de la scène.

Puis pour le dernier exercice, un répartition par 2 ou 3 avec un texte. Chaque personne du groupe prenait un pas-sage et choisissait un mouvement pour voir ce que cela donnait : épuisement, répercussion sur la voix…Le tout donnait une composition par groupe à partir du texte découpé et des mouvements de chacun. C’était la proposition « finale ».Une journée d’apprentissage pour tout le monde, tant sur l’utilisation de sa voix que sur l’assurance et la confiance en soi. Un travail de groupe et individuel ainsi que l’appui et le soutien d’une professionnelle.

chloé g.

Sur la voix. Notre voix. Porter sa voix.Travailler notre voix mais travailler aussi cette voix avec notre corps.Ne pas simplement parler juste comme ça, mais faire pas-ser la voix dans tout le corps, que ce que l’on dit vienne de l’intérieur.Un jeu de voix, parler haut, parler fort, parler droit, parler mou.Une voix qui gratte, une voix qui couine, une voix du mur, une voix légère, une voix dure...La voix devient un instrument, auquel on fait subir des transformations via le corps.Il devient difficile de réciter un texte, quand on court ou que l’on saute, ou que l’on effectue un mouvement qui demande de l’effort physique.Il faut s’exprimer sur un sentiment, par la voix qui récite un texte qui n’a lui-même rien à voir avec ce sentiment. Dire que la maison est bleue en faisant ressentir une extrême joie.Nous avons effectué plusieurs exercices autour de ces notions.On ressort de ce workshop avec l’impression de mieux connaître les capacités de notre voix, l’impression de mieux comprendre notre voix, de mieux saisir le sens qu’a l’expression « porter sa voix ». On parle désormais avec le corps car celui-ci aussi a un langage.Claudia Triozzi, nous a proposé des exercice simples et à la portée de chacun mais chacun d’entre nous les a interpré-tés différemment , nous avons travaillé en groupe , en duo ou trio mais aussi seuls.Je pense que chaque personne ayant participé à ce work-shop, y aura appris quelque chose et s’en resservira.

orane l.

65

zoektocht naar een intergalac-tische middenweg

Een kale, zwarte ruimte vormt het decor in theaterzaal Le Vivat in Ar-mentières. De levenloze plek biedt allereerst het podium aan geluids-kunstenaar Robert Pravda. Van ach-ter zijn statief ziet het eruit alsof hij binnen enkele ogenblikken een groot koor zal dirigeren, maar niets is min-der waar. Het blijft ijzig stil. Het pu-bliek weet niet goed waaraan ze zich mogen verwachten van het stuk van Andrea Božić, een Kroatische choreo-grafe die nu in Amsterdam woont.

De choreografe zelf, Andrea Božić komt samen met beeldend kunste-nares Julia Willms het podium op. In zwart en wit gehuld gaan ze tegeno-ver elkaar staan. Het blijft enkele mi-nuten stil tot Julia een zwart stuk kar-ton op de vloer legt, tussen haarzelf en Andrea in. “Schwarz”, zegt ze. “Black”, reageert Andrea. Vervolgens legt Andrea een wit stuk karton op de vloer. “White”, klinkt het. “Weiss”, antwoordt Julia. Het stuk is te volgen in vier talen: Engels, Duits en gepro-jecteerd in het Nederlands en Frans.

Het toneelstuk gaat zo nog een tijdje verder. Er worden een tiental kar-tonnen plakkaten op de grond gelegd en het stuk lijkt niet vooruit te gaan.

Er is nood aan enige actie en die lijkt er niet te komen. Tot ze plots de vraag stellen: “Als links hier is, wat is dan daar?” Het is het begin van een hele resem vragen die op het publiek afgevuurd worden. “En als links hier is en rechts is daar… Wat is er dan tussenin?”, “Als dit rechts is, wat is dan extreem-rechts?”, “Waar is het intergalactische?”… De vragen gaan over de maatschappij, politiek en glo-balisering.

De twee toneelspeelsters willen met hun opdeling tussen wit en zwart, de aandacht vestigen op het binaire denkpatroon: zwart of wit, links of rechts. Ze willen naar eigen zeggen het out-of-the-box denken stimule-ren door tussenruimtes te onderzoe-ken. Zelf bieden ze er geen antwoord op, maar het is aan het publiek om er een antwoord op te bedenken. Zij geven enkel de aanzet.

Met enkele stukken karton bouwen ze ingewikkelde constructies. Het doel ervan is onduidelijk tot ze eromheen beginnen te cirkelen, op eenzelfde manier alsof planeten rond elkaar cir-kelen. Een verwijzing naar het inter-galactische. Op de constructies wor-den er projecties van de scène zelf afgespeeld. Het lijkt een toneelstuk in een toneelstuk. Dit toont aan wat er allemaal rondom ons gebeurt.

Beweging, projectie en geluid vor-men de drie bouwstenen van het to-neelstuk. De lege zwarte doos wordt gevuld door twee spelers, construc-ties met de stukken karton en projec-ties op zowel de stukken karton als op de muur. Tekst komt op de muur, opnames tijdens het toneelstuk zelf gemaakt, verschijnen eerst op de kar-tonnen constructies en later ook op de muur.

Het is gaandeweg niet altijd duidelijk waar de makers precies naartoe wil-len. Aan het einde van het stuk blijf je met heel wat vragen zitten. Het publiek kijkt elkaar vragend aan en zijn verbaasd dat het stuk al afgelo-pen is, want je blijft toch op je honger zitten. Vragen blijven onbeantwoord, veel actie is er niet gekomen. Het stuk wordt in de categorie ‘dans’ ge-plaatst. Maar ook qua choreografie bleef het publiek op zijn honger zit-ten, want wie kwam om dans te zien, kon teleurgesteld terug naar huis ver-trekken.

marlies m.

een kil theaterstuk met weinig inhoud

‘Een wereld binnen een wereld laten zien.’ Dat was de opzet van ‘Interga-lactic, de nieuwste voorstelling van de Kroatische choreografe Andrea Bozic. Een ander soort wereld werd effectief getoond, maar kon op geen enkel moment boeien. ‘Intergalactic’ werd een teleurstellende voorstel-ling.

Andrea Bozic is van Kroatische afkomst, maar werkt sinds enkele ja-ren in Amsterdam. Haar werken staan bij het grote publiek vooral bekend als een mengeling van performance en installaties op het podium. Ook bij ‘Intergalactic’ staan die twee lijnrecht tegenover elkaar. Het doel van het stuk was om in een levenloze ruimte beweging te creëren. Aan beweging was er inderdaad geen gebrek, maar de titel van meeslepend verdient ‘In-tergalactic’ niet. De voorstelling was daar veel te kil en te onduidelijk voor.

Het stuk begint met een bizar schouwspel: twee vrouwen die in het wit gekleed zijn, leggen elk om de beurt een zwarte of een witte

tegel, en vertellen ook telkens in het Duits en het Engels welke kleur ze gekozen hebben. “Black, schwarz of white, weiß”, ze gaan er minuten-lang mee door. Je kan niet anders of jezelf afvragen van wat de bedoeling hiervan is. Je zou haast vergeten dat er nog een derde persoon op het podium staat. Een opgeklede man staat achter een soort van installa-tie, neemt de korte dialogen van de vrouwen op en speelt deze dan af tijdens de voorstelling. Het zorgt voor een soort van echo-effect die het pu-bliek maar matig kan appreciëren.

(.../...)

