samenvatting pe

36
Inhoud Wat is politieke economie Politiek economische stromingen en denkers Diverse vormen van economische organisatie (Kapitalisme) Kritiek op Kapitalisme ( Marx)

Upload: gianni-armando-reyke

Post on 16-Nov-2015

9 views

Category:

Documents


2 download

DESCRIPTION

summary political economy (dutch)

TRANSCRIPT

InhoudWat is politieke economiePolitiek economische stromingen en denkersDiverse vormen van economische organisatie (Kapitalisme) Kritiek op Kapitalisme ( Marx)

H1 Wat is Politieke EconomieHet bestuderen vaneconomieen het politieke gedrag dat daar uit voortvloeit of mee samenhangt op interdisciplinair niveau.

De politieke economische vragen die voortvloeien uit het bestuderen van PE zijn, Wat gebeurt er? Waarom? Wie wint? Wie verliest? Maakt het uit? Zo ja, wat kan er gedaan worden en door wie?

Wat is economie en wat is politiek?Economie: 2 definities. Een domein van activiteiten: de manier waarop we in ons bestaan voorzien Een bril: de wetenschappelijke discipline die naar de sociale werkelijkheid kijkt als een samenspel van: Vraag-aanbod uitwisseling, Competitie, Schaarste, Rationeel keuzegedrag en Individualisme.

Politiek: Machtsuitoefening, belangenbehartiging, visies op maatschappelijke ordening en publieke toedeling van waarden en goederen. Met constante vragen over Wie wint, wie verliest?,Wie benvloedt wie of wat?, Welke samenleving wil je?

4 visies op politieke economie.

Politieke Economie I: De klassieke denkers over staat en markten hun navolgers (Denken over staat en markt gentegreerd in 1 wetenschappelijke discussie) Politieke Economie II: De politicologie van economische beleidsterreinen ( Focus op de politieke aspecten van n beleidsterrein, economie.) Politieke Economie III: Politieke fenomenen bezien door een economische bril ( Met een economische visie naar politieke ontwikkelingen kijken) Politieke Economie IV: Markt en bedrijfsleven bezien door een politicologische bril ( Met een politieke visie naar de ontwikkelingen en handelingen van niet politieke organisaties kijken. De vraag wat voor invloed deze handelingen op de politiek heeft staat centraal)

H2 Politiek economische stromingen en denkersAlvorens de onderstaande economische visies ontstonden was er de overgang van feodalisme naar mercantilisme naar kapitalisme. Onderstaand visies nemen kapitalisme als uitgangspunt.Politieke economische stromingen Klassieke politieke economie (1770)

Belangrijkste denkers: Adam Smith en David Ricardo.Deze stroming houdt zich bezig met de productie van goederen en diensten en demanier waarop de economische surplus wer gerealliseerd en gebruikt voor socialeherproductie en de inkomstenverdeling onder kapitalisten, arbeiders enlandbeheerders. De nadruk ligt op het probleem van land en het beheer daarvan. De kerngedachten is dat het Nastreven van individueel eigenbelang zal leiden tot positieve collectieve uitkomsten.

Overzicht klassieke politiek economische denkers Adam Smith, klassiek liberaal (1723-1790): geloofde dat vrijheid van handel en eenzelfregulerende markt de voorwaarden waren voor sociale ontwikkeling.

David Ricardo (1772-1823): Voorstander van het afschaffen vanhandelsbarrires in de internationale handel. Zijn theorie van comparativeadvantages ging ervan uit dat als iedere staat zich specialiseerde in de productievan goederen en diensten die zij het goedkoopste kon produceren en dezeverhandelde met andere staten, iedereen hiervan zou profiteren.

Thomas Maltus (1766-1834): Bekend om zijn visie op bevolkingsgroei. Hijstelde dat er een natuurlijke tendens tot reproductie is zolang de welvaart stijgt.Op een gegeven moment zou niet iedereen meer gevoed kunnen worden, dus moesten de lonen laag blijven om reproductie te voorkomen.

Jean-Baptiste Say (1767-1832): Bekend om zijn Says Law; die gaat ervan uit dat elk aanbod zijn eigen vraag schept.

Bernard Mandeville (1670-1773): Mandeville is het bekendst door zijn vaststelling dat de ondeugd de eigenlijke bron van het algemeen welzijn is, terwijl de deugd die juist kan schaden. Een voorbeeld uit deeconomie: een losbandig persoon handelt uit slechte neigingen,"maar dit levert werk op voor kleermakers, dienstknechten, parfumeurs, koks en dames van lichte zeden, die op hun beurt weer bakkers, timmerlui enzovoort nodig hebben."De hebzucht van de losbandige is dus tot nut van de maatschappij als geheel. De regel dat individueel nut niet gelijk hoeft te zijn aan maatschappelijk nut, is een belangrijke stelling in de economie, die naar hem ook deMandevilleparadoxheet. Deze stellingname schokte de gemeenschap hevig en werd bestreden door de meeste van zijn vrome tijdgenoten.Mandeville oppert dat de samenlevingen van mensen zijn ontstaan door het belang dat zij erbij hebben om zich te beschermen. Dat mensen egostisch zijn in de zin dat zij zich laten leiden door hun eigenbelang, is voor Mandeville geen keuze, maar een natuurlijk gegeven, waarin de mens niet verschilt van andere levende schepselen John Stuart Mill (1806-1873): Volgens de beginselen van het utilitarisme is een handeling goed als zij zoveel mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen teweegbrengt. Mill combineert het collectieve belang van het utilitarisme met de liberale nadruk op zelfbeschikking en persoonlijke vrijheid, door te stellen dat zoveel mogelijk persoonlijke vrijheid het grootste geluk teweegbrengt voor de meerderheid van de mensen. Henry George : Henry George vond dat deoverheidal het land moest nationaliseren en moestverpachtenaan particuliere personen of bedrijven. Bepaaldenutsvoorzieningen, zoalsspoorwegen, moesten volgens hem door de overheid bestuurd worden. De enige inkomsten van de overheid moest komen uit de pacht die grondgebruikers moesten betalen. Later gebruikte hij de term Single Tax voor deze pacht. Door het betalen van pacht zou het niet meer rendabel zijn om grote stukken grond ongebruikt te laten liggen. Volgens George werd de armoede in de VS veroorzaakt doorschaarsteaan grond, waardoor grootgrondbezitters hoge huren konden vragen voor het bewonen of bewerken van grond. Johan von Thunen: Thnen stelt zich bij wijze van model een zeer grote stad voor, die niet over water te bereiken is en die aan alle kanten omgeven is door even vruchtbare grond. Von Thnen beschreef dat de prijs van producten niet alleen door de grondprijs maar tevens door detransportkostenbepaald word. Hoe dichter de landbouwgronden bij de stad, hoe hoger de grondprijs en hoe lager de transportkosten.

