old.ekowiki.beold.ekowiki.be/wiki/images/4/47/m&p_les_6-7_15-17102012.docx · web...
TRANSCRIPT
Markt en Prijzen maandag 15/10/2012Contactpersoon: [email protected]
Hoofdstuk 4: Elasticiteiten en schokken
Reacties van kopers en verkopers op prijsveranderingen= bepalen evenwichtsprijs= weergegeven via prijselasticiteit
4.1 Elasticiteiten
Prijselasticiteit v/d vraag
Vraag voornamelijk beïnvloedbaar door:- prijs v/h goed- inkomen v/d consument- prijs van andere goederen
Voorbeeld:Stel theater verhoogt prijs tickets- vraag blijft bijna onveranderd: theater zal meer inkomen genereren- vraag daalt sterk: theater zal minder inkomen genereren
Hoe de reactie van de vraag bestuderen?- Richtingscoëfficiënt: niet de beste optie= toename van €1 heeft bij broodjes veel meer effect dan bijvoorbeeld bij auto's- Relatieve prijs- en hoeveelheidveranderingen: goede weergave prijsgevoeligheid
Voorbeeld:Stel prijsstijging van 10% voor broodje (€3) en auto (€30.000)- nieuwe prijs broodje: €3.3- nieuwe prijs auto: €33.000= nu zijn de zaken wel vergelijkbaar (zaak is dimensieloos geworden)
Voorbeeld:Stel broodjes stijgen van €2 euro naar €3 euro- prijstoename van 50%- gevraagde hoeveelheid afname van 25%
Prijselasticiteit broodjes:-25% / 50% = - 0.5
Of meer algemeen:
Bekijk grafiek pagina 135Bij lineaire vraagcurve die in twee even grootte stukken is verdeeld:- onderste stuk: inelastische deel van de vraagcurve ]-1, 0]- bovenste stuk: elastische deel van de vraagcurve ]-∞ , -1,[- middelste punt: -1- Prijselasticiteit meestal negatief getal, komt door verloop v/d vraagcurve (dalend)
Boogelasticiteit:= reactie v/d vraag over een bepaald stuk v/d vraagcurve
Met:- ∆q = q1 - q0
- ∆p = p1 - p0
- q0 = oorspronkelijke gevraagde hoeveelheid- q1 = na prijsverandering gevraagde hoeveelheid- p0 = oorspronkelijke prijs- p1 = na prijsverandering prijs
Puntelasticiteit:= reactie v/d vraag in een bepaald punt
Afgeleiden nemen van:- het verschil in hoeveelheid (of q0)- het verschil in prijs (of p0)
Bijzondere lineaire vraagcurven
Vraag is perfect inelastisch:= curve is een verticale rechte= bij prijsverandering, dezelfde gekochte hoeveelheid(richtingscoëfficiënt is 0)
Vraag is perfect elastisch:= curve is een horizontale recht
(men kan qv niet meer in functie van p schrijven, enkel inverse vraagfunctie)
|prijselasticiteit| > 1 = vraag is elastisch! het gaat hier om de absolute waardeBIJGEVOLG: |prijselasticiteit| < -1 = vraag is ook elastisch(de absolute waarde van een getal kleiner als -1 is groter dan 1)
|prijselasticiteit| < 1 = vraag is inelastisch! het gaat hier om de absolute waardeBIJGEVOLG: -1 < |prijselasticiteit| < 1 = vraag is inelastisch(de absolute waarde van een getal kleiner als -1 is groter dan 1 en bijgevolg elastisch)
|prijselasticiteit| = 1 = vraag is iso-elastisch! het gaat hier om de absolute waardeBIJGEVOLG: |prijselasticiteit| = -1 = vraag is ook iso-elastisch= relatieve verandering van gevraagde hoeveelheid = relatieve prijsverandering
Waarom -1 als 'kantelpunt'?Totale uitgaven consument = Totale ontvangsten producentTU = TO = p . q
Prijsstijging:- direct effect: totale uitgaven ↑ (prijsinelastische vraag, gevraagde hoeveelheid daalt ook)- indirect effect: gevraagde hoeveelheid ↓ = totale uitgaven ↓ (prijselastische vraag)Vooral interesse naar netto effect (resultaten van beide effecten)
