school mapping ten behoeve van planning en …...gebied (de districten marowijne en sipaliwini). het...
TRANSCRIPT
SCHOOL MAPPING TEN BEHOEVE VAN PLANNING EN BELEID IN DE REPUBLIEK SURINAME Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling in samenwerking met UNICEF en de VVOB
ONDERZOEK EN PLANNING Oktober 2010
©2010 MINOV
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd of gebruikt zonder bronvermelding.
©Minov, Onderzoek & Planning 3
Voorwoord De laatste jaren is er veel vooruitgang gesignaleerd in het Surinaams Lager onderwijs; er worden continu trainingen verzorgd in het geven van kindvriendelijk onderwijs en worden er verschillende projecten uitgevoerd ter verbetering van het onderwijs. Toch zijn er nog grote problemen, bijvoorbeeld het hoge zittenblijverspercentage en het aantal vroege schoolverlaters, met name in het binnenland. Wanneer er gesproken wordt over de prestaties in het Surinaams Lager onderwijs dan heeft men het in de meeste gevallen over de (relatief hoge) zittenblijverspercentages en vroege schoolverlaters. Het idee voor het uitvoeren van een School Mapping Onderzoek (SMO) in Suriname is gegroeid vanuit de noodzaak de achterliggende oorzaken, factoren en gevolgen van het fenomeen van zittenblijvers en drop‐outs beter in kaart te brengen, dit beter te kunnen analyseren en hierdoor ook gerichte beleidsstrategieën te ontwikkelen gericht op de aanpak van deze problemen. Al bij de start van het project was heel duidelijk dat er geen eenduidigheid was in het onderwijsveld met betrekking tot de definitie en het doel van een School Mapping onderzoek. Middels een participatief proces waarin vooral de verschillende departementen van het Ministerie van Onderwijs hebben deelgenomen alsook onze partners binnen het onderwijsgebeuren zoals het UNICEF, UNESCO (IIEP, Parijs), VVOB en lokale N.G.O.’s, zijn wij gekomen tot een heel uitgebreide en dynamische definitie van ‘School Mapping’ (meer hierover in de volgende hoofdstukken). Dit onderzoek was niet mogelijk geweest zonder de bijdrage van en samenwerking met de volgende organisaties en of personen:
• De scholen, ouders, lokale gemeenschappen die hun bereidwilligheid hebben getoond door te participeren in het onderzoek
• Liesbeth Roolvink (als education specialist werkzaam geweest bij UNICEF en een van de initiators, vanaf ‘conceptie’ van School Mapping in Suriname)
• Head of Office UNICEF in Suriname, Mary Louise Eagleton, Education Specialist Simone Vis en andere medewerkers van UNICEF Suriname
• VVOB, met name mevrouw Professor M. Lacante verbonden aan de Katholieke Universiteit van Leuven, Belgie
• BOB (Bureau Onderwijs Binnenland) en andere afdelingen van het MINOV
• Bureau Inspectie Lager Onderwijs
• Eénieder die op welke manier dan ook een bijdrage heeft geleverd aan dit project
Het verzamelen van informatie in elk district of dorp, elke plaats in Suriname waar er een school is of scholen zijn, vergt een enorm enthousiasme, grote betrokkenheid en zeker heel veel geduld en moed, vooral als het gaat om moeilijk bereikbare gebieden. Ik ben dank verschuldigd aan en heb veel ontzag voor het onderzoeksteam van de afdeling Onderzoek en Planning, onder leiding van Mw. Drs. Gita Jhinkoe Rai voor hun betrokkenheid vanaf het opzetten van het onderzoek, tot de uitvoer, dataverzameling,
©Minov, Onderzoek & Planning 4
data‐analyse en het schrijven van het onderzoeksrapport. Met beperkte capaciteit en weinig ervaring heeft het team het toch aangedurfd dit onderzoek uit te voeren en dus ook op deze manier een on‐the‐job training te ondergaan. Natuurlijk moet in één adem gezegd worden dat de motivatie van dit team sterk positief beïnvloed is door de bereidwilligheid van dorpgemeenschappen en van ouders in de verschillende dorpen en gebieden in Suriname om ervaringen en informatie te delen en beschikbaar te stellen, hun gastvrijheid, hun ondersteuning en hun openheid. In dit rapport zijn de resultaten verwerkt van het School Mapping Onderzoek dat uitgevoerd is in het Oost‐Surinamegebied (district Marowijne en een deel van het district Sipaliwini). Wij hopen van harte dat dit rapport optimaal aangewend zal worden voor effectievere beleidplanning en beleidsformulering. Drs. Prya Hirasingh Hoofd Onderzoek en Planning Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling
The responsibility of educators is the responsibility for what is to come, without full knowledge of what is to come…………
©Minov, Onderzoek & Planning 5
Inhoudsopgave Samenvatting ...................................................................................................................... 7
1. Inleiding ........................................................................................................................... 8
2. Het primair onderwijs in Suriname ............................................................................... 11
2.1 Pilot Schoolmapping 2008 ...................................................................................... 11
2.2 Het onderzoeksgebied ............................................................................................ 13
3. Foto’s huidig School Mapping Onderzoek .................................................................... 14
4. Beschrijving van het onderzoeksgebied ....................................................................... 16
5. Methodologie van het Onderzoek ................................................................................ 17
5.1 Populatie en steekproef .......................................................................................... 18
5.2 Meetinstrument ...................................................................................................... 18
5.3 Dataverwerking en analyse ..................................................................................... 19
6. Resultaten van het onderzoek ...................................................................................... 20
7. Resultaten van het onderzoek bij de schoolleiders ...................................................... 27
7.1 Algemene informatie .............................................................................................. 27
7.2 Leermiddelen en instructie materiaal..................................................................... 27
7.3 Infrastructuur .......................................................................................................... 30
7.4 Geografische ligging ................................................................................................ 33
7.5 Overzicht van andere belangrijke diensten in de omgeving .................................. 34
7.6 Andere kwesties die een effect hebben op het onderwijs ..................................... 35
7.7 Drop‐outs ................................................................................................................ 36
7.8 Non School Mapping ............................................................................................... 39
7.9 Conclusie schoolleiders ........................................................................................... 40
8. Resultaten van het onderzoek bij de leerkrachten ....................................................... 44
8.1 Beschrijving van de respondenten.......................................................................... 44
8.2 Opvattingen en attitudes van leerkrachten ............................................................ 45
8.3 Conclusie leerkrachten ........................................................................................... 53
9. Resultaten van het onderzoek bij de ouders of verzorgers .......................................... 56
9.1 Beschrijving van de respondenten.......................................................................... 56
9.2 Issues met betrekking tot ouders ........................................................................... 56
9.3 Conclusie ouders ..................................................................................................... 64
Slot opmerkingen .............................................................................................................. 66
Bronnen ............................................................................................................................. 67
©Minov, Onderzoek & Planning 6
Lijst van afkortingen B.A. Boslandakte BOB Bureau Onderwijs BinnenlandDK Districtskwekeling EBGS Evangelische Broeder Gemeente SurinameEHBO Eerste Hulp Bij OngelukkenEMISS Educational Manangement Information System SurinameGIS Geographic Information SystemGLO Gewoon Lager OnderwijsH.K.L. Hoofd KleuterleidsterIIEP International Institute for Educational PlanningKweek‐A Onderwijzersakte A MDG Millennium Development GoalsMINOV Ministerie van Onderwijs en VolksontwikkelingNGO Niet Gouvernementele OrganisatieO&P Onderzoek en PlanningO.A. Onderwijzersakte OS Openbare School PTA Parent’s Teacher’s AssociationPTR Pupil Teacher Ratio RK Rooms Katholiek RKBO Rooms Katholiek Bijzonder OnderwijsRO Regionale OntwikkelingSIS Stichting Islamitische Gemeente SurinameSM School Mapping SMO School Mapping OnderzoekSPSS Statistical Package for Social SciencesUNICEF United Nations Children’s FundVA Volle Evangelie VOJ Voortgezet Onderwijs op JuniorenniveauVVOB Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand
©Minov, Onderzoek & Planning 7
Samenvatting
School Mapping is een essentieel planningsmechanisme dat ingezet moet worden om ongelijkheid in het onderwijs te traceren, te verminderen of zelfs te voorkomen. Het School Mapping Onderzoek 2009 is uitgevoerd op 34 scholen in het Oost‐ Suriname gebied (de districten Marowijne en Sipaliwini). Het doel van dit onderzoek is het vergroten van de toegang tot onderwijs en het bevorderen van gelijke kansen, die bereikt kunnen worden door meer evidence based beleid te formuleren en te plannen. Bij School Mapping kan men zich daarnaast ook een schoolkaart of atlas voorstellen met bepaalde karakteristieken van een school. Hierbij wordt aanbevolen gebruik te maken van een GIS (Geographical Information System), waarbij de scholen inclusief de data van deze scholen zijn terug te vinden in een elektronische kaart. Om succesvolle doelen te bereiken binnen het onderwijs is het van belang dat naast het Ministerie van Onderwijs, ook een participatief proces van andere sectoren, gemeenschappen, ouders en private sector plaats vindt. Daarom worden tijdens de School Mapping niet alleen zaken met betrekking tot onderwijs of de school in kaart gebracht, maar tevens de sociaaleconomische omstandigheden in het gebied en andere (sociale) faciliteiten en diensten. Er zijn in totaal 34 schoolleiders, 65 leerkrachten en 75 ouders betrokken bij het School Mapping onderzoek. Het type onderzoek karakteriseert zich als kwalitatief, en is aangevuld met kwantitatieve data. Er is gebruik gemaakt van diepte interviews, hierbij is er dieperliggende informatie verzameld betreffende aspecten die het onderwijs negatief beïnvloeden. De focus van het onderzoek ligt op het vinden van oorzaken en redenen voor de grote aantallen zittenblijvers en drop‐out die leiden tot veel inefficiëntie en verspilling in het onderwijs. Bij de schoolleiders is informatie verzameld over onder andere de fysieke situatie van de school, de leermiddelen en de faciliteiten in en rondom de school. De leerkrachten hebben informatie verschaft over hun motivatie met betrekking tot het werk, de processen die zich in de klas en op school afspelen en de tekortkomingen die zij als leerkracht ervaren tijdens het uitoefenen van hun beroep. De ouders zijn ook in dit onderzoek betrokken, omdat die een cruciale rol spelen bij het onderwijs dat hun kind geniet. Bij de ouders werd vooral ingegaan op de sociaal‐ economische aspecten, opvoedingsprocessen en hun houding tegenover de school. Er bestaat grote behoefte aan (vervolg) onderwijs in Oost‐Suriname, in het bijzonder het oostelijk deel van het district Sipaliwini. Ook is er een tekort aan gekwalificeerde leerkrachten, leer‐ en hulpmiddelen en lokalen. De taalbarrière en het curriculum dat niet is aangepast aan de context, leiden ertoe dat leerlingen slecht presteren. Een grotere betrokkenheid van ouders bij het onderwijsgebeuren moet leiden tot betere leerprestaties. De cijfers zijn confronterend en alarmerend en de nodige aandacht moet met heel veel voortvarendheid gegeven worden aan de verschillende kwesties en problemen die zowel direct als indirect met het onderwijs te maken hebben.
©Minov, Onderzoek & Planning 8
1. Inleiding
Voorafgaand aan dit veelomvattend onderzoek is er een pilot School Mapping (SM) onderzoek (SMO) uitgevoerd in enkele dorpen in het Boven‐Surinamegebied (zie paragraaf 2.1). De resultaten van dit onderzoek werden aan een breed publiek gepresenteerd. Tijdens deze presentatie kwam duidelijk naar voren dat de verwachtingen met betrekking tot het begrip, definitie alsook het doel van SMO, heel verschillend waren. Volgens verschillende publicaties (zie www.iiep.unesco.org) is SM ontstaan in Frankrijk. Wat is SM? Wat is het doel van SM? De definitie van School Mapping is volgens de UNESCO: ‘Een set van technieken en procedures die gebruikt worden ten behoeve van de identificatie van onderwijs‐behoeften op lokaal niveau’. Door het in kaart brengen van problemen en oplossingen voor deze problemen, kunnen door het beleid de gepaste maatregelen genomen worden. SM is dus een diagnostisch instrument. De diagnose wordt verricht in een bepaald schooljaar dat als basis (baseline) dient. Wij zijn in Suriname bezig met het creëren van een basisjaar/ nulmeting die periodiek bijgewerkt zal worden. Belangrijk hierbij is het uiteindelijke doel van onderwijs (en dus ook het doel van SMO) voor ogen te houden, namelijk het vergroten van de toegang tot onderwijs en het bevorderen van gelijke kansen in het onderwijs, te bereiken door meer evidence based beleidsformulering en beleidsplanning. Alleen dan is het ‘eerlijk en billijk’ een vergelijking te maken van onderwijsprestaties in de verschillende gebieden van het land. Er wordt in dit rapport benadrukt dat School Mapping niet alleen een schoolkaart of atlas moet voorstellen met bepaalde karakteristieken van een school. Bij de School Mapping wordt aanbevolen gebruik te maken van een GIS (Geographical Information System), waarbij de scholen inclusief de data van deze scholen terug te vinden zijn op een elektronische kaart. Dit is een onderdeel van het grotere doel van dit SMO. Vervolgens moet de verzamelde informatie aangewend worden ten behoeve van beleidsplanning. Het uiteindelijke doel van onderwijs is:
a. Het bereiken van universeel primair onderwijs b. Het vergroten van de toegang (toegankelijkheid) tot secundair onderwijs c. Het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs en creëren van gelijke kansen
SM moet dienen als een belangrijk diagnostisch middel om de bovenstaande doelen te bereiken. Bovenstaande doelen zijn ‘veelomvattend’. Zij kunnen niet alleen door het Ministerie van Onderwijs bereikt worden, een participatief proces van andere sectoren, gemeenschappen, ouders en private sector is noodzakelijk. Daarom worden tijdens de SM niet alleen zaken met betrekking tot het onderwijs of de school in kaart gebracht maar ook de sociaaleconomische omstandigheden in het gebied en andere (sociale) faciliteiten en diensten. Meer hierover in de volgende hoofdstukken.
©Minov, Onderzoek & Planning 9
Een typische methodologie in het proces van het implementeren van SM bevat de volgende stappen:
1. De selectie van een unit of departement die de SM gaat uitvoeren, analyseren en bijwerken (in dit geval is het de afdeling Onderzoek en Planning).
2. Een diagnose van de bestaande onderwijssituatie in een bepaalde periode/ basisjaar.
3. Het in kaart brengen van ongelijkheid met betrekking tot de toegang tot onderwijs in gebieden/ gemeenschappen.
4. Het in kaart brengen van efficiëntiekwesties als het repeteren van leerjaren en vroege schoolverlaters (verspilling).
5. Het in kaart brengen van elementen die een impact hebben op de kwaliteit van onderwijs, zoals faciliteiten, leerkrachten, leermiddelen en curriculum.
6. Een schatting of projectie van wat de verwachte vraag naar scholen zal zijn en de locatie van deze scholen.
7. Maatregelen in kaart brengen die kunnen leiden tot een verhoging van participatie van kinderen in het onderwijs (zoals bijvoorbeeld schoolvoeding en gratis onderwijs).
8. Schattingen van faciliteiten, middelen en benodigdheden die scholen moeten ontvangen om optimaal te kunnen functioneren.
9. Schattingen van de kosten in het onderwijs. Een van de grootste uitdagingen voor beleidsmedewerkers en beleidsmakers die belast zijn met de planning van het onderwijs, is het bereiken van gelijkheid met betrekking tot onderwijskansen voor elk kind of persoon. Het creëren van gelijke toegang tot de onderwijsfaciliteiten volstaat niet. Gelijkheid houdt uiteraard ook in dat scholen overal in Suriname beschikken over dezelfde voorzieningen, middelen, leerkrachten met dezelfde vereiste qualificaties en gelijkheid met betrekking tot participatie van zowel jongens en meisjes in het onderwijs. SM is een essentieel planningsmechanisme dat ingezet kan worden om ongelijkheid te verminderen of zelfs te voorkomen.
Beleidsvoorstel als het gaat om gelijkheid en ongelijkheid van onderwijsfaciliteiten, dan wordt er vergeleken met bepaalde standaarden en normen als referentiekader. Wij konden voor ons onderzoek geen ‘officiële’ standaarden en normen vinden voor belangrijke (onderwijs) variabelen. Internationale normen kunnen wij niet altijd in een specifiek land hanteren. Het landelijke beleid moet voor zijn onderwijs en voor zijn scholen, nationale en bovenal realistische standaarden en normen vooropstellen (realistische benchmark standaarden). In ons onderzoek hebben wij het ontbreken van eigen standaarden als een grote ‘bottleneck’ ervaren.
©Minov, Onderzoek & Planning 10
In het SM‐ onderzoek wordt gedetailleerde informatie verzameld en verwerkt van alle scholen, van de omgeving en van de opinie van leerkrachten en ouders of verzorgers, en dit in een bepaald gebied. Dit rapport geeft een beknopte weergave van de resultaten van het onderzoek met hieraan gekoppeld een reeks van beleidsvoorstellen. Alle gedetailleerde informatie wordt in een speciaal daarvoor ontworpen software opgeslagen (ontwikkeld door het bedrijf Bussiness and Data Solutions), verwerkt en bijgehouden. Deze informatie is te allen tijde beschikbaar voor het beleid. Een voorbeeld van een ‘digitale print‐out’ wordt als bijlage in dit rapport opgenomen. Dit onderzoek zal later over heel het land uitgevoerd worden. Een bijkomende meerwaarde van het SM‐onderzoek is dat de informatie/ data een grote aanvulling betekent voor onze al draaiende EMISS (Education Management Information System Suriname)!
©Minov, Onderzoek & Planning 11
2. Het primair onderwijs in Suriname
In dit hoofdstuk wordt een korte toelichting gegeven over het Surinaams Onderwijssysteem. (Voor meer informatie kunt u onder andere het Surinaams Educatief Plan of Jaarboek onderwijsindicatoren 2007‐2008 raadplegen). Suriname kent een zeer verouderde onderwijswetgeving. De leerplicht loopt van 7 tot 12 jaar. Het Gewoon Lager Onderwijs bestaat uit 8 leerjaren (2 jaren Kleuteronderwijs en 6 leerjaren lager (primair) onderwijs. Het GLO kent geen ‘automatisch’ overgangssysteem zoals in een aantal landen in de regio het geval is, maar een strikt selectiesysteem op basis van prestaties op testen die het gehele schooljaar door (klassikaal) worden afgenomen. Het GLO wordt afgesloten met een nationale toets (in het zesde leerjaar) op basis waarvan leerlingen worden verwezen naar het Voortgezet Onderwijs op Junioren niveau. Het ministerie is de hoofdverantwoordelijke voor het onderwijsgebeuren in Suriname. Het Ministerie van Onderwijs beheert, coördineert, monitort en financiert het lager onderwijs. Bijna de helft van het GLO valt onder het management van religieuze (gemeente) organisaties. De overheid ondersteunt ook deze scholen in de vorm van subsidies. In het schooljaar 2008‐2009 zijn er 332 scholen voor GLO in Suriname geregistreerd. In totaal hadden wij in 2008‐2009, 17695 leerlingen in het kleuteronderwijs en 71074 in het GLO. De participatie van beide geslachten, dus jongens en meisjes, is ongeveer gelijk in de beginjaren van het GLO. De situatie verandert in de hogere leerjaren. De participatie van jongens wordt (landelijk!) steeds minder. Hoewel het zittenblijverspercentage de afgelopen vier schooljaren een dalende trend vertoont, is het nog relatief hoog. Ook het fenomeen’vroege schoolverlaters’ is een grote uitdaging voor het ministerie. Het hoge percentage zittenblijvers en de vroege schoolverlaters duiden op een hoge mate van inefficiëntie in het onderwijs en is een grote verspilling van resources (zie voor meer informatie Jaarboek Onderwijsindicatoren 2007‐2008, afdeling Onderzoek en Planning of bezoek de website: www.emis‐sr.org).
