nieuwsbrief 2016-4

48
ONDER DE LOEP GPMI, sociale huisvesting, internationale samenwerking, … ACTUALITEIT Brulocalis en de Federatie van Brusselse OCMW’s werken volop aan hun nieuwe identiteit ONZE GEMEENTEN In de rij naar school Het gelauwerde project rond sociale huisvesting “Navez-Portaels” in Schaarbeek VER. UITG. CORINNE FRANÇOIS - N°7317 Nr. 2016/04 SEPTEMBER-OKTOBER 2016 Nieuwsbrief Stad en Gemeenten van Brussel-Hoofstad

Upload: lethuy

Post on 11-Jan-2017

224 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Nieuwsbrief 2016-4

ONDER DE LOEPGPMI, sociale huisvesting, internationale samenwerking, …

ACTUALITEITBrulocalis en de Federatie van Brusselse OCMW’s werken volop aan hun nieuwe identiteit

ONZE GEMEENTENIn de rij naar school

Het gelauwerde project rond sociale huisvesting “Navez-Portaels” in Schaarbeek

VE

R. U

ITG

. CO

RIN

NE

FR

AN

ÇO

IS -

N°7

317

Nr. 2016/04SEPTEMBER-OKTOBER 2016

NieuwsbriefStad en Gemeen ten van Brusse l -Hoo fs tad

Page 2: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0402

Gepubliceerd met de steun van het Brussel Hoofdstedelijk Gewest, Belfius en Ethias

DIRECTIE: Corinne François

COÖRDINATIE: Philippe Delvaux

REDACTIE: Marc Cools, Leopoldina Caccia Dominioni, Barbara Decupere, Philippe Delvaux, Vincent Dewez, Olivier Evrard, Camille Lépinay, Boryana Nikolova, Jean-Michel Reniers, Marie Wastchenko, Frank Willemans

VERTALING: Liesbeth Vankelecom, Annelies Verbiest

SECRETARIAAT: Stéphanie Melkebeke

ABONNEMENTEN: 02 238 51 49 [email protected]

PUBLICITEIT: Target Advertising 02 880 59 14 of 081 55 40 78 www.targetadvertising.be

Nieuwsbrief wordt gedrukt op 100% gerecycleerd papier

Cette revue existe aussi en français. Si vous souhaitez recevoir le Trait d’Union, contactez notre secrétariat: [email protected]

Sinds 2002 is Nieuwsbrief-Brussel integraal beschikbaar op www.brulocalis.brussels

Cover: Dit project was in 2015 prijswinnaar in het kader van “Maîtrise d’ouvrage publique” van de Federatie Wallonië-Brussel

Architecten = MSA Stabiliteitsingenieur = Ney&Partners Ingenieurs in bijzondere technieken = JZH Foto = Serge Brison

Nr. 2016-04SEPTEMBER-OKTOBER 2016

EDITO .........................................................................................................3

ACTUALITEIT

BRULOCALIS EN DE FEDERATIE VAN BRUSSELSE OCMW’S WERKEN VOLOP AAN HUN NIEUWE IDENTITEIT ........................4

DOSSIER: SOCIALE ZAKEN

ONDER DE LOEP

ACTIE VAN DE GEMEENTEN OP HET VLAK VAN DE CREATIE VAN SOCIALE WONINGEN.............................6

ONDER DE LOEP

RAAD VAN STATE WIJST OP HET BELANG VAN HET BEROEPSGEHEIM VOOR HET OCMW ................. 16

ACTUALITEIT

GEMEENTELIJKE INTERNATIONALE SAMENWERKING (GIS) OP EEN TWEESPRONG ............................................................................. 18

ONDER DE LOEP

UITBREIDING VAN DE GEÏNDIVIDUALISEERDE PROJECTEN VOOR MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE (GPMI): PRINCIPE EN HISTORISCHE CONTEXT .................................................... 22 HET NIEUWE SYSTEEM ............................................................................ 25

ACTUALITEIT

OPVANG VAN VLUCHTELINGEN: DE OPROEP VAN NICOSIA ................. 33

EUROPAGINA

EUROPESE PROJECTEN VOOR MIJN OCMW .......................................... 34

ONZE GEMEENTEN

EUROPESE WEEK VAN DE LOKALE DEMOCRATIE – EDITIE 2016 ............. 38

ONZE GEMEENTEN

IN DE RIJ NAAR SCHOOL ........................................................................ 44

ACTUALITEIT

MAAK KENNIS MET DE KRUISPUNTBANK VAN ONDERNEMINGEN ...... 46

INHOUD

BRULOCALIS, Vereniging Stad en Gemeenten van Brussel-Hoofstad

Aarlenstraat 53/ bus 4 - 1040 Brussel Tel 02 238 51 40 - Fax 02 280 60 90 [email protected] www.brulocalis.brussels

NieuwsbriefStad en Gemeen ten van Brusse l -Hoo fs tad

Page 3: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 03

BRULOCALISOnze Vereniging behoudt haar naam: Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Maar ze heeft nu ook een alias: Brulocalis. Onder de nieuwe roepnaam zal ze voortaan communiceren.

Waarom? Om dezelfde naam te hebben in het Nederlands als in het Frans. Om onze communicatie te moderniseren. En vooral om onze dubbele identiteit te bekrachtigen: Brussels en lokaal.

Onze kerntaak is de behartiging van de belangen van de lokale besturen. Volgens het subsidiariteitsbeginsel vinden wij immers dat de politieke verantwoordelijkheden uitgeoefend moeten worden door de overheid die het

dichtst bij de burger staat: in ons gewest zijn dat de gemeenten en OCMW’s. Pas als aangetoond kan worden dat een bevoegdheid efficiënter beheerd zou worden door een ander overheidsniveau, moet die er ook de verantwoordelijkheid voor opnemen. Daardoor worden in Brussel zeer diverse bevoegdheden - zoals openbaar vervoer, economie, grote openbare werken, brandweer, dringende medische hulp, afvalophaling, sorteercentra, … - beheerd op gewestelijk niveau.

Zoals we lezen in het Europees handvest van de lokale autonomie, zijn «de lokale autoriteiten één van de belangrijkste grondslagen van elk democratisch bewind». Democratie, dat zijn verkozenen die u rechtstreeks kan aanspreken. Je komt niet voor een logge en onpersoonlijke technostructuur te staan.

Onze gemeenten en OCMW’s leveren heel wat diensten aan onze burgers en doen dat tegen een kost per inwoner die lager is dan in andere grote steden zoals Antwerpen, waar de gemeenten een fusie ondergingen. We vergeten te vaak dat er niet alleen schaalvoordeel mogelijk is, maar dat er ook sprake kan zijn van schaalnadeel en dat centralisme niet altijd de goede keuze is als het op besturen aankomt.

Om de kwaliteit van hun dienstenaanbod te behouden, hebben onze lokale besturen voldoende financiering nodig. Er bestaat immers geen echte gemeentelijke autonomie zonder financiële autonomie. Daarom ligt de financiering van onze gemeenten en OCMW’s ons na aan het hart.

Wij communiceren voortaan onder een nieuwe naam, Brulocalis, maar onze missie als studiebureau en woordvoerder van de Brusselse gemeenten blijft – zoals u ziet – onveranderd.

Marc COOLS Voorzitter Brulocalis

EDITO

Page 4: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0404

ACTUALITEIT

Onze Vereniging was jarenlang niet meer bezig geweest met haar identiteit en imago. Het imago werd vooral uitgedragen door onze publicaties, zoals de Nieuwsbrief, en door ons sobere en statische logo dat u tot vandaag kende. We stelden vast dat het een neutrale algemene indruk naliet en ons zelfs wat op de achtergrond hield.

> Deze logo’s van de VSGB en de Afdeling OCMW zijn nu verleden tijd

Association de la Ville et des Communesde la Région de Bruxelles-Capitale ASBL

Vereniging van de Stad en de Gemeentenvan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest VZW

Daarom heeft Brulocalis beslist zijn positionering te herbekijken en zijn globale visuele identiteit aan te passen om onze Vereniging een dynamischer en pittiger imago te geven. Dit imago moet het nieuwe elan weergeven dat zich bijna twee jaar geleden aftekende binnen de Vereniging, om dichter bij haar leden te staan en zo beter te kunnen voldoen aan hun verwachtingen.

BRULOCALIS ZAL DE LOKALE EN BRUSSELSE WAARDEN NOG BETER UITDRAGENIn dat opzicht leek het ons logisch om ook onze naam te veranderen. In onze statuten blijven we de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (VSGB), maar vanaf nu zullen we ons profileren onder onze nieuwe alias Brulocalis. Die naam is makkelijker te onthouden, waardoor de Vereniging sneller geïdentificeerd en herkend zal worden. Brulocalis is een unieke en specifieke naam en we zijn er zeker van dat u er snel

aan zult wennen. Bovendien is de nieuwe alias taalkundig neutraal en makkelijk uit te spreken. Maar hij sluit vooral naadloos aan bij de dimensies die we continu beter tot uiting trachten te brengen: het zowel Brusselse (BRU) als het gemeentelijke (LOCALIS) dat behartigd wordt in de vorm van een vereniging.

Brulocalis is het resultaat van een lang rijpingsproces, waarbij interne analyses, een extern bureau en input van de bestuursorganen aan te pas kwamen. De naam werd gekozen uit een honderdtal andere voorstellen. Brulocalis vertegenwoordigt u en zal dat in de toekomst blijven doen!

EEN NIEUW LOGO EN BINNENKORT OOK EEN GRAFISCH CHARTERBrulocalis heeft het daar uiteraard niet bij gelaten maar koos ook voor een heel ander logo, een cruciaal visueel element dat onze identiteit samenvat. Daarvoor hebben we een beroep gedaan op het grafisch bureau PikNik, dat ons al geholpen had in de zoektocht naar een nieuwe naam. Nadat we het bureau gebriefd hadden over de waarden die het logo diende uit te dragen, heeft het meerdere logo’s ontworpen, waaruit wij het logo kozen en lieten herbewerken dat het best beantwoordt aan onze positionering.

De ‘pijltjes’ verwijzen naar het lokale aspect en maken duidelijk dat Brulocalis als actor optreedt. De kaart van Brussel geeft - en dat is allesbehalve neutraal - het tracé van de gemeentegrenzen weer. Het diepte-effect breekt met de karakteristieke unidimensionaliteit van ons vorige logo om de dynamiek te introduceren die we in onze actie willen steken. Onder onze naam in sobere letters staat ‘Vereniging Stad &

Gemeenten van Brussel’ als verwijzing naar onze statutaire, naam maar ook naar onze maatschappelijke drijfveer, namelijk het verdedigen van de Brusselse gemeentelijke belangen.

> Voortaan maakt deze naam deel uit van het Brusselse gemeentelijke landschap

Het nieuwe logo ging eveneens gepaard met de opstelling van een grafisch charter, dat de gebruikswijzen van onze logo’s en andere visuele elementen vastlegt. De daarin vastgelegde afspraken waarborgen de samenhang en de harmonisering van onze communicatiemiddelen:

• papier (bv. visitekaartjes, flyers, affiches, omslagen, briefpapier),

• materieel (bv. roll-ups, vaandels, presentatiestands, T-shirts),

• digitaal (bv. website, e-mail, video’s, multimedia),

• … en alle nieuwe grafische creaties die er in de toekomst nog bij kunnen komen!

Dit grafisch charter richt zich dus ook tot onze partners en zal de snellere en betere toewijzing aan Brulocalis garanderen van elk geproduceerd document.

BRULOCALIS EN DE FEDERATIE VAN BRUSSELSE OCMW’S WERKEN VOLOP AAN HUN NIEUWE IDENTITEITDe VSGB gaat voortaan door het leven als Brulocalis. Met de nieuwe naam wil onze Vereniging niet alleen makkelijker herkend worden, maar ook een specifiek imago opbouwen. Dit proces is het resultaat van een initiatief dat half 2015 genomen werd en geeft Brulocalis en de Federatie van Brusselse OCMW’s de kans om hun eigen identiteit te vormen. Op termijn willen we zo ook onze nieuwe dynamiek meer uitstralen.

U vindt het grafisch charter van Brulocalis op www.brulocalis.brussels

Page 5: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 05

ACTUALITEIT

FEDERATIE VAN BRUSSELSE OCMW’SDaarnaast hebben we ook nagedacht over de invoering van een nieuw logo voor de Federatie van Brusselse OCMW’s, die onlangs van structuur en naam veranderde (zie ‘De Brusselse OCMW’s voortaan vertegenwoordigd in één Federatie’ in Nieuwsbrief 2016/2). In het nieuwe logo staat de naam van de Federatie boven Brulocalis en de naar elkaar gerichte handen in de pijltjes, die symbool staan voor solidariteit en herinneren aan het oude logo, geven de Federatie een eigen

identiteit ... Het geheel sluit niettemin grafisch aan op ons overkoepelend logo.

> De Federatie van Brusselse OCMW’s staat op zichzelf, maar maakt toch deel uit van Brulocalis

BEGIN VAN EEN PROCESDe bedoeling is uiteraard dat dit imago vertaald en overgebracht wordt in de verschillende media die onze Vereniging

verspreidt. Allereerst is er de Nieuwsbrief, waarvan de ‘look & feel’ helemaal herzien werd om het lezen aangenamer en toegankelijker te maken. De lay-out is aangepast voor een vlottere leesbaarheid, hoewel de deels wetenschappelijke benadering behouden werd. Dan zijn er ook nog de Brulocafiches (u leest er meer over in dit nummer), die de praktische fiches vervangen maar dan met een aangepaste inhoud. De oude aliassen ‘vsgb.be’ blijven voorlopig bestaan, maar toch willen wij u vragen om u de nieuwe naam van onze website www.brulocalis.brussels en onze nieuwe e-mailadressen eindigend op @brulocalis.brussels alvast eigen te maken. Op die manier bouwen we onze Brusselse identiteit verder op. Net zoals Rome niet op één dag gebouwd is, zal het nog wat tijd vergen tot alle veranderingen doorgesijpeld zijn bij ons publiek en wij intern onze processen en media aangepast hebben. Hoewel wij die overgangsperiode zo kort mogelijk willen houden, zal de VSGB zich nog niet helemaal terugtrekken achter zijn nieuwe alias. Help ons het proces te versnellen: sluit Brulocalis in de armen!

In september wordt BRULOCALIS - en de nieuwe identiteit - officieel gelanceerd. Op die manier willen we al onze leden op de hoogte brengen van deze belangrijke verandering die de professionalisering van onze Vereniging ten dienste van haar leden zal versterken en voortzetten.

Onze opdrachtenStudie, toezicht en beheer van lucht, water, bodem, afval, lawaai en natuur (groene ruimten en biodiversiteit). Maar we hebben ook de opdracht om milieuvergunningen af te leveren, erover te waken dat ze worden nageleefd, didactische projecten in Brusselse scholen uit te werken en te ondersteunen, deel te nemen aan vergaderingen en onderhandelingen op Belgisch en internationaal niveau, enz.

Tot slot is Leefmilieu Brussel ook actief op vlak van ecologisch bouwen, en wat betreft de wisselwerking tussen gezondheid en leefmilieu.

Onze werking ➔ Informatie verzamelen ➔ Acties plannen ➔ Ingrijpen op het terrein ➔ Sensibiliseren, opleiden, raad geven ➔ Samenwerken met bedrijven

Leefmilieu Brussel,de overheidsdienst voor milieu en energie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

www.leefmilieu.brussels02 775 75 75

Pub_BE_2016_105Lx148_H_FR.indd 2 13/04/16 14:19

Page 6: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0406

ONDER DE LOEP

INLEIDINGMet zowat 9.000 beschikbare woningen dragen de gemeenten en OCMW’s in grote mate bij tot het aanbod openbare woningen.

De creatie en het beheer van middelgrote of sociale huurwoningen passen binnen een breder gemeentelijk beleid voor ruimtelijke ordening: de bouw en renovatie van aangepaste woningen voor verschillende doelgroepen, de strijd tegen de ongezonde woningen en leegstand, maar ook het preventiebeleid en de inrichting van collectieve voorzieningen die noodzakelijke aanvullingen vormen om wijken te ontwikkelen en te doen heropleven.

Elke gemeente en elk OCMW heeft specifieke eigenheden en er zijn dan ook vele verschillende actoren en methodes op gewestelijk niveau. Niettemin dragen die verschillende aanpakken - afgestemd op de situatie op het terrein - bij tot de realisatie van een gemeenschappelijk doel.

De geldende regelgeving is in de loop der jaren alsmaar omvangrijker geworden, onder meer door de uitbreiding van het subsidiëringsbeleid en de omkadering van de gemeentelijke autonomie, maar steevast met als doel om de samenwerking tussen de verschillende overheidsniveaus te versterken. Deze veranderingen hadden tot gevolg dat het lokale huuraanbod en de huurprijsomkadering verbeterd moesten worden.

In dit artikel geven we een stand van zaken en een overzicht van de verschillende middelen die ertoe geleid hebben dat de gemeenten onmisbare actoren geworden zijn in de huisvestingssector.

I. ONDERLINGE AFSTEMMING VAN HET GEMEENTELIJKE EN GEWESTELIJKE HUISVESTINGSBELEID: STREVEN NAAR SAMENWERKING - ALGEMENE CONTEXT

De gewestelijke beleidsverklaring 2014-2019 streeft ernaar het bestuur in de huisvestingssector te verbeteren door een geest van samenwerking en partnerschap tussen de actoren te ontwikkelen. Daarom wil de regering de overheidsbijdragen vergroten, diversifiëren en ruimtelijk beter verdelen, zodat er tegen 2020 in elke gemeente 15% kwaliteitswoningen in openbaar beheer en met een sociaal oogmerk zijn.

Nieuw is deze doelstelling niet.

In het regeerakkoord van de vorige legislatuur konden we al het volgende lezen: “De regering zal een norm vastleggen van 15% kwaliteitswoningen in openbaar beheer en met een sociaal oogmerk op het grondgebied van alle gemeenten, die binnen 10 jaar moet worden behaald.”

We herinneren er ook aan dat “een vermeerdering van het aantal sociale huurwoningen” en “het gemeentelijk huisvestingsbeleid ontwikkelen en coördineren” twee van de twaalf prioriteiten in het Gewestelijk Ontwikkelingsplan (GewOP) zijn1.

Tijdens de parlementaire besprekingen over de begroting 2015 werden de intenties van de Regering verduidelijkt2.

Eerst en vooral – en dat is bevestigd – werd een ‘Alliantie Wonen’ opgestart. Dankzij een investering van 1,2 miljard euro zullen 6.500 woningen gecreëerd worden, met als belangrijkste actoren de BGHM (Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij) en het Woningfonds. De gemeenten worden niet over het hoofd gezien, want 600 van die woningen zullen er komen in het kader van de duurzame wijkcontracten3. Een serieuze uitdaging gezien de resultaten van het huisvestingsplan 2004-2009: in tien jaar tijd werden 1.400 van de beloofde 5.000 woningen opgeleverd; de overige bevinden zich nog “in verschillende vorderingsstadia”4.

Stand van zaken, balans en vooruitzichten

> Olivier Evrard

ACTIE VAN DE GEMEENTEN OP HET VLAK VAN DE CREATIE VAN SOCIALE WONINGEN

1. Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 12 september 2002 met betrekking tot het Gewestelijk Ontwikkelingsplan, B.S., 15 oktober 2002, prioriteit nr. 3.

2. Ontwerp van verordening houdende de Middelenbegroting van de Agglomeratie Brussel voor het begrotingsjaar 2016, “Verslag over opdracht 25”, Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Regering, zitting 2014-2015, nr. A-50/3; zie ook: Ontwerp van verordening houdende de Algemene Uitgavenbegroting van de Agglomeratie Brussel voor het begrotingsjaar 2014, “Opdracht 25, huisvestingsbeleid”, Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Regering, zitting 2013-2014, nr. A-462/1, (vervolg 2), p. 76.

3. Wegens de in 2016 door te voeren besparingen zal de Regering de begrotingsmiddelen spreiden. Er komt dus geen subsidie vóór 2017. Cf. Antwoord van minister-president R. Vervoort op een mondelinge vraag van E. Huytebroeck betreffende de invoering van stadsvernieuwingscontracten, Commissie voor territoriale ontwikkeling, Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Regering, zitting 2015-2016, p. 31-34.

4. Volgens de verklaringen van minister C. Fremault in het Parlement. Ontwerp van verordening houdende de Middelenbegroting van de Agglomeratie Brussel voor het begrotingsjaar 2016, “Verslag over opdracht 25”, op. cit., p. 30.

Dit artikel ligt in het verlengde van het colloquium betreffende de versnelde uitbreiding van het aanbod aan sociale woningen via de diversifiëring van de actoren en de methodes, dat op 29 januari 2016 georganiseerd werd door het instituut voor interdisciplinair onderzoek over Brussel IRIB van de universiteit Saint-Louis en de stichting Pro Renovassistance, met de medewerking van Brulocalis.

De tekst werd reeds in Franse versie gepubliceerd door Larcier, in het tijdschrift “Revue pratique de l’immobilier – Les voies nouvelles pour le logement à caractère social” (nr 2015/2, p. 161-176).

Page 7: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 07

ONDER DE LOEP

Hoewel de meeste gecreëerde woningen het

werk zijn van de BGHM of het Woningfonds,

vervullen de gemeenten een belangrijke rol door

terreinen ter beschikking te stellen voor de bouw

van sociale of middelgrote woningen.

Ten tweede wordt een nieuwe coördinatieraad

opgericht met alle openbare actoren die

betrokken zijn bij het huisvestingsbeleid. Het

doel van deze raad werd al aangekondigd,

namelijk het versterken van de synergieën en

het bevorderen van de uitvoering van gemengde

gemeenschappelijke projecten die verband

houden met wonen, vooral projecten betreffende

de creatie van woningen. Deze raad vervangt

echter niet de besluitvormingsorganen.

II. OVERZICHT VAN DE HUIDIGE SITUATIEHet begrip ‘sociale woning’ kan nogal vaag

lijken en dus is het belangrijk om eerst

overeenstemming te bereiken over deze term.

We stellen vast dat het begrip geëvolueerd is met

de vele discussies waartoe het aanleiding gaf in

het Brussels Parlement5.

Vandaag kan het samengevat worden als de

‘openbare invloed op het woningenbestand’,

waaronder alle overheidsinitiatieven (BGHM,

SVK’s, lokale overheden, huurhulp van het

Woningfonds) vallen, met uitzondering van

Citydev en de leningen van het Woningfonds6.

In de bovenstaande tabel is het percentage

sociale woningen per gemeente opgenomen, met

onder meer een raming van de woningen van de

gemeentelijke grondregieën en van de OCMW’s7.

De tabel toont in één oogopslag dat alle

openbare vastgoedactoren zich, met de middelen

waarover ze beschikken, inzetten voor een

gemeenschappelijk doel.

We stellen grote verschillen vast, die verband

houden met de politieke geschiedenis van elke

gemeente, de mate van verstedelijking, de

bevolkingsdichtheid, de beschikbare gronden,

de vastgoedprijzen en de aan- of afwezigheid

van perimeters die in aanmerking komen voor de

subsidiëring van stadsvernieuwingsprojecten.

Met deze voorwaarden dient rekening

gehouden te worden bij de inschatting van de

ontwikkelingsmogelijkheden van de verschillende

gebieden.

5. “De doelstelling van 15% kwaliteitswoningen in openbaar beheer en met een sociaal oogmerk”, vraag nr. 131 van dhr. Emmanuel De Bock van 5 augustus 2010, Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Bulletin Vragen & Antwoorden, 15 november 2010, nr. 12, p. 199 e.v.; “Doelstelling van de Regering om 15% sociale woningen per gemeente te halen”, vraag nr. 121 van dhr. Didier Gosuin van 19 juli 2010, op. cit., p. 183 e.v.; Cf. ook: Interpellatie van dhr. Vincent De Wolf over “het mogelijk verband tussen een deel van de gewestdotatie en de doelstelling van 15 percent overheidswoningen”, Huisvestingscommissie van 26 oktober 2010, Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Regering, C.R.I., COM (2010-2011), nr. 2, p. 62 e.v.; interpellatie van dhr. Vincent De Wolf en gezamenlijke interpellatie van mevr. Anne Dirix over “de overeenkomsten met de gemeenten om de doelstelling van 15 percent openbare woningen met een sociaal doel te halen”, Huisvestingscommissie van 10 december 2009, Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Regering, C.R.I., COM (2009-2010), nr. 20, p. 29 e.v.; interpellatie van dhr. Vincent De Wolf over “het eventuele beleid inzake huurprijsbegeleiding”, Huisvestingscommissie van 17 november 2009, Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Regering, C.R.I., COM (2009-2010), nr. 10, p. 24 e.v.

6. Een diepgaande analyse van het sociale karakter van de openbare woningen in kwestie is dus nog niet voor meteen. Zie hierover W. Van Mieghem, “15% sociale woningen in Brussel: droom of werkelijkheid?”, Art. 23, februari 2010, nr. 38, p. 6-11.

7. Bron: bijlage 4 van de beheersovereenkomst 2015-2020 tussen de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering (B.S., 23 september 2015).

