vnci jaarverslag 2004
DESCRIPTION
VNCI Jaarverslag 2004TRANSCRIPT
1
VN
CI JA
AR
VE
RS
LA
G 2
00
4
Voorwoord
Alle activiteiten van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI)
zijn erop gericht om de belangen van de chemische industrie in Nederland zo goed
mogelijk te behartigen. Niet alleen voor nu, maar ook voor de toekomst.
In een jaar waarin diverse beleidsbepalende gezichten bij de VNCI met pensioen
gingen, is bij hun afscheid regelmatig teruggeblikt op wat zij in de afgelopen jaren
hebben bereikt. Milieu, veiligheid, onderzoek, onderwijs en stoffen zijn thema’s die
de laatste decennia als een rode draad door de chemische industrie heen liepen. En
nog steeds doen. Responsible Care deed begin jaren 90 zijn intrede en is nu vijftien
jaar later wereldwijd een begrip geworden voor de wijze waarop de chemische
industrie werkt aan het continue verbeteren van de milieu- en veiligheidsprestaties
in de keten.
De chemische industrie is een stabiele branche die een belangrijke economische
positie in de Nederlandse maatschappij inneemt. Globalisering, internationale
concurrentie en Nederlandse en Europese richtlijnen oefenen de laatste jaren een
steeds groter wordende invloed uit op de chemische sector in Nederland. De positie
van de chemische industrie verandert. Veranderingen die positief kunnen uitwerken,
mits met goed, innovatief ondernemerschap tijdig en adequaat wordt gehandeld.
Ook de VNCI gaat mee in die veranderingen en probeert samen met onder meer
haar leden, de politiek, werkgevers- en belangenorganisaties en onderzoekinstituten
de juiste voorwaarden voor de toekomst te scheppen. Voorwaarden die nodig zijn
om de ‘license to operate, innovate and grow’ van de Nederlandse chemische
industrie te behouden.
Kijken in de glazenbol
In dit jaarverslag doet de VNCI verslag van haar werkzaamheden in 2004. Daarnaast
blikken we samen met onze stakeholders, vooruit op de chemische industrie in het
jaar 2020. Wat is over 15 jaar bijvoorbeeld het effect van REACH? Heeft de chemi-
sche industrie in Nederland zich staande weten te houden? Hebben de initiatieven
om te komen tot het Nieuwe Scheikunde in het voortgezet onderwijs resultaat
gehad? Vragen die niet alleen door beleidsverantwoordelijken binnen de VNCI en
een aantal van onze eigen leden worden beantwoord, maar ook door vertegenwoor-
digers van de overheid en belangenorganisaties in een combinatie van een
realistische en futuristische kijk op de chemische industrie.
2
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
Voor de Nederlandse chemische industrie was 2004 een turbulent jaar. Dat kwam
door de hoge olieprijzen en de verslechterende concurrentiepositie als gevolg van de
sterke euro. Desondanks is de positie van de Nederlandse chemische industrie licht
verbeterd. Door een productietoename van bijna 1% en een stijging van de afzet-
prijzen met 6%, steeg de omzet met 7% naar 36,7 miljard euro.
Toch bleef de volumegroei achter bij die in omringende landen. De achterblijvende
economische groei in Nederland was daar debet aan. Ook de langdurige hoge prijs
van ruwe aardolie, was net als de hoge koers van de euro, van invloed op de mate
van economisch herstel. De investeringen bleken in Nederland het afgelopen jaar
ook minder grootschalig. Toch zijn investeringen nodig gezien de verwachte groei in
de bulkchemie. Voor de sector is voor het komende jaar een gelijke winstgevendheid
haalbaar, maar dan is verdere kostenbeheersing noodzakelijk. In de basischemie gaat
het hoofdzakelijk om het verlagen van de kosten en het verbeteren van de
productie-efficiëntie. Basischemie heeft volop toekomst in Nederland. Al was het
maar dat de drie krakers in Nederland aan de basis staan van hoogwaardige en
innovatieve chemieketens.
Kritisch en uitdagend
Als chemische industrie willen we blijven groeien. Gelijkertijd zullen we ook werk
moeten maken van het verminderen van CO2- en NOx-emissie. Het is onze verant-
woordelijkheid om zorgvuldig om te gaan met issues rond klimaatverandering, maar
daarbij moeten we ook oog houden voor de kosten die deze issues met zich mee-
brengen. Energiebesparing heeft daarbij prioriteit op energietransitie. Toch is samen-
werking met de overheid, zoals in de Taskforce Energie, belangrijk om te werken aan
stimulerende maatregelen om energietransitie op gang te brengen.
Het Responsible Care-programma kan in Nederland rekenen op een sterke support
van de chemische industrie. Maar we leven nu eenmaal in een samenleving die
steeds vaker vraagt om uitleg, informatie en betrokkenheid. Om onze ‘licence to
operate’ te behouden, is het verstrekken van transparante informatie én een goede
dialoog met de omgeving uitermate cruciaal. De afgelopen jaren zijn vanuit de
VNCI en de leden initiatieven ontplooid, maar verbeteringen blijven altijd mogelijk.
Kritisch blijven op het eigen operationele proces past daarin. Ook als de zaken goed
lopen, moeten we kijken hoe het beter kan.
Werken in de chemische industrie moet voor onze eigen mensen een uitdaging zijn,
maar ook voor scholieren en studenten. Het is goed dat de toenemende aandacht
voor techniek en chemie heeft geleid tot een grotere belangstelling voor bètastudies.
Initiatieven van Jet-Net, C3, onze eigen bijdrage aan de studiebeurs en de publicatie
van de onderwijsspecial hebben daaraan bijgedragen. De stijging van het aantal
inschrijvingen van studenten voor bètastudies stemt ons positief, zeker als die trend
zich ook vertaalt in meer afgestudeerden.
Uitdragen waar we goed in zijn
3
VN
CI JA
AR
VE
RS
LA
G 2
00
4
Eigen initiatief
Intensievere samenwerking tussen industrie en universiteiten en zinvolle besteding
van de gelden voor fundamenteel onderzoek, zijn nodig om te werken aan nieuwe
ontwikkelingen en innovatieve toepassingen. Binnen het topinstituut Polymeren,
maar ook binnen ACTS - Advanced Catalytic Technology for Sustainability - werd
het afgelopen jaar goed overleg gevoerd met universiteiten, NWO en overheden om
te komen tot de verdeling van gelden voor fundamenteel onderzoek. De innovatie-
voucher waarmee MKB-bedrijven voor 7.500 euro aan kennis bij een publieke
kennisinstelling kunnen inkopen en initiatieven om het Vmbo-onderwijs meer te
betrekken bij de maakindustrie zijn nuttig, noodzakelijk en stimulerend voor de
product- en procesinnovatie. Echter, innovatie moet vanuit de chemiesector zelf
komen, in samenwerking met topinstituten en universiteiten. Overleg met de
overheid moet de voorwaarden scheppen voor een goed innovatieklimaat. Daarbij
moet gedacht worden aan duidelijke en heldere regelgeving, reductie van regels en
voorschriften én aan belastingmaatregelen zoals die ook gelden in andere EU-landen.
De chemische industrie staat in grote lijnen achter het REACH-voorstel zoals dat
naar de Europese Raad en het Europees Parlement is gegaan. Het voorstel sluit aan
bij onze verantwoordelijkheden zoals wij die ook met ons Responsible Care-
programma uitdragen. We hebben goede hoop dat Brussel onze bezwaren op het
voorstel van de lastenverzwaring voor de chemische industrie ter harte neemt.
In het rapport ‘Sneller Beter - De Veiligheid in de Zorg’ stelden chemische bedrijven
hun ervaringen beschikbaar aan ziekenhuizen. Daarbij ging het om ervaringen bij
het implementeren van veiligheidsmanagementsystemen, het realiseren van gedrags-
verandering en verantwoordelijkheidsbesef bij personeel en de communicatie hier-
over. De chemische industrie is in Nederland al jaren een van de veiligste industriële
bedrijfstakken. Zelfs vier maal veiliger dan bijvoorbeeld de bouwsector. We zijn trots
op waar we goed in zijn en wat we doen en bereiken. Laten we dat dan ook meer
uitdragen!
Hoogwaardige industrie
De toekomst zie ik positief tegemoet. Het verleden heeft aangetoond dat concurrentie
uit landen als China en Azië en het verplaatsen van productie niet ten koste hoeft te
gaan van de sector in Nederland. Dat laten de ontwikkelingen in de textielindustrie
duidelijk zien. Wat daarvan in Nederland is overgebleven, is een zeer hoogwaardige
industrie.
Ik voorspel dat in 2020 Nederland een zeer sterke chemische sector heeft waar succes-
vol is ingesprongen op niches in de markt, wat heeft geleid tot productdifferentiatie.
Specialisatie en de mix van biotechnologie, nanotechnologie, katalyse en hightech
polymerenprocessen hebben hun intrede gedaan. De positie van Europa is met de
opkomst van grootmachten als China en India logischerwijs teruggelopen. Maar als
wij onze kennis in huis weten te houden, kunnen wij zonder problemen de con-
currentiestrijd met de rest van de wereld aangaan.
Rein Willems
Voorzitter VNCI
4
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
De VNCI kwam in het jaar 2004 op diverse fronten op voor de belangen van haar
leden. In het jaar van het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie onder-
vonden we grote druk van overheidszijde om voortgang te boeken op diverse
beleidsonderwerpen. Het was aan de VNCI om de belangen van de chemische
industrie in al deze voorstellen, plannen en besluiten zeker te stellen. Ruimte om te
ondernemen, het verminderen van de administratieve lasten en het verbeteren van
onze concurrentiepositie hadden daarbij hoge prioriteit. Het vroeg een stevige
inspanning om de veelheid van onderwerpen in goede banen te leiden. De specifieke
inbreng van leden in diverse beleids- en werkgroepen was daarbij cruciaal.
Ook de samenwerking met VNO-NCW was van groot belang om de Nederlandse
industrie in een breder perspectief te vertegenwoordigen. Een aantal activiteiten
zal ik toelichten.
Er was de VNCI veel aan gelegen om de voorbereidingen voor de start van de emissie-
handel in 2005 goed te laten verlopen. Belangrijk daarbij was om de verplichtingen
van de CO2-emissiehandel verenigbaar te maken met het Benchmarkconvenant. Net
zo belangrijk was ervoor te zorgen dat de emissiehandel de mogelijkheden tot groei
van de chemische industrie in Nederland niet onnodig zou beperken.
Inspanningen van de VNCI voor haar rol in het chemieonderwijs waren de ont-
wikkelingen rond de Utrecht School of Applied Sciences en de toezegging van
100.000 euro per jaar voor de komende vier jaar aan de vernieuwing van het
scheikundeonderwijs. Ook trad de VNCI in contact met het Innovatieplatform en
het Europees Technologie Platform Duurzame Chemie. Dit zijn instituties die
nieuwe kansen bieden voor het creëren van een goed innovatieklimaat.
De VNCI bleef zich onveranderd richten op het verbeteren van het huidige voorstel
voor de Europese stoffenverordening (REACH); verbeteringen die moeten leiden tot
vermindering van bureaucratie, beperking van de werklast voor overheid en bedrijfs-
leven en prioritering op basis van risico. Zorgen maakte de VNCI zich over de
uitkomsten van de REACH Business Impact Study. Deze studie becijferde de totale
directe meerkosten voor het Nederlandse bedrijfsleven op circa 750 miljoen euro.
Op het gebied van administratieve lastenverlichting werd in Delfzijl een pilotproject
gestart waarmee een eerste stap werd gezet naar een vermindering van 50% van de
toezichtlast. Andere projecten in 2005 moeten aantonen dat die doelstelling echt
haalbaar is.
Veiligheid èn beveiliging stonden, ingegeven door mondiale ontwikkelingen, volop
in de belangstelling. Het handhaven en verbeteren van de interne en de externe
veiligheidsprestaties en -resultaten hadden in 2004 dan ook hoge prioriteit. Met het
ondertekenen van het Convenant Stoffen kreeg ook de risico-beheersing van stoffen
in de keten een nieuwe impuls.
Voorwaarden scheppenvoor de toekomst
5
VN
CI JA
AR
VE
RS
LA
G 2
00
4
In een jaar waarin de sector economisch de weg omhoog leek te hebben gevonden,
was de focus sterk gericht op het versterken van het ondernemersklimaat en het
behouden van de concurrentiepositie. De publicatie van de studie ‘Goed, Beter,
Best 2004’ naar de concurrentiepositie van de chemische industrie, heeft voldoende
aandachtspunten en aanbevelingen opgeleverd die richtinggevend zijn voor de
inspanningen van VNCI in de komende jaren.
In personele zin onderging de VNCI-organisatie in 2004 een metamorfose. Allereerst
werd op bestuursniveau Kees Linse als voorzitter opgevolgd door Rein Willems.
Op het VNCI-bureau namen gezichtsbepalende personen als algemeen directeur
Peter Noordervliet, Dick Schuddebeurs, Erwin von der Meer, Karin van Deuren en
Ben de Keijzer afscheid vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
Gelukkig konden we al gedurende het jaar hun opvolgers verwelkomen, zodat de
continuïteit gewaarborgd werd. Met deze veranderingen verloren we een groot reser-
voir van kennis en ervaring. Anderzijds brachten de nieuwe medewerkers verfrissende,
nieuwe inzichten en ideeën. En daar kunnen we ons voordeel mee doen in onze snel
ontwikkelende sector.
Het onverwachte overlijden van het hoofd Communicatie en Externe Contacten,
Eduard Hirschfeld, in april en daarna in december van zijn opvolgster, Kristel Esveldt,
was schokkend. Niet langer een beroep kunnen doen op hun betrokkenheid,
enthousiasme en kennis, ervaart de VNCI als een groot gemis.
Samenwerking
De overheid heeft het afgelopen jaar veel in beweging gezet op het gebied van
industrie, milieu, veiligheid, innovatie en ondernemersklimaat. Wij verwachten dat
dit de komende jaren niet minder zal worden. We streven er dan ook naar dat wij
voor zaken die van collectief belang zijn, het natuurlijke referentiepunt voor leden
zijn; in de toekomst nog meer dan in het verleden. Het moet voor onze leden logisch
zijn dat zij voor informatie of advies bij ons aankloppen. Niet alleen via de persoon-
lijke contacten of de werkgroepen, maar in de toekomst ook meer via het extranet.
Ook zullen we de samenwerking met andere organisaties zoals NRK, Niaba en VvKL
versterken, als er zich gemeenschappelijke belangen in de chemieketen voordoen.
Samenwerking zal het sleutelwoord zijn om efficiënter en effectiever te opereren.
Samenwerking beperkt zich niet alleen tot de landsgrenzen. Wil Europa haar sterke
concurrentiepositie en het niveau van welvaart behouden, dan moet er echt werk
worden gemaakt van innovatie en vernieuwing. De VNCI ondersteunt de ‘Lissabon-
strategie’ waarin Europa de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie in
de wereld moet worden. In samenwerking met Cefic en de branchevertegenwoordigers
uit de EU-landen zullen wij ons hard maken dat de randvoorwaarden voor een goed
innovatieklimaat in de chemiesector worden geschapen. Het Innovatieplatform in
Nederland en het Europees Technologie Platform Duurzame Chemie zijn daarbij
hulpvolle instituties.
Uitdagingen
Er wachten de VNCI de komende jaren vele uitdagingen. Eén van de belangrijkste is
om de chemische industrie van een ‘lijdend voorwerp’ tot een ‘discussiepartner’ te
maken. Openheid, transparantie, goede communicatie en een intensieve dialoog met
onze stakeholders moeten daarvoor zorgen.
6
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
Ook REACH blijft een uitdaging. Lage administratieve lasten en behoud van onze
concurrentiepositie staan daarbij centraal. De ervaringen uit het project Strategic
Partnership On REACH Testing (SPORT) moeten ons helpen de implementatie van
REACH zo goed mogelijk te laten verlopen. Hoe wij als VNCI het stoffenbeleid
aanpakken, is van invloed op hoe het grote publiek straks naar ons kijkt.
Een veilige sector en onze bijdrage aan het milieu hebben altijd onze aandacht. Onze
uitdaging ligt niet alleen in het inzichtelijk maken van de bijdrage die de chemische
industrie levert aan welzijn en welvaart, maar ook in het verminderen van het
gevoel van onveiligheid.
Als laatste ligt er voor ons een uitdaging om aan het onderwijs rolmodellen te
bieden die de mogelijkheden voor bètastudenten als ondernemers zichtbaar maken.
Onze sector heeft deze mensen hard nodig. Biotechnologie en nanotechnologie
hebben de afgelopen jaren enorme stappen voorwaarts gezet. Waar het vaak nog aan
ontbreekt zijn bèta’s met een attitude van beroepsondernemers. Enquêtes en
onderzoeken tonen ook aan dat Nederland op dit punt uit de pas loopt. Er is voor
ons dus een inhaalslag te maken.
De verre toekomst
Wanneer wij de juiste voorwaarden weten te scheppen, zal de Nederlandse
chemische industrie in 2020 nog steeds een grote speler in Europa zijn. China en
India zullen door hun toenemende welvaart en hun grote thuismarkt wereldspelers
van formaat zijn, maar dit zal de positie van onze basischemie niet in gevaar
brengen. De vernieuwende Nederlandse chemische specialiteitenindustrie die
inspeelt op de hoge eisen van de westerse maatschappij zal een grote speler zijn, die
de concurrentie met de rest van de wereld aan kan. Onze hoge milieu- en veilig-
heidsprestaties zullen een voorbeeld voor de rest van de wereld zijn. Universiteiten
en bedrijfsleven slaan de handen systematisch ineen en het delen van kennis en het
uitwisselen van ervaringen is gemeengoed geworden.