2.1 Pilot Schoolmapping 2008
In 2008 is een Pilot School Mapping Onderzoek door de afdeling Onderzoek en Planning van het MINOV met de ondersteuning van het UNICEF en de VVOB uitgevoerd. Dit onderzoek vond plaats in de periode juli tot en met augustus 2008 in het Boven‐Surinamegebied (Pokigron tot en met Asidonhopo) dat voornamelijk bewoond wordt door de Marrongemeenschap (Saramaccaners). Het onderzoek is uitgevoerd op 12 scholen waarbij 20 leerkrachten en 22 ouders werden geïnterviewd. Het SMO is zowel kwantitatief als kwalitatief van aard. Het kwantitatieve gedeelte betreft interviews bij de schoolleiders aan de hand van gesloten vragenlijsten en had vooral betrekking op de materiële middelen van de school; waar nodig is deze informatie aangevuld met data die wij al in onze EMISS op de afdeling hebben. De kwalitatieve informatie is verzameld door middel van diepte interviews bij de leerkrachten en de ouders. Ook hiervoor werden er vragenlijsten gebruikt die zowel open als gesloten antwoordmogelijkheden hadden. Bij de open vragen werd er getracht om dieper liggende informatie en gevoelens te achterhalen (voor meer informatie en resultaten van dit onderzoek, zie het School Mapping Rapport 2008, Afdeling Onderzoek en Planning, MINOV).
©Minov, Onderzoek & Planning 12
Een onderzoek van dergelijk grote omvang en setting (onderzoek in het binnenland was vrij ‘nieuw’ voor de medewerkers van de afdeling) was een behoorlijke uitdaging voor de afdeling Onderzoek en Planning. De afdeling had nooit eerder een groot kwalitatief onderzoek opgezet en uitgevoerd. Voorts bestaat de afdeling uit ‘slechts’ tien vaste medewerkers waarvan enkele met een minimale onderzoeksachtergrond. Voor het uitvoeren van deze pilot van het SMO heeft de afdeling met externe technische ondersteuning en input van andere afdelingen van het MINOV, onderzoeksinstrumenten ontwikkeld en uitgetest in het veld. De instrumenten en technieken van onderzoek zijn continu geëvalueerd en aangepast. Het gehele proces is een oefening/ training geweest voor de medewerkers van de afdeling en het was zeker in het begin een kwestie van ‘vallen en opstaan’. Er is in het kader van het SMO door één van onze medewerkers een School Mapping training gevolg in Parijs te IIEP/ UNESCO. De inzichten verworven in deze training hebben ook enorm bijgedragen aan de kritische evaluaties van onze SMO werkwijze. Vanuit IIEP/ UNESCO is er ook ondersteuning toegezegd in het SMO gebeuren. Verder zijn een heleboel documenten (zie www.iiep.unesco.org) geraadpleegd en bestudeerd, dit ter verificatie van de door ons ingeslagen weg met betrekking tot methode en aanpak van het SMO.
Het SMO is voor de afdeling meer dan het in kaart brengen van de onderwijssituatie in het land. Het is zeker een training van onschatbare waarde en heeft sterk bijgedragen aan de capaciteitsversterking van de medewerkers van de afdeling Onderzoek en Planning. Wij pretenderen dan ook niet een onderzoek te hebben uitgevoerd dat ‘volmaakt’ is en niet voor verbetering vatbaar zou zijn. De afdeling staat open voor alle suggesties/ aanbevelingen en voorstellen ter verbetering van het werk en product. De afdeling is een lerende organisatie en ontvangt opbouwende kritiek met open armen!
Beleidsaanbeveling Het is van belang dat er vanuit het MINOV blijvend wordt geïnvesteerd in het versterken van de capaciteit van de afdeling Onderzoek en Planning. Alleen dan kunnen onderzoeken gecontinueerd worden en kan men verzekerd zijn van een goede beleidsformulering, planning en beleidsuitvoering. Tegelijkertijd moet gewerkt worden aan verbeterde planning, uitvoering, coördinatie en monitoring van activiteiten op en door de verschillende afdelingen van het MINOV die input moeten leveren voor de EMISS.
©Minov, Onderzoek & Planning 13
2.2 Het onderzoeksgebied
Met de cirkel wordt het gebied aangegeven waar het huidige School Mapping Onderzoek is uitgevoerd. In het software programma dat speciaal ontwikkeld is voor het verwerken van alle informatie van elke bezochte school, kan men met een ‘click’ op de witte dakjes (scholen) de algemene informatie zien. In elke tabblad worden de gegevens van de betreffende variabele opgeslagen.
©Minov, Onderzoek & Planning 14
3. Foto’s huidig School Mapping Onderzoek
©Minov, Onderzoek & Planning 15
©Minov, Onderzoek & Planning 16
4. Beschrijving van het onderzoeksgebied
De bevolking in het Oost‐Surinamegebied bestaat voornamelijk uit inheemsen (Wajana’s en Trio’s) en marrons (Aucaans en Paramacaans). Eind jaren ’80 werd dit gebied verwoest tijdens de binnenlandse oorlog. De gevolgen hiervan zijn nog duidelijk merkbaar in het gebied. Niet alleen op het gebied van onderwijs maar op vele andere domeinen moet er een inhaalslag gemaakt worden. We moeten ruiterlijk toegeven dat Oost‐Suriname erg verwaarloosd werd. Verder is een aantal dorpen/ gebieden in het Oost‐Surinamegebied moeilijk bereikbaar. In sommige gevallen duurt het dagen voordat men een dorpje kan bereiken. Met enkele plaatsen (o.a. Cottica aan de Lawa, Kawemhakan, Apetina) kan er geen telefonisch contact gemaakt worden omdat die faciliteit daar nog niet aanwezig is. Er vindt continu migratie plaats van de mensen van dit gebied naar Frans Guyana en visa versa. Omdat deze ‘beweging’ continu is, is het erg moeilijk na te gaan hoeveel ‘Surinaamse’ kinderen op scholen zitten in Frans Guyana.
Beleidsvoorstel In samenwerking met de Franse overheid moet er een uitgebreid onderzoek uitgevoerd worden naar dit fenomeen (Surinaamse kinderen die onderwijs volgen in Frans Guyana, naar de omvang ervan en naar de achterliggende oorzaken).
De volgende dorpen/ gebieden zijn bezocht in het kader van SMO in het Oost‐Suriname gebied: Anapaike (Kawemhakan), Cottica aan de Lawa, Ampoematapoe, Goninikreekmofo, Stoelmanseiland, Gakaba, Manlobi, Karmel, Moitaki, Drietabbetje, Godoholo, Moengo Tapoe, Peto Ondro, Tamarin, Ricanau mofo, Wanhati, Tepu, Kananoe Apetina, Palumeu, Bigiston, Mopikondre, Langatabbetje, Nason, Loka Loka, Pelgrim Kondre, Abadoekondre, Eurowarte, Albina, Wonoredjo, Moengo en Galibi. Voor een uitgebreide beschrijving van alle (bezochte) dorpen, de karakteristieken van het gebied of de school kunt u terecht op de afdeling Onderzoek en Planning van het MINOV. Deze informatie is zowel op papier (hard copy) als digitaal (soft copy) beschikbaar.
©Minov, Onderzoek & Planning 17
5. Methodologie van het Onderzoek
Zoals eerder in dit rapport aangegeven is er een pilot School Mapping uitgevoerd waarin de onderzoeksinstrumenten zijn uitgetest, geëvalueerd en aangepast. Dit aangepaste instrumentarium is gebruikt in dit vervolgonderzoek, dat uitgevoerd werd in het schooljaar 2008‐ 2009 in het Oost‐Surinamegebied. Er werden vragenlijsten afgenomen van de schoolleiders, van de leerkrachten en van de ouders/ verzorgers van de kinderen in het gebied. Tegelijkertijd is er van iedere school in elk dorp een situatieanalyse gemaakt middels observatieformulieren. De dataverzameling geschiedde in de dorpen langs de Marowijnerivier, de Lawa en de Tapanahony. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de bezochte dorpen en scholen. Tabel 1 Overzicht van de bezochte scholen
Nr Dorp School
1 Wanhati EBG Wanhati2 Tamarin St. Angeline3* Ricanau Mofo OS Ricanau Mofo4 Pelgrimkondre Leonard Leizel5 Moengo H.A. Siregar6 Moengo St. Theresia7 Santen OS Santen8 Moengo Fred Murray9 Moengo OS Wonoredjo
10 Abadoekondre La Providentia11 Moengo Tapoe St. Petrus Claverschool12 Juliana dorp OS Bambi13 Peto Ondro Emanuel Daketieschool14 Galibi St. Antonius15 Eurowarte Iporama16 Albina I.H. Aaron17 Albina St. Gerardus18 Albina OS Albina19 Bigiston OS Bigiston20 Mopikondre OS Maria’s hoop21 Langatabbetje Granman C. Fosterschool22 Nason Anton Donici23 Loka Loka OS Loka Loka24 Ampoematapoe OS Ampoematapoe25 Gakaba OS Gakaba26 Stoelmanseiland Prinses Beatrix27 Goninimofo OS Goninimofo school28 Manlobi OS Manlobi29 Karmel Kapitein Joh Banda30 Moitaki Moitakischool31 Drietabbetje Gr. Akontoe Velantie32 Godoholo EBG Godoholo33 Kananoe Apetina OS Kananoe Apetina34 Palumeu OS Palumeu35 Tepu OS Tepu*) nog niet geopend op het moment van de School Mapping
©Minov, Onderzoek & Planning 18
Het onderzoek is zowel kwalitatief als kwantitatief van opzet. Het kwantitatieve deel heeft betrekking op feiten en cijfers die verzameld werden met gesloten vragen als op informatie die verkregen is uit het EMISS van de afdeling O&P. Het kwalitatieve deel beschrijft de meningen van leerkrachten en ouders verkregen door diepte interviews.
5.1 Populatie en steekproef
Het aantal scholen dat aan het onderzoek heeft meegedaan is 34. Op elke school zijn de schoolleiders en leerkrachten geïnterviewd. De schoolleiders werden nadrukkelijk gevraagd om deel te nemen aan het interview, aangezien deze vragenlijst specifieke onderwerpen (materiële middelen van de school) bevat die het best door de schoolleider (of diens vervanger) beantwoord zouden kunnen worden. Geen van de schoolleiders of hun vervangers heeft geweigerd te participeren in het onderzoek. Het totale aantal bevraagde leerkrachten op de bezochte scholen is 65. Er is gebruik gemaakt van een selecte steekproef waarbij voornamelijk de leerkrachten uit de leerjaren 1 en 6 zijn gevraagd of zij aan het interview wilden deelnemen. Er is voor de leerjaren 1 en 6 gekozen, omdat cijfers (Jaarboek Onderwijsindicatoren 2007‐2008, MINOV, afdeling Onderzoek en Planning) aantonen dat het aantal drop‐outs en zittenblijvers in deze leerjaren het grootst is. Indien een leerkracht om welke reden dan ook niet heeft willen/kunnen participeren, is een collega leerkracht uit andere leerjaren gevraagd deel te nemen aan het interview. De resultaten zijn dus niet volledig generaliseerbaar naar alle leerkrachten uit leerjaar 1 en 6, aangezien er ook leerkrachten uit andere leerjaren in de interviews participeerden. Bij de beschrijving van de resultaten wordt er een overzicht gegeven van het aantal leerkrachten per school dat aan de interviews heeft meegedaan in verhouding tot het aantal aanwezige leerkrachten op die school. De ouders/ verzorgers hebben uit ‘goodwill’ geparticipeerd in het onderzoek. Er heeft samen met het schoolhoofd een introductie/kennismakingsronde plaatsgevonden in het dorp, dus in de nabijheid van de school, waarna de ouders persoonlijk door de interviewers uitgenodigd werden om deel te nemen aan het onderzoek. Weigeringen hebben slechts 2 keer plaatsgevonden: in het ene geval kwam de ouder net van haar kostgrond en was moe, in het andere geval is de reden onbekend. Er wordt niet gesuggereerd dat de verkregen resultaten betrekking hebben op alle ouders van het hele Oost‐Surinamegebied, maar slechts op die ouders die in de nabijheid van de school woonden en die bereid waren aan het interview te participeren. Ouders hebben de mogelijkheid gehad hun mening te uiten en waardevolle informatie te verstrekken ten behoeve van de doelstelling van dit onderzoek. Iedere getuigenis is voor ons belangrijk, ook al zijn de verzamelde getuigenissen niet te generaliseren naar alle ouders van het Oost‐Surinamegebied. In totaal participeerden 75 ouders in het onderzoek.
5.2 Meetinstrument
Voor het onderzoek zijn er vragenlijsten gebruikt voor de schoolleiders, voor leerkrachten en voor de ouders. Schoolleiders, leerkrachten en ouders werden bevraagd door middel van gestandaardiseerde vragenlijsten. Elke vragenlijst bevat zowel gesloten
©Minov, Onderzoek & Planning 19
vragen als open vragen. De antwoorden op de open vragen zijn bij de verwerking zoveel als mogelijk gecategoriseerd. De vragenlijst van de schoolleiders bevat de volgende topics:
• Instructiemateriaal en leermiddelen • Schoolgebouw/ infrastructuur • Schoolfaciliteiten • Geografische ligging • Zittenblijven en drop‐outs • Kosten voor onderwijs
De vragenlijst van de leerkrachten bevat vragen over:
• Motivatie • Opleiding • Cultuur • Functioneren van de school • Zittenblijvers en drop‐outs
De vragenlijst van de ouders richt zich op:
• Huis‐ en familiefactoren • Sociaaleconomische situatie • Opvoedingsprocessen • Intellectueel klimaat van de ouders • Schoolfactoren • Geografische factoren
5.3 Dataverwerking en analyse
De dataverwerking en analyse van de kwantitatieve data zijn via het softwareprogramma SPSS 16.0 gebeurd. De kwalitatieve informatie is handmatig verwerkt, waarbij er inductief te werk is gegaan. De vele verhalen werden gereduceerd tot steekwoorden.
De kwantitatieve gegevens worden in tabellen weergegeven met antwoordfrequenties en bijbehorende percentages. Interessante samenhangen tussen variabelen worden middels kruistabellen gepresenteerd. Omdat het aantal scholen/schoolleiders een kleine steekproef betreft, kan bij het berekenen van percentages één eenheid verschil in aantal, een relatief grote wijziging in percentages impliceren. Vanwege deze kleine aantallen voeren we geen statistische toetsen uit.
©Minov, Onderzoek & Planning 20
6. Resultaten van het onderzoek
In dit hoodstuk en in hoofdstuk 7,8 en 9 wordt een samenvattende uitleg gegeven van de resultaten van het onderzoek. Gedetailleerde informatie per school is op de afdeling Onderzoek en Planning digitaal beschikbaar. Zoals eerder in het rapport vermeld, is het onderzoek uitgevoerd in het schooljaar 2008‐2009 in het district Marowijne en in een aantal dorpen in het district Sipaliwini. Allereerst wordt ingegaan op de resultaten van de schoolleiders (hoofdstuk 7), vervolgens de leerkrachten (hoofdstuk 8) en ten slotte de ouders (hoofdstuk 9). Hieronder treft u eerst (algemene) data en indicatoren van de bezochte scholen over het schooljaar 2008‐2009, zodat u een beeld heeft van de situatie van het onderwijs in het gebied. Deze data/ indicatoren zijn gegenereerd uit de bestaande EMISS op de afdeling Onderzoek en Planning.
©Minov, Onderzoek & Planning 21
Tabel 2 Overzicht van het aantal leerlingen naar leerjaar en geslacht
De scholen verschillen qua grootte (totaal aantal leerlingen) en niet alle scholen hebben kleuterklassen en/of zes leerjaren. Van de 34 scholen zijn 15 openbaar en de rest valt onder het beheer van een gemeente. In totaal zitten er in de 34 scholen van het bezochte gebied, 5228 leerlingen op de leerschool (eerste tot en met het zesde leerjaar). Met het kleuteronderwijs erbij, komt het aantal op 6143 leerlingen. Op ALLE 34 scholen zijn in bijna alle leerjaren (behalve leerjaar 6) meer jongens in de klassen (leerjaren) dan meisjes waarbij het aantal jongens in het laatste leerjaar, dus het zesde
Scho
ol
Type
Leerjaar
Totaal
Leerjaar
Totaal
Totaal Leerjaar
1‐6,Kl A en Kl B
1 2 3 4 5 6 KLA KLBM V M V M V M V M V M V M V M V
EBGS‐WANHATTI EBG 2 5 6 1 4 2 6 5 2 1 4 1 39 0 5 3 1 9 48ST. ANGELINE RKBO 9 4 8 4 7 3 6 3 8 2 6 4 64 64LEONARD LEITZEL WESLEYAA
NS 6 12 16 12 10 10 10 2 4 7 3 4 96 6 5 4 6 21 117
HADJI A. SIREGAR SIS 15 18 18 11 23 19 15 16 19 14 13 18 199 18 14 16 7 55 254ST. THERESIA RKBO 46 31 31 36 32 37 28 24 24 26 14 31 360 24 24 16 18 82 442O.S. SANTEN OPENBAAR 19 14 45 25 32 34 36 34 20 34 6 20 319 319FRED. MURRAY EBG 62 37 42 28 29 37 25 28 29 37 14 20 388 34 24 20 30 108 496O.S. WONOREDJO OPENBAAR 56 45 43 32 58 47 51 35 28 33 18 52 498 20 31 51 549LA PROVIDENTIA RKBO 13 8 15 12 18 11 14 10 12 10 7 11 141 11 8 19 160ST. PETRUS
CLAVERSCHOOL RKBO 7 3 4 5 5 7 2 33 2 2 7 4 15 48
O.S. BAMBI OPENBAAR 18 13 9 11 21 7 11 8 9 11 7 12 137 17 10 24 19 70 207EMANUEL DAKETI EBG 12 9 7 5 6 2 41 2 7 6 12 27 68ST. ANTONIUS
(MAROWIJNE) RKBO 18 6 10 13 12 15 9 12 9 10 4 9 127 4 4 4 3 15 142
IPOROMAN 7E DAG 2 5 7 6 4 1 4 3 5 2 6 45 6 1 7 52J.H. AARON EBG 14 10 15 9 7 12 11 6 11 10 5 7 117 8 11 9 12 40 157ST. GERARDUS
(Marowijne) RKBO 17 18 33 19 24 19 18 22 15 10 8 14 217 14 13 9 15 51 268
O.S. ALBINA OPENBAAR 12 10 27 26 31 31 38 33 30 24 17 35 314 314O.S. BIGI STON OPENBAAR 8 14 11 10 12 5 6 7 4 4 5 7 93 4 2 5 8 19 112O.S. Maria's Hoop OPENBAAR 7 4 7 4 3 2 5 6 1 39 5 4 3 2 14 53GRAMMAN C.