Raming 2014Gemeente Totale

woningen-bestand op 1/1/2014

Sociale woningen-bestand

Gemeentelijk woningen-bestand

Woningen-bestand van de OCMW’s

Woningen-bestand van de andere lokale operatoren

Woningen- bestand van de SVK’s

Woningen- bestand Huurhulp (Woningfonds)

Totaal aantal omkaderde woningen (zonder leningen van het Woningfonds en de OMB)

% omkaderde woningen (zonder Woningfonds en GOMB)

Anderlecht 50.143 5.044 326 0 0 323 199 5.892 11,75

Oudergem 15.099 888 91 4 0 36 0 1.019 6,75

St-Ag-Berchem 9.802 806 28 0 0 34 67 935 9,54

Brussel 81.779 7.830 3.204 2.100 492 609 287 14.522 17,76

Etterbeek 24.318 1.454 242 4 0 186 28 1.914 7,87

Evere 16.754 2.208 118 0 0 169 13 2.508 14,97

Vorst 24.990 1.302 23 10 0 222 102 1.659 6,64

Ganshoren 11.150 1.338 4 0 0 56 1 1.399 12,55

Elsene 48.798 1.640 434 50 0 172 93 2.389 4,90

Jette 21.689 1.383 77 10 0 183 83 1.736 8,00

Koekelberg 8.890 520 52 0 0 59 14 645 7,26

Molenbeek 37.789 3.498 293 26 0 449 247 4.513 11,94

Sint-Gillis 25.814 1.123 842 45 0 248 136 2.394 9,27

Sint-Joost 12.219 818 254 15 0 117 67 1.271 10,40

Schaarbeek 56.890 2.282 265 23 0 498 254 3.322 5,84

Ukkel 37.590 1.686 118 20 0 112 24 1.960 5,21

Watermaal-Bosvoorde 11.588 2.093 115 60 0 25 0 2.293 19,79

St-Lamb-Woluwe 26.401 2.671 45 0 0 137 43 2.896 10,97

St-Pts-Woluwe 18.737 911 39 5 0 93 4 1.052 5,61

BRUSSELS GEWEST 540.440 39.495 6.570 2.372 492 3.728 1.662 54.319 10,05

Page 8: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0408

ONDER DE LOEP

III. SUBSIDIËRING

A. Context

Geraamd wordt dat ongeveer de helft van het gemeentelijke huurwoningenbestand het resultaat is van de vele stadsvernieuwingsprogramma’s die deels gesubsidieerd zijn door het Gewest en in mindere mate door de federale overheid.

De ontwikkeling van het subsidiëringsbeleid had twee grote gevolgen voor het gemeentebeleid.

Enerzijds worden de gemeenten in de huidige wetgevingscontext niet gestimuleerd om een rol te spelen op het vlak van koopwoningen door de aankoop van een gezinswoning te bevorderen voor gezinnen met een laag inkomen. Het verhuren van de woningen die in het kader van die programma’s gebouwd of gerenoveerd zijn, wordt daarentegen wel bevorderd. En daar zijn twee redenen voor. Ten eerste is er de hinderpaal van de beperking van de mogelijkheden om de gesubsidieerde woningen weer te verkopen, met sancties als gevolg8. En sinds kort is er ook een paleffect, door te verbieden om het aantal vierkante meters van het al dan niet gesubsidieerde gemeentelijke huurwoningenbestand te verlagen9. Anderzijds zijn die regelgevingen erop gericht een huurprijsbegeleiding te garanderen, door de financiering te laten afhangen van de verhuring van de gecreëerde woningen op voorwaarde dat de toegangs- en beheersvoorwaarden nageleefd worden.

Voor woningen die met eigen middelen gebouwd zijn, mag de lokale operator de toegangsvoorwaarden en de voorwaarden voor de berekening van de huurprijzen vrij vastleggen in zijn toekenningsreglement10.

B. Stadsvernieuwing

1. Algemeen

De herwaarderingsprogramma’s hebben een duurzame stempel gedrukt op de oudste wijken van onze hoofdstad. In totaal zijn er 27 gemeenten en OCMW’s die voordeel halen uit die programma’s11. Zij krijgen daar aanzienlijke subsidies voor van het Gewest, maar ook het gemeentelijke budget wordt aangewend voor de cofinanciering van vele projecten.

In haar gewestelijke beleidsverklaring kondigde de Regering al de grote lijnen van haar hervormingsplannen aan. Het doel is ambitieus: zorgen voor meer samenhang tussen de

verschillende middelen voor stadsvernieuwing. Daarom wil de regering de duurzame wijkcontracten, het Stadsbeleid, de alleenstaande gebouwen en de verlaten gebouwen maar ook een nieuw soort programma, nl. de stadsvernieuwingscontracten, bundelen in één ordonnantie.

Zodra die hervorming een feit is, zullen er twee soorten programma’s voor stadsvernieuwing zijn. Enerzijds de projecten die uitgevoerd worden op wijkniveau en op initiatief van de gemeente in het kader van de ‘duurzame wijkcontracten’. Anderzijds de projecten die uitgevoerd worden op het grondgebied van meerdere gemeenten op initiatief van het Gewest of van de betrokken gemeenten in het kader van de nieuwe ‘stadsvernieuwingscontracten’ (SVC)12.

Het gebied dat in aanmerking komt voor de perimeters van de duurzame wijkcontracten en de stadsvernieuwingscontracten zal trouwens opnieuw bepaald worden. Er zal in dat kader een stadsvernieuwingsgebied (SVG) gecreëerd worden13.

2. Alleenstaande en verlaten gebouwen

Deze twee subsidies voor de aankoop en renovatie van gebouwen die gerenoveerd moeten

8. Besluit van 4 februari 1999 betreffende de verkoop van sommige onroerende goederen door de gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn, B.S., 21 april 1999; besluit van 12 februari 1998 houdende organisatie van de vernieuwing of de sloop gevolgd door de heropbouw van onroerende goederen van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (art. 6, 3e lid, 4°, en art. 15) (B.S., 27 maart 1998); besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 mei 2010 tot uitvoering van de ordonnantie van 28 januari 2010 houdende organisatie van de stedelijke herwaardering (art. 36) (B.S., 15 juli 2010).

9. Art. 33 van de Brusselse Huisvestingscode, ingevoegd door de ordonnantie van 11 juli 2013 (B.S., 18 juli 2013, err. B.S., 26 juli 2013). Artikel 33 van de Huisvestingscode verbiedt het niet om de verkoop van woningen te compenseren met de aankoop of de bouw van een gelijk aantal vierkante meters. Artikel 7 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de regels die van toepassing zijn op de woningen die door openbare vastgoedoperatoren en door sociale verhuurkantoren te huur worden gesteld (B.S., 30 juli 2014) verduidelijkt in dat opzicht dat de compensatie “gedurende het jaar” moet gebeuren. Volgens de Huisvestingscode moet de jaarlijkse inventaris ingediend worden voor 1 juli. Die inventaris bestaat uit de lijst van de woningen opgemaakt op 31 december van het voorgaande jaar.

10. Zie hierover O. Evrard, “L’attribution des logements publics non sociaux – vers plus de transparence et d’uniformité”, in N. Bernard en A. Mahoux (dir.), Le nouveau Code bruxellois du logement en débat(s), Brussel, Larcier, 2014, p. 189-200.

11. Interpellatie van dhr. A. Maron over de voorwaarden voor het verhuren door de gemeenten en OCMW’s van de woningen waarvan de aankoop en renovatie gesubsidieerd zijn door het stadsvernieuwingsbeleid, evenals de controle door het gewestelijke bestuur en de sancties, Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Regering, C.R.I., COM, Huisvestingscommissie, 21 januari 2014, nr. 35, p. 6-15.

12. Mondelinge vraag van mevr. E. Huytebroeck over de invoering van stadsvernieuwingscontracten, Commissie voor territoriale ontwikkeling, Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Regering, zitting 2015-2016, p. 31-34.

13. Door toepassing van de ordonnantie van 28 januari 2010 houdende organisatie van de stedelijke herwaardering, B.S., 3 februari 2002, komen momenteel alleen de perimeters die opgenomen zijn in een stedelijk herwaarderingsgebied van het Gewestelijk Ontwikkelingsplan (GewOP) in aanmerking voor de wijkcontracten (art. 2, 1° en 15°). Onder ‘stedelijk herwaarderingsgebied’ verstaan we de perimeter zoals bedoeld in artikel 17, tweede lid, 3° van het BWRO, namelijk de prioritaire interventiegebieden. Concreet gaat het om de ruimte voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting en de renovatie (RVOHR), zoals bepaald in het GewOP. Het ontwerp van Duurzame Gewestelijke Ontwikkelingsplan (DGewOP) voorziet in een nieuw gebied ter vervanging van de RVOHR: het stadsvernieuwingsgebied (SVG). Dit gebied werd herbepaald op basis van sociaal-economische criteria (werkloosheidscijfer, inkomen, ...).

7

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

9

6

5 5 5

1

Aankoop van verlaten gebouwen

70

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

37

72

50

8

36

74

Renovatie van alleenstaande gebouwen

Page 9: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 09

ONDER DE LOEP

worden, werden oorspronkelijk geregeld door een

nationale reglementering maar vallen nu onder

de bevoegdheid van de Brusselse regering. De

betrokken projecten worden deels gefinancierd

door het Gewest: voor 90% in geval van aankoop

en voor 60% in geval van renovatie. Ondanks hun

beperkingen14 hebben zij een groot aantal sociale

openbare woningen opgeleverd15.

Met de komst van de wijkcontracten zijn deze

subsidies voorbehouden voor projecten die

uitgevoerd moeten worden buiten programma’s

voor een geheel van verschillende gebouwen.

De tabellen op pagina 08 geven een overzicht

van de renovatieprojecten waarvoor die subsidies

toegekend zijn16.

3. Wijkcontracten

De wijkcontracten leverden 1.663 woningen op tussen 1992 en 2014. En dat is nog niet alles, want actie nr. 5 van het eerste deel van de Alliantie Wonen, die in 2013 goedgekeurd werd, heeft de creatie van ongeveer 600 extra woningen in het kader van de duurzame wijkcontracten als doel.

Zij krijgen extra subsidies, onder meer van de Beliris-samenwerkingsakkoorden en de hefboom- en aanverwante operaties, vooral die welke uitgevoerd worden in samenwerking met Citydev/GOMB17.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft deze beleidsmaatregelen getroffen naar aanleiding van de goedkeuring van de ordonnantie van 7 oktober 1993 houdende organisatie van de herwaardering van de wijken18. Deze ordonnantie ging verder dan het koninklijk besluit van 28 maart 1977 houdende organisatie van de woonkernvernieuwing in het Brussels Gewest, dat zij opheft.

De Brusselse wetgever wilde zich niet beperken tot de renovatie van vastgoed dat meestal diende als woning, en voerde dus een geïntegreerd instrument in dat vooral betrekking had op de openbare ruimte en voorzieningen. Hij verlegde de focus ook weer naar de armere wijken en verruimde de actieperimeters (van woonkern naar wijk).

Voor de volledigheid herinneren we er ook aan dat de regering in 1998 een instrument ter aanvulling op de wijkcontracten ontwikkeld heeft, nl. de zogenaamde ‘initiatiefcontracten’. Er werden toen vijf projecten vastgelegd19.

Aangezien het stadsvernieuwingsbeleid vooral

een sociaal doel nastreeft, zijn de gesubsidieerde

woningen omkaderd.

Bijgevolg zijn de aan sociale woningen

gelijkgestelde woningen en de

geconventioneerde woningen onderworpen

aan specifieke verplichtingen op het vlak

van inkomstenplafonds en berekening van

de huurprijs20. Bovendien moet de betrokken

operator voor de toegang tot de gerenoveerde of

opnieuw gebouwde woningen voorrang geven

aan de personen die er voor de werkzaamheden

al in woonden.

In het kader van de hoger vermelde

stadsvernieuwingscontracten (SVC) keurde

de regering vijf studiegebieden goed voor

programma’s die onder de huidige legislatuur

van start zullen gaan met een budget van

110 miljoen euro:

• Brussel-Stad/Sint-Jans-Molenbeek: Havenlaan -

Citroën - Groendreef - Tour & Taxis;

• Schaarbeek/Sint-Joost-ten-Node: Station

Brussel-Noord - Brabantstraat - Sint-

Lazaruslaan;

• Molenbeek/Anderlecht: Beekkant - Weststation -

Ninoofsesteenweg - Brel;

• Vorst/Sint-Gillis: Koningsstraat;

• Brussel-Stad/Anderlecht/Molenbeek:

Ro-Ro-project.

14. Aankoop van verlaten gebouwen en renovatie van onbewoonbare gebouwen: subsidiëring van de gemeenten en OCMW’s, Verslag van het Rekenhof aan het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, november 2014.

15. Over de wettelijke verhuurvoorwaarden, zie het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende organisatie van de vernieuwing of de sloop gevolgd door de heropbouw van onroerende goederen van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (art. 6, 3e lid) (B.S., 27 maart 1998) en het besluit van 19 juli 1990 van de Brusselse Hoofdstedelijke executieve betreffende de verkrijging door de gemeenten van verlaten gebouwen (B.S., 27 september 1990).

16. Bron: Rekenhof.17. Vraag nr. 68 van dhr. Kanfaoui over

het aantal gebouwde of te bouwen woningen in het kader van de duurzame wijkcontracten, Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Regering, zitting 2014-2015, Bulletin Vragen & Antwoorden, 9 februari 2015, nr. 6, p. 55-56.

18. Intussen vervangen door de ordonnantie van 28 januari 2010 houdende organisatie van de stedelijke herwaardering (B.S., 3 februari 2002).

19. P. Zimmer, La politique de l’habitat de la Région de Bruxelles-capitale, CRISP, 2002, nrs. 1746-1747, p. 53

20. Cf. art. 16 van de ordonnantie van 28 januari 2010 houdende organisatie van de stedelijke herwaardering; evenals art. 34 en 35 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 mei 2010 tot uitvoering van de ordonnantie van 28 januari 2010 houdende organisatie van de stedelijke herwaardering.

Woningen wijkcontracten per type Situatie in 2014 - Bron: GOB Brussel Stedelijke Ontwikkeling

Studio 1 slaapkamer 2 slaapkamers 3 slaapkamers >3 slaapkamers Niet bepaald

55

338

600

420

250

7

Bruss

el

Molenbeek

Schaarb

eek

Anderlech

t

Sint-G

illis

Elsene

Sint-J

oostVorst

Jette

Koekelberg

597

307

162 142 135 13083 67

28 19

Woningen wijkcontracten per gemeente Situatie in 2014 - Bron: GOB Brussel Stedelijke Ontwikkeling

Page 10: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0410

ONDER DE LOEP

21. Zie “Voorstel van resolutie tot uitbreiding van de huurtoelage tot de wijkcontracten”, Verslag, Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Regering, zitting 2010/2011, nr. A-155/1.

C. Huurtoelage

De huurtoelage is een gewestelijke tegemoetkoming die het verschil dekt tussen de huurprijs die de gemeente, het OCMW of de houder van een recht van openbaar beheer vraagt en een derde van het maandelijkse gezinsinkomen (eventueel verhoogd met een derde van de kinderbijslag). De toelage bedraagt maximaal 220 euro en wordt geweigerd als ze minder dan 15 euro bedraagt (cijfers van 2013). Het doel van de huurtoelage is de omkadering van de huurprijzen dankzij een financiële tegemoetkoming van het Gewest in de huurprijzen.

Ter vervanging van het oorspronkelijke besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 maart 2008 heeft het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2012 zijn toepassingsgebied uitgebreid met de door OCMW’s verhuurde woningen en de gecreëerde woningen in het kader van de wijkcontracten21.

De huurtoelage wordt niet toegekend aan andere woningen die het voorwerp uitmaakten van overheidssteun die de baremisatie van de huurprijzen impliceert. Blijft de vraag in verband met de gemeentelijke woningen die vallen onder het beheer van een SVK.

De toelage wordt niet toegekend als de huurprijs lager ligt dan de limiet, zoals vastgelegd door het besluit, volgens het type woning (die tevens voldoet aan de voorwaarden van de

PERCENTAGE IN AANMERKING KOMENDE GEMEENTEWONINGEN (IN 2013)Type woning Toelatingsplafond (maximale

huursom)Percentage gemeentewoningen

onder het toelatingsplafond

Studio € 401,15 56%

Appartement 1 slaapkamer € 465,82 54%

Appartement 2 slaapkamers € 537,56 35%

Appartement 3 /Huis 2 slaapkamers € 653,76 44%

Appartement 4 /Huis 3 slaapkamers € 770,97 63%

Appartement 5+/Huis 4+ slaapkamers € 965,99 88%

Bron: GOB Brussel Stedelijke Ontwikkeling.

DEELNEMENDE GEMEENTENJaar Gemeenten OCMW’s

2008 3

2009 5

2010 5

2011 4

2012 6 0

2013 6 0

Bron: GOB Brussel Stedelijke Ontwikkeling.

TEGEMOETKOMING PER GEZINJaar Begunstigden Bedrag Gemiddelde

2008 29 € 4.305 € 148

2009 48 € 24.231 € 505

2010 70 € 37.512 € 536

2011 81 € 64.599 € 798

2012 111 € 87.649 € 790

2013* € 95.389 € 1.343

* Gedeeltelijke gegevens. Bron: GOB Brussel Stedelijke Ontwikkeling.

29

2008 2009 2010 2011 2012

48

70

81

111

Aantal dossiers Bron: GOB Brussel Stedelijke Ontwikkeling.

2008 2009 2010 2011 2012 2013

€ 4 305

€ 24 231

€ 37 513

€ 64 599

€ 87 649

€ 95 389

Vereffende kredieten 2013: gedeeltelijke gegevens. Bron: GOB Brussel Stedelijke Ontwikkeling.

Page 11: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 11

ONDER DE LOEP

22. Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 28 november 2013 tot instelling van een herhuisvestingstoelage (B.S., 23 november 2013).

sociale verhuurkantoren). Met als gevolg dat de

woningen van de gemeenten en OCMW’s niet

allemaal in aanmerking komen. Deze situatie

creëert een billijkheidsprobleem voor huurders

die wel voldoen aan de inkomstenvoorwaarden

(gebaseerd op de regelgeving voor sociale

woningen) maar die niet op dezelfde manier

behandeld worden op basis van het bedrag van

de huurprijs, waarover zij geen controle hebben.

Aangezien de regelgeving niet gewijzigd is,

blijkt het systeem voor heel wat huurders niet te

werken.

Merk op dat de herhuisvestingstoelage berekend

is op basis van de maximale huurprijs, zelfs

als de werkelijke huurprijs meer bedraagt dan

die limiet22.

In 2012 kregen 111 gezinnen een huurtoelage

voor een jaarlijks totaalbedrag van meer dan

95.000 euro.

> Sint-Joost-ten-Node: kunstenaarsdorp “cité Mommen”

LAST MINUTE

ADVIES VAN BRULOCALIS: WONINGEN TE HUUR GESTELD DOOR OPENBARE VASTGOEDOPERATORENIn een brief van 31 augustus overhandigde Brulocalis aan minister Céline Fremault een advies betreffende het voorontwerp van besluit houdende de regels die van toepassing zijn op de woningen die door openbare vastgoedoperatoren en door sociale verhuurkantoren te huur worden gesteld.

Onze vereniging pleit voor een harmonisering van de huurprijzen en inkomstenplafonds bij de verhuur van bescheiden huurwoningen van gemeenten en OCMW’s, ongeacht de wettelijke basis van de subsidiëring. Momenteel maakt het naast elkaar bestaan van verschillende stelsels de materie vrij onleesbaar.

Er dient daarom een juist evenwicht gevonden te worden tussen het in aanmerking nemen van de sociale situatie van de kandidaat-huurder enerzijds en de gemeentelijke budgettaire duurzaamheid anderzijds, zodat de lokale besturen hun aanbod aan betaalbare huurwoningen kunnen blijven ontwikkelen.

Het ontwerp beoogt de vervanging van het door de Raad van State vernietigde besluit van 27 juni 2014.

De verwijzing naar de onafhankelijke commissie werd weggelaten in het besluit,

na de nietigverklaring van de wettelijke basis (artikel 28bis van de Huisvestingscode) door het Grondwettelijk Hof. De mogelijkheid voor de gemeenten en OCMW’s werd wel behouden om hun woningen toe te kennen via een commissie ad hoc. Die optie wordt niet opgelegd maar voorgesteld bij gebrek aan een wettelijke habilitering.

Het ontwerp bepaalt maximale huurprijzen en inkomstenplafonds voor de kandidaat-huurders, die nageleefd moeten worden bij de verhuur van «bescheiden» en «middelgrote» huurwoningen, volgens de definitie van die begrippen in de Huisvestingscode. Deze regeling is aanvullend en wordt dus enkel toegepast als er geen specifieke regelgeving bestaat die een baremisatie van de huurprijzen en inkomsten voorschrijft.

Het advies is te vinden op www.brulocalis.brussels

Wat voorafging

“Toekenning van woningen van gemeente en OCMW - advies onafhankelijke commissie niet langer verplicht” op www.brulocalis.brussels > Actualiteit [19.03.2015]

Page 12: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0412

ONDER DE LOEP

23. Vraag nr. 362 van mevr. Mahinur Ozdemir van 20 april 2012, Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Bulletin Vragen & Antwoorden, 15 september 2012, nr. 31, p. 25 e.v.

24. Artikel 124, § 1, 3°, van de Brusselse Huisvestingscode en artikel 3 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 houdende organisatie van de sociale verhuurkantoren bepalen onder welke voorwaarden de gemeenten en OCMW’s woningen ter beschikking kunnen stellen van een SVK (B.S., 28 maart 2008).

25. Art. 13 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen.

26. Deze overeenkomsten worden op jaarbasis verlengd.

27. “Debat betreffende de integratie van de genderproblematiek in het beleid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie”, Verslag, Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Regering, zitting 2014-2015, nr. A-110/2, p. 5 en 6.

In die periode namen de volgende gemeenten

eraan deel: Brussel-Stad, Schaarbeek, Etterbeek,

Evere, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Gillis (aanvragen

tot principeakkoord ingediend vanaf 2012) en

Anderlecht (aanvragen tot terugbetaling alleen

ingediend in 2008)23.

De door de gemeente Molenbeek beheerde

woningen geven geen recht op een huurtoelage,

want wegens de lage huurprijzen besteden

huurders doorgaans niet meer dan een derde van

hun maandloon aan de huur.

IV. SAMENWERKING MET DE ANDERE OPENBARE VASTGOEDOPERATORENA. Samenwerking met de sociale

verhuurkantoren

Vele gemeenten en OCMW’s stellen woningen

ter beschikking van een sociaal verhuurkantoor

en leggen samen met dat kantoor de

toekenningsmodaliteiten voor een welbepaald

publiek vast24.

In dat kader mag de gehele inbreng aan

woningen waarvan de gemeenten en de

OCMW’s, volledig of ten dele, eigenaars of

houders van zakelijke rechten zijn, niet groter zijn

dan twintig woningen per sociaal verhuurkantoor

als dit kantoor minder dan honderd woningen

beheert en niet meer dan 20% van zijn

woningenbestand als het meer dan honderd

woningen beheert.

Volgens de cijfers die de FEDSVK (Federatie van

de Sociale Verhuurkantoren) op 30 september

2014 vastlegde, zijn 7,6% van het bestand dat

door de SVK’s beheerd wordt, woningen die

eigendom zijn van de lokale besturen, goed voor

ongeveer 280 panden.

B. Samenwerking met de BGHM

Op advies van de BGHM kunnen de OVM’s

in samenwerking met de OCMW’s prioritaire

toekenningen voorzien met betrekking

tot maximaal 10% van de beschikbare

huurwoningen25.

Momenteel hebben vijf OVM’s zo’n

overeenkomst26 afgesloten met de OCMW’s:

de Anderlechtse haard, de “Habitations

et logements sociaux d’Auderghem”, de

“Logement molenbeekois”, de Ukkelse

Huisvestingsmaatschappij en de “Habitations

sociales de Woluwe-Saint-Lambert”27.

> Etterbeek: Sint-Pietersplein

Page 13: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 13

ONDER DE LOEP

28. N. Bernard, “L’emphytéose et la superficie : des pistes de solution à la crise du logement ou “c’est dans les vieilles casseroles”…”, Échos log., maart 2010, (1), p. 1-11; V. Dewolf en N. Bernard, “Fécondité du droit de superficie en vue de résoudre la crise du logement”, L’information immobilière (journaal van de Union nationale de la propriété immobilière, Frankrijk), nr. 410, p. 22 e.v.

29. De Cité Mommen is een plaats voor artistieke creatie en experimenten die al sinds 1874 bestaat. Félix Mommen, fabrikant van kunstmateriaal en mecenas, richtte de Cité destijds op voor kunstenaars om er te komen wonen en werken. De bestemming en de erfgoedwaarde maken van de Cité Mommen een uniek voorbeeld in België.

30. In tegenstelling tot een gemeentebestuur is een autonoom gemeentebedrijf wel gemachtigd om industriële of handelsactiviteiten uit te oefenen. Zie art. 263bis tot 263decies van de Nieuwe Gemeentewet en het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot bepaling van de activiteiten van industriële of commerciële aard waarvoor de gemeenteraad een autonoom gemeentebedrijf met rechtspersoonlijkheid.

V. FOCUS OP ENKELE VERNIEUWENDE GEMEENTELIJKE ERVARINGEN

A. Huisvestingsplannen van de stad Brussel

De stad Brussel bezit het grootste gemeentelijke woningenbestand van het Gewest en voert een daadkrachtig beleid op het vlak van de creatie van openbare woningen.

