void magazine

48
HUAN + KTRON

Upload: thomas-vanhuyse

Post on 30-Mar-2016

225 views

Category:

Documents


6 download

DESCRIPTION

Dit is een magazine over grafisch ontwerp dat ik voor de KASK heb gemaakt in het kader van een opdracht in het tweede jaar grafisch ontwerp. Alle vormgeving is door mij gedaan, verdere credits staan in het colofon.

TRANSCRIPT

Page 1: Void Magazine

HUAN + KTRONHUAN + KTRON

Page 2: Void Magazine
Page 3: Void Magazine

3

Thomas Vanhuyse EDITORIAAL

Waarde Lezer,

Graag heet ik u welkom in dit magazine. Daar het hier het eerste nummer betreft, stel ik u kort even voor:Dit is Void, een gloednieuw magazine dat Grafisch Ontwerp ademt (wij schrijven dat hier met hoofdletters kapitalen ja). Interviews met bekende en minder bekende grafici, de laatste nieuwtjes, spetterende middenspreads, en nog veel meer, dat allemaal kan u in dit nummer vinden!

Helaas zal het ook bij dit ene nummer blijven. Void is immers ontstaan uit een opdracht die ik gekregen heb tijdens het eerste semester van mijn tweede jaar opleiding als Grafisch Ontwerper. De taak was duidelijk: stamp een grafisch magazine uit de grond van 48 pa-gina’s, en vul het met allerlei interessante ar-tikels die grafisch gerelateerd zijn. Bovendien moet je er ook voor zorgen dat de vormgeving super verzorgd is. Want ha ja, het betreft hier een grafisch magazine!Drie maand later ligt dit boekje voor uw neus, en al zeg ik het zelf, het mag er wezen. Bloed, zweet en tranen heeft het mij gekost om het tot een goed einde te brengen, maar ik ben er geraakt, en ik ben er best trots op ook!

Hopelijk kan jij, waarde lezer, er ook van ge-nieten. Enjoy!

Thomas VanhuyseHoofdredacteur

Thomas Vanhuyse studeert Grafische Vormgeving aan de KASK Gent. In zijn vrije tijd houdt hij zich vooral bezig met muziek en fotografie, beide met wisselend succes.

Page 4: Void Magazine

4

INHOUDSOPGAVE Issue 1

HUAN + KTRONHUAN + KTRON 01

03

04 - 0514 - 17

06 - 1318 - 22

Cover.

De aller eerste pagina van het allereerste Void magazine. Geïllustreerd door mezelf, Thomas Vanhuyse, senior student editor (wat dat ook moge betekenen) van dit magazine. De tekening is losjes gebaseerd op het werk van Gavin Potenza, één van de vele grafisch ontwerpers uit Portland (meer daarover vanaf pagina 6).

Inhoudsopgave.

De inhoudsopgave van deze Void, en meer bepaald de pagina waar u zich nu op bevindt. Dankzij de handige tijdslijn die zich in het midden bevindt, kan u makkelijk navigeren doorheen dit nummer. De paginanummers vindt u doorheen het ma-gazine onderaan in de hoek op elke pagina.

Editoriaal.

Op deze pagina sta ik jullie, de lezers, te woord. Het is traditioneel de pagina waar de “grote baas” van het desbetreffende tijdschrift de lezer mede deelt welke veranderingen er zich hebben voorgedaan.Als die “grote baas” daarna nog over iets zijn mening kwijt wil, dan kan hij dat natuurlijk ook op deze pagina.

Portland.

In deze stad uit het noordoosten van de Verenigde Staten van Amerika is er iets bijzon-der aan de hand: er is een generatie grafische vormgevers en illustratoren opgestaan die stil-listisch erg aan elkaar verwant zijn. We lijsten de betreffende artiesten op, en zoe-ken wat elk van hen uniek maakt.

Klaas Van der Linden.

Tijdens zijn derde jaar Vrije Grafiek aan Sint Lucas Gent ruilde Klaas Van der Linden zijn spuitbus in voor een hoop verfborstels, en sindsdien gaat het vrij hard.In zijn realistische doeken gaat hij op zoek naar de ziel van de nacht. Hij schildert nacht-werkers in een mystieke omgeving, maar voor-al zichzelf.

Edelweiss.

Nog maar enkele jaren een echt fotocollectief, maar al meer dan twintig jaar vrienden, de jodelaars van Edelweiss. Een betere basis voor twee nauw samenwerkende fotografen is haast niet in te beelden. Tenzij dan de liefde voor kitsch. Rosaline ging eens polsen hoe het met ze ging, en waar ze zo allemaal mee bezig zijn.

Page 5: Void Magazine

5

Issue 1 INHOUDSOPGAVE

23 - 26

27 - 33

34 - 37

38 - 44

45

46

2010 in Muziek.Dit zijn de zogenaamde Experimentele pagi-na’s, alwaar ik op onderzoek ben gegaan naar mijn gedrag in verband met muziek tijdens het afgelopen jaar. Hoeveel albums heb ik dit jaar gekocht? Hoeveel (il)legaal gedown-load? Naar welke optredens ben ik geweest? Antwoorden op dit alles kan je vinden in de strakke infographic!

Khuan + Ktron.

Khuan + Ktron is een grafisch collectief uit Vlaanderen. Ze zijn met drie: een Belg, een Rus en een Japanner, en samen maken ze illus-traties in een heel erg hedendaagste stijl.Onlangs stond hun werk op Grain Edit, een bekende illustratorenblog, en sindsdien gaat het hard. Ik (tv) ging met ze praten.

Gert Dooreman.

Gert Dooreman studeerde net als Klaas Van der Linden Vrije Grafiek aan Sint Lucas Gent, weliswaar al wat langer geleden. Hij begon als illustrator, maar gaandeweg verlegde hij zijn zwaartepunt naar typografie en vormgeving. Hij is vaste vormgever van Tom Lanoye en Het Toneelhuis, en hij heeft een heel uitgesproken mening over grafisch ontwerp.

Stijn Felix.

Geboren en getogen in Oostende, maar sinds zijn studententijd werkzaam in het Gentse. Stijn Felix is een grafisch ontwerper en illus-trator van de eerste klasse. Moeiteloos combi-neert hij verschillende technieken als potlood, houtskool, aquarel, olieverf, fotografie en computertekeningen tot een mooi, kleurrijk en interessant geheel!

Logo Mundo.

In Logo Mundo gaan we over de hele wereld op zoek naar nieuwe logo’s, van televisiebe-drijven langs banken tot kledingwinkels, niets slaan we over! Veel uitleg hoeft daar niet bij, het commentaar laten we over aan u, de lezer. Dankzij de wereldkaart kan u gemakkelijk zien welk logo van waar afkomstig is.

Colofon.

Eenmaal u bij deze pagina’s bent aangekomen, is het bijna tijd om vaarwel te zeggen. Veel valt er hier ook niet te vinden, u zult vooral praktische informatie vinden - mocht u een le-zersbrief willen sturen bijvoorbeeld. Wie weet besluit ik er nog wat eigen werk op te zetten, kwestie van nog wat reclame te maken. Ciao!

Page 6: Void Magazine

6

COVER STORY Portland

Page 7: Void Magazine

7

Portland COVER STORY

Portland, Oregon is een middelgrote, ietwat onbekende stad in het noordoosten van de Verenigde Staten, alwaar zich de laatste tijd op grafisch vlak heel wat roert. De laatste jaren is er in de ogenschijnlijk saaie stad een nieuwe grafische generatie opgestaan. Het is opvallend dat die generatie zich niet enkel door hun oorsprong laat binden, maar ook door hun stijl. Die stijl ligt diep verankerd in het modernisme, maar er is vaak ook aan-dacht voor de oudere Amerikaanse folklore en cultuur. Die laatste invloed uit zich niet enkel in het grafische werk, maar ook in de manier waarop dat werk wordt gedrukt. Deze jonge dertigers laten hun werk zeefdrukken, of sommigen gebruiken zelfs eeuwenoude drukpersen om hun creaties op papier te zetten. Dat gebeurt in Amerika, waar er nog steeds een sterke letterpresstraditie is, wel vaker, maar dat er op een relatief klein gebied als Portland zo’n grote concentratie aan designers is die deze technieken gebruikt is opvallend, vooral in dit internettijdperk.

Opvallend, maar niet toevallig. Portland staat al jaren bekend als één van de meest progressieve steden van de Verenigde Staten. De stad is al jaren op rij verkozen tot de meest groene Amerikaanse stad, en er is een bruisende homoseksuele gemeenschap. Ook de rockscène wordt als één van de beste van Amerika beschouwd, net als de craftscene (handgemaakte designobjecten). Bovendien is Portland geen gigantische metropool zoals Seatle of andere steden dat zijn, maar eerder een grote stad waar je ook rustig kan fietsen of in een parkje picknicken. Al deze factoren dragen bij tot de aantrekkingskracht die de stad heeft op creatieve jongeren.

Op de volgende zes pagina’s gaan we dieper in op verschillende grafisch ontwerpers, il-lustratoren en kunstenaars die actief zijn in Portland, Oregon.

>

Intro

Page 8: Void Magazine

8

COVER STORY Portland

Frank Chimero is dan wel nog maar pas 27 jaar oud geworden, toch is hij waarschijnlijk al de grootste en bekendste designer slash illustrator van Portland. Enkele jaren terug raakte hij bekend met een reeks waar hij precies binnen de grenzen van Amerikaanse staten een illustra-tie maakte. Die reeks was zowel origineel, inventief, als grappig, en leverde hem in één slag een hoop naamsbekendheid op. Ondertussen mag hij grote na-men als Microsoft, Facebook, Time Magazine en Monocle tot zijn klanten rekenen. Zijn stijl is typisch Amerikaans. Door gebruik te maken van strak-ke figuren zien zijn ontwerpen er zeer helder uit, maar door het kleurgebruik en de texturen die hij gebruikt krijgen ze toch een warm gevoel. Voor Chimero is het belangrijkste dat zijn werk goed communiceert. Design dat de kijker verwart is slecht design, is één van zijn mot-to’s, vandaar ook dat zijn werk er zo helder uitziet.

Dat werk werd in 2010 ook opge-merkt door de Art Directors Club, één van de grootste internatio-nale verenigingen van mensen uit de creatieve industrie. Deze belo-nen elke jaar de jonge grafische talenten waar zij het meest van verwachten met een Young Guns Award. Frank Chimero was één van die talenten, net als Always With Honor (zie hiernaast).

Naast grafisch ontwerper en illus-trator is Frank Chimero docent aan de Portland State University, en ook een begenadigd schrijver. Dat laatste merk je meteen als je zijn blog bezoekt. Die staat vol met heldere analyses over gra-fisch ontwerp, communicatie en zowat alles wat daarmee te maken heeft. Daarnaast staan er ook veel tips op voor beginnende grafisch ontwerpers en illustrators, zowel over hoe je bijvoorbeeld klanten moet aanpakken, als wat je kan doen als je creatief vast zit. Een bezoekje waard!

www.frankchimero.com

FrankChimero

Page 9: Void Magazine

9

Portland COVER STORY

Always With HonorElsa Chaves en Tyler Lang zijn naast een (pas getrouwd!) koppel ook een getalenteerd grafisch duo. Of eigenlijk moet ik trio zeggen, want hun trouwe hond Zoe is vol-gens de beschrijving op hun web-site ook lid van het collectief.Elsa en Tyler hanteren een zeer herkenbare, strakke stijl in hun tekeningen. Elke figuur wordt ge-stileerd in enkele lijnen en vlakken, maar ze blijven gelukkig wel her-kenbaar. Dankzij de felle kleuren krijgt alles ook een leuk sfeertje.Always With Honor kreeg voor het eerst naambekendheid toen ze in 2008 enkele knappe info-graphics maakten voor GOOD Magazine, een Amerikaans blad over technologie en lifestyle. In die infographics fleurden ze saaie grafieken op door er hun herken-bare illustraties in te vermengen.Sindsdien hebben ze al werk

mogen leveren voor onder an-dere Facebook, Esquire, Wired, Chronicle Books en Monocle.Voor de New York Times ont-wierpen ze een reeks icoontjes die bij de colums moeten aanduiden over wat het precies gaat. Ook voor de website van Monocle maakten ze een reeks icoontjes die horen bij verschillende online artikels. Voor het blad zelf maken ze geregeld illustraties, zoals de reeks over president Obama die je hierboven kan zien. Maar het werk dat hen het meeste prestige geeft zijn nog steeds hun infographics. Die worden steeds rijker geïllustreerd, en worden

ook steeds ingewikkelder. Helaas zijn die infographics te groots en ingewikkeld om ze hier te kun-nen afdrukken, maar check ze zeker eens op hun site!Naast deze grafische tekenin-gen maakt Elsa Chaves ook kleine borduurwerkjes, zo heeft ze een grappige reeks met Star Wars-personages.