Waarom is klassieke PE relevant?Klassieke economen zijn er gedeeltelijk in geslaagd omeconomische groeien ontwikkeling te verklaren. De klassieke economie heeft tijdgenoten een begripskader geboden waarbinnen zij de ontwikkelingen om zich heen konden begrijpen gedurende een lange periode waarin hetkapitalismegeleidelijk aan tevoorschijn kwam uit een vervagendefeodalesamenleving, een periode waarin deindustrile revolutieover een perspectief van een generatie tot grote veranderingen in de samenleving leidde. Deze veranderingen deden de vraag rijzen hoe een samenleving georganiseerd kon worden rondom een systeem waarin elkindividuzijn of haar eigen (geldelijke) gewin zocht.De klassieke economen herorinteerden de economie weg van deanalysehet persoonlijk belang van desouvereinnaar een analyse op basis van klassebelangen. Adam Smithstelden bijvoorbeeld dat de rijkdom van eennatiegelijk is aan haar jaarlijksnationaal inkomenen niet zoals eerder gedacht aan de inhoud van deschatkistvan de koning. Smith zag het nationaal inkomen als geproduceerd door arbeid waarbij gebruikgemaakt van grond enkapitaalgoederen. Zodra grondbezit en kapitaalgoederen in het bezit zijn van individuen wordt het nationaal inkomen verdeeld tussenarbeiders,landherenenkapitalistenin de vorm vanlonen,pachtenenrentes.

Marxistische economie (1840) Belangrijkste denkers: Karl Marx & Friendrich Engels. Deze stroming, het Marxisme was een reactie op de klassieke politieke economie. De aanname is dat de uitbuiting van arbeid de bron van de economische surplus vormt. Hierdoor ontstaat een klassenconflict en de mogelijkheid tot radicale politieke economische verandering zoals de transformatie van Kapitalisme naar socialisme.Overzicht Marxitische denkers Karl Marx Volgens Marx' opvatting van de menselijke geschiedenis verloopt deze in stadia. De stadia worden in de eerste plaats gekenmerkt door het gangbareeconomischesysteem (de onderbouw), de onderbouw is dus eigenlijk het 'gegeven'. In de tweede plaats door opvattingen, ideen, cultuur e.d. (debovenbouw), de bovenbouw is het gecreerde en is er om de onderbouw in stand te houden. Verschillende samenlevingen doorlopen de stadia in verschillende tempo's, maar wel in min of meer dezelfde volgorde. Doorheen elk stadium veroorzaakt het economisch systeem spanningen tussen de verschillendemaatschappelijke klassen, hetgeen leidt totklassenstrijden uiteindelijk totrevolutie.In de tijd van Marx, de 19e eeuw, was het gangbare economische systeem het industrieelkapitalisme, met alsideologiehetklassiek liberalisme. Dit was ontstaan na deindustrile revolutie(een economische verandering) en deFranse Revolutievan1789(een ideologische verandering). De industrile revolutie had een nieuwe klassenmaatschappij geschapen, waar de heersende klasse niet langer deadelwas, maar de burgerij (bourgeoisie), de oude middenklasse, die de productiemiddelen (fabrieken) in bezit had. Daartegenover stond het proletariaat, de klasse van bezitloze arbeiders, die (bij gebrek aan productiemiddelen) gedwongen waren hun arbeid te verkopen om in leven te blijven, en zo door de bourgeoisie werden uitgebuit. De tegenstellingen binnen het kapitalisme zouden dit systeem uiteindelijk onhoudbaar maken. De uitgebuite arbeidersklasse moest volgens Marx in opstand komen tegen de kapitaalbezitters. Deze opstand zou het einde inluiden van het kapitalisme en de liberale democratie, die plaats zouden maken voor eensocialistischesamenleving. In de socialistische periode zou de staat worden omgevormd tot eendictatuur van het proletariaat, waarin de (politieke) rollen van de beide klassen werden omgedraaid. Uiteindelijk zou dit leiden tot nog een ander maatschappelijk stadium, hetcommunisme.

Marx zijn kritiek op kapitalisme was opgebouwd uit een aantal factoren OngelijkheidKapitalisme genereert doordringende economische ongelijkheid, sociale conflicten en periodieke economische crises (monopolistische greep kapitalisten op arbeiders, arbeiders kunnen nooit de producten betalen die ze zelf creren waardoor de vraag beperkt blijft). Er bestaat een tendens voor competitieve markten binnen het kapitalisme om te worden verdrongen door monopolistische bedrijven. Hierin geldt het principe van de grote vissen die de kleine visjes opeten. Klassenongelijkheid en uitbuiting; Een asymmetrische relatie tussen klassen ontstaat onder het kapitalisme omdat kapitaal arbeid inhuurt. Zo ontstaat een onvermijdelijke exploitatie.

Kommodificatie; Het uitbreidingskarakter van het kapitalisme heeft de neiging om sociale doelen te transformeren naar marktgoederen. Dit proces wordt kommodificatie genoemd.

Arbeidsvervreemding;Arbeidsvervreemding ontstaat omdat arbeiders geen controle hebben over hun eigen werk of de producten van dit werk.

Historisch materialisme;De principile focus op historische processen en een verandering in de tijd gecombineerd met een focus op materile condities als de heersende economischestructuur die de vormende factor van de maatschappij zijn, vormen samen hethistorisch materialisme. Hierin wordt gesteld dat materile factoren socialeveranderingen veroorzaken.

Dialectiek;De focus op interne conflicten en tegenstrijdigheden in een economisch systeemveroorzaken verandering. Dit wordt dialectiek genoemd.Theory of surplus value en reserve army of labour;De theory of surplus value stelt dat arbeiders waarde produceren hoger dan wat zijterugkrijgen in de vorm van loon. Wat lonen in stand houdt is de continue instandhouding van een reserve army of labour. Deze bestaat uit leden van de arbeidersklasse die werkloos zijn of instabiel werkzaam.

Rol van de overheid;In eerste instantie werd gesteld dat de staat slechts een comit is dat degemeenschappelijke zaken van de burgerklasse beheert. Een latere revisie stelde dat de staat bestaande productiewijzen stabiliseert en legitimeert. De staat dient debelangen van de kapitaalklasse.

Revolutie; Binnen het kapitalisme ontstaan op een zeker moment inherente spanningen. Dit zleiden tot het socialisme met een dictatuur van het proletariaat. Langzaam maarzeker zal het dictatoriale staatsapparaat verdwijnen en ontstaat het communisme. Dis echter niet gebeurd in door Marx aangemerkte landen. Wel is er sprake geweestvan het real existierender sozialismus. Communisme ontstond in onwaarschijnlijkelanden en de revolutie was niet gericht tegen de industrilen maar tegen feodalestructuren.

Waarom is Marxisme relvant?

Marxisme heeft inzichten gegeven in de oorzaak van ongelijkheid in kapitalistische economieen. Daarnaast hebben Marxistische ideeen een grote invloed gehad op wereldwijde arbeidersbewegingen. Het Marxisme heeft gediend als de inspiratiebron voor vele, maar vooral kleine, socialistische partijen en bewegingen.