Het ‘huisvestingsplan’ van de huidige ambtstermijn streeft ernaar om 842 nieuwe woningen te creëren, waarvan de Grondregie er 663 zal dragen.

De meeste zijn middelgrote woningen zonder inkomstenplafond, andere worden gesubsidieerd in het kader van de wijkcontracten en zijn gelijkgesteld aan sociale woningen.

Het plan kadert in de voortzetting van het ‘Plan 1000 Woningen’, dat de voorbije jaren steeds met succes uitgevoerd werd. Dankzij dit plan werden middelgrote maar ook sociale woningen gecreëerd (239 woningen werden gebouwd in het kader van de wijkcontracten en 45 woningen vloeien voort uit de stedenbouwkundige lasten).

In totaal zullen er aan het einde van dit tweede luik 1.895 wooneenheden (1.053 + 842) gecreëerd zijn in de stad Brussel in twaalf jaar tijd.

De stad Brussel werkt trouwens actief mee aan diverse maatregelen. Zowat 1.050 appartementen komen in aanmerking voor een huurtoelage, terwijl de stad Brussel kosteloos vijf terreinen afstond aan het Brussels Gewest om er sociale woningen te bouwen. Bovendien heeft de stad Brussel verschillende operatoren (OVM’s, SVK’s en Huurdersverenigingen) erfpachten toegestaan voor een dertigtal gebouwen, om de creatie van sociale woningen te bevorderen.

B. Recht van opstal - steun bij de aankoop van een woning in Etterbeek

In 2007 heeft de gemeente Etterbeek een innoverende vorm van steun bij de aankoop van een woning ingevoerd voor kandidaten die voldoen aan bepaalde inkomstenvoorwaarden. Deze toelage kondigt in zekere zin, maar dan in minder uitgewerkte vorm, de community land trust aan.

De Grondregie ‘verkoopt’ de appartementen onder het stelsel van het oppervlakterecht. Maar eigenlijk is het geen echte verkoop. Door toepassing van het recht van opstal kan er een onderscheid gemaakt worden tussen de eigendom van wat zich onder de grond (het terrein, dat de eigendom blijft van de exploitant van de ondergrond - in dit geval de gemeente) en op de grond (het gebouw, eigendom van de opstaller - in dit geval de koper van het

appartement) bevindt. Maar het eigendomsrecht is beperkt tot een (hernieuwbare) duur van vijftig jaar. Wanneer het contract ten einde loopt, gaat het gebouw weer naar de gemeente.

In vergelijking met een huurovereenkomst biedt dit contract heel wat voordelen voor de opstaller, aan wie een gebruiksduur van vijftig jaar gegarandeerd wordt. Enkele van die voordelen zijn: een lagere aankoopprijs (de opstaller koopt het terrein niet en koopt maar voor beperkte duur), lagere registratiekosten (2% in plaats van 12,5% voor een klassieke verkoop), een kortere terugbetalingstijd voor de hypotheek, zeer lage successierechten, de mogelijkheid om zijn recht af te staan na een persoonlijke gebruiksperiode van tien jaar, ...28

Tot nu toe werden nog maar twee transactiereeksen doorgevoerd (Sint-Pietersplein en Pandhoflaan).

C. Woningen voorbehouden voor een doelgroep: de kunstenaarsateliers van Sint-Joost-ten-Node

Dankzij de Cité Mommen29 voert de gemeente Sint-Joost-ten-Node sinds 2006 een origineel project uit dat sociale, culturele en patrimoniale doeleinden nastreeft.

Voor deze gedurfde uitdaging richtte de gemeente een autonoom gemeentebedrijf (AGB)30 op om de handelsmaatschappij over te kopen die eigenaar was van het terrein. Voor het project heeft Sint-Joost-ten-Node het hele budget aangewend dat het federale Grootstedenbeleid de gemeente toegekend had.

Het gebouw wordt beheerd door het autonome gemeentebedrijf van Sint-Joost-ten-Node, waaraan de bvba Cité Mommen een erfpacht verleend heeft.

In de Cité zijn een dertigtal kunstenaars gevestigd. Er zijn 34 ateliers van 28 tot 160 m². Het gaat hoofdzakelijk en in meerderheid om woonateliers, gewone ateliers en een gemeenschappelijke ruimte die door de kunstenaars-huurders beheerd wordt. Bovendien zijn twee à drie kunstenaarswoningen gebonden aan huurovereenkomsten van korte duur in het kader van welbepaalde artistieke projecten.

De toekenningsregelgeving schrijft regels voor, die aangepast zijn aan het specifieke karakter van het project. De woonateliers worden dan ook toegekend op basis van het advies van een kunstenaarscommissie en zijn voorbehouden voor kandidaat-huurders die voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot een woning onder het beheer van een sociaal verhuurkantoor. Wat de huurprijsbegeleiding betreft, wordt een korting op de theoretische basishuurprijs toegekend, afhankelijk van de sociale situatie van de huurders.

> Etterbeek: Sint-Pietersplein

Page 14: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0414

ONDER DE LOEP

D. Socialisering van het huurwoningenbestand

van Schaarbeek

Het meest opvallende en geslaagde voorbeeld

van synergie die een gemeente ontwikkelt

met sociale huisvestingsmaatschappijen, is

ongetwijfeld het project dat de gemeente

Schaarbeek momenteel aan het uitvoeren is.

Het gemeentelijke meerderheidsakkoord

voorziet in de overdracht van het particuliere

huurwoningenbestand van de gemeente en het

OCMW naar de Schaarbeekse Haard en het ASIS

(Agence schaerbeekoise immobilière sociale)31.

Op termijn zou de Schaarbeekse Haard ongeveer

2.500 woningen beheren en de referentiespeler

worden op dit gebied. Merk op dat het beheer

van 17 van de 25 woningen van het OCMW van

Schaarbeek al toevertrouwd werd aan het ASIS.

Dit plan, gebaseerd op een eenvoudig principe,

zal de facto de modaliteiten voor de inschrijving

voor en de toekenning van de woningen op elkaar

afstemmen. Het biedt als voordeel dat er minder

operatoren zullen zijn, het beheer geoptimaliseerd

wordt en de procedure eenvoudiger zal zijn

voor kandidaat-huurders. En last but not least,

zal het het gemeentelijke huurwoningenbestand

socialiseren.

BESLUIT

Al meerdere legislaturen lang heeft de Brusselse

regering zich als doel gesteld om de invloed

van de overheid op het woningenbestand te

versterken, met bijzondere aandacht voor de

uitbreiding van het aanbod sociale woningen.

Of deze ambitieuze doelstelling gehaald

wordt, zal afhangen van de noodzakelijke

samenwerking tussen de verschillende

openbare vastgoedoperatoren. Kortom - zoals

de titel van het colloquium terecht suggereert -

kunnen we naar een concrete uitvoering van dit

gemeenschappelijk doel streven door alle actoren

te verenigen en door verschillende methodes toe

te passen.

Op lokaal niveau zullen de gemeenten en

OCMW’s dankzij de financiële steun van

het Gewest en door de ontwikkeling van

grondinstrumenten een dynamisch beleid kunnen

voortzetten en hun actie op dit gebied verder

diversifiëren.

Hoewel de situatie van gemeente tot gemeente

sterk kan verschillen, wil dit artikel aantonen dat

de lokale overheden globaal een belangrijke

rol spelen.

31. Gemeentelijk huisvestingsplan 2013-2018”, gemeenteraad van Schaarbeek van 18 december 2013, p. 24.

> Het project Middelweg, te Haren

Page 15: Nieuwsbrief 2016-4
Page 16: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0416

ONDER DE LOEP

> Marie Wastchenko

RAAD VAN STATE WIJST OP HET BELANG VAN HET BEROEPSGEHEIM VOOR HET OCMWDit tijdschrift heeft in enkele voorbije nummers de kwestie van het beroepsgeheim uitgediept (Nieuwsbrief 2015/6 en 2016/2). Ons standpunt met betrekking tot het beroepsgeheim van de OCMW’s werd bekrachtigd door een recent arrest van de Raad van State.

In april 2016 informeerden de Federaties van OCMW’s de leden van de tijdelijke commissie Terrorismebestrijding (zie Nieuwsbrief 2016/1, p. 14) die wetsvoorstel 59.399/1 diende te beoordelen, dat de federale overheid niet bevoegd is voor de wijziging van artikel 36 en 50 van de organieke OCMW-wet die het beroepsgeheim behandelen (cf. Nieuwsbrief 2016/2, p. 10).

Vervolgens vroeg de Commissie ons een advies over de ingediende amendementen1, betreffende:

• de invoeging van een nieuw artikel 46quater/1 in het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat de procureur des Konings van de OCMW-raadsleden en –personeel kan vorderen dat ze inlichtingen meedelen in het kader van de opsporing van misdrijven bedoeld in Boek II, titel I ter van het Strafwetboek

• de invoering van een strafrechtelijke sanctie in geval van weigering

HET ADVIES VAN DE FEDERATIE VAN OCMW’S …In een brief van 30 juni 2016 vestigden de Federaties van OCMW’s de aandacht op het volgende:

1. De dossiers en de doelstellingen mogen niet vermengd worden, want het voorliggende wetsvoorstel verwijst zowel naar de strijd tegen sociale fraude als de strijd tegen terrorisme.

2. Wij eisen dat het beroepsgeheim van de OCMW’s niet anders beschouwd zou worden als dat waaraan de andere professionals gebonden zijn die onderworpen zijn aan artikel 458 van het Strafwetboek.

3. Wij vragen ons af of het relevant is de OCMW’s te onderwerpen aan een uitzonderingsregime, aangezien zij niet

noodzakelijk in het bezit zijn van meer objectieve, nuttige en relevante informatie dan andere instanties in het kader van de terrorismebestrijding. De informatie in kwestie is overigens heel waarschijnlijk ook toegankelijk via andere wegen die het beroepsgeheim in het OCMW niet op de helling zouden zetten.

4. Wij vrezen voor een geleidelijke verzwakking van het beroepsgeheim in de OCMW’s en een verschuiving van hun kerntaken en bestaansreden.

5. Wij betreuren dat we steeds vaker horen dat het OCMW-publiek misdaadgevoelig zou zijn (mogelijke terroristen, geradicaliseerden, fraudeurs, …) en de OCMW’s niet in staat zouden zijn om problemen aan te pakken.

… BEKRACHTIGD DOOR HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATEIn zijn advies van 24 juni 2016 bevestigt de Raad van State de visie van de Federaties van OCMW’s dat het niet de federale wetgever is die artikel 36 en 50 van de organieke OCMW-wet moet wijzigen. Daarom stelt de Raad van State dat het beter zou zijn de nieuwe beschikkingen niet in de organieke OCMW-wet van 8 juli 1976 in te voegen, maar veeleer in het Wetboek van Strafvordering, zoals de amendementen doen.

Maar dan rijst de vraag van de grondslag van het uitzonderingsstelsel ingevoegd door de amendementen ten aanzien van het OCMW. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie wordt geschonden wanneer er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel van de voorgestelde maatregel. De Raad van State wijst er evenwel op dat de doelstelling van het voorstel lijkt te bestaan in het intrekken en

terugvorderen van sociale uitkeringen die ten onrechte worden uitgekeerd.

Ten aanzien van dit doel lijkt de voorgestelde maatregel volgens de Raad van State niet als een adequaat en pertinent middel te kunnen worden beschouwd, aangezien niet duidelijk is waarom de mededelingsplicht beperkt is tot het onderzoek in het kader van terroristische misdrijven. Volgens de Raad van State is het evenmin duidelijk hoe de voorgestelde maatregel pertinent is ten aanzien van het nagestreefde doel, als de uitzondering op het beroepsgeheim beperkt is tot de gevallen van sociale fraude waarbij een OCMW relevante inlichtingen kan verschaffen.

Indien de voorgestelde maatregel daarentegen streeft naar een efficiëntere strijd tegen het terrorisme, is het voor de Raad van State – en daarin sluiten zij zich aan bij het advies van de Federaties van OCMW’s - niet duidelijk hoe verantwoord kan worden dat de mededelingsplicht in het kader van het vergaren van inlichtingen betreffende terroristische misdrijven, beperkt wordt tot raadsleden en personeel van de OCMW ’s, en niet wordt opgelegd aan andere personen die aan het beroepsgeheim onderworpen zijn. De Raad van State stelt voorts: “Het is niet duidelijk waarom vertrouwelijke inlichtingen in het bezit van OCMW-leden en -personeel dusdanig pertinenter en noodzakelijker zijn in de strijd tegen het terrorisme dan vertrouwelijke inlichtingen in het bezit van andere vertrouwenspersonen.”

De Raad van State besluit dat uit het voorstel en de amendementen, alsook uit de bijhorende toelichtingen, dus geen redelijk verband van evenredigheid kan worden afgeleid tussen de aangewende middelen en het beoogde doel van de voorgestelde maatregel.

1. Amendementen bij het wetsvoorstel tot wijziging van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, om de strijd tegen terroristische misdrijven te bevorderen (doc. 59.400/1).

Page 17: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 17

VERENIGING IN ACTIE

OCMW’S

HUURWAARBORG - GESPREKKEN MET HET WONINGFONDS In het kader van de regionalisering van de huurovereenkomsten zijn er verschillende mogelijkheden voorzien om de toekenning van een huurwaarborg te verbeteren. De Federatie van Brusselse OCMW’s pleit, net als andere actoren in de sector, voor de oprichting van één gewestelijk fonds voor alle Brusselse huurders.

Zie hierover ‘Pour un fonds de garantie locative centralisé’ in La Libre Belgique van 8/6/2016, ook beschikbaar op www.lalibre.be.

Tijdens een gesprek met het kabinet van de minister van Huisvesting kwam het idee aan bod om de toekenning van huurwaarborgen door het Woningfonds te beginnen uitbreiden. Om te onderzoeken of het Woningfonds zou kunnen tussenkomen voor het OCMW-publiek, heeft de Federatie bij de negentien Brusselse OCMW’s een heleboel gegevens verzameld over de toekenning van huurwaarborgen door de OCMW’s, die vervolgens bezorgd werden aan het Woningfonds.

Tijdens een vergadering op het kabinet van minister Fremault heeft het Woningfonds een voorstel tot uitbreiding van zijn actiegebied voorgelegd. Het voorstel werd onderzocht en besproken door het Directiecomité, dat de minister op 20 juni zijn bedenkingen over het voorgestelde systeem overmaakte in een brief. Voor de Brusselse OCMW’s moet het systeem absoluut beantwoorden aan drie doelstellingen: het verstrekken van reële en gepaste steun aan het OCMW-publiek, de toekenning van een kwalitatieve steun die niet alleen voldoet aan de voorwaarden voor toegang tot een degelijke woning maar ook aan de behoeften van huurders met een laag inkomen, en een echte lastenverlichting van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Wij willen niets liever dan dat er vooruitgang geboekt wordt in dit dossier en dus hebben we voorgesteld om een werkgroep op te richten in september.

SCHULDBEMIDDELINGIn het kader van de regelmatige gesprekken met de gewestelijke kabinetten kwamen zowel de ontwikkeling van een informaticatool als de kwestie van de

financiering van de door de GGC erkende diensten voor schuldbemiddeling aan bod.

De Federatie van Brusselse OCMW’s heeft met de sector overlegd over de invoering van de informaticatool en deed twee voorstellen die positief onthaald werden: het idee van een vergadering met de Brusselse OCMW’s die de overeenkomst nog niet ondertekend hebben, de GGC en het Steunpunt om de driepartijenovereenkomst een nieuw elan te geven, evenals de oprichting van een stuurcomité om samen de grote lijnen te bepalen. Op 8 juni vond de eerste vergadering plaats en het dossier gaat vooruit.

Wat de financiering van de door de GGC erkende diensten voor schuldbemiddeling betreft, zijn de kabinetten zich bewust van de behoeften en zijn zij bereid om vooruit te gaan. De Federatie van Brusselse OCMW’s is begin juli gestart met het verzamelen van gegevens om een objectief oordeel te kunnen vellen over de vraag naar middelen en een toereikend budget te verkrijgen.

OVERDRACHT WERKLOOSHEID - OCMWOp 18 mei 2016 schreven de Federaties van OCMW’s een brief naar de minister van Maatschappelijke Integratie om hem eraan te herinneren dat in het kader van de overdracht van de werkloosheid naar de OCMW’s de wijze van compensatie dringend vastgelegd moest worden. Want terwijl er voor 2015 een forfait van 157 euro per LL-dossier toegekend was, is er sinds januari 2016 geen enkele compensatie meer.

De minister had de OCMW’s gevraagd de POD Maatschappelijke Integratie mee te delen hoeveel personen in 2015 een steunaanvraag ingediend hebben bij een OCMW. Tijdens onze gesprekken met minister Borsus vond hij dat de cijfers die de administratie hem bezorgd had, onvoldoende coherent of volledig waren.

Tijdens ons gesprek met de minister op 20 juni 2016 heeft die de Federaties de opdracht gegeven om meer gegevens te verzamelen bij hun leden. We hebben erop aangedrongen dat er op korte termijn oplossingen moesten komen, aangezien de compensaties voor 2016 dringend nodig zijn.

EUROPESE PROJECTEN EN OCMWNaar aanleiding van de brochure ‘Europese projecten voor mijn gemeente’, die Brulocalis in februari 2016 uitbracht, vond op 14 juni een presentatie- en uitwisselingsvergadering over de Europese projecten plaats voor de Brusselse OCMW’s. Het doel van die vergadering was de relevantste projecten voor de OCMW’s belichten.

U vindt de brochure ‘Europese projecten voor mijn gemeente’ terug op www.brulocalis.brussels > documenten [28.02.2016]

TAXSHIFTDe Federatie van Brusselse OCMW’s heeft haar leden geïnformeerd over de uitdagingen in het kader van de ‘taxshift’. Het Directiecomité en de negentien Brusselse OCMW’s werden op de hoogte gebracht van alle details van het dossier: raming van de door de gemeenten niet-geïnde bedragen, redenen voor discriminatie en mogelijkheid om in beroep te gaan. Op 27 juni heeft de raad van bestuur van Brulocalis beslist om samen met de VVSG en de UVCW de politieke onderhandelingen voort te zetten en pas in beroep te gaan bij het Grondwettelijk Hof als de andere twee verenigingen in beroep gaan.

Voorlopig geven de drie verenigingen van steden en gemeenten de voorkeur aan onderhandelen. Er vonden al verschillende gesprekken plaats met het kabinet van minister van Werk Kris Peeters. Toch heeft een Waals OCMW besloten om een beroep in te stellen bij het Grondwettelijk Hof.

Europese projecten voor mijn gemeente

Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Met de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Page 18: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0418

ACTUALITEIT

GEMEENTELIJKE INTERNATIONALE SAMENWERKING (GIS) OP EEN TWEESPRONGBegin juni werd Brulocalis officieel partner van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Een belangrijke mijlpaal, want nu kunnen de Brusselse stad en gemeenten hun actie voortzetten in het kader van een nieuw vijfjarenprogramma voor Gemeentelijke Internationale Samenwerking (2017-2021). De Vereniging en haar Waalse zustervereniging beheren het GIS-programma al jarenlang samen en aangezien de programma’s eind september 2016 klaar moeten zijn, profiteren zij van de zomer om nieuwe actievoorstellen uit te denken. We geven u graag een voorsmaakje.

1. Brussel-Kimbanseke, Court-Saint-Etienne-Kasa Vubu, Flémalle-N’Djili, Herve-Ngaliema, Elsene-Kalamu, Luik-Lubumbashi, Namen-Masina, Olne-Matete, Sint-Gillis-Likasi, Ukkel-Kintambo, Walhain-Madimba, Watermaal-Bosvoorde-Limete, Sint-Lambrechts-Woluwe-Bandalungwa en Sint-Pieters-Woluwe-Goma/Béni/Butembo.

De Brusselse Vereniging en haar Waalse zustervereniging hechten er veel belang aan dat de partners zo veel mogelijk betrokken worden om hun eigen inbreng in de nieuwe programma’s te maximaliseren. Daarom organiseerden zij in april en juni vijf workshops rond het programma samen met de gemeenten van de partnerlanden (Benin, Burkina Faso, Marokko, DR Congo en Senegal). De Brusselse gemeenten waren vooral actief in de Congo, Senegal en Marokko. We zullen dus allereerst de toekomst van het GIS-programma in die drie landen uitvoeriger bespreken. De Brusselse en Waalse partners en hun Congolese, Senegalese en Marokkaanse collega’s zijn samengekomen:

• van 11 tot 15 april in Kinshasa,

• van 30 mei tot 2 juni in Mbour,

• van 31 mei tot 4 juni in Ouarzazate

In totaal werken een dertigtal Belgische gemeenten, waarvan zeventien Brusselse, mee aan de uitwerking van het volgende programma 2017-2021.

Volgens de deelnemers zelf waren de workshops een groot succes, zowel qua kwaliteit van het geleverde werk als qua sfeer en vertrouwen.

Na afloop van de workshops moest er niettemin nog een flink struikelblok weggewerkt worden tijdens de zomer: de programma’s zelf uitschrijven ... en het (positieve) advies van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking afwachten zodat het nieuwe vijfjarenprogramma hopelijk van start kan gaan in januari 2017.

VOORTZETTING VAN DE ACTIES ROND BURGERLIJKE STAND IN DE DR CONGOIn Kinshasa hebben de veertien Belgisch-Congolese partnerschappen1 op basis van een analyse van de resultaten en een evaluatie van de blijvende problemen en de verbeterpunten begin april een nieuw steunbeleid uitgestippeld voor de diensten Burgerlijke Stand en Bevolking in de Congolese partnergemeenten.

Naast de technischere acties rond de versterking van de capaciteiten op het vlak van burgerlijke stand en bevolking werd ook nagedacht over het financiële beheer en HR-management om het bestuur te optimaliseren. De veertien partnerschappen engageerden zich tot een grotere collectieve en gecoördineerde dynamiek.

De doelstelling is meer bepaald: “Na vijf jaar (2017-2021) beschikken de Congolese steden en gemeenten die deelnemen aan het GIS-programma over efficiënte diensten Burgerlijke Stand en Bevolking”. In dat kader willen de partners zes resultaten bereiken.

Het eerste heeft betrekking op “de kwalitatieve verbetering van het nabijheidsbeleid van de Congolese steden en gemeenten dat gericht is op het informeren van alle burgers over hun rechten en de afgifte van administratieve documenten, zoals akten van de burgerlijke stand”. Met andere woorden, het doel is het gemeentelijk grondgebied beter te dekken door middel van functionele wijkkantoren. Het tweede waarborgt dat de diensten burgerlijke stand duurzame knowhow ontwikkelen en zouden beschikken over de nodige moderne instrumenten om hun taken te verrichten. Het derde voert een nieuwe dimensie in, waarbij

de nadruk gelegd wordt op het beschikken over de nodige competentie en instrumenten voor de uitvoering van hun taken, maar vooral van het beheer van de financiën en het HR-management, om de dienstverlening aan de bevolking te verbeteren. Het vierde legt zich toe op de ondersteuning van de dienst bevolking, die in Congo apart is van de burgerlijke stand, waarbij de nodige competentie en hulpmiddelen aangereikt worden voor de uitvoering van de taken, waaronder de creatie van een bevolkingsregister. Het vijfde houdt verband met het verbeteren van de archiveringsdienst en de eventuele digitalisering van het archief, afhankelijk van de plaatselijke situatie. Het zesde resultaat ten slotte focust op een betere coördinatie tussen de zeventien Congolese gemeenten voor het beheer van de collectieve aspecten die verband houden met de andere programmaresultaten. Een mooie uitdaging, gezien het aantal partnerschappen en het grote actiegebied met tien partnerschappen in Kinshasa, twee in Katanga, drie in Noord-Kivu en één in Neder-Congo.

Los van onze workshop werden de Verenigingen in audiëntie ontvangen door vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken Evariste Boshap. De betrokkenen hebben de realisaties op het terrein toegelicht, vooral op het vlak van volkstelling en invoering van een software voor burgerlijke stand en bevolking, zowel in Kinshasa als in Goma en Lubumbashi, en hadden het over de moeilijkheden en toekomstige projecten. Er werd ook al een nieuwe afspraak met de nationale bevolkingsdienst “Office National de l’Identité et de la Population” vastgelegd om die ervaringen uiteen te zetten. Het doel is om die ervaringen te benutten, maar ook de gebruikte instrumenten te valideren en elders in het land te verspreiden.

> Frank Willemans, Jean-Michel Reniers

Page 19: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 19

ACTUALITEIT

LOKALE ECONOMISCHE ONTWIKKELING ALS RODE DRAAD IN SENEGALIn Mbour, in Senegal, focusten de vier partnerschappen2 begin juni op de resultaten in het kader van de bevordering van de lokale economische ontwikkeling. Na een analyse van de sterktes en zwaktes houden zij graag dezelfde koers aan. Om de actie te bestendigen, zullen in de volgende fase de endogene financiële middelen aangewend worden. De doelstelling is meer bepaald: “de Senegalese lokale partneroverheden van het GIS-programma tegen 2021 op participatieve wijze hun capaciteiten voor het aanwenden van financiële middelen verbeteren om hun dienstenaanbod te ontwikkelen en hun strategie voor duurzame lokale economische ontwikkeling te stroomlijnen”.

Om dit doel in 2021 te bereiken, zullen de partners vijf resultaten nastreven.