Giffengoederen:= goederen waarbij prijsstijging zorgt voor een stijgende vraag (uitzonderlijk voorval)
- snobgoederen: dure automerken/kledingmerken (meer kopers indien duur)- goederen die beter worden geacht door hogere prijs (duur product = goed)
(komt zelden voor, vraagcurve heeft praktisch altijd dalend verloop)
Bekijk slide 9 en 10 (verklaring voor direct en indirect effect)
Producten zijn meer elastischer naargelang:- er meer vervangproducten (substituten) zijn- vraag minder dringend is- bestedingsaandeel (%-uitgave voor bepaald goed) groter wordt- beschouwde tijdsperiode langer wordt(prijsstijging heeft ander effect op vraag op KT en vraag op LT)Voorbeeld laatste optie:Mensen rijden met auto, olieprijs stijgt, vraag zal amper dalen (kleine prijselasticiteit) op KTOp LT energiebesparende technieken waardoor vraag daaltVraag op korte termijn: inelastischVraag op lange termijn: elastisch
Inkomenselasticiteit v/d vraagPrijselasticiteit geeft verandering vraag weer ten gevolgen van prijsverandering= beweging van vraagcurve
Men kan ook andere factoren weergeven:Inkomenselasticiteit geeft verandering vraag weer ten gevolgen van inkomensverandering= verschuiving van vraagcurve
Met:- ∆q = q1 - q0
- ∆y = y1 - y0
- q0 = oorspronkelijke gevraagde hoeveelheid- q1 = na inkomensverandering gevraagde hoeveelheid- y0 = oorspronkelijke inkomen- y1 = na inkomensverandering inkomen
Relatie gevraagde hoeveelheid en inkomen:qv = h(y)
Engelcurve = partiële vraagfunctieNormale gevallen: (geldt voor normale goederen)inkomen ↑ = gevraagde hoeveelheid ↑= inkomenselasticiteit is bijgevolg positiefUitzonderlijke gevallen: (geldt voor inferieure goederen)inkomen ↑ = gevraagde hoeveelheid ↓= sommige goederen bij lage inkomens niet-inferieur, maar wel als inkomen verhoogt
Komt door aandeel van goed in het totale budget
Budgetaandeel van goed i:
Luxegoed: y ↑ => qi ↑ => wi ↑
noodzakelijk goed: y↑ => qi↑ => wi ↓= wordt proportioneel meer gekocht door arme gezinnen= bij stijgend inkopen, wordt niet veel meer gekocht, waardoor aandeel daalt
Inferieur goed Inkomenselasticiteit < 0 Consumptie ↓ als inkomen ↑
Budgetaandeel ↓als inkomen ↑
Noodzakelijk goed 0 < inkomenselasticiteit < 1 Consumptie ↑als inkomen ↑
Budgetaandeel ↓als inkomen ↑
Luxe goed Inkomstenelasticiteit > 1 Consumptie ↑als inkomen ↑
Budgetaandeel ↑als inkomen ↑
Voorbeeld inferieur goed:consument gaat minder kopen als inkomen toeneemt en meer als inkomen afneemtreden:weinig inkomen -> goedkoop vlees, goedkope tweedehands kleding (veel)veel inkomen -> duur vlees, chique kleding (weinig, exclusiever)
Engelcurve:- verband tussen inkomen en gevraagde hoeveelheid- verband tussen inkomen en budgetaandelen
Gegevens over consumptie worden verzameld door (Nationaal Instituut v/d Statistiek)
Inkomensdeciel= eerste deciel: 10% gezinnen met laagste besteding= laatste deciel: 10% gezinnen met hoogste besteding
Tijdreeksen: gegevens over een lange periode vergelijken (variabele doorheen tijd analyseren)Crosssecties: vergelijken van gegevens op bepaald tijdstip (variabele op bepaald tijdstip analyseren)