Dit is een positief beeld dat mede afhankelijk is van onvoorspelbare factoren. We
zullen ons dan ook meerdere scenario’s voor ogen moeten houden. Maar er is zeker
hoop voor de nabije toekomst, en voor het jaar 2020. Vernieuwing en vooruitgang
zijn daarvoor noodzakelijk en gaan niet vanzelf. Bedrijven zijn daar ook hard mee
bezig. Het is aan ons om ook voor die toekomst de voorwaarden te scheppen!
Colette Alma-Zeestraten
Algemeen directeur VNCI
7
EN
ER
GIE
- VN
CI JA
AR
VE
RS
LA
G 2
00
4
Energie
De chemische industrie in Nederland is verantwoordelijk voor ruim 20% van het
nationale energieverbruik. Lage energiekosten en een hoge energie-efficiency
(het energieverbruik per ton product) zijn voor de chemische industrie vanuit
kostenperspectief essentiële doelstellingen. Energie-efficiency levert niet alleen
kostenvoordeel op, maar ook milieuvoordeel. Met name op het gebied van het
klimaat.
Energie-efficiency
De VNCI staat daarom volledig achter de overweging die ten grondslag ligt aan het
in 1999 door de overheid en de industrie overeengekomen Benchmarkconvenant
Energie-Efficiency. Met de deelname aan dit convenant willen ondernemingen met
hun energie-intensieve inrichtingen op het gebied van energie-efficiency blijvend tot
de wereldtop te behoren. Daarmee willen zij ook een maximale bijdrage leveren aan
het realiseren van de nationale CO2-doelstellingen. Hiermee wordt een situatie
geschapen, die winst betekent voor het milieu en voor de economie. Het is namelijk
beter om op de meest efficiënte wijze in Nederland te produceren, dan de productie
buiten Nederland op een minder efficiënte wijze te laten plaatsvinden. Bedrijven
streven er hierbij ook naar om de laagste kosten per eenheid product te realiseren.
In 2004 heeft de aandacht van de VNCI zich voornamelijk gericht op het nakomen
van de afspraken van de beide energie-efficiencyconvenanten, het Benchmark-
convenant voor de energie-intensieve inrichtingen en de Meer Jaren Afspraak (MJA2)
voor de minder energie-intensieve inrichtingen. Het Benchmarkconvenant kent
81 deelnemende chemie-inrichtingen, die gezamenlijk 96% van het energieverbruik
van de chemie voor hun rekening nemen. Deze 81 bedrijven hebben voor hun
installaties allemaal de wereldtop vastgesteld, een Energie Efficiency Plan (EEP)
opgesteld en projecten uitgevoerd die in overeenstemming met de afspraken van het
convenant zijn. Toch vielen de resultaten, waaronder de Energie Efficiency Index
(EEI) over monitoringsjaar 2003 tegen*.
100
102
98
96
94
1999 2000 2001 2002 2003
EEI Industrie
Inde
x
EEI Chemische industrie
* rapportage over monitoringsjaar 2004 vindt medio 2005 plaats
Energie Efficiency Index (EEI)
Sinds 1999 heeft de Nederlandse
chemische industrie door energie-
efficiency maatregelen steeds minder
energie nodig per ton geproduceerd
product. Ten opzichte van de
andere industriële sectoren is de
energie-efficiency in de chemie
sector het sterkst verbeterd.
8
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
- E
NE
RG
IE
Belangrijkste oorzaken zijn dat door economische omstandigheden een lagere bezet-
tingsgraad is gerealiseerd en er een aantal ongeplande fabrieksstops van grotere
installaties heeft plaatsgehad.
De resultaten van de deelnemers aan het MJA2-convenant waren uitstekend. Het
aantal deelnemers is gestegen naar 46. De beschikbare gegevens over monitorings-
jaar 2003 laten een verbetering zien van de gezamenlijke energie-efficiency van de
deelnemers, met 12,4% ten opzichte van het basisjaar 1998.
Emissierechten
In 2004 zijn diverse belangrijke en vooral noodzakelijke stappen gezet om de start
van de handel in broeikasgasemissies per 1 januari 2005 en een aanvaardbaar
nationaal systeem van NOx-emissiehandel, medio 2005, mogelijk te maken. In de
onderhandelingen voor de invoering van CO2-emissiehandel was de inzet van de
industrie, dat de afspraken van het Benchmarkconvenant overeind zouden blijven.
Dit hield in dat groei mogelijk moest blijven, mits de prestaties op wereldtop-niveau
blijven en er geen plafond voor de uitstoot van CO2 zou komen. De emissierechten
zouden in die situatie aan de bedrijven worden toegewezen op basis van hun
bedrijfsprestaties in de energie-efficiencyconvenanten. Beter of slechter presteren dan
de wereldtop zou resulteren in een teveel of te weinig rechten aan het eind van elk
handelsjaar. Het onderhandelingsresultaat, zoals dit in het nationaal allocatieplan is
9
EN
ER
GIE
- VN
CI JA
AR
VE
RS
LA
G 2
00
4
Chemie en energie: de weg naar 2020
Hoge prijzen, toenemende
afhankelijkheid van brandstoffen uit
geo-politiek instabiele gebieden en de
noodzaak om de CO2-uitstoot
drastisch te reduceren, vroegen om
actie. Energiebesparing kreeg
hernieuwde aandacht en innovatie-
ve, meer duurzame processen en
producten werden ontwikkeld.
Als één van de grootste energie-
verbruikers leverde de Nederlandse
chemische industrie een pro-actieve
bijdrage om een deel van de
oplossing te vinden die paste bij de
Responsible Care-gedachte voor dit
soort problemen. Door de genomen
maatregelen kijken we in 2020
met voldoening terug op de behaalde
resultaten en vooruit naar de
toekomst die voor ons ligt.
ir. P.H. Vogtländer
Voorzitter Energieraad
opgenomen, zag er uiteindelijk anders uit. In dit plan werd de groei van de industrie
afgetopt, ook al behoorde zij met de energie-efficiency tot de wereldtop. Hiermee
werden de afspraken van het Benchmarkconvenant door de overheid niet langer
nagekomen, met het risico dat de productie toch op een minder efficiënte wijze,
elders plaats gaat vinden. De VNCI heeft uiteindelijk met succes geijverd voor een
zogenaamde opt-out voor een aantal bedrijven. Dit hield in dat, met name
krakerinstallaties, de mogelijkheid kregen om vanwege de verstoring van hun
Europese concurrentiepositie, tot 2008 buiten de CO2-emissiehandel te blijven.
Om CO2 te mogen uitstoten, is een vergunning nodig. Die vergunning en het
toezicht erop worden verleend door een nieuwe organisatie, de Nederlandse
Emissieautoriteit (Nea). Het te snel tot stand komen van de wettelijke verplichtingen
en besluiten verdiende geen navolging. Voordat de wet door de Kamer was aan-
genomen, moesten de bedrijven al een vergunning aanvragen. De VNCI heeft zich
er in 2004 sterk voor gemaakt dat bedrijven niet de dupe worden van dit ongebrui-
kelijke en ongewenste wetgevingsproces.
Voor de NOx-emissiehandel wordt medio 2005 een nationaal systeem ingevoerd
dat, ondanks moeizame onderhandelingen met de overheid, zorgt voor een verdere
toename van de administratieve lastendruk voor bedrijven. Daarmee worden de
voordelen, te weten dat maatregelen alleen daar genomen worden waar ze het meest
kosteneffectief zijn, voor een deel weer tenietgedaan. Ook hier kunnen bedrijven
van de mogelijkheid tot een opt-out gebruik maken.
Energiebelasting
Met succes is de Europese richtlijn Energiebelasting (EB) door Nederland ‘beleidsarm’
ingevoerd. Dit betekende dat deelnemers aan een energie-efficiencyconvenant geen
EB-verhoging ondervinden, mits het elektriciteitsverbruik meer was dan 10 miljoen
kWh per jaar. Het onverwachte, tijdens de begrotingsbehandeling geconstateerde
financieringstekort bij de overheid, gooide helaas roet in het eten. Voor de
financiering van de verlaging van de vennootschapsbelasting wilde de overheid de
EB toch weer drastisch verhogen, met 605 miljoen euro in 2005, oplopend naar
760 miljoen euro in 2007. Mede door de inspanningen van de VNCI is deze ver-
hoging naar beneden bijgesteld met 100 miljoen euro.
Energie in 2020
Na het verstrijken van het Kyoto-verdrag in 2012 is de discussie over strikte plafonds
voor de uitstoot van broeikasgasemissies verstomd. De Europese Commissie en de
lidstaten hebben ingezien dat een dergelijk beleid negatief uitwerkte op de economie
en het sociale klimaat, en dat gezonde groei van de industrie essentieel is voor het
bereiken van het Madrid Akkoord, de opvolger van het Lissabon Akkoord. Innovatie
leidt in Europa sneller tot resultaten dan waar ook ter wereld en de uitstoot van
broeikasgas is alleen nog maar gebonden aan relatieve targets. Het besluit dat Europa
tijdens de Voorjaarstop van 2005 heeft genomen om de eerste experimentele
thermonucleaire reactor te bouwen, is een overweldigend succes geworden.
Het heeft inmiddels wereldwijd geleid tot de bouw van tien commerciële reactoren.
De verwachting is dan ook reëel dat het klimaatprobleem binnen niet al te lange
termijn beheersbaar is.
10
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
- O
ND
ER
WIJ
S E
N O
ND
ER
ZO
EK
Onderwijs en Onderzoek
In 2004 was de VNCI actief om de kennisinfrastructuur in Nederland te behouden
en te verbeteren, het chemieonderwijs meer te laten aansluiten bij de kennis- en de
competentiebehoefte van bedrijven in Nederland en om chemische beroepen en
chemiestudies te promoten.
Chemieonderwijs afstemmen
Om de aansluiting met de ontwikkelingen in de markt te behouden, vond veelvuldig
overleg plaats met de hbo-instellingen, de VSNU-kamer Scheikunde, de Academie
Commissie voor de Chemie van de KNAW en het NWO-gebiedsbestuur Chemische
Wetenschappen. Met vertegenwoordigers van het beroepsonderwijs en de univer-
siteiten is gesproken over bundeling en vernieuwing van de opleidingen. De VNCI
meent dat hierdoor op efficiëntere wijze invulling gaat worden gegeven aan de
chemieopleidingen en dat deze beter afgestemd zijn op de maatschappelijke vraag.
Met de Vereniging van Universiteiten (VSNU) zijn hierover in 2004 afspraken
gemaakt, die zijn vastgelegd in het VSNU-Sectorplan Natuurwetenschappen.
Vernieuwing van het scheikundeonderwijs is nodig, bleek uit het rapport van de
Commissie van Koten. De scheikundecommissie, onder leiding van professor
Van Koten, had in haar rapport ‘Chemie tussen context en concept’ voorgesteld de
inhoud te actualiseren en meer gebruik te maken van concrete, herkenbare
praktijkvoorbeelden. Deze voorstellen zijn in 2004 door het ministerie van OCW
overgenomen. De projectgroep Nieuwe Scheikunde is daarop met docenten gestart
om ideeën voor havo- en vwo-lesmateriaal uit te werken. Ook de VNCI werkt met
docenten en bedrijven aan de ontwikkeling van scheikunde lesmodules die
aansluiten bij de dagelijkse praktijk van producten en processen in de chemische
industrie. De VNCI heeft hiervoor, voor een periode van vier jaar, jaarlijks maximaal
100.000 euro beschikbaar gesteld.
Kennis en innovatieve toepassingen
De afgelopen jaren is hard gewerkt om het promotietraject ‘Applied Sciences’ van de
grond te krijgen. Dit promotietraject is bestemd voor academici met een bètastudie
die werkzaam zijn in de chemische industrie. Het biedt hun de mogelijkheid om in
de praktijk ontwikkelde kennis en inzichten, aan de universiteit verder te verdiepen.
Voor bedrijfsleven en universiteit is deze ontwikkeling van belang om de aansluiting
tussen wetenschappelijke kennis en de toepassing daarvan te versterken. Voor de
VNCI is dit niet de eerste duale opleiding die met een universiteit is opgezet. Aan de
Technische Universiteit Eindhoven kunnen afgestudeerde hbo’ers uit de chemie-
sector, sinds 2003 de duale masteropleiding tot chemisch ingenieur (ir) volgen.
Een wervingscampagne heeft ertoe geleid dat begin 2005 een tweede lichting studen-
ten start.
2020:Investeren in mensen
De chemische industrie is een
belangrijke sector binnen de Neder-
landse economie. De vakbonden
willen dan ook niet dat de chemie in
Nederland krimpt. Investeren is
nodig en niet een eenzijdig beleid
gericht op kostenbesparing, zoals we
dat de laatste jaren hebben gezien.
Naast investeren in mensen, moeten
werkgevers ook investeren in nieuwe
technologie zodat bestaande
bedrijven groeien en nieuwe zich hier
willen vestigen. Investeren in
gezonde en veilige werkplekken en
dat uitdragen, helpt het imago van
de chemische industrie te verbeteren.
Zodat ook in 2020 werknemers vol
overtuiging kiezen voor een baan in
de chemie.
drs. H. Pol
Divisiemanager Industrie
FNV Bondgenoten.
2020:Het leven is chemie
Op radio, tv en pc-broadcasting
loopt al weer enige jaren de reclame-
campagne ‘Het leven is chemie’.
De productboodschap wordt afwis-
selend gecombineerd met informatie
over de zorg voor milieu, veiligheid
en de betekenis voor de arbeids-
markt. De spotjes ondersteunen
de op primetime uitgezonden
soapserie ‘YouFeeltheChemistry
(UftC) en een onderwijsprogramma
op de basisscholen. Bedrijven werken
hier met veel enthousiasme aan
mee, hetgeen getuigt van het ver-
trouwen in de chemische industrie
en dat waar we mee bezig zijn.
Ir. C.J.M. Asselbergs
Directeur Deltalinqs
11
ON
DE
RW
IJS E
N O
ND
ER
ZO
EK
- VN
CI JA
AR
VE
RS
LA
G 2
00
4
De afgelopen jaren hebben diverse bedrijven contacten aangeknoopt met onderwijs-
instellingen in hun omgeving. De Meet the Boss-bijeenkomsten van de VNCI waren
ook in 2004 een stimulans voor bedrijven en scholen om een eerste contact tot
stand te brengen of om bestaande contacten aan te halen. Eén van deze bijeen-
komsten kende, door de samenwerking met de Belgische brancheorganisatie
Fedichem, een internationaal karakter. John Dejaeger, gedelegeerd bestuurder van
BASF Antwerpen, ging rond het thema ‘Innovatie in de chemie als motor voor
duurzame maatschappelijke ontwikkeling’ het debat aan met leerlingen van twee
Nederlandse en twee Vlaamse scholen.
Om excellente scheikunde-scholieren te belonen, zijn in 2004 wederom de VNCI-
Gezelprijs en de VNCI-studiebeurzen ter waarde van 1.000 euro uitgereikt. Met het
toekennen van de beurzen wil de VNCI de winnaars ook stimuleren om voor een
scheikundestudie te kiezen. Verheugend was dat in 2004 bijna 50 procent van de
deelnemers aan de Nationale Scheikunde Olympiade aangaf dat zij een studie
scheikunde gaan volgen.
De KNCV en de VNCI hebben zich in 2004 ingezet om afgestudeerde en
gepromoveerde chemici te ondersteunen in hun zoektocht naar inspirerend en
passend werk. Alvorens hiermee aan de slag te gaan, werd besloten om eerst
Het aantal studenten neemt sinds
2003 geleidelijk weer toe. Verdere
kwantitatieve en kwalitatieve ver-
beteringen zijn nodig om ook voor de
toekomst voldoende hoogwaardig
geschoold personeel te waarborgen.
Omdat de gemiddelde studieduur
5,5 jaar is, zal bij gelijkhoudende
trend vanaf 2010 een toename van
afgestudeerden merkbaar zijn.
1300
900
500
1100
1500
700
300
100
19901992
19941996
19982000
20022004
20062008
2010
Afgestudeerden Eerstejaars
Aan
tal
Instroom en uitstroom studenten (technische) scheikunde
Herstel aantal chemiestudenten
De duale opleiding tot chemisch ingenieur was onder andere ontwikkeld om de
terugloop van scheikundestudenten te compenseren met zij-instromers. In 2004
gloorde er licht aan de horizon: het aantal scheikundestudenten nam toe.
Een herstel dat mede mag worden toegeschreven aan de diverse initiatieven van de
VNCI, de stichting C3, de Nederlandse Vereniging voor het Onderwijs in de
Natuurwetenschappen (NVON), de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging
(KNCV) en organisaties zoals Jet-Net. De initiatieven waren bedoeld om de techniek
en specifiek de bètastudies en beroepen meer onder de belangstelling te brengen van
scholieren, studenten en docenten. Dit heeft geleid tot deelname aan de Studie Beurs
in Utrecht, de jaarlijkse uitgave van de VNCI-onderwijsspecial chemie en een
verdere professionalisering van de website feelthechemistry.nl. Nieuw waren in 2004
de productie van de minispeelfilm The Mission, over de veelzijdigheid van de
chemie, en de video’s over diverse chemische beroepen.