Het eerste is in logische en chronologische volgorde de “versterking en uitvoering van operationele strategieën voor het vrijmaken van endogene en exogene financiële middelen”. Sommige partnerschappen voerden al onderzoek naar de financieringsmogelijkheden en -niches in de Senegalese gemeente. Dit onderzoek zal als referentie dienen voor de andere.

Het tweede resultaat beoogt dat “de Senegalese gemeenten over de nodige beheersinstrumenten en interne competenties beschikken om het dienstenaanbod en de strategie voor duurzame lokale ontwikkeling te ondersteunen”. Met die instrumenten, meestal informaticatools, zullen de gemeenten hun basisaanbod aan diensten kunnen verbeteren met betrekking tot de nieuwe competentiedomeinen die hen toegekend zijn3 en waarvoor de bevolking in contact treedt met de gemeente (burgerlijke stand, stedenbouw, openbare gezondheid, enz.).

SINT-AGATHA-BERCHEM SCHENKT MEUBILAIR VAN VOORMALIG RUSTHUISIn oktober 2015 opende het OCMW van

Sint-Agatha-Berchem de deuren van

een nieuwe residentie met 120 een-

persoonskamers. Dus werd er beslist

om het meubilair van de voormalige

residentie Bloemendal een tweede

leven te geven.

Het geschonken materiaal gaat naar

hulporganisaties die zich in Afrika actief

inzetten om de plaatselijke leefomstan-

digheden te verbeteren.

Het OCMW schonk 67 elektrische

bedden en matrassen en een dertig-

tal zetels aan de vzw ‘Les Collines de

Selembao’. Die vzw bouwde in Selem-

bao een kraamkliniek, zodat moeders

in goede omstandigheden kunnen

bevallen. Het geschonken materiaal zal

gebruikt worden in die kliniek, gelegen

in een van de armste gemeenten van

Kinshasa.

Enkele maanden geleden liet de

Berchemse vereniging Teriya Mali al

een container met een dertigtal bed-

den, stoelen en tafels van het OCMW

vertrekken richting Bamako. De vzw

ondersteunt ontwikkelingsprojecten in

Mali en zet zich in voor gezondheidsbe-

vordering. Het materiaal is bedoeld voor

gemeenschapscentra voor gezond-

heidszorg in kansarme wijken.

2. Anderlecht-Sédhiou, Sint-Agatha-Berchem-Grand Dakar, Hastière-Léona en Sint-Jans-Molenbeek-Mbour.

3. Naar aanleiding van de nieuwe decentraliseringshervorming (Akte 3), die onder meer de integrale communalisatie van het Senegalese grondgebied regelt.

© ocmw van Sint-Agatha-Berchem

Page 20: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0420

ACTUALITEIT

4. Overlegkaders.5. Oudergem/Ait Zineb en Amerzgane –

Evere/Oued Essafa – Jette/Sidi Bibi et Belfaa – Molenbeek/Mokrisset – Sint-Gillis/Berkane – Sint-Joost/Ain Bni Mathar en Bni Mathar – Schaarbeek/Al Hoceima – Terhulpen/Gourrama.

Het derde is om de actoren van het gemeentelijk grondgebied, volgens hun positie en betrokkenheid in deze sector, te betrekken bij de lokale economische ontwikkeling. De debatten tijdens de workshops benadrukten het belang van de deelname van de inwoners aan het gemeenteleven. Voor hen werden trouwens participatiestructuren4 opgezet naar aanleiding van de decentraliseringshervorming.

Om voort te bouwen op de voorgaande fase en de realisaties, moet het vierde resultaat de instrumenten ter ondersteuning van de gestage duurzame lokale economische ontwikkeling versterken en het dienstenaanbod bevorderen. We herinneren eraan dat een van die instrumenten de lokale ontwikkelingsbureaus voor sturing en begeleiding zijn, en sinds kort ook de gemeentelijke fondsen voor lokale ontwikkeling, een financieringsbron voor projectontwikkelaars.

Het vijfde en laatste resultaat ten slotte moet de goede coördinatie tussen de vier partners garanderen, zowel bij de uitwisseling van best practices als bij de uitvoering van collectieve activiteiten.

GERICHTERE AANPAK VOOR SOCIALE ACTIE IN MAROKKOAlle Belgische en Marokkaanse partners5 zijn begin juni samengekomen in Ouarzazate om de mogelijke acties voor het volgende GIS-programma in Marokko te bespreken. Etterbeek en Koekelberg, die een partnerschap zouden willen opstarten, waren als waarnemers aanwezig tijdens die besprekingen.

De gemeenten willen unaniem het lokale beleid voor sociale actie verder ontwikkelen. Ze hebben eerst een analyse van de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen uitgevoerd rekening houdend met de geboekte vooruitgang en resultaten van de vorige programma’s. Om tegemoet te komen aan de voorstellen van de partners, organiseerde de Vereniging ook specifieke werkvergaderingen voor de verkozenen. Het zorgde voor een nieuwe werkdynamiek en vergrootte hun engagement, wat een zeer belangrijke factor is in Marokko.

Al snel werd de volgende specifieke doelstelling overeengekomen: “Tussen 2017 en 2021 voert de dienst voor sociale actie van alle Marokkaanse gemeenten een beleid voor sociale actie, prioritair gericht op kinderen en/of jongeren en/of vrouwen en/of personen met specifieke behoeften, via minstens twee geïntegreerde projecten voor menselijke ontwikkeling.” Uit deze doelstelling blijkt duidelijk dat er op lokaal niveau strategieën en een beleid uitgestippeld en uitgevoerd moeten worden en dat er concrete projecten op touw gezet moeten worden om de acties van het programma een zekere visibiliteit te geven. Voor een nog grotere concentratie zal de voorrang gaan

naar enkele bijzonder kwetsbare doelgroepen in

Marokko, nl. jongeren, vrouwen en personen met

specifieke behoeften.

De doelstelling werd omgezet in zeven verhoopte

resultaten. Het eerste is het bepalen van het beleid voor sociale actie en dit integreren in het Gemeentelijk Actieplan (GAP - nieuwe naam van

het Gemeentelijk Ontwikkelingsplan), waarbij de

aandacht vooral naar de prioritaire doelgroepen

gaat. Nummer twee en drie hebben te maken met

het takenpakket van een dienst voor sociale actie,

de vereiste competenties en de basisuitrusting.

Het vierde resultaat versterkt de lokale

coördinatie en de noodzakelijke interactie met de

burgermaatschappij, de drijvende kracht van de

sociale actie op lokaal niveau. Het vijfde resultaat,

vastgelegd door de verkozenen, heeft als doel

hen meer inzicht te geven in de sociale problemen

en dus ook hun betrokkenheid te vergroten. De

partners hebben er sterk op aangedrongen dat er

nog een zesde resultaat toegevoegd zou worden

met betrekking tot de communicatie over de acties.

Vele projecten leverden al heel mooie resultaten

op (versterking van de bestaande gemeentelijke

structuren, ontwikkeling van lokale initiatieven, ...)

maar de bevolking heeft daar amper weet van.

Het zevende resultaat ten slotte streeft ernaar het

platform voor de vereniging van de partners te

structureren en operationeel te maken. Daarvoor

zal in Marokko wellicht een coördinator aangesteld

worden en zullen de thematische uitwisselingen

tussen de partners geïntensiveerd worden. Een

mooie nieuwe uitdaging!

TOEKOMST VAN HET PROGRAMMAAlle puzzelstukjes van het volgende GIS-

programma liggen op tafel. Het is nu aan de

Vereniging en haar Waalse zustervereniging, die

beslist hebben om samen een programma voor

te leggen, om ze allemaal in elkaar te passen

volgens de nieuwe regels van de Belgische

Ontwikkelingssamenwerking. De wet betreffende

de Belgische Ontwikkelingssamenwerking

werd namelijk gewijzigd om het plan van een

‘geïntegreerd beleid’ van de minister van

Ontwikkelingssamenwerking onder de aandacht

te brengen. Toen dit artikel geschreven werd, was

het koninklijk besluit dat het concrete werkkader

voor de volgende programma’s vastlegt nog niet

klaar. Men is dus volop bezig de toekomst van het

programma veilig te stellen, maar de definitieve

opzet van het nieuwe programma zal waarschijnlijk

niet bekend zijn voor begin 2017. We houden u op

de hoogte!

Page 21: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 21

VERENIGING IN ACTIE

EWLD EN LOKALE DEMOCRATIE Op 10 juni nam de Vereniging deel aan de eerste vergadering van het begeleidingscomité georganiseerd door het kabinet van minister van Jeugd Isabelle Simonis. Tijdens die vergadering formuleerde het comité zijn vragen over de oproep voor de besturen om deel te nemen aan een lokaal beleid voor jeugdoverleg. Er werd toen ook preciezer vastgelegd welke rol de Vereniging de komende maanden zal vervullen ten aanzien van de deelnemende Brusselse gemeenten.

Op 22 juni organiseerde de Vereniging een nieuwe vergadering ter voorbereiding van de volgende Europese Week van de Lokale Democratie (EWLD) om in de eerste plaats de acties van editie 2016 te plannen. Tijdens deze derde vergadering van dit jaar kwamen de organisatie van de openingszitting en de planning van de andere acties aan bod.

In dit nummer vindt u nadere informatie over de EWLD 2016.

Een delegatie van vertegenwoordigers van de tien gemeenschappen van gemeenten van het Franse departement Mayenne is op 15 en 16 juni naar Brussel gekomen. Naast een gesprek met onder meer bestuurders van de Europese Commissie en een plenaire vergadering van het Europees Comité van de Regio’s kwamen deze twintigtal Franse verkozenen samen met Brulocalis-voorzitter Marc Cools, die het met hen had over de kwestie van de lokale financiën.

SAMENWERKING Van 31 mei tot 4 juni en van 30 mei tot 2 juni organiseerden Brulocalis en diens Waalse collega’s van de UVCW in het kader van het Programma voor Gemeentelijke Internationale Samenwerking (GIS) programmaworkshops voor de periode 2017-2021 in Ouarzazate (Marokko) en Mbour (Senegal). In Marokko vergaderden liefst 22 Belgische en Marokkaanse gemeenten, terwijl 8 andere bijeenkwamen in Senegal. Het doel van de workshops was een nieuw voorstel te formuleren voor het GIS-programma 2017-2021, dat uiterlijk op 30 september 2016 ingediend moet

worden bij de federale minister van Ontwikkelingssamenwerking. Op basis van de analyse van de resultaten van het vorige programma, de evaluatie van de aanhoudende problemen in de lopende fase en de verbeterpunten hebben de deelnemers een nieuw steunbeleid voor de partnergemeenten uitgestippeld. In Marokko heeft de groep beslist zijn acties op het vlak van sociale actie voort te zetten. In Senegal zullen de gemeenten de komende vijf jaar werken rond de aanwending van financiële middelen en de lokale economische ontwikkeling. Een opvallende vooruitgang in het GIS-programma in Marokko en Senegal voor de komende fase is dat men zich ertoe verbonden

heeft een grotere collectieve dynamiek te creëren, gecoördineerd op schaal van alle partnerschappen.

In dit nummer komt u meer te weten over de ontwikkelingssamenwerking in de toekomst.

> De delegatie uit Mayenne werd ontvangen bij Brulocalis

Page 22: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0422

ONDER DE LOEP

> Marie Wastchenko

PRINCIPE EN HISTORISCHE CONTEXTIn dit eerste deel bespreken we de voortgang van het GPMI-dossier sinds de wet van 1993 en daarna die van 2002 en gaan we dieper in op de uitvoering van de hervorming op basis van het wetsontwerp van 27 mei 2016. We herhalen tevens de aandachtspunten die de Federatie van OCMW’s formuleerde en haar acties in het kader van dit dossier.

1993: DE WET OP HET BESTAANSMINIMUM ALS UITGANGSPUNTHet beginsel van het geïndividualiseerde integratieproject werd in 1993 ingevoerd in de wet op het bestaansminimum1. Op grond van de vaststelling dat de wet op het bestaansminimum ontoereikend was om jongeren te behoeden voor een langdurige uitsluiting, heeft de wetgever destijds een ‘extra aspect’ willen geven aan de relatie van de maatschappelijke dienstverlening. Zo werd een instrument aangereikt dat bedoeld is om krachten, bronnen en energie te mobiliseren met het oog op de verwezenlijking van concrete en progressieve integratiedoelstellingen. Het geïndividualiseerde integratieproject werd dus uitgedacht als middel om de negatieve effecten van de financiële afhankelijkheid te bestrijden door het recht op het bestaansminimum te koppelen aan bepaalde verplichtingen en zo de integratie te bevorderen van jonge bestaansminimumtrekkers.

Sinds 1993 kon het behoud van het recht op het leefloon gekoppeld worden aan het afsluiten van een ‘integratiecontract’, waarin het individuele project van de begunstigde opgenomen was. De aanvaarding en opvolging van een dergelijk contract kon het bewijs leveren dat de persoon voldeed aan de voorwaarde van werkbereidheid die eveneens opgenomen was in de wet op het bestaansminimum. Dit integratiecontract was, behalve indien het om gezondheids- of billijkheidsredenen niet mogelijk was, verplicht voor alle begunstigden jonger dan 25 jaar.

Het contract moest binnen een termijn van drie maanden afgesloten worden.

2002: HERPOSITIONERING IN DE WET BETREFFENDE HET RECHT OP MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIEDe wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie, die de wet op het bestaansminimum vervangt, behield het concept van het geïndividualiseerde project voor maatschappelijke integratie en vulde het aan met een bepaling van de doelstellingen en toepassingsmodaliteiten.

Volgens de wet van 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie legt het geïndividualiseerde project voor maatschappelijke integratie (GPMI) de nodige stappen en de doelstellingen vast voor de geleidelijke maatschappelijke en/of professionele integratie van iedere begunstigde van het recht op maatschappelijke integratie (RMI), voor wie tewerkstelling (nog) niet onmiddellijk mogelijk of wenselijk is.

> Meer info

We verwijzen graag naar de fiches over het GPMI op de website www.ocmw-info-cpas.be, die zo snel mogelijk geactualiseerd zullen worden rekening houdend met de wetswijzigingen waarvan sprake in dit artikel.

Het meest geschikte GPMI voor een persoon zal afhangen van de concrete persoonlijke situatie,

1. Wet van 12 januari 1993 houdende een urgentieprogramma voor een meer solidaire samenleving (B.S. 4.2.1993).

UITBREIDING VAN DE GEÏNDIVIDUALISEERDE PROJECTEN VOOR MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE (GPMI)Zal de hervorming haar doel missen? In dit artikel geven we een overzicht van de systemen voor inschakelingsprojecten van de afgelopen 23 jaar, die ons bij de wet van 21 juli 2016 brengen, en nemen we de werking en evolutie van deze wet ook onder de loep. Toen dit artikel geschreven werd, waren we nog aan het wachten op een uitvoeringsbesluit en een verklarende omzendbrief, die bij het ter perse gaan wellicht al gepubliceerd zijn of kort nadien gepubliceerd worden.

Page 23: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 23

ONDER DE LOEP

verlangens en mogelijkheden op het vlak van maatschappelijke en/of professionele integratie.

De toekenning en het behoud van het leefloon zijn niet altijd gekoppeld aan het afsluiten van een GPMI. Het afsluiten van een GPMI is een mogelijkheid, die evenwel een verplichting wordt wanneer een van de partijen (de betrokkene of het OCMW) erom verzoekt.

Voor personen jonger dan 25 jaar die recht hebben op het leefloon en die niet onmiddellijk hun plaats kunnen vinden op de arbeidsmarkt, behalve wanneer gezondheids- of billijkheidsredenen dit verhinderen, is het afsluiten van een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie wel verplicht. Een GPMI zal in de eerste plaats hun mogelijkheden op professionele integratie vergroten, bijvoorbeeld via een opleiding of studies met voltijds leerplan.

2014-2015: AANKONDIGING VAN EEN HERVORMING OP BASIS VAN EEN STUDIEHet federaal regeerakkoord kondigde een uitbreiding van de toepassing van het GPMI naar andere categorieën van begunstigden van het RMI aan2. Het akkoord kondigde overigens de mogelijkheid voor de lokale overheden aan om in het kader van de GPMI’s een gemeenschapsdienst voor begunstigden van het leefloon uit te werken3.

> Meer info

De Federaties van OCMW’s hebben het federaal regeerakkoord grondige geanalyseerd. Hun advies, waarin o.a. de GPMI-kwestie aan bod komt, is te vinden op www.brulocalis.brussels > Afdeling OCMW > documenten [23.02.2015].

In 2015 werd in opdracht van de POD Maatschappelijke Integratie een studie uitgevoerd met als titel ‘Het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie: een verkennend en evaluatief onderzoek in de Belgische OCMW’s’4. De studie wilde een beeld schetsen van de huidige uitvoering van de GPMI’s in OCMW’s en tegelijk de mening van de OCMW’s inwinnen over de uitbreiding van het instrument en de invoering van de gemeenschapsdienst. De studie vermeldt evenwel geen cijfers en het blijft dus gissen hoeveel GPMI’s er momenteel afgesloten zijn.

De studie brengt enkele belangrijke vaststellingen onder de aandacht:

• De OCMW’s erkennen het belang van een GPMI voor personen jonger dan 25 jaar.

• Het GPMI werd al in algemenere zin gebruikt in het kader van de socioprofessionele inschakeling, voor daklozen, voor begunstigden van het equivalent leefloon, enz.

• 40% van de respondenten geeft aan dat een uitbreiding van de doelgroepen nuttig is, terwijl 60% dat tegenspreekt.

• Er is een grote diversiteit qua visie en gebruik van het GPMI.

• De gebruikers gaan ermee akkoord dat het ondertekenen van een GPMI rechten en plichten meebrengt en zijn bereid een tegenprestatie te leveren. Maar ze halen ook negatieve punten aan, zoals de ongelijke machtsverhouding, hun afhankelijkheidspositie, het niet afstemmen van het contract op hun persoonlijke situatie en het gebrek aan wederkerigheid.

Uiteindelijk hebben de onderzoekers de minister van Maatschappelijke Integratie drie mogelijke scenario’s voorgelegd voor zijn hervorming: het gebruik van het GPMI ‘van geval tot geval’, de thematische uitbreiding van het GPMI en de veralgemening van het GPMI.

De minister opteerde voor het derde scenario. In het kader van de studie merkten de onderzoekers wel op dat er meer risico’s verbonden waren aan dat scenario. Ze hebben verschillende voorwaarden aangehaald waaraan absoluut voldaan moet worden om van het GPMI een duurzaam begeleidingsinstrument te maken5:

• Het GPMI moet uitgevoerd worden in goede professionele omstandigheden. M.a.w. de maatschappelijk werker moet de nodige opleiding en tijd krijgen om de situatie van de steunaanvrager, zijn project en zijn capaciteiten goed te doorgronden.

• Het OCMW moet beschikken over een structuur en organisatiecultuur die de samenwerking en het overleg tussen de verschillende diensten bevorderen, maar ook tussen de maatschappelijk werkers en de beleidsmedewerkers.

• Het OCMW en zijn partners moeten in staat zijn om een brede en gevarieerde waaier van begeleiding en diensten aan te bieden (360°-dienstenaanbod).

• De administratieve last moet beperkt zijn.

Bij een veralgemening van het GPMI zijn een gestandaardiseerde en bureaucratische behandeling wegens tijdsgebrek en het ontstaan van willekeurige praktijken volgens de onderzoekers reële risico’s die ertoe kunnen leiden dat het GPMI verwordt tot een instrument dat de kansarmoede juist verhoogt en mensen uitsluit.

2. Federaal regeerakkoord, 9.10.2014, p. 47: “Het Geïndividualiseerd Project voor Maatschappelijke Integratie wordt in overleg met de sector uitgebreid naar andere gerechtigden inzake maatschappelijke integratie en dienstverlening. Hierin wordt, in onderling overleg, een duidelijk traject naar meer zelfredzaamheid opgenomen en worden evaluatiemomenten voorzien.”

3. Federaal regeerakkoord, 9.10.2014, p. 51.4. Abraham Franssen & Kristel Driessens

(dir), Het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie: een verkennend en evaluatief onderzoek in de Belgische OCMW’s, Onderzoek in opdracht van de POD Maatschappelijke Integratie. Offerte Bestek MIIS 2015-5, 144 p., te raadplegen op www.mi-is.be. Zie ook het dossier “Le PIIS en question : ce qu’en pensent les CPAS”, gepubliceerd in CPAS+ nr 2016/2.

5. Zie studie op. cit., p. 90 e.v.

Page 24: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0424

ONDER DE LOEP

VOORJAAR 2016: EEN SLECHT GESCHREVEN WETSONTWERP EN VAGE DOELSTELLINGENHet wetsontwerp van 27 mei 2016 kon onze verwachtingen niet inlossen en hield volgens ons onvoldoende rekening met de besluiten van de studie.

De drie Federaties van OCMW’s gingen uit van het volgende standpunt:

1. het GPMI moet een instrument voor begeleiding ‘op maat’ van de begunstigde zijn;

2. het GPMI mag geen extra administratieve last inhouden voor de OCMW’s, anders wordt het louter een formaliteit;

3. de federale overheid mag het gebruik van een instrument niet opleggen, maar wel stimuleren en steunen.

De minister van Maatschappelijke Integratie, die verklaarde zich op de studie te baseren, kondigde in april 2016 op zijn beurt aan dat het GPMI vanaf 1 september 2016 verplicht zou worden voor iedere nieuwe leefloontrekker. In zijn persbericht wees minister Borsus op het doel om begunstigden meer te responsabiliseren met het oog op een duurzame herinschakeling6.

Uiteindelijk werd met enkele van onze opmerkingen rekening gehouden en is het wetsontwerp er ietwat op verbeterd. Zo werd de oorspronkelijke financiering uitgebreid met de mogelijkheid om die in sommige gevallen te verlengen tot 24 maanden of een nieuwe financiering van 12 maanden te krijgen voor een nieuw GPMI na indiening van een nieuwe aanvraag.

Maar het wetsontwerp dat begin juli goedgekeurd werd, is nog altijd onduidelijk en niet makkelijk te begrijpen.

ACTIE VAN DE FEDERATIES VAN OCMW’SOp 25 april 2016 schreven de Federaties van OCMW’s een brief 7 naar minister Borsus waarin zij vroegen geen verplichting op teleggen als de nodige middelen voor de hervorming niet vrijgemaakt kunnen worden. De aangekondigde financiering van 10% bovenop het bedrag van het toegekende leefloon, beperkt tot maximaal twaalf maanden en eenmaal in het leven van de begunstigde, werd onvoldoende bevonden gezien de verplichting om met iedere gebruiker een GPMI af te sluiten.

Wij eisten een meer gepaste financiering, namelijk 10% gedurende de volledige duur van het GPMI en zo vaak als nodig in het leven van de begunstigden, maar ook de toekenning van middelen, de oprichting van het Fonds voor sociale activering en de verhoging van de terugbetaling van het leefloon met 5%.

We vroegen tevens dat de gemeenschapsdienst op zich geen vorm van GPMI zou worden en dat er in de definitie van de gemeenschapsdienst uitdrukkelijk verwezen zou worden naar de wet op het vrijwilligerswerk.

We waarschuwden de minister dat het ondoordacht en onrealistisch was te denken dat de hervorming op 1 september 2016 in werking zou kunnen treden.

Ten slotte vestigden we er zijn aandacht op dat een GPMI de volledige en positieve medewerking van de gebruiker vereist, maar ook de samenwerking met partners zoals scholen en verenigingen. Aangezien die beducht zijn voor het project en er zelfs tegen gekant zijn, drongen we er bij de minister op aan om de dialoog met hun vertegenwoordigers aan te gaan en ze gerust te stellen over de doelstellingen en uitvoeringsmodaliteiten van de hervorming.

6. Persbericht van minister Borsus van 4 april 2016, zie website van de minister.

7. Zie www.vsgb.be > Actua > Geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie: opmerkingen van de OCMW’s [25.04.2016].

Page 25: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 25

ONDER DE LOEP

VERWARRING OVER DE OMVANG VAN DE VERPLICHTINGHet doel van de hervorming is de GPMI’s uit te breiden naar alle nieuwe begunstigden van het leefloon, zonder beperking qua leeftijd of doelgroep.

Maar is het GPMI dan automatisch altijd verplicht voor iedereen of alleen voor elke nieuwe steunaanvraag? Of alleen als in de specifieke toelage voorzien is? Of is het soms verplicht en soms facultatief?

De aan de Kamer voorgelegde wettekst was onvoldoende nauwkeurig voor de Federaties van OCMW’s. Tijdens onze gesprekken met minister Borsus in juni 2016 verklaarde hij dat hij net als wij van mening was dat de verplichting om een GPMI af te sluiten beperkt was tot de tijd van de verhoogde financiering zoals bepaald in de wettekst:

“Het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie wordt principieel een verplicht instrument voor een periode van twaalf maanden, eventueel eenmaal verlengbaar met maximum twaalf maanden.” Zo wordt de verplichting om een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie af te sluiten uitgebreid naar alle nieuwe begunstigden van het leefloon. Maar aangezien het uitgedacht werd als een instrument voor sociale begeleiding, is het volgens de minister niet opportuun dat het GPMI in het algemeen voor een periode van meer dan twaalf maanden zou zijn, behoudens uitzondering en verlenging toegekend op basis van een motivering die het belang ervan voor de betrokkene verdedigt. De minister heeft namelijk heel duidelijk verklaard dat hij gekant is tegen de idee dat iemand zijn hele leven lang telkens weer individuele projecten voor maatschappelijke integratie zou kunnen aangaan. Het doel blijft de inschakeling en de autonomieverwerving van de begunstigden8.