! budgetaandeel en inkomen lopen niet noodzakelijk monotoon (hetzelfde)
Kruiselingse prijselasticiteit v/d vraag= verandering gevraagde hoeveelheid van goed X ten gevolgen van prijsverandering van goed Z= verschuiving vraagcurve FORMULE HIERONDER KLOPT NIET (EERSTE)
Substituten= goederen die verwante behoeften bevredigen en dus i.p.v. elkaar gebruikt kunnen wordenVoorbeelden:- bier en wijn- schoenen en laarzen- broodje en frieten
Complementen= goederen die men samen gaat consumerenVoorbeelden:- broodje en frisdrank- kaas en wijn- schoenen en schoenveters
Onafhankelijke producten= goederen die niets met elkaar te maken hebbenVoorbeelden:- kaas en schoenen- wijn en schoenveters
Analyse tabel pagina 147 = goede oefeningFormules doorlezen, in bestand enkel verkorte versie
Prijselasticiteit v/h aanbod= verandering aangeboden hoeveelheden door de reactie v/d verkopers op verschillende factoren (voorbeeld: prijsveranderingen)= ANALOOG aan prijselasticiteit v/d vraag
Boogelasticiteit v/h aanbod:= reactie v/h aanbod over een bepaald stuk v/d aanbodcurve
! meer aanbod bij hogere prijzen is normale omstandigheden= aanbodelasticiteit is positief
Puntelasticiteit v/h aanbod:= reactie v/h aanbod in bepaald punt
(Gebruik van de richtingscoëfficiënt (dqA)/(dp) voor puntelasticiteit te bepalen)
Bijzondere lineaire aanbodcurven
Aanbod is perfect inelastisch:= curve is een verticale rechte= bij prijsverandering, dezelfde aangeboden hoeveelheid(richtingscoëfficiënt is 0)
Aanbod is perfect elastisch:= curve is een horizontale recht= kopers kunnen bij willekeurige prijs zoveel krijgen als ze willen= prijs niet afhankelijk van gevraagde hoeveelheid
Productie uitbreiding duur = steile aanbodcurve (kleine prijselasticiteit)Productie uitbreiding goedkoop = vlakke aanbodcurve (hoge prijselasticiteit)
Aanbod op korte termijn: inelastischAanbod op lange termijn: elastisch
Steile aanbodcurve: (inelastische aanbodcurve)= grote hoeveelheid verandering= relatief weinig prijsverandering
4.2 De markt in werking
Aanbodschokken
Inelastische aanbodcurve van toepassing bij landbouwgewassenBeïnvloeding door slechte weeromstandigheden= verschuiving naar links (prijs wordt duurder)Bij oorspronkelijk evenwichtpunt: vraagoverschot= verschuiving evenwichtpunt naar nieuw evenwicht
Evenwicht bepaald door samenspel aanbod- en vraagzijdeInvloed v/d vraagzijde:- verandering evenwichtprijs- inkomensverandering voor producenten
Schokken aanbodcurve:- beïnvloed door productiekosten
= stijging productiekosten zorgt stijging aanbodcurve= daling productiekosten zorgt daling aanbodcurve
Meestal heeft schok invloed op intercept op verticale prijsas
Prijs en hoeveelheid bewegen bij aanbodschok in tegengestelde richting
Lees/begrijp boek 148-152
Vraagschokken
Grondstoffen: prijzen gaan sterk op en neer in relatief korte periode (grote prijsvolatiliteit)= vooral beïnvloedbaar door prijsschommelingenAfgewerkte producten: prijzen gaan traag op en neer in relatief korte periode (lage prijsvolatiliteit)= vooral beïnvloedbaar door grootte afzet
Prijs en hoeveelheid bewegen bij vraagschok in zelfde richting
! Vraagcurve beïnvloed door economisch conjunctuurHoog conjunctuur= gevolg van economische groei- veel vraag- curve naar rechts(rechter evenwicht op graf.)