FORSTER EBG 8 14 14 6 3 8 5 4 6 2 5 6 81 0 2 6 8 16 97
ANTON DONICI RKBO 7 7 19 6 4 13 2 9 7 8 2 1 85 3 2 7 3 15 100O.S. LOKA LOKA OPENBAAR 19 15 20 12 11 9 9 6 1 2 6 2 112 6 9 8 7 30 142O.S. AMPUMATAPU OPENBAAR 13 14 24 21 33 20 17 14 8 9 4 9 186 8 7 5 3 23 209O.S. GAKABA OPENBAAR 41 50 34 29 21 20 17 18 19 12 9 15 285 8 10 19 7 44 329PRINSES BEATRIX EBG 16 16 27 16 25 11 3 7 4 4 5 9 143 8 5 14 19 46 189O.S.
GONINIMOFOKREEK OPENBAAR 10 14 13 9 14 4 10 14 12 7 1 1 109 5 7 12 5 29 138
O.S.MANLOBI OPENBAAR 14 12 9 9 10 12 9 9 9 7 6 5 111 5 3 11 4 23 134JOHANNES BANDA EBG 7 3 6 5 5 4 5 4 7 7 3 3 59 59MOOITAKI EBG 7 8 8 6 9 7 10 7 5 3 2 4 76 76GRAMAN AKONTOE
VELANTI OPENBAAR 43 28 27 26 19 17 18 13 5 20 11 6 233 21 11 32 265
EBGS‐GODOHOLO EBG 41 22 30 15 17 15 12 10 11 10 7 7 197 197O.S. KANANOE
APETINA OPENBAAR 6 5 14 14 4 14 9 10 76 0 2 1 3 6 82
O. S. PALUMEU OPENBAAR 13 9 11 10 5 8 6 5 8 3 9 4 91 10 5 4 2 21 112O.S. TEPU OPENBAAR 20 26 12 8 7 6 4 5 3 7 11 8 117 6 6 5 10 27 144
TOTAAL 608 509 622 461 525 462 436 385 340 336 218 326 5228 197 183 276 259 915 6143
©Minov, Onderzoek & Planning 22
leerjaar afneemt. Nationaal is het ook de trend dat er in de leerjaren 1‐5 procentueel meer jongens zitten dan meisjes. In het zesde leerjaar neemt het aantal jongens in verhouding tot het aantal meisjes af en zijn de jongens zelfs ondervertegenwoordigd in het laatste jaar van het GLO. Dit gegeven duidt op een verminderde participatie van jongens in de laatste jaren van het GLO en dus op vroege schoolverlaters bij vooral de jongens. Tabel 3 Overzicht van het aantal leerlingen per leerjaar
School Leerjaar1 2 3 4 5 6 KLA KLB
EBGS‐WANHATTI 7 7 6 11 3 5 5 4 ST. ANGELINE 13 12 10 9 10 10LEONARD LEITZEL 18 28 20 12 11 7 11 10 HADJI A. SIREGAR 33 29 42* 31 33 31* 32 23 ST. THERESIA 77* 67* 69* 52* 50* 45* 48 34 O.S. SANTEN 33 70* 66* 70* 54* 26FRED. MURRAY 99^ 70^ 66* 53* 66* 34* 58 50 O.S. WONOREDJO 101^ 75* 105^ 86^ 61* 70* 51 LA PROVIDENTIA 21 27 29 24 22 18 19 ST. PETRUS CLAVERSCHOOL 10 9 5 9 4 11 O.S. BAMBI 31 20 28 19 20 19 27 43 EMANUEL DAKETI 21 12 8 9 18 ST. ANTONIUS (MAROWIJNE) 24 23 27 21* 19* 13* 8 7 IPOROMAN 7 13 5 7 7 6 7 J.H. AARON 24 24 19 17 21 12 19 21 ST. GERARDUS(Marowijne) 35* 52* 43* 40 25 22 27 24 O.S. ALBINA 22* 53* 62* 71* 54 52O.S. BIGI STON 22* 21 17 13* 8 12* 6 13 O.S. Maria's Hoop 11 11 5 5 6 1 9 5 GRAMMAN C. FORSTER 22 20 11 9 8 11 2 14 ANTON DONICI 14 25 17 11 15 3 5 10 O.S. LOKA LOKA 34* 32* 20 15 3 8 15 15 O.S. AMPUMATAPU 27 45* 53^ 31 17 13 15 8 O.S. GAKABA 91* 63* 41* 35 31 24 18 26 PRINSES BEATRIX 32 43 36 10 8 14 13 33 O.S. GONINIMOFOKREEK 24 22 18 24 19 2 12 17 O.S.MANLOBI 26 18 22 18 16 11 8 15 JOHANNES BANDA 10 11 9 9 14 6MOOITAKI 15 14 16 17 8 6GRAMAN AKONTOE VELANTI 71* 53* 36 31 25 17 32 EBGS‐GODOHOLO 63* 45 32 22 21 14O.S. KANANOE APETINA 11 28 18 19 2 4 O. S. PALUMEU 22 21 13 11 11 13 15 6 O.S. TEPU 46* 20 13 9 10 19 12 15
TOTAAL 1117 1083 987 821 690 544 380 535
Uit tabel 3 blijkt dat er klassen zijn op bepaalde scholen met relatief weinig kinderen (soms zelf maar 1 leerling in een leerjaar). De getallen met een * hebben een parallelklas (dus als er in een cel een totaal van 77* voorkomt wil dat zeggen dat er twee klassen zijn van het zelfde leerjaar met twee leerkrachten). Getallen met een ^ hebben drie klassen ( dus drie klassen van het zelfde leerjaar met drie leerkrachten).
©Minov, Onderzoek & Planning 23
Tabel 4 Overzicht van het percentage zittenblijvers naar leerjaar
School Leerjaar
Gemiddeld 1 2 3 4 5 6
EBGS‐WANHATTI 42.9 0.0 50.0 36.4 0.0 20.0 24.9 ST. ANGELINE 38.5 8.3 60.0 33.3 0.0 0.0 23.4 LEONARD LEITZEL 38.9 53.6 45.0 0.0 0.0 0.0 22.9 HADJI A. SIREGAR 12.1 24.1 19.0 22.6 12.1 16.1 17.7 ST. THERESIA 11.7 22.4 7.2 19.2 20.0 22.2 17.1 O.S. SANTEN 30.3 30.0 18.2 17.1 7.4 11.5 19.1 FRED. MURRAY 28.3 27.1 33.3 37.7 48.5 23.5 33.1 O.S. WONOREDJO 25.7 28.0 19.0 7.0 6.6 2.9 14.9 LA PROVIDENTIA 14.3 33.3 13.8 20.8 18.2 11.1 18.6 ST. PETRUS CLAVERSCHOOL 20.0 0.0 20.0 0.0 10.0 O.S. BAMBI 38.7 15.0 60.7 42.1 20.0 31.6 34.7 EMANUEL DAKETI 14.3 25.0 25.0 21.4 ST. ANTONIUS (MAROWIJNE) 8.3 17.4 29.6 19.0 42.1 15.4 22.0 IPOROMAN 28.6 0.0 20.0 14.3 0.0 0.0 10.5 J.H. AARON 8.3 4.2 15.8 0.0 14.3 0.0 7.1 ST. GERARDUS (Marowijne) 8.6 11.5 14.0 22.5 16.0 4.5 12.9 O.S. ALBINA 13.6 20.8 16.1 21.1 11.1 17.3 16.7 O.S. BIGI STON 22.7 19.0 5.9 30.8 0.0 50.0 21.4 O.S. Maria's Hoop 45.5 9.1 60.0 0.0 0.0 100.0 35.8 GRAMMAN C. FORSTER 40.9 40.0 27.3 44.4 12.5 9.1 29.0 ANTON DONICI 14.3 60.0 23.5 18.2 0.0 0.0 19.3 O.S. LOKA LOKA 26.5 53.1 35.0 20.0 0.0 37.5 28.7 O.S. AMPUMATAPU 11.1 35.6 22.6 3.2 0.0 0.0 12.1 O.S. GAKABA 42.9 44.4 31.7 8.6 6.5 8.3 23.7 PRINSES BEATRIX 40.6 41.9 25.0 10.0 0.0 7.1 20.8 O.S. GONINIMOFOKREEK 20.8 31.8 22.2 0.0 0.0 0.0 12.5 O.S.MANLOBI 46.2 0.0 0.0 0.0 6.3 0.0 8.7 JOHANNES BANDA 50.0 54.5 22.2 22.2 0.0 0.0 24.8 MOOITAKI 20.0 7.1 0.0 5.9 0.0 33.3 11.1 GRAMAN AKONTOE VELANTI 52.1 47.2 16.7 45.2 12.0 5.9 29.8 EBGS‐GODOHOLO 46.0 44.4 21.9 9.1 4.8 0.0 21.0 O.S. KANANOE APETINA 72.7 14.3 0.0 0.0 21.8 O. S. PALUMEU 45.5 33.3 23.1 18.2 18.2 7.7 24.3 O.S. TEPU 34.8 30.0 0.0 11.1 0.0 10.5 14.4
TOTAAL 29.9 29.5 21.4 17.5 13.8 12.7 20.8
De zittenblijverspercentages (zie bovenstaande tabel) zijn in bepaalde leerjaren (bijvoorbeeld in het eerste leerjaar) erg hoog. Gemiddeld heeft het gebied een zittenblijverspercentage van bijna 21%. Het zittenblijverspercentage in het eerste leerjaar is zoals het nationaal ook het geval is, het hoogst (gemiddeld bijna 30% op de scholen in dit gebied). Echter het gebied ‘scoort’ qua zittenblijverspercentages hoger dan het nationaal gemiddelde (zie Jaarboek Onderwijsindicatoren). Wanneer wij de data van tabel 3 en 4 vergelijken gaat de bewering ook niet altijd op dat kleine klassen (dus klassen met weinig leerlingen) beter presteren, want ook in die klassen liggen de zittenblijverspercentages erg hoog. In tabel 4 zijn er ook zittenblijverspercentages van 0%. Hier gaat het in de meeste gevallen om kleine klassen van enkele (bijvoorbeeld 3) leerlingen. Sommige scholen hebben niet alle leerjaren. De cellen (leerjaren) staan dan leeg in tabel 4. Het hoge zittenblijverspercentage in het eerste leerjaar duidt op een zwakke voorbereiding op de leerschool en op een slechte aansluiting van het kleuteronderwijs (is ook niet in elk gebied/ op elke school aanwezig) op de leerschool.
©Minov, Onderzoek & Planning 24
Tabel 5 Overzicht van het geslacht en de kwalificatie van leerkrachten per school School Gemeente Leerkrachten kwalificatie
M V Totaal GLO I
III BA OA DK HFD KA HKL Onbekend
EBGS‐WANHATTI EBG 0 4 4 2 1 1 ST. ANGELINE RKBO 2 5 7 1 1 5 LEONARD LEITZEL WESLEYAANS 0 10 10 1 7 1 1HADJI A. SIREGAR SIS 1 11 12 4 6 2 ST. THERESIA RKBO 0 19 19 5 6 8 O.S. SANTEN OPENBAAR 1 11 12 5 1 6 FRED. MURRAY EBG 0 18 18 6 9 3 O.S. WONOREDJO OPENBAAR 0 21 21 2 7 12 LA PROVIDENTIA RKBO 1 10 11 2 1 2 5 1 ST. PETRUS CLAVERSCHOOL RKBO 0 5 5 1 2 1 1O.S. BAMBI OPENBAAR 1 11 12 5 2 5 EMANUEL DAKETI EBG 0 6 6 1 3 1 1 ST. ANTONIUS (MAROWIJNE) RKBO 0 20 20 4 1 11 2 1 1IPOROMAN 7E DAG 0 4 4 1 3 J.H. AARON EBG 0 8 8 1 2 5 ST. GERARDUS(Marowijne) RKBO 1 18 19 4 2 1 12 O.S. ALBINA OPENBAAR 0 12 12 1 1 1 8 1O.S. BIGI STON OPENBAAR 2 10 12 2 4 3 2 1O.S. Maria's Hoop OPENBAAR 2 3 5 4 1 GRAMMAN C. FORSTER EBG 1 5 6 3 2 1 ANTON DONICI RKBO 0 8 8 2 4 1 1O.S. LOKA LOKA OPENBAAR 1 6 7 1 4 2 O.S. AMPUMATAPU OPENBAAR 1 9 10 1 3 4 1 1O.S. GAKABA OPENBAAR 2 8 10 3 1 4 1 1PRINSES BEATRIX EBG 0 3 3 1 2 O.S. GONINIMOFOKREEK OPENBAAR 0 10 10 2 3 3 2 O.S.MANLOBI OPENBAAR 1 7 8 2 3 2 1JOHANNES BANDA EBG 2 1 3 3 MOOITAKI EBG 1 2 3 1 1 1 GRAMAN AKONTOE VELANTI OPENBAAR 0 10 10 1 2 6 1 EBGS‐GODOHOLO EBG 1 4 5 3 2 O.S. KANANOE APETINA OPENBAAR 3 3 6 1 2 1 2 O. S. PALUMEU OPENBAAR 0 6 6 1 1 2 2O.S. TEPU OPENBAAR 5 4 9 1 1 7
TOTAAL 29 292 321 47 44 53 130 21 1 7 15 37E dag: Zevendaags Adventisten EBG: Evangelische Broedergemeenschap Suriname RKBO: Rooms Katholiek Bijzonder Onderwijs SIS: Stichting Islamitische Gemeente Suriname Wesleyaans: Wesleyaanse Gemeente
Er zijn nog veel onbevoegde (leerkrachten die niet voldoen aan de vereiste opleiding) leerkrachten in het gebied. Er zijn in totaal 53 leerkrachten met een Boslandakte en 21 met een akte van Districtskwekeling (zie tabel 5). Indien wij streven naar gelijkheid in het onderwijs over alle gebieden heen, dan moet ernaar gestreefd worden dat alle leerkrachten de vereiste upgrading krijgen zodat de kwalificatie standaarden die nationaal gelden voor leerkrachten, ook toegepast worden in deze regio’s/ gebieden.
©Minov, Onderzoek & Planning 25
Beleidsvoorstel Binnen 5 jaren moeten leerkrachten met een Boslandakte of akte voor Districtskwekeling de vereiste kwalificaties hebben behaald voor het lesgeven op de lagere school, m.a.w. deze groep leerkrachten moet vanuit het beleid verplicht worden gesteld om zich verder bij te scholen. Thans werkt het MINOV aan het upgraden van alle leerkrachten. Er worden verschillende bijscholingscursussen georganiseerd die ook leerkrachten met een Boslandakte of akte voor Districtskwekeling meer handvatten biedt voor het verzorgen van goed onderwijs.
Tabel 6 Pupil Teacher Ratio (PTR)
School Leerjaar
1 2 3 4 5 6 EBGS‐WANHATTI 14 17 8 ST. ANGELINE 13 12 10 9 10 10 LEONARD LEITZEL 18 28 20 12 11 7 HADJI A. SIREGAR 33 29 21 31 33 16 ST. THERESIA 39 34 35 26 25 23 O.S. SANTEN 33 35 33 35 27 26 FRED. MURRAY 33 23 33 27 33 17 O.S. WONOREDJO 34 38 35 29 31 35 LA PROVIDENTIA 21 27 29 24 22 18 ST. PETRUS CLAVERSCHOOL 10 9 5 9 O.S. BAMBI 31 20 28 19 20 19 EMANUEL DAKETI 21 12 8 ST. ANTONIUS (MAROWIJNE) 24 23 27 11 10 7 IPOROMAN 20 12 13 J.H. AARON 24 24 19 17 21 12 ST. GERARDUS(Marowijne) 18 26 22 40 25 22 O.S. ALBINA 11 27 31 36 54 52 O.S. BIGI STON 11 21 17 7 8 6 O.S. Maria's Hoop 11 11 5 5 7 GRAMMAN C. FORSTER 22 20 11 17 11 ANTON DONICI 14 25 17 11 15 3 O.S. LOKA LOKA 17 16 20 15 3 8 O.S. AMPUMATAPU 27 23 18 31 17 13 O.S. GAKABA 46 32 21 35 31 24 PRINSES BEATRIX O.S. GONINIMOFOKREEK 24 22 18 24 19 2 O.S.MANLOBI 26 18 22 18 16 11 JOHANNES BANDA 21 18 20 MOOITAKI 43 33 GRAMAN AKONTOE VELANTI 36 27 36 31 25 17 EBGS‐GODOHOLO 32 45 32 22 35 O.S. KANANOE APETINA 11 28 18 19 O. S. PALUMEU 22 21 13 11 11 13 O.S. TEPU 23 20 13 9 10 19
Opmerking bij tabel 6: Blauw geeft aan dat een leerkracht in twee leerjaren lesgeeft. Groen geeft aan dat een leerkracht zowel in leerjaar 1,2 5 en 6 lesgeeft. Voor de Prinses Beatrix school kunnen we geen PTR berekenen omdat in ons bestand deze informatie ontbreekt.
©Minov, Onderzoek & Planning 26
Tabel 6 is een overzicht van de ‘Pupil Teacher Ratio’ (PTR). De Pupil Teacher Ratio geeft aan hoeveel leerlingen er zijn in een (1) klas voor een (1) leerkracht; dus het aantal leerlingen per leerkracht. De situatie is echter wat ingewikkeld op enkele scholen. Er zijn zogenaamde’combinatieklassen’ waarbij 1 leerkracht les geeft aan leerlingen van verschillende leerjaren. Combinatieklassen zijn natuurlijk een extra belasting voor de leerkracht en de leerkrachten zijn niet getraind of voorbereid op het geven van les in combinatieklassen. Dit heeft natuurlijk invloed op de prestatie en de kwaliteit van het onderwijs op deze scholen! Sommige scholen hebben ook een PTR van boven de toegestane norm van 40 leerlingen per leerkracht. Overvolle klassen hebben ook een negatief effect op de kwaliteit van het onderwijs
Beleidsvoorstel Leerkrachten die lesgeven in combinatieklassen moeten daarvoor speciaal getraind worden.
©Minov, Onderzoek & Planning 27
7. Resultaten van het onderzoek bij de schoolleiders
7.1 Algemene informatie
In totaal werden 35 scholen bezocht. Er is 1 nieuwe school (OS Ricanao Mofo) die in de periode van de interviews net was opgeleverd, maar nog niet van start was gegaan. Leermiddelen en meubilair waren nog niet aangeleverd, terwijl de leerkrachten wel waren aangetrokken. Om die reden is deze school niet verder in het onderzoek betrokken en worden de resultaten van 34 scholen gepresenteerd. Op alle 34 bezochte scholen zijn de schoolleiders, 11 mannen en 23 vrouwen, of hun vervangers geïnterviewd. Het instrument voor het interview omvat de volgende topics:
• Instructiemateriaal en leermiddelen • Gebouw/ infrastructuur • Schoolfaciliteiten • Geografische ligging • Zittenblijvers en drop‐outs • Kosten voor onderwijs
In de vragenlijsten zijn middelen geëvalueerd gebruik makend van categorieën zoals slecht, gemiddeld, goed etc. In dit rapport worden de ‘beoordelingen’ van de schoolleiders en de leerkrachten weergegeven. Uiteraard zijn deze beoordelingen subjectief. Als wij letten op gelijkheid (M.D.G.‐ goals) zouden de leermiddelen moeten voldoen aan wat ‘nationaal’ aanvaardbaar is en wat als kindvriendelijk gecategoriseerd kan worden. Wij hebben echter nergens een norm gevonden voor het beoordelen/ evalueren van leermiddelen/ faciliteiten.