Het door de Kamer goedgekeurde wetsontwerp zegt dat niet precies, want de verplichting om een GPMI af te sluiten met iedere begunstigde van het leefloon wordt niet uitdrukkelijk beperkt tot ‘eenmaal in het leven van de gerechtigde’ of tot de toegang tot de specifieke toelage zoals bepaald door de wet.

Laten we hopen dat de omzendbrief hier duidelijk en ondubbelzinnig over zal zijn, want volgens deze interpretatie krijgt de hervorming uiteraard een betekenis die meer aanleunt bij de idee om het

GPMI als begeleidingsinstrument te versterken en bij de mogelijkheid om de OCMW’s echt te steunen in hun maatschappelijk werk.

Zoals wij de tekst evenwel gelezen hebben, zal een GPMI in sommige gevallen verplicht afgesloten moeten worden, zelfs als de betrokkene eerder al een GPMI afgesloten heeft en er geen financiering meer mogelijk zal zijn. In andere gevallen zal het GPMI gefinancierd worden, ook al is het facultatief.

Het is ook niet coherent om een onderscheid te blijven maken tussen de doelgroep ‘jonger dan 25 jaar’ en ‘25 jaar en ouder’, terwijl de hervorming bijna met geen woord rept over een onderscheid tussen beide categorieën. De idee van de wet van 2002, die voortvloeit uit de wetgeving van 1993 (zie hoger), is namelijk niet meer zo duidelijk wanneer zowel de begunstigde jonger dan 25 jaar als de begunstigde van 25 jaar en ouder onder dezelfde voorwaarden een GPMI moeten afsluiten in het kader van hun leefloon, zich kunnen toeleggen op een gemeenschapsdienst en onderworpen zijn aan dezelfde ‘algemene’ vormen van GPMI’s en dezelfde specifieke subsidiëringsregels9.

18. Zie doc. 1864/006, verslag van de tweede lezing, p. 5

19.  Met enkel het behoud van de specifieke financiering voor de studies met voltijds leerplan voor jongeren onder de 25 jaar.

WAT WIJ HIERVAN VINDENWe hebben heel wat vragen en opmerkingen bij de nieuwe wetsbepalingen.

Welke doelstellingen worden er precies nagestreefd? Zullen de gebruikers evenwaardig behandeld worden? Riskeren de OCMW’s in sommige gevallen niet gewoon GPMI’s af te sluiten om financiering te verkrijgen? En omgekeerd, zullen mensen die echt individuele begeleiding nodig hebben een GPMI kunnen afsluiten, zelfs als het niet of niet meer gefinancierd wordt? Zal de specifiekere benadering van de doelgroep ‘jonger dan 25 jaar’ op termijn verdwijnen? Is dat wenselijk? Hoe groot is de beoordelingsmarge op het vlak van gezondheids- en billijkheidsredenen? Waarom werd de inwerkingtreding op 1 september aangekondigd, terwijl de wet uiteindelijk pas op 14 juli goedgekeurd werd en de wijzigingen van het koninklijk besluit eind juli nog niet gekend waren?

Volgens ons had de hervorming beter voorbereid kunnen worden en hadden de zaken beter uitgedacht kunnen worden. Gezien het belang van het dossier voor de OCMW’s en voor de begeleiding van kansarme doelgroepen betreuren we deze haastige en soms slordige aanpak. We vrezen dat de doelstellingen van de hervorming van deze belangrijke wetgeving niet duidelijk genoeg zijn en dat er te weinig voeling is met de concrete situatie in de praktijk.

Ook dient er rekening gehouden te worden met redelijke termijnen om de opleiding van de teams en mandatarissen voor te bereiden, de informaticasystemen en interne procedures aan te passen, de diensten te reorganiseren, de personeelsbehoeften te analyseren, nieuw personeel aan te werven, enz.

HET NIEUWE SYSTEEM In dit tweede deel lichten we het nieuwe GPMI-systeem toe, dat geregeld wordt door de wet van 21 juli 2016 en op 1 november in werking treedt. We staan onder meer stil bij de inconsistenties en beperkingen en gaan dieper in op de vragen en problemen die het doet rijzen. Die vragen en problemen worden allicht uitgeklaard in het uitvoeringsbesluit en de verklarende omzendbrief, maar die waren nog niet beschikbaar toen dit artikel geschreven werd.

Page 26: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0426

ONDER DE LOEP

VERPLICHT OF FACULTATIEF? VERSCHILLENDE MOGELIJKE GEVALLEN Sinds 2002 was de situatie als volgt:

• Voor begunstigden jonger dan 25 jaar was het afsluiten van een GPMI al algemeen en verplicht wanneer het recht op maatschappelijke integratie van de jongere concreet ingevuld werd met een voltijdse studie of een opleiding met het oog op toekomstige tewerkstelling.

• Begunstigden van 25 jaar en ouder waren niet verplicht om een GPMI af te sluiten. Sommige OCMW’s sloten wel een GPMI af, afhankelijk van het geval, of voor bepaalde doelgroepen of specifieke thematieken, en soms zelfs met iedere begunstigde.

Wanneer de nieuwe wetsbepalingen van kracht gaan, zal de situatie als volgt zijn:

1. Begunstigden jonger dan 25 jaar: Wanneer de steunaanvrager jonger is dan 25 jaar, zal die in principe een GPMI moeten afsluiten, behalve als het OCMW gezondheids- en billijkheidsredenen aanvaardt.

Een GPMI zal namelijk verplicht zijn niet alleen in geval van een studie met voltijds leerplan of een project dat binnen een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst10, maar ook wanneer de jongere de voorbije drie maanden geen recht op maatschappelijke integratie genoten heeft (= elke nieuwe aanvraag).

2. Begunstigden van 25 jaar en ouder Voor steunaanvragers van 25 jaar en ouder bepaalt de nieuwe versie van artikel 13 van de wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie voortaan dat wanneer de persoon de voorbije drie maanden geen recht op maatschappelijke integratie genoten heeft (= nieuwe aanvraag), dan wordt het leefloon verplicht gekoppeld aan een GPMI, tenzij het OCMW akkoord gaat met gezondheids- en billijkheidsredenen uiteraard.

Voor steunaanvragers van 25 jaar en ouder die een baan hebben aangevuld met een leefloon, is het afsluiten van een GPMI evenwel facultatief.

Als de begunstigde de voorbije drie maanden al het recht op maatschappelijke integratie genoot, blijft het afsluiten van een GPMI facultatief. Als er toch een GPMI afgesloten werd of wordt, is er een financiering voor twaalf maanden voorzien.

Iemand die het OCMW meer dan drie maanden geleden verlaten heeft en geen maatschappelijke steun meer gekregen heeft, zal dus een nieuw GPMI moeten afsluiten, terwijl iemand die jarenlang onafgebroken steun krijgt of die verhuist en zich meteen en zonder onderbreking tot een nieuw OCMW richt geen GPMI moet afsluiten.

GEZONDHEIDS- EN BILLIJKHEIDSREDENEN: WELKE MOTIVERING EN VOOR WIE?Nieuw in het kader van de hervorming is dat het OCMW voortaan verplicht is om een gemotiveerde beslissing te nemen die verduidelijkt dat

1. de persoon om gezondheids- en billijkheidsredenen niet mag werken en dus recht heeft op een leeflijn, al dan niet in combinatie met een GPMI, en

2. dat de persoon om gezondheids- en billijkheidsredenen niet kan deelnemen aan een GPMI.

De voorwaarde van deze gemotiveerde beslissingen met betrekking tot de gezondheids- en billijkheidsredenen geldt zowel voor de doelgroep 18-25 jaar als voor de doelgroep 25 jaar en ouder.

10.  Artikel 11, § 2, a) en b) van de wet van 26 mei 2002, dat specifiek doelt op het geval van de studie met voltijds leerplan en het project dat binnen een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst. Toch een kleine kanttekening: de specifieke voorwaarden van een contract betreffende een project dat binnen een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst, een contract voor een studie met voltijds leerplan of een opleidingscontract werden opgeheven.

ONZE VRAGENZullen gezondheids- en billijkheidsredenen systematisch gemotiveerd moeten worden telkens als er geen GPMI afgesloten wordt? Of alleen als het afsluiten van een GPMI verplicht is?

Volgens ons zal er enkel een gemotiveerde beslissing in het kader van gezondheids- en billijkheidsredenen voor het niet-afsluiten van een GPMI geëist kunnen worden indien het afsluiten van een GPMI verplicht is, en niet systematisch.

Voor een gebruiker ouder dan 25 jaar die verhuist en zonder onderbreking van het ene OCMW naar een nieuw OCMW overschakelt, zal een GPMI in principe dus niet verplicht zijn. Zal het niet-afsluiten van een GPMI dan toch gemotiveerd moeten worden op basis van gezondheids- en billijkheidsredenen?

En wat als er voldaan wordt aan de voorwaarden om een specifieke toelage te krijgen maar het …

WAT WIJ HIERVAN VINDENHet doel is te garanderen dat

iedere gebruiker eenmaal in zijn

leven gedurende maximaal twaalf

maanden begeleiding krijgt in

het kader van een GPMI. Maar

waarom moet die persoon dan

toch opnieuw een GPMI afsluiten

als die na een onderbreking van

drie maanden of meer opnieuw

steun komt vragen?

Hoe moeten we de woorden

«wanneer de betrokkene de laatste

drie maanden geen recht op

maatschappelijke integratie heeft

genoten» trouwens interpreteren?

En wat als de persoon geen

leefloon meer krijgt omdat hij als

interim werkt en zijn inkomsten

meerdere maanden na elkaar

hoger zijn dan het bedrag van het

leefloon waarop hij recht heeft

bijvoorbeeld?

Page 27: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 27

ONDER DE LOEP

WELKE FINANCIERING?Voor jongeren die een studie met voltijds leerplan volgen, blijft de situatie dezelfde (gegarandeerde financiering van 10% gedurende de volledige duur van de studie gekoppeld aan een GPMI11). Maar voor alle andere soorten GPMI’s is er een financiering van 10% van het bedrag van het toegekende leefloon voorzien gedurende maximaal twaalf maanden.

Als de betrokkene na die periode van twaalf maanden nog begeleiding nodig heeft, levert het GPMI geen specifieke toelage meer op, behalve in geval van een gemotiveerde verlenging. De bijzondere toelage van 10% kan dan gedurende een tweede kalenderjaar verschuldigd zijn “voor de dossiers met betrekking tot personen die bijzonder ver verwijderd zijn van een maatschappelijke en socioprofessionele integratie”, en dit volgens de modaliteiten die in het koninklijk besluit vastgelegd zijn.

Als “de betrokkene bijzonder kwetsbaar is en een bijzondere aandacht van het centrum behoeft” en op voorwaarde dat die persoon gedurende de twaalf voorafgaande maanden geen steun gekregen heeft, is trouwens een nieuwe bijzondere toelage van 10% verschuldigd

aan het OCMW voor de tweede maal in het leven van de betrokkene als die in het verleden al eens een GPMI afgesloten heeft.

De jongeren die begeleid werden in het kader van een GPMI ‘studie met voltijds leerplan’, kunnen nog altijd voor of na dit GPMI een andere vorm van GPMI afsluiten, die voor een periode van maximaal twaalf maanden gesubsidieerd zal worden12.

Tot slot, als het OCMW autonoom beslist om iemand een GPMI voor te stellen hoewel dat niet verplicht is, zal de specifieke toelage verschuldigd zijn onder de voorwaarden zoals vastgelegd in de wet.

Sommige GPMI’s zullen dus verplicht zijn maar geen specifieke financiering opleveren, terwijl andere GPMI’s facultatief zullen zijn maar wel gesubsidieerd kunnen worden.

De specifieke financiering van 10% zal overigens verschuldigd zijn voor alle bestaande GPMI’s op de datum van inwerkingtreding van de nieuwe wet en vanaf die datum.

NOG ENKELE AANDACHTSPUNTENDe hervorming bracht ook de volgende wijzigingen mee:

1. Opname van subsidiair beschermden in het toepassingsgebied van de wet van 26 mei 2002. In tegenstelling tot personen met het vluchtelingenstatuut geeft het verblijfsrecht van een subsidiair beschermde wel recht op maatschappelijke steun, maar niet op een leefloon in het kader van de wet van 26 mei 2002. Aangezien men het belangrijk vond dat beide groepen van personen die wettelijk in ons land verblijven, op dezelfde manier geïntegreerd worden, werd besloten om de categorie van de subsidiair beschermden op te nemen in het toepassingsgebied van de RMI-wet.

2. Opname van het begrip ‘gemeenschapsdienst’. Het begrip ‘gemeenschapsdienst’ wordt als volgt opgenomen in het nieuwe artikel 3bis: “De werkbereidheid kan blijken uit het aanvaarden van gemeenschapsdienst.” Verderop in

de wet wordt trouwens verduidelijkt dat het GPMI betrekking kan hebben op gemeenschapsdienst, bestaande uit “het verrichten van activiteiten op een vrijwillige basis die zowel positief bijdragen aan het persoonlijk ontwikkelingstraject van de betrokkene, als positief bijdragen aan de gemeenschap”.

De Federaties van OCMW’s hadden gevraagd om uitdrukkelijk het verband te leggen met vrijwilligerswerk en het wettelijke kader daarvan. We hebben vernomen dat dit in het koninklijk besluit zou gebeuren.

3. Versoepeling van de regels inzake GPMI. De hervorming heeft ook de procedure voor GPMI’s versoepeld. Voortaan moet een GPMI afgesloten worden binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de beslissing om het leefloon toe te kennen, en niet meer vanaf de datum van de steunaanvraag. Sancties kunnen gepaard gaan met een gedeeltelijke of volledige opschorting. En het aantal evaluaties is beperkt tot drie per jaar in plaats van één per kwartaal.

4. Geen specifieke GPMI meer. Het afsluiten van een GPMI blijft verplicht voor personen jonger dan 25 jaar die een studie met voltijds leerplan aanvatten, hervatten of voortzetten en voor personen die meewerken aan een project ‘dat binnen een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst’. Maar de specifieke voorwaarden waaraan de GPMI’s ‘overeenkomst die binnen een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst’, ‘overeenkomst inzake studies met een voltijds leerplan’ of ‘overeenkomst gericht op vorming’ moeten voldoen, zijn wel opgeheven. Het doel is namelijk een te strikte toepassing van het onderscheid tussen de verschillende vormen van GPMI’s te vermijden, zodat de OCMW’s gemengde vormen kunnen ontwikkelen in het kader van begeleiding ‘op maat’ in functie van de behoeften van de betrokkene.

11. Zie nieuw artikel 43/2, § 2 ter vervanging van het opgeheven artikel 3412. Zie nieuw artikel 43/2, § 1, 2 en 4 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.

… OCMW geen GPMI wil afsluiten? Zal het daar dan toch toe verplicht worden? Zelfs als het GPMI niet verplicht is?

Hoe zullen de OCMW’s hun weigering om een GPMI af te sluiten wegens gezondheids- en billijkheidsredenen in feite en in rechte kunnen motiveren zonder de betrokkene en diens levensloop af te keuren? Welke elementen moeten bij zo’n beslissing aangehaald worden? En wanneer moet die gemotiveerde beslissing genomen worden: zodra beslist werd om een leefloon toe te kennen of pas nadat er met de betrokkene een stand van zaken opgemaakt werd?

Page 28: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0428

ONDER DE LOEP

INWERKINGTREDINGDe minister moest uiteindelijk toegeven dat de oorspronkelijke datum van inwerkingtreding (1 september 2016) niet haalbaar was en dat die uitgesteld moest worden. De nieuwe datum zal vastgelegd worden in het KB. Wij hadden de minister in april al gewaarschuwd dat de datum van inwerkingtreding van zijn hervorming niet haalbaar was, en betreuren uiteraard dat het uitstel van de inwerkingtreding niet in juni al officieel aangekondigd werd. Die onzekerheid is heel vervelend voor de OCMW’s, die eind juli nog altijd niet wisten hoe ze zich erop konden voorbereiden ...

Uiteindelijk werd de datum van inwerkingtreding van de hervorming, nl. 1 november 2016, meegedeeld in het persbericht van 20 juli, waarin bevestigd werd dat de ministerraad het KB tot vastlegging van de modaliteiten voor de uitbreiding van de GPMI’s goedgekeurd had.

De nieuwe wet bepaalt trouwens dat begunstigden van het leefloon dat niet aan een GPMI gekoppeld is op de datum van inwerkingtreding van de nieuwe wet, voor wie de beslissing om ze een leefloon toe te kennen genomen werd binnen de periode van zes maanden voorafgaand aan deze inwerkingtreding en op voorwaarde dat die personen geen recht op maatschappelijke integratie genoten hebben gedurende drie maanden voorafgaand aan die beslissing, recht zullen hebben op een GPMI. De OCMW’s beschikken over een termijn van twaalf maanden vanaf de inwerkingtreding van de wet om een GPMI af te sluiten met hen. Is dit facultatief of toch verplicht? Moeten de OCMW’s wachten tot die personen er een aanvraag voor indienen of moeten zij automatisch een GPMI afsluiten met hen? De omzendbrief zou daaromtrent verduidelijking moeten verschaffen.

DE TOEKOMST ZAL UITWIJZEN WAT WE ECHT VAN DE HERVORMING MOETEN DENKENToen dit artikel geschreven werd, was de wet nog maar net goedgekeurd en waren we nog niet op de hoogte van de definitieve versie van het KB tot wijziging van het KB van 11 juli 200213, en al zeker niet van de omzendbrief die in september naar alle 589 OCMW’s verstuurd wordt.

De minister liet weten dat het nieuwe systeem over drie jaar geëvalueerd zal worden. We hopen dat er aan de hand van die evaluatie vastgesteld zal kunnen worden of de aan de OCMW’s toegekende middelen voor de hervorming effectief voldoende blijken om te vermijden dat het ‘veralgemeende GPMI’

slechts een administratieve formaliteit wordt. We verwachten van die evaluatie ook dat er gekeken wordt naar de meerwaarde van een GPMI voor de begunstigde van het leefloon. Is de situatie van de begunstigde er echt op vooruitgegaan? Heeft de activering en ‘responsabilisering’ van de gebruiker door middel van een GPMI daadwerkelijk geleid tot ‘onafhankelijkheid, autonomie en maatschappelijke integratie’? Of gaat het gewoon om een nieuwe verplichting? Is de steun nu gewoon aan nog meer voorwaarden gebonden? Of is het een stap in de richting van een contractualisering van de maatschappelijke steun door de gelijkstelling met het sociale zekerheidssysteem.

Zal de hervorming het maatschappelijk werk in de OCMW’s echt ondersteunen door ze nieuwe middelen te geven om steunaanvragers beter te kunnen begeleiden? Of gaat ze - zoals sommigen vrezen - meer verplichtingen, druk, controle en sancties met zich meebrengen voor de OCMW-gebruikers?

Het is wellicht mogelijk om meer en beter te doen, maar de regering zal de OCMW’s ongetwijfeld extra middelen gegeven hebben in het kader van de hervorming. Zullen die middelen toereikend zijn? Misschien niet altijd.

Maar los van de financiële middelen en wetswijzigingen zal het beeld dat de OCMW’s zich van de hervorming zullen vormen en het gebruik van het ‘veralgemeend GPMI’ van hen afhangen, en dat zal uiteraard een grote impact hebben op de kwaliteit van de begeleiding die ze de gebruikers zullen geven.

Wordt het GPMI een begeleidingsinstrument voor empowerment of wordt het een instrument voor nietigverklaring en afkeuring? Zoals de studie benadrukt, kan het GPMI zowel een verarming als een verrijking van de sociale actie zijn. Het is nu aan elk OCMW om de hervorming te grijpen als een kans om kwaliteitsvol maatschappelijk werk en innoverende praktijken te verbeteren of te ondersteunen.

13. We hadden enkel weet van het persbericht van 20 juli 2016 waarin minister Borsus de uitbreiding van het GPMI naar elke nieuwe begunstigde van een leefloon aankondigde.

Page 29: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 29

VERENIGING IN ACTIE

DUURZAME STAD

MOBILITEITDe Raadgevende Commissie voor het Wegverkeer (RCWV) is op 16 juni en 14 juli samengekomen. Tijdens de vergadering van juni heeft het Secretariaat van de Commissie zoals gewoonlijk het onderzoek van de aanvullende reglementen voorgesteld, maar ook de resultaten van de enquête van Brulocalis om meer inzicht te krijgen in de praktijken van de gemeenten en het Gewest inzake signalisatie en markering van de ‘kiss&ride’-zones aan scholen en andere openbare instellingen.

Gezien de uiteenlopende praktijken en het feit dat zij niet allemaal conform de regelgeving zijn, werd overeengekomen om ze te heroriënteren in de technische werkgroep, die op 6 september plaatsgevonden zal hebben. In juli heeft de Commissie verscheidene aanvullende reglementen behandeld zonder andere onderwerpen.

Op 2 juni organiseerde de technische werkgroep van de RCWV een vergadering over woonerven en erven. Na een schets van de regelgeving (Wegcode en Code van de Wegbeheerder) en belangrijke elementen uit de gewestelijke omzendbrief door Brulocalis, zette Brussel Mobiliteit de verschillende soorten uitvoeringen uiteen aan de hand van Belgische en buitenlandse voorbeelden. Daarna deelden adviseurs van de gemeenten Sint-Pieters-Woluwe en Sint-Jans-Molenbeek hun ervaringen op het vlak van informatie, participatie, sensibilisering, controle en sancties, vooral met betrekking tot het beheer van het stilstaan en parkeren. Daarna volgde nog een uitwisseling met de deelnemers.

Ten slotte werden twee werkvergaderingen gehouden met de diensten van de stad Brussel om in september en de daaropvolgende maanden meerdere verkeersmaatregelen voor te leggen aan de RCWV.

Op 6 juni organiseerde de Vereniging een vergadering om de resultaten van de projectoproep ‘begeleide rijen’ voor te stellen. De zes winnende gemeenten

hebben hun projecten toegelicht en konden met Brussel Mobiliteit de communicatie rond de projecten bespreken. Brussel Mobiliteit zorgde voor de opleiding van de gemeenten en verschafte hen het nodige materiaal.

> Meer info

Vindt u in het artikel over de begeleide rijen in deze Nieuwsbrief.

Op 7 juni organiseerden de Vereniging en Brussel Mobiliteit voor de Brusselse mobiliteitsadviseurs een bezoek aan de Brusselse depot voor gestolen fietsen. Tijdens het bezoek werd een stand van zaken opgemaakt van de activiteiten

van de depot en werden de gemeenten herinnerd aan hun rol en hun broodnodige medewerking om van dit project een succes te maken.

Op 9 juni organiseerde de Dienst Duurzame Stad een uitzonderlijke vergadering van zijn werkgroep politie in het kader van de voorbereiding van de Autoloze Zondag op 18 september. Alle politiezones waren aanwezig, ook de wegpolitie, de bevoegde diensten van Brussel Mobiliteit en vertegenwoordigers van de hulpdiensten. Het doel van de vergadering was om de nieuwe aannemer te briefen die door het Gewest aangesteld is en die zal zorgen voor het versperren van de tunnels en het afsluiten en heropenen van het Gewest.

GEMEENTEPLEIN VAN SINT-JANS-MOLENBEEK WINT ]PYBLIK[ PRIJSAls eerste echte gedeelde ruimte in Brussel kenmerkt het Gemeenteplein van Molenbeek een opmerkelijke mentaliteitsverandering in de cultuur van de publieke ruimte in Brussel. Een parking maakte plaats voor een publieke ruimte waar bewoners samenkomen. Het project is bijzonder omdat de ontwerper en de bouwheer nauw samenwerkten aan een heraanleg die heel wat verschillende toepassingen mogelijk maakt.

Deze ingreep in een dichtbevolkte wijk verbindt een netwerk van publieke ruimtes in het centrum van de gemeente. De eenvoudige inrichting vertaalt zich in een geraffineerd en goed afgewerkt project waar de auto plaats maakte voor de actieve weggebruiker, voornamelijk voetgangers en fietsers. Het Gemeenteplein geeft een nieuw elan aan de toekomst van de Brusselse publieke ruimtes.

In totaal waren er drie projecten genomineerd voor de prijs: naast het Gemeenteplein van Molenbeek (A.Practice) waren dat het Verboeckhovenplein in Schaarbeek (MSA) en Parckfarm in Molenbeek (Taktyk & Alive Architecture). Samen vormen deze projecten een

veelzeggende staalkaart van de specifieke ruimtelijke, politieke en administratieve uitdagingen in de Brusselse context.

Brussel toont zich vandaag ambitieus op het vlak van stadsvernieuwing. De lat voor toekomstige projecten rond Brusselse publieke ruimtes ligt dus hoog!

pyblik[, de cultuur van de publieke ruimte, is een project dat gedragen wordt door de Brusselse minister-president Rudi Vervoort, de minister van Leefmilieu Céline Fremault, de Staatssecretaris bevoegd voor Openbare Netheid Fadila Laanan en de Minister van Mobiliteit Pascal Smet.

© cyclo vzw

Page 30: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0430

VERENIGING IN ACTIE

Die zaken zijn van cruciaal belang voor de organisatie en het veilige verloop van de Autoloze Zondag.