Innovatie 2020
Op de wereldmarkt geniet de
Nederlandse chemische industrie
groot aanzien. Door de vroege start
van het ‘transitiedenken’ heeft
Europa een voorsprong op haar
concurrentie. In Nederland hebben
chemische industrie en overheid een
grote stap voorwaarts gezet door een
gezamenlijke strategie te definiëren
die zich vooral richtte op innovatie,
kennisopbouw en verbeteringen in
het Europese- en Nederlandse
ondernemingsklimaat. Duurzaam
ondernemen en innovatie floreert
uitstekend door in te spelen op brede
maatschappelijke belangen. Op de
2020 World Conference on
Sustainable Development wordt de
integratie van het mondiale
stoffenbeleid op basis van de
Europese, Amerikaanse en
Aziatische aanpakken gevierd als de
grote stap naar één wereldmarkt.
drs. Chris P. Buijink,
Directeur-generaal Ondernemen
en Innovatie
Ministerie van Economische Zaken
12
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
- O
ND
ER
WIJ
S E
N O
ND
ER
ZO
EK
onderzoek te doen naar de kwantitatieve arbeidsmarktgegevens en de arbeids-
marktpositie van hoger opgeleide chemici. Het Researchcentrum voor Onderwijs
en Arbeidsmarkt (ROA) van de universiteit Maastricht heeft dit onderzoek
uitgevoerd en verwacht begin 2005 de resultaten te publiceren.
Richting aan innovatie
Zowel overheid, bedrijfsleven als kenniscentra signaleerden in 2004 het nut en de
noodzaak om onderzoek en innovatie in het chemische werkveld te stimuleren.
De chemische sector voerde in 2004 overleg met de werkgroep Sleutelgebieden van
het Innovatieplatform om daarin de innovatiewensen en -behoeften van de sector
naar voren te brengen. Dit overleg wordt in 2005 vervolgd met het ministerie van
EZ. Veel hoop heeft de sector ook gevestigd op het Europese Technologieplatform
Duurzame Chemie dat richting moet geven aan de innovatie in de EU-chemiesector
en de zinvolle besteding van EU-gelden.
Op nationaal niveau vond overleg over de aansturing van onderzoek plaats met de
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en overheden.
Topinstituut Polymeren, waar ongeveer heel chemisch-technologisch Nederland bij
is betrokken, en ACTS - The Dutch Catalysis Platform - zijn hierbij gebaat om
optimaal te kunnen werken aan fundamenteel onderzoek, nieuwe ontwikkelingen en
innovatieve toepassingen. De VNCI heeft zich in 2004 ook ingezet om voor nieuwe
initiatieven, zoals scheidingstechnologie en witte biotechnologie, ruimte te vinden.
Onderwijs en innovatie in 2020
Het lesmateriaal van Van Koten is structureel onderdeel van scheikunde in het
havo- en vwo-onderwijs en jaarlijks worden hier actuele cases aan toegevoegd. In het
basisonderwijs zijn sinds 2012 zelfs vakleerkrachten exacte- en technische vakken
werkzaam. De begin deze eeuw gestarte wervingscampagne, in samenwerking met
C3, VNCI, het bedrijfsleven en onderwijsinstellingen, heeft ertoe geleid dat vanaf
2015 jaarlijks gemiddeld 1.000 scheikunde- en Life Science-studenten afstuderen.
De vernieuwde master- en promotieprogramma’s en het ‘levenslang leren’ hebben
het afgelopen decennium niet alleen meer, maar vooral jonge bètatalenten met de
juiste competenties opgeleverd. Naast een zeer gedegen basiskennis beschikken zij
over een specialisme in life sciences, moleculaire wetenschappen of chemische
technologie. Door gerichte innovatie en kennisontwikkeling zijn de programma’s
aan de Nederlandse universiteiten van een ongekend hoog niveau en trekken ze
studenten en onderzoekers vanuit de hele wereld aan.
Het innovatieklimaat heeft in Nederland met de komst in 2008 van een staats-
secretaris voor Innovatie over de gehele breedte een belangrijke impuls gekregen.
Door samenwerking met de overheid, de belangrijkste topinstituten en het bedrijfs-
leven is de chemische industrie in Nederland erkend als innovatieve sector en een
bron voor welvaart en economische ontwikkeling. Ook de betrokkenheid van
leveranciers uit de chemieketen, NGO’s en het grote publiek heeft een belangrijke
impuls aan die erkenning gegeven. De in 2005 ingezette langetermijnstrategie van
het Europese Technologieplatform voor Duurzame Chemie heeft, geheel volgens de
visie, de laatste jaren zijn vruchten afgeworpen. De bedragen voor gericht onderzoek
zijn toegenomen en afgestemd op de behoefte van de samenleving.
13
ST
OF
FE
N- V
NC
I JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
Stoffen
Het voorstel voor de verordening voor Registratie, Evaluatie en Autorisatie van
chemische stoffen (REACH), de economische gevolgen van REACH voor het
Nederlandse bedrijfsleven en de voorbereiding op de implementatie van REACH,
vroegen in 2004 alle aandacht van de diverse betrokkenen bij de VNCI en haar
leden. Omdat de daadwerkelijke implementatie van REACH dichterbij komt, werkt
een aantal VNCI-leden in Cefic-verband samen om ervaring op te doen met de
voorgestelde REACH-regelgeving en de daarmee samenhangende procedures.
Het REACH-voorstel is voor beoordeling naar de Europese Raad en het Europees
Parlement gegaan, na verwerking van de 6.400 ingediende reacties van onder andere
bedrijven, brancheorganisaties, overheden en milieuorganisaties op een voorontwerp
in oktober 2003. De Raad heeft uit vertegenwoordigers van de ministeries van Milieu
en Economische Zaken van de 25 lidstaten, een ambtelijke werkgroep ingesteld die
het voorstel bespreekt. Met de Nederlandse vertegenwoordigers uit de werkgroep en
met de Europarlementariërs heeft de VNCI regelmatig contact om haar zorgen,
standpunten en verbeteringsvoorstellen te verduidelijken. De VNCI is het eens
met de doelstelling van REACH, maar blijft zich richten op het verbeteren van het
huidige voorstel voor vermindering van de bureaucratie, beperken van de werklast
voor overheid en bedrijfsleven en de introductie van een prioritering.
Al in 2003 heeft de VNCI bij het ministerie van Economische Zaken aangedrongen
op een studie naar de economische gevolgen voor het Nederlandse bedrijfsleven van
REACH. Het onderzoek, uitgevoerd door KPMG en TNO, becijferde de totale directe
meerkosten voor het Nederlandse bedrijfsleven op circa 750 miljoen euro.
Hiervan zijn 250 miljoen euro eenmalige lasten om de bedrijfspraktijk aan te passen
aan de REACH-verplichtingen. Helaas is het niet gelukt de indirecte effecten te
kwantificeren. Dit is teleurstellend, aangezien onderzoeken in andere landen laten
zien dat de indirecte gevolgen vele malen groter zijn dan de directe gevolgen.
Een viertal VNCI-leden werkt in Cefic-verband samen in het project Strategic
Partnership On REACH Testing (SPORT) om ervaring op te doen met de voorgestelde
REACH-regelgeving en de daarmee samenhangende procedures. Bij de ontwikkeling
van het Cefic-voorstel voor SPORT is de VNCI nauw betrokken geweest. In dit
project, waaraan naast chemische bedrijven ook de Europese Commissie, lidstaten
en gebruikers van stoffen aan deelnemen, zijn negen stoffen en stofgroepen
geïdentificeerd die onderwerp van studie zijn. Nederlandse bedrijven zijn bij de
beoordeling van drie van de negen stofgroepen betrokken, een Nederlandse
consultant is betrokken bij de uitvoering van het project en de Nederlandse overheid
begeleidt een drietal projecten. De afronding van de SPORT-projecten wordt 2005
verwacht.
Chemische industriein 2020
Chemische stoffen met schadelijke
eigenschappen, zoals persistentie,
bio-accumulerend en hormoon-
verstoring worden niet meer
geproduceerd. Ze zijn vervangen door
onschadelijke alternatieven die,
mede onder impuls van REACH,
versneld zijn ontwikkeld. REACH
biedt de chemische industrie nieuwe
uitdagingen en stimuleert innova-
ties. Zo zijn een groot deel van de
plastics gemaakt van biomassa.
De chemische industrie stoot netto
geen CO2 meer uit. Duurzame
energie en chemie gaan hand in
hand. Biomassa, windmolens,
zonnecellen en waterstoftanks
vormen de basis van elk industrie-
terrein.
drs. Bart van Opzeeland
Campaigner Greenpeace Nederland
14
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
-S
TO
FF
EN
Gezien de grote belangen die met REACH gemoeid zijn en de grote hoeveelheid
informatie en publiciteit die er over REACH is verschenen, is communicatie met de
leden hierover het afgelopen jaar belangrijk geweest. Op 9 juni zijn de leden
voorafgaand aan de jaarvergadering tijdens de bijeenkomst ´REACH: De stand van
zaken´, geïnformeerd over de gevolgen en risico’s van REACH. Tijdens deze goed
bezochte bijeenkomst is tevens aangegeven hoe bedrijven zich op REACH kunnen
voorbereiden.
Nederlands stoffenbeleid
In mei 2004 is de uitvoeringsnota SOMS (Strategie Omgaan Met Stoffen) verschenen.
Deze nota vormt de afronding van de beleidsontwikkeling van de overheid.
De VNCI heeft het afgelopen jaar met de overheid overlegd over de gevolgen van dit
SOMS-beleid, en met name over de daarin opgenomen aanvullende lijst van priori-
taire stoffen (APS) voor de Nederlandse EmissieRichtlijn Lucht (NeR) en het priori-
taire stoffenbeleid. De discussie over de NeR is afgerond. Nog niet afgerond is de
discussie over het prioritaire stoffenbeleid. In september heeft het bedrijfsleven toe-
gezegd om productie, gebruik en emissies naar water en lucht van de stoffen op de
APS te inventariseren. Deze inventarisatie zal in 2005 worden afgerond en naar ver-
wachting zal de overheid medio dat jaar een nota Prioritaire stoffen publiceren.
Chloor
In de loop van 2004 is het rapport van het Onderzoeksprogramma Vervolg
Onderzoek Chloorketenstudie (OVOC) afgerond. Belangrijke eindconclusie is dat er,
als gevolg van emissie van gevaarlijke stoffen uit de chloorketen naar water en lucht,
geen chloorketenbreed milieuprobleem bestaat. Wel zijn er in de emissies naar
lucht en als verontreiniging in sommige producten van de chloorketen, gevaarlijke
chloorhoudende stoffen aangetroffen. De hoeveelheden waren echter zodanig laag,
dat de bijdrage van de chloorindustrie aan het totaal zeer gering is.
Stoffenbeleid 2020
Nadat REACH in 2007 uiteindelijk in werking trad, is de concurrentiepositie van de
producenten en gebruikers verbeterd en heeft de Europese chemische industrie een
sterke mondiale economische positie. Andere regio’s volgen, na een eerste aarzeling,
nu ook de EU-ontwikkelingen en nemen deel aan initiatieven voor wereldwijde
afspraken over het stoffenbeleid. Omdat de veiligheid voor mens en milieu bij de
productie en het gebruik van chemische stoffen op een hoog niveau is gewaarborgd,
heeft de samenleving een sterk vertrouwen in de kennis en expertise van de
chemische industrie en de rol die zij kan spelen bij het oplossen van milieu- en
gezondheidsvraagstukken.
Stoffen 2020
In 2020 zijn alle stoffen
geregistreerd volgens een voor de
industrie werkbare REACH-regel-
geving en geclassificeerd en
‘gelabeled’ volgens het Globally
Harmonized System for
Classification & Labeling (GHS).
Met name REACH heeft tot gevolg
gehad dat de chemische industrie in
Nederland en Europa zich nog
sterker is gaan richten op de
productie van een minder divers
scala aan basischemicaliën en
plastics. De industrie opereert in een
vergaande geglobaliseerde markt,
waarin minimum standaards voor
veiligheid van stoffen op een
wereldwijde schaal zijn ingevoerd.
ir. J. van Seters
EH&S Regulatory Affairs Leader
Dow Benelux N.V.
15
VE
ILIG
HE
ID E
N M
ILE
U- V
NC
I JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
Veiligheid en Milieu
Aan het handhaven en verhogen van de veiligheid in de chemische industrie ligt
een continu verbeterproces ten grondslag. Daarin wordt veel aandacht besteed aan
het versterken van de veiligheidscultuur binnen de bedrijven. Een ander item dat in
Nederland sterk in de belangstelling staat, is de kwetsbaarheid van de Nederlandse
infrastructuur voor moedwillige verstoring. De chemische industrie is hier alert op
en werkt voortdurend aan veiligheidsmaatregelen om de eigen kwetsbaarheid te
beperken.
Het verbeteren van het hoge veiligheidsniveau moet vooral via zelfregulering tot stand
komen en niet door het opleggen van regels. Samenwerking met andere branche-
organisaties en gespecialiseerde organisaties, zoals de SSVV, moet bij gemeenschappe-
lijke belangen leiden tot efficiënter en effectiever opereren. Dit heeft in 2004 al geleid
tot de Gids Opleidingen Risicovol Werk. In deze gids worden de termen gedefinieerd,
waaraan moet worden voldaan bij het uitvoeren van risicovolle taken.
Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO)
In 2004 heeft de overheid samen met het bedrijfsleven en de VNCI, de werking van
het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO) geëvalueerd. Dit heeft geleid tot het
Verbeterprogramma Uitvoering BRZO ’99. De belangrijkste aandachtspunten hierin
zijn: meer nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en het vergroten
van de kwaliteit bij de toezichthouders. De uitvoering van het programma moet
leiden tot aanpassing van de werkwijze en betrokkenheid van lagere overheden, het
versterken van de samenwerking tussen de toezichthouders en de vorming van één
loket voor bedrijven. Ook het handhavingsconcept wordt onder de loep genomen.
Pilotproject Delfzijl
Het in 2004 gestarte pilotproject voor de chemische cluster Delfzijl is gericht op een
efficiëntere overheid en past binnen het programma Andere Overheid. Uit de pilot
blijkt dat de toezichtlast voor chemische bedrijven in Delfzijl, met 20% verminderd
kan worden en dat voor betrokken overheden zo’n 10% efficiencywinst te behalen
valt. De VNCI is positief over het behaalde resultaat, maar stelt vast dat de
oorspronkelijke doelstelling van 50% niet is gehaald. In 2005 wordt onderzocht op
welke wijze de resultaten kunnen worden geborgd en verder verbeterd, en in
hoeverre een aantal nieuwe, verdergaande pilots worden gestart.
Het Verdrag van Arhuº s was aanleiding tot wijziging van de wetten Milieubeheer,
Openbaarheid van Bestuur en de Arbeidsomstandighedenwet. Een belangrijke
verandering is het vervallen van de absolute weigeringsgrond. Alleen het voorkomen
van sabotage is nog wel een absolute uitzonderingsgrond. Hierdoor is niet alleen
milieuinformatie, maar ook informatie waarvoor in het verleden vertrouwelijkheid is
toegezegd in principe openbaar. Met het oog op de aandacht die bedrijven moeten
besteden aan terrorismedreiging, is dit de VNCI een doorn in het oog.
16
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
- V
EIL
IGH
EID
EN
MIL
EU
Vervoer en opslag stoffen
Naar aanleiding van het verschijnen van de nota’s Ruimte en Mobiliteit is een begin
gemaakt met de nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Deze beschrijft hoe de komende
jaren het transport van gevaarlijke stoffen in Nederland wordt geregeld. De VNCI zet
zich ervoor in, dat het voor de Nederlandse economie noodzakelijke transport ook in
de toekomst duurzaam en veilig blijft plaatsvinden. Ook de opslag van verpakte
gevaarlijke stoffen, en met name het actualiseren van de drie verschillende richt-
lijnen, had in 2004 volledige aandacht. De VNCI heeft zitting in de overleggroep die
de drie richtlijnen gaat omvormen tot één nieuwe richtlijn. Uitgangspunten bij de
nieuwe richtlijn zijn een betere leesbaarheid en toegankelijkheid, en het aanpassen
aan de huidige regelgeving zonder toevoeging van nieuwe eisen. Als basis voor de
richtlijn wordt de indeling van de vervoerswetgeving gehanteerd. Voor de toekomst
is dit nuttig omdat de indeling van gevaarlijke stoffen binnen enkele jaren gestalte
krijgt via het zogenaamde Globally Harmonized System (GHS).
Op het gebied van veilig werken met stoffen heeft het in 2003 gestarte programma
Versterking Arbobeleid Stoffen (VASt) begin 2004 geleid tot het Convenant Stoffen.
Doel van het programma is de kennisinfrastructuur binnen branches op een hoger
plan te brengen en de communicatie over gevaarseigenschappen van stoffen door
de keten heen te verbeteren. Eén van de uitvloeisels is het gezamenlijke project van
VNCI, FME, de Koninklijke Metaalunie en de Vereniging van Afvalstoffen om de
informatievoorziening over koel-, snij- en smeeroliën in de metaalindustrie te
verbeteren.
Ketenstudies ammoniak, chloor en LPG
Eind 2004 heeft het kabinet haar standpunt bekend gemaakt over de ketens voor
chloor, ammoniak en LPG. Voor chloor zijn inmiddels afspraken gemaakt en worden
geen verdere maatregelen voorgesteld. Voor ammoniak en LPG stelt het kabinet
maatregelen voor, zoals het verplaatsen van het transport van ammoniak van spoor
naar binnenvaart en het verplaatsen van installaties. De veiligheidswinst die wordt
behaald en de kosten- en bateneffectiviteit van de voorgestelde maatregelen worden
door de VNCI betwijfeld. Begin 2005 vindt hierover overleg plaats tussen kabinet en
Tweede Kamer.
Milieuplannen en wetgeving
In 2004 is een start gemaakt met de handreiking voor de bedrijfsmilieuplannen.
Door de projectgroep Chemie is onderzocht welke onderwerpen van belang zijn voor
het vierde en tevens laatste bedrijfsmilieuplan (BMP-4). Het BMP-4 dient als invul-
ling van het milieuconvenant waarin de koersbepaling voor het milieubeleid tot
2010 wordt vastgelegd. De handreiking waarin de onderwerpen worden genoemd,
wordt begin 2005 vastgesteld.