Net als Frank Chimero werd Always With Honor in 2010 tij-dens de ADC conferentie in Las Vegas met een ADC Young Guns Award beloond.

www.alwayswithonor.com

Page 10: Void Magazine

10

COVER STORY Portland

JolbyJosh Kenyon en Colby Nichols vormen samen Jolby, een grafisch ontwerp- en illustratiestudio die zich laat inspireren door patro-nen en texturen die ze in de na-tuur vinden. Enkele maanden terug brachten ze hun eerste kinderboek uit,

‘The King’s 6th Finger’, over een koning die verzot is op het cijfer vijf, en op een dag wakker wordt met een zesde vinger. Dankzij een campagne op de site kick-starter.com konden ze het project financieren, en sindsdien zijn ze helemaal gelanceerd!

www.jolbyandfreinds.com

APAKAPAK is de naam waaronder het koppel Aaron Piland en Ayumi Kajikawa werkt. Ze maken Japans geïnspireerde acrylschilderijtjes op stukken hout. Dat doen ze om een natuurlijk en authentiek ef-fect te krijgen. Wonderlijke wezentjes spelen in sprookjesachtige groene om-gevingen, en af en toe kan je in de achtergrond vreemde geo-metrische structuren zien die alles een leuk contrast geven. Commercieel werk maken ze niet, maar in en rond Portland hebben ze al vaak tentoongesteld.

www.apakstudio.com

Page 11: Void Magazine

11

Portland COVER STORY

Dan StylesDan is één van de belangrijkste vertegenwoordigers van de indie bandposterscene in de Verenigde Staten. Zijn werk is kleurrijk, fris en energiek. Hij is geboren en getogen in Ann Arbor, Michigan, maar verhuisde naar Portland om te studeren, en door de actieve creatieve scene is hij daar blijven hangen. Zeven jaar lang werkte hij in een designbureau, maar daar kon hij zijn creativiteit niet 100% losla-ten op de wereld, dus startte hij zijn eigen éénpersoonsstudio.

www.danstiles.com

Kate BingamanKate is vooral bekend geworden door haar blog die Obsessive Compulsion heet, en waar ze sinds 2002 dagelijks tekent wat ze die dag gekocht heeft. Die te-keningen bundelde ze in verschil-lende zines, en sinds oktober 2010 is de volledige verzameling ook te verkrijgen in boekvorm.Naast Obsessive Compulsion tekent Kate ook voor verschil-lende commerciële bedrijven en magazines. Ze mag onder andere Target, IDEO en Newsweek tot

haar klanten rekenen, en ook voor 20x200 (een website die op kleine schaal artprints verkoopt) maakte ze al meerdere malen een tekening op zeefdruk. Net als Frank Chimero doceert ze grafisch ontwerp aan de Portland State University, en ze geeft ook lezingen en workshops. Zo was ze in juni 2010 in Amsterdam om een workshop te geven tijdens het Urban Arts Festival.

www.katebingamanburt.com

Page 12: Void Magazine

12

COVER STORY Portland

Josh KeyesIn zijn heel zorgvuldig geschilder-de composities haalt Josh Keyes verschillende dieren uit hun context, waarna hij ze in fictieve settings dropt. Ze lijken wel op driedimensionale puzzelstukken te staan. Alles ziet er heel klinisch en ir-reëel uit, grotendeels omdat alles hyperrealistisch geschilderd is.

S. BrittStephan Britt maakt kinderlijke, nostalgische prentjes die vol hu-mor, leuke felle kleuren en verras-send veel katten zitten. Hij werkte voor eBay, Volkswagen, Sub Pop Records, en zelfs al eens voor Disney, waar hij tekende aan enkele Muppetsboeken.Verder is er weinig geweten over de man. In interviews speelt hij altijd een overdreven karikatuur van zichzelf, en het is moeilijk, zoniet onmogelijk om de waar-heid van de verzinsels te scheiden.Gelukkig spreken zijn tekeningen en schilderijtjes voor zich. www.sbritt.com

Met deze werken stelt Josh grote vraagtekens bij hoe we met onze planeet omgaan, en hoe onze toe-komst (en die van de dieren) op aarde er zal uitzien. Hij vat zijn werk, waar hij overi-gens veel succes mee oogst, dan ook samen als eco-surrealisme.

www.joshkeyes.net

Page 13: Void Magazine

13

Portland COVER STORY

Script & SealHet vierde en laatste designkop-pel heet Script & Seal en bestaat uit Liz Meyer en Gavin Potenza. Ze omschrijven zichzelf als een ondernemend duo dat graag on-bekend terein opzoekt.Vorig jaar waren ze te gast op Friends of Type, een website die experimentele typografie hoog in het vaandel draagt. Daar mochten ze een hele week lang hun creati-viteit de vrije loop laten, wat resul-teerde in een hoop leuke typogra-fische dingetjes. Beiden zijn ook individueel freelance actief.

www.scriptandseal.com

WardJenkinsWard Jenkins is een illustrator slash animator die in 2007 voor zijn werk verhuisde naar Portland, Oregon. Sinds 2008 werkt hij er zelfstandig als illustrator, zowel freelance als voor kinderboeken. Zo tekende hij in 2009 een kin-derboek over hoe de zwemmer Michael Phelps op de Olympische Spelen van 2008 acht gouden me-dailles kon winnen. Momenteel staat er een ander kin-derboek op stapel, ‘Chicks Run Wild’, dat tijdens de volgende

maanden uit zou moeten komen in Amerika. Ward is ook een van de mensen achter de populaire illustratie- en comicblog Drawn, waar dagelijks nieuwe strips, tekeningen en ar-tiesten besproken worden.

www.wardjenkins.com

Page 14: Void Magazine

14

INTERVIEW Klaas Vanderlinden

Een paar maand geleden deed je een oproep in ‘De Stip’, omdat je schedels zocht. Heb je daar veel respons op gehad? Oh, dat valt wel heel goed mee. Schedels zijn namelijk moeilijk te vinden, daarom wou ik het eens via deze weg proberen. Ze stonden hier 5 minuten vandaan dus ben ik vlug eens gepas-seerd. Zelfs vandaag ben ik nog mensen tegen-gekomen die de oproep hadden gezien en dat is wel tof. Vanwaar de fascinatie voor schedels?Dat boeit mij sinds een paar jaar geleden. Sindsdien ben ik geobsedeerd door de vorm en de uitwerking ervan. Er zijn duizenden uit-werkingen door duizenden mensen. Het is ka-raktervol en het heeft een interessante vorm. Maar het is niet het enige wat ik doe.

Met wat hou je je dan nog allemaal bezig?Als je hier rondkijkt, zie je dat veel mij inspi-reert. Wanneer ik vroeger grafitti ging spuiten langs het spoor en op treinen, kwam ik vaak NMBS-werkers tegen die de treinen poets-ten. Hun fluogele pakken en het licht van de

treinen zorgen voor sfeer in mijn werken. Het is niet altijd duidelijk naar de mensen toe, maar het zijn gewoon die figuren die ik schil-der en die sfeer die ik probeer op te roepen.

Vandaar dat dit licht veel voorkomt in je werk.Het is clair-obscur hé. Je hebt contrast, zwart, wit en als je fluo op een donker vlak gaat ge-bruiken werkt dat perfect. Zeker met al die plooien erbij.Dit is iets wat mij enorm boeit, plooien schil-deren. Dat is wat ze vroeger ook deden, van-daar de fascinatie. Sfeer creëren hé, dat is heel belangrijk in mijn werk.

Vanwaar de overstap naar schilderen of spuit je nog altijd?Ik doe het nog altijd, maar alleen als het grote projecten zijn met een groot budget.

KLAAS VAN DER LINDEN

Schilder slash graffitispuiter

Hij is een jonge schilder uit het Gentse en maakt ongelooflijk interessante schilderijen met een vleugje graffiti. Na tien jaar graffiti spuiten ruilde hij zijn spuitbus in voor enkele pense-len. Gedreven door zijn passie schildert hij zich door het leven. Met zijn zenuwachtige handbe-wegingen beginnen we aan het interview.

Page 15: Void Magazine

15

INTERVIEWKlaas Vanderlinden

Binnenkort moet ik een grote muur spuiten in Evergem. Grafitti spuiten heb ik heel lang ge-daan, maar het hing me een beetje de keel uit. Dingen waar we soms een weekend aan bezig waren, verdwenen in een dag. Wanneer we op treinen gingen spuiten, steek je er al je tijd in, je riskeert je vel en je ziet het nooit meer terug. En het waren echt wel toffe dingen, met charac-ters, figuren en letters. De letters in dezelfde kleuren met een achtergrond, maar ja, je ziet ze nooit meer terug. Je vraagt je dan af waarvoor je het doet. Het enige wat je onthoudt zijn flarden van die nacht omdat je niet veel ziet ‘s nachts. Dus dacht ik dat je maar beter iets kan maken waar je iets aan overhoudt en dat je gemakkelijk kan verplaatsen. Mensen maken ook veel kapot, bewust of onbe-wust. Als je mij zou vragen om een plek te tonen waar er graffiti van mij is, zou ik niet direct iets weten. Bij mensen thuis staat er nog iets, maar

wat er daarvan overblijft is peanuts. Alles wat ik nu maak, heb ik. Het meeste kan ik tonen en sommige werken liggen bij mensen. Maar nu weet ik wat ik aan het doen ben.

Wat heb je als opleiding gedaan?Eerst heb ik zes jaar academie avondschool gevolgd, vervolgens ben ik in het derde mid-delbaar naar Sint-Lucas gegaan en gestart met Beeldende Architecturale, dan Vrije Beeldende Kunsten en tenslotte een artistieke opleiding. In het hoger heb ik een master Beeldende Kunsten gehaald. Ik wou nog verder leren aan de Academie maar om de een of andere reden ging dit niet. Maar ik zou zeker nog naar school willen gaan. Je kan er je werk voorleggen aan do-centen, door hun ervaring kunnen ze je verbe-teren en verder op weg helpen. Meestal zeggen ze nuttige dingen, maar niet alles wat ze zeggen is waar!

Maar het meeste leer je nog altijd van de men-sen rondom jou. Het interessantste heb ik ge-leerd van mensen die ik tegenkwam.

Het is me opgevallen dat je veel zelfportretten maakt. Waarom juist?Als klein kind was ik enorm geboeid door Rembrandt en Egon Schiele. Het is een weer-gave van jezelf en je hebt jezelf altijd bij de hand. De één schrijft in een dagboek en ik doe het aan de hand van beelden. Als je al die beelden chro-nologisch naast elkaar legt, zal je mijn leven kunnen lezen aan de hand van beelden.

Leef je van het schilderen of moet je hier en daar wat bijklussen?Ja, ik probeer het wel. Werken doe ik niet, maar ik trek mijn plan. Meestal lukt dat, maar het is altijd onzeker. Als ik een goeie expo heb, kan ik daar wel eventjes van leven.

“Sfeer creëren, dat is toch het belangrijkste dat er is?”

1. Finding.

2. Full Moon.

3. Finder 2.

Page 16: Void Magazine

16

INTERVIEW Klaas Vanderlinden

Hoelang zit je aan een schilderij? Het hangt er natuurlijk van af hoe groot je werk is. Een groot schilderij neemt al gauw drie weken in beslag, maar aan portretten zit ik een week of twee.

Zit je daar dan elke dag aan? Of schilder je twee dagen aan een stuk om het dan even-tjes aan de kant te laten liggen, en er dan weer mee verder te gaan, of hoe doe je het?Ik ben het nooit beu, maar soms schilder ik twee dagen aan een stuk, doe ik gewoon door maar je houdt er alleen een raar bioritme aan over dat geen steek houdt. Ik schilder dan door tot ik niet meer kan. Maar dat is niet al-tijd goed, want dan bekijk je je werk achteraf en zie je dat je iets gedaan hebt dat niet vol-ledig juist is. Soms moet je eens stil staan bij de dingen.

Schilder je vooral met acryl of gebruik je ook olieverf?Goh, een combinatie van de twee. Ik gebruik soms ook spuitbus en krijt, een beetje vanalles eigenlijk. Voor een puntje of een oog gebruik ik een stift, voor een rechte lijn een lat. Je moet gewoon kiezen voor het gemakkelijkste.

Zit dit talent al van kleinsaf in je bloed of is de interesse maar later gegroeid?Als klein mannetje had ik een bak met stiften, brol en vanalles en nog wat in. Daar hield ik mij mee bezig, ik heb nooit iets anders gedaan, misschien wel een beetje zielig. Ik was eigen-lijk zeer creatief, ik maakte mijn eigen kleren, met een kartonnen doos en plakband maakte ik mijn eigen huisje. Ik ging altijd mee naar mijn pa zijn werk, hij werkte op het ministe-rie. Hij gaf mij dan een pak papier en stiften, zo kon ik mij de hele dag amuseren. Mensen

kwamen dan zeggen: “Oh ventje, zo schoon dat dat is” en dat zeggen ze nu nog steeds. Ik heb nooit iets anders willen doen, dit is mijn ding. Sommige mensen verdienen hun boter-ham met mopjes te vertellen, en ik met schil-deren. Mensen verwachten wel van mij dat ik iets anders zou moeten doen, maar ik heb daar echt geen zin in.

Welke kunstenaars inspireren jou?Goh, dat is een hele boterham. Je hebt altijd wel je favorieten en op school leer je ook veel. Als je dan een ontdekking doet, kun je daar veel uit putten.Het begon bij Rembrandt, Egon Schiele, Klimt, Lucian Freud, Michaël Borremans en Sam Dillemans. De laastste tijd zit ik in hedendaagse kunstenaars verwikkeld omdat ik grotere werken probeer te maken die een eigen fantasiewereld hebben met een achter-grond, figuren en dat licht waar ik mee speel.

Degene die ik juist heb opgenoemd zijn nogal realistisch. Maar mijn doel is om mijn eigen droomwereld te creëren.

Hoe zie je toekomst? Heb je plannen?Dat project in Evergem zoals ik al zei. Soms maak ik wel lijstjes, maar na een bepaalde tijd houden die toch geen steek meer. Wat ik wil doen, sla ik op in mijn hoofd, maar je kunt nooit iets forceren. Als iets drie weken duurt, kan je dat niet plots stopzetten. Je moet je tijd

“Soms moet je eens stil staan bij de dingen.”

Page 17: Void Magazine

17

INTERVIEWKlaas Vanderlinden

ervoor nemen, je moet dat verwerken. Nu ga ik iets maken dat waarschijnlijk drie weken gaat duren, daarna schilder ik een por-tret voor een kunstenaar dat ook twee weken in beslag gaat nemen. Daarbuiten heb ik nog wel dingen die ik moet doen, dus er is altijd wel werk genoeg. Maar als ik een week niets kan doen omdat iets niet doorgaat, dan stoort mij dat wel. Het is het enige wat ik doe, dus als ik iets plan en er niet kan aan beginnen…, dan is het gewoon een kloteweek.

De kracht van een schilderij komt voort uit je motivatie om aan een schilderij te beginnen. Ik heb een idee in mijn hoofd, dat inspireert mij, ik begin er aan en daar komen ook de bes-te dingen uit voort. Maar als ik geïnspireerd ben en ik moet ermee stoppen dan verliest die die kracht voor een groot stuk. Mijn eerste idee is meestal het beste.