Neoklassieke economie(1870)Belangrijkste denkers: Alred Marshal. William Jevons & Carl Menger, Leon Walras.De kerngedachten van Neo klassieke economie is dat Markten a-politiek politiek zijn en uiteindelijk zelf zorgen voor evenwicht in de gehele economie. Ze presenteren de economie als een set van samenhangende en zelfregulerende markten waarin kopers en verkopers vrij op elkaar inwerken zonder dat zij daarbij substantile overheidsregulatie nodig hebben.Onderliggend aan dit geloof in de kracht van markten liggen twee aannames: Het verlangen naar privaat bezit. Het verlangen naar zo min mogelijk bemoeienis van de overheid met economische zaken. Omdat het collectieve welzijn niet meer dan de som van ieders individuele welzijn is, ishet het beste om het aan individuen over te laten om hun eigen economische transactiesop de markt te regelen.

De neoklassie stroming komt voort uit gedachten van klassieke denkers als Smith en Ricardo over vrije uitwisseling van goederen en gedachten van John Stuart Mill over rationele keuze en utiliteit. De neoklassieke lieten echter alle overige klassieke PE ideeen achterwege en bouwden verder op het analyseren van individueel economisch gedrag en het functioneren van de markt doormiddel van marginalistische en formalistiche toepassingen. De nadruk in het marginalisme ligt op kleine aanpassingen, zoals de aanpassingen die consumenten mogelijk maken in hun beslissing welke combinatie van goederen hen het meest opbrengt (bier-bitterballen voorbeeld) Formalistische toepassingen wiskundig van aard en dienen bij te dragen aan het versimpelen van de sociale werkelijkheid middels wiskundige modellen.

Overzicht Neoklassieke denkers

Jevons(1835-1882) & Menger(1840-1921) en Leon Walras (Belangrijkste grondleggers van marginalisme.) Hun aanname was dat rationele consumenten goederen zullen kopen die met hunnutsmaximalisatie, of voldoening, in overeenstemming zijn met hun behoeftes. Hierbij stelde Jevons dat hoe meer je van n bepaald product koopt, hoe mindertoegevoegde voldoening elk extra product je geeft (Marginalisme) Verandering in het koopgedrag van consumenten zouden de prijzen van goederen en diensten veranderen en daarbij ook de hoeveelheid dat op de markt aangeboden wordt veranderen. Dit noemen we in het algemeen de equilibrum theorie (Leon Walras). In deze theorie ligt de focus niet op een klassenstrijd, maar op het gedrag van individuen en competitieve markten en hoe daarbij de vraag van consumenten de prijzen en allocatie van productiemiddelen benvloed.

Verdere uitleg over marginalisme en belangrijke aspecten.

Marginalisme;De nadruk in het marginalisme ligt op kleine aanpassingen, zoals de aanpassingendie consumenten mogelijk maken in hun beslissing welke combinatie van goederenhen het meest opbrengt. Incrementalisme (beslissingsstrategie waarin hetbesluitvormingsproces wordt gezien als een serie kleine, veelal intutieveveranderingen) in individuele keuzes is de essentie van economische besluitvorming.Rationele consumenten verschuiven hun uitgaven tussen goederen tot het nut of detevredenheid gegeven door elk goed gelijk gesteld is aan de marge (margin).

Marginaal nut;Het marginaal nut van een goed is het extra nut dat de consument verkrijgt door hetconsumeren van een eenheid meer van dit goed. Wanneer producten geconsumeerdworden op zon manier dat hun relatieve nut aan de marge gelijk is aan hun relatieveprijs, maximaliseert de consument het nut.

Diminishing marginal utility;Marginaal nut (marginal utility) kan ook verminderen. Hoe meer je van iets hebt, hoeminder tevredenheid je krijgt van het hebben ervan. Waarde;De waarde van goederen komt voort uit hun relatie met menselijke behoeften en isniet inherent aan de goederen zelf. De laatste eenheid van een goed dat geconsumeerd of geproduceerd wordt, bepaaldde waarde.

Marginale kosten;Wanneer in een productieproces minstens n productiefactor schaars is, zal de prijsstijgen naarmate de vraag groeit. Wanneer er echter sprake is van economies ofscale (schaalvoordelen) zal de prijs dalen naarmate de vraag groeit.

Marginalisme in bedrijven;Beslissingen van bedrijven focussen op een optimaal niveau van output en verkoop.Dit is de kwantiteit waarop marginale kosten gelijk staan aan marginale opbrengstvoor elk type product dat gemaakt wordt.

Marginale productiviteit; De marginale productiviteit van een factor van productie is de extra hoeveelheidoutput die gegenereerd wordt door het tewerkstellen van een eenheid meer van dezefactor van productie in combinatie met andere vaste factoren van productie. Waar deratio van marginale productiviteiten gelijk is aan de ratio van de prijzen van dezefactoren van productie, heeft een bedrijf een optimaal kapitaal-arbeid ratio.

Alfred Marshall (1842-1924).Alfred Marshall onderzocht de verschijnselen van marginialisme en de equilibrium theorie Waarom was de neoklassiek theorie opeens zo hot? 1. Het was beter om de nadruk te leggen op de onzichtbare hand van de markt danop de ijzeren vuist van de imperiale dominantie. 2. Er was een tegenbeweging nodig voor de gevaarlijke doctrines van Karl Marx. De economische elite voelde zich hierdoor natuurlijk bedreigd en zocht naar theorien om het kapitalisme te laten zien als een markteconomie waarin vrijheid van handel zou zorgen voor sociaal gunstige uitkomsten. 3. De neoklassieken hadden kritiek op de bestaande theorie over waarde, want zij vonden dat deze te weinig aandacht schonk aan de vraagkant van de economie. 4. Neoklassieke ideen reflecteerden gedachten van andere velden van intellectuele activiteiten, zoals de nutsfilosofie.

Alfred Marsha maakte een model met daarin Vraag, aanbod, prijzen en equilibrium verwerkt. Het Marshalliaanse kruis presenteert de bepaling van de prijs door middel van vraag en aanbod. Hierbij zijn drie aandachtspunten van belang: Algemeenheid --> de theorie van vraag en aanbod is van toepassing op alleproducten. Markten neigen naar een stabiel equilibirum. Alles is gemodelleerd aan de hand van marginale analyse. In deze gedealiseerde wereld hebben de grote themas van de Marxistische economie,klassenstrijd, economische crisissen en revolutie geen plaats.

Normatieve implicatiesKopers kunnen producten niet altijd kopen voor de prijs die zij ervoor willen betalen.Verkopers kunnen hun producten ook niet altijd verkopen voor de prijs die zij ingedachte hebben. De interactie van kopers en verkopers bewerkstelligt de condities voor wederzijds acceptabele ruilwaarden. Dit prijzensysteem zorgt ervoor dat er geenconflicten ontstaan. Volgens de neoklassieken is een zodanig prijssysteem efficint.

Waarom is Neoklassie economie relevant?Neoklassieke economische theorie is voor meer dan een eeuw de dominante economische orthodoxie geweest. Tot op heden zijn Neoklassieke visies op de economie de basis voor economisch denken.