26.11andrea boŽiĆ / tilt‘intergalactic (an attempt to overcome the binary)’le vivat armentières

66

goedkoop. Met dit ene woord kan ik de volledige voorstelling samenvat-ten.Het stuk begint met een complete chaos: acteurs lopen als losgeslagen wild over het podium, verschillende soorten materialen worden tevoors-chijn getoverd, licht wordt op vers-chillende enerverende manieren in-gezet. Noem maar op. Heel eventjes dacht ik dat dit zou veranderen, maar na een halfuur werd het mij duidelijk dat ik het hiermee moest stellen.

Als eenzelfde vrouw voor de tiende keer van kleren veranderde en het hierbij telkens nodig achtte om in ontblote borst over het podium te paraderen, was voor mij de maat vol. Je wordt op een goedkope manier uitgedaagd. Zo kan je voorspellen dat de vrouw met ontblote borst na tien minuten opnieuw op het podium zal verschijnen of was het optreden van de naakte man als vanzelfsprekend.

Het moment dat de acteurs in het midden van het podium over elkaar beginnen te rollen, dacht ik: ‘wat krijgen we nu weer’. Ja, let op het woord ‘weer’. De verveling sloeg toe. De verschillende ‘sketches’, om het in hun woorden te zeggen, duurden te lang. Ondanks het gebruik van herhaling van bepaalde activiteiten,

slaagde ik er niet in om mijn aandacht erbij te houden. Ik had het inmiddels al eens gezien.

Het enige positieve aan de voorstel-ling was de opstelling. Het publiek zit op het podium. Het stuk speelt zich voor jou af terwijl je er als een soort vierkant omheen zit. Deze opstelling zorgt ervoor dat je verbonden bent met het stuk. Alle activiteiten gebeu-ren dicht bij jou. Af en toe maak je ook deel uit van het stuk. Je wordt er als het ware bij betrokken doordat de acteur je bij-voorbeeld een touw geeft dat je dan voor een tijdje moet vasthouden en bewegen op het ritme van de muziek. Al valt dit niet bij iedereen in goede aarde. Zo was er een vrouw die een halfuur voor de voorstelling afliep de zaal verliet nadat ze voor de zoveelste keer een stuk stof in haar gezicht toe-geworpen kreeg.

Ik kan maar een ding concluderen: sketches/notebook daagt op een goedkope manier de verbeelding uit. Zwaai met uw armen en verschijn nu en dan eens naakt op het podium en dan kom je er wel.

justine b.

27+28.11meg stuart / damaged goods‘sketches / Notebook’budascoop kortrijk

(.../...)

Naarmate het stuk vordert, bren-gen de twee dames meer en meer voorwerpen op het podium,. Er wordt een constructie gevormd van allerlei soorten materiaal (planken, een pro-jectiescherm, een bal,…). Het ziet er best aardig uit, maar het neemt alle-maal zoveel tijd in beslag dat je het na een tijdje wel gezien hebt.

Op het moment dat je denkt dat het stuk eindelijk in een versnelling hoger gaat, wordt het weer tergend traag. Dit heeft het vooral te danken

aan de tegenstellingen die de rode draad vormen in dit kil theaterstuk. Na zwart en wit is het de beurt aan het eindeloos aanhoren van links en rechts. De dames verplaatsen zich naar alle kanten van het podium, en schuwen hier ook het publiek niet.

In ‘Intergalactic’ is er ook amper plaats voor dans en muziek. Verder dan een paar danspasjes en wat ach-tergrondgeluid komen de actrices niet. Let wel op: je kan de dames moeilijk iets verwijten. Ze geven heel de show het beste van zichzelf. Het is gewoonweg het concept van de

voorstelling dat niet aanslaat.

Het is duidelijk dat de nieuwste voorstelling van Andrea Bozic niet de smaakmaker is van het Next-festival, en dat valt des temeer op door de verschillende mensen in de zaal die aan het slapen zijn. Het zijn harde woorden, maar de bittere realiteit.

jens d.

© iris janke

67

‘sketches/notebook’ wordt oms-chreven als een dans- en perfor-mancevoorstelling waarbij men de duisternis moet omarmen, met de armen moet zwaaien en samen de richting van de wind veranderen. Al-thans, dat staat in elke omschrijving van het stuk. De voorstelling van de Amerikaan-Belgische choreografe Meg Stuart en haar Damaged Goods in de Budascoop te Kortrijk was de Belgische première en heeft verschei-dene indrukken nagelaten.

Wanneer het publiek in de zaal wordt binnengelaten, is de voorstelling al begonnen. Men wordt begeleid naar zitjes om de performers heen, zodat iedereen het stuk volgens een andere dimensie bekijkt. Er staan houten planken tegen enkele muren opgesteld, er is een fotoshoot aan de gang, enkele personen kruipen over de vloer richting een dieren-vel en een naakte vrouw schuift van een geïmproviseerde glijbaan naar beneden en loopt dan weer naar boven om opnieuw te beginnen. Een instap, daar lijkt het op, een korte kennismaking met de performers. Er klinkt heroïsche muziek boven ieders hoofd die best aangenaam is, al blijft ze dat niet. Na dik tien minuten zijn de bewegingen nog steeds dezelfde, speelt hetzelfde bandje nog steeds en vervelen enkele mensen in het publiek zich duidelijk. Een schijnbaar hyperactieve muzikant rent van zijn drumstel naar zijn gitaar en laat (niet altijd even mooie) klanken nazinde-ren tot hij er nieuwe maakt.

Toch gebeurt er nog wat anders: er brandt al eens een andere lamp op een ander personage, waardoor iede-reen eens in de spotlight is komen te staan, op de experimentele geluiden die weerklinken wordt zo goed of zo slecht mogelijk gedanst, maar naar een rode draad in het ‘verhaal’ is het nog zoeken. Het licht gaat plots uit en het blijft even donker, op en-kele kleine, flikkerende lichtjes na. Er wordt zeer ritueel en voorzichtig een grote steen op een tafel gelegd

en een van de performers begint een korte, maar grappige monoloog over de al dan niet oneindigheid van het licht. Hij maakt doordachte opmer-kingen terwijl hij van de lichtgevende kant van een TL-lamp naar de don-kere kant stapt, wat een beetje doet denken aan Pink Floyd’s ‘Dark Side of the Moon’, maar dat terzijde. Hij heeft het over het heelal, de tijd, de natuur, de verstedelijking… Het is best fijn om zijn uiteenzetting te aan-horen. Tot zover het gedeelte perfor-mance in de voorstelling.

De verdere verloop van de voorstel-ling is een grote warboel van figuren die – zo lijkt het althans – willekeu-rige bewegingen uitvoeren tegenover elkaar of het publiek. Ze gooien wat knikkers over de vloer en rapen die als gekken weer op. Op een gege-ven moment liggen de performers heel dicht op elkaar en nemen op hun tochtje over de vloer allerhande spullen mee, waaronder ook enkele jassen uit het publiek, waar de dames in kwestie niet bepaald mee konden lachen. Er waren er trouwens meerdere die niet aan het lachen waren en opmer-kelijk veel mensen in het publiek wa-ren meer geïnteresseerd in hun hor-loge dan in de voorstelling. Een uur ver in de voorstelling waren er zelfs enkele dames die kwaad opstapten en in hun trektocht naar de uitgang bijna één van de performers omver stootten.