Heb je al veel in het buitenland tentoongesteld?Nog maar één keer. Ik zit bij een gallerij in Hamburg en daar had ik overlaatst een ten-toonstelling, de eerste keer in het buitenland. Ik heb al heel België gedaan en ik had zowat het gevoel dat het goed zat om ook in het bui-tenland tentoon te stellen. Die mensen hebben mij dan gecontacteerd en dat was de eerste stap. Ik ben ook nog maar vierentwintig jaar, je moet alles stap voor stap doen. Je kan niets forceren. Je moet gewoon bezig blijven en de rest komt wel. Het belangrijkste voor mij is dat ik één keer per jaar een grote tentoonstelling kan geven. Dan ga ik op zoek naar coole locaties zoals de vorige keer. Dat was in een oude fabriek. Ik toon dan de beste werken die ik in het afgelo-pen jaar gemaakt heb en dan nodig ik iedereen uit die belangrijk is. Daarnaast heb ik groeps-expo’s waar ik mijn laatste werken toon met nog andere kunstenaars erbij. Maar die ene tentoonstelling is wel de belangrijkste.

(nw)

1. Finder.

2. Full Moon.

3. The Giver.

4. Where There Is Light, There Is Darkness.

5. Klaas Van der Linden.

Page 18: Void Magazine

18

Wat hebben jullie precies gestudeerd?Jan Matthys: Mich heeft filosofie gestudeerd en is nu leraar zedenleer op de Ottogracht in Gent. We waren al een tijdje geïnteresseerd in fotografie en rond ons zevenentwintigste hebben we in avondonderwijs fotografie ge-studeerd op het KASK.

Hoe vullen jullie elkaar aan in het samenwerken?Jan: Eigenlijk vullen we elkaar niet aan. (lacht) Het probleem is dat we alle twee net hetzelfde kunnen. Meestal doen mensen die samenwer-ken iets verschillend, de ene is fotograaf, de andere grafisch ontwerper. We zijn beiden geen grote photoshoppers. Maar op een set kun je gewoon niet alles zelf doen, vandaar dat we elkaar beginnen vragen zijn voor hulp tij-dens projecten. We zijn niet elkaars assisten-ten, we doen de dingen gewoon vaak samen. Dat kristalliseert een bepaalde stijl uit en na verloop van tijd doe je gewoon alles samen.

De omschrijving bij jullie deelname aan de Canvascollectie luidde als volgt: “Mich Van Den Berghe en Jan Matthys maken samen foto’s onder de naam Edelweiss. Het zijn steeds ensceneringen waarin magie en

banaliteit centraal staan.” De magie in de beelden zie ik, de banaliteit iets minder.Mich Van Den Berghe: Het is vaak een soort magisch realistisch gegeven. Het werk van de Kopergietery bijvoorbeeld: gewone mensen worden haast surreëel door het gebruik van dat flitslicht. We werken ook vaak op locatie en de banale werkelijkheid wordt uitgelicht door een paar speciale elementen die een ge-voel van vervreemding creëren. Jan: Dat geldt zeker voor die foto’s uit de Canvascollectie. Op die foto’s heb je twee keer een ouder koppel, een homoseksueel koppel, Mich zijn grootouders die met vreemde acti-viteiten bezig zijn…Mich: Die zijn allemaal bezig met banale be-zigheden, maar door er een draai aan te geven krijgen ze wel iets poëtisch of absurd.

Hoe zoeken jullie modellen?Mich: Dat zijn meestal mensen in onze omge-ving die een goeie kop hebben.

Spreken jullie mensen aan op straat?Mich: Een enkele keer, we moeten dan al met een zeer specifiek type in ons hoofd zit-ten. Meestal zijn het vrienden, of vrienden van vrienden. Dat werkt dan ook helemaal anders. Voor de reeks Insomnia in de Goedele bijvoor-beeld, hebben we Kamiel genomen, een buur-man. Hij doet dat met veel plezier.Jan: Vaak inspireren we ons ook een beetje

op de mensen zelf. Soms vragen we mensen, soms werken we ons idee uit aan de hand van die mensen. Je geeft een draai aan een situatie waardoor ze iets bevreemdends krijgt, en door een paar elementen toe te voegen bij die modellen, of ze een bezigheid te geven die niet alledaags is, komt dat vreemde bij mensen naar boven. Vaak gaat de foto over die mensen.

Was het dan moeilijker om foto’s in op-dracht voor De Standaard te maken, toen jullie een Romeins buffet met allemaal

EDELWEISSFotografenduo

Met mijn stalen ros rijd ik door de poort die uitgeeft op het huis waar Jan Matthys, een van de twee fotografen, in woont. Achter mij hoor ik kinderen die op straat spelen verwonderd vragen of ik hier woon. Even later zit ik in de woonka-mer, waar de kat des huizes zich installeert op mijn jas. Ook de twee heren van Edelweiss nemen plaats en nu iedereen à l’aise is, kan het gesprek aanvatten.

INTERVIEW Edelweiss

Page 19: Void Magazine

19

bekende Gentenaars uitbeeldden?Jan: Goh. Bruno Matthys, voorzitter van de socialisten in Oost-Vlaanderen, staat er op. Luc De Vos ook, hij is een goeie vriend van Bruno, die ook een restaurant in Gent open houdt. We moesten de 69 dingen die je eet voor je sterft tonen. We hadden een minibudget maar een groots idee. Eigenlijk hebben we geld ver-loren aan die foto. Oeps. Een veel te grotot opzet, we vergeten dan ook hoe weinig geld we maar hebben. Alle producten zijn wel ge-sponsord, de modellen hebben enkel een foto

gekregen, we hadden geen budget meer over. Vaak doen die mensen dat uit goodwill, ze vin-den een foto ook wel eens tof.

Emilie Vercruysse, een Gentse fotografe, zei in een interview dat ze zeer graag met kinderen werkt omdat deze nog niet be-wust zijn van hun houding. Is dit ook een reden waarom jullie vaak met kinderen werken, of is dat omwille van compleet andere redenen?Jan: Compleet andere redenen denk ik.Mich: Dat is ook een mythe hè, de ongedwon-gen foto en het niet-bewustzijn van de eigen capaciteiten. Dat is ook niet onze filosofie. Alles is sterk in scène gezet, het concept is op voorhand uitgewerkt, iedereen wordt geregis-seerd, het licht staat heel precies. Het heeft dus niets met ongedwongenheid of spontani-teit te maken. Als we geen professionele modellen gebruiken is dat meestal omdat we er het geld niet voor hebben. (lacht) Maar het is ook van de nood een deugd maken. Het zijn vaak veel interes-santere koppen die op een onverwachte ma-nier even goed acteren als mensen die er pro-fessioneel mee bezig zijn.Jan: Soms zit er een heel klein beetje sponta-niteit in, maar dat is dan meestal een flits die niet afgaat, of iemand die niet voorbereid is. Je ziet iets gebeuren, en je trekt dan toch een foto. Maar dat is maar een heel klein percentage.

Mich: De reden waarom we vaak met kinde-ren werken is au fond omdat die je meenemen naar een andere wereld.Jan: Dat komt ook omdat we lang voor de Kopergietery gewerkt hebben.Mich: Het is wel iets dat we kunnen. Dat is iets waar andere mensen schrik voor zouden heb-ben om aan te beginnen, en wat ons wel lukt. Jan: We willen ons zeker niet profileren als de kinderfotografen. We werken wel graag met kinderen maar we houden ook altijd ons hart vast. Concentratiepannes van twee minuten, en als het een te moeilijke scène is, denken we

“Oei, wat gaat dit hier worden?”. Maar het zijn wel onze vrienden natuurlijk.

Was het werk voor de Kopergietery één van jullie eerste opdrachten?Mich: Voor mij wel. Toen ik afgestudeerd was heb ik dat even alleen gedaan, en toen is Jan erbij gekomen. Creatief gezien was dat heel dankbaar werk.

Heeft dat voor een groot deel bepaald hoe jullie foto’s er nu uitzien?Jan: Mensen kennen ons vooral van die foto’s van de Kopergietery, en ze gaan ons dan soort-gelijke dingen vragen, en daar zitten dan weer

INTERVIEWEdelweiss

“We zagen via onze website dat ze onze foto’s ergens in één of ander hol in India had-den bekeken. Dan vraag je je af wat die mensen er daar van vinden.”

1. Werk voor de Kopergieterij.

2. Sfeerbeeld van hun atelier.

3. Sfeerbeeld van hun atelier.

4. Zelfportret: Bloemist voor één dag.

Page 20: Void Magazine

20

kinderen bij. Maar we werken even graag met naakte vrouwen. Als er maar mensen op staan.Mich: Het gaat ons over een soort fantasiewe-reld, en die wordt evengoed bevolkt door oude heksjes als door kleine kinderen of dwergen en knappe matrozen, mooie en lelijke vrou-wen. Het doet er niet toe, als het maar mensen zijn die tot de verbeelding spreken, die uit een sprookje kunnen komen.

De gemiddelde zestienjarige, kan je daar bijvoorbeeld veel mee aan?Jan: Dat hangt ervan af hé. Eerst is het idee er, en dan zoek je een invulling daarvoor. Wie onze opdrachtgever is, speelt ook mee. Meestal laten we alles los en proberen we zo aan een idee te komen en dan pas aan de invulling. Maar zestienjarigen gebruiken we weinig eigenlijk.Mich: Maar de leeftijdsklasse speelt echt geen rol. Het saaiste zijn misschien mensen van onze leeftijd. De charme van de jeugd is eruit en het karakter van een oudere mens zit er nog niet in.Als jullie zin hebben om dat idee eens te doen, doen jullie dat dan gewoon?Jan: Dit is niet het soort fotografie waar je dat kan doen. Er zijn veel voorbereidingen. We hebben ook vaak te weinig budget om iets te laten doen, wij moeten echt alles zelf doen. Als je een idee hebt kruipt er echt veel werk in

om alles samen te krijgen. Dus iets spontaans doen zit er niet echt in.

Toykyo heeft al decors gemaakt voor jullie. Hebben jullie nooit zin om dat zelf te doen?Jan: We kunnen dat niet. Benji van Toykyo werkt snel en goedkoop, hij heeft zelf veel ideeën. Wij kunnen niet tekenen, hij doet dat op één twee drie. We werken graag samen met mensen, iemand die iets kan dat wij niet kun-nen. In het begin is het moeilijk iemand te ver-trouwen, we blijven er altijd bij om te zien of het wel is waar we naar op zoek zijn, maar een-maal dat we iemand hebben gevonden om mee samen te werken, werken we zeer graag samen. Mich: Het is tof om te leren van anderen.

Meestal zijn we wel betrokken, we laten die mensen ook nooit alleen. (lacht) Als het klikt, is dat heel fijn.

Dus kleren en accessoires doen jullie ook niet zelf?Mich: We hebben zeer lang alles zelf gedaan. Wat niet weg neemt dat het plezant is als we iemand vinden die goed is.

Hoe zit het qua naambekendheid hier in Vlaanderen?Jan: Het is een moeilijke sector. Het pro-bleem is dat er in de reclame grote budget-ten zitten, maar dat het een kleine groep is die zulke opdrachten krijgt. Tijdschriften

INTERVIEW Edelweiss

“De ene dag zijn we aan het bloemschikken, de andere dag maken we kar-tonnen huisjes.”

1. Werk voor de Kopergieterij.

2. Sfeerbeeld van hun atelier.

3. Samenwerking met Toykyo, dat instond voor de decors.

4. Werk voor de Kopergieterij.

Page 21: Void Magazine

21

verdient quasi niets, daar eet je niet van ’s avonds. Soms veel werken en weinig verdie-nen. Het zijn vaak de saaie opdrachten die het meeste verdienen. Als je een paar grote opdrachten op een jaar doet, zit je financieel veilig, maar ze moeten wel komen. We zijn nu een beetje promotie aan het doen, we hebben sinds kort ook een website. (lacht) We zijn niet de grootste commercanten.

Je kunt er niet van leven?Jan: Dat lukt me wel, maar ik heb geen vrouw en kind te onderhouden.

Op mijn zoektocht naar informatie over jullie op het internet kwam ik nochtans iemand tegen uit Nice die jullie kende en de foto’s echt goed vond.Jan: Echt? We kunnen zien wie onze website bezoekt, en zo zagen we dat ze onze foto’s ergens in één of ander hol in India hebben

bekeken via een supertrage internetverbin-ding. Dan vraag je je af wat die mensen er daar eigenlijk van denken.

Krijgen jullie veel respons op hetgeen verschijnt in tijdschriften over jullie?Mich: We hebben een groot interview gehad in De Morgen Magazine, en daar hebben we veel respons op gekregen, maar op de gemid-delde foto in de Goedele krijgen we weinig commentaar.

Heeft de naam Edelweiss iets te maken met de musical der musicals?Mich: Die kitsch van The Sound of Music past alleszins wel bij ons werk.Jan: Het begon als werknaam, maar onze foto’s hebben altijd wel iets kitscherigs en ro-mantisch gehad. Die hele sfeer van jonge man-nen in tirolerkostumen die hun nek breken om een klein bloemetje te plukken voor de vrouw

van hun keuze… We dachten met dat beeld wel iets te kunnen doen in ons werk.

Het is duidelijk te zien dat jullie lang en veel nadenken over jullie werk.Mich: Ik vind het nooit goed genoeg.Jan: Een uur ben je tevreden over een werk, en daarna zie je alleen de foto en moet het op-nieuw. Je voelt die kick dat je iets tof gedaan hebt, maar dat is zeer vlug weer over. Er zijn zeer weinig beelden die voor ons de tand des tijds doorstaan. Je zit zo lang op een beeld te kijken, je moet het photoshoppen, je moet de verschillende foto’s selecteren. Na een tijd zie je het beeld dus niet meer, je verveemdt er haast van.

INTERVIEWEdelweiss

Page 22: Void Magazine

22

Mich moet vroeger weg, en Jan neemt me mee naar het atelier van Edelweiss, dat best verge-lijkbaar is met een grote garage waar zich de bonte verzameling van een hamsteraar bevindt. Aan de lift hangt een pop van Jommeke en een schepersbel, recht daarvoor staan twee speel-automaten. In de ruimte daarnaast staan een paar muren met retrobehang rechtop die moe-ten fungeren als kamer. Ik meen het tafereel te herkennen uit een van hun foto’s. Voor de reeks Insomnia in Goedele werd een kaartenhuis gebouwd dat nu op de grond ligt.