7.2 Leermiddelen en instructie materiaal
In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de leermiddelen en het instructiemateriaal op de 34 scholen. Bij de categorieën ‘tekort’ en ‘onaanvaardbare staat’ zijn de percentages berekend op basis van de aanwezigheid van het materiaal op de scholen (dit is de noemer van de berekening). Tabel 7 Overzicht van leermiddelen en instructie materiaal Leermiddelen en instructie materiaal Niet aanwezig Aanwezig Tekort Onaanvaardbare staat
Tafels leerlingen 0 34 (100%) 18 (52.9%) 9 (26.5%) Stoelen leerlingen 0 34 (100%) 17 (50%) 9 (26.5%) Bureau leerkrachten 15 19 (55.9%) 3 (15,8 %) 2 (10,5%) Stoelen leerkrachten 0 34 (100%) 14 (41.2%) 9 (26.5%) Schoolboeken 3 31(91.2%) 18 (58,1%) 13 (41.9%) Schoolbord 0 34 (100%) 10 (29.4%) 7 (20.6%) Krijt 0 34 (100%) 10 (29.4%) 1 (2.9%) Televisie 30 4 (11.8%) 0 (0%) 0 (0%) DVD 31 3 (8.8%) 0 (0%) 0 (0%) Kopieerapparaat 30 4 (11.8%) 0 (0%) 1(25%) Computer 33 1 (2.9%) 0 (0%) 0 (0%) Aanschouwelijk materiaal 29 5 (14.7%) 0 (0%) 0 (0%) Sportmateriaal 0 34 (100%) 20 (58.8%) 5 (14.7%)
©Minov, Onderzoek & Planning 28
Meubilair Van de 34 scholen beschikken 18 over onvoldoende tafels voor de leerlingen (52.9%). Er zijn 9 scholen (26.5%) die beschikken over tafels die in onaanvaardbare staat zijn voor de leerlingen Slechts de helft van de schoolleiders(50℅) heeft voldoende stoelen ter beschikking voor de leerlingen. Op 9 scholen (26.5%) verkeren de stoelen in een onaanvaardbare staat . Er zijn 15 scholen waar de leerkrachten geen bureaus hebben, maar gebruik maken van een tafel van de leerlingen of een ‘ geïmproviseerd’ bureau. Van de 19 schoolleiders die wel beschikken over bureaus voor de leerkrachten (55.9 %), beschikken er 3 (15,8%) over onvoldoende bureaus voor de leerkrachten; van 2 schoolleiders (10.5%) zijn de bureaus in onaanvaardbare staat. Op alle bezochte scholen zijn er stoelen voor de leerkrachten aanwezig. Er is een tekort aan stoelen voor de leerkrachten op 14 scholen (41.2%), 9 van de 34 scholleiders geven aan dat de stoelen (26.5%) in onaanvaardbare staat verkeren. Leer en hulpmiddelen Van de 34 scholen zijn er 31 scholen waar er schoolboeken aanwezig zijn. Op 3 scholen zijn de schoolboeken nog niet ontvangen uit de stad en verzorgen de leerkrachten de les door die op het bord over te schrijven. Meer dan de helft van de scholen waar er boeken zijn, geeft aan over onvoldoende schoolboeken te beschikken (58,1 %). 13 schooleiders (41.9%) vinden de staat van de schoolboeken onaanvaardbaar. Van de 31 scholen die beschikken over schoolboeken geven 23 (74.2%) schoolleiders aan dat het niveau goed is. Geen van de schoolleiders beoordeelt het niveau van de schoolboeken slecht. Alhoewel de schoolleiders aangeven dat de inhoud van de boeken goed is, blijkt dat zij van mening zijn dat de inhoud van de boeken niet goed aansluit op de belevingswereld van de kinderen. De basis aan de hand waarvan de inhoud van de boeken als ‘goed’ beoordeeld wordt, is niet duidelijk geworden tijdens het onderzoek. Dit resultaat duidt op een sterk sociaal wenselijk antwoord of men heeft de vraag misschien niet goed begrepen. Tabel 8 Type materiaal/ boeken en de mate van aanpassing aan de culturele context
Soort materiaal/ boeken Totaal
Aanpassing curriculum aan de culturele context
Nederlands/ stedelijk
Mix van Nederlands, stedelijk en eigen cultuur
Aangepast aan eigen culturele context
Slecht 9 9 0 18 (52.9%)Gemiddeld 2 11 0 13 (38.2%)goed 1 0 2 3 (8.8%)Totaal 12 (35.3%) 20 (58.8%) 2 (5.9%) 34 (100%)
Het overgrote deel van de schoolleiders (94.1℅) geeft te kennen dat de inhoud van de boeken een combinatie is van het Nederlands, de stad en de eigen cultuur. Uit de bovenstaande kruistabel valt op dat de meeste schoolleiders vinden dat het curriculum
©Minov, Onderzoek & Planning 29
slecht is aangepast aan de culturele context (52.9 %). Er zijn 2 schoolleiders die aangeven dat het curriculum is aangepast aan de culturele context van de leerlingen.
Beleidsvoorstel Een uitgebreid onderzoek geleid door de afdeling Curriculum Ontwikkeling moet uitmaken of de boeken inhoudelijk veranderd zijn en wat als ‘goed’ bevonden wordt door de schoolleiders. Voorts moet er goed gekeken worden hoe karakteristieken van gebieden (zowel stad als binnenland) goed geïntegreerd kunnen worden in het curriculum zodat het alle kinderen in Suriname aanspreekt.
10 van de 34 schooleiders (29.4%) beschikken over onvoldoende schoolborden. Onder dit percentage valt ook de behoefte aan een extra geruit bord of prikbord. Het merendeel van de schoolleiders (70.6℅) beschikt over voldoende schoolborden. Op de vraag naar de staat waarin de schoolborden verkeren, geven slechts 7 schoolleiders (20.6℅) aan dat de schoolborden in slechte staat verkeren. Als scholen aangeven een tekort aan krijt te hebben (29.4%), hebben ze in de meeste gevallen een tekort aan kleurkrijt. Er zijn scholen die per schooljaar 1 doos kleurkrijt ontvangen die bestemd is voor de hele school. De voorziening van krijt vindt elk jaar plaats, doch in een aantal gevallen onvoldoende. Slechts 1 school (2.9%) geeft aan dat de staat waarin het krijt verkeert, slecht is. 4 scholen beschikken over een televisie (11.8℅), en maken daar tijdens de les ook gebruik van. De staat waarin de tv’s verkeren is volgens de 4 schoolleiders (100 ℅) goed. Vermeldenswaard is dat al deze televisies schenkingen zijn van donoren of eigendom van het schoolhoofd. De overige 30 scholen beschikken niet over een televisie. 3 (8.8℅) van de 34 schoolleiders hebben de beschikking over een dvd‐ apparaat voor de school en maken daar tijdens de les ook gebruik van. Deze apparaten bevinden zich in goede staat. Van de 34 scholen, geven slechts 4 schoolleiders(11.8℅) aan over een kopieerapparaat te beschikken, dat verkregen is door schenkingen. De scholen die beschikken over een kopieerapparaat hebben gedurende de hele dag elektriciteit. Slechts 1 van de 4 schoolleiders vindt dat het kopieerapparaat in slechte staat verkeert. Slechts 1 school (2.9%) beschikt over een computer. Van de 34 schoolleiders geven 29 (85.3 ℅) aan niet over aanschouwelijk materiaal te beschikken. Alle schoolleiders vinden de kwaliteit van het aanschouwelijk materiaal aanvaardbaar. Meer dan de helft van de scholen (58.8℅) geven aan over onvoldoende sportmateriaal te beschikken. Slechts 5 van de 34 schoolleiders(14.7℅) vinden de staat van het sportmateriaal slecht. Vermeld moet worden dat alle scholen in het land niet lang
©Minov, Onderzoek & Planning 30
geleden zijn voorzien van een sportkit uit UNICEF‐fondsen. Het kan zijn dat men het beschikken over een speelveld ook als ‘sportmateriaal’ opvat.
7.3 Infrastructuur
In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de lokalen en dienstwoningen op de bezochte scholen. Tabel 9 Overzicht van lokalen en dienstwoningen op de bezochte scholen
Niet aanwezig
Aanwezig Tekort Onaanvaardbare staat
Lokalen (leerjaar 1‐6) 0 34 (100%) 19 (55.9%) 12 (35.3%)Kleuterlokalen 2 32 (94.1%) 14 (43.8%) 9 (28.1%)Dienstwoningen 5 29 (85.3%) 22 (75.9%) 15 (51.7%)
Uit de bovenstaande tabel kan geconcludeerd worden dat 19 van de 34 schoolleiders (55.9℅) aangeven over onvoldoende lokalen te beschikken. Er zijn 12 schoolleiders (35.3℅) die aangeven dat de klassen in onaanvaardbare staat verkeren. Van de 32 schoolleiders op wier school er kleuterklassen aanwezig zijn, vinden 14 (43.8℅) het aantal kleuterklassen onvoldoende. De staat waarin de kleuterklas verkeert is voor 9 schoolleiders (28.1%) onaanvaardbaar. Verder geven 22 schoolleiders aan dat zij onvoldoende dienstwoningen hebben (75.9%). Van de 29 schoolleiders met dienstwoningen, vinden 15 (51.7%) de staat van de dienstwoningen onaanvaardbaar.
Beleidsvoorstel Het garanderen van basisvoorzieningen (verblijf, veiligheid, gezondheidsvoorzieningen) voor leerkrachten. Het werven en aantrekkelijk maken voor afgestudeerde leerkrachten voor het lesgeven in het binnenland wordt steeds een moeilijker opgave voor het ministerie. Willen wij steeds meer en betere leerkrachten in het binnenland hebben, dan moeten de bovengenoemde basisvoorzieningen gegarandeerd zijn. Er zal vanuit het beleid van het ministerie samen met andere sectoren harder gewerkt moeten worden om steeds meer leerkrachten bereid en enthousiast te krijgen om te onderwijzen in ‘verre’ gebieden.
Tabel 10 Randvoorwaarden van het schoolgebouw
Niet aanwezig Aanwezig Onaanvaardbare staat
Dak 1 33 (97.1%) 15 (45.5%)Afwatering 15 19 (55.9%) 8 (42.1%)Plafond 5 29 (85.3%) 9 (31%)Muren 2 32 (94.1%) 6 (18.8%) Vloer 0 34 (100%) 7 (20.6%)Omrastering school 30 4 (11.8%) 1 (25%)Verlichting in de klassen 15 19 (55.9%) 6/18 (33.3%)* Toiletten 3 31 (91.2%) 12/30 (40%)* *)enkele uitspraken over ‘de staat’ ontbreken, de noemer waarvan de staat wel bekend is wordt gebruikt.
©Minov, Onderzoek & Planning 31
Het materiaal van het dak van alle 34 scholen (100%) is van zinkplaten. Op 1 school ontbreken enkele zinkplaten van het dak (2.9%) en wordt daarom aangemerkt als ‘niet aanwezig’. De staat van het dak van de school (ingeval aanwezig) wordt door 15 van de 33 schoolleiders (45.5℅) slecht bevonden. De tabel geeft aan dat 19 van de 34 schoolleiders (55.9℅) zegt dat er wel een afwatering systeem aanwezig is, terwijl 15 schoolleiders (44.1℅) niet beschikken over een afwateringssysteem. Over de kwaliteit van de afwatering zijn de meningen van de schoolleiders verdeeld. Voor 8 schoolleiders is de afwatering onaanvaardbaar (42.1%). Op 5 scholen (14.7%) geven de schoolleiders aan dat (er delen van) het plafond niet aanwezig is (zijn). Voor 9 schoolleiders (31.0℅) is het plafond in onaanvaardbare staat. Opvallend is dat 2 schoolleiders van de 34 aangeven dat er geen muren aanwezig zijn (5.9%). Dit heeft te maken met het feit dat het onderwijs op 1 school (in een bepaald leerjaar) door gebrek aan lokalen wordt verzorgd in een tent. Op een andere school is er een houten muur die grote gaten heeft en op instorten staat. Meer dan de helft van de 32 schoolleiders die verklaren dat er muren zijn (59.4 ℅), geeft aan dat de muren in goede staat verkeren. Voor 6 van de 32 schoolleiders (18.8℅) verkeren de muren in slechte staat. Op alle scholen is er een vloer aanwezig. Er zijn 7 schoolleiders die de vloer onaanvaardbaar (20.6%) vinden. Van de 34 schoolleiders geven slechts 4 (11.8℅) aan dat er wel een omrastering aanwezig is op de school. Van de 4 schoolleiders beoordelen 3 (75℅) de kwaliteit van de omrastering goed en 1 schoolleider vindt de omrastering onaanvaardbaar (25%). Verlichting op de scholen is soms noodzakelijk tijdens donkere, bewolkte dagen. Uit het aantal van 34 geven 19 schoolleiders (55.9%) aan te beschikken over verlichting/armatuur, terwijl de overige schoolleiders aangeven dat deze voorziening niet aanwezig is op hun school (44.1%). Er zijn 16 van de 34 scholen die beschikken over electriciteit (47.1%), hiervan zijn er 13 scholen die verlichting en armatuur in de klas hebben (81.2%). De overige scholen kunnen de verlichting slechts gebruiken op momenten dat er brandstof aanwezig is en de lichtmotor kan worden opgestart. De scholen die niet beschikken over elektriciteit kunnen geen gebruik maken van electrische apparaten. Slechts 3 van de 34 schoolleiders (8.8%) geven aan niet over toiletten te beschikken, terwijl het grootste aantal (91.2℅) aangeeft wel over toiletten te beschikken. Van 1 van de 31 scholen die over toiletten beschikt, is de staat onbekend. Voor de overige 30 scholen, vinden 12 schoolleiders (40%) de staat onaanvaardbaar.
©Minov, Onderzoek & Planning 32
Tabel 11 Faciliteiten die ondersteunend zijn voor het onderwijs op school
Faciliteiten Aanwezig Onaanvaardbare staat
Bibliotheek 10 (29.4%) 2 (20%)Gymzaal 0 NvtComputerlokaal 0 Nvt Leraarskamer 2 (5.9%) 0Magazijn 22 (64.7%) 5 (22.7%)Fietsenhok 1 (2.9%) 1 (100%) Sportveld/ speeltuin 20 (58.8%) 7 (35%)Drinkwater 33 (97.1%) 16 (48.5 %)Elektriciteit 16 (47.1%) ‐
Het blijkt dat 24 schoolleiders (70.6℅) niet beschikken over een bibliotheek, terwijl 10 (29.4℅) aangeven wel hierover te beschikken. De 24 schoolleiders die niet beschikken over een bibliotheek, geven aan wel leesboeken ter beschikking te hebben die zijn uitgestald op een boekenrek in het magazijn of in een klas. De meeste schoolleiders die beschikken over een bibliotheek, geven aan dat de kwaliteit van de boeken goed is. Slechts 2 schoolleiders vinden de staat van de bibliotheek onaanvaardbaar (20%). Tabel 12 Bibliotheekgebruik
Aantal %
1‐5 keren per week 11 32.3 1‐2 keren per maand 2 5.9 Geen gebruik 11 32.3 Onbekend 10 29.4
Totaal 34 100
Beleidsvoorstel Het lezen en dus het gebruik van de bibliotheek moet gestimuleerd worden. Bij het ontbreken van een bibliotheek kunnen ook ‘leeshoeken’ in de klassen met kinderboeken die (Surinaamse) kinderen aanspreken het leesgedrag bevorderen.
11 van de 34 scholen geeft aan dat zij meerdere keren per week de leerlingen gebruik laten maken van de bibliotheek. Eveneens 11 scholen maken nog geen gebruik van de bibliotheek. Geen van de 34 schoolleiders beschikt over een gymzaal en een computerlokaal. Over het materiaal en de kwaliteit hiervan worden om die reden geen uitspraken gedaan. Slechts 2 scholen (5.9℅) beschikken over een lerarenkamer. Beide schoolleiders (100%) vinden de lerarenkamer in goede staat bevindt. Op 12 scholen (35.3℅) is er geen magazijn aanwezig. Reservemateriaal wordt bij het ontbreken van een magazijn bewaard in een kast of een boekenrek. Voor 5 schoolleiders (22.7%) is het magazijn in onaanvaardbare staat.
©Minov, Onderzoek & Planning 33
Slechts 1 school (2.9℅) van de 34 beschikt over een fietsenhok dat gebouwd is uit een combinatie van verschillend materiaal. De kwaliteit hiervan wordt slecht bevonden door de schoolleider. Een percentage van 58.8℅ (20 van de 34 schoolleiders) beweert dat de school wel beschikt over een sportveld of speeltuin, terwijl 41.2℅ (14 schoolleiders) aangeeft dat de school geen sportveld of speeltuin tot haar beschikking heeft. Uit de tabel blijkt dat 7 schoolleiders (35℅) de kwaliteit van het sportveld/ de speeltuin slecht vinden. In de gebieden langs de kustvlakte beschikken 10 scholen (29.4%) over waterleiding. In de andere bezochte gebieden is deze faciliteit echter niet aanwezig. Volgens 23 schoolleiders (67.6%) maakt men gebruik van drinkwater uit de regenpijp dat opgevangen wordt in een tank, of van rivierwater.Voor 16 schoolleiders (van de 33 schoolleiders die verklaren (drink)water te hebben), is het water van onaanvaardbare kwaliteit om als drinkwater te kunnen gebruiken. Uit het aantal van 34 schoolleiders, geven 16 (47.1℅) te kennen dat de school beschikken over elektriciteit. Deze scholen bevinden zich voornamelijk in de kustvlakte. Het resterende deel van de scholen is gelegen in het binnenland (52.9℅) en beschikken overdag, dus tijdens schooluren niet over elektriciteit.
7.4 Geografische ligging Tabel 13 Afstand van dorp naar school
Aantal
Varen N.V.T. 2 15 en 30 min varen 4 30 min – 1uur varen 10 > 1 uur varen 6 Onbekend 12 Totaal 34 Lopen N.V.T 10 < 15 min lopen 3 15 en 30 min lopen 4 30 min‐ 1uur lopen 1 > 1 uur lopen 2 Totaal 20 Onbekend 14 Totaal 34 Rijden N.V.T. 6 < 15 min rijden 1 15 en 30 min rijden 3 30 min‐ 1uur rijden 1 > 1 uur rijden 1 Onbekend 22
Totaal 34 *) N.V.T. = niet van toepassing De grootste afstanden die kinderen in dit gebied moeten afleggen om de school te bereiken zijn volgens 6 schoolleiders (17.6%) meer dan een uur varen. Er zijn 10
©Minov, Onderzoek & Planning 34
schoolleiders die leerlingen op hun school hebben die tussen 30 minuten en een uur moeten varen. De grootste afstand die kinderen te voet moeten afleggen om de school te bereiken is volgens 3 schoolleiders (8.8%) meer dan een half uur lopen. Er zijn 4 schoolleiders (11.8%) die aangeven dat er leerlingen de school bezoeken die een kwartier tot een half uur moeten lopen. Op 10 scholen is het niet mogelijk om te voet de school te bereiken (29.4%). Op 1 school moeten de leerlingen langer dan een uur rijden om de school te bereiken. De afstand die overbrugd moet worden is niet gemakkelijk voor ouders, zeker als er geen voorzieningen aanwezig zijn zoals schoolvervoer.
Beleidsvoorstel Om de vergelijking van onderwijsvoorzieningen en faciliteiten mogelijk te maken, zodat het streven naar de gelijkheid op het gebied van onderwijs haalbaar en aanvaardbaar wordt, is het van belang dat er nationale normen, maatstaven en standaarden voor deze onderwijsfaciliteiten en voorzieningen worden vastgesteld en formeel ‘zichtbaar’ worden gemaakt. Niet altijd kan men werken met internationale normen. Er moet heel goed nagegaan worden wat realistisch en haalbaar is voor Suriname, zonder dat er inbreuk wordt gepleegd op het recht op goed onderwijs. Uiteindelijk moet dit proces ertoe leiden dat situaties qua voorzieningen en faciliteiten niet veel meer verschillen van elkaar.
