staatskundige geschiedenis van de joden onder het bewind van de romeinse keizers tweede stukje

11

Click here to load reader

Upload: yaakov-siepman

Post on 12-Aug-2015

82 views

Category:

Documents


2 download

DESCRIPTION

geschiedenis Jodendom in aanloop van de geschiedenis van de Joden in Polen en Rusland

TRANSCRIPT

Page 1: Staatskundige Geschiedenis Van de Joden Onder Het Bewind Van de Romeinse  Keizers Tweede stukje

De geschiedenis leert ons,dat we nooit iets geleerd hebben

van de geschiedenis!!

Staatskundige geschiedenis van de Joden onder het bewind van de Romeinse KeizersHet tweede Tannaïten-geslacht Bar Kochba Opstand (132-135)

Tweede stukje

De geschiedenis van de interne toestand van de Joodse natie onder Romeins bewind, zoals ook de externe toestand van de Joden in “ de geschiedenis van de Joden in Rome “ uiteengezet, wordt nu vervolgd met het regeringstijdperk van de vier Romeinse keizers: Titus Domitianus, Nerva en Trajanus. De regering van Titus , Jeruzalem’s verwoester, was te kort, om nog na de ondergang van de Joodse staat van enig belang en betekenis, van het Jodendom te zijn. Titus werd opgevolgd door zijn broer Domitianus (81-96) die de Jodenbelasting (Fiscus Judaicus) liet invoeren. Hij was een bittere vijand van de Joden, omdat hij achterdochtig van natuur, steeds hun afvalligheid van de Romeinse heerschappij vreesde. Vooral moesten de Romeinse proselieten, die tot het Jodendom waren overgegaan, de woede en tirannie van de keizer ondervinden. Hun liefde voor het Jodendom werd beschouwd als een verraad tegen de keizer en de staat, zodat degenen die gepakt werden, van hun vermogen werden beroofd of in ballingschap gezonden of zelfs ter dood werden gebracht.

Page 2: Staatskundige Geschiedenis Van de Joden Onder Het Bewind Van de Romeinse  Keizers Tweede stukje

Veel gunstiger boven Domitianus onderscheidde zich zijn opvolger Nerva (96-98), een rechtvaardig, wijs en een menslievende vorst. Jammer dat zijn regering niet langer dan slechts zestien maanden duurde. Hij legde niemand gewetensdrang op, maar stond ieder toe, tot het Jodendom over te gaan, zonder als godloochenaar aangeklaagd te worden. Ook al werd de Jodenbelasting niet opgeheven, ze werd wel met minder gestrengheid geïnd.

Met de troonbestijging van Nerva’s opvolger, de Spanjaard Ulpianus Trajanus (98-117) keerde de oude haat en vijandschap tussen de Joden en Romeinen terug. Het lievelingsplan van Trajanus was om geheel Azië aan de Romeinse heerschappij te onderwerpen. De joden echter die de Parthische landen bewoonden en daar een zekere staatkundige zelfstandigheid bezaten onder de zogenoemde “ vorst in ballingschap “ boden krachtige tegenstand.De Babylonische Joden zagen in Trajanus slechts als een nakomeling van Titus de verwoester van de Tempel en Jerusalem, en de bevolking van Judea het schandelijke juk van slavernij had opgelegd. De stad Nesibis evenals de staat Adiabene werden echter, al hoewel niet zonder veel inspanning door de Romeinen onderworpen. Maar niet lang daarna vielen de Joden weer aan, en verbreide de opstand over een groot deel van het Romeinse Rijk. Niet alleen de Babylonische Joden, maar ook de Joden in Egypte, Cyrene en op het eiland Cyprus hadden het plan opgevat, het Romeinse juk van zich af te schudden.