Op 30 april trad de EU-richtlijn milieuaansprakelijkheid in werking die de risico-
aansprakelijkheid regelt voor schade veroorzaakt door potentieel gevaarlijke
activiteiten aan biodiversiteit en aan water en bodem. De VNCI vertrouwt erop
dat de Nederlandse overheid alleen de verplichtingen uit de richtlijn en geen addi-
tionele verplichtingen in de Nederlandse wet opneemt. Nederland heeft drie jaar
de tijd om hieraan te voldoen.
Veilig vervoer 2020
Ook in 2020 zijn de chemische
industrie en het vervoer van
gevaarlijke stoffen van cruciaal
belang voor de Nederlandse
economie. Winstgevendheid en
duurzaamheid gaan blijvend hand
in hand. De Nederlandse industrie is
leidend in het permanent verbeteren
van de economische- en veiligheids-
prestaties. Alle betrokken partijen
zijn zich bewust dat niet alle risico’s
van productie, vervoer en gebruik
van gevaarlijke stoffen volledig zijn
uit te bannen. De industrie heeft
zijn verantwoordelijkheid adequaat
ingevuld. De overheid steunt het
streven van de industrie naar
permanente verbetering. Het heeft
regelgeving daarop aangepast en
invulling gegeven aan een basisnet
voor het vervoer van gevaarlijke
stoffen. Dit garandeert een goede
afwikkeling van het vervoer en
houdt de bebouwing rond de infra-
structuur op afstand. De risico’s zijn
zo, door een goede samenwerking
tussen industrie en overheid, binnen
maatschappelijk aanvaardbare
grenzen gebleven.
dr. G. Nieuwpoort
Hoofd Aspect Veiligheid
directoraat-generaal Transport
en Luchtvaart
Ministerie van Verkeer en
Waterstaat
17
VE
ILIG
HE
ID E
N M
ILE
U- V
NC
I JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
Om een betere aansluiting te krijgen op de IPPC-richtlijn (Integrated Pollution
Prevention Control) en om een vergunning op maat beter mogelijk te maken, is een
voorstel tot wijziging van de wet Milieubeheer ingediend. Deze wijziging vervangt
het Alara-principe (as low as reasonable achievable) door het principe van Best
Technical Means (BTM). In 2007 moeten alle installaties die onder deze richtlijn
vallen over een geïntegreerde vergunning beschikken, die getoetst is aan de best
beschikbare technieken. De VNCI en haar leden hebben in 2004 gepleit om het in de
IPPC-richtlijn gehanteerde begrip installatie, ook te hanteren in de wet Milieubeheer.
In die wet wordt namelijk het begrip inrichting gehanteerd. Ook de Raad van State
heeft hierop gewezen. Het ministerie van VROM lijkt daar inmiddels ook van
overtuigd. De VNCI rekent erop dat de aanpassing ook daadwerkelijk in het
wetsvoorstel wordt doorgevoerd.
De eerste stappen tot het in kaart brengen van de consequenties voor het bedrijfs-
leven en de chemische industrie, die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water (KRW),
zijn gezet. De komende jaren zullen in het teken staan van het opstellen van de
stroomgebiedbeheersplannen. De decembernota 2005 moet een eerste beeld geven
van de bijdrage aan het bereiken van de doelstellingen van de KRW en de
consequenties van aanvullende maatregelen.
Veiligheid en milieu in 2020
De veiligheidsprestaties zijn verder flink toegenomen door technische verbeteringen
en het introduceren van verbeterde veiligheidsbeheerssystemen. Het versterken van
de veiligheidscultuur in bedrijf en samenleving en de aandacht voor opleiding en
training spelen een meer dan belangrijke rol. De kloof tussen de veiligheidsprestatie
voor eigen werknemers en voor aannemers is gedicht en vermijdbare moedwillige
verstoringen kunnen in 2020 ook daadwerkelijk worden vermeden.
Op het gebied van het milieu liggen de gehaalde doelstellingen uit de KRW voor
2015 en de Integrale Milieutaakstelling 2010 alweer enige jaren achter ons. Door de
chemische industrie worden, met behulp van de best beschikbaar technieken, de
bijgestelde normen langzaam maar gestaag verder verbeterd. Hierbij is de sector erin
geslaagd om op bedrijfseconomisch verantwoorde wijze, de effecten van verdere
economische groei en een toenemende bevolking op te vangen.
Maatschappelijk verantwoord onder-nemen in 2020
De komende vijftien jaar neemt de
welvaart toe, zeker in China en
India, stijgt wereldwijd de
bevolkingsomvang, verscherpt de
concurrentie en wordt deze nog
mondialer. Dit alles stelt de
Nederlandse chemische industrie
voor twee opgaven. Ten eerste zal de
bedrijfstak slimmer en duurzamer
moeten produceren. Dat is uit
milieuoogpunt noodzakelijk, maar
versterkt ook de concurrentiepositie.
Ten tweede zal ze zich versterken op
het mondiale speelveld. Die grotere
zichtbaarheid brengt meer
verantwoordelijkheid met zich mee.
Wereldwijd zal de Nederlandse
chemische industrie de internatio-
nale richtlijnen op het gebied van
integriteit, mensenrechten en milieu
moeten naleven om haar ‘license to
operate’ te behouden.
prof. dr. Jacqueline Cramer
Erasmus Universiteit Rotterdam
18
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
- R
ES
PO
NS
IBL
E C
AR
E E
N D
UU
RZ
AA
M O
ND
ER
NE
ME
N
Responsible Care en duurzaam ondernemen
In de afgelopen tien jaar heeft de chemische industrie hard gewerkt aan een beter
milieu en een veilige werkomgeving. Dat deze aanpak succes heeft gehad, blijkt
onder meer uit het Responsible Care-rapport dat de VNCI jaarlijks uitbrengt.
Ook rapporten van overheden en milieuorganisaties laten zien dat er de afgelopen
jaren veel is bereikt. Het rapport en de cijfers uit de Milieubalans, gepubliceerd door
de RIVM, laten zien dat de chemische industrie er opnieuw in is geslaagd
om de prestaties op het gebied van veiligheid, milieu en energie-efficiency aanzien-
lijk te verbeteren. Voor een aantal stoffen is de uitstoot naar lucht of water zo sterk
verminderd dat de doelstellingen voor het jaar 2010 al zijn gehaald of binnen bereik
zijn gekomen.
Verbeteringen RC-programma
Voor VNCI-leden is Responsible Care (RC), of een gelijkwaardig programma, een
belangrijk onderdeel van de dagelijkse bedrijfsvoering. Alle VNCI-leden en de leden
van lidverenigingen hebben in 2004 daarom het vernieuwde officiële Responsible
Care-certificaat ontvangen. Dit certificaat laat zien dat het bedrijf zich voortdurend
inspant om de prestaties op het gebied van gezondheid, veiligheid en milieu te
verbeteren. De ontwikkeling van een Product Stewardship Management Tool voor
MKB-chemie door Sasol Servo B.V. (ondertussen Elementis Specialties) is tijdens de
VNCI-jaarvergadering in Rotterdam beloond met de Responsible Care-prijs 2004.
Met het winnende product kunnen bedrijven de financieel-economische
haalbaarheid van het gebruik van stoffen toetsen.
De door de VNCI georganiseerde Responsible Care-evaluatie onder circa 90% van de
leden, geeft aan dat het programma verdere verbetering in de uitvoering van de
diverse aandachtsgebieden laat zien. Ook veranderingen in de maatschappij vragen
hierom. Doordat het RC-programma echter nagenoeg geoptimaliseerd is en de
verbeteringen marginaal zijn, is vernieuwing van het RC-programma wenselijk.
Responsible Care en duurzaam ondernemen hebben veel met elkaar gemeen
waardoor het opschuiven van het Responsible Care-programma richting maatschap-
pelijk verantwoord ondernemen en duurzame ontwikkelingen een serieuze optie is.
Resultaten duurzaamheidscan
Op het gebied van duurzaam ondernemen heeft de VNCI op initiatief van de
provincie Zeeland en in samenwerking met adviesbureau BECO en het Zeeuwse
bedrijfsleven, de masterclasses Duurzaam Ondernemen georganiseerd. Doel van de
masterclasses is het ondersteunen van de deelnemende industriële (chemie)bedrijven
bij het verder vormgeven van duurzaam ondernemen. Centraal stond de vraag op
welke manier chemische bedrijven concreet handen en voeten aan duurzaam
ondernemen kunnen geven. Uit de duurzaamheidscan die bij 15 deelnemende
bedrijven is gedaan, blijkt dat de productielocaties vooral knelpunten op het gebied
van strategie, beleid en communicatie ondervinden. In diverse werkgroepen is in
Responsible Carein 2020
De uitstoot van schadelijke stoffen
voor mens en milieu is tot een
minimum teruggebracht. In de
periode 2007-2015 is een grote
efficiencyverbetering bereikt in het
gebruik van energie en grondstoffen.
Nieuwe processen, nanotechnologie,
biochemie en een gericht aanvullend
RC-efficiency verbeteringsprogram-
ma hebben hierbij een belangrijke
rol gespeeld. De agrochemie is de
grootste leverancier van grondstoffen
en halffabrikaten, met Rotterdam en
Eemshaven als mainports voor de
Europese chemische industrie.
De chemische industrie is een
belangrijke bron voor duurzaam-
heidsoplossingen in andere sectoren
en heeft daardoor een versterkt
maatschappelijk draagvlak
verworven.
ir. M.E.E. Enthoven
Voorzitter Bestuursadviescollege
(BAC) Responsible Care VNCI
19
RE
SP
ON
SIB
LE
CA
RE
EN
DU
UR
ZA
AM
ON
DE
RN
EM
EN
- VN
CI JA
AR
VE
RS
LA
G 2
00
4
2004 gevraagd om invulling te geven aan locale aspecten van duurzaam onder-
nemen, het betrekken van de werkvloer en structureel overleg met medewerkers
bij grotere bedrijven. De resultaten uit de scan zijn voor de VNCI aanleiding om de
scan ook onder de overige leden te verspreiden. Met de resultaten uit de scan kan
de VNCI verder invulling geven aan het duurzaam ondernemersschap van de
chemische industrie in Nederland. Hier kan ook MVO Nederland bij betrokken
worden, gezien haar stimulerende en ondersteunende rol en haar kennis om
bedrijven een bijdrage te laten leveren aan de oplossing van maatschappelijke
vraagstukken.
Geïntegreerde aanpak
Zowel de begrippen duurzaam ondernemen als Responsible Care komen voort uit de
verantwoordelijkheid die ondernemingen nemen voor de maatschappelijke effecten,
die hun bedrijfsvoering veroorzaakt. Toch zijn er ook verschillen. Bij Responsible
Care ligt het zwaartepunt vooral op veiligheid, gezondheid en milieu. Duurzaam
ondernemen is veel breder. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om waar een bedrijf zijn
grondstoffen vandaan haalt en of het een faire prijs betaalt aan buitenlandse
toeleveranciers. Ook of een bedrijf investeert in landen waar een dictatoriaal regime
heerst, of gebruik maakt van kinderarbeid, is bepalend voor de mate van duurzaam
ondernemerschap.
Bij Responsible Care gaat het met name om het verbeteren van de veiligheid,
gezondheid en milieu en de communicatie daarover met de omgeving, terwijl het
zwaartepunt bij duurzaam ondernemen veel breder is. Ook is er een organisatorisch
verschil. Responsible Care wordt vooral ingegeven vanuit het bedrijf, terwijl duur-
zaam ondernemen wordt aangestuurd vanuit de brede relatie tussen onderneming
en maatschappij.
Wat voor zowel duurzaam ondernemen als Responsible Care geldt, is dat ze beide
voor hun ‘license to operate’ en ‘license to grow’ een zo goed mogelijke relatie met
hun omgeving onderhouden. Het komende jaar zal meer inzicht moeten verschaffen
in één geïntegreerde aanpak van het RC-programma en duurzaam ondernemen.
Duurzame chemie in 2020
Door intensieve samenwerking met
innovatieve spelers in elektronica,
farmacie, food en automotive,
is de eco-efficiency in de chemische
industrie met factor vier toe-
genomen. Dit heeft ook geleid tot
producten die bijdragen aan de
quality of life van consumenten
aan de onderkant van de inkomens-
piramide: betaalbare bouw-
materialen, kunstmest, medicijnen
en micro-nutriënten.
Investeringen in fundamentele
innovatie creëren waarde voor
aandeelhouders en dragen bij aan
een duurzame economische
ontwikkeling. Na een moeizame
start en zware internationale
concurrentie is het de Nederlandse
chemische industrie gelukt om
wereldwijd een substantiële rol te
blijven spelen.
ir. E. van Dam
Partner Triple Value Strategy
Consulting
20
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
- A
CT
UE
LE
PR
OJE
CT
EN
Actuele projecten
Het Europese avondland
Chemie zal ook in 2020 van belang
zijn voor de kwaliteit van leven,
misschien nog wel meer dan van-
daag de dag. Zwaartepunten in de
wereld verschuiven. Nederland is als
‘maakland’ nog steeds in beeld en
we zijn ongetwijfeld Europeser gaan
denken en doen. China zal zich als
productiebasis en als mondiaal ken-
niscentrum hebben ontwikkeld.
Technologieën zullen flink in bewe-
ging blijven: witte biotechnologie,
kunststoffen uit biomassa, of nieu-
we, meer duurzame productiemetho-
des. Er valt voor en door het
Europese avondland genoeg te win-
nen. Maar we moeten het wel wil-
len. En doen.
Uiteindelijk is elke strategie zo goed
als hij wordt uitgevoerd.
mr. P.A.F.W. Elverding
Voorzitter Raad van Bestuur
Koninklijke DSM NV
President Cefic
De focus van het speerpunt Actuele Projecten (voorheen Belangenbehartiging) was
in 2004 sterk gericht op de economische ontwikkelingen en de concurrentiepositie
van de Nederlandse chemische industrie. Niet verwonderlijk in een jaar waarin de
sector de weg omhoog weer lijkt te hebben gevonden, maar waar door de uitbreiding
van de Europese Unie, de invoering van de REACH-regelgeving en de start van de
emissiehandel de concurrentiedruk op de sector vergroot wordt.
In samenwerking met Capgemini Nederland B.V. heeft de VNCI in 2004 studie gedaan
naar de concurrentiepositie van de Nederlandse chemische industrie. De studie is
gepubliceerd onder de naam ‘Goed, Beter, Best 2004’. De aandachtspunten en aan-
bevelingen zijn gespecificeerd naar de speerpunten (Energie, Stoffenbeleid, Onderwijs,
Onderzoek en Ontwikkeling) en administratieve lastenverlichting, handelspolitiek en
macro-economie. Met deze aandachtspunten moeten overheid en bedrijfsleven aan de
slag om de achterstand op de omringende landen in te lopen.
Om bij de stakeholders inzichtelijk te maken wat de toegevoegde economische
waarde van de Nederlandse chemische industrie is, zijn de diverse kerncijfers van de
sector over de afgelopen tien jaar gepubliceerd in de brochure ‘Feiten over de
Nederlandse chemische industrie’. De cijfers bevestigden het beeld van de chemische
industrie als één van de belangrijkste Europese spelers, als motor van de Nederlandse
economie en spil in de kenniseconomie. Naast deze publicatie volgde de VNCI de
economische ontwikkelingen op de voet. In samenwerking met het Conjunctuur
Panel van VNO-NCW en de Economic Outlook Task Force werden statistische
gegevens verzameld, bewerkt en van commentaar voorzien. Ook deze resultaten
zijn voor leden, politiek, media en andere vertegenwoordigende organisaties in de
maandelijkse Conjunctuur Test gepubliceerd en tijdens diverse bijeenkomsten
gepresenteerd en becommentarieerd.
Buitenlandse economische en handelsbetrekkingen
Op internationaal gebied vroegen de onderhandelingen over de toetreding van
Rusland tot de WTO, de economische- en politieke ontwikkelingen van China en de
Oekraïne, de uitbreiding van de EU en specifieke onderwerpen als de nieuwe suiker-
verordening van de Europese Unie om veel overleg en een intensieve lobby.
Behalve de onderhandelingen over de toetreding van Rusland tot de WTO in 2004,
ondertekende dit land ook het Kyoto-verdrag. Hierbij zette Rusland een belangrijke
stap die voor onze sector op diverse terreinen van belang is. Ook China is voor de
chemische industrie een belangrijke handelspartner. Tegelijkertijd is het land ook
een geduchte concurrent aan het worden. Multinationals hebben de afgelopen jaren
al banden met het land aangehaald. In 2004 werden voorbereidingen getroffen voor
een MKB-handelsmissie naar China met deelnemers uit de chemische sectoren van
Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Naar verwachting zal deze
geplande handelsmissie medio 2005 plaatsvinden.
21
AC
TU
EL
E P
RO
JEC
TE
N- V
NC
I JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
De uitbreiding van de EU met tien nieuwe landen bracht op handelspolitiekniveau
met zich mee, dat de VNCI betrokken was bij het becommentariëren van voorstellen
en het aandragen van eventuele handelsbelemmerende omstandigheden die met de
toetreding kwamen te vervallen. Niet alleen de sector als geheel had de aandacht van
de VNCI. De voorgestelde invoering van de nieuwe suikerverordening van de
Europese Unie medio 2005 raakt een select aantal bedrijven en leidt voor hen tot
een oneerlijke concurrentiepositie. De VNCI verwacht dat de in 2004 gevoerde lobby
heeft bewerkstelligd, dat de Nederlandse fermentatie-industrie toegang blijft houden
tot suiker tegen wereldmarktprijzen.