Het stuk heeft geen geweldige in-druk nagelaten en dat is zeer jam-mer. Er ontbrak een rode draad, een constante in de bewegingen/dansen die werden gebracht. Mogelijk lag het gewoon aan een deel van het publiek, misschien was het gewoon ons ding niet, want het applaus na de voorstel-ling duurde toch wel enige tijd. Som-migen applaudisseerden uit bewon-dering, anderen wellicht uit respect.

jordy v.

il n’aurait pas été approprié d’écrire un texte élaboré, repris, relu, au sujet de Sketches/Notebook. Pour cette pièce Meg Stuart et Damaged goods ont travaillé sur le concept d’ébauche, du croquis rapide et spontané. Alors pour coller à l’expérience voici les quelques lignes que j’ai écrites dès la sortie du spectacle : La lumière scintille doucement. Dans ce cocon de chaleur et de magie, tout nous ramène au vrai, à la matière, à l’expé-rience enfantine de dévaler la colline les yeux fermés, et de recommencer. Nous ne nous infiltrons pas dans l’ate-lier d’un artiste. Nous fabriquons un laboratoire ensemble. Les règles sont simples, on regarde et puis on mime, on essaye, on tente, peu importe le résultat. On change de visage et de costume. Parfois on porte une robe, parfois juste un ou deux oreillers. On est tous pareil, danseurs, techniciens, spectateurs, habilleurs, ouvreurs… Tous sur le terrain de jeu ! Je me sens apaisée, ancrée dans la réalité, rassurée… Parés de lunettes noires, certains sous la couette, quelques-uns allongés par terre, nous respirons sous la nuit étoilée.

hélène m.

68

27+28+29.11berlin‘Jerusalem (holocène #1 revisited)’27 : cc comines-warneton28 : arrêt 59 peruwelz29 : cc de schakel waregem

jerusalem: de stad van vrede met 42 zelfmoordaanslagen.

Berlin, de Duitse theatergroep neemt ons mee naar een stad met 933.113 inwoners, drie wereldgodsdiensten en slechts 125,2 km² oppervlakte.We worden niet alleen door de beelden meegesleurd, maar het live orkest zorgt voor de bijhorende klanken. Eens bij onze bestemming aangeko-men, zien we Jerusalem, de hoofds-tad van Israel. Grofweg kunnen we de inwoners indelen in drie bevolkings-groepen: joods, moslim of christen. Tien jaar geleden ging de groep Berlin mensen interviewen over de manier waarop ze hun stad bekijken en waar-bij ze de toekomst voorspellen. Wat ooit een stad van vrede moest wor-den, werd een poppentheater waarin mensen doen alsof dat iedereen lief-devol met elkaar kan omgaan. Niets is minder waar. Nadat het VN-plan mislukte, werd de stad opgedeeld om zo een mogelijke terroristische aanval te vermijden.

Als we even dichterbij komen en de stadmuren passeren, zien we de realiteit. Op drie schermen zien we getuigenissen en beschuldigingen van de verschillende groepen. Er zijn mensen die de spanning binnen de stad negeren, anderen die een oplos-sing proberen te vinden, een derde persoon die de vinger wijst naar een nieuwe groep. Diegenen die wel het verschil willen maken, botsen op de koppigheid en onwilligheid van extremisten. Je wordt heen en weer geslingerd tussen de verschillende volkeren. Allen willen ze geen meter schuiven voor de ander en gunnen ze elkaar niets. Ze denken allemaal dat ze het recht hebben om het land voor zich te hebben. Voor joden betekent Jerusalem het middelpunt van de we-reld met hun Klaagmuur. Christenen denken dat de Jezus daar is gekruisigd en herrezen en Moslims beschouwen de stad als het belangrijkste centrum naast Mekka.

Niet enkel religie ligt aan de basis van dit conflict, ook de politiek deugt niet. Ze doen er te weinig aan om de rellen te stoppen en het Palestijnse volk wordt binnen de muren niet als gelijkwaardige burger behandeld, waardoor de Palestijnen opnieuw rellen veroorzaken. Uiteindelijk vech-ten ze voor hun overleving. Tegelijk is de staat corrupt en verdwijnt een hele hoop geld uit de handen van de burgers, die steeds meer moeten afgeven. De bevolking gaat gebukt onder deze maatregelen en komen daarom in opstand. Ook de economie is niet eerlijk verdeeld. Zo worden Palestijnen veel minder betaald voor hetzelfde werk als een Israëlische werknemer. Zo krijgen de Palestijnse bevolking het loon van een derdewe-reldwerknemer, terwijl Israëlieten een maandwedde ontvangen, die wij in West-Europa ook kennen.

Telkens wanneer beide gematigde partijen een akkoord willen slui-ten, worden ze abrupt verstoord de aanslagen van beide kanten. Binnen de stad komt het maar niet tot een compromis en veel landen profite-ren hiervan. We hopen dat het tot een gevecht komt, zodat de media, de wapenhandel, de bestuurders en economie hieruit winst kan halen. Is de bevolking uit Jerusalem dan het monster of zijn wij dat?

jolien d.

ville au cœur de conflits, au croi-sement de religions, au centre du monde comme le disent ceux qui y habitent. Un lieu, deux points de vue : 2003 et 2013. Que s’est-il pas-sé pendant 10 ans à Jérusalem ? Le groupe d’Anversois BERLIN tente d’apporter une réponse à travers l’objectif de leurs caméras. Le rendu est fascinant : on se sent devant la scène comme devant un écran d’or-dinateur. L’œil est partagé entre les différents éléments du triptyque qui

s’offre à nous. Les musiciens présents accompagnent, habillent véritable-ment les prises de vue, les paysages. La musique laisse ensuite place aux entretiens de différents interlocu-teurs, tous plus intéressants les uns que les autres, affichés sur les écrans du bas. Le résultat est bien huilé, har-monieux, fluide. Extrêmement bien réalisé d’un point de vue technique, sans parler du contenu du reportage. Riche de ce que j’ai pu voir, je com-prends bien mieux certains enjeux et avis. Beaucoup de points de vue sont exprimés, il y a un réel souci de plura-lité des visions de la ville, du conflit, de l’Autre. Un culte de l’Autre dont j’ignorais tout : dès l’enfance, chez les Israéliens comme chez les Pales-tiniens, l’Autre est un fantasme, une légende au-delà du mur. Ils conti-nuent de se battre à armes inégales, ne sachant plus qui a commencé. Les violences réciproques se forgent au nom de la vengeance, en réponse à des attentats, des histoires ressas-sées depuis des années maintenant.Dans une situation qui entretient un flou communicationnel total depuis des années, entendre plusieurs points de vue aide à y voir plus clair. « Le conflit israélo-palestinien n’est pas un conflit religieux » disait Jacques Verasse lors du débat après la repré-sentation. À l’aide de cartes et de schémas, il nous a expliqué le conflit qui m’a semblé moins flou, mais tout aussi complexe. Je suis heureuse d’en connaitre plus sur ce sujet qui anime bien souvent les soirées.

cécilia m.

individuele beslissing, collectieve actie

Vier drummers en vijf dansers vor-men de rode draad doorheen ‘Demo-cracy’, een wervelend dansconcert van Franse choreografe Maud Le Pladec. ‘Democracy’ is deel van een drieluik genaamd ‘To Bang on a Can’. Bij het binnen komen staan negen jongeren recht aan de drumstellen. Ze lopen heen en weer tussen de verschillende drums en spelen er tel-kens hetzelfde deuntje. Het belooft een energiek stuk te worden. Plots stopt de percussie. De dansers, twee jongens en drie meisjes, scheiden zich van de drummers. De drummers beginnen zachtjes opnieuw te spelen en de dansers ontpoppen zich tot een geheel. Op elk accentje in de muziek bewegen ze.