Op 14 juni organiseerde de mobiliteitscel samen met Brussel Mobiliteit en het kabinet van de minister van Mobiliteit een werk- en informatievergadering over het autodeelbeleid in Brussel. Het was een goede gelegenheid om meer inzicht te krijgen in het free-floating systeem dat het Gewest onlangs invoerde. Er hebben een vijftiental gemeenten gereageerd op de oproep.

Op 15 juni waren de gemeenten uitgenodigd voor een vergadering in onze lokalen over

de Bedrijfsleveringsplannen (BLP). Brussel Mobiliteit en het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw (OCW) hebben uitgelegd wat een BLP precies inhoudt. Aan de hand van voorbeelden van proefprojecten in Brussel en het buitenland hebben ze ook de voordelen ervan voor een gemeente verduidelijkt. De bedoeling is om in 2017 een proef-BLP op te starten in minstens één Brusselse gemeente.

Op 17 juni organiseerde de Vereniging de voortaan traditionele plenaire vergadering

voor de lancering van de volgende Autoloze Zondag in aanwezigheid van de gemeenten, politiezones en partners (fietsverenigingen, MIVB, NMBS, enz.). Zij hebben ons op de hoogte gesteld van de grote lijnen van de communicatie en de resultaten van de projectoproepen ‘dorpen’, ‘naar school/naar het werk zonder auto’ en ‘scholen’.

Op 21 juni stelde de mobiliteitscel de enquête over het respecteren van de parkeerplaatsen voor gehandicapten voor aan de Gewestelijke Commissie voor Mobiliteit PBM. De Vereniging werd gevraagd om er de resultaten voor te stellen aan de leden van die commissie. De enquête werd afgelopen maart naar de gemeenten verstuurd om een beeld te krijgen van de situatie en mogelijke oplossingen voor te stellen om dit terugkerende probleem op te lossen.

Op 23 juni organiseerde de Vereniging een vergadering van de werkgroep ‘testcampagne parkeerplaatsen voor gehandicapten’ met de gemeenten. Deze eerste vergadering met de negen testgemeenten ging over de gegevens die opgenomen dienden te worden in het bestek voor de communicatiebureaus en over de interne organisatie van de gemeenten.

DUURZAME ONTWIKKELINGVan 1 tot 3 juni was de Vereniging in Lissabon (Portugal) samen met vertegenwoordigers van de gemeente Etterbeek. Tijdens de reis werden goede praktijkvoorbeelden uitgewisseld in het kader van het seminarie ‘Economische en sociale mogelijkheden van recyclingactiviteiten’ met betrekking tot het Europese project WE-NET ‘Working for ENvironmentally Educated Towns’, gedragen door ALDA, de Europese vereniging voor de lokale democratie, waarvan de Vereniging een partner is. Het project wordt gefinancierd in het kader van het programma ‘Europe for Citizens’ en focust op recyclage en hergebruik. De twaalf partners van het project zijn afkomstig uit

België, Polen, Portugal, Slovenië, Spanje, Servië, Malta en Italië. De volgende fase van deze Europese uitwisselingen vindt in november plaats in Brussel.

Op 20 juni organiseerde de Vereniging de workshop ‘Un coup de pouce

pour encourager le changement de comportements’. Het Institut Eco Conseil van Namen was er als expert uitgenodigd. Deze opleidingsvoormiddag ging over het boek van Richard Thaler, economist aan de universiteit van Chicago, en Cass R. Sunstein, professor aan de Harvard Law School: ‘Nudge: Improving Decisions about Health, Wealth, and Happiness’. Mensen

zijn in het algemeen bekommerd om de milieukwestie, hoewel dat niet altijd blijkt uit wat ze doen. Rationele gesprekken brengen echter geen ingrijpende gedragsveranderingen teweeg. Maar wat als irrationaliteit ons gedrag nu eens zou kunnen

bijsturen? Dat is waar ‘nudge marketing’ voor staat. Waarom nemen we de trap in plaats van de lift wanneer rode voetstappen ons leiden? Waarom verbruiken we minder elektriciteit zodra we vernemen dat onze buren minder verbruiken dan wij? Achter al deze vragen schuilt een nudge, of zoals wij in het Nederlands zeggen: een duwtje in de goede richting!

OPLEIDING OM EEN EUROPEES PROJECT TE STRUCTUREREN In tegenstelling tot wat we in de vorige Nieuwsbrief aankondigden, werd de eerste opleiding ‘Methodologie om een Europees project te structureren’, die op 24 juni gepland stond, door de stakingen uitgesteld tot 7 september in de voormiddag. De opleiding, die helemaal volzet is, zal dus al plaatsgevonden hebben bij de publicatie van dit nummer. In afwachting van een nieuwe vakbeweging werd de opleiding ‘Zoeken naar partners en uitbouwen van een Europees netwerk’ van 29 september ook uitgesteld tot 6 oktober 2016 in de voormiddag. De andere twee opleidingen van 21 oktober en 22 november blijven ongewijzigd. Bij het afsluiten van dit nummer waren er nog maar plaatsen voor enkele gemeenten over voor elk van de drie opleidingen (het aantal deelnemers is beperkt per gemeente). De andere gemeenten kunnen zich inschrijven op de wachtlijst. Meer informatie vindt u in de agenda van www.brulocalis.brussels voor de komende fase is dat men zich ertoe verbonden heeft een grotere collectieve dynamiek te creëren, gecoördineerd op schaal van alle partnerschappen.

Ter herinnering: sinds 1 juni kunnen bedrijven een aanvraag indienen om free-floating diensten te ontwikkelen in Brussel. Met dit systeem kan de gebruiker een auto nemen en die parkeren zodra hij op zijn bestemming aangekomen is. De gebruiker is volledig vrij en hoeft de wagen dus niet meer terug te brengen naar het vertrekpunt. Het doel van het Gewest: “De free-floating operatoren worden verplicht om partnerships te sluiten met publieke of private parkings in minstens drie verschillende gemeenten, om de impact van de komst van deze nieuwe voertuigen beperkt te houden. Elke free-floating wagen zal voorzien zijn van een gewestelijke vrijstellingskaart die gebruikers van de dienst toelaat om overal in het Brussels Gewest de wagen te parkeren.”

> Meer info op

http://www.pascalsmet.be/articles/mobiliteit/binnenkort-parkeert-u-uw-deelauto-brussel-waar-u-w “Binnenkort parkeert u uw deelauto in Brussel waar u wil” [31.05.2016].

18.09.2016

DIMANCHE SANS VOITUREAUTOLOZE ZONDAG

E.R

./V.

U. :

Cam

ille

Thiry

- R

ue d

u P

rogr

ès 8

0 Vo

orui

tgan

gstr

aat

- B

ruxe

lles

1035

Bru

ssel

- E

xem

pté

art

. 198

, 1°

CD

TD/

Vrijs

telli

ng a

rt.1

98, 1

° W

DR

T.

#MOBILMIXWEEK VAN DE MOBILITEIT SEMAINE DE LA MOBILITÉ16 > 23.09.2016WWW.MOBILMIX.BRUSSELS

Page 31: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 31

ONDER DE LOEP

18.09.2016

DIMANCHE SANS VOITUREAUTOLOZE ZONDAG

E.R

./V.

U. :

Cam

ille

Thiry

- R

ue d

u P

rogr

ès 8

0 Vo

orui

tgan

gstr

aat

- B

ruxe

lles

1035

Bru

ssel

- E

xem

pté

art

. 198

, 1°

CD

TD/

Vrijs

telli

ng a

rt.1

98, 1

° W

DR

T.

#MOBILMIXWEEK VAN DE MOBILITEIT SEMAINE DE LA MOBILITÉ16 > 23.09.2016WWW.MOBILMIX.BRUSSELS

Page 32: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0432

VERENIGING IN ACTIE

VERMINDERDE WERKGEVERSBIJDRAGEN In het kader van de verminderde werkgeversbijdragen voor het Fonds Sociale Maribel, die ingevoerd werden door de taxshift, hebben de drie verenigingen samen stappen ondernomen bij minister Kris Peeters om op zijn minst een compensatie te verkrijgen voor de extra verlaging van de werkgeversbijdragen voor lage lonen, waarvoor de lokale en provinciale besturen niet in aanmerking komen. Ter herinnering: de privésector kan wel genieten van die verminderde bijdragen (ook voor de hoge lonen), zelfs in het kader van het Fonds Sociale Maribel. De invoering van nieuwe maatregelen in het kader van de taxshift heeft het verschil in behandeling van overheids- en privésector nog versterkt. De drie verenigingen hebben een raming gemaakt van de latere ‘misgelopen besparingen’ en het resultaat van hun berekeningen voorgelegd aan de minister.

De FOD Economie en de VSGB gaan samenwerken in het kader van de nieuwe communicatiecampagne van de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). De KBO wil het gebruik van zijn gegevens door de besturen stimuleren en stelt applicaties ter beschikking die speciaal voor hen voorbehouden zijn. De VSGB en de FOD Economie zullen samen opleidingen organiseren voor de gemeenten.

> Meer info

In het artikel over deze opleidingen in dit nummer.

IDENTITEITSFRAUDE: OMZENDBRIEF EN OPLEIDINGEN De Vereniging is altijd nauw betrokken geweest bij de werkzaamheden van de FOD Binnenlandse Zaken om identiteitsfraude efficiënt te bestrijden. Tijdens de vergadering van 29 juni werden we op de hoogte gebracht van de laatste nieuwigheden op dit vlak, die een concrete vorm zullen krijgen in aanvullende maatregelen in toepassing van de omzendbrief van 30 juni 2015. Bij het verschijnen van dit tijdschrift waren de maatregelen echter nog niet

bekend. Ze zullen identiteitsfraude op een gestructureerde en gecentraliseerde manier aanpakken, met één aanspreekpunt in de gemeente en zullen de nauwe samenwerking met zowel de lokale politie als de FOD Binnenlandse en Buitenlandse Zaken en het parket bevorderen. Signalementsfiches en een SPOC (single point of contact) die in de gemeente aangesteld wordt als tussenpersoon voor de federale overheid en de gemeenten, zijn enkele van de nieuwe middelen voor snelle actie om komaf te maken met identiteitsfraude. De gemeenten zullen extra ondersteuning krijgen van een helpdesk voor fraude.

Brulocalis heeft eens te meer duidelijk gemaakt dat aangezien de gemeente zich in de eerste lijn bevindt om identiteitsfraude tegen te gaan, zij over alle middelen zou moeten beschikken om die zeer ingewikkelde bijkomende taak te kunnen uitvoeren. Het gemeentepersoneel moet het echter snel afhandelen en staat aan het loket alleen tegenover de burger. Alle ambtenaren zouden dus een degelijke en aangepaste opleiding en regelmatige bijscholing moeten krijgen. Daarom zal de FOD Binnenlandse Zaken vanaf september een reeks opleidingen aanbieden voor de gemeenten.

GESPREK MET BRUSSEL FISCALITEIT Op 30 juni kwam de Vereniging samen met de verbindingsambtenaar van Brussel Fiscaliteit. Tijdens dit eerste gesprek werden de doelstellingen van de gewestelijke administratie toegelicht, namelijk een gecentraliseerd beheer van de fiscale gegevens en de organisatie van een betrouwbare ondersteuning voor de gemeenten, vooral op het vlak van onroerende voorheffing en kadastraal inkomen. Brulocalis heeft Brussel Fiscaliteit een reeks zorgwekkende punten voor de gemeenten meegedeeld, zoals:

• het beheer van de hoteltaks op gewestniveau,

• de impact van de regionalisering van de dode hand voor de gemeenten,

• het probleem van de aftrek van de onroerende voorheffing, enz.

OVERLEG OVER STEDELIJKE HERWAARDERINGDe regering heeft het gewichtige ontwerp

van ordonnantie houdende organisatie

van de stedelijke herwaardering, dat op

13 juni 2016 ingediend werd en dat het

stadsvernieuwingsbeleid reorganiseert,

voorgelegd aan het Brussels Parlement.

Het ontwerp bundelt in één tekst de

duurzame wijkcontracten en aanvullende

instrumenten, namelijk de gewestelijke

voorzieningen voor de aankoop van

verlaten gebouwen en voor de renovatie

of heropbouw van gebouwen van de

gemeenten en OCMW’s, evenals wat

overblijft van het Grootstedenbeleid (GSB)

dat vroeger onder het beheer van de

federale staat stond.

Het ontwerp heeft ook als doel een

nieuw type programma’s voor stedelijke

herwaardering in te voeren: de

stadsvernieuwingscontracten (SVC). Wat

die contracten zo bijzonder maakt, is dat

zij zich uitstrekken over het grondgebied

van meerdere gemeenten. Het ontwerp

bepaalt dat de SVC’s opgesteld zullen

worden met de steun van het Brussels

Planningsbureau en uitgevoerd worden

door de afsluiting van overeenkomsten

met de begunstigde gemeenten.

Op 29 juni 2016 vroeg onze Vereniging

de minister-president in een brief om de

stadsvernieuwingscontracten uit te voeren

in overleg met de betrokken gemeenten.

Alleen dan kunnen zij volgens ons een

succes worden.

Verder wees het Bureau van Brulocalis

er nogmaals op hoe belangrijk het is

om systematisch te overleggen met

de gemeenten voor maatregelen die

extra uitgaven en minder inkomsten

meebrengen of die reglementaire of

organisatorische gevolgen hebben voor

de lokale besturen. Dit principe komt

tegemoet aan het Europees Handvest van

de Lokale Autonomie en de beginselen

van goed bestuur die de relaties tussen

de verschillende machtsniveaus regelen

en is trouwens ook opgenomen in ons

laatste gewestelijk memorandum.

Page 33: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 33

ACTUALITEIT

De burgemeesters, lokale en regionale verkozenen van heel Europa sluiten zich aan bij de recente oproep van de REGR (Raad van Europese Gemeenten en Regio’s) om de lidstaten aan te sporen hun beloften te houden op het vlak van asiel en integratie.

De oproep kreeg reeds de steun van de burgemeesters van steden Athene, Boekarest, Brussel, Lesbos, München, Parijs, Santander, Wenen, … en de voorzitters van 23 verenigingen van lokale besturen en meer dan 120 lokale en regionale mandatarissen.

De oproep is gekoppeld aan een online petitie die de REGR opgezet heeft om de lokale en regionale verkozenen – en de samenleving in het algemeen - te mobiliseren.

De petitie komt op een uitgelezen moment, omdat het Europees Parlement onlangs een rapport goedkeurde dat de voornaamste eisen van de REGR bekrachtigt: gepaste financiering voor de steden, gemeenten en regio’s, alsook degelijke samenwerking tussen de verschillende bestuursniveaus. In die geest roept de REGR de lidstaten en de Europese instellingen op om diezelfde weg te volgen voor het asiel- en integratiebeleid.

Hoewel burgemeesters en lokale verkozenen hun taken op het vlak van opvang en integratie vastberaden uitvoeren, kan de enorme uitdaging die de sociale integratie inhoudt niet door hen alleen opgenomen worden. Om hun engagement te vrijwaren en dringende humanitaire problemen te verhelpen, hebben zij echte steun nodig van alle beleidsniveaus, zowel nationale overheden als de Europese Unie.

Vorige zomer bereikten de staatshoofden en regeringsleiders een akkoord over een verdelingsplan van 160.000 vluchtelingen over 2 jaar. Eén jaar later – terwijl een grote

meerderheid van de Europeanen een sterkere aanpak van de EU inzake migratie vraagt - is de balans veeleer gemengd: minder dan 3.000 vluchtelingen werden geherlokaliseerd in een Europees land. Die

cijfers tonen het gebrek aan dynamisme van bepaalde nationale bewindvoerders. We zien de ene Europese top na de andere, maar het zijn de lokale en regionale verkozenen die de daad bij het woord voegen.

In de oproep vragen de REGR en de zusterverenigingen de lidstaten om zich te engageren, met de volgende vragen:

• De uitwerking van gecontroleerde herlokaliseringsprocedures, waarbij verder gegaan wordt dan de uitvoering van het akkoord dat in september 2015 bereikt werd voor de herlokalisering van de 160.000 vluchtelingen in Griekenland en Italië, onder bescherming van het internationaal en Europees recht. Deze billijke, solidaire en permanente verdeling van de vluchtelingen over alle EU-landen moet rechtstreeks gebeuren vanuit de voornaamste registratiecentra en de buurlanden van de EU, waarbij een veilige doortocht gewaarborgd moet worden.

• De steden, gemeenten en regio’s moeten de regulatie van die migratiestromen kunnen combineren met lokale solidariteitsacties. Daartoe moeten de Europese instellingen en de lidstaten de nodige middelen waarborgen voor de opvang van vluchtelingen door een toereikende financiering voor de gemeenschappen die ze opvangen.

• De financiële steun moet gekoppeld worden aan overleg tussen lokale, regionale en nationale regeringen, om de actie beter te coördineren en de vluchtelingen billijk en solidair te verdelen over gemeenten, steden en regio’s in Europa.

De oproep werd goedgekeurd naar aanleiding van het Directiecomité van de REGR op 20 april te Nicosia. Begin juli was de oproep al meer dan 120 keer ondertekend.

OPVANG VAN VLUCHTELINGEN: DE OPROEP VAN NICOSIABrussel, Parijs, Lesbos en meer dan 100 burgemeesters sporen de EU-landen aan om hun beloften te houden. Steun de oproep tot uitwerking van een volwaardig Europees asielbeleid.

MEER INFO• De oproep van de REGR om

de lidstaten aan te sporen hun beloften te houden inzake asielbeleid en integratie, en de volledige lijst van de ondertekenaars staat op www.ccre.org > Actualité > Communiqués de presse > Accueil des réfugiés.

• De online petitie van de REGR: www.change.org > ‘European states, it’s time you act for refugees with towns and regions’.

ACTIE VAN BRULOCALIS• Samen met haar

zusterverenigingen sluit de Brusselse Vereniging zich aan bij de oproep. Brulocalis-voorzitter Marc Cools ondertekende de oproep van Nicosia.

• Brulocalis roept alle gemeenten op om de oproep mee te ondertekenen.

Page 34: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0434

EUROPAGINA

> Camille Lépinay

EUROPESE PROJECTEN VOOR MIJN OCMWIn februari publiceerde Brulocalis de brochure “Europese projecten voor mijn gemeente” met de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Op 14 juni stelden wij de brochure voor aan de OCMW’s. In het verlengde van die presentatie beschrijven wij hier enkele Europese projecten voor de OCMW’s.

STAND VAN ZAKEN: FONDSEN VOOR EUROPESE PROJECTEN De Brusselse OCMW’s maken eigenlijk reeds gebruik van Europese fondsen. Alle Brusselse OCMW’s hebben immers een overeenkomst met Actiris, om aanspraak te maken op het programma voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van het Europees Sociaal Fonds (ESF).

Bovendien wendden 8 Brusselse OCMW’s1 in 2015 het Europees fonds voor hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) aan om voedselhulp en/of materiële bijstand te kunnen leveren en activiteiten op touw te zetten met het oog op sociale inclusie voor leefloontrekkers. Dat fonds werkt op basis van jaarlijkse bestellingen.

Op die manier dragen deze fondsen bij tot de financiering van recurrente acties van OCMW’s en zo kan hun dienstenaanbod uitgebreid worden.

Maar het gaat veeleer om een uitzondering dan de regel, want de meeste Europese fondsen cofinancieren eenmalige projecten, in een interventielogica die beantwoordt aan een bepaalde behoefte, waarbij resultaten bereikt moeten worden en die met indicatoren gemeten moeten kunnen worden. De redenering draait veeleer rond projecten dan subsidies.

Bepaalde OCMW’s hebben reeds Europese financiering ontvangen voor hun lokale projecten. Enkele voorbeelden:

• Het OCMW van Sint-Jans-Molenbeek en dat van Sint-Joost-ten-Node maakten gebruik van het federaal programma ESF in 2007-2013 (in Sint-Joost voor een project met het oog op de inclusie van Roma).

• Het OCMW van Schaarbeek ontving subsidies van het programma EFRO 2014-2020 (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) voor de bouw van een kinderdagverblijf (cf. artikel ivm Brusselse kinderdagverblijven in Nieuwsbrief 2016/3, p. 8).

• Het OCMW’s van de stad Brussel en dat van Schaarbeek genieten financiering van het Fonds voor Asiel, Migratie en Integratie (AMIF) om taallessen voor vluchtelingen te organiseren.

Deze lokale projecten impliceren ook vaak samenwerkingsverbanden met andere actoren, bv. voor de organisatie van een proces rond:

• vorming met een erkende partner

• socio-professionele follow-up door het promotor-OCMW.

In deze configuratie blijft iedereen in zijn knowhow en expertise ten behoeve van de gebruiker.

Maar er zijn nog andere vormen van Europese financiering voor transnationale projecten, met de volgende kenmerken:

• uitwerking met andere Europese partners

• financiering van immateriële investeringen voor de ontwikkeling van innovaties, het delen van goede praktijkvoorbeelden of de versterking van de capaciteiten van de overheid

• aansluiten bij de Europese prioriteiten

• innovatie ten aanzien van andere Europese gebruiken

Voor zover wij weten, werd deze financiering nog niet aangewend door de Brusselse OCMW’s, maar het zou hun ook kansen kunnen bieden, met name om kennis te maken met nieuwe praktijken die elders in Europa reeds getest werden, en om sociale innovatie op gang te brengen.

Op 14 juni woonden acht ambtenaren uit vijf Brusselse OCMW’s de presentatie bij van de

1. Oudergem, Sint-Agatha-Berchem, Etterbeek, Ganshoren, Koekelberg, Sint-Gillis, Ukkel en Sint-Pieters-Woluwe.

> OCMW van Schaarbeek

© ocmw van Schaarbeek

Page 35: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 35

EUROPAGINA

brochure “Europese projecten voor mijn gemeente” en toonden daarmee hun belangstelling voor het thema. Brulocalis heeft overigens ook contacten tot stand gebracht met andere OCMW’s. Het eerste geselecteerde project dat begeleiding kreeg van Brulocalis, was overigens het AMIF-project van het Schaarbeekse OCMW waarover we het reeds hadden. De mogelijkheden zijn dus reëel. De grote OCMW’s zijn bevoordeeld om een Europees project in te dienen, maar de andere OCMW’s kunnen ook op hun schaal projecten op het getouw zetten.

WELKE FINANCIERING VOOR WELK PROJECT?Het Europees Sociaal Fonds

Het Europees Sociaal Fonds (ESF) is het voornaamste Europees programma ter ondersteuning van werkgelegenheid en sociale inclusie aan de hand van lokale projecten. Het heeft betrekking op tewerkstelling en vorming, en wordt in de praktijk omgezet via 3 programma’s, naar gelang van de behandelde materies:

• Zoals reeds vermeld kunnen OCMW’s gebruik maken van het programma ESF van het BHG, beheerd door Actiris voor tewerkstelling en sociale inclusie, via een specifieke overeenkomst. De Federatie van Brusselse OCMW’s voerde de onderhandelingen betreffende het kader van deze overeenkomsten voor de OCMW’s en is vertegenwoordigd in het begeleidingscomité.

• Het programma ESF Wallonië-Brussel is van toepassing in Brussel voor communautaire aangelegenheden (onderwijs, opleiding en sociale inclusie). Hoewel de meeste fondsen toegekend zijn, kunnen eenmalige oproepen eventueel nuttig zijn voor OCMW’s, bv. als partner van verenigingen actief in vorming en SPI (een oproep loopt tot 9 september 2016). Er wordt nog onderhandeld over een testproject met de sector sociale promotie, op basis van een financiering ESF-FGC, beheerd door het Agentschap ESF Wallonië-Brussel. Het beoogt de organisatie van ‘gepersonaliseerde pedagogie-ateliers’ in de deelnemende OCMW’s.

• Brusselse organisaties komen ook in aanmerking voor het programma ESF Vlaanderen, voor communautaire aangelegenheden. In 2016 waren eenmalige oproepen interessant voor OCMW’s op het gebied van armoedebestrijding, inschakeling van jongeren of nog Roma.

Voor de periode 2014-2020 had de afschaffing van het oude federale programma ESF (2007-2013) een impact op de acties van de OCMW’s. Zo meldde Sint-Jans-Molenbeek aan Brulocalis dat ze heel wat projecten hebben moeten stopzetten. Met uitzondering van de ‘structurele’ financiering van het gewestelijk ESF waren de programma’s niet echt opgevat voor het OCMW als promotor. De Federatie van OCMW’s volgt ze nochtans op de voet en Brulocalis volgt de oproepen nauwgezet, maar soms is het moeilijk om uit te maken wanneer de OCMW’s kunnen meedingen.

Dan is er ook nog de complexe verdeling van de materies onder de instellingen, wat het nog moeilijker maakt om de oproepen goed te begrijpen. Projectoproepen van ESF Vlaanderen hadden bv. enkel betrekking op Brusselse organismen voor de begeleiding van personen naar vorming (gemeenschapsmaterie) en niet naar werk (aangezien dit een gewestelijke materie is), wat een segmentering van de door de OCMW’s ondernomen acties impliceert. In een ander geval waarin de aanwezigheid van een OCMW vereist was in het partnership – zoals de oproep ESF Vlaanderen ivm armoedebestrijding – eiste het OCMW een attest dat preciseert dat de uiteindelijke begunstigden wel degelijk behoorden tot de vage categorie van ‘gezinnen met zeer lage werkintensiteit’, wat tegenstrijdig kan zijn met het juridisch kader van de instelling. Bovendien komen de Brusselse organismen doorgaans niet in aanmerking voor medefinanciering van het Vlaams Gewest (of slechts bij bepaalde projectoproepen), wat het financiële belang van het mechanisme beperkt. Wat het programma Wallonië-Brussel betreft, werd er slechts één projectoproep genoteerd … die de OCMW’s ook niet rechtstreeks aanbelangde. In het Brussels Gewest – en om in de institutionele logica te blijven – was een ESF-GGC nodig voor de bicommunautaire materies, waaronder eigenlijk de OCMW’s vallen.