‘Niemand realiseert zich natuurlijk dat het ge-lijmd was!’ Als ik vraag hoe lang ze er ongeveer over gedaan hebben, antwoordt Jan dat hij het niet zou willen uitrekenen. Wat verder staan spots gericht op een effen achtergrond. ‘Hier hebben we ook ons portret gemaakt. De achter-grond op die foto bestaat uit drie niveau’s, van-daar het gevoel van diepte. De bloemen zijn al-lemaal handmatig door ons vastgemaakt. Elke keer opnieuw kijken, de bloemen ergens anders plaatsen omdat ze daar niet goed hangen… De ene dag zijn we aan het bloemschikken, de an-dere dag maken we kartonnen huisjes.’Verschillende dingen die misschien ooit nog eens van pas kunnen komen staan in de rekken

gestockeerd. Zoals bijvoorbeeld de verzame-ling sportbekers en oude lampen. ‘Het is niet altijd makkelijk iets te vinden. Die foto van een cactus met krulspelden, hoe begin je aan zoiets? We hebben gebeld naar een paar tuin-centra waaraan we dan vroegen of ze cactussen met lang haar hadden. “Goh ik weet dat niet” “Ja maar kun je eens gaan kijken, het is voor een foto”. Even later komen ze dan terug met het ant-woord dat ze dat inderdaad hebben. “En hoe lang zou dat haar zijn?” “Kunnen jullie dat even me-ten?” Om vervolgens twee centimeter te horen te krijgen. “Ja sorry dat is te kort. Toch bedankt!” ’

‘Een van de foto’s van Kamiel in de Goedele is genomen in een tuin in West-Vlaanderen. Die eigenaar heeft een hele tuin vol met allemaal opgezette dieren. We doen er dan uren over om alles goed te krijgen, al de kleine details te laten kloppen. Die mensen staan dan toe te kijken wat we daar allemaal aan het doen zijn. Op den duur zetten ze zich al klaar aan een tafeltje met iets om te drinken tegen dat we komen! (lacht).’

(rf)

INTERVIEW Edelweiss

1. Werk voor de Kopergieterij.

2. Sfeerbeeld van hun atelier.

3. Sfeerbeeld van hun atelier.

Page 23: Void Magazine

23

ONDERZOEK2010 in Muziek

De volgende “experimentele” pagina’s zijn er gekomen om twee redenen. Enerzijds is er mijn liefde voor muziek. Het is waarschijnlijk hetgeen waar ik mij het meest mee bezig hou, na mijn werk voor school dan natuurlijk. Ik kan niet functioneren zonder muziek, ik zou echt verschrikkelijk ongelukkig worden. Anderzijds is er in de muziekmedia elke keer op het einde van het jaar een merkwaardig fenomeen merkbaar: lijstjes. Redacteuren van over de hele wereld verkondigen dan wie er de plaat van het jaar heeft gemaakt, en waarom. Ik vind dat een zeer handig fenomeen, omdat het me dan een hele hoop platen leert kennen die ik het afgelopen jaar misschien gemist heb.

Met deze twee dingen in gedachten begon ik mijn hele muziekbibliotheek van het afgelopen jaar uit te pluizen. Dankzij websites als Last.fm en de uitgebreide database van iTunes kon ik correcte data opzoeken omtrent mijn luistergewoontes, die ik dan in allerlei grafiekjes heb gegoten. Daarnaast kwam er ook heel wat opzoekingswerk bij te pas, voornamelijk op internet, maar ook in de liner notes van de albums zelf.

Ik wou door die vele informatie samen te brengen het fenomeen van het jaaroverzicht naar een hoger niveau tillen.Wat volgt is dus een meer dan uitgebreid overzicht van hoe ik 2010 muzikaal heb beleefd.

Page 24: Void Magazine

24

ONDERZOEK 2010 in Muziek

Meest beluisterde bands & artiesten.

K.I.M. - By The Time They Reach You (The Bagraiders Would Have Stolen Your Wallet And Changed All Your Money To Euros And Gone Shopping In Paris Remix)Langste songtitel van het jaar.

Albums volgens land.

AustraliëBelgië

CanadaDuitslandFrankrijkIJsland

836262

121

195610

ItaliëNoorwegen

SpanjeV.K.

V.S.A.Zweden

Gemidd. songduur.

3 min. 48 sec.

Beste optredens.

Bijgewoonde optredens. Samenstelling bands waar ik een album van heb volgens geslacht.

Meest bezochte club.

AB(6 KEER)

BRUSSEL

Aantal songs per genre.

GEMIDDELD

BEACH HOUSE @ VOORUITCARIBOU @ ABLCD SOUNDSYSTEM @ AB

91 BANDS 17 BANDS

AIR · BEACH HOUSE · LAWRENCE ARABIA · HOT CHIPSAY HELLO TO MY KIDS · LCD SOUNDSYSTEM · YACHT

YEASAYER · THE SUCKERS · CARIBOU · JUNIPLOWER DENS · BEIRUT · A MOUNTAIN OF ONE

SCHOOL OF SEVEN BELLS · THE TELLERSGET CAPE WEAR CAPE FLY · AN PIERLÉ & WHITE VELVET

ARCHIE BRONSON OUTFIT · SLAGSMALSKLUBBENJAMES YUILL · LIESA VAN DER A · THE GO FIND

GEMIDDELDEENTREEPRIJS

Page 25: Void Magazine

25

ONDERZOEK2010 in Muziek

Meest beluisterde bands & artiesten.

K.I.M. - By The Time They Reach You (The Bagraiders Would Have Stolen Your Wallet And Changed All Your Money To Euros And Gone Shopping In Paris Remix)

Nieuwe albums per drager.

12 986VINYL

COMPACT

DIGITAAL

DISC

Aantal afgespeelde cassettes.

Totale oppervlakte nieuwe albums.

JAN FEB MAR APR MEI JUN JUL AUG SEP OKT NOV DEC

Albumdownloads per maand.

Beste muziekwinkel. Procent beluisterd.

52%

Samenstelling bands waar ik een album van heb volgens geslacht. Beste albums van het jaar.

MUSICMANIA

SINTPIETERSNIEUWSTRAATGENT

17 BANDS 8 BANDS

05

10

1520

25

30

35

12 VINYLS (1,08m ) + 6 CD’S (0,09m )= 1,17m

Page 26: Void Magazine

26

ONDERZOEK 2010 in MuziekDe 12 écht wel beste nummers van 2010.

CARIBOU

VAMPIRE WEEKEND

JANELLE MONEA

TWIN SHADOW

DELPHIC

VIOLENS

KANYE WEST

GLASSER

BROKEN BELLS

AEROPLANE

CEO

SLEIGH BELLS

Hanibal

Giving Up the Gun

Cold War

At My Heels

Acolyte

Acid Reign

Monster

Apply

The High Road

Superstar

Halo (Beyonce cover)

Crown On the Ground

Page 27: Void Magazine

27

Khuan+Ktron maakt furore. Ze tekenden afgelopen zomer een aantal covers voor Weekend Knack, waarmee ze zelfs op Grain Edit stonden, misschien wel de populairste illustratorenblog. Sindsdien lopen de opdrachten van over heel de wereld binnen.Voor die buitenwereld is Khuan+Ktron misschien wel een driekoppig collectief van een Belg, een Rus en een Japanner, maar als je goed oplet kan je hints vinden dat dat misschien niet de volledige waarheid is. Ik ging praten met Steebz, de Belg in het collectief, die me alles vertelde.

De vele gezichten van

INTERVIEWKhuan + Ktron

Page 28: Void Magazine

28

Op je website staat er dat je deel uitmaakt van een collectief, maar ik heb het gevoel dat daar weinig

van aan is, klopt dit?Inderdaad, dat ben ik alleen. Het is eigenlijk een uit de hand gelopen grap. Toen ik studeer-de aan het Sint Lucas in Antwerpen moest ik in het laatste jaar aan mijn eindproject werken, en ik vond het nodig om, in plaats van opdrach-ten te bedenken, een soort van collectief uit de grond te stampen, met verschillende mensen die dan allemaal een eigen stijl hadden, maar dat was natuurlijk ik alleen. En sindsdien is dat blijven hangen.

Op je website staat er dat Khuan + Ktron bestaat uit een Belg, een Japanner en een

Rus. Toen ik je ‘collectief’ voorstelde aan mijn docenten was mijn docent grafisch ontwerp er volledig mee weg. Hij zei met-een “Ja, dat ziet er zeer Russisch uit!”.Dat vind ik fantastisch! De mails die ik krijg, dat zijn ook allemaal mensen die er van uit-gaan dat we hier met z’n drieën zijn, en ik vind het lollig dat, als je iets op het internet post en je pakt dat een beetje serieus aan, dat de men-sen daar gewoon mee weg zijn.

Laten we het even over je studies hebben. Je zei daarnet al dat je op het Sint Lucas zat in Antwerpen, wat studeerde je daar dan precies?Die studierichtingen veranderen natuurlijk ieder aantal jaar van naam, maar ik ben als

illustratieve grafisch vormgever afgestudeerd. Dat was een opleiding van vier jaar geloof ik.

Ik ken iemand die in haar master gra-fisch ontwerp zit aan het Sint Lucas, en die loopt nu stage bij Chocoweb in Antwerpen. Waar heb jij stage gelopen?Chocoweb? Ja daar heb ik nog voor gewerkt! Een paar maand geleden nog.Die mensen moesten een folder voor de over-heid hebben, voorlichting over luizen. Ik vond het best nog wel nodig om te doen. (zoekt fol-der) Kijk: Gewoon een illustratie en dan wat kleinere dingetjes. De vormgeving hebben zij dan gedaan.Maar dus, stage heb ik nooit gedaan, wij moes-ten dat toen nog niet doen.

INTERVIEW Khuan + Ktron

Page 29: Void Magazine

29

Die folder is duidelijk uw stijl!Ja, het is heel doorgevoerd en super simpel gehouden. Desondanks kruipt er toch steeds weer veel tijd in. Ik moet tegenwoordig zuinig met mijn tijd omspringen. Ik werk wanstaltig lang aan mijn tekeningen. Vannacht heb ik er net weer een buiten gedaan voor een Australisch bedrijf, een landkaart van Australië in de stijl van mijn covers voor de Weekend Knack. Het mag er dan misschien simpel uit zien, er is lang aan gewerkt. Het is een toer van Australië, dus de plattegrond, en dan enkele elementen waar de nadruk op moest liggen. Daar ben ik twee weken mee bezig geweest, maar dat vind ik zalig om te doen. Twee weken de tijd krijgen

om aan tekeningen te werken, en er nog na-venant voor betaald worden, want dat is vaak wel een probleem. Die covers voor Knack bijvoorbeeld. Als je naar de Belgische budgets kijkt bij tijdschriften en zo, dat is vaak huilen met de pet op. Zeker voor een illustrator als ik die een eeuwigheid aan zijn tekeningen werkt. Aan die covers voor Knack heb ik een week ge-werkt, terwijl ik eigenlijk maar werd betaald voor een dag.

Dat doet me denken aan Affreux (een Antwerps collectief ). Die vertelden me onlangs op een lezing dat meer dan de helft van hun grafisch werk onbetaald is. Ja, het kan een hard leven zijn voor een zelf-standige illustrator of ontwerper in België, dat is een feit. Ik ken ook heel wat mensen die ermee ophouden. Want het is echt keihard knokken de eerste jaren. Je moet jezelf keer op keer bewijzen.

Vooral als je je eigen ding wil doen waar-schijnlijk, zonder een art director of zo die boven je staat. Ja. Voor mij was het wel altijd vanzelfsprekend.

Ik ben hiervoor gaan studeren om mijn eigen baas te kunnen zijn, en te kunnen kiezen wat ik wou aannemen, en om mijn goesting te doen, maar ik heb er wel jaren heel hard voor moeten werken. Als je het allemaal zelf moet doen wordt het een pak ingewikkelder. Ook mijn boekhouding en zo, klanten onderhou-den, promotie maken. Al moet ik zeggen dat ik dat laatste eigenlijk nooit gedaan heb. Ik ben ook nooit met mijn portfolio gaan leu-ren of zo.

Hoe deed je dat dan, klanten werven?Ik ben afgestudeerd in 1999, en dan heb ik eerst een maand vakantie genomen. Daarna ben ik beginnen denken over wat ik nu eigen-lijk wou gaan doen? Dan ben ik op sollicitatie geweest bij een grafisch bureau in Antwerpen, en daar moest ik dan een dag meedraaien in het systeem. Dat viel zo hard tegen dat ik nooit meer een sollicitatie heb gedaan. Dan heb ik wat magazines aangeschreven, Ché bij-voorbeeld, en daar kon ik dadelijk voor begin-nen. Er stak gewoon wat schoolwerk in, en een tekeningetje dat ik speciaal voor Ché gemaakt had - die waren toen net begonnen. Na die ene

INTERVIEWKhuan + Ktron

1. Een landkaart van Australië, een opdracht die er gekomen is nadat iemand de covers voor Weekend Knack had gezien op de blog Grain Edit.

2. Een zelfportret van Steebz die in de bossen op zijn gitaar zit te spelen.

3. Een lijst van de 12 meest voorkomende woorden in de Khuan + Ktron studio.

“Ik ben met Khuan + Ktron begonnen zodat ik mijn eigen baas kon zijn.”

Page 30: Void Magazine

30

INTERVIEW Khuan + Ktronopdracht was ik vertrokken. De mensen zagen dat in die tijdschriften staan, en daar kwam dan weer meer werk van. Dan heb ik in 2000 een website gemaakt - ik was waarschijnlijk één van de eersten die een website had - en dat merkte ik duidelijk, die site heeft al veel voor me betekent. De website was toen nog hele-maal anders, in plaats van de sobere die nu on-line staat. Ik had die helemaal getekend, maar ja, ik had toch weinig andere dingen te doen. Ik moest af en toe een opdrachtje doen voor een magazine, en tussendoor had ik zeeën van tijd om te doen waar ik zin in had.

Maar was dat dan genoeg om rond te komen?Voor iemand die spartaans leeft wel, en daar ben ik wel goed in. Ik zit mij nooit op te vreten over het geld dat er wel of niet binnenkomt. Ik verdiende ieder jaar wat meer, en had meer werk, dus dat liep wel los.