Institutionele economie Let op!! 3 type institutionele economie, institutionele, amerikaas institutioneel en nieuw instiutioneel.Belangrijke denkers: Thorstein Veblen, Friedrich Hayek ,John Kenneth Galbraith, en Josep Schumpeter.Institutionele economie heeft de wens om economisch onderzoek te integreren in desociale wetenschappen. Daarom wordt het soms ook wel aangeduid met economischesociologie. Deinstititutionele economieis te beschouwen als een aanvulling op de traditionele neoklassiekemicro-economie. De neoklassieke micro-economische theorie gaat over de werking vanprijzenenmarkten. Een belangrijke aanvulling van de institutionele economie is dat deze theorie het bestaan van transactie- en informatiekosten in de analyse opneemt en een verklaring geeft voor het ontstaan van overheden, ondernemingen en instituties

Institutionele economie heeft een meer evolutionaire kijk in plaats van eenmechanistische kijk op de economie. De focus ligt op geschiedenis in plaats van op eenevenwicht, en bestudeert de interacties tussen sociale waarden, technologie eneconomische instituties. Het kan hiermee ook wel gezien worden als het onderzoekenvan de dingen die de neoklassieken als gegeven zien in hun modellen.Tevens ligt de focus op de verschillende patronen van de kapitalistische ontwikkelingen. Natuurlijk volgt ook de institutionele economie bepaalde structurele lijnen, zoals het kapitaal-arbeid-staat framework. Wat institutionele economie hierin onderscheid is dat deze onderdelen als institutionele clusters worden gezien met een interne diversiteit, zeker in het aspect van hun relatieve economische macht. De interactie van kapitaal, arbeid en staat is in hun visie geen evenwichtsproces, maareen machtsspel. De analyse van economische macht is hiermee dus een belangrijkonderdeel van institutionele economie. In dit machtspel is in tegenstelling tot Neoklassieke economie overheids interventies noodzakelijk en wenselijk.

Overzicht Institutionele denkers Thorstein Veblen (1857-1929)Veblen ontwikkelde een andere visie op de relatie tussen de mens en de samenlevingdan de othodoxe visie van de Homo Economicus. De voorkeuren van mensen zijn nietsimpel gegeven, omdat ze sociaal bepaald worden. Zij worden ons aangeleerd wanneerwe opgroeien, en dit proces kan vrij verschillende patronen van vraag inconsumptiegoederen opleveren.

Hij maakte onderscheid in een leisure class, die door hun relatief grote inkomen inopvallende consumptie- en vrijetijdspatronen vielen, met als doel om dit aan de rest vande wereld te tonen. Veblen richtte zich op de sociale consequenties hiervan. Omdat de leisure class hiervoor economische bronnen verbruikten, was er sprakevan sociale verspilling. Zijn normatieve reflectie was dat een kapitalistische samenlevingniet naar meer efficintie leidt, maar naar meer verspilling. Het probleem van een onvervulbare consumptiedrang dat hierachter ligt wordtvergroot door het proces van sociale emulatie. Als mensen hun welzijn beschouwen in relatie tot wat anderen hebben, is massaconsumptie een recept voor permanente ontevredenheid. Hiermee breekt Veblen met de aanname dat meer consumptie tot eenhogere utiliteit leidt.

Veblen richtte zich tevens op het analyseren van de industrie, waarin de focus lag opbronnen van spanning, verspilling en inefficintie. Hij beschouwde de productie vangoederen en diensten als een sociaal proces, waarin onderscheid gemaakt moest wordentussen het instinct van vakmanschap en het roofzuchtige instinct. Vakmanschap isproductief en daarmee sociaal voordelig; roofzuchtig gedrag is alleen gericht op hetrealiseren van winst zonder daaraan productiviteit toe te voegen, en is daarmeeinproductief. Dit dualisme kan ook wel worden beschreven als de spanning tussen industry(ingenieurs) en business (shareholders). De spannning tussen ingenieurs en shareholders manifesteert zich in het managenvan technologische veranderingen. Nieuwe technologien maken het bestaande kapitaalonnodig, waarmee ingenieurs tegenover de belangen van de shareholders zijn.Een oplossing hiervoor is het samengaan van bedrijven in kartels , waardoor zetezamen invloed kunnen uitoefenen het tegengaan van nieuwe technologien. Hierin lag volgens Veblen de dreiging van een economische depressie; ook al werd deaanbodkant gecoordineerd door de kartels, hiermee werd het behouden van voldoendevraag nog niet opgelost. De grote consumptie van de leisure class kon dit probleem voor een deel oplossen,maar zou nooit op hetzelfde tempo groeien als de productiemacht van de industrie.Hiermee voorzag Veblen een grote economische depressie in de toekomst.

Veblen was verder van mening dat oorlog de grootste vorm van verspilling was. Tevensvoorspelde hij de opkomst van het facisme en een corporate state, waarin militaireauthoritarinisme en de belangen van de kapitalistische bedrijven prevaleerden boven de democratische instituties.

Veblen kort samengevat. Pecuniary emulation (geldelijke wedijver);De consumptie van de rijke leisure klasse wordt aangewakkerd door de zoektochtnaar het vertonen van hun rijkdom om sociaal aanzien te vergaren. De losbandigeconsumptiepatronen van deze elite zijn een standaard voor andere sociale groependie niet de economische middelen hebben om eenzelfde consumptiepatroon tekunnen hebben, dit leidde tot emulatie van de andere sociale groepen. Conspicuous consumption and leisure;De leisure klasse wijdt wonderbaarlijke economische bronnen aan hun opvallendeconsumptiegedrag (conspicuous consumption) waardoor sociale verspilling ontstaat.Industrie (ingenieurs) vs. business (financiers) Industrie is een productieve activiteit waarin ingenieurs focussen op het gebruik van fysieke middelen van productie en op technologische mogelijkheden voor de ontwikkeling van nieuwe producten of het verbeteren van bestaande producten.In business focussen financiers zich op geldelijke zaken. Business gaat om monetaire waarden en financile stromen.Spanning ontstaat tussen ingenieurs en financiers omdat ingenieurs bezig zijn metde ontwikkeling van nieuwe technologien die mogelijk de waarde van bestaandekapitale middelen ondermijnen.

Was Veblen de Amerikaanse variant van Karl Marx? Nee,Ten eerste had hij niet dezelfde analytische strengheid in zijn werk als in Marxzijn politieke economie. Ten tweede had hij niet een vergelijkbaar politiek programma als Marx

John Kenneth Galbraith(1908-2006)Galbraith leverde inzichten in de analyse van economische macht. Galbraith onderscheid drie vormen van macht: 1. Condign: Deze vorm van macht wordt geassioceerd met dwang en straf. 2. Compensatory: Deze vorm van macht werkt door een beloning aan te bieden.Dit is meestal een geldelijke beloning3. Conditioned: Deze vorm van macht werkt door het veranderen van mensen hun geloof. Dwang, educatie of een sociale belofte van dingen die normaal en juistlijken zorgen ervoor dat het individu aan de wil van anderen voldoet. Dit hoeftniet bewust te zijn.