Member’s benefit
Voor VNCI-leden en haar medewerkers heeft de VNCI zich in 2004 verder ingezet
om meer partijen deel te laten nemen aan het Member’s benefit-programma. Zeer
succesvol was in 2004 de mogelijkheid die leden werd geboden om aan de hand van
een analyse van de loonadministratie, de ten onrechte betaalde premies (WAO) terug
te vorderen. Op deze wijze is 500.000 euro aan premies door de UWV aan VNCI-
leden teruggestort. Dit bedrag kan als alle analyses zijn afgerond oplopen tot
800.000 euro.
Economic Outlook 2020
China en India zijn door hun toenemende welvaart en hun grote thuismarkt,
wereldspelers van formaat. China is de op één na grootste chemische producent
van de wereld en India bevindt zich ook in de mondiale topvijf. De groei van de
chemische industrie in beide landen is enigszins afgeremd en door REACH en
wereldwijde verdragen, moeten ook zij voldoen aan hoge internationale milieu- en
veiligheidsaspecten. Door succesvolle productdifferentiatie, specialisatie en de mix
van biotechnologie, nanotechnologie en hightech polymerenprocessen
heeft de Nederlandse chemische industrie op dit gebied een sterke leidende
concurrentiepositie. Samenwerkingsverbanden binnen de EU hebben ertoe geleid
dat Nederlandse ondernemingen hun export naar landen buiten de EU in tien jaar
tijd hebben weten te verdubbelen en dat voor de sector gunstige inkoopconvenanten
zijn afgesloten.
Duitsland Afrika
België en Luxemburg
Frankrijk
Verenigd Koninkrijk
Rest Europa
USA
Rest Amerika
Azië
19%
13%
11%
9%
30%
2%
6%
8%2%
Exportverdeling Nederlandse chemische producten 2004 (44 miljard euro)
De Nederlandse chemische
industrie is sterk op de export
gericht, 75% van de omzet wordt
geëxporteerd.
Hiervan werd in 20004 82%
geëxporteerd naar landen binnen
Europa. De totale exportwaarde
nam in 2004 met 13% toe.
22
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
- F
INA
NC
IEE
L-E
CO
NO
MIS
CH
E O
NT
WIK
KE
LIN
GE
N
Financieel-economischeontwikkelingen
Door tegenvallende economische ontwikkelingen en de sterke ontwikkelingen van
de prijs van grondstoffen was 2004 voor de Nederlandse chemische industrie een
turbulent jaar. Ook ontwikkelingen op de valutamarkten en de economie en markten
in het Verre Oosten en Oost-Europa waren hierop van invloed.
Productie
In de eerste helft van 2004 was het productievolume van de Nederlandse chemische
industrie nog gemiddeld 3% hoger dan in dezelfde periode in 2003. Echter, in de
tweede helft van het jaar lagen de productievolumes lager door tegenvallende
Nederlandse en internationale economische ontwikkelingen, onderhoudsstops en
het afbouwen van de voorraden door enkele producenten. Door de goede eerste helft
en een tegenvallende tweede helft van het jaar bleef het productievolume nagenoeg
gelijk aan 2003. Door de economische ontwikkelingen zagen ondernemers de vraag
naar producten in de tweede helft van het jaar ongunstig ontwikkelen.
Hoewel de volumes in de basis-
chemie, inclusief kunstmatige vezels,
en de eindproducten zich verschillend
hebben ontwikkeld, laten het derde
en vierde kwartaal duidelijk de
overall trend van een tegenvallende
productie zien.
Productievolume index Nederlandse chemische industrie per kwartaal 2002-2004
105
110
115
120
100
95
90
I I I I I I IV I I I I I IVI I I I I I IVI2002 2003 2004
Eindproducten
Inde
x
Basischemie
23
FIN
AN
CIE
EL
-EC
ON
OM
ISC
HE
ON
TW
IKK
EL
ING
EN
- VN
CI JA
AR
VE
RS
LA
G 2
00
4
Omzet
Toch kon de sector, met name door de stijging van de afzetprijzen in de basischemie,
een omzettoename van 7% realiseren en kwam de totale omzet uit op 36,7 miljard
euro. De omzetstijging is de grootste sinds 2000. In de periode 2000-2002 was de
omzet van de Nederlandse chemische industrie vrijwel constant. Vanaf 2003 is een
stijgende lijn ingezet.
De bezettingsgraad en de productie-
volumes zijn in de tweede helft van
het jaar vaak lager als gevolg van de
zomerdip. In 2004 is de bedrijvigheid
beïnvloed door meer onderhouds-
uren, technische factoren en de
wisselende vraag in de markt. In de
loop van het jaar zijn over het
algemeen de voorraden afgebouwd.
Omzet Nederlandse chemische industrie 1995-2004
110
115
120
Inde
x Procent
105
100
95
I I I I I I IV I I I I I IVI I I I I I IVI2002 2003 2004
ProductievolumeBezettingsgraad
86
87
88
85
83
81
82
84
30
35
40
25
20
15
1995
In m
ilja
rde
n e
uro
1996 1997 1998 2000 2001 20021999 20042003
Bezettingsgraad (%) en productievolume (index) per kwartaal 2002-2004
24
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
- F
INA
NC
IEE
L-E
CO
NO
MIS
CH
E O
NT
WIK
KE
LIN
GE
N
De wereldhandelsprijzen in dollars
hebben een belangrijke invloed op de
ontwikkelingen van de prijzen in
Europa die in euro’s worden vastge-
steld. De koers van de euro steeg met
name in de tweede helft van het jaar
ten opzichte van de dollar.
Na een sterke stijging in 2000 zijn
de prijzen licht gedaald. In 2004 is
die daling tenietgedaan en zijn de
gemiddelde prijzen hoger dan in het
recordjaar 2000.
In de loop van het jaar stegen de
grondstof- en afzetprijzen. De prijsin-
dex van de afzetprijzen lag in het
eerste kwartaal 2004 nog onder die
van hetzelfde kwartaal vorig jaar. In
het laatste kwartaal zijn de grond-
stofprijzen iets gedaald, hetgeen
vrijwel direct een neerwaarts effect
had op de afzetprijzen.
115
125
105
95
85
jan'0
2
apr '0
2
jul '0
2
okt'0
2
jan'0
3
apr '0
3
jul '0
3
okt'0
3
jan'0
4
apr '0
4
jul '0
4
okt'0
4
dec'04
ind
ex
GrondstoffenAfzet
Grond- en Totale Afzet Afzet
hulpstoffen afzet binnenland buitenland
1995 74 89 86 91
1996 76 88 84 89
1997 79 91 89 93
1998 74 88 84 89
1999 77 85 85 85
2000 100 100 100 100
2001 101 98 99 98
2002 98 94 94 94
2003 100 96 99 95
2004 105 102 109 100
Mutatie +5 +6 +10 +5
Prijsindex
Prijsontwikkeling
De prijzen ontwikkelden zich het afgelopen jaar vrijwel tegengesteld aan de produc-
tievolumes en namen gedurende nagenoeg het hele jaar toe. In de eerste helft van
het jaar lagen de afzetprijzen al iets hoger dan in 2003 en aan het eind van het jaar
was dit opgelopen naar ruim 10%.
De ontwikkeling van de prijs van ruwe aardolie heeft een belangrijk direct effect op
de grondstofprijzen en de energiekosten, die op hun beurt een belangrijk deel van de
kosten van de sector uitmaken. De prijs van ruwe aardolie (brent) was in 2004
gemiddeld 38 US dollar per vat. Dat is 32% hoger dan in 2003. Afhankelijk van de
situatie op de internationale markt kunnen ondernemingen de gestegen grondstof-
prijzen en energiekosten doorberekenen aan afnemers.
Index maandelijkse prijsontwikkeling 2002-2004
25
In 2004 bedroeg de positieve bijdra-
ge van de chemische industrie aan
de Nederlandse handelsbalans 15,5
miljard euro, ruim 10% meer dan in
2003.
Import en export Nederlandse chemische industrie 1995-2004
ExportImport
30
40
50
20
0
1995
In m
ilja
rde
n e
uro
1996 1997 1998 2000 2001 20021999 20042003
8
9
7
6
4
5
pe
rce
nta
ge
va
n d
e o
mze
t
USAEU Japan
20031994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
FIN
AN
CIE
EL
-EC
ON
OM
ISC
HE
ON
TW
IKK
EL
ING
EN
- VN
CI JA
AR
VE
RS
LA
G 2
00
4
Investeringsniveau chemische industrie 1994-2003*
* cijfers over 2004 zijn nog niet beschikbaar
Bron grafieken en tabellen: CBS, Cefic en VNCI
Marktontwikkeling
De vraag naar de prijs van industriële producten, waaronder chemische producten,
wordt inmiddels sterk beïnvloed door bewegingen op markten in het Verre Oosten,
met name in China. De exportwaarde steeg in 2004 dan ook met 13% naar
44 miljard euro. De Europese en Nederlandse producenten hadden in 2004 wel te
maken met een exportpositie die onder druk kwam te staan door de sterke euro en
de hoge kosten.
Investeringsklimaat
De investeringen waren in Nederland en Europa het afgelopen jaar minder groot-
schalig. Toch zijn investeringen nodig, ook gezien de verwachte groei in de basische-
mie. De Europese chemische industrie investeert jaarlijks circa 6% van haar omzet in
de uitbouw van bestaande installaties en in de bouw van nieuwe installaties. In
Nederland is het percentage de afgelopen jaren niet sterk afgeweken van het
Europees gemiddelde.
26
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
- D
E V
NC
I IN
AN
DE
RE
OR
GA
NIS
AT
IES
De stichting Communicatie Centrum Chemie (C3) is in 1993 opgericht
door de VNCI, samen met KNCV en NVON. De missie van C3 is het promo-
ten van chemie, de chemische industrie en beroepen en opleidingen in
de chemie. C3 werkt daarbij nauw samen met bedrijven, onderwijs- en
onderzoeksinstellingen, de overheid en vele anderen. In 2004 haakte
VAPRO-OVP aan als partner. Dankzij deze inbreng kan C3 zich meer dan
voorheen richten op de groep vmbo-scholieren.
Stichting C3 richt zich op de jeugd en werkt vanuit drie programmalijnen: Expedition
Chemistry (basisonderwijs), The Chemical Factory (vmbo en mbo) en Feel the
Chemistry (havo en vwo). In de drie programma’s streeft C3 naar een samenhangend
pakket promotie-activiteiten van de chemie- en procestechniek dat is afgestemd op de
doelgroep. De C3-activiteiten worden ondersteund door een website en een nieuws-
brief. Sinds de zomer 2004 heeft C3 een vernieuwde website. Bij de nieuwe indeling
van de site is rekening gehouden met de verschillende doelgroepen.
Het programma Expedition Chemistry maakte in 2004 de sterkste ontwikkeling door.
Tijdens Kids Adventure in Rotterdam maakten 2762 kinderen spelenderwijs kennis
met chemie. Ook ging speciaal voor kinderen van 8 tot 12 jaar de kids’ site online en
werd de proevenwaaier opnieuw uitgegeven. In samenwerking met de chemische
industrie werd lesmateriaal voor groep 6 ontwikkeld, zoals samen met Organon de
lessenserie ‘1, 2, 3, ... dit is chemie!’
The Chemical Factory is in 2004 van start gegaan. De betrokkenheid van VAPRO-OVP
is een grote stimulans geweest om de aandacht voor het promoten van procestechniek
en laboratoriumtechniek te vergroten. Het C3-team kon worden uitgebreid met een
eigen programmaleidster voor het vmbo. In 2004 zijn workshops voor vmbo-
leerlingen en docenten ontwikkeld en zijn contacten gelegd met regionale en lande-
lijke organisaties voor onderwijs en promotie van laboratorium- en procestechniek.
Met behulp van het opgerichte netwerk Promotie Procestechniek Nederland worden
alle initiatieven van promotieactiviteiten voor de procestechniek geïnventariseerd.
Het leeuwendeel van de activiteiten van Feel the Chemistry bestaat uit deelname aan
de Studie Beurs, de website www.feelthechemistry.nl en publicatie van factsheets over
beroepen en opleidingen. De bij het project behorende dvd ‘Do you feel the
Chemistry?’ geeft een duidelijk beeld van de beroepsmogelijkheden in de chemie en
procesindustrie. Bij het project ‘VNCI & Nieuwe Scheikunde’ is C3 vanaf het begin
betrokken om de komende vier jaar voor havo en vwo acht lesmodules Nieuwe
Scheikunde te ontwikkelen. In deze modules moet de rol en de betekenis van de
chemie voor de Nederlandse samenleving en economie, industriële contexten en
beroepsbeelden een belangrijke rol spelen. Bij de ontwikkeling wordt nauw samen-
gewerkt met scholen en VNCI-leden.
Drs. A.J. Mast
directeur C3
De VNCI in andere organisaties
Stichting C3
27
DE
VN
CI IN
AN
DE
RE
OR
GA
NIS
AT
IES
- VN
CI JA
AR
VE
RS
LA
G 2
00
4
De Stichting Samenwerken voor Veiligheid (SSVV), opgericht op
initiatief van de Stichting Europoort Botlek Belangen (EBB), thans
Deltalinqs, de Stichting Industriële Reiniging (SIR) en de VNCI, heeft
tot doel het bevorderen van de veiligheid en het verbeteren van de
arbeidsomstandigheden, het milieu en de kwaliteit bij bedrijven die zijn
aangesloten bij aan de SSVV deelnemende (branche)organisaties.
In 2004 vierde de SSVV haar tienjarig bestaan met een jubileumcongres
in het Nederlands Congrescentrum.
Het aantal VCA-gecertificeerde bedrijven was in 2004 stabiel en er werden bijna
100.000 nieuwe diploma’s onder het nieuwe stelsel (ECABO/VCA Examenbank)
uitgereikt voor de belangrijke VCA-kwalificaties ‘Basisveiligheid VCA’ en ‘Veiligheid
voor Operationeel Leidinggevenden VCA’.
Naar aanleiding van het project Steekproefsgewijs Conformiteits Onderzoek (SCO)
zijn verbeteracties overeengekomen. In dat kader voerde de Raad voor Accreditatie
extra toezicht uit op de audit-activiteiten van de certificatie-instellingen. Ook werden
door de certificatie-instellingen workshops over VCA gerelateerde onderwerpen
georganiseerd voor alle VCA-auditors en -coördinatoren die vermeld willen blijven
worden in het betreffende register.
De nieuwe VCA-versie, versie 2004/04, was gedeeltelijk ook een product van het
SCO. Op een aantal punten heeft concrete uitwerking plaatsgevonden en zijn ook de
verificatiepunten vervangen door minimumeisen. Uit de vele telefoontjes die bij het
SSVV-bureau zijn binnengekomen, is gebleken dat dat niet onopgemerkt is gebleven.
Begin 2004 is de VGM-Checklist Opdrachtgevers (VCO) gepubliceerd. Door het
CCVD-VCA wordt met enkele certificatie-instellingen en een aantal bedrijven de
VCO-certificatie onderzocht voor bedrijven, die zodra de mogelijkheid zich
voordoet, hiervoor in aanmerking wensen te komen.
In 2004 zijn gesprekken gestart met Frankrijk over MASE, een op VCA gelijkend
systeem, over de mogelijkheden van equivalentieverklaring en integratie met het
VNCI-systeem. Gezien het grote belang speelt zorgvuldigheid een belangrijke rol en
zal het onderzoek de nodige tijd in beslag nemen.
In 2004 is hard gewerkt aan de invulling van de Gids Opleidingen Risicovol Werk
(vraag 3.4 VCA, versie 2004/04). Vanaf begin 2005 zal deze Gids op een aantal
punten zodanig zijn uitgewerkt, dat deze ook daadwerkelijk kan worden gehanteerd
door bedrijven, opleidingsinstellingen en exameninstellingen.
Mr. E.J.C. Hillen
directeur
Stichting Samenwerkenvoor Veiligheid
28
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
- D
E V
NC
I IN
AN
DE
RE
OR
GA
NIS
AT
IES
Het proces van het vormgeven van SynChem Plus nieuwe stijl is ook in 2004
voortgezet. Het dienstencentrum heeft zich ontwikkeld tot een vertrouwd
intermediair tussen branche en bedrijven enerzijds en de kennisinfra-
structuur anderzijds op het gebied van de technologie van processen en
bedrijfsvoering. Ook de communicatie tussen de VNCI en bedrijven en
de vertaling van beleid in praktische uitvoering zijn hiermee versterkt.
De evaluatie van de energiebesparingsplannen van MJA2-bedrijven heeft laten zien dat bij
onderwerpen als restwarmtebenutting en verbeteringen van de utilityvoorzieningen voor
veel bedrijven verbetermogelijkheden liggen. Omdat deze zaken doorgaans niet zo bedrijfs-
specifiek zijn als het productieproces zelf, zijn hier goede mogelijkheden om tot een uit-
wisseling van kennis en ervaring te komen. Naar VNCI en SenterNovem zijn voorstellen
gedaan voor het opzetten van gebruikersgroepen voor het aanpakken van deze thema’s.
De studie naar het watergebruik binnen de chemische industrie is afgerond en aan de
bedrijven gerapporteerd. Geconcludeerd wordt dat bij veel bedrijven geen compleet beeld
bestaat van de gehele waterhuishouding en de totale waterkosten. In een vervolg SKB-
project wordt dit nader uitgediept, waarbij ook een simpel en praktisch instrument wordt
ontwikkeld om de integrale kosten te inventariseren. Vanuit deze projecten is het inzicht
ontstaan dat onderwerpen als water en restwarmte nauw met elkaar verbonden zijn.
Het is dan ook logisch om ze als één thema aan te pakken. Voor SynChem Plus wordt dit
een belangrijke leidraad in haar opereren: enerzijds gebruik maken van (overheids-)
technologieprogramma’s met een specifieke invalshoek, anderzijds naar de bedrijven toe
met een samenhangende, op hun problematiek toegesneden benadering komen.