En nu is het de grote sprong voorwaarts, na die vermelding op Grain Edit? Ja misschien een beetje een te grote sprong voorwaarts. De afgelopen jaren waren toch wel intensief. Er zijn zware periodes - vaak in januari is het druk - en dan ben ik toch wel tot mei iedere dag bezig. Dus ook zaterdagen, zondagen en feestdagen, en vaak 20 uur per dag, achter de computer.

En doe je het allemaal met je computer? Of maak je eerst schetsjes..? Heel summier, Ik doe eigenlijk alleen maar schetsen als mijn klant dat vraagt, en af en toe teken ik wel eens wat ideetjes. Bijvoorbeeld die kaart van Australië, die heb ik in een half uurtje geschetst. Op zich stelt dat niets voor, maar dat is voor mij genoeg als aanknopingspunt, van ok, zo moet ik het tekenen. Maar dat kan ik natuur-lijk nooit naar een klant sturen. Ik heb ook niet zoveel schetsen nodig door de manier waarop ik in Illustrator teken. Dat is door de jaren heen een systeem geworden in mijn gedachten. Als ik een paar lijnen op pa-pier zet, dan weet ik hoe ik de rest in elkaar moet puzzelen. Het maakt voor mij dan niet uit hoe de rest eruitziet, zolang ik de grote lij-nen maar heb. Ik heb vrienden, als ik die hun schetsboeken bekijk, dan word ik echt ziek van jaloezie,

maar ja, als het je ding niet is. Het is mooi om te hebben zo’n prachtig geïllustreerd schets-boek, en het presenteert ook mooi op tentoon-stellingen, maar ik doe het dus zonder.

Heb jij eigenlijk al een keer een tentoon-stelling gedaan? Ja, ik heb al een paar tentoonstellingen ge-daan, solo en groepen, maar dat is toch niet echt mijn ding. Ik voel me het meest op mijn plaats als ik achter mijn computer zit wanneer ik zo’n tekening klaar heb. Die post ik dan op mijn Flickr, en ik heb daar dadelijk respons op. Bijvoorbeeld die tekening van Australië, ik heb die vannacht om half 5 naar de andere kant van de wereld gestuurd, en daarna op Flickr gezet. Dan ging ik een kopje thee zet-ten, en kwam ik na een kwartiertje terug op mijn computer. Blijkt dat die tekening al 500 hits heeft gehad, en dat sommigen er een com-mentaartje bij hebben gezet. Dat is voor mij veel dankbaarder dan rondstruinen op zo’n expositie en handjes schudden. Die mensen daar snappen mijn werk ook vaak niet. Ik heb

laatst in het cultureel centrum van Hasselt wat dingen gehangen, en ik heb de indruk dat de meeste mensen toch niet zo goed weten wat ze daar nu mee moeten aanvangen. Blote blauwe vampiergodinnen en zo, de meesten vinden dat maar iets vreemd.

Er zijn er waarschijnlijk ook wel veel die niet beseffen hoeveel werk daar eigenlijk in kruipt.Ja, dat is ook wel. Ik werkt dan twee weken aan zo’n tekening, en ik denk dan soms na over het feit dat de meeste mensen daar maximum 20 seconden naar zullen kijken. Nu, zo vaak sta ik daar nu ook weer niet bij stil. Ik probeer langs de ene kant zoveel mogelijk details in

1. Een schilderij van MXM, het meer arty alter-ego van Steebz.

2. Een blauwe vampiergodin.

3. Een tropische huwelijksuinodiging.

4. Eén van de covers voor Knack Weekend Magazine afgelopen zomer.

“Als je elke dag duizend tekeningen bekijkt, hoe maak je er dan zelf nog een?”

Page 31: Void Magazine

31

een tekening te steken, zodat de mensen er wel naar moeten blijven kijken. En anderzijds, ja, wat de mensen er nu ook van vinden, ik amu-seer mij rot als ik met zo’n tekening bezig ben, en daar doe ik het toch in de eerste plaats voor.

Maak je soms prints die je dan weggeeft of verkoopt?Niet echt. Eens om de paar jaren maak ik wel een zeefdrukje, maar ik heb echt geen tijd om hopen vrij werk te gaan maken, al zou ik dat natuurlijk wel willen. Dat is meestal ook gewoon voor mezelf, een webshop of iets dergelijks openen zegt me maar weinig. Wat ik wel zie zitten is eens een kinderboekje, of een stripverhaal maken. Hoewel, niet echt

INTERVIEWKhuan + Ktron

een stripverhaal, eerder een prentenboek. En eens zien of het op die manier wat rustiger kan, want de grootste problemen voor mij zijn de druk en de deadlines. Ik kan het bijna nooit meer rustig aan doen. Als er een deadline in zicht is, heb ik echt geen vrij moment meer. Als ik dan ‘s avonds in de zetel ga zitten ter-wijl de tekening nog niet klaar is, dan zit ik te denken van dat moet ik nog doen en dat ook nog. Een opdracht is voor mij pas echt voorbij als de tekening is opgestuurd. Dan kan ik eens een nachtje doorslapen, maar de dag erna wel keihard beginnen aan de volgende opdracht. Dat is natuurlijk niets om over te klagen, want ik doe waar ik van hou. Ik kan tegenwoor-dig redelijk selectief zijn in dingen die ik wil

aannemen. Natuurlijk, als je net zelfstandig begint, dan moet je alles aannemen wat je kan doen.

Hoe selecteer je die opdrachten? Zijn er dingen die je categoriek weigert? Dat is constant afwegen. Waar heb ik tijd voor, waar heb ik zin in? Wat wil ik helemaal niet doen? Want er zijn bijvoorbeeld klanten waar ik liever niet voor werk, zoals de grote bedrij-ven die bij de artistieke kant niet stil staan. Daar hou ik mij sowieso ver van af. Ook klan-ten die heel moeilijk zijn probeer ik te vermij-den. Het gebeurt mij wel eens dat ik een week aan een tekening werk, die dan opstuur, en dat die van de eerste keer juist is. Dan zijn er soms

Page 32: Void Magazine

32

INTERVIEW Khuan + Ktron

ook andere klanten waarvoor ik echt een prul-werkje moet doen, een illustratie van 100 op 100 pixels, en die blijven daar maar over zeu-ren. En uiteindelijk ben ik daar even lang mee bezig als met die grote illustraties. Maar voor de rest hangt de selectie vooral van mijn schema af. Kan ik er nog iets bijnemen? En pro bono werk doe ik ook nog altijd, ge-boortekaartjes en huwelijksuitnodigingen en van die dingen. Ik probeer dat altijd te doen want ik vind dat op zich wel leuk. Of goeie doe-len, daar wil ik ook wel wat moeite voor doen.

Hoe ben je bij je stijl gekomen? Was dat een gestage evolutie, of had je opeens een eureka-moment van “dat is het!”? Toen ik studeerde aan het Sint Lucas was dat tijdens de overgang naar het digitale tijdperk. Dat is heel belangrijk geweest in mijn zoek-tocht naar mijn stijl. In de eerste jaren dat ik daar zat heb ik nauwelijks een computer aangeraakt. Dat was echt kliederen met verf en collages, en ineens waren die computers er, begonnen er ook computerateliers te komen en kon je software lenen. Toen had ik door dat ik misschien wel een computer nodig had. Dus ben ik er ene gaan kopen, en ben ik daar op beginnen oefenen.

Ik heb hier twee boeken liggen van J. Otto Seibold, die voor mij de aanzet zijn geweest om in Illustrator te gaan tekenen. Je ziet duidelijk

dat die in Illustrator getekend zijn, maar dat was de eerste keer dat ik zoiets zag, in ‘97 of

‘98 was dat, en ik was verkocht. Ik begon er aan te werken en te oefenen, en dat kwam er uit. Mijn stijl is ook voor een groot stuk terug te voeren op computerspelletjes. Die vlakke tweedimensionale stijl, ja, het heeft mij altijd wel wat gezegd. Met Illustrator werken en ga-men is dan zo wat versmolten.

Je werk stond onlangs op Grain Edit, een bekende blog die zich toespitst op een zeer welomlijnde stijl die vooral op Amerikaanse illustrators en grafisch ont-werpers uit de jaren ’50 en ’60 is gebaseerd. Volg je die?Ik volg eigenlijk niets meer. Toen het internet

“Ik mag dan wel ontzettend veel tijd in mijn illustraties steken, ik zou niets anders willen doen.”

Page 33: Void Magazine

33

INTERVIEWKhuan + Ktron

nog nieuw was, heb ik me daar wel redelijk intensief mee bezig gehouden, van te gaan kij-ken op het web wat er allemaal te vinden was. Hoeveel tekenaars zijn er, ... En dat raakte dan een automatisme van te kijken wie wat aan het doen was, maar ik raakte daar gedes-oriënteerd van. Op het internet zijn zoveel dingen te zien, zoveel artiesten, zoveel in-vloeden, dat je op een bepaald moment door de bomen het bos niet meer ziet. Ik werd daar een beetje ontmoedigd door. Ik zou dat ook allemaal willen doen. Als je iedere dag 1000 tekeningen bekijkt, hoe maak je er dan zelf nog een? Al die portaalsites zijn er dan bij mij geleidelijk aan allemaal uit gegaan, en sinds ik dat niet meer doe, heb ik de indruk dat ik me meer kan focussen op mijn eigen werk. Dat betekent nu niet dat ik naar niets kijk, af en toe kijk ik wel eens tussen mijn Flickr con-tacten, of gewoon op het net, en zo zie ik nog altijd wel nieuwe dingen.Als ik echt eens last heb van een illustrator’s block, dan hou ik me een paar maand bezig met het ontwerpen van onder andere pro-grammaboekjes. Ik vind dat heel ontspan-nend om naast dat bijna hopeloze gepriegel

in Illustrator eens een boekje te ontwerpen met gewoon wat foto’s en tekst. Dat is bijna vakantie voor mij. Ik doe ook ieder jaar de vormgeving voor Filmfestival Open Doek in Turnhout. Zo’n vormgeversopdrachten staan mijlenver van mijn illustraties, maar ik heb dat af en toe eens nodig.

Hoe ben je beginnen layouten?Zoals ik zei vind ik dat echt leuk. Ik ben voor De Warande in Turnhout beginnen werken, en zo via via bij Open Doek terechtgekomen. Ik vind dat een droomjob om te doen. Dat is eerst wel heel hard werken, maar naderhand kan ik naar het filmfestival gaan – ik ben een ongelooflijke filmliefhebber. Dat is ook een reden waarom ik verschillende pseudoniemen gebruik. Ik heb verschillende kantjes in mezelf en in mijn werk die moeilijk te verzoenen zijn met elkaar. Enerzijds dat neurotische Illustratorwerk, anderzijds schil-derijen die ik maak, en dan nog mijn vormge-verswerk. Het is voor mij dan niet meer dan lo-gisch om dat ook onder andere namen te doen.

(tv)

INSPIRATIE VAN KHUAN + KTRONTweedimensionale videogames:De platte esthetiek van deze spelletjes is onder meer merkbaar in de landkaarten van Khuan + Ktron.

Japanse houtsnijkunst:Misschien iets minder merkbaar, maar deze oude meesters hebben zeker hun invloed gehad op Steebz.

J. Otto Seibold:Deze illustrator was één van de eerste die gebruik maakte van het programma Illustrator om volwaar-dige prentenboeken mee te maken.

A

B

C

1. Een al wat ouder zelfportret.

2. Illustratie die duidelijk teruggrijpt naar de Japanse houtsnijcultuur.

3. Een illustratie van de band ONJO.

4. Illustratie voor Knack Weekend, over alternatieve energiebronnen.

5. Zelfdportret - Steebz aan het werk in de Khuan + Ktron studio.

Page 34: Void Magazine

34

INTERVIEW Stijn Felix

STIJN FELIXOp de koffie bij

Een beetje te vroeg stond ik al op enkele meters van Walters deur. Nee, ik heb niet bij de verkeerde aangebeld... ‘Walter’ is de naam van de Gentse koffiebar waar ik met illustrator Stijn Felix had afgesproken. In tegenstelling tot mijn verwachtingen ontmoette ik hem aan de minst warme kant van de grote glazen ramen. Een in streepjeskostuum geklede man, met een excentriek brilletje op, kwam op een vouwfiets aangereden en ik had zo’n donkerbruin vermoeden dat dat Stijn moest zijn. Achter één van de vele gekleurde tafeltjes volgde een gesprek vergelijkbaar met onze koffies: warm, straf en oppeppend.

Dag Stijn, je illustreert nu al meer dan tien jaar boeken, affiches, in tijdschriften en nog veel meer. Hoe ben je zo ver gekomen om dit alles te bereiken?De laatste twee jaar heb ik grote stappen gezet, maar ik heb nog altijd niet het gevoel dat ik er echt ben, hoor. De eerste tien jaar was toch wel wat zwoegen en zoeken. Als pas afgestu-deerde wist ik nog niet goed waar ik met mijn werk naartoe wilde en dan moet je ook nog eens jezelf leren verkopen... Niet evident dus om van je passie je beroep te maken. En ja, hoe bereik je dat dan? Wel, internet helpt wel goed om je zichtbaar te maken. En verder kies je best de projecten die je echt lig-gen. Als je al je energie in fijne opdrachten steekt leidt dit tot interessant werk. Dat werk wordt sneller opgemerkt en dat leidt dan weer tot andere opdrachten.

En je hebt je opleiding gevolgd in Sint-Lucas?Ja, ik heb vier jaar grafische vormgeving en il-lustratie gevolgd en nadien nog een jaar grafiek.

Heb je dan geen spijt dat je niet volledig voor grafiek hebt gekozen?Nee, want ik vond dat na een jaar redelijk om-slachtig. Ik werkte wel graag met kleur. Maar in de tijd die het proces om een kleurlitho te maken vraagt, kon ik wel tien andere tekenin-gen maken. Ik vond dat er iets te veel tijd naar de techniek zelf ging. De mix van illustratie en grafiek vind ik wel tof. In mijn tijd was dat grafi-sche vormgeving en illustratie, maar ik vind de

schemerzone tussen de toegepaste illustratie en de dan meer vrijere kunsten wel interessant. Pas op, ik ben wel heel content dat ik grafische vormgeving gedaan heb, omdat ik in affiches sowieso bezig ben met letters. Maar dat is pas wat later tot uiting gekomen wanneer ik het leerde gebruiken.