Trajanus die zich toen in Babylonie bevond, ruste een ontzaglijk leger uit, om de opstand, dat reeds een zeer ernstig aanzien verkregen had, neer te slaan. Hij droeg de veldheer Martius Turbo op, de Joden in Egypte, Cyrene en op het eiland Cyprus te onderwerpen; terwijl de veldheer Lucius Quietus dezelfde opdracht kreeg om de Joden in de streken van de Eufraat te onderwerpen.Beide veldheren bereikten hun doel, na hardnekkige tegenstand van de Joden (1). Als beloning voor zijn goede diensten werd Lucius Quietus door de keizer tot stadhouder van Palestina benoemd (117). Intussen streed Trajanus tegen de Parten wat niet bepaald voorspoedig verliep. Hij moest afzien van zijn lievelingsplan om het Parthische land in een Romeinse provincie te veranderen. Door zijn ondervonden teleurstelling verviel hij in een ziekte, waaraan hij enige maanden later aan overleed. Hij werd opgevolgd door zijn bloedverwant Aelius Hadrianus (117-138) (2).

Page 3: Staatskundige Geschiedenis Van de Joden Onder Het Bewind Van de Romeinse  Keizers Tweede stukje

(1) Turbo handelde in deze oorlog met een onmenselijke wreedheid. Vooral Alexandrië de hoofdstad van Egypte heeft in deze oorlog zeer veel geleden; de grote synagoge daar, die door haar pracht en praal een wereldse vermaardheid had gekregen, werd met de grond gelijk gemaakt.(2) Hadrianus had zijn troon te danken aan de tussenkomst van de sluwe keizerin-weduwe Plotina. Want Trajanus had zijn gunsteling Quietus tot opvolger bestemd. Hadrianus kon dit voorrecht Quietus niet vergeven en maakte dan ook weldra van de gelegenheid gebruik, om hem in het verderf te storten.

Op het bericht dat Trajanus dood was namen bijna alle volkeren onder het Romeins gezag, pakten de wapens op om onder het Romeins gezag uit te komen. Ook de Joden van Palestina die door de wrede stadhouder Quietus gruwelijk onderdrukt werden, stonden weer op, en wel onder de aanvoering van een zekere Julianus en Pappus. De keizer Hadrianus, die wel de heerszucht maar niet de krijgsmoed van zijn voorganger bezat, had niet veel lust, zich in zo veel oorlogen verwikkelt te raken, en zocht derhalve de oproerige provinciën door toegevendheid voor zich te winnen. Daarom toonde hij zich dan ook bereid, gehoor te geven aan de wensen van de Joden, die onder andere bij de keizer aandrongen op de verwijdering van Quietus en het herstel van de Tempel. De veelvermogende stadhouder werd dan ook uit zijn ambt ontzet, juist toen hij op het punt stond, de beide leiders van de revolutie, Julianus en Pappus, die gevangen waren genomen te executeren. Deze werden op keizerlijk bevel terstond in vrijheid gesteld, tot grote vreugde van de Joden, die vervolgens een Synhedraal besluit van die dag en van die heugelijke gebeurtenis (12 Adar ) voortaan als een halve feestdag vieren(3) Ook zou nu met de herbouw van de Tempel een begin worden gemaakt. (3) Deze dag is bekend onder de naam Jom Trajanus. Quietus X wordt niet lang daarna op bevel van de keizer, zijn bitterste vijand ter dood gebracht.

Maar de keizer had weldra berouw over de toegegeven belofte. Echter hij wilde niet zijn gegeven woord volledig intrekken; maar de voorwaarden, door hem gesteld, waren van dien aard, dat van de zaak toch niets terecht zou komen. De Joden begrepen de keizers uitvluchten zeer goed.Wegens eerdere ondervonden teleurstelling wat verbittering teweeg had gebracht, waren ze absoluut niet van plan om met zich te laten bespelen.

Page 4: Staatskundige Geschiedenis Van de Joden Onder Het Bewind Van de Romeinse  Keizers Tweede stukje

Er werd weer naar de wapens gegrepen en een nieuwe oproer stond op punt van uitbreken. Er was echter ook onder het volk een vredegezinde partij, die met recht vreesde voor de gevolgen van een nieuwe opstand.