ZOOM OP DE EUROPESE FINANCIERING DIE HET OCMW VAN SCHAARBEEK VERKREEGNaast de overeenkomst met Actiris

voor het gewestelijk ESF, zijn er 3

Europese projecten aan de gang in

het OCMW van Schaarbeek:

• Burger-ateliers’, gefinancierd

door het AMIF (federaal luik,

82.450 euro): groepsateliers om

mensen die minder dan 5 jaar in

België verblijven, sleutels aan te

reiken om meer inzicht te krijgen in

de samenleving die hen onthaalt.

• Ateliers ‘eerste stappen als

burger’, gefinancierd door

het AMIF (Franstalig integratie

luik, 15.424 euro): groepsateliers

met informatie en debat, in het

Arabisch of het Turks.

• Crèche gefinancierd door het

EFRO-BHG (1,3 miljoen euro): er

komt een crèche met 60 plaatsen

in een gerenoveerd gebouw aan

de Haachtsesteenweg, met een

grote meerderheid aan peuters

wier ouders OCMW-steun genieten,

voornamelijk vanwege het

departement socioprofessionele

inschakeling (SPI).

> OCMW van Schaarbeek

EUROPAGINA

© ocmw van Schaarbeek

Page 36: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0436

EUROPAGINA

EFRO-BHG

Een ander Europees fonds dat op gewestelijk niveau medebeheerd wordt, is het programma EFRO voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het kan nuttig zijn voor de OCMW’s, bv. voor de financiering van crèches (eventueel in samenwerking met de gemeente) of andere infrastructuurprojecten voor sociale inclusie in de wijken van de zone voor stadsrenovatie (ZSR).

Toch werden de fondsen voor het programma 2014-2020 reeds toegekend en is het wachten op het volgende programma “post 2020”. Momenteel kunnen we er de prioriteiten nog niet van voorspellen, maar toch wordt aanbevolen te anticiperen en reeds projecten voor te bereiden.

Fonds Asiel, Migratie, Integratie (AMIF)

Het Belgische institutionele landschap is ook terug te vinden in de verdeling van de financiering van het Fonds Asiel, Migratie en Integratie (AMIF). De maatregelen op het vlak van integratie, asiel en opvang, die op Belgisch niveau geregeld worden, belangen OCMW’s aan en kunnen lokale projecten financieren. Als spiegel van de bevoegdheidsverdeling in België beheert het federaal niveau het luik onthaal en een residueel deel van het luik integratie, dat voor het overige beheerd wordt door de Gewesten en de Gemeenschappen via de subsidies inzake integratie.

Oproepen omtrent integratie worden verwacht in 2016, zoals de projectoproep AMIF-Integratie (Nederlandstalig luik) omtrent de betrokkenheid van ouders bij de opvoeding van jonge kinderen (tot 15 oktober 2016). Wat de opvang betreft, is het echter wellicht wachten tot 2017 voor de volgende oproep die openstaat voor alle OCMW’s.

Een deel van het AMIF wordt beheerd door de Europese Commissie en financiert transnationale projecten. Een nieuwe projectoproep wordt verwacht voor het laatste trimester 2016, met concrete maatregelen voor vluchtelingen en vermelding van de lokale overheden als mogelijke partner. De prioriteiten zijn de bevordering van actieve deelname van de vluchtelingen aan de samenleving (o.a. via de uitwisseling van ervaringen en de versterking van de capaciteiten) en activiteiten vóór het vertrek en na de aankomst, om de integratie te bevorderen

van hervestigde asielzoekers uit een derde land of geherlokaliseerd binnen de Europese Unie. Er is echter een degelijke projectlogica vereist.

EaSI

Het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie EaSI wordt rechtstreeks beheerd door de Europese Commissie en financiert veeleer grote projecten rond studies en uitwisseling van ervaringen. Maar sinds 2012 spitst een jaarlijkse oproep zich toe op sociale innovatie, via de financiering van nationale projecten. De projectoproep 2016 zal gericht zijn op de integratie door werk van personen die zich het verst van de arbeidsmarkt bevinden (langdurig werklozen en vluchtelingen), maar werd nog niet bekendgemaakt. Het kandidatuursdossier blijft veeleisend en het programma is veeleer gericht tot grote OCMW’s, indien mogelijk in een degelijk Belgisch samenwerkingsverband.

Erasmus+

Bepaalde acties van het programma Erasmus+ kunnen ook interessant zijn voor de OCMW’s en zijn redelijk toegankelijk. Dit EU-programma voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport voor de periode 2014-2020 is niet alleen gericht tot jongeren, maar ook tot volwassenen.

Zo kunnen OCMW’s:

• maatschappelijk werkers of jeugdanimatoren op vorming of stage in het buitenland sturen (mobiliteitsacties

KA1 voor vorming van volwassenen en jongeren)

• jongeren aanmoedigen om projecten op te zetten rond uitwisselingen met andere Europese jongeren (eenvoudige uitwisselingen van jongeren of transnationale jeugdinitiatieven)

• deelnemen aan transnationale projecten, voor de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden inzake volwassenen- of jongereneducatie

De definitie van “vorming voor volwassenen” in Erasmus+ is immers ruim en kan betrekking hebben op maatschappelijk werkers die rechtstreeks contact hebben met volwassenen. Terwijl de transnationale projecten veeleisender zijn, vereisen de mobiliteitsacties (vorming, stage in het buitenland, uitwisseling van jongeren) slechts één Europese partner en bieden zij dus de mogelijkheid om zachtjes een Europese dynamiek op gang te brengen.

De voordelen van dit programma liggen in vrij lichte dossiers, recurrente deadlines elk jaar, forfaitaire financiering en vooral een nabijheid met de organismen die de Erasmus+ subsidies verdelen. Een groot deel van het programma (waaronder de voornoemde acties) wordt immers gedecentraliseerd beheerd door de lidstaten (in België door de gemeenschappen). Voor de acties “vorming voor volwassenen” zijn de gesprekspartners van de OCMW’s het Agentschap AEF (Franstalig) en EPOS (Nederlandstalig). De contactinstanties op het vlak van jeugd zijn BIJ (Bureau International pour la Jeunesse) en JINT. Het is raadzaam deze te raadplegen vóór de indiening van een dossier, om bijkomend advies te krijgen. BIJ en JINT zijn de eerste contactpunten naar wie geïnteresseerde jongeren doorverwezen kunnen worden.

INDIEN U ER MEER OVER WIL WETENAndere Europese programma’s leiden OCMW’s naar ‘buitengewone’ projecten:

• Interreg Noordwest-Europa kan projecten financieren rond sociale innovatie in een Angelsaksische optiek, waarbij met name de burgersamenleving betrokken wordt. Ondanks het verplichte aspect innovatie blijft het vrij toegankelijk, omdat de nadruk ligt op het operationele en de selectieprocedure vereenvoudigd en regelmatig is.

PROJECT AMIF – OCMW VAN DE STAD BRUSSEL De pool «collectieve vormingen» van het departement vorming van het Brusselse OCMW biedt modules aan rond alfabetisering en burgerschap, voor buitenlanders, als springplank naar socioprofessionele inschakeling. De thema’s van de modules houden verband met maatschappelijke integratie, burgerschap en SPI. Zo werd er een excursie gewijd aan de ontdekking van het architecturaal erfgoed in Leuven.

Page 37: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 37

EUROPAGINA

• URBACT III maakt de uitwisseling van ervaringen mogelijk tussen Europese steden, ook op het vlak van sociale inclusie. Hoewel de OCMW niet altijd rechtstreeks in aanmerking komen, kunnen zij zich wel bij een netwerk aansluiten waarvan de gemeente partner is via de lokale actiegroep.

• “Rechten, gelijkheid en burgerschap” steunt ambitieuze transnationale projecten die een combinatie vormen van de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden, vorming en onderzoek en sensibilisering. Het werkprogramma 2016 en de projectoproepen die voor het einde van het jaar gelanceerd werden, werden reeds gepubliceerd om de voorbereiding van de kandidatuursdossiers te vergemakkelijken. De OCMW’s zouden zich bij ruimere samenwerkingsverbanden kunnen aansluiten om de capaciteiten van maatschappelijk werkers te versterken in de strijd tegen intolerantie, niet-discriminatie en integratie van Roma, of nog de steun aan slachtoffers van geweld op basis van gender.

• De integratie van migranten en vluchtelingen is van de prioriteiten van de projectoproep 2016 EFRO - Urban Innovative Actions (UIA), die opent in november 2016, met deadline begin 2017. Terwijl het beheer van het EFRO gewoonlijk toevertrouwd wordt aan de gewesten, wordt deze oproep specifiek beheerd op Europees niveau. De projecten kunnen zuiver lokaal zijn en betrekking hebben op infrastructuur, maar enkel op voorwaarde dat zij bijzonder innoverend zijn ten opzichte van andere Europese steden (doorslaggevend criterium). De concurrentie zal hevig zijn, gezien de interessante financiële voorwaarden. Aangezien deze oproep aansluit bij het kader van het EFRO, moeten deze UIA berusten op een meer territoriale en stedelijke dynamiek dan de klassieke ESF projecten.

TOT SLOT NOG ENKELE TIPS

Europese programma’s leggen de lat hoog en brengen heel wat administratie teweeg, maar leveren de OCMW’s heel wat ervaringen op. Wij raden aan om stapsgewijs te werk te gaan om ervaring op te doen: eerst met de financiering van lokale projecten, daarna bilateraal (type Erasmus+) en vervolgens als partner van een transnationaal project, om tot slot zijn eigen project te coördineren.

Reageren op vragen is ook essentieel. De website van Brulocalis stelt de OCMW’s informatie ter beschikking zodra die beschikbaar is, over lopende of verwachte projectoproepen.

Aarzel niet om contact op te nemen met onze adviseur bevoegd voor Europese projecten, voor een oriëntatie naar het meest aangewezen programma of contactpersoon, om gepersonaliseerde informatie te verkrijgen over een programma of voor een algemene beoordeling van uw dossier.

Een OCMW voorstellen aan een buitenlandse partner is niet altijd eenvoudig, want in vele Europese landen worden sociale diensten rechtstreeks geleverd door de gemeente of andere overheidsniveaus. Brulocalis werkt aan een eenvoudige presentatie van het OCMW als instelling.

De laatste uitdaging is wellicht de kennis van het Engels als communicatietaal voor de meeste transnationale oproepen en projecten.

De OCMW’s die de vergadering van 14 juni bijwoonden, toonden belangstelling voor informatie over goede praktijkvoorbeelden uit het buitenland. Alvorens de stap te zetten, is het raadzaam de conclusies van bestaande Europese projecten te raadplegen, om inspiratie te zoeken voor nieuwe avonturen.

Meer informatie

bij Camille Lépinay,

[email protected]

en op www.brulocalis.brussels

(alias voor www.vsgb.be )

waar u:

• de brochure kan downloaden, info vinden over de opdracht “Europese projecten”

• fiches kan raadplegen uit de databank subsidies

• ons document “Europese projecten om beter samen te leven in onze steden” vindt, o.a. betreffende de integratie van vluchtelingen en migranten.

> OCMW van de stad Brussel – project AMIF

Page 38: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0438

ONZE GEMEENTEN

THEMA De acties die de lokale overheden dit jaar organiseren, kaderen in het thema samenleven en interculturele dialoog, de thema’s die dit jaar op Europees niveau gebundeld werden in de titel “Samenleven in cultureel diverse maatschappijen: elkaar respecteren, met elkaar spreken en omgaan”. Dit sluit aan bij de prioriteiten van de Raad van Europa, die onder meer opgenomen werden in het actieplan voor de opbouw van inclusieve samenlevingen (2016-2017)1; de strategie van het congres over preventie en radicalisering en het thema van het wereldforum voor democratie 2016 “democratie en gelijkheid: wat kan educatie doen?”2 Het ligt in het verlengde van editie 2015, met de nadruk op educatie voor democratische burgerzin en mensenrechten, via 3 pijlers: respect, dialoog en interactie.

BUDGET VOOR DE GEMEENTEN De envelop die aangeboden wordt voor de verwezenlijking van activiteiten, werd dit jaar uitgebreid, wat de lokale overheden meer marge geeft om acties op het getouw te zetten.

PROMOTIE EN COMMUNICATIESinds dit jaar doet Brulocalis naast de algemene coördinatie enkel nog de communicatie omtrent het evenement naar de gemeenten toe. Die nemen op hun beurt de promotie naar de doelgroepen toe op zich. Zo blijft de Vereniging op haar website informatie plaatsen betreffende de manifestatie en over de activiteiten die de gemeenten organiseren.

De gemeenten staan in voor de bekendmaking onder het grote publiek. Zij kunnen het programma van de activiteiten presenteren in de vorm die ze wensen, met de visuele ondersteuning die de Raad van Europa aanbiedt. Gadgets en ander promotiemateriaal werden ingeruild voor een optrekking van het budget van de acties.

De EWLD blijft groeien. Dit jaar doen weer nieuwe gemeenten mee, zoals Watermaal-Bosvoorde en – onder voorbehoud van bevestiging van een

gemeenschappelijke activiteit – Sint-Joost-ten-Node met Sint-Jans-Molenbeek. Ook Ganshoren en Sint-Pieters-Woluwe sleutelen samen aan enkele activiteiten gericht tot jongeren (ook nog onder voorbehoud).

PERIODE Nieuw is dat het evenement officieel in Europa loopt van 10 tot 16 oktober 2016, maar in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de hele maand oktober door.

PROGRAMMAOpeningszitting

Voor de 9e editie organiseert Sint-Joost-ten-Node de openingszitting. Een participatief en feestelijk evenement, op maandag 10 oktober, vanaf 17 uur, met stands waar de gemeenten en de deelnemende verenigingen hun activiteiten voorstellen. Vervolgens zal er rond een tiental dialoogtafels gedebatteerd worden over thema’s die verband houden met respect, dialoog en interactie. De deelnemende gemeenten en partners zullen er allemaal vertegenwoordigd zijn. Burgers, verenigingen, mandatarissen en bekende personen zullen er praten over wederzijds respect, rechten en verschillen.

EUROPESE WEEK VAN DE LOKALE DEMOCRATIE – EDITIE 2016Iets meer dan een maand voor de Europese Week van de Lokale Democratie (EWLD) krijgt de editie 2016 stilaan haar definitieve vorm.

1. Een plan dat niet zo gemakkelijk terug te vinden is. Het kan geraadpleegd worden in Engelse versie “Action Plan on Building Inclusive Societies (2016-2019)” [in deze versie gaat het tot 2019], in de bibliotheek van de European Wergeland Center, site medebeheerd door de Raad van Europa: www.theewc.org. Horizon 2020, het portaal dat in Frankrijk gecreëerd werd voor het Europees programma voor onderzoek en innovatie, biedt een synthese in het Frans in 6 grote uitdagingen: www.horizon2020.gouv.fr > Horizon 2020 > Défis sociétaux > Sociétés inclusives.

2. Dit forum vindt plaats in Straatsburg, van 7 tot 9 november 2016. Info op https://www.coe.int/fr/web/world-forum-democracy.

Page 39: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 39

ONZE GEMEENTEN

Zo zullen zij bespreken wat een tolerante

samenleving inhoudt, en ervaringen

uitwisselen om onze culturele diversiteit zo

goed mogelijk te exploiteren.

De groep coördinatoren zullen

verschillende thematische tafels voorstellen.

Zo zal er ingegaan worden op burgerzin

en engagement, solidariteit, identiteit,

uitwisseling van grondgebied, Europa

en de brexit, verschillende vormen van

participatie en participatieve budgetten,

nieuwkomers en uiteraard samenleven.

De zitting wordt rond 21.30 uur afgesloten

met een spektakel door Intersongs

(onder voorbehoud), een concert met

verscheidene traditionele koorgezangen,

rond de Brusselse multiculturele diversiteit:

Spaans, Congolees, Turks, jood, Vlaams, …

Misschien heb je al van hun gezang

genoten in de Pianofabriek of in het

cultuurcentrum Jacques Franck.

Andere activiteiten

Bij het afsluiten van dit artikel waren reeds

een zestigtal individuele en collectieve

acties gekend voor het grote publiek. Het

volledige programma wordt in de loop van

september bekendgemaakt via de website

van Brulocalis en Brussel Plaatselijke

Besturen en de deelnemende gemeenten.

Enkele geplande activiteiten:

• I.v.m. de diensten gelijke kansen en het

platform “Europees handvest voor de

gelijkheid man/vrouw op lokaal niveau”:

eind oktober vindt een colloquium plaats

rond overheidsopdrachten en gelijkheid

tussen man en vrouw, in samenwerking

met Brussel Plaatselijke Besturen;

• I.v.m. de diensten mobiliteit zullen

verschillende gemeenten het concept

speelstraat promoten [zie ook het artikel

“Een speelstraat, hoe pak je dat aan?” in

Nieuwsbrief 2016/2, p. 24].

We kunnen hier niet alles opsommen uit een programma, dat overigens nog niet volledig af is.

Een greep uit de waaier aan activiteiten:

• projecten rond educatie en sensibilisering voor ontwikkeling, in samenwerking met het platform voor hulp aan vluchtelingen en Samu Social

• ontmoeting en overleg tussen collectieven: burgers die collectieve projecten dragen, zoals duurzame wijken, volkstuintjes, give-box, Jette SEL, kennisbeurs Boussole, repair-café, …

• culturele uitwisselingen tussen jongeren (15-25 jaar) van een Brusselse gemeente en jongeren uit Sidi Bibi en Belfaa (Marokko) door fototentoonstellingen die belichten wat zij waarderen in hun gemeente en wat zij graag zouden veranderen

• conferenties rond de verschillende migratiestromen in Brussel, met focus

WAT IS DE EWLD?De Europese Week van de Lokale Democratie (EWLD) is een jaarlijks Europees gebeuren dat gecoördineerd wordt door het Congres van de Lokale en Regionale Autoriteiten (CLRAE) en op Brussels niveau door Brulocalis.

De lokale overheden van de 47 lidstaten van de Raad van Europa, hun verenigingen, de burgers en de verenigingen van de burgersamenleving kunnen zich erbij aansluiten om publieke activiteiten te organiseren met het oog op de bevordering en versterking van de democratische participatie op het basisniveau.

Dit initiatief beoogt tevens de versterking van de universele waarden van de Raad van Europa, zoals democratie en mensenrechten, en biedt de partners tegelijk de mogelijkheid om zich aan te sluiten bij een Europees netwerk van actoren die ijveren voor de bevordering van burgerparticipatie op lokaal niveau.

> De EWLD laat je proeven van de werking en de sfeer binnen een gemeente.

Page 40: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0440

ONZE GEMEENTEN

op de Italiaanse migranten die 70 jaar geleden aankwamen

• voorstelling van Délibère-toi3 voor de jongeren

• debatten rond identiteit

• informatie en sensibilisering voor politiek door (jonge) vertegenwoordigers van alle politieke partijen voor de hoogste jaren van het middelbaar

• bezoeken aan plaatsen die iets te maken hebben met religie (kerk, begraafplaats, moskee) samen met een imam, een rabbijn of een priester

• ontmoeting tussen twee gemeenten met wijken met een participatief budget

• levende bibliotheken als sociale sensibilisering om sociale etiketten weg te werken, die vaak factor zijn van discriminatie, via dialoog en uitwisselingen tussen personen

• ateliers waar je kan kennismaken met andere culturen.

SAMENWERKINGSVERBANDENElk jaar stellen wij, op basis van het gekozen thema, aan verenigingen voor om aan het gebeuren mee te werken.

Dit keer zijn er vier verenigingen op ingegaan:

De manifestatie Place aux Enfants, een organisatie van Festival de l’Enfance, brengt kinderen van 8 tot 12 jaar samen, op de derde zaterdag van oktober, rond het thema burgerzin. Het thema 2016 “Place aux Enfants … en mouvement” biedt ruimte voor heel wat interpretaties: mobiliteit, wat verandert, wat beweegt, … en vindt ook aansluiting bij het concept ‘speelstraat’.

De drie volgende instanties werken mee aan de openingszitting en zullen vervolgens enkele dialoogtafels in goede banen leiden.

Het Brussels Centrum voor Interculturele Actie CBAI zal zijn activiteiten voorstellen en twee dialoogtafels animeren: de ene over samenleven en de andere over nieuwkomers.

Het Platform voor dienstverlening aan de burger zal een dialoogtafel wijden aan burgerzin (activiteit nog te bevestigen). Ze zijn uitgenodigd door verschillende gemeenten om de dienstverlening aan de burger te gaan voorstellen (hoe kan je erbij aansluiten? hoe word je ‘gastheer’? …). Jongeren die het parcours al doorlopen hebben, komen er hun ervaringen beschrijven.

Op 10 oktober verwelkomen we ook de Vertegenwoordiging van de Europese Commissie in België. In samenwerking met de gemeenten Elsene en Etterbeek nemen zij de dialoogtafel

voor hun rekening betreffende de toekomst van Europa en de gevolgen van de brexit.

Bij het ter perse gaan van dit nummer vond nog een laatste coördinatievergadering plaats eind augustus, om het geheel te finetunen. Wij zullen in de loop van de maand september nog de nieuwste informatie betreffende de EWLD bekendmaken op www.brulocalis.brussels.

3. “Délibère-toi” geeft jongeren uit het secundair onderwijs de kans om stage te lopen of mee te werken aan de organisatie van een cultureel festival tijdens de deliberaties van juni, overal in Waals-Brabant. Info op www.deliberetoi.be.

OVERHEIDSOPDRACHTEN, EEN MIDDEL TOT GELIJKHEID?De werk- en informatiegroep Overheidsopdrachten en de coördinatiecel Gelijke Kansen van Brussel Plaatselijke Besturen nodigen uit op het colloquium “Overheidsopdrachten, een middel tot gelijkheid?” dat plaatsvindt op donderdag 20 oktober, van 9.30 tot 15.30 uur, in Passage 44, Kruidtuinlaan 44 te 1000 Brussel.

Op het programma:

• Theoretische bijdragen over gender en stad

• Juridische bijdragen over gender en overheidsopdrachten

• Denkoefening rond participatie en overheidsopdrachten

• Analyse van praktijkgevallen (overheidsopdrachten voor werken en voor leveringen)

De dag zal afgesloten worden door Bianca Debaets, staatssecretaris voor Gelijke Kansen.

Deelname is gratis, maar inschrijving is verplicht:

www.pouvoirslocaux.irisnet.be/nl/themas/gelijke-kansen/inschrijvingsformulier

Page 41: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 41

VERENIGING IN ACTIE

GEÏNDIVIDUALISEERD PROJECT VOOR MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE Op 27 juni 2016 stuurden de Federaties van OCMW’s de minister van Maatschappelijke Integratie een brief met hun opmerkingen over het ontwerp tot wijziging van het koninklijk besluit houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie van 11 juli 2002.

Op 29 juni vond hierover een nieuw gesprek plaats met het kabinet en de POD Maatschappelijke Integratie. Het nieuwe besluit zou goedgekeurd zijn in juli, maar de omzendbrief wordt pas in september afgewerkt.

Lees hier in dit nummer meer over, in ons dossier ‘Uitbreiding van de geïndividualiseerde projecten voor maatschappelijke integratie’.

> Zie elders in dit nummer: ons dossier

“Uitbreiding van de Geïndividualiseerde Projecten voor Maatschappelijke Integratie (GPMI)”

SPREIDINGSPLAN VOOR ASIELZOEKERS Op 18 mei 2016 heeft de minister van Maatschappelijke Integratie en de staatssecretaris voor Asiel en Migratie de Federaties van OCMW’s uitgenodigd om een stand van zaken op te maken over het spreidingsplan.

De Ministerraad van 3 juni 2016 heeft beslist het spreidingsplan voorlopig niet te activeren. Sommige aspecten, waarover met de Federaties van OCMW’s gesproken was op 18 mei, waren in het bericht van de ministers opgenomen, andere niet.

> Wat voorafging

Lees ‘Het spreidingsplan voor asielzoekers deemstert weg’ in Nieuwsbrief 2016-3 en op www.vsgb.be > documenten [28.06.2016]

Er vonden vergaderingen met Fedasil plaats om de beslissingen van de Ministerraad uit te

voeren, vooral met betrekking tot de maximale invulling van LOI-plaatsen en de belofte om alle verbintenissen van de OCMW’s in het kader van het spreidingsplan na te komen.