Galbraith onderscheid tevens drie bronnen van macht: 1.personaliteit ( Condign)2. Bezit. ( Compensatory)3.Organisatie; de meest belangrijke machtsbron. (Conditioned)

Condign power wordt meestal gekoppeld aan personaliteit, Compensatory power aanbezit, en Conditioned power aan organisatie. Deze koppelingen staan niet vast, erbestaan ook nog allerlei andere mogelijkheden.

Technologie heeft een leidende rol in zijn conceptie van de economie. Hij ziet hetkapitalisme als de uitkomst van technologie. Technologische verandering is daarmeealtijd een belangrijk deel van het kapitalisme geweest.

De kritiek die hierop bestaat is dat technologie in Galbraith zijn visie een eigen levenleidt en onafhankelijk is van het kapitalisme. Er bestaat echter een wederzijdseafhankelijkheid; om tot technologische innovatie te komen zijn er investeringen nodig.De vorm en en richting van technologische verandering is dus afhankelijk van dekapitalistische belangen. Dit brengt grote implicaties met zich mee voor de organisatievan bedrijven, hun relaties met andere bedrijven en met de samenleving.

Volgens Galbraith is een economie die gebaseerd is op geavanceerde technologienoodzakelijk een geplande economie. In een kapitalistisch systeem zijn de grotebedrijven de planners. Paradox: Het kapitalistische systeem, wiens ideologie berust op het idee van vrijemarkten, wordt in de praktijk gekarakteriseerd als een geplande economie doororganisaties. Oorzaak hiervan is dat de markt gericht is op de korte termijn, terwijl voortechnologische innovatie lange termijn plannen nodig zijn.

Is hier sprake van een nieuw socialisme?Nee, dit was wel lang de gedachte in de 20 eeuw, maar in het kapitalistische systeemzijn de planners, de organisaties, nog steeds gericht op private belangen, en hebben zegeen breder socialer doel. Galbraith zag wel een grote rol voor de overheid weggelegd inhet coordineren en sturen van de kapitalistische markt.

Galbraith maakt een onderscheid tussen de technostructure en de kapitaalbezittersbinnen de samenleving. De technostructure bezit de gespecialiseerde kennis, talenten en ervaring en hebben hiermee de controle over de informatie. De kapitaalbezitters hebben alleen een belang in de uitkomsten hiervan. Volgens Galbraith zijn de mensen die tot de technostructure behoren de belangrijkste en meest invloedrijke groep in dit informatietijdperk, net als dat de landbezitters dit waren in de feudale periode omdat land toen de belangrijkste factor in de samenleving was.

Hiermee staat Galbraith in groot contrast met de neoklassieken, die een bedrijf alsbesluitvormer op zichzelf zien, en met Marx, die een andere kijk had op de dominanteklasse in het kapitalisme. De kapitalisten zijn volgens hem vervangen door managers,die handelen in het belang van het bedrijf, omdat ze daarmee ook in hun eigen belanghandelen (inkomen, status, werkgelegenheid).

Macht tussen bedrijvenGalbraith maakt tevens een onderscheid in bedrijven en hun relaties onderling.

De grote, leidende bedrijven, vormen samen een oligopolie. Individueel zijn zijsterk genoeg om in hun eigen belangen te voorzien, tezamen bepalen zij dewereldmarkt met hun planningen.De kleinere bedrijfjes concurreren met elkaar in een markt die bepaald wordtdoor de grotere bedrijven. Deze structuur zorgt voor een dramatische asymmetrie in de distributie van economische macht.

Bedrijven en consumentenIn tegenstelling tot de consumentensoevereiniteit van de neoklassieken bestaat er inGalbraights visie producentensoevereiniteit. Door lange termijnstrategien enverplichtingen tot producties op grote schaal moet de vraag wel aangepast worden aanhet aanbod. Dit gebeurd door uitverkooppromoties en reclames.

Zo neergezet is dit een zwak argument van Galbraith. Hij erkend dan ook enkelebelangrijke uitzonderingen op producentensoevereiniteit en benadrukt het belang vande context waarin productkeuzes worden gemaakt. Belangrijk is dat het in een socialecontext bepaald door consumentisme plaatsvindt. Galbraiths zijn analyse heeft een expliciet normatieve dimensie. Het geeft aandacht aande wortels van sociale problemen. Het meest fundamenteel hierin is de tendens totsteeds hogere levels van goederen en diensten die geconsumeerd worden. Volgens Galbraith wordt de consumptie in de private sector steeds groter, wat ten kostegaat van de kwaliteit van de publieke sector.

Bedrijven en de staatVolgens Galbraith ontstaat er een steeds grotere imbalans aan macht tussen de staat ende bedrijven door hun dominantie. Dit kan gecorrigeerd worden door de capaciteit vande staat te vergroten. In zijn visie moet de interventie van de staat zeer breed zijn om ineen goede samenleving te leven. Helaas merkte hij tijdens zijn carriere dat steun hiervoor, die vooral van demiddenklasse had moeten komen, niet bestaat. In plaats van de staat te zien als eeninstrument voor sociale verbetering, houden individuen zich alleen nog maar bezig metmarkt processen en individuele verbetering.

Naar een goede samenleving?Hiermee komen we bij de basis van Galbraiths analyse: Er bestaat een continuenoodzaak voor politieke instituties om de noodzakelijke oplossingen voorsocioeconomische problemen te bieden. Zijn analyse van de machtsstructuren brengthier alleen de grootste obstakels voor de veranderingen die hij proclameert.

Friedrich HayekHayek zag hetvrije prijssysteemniet als een bewuste uitvinding (iets wat opzettelijk door de mens is ontworpen), maar als een spontane gegroeide orde of iets waaraan hij refereerde als "dat wat het gevolg van menselijk handelen, maar niet van mensen ontwerp". Aldus zag hetprijsmechanismedus als iets vergelijkbaar met bijvoorbeeldtaal.Hayek schreef in zijn boekThe Fatal Conceit(1988) de geboorte van debeschavingtoe aan het ontstaan vanpriv-eigendom. Hij legde uit datprijssignalende enige manier zijn, waarop economische beslisseronbewuste-of verspreide kennis aan elkaar kunnen communiceren, waardoor het een stuk gemakkelijker wordt heteconomische calculatieprobleemop te lossen.Misschien diepgaander dan enige andere econoom heeft Hayek onderzoek gedaan naar dekeuzetheorievaninvesteringen. Hij onderzocht de interrelaties tussenniet-permanenteproductiegoederen en "latente" of potentieel economischepermanentemiddelen - voortbouwend op het keuze-theoretische inzicht dat 'processen die meer tijd in beslag nemen vanzelfsprekend niet worden gekozen,tenzij zij een hoger rendement opleveren dan processen die minder tijd in beslag nemen.