Waar haal je je inspiratie precies vandaan?Dat verschilt eigenlijk van project tot project. Ik vind het wel interessant om ook eens iets te doen wat ik niet gewoon ben: een stijloefening in het genre van de Japanse prentkunst bijvoorbeeld. Of voor mijn laatste affiche heb ik gewerkt in de Art-Deco-stijl uit de jaren twintig en dertig.

Page 35: Void Magazine

35

INTERVIEWStijn Felix

Maar ook bepaalde beperkingen inspireren mij. Zeefdruk zou ik graag eens uitproberen en ik zou me graag naast strip en illustratie nog meer focussen op affiches, maar dan echt wel specifiek op een beperkt kleurenpallet. Als je jezelf oplegt om maar met drie kleuren te werken, dan moet je wel andere grafische oplossingen zoeken die je niet gewoon bent. Indertijd bestond de nu courante vierkleu-rendruk nog niet. Het principe daarvan is dat je met een heel fijn raster en door menging van die vier kleuren optisch alle mogelijke kleuren verkrijgt. Kleurdruk is pas echt cou-rant geworden in de jaren ’60, geloof ik. Maar als je die affiches van voor WOII ziet, vind ik dat die er veel krachtiger uitzien juist door het beperkte kleurgebruik. Bij mijn laatste affiche voor Cinemar heb ik bijvoorbeeld dat principe uitgewerkt. Een aantal jaren geleden heb ik ook voor de eerste keer met olieverf gewerkt. Ook de eerste helft van de twintigste eeuw, met betrekking tot het expressionisme en het kubisme, inspi-reert me. De schilder Soutine is daar een goed voorbeeld van, door zijn losse penseeltoets.Voor een theateraffiche voor Culturele Projecten Oostende heb ik de aquareltechniek van Spilliaert bestudeerd. Als ik Oostende, mijn geboortestad, in de winter zo afbeeld met een link naar horrorverhalen of gothic novels, was het bijna onvermijdelijk om bij Spilliaert uit te komen.

Klopt het dat ik hier op één van je geschilderde postkaartjes een marionet-tenpopje zie? Ja, dat is een marionettenpop uit het marionet-tentheater van mijn overgrootvader dat hij had opgericht in de jaren ‘20 in Oostende. Mijn va-der heeft nog in dat poppentheater gespeeld en ik vond het wel leuk als een hommage. Die poppenkast telt zo’n stuk of tweehonderd prachtige figuren. De goeie karikaturisten interesseren me dus ook wel. Het was ook een studie naar kleur, licht en donker om die pop-pen te schilderen. Eigenlijk was dat meer puur vrij werk en oefening om olieverf uit te probe-ren en om op zoek te gaan of ik met een soort krachtige toets toch iets zo driedimensionaal mogelijk kon maken.

Je geeft ook nog les aan de academie van Sint-Lucas? Hoe krijg je het voor elkaar om al je werk te organiseren in je leven?(lacht) Ja, ik weet het soms ook niet. Ik zou misschien beter eens beginnen plannen nu ik twee kleine kindjes heb. Momenteel geef ik geen les omdat mijn interim afgelopen was en ik doe ook even geen illustratiewerk omdat al mijn tijd naar die strip voor FocusKnack gaat. Iedere week moet ik hiervoor een pagina af-werken. Dat is maar goed ook, want zonder die

focus gaat er geen enkel project echt vooruit. Als twintiger was ik zelfs nog iets intenser met muziek bezig dan met tekenen. Uiteindelijk heb ik muziek moeten laten vallen, want het was een beetje teveel van het goede. Ik heb een periode in een Japanse percussiegroep gespeeld, en ik zat in een eigen groepje dat Kraafs heette, waarin ik accordeon speelde en zong. Het was een mengvorm tussen punk, fanfaremuziek en theater; tamelijk donkere theatrale muziek. Het was Nederlandstalig maar je kon het een beetje met Tom Waits vergelijken, met veel zelfgecreëerd slagwerk: een mix van schrootslagwerk en exotische percussie gecombineerd met veel blazers. En dat was redelijk dramatisch getint, een beetje vergelijkbaar met de sfeer van gothic novel. Ik vond het ook zeer geestig dat we het podium konden aankleden tot een visueel spektakel, en ik mocht er ook cd-boekjes en affiches voor maken. Bij vrije kunsten amuseer je je en dat is het, maar bij illustratie maakt dat deel uit van een groter geheel. Dat kan een cd-hoesje zijn voor muziek of een poster voor theater... en ik ben meestal op zoek naar een ontmoeting tus-sen verschillende disciplines.

“Ik zou misschien beter beginnen plannen, nu ik twee kindjes heb.”

1. Cinemar affiche voor filmfestival .

2. Marionettenpopje.

3. Theateraffiche.

Page 36: Void Magazine

36

Krijg je bij de meeste opdrachten carte blanche of moet je vaak de eisen van de klant volgen? Eigenlijk valt dat meestal best mee... hoe lan-ger je er mee bezig bent toch. In het begin was het aftasten, maar dat de mensen je contacte-ren is het teken dat ze je werk wel appreciëren. Ze verlangen dat je hetgeen doet waar je goed in bent. Ik heb nog niet zo veel wrevel gehad omdat ik iets anders deed dan ze verwacht hadden, op twee keer na. Met reclamebureaus lukt de samenwerking meestal niet, maar dat zijn jammergenoeg wel de best betaalde opdrachten. Ze contacteren je en vragen een schets, maar uit hun feedback blijkt eigenlijk dat ze iets compleet anders willen dan dat waar je mee bezig bent. Ze vinden het dan te losjes en willen het meer vectorieel. Ik ben wel veelzijdig, maar dat ligt me gewoonweg niet. Ik weet ook wat ik niet kan. Waarom vragen ze dat dan aan mij en niet aan iemand die daar goed in is? Heb je die opdrachten dan afgewezen?Ik was er aan begonnen, maar na een paar keer feedback te hebben gekregen heb ik voorge-steld of ze ’t niet beter aan iemand anders zou-den vragen. Ik ben dan gestopt, want anders blijf je maar tekenen.

Hoe lang kan één illustratie in beslag nemen?Een illustratie die op A4 gedrukt wordt in een magazine of voor op een affiche telt toch gemiddeld minstens twee à drie dagen werk. Soms kan dat nog langer zijn als ik dingen wil onderzoeken met fotografie of dergelijke. Daar zitten ook studies in, schetsen,... Met het overleg met de klant enzo inbegrepen kan het gebeuren dat er een week gepasseerd is tegen dat het allemaal goed en wel af is.

Leg je verschil in je stijl als je illustraties moet maken voor een kinderboek, of voor een affiche van een theaterstuk?Voor het gebruik wel, maar voor het publiek hou ik er niet zoveel rekening mee. Een affiche moet wel krachtiger en soberder zijn dan een bin-nenillustratie. Een binnenillustratie bekijk je meer op het gemak van dichtbij en hoeft er niet zo uit te springen. Die mag gerust subtieler zijn.Ook voor echt kleine kinderen werk ik niet. Gasten op ’t einde van de lagere school hebben

INTERVIEW Stijn Felix

toch liever dat je niet te neerbuigend doet of te kinderachtig tekent volgens mij. Eén keer heeft dat wel gebotst, met een prentenboek voor Patrick Lagrou, een bekende jeugdschrij-ver. Ik moest een griezelboek maken voor kinderen, maar de kritiek was iedere keer dat het té griezelig was. Eigenlijk heb ik daar geen rekening mee gehouden. Ik vond dat wel een beetje flauw.

Momenteel kunnen we elke week in KnackFocus een episode van jouw graphic novel Tunguska bewonderen. Wat is ei-genlijk het verhaal achter het verhaal?Dat is begonnen via de Antwerpse stripwinkel Mekanik. Via Graphic Novel Project willen ze tekenaars en scenaristen met elkaar in con-tact brengen. Ze hebben een forum waar je je portfolio op kan zetten en zo zijn er een paar scenaristen die mij gecontacteerd hebben. Er was één project dat ik echt zag zitten en die scenarist had me ook uitgekozen omdat mijn stijl bij zijn verhaal paste. Ik wil ook eens an-dere mogelijkheden als tekenaar onderzoeken. Want opdrachten als illustrator zijn toch vaak erg onderbetaald. Het is erg moeilijk om ervan te leven. Pas op, ik weet niet of het met strip veel beter is maar ik wil het er toch op wagen... We zijn nu een dossiertje aan het maken om het naar Franse uitgeverijen te sturen. Dat is nu wel een nieuwe wereld voor mij, maar we kunnen toch maar eens kijken of er daar inte-resse voor is.

Dus het verhaal zal nadien ook zeker gebundeld worden? Ja, dat is zeker de bedoeling. Ik heb de schrij-ver zelf nog niet veel in het echt gezien, dus ei-genlijk ken ik hem niet echt, maar ik ken zijn verhaal en het klikt. Ik wilde die strip ook pas maken eens we zeker waren dat ik er tijd kon insteken en of het genoeg inkomen zou opbren-gen. Dus we hebben vier pagina’s afgewerkt als trailer en opgestuurd om subsidies te kunnen krijgen bij het Vlaams Fonds der Letteren... Ik denk dat je nu sinds vijf jaar subsidies kan krijgen voor een stripproject: een werkbeurs eigenlijk. Toen kwam de scenarist op het idee om met diezelfde vier pagina’s ook mee te doen

Page 37: Void Magazine

37

INTERVIEWStijn Felix

met de Stripstrijd van KnackFocus, al was het maar voor een beetje publiciteit. We hadden nooit gedacht dat we de wedstrijd zouden win-nen, omdat het eigenlijk geen mopjes zijn, maar een avonturenverhaal. Uiteindelijk hebben we de subsidies niet gekregen, maar wel de wed-strijd gewonnen.

En dat is een jaar dat je daaraan werkt?Ja, iedere week moet ik minimum één pagina indienen. Zonder druk zou het mij nooit luk-ken om op een jaar tijd een strip af te werken. Eigenlijk is het zelfs nog iets langer, het album wordt nog wat dikker. Tot aan de zomer zal ik 45 pagina’s getekend hebben maar ik doe er nog

twintig bij, dus ik zal er anderhalf jaar aan be-zig zijn. Dat is mijn grootste project tot nu toe. Het is tof om eens iets groters aan te pakken.

Is het moeilijk om je een lange tijd telkens te beperken tot één stijl?Het lukt me eigenlijk nog wel. Ik heb mijn draai er in gevonden. Het is getekend in pot-lood met veel toon en arcering waarna het in-gekleurd is met Photoshop.

Zou je verder willen werken aan strips of heb je liever losse opdrachten?Op dit moment kies ik wel voor de strip, maar ik zou niet heel m’n carrière enkel strips wil-len tekenen. Ik heb toch wel wat variatie nodig.

Wat houdt je creatief bezig als je zonder opdracht zit?Dat is eigenlijk een belangrijk inzicht voor mezelf ook. Toen ik pas afgestudeerd was, kreeg ik sporadisch eens een opdrachtje en daartussen zat dan weer veel wachttijd. Tot ik op een moment besliste dat ik niet meer ging wachten op opdrachten... en toen kwamen ze vanzelf. Terwijl je dan eigenlijk je zinnen gezet had op vrij werk. Dat is frustrerend, want dan

schieten de eigen projecten niet meer op... Ik vind het moeilijk om zomaar te tekenen om te tekenen. Ik heb wel ergens een start nodig, een verhaal of iets dat ik wil onderzoeken. Dat kan ook waarnemingstekenen zijn bijvoor-beeld. Ook een bevriend schrijver, die bezig was met sprookjes en andere kinderverhalen, heb ik gecontacteerd om voor hem te teke-nen. Je onderzoekt dan verder volgens je eigen smaak: zo evolueer je en blijft dat fris.

Stel dat je volledig opnieuw zou mogen beginnen, zou je dan opnieuw voor je tekentalent kiezen of zou je een andere richting uitgaan?Ik zou sowieso terug gaan tekenen.

Zou je in de toekomst graag eens samen-werken met iemand in het bijzonder? Of heb je nog andere dromen?Voor de affiche van Cinemar heb ik sa-mengewerkt met een ex-klasgenoot en ty-pograaf Ronny Duquenne van het bureau

‘Eenendertig’. Hij deed hierbij de belettering en de lay-out, omdat ik daar minder goed in ben. Er horen ook altijd brochures bij, maar dat is iets wat ik liever niet doe. Ik zou wel graag meer willen samenwerken met schrijvers of scenaristen. Met Peter Vandenbussche was ik bijvoorbeeld ook be-gonnen aan een prentenboek. Maar jammer-genoeg vonden we geen uitgever dus het komt dus ook wel voor dat er projecten niet door-gaan. Misschien dat ik door mijn strippubli-catie in Knack een uitgeverij in de toekomst makkelijker kan overtuigen om eens een pro-ject met Peter Vandenbussche uit te brengen. Wat ik graag ook nog zou willen doen is een prentenboek of een novel maken in olieverf, maar dan in combinatie met fotografie en dat als vertrekpunt nemen. Ik ga graag op zoek naar de grens tussen realisme en het onwerke-lijke, iets reëel maar met misleiding.

Tot slot nog een simpel vraagje: mocht je een krijtje zijn, welke kleur zou dat dan hebben?Ghoh, zwart misschien? Of nee, te hard. Pak dan maar... donkerblauw ofzo?

(eg)

1. Strip Tunguska uit Focus Knack.

2. Detail van de strip Tunguska.

3. Groepsportret van een oude circusfamilie, voor de opening van het nieuwe cultureel jaar in de Kortrijkse Schouwburg.

4. Hommage aan James Ensor.

5. CD-hoes voor Preuteleute.

“Ik weet ook wat ik niet kan.”

Page 38: Void Magazine

38

INTERVIEW Gert Dooreman

Welke richting heb je gevolgd?Ik studeerde vrije Grafiek, maar mijn eer-ste liefde lag vooral bij strips en illustratie. Gaandeweg werd ik her en der gevraagd om functioneel drukwerk te verzorgen. Dat was niet uitzonderlijk in mijn tijd: iedereen in het Gentse artistieke milieu trok zich interdis-ciplinair uit de slag. Ik kon zo via allerlei op-drachten uitbloeien tot de vormgever die ik nu ben, ook al blijft mijn interesse voor illustratie heel groot.