Laag conjunctuur= gevolg van economische recessie- weinig vraag- curve naar links(linker evenwicht op graf.)
4.3 Prijsregulering
Marktevenwicht (p*, q*) dat spontaan tot stand komt= vaak bijgestuurd door overheid
Redenen:- consument betaalt te veel- consument betaalt te weinig- verbruik van goed te veel- verbruik van goed te weinig- productie van goed te veel- productie van goed te weinig- producent verdient te weinig (volgens billijke inkomensverdeling)
Marktconforme overheidsingrijpen= vrije prijsvorming houdt stand= nog steeds marktevenwicht dat tot stand komen= overheid zorgt voor gedragsaanpassingen bij consument/product
= evenwicht beweegt in bepaalde gewenste richting
Niet-marktconforme overheidsingrijpen= vrije prijsvorming geblokkeerd= vaak geen marktevenwicht
- aanbodoverschotten- vraag overschotten
Niet-marktconforme overheidsingrijpen
Maximumprijs = overheid vindt evenwichtprijs (p*) te hoog voor consument
Oplossing:Overheid gaat maximumprijs pmax opleggenVoorbeeld:bij huurprijzen vaak maximumprijs om woongelegenheid te behouden
! maximumprijs heeft pas effect indien deze lager is dan evenwichtsprijs (bindend)pmax < p*
! Er wordt geen evenwichtprijs bereikt (vraagoverschot)gevraagde hoeveelheid > aangeboden hoeveelheid(vraag zal toenemen en aanbod zal afnemen door max. prijs)KT: minder grootte elasticiteit voor vraag en aanbodLT: grotere elasticiteit voor vraag en aanbod
Probleem:Wie krijgt uiteindelijk het goed:Verdelingsmechanisme- verkoper geeft voorkeur aan trouwe klanten- verkoper geeft voorkeur aan snelste/eerste kopers- volledig willekeurig (bijvoorbeeld bij verdeling sociale woningen)MAAR: toch zijn er mensen die meer gaan kunnen betalen= omzeiling van de maximum prijs (gebeurd vaak| zwarte markt activiteit)
! Aanbieder bepaald markt bij maximumprijs
Voorbeelden zwarte marktactiviteit:- tickets kopen boven prijs voor concerten, voetbalwedstrijden die uitverkocht zijn- overkopen bonnetjes/goed bij oorlog (rantsoeneringtechniek)
Snelste kopers:Planeconomieën werden gekenmerkt door lange wachtrijen= prijs werd duurder met tijdskosten v/h wachten
Minimumprijs= overheid vindt evenwichtprijs (p*) te laag voor de producent
Oplossing:Overheid gaat minimumprijs pmin opleggenVoorbeeld:het landbouwbeleid van de Europese unie
! minimumprijs heeft pas effect indien deze hoger is dan evenwichtsprijs (bindend)pmin > p*
! Er wordt geen evenwichtprijs bereikt (aanbodoverschot)gevraagde hoeveelheid > aangeboden hoeveelheid(vraag zal afnemen en aanbod zal toenemen door min. prijs)KT: minder grootte elasticiteit voor vraag en aanbodLT: grotere elasticiteit voor vraag en aanbod
Probleem:- ontstaan van zwarte markten= aanbieders gaan onder minimumprijs verkopen
Uitzondering: Europees landbouwbeleid (uitgedoofd sinds 1990)= EU kocht overschotten op aan minimumprijs (werden gedumpt op wereldmarkt)= EU beschermde Europese boeren via importheffingen= duur voor belastingsbetaler! niet echt geliefd bij niet-Europese landen
Consument bepaald markt bij minimumprijs
Quota's= restricties stellen op verhandelde hoeveelheden= aanbodcurve wordt perfect inelastisch bij bepaalde hoeveelheid(ingeperkte hoeveelheid = quota)