Tijdens die vergaderingen werd nog maar eens de kwestie van de invoering van het nieuwe opvangmodel voorgelegd aan de Federaties van OCMW’s. De overgangstermijnen tussen de materiële hulp en de maatschappelijke bijstand van de OCMW’s vormen de grootste uitdaging. In het kader van de gesprekken over het nieuwe opvangmodel hebben de Federaties van OCMW’s altijd gepleit voor een voldoende lange overgangstermijn zodat de Lokale Opvanginitiatieven (LOI) hun nieuwe taak kunnen uitvoeren, namelijk zich bezighouden met de overgang naar de maatschappelijke bijstand van buitenlandse inwoners die een verblijfsstatuut kregen in een andere opvangstructuur dan die van hen. Een langere overgangstermijn lijkt immers noodzakelijk om dit alsmaar groter wordende, onbekende OCMW-publiek een realistische maatschappelijke begeleiding te geven tot ze in het LOI arriveren. Voor de kabinetten zou de termijn die op 18 mei 2016 overeengekomen is, namelijk twee maanden vermeerderd met twee mogelijke uitstellen van telkens één maand, in elk geval van toepassing zijn. De Federaties van OCMW’s vinden deze analyse niet correct aangezien het nieuwe opvangmodel nooit aan bod kwam tijdens de besprekingen van 18 mei 2016. Nu het standpunt van de kabinetten binnenkort goedgekeurd zal worden door een Ministerraad, lijkt het ons essentieel om een evaluatie van het nieuwe opvangmodel binnen de zes maanden na inwerkingtreding te eisen.

Naar aanleiding van die operationele vergaderingen hebben de Federaties van OCMW’s op 29 juni 2016 nog een brief gestuurd naar de staatssecretaris voor Asiel en Migratie en de minister van Maatschappelijke Integratie, waarin zij enerzijds wezen op enkele incoherenties tussen de politieke beslissingen en de uitrol ervan en anderzijds de evaluatie van het nieuwe opvangmodel binnen de zes maanden na inwerkingtreding eisen.

Op 19 juli 2016 heeft minister Borsus de Federaties van OCMW’s een antwoord gestuurd en hen gerustgesteld over de verbintenissen van de regering, ook op operationeel niveau. In zijn reactie zei de minister echter niets over een eventuele evaluatie van het nieuwe opvangmodel.

PROJECTOPROEP ‘NIET-BEGELEIDE MINDERJARIGE VREEMDELINGEN’De Koning Boudewijnstichting en het Europees Programma voor Integratie en Migratie (EPIM) hebben financiële steun toegekend aan de Federatie van Brusselse OCMW’s om de opvang en de begeleiding van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV) te ondersteunen en de OCMW’s te sensibiliseren voor de verschillende problematieken bij de overgang naar de autonomie van niet-begeleide minderjarige jongeren.

Momenteel is men volop bezig met de voorbereiding van een programma voor opleidingen en uitwisselingen, dat begin 2017 van start gaat.

BEROEPSGEHEIM De minister van Maatschappelijke Integratie wil samen met de minister van Justitie de wetgeving inzake het beroepsgeheim wijzigen. De Federaties van OCMW’s hebben hen dus een positienota gestuurd.

Op de agenda van de tijdelijke commissie terrorismebestrijding stonden trouwens een wetsvoorstel tot wijziging van de bepalingen van de OCMW-wet inzake beroepsgeheim en ook een voorstel om een artikel 46quater toe te voegen aan het Wetboek van Strafvordering.

De Federaties van OCMW’s werden verzocht hierop te reageren en hebben een heleboel opmerkingen meegedeeld.

> Zie

- ‘Beroepsgeheim van het OCMW: vriend of vijand?’ in Nieuwsbrief 2016-2.

- ’Raad van State wijst op het belang van het beroepsgeheim voor het OCMW’ in dit nummer.

FUSIE GEMEENTE-OCMWDe Raad van State heeft een advies uitgebracht over het voorontwerp tot wijziging van artikel 2 van de OCMW-wet van 8 juli 1976. De Raad van State stelt dat er een bijzondere wet dient te komen om de fusie van gemeente en OCMW te organiseren. Na dit advies liet de minister van Maatschappelijke Integratie de Federaties van OCMW’s weten dat men afgezien heeft van het ontwerp betreffende de fusie van gemeente en OCMW via de wijziging van de OCMW-wet door de federale wetgever.

Voor de Federatie van Brusselse OCMW’s, die daar al twee jaar lang voor pleit, is dat uiteraard geweldig nieuws!

Page 42: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0442

VERENIGING IN ACTIE

SAVE THE DATE ! WOENSDAG 12 OKTOBER (VANAF 16 UUR) HET PENSIOEN VAN DE LOKALE MANDATARIS - JURIDISCHE EN PRAKTISCHE ASPECTEN

Burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters genieten een rustpensioen en hun rechtverkrijgenden een overlevingspensioen. Dit specifieke pensioenstelsel wordt geregeld bij de wet van 8 december 1976. De laatste hervorming van die regelgeving werd doorgevoerd via de wet van 28 december 2011 en die van 13 december 2012.

Het stelsel doet veel vragen rijzen bij de mandatarissen, met name in het licht van de hervormingen inzake pensioenen.

Daarom organiseert Brulocalis in samenwerking met Ethias een debat, dat gericht wordt tot mandatarissen van gemeenten en OCMW’s van het Brussels Gewest (Aarlenstraat 53 - 1040 Brussel – 7e verdieping)

Ethias is een belangrijke speler in het domein van de pensioenen van de openbare sector.

• Bernard Fransolet, expert juridisch adviseur bij de directie Leven Collectiviteiten van Ethias, is de auteur van “De pensioenen van de lokale mandatarissen – juridische en praktische aspecten”.

• Willem Anthoons is hoofd van de Ethias-dienst die instaat voor de pensioenen van verschillende Brusselse gemeenten.

Zij zullen toelichting brengen bij deze complexe materie en antwoorden op uw vragen.

Programma

16u Onthaal van de deelnemers

16u30 De verschillende pensioenstelsels (BRULOCALIS)

17u De pensioenen van de lokale mandatarissen – juridische en praktische aspecten (Bernard Fransolet – Willem Anthoons)

17u45 Vragensessie

18u15 Networking moment

19u Einde

> Info

www.brulocalis.brussels Inschrijving gratis

BRULOCAFICHESBrulocalis publiceert een praktische handleiding in de vorm van fiches ter attentie van de Brusselse gemeentemandatarissen en -ambtenaren.

Elke fiche belicht een thema vanuit een praktische en schematische invalshoek. Samen vormen zij een leidraad bij uw dagelijks werk in het kader van uw bevoegdheden.

De Brulocafiches volgen de structuur en de aanpak van het “Praktisch handboek voor gemeentemandatarissen”, maar hebben nog andere voordelen:

• Ze zijn ook gericht tot het gemeentepersoneel.

• Ze worden enkel in elektronische versie gepubliceerd.

• Ze zijn gratis raadpleegbaar en kunnen afgedrukt worden.

Deze publicatie is nog niet exhaustief, maar zal mettertijd aangevuld worden.

De fiches zullen ook aangepast worden aan de evolutie van de wetgeving.

In september verschijnt het eerste dossier: dat is volledig gewijd aan de gemeentebelastingen en – retributies. Het volgende dossier zal de schijnwerpers richten op de besluiten van de burgemeester.

Surf naar www.brulocalis.brussels > Publicaties > Brulocafiches

OCMW’S

GESPREK MET DE

GEWESTELIJKE KABINETTENOp 27 april en 29 juni 2016 vonden

het derde en vierde gesprek plaats

tussen de Federatie van Brusselse

OCMW’s en de vertegenwoordigers van

ministers Vervoort, Smet en Fremault.

Er werden verschillende dossiers

besproken, waaronder de algemene

beleidsnota betreffende daklozen,

schuldbemiddeling, opvang van

vluchtelingen, de onthaalkantoren voor

nieuwkomers en de hervorming van de

OCMW-wet.

Page 43: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 43

VERENIGING IN ACTIE

Noteer in uw agenda!

OPENBARE INVESTERINGEN VERSUS DE EUROPESE VOORSCHRIFTEN EN BEPERKINGEN

Colloquium in het Brussels Parlement op donderdag 13 oktober 2016, vanaf 12.15u.

Scholen, sportinfrastructuur, metrolijnen...maakt Europa openbare investeringen onmogelijk?

Sedert de economische crisis heeft Europa de begrotingsdiscipline voor de lidstaten, de gewesten, de gemeenten verhoogd, wat hun investeringscapaciteit beperkt. Daarbij komt nog de naleving van deze begrotingsregels volgens strikte boekhoudkundige regels, waaraan de verschillende overheden gebonden zijn.

In een Europa dat op zoek is naar een nieuw verenigend project zal het door het Brussels Parlement georganiseerde colloquium onderzoeken hoe de overheidsinvesteringen weer op gang gebracht kunnen worden, om de economie en degelijke overheidsdiensten ten bate van de burger te steunen.

Dagelijks worden de verantwoordelijke politici en bestuurders op gewestelijk of lokaal vlak met deze problematiek geconfronteerd.

Sprekers uit de politieke en economische wereld zullen in gesprek gaan over dit onderwerp en uw vragen beantwoorden.

> Programma en inschrijvingen:

vanaf 15 september op: www.parlement.brussels

OVERHEIDSORGANISATIE VAN HET JAAR® 2017

Als trouwe organisatoren van ‘Onderneming van het Jaar®’ kiezen EY, BNP Paribas Fortis en De Tijd/L’Echo er ook dit jaar voor om hun erkenning te uiten voor de publieke sector. Zij organiseren voor het vierde jaar op rij de verkiezing van ‘Overheidsorganisatie van het Jaar®’.

Doel

Met deze awards willen de initiatiefnemers de onmisbare en ondersteunende kracht van overheidsorganisaties onder de aandacht brengen. Tegelijkertijd zullen de genomineerden dienen als een aanmoediging voor alle overheidsorganisaties die zich dagdagelijks inzetten voor een klantgerichte dienstverlening.

Selectie

Geïnteresseerde overheidsorganisaties kunnen zich vanaf 5 september 2016 kandidaat stellen door het inschrijvingsformulier in te vullen. Deze

bevat een zelfevaluatie die focust op 6 criteria: strategie, klantgerichtheid, efficiëntie, effectiviteit, betrouwbaarheid en duurzaamheid. Een Academische Raad van professoren kiest uit alle kandidaturen de finalisten in elke categorie. Daarna gaan de EY experten langs bij alle finalisten voor een interview. Een jury, samengesteld uit ‘captains of industry’ en voorgezeten door mevrouw Michèle Sioen (voorzitter van het VBO), kiest uiteindelijk de winnaar in elke categorie.

Organisaties die willen deelnemen kunnen hun kandidatuurstelling indienen tot 28 oktober 2016. Dit kan door het inschrijvingsformulier te downloaden op de website van EY.

Prijsuitreiking

De prijsuitreiking vindt plaats op dinsdag 14 maart 2017 in het Square Brussels Meeting Centre om 17 uur.

> Meer info en contact

• www.overheidsorganisatievanhetjaar.be• [email protected]• 02 774 94 36

OPLEIDING ADVISEUR PUBLIEKE RUIMTE 2016-2017Werk je als publieke bouwheer rond publieke ruimte? Wens je inspiratie en advies om je publieke ruimteprojecten kwalitatief te ontwikkelen? Zoek je naar bepaalde methodologieën om je publieke ruimteprojecten verder te definiëren?

Stel je dan nu kandidaat voor de gratis opleiding Adviseur Publieke Ruimte die plaats vindt van november 2016 tot mei 2017!

Inschrijven kan tot 30 september 2016!

Volledig programma en praktische informatie:

http://www.pyblik.brussels/nl/opleiding-2016-2017

> Info

]pyblik[ team+322 645 56 43+32476 71 46 76 [email protected]

Page 44: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0444

ONZE GEMEENTEN

> Barbara Decupere

IN DE RIJ NAAR SCHOOLFocus op de 12 projecten met het oog op de creatie van begeleide rijen die uitgewerkt worden door 6 Brusselse gemeenten, om de mobiliteit van en naar school te verbeteren.

Op 16 februari nodigde het kabinet van de minister van Mobiliteit alle gemeenten uit om ze te informeren over de nieuwe oproep tot indiening van projecten in het kader van schoolmobiliteit. In april selecteerde de jury 12 projecten uit 6 verschillende gemeenten: 5 voor de stad Brussel, 2 voor Evere en Sint-Lambrechts-Woluwe en tot slot Sint-Joost-ten-Node, Schaarbeek en Ukkel. De meeste rijen worden georganiseerd tijdens de schooluren, maar enkele ook voor verplaatsingen naar naschoolse activiteiten en eveneens enkele van en naar huis.

In mei rondden de gemeenten hun projecten af, zodat ze op 6 juni voorgesteld konden worden op de startvergadering die Brulocalis organiseerde.

STAD BRUSSELDe 5 projecten van de stad Brussel zijn in handen van de dienst onderwijs. Het gaat om voetgangersrijen gedurende het schooljaar, om kinderen van de basisschool één keer per week of om de twee weken naar het zwembad te brengen. Dat geldt voor 2 scholen uit het bijzonder onderwijs en 3 uit het normaal onderwijs.

De stad tracht de kinderen de regels betreffende verkeersveiligheid bij te brengen en de kosten van het transport dat vroeger per bus verliep, in te dijken.

Maar de grootste uitdaging is de verandering van de verplaatsingsgewoontes van leerkrachten, die ook te voet moeten gaan, om de rijen te begeleiden. Zij worden bijgestaan door pedagogische assistenten.

EVERE & SINT-LAMBRECHTS-WOLUWEEvere presenteerde 2 projecten, enerzijds met betrekking tot de scholen Clair Vivre, La Source en Saint-Joseph en anderzijds de scholen Aurore en Aubier. Het gaat om rijen van of naar school of naar het zwembad of het cultuurcentrum Entrela of nog de academie.

Naast de PWA-begeleiders zijn er ook

enkele ouders die hun steentje bijdragen.

Hier is het voornamelijk de dienst buitenschoolse activiteiten die coördineert,

met de bijstand van de academie en het

cultuurcentrum, in het bijzonder voor de

communicatie en de inschrijvingen van de

deelnemers.

Voor de goede werking van de rijen werden

er vooraf enkele regels vastgelegd: geen

ballen, geen fietsen, geen rolschaatsen. De

leerlingen moeten daaromtrent een charter

ondertekenen.

> Zie ook het interview uit 2012 met de gemeentelijke coördinatrice van de begeleide rijen: www.brulocalis.brussels > Documenten [21.09.2012]

In Sint-Lambrechts-Woluwe organiseert

de gemeentelijke preventiedienst rijen voor

de scholen Parc Schuman en Sacré-Coeur

de Lindthout, tussen de verschillende

vestigingen (in het Schumanpark, in

afwachting van de nieuwbouw) of naar de

metro. De school Sacré-Coeur behoudt

2 rijen die tijdens de vorige projectoproep

in het leven geroepen werden.

De grootste uitdaging voor Woluwe is

PWA’ers te vinden, want dat blijkt niet

evident. Dat probleem werd overigens

reeds aangekaart in bovenvermeld

interview met Evere uit 2012.

SINT-JOOST-TEN-NODESint-Joost-ten-Node stelde een project

voor dat opgesplitst is over 2 scholen en in

samenwerking verloopt met de academie.

Dit keer beheert de mobiliteitsdienst het,

met – net zoals in Evere – de bijstand van

de academie. Er komen 2 rijen: tussen de

academie en de ‘Nouvelle école’ (maandag

en vrijdag) en ‘Arc en ciel’ (dinsdag).

SCHAARBEEKHet project in Schaarbeek ontstond dankzij samenwerking tussen de diensten mobiliteit en onderwijs van de gemeente, met bijstand van de politiezone. In de Franstalige gemeenteschool ‘14’ werkten leerkrachten en opvoeders samen aan een project, waarbij ze zowel opvoedkundig te werk willen gaan als de leerlingen iets bijleren over mobiliteit en verkeersveiligheid. De rijen brengen leerlingen naar een punt waar ze door hun ouders opgevangen worden (of naar school). Als dit project vruchten afwerpt, overweegt de school (zodra ze haar intrek genomen heeft in de nieuwe vestiging) een begeleide fietsersrij in het leven te roepen. Zo tracht ze model te staan voor andere scholen.

UKKELHet project van Ukkel is het enige dat fietsersrijen omvat. Het kwam tot stand dankzij het dynamisme van de preventiedienst en de motivatie van de gemeenschapswachten. Zo zullen de leerlingen van de school Saint-Paul één keer per week naar het zwembad fietsen. We zullen Ukkel nauwgezet volgen, aangezien de preventiedienst de komende maanden nog andere activiteiten te voet of per fiets plant.

Laten we hopen dat deze mooie projecten een heel schooljaar kunnen voortbestaan. Brulocalis en Brussel Mobiliteit zullen de gemeenten en de scholen in dat kader bijstaan.

In december zal er een tussentijdse evaluatievergadering plaatsvinden, om indien nodig bij te sturen en nieuwe suggesties aan te reiken voor een goede voortzetting van de projecten.

Page 45: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 04 45

NIEUWS VAN HET GEWEST

PROJECTOPROEP VOOR DE ORGANISATIE VAN RIJEN

PROJECTOPROEP VOOR DE ORGANISATIE VAN RIJENDe projectoproep stond open voor alle

Brusselse scholen, van alle netten, teneinde

hen aan te moedigen en financieel te

steunen, en ook de gemeenten, om

begeleide voetgangers- en fietsersrijen

te organiseren. Leerlingen kunnen

aansluiten bij een rij van thuis uit of vanaf

een verzamelplaats, van en naar school,

tijdens de schooluren, maar ook naar

hun buitenschoolse activiteiten. Idealiter

gaan de rijen van start in de Week

van de Mobiliteit en lopen ze het hele

schooljaar door.

DOELEr zijn verschillende doelstellingen: de actieve verplaatsingswijzen promoten en de verplaatsingsgewoonten wijzigen, om de verkeersdrukte in schoolomgevingen te ontlasten, maar eveneens om aan verkeersopvoeding te doen en meer te bewegen, en tegelijk ook om de groepsgeest en solidariteit te ontwikkelen …

SPELERSDe uitnodiging om rijen te organiseren, werd verzonden naar verschillende gemeentediensten, waarbij hun voorgesteld werd om synergie tot stand te brengen. De gemeente draagt het project en is

verantwoordelijk voor de organisatie.

Daarna nemen de scholen het over. De

politiezones bieden vorming aan voor

de begeleiders van de rijen. Brulocalis

begeleidt de gemeenten en de scholen

bij de uitwerking van projecten. Brussel

Mobiliteit tot slot steunt financieel en levert

tevens het communicatiemateriaal en

fluohesjes voor de kinderen en armbanden

voor de begeleiders.

BUDGET De gemeenten beschikken over een

budget van maximum 15.000 euro om hun

project(en) in de praktijk om te zetten.

Page 46: Nieuwsbrief 2016-4

NIEUWSBRIEF 2016 / 0446

ACTUALITEIT

> Boryana Vermeulen-Nikolova en Leopoldina Caccia Dominioni

MAAK KENNIS MET DE KRUISPUNTBANK VAN ONDERNEMINGENAangezien Brulocalis de administratieve vereenvoudiging hoog in het vaandel draagt, bieden wij onze leden vorming aan betreffende de tools die de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) ter beschikking stelt.Wij zullen de datums van de vormingen in de loop van oktober kenbaar maken op onze website www.brulocalis.brussels, in de rubriek Agenda

KBO PUBLIC SEARCH, KBO WI, KBO SELECT: PERFORMANTE TOOLS VOOR GEMEENTENDe FOD Economie heeft via de Kruispuntbank van Ondernemingen applicaties uitgewerkt (met name Search, wi en Select) die bijzonder nuttig zijn voor de gemeenten. Deze toepassingen, beschikbaar via een web-interface, zijn niet nieuw1, maar nog onvoldoende gekend of gebruikt. Het is dus nuttig ze nogmaals in de schijnwerpers te plaatsen, opdat ze nog beter aangewend zouden worden.

• KBO Public Search : Deze openbare toepassing is voor elke burger toegankelijk en verschaft toegang tot de officiële gegevens van een onderneming: sociale zetel, rekeningen, statuten, eventueel faillissement, … De 2 volgende toepassingen zijn voorbehouden voor overheden, administraties, diensten en andere instanties voor zover de toegang noodzakelijk is voor de uitvoering van hun wettelijke of reglementaire taken.

• KBO wi: Deze toepassing is voorbehouden voor administraties (zoals gemeenten) en biedt toegang tot de gegevens betreffende ondernemingen en hun vestigingen die in de database zitten. De meerwaarde ten opzichte van KBO Public Search is de mogelijkheid om de historiek van een onderneming samen te stellen en er een globaal overzicht van te verkrijgen: de maatschappelijke vorm, statuten en hoedanigheden waaronder de onderneming ingeschreven is in de KBO, en in voorkomend geval de opvolging van de aanvragen in dat kader en informatie over de stichters, de vergunningen of licenties waarover ze beschikt, de officiële site, rekeningen, …2

• BCE Select: Aan de hand van deze toepassing kan men lijsten van

ondernemingen of activiteiten opmaken. Enkele voorbeelden3

- een lijst van de handelaars die activiteiten uitoefenen in een wijk waar werken aan de gang zijn: de gemeente verkrijgt dan een overzicht van wie eventueel een compensatieaanvraag kan indienen4;

- een lijst van horecazaken, in het kader van de vestiging van belastingen, de naleving van openingsuren of eventuele vergunningen voor de bezetting van de openbare weg

- een lijst van ondernemingen met ambulante activiteiten, uitbaters van drankslijterijen, …

De informatie die op die manier geselecteerd wordt volgens de behoeften van diverse diensten of departementen van de gemeenten, hebben duidelijk nut voor het beheer van belastingen en retributies, openbare werken of de afgifte van allerlei vergunningen.

Om toegang te krijgen moet de gemeente een aanvraag indienen bij de FOD Economie.

DE FOD ECONOMIE BIEDT DE LOKALE OVERHEDEN VORMING AAN Maar de toegang is nog geen garantie voor het gebruik. Bij elke tool is vorming aange-wezen. De FOD Economie is zich daarvan bewust en biedt de gemeenten enkele sessies aan, om kennis te maken met de interfaces.

Die vormingen zijn ingedeeld in 2 voormid-dagen van telkens 2 tot 3 uur:

• Het eerste deel van de vorming bestaat in een algemene voorstelling van de Kruispuntbank van Ondernemingen.

• Het tweede deel verloopt in de vorm van workshops gewijd aan het gebruik

van de applicaties en de stappen die ondernomen moeten worden opdat een gemeentedienst toegang verkrijgt.

De vormingen worden verstrekt door een vertegenwoordiger van de KBO, met documentatie ter ondersteuning, o.a. een volledige gebruikersgids van KBO Select en praktische oefeningen. Al het ondersteunend materiaal zal nadien ter beschikking gesteld worden op de website van Brulocalis.

> Doelgroep

Diensten Belastingen/Financiën, Openbare werken, Handel, Economie, Middenstand

1. KBO Select kwam tot stand in 2009 en enkele gemeenten hadden reeds toegang aangevraagd.

2. De informatie opgesomd in art. III 29 van het Wetboek van economisch recht is beschikbaar.

3. Voorbeelden van lijsten die gecreëerd kunnen worden met KBO Select zijn te vinden via http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/KBO/adm/Select.

4. Meer details, cf. wet van 3 december 2005 betreffende de uitkering van een inkomenscompensatie¬vergoeding aan zelfstandigen die het slachtoffer zijn van hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein (BS 2 februari 2006).

ZIE OOK “Vereenvoudiging omkaderd met een plan”, ons interview met staatssecretaris Fadila Laanan, in Nieuwsbrief 2016/3 en op www.brulocalis.brussels.

> Meer info

De datums van de vormingen: www.brulocalis.brussels > AgendaDe tools van de KBO: http://economie.fgov.be > Ondernemingen & zelfstandigen > Kruispuntbank van Ondernemingen

Page 47: Nieuwsbrief 2016-4

BelfiusSmart Awards 2016

Uw slimme oplossingen maken

onze toekomst beter. Dat wordt vandaag beloond.

Belfius Smart City Award

Belfius Smart Company Award

Belfius Smart Care Award

Grote uitdagingen vragen om slimme oplossingen. Laat ons samen tonen dat België klaar is voor de uitdagingen van morgen en neem deel aan de Belfius Smart Awards 2016: de zoektocht naar vernieuwende projecten die maatschappelijke uitdagingen slim aanpakken.

Alle ingediende projecten die voldoen aan de Belfius Smart Awards-criteria komen dit najaar aan bod op de website belfius.be/smartawards.

Dien uw smart project inbelfius.be/smartawards

Belfius Bank NV, Pachecolaan 44, 1000 Brussel - IBAN BE23 0529 0064 6991 - BIC GKCC BE BB - RPR Brussel BTW BE 0403 201 185 - FSMA nr. 19649 A

Page 48: Nieuwsbrief 2016-4

Actiris verandert de toekomst van uw bedrijf www.actiris.be

Met de steun van het Europees sociaal fonds

Select Actiris,eenvoudig en gratis.

Rekruteren met

Om gratis gebruik te maken van onze diensten, surf naar www.actiris.be

biedt diensten aan die uw aanwerving vereenvoudigen.

• Een consultant gespecialiseerd in uw activiteitensector

• Een selectie van maximum 6 kandidaten die aan het gewenste profiel voldoen

• Tips om uw loonkosten te optimaliseren

• Administratieve ondersteuning bij het aanwerven van jongeren en stagiairs

Annonces_Cadres_210X297.indd 2 14/03/16 09:07