Muziek is een onmisbaar onderdeel in alle producties van choreografe Maud Le Pladec. Niet zo uitzonder-lijk, want dans heeft nu eenmaal muziek nodig. Dat het om live muziek gaat, maakt het wel bijzonder. Ze werkt daarvoor samen met de Ame-rikaanse componiste Julia Wolfe. De muziek van Wolfe is enorm veelzijdig, van rock tot klassiek, verschillende genres komen aan bod. De drum-mers gebruiken ook experimentele klanktechnieken. Zo gebruiken ze niet enkel hun drumstokken, maar wor-den er ook geluiden gemaakt met de mond. Julia Wolfe werkte samen met de Italiaanse componist Francesco Filidei, die de compositie schreef. En-semble TaCTus voert ze uit.

De dansers en de drummers moeten erg goed op elkaar ingespeeld zijn om het tot een goed einde te brengen. Eén slag van een drummer te veel en de hele choreografie is in de war. Er waren geen fouten te bespeuren. Het valt ook op dat het om professioneel geschoolde dansers en geschoolde muzikanten gaat. Zowel de dansers en de drummers individueel als de twee groepen samen, lopen als een geoliede machine. ‘Democracy’ heeft er dan ook al enkele voorstellingen

opzitten en van kinderziektes is er niets meer te merken.

Het mooiste aan het stuk is de manier waarop de dansers met elkaar inte-rageren. Soms bewegen ze op een individuele manier en zie je er geen geheel in, maar nu en dan komen ze samen en worden ze, zowel letterlijk

als figuurlijk, één. Ze worden een col-lectief lichaam. “Hoe opent een indi-viduele beslissing, de mogelijkheid tot collectieve actie”, vraagt Maud. “Moeten we ongehoorzaam zijn te-genover de democratie? Hoe bouwen we een controversiële maatschap-pij?”

De dansers verlaten het podium met een tikkende klok en krijgen een ove-rweldigend applaus.

marlies m.

à peine entré dans la salle, les ac-teurs sont déjà sur place. Ils rentrent un par un et se placent dans la salle et restent immobiles. D’un coup tous tapent sur les cym-bales, dans n’importe quel sens.Il y a en tout, 4 batteries sur scènes. Sur 9 personnes 4 personnes prennent la place de batteur.C’est là que commence la musique. La rythmique commence en crescen-do, jusqu’à un rythme endiablé, mais

tellement groovy qu’il m’a obligé a ta-per du pied au rythme de la musique.Une fille danse seule sur ce rythme carré, comme pour se défouler, sous une lumière stroboscopique aveu-glante.

La musique ralentit un peu, mais les autres danseurs arrivent. Ils passent

d’une danse individuelle à une danse très en contact. Ils essaient de créer quelque chose ensemble, mais on s’aperçoit très vite qu’au bout d’un certain temps rien ne fonctionne. Les danseurs n’hésitent pas à sortir du cadre habituel, allant même au delà de la scène.

Toute la batterie est utilisée. Chaque élément est objet de percussion. Les batteurs sont ensembles, leurs rythmes sont synchros ou décalés mais cela reste toujours en harmonie.

Les danseurs essaient de les amener dans leur communauté, mais rien n’y fait, cela ne fonctionne pas.

Maud Le Pladec nous offre un spec-tacle riche et neuf, qui est intriguant et passe très vite tellement notre re-gard est focalisé sur chaque élément scénique.

antoine b.

29+30.11maud le pladec / léda‘Démocracy’budascoop kortrijk

© konstantin lipatov

69

innoverende herinneringseduca-tie op de planken

Een man komt het podium op, richt zich tot het publiek en doet een ietwat absurde uiteenzetting over een opvouwbare lat. Een op het eerste gezicht bizar begin van een weliswaar op verschillende vlakken uniek stuk. Een sterkere afsluiter van de zesde editie van het Next-festival had men niet kunnen vinden. The Blue Boy van het Ierse theatergezels-chap Brokentalkers, volgens The Irish Independence ‘een van de meest zinderende stemmen van het Ierse theater’, laat geen mens koud. Met bijzonder veel oog voor detail en in een unieke samenhang tussen tekst, muziek, performance, geluids- en beeldmateriaal brengen zeven spe-lers op een innoverende manier een verhaal dat in de collectieve herinne-ring van elke Ier staat gegrift.

Hij werd de nek gebroken, hij ligt er begraven, hij viel er van de trap,… Er circuleren nog steeds heel wat versies van de legende van The Blue Boy in Artane (Dublin). De jongen, in het stuk vertegenwoordigd door een pop, staat symbool voor het grote doofpotschandaal van decennialange kindermishandeling en –misbruik in de katholieke tuchtschool van Ar-tane. Tijdens de voorstelling wordt het publiek documentairegewijs ge-confronteerd met getuigenissen van slachtoffers, omwonenden en andere betrokkenen in het schandaal. Op een doorschijnende wand, ook wel te interpreteren als de scheiding tussen heden en verleden, worden woor-den, afbeeldingen en filmfragmenten geprojecteerd. Door een fantastisch spel van verschillende lichtinvallen wordt het accent afwisselend gelegd op wat zich achter, voor of op de wand zelf afspeelt.

Het informatieve luik van het stuk wordt subtiel afgewisseld door aan-grijpende choreografieën in flash-backs naar het verleden in de school, dramatische muziekintermezzo’s en vertellingen van Gary Keegan. Hij is de kleinzoon van een begrafenison-dernemer in Artane die geregeld dode kinderlijkjes moest gaan meten in de school. De verhalen die Keegan, coregisseur naast Feidlim Cannon, over zijn grootvader en zijn eigen jeu-gd in de buurt van de school vertelt, versterken het stuk omwille van de authenticiteit en sterke betrokken-heid. Keegan eist de aandacht van de zaal telkens opnieuw volledig op.

The Blue Boy zit bovendien boordevol opmerkelijke, symbolisch geladen de-tails. De beste illustratie hiervan vor-men de maskers, gedragen door de acteurs die de kinderen op de tuchts-chool spelen. Het zijn gekreukte vellen papier die nauw aansluiten aan het gezicht. Ze geven een broze indruk en staan symbool voor het gezichtsverlies en de kwetsbaarheid van de kinderen destijds. Ook in de prachtige, subtiele bewegingen van de acteurs kan de aandachtige toeschouwer heel wat problemen herkennen waarmee de kinderen te kampen hadden: afstoting, binding-sangst, routineopbouw, zelfvermin-king, enzovoort.

Het Ierse theatercollectief Brokental-kers maakte met uitermate veel res-pect voor de slachtoffers een fragiel theaterstuk over een thema dat ook bij ons nooit zo actueel was: kinder-misbruik binnen de katholieke kerk. Met een unieke samenhang van licht, muziek, performance en journalistiek materiaal wordt het publiek emotio-neel omvergeblazen. Innoverende herinneringseducatie op de planken.

alex v.

une introduction touchante : on est tout de suite captivé par l’histoire que nous conte Gary Keegan, metteur en scène de la pièce. Cette histoire est celle d’un grand-père, un orphelin, celle d’une génération d’après-guerre élevée dans une Irlande en manque de repères. Sa voix laisse place aux images. Des images d’archives proje-tées sur une immense toile blanche au devant de la scène. Reste à savoir ce qui se passe derrière. Le sujet est grave, dévoilé au grand jour en 2006 : les sévices subis par des enfants, impliquant de clergé catholique. Des jeux de lumières font apparaître une scène froide et austère, un pension-nat d’orphelins. Les acteurs sont épa-tants par leur jeu, leurs mouvements d’automates de boîte à musique (je les ai d’ailleurs pris pour des marion-nettes de bois pendant une minute). Le mal-être s’exprime avec la poésie des corps, de la danse mais aussi avec beaucoup de pudeur et de réserve. La répétition des mêmes mouve-ments, parfaitement synchronisés, en silence et sans contact avec l’autre, traduit à mon sens ces années muse-lées et murées dans l’austérité sous toutes ses formes. La mise en scène, très bien pensée, surprend : des té-moignages, les images d’archives, les interventions de Gary Keegan et le focus sur la scène s’entremêlent avec harmonie. Cette pièce fait entendre la voix des personnes qui ont vécu l’histoire, de celle d’un petit-fils qui se l’est fait conter, celle d’une femme qui se rend compte en 2006 qu’elle ha-bite à côté d’une institution qui a fait subir des sévices. Une fois toutes ces voix entendues, l’image implacable de l’homme d’Eglise responsable de cette institution, le sourire aux lèvres semble tellement insoutenable. De cette façon, à la manière d’un docu-mentaire, Blue Boy permet une prise de recul sur ces évènements qui ne datent pas tant que cela. Il affute le regard que l’on s’était forgé à travers les médias, nous offre un autre point de vue et c’est toujours positif. Cha-peau les Brokentalkers !

cécilia m.