Illegale goederen: quota is 0 (bij drugs)
! quota heeft pas effect wanneer hoeveelheidreglementering onder evenwichtshoeveelheid ligtqmax < q* (bindend)
Soms ook minimumquota= hier geldt uiteraard het omgekeerdeqmin > q*Voorbeeld verplicht schoolgaan tot 18 jaar
Redenen maximumquota:zie lijst begin hoofdstuk
Probleem:quota stelt maximumhoeveelheid op, hierdoor worden de producten vaak duur* (voorbeeld: Ivoor)= zet aan tot "zwarte markt" en extra jacht voor extra verkopen boven maximumhoeveelheid! moet gecontroleerd/bestraft worden door overheid* Hoge evenwichtsprijs komt door inelastische aanbodcurve bij bepaalde hoeveelheid
Besluit:Niet-marktconforme maatregelen verstoren marktevenwicht- er ontstaan overschotten- er ontstaat een zwarte markt- kosten veel geld= niet-marktconforme maatregelen zijn dus niet echt de beste oplossing(schieten doel voorbij)
Marktconforme overheidsingrijpen=marktevenwicht in bepaalde richting sturen via positieve prikkels (subsidies) en negatieve prikkels (belastingen)
Indirecte belastingen en subsidies
Indirecte belastingen: BTW en Accijnzen (negatieve prikkels)Accijnsbelasting: vast bedrag per fysieke eenheid (kilo, liter, ...) v/h productWaardebelasting: belasting uitgedrukt in verhouding tot de prijs v/h goed (Vb. BTW)= belasting evolueert mee met prijs v/h product (prijs ↑ = belasting ↑)
Verschillende soorten prijzen EXAMEN
Marktprijs: p= de prijs die de ene aan de andere betaalt= transactieprijs
Consumentenprijs: pV
= prijs die je als consument effectief betaalt= prijs verschijnt in vraagfunctie= marktprijs na invloed belasting (hoger) of subsidie (lager)= qV =f(pV)
Producentenprijs: pA
= prijs die je als producent effectief ontvangt= prijs verschijnt in aanbodfunctie= marktprijs na invloed belasting (lager) of subsidie (hoger)= qA = g(pA)
! zonder belasting of subsidie= marktprijs = consumentenprijs = producentenprijs
Gevalstudies: bekijk zeker powerpoints 36 - 44
1. BELASTING (accijns) voor PRODUCENT= van bedrag dat consument betaalt, moet producent een deel (belasting) doorstorten naar overheidVoorbeeld:€1 euro accijns t(ax)/eenheidVerschuiving:- aanbodcurve naar links- vertikaal met €1 omhoog- evenwijdig met oorspronkelijke curvePrijzen:- consumentenprijs: marktprijs: pV = p- producentenprijs: pA = p - t
2. BELASTING (accijns) voor CONSUMENT= het bedrag dat de consument moet betalen, is hoger dan het bedrag dat producent ontvangtVoorbeeld:€1 euro accijns t(ax)/eenheidVerschuiving:- vraagcurve naar rechts- vertikaal met €1 omlaag- evenwijdig met oorspronkelijke curvePrijzen:- consumentenprijs: pV = p + t- producentenprijs: marktprijs: pA = p
3. BELASTING (waardbelasting) voor PRODUCENTVoorbeeld:Ԏ = (1/3) %/eenheidVerschuiving:- aanbodcurve naar links- niet evenwijdig- twee punten bepalenPrijzen:- consumentenprijs: marktprijs: pV = p- producentenprijs: pA = p/(1+ Ԏ)
3. BELASTING (waardbelasting) voor CONSUMENTVoorbeeld:Ԏ = (1/4) %/eenheidVerschuiving:- vraagcurve naar rechts- niet evenwijdig- twee punten bepalenPrijzen:- consumentenprijs: pV = p + p Ԏ = (1+ Ԏ) . p- producentenprijs: marktprijs: pA = p