Als onderdeel van MJA2 verzorgde SynChem Plus in 2004 ook de jaarlijkse monitoring
van de energieprestaties. Er is vooral aandacht besteed aan de toegevoegde waarde van
deze monitoring bij het aansturen van de energiebesparingacties. Samen met TNO is een
project uitgevoerd waarin kleine bedrijven zijn geadviseerd over de mogelijkheden
om in hun logistiek en procestechnologie tot een meer continue operatie te komen.
Naast een workshop werd aan een aantal bedrijven een individueel ‘Advies op Maat’ op
basis van een eendaagse doorlichting verstrekt.
Met de NOM (de Noordelijke OntwikkelingsMaatschappij) zijn lang lopende contacten
gecontinueerd. Met het geven van detail- en achtergrondinformatie over chemische
producten en processen ondersteunt SynChem Plus de NOM bij verdere ontwikkeling van
de chemie in Noord Nederland. Als afronding van het Innovatiegerichte Onderzoeks-
Programma (IOP) ‘Zware metalen/milieutechnologie’ werd in opdracht van de EZ-stuur-
groep IOP een symposium georganiseerd over ‘vervanging van Pb-houdende
stabilisatoren in PVC’. Op het symposium werd de wens geuit te komen tot een vervolg-
onderzoek. SynChem Plus heeft de opdracht voor een voorstudie van de opzet van een
dergelijk programma verworven. De eerste schetsen hiervoor zijn inmiddels gereed.
Voor 2005 zijn de verwachtingen positief, waarbij de onderwerpen water en restwarmte
zeker de belangrijkste thema’s zullen zijn.
Ir. J. Spaans
projectcoördinator
SynChem Plus
29
DE
VN
CI IN
AN
DE
RE
OR
GA
NIS
AT
IES
- VN
CI JA
AR
VE
RS
LA
G 2
00
4
De VAPRO-OVP-groep ondersteunt bedrijven uit de procesindustrie bij
vraagstukken op het gebied van opleidingen en Human Resource
Development (HRD). Tot de groep behoren de stichtingen VAPRO en OVP
die de wettelijke (OCW) en publieke (SZW) taken uitvoeren. De overige
werkeenheden voeren daaraan gerelateerde werkzaamheden op
commerciële basis uit.
De stichting VAPRO is het kenniscentrum voor het secundair beroepsonderwijs voor
de proces- en laboratoriumtechniek. In opdracht van het ministerie van OCW ont-
wikkelt en onderhoudt VAPRO een landelijke kwalificatiestructuur,
accrediteert leerbedrijven en bevordert het de kwaliteit van het praktijk-leren in
bedrijven. Tot slot verzorgt de VAPRO voor de procestechniek, de landelijke
examinering en certificering van de opleidingen. De stichting OVP voert de publieke
taak uit om gelden uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) naar de procesindustrie door
te sluizen. In 2004 zijn 134 aanvragen ingediend met een totaalbedrag van ruim
27,5 miljoen euro. Omdat ook de hbo-aanvragen voor het ESF in aanmerking
komen, wordt voor 2005 minstens een gelijke hoeveelheid aanvragen verwacht.
De instroom van jongeren naar proces- en laboratoriumtechniek in voltijd
mbo-opleidingen bleef in 2004 met 4500 deelnemers redelijk constant. Van de
afgestudeerden mbo-ers is 35% rechtstreeks in de chemie/procesindustrie gaan
werken. Dit aantal lijkt echter niet voldoende om in de toekomst te voldoen aan
de vervangingsvraag. Via landelijke- en regionale promotieacties zijn jongeren
enthousiast gemaakt voor het werken in de chemie en het volgen van een gerichte
opleiding. VAPRO ondersteunt deze acties in samenwerking met de Stichting C3 en
regionale actoren. In de hogere opleidingen zijn meer deelnemers ingestroomd.
Deze opleidingen leiden op naar regulier erkende kwalificaties. Omdat alle scholen
de landelijke VAPRO-opleidings- en examineringssystematiek hanteren, geldt: VAPRO
de norm. Het aantal deelnemers bedraagt ruim 7500 verdeeld over zo’n 600 proces-
bedrijven. De tendens is dat meer bedrijven hun werknemers via particuliere leer-
routes, overkoepeld door particuliere onderwijsinstelling BEPRO, laten opleiden.
VAPRO heeft de nieuwe, landelijke en op competenties gebaseerde kwalificatie-
structuur voor operators ontwikkeld. Hierin blijven vier operatorniveaus bestaan,
te weten: assistent operator, operator, allround operator en hoofdoperator. Nieuw is
dat - op competenties bezien - het verschil tussen de proces- en mechanisch operator
afhankelijk is van het stagebedrijf. Sinds augustus 2004 kunnen scholen via proef-
tuinen experimenteren met deze nieuwe structuur. Eerder verworven competenties
(EVC) kunnen een kandidaat via een verkort maatwerk-leertraject naar een VAPRO-
kwalificatie leiden. Door VAPRO-OVP zijn EVC-trajecten uitgezet waarin wordt
gemeten in hoeverre de operator voldoet aan het competentieprofiel. In 2004
hebben honderden kandidaten een EVC met maatwerk-leertraject doorlopen.
VAPRO-OVP-groep
30
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
-D
E V
NC
I IN
AN
DE
RE
OR
GA
NIS
AT
IES
Omdat ook in 2004 de sociale partners, waaronder de VNCI, grote waarde hechten
aan landelijk herkenbare opleidings- en examineringsystemen, heeft VAPRO de
campagne ‘VAPRO de Norm voor beroepsopleidingen’ gecontinueerd. Dit heeft er toe
geleid dat de ROC’s en de belangrijkste particuliere opleidingsinstituten zich
voorlopig blijven committeren aan de VAPRO-opleidings- en examineringsystemen.
De duale hbo-opleiding Chemische Technologie VAPRO-D is samen met vijf
hogescholen verder uitgebouwd. Daarnaast is samen met REWIC gestart met de
duale hbo-opleiding algemene operationele techniek. Ook de duale masteropleiding
Chemische Technologie, in samenwerking met de VNCI en TU Eindhoven, is
gecontinueerd.
In 2004 zijn samen met NRK voor de rubber- en kunststoffenindustrie landelijk
herkenbare branchekwalificaties in gang gezet. Daarnaast is het E-learning/
E-contentsysteem voor de procesindustrie onder de merknaam ‘Compacity’ op de
markt gebracht. De eerste resultaten zijn uiterst positief. Steeds meer (Oost) Europese
landen weten de weg naar VAPRO-OVP te vinden. Op basis van marktonderzoek
worden alle schriftelijke en multimediale lesmaterialen van VAPRO-OVP vertaald
naar het engels. Voor Hongarije is de module kwaliteitszorg voor operators vertaald
en gespecificeerd. Tot slot worden zelfs in Zuidoost Azië, samen met werkgevers-
organisaties, opleidingsprojecten uitgevoerd.
Ir. J.P.J. Mens
directeur
31
DE
VE
RE
NIG
ING
- VN
CI JA
AR
VE
RS
LA
G 2
00
4
Ledental
Per 1 januari 2005 telde de vereniging 75 individuele leden,
tezamen omvattende 173 ondernemingen (moedermaat-
schappijen, locaties, en dochterondernemingen onder
eigen naam), alsmede 4 ledenverenigingen, die hun
belangenbehartiging door aansluiting (nagenoeg) geheel
ondergebracht hebben bij de VNCI, met een totaal van
30 aangesloten ondernemingen, waarvan er 8 tevens
individueel lid zijn. Daarnaast zijn 10 geassocieerde leden,
11 geassocieerde lidverenigingen en 15 donateurs aan-
gesloten. De VNCI telt derhalve in zijn totaliteit 115 leden,
lidverenigingen en donateurs. Als ook rekening wordt
gehouden met de leden van de 11 geassocieerde lidvereni-
gingen zijn meer dan 600 ondernemingen direct of indirect
bij de VNCI aangesloten. De ledenlijst is opgenomen op
pagina 38 en 40.
Algemene ledenvergadering en bestuur
De algemene ledenvergadering werd op 9 juni 2004
gehouden in het Hulstkamp Gebouw te Rotterdam.
Het openbare deel van de vergadering was opgesplitst in
drie delen:
- jaarrede door de voorzitter, dr. C.A. Linse
- uitreiking van de Responsible Care-prijs
- gastrede door ir. J. van der Vlist, directeur-generaal Milieu
van het ministerie van VROM
Tijdens het huishoudelijke gedeelte werd het zittend
commissielid (ex art. 14, lid 3 van de statuten) R. van ’t Hof
(Uniqema) herbenoemd en P.H. Deiters (Shell Nederland
Chemie) benoemd als opvolger voor F.J.M. Kusters (Shell
Nederland Chemie). Tevens verklaarden zij, samen met de
externe accountants, de jaarrekening 2003 te hebben
gecontroleerd en geen aanleiding te hebben gevonden tot
het maken van opmerkingen. Hierna werd door de
vergadering aan het bestuur en de secretaris/penningmeester
décharge verleend voor het gedurende het verslagjaar
gevoerde beleid. De definitieve begroting 2004 werd vast-
gesteld en de conceptbegroting 2005 werd goedgekeurd.
Van de mogelijkheid tot contributie aanpassing werd geen
gebruik gemaakt.
Bestuur
Volgens het vigerend rooster voor herverkiezing kwamen de
volgende personen in aanmerking:
- J.N.A. van Caldenborgh namens VHCP
- ir. E.L. de Graaf namens Dow Benelux bv
- ir. M. Knuttel namens Norit Nederland bv
- drs. E.A.A.M. Koopmans namens Solvay Pharmaceuticals bv
- drs. P.A.C. Krijne namens Abeve bv
- dr. C.A. Linse namens Shell International bv
- ir H.C.J. Scheffers namens Akzo Nobel Base Chemicals bv
- ir. A. Vos namens GE Advanced Materials
De heren Knuttel, Koopmans, Krijne, Scheffers en Vos
hebben zich herkiesbaar gesteld. De heer Van Caldenborgh
is opgevolgd door drs. J.J.L. Schmidt van C.N. Schmidt bv
namens VHCP. De heer De Graaf is opgevolgd door
ir. G.A.F. van Harten namens Dow bv. De heer Linse is
opgevolgd door ir. R. Willems, tevens de nieuwe voorzitter.
Tot het Dagelijks Bestuur zijn toegetreden:
- drs. A.P. van Oyen namens PURAC biochem bv
- ir. H.G.M. Egberink namens Sabic EuroPetrochemicals
Tot het Algemeen Bestuur zijn toegetreden:
- P.J. van den Hoek, opvolger van T. van der Wees,
namens Nefyto
- drs. F. Drukker opvolger van ir. B.C. Fortuyn, namens VFIG
- H.J. Bats namens PFW Aroma Chemicals bv
- J.P.H.M. Benders namens Lyondell Chemie Nederland bv
In verband met het bereiken van de pensioengerechtigde
leeftijd zijn uit het Dagelijks Bestuur van de VNCI getreden:
- H. Bol namens DuPont de Nemours (Nederland) bv
- ir. H.B.M. Hoyng namens Uniqema*
- ing. H.H. de Vries namens BASF Nederland bv
* Helaas overleed de heer Hoyng op 1 september 2004,
kort na zijn terugtreden als DB-lid.
De Vereniging
De volgende vacatures bestonden in het bestuur
per 31 december 2004
- Vereniging van Verf- en Drukinktfabrikanten (VVVF)
- Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie
(NRK)
Het Algemeen Bestuur bestaat op dit moment uit 21 leden.
In 2004 is het Dagelijks Bestuur vier maal bij elkaar geweest,
waarvan twee maal samen met de leden van het Algemeen
Bestuur.
Samenstelling van het VNCI-bestuur
per 31 december 2004:
mr. W.A. van Dorp - erelid
ir. R.E. Selman - erelid
A.A. Staalstra - erelid
ir R. Willems - voorzitter
ir. J. Zuidam - vice voorzitter
Dagelijks Bestuur
ir R. Willems (voorzitter)
ir. J. Zuidam (vice voorzitter)
ir. H.G.M. Egberink
ir. G.A.F. van Harten
drs. A.P. van Oyen
ir. A.J.M. van der Put
ir. H.C.J. Scheffers
Algemeen Bestuur
ir R. Willems (voorzitter) - Shell Nederland bv
ir. J. Zuidam (vice voorzitter) - DSM nv
H.J. Bats - PFW Aroma Chemicals bv
J.P.H.M. Benders - Lyondell Chemie Nederland bv
ir. M.J. ten Doesschate - Exxon Mobil Chemical
Holland bv
ir. H.G.M. Egberink - Sabic EuroPetrochemicals
ir. G.A.F. van Harten - Dow Benelux bv
ir. M. Knuttel - Norit nv
drs. E.A.A.M. Koopmans - Solvay Pharmaceutical bv
dr. P.A.C. Krijne - Avebe bv
drs. A.P. van Oyen - Purac Biochem bv
ir. A.J.M. van der Put - Neville Chemical Europe bv
ir. H.C.J. Scheffers - Akzo Nobel Base Chemicals bv
R. Smit - Eastman Chemical bv
ir. A.J. Vos - GE Advanced Materials bv
Vertegenwoordigers van lidverenigingen
drs. F. Drukker - Vereniging van Fabrikanten
van Industriële Gassen (VFIG)
ir. W.A. Pfeifer - Nederlandse Vereniging van
Zeepfabrikanten -
Nedefa (NVZ - Nedefa)
drs. J.J.L. Schmidt - Verbond van Handelaren in
Chemische Producten (VHCP)
drs. L.H.L. Steenbrink - Vereniging van Geur- en
Smaakstoffenfabrikanten (NEA)
P.J. van den Hoek - Nefyto
mr. M.M. Weehuizen - Vereniging van
Kunstmestproducenten (VKP)
32
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
-D
E V
ER
EN
IGIN
G
Het VNCI-bureau
33
HE
T V
NC
I-BU
RE
AU
- VN
CI JA
AR
VE
RS
LA
G 2
00
4
Juridische zaken
mw. mr. J.M.H. Roosen
Professionele services
drs. G.J.M. Bots
mw. dr. S.F. Brouwer-Keij
dr. J. Bouwma
drs. R. Coster
L. Donk
drs. S. Looijs
mw. L.N. Mulder-Boeve
J.A.G. Verhoef
drs. H.A.F. van Well
Secretariële ondersteuning
mw. M.A.A.G. van den Andel (Fenelab en VvKL)
mw. L.C.E. Bogaards-de Boer
mw. M.P. Donker-van Unen
mw. G. Piek
Systeembeheer
mw. B. van Duinen
Stichting Samenwerken voor Veiligheid
mr. E.J.C. Hillen, directeur
ir. J.C.C. Ruseler
mw. S.H. Siebenhaar
mw. D. Smit-Hornstra
Stichting SynChem Plus
mevr. V.H.M. Blom
dr. J. Bouwma
drs. R. Coster
ir. J. Spaans
ir. J.W. van Vliet
Directie
mw. dr.ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA, algemeen directeur
ir. H.W. Veenenbos, adjunct-directeur
Directiesecretariaat
mw. S. van der Niet
Administratie
P.J.A. Heemskerk AA, controller / hoofd administratie
mw. D. Dimovska
J.H.T. Telwin
Beheer
mw. C. Smit-Raaphorst, hoofd beheer
mw. J.M. Franchimon
Communicatie
Vacature, hoofd communicatie
mw. S.A. Bulterman
mw. J.I.L. Carels
mw. drs. I. van Honschooten
A.F.A. van Hooijdonk
P.S.M. Wouters
34
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
-F
INA
NC
IËN
De conceptbegroting voor het jaar 2004 werd vastgesteld door het bestuur in
december 2002 en aangenomen op de algemene ledenvergadering van 21 mei 2003.
Als basis voor deze begroting werden de cijfers betreffende 2002 gebruikt. Aan de
hand van de verwachtingen over het jaar 2003 heeft het bestuur in februari 2004
een definitieve begroting vastgesteld, die op de algemene ledenvergadering van
9 juni 2004 werd goedgekeurd. Voor de leden ligt het financiële jaarverslag van de
VNCI over 2004, ter inzage op het secretariaat.
Resultaat
De rekening van baten en lasten over het jaar 2004 sluit met een deficit van
€ 19.930. Ten opzichte van het begrote deficit van € 200.000 betekent dit een
verbetering van € 180.070.
De totale baten kwamen uit op € 4.344.997, terwijl begroot was een bedrag van
€ 4.417.000. Een lagere opbrengst derhalve van € 72.003.
De totale kosten kwamen uit op € 4.364.927. Begroot was een bedrag van
€ 4.617.000, zodat de lasten € 252.073 lager zijn uitgekomen dan begroot.
Algemene reserve
Het resultaat van voorgaand boekjaar is toegevoegd aan de algemene reserve.
De algemene reserve bedraagt per 31 december 2004 € 1.504.258.
Toelichting op de balans
Grondslagen van waardering en resultaatbepaling
De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de aanschafwaarde minus lineaire
afschrijvingen. De gehanteerde afschrijvingspercentages zijn afhankelijk van de te
verwachte economische levensduur.
De vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, onder aftrek van een
noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid.
De effecten betreffen obligaties welke tegen nominale waarde zijn gewaardeerd:
verschillen in aan- en verkoop worden direct verwerkt in de resultatenrekening.
De overige posten zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.
De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben.