7.5 Overzicht van andere belangrijke diensten in de omgeving
Tabel 14 Diensten/faciliteiten in de omgeving Niet aanwezig Aanwezig op school Aanwezig (< 1 km) Aanwezig (> 1km) Onbekend
Telefoon 22 (64.7%) 4 (11.8%) 3 ( 3/8=37.5%) 5 (62.5%) ‐Bank 23 (67.6%) ‐ 5 (5/11=45.4%) 6 (54.5%) ‐Gezondheidscentrum 3 (8.8%) ‐ 16 (16/29=55.2%) 13 (44.8%) 2 (5.9%)Internet 25 (73.5%) ‐ 2 (2/9= 22.2%) 7 (77.8%) ‐Zender 16 (47.1%) ‐ 11 (11/18=61.1%) 7 (38.9%) ‐Mediatheek 26 (76.5%) 1 (2.9%) 2 (2/6=33.3%) 4 (66.7%) 1 (2.9%)Cybercafe 27 (79.4%) ‐ 2 (2/6=33.3%) 4 (66.7%) 1 (2.9%)Winkel 12 (35.2%) ‐ 20 (20/22=90.9%) 2 (9.1%) ‐
Er zijn 22 schoolleiders (64.7%) die niet beschikken over telefoon op school, terwijl 4 (11.8%) hierover wel beschikken. Het spreekt voor zich dat telefoonverbinding erg belangrijk is voor de communicatie met andere scholen, het ministerie, met ouders en een belangrijk middel is ten behoeve van het managen van een school. 3 Schoolleiders (37.5%) geven aan dat er buiten de school telefoonverbinding beschikbaar is op een afstand van minder dan 1 kilometer. Voor 4 scholen is dat op een afstand van 1 tot 15 kilometer. 1 schoolleider moet een afstand van 15 tot 25 kilometer afleggen om gebruik te kunnen maken van de telefoon. In bepaalde gebieden van Oost‐Suriname is er nog steeds geen mobiele telefoonverbinding.
©Minov, Onderzoek & Planning 35
Beleidsvoorstel Scholen die niet beschikken over een telefoonverbinding maar waar er wel netwerk aanwezig is voor mobiele telefoonverbinding, zouden voorzien moeten worden van tenminste 1 mobiele telefoon met een vast beltegoed.
Het percentage van 8.8℅ (3 schoolleiders) geeft aan dat er geen gezondheidscentrum/ polikliniek ter beschikking is in de omgeving van de school. Er zijn 16 schoolleiders (55.2℅) die aangeven dat er wel een gezondheidscentrum staat op een afstand van minder dan een kilometer. 25 schoolleiders (73.5℅) van de 34 geven aan geen internet ter beschikking te hebben. 2 schoolleiders (22.2℅) beweren dat er minder dan 1 kilometer afgelegd moet worden om gebruik te kunnen maken van internetfaciliteiten. 7 schoolleiders (77.8℅) geven aan dat een afstand van meer dan 1 kilometer overbrugd moet worden om gebruik te kunnen maken van internetfaciliteiten. 16 schoolleiders (47.1℅) geven aan dat er geen zender in het dorp is waarvan de school gebruik mag maken. Het percentage van 79.4℅ (27 schoolleiders geeft aan dat er geen cybercafé ter beschikking is. 2 schoolleiders (22.3℅) geven te kennen dat ze wel beschikken over cybercafés die liggen op een straal van minder dan 1 kilometer. Uit het aantal van 34 schoolleiders, geven 12 (35.2℅) te kennen dat er geen winkels aanwezig zijn in de directe omgeving. Er zijn 20 schoolleiders (90.9℅) die aangeven dat er winkels aanwezig zijn binnen een straal van 1 kilometer.
7.6 Andere kwesties die een effect hebben op het onderwijs
Het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling vraagt een ouderbijdrage van SRD 10,‐ per kind per schooljaar bij inschrijving op de Openbare scholen. De scholen die onder het beheer van de verschillende gemeenten (bijzondere scholen) vallen, vragen een bedrag tussen de SRD 85 en SRD 115, ‐ per kind per schooljaar. Voor de meeste ouders in het binnenland is het een grote opgave om dit bedrag neer te tellen voor meestal meer dan 1 schoolgaand kind. Ook in het pilot SMO is het hoge inschrijfgeld aangegeven als reden voor het niet sturen van een kind naar school.
Opmerking: Er wordt momenteel door UNICEF in samenwerking met het MINOV een studie/onderzoek (Child Friendly Budget Study) gedaan met als doel de kosten in het onderwijs in kaart te brengen en aanbevelingen te doen met betrekking tot het kostenaspect in het onderwijs.
©Minov, Onderzoek & Planning 36
Beleidsvoorstel De kwestie van inschrijfgelden op bijzondere/ gemeentescholen speelt al jaren. Er moet met heel veel spoed aandacht besteed worden, niet alleen aan deze kwestie die betrekking heeft op het bijzonder / gemeenteonderwijs, maar ook aan andere issues die te maken hebben met het onderwijs op gemeentescholen (zoals bijdrage (subsidies) van de overheid, onderhoud van schoolgebouwen en de standaarden waaraan deze moeten voldoen, middelenvoorziening).
7.7 Drop‐outs Tabel 15 Reden voor drop‐ outs van jongens op de onderzochte scholen Reden voor drop‐out jongens Aantal %
Geen betaling schoolgelden 1 2.9Verhuizing vanwege baan 5 14.7Overgeplaatst naar andere school
2 5.9
Anders 21 61.8Onbekend 5 14.7
Totaal 34 100
Uit het onderzoek blijkt dat geen betaling van schoolgelden door 1 van de 34 schoolleiders (2.9℅) wordt aangegeven als reden voor drop‐out. Verhuizing vanwege baan wordt door 5 schoolleiders (14.7℅) vernoemd , als reden voor het vroege schoolverlaten. Het overplaatsen naar een andere school, wordt door 2 schoolleiders (5.9℅) als reden gezien voor drop‐out, terwijl 21 schoolleiders (61.8℅) andere redenen noemen voor drop‐out zoals culturele factoren, werk op de goudvelden, ‘hossel’ in het gebied. Tabel 16 Reden voor drop‐ out van meisjes op de onderzochte scholen Reden voor drop‐out meisjes Aantal %
Onbekend 1 2.9Werk op kostgrond 1 2.9Overgeplaatst naar andere school 1 2.9Zwanger/ uitgehuwelijkt 21 61.8Afgeschreven wegens leeftijd 5 14.7Anders 1 2.9Onbekend 4 11.8Totaal 34 100
Zwanger raken of huwelijk is volgens 21 schoolleiders (61.8℅) de voornaamste reden voor drop‐ out bij de meisjes. Eén schoolleider (2.9℅) geeft aan dat het werken op de kostgrond een reden is voor drop‐ out van meisjes. De overplaatsing naar een andere school wordt door één schoolleider ( 2.9℅) eveneens genoemd als reden voor drop‐ out van meisjes. Het afschrijven wegens leeftijd wordt voor 5 schoolleiders (14.7℅) beschouwd als reden voor het uitvallen van meisjes, terwijl 1 schoolleider ( 2.9℅) een andere reden (geen motivatie) opgeeft voor drop‐ out. Huisbezoeken door leerkrachten zijn niet gebruikelijk. Als leerkrachten een wandeling maken in het dorp en ouders van drop‐outs tegenkomen wordt er wel geïnformeerd naar de kinderen en worden ze gestimuleerd om alsnog de school te bezoeken.
©Minov, Onderzoek & Planning 37
Beleidsvoorstel De administratie van scholen moet zodanig ingericht zijn dat de redenen voor het verlaten van een school verplicht/ continu geregistreerd wordt. Ook moet het beleid ten aanzien van het gebruik van leerlingnummers scherper gesteld worden, waarbij bij inschrijving/ afschrijving landelijk vanuit het MINOV, scholen verplicht worden op afschrijvingsformulieren/ mutatieformulieren het leerlingennummer in te vullen.
Beleidsvoorstel Er moeten regelmatig in samenwerking met andere sectoren opvoedingsprogramma’s/ voorlichting gegeven worden die zich richten op het belang van ( participatie in) het onderwijs, het voorkomen van tienerzwangerschappen, het belang van het feit dat beide geslachten naar school gaan en deze ook afmaken. Voorts moeten er meer ondersteunende diensten (zoals Inspectie, afdeling Begeleiding) ter plaatse aanwezig zijn. Schoolleiders moeten meer autonomie krijgen ten aanzien van het managen van een school en hiermee ook meer verantwoordelijkheid voor het onderwijs op hun school tonen. Huisbezoekjes of contact met ouders door leerkrachten moeten meer en op continue basis gebeuren.
Tabel 17 Voorstellen voor aanpak van drop‐outs
Aantal %
Communicatie met ouders en leerlingen 2 5.9 Bewustwording leerlingen/ouders 2 5.9 Ouderparticipatie 2 5.9 Voedingsprojecten 1 2.9 Huisbezoekjes afleggen 1 2.9
Schoolleiders vinden het moeilijk om met voorstellen te komen voor het terugdringen van om drop‐outs. Volgens enkelen is een manier om wegblijvers aan te pakken: communicatie en bewustwording van ouders en leerlingen en het bevorderen van ouderparticipatie. Zittenblijvers Tabel 18 Redenen voor zittenblijvers
Aantal %
Geen begeleiding leerlingen 2 5.9 Leerlingen niet gemotiveerd 5 14.7 Armoede (eenoudergezinnen) 3 8.8 Verzuim leerlingen 4 11.8 Verzuim leerkrachten 1 2.9 Geen begeleiding/ participatie ouders 5 14.7 Geen huiswerk 1 2.9 Problemen met rekenen 1 2.9 Problemen met taal 7 20.6 Geen Kleuter Onderwijs 1 2.9 Gebrek leermiddelen 1 2.9
De meest genoemde redenen voor het zittenblijven zijn volgens de schoolleiders de taalproblematiek (20.6%), geen gemotiveerde leerlingen (14.7%), geen begeleiding en participatie van de zijde van de ouders (14.7%) en verzuim van leerlingen (11.8%).
©Minov, Onderzoek & Planning 38
Tabel 19 Oplossingen om het zittenblijven aan te pakken
Aantal %
Extra begeleiding (bijlessen) 5 14.7 Bewustwording ouders/ouderparticipatie 7 20.6 Begeleiden leerlingen in eigen taal 1 2.9 Meer aanschouwelijk materiaal 1 2.9 Remedial Teaching Klas 1 2.9 Begeleiding leerkrachten 1 2.9 Minder verzuim 1 2.9 Voldoende leermiddelen 1 2.9 Kleinere klassen 1 2.9 Opzetten eigen bibliotheek en mediatheek 1 2.9
Als oplossingsmodellen voor het tegengaan van het zittenblijven vernoemen de schoolleiders de bewustwording en participatie van ouders in het onderwijs (20.6%) en extra begeleiding voor de leerlingen (14.7%). Wij suggereren dat het hier gaat om zaken die te maken hebben met de taal. Als overige aanpakken worden genoemd: remedial teaching, begeleiding, ondersteuning van leerkrachten, kleinere klassen. Tijdens onze observaties en gesprekken met ouders en verzorgers, is zowel tijdens het pilotonderzoek als het onderzoek in het Oost‐Surinamegebied, de taal die thuis gebezigd wordt (Aucaans, inheemse talen) in bijna alle gevallen de ‘lokale’ taal en niet het Nederlands of zelfs het ‘Sranantongo’. In vele gevallen (vooral in gebieden waar er geen toegang is tot het kleuteronderwijs) komen kinderen onvoldoende voorbereid of bijna niet voorbereid (vooral wat de taal betreft) op de leerschool. Dit verklaart natuurlijk de hoge zittenblijverspercentages (zie tabellen in het begin van dit hoofdstuk) in vooral het eerste leerjaar van het GLO.
Beleidsvoorstel Er moet in samenwerking met deskundigen (curriculumdeskundigen en deskundigen op het gebied van taal) nagegaan worden hoe het ‘taalprobleem’, dat niet alleen een probleem is dat zich voordoet in het binnenland, effectief aangepakt kan worden. Het probleem met de taal heeft een behoorlijke invloed op de prestaties van kinderen in het GLO.
Aan de schoolleiders werd gevraagd aspecten op te noemen die het onderwijs op hun school (en daarmee de schoolprestaties) beïnvloeden. Bij deze vraag mochten schoolleiders meerdere zaken opnoemen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van zaken die volgens de schoolleiders het onderwijs belemmeren.
©Minov, Onderzoek & Planning 39
Tabel 20 Aspecten die het onderwijs belemmeren Aantal %
Taalbarrière 9 26.5 Geen elektriciteit 1 2.9 Ontbreken communicatiemiddelen 3 8.8 Geen toekomstperspectief 1 2.9 Schoolleider overbelast 30 88Geen mediatheek 2 5.9 Sanitaire voorzieningen (gebrek aan toiletten) 5 14.7 Geen inspecteur 1 2.9 Tekort bevoegde leerkrachten 5 14.7 Gebrek aan onderwijswoningen (huisvesting leerkrachten) 6 17.6 Gebrek aan lokalen (klassen te groot) 3 8.8 Gebrek aan meubilair 1 2.9 Rekenproblemen 1 2.9 Begeleiding leerkrachten en leerlingen 1 2.9 Gebrek aan leermiddelen 1 2.9 Probleemgedrag leerlingen 2 5.9 Verzuim van leerlingen 5 14.7 Ontbreken van kindvriendelijk milieu 1 2.9Ouderbijdrage/ inschrijfgeld 1 2.9 Geen betrokkenheid ouders 7 20.6 Analfabetisme 1 2.9 Huiselijke problemen (armoede) 2 5.9 Voeding 2 5.9
Schoolleiders geven aan dat zij in plaats van het managen van de school ook nog belast worden met taken zoals het invallen in de klas bij afwezigheid van leerkrachten, het zoeken voor oplossingen voor problemen die de school regarderen, het invullen van enquetes en vragenlijsten, het volgen van trainingen die elkaar overlappen, enzovoort. De belangrijkste problemen waarmee school volgens hen te kampen heeft zijn de taalbarrière (26.5%), gebrek aan huisvesting voor leerkrachten (17.6%), onbevoegde leerkrachten (14.7%). (Zie tabellen in het begin van dit hoofdstuk), verzuim van de leerlingen (14.7%) en de geringe betrokkenheid van de ouders (20.6%). Volgens schoolleiders kan de schoolparticipatie worden bevorderd door de betrokkenheid en bewustwording van ouders te vergroten (20.6%) en meer aanschouwelijk materiaal aan de leerlingen te bieden zodat het onderwijs aantrekkelijker wordt (11.8%). Voorts worden zaken genoemd als meer groepswerk in de klas (5.9%), een bibliotheek/ mediatheek, een kindvriendelijk milieu op school en meer begeleiding en bijlessen voor de leerlingen (5.9%).
7.8 Non School Mapping
Tijdens deze tweede School Mapping onderzoek zijn er ook (toevallig) dorpen bezocht waar er geen scholen zijn en kinderen noodgedwongen elders (in een ander gebied) onderwijs volgen. Gebaseerd op deze ervaringen is de noodzaak gebleken om onderzoek in gebieden uit te voeren waar er wel mensen wonen en waar (niet perse) scholen aanwezig zijn. Het ministerie zal samen met andere instanties nagaan hoe dit onderzoek het beste uitgevoerd kan worden. De afdeling Onderzoek en Planning heeft reeds in haar planning opgenomen volgend jaar (2011) een ‘echte’ aanvang te maken met de ‘Non School Mapping’ .
©Minov, Onderzoek & Planning 40
Zie hieronder een overzicht van de bezochte dorpen waar de onderzoekers geen scholen hebben aangetroffen maar waar wel de behoefte aan onderwijs of aan scholen is. Tabel 21 Bezochte dorpen met dringende vraag naar onderwijs
Dorp Aantal inwoners Aantal kinderen beneden de 15 jaar
Kawemhakan (Anapaike) 220 55Cottica aan de Lawa 607 286Lensedede onbekend* 80Granbori onbekend 200Stoelmanseiland (wel school, onvoldoende plaatsingsmogelijkheid) 4096 2104*In deze dorpen zijn er wel ‘genoeg’ kinderen aangetroffen om ter plaatse een school te beginnen
Beleidsvoorstel Het is ook belangrijk bewoonde gebieden te bezoeken waar er geen scholen zijn om na te gaan of de behoefte aan onderwijs in die gebieden aanwezig is. De plannen voor het uitvoeren van een dergelijk onderzoek zijn er al en moeten tegen het einde van dit jaar ‘vormen’ beginnen te krijgen.
7.9 Conclusie schoolleiders
Uit de gesprekken, interviews en observaties met de schoolleiders is waardevolle informatie verkregen met betrekking tot de materiële omstandigheden op de scholen en de problemen in de verschillende gebieden die te maken hebben met de toegang tot onderwijs en participatie en prestatie van kinderen in het onderwijs in deze gebieden. Bekijken we het instructiemateriaal dat er op de scholen wordt gebruikt, dan wordt dit volgens de schoolleiders elk jaar aangevuld door het ministerie, doch in onvoldoende mate. Niet alle kinderen beschikken over een eigen boek bij de verschillende vakken, wat extra belastend werkt voor de leerkrachten (de lessen worden dan bijvoorbeeld overgeschreven op het bord). De schoolboeken vallen vaak letterlijk uit elkaar bij herhaald gebruik (materiaal niet duurzaam), maar ook wordt aangegeven dat leerlingen niet netjes omspringen met de boeken en die beschadigen. Een maatregel die vele scholen treffen om beschadiging van de boeken te voorkomen is de schoolboeken uitsluitend op school te gebruiken en die niet mee te sturen naar huis.
©Minov, Onderzoek & Planning 41
Beleidsvoorstel Leermiddelen / boeken moeten van duurzaam, maar bovenal voor het onderwijs en het kind, van aantrekkelijk materiaal vervaardigd zijn. Leerlingen moeten vaker bewust gemaakt worden van het feit dat alles geld en energie kost en moeten aangeleerd worden zuinig om te springen met leermiddelen en boeken. Samen met de afdeling Curriculum ontwikkeling en andere afdelingen moet nagegaan worden hoe het curriculum zowel uiterlijk als inhoudelijk aantrekkelijker gemaakt kan worden. Ook voor boeken moeten er bepaalde kwaliteitsstandaarden en normen gelden waaraan deze moeten voldoen. Schoolleiders zouden jaarlijks (behoefte) lijsten voor leermiddelen ruim op tijd naar de daarvoor bestemde afdeling opsturen. Een goede schoolleider moet ruim van te voren in staat zijn een zogenaamde ‘Schoolplan’ of behoeftelijst voor het komende schooljaar te kunnen produceren. Bij het ontbreken van bepaald aanschouwelijk materiaal moet er vaker een beroep gedaan kunnen worden op de inventiviteit en creativiteit van leerkrachten en schoolleiders.