29+30.11brokentalkers‘The Blue Boy’maison de la culture tournai

70

kindermisbruik

Wat een grappig begin voor een dergelijk onderwerp. De codirecteur van het lerse Brokentalkers beeldt allerlei objecten uit met een meter. Hoe eigenaardig, hij beeldt een wapen, een paard en zelfs een dinosaurus uit! De auteurs slagen erin om de aandacht van het publiek te boeien. De Brokentalkers die Dublijnse theatergezelschap samengesteld met Feidlim Cannon, Damien Fenty, Gary Keegan en Faye Munnsn behandelen het kindermisbruik en kindermishandeling op een originele manier. Het lijkt op een documentaire maar die gaan veel verder. Ze mengelen toneel, dans en film. Dankzij de bouwkunde van Feidlim Cannon en Gary Keegan schept de groep een stevige reputatie in de wereld van het theater.

Gary Keegan heeft het over zijn eigen ervaring en zijn eigen familie. Ten eerste laat hij het woord aan zijn grootmoeder aan de hand van een klein filmpje. Zo kan hij het onderwerp inleiden. Het publiek voelt verschillende emoties en name-lijk medelijden voor die kinderen die mishandeld worden over een aantal jaren. Bovendien geniet Keegan van de huidige periode en een actueel onderwerp. Tegenwoordig wordt er veel gesproken over de katholieke kerk en kindermisbruik. Inderdaad, hij maakt perfect gebruik van die stuwkracht. Zijn groot vader is niet in de steek gelaten. Het publiek ontdekt een vreemde spookverhaal ‘the blue boy’. Zijn groot vader getuigt aan de hand van een audio opname dat hij een begra-fenisondernemers was. Het publiek wordt geschrokt wanneer de grootvader het heeft over een kind die in zeer rare omstandigheden was gestorven. Het publiek wordt gereisd door een golf van rillingen. Iedereen vraagt zich af wat dat er met dat kind gebeurd is alhoewel wij in spoken geloven of niet.

Dan komt er wat toneel. De codirecteur slaagt erin om de indoctrinatie van die tijd weer te geven. De acteurs bewe-gen altijd samen en tegelijkertijd. Wat een schitterend werk! Bovendien dragen de acteurs een masker die uit papier gemaakt is. Gary Keegan doet een toespeling aan al die kinderen die verkracht en geslagen waren. Het spel van de acteurs maakt het publiek wijs dat de kinderen uit die tijd heel weinig rechten hadden. Men voelt onvermijdelijk wat angst, geweld en schuld. Anderzijds speelt de muziek ook een zeer belangrijke rol. De muziek ondersteunt de artiesten in die bijzondere prestatie. Maar soms kan dat wel te veel zijn. Er wordt zo veel verschillende media’s gebruikt dat het vervelend kan zijn. Het publiek heeft af en toe het gevoel dat hij van hak naar tak springt en als gevolg heeft het publiek niet altijd door wat er bedoeld is.

Aan het einde van de voorstelling wil men nog wat meer inlichtingen zoeken over kinderenmisbruik en kinderenmishan-deling. Inderdaad, de codirecteur maakt gebruik van echte getuigenissen en belevenissen in zijn voorstelling. Als gevolg schept hij afgunst voor documentaires. Hij laat het gevoel dat wij er niet genoeg van hebben en schept wat empathie en medelijden bij het publiek.

Gary Keegan slaagt erin om verborgen verhalen aan de openlucht te brengen. Hij verstoort de gedachten dat men kan hebben over de katholieke kerk en laat het publiek denken over de eerlijkheid van haar principes.

quentin d.

© brokentalkers

71

72

un spectacle hors de proportion, du théâtre sans doute, mais avec une certaine épouvante, une confusion impossible lorsqu’enfin l’on se rend compte que tout est réel, inspiré d’une histoire vrai. Des témoignages authentiques et une histoire qui ne se termine pas. Pas de fin heureuse et c’est à peine si avec le recul le metteur en scène avec son mètre dépliant peut mesurer l’horreur, l’ombre de corps qu’on réfugie dans des tombes.L’Irlande, l’indépendante, se réfugie dans la religion, catholique. Un pensionnat pour jeunes garçons abandonnés, or-phelins ou livrés à eux-mêmes tenus par des prêtres. Rien à redire, qui pourrait remettre en cause la parole de ceux qui prêchent pour Dieu ? Voilà donc le silence auquel sont condamnés ces enfants, on ne les écoute pas ; on entend les coups bien sûr, les cris. Les bruits d’une vie réglée à coup de bâton, des travaux forcés, des conditions de vie spartiate. Les abus sont nombreux, ils deviennent la norme. Où est la justice, quand le gentil est celui qui s’abstient d’infliger un châtiment corporel ?C’est un spectacle prenant dont il est difficile de s’abstraire. L’hypnotique de la répétition confère presque à la folie et la violence s’installe en un système incompréhensible. C’est un quotidien choquant mais jamais banal qui sévit à l’intérieur des murs de l’Artane School. Le regard gêné, il n’y a pas de provocation gratuite sur la scène. Lisse ou presque l’image, laisse toute sa force aux témoignages qui ponctuent la mise en scène, façon de le redire : tout cela était bien réel et nous l’avons vécu. Commémoration pour les blessés, les brisés, les tombés autant que dénonciation : en 2011, la Ministre de l’éducation irlandaise ouvre le premier rapport sur ces maltraitances, premier mais malheureusement pas le dernier…Le scandale est toujours là, même si le spectacle ne fait pas le choix de scandaliser ; c’est un bouleversement d’un autre ordre. Le dispositif est bien rodé, et la musique s’insinue de manière entêtante ; on ne peut plus dormir tranquille quand on a une fois ouvert les yeux. Entre les vidéos qui font écrans et cachent un moment la réalité des lieux, l’hypocrisie de ce prêtre tendre avec ses garçons, les enfants suivent l’enseignement de leur père en mesure et châtiment. Ces enfants, marionnette, comédiens aux masques chiffonnés appartiennent à un monde derrière les rideaux qu’on ne souhaiterait fermer. Les témoignages justes et pudiques, la force des mots qui appuient les voix tremblantes de ces enfants grandis encadrent avec une grande simplicité la violence des scènes montrées.The Blue Boy, c’est un fantôme, celui d’un garçon à l’uniforme bleu. Il existe différentes versions de sa mort, chacun à la sienne, chacun à ses peurs. Comme un mythe qui n’aurait pas fini de hanter l’Irlande… Voilà peut-être l’intérêt d’un tel spectacle, celui d’un exorcisme ; apaiser les démons et redonner la parole à ces enfants qui ne disaient ni moi, ni jeu. Ces enfants qui ne jouaient pas.Si l’on ne peut juger d’un spectacle par de simples applaudissements, tous les applaudissements ne se valent pas. Il y a des spectacles où il n’est pas facile d’applaudir, applaudir à quoi ? Comment applaudir à ce qu’on nous a montré, c’était fort, ce n’était plus, l’espace d’un instant, du théâtre. Comme un flottement, silence, rire nerveux : je crois que c’est la fin. Applaudir ou pas ? humain ? spectateur ? Le tour du force du spectacle est là.

henri g.