Financiën
35
FIN
AN
CIË
N- V
NC
I JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
Accountantsverklaring
Wij hebben de in dit verslag opgenomen balans en staat van baten en lasten van
de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie te Leidschendam over 2004
gecontroleerd. Deze balans en staat van baten en lasten zijn ontleend aan de door
ons gecontroleerde jaarrekening 2004 van de Vereniging van de Nederlandse
Chemische Industrie. Bij die jaarrekening hebben wij op 11 april 2005 een goed-
keurende accountantsverklaring verstrekt. Deze balans en staat van baten en lasten
zijn opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de vereniging. Het is
onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de balans en staat van
baten en lasten te verstrekken.
Wij zijn van oordeel dat deze balans en staat van baten en lasten op alle van
materieel belang zijnde aspecten in overeenstemming is met de jaarrekening
waaraan deze is ontleend.
Voor het inzicht dat vereist is voor een verantwoorde oordeelsvorming omtrent de
financiële positie en de resultaten van de vereniging en voor een toereikend inzicht
in de reikwijdte van onze controle dienen deze balans en staat van baten en lasten
te worden gelezen in samenhang met de volledige jaarrekening, waaraan deze zijn
ontleend, alsmede met de door ons daarbij verstrekte accountantsverklaring.
Den Haag, 11 april 2005
Ernst & Young Accountants
36
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
-F
INA
NC
IËN
Activa
Vaste activa
Materiële vaste activa
Vlottende activa
Vorderingen
Effecten
Liquide middelen
Passiva
Eigen vermogen
Algemene reserve
Onverdeeld resultaat
Kortlopende schulden
en
Overlopende passiva
Balans per 31 december 2004
2004 2003
161.930 230.074
660.105 435.986
1.250.000 1.250.000
38.776 177.966
1.948.881 1.863.952
2.110.811 2.094.026
2004 2003
1.504.258 1.498.115
-19.930 6.143
1.484.328 1.504.258
626.483 589.768
2.110.811 2.094.026
37
FIN
AN
CIË
N- V
NC
I JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
Baten
Contributies
Rente
Overige baten
Lasten
Personeelskosten
Huisvestingskosten
Catering
Inventariskosten
Kantoorkosten
Reis- en vergaderkosten
Bijdrage Stichting C3
Voorlichtingskosten
Adviseurs
Algemene kosten
Speerpuntenbeleid
Contributies en bijdragen
Deficit (surplus)
Staat van baten en lasten
over het jaar 2004
Begroting Uitkomst
2004 2004 2003
4.092.000 4.049.436 4.226.542
75.000 62.669 46.506
250.000 232.892 282.606
4.417.000 4.344.997 4.555.654
3.000.000 2.780.709 2.981.703
298.000 322.056 288.358
40.000 26.269 42.394
150.000 117.929 115.532
110.000 122.418 106.383
190.000 189.652 207.353
150.000 155.000 156.807
193.000 217.914 155.393
100.000 102.237 204.494
70.000 76.750 46.676
111.000 47.962 29.545
205.000 206.031 214.873
4.617.000 4.364.927 4.549.511
-200.000 -19.930 6.143
38
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
-L
ED
EN
EN
DO
NA
TE
UR
S
Leden en donateurs
In onderstaand overzicht staan in alfabetische volgorde de VNCI-leden,
hun divisies, locaties en eventuele dochterondernemingen vermeld.
LEDEN
■ Air Liquide Technische Gassen B.V. - Terneuzen
■ Akzo Nobel N.V. - Arnhem
■ Akzo Nobel Base Chemicals B.V. - Amersfoort
Locaties: Delfzijl, Deventer, Hengelo, Rotterdam/Botlek
■ Akzo Nobel Chemicals B.V. - Amersfoort
Locatie: Arnhem
Delamine B.V. - Delfzijl
■ Akzo Nobel Coatings B.V. - Sassenheim
Akzo Nobel Car Refinishes B.V. - Sassenheim
Akzo Nobel Ink & Adhesive Resins B.V. - Maastricht
■ Akzo Nobel Decorative Coatings B.V. - Sassenheim
Locaties: Groot-Ammers, Wapenveld
■ Akzo Nobel Functional Chemicals B.V. - Amersfoort
Locaties: Herkenbosch, Delfzijl, Hengelo
■ Akzo Nobel Pharma B.V. - Oss
Diosynth B.V. - Apeldoorn, Boxtel en Oss
Intervet International B.V. - Boxmeer
Intervet De Bilt - De Bilt
N.V. Organon - Oss
■ Akzo Nobel Polymer Chemicals B.V. - Amersfoort
Akzo Nobel Polymer Chemicals B.V. - Deventer
■ Albemarle Catalysts Company B.V. - Amersfoort
Locatie: Amsterdam
■ ARKEMA B.V. - Amsterdam
ARKEMA Rotterdam B.V. - Vondelingenplaat
ARKEMA Vlissingen B.V. - Vlissingen
Atotech Nederland B.V. - De Meern
■ AVEBE B.A. - Veendam
Locaties: Foxhol, Gasselternijveen,
Ter Apelkanaal en Veendam
■ Basell Polyolefins - Hoofddorp
Basell Benelux B.V. - Klundert
Broomchemie B.V. - Terneuzen
■ Cabot B.V. - Rotterdam/Botlek
■ Caldic Chemie B.V. - Rotterdam
Locaties: Europoort en Zevenbergen
■ Carbon Black Nederland B.V. - Rotterdam/Botlek
■ Chemetall N.V. - Oss
■ Ciba Specialty Chemicals Maastricht B.V. - Maastricht
■ Cindu International N.V. - Uithoorn
Cindu Chemicals B.V. - Uithoorn
Neville Chemicals Europe B.V. - Uithoorn
■ Coatex Netherland B.V. - Moerdijk
■ Crompton B.V. - Haarlem
Locaties: Amsterdam, Koog a/d Zaan
■ Crompton Europe B.V. - Amsterdam
■ Cytec Manufacturering B.V. - Rotterdam/Botlek
■ Diolen Industrial Fibers B.V. - Arnhem
Locatie: Emmen
■ Dow Benelux N.V. - Terneuzen
Locatie: Farmsum
■ DSM NV - Heerlen
■ DSM Agro B.V. - Sittard
Locatie: IJmuiden
■ DSM Anti-Infectives - Delft
■ DSM Bakery Ingredients - Delft
Locatie: Dordrecht
■ DSM Biologics - Groningen
■ DSM Coating Resins B.V. - Zwolle
DSM Composite Resins - Zwolle
DSM Resins International B.V. - Hoek van Holland
DSM Resins International B.V. - Schoonebeek
■ DSM Elastomers - Sittard
■ DSM Engineering Plastics - Sittard
■ DSM Fiber Intermediates - Sittard
■ DSM Fine Chemicals B.V. - Sittard
■ DSM Food Specialties - Delft
■ DSM High Performance Fibers B.V. - Heerlen
■ DSM Melamine - Sittard
■ DSM Pharmaceuticals Products - Sittard
DSM Pharma Chemicals - Venlo
■ DSM Special Products Rotterdam B.V.
- Rotterdam/Botlek
■ DSM Thermoplastic Elastomers B.V. - Sittard
■ Du Pont de Nemours (Nederland) B.V. - Dordrecht
■ Dynea B.V. - Farmsum
39
LE
DE
N E
N D
ON
AT
EU
RS
- VN
CI JA
AR
VE
RS
LA
G 2
00
4
■ Eastman Chemical Company - Capelle aan den IJssel
Eastman Chemicals Middelburg B.V. - Middelburg
Voridian Europoort B.V. - Rotterdam/Europoort
Voridian B.V. - Rotterdam/Europoort
■ Elektroschmelzwerk Delfzijl B.V. - Farmsum
■ Elementis Specialties Netherlands B.V. - Delden
■ Engelhard De Meern B.V. - De Meern
■ Exxon Mobil Chemical Holland B.V./Inc. - Breda
Locaties: Amsterdam, Rotterdam/Botlek en
Rotterdam/Europoort
■ Ferro (Holland) B.V. - Rotterdam
Divisies: Porcelain Enamel & Specialty Plastics - Rotterdam
■ Forbo Swift Adhesives B.V. - Naaldwijk
■ Fuji Photo Film B.V. - Tilburg
■ GE Advanced Materials B.V. - Bergen op Zoom
■ Givaudan Nederland B.V. - Barneveld
■ Hercules B.V. - Rijswijk
Locatie: Zwijndrecht
■ Honeywell Fluorine Products Europe B.V. - Weert
■ Huntsman Holland B.V. - Rotterdam/Botlek
■ ICI Nederland B.V. - Naarden
Acheson Produktie B.V. - Scheemda
National Starch & Chemical B.V. - Zutphen
Quest International Nederland B.V. - Naarden
Uniqema B.V. - Gouda
Vinamul B.V. - Geleen
■ IFF (Nederland) B.V. - Hilversum
Locatie: Tilburg
■ Ineos Silicas Netherlands B.V. - Eijsden
■ Johnson Matthey B.V. - Maastricht
■ Kerr-McGee Pigments (Holland) B.V. -
Rotterdam/Botlek
■ Kisuma Chemicals B.V. - Veendam
■ Kolb Nederland B.V., Dr. W. - Klundert
■ Koninklijke Talens B.V. - Apeldoorn
■ LANXESS B.V. - Ede
Locatie: Mijdrecht
■ Lyondell Chemie Nederland B.V. - Rotterdam/Botlek
■ Mallinckrodt Baker B.V. - Deventer
■ Methanor VoF - Amersfoort
Locatie: Farmsum
■ Nedmag Industries Mining & Manufacturing B.V. -
Veendam
■ Neo Resins - Waalwijk
■ Norit N.V. - Borne
Locaties: Amersfoort, Klazinaveen en Zaandam
■ NOVA Chemicals Netherlands B.V. - Breda
■ Noveon Resin B.V. - Farmsum
■ Noviant B.V. - Nijmegen
■ Nuplex Resins - Bergen op Zoom
■ PFW Aroma Chemicals B.V. - Barneveld
■ Polaroïd (Europa) B.V. - Enschede
■ PPG Industries Chemicals B.V. - Farmsum
■ PQ Nederland B.V. - Amersfoort
Locaties: Maastricht en Winschoten
Zeolyst C.V. - Delfzijl
■ PURAC biochem B.V. - Gorinchem
■ Quaker Chemical B.V. - Uithoorn
■ Resolution Nederland B.V. - Vondelingenplaat
■ Rohm and Haas B.V. - Farmsum
■ Sabic EuroPetrochemicals - Sittard
Locatie: Beek
■ Sachem Europe B.V. - Zaltbommel
■ Schmits Beheer B.V. - Almelo
Schmits International B.V. - Almelo
Schmits Nederland B.V. - Almelo
■ Shell Nederland Chemie B.V. - Rotterdam
Locaties: Moerdijk en Rotterdam/Pernis
■ Shin-Etsu PVC B.V. - Hilversum
Locatie: Rotterdam/Hoogvliet
■ Solvay Chemie B.V. - Roermond
■ Solvay Pharmaceuticals B.V. - Weesp
Locaties: Olst en Veenendaal
■ Syngenta Manufacturing B.V. - Roosendaal
■ Teijin Twaron B.V. - Arnhem
Locaties: Emmen en Farmsum
■ ThermPhos International B.V. - Vlissingen
■ Umicore Nederland B.V. - Eijsden
■ Verdugt B.V. - Tiel
■ Zinifex Budel B.V. - Budel
40
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
-L
ED
EN
EN
DO
NA
TE
UR
S
LIDVERENIGINGEN
Vereniging van Fabrikanten van Industriële
Gassen (VFIG) - Baarn■ Air Liquide B.V. - Eindhoven
Air Liquide Industrie B.V. - Rotterdam
■ Air Products Nederland B.V. - Amsterdam
Locatie : Rotterdam
■ Hoek Loos B.V. - Schiedam
Locatie : Amsterdam
■ INDUGAS N.V. - Schoten (B)
■ Messer Nederland B.V. - Moerdijk
■ Nederlandse Technische Gasmaatschappij B.V.
- Tilburg
■ Westfalen Gassen Nederland B.V. - Deventer
■ Yara Industrial B.V. - Vlaardingen
Vereniging van Geur- en Smaakstoffen-
fabrikanten (NEA) - Leidschendam■ Buteressence B.V. - Zaandam
■ DSM Food Specialties - Delft
■ Erven Th. Koomen B.V. - Middenmeer
■ Flavodor Flavours + Fragrances B.V. - Waalwijk
■ Givaudan Nederland B.V. - Barneveld
■ Holland Aromatics B.V. - Almere
■ IFF (Nederland) B.V. - Hilversum - locatie: Tilburg
■ Pembroek B.V. - Loosdrecht
■ PFW Aroma Chemicals B.V. - Barneveld
■ Quest International Nederland B.V. - Bussum
■ Steensma Food Production B.V. - Leeuwarden
■ Symrise B.V. - Rosmalen
Vereniging van Kunstmest Producenten (VKP)
- Leidschendam■ Amsterdam Fertilizers B.V. - Amsterdam
■ DSM Agro B.V. - Sittard - locatie: Geleen
■ Yara Sluiskil B.V. - Sluiskil
■ Kemira GrowHow B.V. - Rotterdam/Europoort
■ Zuid-Chemie B.V. - Sas van Gent
Vereniging van Fabrikanten van
Bitumenemulsies (VNFB) - Leidschendam■ Latexfalt B.V. - Koudekerk aan den Rijn
■ Smid & Hollander B.V. - Groningen
GEASSOCIEERDE LEDEN
■ BASF Nederland B.V. - Arnhem
■ Bayer B.V. - Mijdrecht
■ Borax Rotterdam N.V. - Rotterdam/Botlek
■ 3 M Nederland B.V. - Zoeterwoude
■ Nalco Netherlands B.V. - Tilburg
■ Rhodia Nederland B.V. - Amstelveen
■ Rohm and Haas Belgium N.V. - Antwerpen (B)
■ Supresta Netherlands BV. - Amersfoort
■ Troy Chemical Company B.V. - Maassluis
■ VWR International B.V. - Amsterdam
GEASSOCIEERDE LIDVERENIGINGEN
■ Aqua Nederland - Zoetermeer
■ Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststoffen (NRK)
- Leidschendam
■ FeNeLab - Leidschendam
■ Nederlandse Cosmetica Vereniging (NCV)
- Nieuwegein
■ Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie
(NEFYTO) - ‘s-Gravenhage
■ Nederlandse Vereniging van de Research georiënteerde
Farmaceutische Industrie (NEFARMA)
- ‘s-Gravenhage
■ Nederlandse Vereniging van Zeepfabrikanten (NVZ)
- Zeist
■ Verbond van Handelaren in Chemische Produkten
(VHCP) - ‘s-Gravenhage
■ Vereniging van Onafhankelijke Tankopslagbedrijven
(VOTOB) - Leidschendam
■ Vereniging van Kunststof Leveranciers (VvKL)
- Leidschendam
■ Vereniging van Verf- en Drukinktfabrikanten (VVVF)
- Leiden
DONATEURS
■ Atrion B.V. - Nijmegen
■ AVR Industrial Waste B.V. - Rotterdam
■ Consolco B.V. - Haarlem
■ Coöperatie Chemical Marketing Concepts Europe U.A.
- Waalwijk
■ Egemin B.V. - Gorinchem
■ JGC Dordtse Engineering B.V. - Dordrecht
■ Kodak Polychrome Graphics Manufacturing B.V.
- Bunschoten
■ Koninklijke Nedalco B.V. - Bergen op Zoom
■ Monsanto Crop Science Nederland B.V.
- ‘s-Gravenhage
■ Notox Safety & Environmental Research B.V.