Josep Schumpeter (1883-1950)Schumpeters meest gelezen boek is waarschijnlijkCapitalism, Socialism, and Democracy(Kapitalisme, Socialisme en Democratie), waarin hij de theorien vanKarl Marxbespreekt. Schumpeter staat sympathiek tegenover Marx' analyse, maar concludeert dat het kapitalismedoor hetsocialismevervangen zal worden om andere redenen dan Marx denkt. In dit boek presenteert Schumpeter ook zijn beroemde concept vancreatieve destructie, wat inhoudt dat oude manieren van werken en oude structuren telkens vervangen worden door nieuwe.

Schumpeter identificeerde innovatie als de kritische dimensie van economische veranderingen. Hij stelde dat economische verandering om innovatie, ondernemersactiviteiten enmarktmachtdraait. Hij probeerde te bewijzen dat marktmacht op basis van innovaties betere resultaten bood dan deonzichtbare handenprijsconcurrentie. Hij stelde dat technologische innovatie vaak tijdelijke monopolies creert, waardoor tijdelijk abnormale winsten ontstaan. Die verdwijnen echter al snel weer door gedrag van rivalen en imitators. Schumpeter zei dat deze tijdelijke monopolies noodzakelijk waren om de noodzakelijke prikkel voor bedrijven te geven om nieuwe producten en processen te ontwikkelen.

Overheids interventies in Institutionele economieIn tegenstelling tot Neo klassieke economie, waar overheidsinterventies totaal niet wenselijk zijn, zijn er in institutionele economie onder bepaalde omstandigheden wel degelijk overheidsinterventies nodig.Overheidsinterventies zijn nodig in 3 situaties1. Marktfalen: Plaatsen waar de markt faalt om zichzelf te reguleren. Vanuit het marktfalen komt het Prisoners dilemma voort. Bij eenprisoners dilemmaontstaat een evenwicht, gebaseerd op ieders eigenbelang, dat niet optimaal is. Eenzijdig handelen kan de uitkomst niet verbeteren, maar door samenwerking zou een betere uitkomst tot stand kunnen komen. Bijvoorbeeld, mijn bijdrage aan goederen die een collectieve bijdrage vereisen, kan door anderen uitgebuit worden (free riding) Te weinig samenwerking, ook als dat gunstiger is zoals de overstap naar elektrische autos

2. Daarnaast ken marktfalen nog de Tragedy of the Commons ofwel de tragedie van de meent). Het beschrijft hoe volledige individuele vrijheid bij gemeenschappelijk gebruik van goederen leidt tot totale onderbenutting of overexploitatie van die goederen, wanneer door elk individu wordt gestreefd naar maximalisatie van het eigennutterwijl de kosten die leiden tot een groter individueel nut worden verdeeld over alle gebruikers van de goederen.

3. Bij Extranaliteiten dient de overheid ook in te grijpen. Onder extranaliteiten wordt Effect van transacties tussen twee partijen op derden verstaan. Dit kan zowel een negatief als positief effect zijn.Voorbeelden van negatieve externaliteiten in de milieu-economie: het vangen van vis door een individueel bedrijf zorgt voor een afname van de totale vispopulatie waardoor de hele visserijsector schade ondervindt; het uitstoten vanCO2door een fabriek draagt bij aan deopwarming van de Aardemet alle schade die derden hiervan ondervinden; het lozen van afval- en koelwater in een rivier veroorzaakt vervuiling waardoor zuivering voor drinkwater duurder wordt; bij de productie vanelektriciteituit een verouderdebruinkoolcentralekomen zwavelgassen vrij. Dit veroorzaaktzure regen. De zure regen tast de gevels van huizen aan. Herstel van de schade komt voor rekening van de huizenbezitters en niet voor rekening van decentrale. Deze externe kosten zijn vaak niet verwerkt in deelektriciteitsprijs; transport en verkeer veroorzaken externe kosten doorluchtvervuilingen ook door ongevallen en congestie.Voorbeelden van positieve externaliteiten in de milieu-economie: sommige delen van de wereld profiteren van de door de mens veroorzaakte/versterkte klimaatverandering. Zij zien bijvoorbeeld hun voedselproductie stijgen; landeigenaren maken winst door bomen te planten, maar ze genereren hiermee ook publieke baten door het verminderen van erosie, het verbeteren van de luchtkwaliteit, het tegengaan van klimaatverandering en het 'schoonheidseffect' van de bomen.

Een oplossing om negatieve externaliteiten tegen te gaan is hetinternaliserenvan externaliteiten. Er zijn enkele manieren waarop dit mogelijk is:de standaardoplossing in de economie is om regelingen te treffen waardoor het externe voordeel toch ten goede, of het externe nadeel toch ten laste komt van degene die externaliteiten veroorzaakt. Voorbeelden zijn rechten vanbelastingenenintellectueel eigendom,accijnsopbrandstofenmilieuheffingen.

Soms isinternalisatieechter niet haalbaar, omdat de kosten de opbrengsten overtreffen; instellen vanquota, zoals bijvoorbeeld in de visserij of melkproductie; uitgeven van rechten, zoals bijvoorbeeldCO2-rechten; wetgeving/regulering (bijvoorbeeld boetes geven voor ongewild gedrag);.Toevoegen van de externe kosten aan de prijs van een product wordt door sommigen gezien als een manier om de milieuproblematiek door hetmarktmechanismei.p.v door regelgeving op te lossen. Een probleem hierbij is dat met namemilieuschademoeilijk te kwantificeren is.

Amerikaans institutionalisme - John Commons (1862-1945): Hij benadrukte de noodzaak om de economie tebestuderen als een blijvende zaak, dat zich ontwikkelt als antwoord op echteproblemen in de wereld in plaats van op abstracte principes. Hij was van groteinvloed in zijn eigen tijd, specifiek in de ontwikkeling van de New Deal vanRoosevelt.

Wesley Mitchell (1874-1948): Bestudeerde de trends in kapitalistischeontwikkelingen, met name het cyclische karakter van economische groei. Dezediscipline zou later uitgroeien tot de econometrie. - Gardiner Means (1896-1988): Onderzocht samen met Adolph Berle de gevolgenvan het onderscheid in bezit en controle in bedrijven.

Robert Heilbroner (1919-2005): Speculeerde over de uitzichten van kapitalismein de toekomst, en concludeerde dat veranderingen meestal door externe zakenplaats vonden dan door een bewuste keuze.

Circulaire en cumulatieve causatie: economische ongelijkheden hebben de tendensom zichzelf in stand te houden en te groeien wanneer ze eenmaal ontstaan zijn.Deze processen ontstaan omdat relaties tussen economische en sociale variabelen in deechte wereld zelden lineair verlopen. Economische veranderingen staan in interactiemet sociale veranderingen. Hiermee ontstaan kansen voor economische groei en socialevooruitgang; maar problemen verwekken problemen. VB: Racisme, werkeloosheid dit proces is zowel toe te passen op de ontwikkeling tussen landen als binnen landen.