73

30.11emmanuelle raynaut‘L’Intrus’musée des beauX-arts valenciennes

l’intrus, elle, nous ?Nous sommes dans un lieu inti me et étroit. Cet endroit ne nous apparti ent pas. Nous pouvons seulement nous y installer et regarder, comme des voyageurs faisant un arrêt. Nous venons et repartons aussitôt. Rapprochement des corps, intrusion et dominance dans l’inti mité et pourtant malgré la proximité entre elle et nous, une grande barrière la protège grâce à la fi ne lumière que les regards ne peuvent dépasser. Moments de grâce, douceur et de mise en valeur du corps, une plongée dans un univers privé, montré de près et qui pourtant garde tout son aspect mystérieux et poéti que.

angèle l.

74

l’installation performative d’Em-manuelle Raynaut s’appréhende à la manière d’une proposition hybride, à mi-chemin entre un travail chorégra-phique et plastique. L’instant d’un pas-sage, l’artiste n’est plus présente. Elle laisse la place au corps, à la matière, aux sens. Il est question d’ombres et de lumières, de lignes et de pleins. Petit à petit le dessin se construit. L’enveloppe corporelle devient glaise sous l’œil d’un sculpteur qui n’est pas bien loin. Apnée brutale à travers une atmosphère étrange, composée d’un jeu des matités et des brillances. De l’esthétique fragmentée de la choré-graphie en découle une composition organique à l’attitude cyclique. Une invitation un peu froide, peut-être étions-nous les intrus ?

babette g.

Odeur âcre et parties de corps inconnues

paul l.

cette performance nous plonge dans une ambiance à la fois mys-térieuse, primitive et perturbante, voire angoissante. L’artiste, nue, meut son corps et le métamorphose dans l’ombre sur une plateforme réfléchissante alors qu’un œil géant nous observe. Nous l’observons, elle s’observe, l’oeil nous observe. Qui est l’intrus ? Aucun de tous ceux-là, le reflet est la réponse.

laura b.

l’œil, comme un couperet, qui n’aurait de pitié pour personne.On entre dans son regard, sans autre choix que de se passer à la lame,Au plus près de soi, pas de place pour un autre. L’œil s’éteint un instant, une jeune femme fait son apparition. Au-dessous de l’œil, comme une petite mare, peut-être une larme.La prunelle des yeux, convexe, une flaque miroitante, Comme un miroir de sorcière, un renfoncement de mercure.Lentement, la femme, nue dans ses longs cheveux noirs, se tourne comme pour un regard.On ne lui discerne pas le visage, et on la voit se plier au reflet, qu’elle ne parvient pas à égaler.Alanguie, élevée, couchée ou debout, comme Narcisse elle se mesure au regard de l’autre, sans savoir peut-être qu’elle se retrouve, elle-même.Comme un moment rare, quelque chose d’astronomique, ses jambes reparties elle s’éclipse.Comme un cycle de la Lune, sans voile, et toujours le souvenir dans le noir des astres.Un regard pesant, qui ne s’oublie pas, dans le noir et rien d’autreLa lame à l’œil, combien d’autres spectateurs,Je les laisse, l’intrus c’est moi.

henri g.

75

30.11jérôme brabant‘heimat’espace pasolini valenciennes

une silhouette dans le noir, puis le projecteur s’allume et le corps s’anime. La scène est faite de petites touches blanches présentes dans tout l’espace ; au sol, dans l’air avec des fils, sur les objets et aussi sur le costume de l’artiste. La scène est très pure et douce même si les formes géométriques montrent quelque chose de cassant.Les mouvements du danseur varient de rythme. Sa danse ressemble à un rituel, des mouvements répétitifs très concentrés et qui l’amène à faire appel à ses sens. Jérôme Brabant ca-resse l’air comme le sol.Il frôle, glisse et s’appuie avec son corps, ses extrémités aussi se posent délicatement, tous ses membres sont en alerte. Aucune partie n’est laissée au hasard, il prend conscience de chacune de ses parcelles. Il écoute le son de la musique, des accords hyp-notisants, très hypnotisants, pour lui comme pour nous. Son morceau se répète inlassablement et nous plonge dans son univers. Nos yeux ne décollent pas de cette danse répéti-tive. Cette musique se divise en deux, et c’est d’ailleurs ce qui ponctue les différents mouvements de son corps. Son regard parfois présent, toujours dans une même direction, comme si il regardait l’horizon, puis ses yeux se ferment, ne laisse passer que les re-flets de la lumière. L’odorat non plus n’est pas épargné, ceux proches de la scène pouvaient sentir une odeur de craie qui émanait de ses vêtements.Ses mouvements ne s’éparpillent pas, autant pour l’exécution que pour l’espace qu’il occupe. Sur scène une zone est délimitée de blanc, et des fils également traversent la pièce ; un territoire, des racines sont déter-minés. Et pour ce qui est des gestes, rien ne s’étale, il forme avec son corps des boucles, variant d’un moment à l’autre pour devenir vives, larges, lentes, ou encore très étroites. Tout son être se tient sur un même axe, autour duquel il tourne. Il y a toujours un mouvement de rotation, mais qui n’est pas effectué de la même manière ; son corps peut entrer en action, et décidera d’y allier sa tête aussi, puis il utilisera seulement son bassin par exemple.

Dans cette performance, on a l’im-pression qu’une force s’exerce sur lui, comme si un guide était là pour diri-ger ses mouvements. Il ne dépasse pas son cadre de vie, celui qui a été tracé au sol et la forme qu’il porte sur la tête, son chapeau s’apparente à ce-lui d’un clown. Il est très pointu, sec et strict. En dehors du périmètre se tiennent d’autres chapeaux à la même forme mais aux tailles distinctes. Ils se tiennent bien droits bien hauts, ils s’apparentent à une forme d’autorité. Le fait de porter ceci sur la tête pour-rait signifier comme une instruction à son esprit, et cette interprétation s’affirmait d’autant plus lorsque l’ar-tiste a enlevé son chapeau, son corps se libérait du rythme de la musique, l’étourdissement de sa tête se calmait comme tout son corps. Après un court instant, le temps de reprendre ses esprits, il se saisit de plusieurs de ses chapeaux et les inséra dans le cadre, cette fois c’est lui qui les saisit, comme si le rapport de force s’échangeait… ou alors se servent-t-il de lui comme d’un dis-ciple pour opérer à ce qui va suivre. Jérôme Brabant prit un à un chaque chapeau qu’il avait saisit auparavant pour les enfiler et les disposer sur son ventre. Mis ainsi, c’est comme si quelque chose jaillissait de son corps, une forme violente qui s’apparente à une carapace. Tout cela donne un côté très animal à l’artiste, une forme organique aussi qu’on pourrait voir comme un paysage qui se dessine sur son corps.Au début Jérôme porte ses formes, il gonfle son ventre, les met en évi-dence. On est porté par une vision étrange, on a l’impression qu’il souffre alors qu’il parait calme, mais les formes sont si agressives qu’elles ressemblent à des virus qui vien-draient se développer et le contami-ner. Les mouvements deviennent sac-cadés… il semble être possédé, le rythme devient effréné, comme si il n’arrivait plus à se contrôler. Les pics fixés à son corps le contraignent dans ses mouvements, ils sont beaucoup moins amples qu’au début de la re-présentation. C’est comme si un nou-veau périmètre s’installait autour de

lui, il ne peut avoir le même contact avec le sol. Puis c’est comme si une libération opérait, il déplace les formes dans son dos, puis sur ses fesses et ces pics ne nous apparaissent plus comme une agression mais comme un atout physique, l’on assiste à présent à une parade. Le corps se libère, se lève, s’élève pour enfin parler de lui-même, par lui-même.

angèle l.

vis à vis : L’intrus/Heimat ; Emma-nuelle Raynaut/Jérôme Brabant

Heimat : la patrie que l’on porte en soi, par extension son ‘chez soi’ ; l’in-trus, celui – celle – qui n’est pas à sa place ; des opposés en quelque sorte.