Alle schoolleiders vinden het niveau van de schoolboeken goed, echter is het van belang dat er wordt gewerkt aan de aanpassing van de inhoud aan de culturele context/ belevingswereld van de leerlingen. Op dit moment vinden de schoolleiders dat het curriculum meer een combinatie is van het Nederlandse onderwijs en het stedelijke in Suriname. Aspecten uit de eigen leefomgeving herkennen de kinderen niet terug in het onderwijs. Met de hervormingen in het onderwijs moet worden ingespeeld op het aantrekkelijk maken van het curriculum voor kinderen in heel Suriname. Het ontbreken van aanschouwelijk materiaal is een tekortkoming bij het lesgeven voor vele leerkrachten. Voorbeelden die in de schoolboeken worden gegeven verwijzen naar aanschouwelijk materiaal. Dat ontbreekt vaak op de scholen. Vooral bij het vak Natuuronderwijs is het tekort aan aanschouwelijk materiaal groot. Leerkrachten vangen dit op door zelf (of samen met de kinderen) het aanschouwelijk materiaal te vervaardigen. Op de meeste scholen zijn er voldoende schoolborden, maar de behoefte aan een extra schoolbord, een prikbord om platen op te hangen, of een geruit bord is groot. Op de lerarenopleidingen worden de leerkrachten klaargestoomd te werken met al deze middelen. Echter ontbreken de middelen in het veld. Platen worden met plakband aan de muur opgehangen in plaats van aan het prikbord, maar binnen niet al te lange tijd raken deze los. Kleurkrijt ontbreekt vaak op de scholen. Dit is vooral voor de leerkrachten van de onderbouw onmisbaar bij het illustreren van bepaalde voorbeelden. Er zijn enkele scholen die beschikken over een televisie, een computer/ laptop, een dvd speler en een kopieerapparaat, waarvan ook gebruik gemaakt wordt in het onderwijs. Ten overvloede wordt vermeld dat deze middelen in de gebieden tijdens schooluren gebruikt kunnen worden waar er de hele dag elektriciteitsvoorziening is. De genoemde apparaten zijn allemaal schenkingen en niet aangeschaft door de overheid of vanuit de reguliere begroting.
©Minov, Onderzoek & Planning 42
Meubilair voor de leerlingen wordt elk jaar aangevuld door het MINOV, maar het aantal tafels en stoelen dat wordt geleverd is onvoldoende of niet altijd geschikt voor de leerlingen. Er zijn scholen aangetroffen met een overschot aan meubilair voor de onder‐ of bovenbouw, dat in het magazijn worden opgeslagen. Voorts zijn er donoren of instanties die schoolmeubilair ter beschikking stellen voor de scholen in Suriname. Helaas gaat het bij de schenkingen dikwijls om gebruikt meubilair, dat gedeeltelijk beschadigd of niet meer duurzaam is. Evenals bij de leerlingen is er ook een tekort aan meubilair voor leerkrachten. Er zijn scholen waar leerkrachten door een tekort aan bureaus gebruik maken van de tafels en stoelen van de leerlingen. Ook worden soms door de buurtbewoners tafels voor de leerkrachten vervaardigd. De meeste schoolleiders geven aan dat het aantal lokalen op de school onvoldoende is. Klassen zijn te groot en vaker kunnen leerlingen niet ingeschreven worden door een gebrek aan ruimte. Dit leidt ertoe dat kinderen genoodzaakt zijn om thuis te blijven of om hun toevlucht te zoeken in Frans Guyana.
Beleidsvoorstel De mogelijkheid om te starten met combinatieklassen (twee leerjaren in een klas) moet in overweging genomen worden. De richtlijnen ten aanzien van aanpak en vormgeving van het onderwijs in deze combinatieklassen moet duidelijk vanuit het beleid geformuleerd worden en als zodanig in de praktijk toegepast worden. Controle en monitoring van deze combinatieklassen moet op regelmatige basis geschieden.
Beleidsvoorstel In bepaalde gebieden neemt de plaatselijke bevolking toch een stukje verantwoordelijkheid voor het onderwijs door op een of ander manier een bijdrage te leveren. Met voorlichtingsprogramma’s moeten gemeenschappen bewust gemaakt worden van het feit dat het MINOV alleen niet alle problemen van het onderwijs kan aanpakken maar dat de bijdrage van een ieder in deze zeer noodzakelijk is. Men moet vaker verantwoordelijkheid tonen voor het onderwijsgebeuren in zijn of haar gebied.
Sinds de overstromingen zijn de muren en het plafond van scholen beschadigd door het water en of aangetast door houtluizen. Schoolgebouwen die in de afgelopen 5 jaren zijn gerenoveerd zijn nu wederom aan renovatie toe. Dit geldt ook voor de dienstwoningen voor de leerkrachten, die op vele plaatsen in onvoldoende mate aanwezig zijn. Aanvaardbaar drinkwater is slechts op de helft van de scholen beschikbaar. Het merendeel van de scholen in de gebieden die langs de Marowijne, Lawa en de Tapanahony liggen, geven aan regenwater op te vangen in een tank en dat vervolgens te gebruiken als drinkwater. Bij extreme droogte wordt gebruik gemaakt van bron‐ of rivierwater, wat niet veilig is voor de gezondheid.
©Minov, Onderzoek & Planning 43
In de meeste dorpen zijn medische voorzieningen aanwezig. Er zijn gezondheidscentra van de Medische Zending gevestigd waarvan de bewoners van de gebieden gebruik kunnen maken. Waar het verkeer te water plaatsvindt (de dorpen langs de rivier) is er eerder uitzonderlijk een vaste telefoon, een bank, computer‐ of internetfaciliteit of een mediatheek. Het is van belang dat ook in deze gebieden een dependance van deze diensten en faciliteiten worden gebracht. Afstanden die kinderen moeten afleggen om een school te bereiken variëren van enkele minuten lopen tot meer dan een uur varen. De lange afstanden die kinderen te voet of te water moeten afleggen zijn vaak niet vrij van gevaren/obstakels. Voor ouders kunnen deze gevaren op weg van en naar school een reden zijn om hun kinderen thuis te houden. Migratie in het Oost‐Surinamegebied is een veel voorkomend verschijnsel, mede door het ontbreken van vervolgonderwijs in het gebied. De trek van Surinamers naar Frans‐Guyana is groot vanwege de sociale voorzieningen die Frans Guyana te bieden heeft. Toekomstperspectieven zijn volgens ouders uit het gebied beter in Frans Guyana, vandaar dat zij continu bezig zijn met het zoeken naar mogelijkheden om hun kinderen aan de Franse zijde op school te plaatsen. De scholen in Suriname zijn een ‘tijdelijke opvang’; zodra er plaatsingsmogelijkheid bestaat op Frans grondgebied doen zij de oversteek. Vaak met alle gevolgen van dien: geen adequate huisvesting, geen documenten. Bij mislukking keren de ouders terug om de kinderen weer in te schrijven op een school in Suriname. Zittenblijvers komen relatief veel voor in het Oost‐Surinamegebied. Te weinig lokalen met als gevolg te grote klassen zijn zeker een reden hiervoor. Ook de inhoud van de lessen die niet aansluit bij het referentiekader van het kind en de taalbarrière zijn oorzaken voor het zittenblijven. De grote aantallen onbevoegde leerkrachten (zie tabel begin van dit hoofdstuk) hebben zeker ook een impact op de prestaties van de kinderen. Schoolgeld voor de bijzondere scholen vormt een obstakel voor de meeste ouders. Vooral gezinnen met meerdere schoolgaande kinderen worden het meest hierdoor getroffen. Door de hoge kosten zijn ouders vaak genoodzaakt hun kinderen thuis te houden. Er zijn gemeenten die wat verlichting brengen in de zaak door mogelijkheden te bieden om gefaseerd te betalen. Voorts zijn er schoolbesturen die de mogelijkheid bieden aan gezinnen om de ouderbijdrage van maximaal 3 schoolgaande kinderen te betalen. De overige kinderen worden gevrijwaard van de kosten.
©Minov, Onderzoek & Planning 44
8. Resultaten van het onderzoek bij de leerkrachten
In totaal werkten 65 leerkrachten mee aan het onderzoek, 8 mannelijke en 57 vrouwelijke. Er werden zoveel mogelijk leerkrachten van leerjaar 1 en 6 betrokken, omdat cijfers aantonen dat deze leerjaren de meeste zittenblijvers hebben. Als er om bepaalde redenen een leerkracht uit leerjaar 1 of 6 niet kon deelnemen aan het onderzoek, werd een leerkracht uit een ander leerjaar gevraagd om als respondent op te treden. De resultaten zijn daarom niet generaliseerbaar naar alle leerkrachten van leerjaar 1 en 6 in het Oost‐Surinamegebied.
8.1 Beschrijving van de respondenten Tabel 22 Opleiding van de leerkrachten Bevoegdheid M V Tot Percentage
D.K. 1 1 1.5 B.A. 2 15 18 27.7 O.A. 2 24 25 38.4 GLO 1 2 13 15 23.1 H.K.L. ‐ 1 1 1.5 onbekend 1 4 5 7.7
8 57 65 100D.K=Districtskwekeling B.A.=Boslandakte O.A.= Onderwijzersakte GLO 1= Akte voor bekwaamheid voor het lesgeven in het Lager Onderwijs H.K.L.=Hoofdkleuterleidster M= Man V= Vrouw Tot= Totaal
Volgens de bovenstaande tabel hebben 25 van de 65 respondenten een Onderwijzersakte (38.4%), opgevolgd door 18 leerkrachten met een Boslandakte (27.7%). Voorts zijn er 15 leerkrachten die de GLO 1‐ bevoegdheid hebben (23.1%). Tabel 23 Leeftijd en dienstjaren van de leerkrachten
Leeftijd M V Aantal
21‐30 jaar 3 23 2631‐ 40 jaar 2 23 2541‐50 jaar 2 8 1051‐60 jaar 1 3 4Totaal 8 57 65 Dienstjaren Aantal % 1tot en met 5 32 49.2 5 tot en met 10 18 27.6 10 tot en met 15 11 16.9 15 tot en met 20 3 4.6 30 dienstjaren 1 1.5
Totaal 65 100
Meer dan 50 % van de leerkrachten is tussen de 21 en 40 jaar oud. Ongeveer 90% is van het vrouwelijke geslacht. Dit correspondeert met de nationale cijfers en de internationale trend. Uit de cijfers blijkt ook dat het grootste deel maximaal vijf dienstjaren heeft en dus vrij ‘nieuw’ is in het vak.
©Minov, Onderzoek & Planning 45
8.2 Opvattingen en attitudes van leerkrachten
Motivatie met betrekking tot het werk Tabel 24 Periode dat een leerkracht nog in het binnenland wil onderwijzen
Aantal %
Korter dan 1 jaar 13 20 Tussen 1 en 5 jaren 20 30.8 Langer dan 5 jaren 25 38.5 Onbekend 7 10.8
Totaal 65 100
Een vrij groot percentage van de leerkrachten geeft aan langer dan 5 jaren in het binnenland te willen blijven (38.5%), terwijl 13 leerkrachten (20%) binnen een jaar willen stoppen met het lesgeven in het binnenland. In de onderstaande tabel worden de positieve aspecten voor het geven van onderwijs in het binnenland weergegeven. Tabel 25 Prettige (positieve) kanten van het lesgeven
Aantal % tov 65
De ervaring 24 36.9Het functioneren van de school 17 26.1Contact met collega’s 19 29.2Financiële beloning 10 15.4Gezin in het binnenland 21 32.3Leefomstandigheden 13 20Het werken in het binnenland is motiverend 17 26.2Ontplooiingskansen 5 7.7Anders, n.l. helpen het binnenland te ontwikkelen 1 1.5
Eén van de belangrijkste redenen waarom men wil lesgeven in het binnenland, is de ervaring die leerkrachten opdoen (36.9%) en het feit dat hun gezin/ familie ook in het binnenland woonachtig is (32.3%). Tevens zijn er leerkrachten die het contact met collega’s beschouwen als een motivatie (29.2%). Op de vraag of leerkrachten behoefte hebben aan een andere job, geven 56 van de 65 leerkrachten (86,2%) aan dat ze die behoefte niet hebben. Slechts 5 van de 65 respondenten (7.7%) geven aan van wel. Er is gevraagd naar de reden voor de behoefte aan een andere job. Leerkrachten geven aan dat het salaris en de leefomstandigheden een rol spelen. Voorts willen zij verder studeren in de stad. Op de vraag hoe zij toch gemotiveerd blijven, wordt als reden opgegeven dat het vooral de liefde voor het kind is (36%) en dat het lesgeven in het binnenland een bewuste keus is geweest (13.8%). Van de 13 respondenten die binnen het jaar weg willen uit het gebied, zeggen 12 ervan dat ze geen behoefte hebben aan een andere job, maar elders als leerkracht willen werken.
©Minov, Onderzoek & Planning 46
Beleidsvoorstel Het MINOV moet interactief afstandsonderwijs introduceren voor leerkrachten. Dit onderwijs wordt ontwikkeld door en voor leerkrachten die ter plekke met bepaalde problemen te maken krijgen, zodat de lessen praktisch en oplossingsgericht zijn.
Beleidsvoorstel Salarissen van leerkrachten moeten de belangrijkste kosten van levensonderhoud dekken (minimum Benchmark). Leerkrachten moeten met hun volle aandacht en energie op school kunnen functioneren en zich niet bezig houden met een tweede baan om te kunnen overleven of zich druk maken over andere voorzieningen zoals huisvesting en veiligheid, doorgroeimogelijkheden, mogelijkheden voor het upgraden. Wanneer leerkrachten zich gaan bezig houden met het ‘druk maken’ om deze zaken zal dit zeker van invloed zijn op de kwaliteit van het onderwijs. Learning/ multifunctionele centra voor leerkrachten waar zij bij elkaar kunnen komen om ervaringen te delen en waar zij over het onderwijsgebeuren kunnen praten, moeten in verschillende gebieden neergezet worden en effectief in gebruik genomen worden.
Opleiding en training Tabel 26 Tevreden over de gevolgde opleiding
Aantal %
Ja 51 78.5 Nee 14 21.5 Totaal 65 100
Van de 65 leerkrachten zijn slechts 14 (21.5%) ontevreden over de gevolgde opleiding. De meesten geven aan er tevreden over te zijn. Op de vraag over welk aspect van de opleiding zij tevreden zijn geven 11 leerkrachten (16.9%) aan ‘de aansluiting tussen theorie en praktijk’. Op de vraag over het volgen van trainingen en bijscholingscursussen geven 15 van de 65 leerkrachten aan nooit een training te hebben gevolgd (23.1%). Van 23 leerkrachten (35.4%) is het niet bekend of zij ooit een training hebben gevolgd. De overige 27 leerkrachten (41.4%) hebben in de afgelopen tien jaren wel een training gevolgd.
©Minov, Onderzoek & Planning 47
Tabel 27 Naam Training/ bijscholingscursus: Naam Aantal %
Malariapreventie 1 1.5Didactische vaardigheden 4 6.1Bijscholingscursussen (naam onbekend) 10 15.4Natuuronderwijs 2e leerjaar 2 3.1Beip‐ training 4 6.1Opleiding tot Boslandonderwijzeres (B.A) 1 1.5Training en bijscholen aardr. en Ned 1 1.5Training om mensen te leren lezen 1 1.5Trainingen op school 1 1.5Lezen en rek. 3 4.6Training Stg. Sucet 4 6.1Computerles 1 1.5Training Learn‐project 1 1.5Hoofdkleuterleidster 1 1.5Kindvriendelijk onderwijs 2 3.1E.H.B.O.‐training 1 1.5Vroege kindstimulatie (E.C.D) 1 1.5Opmerking: de term training (zoals bovenstaande tabel aangeeft) wordt verschillend geïnterpreteerd. De tabel geeft een overzicht van de trainingen die bij deze vraag zijn opgenoemd (zowel de trainingen die direct met het onderwijs als indirect met het onderwijs te maken hebben).
Beleidsvoorstel Er moet vanuit het beleid van het ministerie een verbeterde controle uitgeoefend worden op de verschillende soorten trainingen en de inhoud van de verzorgde trainingen aan leerkrachten. Sterke monitoring, evaluatie en controle op dit gebied zullen ertoe leiden dat het ministerie een beter ‘zicht’ op zaken zal hebben.
Beleidsvoorstel In de training van leerkrachten moet worden meegenomen dat toekomstige leerkrachten moeten kunnen werken met de faciliteiten / tools die ter plaatse beschikbaar zijn. De training moet leerkrachten voorbereiden op het kunnen werken met verscheidenheid/ in verschillende situaties/ diversiteit.
Sociaal Culturele vragen Behalve het Nederlands worden in het Oost‐Surinamegebied ook andere talen gesproken. Deze zijn onder andere het Aucaans, Paramaccaans, Sranangtongo en de inheemse talen. Tabel 28 Spreekt leerkracht de lokale taal
Aantal %
Ja 39 60 Nee 17 26.2 Een beetje 7 10.8 Onbekend 2 3.1 Totaal 65 100
Meer dan de helft van de leerkrachten (60%) spreekt de lokale taal.
©Minov, Onderzoek & Planning 48
Tabel 29 Kent leerkracht de lokale cultuur Aantal %
Ja 30 46.2 Nee 15 23.1 Onbekend 20 30.8 Totaal 65 100
Er zijn 30 leerkrachten (46.2%), die de plaatselijke cultuur van de gemeenschap kennen, terwijl 15 leerkrachten (23.1%) aangeven die niet te kennen. Van 20 leerkrachten is hun mening onbekend (30.8%). Op de vraag op welke wijze zij de lokale cultuur betrekken tijdens het lesgeven, geven zij aan dat zij de leerstof beter kunnen vertalen/ uitleggen, dat zij beter kunnen inspelen op de belevingswereld van de leerlingen en zich kunnen inleven in de situatie van de leerlingen als zij meer weet hebben van de lokale cultuur. Functioneren van de school Leerkrachten werden gevraagd om de tekorten op school aan te geven waarmee zij te maken hebben. De zaken die het meest door hun zijn opgenoemd waren: tekort aan leerkrachten, slechte huisvesting, sanitaire faciliteiten, tekort aan leer‐ en hulpmiddelen. Op de vraag welke zaken het onderwijs in het gebied bevorderen, geven leerkrachten de volgende aspecten aan: sterke schoolleiding (10.8%), nette school (15,4%), goede samenwerking tussen de collega’s, weinig verzuim onder de leerlingen (7,8%). Betrokkenheid van ouders bij de school Ten aanzien van de betrokkenheid van de ouders bij de school geven 28 leerkrachten aan dat ouders onvoldoende betrokken zijn (43.1%), terwijl 19 (29.2%) vinden dat de ouders voldoende betrokken zijn. Van 18 leerkrachten (27.7%) is hun mening onbekend. Tabel 30 Verbetering van de betrokkenheid van de ouders
Aantal %
Oprichting oudercommissie 1 1.5Meer ouderbijeenkomsten /ouderochtenden 39 60Alfabetiseringscursussen 2 3.1Band leerkrachtouders versterken 1 1.5Huisbezoeken organiseren 4 6.2Info verschaffen over het nut van onderwijs 2 3.1Strakke schoolleiding 1 1.5
Het merendeel van de leerkrachten (60%), geeft aan dat de betrokkenheid van de ouders kan worden verbeterd door meer ouderbijeenkomsten en ouderochtenden te organiseren.
©Minov, Onderzoek & Planning 49
Het curriculum Tabel 31 Leerkracht tevreden over inhoud van de schoolboeken
Aantal %
Ja 44 67.7 Nee 20 30.8 onbekend 1 1.5 Totaal 65 100
Ten aanzien van de inhoud van de schoolboeken geven 44 leerkrachten (67.7%) aan dat zij tevreden hierover zijn. Toch wordt door een aantal leerkrachten aangegeven dat de inhoud van de boeken niet helemaal aansluit op de belevingswereld van de kinderen.
Opmerking: De begrippen ‘inhoud’ en ‘tevreden’ zijn zeer subjectief. Het doorvragen: ‘leg uit waarom leerlingen voldoende kunnen leren uit de schoolboeken’ heeft dan ook weinig informatie opgeleverd.