Verandering in het marktevenwicht als gevolg v/d belastingStel belasting van €1 op broodjes van €3= evenwichtprijs stijgt NIET tot €4 euroEvenwicht prijs zoeken:= vraag en aanbod gelijkstellen aan elkaar en variabelen substitueren
Uitgewerkt voorbeeld met broodjes:BEGIN: p0 = p0
V = p0A (nog geen belastingen)
Oorspronkelijke vergelijkingenqV = 600 - 100 pqA = -150 + 150 pOorspronkelijke evenwichtsprijs600 - 100 p = -150 + 150 p750 = 250 pp *= 3q* = 600 - 300q* = 300
STEL: belasting voor producten van 1 euro (accijns)Nieuwe vergelijkingen:qV = 600 - 100 pV
qA = -150 + 150 pA
Nieuwe evenwichtsprijs600 - 100 pV = -150 + 150 pA
PROBLEEM: twee verschillende variabelen= oplossen door substitueren met gevalstudies formulespV = ppA = p - t = p - 1600 - 100 pV = -150 + 150 pA
600 - 100 p = -150 + 150 (p - 1)600 - 100 p = -150 + 150 p - 150600 - 100 p = -300 + 150 p900 = 250pp* = 3.6q* = 240
Vervolledigen stappenplan:- Welk effect vindt er plaats?
= verplaatsing en met hoeveel?- Welk nieuw evenwicht wordt bereik?- Wat is de prijs voor consument en producent?
Stap 1 en 2 reeds klaar, nu nog stap 3 voor bovenstaand voorbeeldberekenen consumentenprijspV = p = €3.6berekenen producentenprijspA = p - t = p - 1 = €3.6 - 1 = €2.6
! belasting op producent, maar beide partijen zijn slechter af(consument betaalt meer, producent ontvangt minder)Opbrengsten voor overheid:tax . q* = 1.240 = €240 (winst voor overheid)
Verdeling v/d belasting over consument en producent (afwenteling)Wie draait uiteindelijk op voor de belasting?= incidentie v/d belasting
Bij bovenstaand voorbeeld zien we:Consument: €3.60 - €3.00 = €0.60 verlies = 60% v/d belastingProducent: €3 - €2.60 = €0.40 verlies = 40% v/d belastingDe consument draait het hardst op voor de belasting op de producent= deel van producentenbelasting wordt afgewenteld op consument
= afwentelingsfenomeen
Wat bepaald de afwenteling= de helling v/d vraag en aanbod
(Perfect) inelastische vraag= afwenteling van 100% op consument= consument is bereid om het even wat te bepalen voor een bepaalde hoeveelheid(hierdoor kan producent de gehele belasting doorrekenen)
(Perfect) elastische vraag= producent draait op voor 100% v/d belasting= vraag is oneindig elastisch (slechts één bedrag wenst de consument te betalen)
(Perfect) inelastisch aanbod= producent draait op voor 100% v/d belasting= producent is bereid bepaalde hoeveelheid te produceren tegen eender welke prijs
(Perfect) elastisch aanbod= afwenteling van 100% op consument= aanbod is oneindig elastisch (slechts voor één bedrag wenst de producent te produceren)
BEKIJK GRAFISCHE WEERGAVEN IN POWERPOINT
! bij subsidie is het omgekeerd+ BOEK
Belasting is niet wat het lijkt= prijselasticiteiten bepalen wie opdraait voor de belasting
wie geniet v/d subsidie
Voorbeeld:Producent vervuilt, overheid belast dezeMAAR: het kan zijn dat consument 100% opdraait voor vervuiling
Belasting op consument of producentanaloog met belasting op producentZie boek pagina 169 - 171
Extra:Bij prijsinelasticiteit:- prijsstijging zorgt voor meer inkomsten- prijsdaling zorgt voor afname inkomsten
Bij prijselasticiteit:- prijsstijging zorgt voor minder inkomsten- prijsdaling zorgt voor toename inkomsten