HeimatJérôme Brabant fait sa performance, il nous donne à regarder son travail et surtout à regarder comment il trans-pose en danse son propre regard sur son île, la Réunion. La mise en abyme est de la soirée et ma rétrospective sur les spectacles de cette soirée se décline sur l’interrogative : dans quelle mesure l’artiste peut-il nous faire voyager dans son univers ? Quel pouvoir d’évocation crée le mouve-ment ? Le but n’est pas la destination mais le voyage, le fait de poser des questions, de se poser des questions est peut-être / peut être plus impor-tant en soi que d’y répondre. Cohé-rence d’approche ? Il y a des cônes présents sur scène dans l’iconogra-phie que déploie le performeur dans son spectacle. Des cônes, une forme dont la base en cercle converge vers une pointe : pointer le regard de Bra-bant sur son île sans pour autant tout saisir.

L’intrusLe dispositif était intéressant : une salle aux proportions intimistes, un univers feutré et un éclairage faible, une forme suspendue sur laquelle est projetée la vidéo en gros plan d’un œil, un socle dont la surface réfléchit les images mais différemment d’un

76

Quand la géométrie danse.

paul l.

sentiment qui n’a pas de mots fran-çais. Des monts et montagnes qu’ils portent en lui, imagination de la tête au cœur, étranges cônes, drôles de pique qu’il aligne devant lui. Douleur d’une danse qui le ramène à un point de départ qu’il ne reconnaît plus. Il tourne autour de lui-même, toupie qui ne retrouve pas son point d’ori-gine. Quand on ne peut plus revenir, on entretient le souvenir, l’espoir. Certains dansent, comme si le corps se rappelait et que la peau même avant de perdre sa couleur se sou-venait de la morsure du soleil. Des larmes blanches, tristes tropiques sous nos lattitudes.

Il y a des espaces blancs, à combler, à retrouver sur la route du retour.

henri g.

jérôme brabant nous propose ici une chorégraphie envoûtante : écra-ser, tourner, piler. D’abord allongé dans son carré protecteur, il se relève peu à peu et nous surprend par l’har-monie qui se dégage de son corps devenu piquant, tantôt sur le ventre, après sur le dos. Il tourne, et le pays (symbolisé par les cônes) l’accom-pagne dans ses mouvements plein de grâce. L’ « Heimat » s’élève et danse à la surface de la Terre qu’il représente.

laura b.

miroir, et une personne au centre de tout cela. Installation assez réussie. La performance quant à elle, me laisse dubitative. Quelle est la valeur ajou-tée de la mise à nu de l’artiste ? Et un constat : c’est un parti pris curieux de ne jamais voir un visage dans une mise en scène qui évoque le mythe de Narcisse. Le texte de présentation du spectacle là encore se révèle plus convaincant que l’expérience que j’en ai fait. Reste cet œil qui vous observe, vous renvoyant à votre propre regard, regard sur l’œuvre notamment, pen-dant la performance, créant une mise en abyme, et à la fin, quand l’artiste est partie, que la performance est finie, il n’y a plus que le regard que vous porterez dessus.

Et cet intrus serait-il justement le re-gard critique ?Rilke, un poète allemand écrit jus-tement sur la critique dans Lettres à un jeune poète : « les œuvres de l’art sont d’une solitude infinie, et rien ne permet moins de les atteindre que la critique. » Je pourrais arrêter là la citation mais la suite est inté-ressante, lisez plutôt « Seul l’amour parvient à les saisir, à les soutenir, et peut leur rendre justice. - Donnez toujours raison à vous-même et à votre sentiment, contre toute sorte de semblable discussion, commen-taire ou introduction ; s’il s’avérait que vous aviez tout de même tort, le développement naturel de votre vie intérieure vous conduirait lente-ment, avec le temps, à d’autres per-ceptions. »Il y a donc une certitude au fond, vous pouvez lire nos articles, par curiosité, envie etc, nous sommes d’ailleurs ravis de partager notre ressenti avec vous, mais rien ne vaudra ni ne vien-dra jamais remplacer votre propre expérience de l’œuvre car c’est dans votre propre intérieur, dans votre pa-trie que celle-ci doit trouver sa place.

harmonie b.

heimat, ailleurs la maison. Le bon-heur, peut-être ce n’est pas ici. Le sentiment d’être déraciné.

Piégé, peut-être même, enserré par des liens qui ne s’oublient pas, plus ou moins lâches mais toujours pré-sents. Peu de marges de manœuvre : un rectangle blanc. Voilà tout l’espace laissé au danseur. De fait, figures im-posés, il se répète hypnotique dans ce

77

30.11christian rizzo‘D’après une histoire vraie’le phéniX valenciennes

au son de deux batt eries élevées, le corps de huit hommes est envahi par un rythme furieux. Cett e musique prenante s’empare de tout leur être, et en un instant les danseurs s’approprient l’espace. Assis à notre place, le son résonne dans la plante de nos pieds, si bien que nos jambes prennent le rythme et discrètement elles tapent le tempo. Ce spectacle est communicati f, les hommes sur scène possèdent une telle énergie qu’elle se diff use dans toute la salle. C’est une invi-tati on à la fête, à l’allégresse et surtout un appel à la liberté. Le partage aussi est une noti on clef car personne ne danse de façon isolée, ils sont ensemble, se regardent, on ressent une complicité, une cohésion, la confi ance qu’ils éprouvent les uns envers les autres. Les danseurs se serrent, s’enlacent, se frôlent, se souti ennent, se compensent ou encore se portent. Toute cett e danse est très contagieuse, on a envie d’être acti f comme eux, avec eux, de pouvoir se déchausser, frapper le sol de nos pieds et profi ter de cet air enivrant en se laissant complètement aller. Cett e joyeuse ronde en tout cas n’est pas improvisée, les danseurs ont une liberté d’expression mais ont des gestes très précis à réaliser, d’ailleurs une grande force s’en dégagent. Ces enchainements sont mécaniques de part leur précision, mais témoignent aussi d’une grande sensibilité et délicatesse.N’oublions pas de remercier Christi an Rizzo qui est à l’origine de ce magnifi que moment sur scène. Il nous permet ici de retrouver une émoti on qu’il a connu auparavant car ce spectacle est une ré-interprétati on d’un de ses souvenirs à Istanbul en 2004. C’est en voyant un spectacle folklorique avec des hommes qui dansaient qu’il eut envie de faire « D’après une histoire vraie ». Une volonté de retrouver ses émoti ons mais aussi essayer de nous les communiquer à son tour même si le contexte géographique a changé bien évidemment. Son objecti f, revisiter son souvenir, entre le contem-porain et le traditi onnel pour partager ses sensati ons ancrées.

angèle l.

78

© paul l.