Tabel 32 Tevredenheid over het materiaal van de schoolboeken
Aantal %
Ja 22 33.8 Nee 39 60 Onbekend 4 6.2
Totaal 65 100
Het materiaal waarvan de schoolboeken zijn vervaardigd is niet naar tevredenheid van 39 leerkrachten (60%), terwijl 22 leerkrachten (33.8%) daar wel tevreden over zijn. De ontevreden leerkrachten geven aan dat de boeken versleten zijn en snel uit elkaar vallen. Tabel 33 Tevredenheid over het aantal schoolboeken
Aantal %
Ja 26 40 nee 38 58.5 Onbekend 1 1.5 Totaal 65 100
Van de 65 leerkrachten zijn 38 (58.5%) ontevreden over het aantal schoolboeken dat de school ter beschikking heeft voor de leerlingen. Tabel 34 Vrijheid om de lessen af te stemmen op de behoeften van leerlingen
Aantal %
Ja 29 44.6 Nee 12 18.5 Onbekend 24 36.9 Totaal 65 100
12 van de 65 leerkrachten (18.5%) geven aan onvoldoende vrijheid te hebben om de lessen af te stemmen op de behoeften van de verschillende leerlingen, terwijl 29 leerkrachten (44.6%) aangeven wel die ruimte te hebben.
©Minov, Onderzoek & Planning 50
Tabel 35 Integratie van de cultuur en leefwijze in de les Aantal %
Ja 59 90.8 Nee 6 9.2 Totaal 65 100
Het merendeel van de leerkrachten vindt het belangrijk om de cultuur en leefwijze van de leerlingen te integreren in de les (90.8%).
Beleidsvoorstel Er moet meer aandacht besteed worden en geinvesteerd worden in cultureel aangepast onderwijs, omdat dat het leerproces vergemakkelijkt. De pilots met tweetalig onderwijs die kleinschalig zijn uitgevoerd dienen geëvalueerd te worden en zouden eventueel toegepast kunnen worden als basis voor de aanpassing van curriculum. Ook internationale ervaringen op dit gebied kunnen als input dienen voor het zo aantrekkelijk mogelijk maken van lesmateriaal.
Schoolprestaties Tabel 36 Tevredenheid met schoolprestaties van leerlingen
Aantal %
Ja 25 38.5 Nee 22 33.8 Onbekend 18 27.7 Totaal 65 100
Voor wat betreft de tevredenheid met betrekking tot de schoolresultaten van de leerlingen zijn de meningen verdeeld en is het daarom moeilijk om een oordeel hierover te vellen: er zijn 22 leerkrachten ontevreden (33.8%) en 25 leerkrachten (38.5%) tevreden over de schoolprestaties. Van de overige 18 (27.7%) is hun mening onbekend. De prestaties in het eerste leerjaar zijn meestal teleurstellend (de leerkrachten die aangeven ontevreden te zijn, zijn zeer waarschijnlijk van het eerste leerjaar) terwijl de percentages in de andere leerjaren wat lager zijn (zie tabellen en uitleg in hoofdstuk 6). Tabel 37 School te moeilijk voor de leerlingen
Aantal %
Ja 12 18.5 Nee 26 40 Onbekend 27 41.5 Totaal 65 100
Er zijn slechts 12 van de 65 leerkrachten (18.5%) die de school te moeilijk vinden voor de leerlingen. Van 27 leerkrachten (41.5%) is de mening onbekend.
©Minov, Onderzoek & Planning 51
Zittenblijvers Tabel 38 Redenen waarom leerlingen in de klas/ op school blijven zitten
Aantal %
Geringe ouderparticipatie 29 44.6
Problemen van leerlingen
Luiheid 4 6.2 Schrijfproblemen 2 3.1 Leesproblemen 6 9.2 Slecht concentratie 16 24.6 Kinderen snappen de leerkrachten niet 1 1.5 Veelvuldig verzuim leerlingen 9 13.8 Leerlingen voeren andere activiteiten uit na school 1 1.5 Taal‐ en rekenproblemen 12 18.5 Kinderen willen niet leren 8 12.3
Faalangst 3 4.6
Anders
Tekort personeel 4 6.2 Combinatieklassen 1 1.5 Overgaan wegens leeftijd 1 1.5 Geen ondersteunende thuisomgeving 2 3.1 School wordt gezien als opvangcentrum 1 1.5 Geen matregelen/ sancties bij slechte prestatie 1 1.5 Kinderen doen oppas thuis 2 3.1 Taalbarrière 12 18.5 Huiselijke problemen 3 4.6 Geen aanschouwelijk materiaal 1 1.5 Armoede 1 1.5
Tabel 39 Oplossingen om het zittenblijven tegen te gegaan
Aantal %
Ouderbetrokkenheid 26 40Leerlingen problemen Geen optimale inzet van leerlingen 8 12.3
Anders
Opvoeding 1 1.5Goed inspelen op beginsituatie van het kind 1 1.5Naschoolse opvang 1 1.5Hechte band 1 1.5Kleuteren 1 1.5Aanpak van het elektriciteit probleem 2 3.1Extra hulp aan trage leerlingen 14 21.5Meer aanschouwelijk materiaal 1 1.5Meer leerkrachten 2 3.1Extra lessen in Nederlands 1 1.5Instructie in eigen taal 2 3.1
©Minov, Onderzoek & Planning 52
Vroege schoolverlaters (drop‐out) Tabel 40 Redenen voor vroegtijdig verlaten van de school
Aantal %
Geloof en ziekte 2 3.1Financiën 7 10.8Ongewenst gedrag 2 3.1Verhuizing 22 33.8Huiselijke omstandigheden 6 9.2Zwangerschap / huwelijk 16 24.6Werken/ oppas doen 5 7.7Geestelijk gestoord 1 1.5Goudvelden in de buurt 4 6.2Vertoning volwassen gedrag 2 3.1Kinderen konden niet mee met de stroom 1 1.5Geen zin in school 2 3.1Prefereert werk vanwege hoge leeftijd 1 1.5Vervoer 1 1.5Afschrijving 3 4.6Ongewenst gedrag 1 1.5Weinig gemotiveerd 2 3.1Toerisme 1 1.5Weinig stimulans van de ouders 1 1.5
De belangrijkste redenen volgens de leerkrachten waarom kinderen in het bezochte gebied vroegtijdig de school verlaten hebben te maken met verhuizing, zwangerschap en huwelijk. Verhuizing naar vooral Frans Guyana is een veelvoorkomend fenomeen. Tabel 41 Voorstel van leerkrachten ten aanzien van kinderen met leerproblemen
Aantal %
Extra begeleiding (tijd, hulp) 21 32.3 Veel lezen 1 1.5 Individuele beurten 2 3.1 Observeren 1 1.5 Ouderbetrokkenheid 1 1.5 Bijles 4 6.2 Extra huiswerk meegeven 1 1.5 Speciale leerkrachten 7 10.8 Aparte klas 2 3.1
Om kinderen met leerproblemen aan te pakken is het voorstel van leerkrachten dat deze leerlingen extra begeleiding krijgen en er hiervoor speciale leerkrachten worden aangetrokken.
©Minov, Onderzoek & Planning 53
Tabel 42 Oplossingen om onderwijs in het gebied te verbeteren Aantal %
Reserve leerkrachten 6 9.2Nederlands als thuistaal 1 1.5Meer aanschouwelijk materiaal/leermiddelen 5 7.7Meer trainingen voor leerkrachten 1 1.5Bewustwording ouders m.b.t. het belang van de school 3 4.6Alfabetiseringscursus voor ouders 1 1.5Gebouw uitbreiden en aantrekkelijker maken 4 6.2Meer leerkrachtenwoningen 3 4.6Sociale voorzieningen in Suriname vergroten (aan de Franse kant aantrekkelijk) 1 1.5Goede speeltuin / sportmateriaal 2 3.1Internaat leerlingen 1 1.5Communicatiemogelijkheden 1 1.5Bibliotheek 2 3.1Gymzaal 1 1.5Audio visueel apparatuur 1 1.5Bijlessen 1 1.5Voldoende leermiddelen 1 1.5Samenwerking leerkrachten onderling 1 1.5
Bovenstaande tabel geeft oplossingen die de leerkrachten voorstellen om het onderwijs in het gebied te verbeteren. Het meest worden opgesomd: het aanwezig zijn van reserve leerkrachten (9.2%) die ondersteuning kunnen bieden, meer aanschouwelijk materiaal en leermiddelen (7.7%) en meer dienstwoningen voor de leerkrachten (4.6%).
8.3 Conclusie leerkrachten
In totaal hebben 65 leerkrachten uit Oost‐Suriname aan het interview geparticipeerd. Het merendeel van de leerkrachten bestaat uit vrouwen, zoals nationaal ook het geval is (zie voor totale overzichten de tabellen in hoofdstuk 6). 41 van de 65 respondenten (63.1%) zijn bevoegd om les te geven op het G.L.O. De overige leerkrachten zijn onbevoegd. Het merendeel van de geïnterviewde leerkrachten is jonger dan 40 jaar (78.5%). Er werden leerkrachten van alle leerjaren geïnterviewd, maar de focus lag bij leerkrachten van leerjaar 1 en 6. Soms boden ook leerkrachten uit andere leerjaren spontaan aan om aan het onderzoek te participeren. Ongeveer de helft van de bevraagde leerkrachten hebben minder dan 5 dienstjaren (49.2%). Een aanzienlijk deel geeft aan langer dan 5 jaren te willen blijven (38.5%), terwijl 20% binnen het jaar het binnenland wil verlaten. Deze cijfer zijn een indicatie, dat het gunstig gesteld is met de motivatie van leerkrachten in het binnenland. Op de vraag welke de positieve kanten zijn van het werk in het binnenland, geven de leerkrachten op als reden: de ervaring die zij opdoen (36.9%) en hun gezin dat ook in het binnenland woonachtig is (32.3%). Ook contact met collega’s (29.2%) en het functioneren van de school worden als positieve aspecten opgenoemd (26.1%). Leerkrachten in het Oost‐Surinamegebied geven aan dat zij gemotiveerd blijven vanwege de liefde voor het kind (36%) en de bewuste keuze die zij hebben gemaakt (13.8%), waardoor zij een zekere mate van plezier ervaren in het werk.
©Minov, Onderzoek & Planning 54
Beleidsvoorstel Om de motivatie van leerkrachten te ondersteunen en te vergroten moet het beroep van leerkracht aantrekkelijker gemaakt worden. Betere salariëringen, verbeterde leef‐ en woonomstandigheden, doorgroeimogelijkheden, trainingen en bijscholingscursussen zijn aspecten die ertoe zullen bijdragen dat het beroep aantrekkelijker wordt.
Voor wat betreft de leerkrachtenopleiding is 78.5% van de respondenten tevreden hierover. Zij geven aan zij een goede aansluiting tussen theorie en praktijk ervaren (16.9%). Hiertegenover staat dat een deel van de leerkrachten (13.8%) beweert dat er verschil is tussen theorie en praktijk. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat sommige leerkrachten hun creativiteit inzetten om gemakkelijker de aansluiting van theorie en praktijk te kunnen maken. Er zijn leerkrachten op de scholen in Oost‐Suriname die aangeven nooit een training/ cursus te hebben gevolgd (23.1%). Van degenen die wel een training hebben gevolgd variëren de onderwerpen van trainingen van didactische vaardigheden, (om de lessen beter te kunnen verzorgen), Early Childhood Development (E.C.D.), kindvriendelijk onderwijs tot andere trainingen op het gebied van gezondheidsaspecten. Het is niet helemaal bekend of de trainingen de leerkrachten beter hebben voorbereid op hun taak. Leerkrachten geven aan wel behoefte te hebben aan extra trainingen die het lesgeven ondersteunt en extra begeleiding voor bepaalde vakken (26.2%). De lokale talen worden gesproken door 60% van de leerkrachten. Deze zijn het Aucaans, Paramaccaans, de inheemse talen. Leerkrachten maken tijdens het lesgeven gebruik van de lokale taal om de lessen beter over te brengen en duidelijker te maken. De lokale cultuur is bij 46.2% van de leerkrachten bekend. Deze wordt vooral gebruikt bij het uitleggen van de les en het geven van specifieke voorbeelden. Door de les uit te leggen met specifieke culturele voorbeelden, wordt volgens de leerkrachten de les afgestemd op de belevingswereld van het kind. Ouders zijn volgens de leerkrachten nog onvoldoende betrokken bij de school. De betrokkenheid kan volgens de leerkrachten gestimuleerd worden door meer ouderochtenden te organiseren (60%), maar ook huisbezoeken door de leerkrachten kunnen de betrokkenheid van ouders vergroten.
Beleidsvoorstel Niet alleen in het binnenland moet de participatie/ betrokkenheid van ouders behoorlijk op gang gebracht worden, landelijk moet deze kwestie vanuit het beleid structureel aangepakt worden. De gemeenschap moet duidelijk bewust gemaakt worden van het feit dat het schoolgebeuren en onderwijs niet beginnen en stoppen op scholen maar dat het buiten de school ook doorgaat! Er moeten meer (tenminste voor elke cluster 1 actieve oudercommissie) PTA (Parent’s Teacher’s Association) actief bezig zijn met en betrokken zijn bij het onderwijs.
©Minov, Onderzoek & Planning 55
Meer dan de helft van de leerkrachten (67.7 %) is tevreden met de inhoud van de schoolboeken. Vooral is men tevreden over de duidelijke uitleg. Een ander deel van de leerkrachten is ontevreden als het gaat om de aansluiting van de schoolboeken bij de belevingswereld van het kind. Verder wordt steeds aangegeven dat de kwaliteit van de boeken slecht is. Ten aanzien van de kwaliteit is niet verder onderzocht wat hiermee wordt bedoeld.
Beleidsvoorstel Een onderzoek / evaluatie onder leiding van de afdeling Curriculum ontwikkeling moet uitmaken welke de hiaten zijn binnen het bestaande curriculum, hoe het curriculum eruit moet gaan zien, zodat toch elk kind zich kan terug vinden in het onderwijs en zo gemotiveerd blijft het onderwijs te blijven volgen.
Leerkrachten geven aan dat de kinderen wel voldoende kunnen leren uit de schoolboeken. Voor wat betreft het materiaal van de schoolboeken is slechts (33.8%) tevreden hierover. Als reden voor ontevredenheid wordt aangegeven dat de kwaliteit slecht is, de boeken zijn verouderd en vallen uit elkaar. Leerkrachten vinden het belangrijk dat de cultuur en leefwijze van de leerlingen geïntegreerd worden in de les (90.8%). Voor wat betreft de tevredenheid van de leerkrachten met betrekking tot de leerprestaties van de leerlingen is 38.5 % tevreden. Een aanzienlijk deel is echter ontevreden over de leerprestaties van de kinderen (33.8%). Volgens 18.5 % van de leerkrachten is de school te moeilijk voor de kinderen, maar tegelijkertijd wordt wel aangegeven tevreden te zijn over het niveau. Het merendeel van de leerkrachten geeft aan dat er in het Boven Marowijne gebied een trend is om te verhuizen. De verhuizing is meestal naar de stad, naar andere omliggende dorpen, maar ook Frans Guyana, waar de sociale voorzieningen beter zijn geregeld. In bepaalde gevallen verhuizen de ouders en blijven de kinderen voor een periode bij familie. Dit resulteert na verloop van tijd in drop‐out, omdat er geen adequate huisvesting, begeleiding, opvang en controle is voor deze kinderen. In het gebied zijn er goudvelden die kinderen aantrekken voor het verdienen van extra geld. Voor levensonderhoud zijn vooral jongens genoodzaakt om (tijdelijk) een baantje te vinden op de goudvelden. Maatregelen die leraren treffen wanneer kinderen ineens stoppen met de school zijn vaak minimaal. Concreet betekent dit dat leerkrachten dit melden aan de schoolleider, waarna er contact wordt gemaakt met de ouders. Dit gebeurt echter niet vaak genoeg. Leerkrachten nemen soms zelf het initiatief om huisbezoeken af te leggen of de ouders op te roepen om op de desbetreffende school te verschijnen.
©Minov, Onderzoek & Planning 56
9. Resultaten van het onderzoek bij de ouders of verzorgers
9.1 Beschrijving van de respondenten
Aan dit onderzoek participeerden 75 ouders, 59 hiervan zijn vrouwen (78.7%) en 16 mannen (21.3%). In het onderstaande overzicht treft u de aantallen ouders per district die geparticipeerd hebben aan het onderzoek. Tabel 43 Overzicht van het geslacht van de respondenten per district
Man Vrouw Totaal (%)
Sipaliwini 8 20 28 (37.3%)Marowijne 8 39 47 (62.7%)Totaal 16 (21.3%) 59 (78.7%) 75 (100%)
Tabel 44 Leeftijd van de ouders
Aantal %
20 tot en met 30 jaar 16 21.3 31 tot en met 40 jaar 30 40 41 tot en met 50 jaar 14 18.7 51tot en met 60 jaar 8 10.7 60 jaar en ouder 1 1.3 Onbekend 6 8
Totaal 75 100
Meer dan de helft van de geïnterviewde ouders is tussen de 20 en 40 jaar (61.3%).
9.2 Issues met betrekking tot ouders
Financiën/Schoolkosten Voor ouders is het moeilijk om een schatting te maken van de kosten per kind per schooljaar. De kosten die werden opgesomd hebben betrekking op voeding, schoolbenodigdheden/ leermateriaal, kleding en schoeisel, ouderbijdrage en vervoer. Als wij een ruwe schatting zouden moeten maken op basis van hetgeen de ouders zeggen, zouden de kosten ongeveer SRD 1000 bedragen, ‐ per kind per schooljaar voor de ouders. Ongeveer de helft van de ouders geeft aan (48%) dat zij niet alle kosten kunnen betalen om het kind naar school te sturen. Een ander deel (40%) geeft aan wel alle kosten te kunnen betalen. De overige ouders hebben geen mening hierover of vinden het moeilijk om een schatting te maken.