Kan je ons iets meer vertellen over je ten-toonstelling vorig jaar?Het moment van de tentoonstelling in het let-terhuis was er eerder toevallig gekomen. Het

letterhuis vroeg me naar affiches voor hun permanente collectie. Ik heb dan beloofd om van elke affiche in mijn archief een exemplaar over te maken en van het één kwam het ander. Het is niet zo dat ik per se een ei kwijt moest. Zoals met de meeste dingen, is het idee spon-taan gegroeid. Enkele jaren geleden rees al wel een idee omtrent een tentoonstelling in het Caermersklooster, maar dan zou het thema opengetrokken worden tot de creatieve geest die door Gent waaide tijdens de jaren ‘80. Die tijdgeest is ontzettend bepalend geweest voor wat wij gedaan hebben en wat we later zouden doen. Wat wij toen meemaakten is nu haast niet meer mogelijk. Dat gevoel heb ik althans. Ik heb allerlei dingen kunnen uitproberen,

omdat er nog veel braakliggend terrein was in Vlaanderen, inclusief grafische vormgeving. Er is een sterke generatie uit die jaren voort-gekomen. In onze jeugdige overmoed hielden we ons met van alles bezig en overschreden we zonder schroom het vak waarvoor we ge-studeerd hadden. Alles ging vanzelf, en dat is niet alleen mijn persoonlijke indruk. Je kreeg werkelijk veel meer kansen. Het was toen bijvoorbeeld gemakkelijk om een zaal vast te krijgen om iets experimenteel te brengen. In de jaren ‘80 ligt ook de kiem van de vele sa-menwerkingsverbanden tussen de fotografen, de uitgevers en auteurs heel dicht bij mij. Er moet wel een wederzijds vertrouwen zijn. Ik ben altijd een bindende factor geweest tussen

DOOREMANGERT

Letterman

Wie ‘Dooreman’ hoort, denkt wellicht aan het gigantische spandoek op de boerentoren met het gedicht van Tom Lanoye. Misschien is Gert Dooreman wel de vertegenwoordiger van grafische vormgeving in Vlaanderen, een status die hij zonder twijfel verdient en die hem toelaat zijn achternaam als merk te gebruiken. Hij heeft vorig jaar ook een boek uitgebracht, ‘Dooreman Naar De Letter’, met een uitgebreide selectie van zijn ontwerpen en tekeningen. Dooreman is altijd onzichtbaar aanwezig, op affiches of in de boekhandel, maar in dit artikel is hij helemaal onontkoombaar.

Page 39: Void Magazine

39

INTERVIEWGert Dooreman

verschillende mensen, maar dan is er wel een verstandhouding, een impliciete afspraak tus-sen mijzelf en de mensen waarmee ik werk dat we alles uit de kast zullen halen.

Je bent belangrijk in de wereld van de boekomslagen, kan je daar meer uitleg over geven? Is er een soort succesformule?Men zegt vaak in het Engels ‘Don’t judge a book by its cover’, maar het koopgedrag leert ons iets anders. Ik heb een hele goede verhouding met uitgeverij Meulenhoff|Manteau en daardoor loopt ook alles goed gesmeerd. Ik denk dat ik weet wat zal werken, maar ik vraag aan de uitgever om me nooit verantwoordelijk te stel-len voor de verkoop van een boek. Dat zou me

doen blokkeren. Mijn werk is geen exacte we-tenschap. Ik kan niks verifiëren. Je kan geen garanties geven op grafische interventies. Ik kan alleen maar beroep doen op mijn exper-tise en talent en hopen dat het publiek mijn bedoelingen zal snappen. Daarvoor heb ik wel het vertrouwen van de uitgever nodig. Ik heb de indruk dat je dat vroeger gemakkelijker kreeg dan nu; de opkomst van marketing zit daar zeker voor een deel tussen. Marketeers zijn onderricht om in te schatten wat zal aan-slaan en wat niet. Spijtig genoeg verschilt hun inschatting vaak van die van de ontwerper. Dat maakt het werk moeilijk, vooral voor jon-ge ontwerpers. De druk van de opdrachtge-vers wordt te groot, te dwingend, omdat er te

veel mensen rondlopen die denken er iets van te weten. Op een gegeven moment voelde ik die druk ook en toen heb ik in een opwelling eens gesuggereerd dat al mijn kaften voortaan blote vrouwen zouden tonen. Want dat werkt toch altijd?! Als gratis naakt geen optie is , wat dan wel? Een cover moet wervend zijn. De om-slag moet ervoor zorgen dat het boek er uit-schiet in de rekken, dat het boek roept: “hier ben ik” ! Er moet een zekere vorm van aantrek-king zijn. Ik houd altijd drie stadia in het ach-terhoofd. Eerst moet het boek in staat zijn om te prikkelen. De cover speelt daarin de groot-ste rol. Dat wil niet zeggen dat de cover moet schreeuwen, want je kan de rest toch niet altijd overstemmen. Cheap effects werken minzaam. Alle middelen kunnen ingezet worden om de lezer te prikkelen: bij een duffe figuur laat je de auteursfoto beter weg, maar je kan hem wel gebruiken als het gaat om een charismatische persoonlijkheid. Als de koper het boek oppikt, dan moet je hem in tweede instantie nieuws-gierig maken naar de inhoud. Flapteksten zijn dan bijvoorbeeld belangrijk en ik doe wel eens een suggestie om die aantrekkelijker te maken. Ten laatste moet je zorgen dat je binnenwerk goed zit. Ik wil dat het binnenwerk zo goed mogelijk aansluit op de kaft. Dat hoeft niet heel expliciet te zijn, maar ergens moet er toch een verband bestaan. Het valt mij trouwens op dat dat vooral een Vlaamse bekommernis is. In Nederland staan kaft en binnenwerk van een roman vaak los van elkaar.

Geldt dat ook voor ander werk, die com-municatie tussen verschillende media?Jazeker! Niet alleen boekcovers staan ten dienste van de overkoepelende boodschap of het maximale visuele effect. Zo versterkt de affiche voor ‘Ten Oorlog’ enkele betekenis-elementen van het toneelstuk. Via spaarzame typografie weet ik uit te drukken hoe druk-werk eruitziet in oorlogstijd, wanneer er geen geld, geen tijd, geen schoonheidsideaal meer is. Aanvankelijk zou er gewerkt worden met een beeld van Dirk Braeckman, maar letters over die foto zouden het beeld alleen maar verknoeid hebben. Ik heb dan een zuiver ty-pografische poster voorgesteld die naast het beeld van Braeckman zou komen te hangen. Ik heb die pamfletachtige, achteloze stijl zo ver mogelijk proberen door te trekken, want te veel bricoleren en esthetiseren zouden

1. Dooreman zoals hij vandaag door het leven gaat.

2. En toen hij nog jong was.

3. Illustratiewerk.

4. Een reeks boekcovers.

5. Affiche voor Ten Oorlog.

Page 40: Void Magazine

40

INTERVIEW Gert Dooreman

afbreuk gedaan hebben aan de dringendheid en directheid van de boodschap. Ik heb dat principe ook toegepast op de tekst: de acteurs worden alleen bij achternaam genoemd, alsof hun namen afgeroepen worden in een militair appel: “DECLEIR! DOOREMAN!”.

Voel je soms geen verplichting tegenover de auteur?Ik was onlangs bezig aan het verzameld werk van Jotie T’Hooft en dan wil ik wel dat Jotie het goed gevonden zou hebben. De uitgever vertel-de me dat Jotie T’Hoofd helemaal geen zwart-gallige mistroostige figuur was voor wie hij vaak versleten wordt. Integendeel, hij hield van wilde fantasieën, glam rock en heftige kleuren. In tegenstelling tot voorgaande uitgaven, wilde ik die elementen dan ook verwerken in de om-slag. Het is een cover geworden met veel glitter, zoals een platenhoes uit de jaren zeventig.

Gaat er veel tijd over je schetsen of komen ze zo uit je hoofd?Er zit een zekere haast in mij, een ongedurig-heid die ervoor zorgt dat ik heel snel het juiste idee wil hebben. Sommige vormgevers hebben behoefte aan een uitgebreid, gefaseerd werk-proces. Ik heb dat niet. Neem nu de cover voor de debuutroman van Thomas Claus. Het beeld van het schilderij van Michaël Borremans werd mij aangeleverd en naar mijn gevoel had

de omslag niet veel meer nodig. Mij restte niet meer dan er de titel en de auteursnaam op te zetten. Maar ik vond dat de typografie toch nog wat extra kon gebruiken. Omdat de titel,

‘Luxas Somath’ een anagram is van Thomas Claus, heb ik die letters gespiegeld onder de auteursnaam, zodat het woordenspel ook voor de lezer in een oogopslag duidelijk zou worden. Daarna was ik klaar. Het kan dus heel snel gaan. Enfin, het basisidee moet er snel zijn, maar ik kan wel lang finetunen. Ik hou de evo-lutie in het proces ook bij. Ik overschrijf nooit een bestand en bewaar al mijn kladjes. Zo kan ik altijd teruggaan naar een idee dat beter was, een stap terugzetten als ik te ver ben gaan zoe-ken. Ik kan heel kritisch over mijn eigen werk zijn en er naar kijken alsof ik het voor de eerste keer zie. Veranderingen breng ik daarna voor-al aan uit ergernis of wrevel. het eindresultaat komt zelden voort uit een blij aha-gevoel, maar eerder uit het rechtzetten van wat fout is. Dat wil niet zeggen dat ik geen plezier heb in mijn werk, integendeel: ik vind het amusant om een muziekje op te zetten, wat lettertypes op te laden en daar dan mee zitten te spelen tot alles in zijn plooi valt.

Je doet niet alleen de covers van de boeken maar ook het binnenwerk?Vormgevers hebben vaak geen voeling met het verzorgen van binnenwerk. Dat vinden ze

doorgaans een vervelend werkje. Ik doe het wel graag, en gelukkig kan ik beschikken over ver-schillende gemoedstoestanden tijdens het ont-werpen: het binnenwerk vereist een attitude die meer zen is. Het is nochtans en belangrijk aspect, want de manier waarop pagina’s gezet worden kan ook betekenisversterkend werken. De omslag van Tom Lanoye’s laatste roman,

‘Sprakeloos’ is opzettelijk leeg gehouden. Die suggestie van spraakloosheid, van woordloos-heid wilde ik doortrekken naar het binnen-werk, met uitgesproken grote marges van wit rond de tekst, maar zo zou het boek veel te dik worden. De kaft heeft ook geen hoofdletters en ook dat wilden we doortrekken naar de romantekst, maar dan zit je op een gegeven moment met de vraag of je de eerste letter van de eerste zin van een roman werkelijk in

Page 41: Void Magazine

41

INTERVIEWGert Dooreman

onderkast kan zetten. Nee toch? Ik breng vaak zulke ideeën aan, maar het blijft een kwestie van schipperen, van compromissen sluiten. Zo wilde men bij Meulenhoff|Manteau op een bepaald moment een soort van sjabloon voor het binnenwerk, kwestie van de productie wat te stroomlijnen. Al snel bleek dat niet te werken. De Baskerville is wel zowat de hui-sletter van de uitgeverij en ik wijk zelden af van mijn vooropgestelde zetspiegel, maar de rest wil ik zelf kunnen bepalen. Het is een soort maatwerk, maar op een standaardleest geschoeid. Ik probeer altijd zo veel mogelijk inspraak te hebben bij de totstandkoming van een boek, maar dat lukt niet altijd. Voor weekblad Humo heb ik samen met Herman Houbrechts in sneltempo een aantal covers

moeten produceren. Dat is dan geen boek-project meer, maar een mediaproject en het is moeilijk om daarover volledig controle te heb-ben. Zulke overhaaste projecten doe ik niet graag. Enfin, ik doe ze wel, maar dan moet er wel iets tegenover staan, zoals weinig tegen-spraak en een goede verloning! (lacht)

Ga je veel naar anderen hun werk kijken, of ga je naar colleges?Ik heb de indruk dat daar een discours heerst waar ik me niet noodzakelijk in kan vinden. Onze hogescholen houden dat intellectuele discours in stand en schrijven het voor. Ik heb vaak de indruk dat het bijhorende onderzoek hermetisch is en alleen collega-ontwerpers kan behagen. Ik ga al een tijdje mee en toch ken ik een groot deel van de sprekers op die conferenties helemaal niet. Als zij zo belang-rijk zijn, dan zou ik toch wel van hen gehoord hebben? Rond dat academisch discours wordt dan een weinig toegankelijke vormgeving gedrapeerd, die bepaald worden door vorm-kenmerken die op dat moment in zwang zijn. Iedereen lijkt de trend of de hype van het mo-ment te volgen, terwijl ik net een natuurlijke reflex heb om in te gaan tegen alles wat mo-dieus is. Als je iets trendy maakt, geef je toch al impliciet toe dat het kort erna waardeloos zal zijn? Ik snap dat niet. Ik streef eerder naar

om tijdloze ontwerpen af te leveren, waarbij je ‘tijdloos’ niet mag verwarren met ‘klassiek’. Vroeger bestudeerde men de typografie vanuit een ambachtelijke impuls, maar nu verloopt dat onderzoek volgens voorgeëffende paden en is het helemaal geïnstitutionaliseerd. Zo zie je bij studenten en jonge ontwerpers dat het op een gegeven moment trendy is om be-paalde foute lettertypes te gebruiken. Plots zie je dan overal een onderlijnde Times italic opduiken, als een soort van typografische iro-nie. Maar de relevantie daarvan beperkt zich volgens mij tot een incrowd die die knipoog be-grijpt. Het grote publiek blijft gewoon zitten met een lelijk gezet drukwerkje. Ik snap niet waarom een lettertype de ene keer not done is en de andere keer wel mag. Ik denk dat het ook een kwestie is van snoeverij, van ontwerpers die elkaar proberen te overtreffen.