- ‘s-Hertogenbosch
■ Océ-Nederland B.V. - Venlo
■ Philips Electronics B.V. - Eindhoven
■ Royal Haskoning - Nijmegen
■ Tebodin B.V. - ‘s-Gravenhage
■ Yacht Technology B.V. - Arnhem
41
BE
LE
IDS
- EN
WE
RK
GR
OE
PE
N- V
NC
I JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
Beleids- en werkgroepen
Werkgroep Conjunctuur (Economic Outlook)
M.W. Cobelens (voorzitter)
mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA (secretaris)
H. ten Doesschate
H. de Jongste
I. Oerlemans
Stuurgroep Onderwijs en Onderzoek
prof. dr. E.M. Meijer (voorzitter)
mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA (secretaris)
dr. F.R. van Buren
ir. G.J.S. Dijkema
prof. Dr. J. Joosten
drs. E.A.A.M. Koopmans
dr. E.G.M. Kuijpers
dr. J.A.J.M. Vincent
prof. dr. J. de Wit
ir. J. Zuidam
Beleidsgroep Energie
ir. G.N. van Ingen (voorzitter)
ir. H.W. Veenenbos (secretaris)
ir. A.A.A.m. Baaten
ir. G.J.S. Dijkema
ir. W.V.C. Kusters
ir. J. van Seters
R. de Waal
Werkgroep Energie
mw. Chr. de Laeter (voorzitter)
ir. H.W. Veenenbos (secretaris)
R. van Beelen
ir. H. Benjamins
ir. J.P.L. Buckers
ir. J. Davidse
dr. ir. J.F. Demmink
ir. H.S. Feenstra
P. Fokker
ir. A. Govaert MBA
F.W.K. Hesselink
R. Hoogeveen
D. van Horen
ir. J.A.J.V. Schyns
V.A. Smit
ir. E.A.C. Timmermans
ir. W. Versteele
ir. R.A. van de Wetering
S. Ypma
Kerngroep Energie (klavertje4)
mw. Chr. de Laeter (voorzitter)
ir. H.W. Veenenbos (secretaris)
dr. L. van Bodegom
ir. H.S. Feenstra
D. van Horen
W. Miedema
ir. J.A.J.V. Schyns
Beleidsgroep Communicatie
ir. A.J.M. van der Put (voorzitter)
dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
mr. W. Beerman
mr. P.B. van der Boor
ir. H.G.M. Egberink
ir. C.R. Emerencia
drs. L. Fransen
N. van Gent
drs. I. van Honschooten
mw. C. van Iersel
W. van het Hof
A. van Hooijdonk
mw. H. de Kruijs
W. van der Wiel
P.S.M. Wouters
Redactieraad Chemie magazine
dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA (voorzitter)
A. van Hooijdonk (secretaris)
ir. H.G.M. Egberink
prof. ir. K.Ch.A.M. Luyben
prof. dr. E.M. Meijer
prof. dr. J. Reedijk
Stand per 31 december 2004
42
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
-B
EL
EID
S-
EN
WE
RK
GR
OE
PE
N
Beleidsgroep Veiligheid en Milieu
ir. E.L. de Graaf (voorzitter)
drs. G.J.M. Bots (secretaris)
dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
dr. ir. J. Basters
A. Both
ir. G.J.S. Dijkema
T. Heemskerk
ir. M.M.F. van Hijfte
drs. I. van Honschooten
A.C.C.M. Jeen
W.C.M. Karsten
C.P. Langeveld
A.P.L. Mevissen
D. den Ottelander
ir. J.J. Prooi
dr. J.A.S.J. Razenberg
ir. J. van Seters
A.J. van der Steen
Werkgroep Milieuzorg
C. Duyvesteijn (voorzitter)
mw. ir. L. Mulder-Boeve (secretaris)
M. Angenent
drs. J. van den Akker
R. Donker
ir. J.G. van den Enden
ir. D.J.J. ter Hoek
C. van Houwelingen
E. de Jager
ing. J.K. Mulder
D. den Ottelander
R.D.J. Wierenga
ing. H.S. Wolf
Werkgroep Stoffenbeleid
ir. J. van Seters (voorzitter)
drs. H.A.F. van Well (secretaris)
drs. P.H. Anthonio
dr. G. van den Berg
dr. T.J. van Bergen
drs. H.F. Bosman
ir. H.G.M. Bouman
dr. ir. T. Dokter MBA
dr. C.E. Dutilh
drs. E. Erkens
mr. F.E. Hes
mw. drs. I. van Honschooten
mr. drs. C.W. van der Horst
drs. E.M. van der Hout
G. Jonkers
drs. F. Kerkhof
mw. dr. M.M. Kops-Werkhoven
drs. S. Looijs
drs. H.J. Luca
dr. J.M. Neis
drs. A.C.H. van Peski
J.W. Postma
dr. J.A.S.J. Razenberg
dr. L. Rodenburg
mw. mr. J.M.H. Roosen
ing. S.M. Vos
mr. W.M. Zijlstra
Werkgroep Product Stewardship
dr. J.M. Neis (voorzitter)
drs. S. Looijs (secretaris)
drs. P.H. Anthonio
dr. J. de Boer
drs. H.F. Bosman
mr. drs. C.W. van der Horst
drs. E.M. van der Hout
drs. F. Kerkhof
ir. L.A.M. van der Mast
mw. ir. L. Mulder-Boeve
J.W. Postma
drs. H.A.F. van Well
Werkgroep Water
mw. ir. A.G. Bakker (voorzitter)
drs. G.J.M. Bots (secretaris)
ir. A.J. Bruin
mr. drs. C.W. van der Horst
J. de Jong
M. De Kok
J. Linders
dr. H.A. Lopes Cardozo
D. den Ottelander
drs. ing. J.G.W. Porre
J. Timmers
drs. H.A.F. van Well
Werkgroep Arbeidshygiëne
J. Twisk (voorzitter)
J.A.G. Verhoef (secretaris)
ir. V.A. Correia
mw. H. Duijts
J. Ooms
P. van de Sandt
T. Scheffers
J. Smit
43
BE
LE
IDS
- EN
WE
RK
GR
OE
PE
N- V
NC
I JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
Stuurgroep Chloor
ir. H.C.J. Scheffers (voorzitter)
dr. J. Bouwma (secretaris)
ir. H. Benjamins
T. Heemskerk
A. de Jonge
J.H. Kort
drs. ing. J.G.W. Porre
ir. J. van Seters
Begeleidingscommissie OVOC (chloormicro’s)
project
J. van der Kolk (voorzitter)
M. Adams (secretaris)
dr. J. Bouwma
B. van Hattum
M. Koene
dr. P.G.J. de Maagd
mw. L. Nijhuis
A. Tukker
Stuurgroep Open Dag Chemie
dr. ir. D.A. Hoogwater (voorzitter)
dr. P. Bertens
mw. J.I.L. Carels
mw. K. Schneider
mw. M. Schlarmann
Mw. P. Sloet tot Everlo
Overleggroep MKB
ir. A.J.M. van der Put (voorzitter)
drs. R. Coster (secretaris)
ing. E.N. de Vries
Meer dan 60 leden in wisselende samenstelling nemen aan
de overleggroep deel.
44
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
-V
ER
TE
GE
NW
OO
RD
IGIN
GE
N
VNO-NCW
Bestuur mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
ir. G.A.F. van Harten
Branche-overleg mw. drs. I. van Honschooten
Contactgroep Communicatie mw. drs. I. van Honschooten
CO2 Allocatieplan Overleg ir. H.W. Veenenbos
Klankbordgroep Innovatie en Kennisdiffusie drs. S. Looijs
Commissie Arbeidsomstandigheden J.A.G. Verhoef
Commissie Warenwetaangelegenheden drs. H.A.F. van Well
Commissie Normalisatie en Certificatie ir. J. C.C. Ruseler (SSVV)
Commissie Consumenten Vraagstukken drs. S. Looijs
■ Subcommissie Milieu en Consumptie drs. S. Looijs
Commissie Internationale Economische Betrekkingen drs. R. Coster
■ Werkgroep Exportbeleid drs. R. Coster
Commissie Ontwikkelingslanden drs. R. Coster
Commissie Mededinging mw. mr. J.M.H. Roosen
Commissie Productaansprakelijkheid mw. mr. J.M.H. Roosen
Commissie Conjunctuurpanel mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA
Commissie Europese Markt drs. R. Coster
Commissie Douanewetgeving drs. R. Coster
Conjunctuur Panel mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA
Energiecommissie ir. H.W. Veenenbos
Platform MJA2-overleg drs. S. Looijs
Commissie Klimaatbeleid ir. H.W. Veenenbos
Commissie Benchmarking Energie-efficiency drs. C.H. van Dalen
Kerngroep Benchmarking Energie-efficiency ir. J. Davidse
Ad-Hoc Werkgroep Energiebelasting ir. H.W. Veenenbos
Milieucommissie mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
■ Milieucommissie DGM Overleg mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
■ Milieucommissie EZ Overleg mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
■ Milieucommissie RWS Overleg mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
■ Platform Biociden drs. H.A.F. van Well
■ Brancheoverleg Stoffen drs. H.A.F. van Well
■ Stuurgroep Afvalstoffen mw. ir. L. Mulder-Boeve
■ Werkgroep Afvalstoffen mw. ir. L. Mulder-Boeve
■ Stuurgroep Water/Bodem drs. G.J.M Bots
■ Stuurgroep Lucht mw. ir. L. Mulder-Boeve
■ Stuurgroep Juridische Zaken mw. mr. J.M.H. Roosen
■ Werkgroep Actualisering NER mw. ir. L. Mulder-Boeve
■ Stuurgroep Integraal Milieumanagement drs. S. Looijs, mw. ir. L. Mulder-Boeve
■ Werkgroep Milieuverslaglegging mw. ir. L. Mulder-Boeve
■ Werkgroep Externe Veiligheid J.A.G. Verhoef
■ Werkgroep Stralenbescherming J.A.G. Verhoef
Vertegenwoordigingen Stand per 31 december 2004
45
VE
RT
EG
EN
WO
OR
DIG
ING
EN
- VN
CI JA
AR
VE
RS
LA
G 2
00
4
■ Werkgroep Vluchtige Organische Stoffen (VOS) mw. ir. L. Mulder-Boeve
■ Werkgroep VASt J.A.G. Verhoef, drs. S. Looijs
Stuurgroep Onderwijs mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA
■ Werkgroep Beroepsonderwijs mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA
■ Werkgroep Hoger Onderwijs mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA
Stuurgroep Stoffen mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
ir. R. Willems
■ Werkgroep Stoffen mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
drs. H.A.F. van Well
Bedrijfsleven/Overheid
Klankbordgroep Stoffen mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
drs. H.A.F. van Well
Klankbord REACH mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
drs. H.A.F. van Well
Werkgroep administratieve lasten cluster gezondheidsbescherming drs. H.A.F. van Well
Regulier Overleg Warenwet drs. H.A.F. van Well
Subcommissie MAC-waarden J.A.G. Verhoef
Stuurgroep VOS mw. ir. L. Mulder-Boeve
Adviesgroep Richtlijnen Emissies (NER) mw. ir. L. Mulder-Boeve
Werkgroep VOS branches mw. ir. L. Mulder-Boeve
VROM Begeleidingscommissie Infobladen Oplosmiddelenrichtlijn mw. ir. L. Mulder-Boeve
Tankcleaning Companies Netherlands (ATCN) drs. G.J.M Bots
Nationale Werkgroep Ladingzaken drs. G.J.M Bots
Deelorgaan Gevaarlijke Stoffen (DGS) drs. G.J.M Bots
Nationale Werkgroep Luchtvervoer drs. G.J.M Bots
Nationale Commissie Marine Pollution IMO (CMPI) drs. G.J.M Bots
Nationale Werkgroep Bulk Chemicals drs. G.J.M Bots
Informeel Overleg over Chemische Wapens drs. R. Coster
Suiker Begeleidingscommissie (plv.) drs. R. Coster
Overleggroep Chemische Industrie mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
Projectgroep Chemische Industrie mw. ir. L. Mulder-Boeve
■ Werkgroep Handreiking BMP-4 mw. ir. L. Mulder-Boeve
SVM-Stuurgroep Industriële Verpakkingen mw. ir. L. Mulder-Boeve
VROM Afvalstoffenbeleid mw. ir. L. Mulder-Boeve
VROM Begeleidingscommissie Knelpuntenanalyse mw. ir. L. Mulder-Boeve
VROM Begeleidingscommissie uitvoering EVOA mw. ir. L. Mulder-Boeve
Centraal Overleg Gevaarlijke Goederen drs. G.J.M Bots
Commissie Transport Gevaarlijke Goederen drs. G.J.M Bots
Overlegorgaan Water en Noordzee drs. G.J.M Bots
Overlegorgaan Goederenvervoer drs. G.J.M Bots
VROM Werkgroep Bedrijven mw. ir. L. Mulder-Boeve
Begeleidingscommissie Chloormicro’s (BOVOC) dr. J. Bouwma
Stuurgroep Chloor dr. J. Bouwma
VROM Werkgroep VOS Beleidsinstrumenten mw. ir. L. Mulder-Boeve
VROM Werkgroep VOS Reductiepotentieel mw. ir. L. Mulder-Boeve
Begeleidingscommissie VOS Informatiebladen mw. ir. L. Mulder-Boeve
Werkgroep Inventarisatie Aanvullende Prioritaire Stoffen mw. ir. L. Mulder-Boeve
drs. H.A.F. van Well
Overleg Prioritaire Stoffen KRW drs. G.J.M. Bots
drs. H.A.F. van Well
Werkgroep Voorlichtingscampagne REACH mw. drs. I. van Honschooten
drs. H.A.F. van Well
CBS Commissie van advies mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA
Stuurgroep CO2- en NOx-emissiehandel ir. H.W. Veenenbos
■ Klankbordgroep emissiehandel mw. mr. J.M.H. Roosen
Overleggroep MJA2 drs. S. Looijs
ir. H.W. Veenenbos
Werkgroep Geur Th. Van Eyck
mw. ir. L. Mulder-Boeve
AWVN klankbord Arbeidsmarkt & Opleidingen mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA
CEFIC
General Assembly mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
Board mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
Program Council Product Stewardship mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
■ Product Stewardship CPR Dialogue Forum drs. H.A.F. van Well
Association of Federation Members / AFEM mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
‘Frankfurter Group’ mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
Education Industry Partnership mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA
Issue team Transport Regulations drs. G.J.M Bots
Technical Trade Committee drs. R. Coster
Trade Policy Committee drs. R. Coster
■ Working Party GSP drs. R. Coster
■ Ad Hoc Group Tariffs drs. R. Coster
■ Trade & Production Controls Committee drs. R. Coster
■ Working Party Against Chemical Weapons drs. R. Coster
Working Party Statistics and Economic Analysis mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA
Task Force Economic Outlook mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA
Energy Committee ir. H.W. Veenenbos
Climate Change Issue Team ir. H.W. Veenenbos
Task Force Environmental Law mw. mr. J.M.H. Roosen
Task Force Liabilities mw. mr. J.M.H. Roosen
Task Force Legal Aspects of the Chemicals Policy mw. mr. J.M.H. Roosen
Advocacy Group on Chemicals Policy mw. drs. I. van Honschooten
Ad hoc Group on REACH drs. H.A.F. van Well
Issue team Chemical Policy/GHS drs. G.J.M Bots
Responsible Care Core Group mw. ir. L. Mulder-Boeve
Responsible Care Communication mw. ir. L. Mulder-Boeve
Responsible Care Performance Indicators mw. ir. L. Mulder-Boeve
Issue Teams:
■ Air Policy mw. ir. L. Mulder-Boeve
■ Waste mw. ir. L. Mulder-Boeve
■ Product Stewardship drs. S. Looijs
■ BAT mw. ir. L. Mulder-Boeve
■ ES-VOC-CG mw. ir. L. Mulder-Boeve
■ Water drs. G.J.M Bots
■ Occupational & Community Health J.A.G. Verhoef
■ Occupational Exposure Limits J.A.G. Verhoef
Euro Chlor National Clorine Associations dr. J. Bouwma
Longrange Research Initiative (LRI) - Outreach Pool mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA
Classification & Hazard Communication Working Group drs. H.A.F. van Well
46
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
-V
ER
TE
GE
NW
OO
RD
IGIN
GE
N
47
VE
RT
EG
EN
WO
OR
DIG
ING
EN
- VN
CI JA
AR
VE
RS
LA
G 2
00
4
Technical Directors of Member Federations (AFM) drs. H.A.F. van Well
Working Group Pilot Trial drs. H.A.F. van Well
Working Group Chemical Assessment Management &
Existing Legislation (CAMEL) drs. H.A.F. van Well
Diversen
Raad van Toezicht van de Raad van Accreditatie ir. J.C.C. Ruseler
Stichting Vakopleiding Procesindustrie
■ Bestuur mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
Stichting Beroepsopleiding Procesindustrie
■ Bestuur mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
Stichting OVP
■ Bestuur mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
VAPRO-OVP Commissie Onderwijs-Bedrijfsleven (COB) P.J. van Schendel
Jet-Net ledenraad mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA
NNI Adviesraad ir. H.W. Veenenbos
NNI Normcommissie Vervoer Gevaarlijke Stoffen drs. G.J.M Bots
Stichting Samenwerken voor Veiligheid
■ Bestuur ir. H.W. Veenenbos
Centraal College van
Deskundigen Veiligheidchecklijst Aannemers ir. M. Janssen
W. Wagemakers
drs. A. Zandvoort
Productschap voor Margarine, Vetten en Oliën
■ Bestuur R. van Noord
Stichting C3 mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
ir. A.J.M. van der Put
Stuurgroep Open Dag Chemie mw. drs. K.P. Esveldt ✝
NEA P.J.A Heemskerk AA.
SynchemPlus
■ Bestuur mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
J. Zuidam
NFK Stuurgroep PVC & Ketenbeheer dr. J. Bouwma
Stichting Packchem
■ Bestuur ir. H.W. Veenenbos
UNICE Safety & Health Group J.A.G. Verhoef
UNICE OEL Group J.A.G. Verhoef
Stichting Exameninstituut Veiligheidsadviseur drs. G.J.M Bots
International Council of Chemical Associations mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
Commissie Communicatie Biotechnologie NIABA mw. drs. I. van Honschooten
VKP drs. R. Coster
European Fertilizer Manufacturing Association
■ Agriculture and Environmental Committee drs. R. Coster
■ Trade and Economic Policy Committee drs. R. Coster
■ Communication Working Party drs. R. Coster
Overleg Chemie Nederland mw. dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten MBA
mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA
Gebruikersplatform Elektriciteit- en Gastransportnetten ir. H.W. Veenenbos
Gebiedsbestuur NWO CW mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA
NVO Nederland drs. S. Looijs
48
VN
CI
JAA
RV
ER
SL
AG
20
04
-C
OL
OF
ON
Colofon
Uitgave
Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI)
Mei 2005
Tekst
Afdeling Communicatie
Eindredactie
Orbitaal Speeches & Publications, Sittard
Grafieken en tabellen
Bron: CBS, Cefic en VNCI
Foto’s
Akzo Nobel
Ciba Specialty Chemicals
DSM
Libanon Lyceum, Rotterdam
Marc Morrèl FtV
Shell Chemicals
Solvay Chemie bv
Ton Poortvliet
VAPRO-OVP
Vormgeving
Optima Forma bv, Voorburg
Druk
Alfa Base, Alphen aan den Rijn
Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI)
Vlietweg 16
Postbus 443
2260 AK Leidschendam
Telefoon (070) 337 87 87
Fax (070) 337 87 34
E-mail [email protected]
Website www.vnci.nl
Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, kan voor eventuele (druk-)fouten en
onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege
geen aansprakelijkheid, noch voor schade, van welke aard ook, die het directe of indirecte gevolg is
van handelingen en/of beslissingen die (mede) gebaseerd zijn op de informatie in deze uitgave.
© Copyright 2005 VNCI, Leidschendam
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever: VNCI, postbus 443, 2260 AK Leidschendam.