« d’après une histoire vraie » c’est un spectacle chorégraphique, qui trouve dans la pratique de l’art un nouveau regard. En effet, c’est une réelle surprise de voir comment un corps peut s’exprimer sur une musique d’ambiance. La chorégraphie qui accompagne cette musicalité sans pour autant en être prisonnière, apportant ainsi, un rythme et du cachet.

En étudiant de plus près le personnage Christian Rizzo, on s’aperçoit que tout ceci résulte d’un vécu, d’une expérience, celle d’une histoire vraie tout simplement ! Mais laquelle ? Celle d’une expérience entre physique et métaphysique, regarder des corps s’exprimer à travers des gestes lents et abstraits et en même temps typiquement contemporain. Le plus de cette œuvre ? Ce réel sentiment de fraternité et de camaraderie entre ces danseurs, une confiance résultant de certaines figures, assurant la beauté de chaque mouvement effectué. Dans un univers très tamisé, un climat de suspen-sion et de tension est installé mais les corps sont mis en valeur, ce sont eux qui règnent et qui organisent la musicalité de cette œuvre.

Une œuvre certes très mystérieuse et implicite mais d’une extrême beauté qui revalorise l’expression corporelle, ne nécessitant ainsi que notre admiration le temps d’un spectacle très bien réalisé !

anaïs m.

« vu le spectacle, t’as intérêt à faire un bon papier » dixit Léa et Madeline, deux amies des Beaux Arts qui étaient à côté de moi au Phénix pour D’après une histoire vraie de Christian Rizzo. D’entrée, j’ai pas la pression quoi... Je ne sais pas si ce papier rendra hommage à ce que nous a donné ce spectacle mais ce qui est sûr, c’est que nous avons fait une standing ovation et que nous avons tellement applaudi que nous en avions mal au mains. Mais revenons en arrière. Pourquoi un tel engouement ? D’après une histoire vraie, c’est sur scène huit danseurs et deux batteurs, des costumes simples : t-shirts et pantalon. Les couleurs sont froides comme pour préparer le terrain et faire naître un contraste avec l’énergie de ces hommes et la vitalité de leurs mouvements qui réchauffent vite l’atmosphère. Que dire de ce spectacle qui aille au-delà d’une plate description ? Ce qui m’a marquée personnellement, c’est le lien. Des liens physiques ou des liens visuels. C’est tout un enchaînement dans les suites de mouvements, des traits d’unions entre les danseurs, au travers d’un point de contact par le(s) bras ou les mains le plus souvent. Des canons, des contre-point... un cocktail bien agité de tous les éléments constitutifs de la danse contemporaine et une suite fluide de moments dansés. C’est le lien aussi entre ce qui est de l’héritage et la transmission : le passage de la danse traditionnelle d’Istanbul vue dans la rue à la composi-tion d’un spectacle présenté ici devant nous au Phénix. Des liens géographiques qui se tissent entre le réseau des salles dans lequel aura été présenté le spectacle. Des rencontres et du hasard dans une trame si subtile que remonter le fil est au delà de notre entendement. Le lien encore au travers de la cohésion et de la complicité qui se sont créées entre les danseurs pour pouvoir se roder et présenter des enchaînements aussi bien calibrés dans l’espace temps. Le lien enfin entre les acteurs de la pièce : les acteurs à proprement parler qui jouent la partition du chorégraphe et le public qui en venant assister à la représentation devient une de ces composantes à part entière. Où est la frontière dans tout ça entre le prémédité, l’écrit, le destin et la surprise, l’improbable, le spontané ? Y en a t-il une ? Est-ce qu’il y a une limite à ce qui peut-être considéré comme de l’art ou est-ce que toute notre vie n’est pas entièrement perméable voire imbriquée à l’art ? Est-ce parce que l’histoire est « d’après du vrai » qu’elle est touchante ou est-ce qu’elle est touchante parce qu’elle entre en résonance avec quelque chose de vrai pour nous ? D’après vous...

harmonie b.

dans ce spectacle, les corps aux pieds nus entrent sur la scène, sem-blable à une toile blanche et sym-bolisant un sol sacré. Les danseurs s’assemblent et se désassemblent au son des percussions, amplifiées au fil du temps. Christian Rizzo nous fait voyager avec différents folklores évoqués dans chaque chorégraphie. La danse devient une transe autant pour les danseurs que pour le public : un régal !

laura b.

79

des mots pour le direC’est étrange un spectacle surtitré, pas seulement parce qu’on n’en connaît pas la langue. Parce qu’on y prête une attention différente. Les meilleures places ne sont pas à l’avant, mais un peu plus en hauteur pour voir les surtitres, quelques mètres qui changent tout. Le spectacle vivant mis à distance, la proximité des acteurs qui s’éloignent. C’est une étrange pantomime dont parfois le sens nous échappe. Contresens, il est facile de comprendre autre chose, le spectacle nous appartient après tout. Parfois, les spectateurs rient d’une blague avant que les acteurs n’aient lu leurs textes. Souvent les spectateurs ne com-prennent qu’un mot sur deux, et c’est un effet de comédie qui s’écroule. Il n’y a pas de surtitrage discret, parce que c’est un texte qui se pose sur une image, il faut au contraire qu’il soit visible. Les meilleurs peut-être sont ceux dont on ne se souvient pas… Il arrive que les mots écrits, et les mots dits se confondent, on oublie la langue et l’on place dans la voix de l’acteur des paroles qu’il n’a jamais pronon-cées. Surprenant effet technique, trouble de la mémoire d’un spectacle qui sonne après coup en français.

Des salles qu’on remplit

Aux premiers arrivés, il n’y a que l’embarras du choix. Cha-cun ses préférences, plus près des comédiens ou des tech-niciens, en haut ou en bas, plutôt au centre que sur les côtés. On garde une place s’il ne devait venir personne, au cas où, pour le manteau. On attend ses voisins, parfois il faut se resserrer pour que chacun ait sa place. Hasard de la salle, il arrive que l’on croise un ami à un rang de distance. Par signe on convient d’un rendez-vous, après : bon spectacle en attendant. Les gradins continuent de se remplir. Les discussions vont bon train : qu’en pense le voi-sin, on peut bien parler un peu, le programme de l’autre main. Devant, une jeune fille avec son portable envoie des textos nerveusement, espérons qu’elle se calme et coupe son téléphone. Rien de pire qu’un écran allumé, la scène en perd ses lumières. Un capiteux parfum à côté, la dame défait son écharpe de sa main lourde : où avais-je la tête ? Les derniers arrivés n’ont plus le choix, ils prennent les places à prendre. Le spectacle commence.

Théâtre, Maison de la culture : des lieux de vie.

On ne va pas au théâtre que pour le spectacle, on y re-trouve des amis aussi. Après, on reste au bar, ou y mange un bout assis autour d’une table. Avant on attend, on relit le programme, on vérifie qu’on ne s’est pas trompé : la bonne heure, le bon endroit. On espère aussi, sans savoir à quoi s’attendre du spectacle, peut-être une rencontre, un ami imprévu qui passerait la porte. Un lieu de rendez-vous. J’arrive souvent en avance, et je vois le hall lente-ment se remplir, avec ceux qui se dirigent vers le bar, ceux qui préfèrent s’assoir, ceux qui attendent déjà debout l’ou-verture des portes. Du silence au brouhaha, moins d’une heure et tout le monde est là. Dans le hall feutré, le silence s’est endormi et c’est presque avec joie que j’accueille les échos des conversations autour de moi. Il y a quelque chose d’inquiétant à voir de tels lieux déserts, un accueil vide. Les théâtres ont une vie à part, ils se réveillent en soirée. On s’y retrouve, des lieux de vie.

henri g.

© wonge bergmann

80

© le phénix

dank je wel