Steek jij dan nooit een knipoog in je werk?Ja, dat wel, bijvoorbeeld in de poster voor De Munt van 1999. Ach zo’n spelletjes kun-nen best. Het belangrijkste is dat ze het ont-werp niet in de weg zitten, of er afbreuk aan doen. Wie de inhoudelijke toespeling begrijpt, wordt extra geprikkeld. Wie het niet begrijpt, heeft niets verloren. Zulke vondsten kunnen alleen maar iets toevoegen, niet wegnemen. En het gaat hier ook niet om een knipoog naar

“Er lopen te veel mensen rond die denken er iets van te weten.”

1. Illustratiewerk.

2. Cover voor Tom Lanoye.

3. Affiche voor Trage Kogels In Concert. Lettering & illustratie door Dooreman.

4. Cover voor Tom Lanoye.

5. Cover voor Tom Lanoye.

Page 42: Void Magazine

42

INTERVIEW Gert Dooreman

grafisch vormgevers, maar naar het doelpu-bliek, de muziekliefhebbers.

Mogen foute lettertypes dan nooit ge-bruikt worden volgens jou?Mijn keuze van lettertypes is altijd serieus te nemen. Als ik gedemodeerde letters kies, dan is dat omdat ze vandaag nog waarde hebben. Ze kunnen een interessante vorm hebben, elementen van de inhoud benadrukken of een sfeer evoceren. Bij ‘Terug Naar Walden’ zocht ik naar iets seventies, post-hippie, met wat vegetale allures. Ik steek niet de draak met de lettertypes, ik vind dat ze op die cover een ge-meende plaats verdienen. Trouwens, ‘fout’ en

‘lelijk’ is een esthetisch oordeel, en esthetica is slechts één element in de mix van wat een ontwerp goed of slecht maakt. Soms laat de in-houd bijvoorbeeld niet toe om iets esthetisch te maken. Grafiek die bewust lelijk is, kan ook een uitstraling hebben.

Was je dan niet te kritisch op je studenten toen je nog les gaf? Het dominante discours is een van de redenen waarom ik uit het onderwijs gestapt ben. Zo heb ik ooit een workshop typografie gevolgd, maar dat was zodanig conceptueel en experi-menteel dat de typografie volledig losgekop-peld werd van enige inhoud. Het ging alleen maar over het discours, terwijl tekst voor mij nog altijd inhoud is. Na een tijd wilde ik daar-om alleen nog maar lesgeven in de afdeling illustratie, omdat die opleiding meer basic en minder hoogdravend is. Tegenwoordig wordt er in de opleidingen ook te veel klemtoon gelegd op het oriënteren van het ego van de studenten. Ze moeten een eigen idioom leren ontwikkelen, terwijl ze nauwelijks enige vat hebben op de materie! Op jouw leeftijd kan je hooguit schelpen helpen openen, je stimu-leren. Trouwens, wie koppig aan een eigen idi-oom blijft vasthouden, heeft het later moeilijk als professionele vormgever.

Je bent begonnen als illustrator. Vanwaar kwam dan die interesse voor typografie?Vaak volstaat de sprekende kracht die uitgaat van letters. Ik heb het gevoel dat ik alles wat ik wil vertellen kan uitdrukken met behulp van typografie. Ik werk daarbij volgens een vast

stramien. Bij een opdracht maak ik een lijstje van een dozijn mogelijke lettertypes. Enkele daarvan komen rechtstreeks uit mijn hoofd en voor de andere ga ik op zoek naar letters met een zeker potentieel. Ik probeer die let-ters dan uit met een stukje tekst en ik zie dan snel of er potentieel in zit of niet. Uiteindelijk houd ik een drietal valabele lettertypes over. Dan probeer ik wat te spelen met de letters om te kijken welke letters spanning kunnen creë-ren in het ‘veld’ en waar ze dan moeten staan. Ik maak een ontwerp eerst in zwart-wit met een steunkleur, als het dan overeind blijft, dan weet ik zeker dat het ook in kleur zal werken.

Lettertypes zijn vaak ook exclusief voor een bepaalde opdracht. De Poplar is voor mij nu opgebruikt aan ‘Ten Oorlog’ en ik zal hem niet snel voor iets anders inzetten. Een mens evo-lueert ook in zijn kennis en voorkeuren en ik kan niet uitsluiten dat mijn keuzes nu anders gebeuren dan een tiental jaar geleden.

Dus je bent zelf op zoek gegaan naar de typografie? Mijn enige leidraad is altijd mijn leergierigheid en nieuwsgierigheid geweest. Mijn dagelijks werk staat in het teken van autodidactisch onderzoek. Als ik me interesseer voor een

1. Cover voor Tom Lanoye.

2. Dooreman in het bijzijn van Tom Lanoye.

3. Affiche voor een voorstelling van Het Toneelhuis.

4. Illustratie voor Theater Antigone.

Page 43: Void Magazine

43

INTERVIEWGert Dooreman

ontwerp, dan kan ik dat bestuderen tot het maniakale toe. Aan dogmatische theorieën heb ik niks. Ik moet mezelf eerst overtuigen van hun waarde. Zo heb ik me ooit verdiept in het standaardwerk van Huib van Krimpen over boekontwerp. Dat is oersaaie en dwin-gende materie, waarvan ik aanvankelijk niks wilde aanvaarden. Maar via een individueel leerproces ontdekte ik dan later dat zijn voor-schriften toch waardevol zijn.

Veel van de recente letters zijn voor mij te volmaakt en daarom ‘zielloos’ . Als je erop in-zoomt, dan zie je dat de contouren overal mooi

aansluiten en elk lijntje op zijn wiskundige plaats staat. Met de computer kan je tegen-woordig alles perfect maken, maar dat is niet wat mij boeit. Ik mis onvolkomenheid en de uitstraling die daarvan uitgaat. Neem bijvoor-beeld de lettercollectie van de Tsjech Rantisek Storm: die laat zijn letters altijd bougeren. Ze zijn wat grilliger en dat is veel interessanter dan te gladde letters. Ik prijs me gelukkig dat ik de Storm-collectie ooit voor weinig geld heb kunnen kopen want ik put er nog vaak uit. Ook wat ITC voortbracht in de jaren zestig en zeventig kan me behagen.

Hoe voelt het om terug te kijken op je carrière?Ik zit nu met een soort van postnataal gevoel. De tentoonstelling in het Letterhuis heb ik ei-genlijk niet erg graag gemaakt. Dingen in een ruimte plaatsen, daar ben ik niet meteen goed in. Het is een totaal ander medium dan een pu-blicatie. In een expositie moet je de informatie

bijvoorbeeld gedoseerd aanreiken, terwijl je in een boek geen vijftig pagina’s blanco moet la-ten om de lezer wat rust te gunnen. Tot mijn eigen verrassing loopt de tentoonstelling nochtans goed. Mijn boeken liggen daar maar in vitrinekasten, en hier en daar hangt een poster tegen de muur. Willen mensen dat echt zien? Nu, mensen komen uiteraard met ver-schillende motivaties naar de tentoonstelling; even goed voor mij als vormgever als voor de onderwerpen, auteurs en makers die er door mijn werk vertegenwoordigd zijn.

Was het boek dan gemakkelijker?Allesbehalve. Het idee voor het boek bestaat al een tijdje, maar door het uit te stellen is het er zeker niet makkelijker op geworden. Ik heb eigenlijk veel zorgen en ergernis op mijn hals gehaald. Het zou leuk zijn als je eerst een blauwdruk kon maken, en dan nog eens ‘voor echt’, maar zo werkt het natuurlijk niet. Als voor kunstenaars het motto ‘kill your darlings’ geldt, dan voel ik me na het boek als een mas-samoordenaar. Ik heb veel achterwege moeten laten, er staan bijvoorbeeld nauwelijks achter-flappen of binnenpagina’s in, terwijl ik daar toch veel aandacht aan besteed. Maar een mens moet nu eenmaal kiezen en sommige keuzes heb ik uit handen gegeven. Zoals je weet heeft Stijn Dams me echt goed geholpen, en Jan Middendorp heeft voor mij ook enkele knopen doorgehakt.

Ik had liever het proces laten zien, een op-recht beeld van hoe de dingen tot stand zijn gekomen. Ik heb geen schroom om mijn pro-beersels te laten zien. In zo’n instructief boek zouden dan beelden naast elkaar komen die met elkaar vloeken, maar dat zou ik niet erg gevonden hebben, want zo zit de werkelijkheid in elkaar. Nu staan de beelden mooi gesor-teerd, vaak per kleurtint. Je krijgt dan wel een mooie, harmonische lay-out, maar het is eigen-lijk een gemanipuleerde weergave. Dat vind ik dan een beetje flauw en wat leugenachtig. Als ontwerper vind ik waarachtigheid nochtans belangrijk. De dingen mogen niet gelogen zijn. Voor een cover voor Saskia de Coster heb ik bij-voorbeeld grunge lettertypes gebruikt. Ik had een kant-en-klare, gedigitaliseerde oude letter kunnen gebruiken, maar de eerlijkheid gebiedt mij dan toch om zelf houten letters te drukken.

Page 44: Void Magazine

44

INTERVIEW Gert Dooreman

Dat waren trouwens letters die ik zelf ooit geproefdrukt heb in de drukkerij van mijn grootvader.

Ik vind dat een boek wel goed in de hand moet liggen. Het moet een fijn en tastbaar object zijn, vandaar dat ik hoogdruk toegepast heb voor de cover: dat heeft een grote tactiliteit, het gevoel is veel aangenamer. Begrijp me niet verkeerd: het einddoel van elk boek blijft het verspreiden van een tekst, en daardoor kan ik bijvoorbeeld geen problemen hebben met e-readers. Ik vind het prima dat die din-gen bestaan, maar zonder nostalgisch te zijn: bedrukt papier blijft voor mij superieur. Het is meer dan drie maanden hard labeur geweest: het digitaliseren van mijn archief, het overleg met papierleveranciers en tech-nici, het zoeken naar de juiste productie-technieken. Zo is er heel wat gepraat over de juiste kleurprofielen en over inktbezet-ting en hebben we allerlei experimenten uitgevoerd met vernissen. Gelukkig heb ik er nog een persoonlijke draai aan kunnen geven. Ik wilde bijvoorbeeld minstens één papiersoort gebruiken van de drie papierfa-brieken die ik ooit bezocht heb. Het groot-ste deel is gedrukt op Lessebo, maar voor de tekeningen werd een archaïsch papier van Fedrigoni gebruikt, terwijl het achterplat Bier Bock van Gmund is. (lacht) Maar het kan nog persoonlijker: een absolute idool voor mij is Olaf Gulbransson, die tekende bij het satirische tijdschrift Sumplicissimus. Zijn blik, zijn getekende leefwereld is dezelfde als de mijne. Welnu, Gulbransson ging altijd zwemmen in de Tegernsee, een meer bij het plaatsje Gmund, en zo koester ik de illusie

dat er misschien nog wat van zijn genetisch materiaal in mijn Gmund-papier zit! Ook in de afwerking ben ik ver gegaan; we zijn naar Nederland moeten gaan om een binder te vinden die nog met zwart bordkarton werkt. Daarna was het even uitzoeken of zwart bind-garen wel bestond. Een aantal dingen heb-ben zichzelf ook afgedwongen: aanvankelijk wilde ik voor het boek een A3-formaat, maar ik had al de reputatie om arrogant te zijn, en dus heb ik dat maar niet gedaan. (lacht) Vast stond ook dat ik voor de broodtekst mijn fa-voriete Walbaum Text van Frantisek Storm zou gebruiken. Die combineer ik meestal met één of andere Grotesk. Bij het ontwerpen van het omslag stootte ik echter op Gill Sans, een letterfamilie die lange tijd met mijn werk ge-associeerd werd. Dat omen bleek onvermijde-lijk en zo nam de Gill Sans weer zijn plek in als schreefloze letter. De minimale omslag zette meten de toon voor de verdere aanpak van het boek.

Is er nog een project dat je echt zou wil-len realiseren?Ik heb er altijd van gedroomd om een tijd-schrift te maken met mensen wiens werk ik apprecieer, zoals Kamagurka, Tom Lanoye

, Michiel Hendryckx... In de jaren tachtig is dat er ooit even van gekomen. In het pro-ductieproces mag ik al meepraten, maar mijn wens is ook om zelf aan de wieg te staan van boeken. Het opzetten van mono-grafieën over goede vormgevers zoals Julian Key zie ik bijvoorbeeld wel zitten. Ik spreek ook al lang met Harold Polis (uitgever van Meulenhoff |Manteau) over geïllustreerde ro-mans, maar dat is niet evident. Het idee was

om eerst met klassieke, rechtenvrije romans te werken, maar dat zag ik anders. Als we dit zouden gaan doen, dan moet het écht de moeite waard worden, met originele inhoud van hedendaagse auteurs.

(em)

“Tegenwoordig wordt er in de opleidingen te veel klemtoon gelegd op het oriënteren van het ego van de studenten.”

Page 45: Void Magazine

45

LOGO MUNDONieuwe Logo’s, De Wereld Rond

Page 46: Void Magazine

46

ColofonOUTRO

VOID is een eenmalig, gratis tijdschrift over Grafisch Ontwerp en Illustratie, uitgegeven door KASK GENT in de eerste helft van 2011.

VERANTWOORDELIJKE UITGEVER KASK GentJozef Kluyskensstraat 29000 Gent

HOOFDREDACTEURThomas [email protected]

REDACTEURSThomas Vanhuyse (TV)Rosaline Fiems (RF)Evelien Gillis (EG)Nele Winkelmans (NW)Eva Mestdagh (EM)

ART DIRECTION & GRAFISCH ONTWERPThomas Vanhuyse

ILLUSTRATIESThomas Vanhuyse

FOTO’SDe gebruikte foto’s zijn van de artiesten zelf, tenzij anders aangegeven.

ALLE RECHTEN VOORBEHOUDENNiets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.

MET DANK AANIedereen die me de afgelopen maanden raad heeft gegeven of gesteund heeft, en zonder wie dit magazine niet zou zijn wat het nu is. Peter, Peter, Marc, Bieke, Martien, Jan, mijn hele klas, Bert & Leonie, Arno, Thomas en in het bijzonder Rosaline. Merci.

Page 47: Void Magazine

4 MAART / JC WEVELGEM / vanaf 19.30 / Gratis

Page 48: Void Magazine