©Minov, Onderzoek & Planning 57
Tabel 45 Kosten die volgens ouders moetenworden verlaagd
Aantal %
School fee/ouderbijdrage 43 57.3Transport 2 2.7 Uniform 1 1.3Schoolmateriaal 18 24Voeding 8 10.7Alle kosten 3 4
Totaal 75 100
Grafiek 1
De kosten voor ouderbijdrage willen 57.3% van de ouders graag gereduceerd zien, opgevolgd door 24 % van de ouders die minder willen uitgeven aan kosten voor schoolmateriaal. Bovenstaande grafiek geeft een duidelijk overzicht van de kosten die de ouders graag verlaagd willen zien. Er zijn 11 van de 75 ouders die aangeven dat de kosten voor school een reden zijn om het kind thuis te houden (14.7%). De kosten voor inschrijving op school, transport en voeding worden als ‘duur’ aangemerkt. De betere toekomstperspectieven voor kinderen door het volgen van onderwijs is de reden voor 9.3% van de ouders om alle kosten te betalen. Tabel 46 Middel van bestaan van de geïnterviewde ouders
Aantal %
Landbouw 19 25.3Jacht 1 1.3Kleinhandel 16 21.3Ambtenaar/loondienst 18 24.0Anders 12 16.0Onbekend 9 12.0
Totaal 75 100.0
Grafiek 2
De meeste ouders leven van de landbouw (25.3%), opgevolgd door ambtenaren in loondienst (24%). Vooral in de bebouwde, meer ontwikkelde gebieden is de groep van mensen in loondienst (ambtenaren) groot. In het binnenland beperkt de loondienst (ambtenarij) zich tot onder andere het beroep van schoonmaakster, tuinman, ambtenaar op het Ministerie van Regionale Ontwikkeling (R.O.) of verplegend personeel van de Medische Zending. De kleinhandel levert in het bezochte gebied bestaansmiddelen voor 21.3% van de ouders. Er zijn 12 ouders (16%) die vallen onder de categorie ‘anders’. Zij hebben een middel van bestaan in het verkopen van zelfgemaakte sieraden, kledingstukken en vrachtvaart. Van 9 van de geïnterviewde ouders is niet bekend hoe zij aan geld komen (12%)
0
10
20
30
40
50
60
70
Aantal
%
0
5
10
15
20
25
30
Aantal
%
©Minov, Onderzoek & Planning 58
Van 10,7% van de geïnterviewden is de partner actief in de landbouw . Voor nog eens 10,7% vervaardigt de partner kleding en sieraden. Van 44 van de 75 respondenten (58.7%) is het niet bekend wat voor werk hun partner doet. Tabel 47 Ondersteuning van anderen (geld, natura)
Aantal %
Ja 40 53.3 Nee 28 37.3 Onbekend 7 9.3 Totaal 75 100
Meer dan de helft van de ouders (53.3%) krijgt financiële steun van derden. Hulp van kinderen Tabel 48 Verwachting hulp thuis of van elders
Aantal %
Ja 62 82.7 Nee 10 13.3 Onbekend 3 4.0 Totaal 75 100
Er zijn 62 ouders (82.7%) die hulp van hun kind in het huishouden of op de kostgrond verwachten. Wij willen hier verder geen uitspraken over doen of het helpen in de huishouding of op de kostgrond positieve of negatieve effecten heeft op schoolprestaties. De meningen hierover zijn sterk verdeeld. Bovendien wordt dit gezien als iets dat hoort binnen de Surinaamse opvoedingsstijlen en komt dit fenomeen landelijk ook veel voor. Ondersteunende omgeving Tabel 49 Ondersteunt u uw kinderen met schoolwerk
Aantal %
Ja 27 36 Nee 43 57.3 Onbekend 5 6.7 Totaal 75 100
De meeste ouders (57.3%) geven aan dat zij het kind niet ondersteunen met schoolwerk middels het overhoren, helpen met huiswerk maken, controle op schoolwerk en uitleggen/ oefenen. Er zijn 27 ouders (36%) die hun kind wel ondersteunen met schoolwerk. Tijdens de interviews is het in de meeste gevallen niet mogelijk geweest de ouder(s) te interviewen in het Nederlands. Wij twijfelen in hoeverre het antwoord ten aanzien van de ondersteuning van de kinderen betrouwbaar is.
©Minov, Onderzoek & Planning 59
Beleidsvoorstel Vanuit het ministerie moeten er acties ondernomen worden (zoals meetings met schoolleiders) met als doel een nationaal beleid te ontwikkelen met betrekking tot het contact (frequentie) van leerkrachten met ouders/ verzorgers.
Tabel 50 Tevredenheid van ouder met de leerresultaten van de kinderen
Aantal %
Ja 57 76.0 Nee 11 14.7 Onbekend 7 9.3 Totaal 75 100
Het grootste deel van de ouders (76%) is tevreden over de leerresultaten. Het gaat hier waarschijnlijk om sociaal wenselijke antwoorden. Zetten we de EMISS resultaten hiertegenover dan vragen wij ons af of er daadwerkelijk reden bestaat om tevreden te zijn over de leerprestaties (zie hoofdstuk 6). Tabel 51 Oorzaak van slechte resultaten volgens de ouder
Oorzaak Aantal %
Geen begeleiding leerkrachten 2 2.7Onvoldoende aandacht ouders vanwege drukke werkzaamheden 1 1.3Het kind zelf 26 34.6
Het kind zelf is volgens 34.6% van de ouders zelf verantwoordelijk voor slechte resultaten op school. Opvoedingsprocessen Tabel 52 Onderwijs belangrijk voor jongens als meisjes of even belangrijk voor beiden
Aantal %
Onderwijs belangrijk voor jongens 1 1.3Onderwijs belangrijker voor meisjes 4 5.3Onderwijs even belangrijk voor beide 69 92.0Onbekend 1 1.3
Totaal 75 100
Grafiek 3
Het merendeel van de ouders vindt onderwijs even belangrijk voor jongens als voor meisjes (92%). Slechts 1 van de 75 ouders (1.3%) vindt de school belangrijker voor jongens.
0102030405060708090
100
Onderwijs belangrijk
voor jongens
Onderwijs belangrijker voor meisjes
Onderwijs even
belangrijk voor beide
Onbekend
Aantal
%
©Minov, Onderzoek & Planning 60
Intellectueel klimaat ouders Tabel 53: Ouder naar school geweest
Aantal %
Ja 67 89.3 Nee 8 10.7 Totaal 75 100
8 van de 75 respondenten zijn nooit naar school geweest (10.7%). Van de 67 ouders (89.3%) die wel naar school zijn geweest, volgde ongeveer 68% van hen les in het GLO. Toch was het niet mogelijk het interview in het Nederlands (of heel eenvoudig Nederlands) af te nemen bij de meeste ouders. Zij hebben dan ook aangegeven het GLO niet te hebben afgemaakt. Tabel 54 Plannen om te verhuizen
Aantal %
Ja 15 20.0 Nee 58 77.3 Onbekend 2 2.7 Totaal 75 100
Er zijn 15 ouders (20%) die aangeven binnenkort te willen verhuizen. Het merendeel van de ouders (77.3%) heeft die plannen niet. De reden om uit het binnenland te verhuizen is volgens de ouders de familie‐ en gezinsomstandigheden. Een aantal ouders geeft aan niet te willen verhuizen omdat het hun geboorteplaats is (18.7%) en het wonen in het binnenland prettig is (12%). Tabel 55 Plaats waar de ouder wil dat zijn kind in de toekomst gaat wonen
Gebied Aantal %
Kustvlakte 38 50.7Binnenland 20 26.7Maakt niet uit 7 9.3Weet niet 7 9.3Onbekend 3 4.0
Totaal 75 100
Toch willen de meeste ouders dat hun kind in de toekomst (nadat ze klaar zijn met school) gaat wonen in de kustvlakte (50.7%), terwijl ongeveer één vierde van de ouders (26.7%) kiest voor het binnenland. Dat de ouders hun kinderen naar de kustvlakte willen sturen is natuurlijk niet verbazingwekkend. Een voor de hand liggende reden hiervoor is het ontbreken van vervolgonderwijs in de eigen gebieden. Voor 7 ouders (9.3%) maakt het niet uit waar hun kind in de toekomst gaat wonen en 7 ouders weten het niet. Tabel 56: Bereidheid ouder om het kind elders te sturen voor vervolgonderwijs
Aantal %
Ja 17 22.7Nee 2 2.7Onbekend 56 74.7Totaal 75 100
©Minov, Onderzoek & Planning 61
Er zijn 17 ouders die vastbesloten zijn (22.7%) om hun kind voor vervolgonderwijs naar andere gebieden te sturen. Het merendeel van de ouders heeft deze vraag niet beantwoord. Tabel 57 Mensen die meehelpen bij het grootbrengen/ opvoeden van de kinderen
Aantal %
Alleen geïnterviewde 37 49.3Partner en geïnterviewde 29 38.7Meerdere mensen 7 9.3Onbekend 2 2.7
Totaal 75 100
Op de vraag wie meehelpt met de opvoeding van de kinderen, antwoorden 37 respondenten (49.3%) dat zij alleen hun kinderen opvoeden, terwijl 29 ouders de hulp van hun partner daarbij hebben (38.7%). Voorts zijn er soms ook andere gezinsleden die de respondent helpen bij het opvoeden van de kinderen (9.3%). Schoolfactoren Tabel 58 Talen die er thuis met de kinderen wordt gesproken
Aantal %
Lokale taal 34 45.3Lokale taal en Sranang tongo 5 6.7Lokale taal, Sranang tongo en Nederlands 30 40.0Nederlands 4 5.3Sranang tongo 2 2.7
Totaal 75 100
Bijna de helft van de respondenten spreken de lokale taal in het gezin (45.3%), terwijl 30 ouders (40%) een combinatie spreken van de lokale taal, het Sranangtongo en het Nederlands. Wij trekken de antwoorden hier wel in twijfel omdat slechts enkele ouders ‘een beetje’ Nederlands spraken tijdens het interview. Tabel 59 Belangrijk voor ouder dat het kind Nederlands leert spreken op school
Aantal %
Ja 74 98.7 Onbekend 1 1.3 Totaal 75 100
Haast alle ouders (98.7%) vinden het belangrijk dat hun kind Nederlands leert spreken op school. Als redenen hiervoor worden genoemd: betere communicatie, verder studie en ontwikkeling
©Minov, Onderzoek & Planning 62
Het curriculum/de leerinhouden Tabel 60 Mening van ouders of de school een bijdrage levert bij het opvoeden van kinderen
Aantal %
Ja 70 93.3 Nee 1 1.3 Onbekend 4 5.3 Totaal 75 100
Slechts 1 ouder twijfelt dat de school bijdraagt aan de opvoeding van de kinderen, terwijl 4 ouders (5.3%) daar geen uitspraak over doen. Het merendeel van de ouders (93.3%) gelooft wel dat de school bijdraagt bij de opvoeding van hun kinderen. Schoolparticipatie Tabel 61 Ouder naar school geroepen voor de vorderingen van hun kind
Aantal %
Ja 64 85.3 Nee 9 12.0 Onbekend 2 2.7 Totaal 75 100
Er zijn 9 ouders die aangeven nooit uitgenodigd te zijn op school om te paten over de vorderingen van hun kind (12%). Een ander deel (85.3%) geeft aan dat zij wel contact hebben met de school. Helaas is de frequentie van het contact niet duidelijk. Tabel 62 Mening van de ouder of hij/zij voldoende weet wat er op school gebeurt
Aantal %
Ja 56 74.7 Nee 11 14.7 Onbekend 8 10.7
Totaal 75 100
Het merendeel van de ouders (74.7%) vindt dat zij voldoende betrokken worden bij de school. Echter wordt door de leerkrachten juist aangegeven dat ouders onvoldoende betrokken zijn. Tabel 63 Vindt ouder de boeken die er op school gebruikt worden goed
Aantal %
Ja 52 69.3 Nee 4 5.3 Weet niet 13 17.3 Onbekend 6 8.0 Totaal 75 100
Meer dan de helft van de ouders (69.3%) vindt de kwaliteit van de schoolboeken voldoende. De vraag blijft in hoeverre ouders in staat zijn deze te beoordelen.
©Minov, Onderzoek & Planning 63
Tabel 64 Mening van de ouder of de leerkracht op een goede manier met de kinderen omgaat
Aantal %
Ja 65 86.7 Weet niet 2 2.7 Onbekend 8 10.7 Totaal 75 100
De manier waarop leerkrachten met de kinderen omgaan, vindt 86.7% van de ouders goed. 2 ouders (2.7%) weten het niet. Voor ouders maakt de afkomst van de leerkracht niet veel uit: 66.7% vinden het niet belangrijke, terwijl 24 ouders (32%) dat wel belangrijk vinden. Bijna de helft van de ouders (49.3%) vindt het belangrijk dat leerkrachten in hun gebied de locale taal/ cultuur kennen, terwijl 35 ouders (46.7%) dat onbelangrijk vinden. Daartegenover vinden 63 ouders (84%) het geslacht van de leerkrachten niet belangrijk, 10 ouders (13.3%) vinden van wel. Ook de leeftijd van de leerkrachten vinden 60 ouders (80%) onbelangrijk. Slechts 12 ouders (16%) vinden de leeftijd van de leerkrachten belangrijk. Als reden voor schoolverzuim van de leerlingen worden de volgende zaken door de ouders genoemd:
• Verzuim leerkrachten • Afstand/ locatie van de school • Bereikbaarheid van de school
Geografische factoren Er zijn 9 ouders (12%) van de 75 die geen school in hun dorp hebben. Hun kinderen moeten met de boot naar school. Desondanks vinden 61 ouders (81.3%) het niet moeilijk hun kinderen op tijd naar school te sturen. Ook andere externe factoren worden genoemd zoals: mijn‐ en houtkap activiteiten in de omgeving, andere economische activiteiten en toerisme als redenen voor het verstoren van het onderwijs. Tabel 65 Mening van de ouder over naar school gaan of geld verdienen
Mening Aantal %
School afmaken 71 94.7 Geld verdienen 4 5.3
Totaal 75 100
Alle ouders vinden het belangrijk dat hun kind meehelpt met het genereren van inkomsten. Vrijwel alle respondenten (94,7 %) geven aan dat het beter is dat hun kinderen de school afmaken dan dat ze nu geld verdienen.
©Minov, Onderzoek & Planning 64
Tabel 66 Mening van de ouder of onderwijs kan zorgen voor betere kansen in de toekomst
Aantal %
Ja 65 86.7 Nee 1 1.3 Weet niet 6 8.0 Onbekend 3 4.0
Totaal 75 100
Het grootste deel van de ouders (86.7%) is ervan overtuigd dat onderwijs kan bijdragen aan betere maatschappelijke kansen voor de kinderen, terwijl 6 ouders (8%) dat niet weten of geen mening hebben.
9.3 Conclusie ouders
Onder de geïnterviewde ouders zijn er meer vrouwelijke respondenten dan mannelijke. De reden hiervoor zou kunnen zijn dat de mannen in het bezochte gebied dikwijls werken buiten het dorp. De kosten om één kind gedurende één schooljaar naar school te sturen zijn niet simpel te schatten. Desondanks, geven de meeste ouders aan dat de kosten per kind hoog zijn. Meer dan de helft van de ouders geeft aan ( 48%) niet alle kosten te kunnen betalen om de kinderen naar school te sturen. De reden waarom ouders niet alle kosten kunnen betalen om het kind naar school te sturen, is het inschrijfgeld, schoolbenodigdheden en voeding. Kosten voor ouderbijdrage en schoolbenodigdheden zouden een aantal ouders verlaagd willen zien. De belangrijkste bestaansmiddelen in het Oost‐ Surinamegebied zijn: landbouw ( 25.3%), kleinhandel (21.3%), maar er zijn ook vele ouders in loondienst (24%). Het merendeel van de respondenten (82.7%) verwacht hulp van de kinderen thuis of op de kostgrond. Het merendeel van de ouders (76%) is tevreden met de leerresultaten van de kinderen. Het zou hier kunnen gaan om sociaal wenselijke antwoorden ( gezien het hoge aantal zittenblijvers), of misschien omdat de ouders niet op de hoogte zijn van de leerprestatie. Volgens de ouders liggen de oorzaken voor slechte resultaten vaak bij het kind zelf. Kinderen worden gauw afgeleid en willen zich simpelweg niet inzetten. De meeste ouders zijn wel eens naar school geweest (89.3%), hoewel het slechts de eerste leerjaren van het GLO betreft. In het Oost‐Surinamegebied wordt er aan mijnbouw activiteiten gedaan (goud, bauxiet) en zijn er eveneens houtkap activiteiten en toerisme. Op de vraag aan de ouders of er schoolgaande kinderen in deze bedrijven werk vinden, wordt ontkennend geantwoord. Het merendeel van de ouders (86.7%) gelooft in betere toekomstperspectieven voor het kind door onderwijs.
©Minov, Onderzoek & Planning 65
Door de taalbarrière was het een grote uitdaging voor de ouders de vragen die tijdens het interview gesteld werden goed te begrijpen. Waar nodig is een tolk ingezet. De onderzoekers hadden vaak het gevoel dat er sociaal wenselijk geantwoord werd op een aantal vragen. Het was de ouders bekend dat de interviewers medewerkers zijn van de afdeling Onderzoek en Planning van het Ministerie van Onderwijs. Dit gegeven kan van invloed zijn geweest op bepaalde antwoorden van de ouders. Vooral de antwoorden op de vragen of ouders ondersteuning bieden aan hun kinderen en welke taal zij thuis bezigen, worden sterk in twijfel getrokken. Het behoeft geen betoog dat participatie van ouders in het onderwijs en hun betrokkenheid bij het schoolgebeuren een behoorlijke impact hebben op de prestatie van kinderen op school. Nagegaan moet worden hoe er vanuit het beleid ook ondersteuning ter plaatse geboden kan worden aan ouders. Dit in de vorm van alfabetiseringscursussen, informatiebijeenkomsten, en het aanleren aan ouders/ verzorgers op welke manieren (ook andere dan inhoudelijke) ze aandacht en interesse kunnen tonen voor het onderwijs.
©Minov, Onderzoek & Planning 66
Slot opmerkingen
Er is een reeks van beleidsvoorstellen in dit rapport opgenomen die zeker niet uitputtend is. De bedoeling van dit rapport is ook afdelingen, departementen, stakeholders in de sector onderwijs en anderen aan te zetten om ook zelf voorstellen aan te dragen voor beleid en vervolgonderzoeken. Er is tot nu toe veel informatie verzameld in het pilot School Mapping en het School Mapping Onderzoek in Oost‐Suriname. Wij kunnen deze schat aan informatie niet verwerken in een rapport. Gedetailleerde informatie van elke school is digitaal beschikbaar op de afdeling Onderzoek en Planning van het MINOV. Hiervoor zal er samen met de leiding van het ministerie nagegaan worden aan wie deze informatie beschikbaar gesteld zal worden, hoe de informatie beschikbaar gesteld zal worden en in welke vorm. Wij onderkennen en begrijpen echter de (economische) realiteit en het zou heel naïef zijn ervan uit te gaan dat het Ministerie van Onderwijs (alleen) met ALLE beleidsvoorstellen en issues die opgenomen zijn in dit rapport of uit dit onderzoek voortvloeien, tegelijkertijd aan de slag gaat. Het is daarom heel belangrijk na te gaan welke aandachtspunten in dit rapport dringend aangepakt moeten worden (prioriteiten vaststellen) en voor welke zaken toch op een later tijdstip structurele oplossingen moeten komen. Het is de bedoeling het School Mapping Onderzoek nationaal uit te voeren waarbij er een baseline gecreëerd wordt van alle GLO scholen in Suriname met gedetailleerde informatie over de school die continu op regelmatige basis bijgewerkt zal worden. Het School Mapping onderzoek is dus een continu proces. Tegen de eerste helft van 2011 moet de baseline (en de updates) compleet zijn.
Opmerking: Wij houden rekening met het feit dat er gebieden/ scholen zijn waar er tussen nu en de periode waarin de School Mapping werd uitgevoerd, een aantal zaken zijn aangepakt, totaal veranderd of wat wij absoluut niet hopen, zijn verslechterd. De situaties in gebieden en op scholen veranderen continu. De afdeling Onderzoek en Planning van het MINOV hoopt dit jaar nog het School Mapping Onderzoek af te ronden zodat via de schooladministratieboekjes* de detailgegevens per school continu bijgehouden wordt. *)Schooladministratieboekjes worden gegenereerd uit het EMISS. In deze boekjes worden gegevens van scholen
(leerlingeninformatie, leerkrachtenbestand, mutaties) bijgehouden.
©Minov, Onderzoek & Planning 67
Bronnen
Jaarboek Onderwijsindicatoren 2006‐2007, MINOV, Afdeling Onderzoek en Planning Jaarboek Onderwijsindicatoren 2007‐2008, MINOV, Afdeling Onderzoek en Planning School Mapping Rapport 2008. MINOV, Afdeling Onderzoek en Planning Surinaams Educatief Plan, MINOV 2004 Websites: www.emis‐sr.org www.iiep.unesco.org