Aan het hoofd van die partij stond R. Jozua X, die dan ook door zijn toonaangevende invloed en zijn krachtige redenering wist hij de heethoofden tot andere gedachten te brengen. Vanwege zijn vredelievende gezindheid kwam Jozua in achting en aanzien bij de keizer die alzo een enthousiasteling van was de wetenschap en met de Joodse levenswijze, voerde hij gesprekken over diverse geleerde onderwerpen met R. Jozua.Zolang R. Jozua leefde, bleef het volk rustig, en dacht het er niet aan om wraak te nemen. Na zijn dood echter (130-132) begon er een reeks van opstanden die in de Joodse geschiedenis een meer als alleen een bloedig spoor hebben achtergelaten.

R. Akiva namelijk die nu aan het hoofd van het Jodendom stond, was een onverzoenlijke vijand van de Romeinen: hij werkte volkomen mee aan de ondergang van Rome, en hij beschouwde het herstel van de Joodse staat als hoofdtaak, die hij te vervullen had. Twaalf jaren had men zich voorbereid op de komende oorlog, die op elk moment zou uitbreken.Ze hadden geen gebrek aan wapens nog aan strijders evenmin aan een leider die in deze oorlog de voornaamste rol zou spelen. Hij hete Bar Kochba ( zoon van de ster) terwijl echter Bar Koziba zijn eigenlijke naam was, die men hem naar zeggen als schimpnaam (leugenzoon) zou gegeven zijn. Bar Kochba was slechts een overdrachtelijke Messiaanse naam, welk hem was gegeven door R. Akiva. Die op eerste gezicht zo ingenomen was van de held, dat hij hem geestdriftig als een Messiaanse koning uitriep, en het Bijbelvers (Num. 24.17) op hem toepaste: “ Coziba is als een ster opgegaan in Jacob”.

Op Bar Kochba had R. Akiva al zijn hoop en verwachting gevestigd. Hij begroete hem als de bevrijder van de staat, als de stichter van het Messiaanse rijk. Bar Kochba verkreeg daardoor een grote invloed onder het volk doordat R. Akiva hem als heilige beschouwde. Talloze Joden kwamen vanuit het buitenland terug naar Judea om zich achter Bar Kochba aan te sluiten, om gezamenlijk de gemeenschappelijke vijand te verslaan.Zelfs de Samaritanen tot zover onverzoenlijke vijand van de Joden sloten zich bij hem aan. De drang naar vrijheid en onafhankelijkheid dreef ook vele heidenen aan, zich te verenigen met de Joden, zodat men niet overdreef, dat de strijdmacht van Bar Kochba bestond uit

Page 5: Staatskundige Geschiedenis Van de Joden Onder Het Bewind Van de Romeinse  Keizers Tweede stukje

vierhonderdduizend strijders. De Romeinse geschiedschrijver Dio Cassius (1) schreef dat het leger van BarKochba uit vijfhonderd tachtig -duizend strijders bestond.

(1) Dio Cassius, geb. te Nicca (Bithijnie), stadhouder in diverse provincies geweest en 2 keer consul: schreef Romeinse geschiedenis in 80 boeken, waarvan 17 boeken nog volledig bestaan. Van de andere boeken bestaan alleen nog fragmenten en uittreksels.