Wanneer dit proces eenmaal begrepen wordt, bestaan er mogelikheden voor eenpositieve verandering. Beleid kan zorgen dat de nadelen die de benadeelden ondergaanverkleint worden. In de internationale context is dit proces echter moeilijker om tekeren omdat er internationale samenwerking voor nodig is. Problemen van racisme ensociale uitsluiting zijn ook minder makkelijk op te lossen omdat ze sociaal ingebed zijn.Lange termijn oplossingen zijn nodig met een nadruk op de rol van de staat. Dit brengteen holistische benadering van economisch en sociaal beleid met zich mee.

Nieuw institutionalisme Belangrijkste denkers: Oliver Williamson en Richard Langlois .Het nieuw institutionalisme houdt zich bezig met de analyse van de relatie tussenindividueel en institutioneel gedrag. Corporate hierarchien en publieke institutiesworden bestudeerd in relatie tot rationele keuzes van individuen binnen hen. Deonderliggende gedachte is een samenleving als een markt waarin individuen continukansen hebben om wederzijdse bevordelijke uitwisselingen te maken. Transactiekosten bemoeilijken dit proces.

Het verschil tussen de oude en nieuwe institutionalisten is een verschil in economischemethodologie; de oude institutionalisten benadrukten de complexe, kwalitatieveveranderingen binnen evolutionaire processen. De nieuwe institutionalistenversimpelen de werkelijkheid om tot formele modellen te komen. De kritiek die op hunwordt geleverd is dan ook dat zij dichter in de buurt van de neoklassieken komen.

Institutionele economisten leveren contributies aan de politieke economie in drieaspecten:

1. Zij zijn een consistente bron van kritiek geweest in de economische professie,waarmee zij de dominante neoklassieke theorien en assumpties uitdagen 2. Zij hebben handige concepten geleverd, zoals het principe van circulaire en cumulatieve causatie, voor het begrijpen van de evolutie van de economische samenleving.3. Zij hebben een belangrijke praktische invloed op he beleid dat gevoerd moet worden om de extremen van de kapitalistische markt in te dammen, waarin de nadruk wordt gelegd op de ontwikkeling van instituties om tot socioeconomische ontwikkeling te komen.

Economische en sociale hervorming

De staat: gevormd door democratie, kapitalisme en bureaucratieDe staat is democratisch in zoverre dat het aansprakelijk is en gecontroleerd wordt doorhet publiek door electorale processen. Maar, niet alle delen van de staat zijn in principedemocratisch. Ook bestaan er ondemocratische staten, zoals staten met een dictatuur.

In relatie met het kapitalisme ligt de focus op hoe het functioneren van politiekeinstituties bepaald en gevormd wordt door de structuur van het economische systeem,en specifiek de belangen van kapitaal.

Het derde aspect van de staat betreft het bureaucratische karakter, oftewel de internestructuren. Bureaucratische procedures zijn noodzakelijk in grote organisaties omervoor te zorgen dat de processen van publieke administratie consistent zijn. Wanneerer echter een groot staatsapparaat is gecrerd, ontwikkelen de leden vaak hun eigen belangen die kunnen verschillen van hun politieke leiders binnen de overheid.

Hoe deze drie dimensies met elkaar in interactie staan is belangrijk in het analyserenvan de staat.

De welvaartstaatEn van de redenen dat de analyse van de staat meer centraal staat in de analyse vaninstitutionele economisten dan in andere tradities is de reformistische neiging ominstituties te zien als een manier om socioeconomische problemen op te lossen en deevolutie van de economische samenleving onder controle te houden.

De belangrijkste expressie hiervan is de ontwikkeling van de welvaartstaat. De ongelijkerealisatie van de welvaartstaat was het gevolg van sociale en politieke strijd in Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Gianni Reyke | E-mail adres: [email protected] landen. Haar ontwikkeling werd wel geaccepteerd door de kapitalistischebelanghebbenden, die de economische voordelen er wel van zagen; zij diende dezebelangen op de lange termijn door het bieden van een gezonde arbeidskracht met dejuiste skills, hoge consumeringslevels en het bijdragen aan de legitimering van hetkapitalistische systeem.

De Achilleshiel bestond echter uit het probleem hoe de welvaartstaat gefinancierdmoest worden. In principe is er geen probleem; belastingen genereren de inkomstenwaarmee de uitgaven van de welvaartsstaat gedekt kunnen worden. Er bestaan echterspanningen in de vraag op wie deze belastingen moeten drukken. Met het ontstaan vangrote tekorten werd er eind jaren 70 weer een neoliberale koers gevoerd en werd dewelvaartstaat flink afgeslankt.

De institutioneel economisten blijven bij het punt dat markten beperkt moeten wordendoor de overheid, of zelfs helemaal vervangen moeten worden door overheidsbeleid.De Duitse historische school van de 19 eeuw speelt hierin een belangrijke rol, waarFriedrich List zich onder bevond. Hij staat bekend om zijn mening dat nationale krachtvan groot belang is in economische overleving.Moderne institutionele economisten staan dit argument bij met voorbeelden van Japan,Singapore, Taiwan, China etc., staten die zich economisch enorm ontwikkeld hebbendoor hierin een grote rol voor de staat weg te leggen.

Figuur 27.2 toont een brede set van beleidsrichtingen die tezamen een goed sociaaldemocratisch alternatief vormen voor het neoliberale beleid van de laatste decennia.(Zie blz. 243)

Corporate Globalisation

De focus van de institutioneel economisten in de analyse van globalisering ligt op watonderscheidend is in de instituties van kapitaal, arbeid en de staat, hoe zij veranderendoor de tijd heen, en hoe de interactie tussen de economische, sociale en politiekeaspecten van dit institutionele gedrag eruit ziet.

Transnationale corporatiesDe grootste institutionele actoren in de wereld zijn de transnationale corporaties(TNCs), bedrijven die financile bronnen, producerende operaties, administratieve bureaus en marketing operaties in verschillende landen hebben.Zij hebben hun hoofdkantoren in verschillende landen.

Vanaf de jaren 80 zijn ook veel banken TNCs geworden. Zij helpen de TNCs om hunmondiale financile vereisten te regelen, en spelen daarmee een belangrijke rol in deglobalisering van productief kapitaal. De banken kunnen zelf ook winst maximaliseren.

Industrile concentratie, wereldindustrien, conglomeratiesEen goede meting voor industrile concentratie is de hoeveelheid die van de totaleoutput geproduceerd wordt door de grootste, bijvoorbeeld 6, bedrijven in die industrie.Waar er TNCs in het spel zijn, is dit natuurlijk toegenomen de laatste jaren. Het relatief kleine aantal spelers in de wereldeconomie door het ontstaan van de TNCsbrengt niet automatisch met zich mee dat er geen sprake van competitie is. Decompetitie is juist hard tussen de TNCs. Wel is het vaak een comptetitie waarin prijzengeen rol spelen (non-price competition).