De toenmalige stadhouder Tinius Rufus, werd wegens zijn wreedheid door de Joden Tirannus Rufus genoemd, was met zijn legioen Legio X Fretensis tegen zulke overmacht niet bestand en moest halsoverkop Judea uitvluchten. De Keizer zond nu zijn beste veldheren met aanzienlijke troepen naar het oorlogstoneel, maar ook zij moesten het onderspit delven. De Joden voelden zich sterker dan ooit, en om aan Judea’s onafhankelijkheid kracht en gewichtigheid toe te voegen, liet Bar Kochba Joodse munten slaan, Bar Cochba of Revolutiemunten genoemd (). Alle pogingen van de keizer om de opstand neer te slaan mislukten. Reeds bestond Cochba’s rijk ruim twee jaar (132-134). Een oorlog waar vele Romeinse veldheren hun dood op het slachtveld gevonden hadden. Op het laatst werd de grote veldheer Julias Severus die zich in Brittannië bevond, waar hij een opstand van de Britten moest neerslaan, naar Judea gezonden. Het oorlogstoneel was in de streken van de Middellandse Zee verplaatste zich ondertussen in de nabijheid van de vesting Betar.

Ook in het Noorden van Palestina waren diverse vestingen in een behoorlijke staat van verdediging gebracht en aan verschillende bevelvoerders toevertrouwd. Julius Severus zag zeer wel in, dat voor hem geen eer te behalen viel, als hij de Joden op het open slagveld tegemoet zou treden. Daarom volgde hij de volgende strategie, de uitputtingstactiek. Hij sneed hun de toevoer route van hun levensmiddelen af, viel de begeleiders aan en vermoorde hen. De Joden hadden geen ruiterij, de Romeinen wel. Nu werden ook de Noordelijke vestingen belegerd en ingenomen. Hetzelfde lot trof ook een serie van versterkte plaatsen waarvan de Joden zich voorheen meester hadden gemaakt. Op het laatst was Bar Kochba wel genoodzaakt met de kern van zijn leger en de vele vluchtelingen die trachtte het zwaard van de Romeinen te ontkomen zich terug te trekken in de vesting Betar.

Weldra werd Betar door Severus belegerd; dat was de laatste krijgsverrichting in deze rampzalige oorlog, die ondertussen al twee en

Page 6: Staatskundige Geschiedenis Van de Joden Onder Het Bewind Van de Romeinse  Keizers Tweede stukje

halfjaar voortduurde. Ongeveer een jaar lang werd Betar met leeuwenmoed door Bar Kochba verdedigd. Maar de hongersnood en het verraad van de Samaritanen was hij niet bestand.De vesting werd ingenomen op de negende Aaw X(135) dus op dezelfde datum waarop de eerste en de tweede Tempel ten prooi der vlammen was geworden volgens overleving. Onder anderen had ook Bar Cochba bij de belegering de dood gevonden. Nu waren er nog enige hier en daar verspreide benden te overwinnen, die door wanhoop en vertwijfeling gedreven nog een hardnekkige tegenstand boden.De meesten ven hen werden overwonnen en op beestachtige wijze vermoord. Velen hebben daarin tegen zich weten te redden door te vluchten naar Babylonie en het Arabische schiereiland.

Volgens Cassius Dio verloren 580.000 Joden het leven en werden 50 gefortificeerde steden en 985 dorpen bij de opstand vernietigd. De Talmoed spreekt over miljoenen doden, maar dit is onwaarschijnlijk omdat het land vermoedelijk niet zoveel inwoners had. Ook de Romeinen leden zeer grote verliezen. In het schrijven van Hadrianus aan de Senaat liet hij de vaste standaardzin weg: “ Als u en uw kinderen in goede staat van gezondheid zijn, dan is het goed. Ik en mijn leger verkeren in een goede staat”.

Nu moesten ook de Joden buiten Judea de woede des keizers ondervinden. Alle Joden moesten een lijfbelasting opbrengen, die nog veel zwaarder was dan de Jodenbelasting door Vespasianus was ingevoerd. Het was voor de keizer niet genoeg dat de opstand was neergeslagen, alles werd aangewend om een kiem van een eventuele toekomstige opstand de kop in te drukken. Het best, meende de keizer dit doel te bereiken was, elk spoor van de Joodse nationaliteit uit te wissen.Om dat te bewerkstelligen vaardigde Hadrianus een reeks van wetten uit die de volledige ondergang van het Jodendom tot doel had. De eerdergenoemde Tinius Rufus, die met de strikte uitvoering en strenge handhaving van de opgelegde wetten werd belast, liet het land om de stad Jeruzalem en de tempelberg omploegen en verzilten, als teken dat die plaatsen nooit meer bebouwd mogen worden. Jeruzalem werd nu op Griekse wijze herbouwd en door een Romeinse kolonie bevolkt. Op de tempelberg werd ter ere van Jupiter Capitolinus een tempel opgericht.(1). Zelfs de oeroude naam van de heilige stad moest uit het geheugen gewist worden; zij zou voortaan Aelia Capitolina heten, naar de keizers voornaam Aalius en Jupiter Capitolinus.

Page 7: Staatskundige Geschiedenis Van de Joden Onder Het Bewind Van de Romeinse  Keizers Tweede stukje

De besnijdenis (Brit Mila) de Shabbatviering, de beoefening van de Joodse leer, kortom de naleving van alle Joodse wetten, zeden en gebruiken werden bedreigd met de zwaarste straffen (2). Ondanks de vele gevaren bleef men heimelijk de G’dsdienstplichten uitoefenen.

Op last van Hadrianus, was de waakzaamheid van de Romeinse beambten vooral gericht op de Leerscholen en op de inwijding van jonge geleerden tot zelfstandige leraren ( of promotie ). Hadrianus begreep terecht dat het G’dsdienstonderwijs en de aanstelling van Joodse leraren, het zwaartepunt , de ziel was van het Jodendom. Dat door tegenwerking en het belemmeren, de overlevingskansen gering zou worden. Over de wetgeleerden die leerscholen hielden, werd dan ook het onverbiddelijke doodsvonnis uitgesproken, alsmede over hen, die de jongelingen tot leraren inwijden.

Maar juist, omdat het G’dsdienstonderwijs de ziel van het Jodendom was, besloten de meeste Tannaïm, liever de marteldood te sterven, dan dit onontbeerlijk onderwijs te staken. Men vindt dit verteld in het verhaal van de tien martelaren die wegens hun studie het moeten bekopen met hun leven. Van zeven van hen zijn de namen bekend: R. Ismaël, een zekere R. Simon, R. Akiva, die onder de afschuwelijkste folteringen met de laatste woorden van S’ma Jisraël op de lippen de geest gaf. R. Chanina ben Teradjon, die in een wetsrol gewikkeld op de brandstapel zijn dood vond. R. Chutspith de spreker (Methurgeman ) in het Javnische Synhedrion, R. Jesebab, de Synhedriale secretaris, en uiteindelijk R. Juda ben Baba, die verrast werd toen hij de laatste zeven leerlingen van R. Akiva tot leraren promoveerde.

(1)Ook op de berg Gerizim, waar eens de tempel van de Samaritanen gestaan had, werd ook een tempel voor Jupiter opgericht.

(2) Deze treurige tijd heet: de tijd van gewetensdwang, gevaar en vervolging

En hiermee eindigt het treurige tweede Tannaïten geslacht., zo rijk aan grote geesten en edele karakters. Daar ook de Joden Christenen, hoewel zij zicht van de Joodse gemeenten losgescheurd hadden, hadden zij onder de Hadriaanse vervolging veel te lijden. Zij dienden bij de keizer een verzoekschrift aan, dat zij in Godsdienstig nog staatskundig opzicht met de Joden geen enig gemeenschap hadden en als belijders van het Christendom een andere kerkgenootschap vormden. Vanaf die tijd hield ook elke verbinding tussen de Joden en

Page 8: Staatskundige Geschiedenis Van de Joden Onder Het Bewind Van de Romeinse  Keizers Tweede stukje

Christenen op en dagtekent de Vereeniging en samensmelting van de meeste sekten Joden- en heiden-Christenen.

Wordt vervolgd