De TNCs zijn vaak ook tegelijkertijd conglomeraties, wat inhoudt dat verschillendeproductieactiviteiten uit verschillende industrien onder n (gigantisch) bedrijf valt.Hierdoor is het moeilijk hen te analyseren op de conventionele manier.

Ontkenning van de markt?Een marktsysteem brengt een bepaalde discipline in het economische leven met zichmee. Alhoewel TNCs zich hieraan moeten houden omtrent het vergroten van hunwelvaart, gaan heel veel andere activiteiten van TNCs buiten de markt om. intracorporate trade

Hiermee lijkt een nieuwe vorm van internationaal kapitalisme geboren, die minderonderhevig is aan de traditionele marktkrachten, en buiten de macht van nationaleoverheden staan, terwijl een internationale overheid niet bestaat.

Dit mondiale karakter van productie en distributie brengt enkele voordelen voor deconsument met zich mee: comptetitie leidt tot lagere prijzen, er ontstaat eenstandaardisatie in kwaliteit van producten, en consumenten hebben makkelijkertoegang tot producten. Natuurlijk kunnen hier ook enkele nadelen aan worden gekoppeld; een hoger level van consumentisme, waarschijnlijk zonder een hogere nutsmaximalisatie, een verlies aan culturele diversiteit, etc. Tevens vernietigd het vele lokale bedrijfjes, die niet kunnen opboksen tegen de grote jongens.

Een verandering in de internationale verdeling van arbeidVerdeling van arbeid = het opdelen van het productieproces waarin verschillendemensen zich specialiseren.

Op wereldschaal is met de komst van TNCs de verdeling van arbeid zeer opgesplitstgeraakt, omdat zij hun activiteiten kunnen verdelen over verschillende regios en landen. Zij vestigen zich in landen met een gunstig investeringsklimaat; lage belastingen,lage lonen, vakbondsvrij, etc. Deze landen ondergaan hierdoor een economische groei,maar n die wel afhankelijk is van de TNCs en zeer uit balans is. De industrile outputwordt vergroot, maar vaak bestaat er verder geen enkele link met de nationaleeconomie. De arbeidsomstandigheden kunnen ook niet verbeterd worden, door angstom de TNCs daarmee weg te jagen.

Aan de andere kant vindt er een deindustrialisatie plaats in de voormaligeindustrielanden. Er vindt echter alleen verplaatsing van een deel van de industrie plaatsnaar lageloonlanden, wat meer te maken heeft met technologische veranderingen enhogere outputs binnen die landen zelf, waardoor ze laagwaardige productie naargoedkopere landen kunnen verplaatsen. In verband hiermee onstaan ook grote netwerken van internationale contracten en semi-contracten voor arbeiders over de hele wereld.

Synchronisatie en disarticulatie

Synchronisatie is het resultaat van internationale interdependentie. Landen wordensteeds afhankelijker van elkaar en synchroniseren daarom hun economische condities.Globale interdepentie maakt het bijna onmogelijk voor en land om zich tegen externeshocks te beschermen.

Disarticulatie is tevens het resultaat van internationale interdependentie. Wanneer ersterke banden bestaan tussen de verschillende industrien binnen een land, zal expansievan de ene industrie de andere industrien meetrekken, wat leidt tot een algemeneeconomische groei. Wanneer er geen sterke banden binnen een land tussen deindustrien bestaan, is er sprake van disarticulatie.Een verandering in de balans van economische machtDe instituties die het meest mobiel zijn geworden hebben relatief meer macht gekregenten opzichte van de instituties de gelokaliseerd zijn gebleven. Tot de eerstgenoemdebehoren de instituties van het kapitaal, de TNCs. Tot de laatstgenoemde behoren deinstituties die arbeiders, consumenten en milieuactivisten representeren. Zij zijnnationaal gebonden.

Sommigen wetenschappers beweren dat hiermee een transnationale kapitalistischeklasse zich heeft ontwikkeld, die de collectieve belangen van kapitaal op een mondialeschaal coordineren. Deze klasse omvat de corporate executives, bureaucraten, politici ensommige academici die hieraan verbonden zijn.

Deze machtsverschuivind leidt tot ondemocratische instituties. De bedrijven zelf zijnalleen verantwoording schuldig aan hun aandeelhouders (en in praktijk aan huninvesteerders en managers), en de regeringen, die oorspronkelijk democratisch waren,stemmen hun beleid alleen nog maar af op de belangen van de TNCs, omdat hunnationale welvaart van hen afhangt.

Verandering en uitdagingEr bestaat een enorme uitdaging om de traditionele opvattingen die binnen deeconomische wetenschap bestaan te veranderen naar opvattingen die meer binnen de huidige wereld passen. Tot nu toe berustte de economische discourse op tweeaannames:

1. het bestaan van nationale economien; macroeconomie

2. de werking van het marktsysteem; microeconomie

Institutioneel economisten pleitten voor een zogenaamde meso-economie, deintermediaire positie tussen micro en macro. De focus hierin ligt op de instituties die decorporate macht bezitten.

Alhoewel de meningen hierover verschillen, is het duidelijk dat de wereld is veranderd,waarin de orde wordt bepaald door de collectieve belangen van kapitaal.

Waarom is institutionele economie relevant?Institutionele economie geeft heeft een meer interdiciplinear karakter dan de dominante Neo-klassieke economie. Waar Neo-Klassie alleen op de martk focussen zeggen institutionele economen dat naast de markt ook gefocused moet worden op sociologie, politiek, geschiedenis, geografie, industriele verhoudingen en antropologie. Institutionele economie gaat dus verder waar neoklassieke economie stopt.

Keynesiaanse economieBelangrijskte denker: John Maynard Keynes. Keynes beargumenteerde waarom kapitalisme geen volledige werkgelegenheid kanbewerkstelligen en hij kwam met de nodige herstelmaatregelen op een tijdstip waar conventionele economische voorschriften hadden gefaald. Zonder overheidsinterventie zal werkloosheid zich blijven voordoen.

Wat Keynes ondescheid van andere denkers die systematische structurele fouten in hetkapitalistische systeem herkennen (Marx, Veblen), is de grote nadruk die hij legt op deoverheid die dit kan reduceren en daarmee voor volledige werkgelegenheid zonderinflatie kan zorgen. Keynes legde de nadruk op de vraagkant van de economie. Hij stelde daarnaast dat een overheid moet investeren in de economie om hiermee herstel te stimuleren. Als de overheid bijvoorbeeld een groot infrastructureel project opstart, zal dit leiden tot meer banen en een hogere consumptie en daardoor weer tot een hogere productiviteit. Door de investeringen van de overheid kan de vraagkant van de economie worden gestimuleerd, wat positieve gevolgen heeft voor de economie

Overzicht John Maynard Keynes

Moderne politieke economie Institutionele, Keynesiaanse en post Keynesiaanse ideen hebben op deze stroming een grote invloed. Een belangrijk thema is het verlangen naar een down-to-earth benadering die rele politieke economische problemen aan de kaak stelt. Politieke economie is de studie van economie vanuit een perspectief van de sociale wetenschappen.