de invloed van sociale netwerken op het …lib.ugent.be/fulltxt/rug01/002/273/003/rug01... · via...

97
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2015 - 2016 DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET VOEDINGSGEDRAG BIJ ADOLESCENTEN Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in Gezondheidsvoorlichting en -bevordering Door Elke Rammant & Lisa Van Wilder Promotor: Dr. Wendy Van Lippevelde Copromotor: Nathalie De Cock

Upload: others

Post on 29-Sep-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2015 - 2016

DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET

VOEDINGSGEDRAG BIJ ADOLESCENTEN

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in Gezondheidsvoorlichting en -bevordering

Door Elke Rammant & Lisa Van Wilder

Promotor: Dr. Wendy Van Lippevelde

Copromotor: Nathalie De Cock

Page 2: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op
Page 3: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2015 - 2016

DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET

VOEDINGSGEDRAG BIJ ADOLESCENTEN

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in Gezondheidsvoorlichting en -bevordering

Door Elke Rammant & Lisa Van Wilder

Promotor: Dr. Wendy Van Lippevelde

Copromotor: Nathalie De Cock

Page 4: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

I

Probleemstelling: De prevalentiecijfers van adolescenten met overgewicht en obesitas stijgen. Een

langdurige positieve energiebalans ligt aan de basis van dit maatschappelijk probleem. Adolescenten

vertonen een ongezond voedingspatroon in combinatie met onvoldoende lichaamsbeweging en

sedentair gedrag. Deze gedragingen worden op hun beurt beïnvloed door verschillende factoren

waaronder het sociale netwerk rondom adolescenten.

Doelstelling: Het doel van deze thesis is de invloed van sociale netwerken op het voedingsgedrag bij

adolescenten in kaart te brengen.

Methode: Deze cross-sectionele cohortstudie maakte gebruik van data van de studie ‘Health

Behaviour in School-aged Children’ (HBSC). In totaal werkte deze thesis met een steekproef van

7144 adolescenten. De onderzoeksresultaten werden bekomen via enkelvoudige en meervoudige

regressie-analyses.

Resultaten: Sociale steun van ouders en vrienden heeft een positieve invloed op het voedingsgedrag

van adolescenten. Hierbij is de grootste invloed afkomstig van de ouders. De invloed van vrienden

via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op het

voedingsgedrag. Deze negatieve invloed komt eveneens tot uiting wanneer adolescenten gepest

worden.

Conclusie: Talrijke verbanden tussen het voedingsgedrag van adolescenten en hun sociale netwerk

komen uit deze thesis naar voren. Het sociale netwerk van adolescenten speelt een belangrijke rol in

hun voedingsgedrag. Bij de ontwikkeling van interventies kunnen deze inzichten aangewend worden

om het voedingsgedrag bij adolescenten te bevorderen.

Aantal woorden masterproef: 16 927 (exclusief bijlagen en bibliografie)

ABSTRACT

Page 5: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

II

ABSTRACT ........................................................................................................................................ I

INHOUDSTAFEL ............................................................................................................................. II

WOORD VOORAF ........................................................................................................................ IV

INLEIDING ........................................................................................................................................ 1

LITERATUURSTUDIE .................................................................................................................... 4

1 OVERGEWICHT EN OBESITAS .......................................................................................................... 4

1.1 Definitie ......................................................................................................................... 4

1.2 Prevalentie ...................................................................................................................... 6

1.3 Gevolgen ........................................................................................................................ 6

2 OORZAKEN ..................................................................................................................................... 7

2.1 Energiebalans-gerelateerde gedragingen ....................................................................... 8

2.1.1 Voedingspatroon ......................................................................................................... 8

3 HET SOCIAAL ECOLOGISCH MODEL .............................................................................................. 13

3.1 Interpersoonlijk niveau: sociale netwerken.................................................................. 14

3.1.1 Definitie .................................................................................................................... 14

3.1.2 Invloed van sociale netwerken .................................................................................. 15

3.1.3 Beïnvloedende actoren .............................................................................................. 16

3.1.3.1 Ouders .............................................................................................................. 17

3.1.3.2 Broers en zussen............................................................................................... 18

3.1.3.3 Peers ................................................................................................................. 18

3.1.4 Sociale netwerksites .................................................................................................. 21

PROBLEEM- EN DOELSTELLING ............................................................................................ 23

ONDERZOEKSMETHODE........................................................................................................... 25

1 OPZET ........................................................................................................................................... 25

2 ONDERZOEKSDESIGN EN STEEKPROEF .......................................................................................... 25

3 GEGEVENSVERZAMELING ............................................................................................................. 26

INHOUDSTAFEL

Page 6: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

III

4 MEETINSTRUMENT ........................................................................................................................ 26

4.1 Demografische variabelen ............................................................................................ 27

4.2 Gewichtsstatus ............................................................................................................. 27

4.3 Voedingsgedrag ........................................................................................................... 28

4.4 Sociale netwerken ........................................................................................................ 29

4.5 Sociale netwerksites ..................................................................................................... 30

4.6 Pesten ........................................................................................................................... 30

5 DATA-ANALYSE ............................................................................................................................ 31

RESULTATEN................................................................................................................................. 32

1 BESCHRIJVENDE STATISTIEK ......................................................................................................... 32

2 VERKLARENDE STATISTIEK........................................................................................................... 35

2.1 Steun ouders versus steun vrienden ............................................................................. 35

2.2 Face to face contact versus online contact ................................................................... 37

2.3 Pestgedrag .................................................................................................................... 40

DISCUSSIE....................................................................................................................................... 44

1 BESPREKING ONDERZOEKSRESULTATEN ....................................................................................... 44

2 BEPERKINGEN EN STERKTES VAN HET ONDERZOEK ...................................................................... 51

2.1 Beperkingen ................................................................................................................. 51

2.2 Sterktes ......................................................................................................................... 53

3 AANBEVELINGEN VOOR TOEKOMSTIG ONDERZOEK ...................................................................... 53

4 AANBEVELINGEN VOOR DE PRAKTIJK ........................................................................................... 54

CONCLUSIE .................................................................................................................................... 56

LITERATUURLIJST ...................................................................................................................... 57

BIJLAGEN ....................................................................................................................................... 66

BIJLAGE 1: VRAGENLIJST HBSC 2013-2014 ................................................................................. 66

Page 7: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

IV

Als studenten Gezondheidsvoorlichting en -bevordering kregen wij de kans om een onderzoek te

starten naar een onderwerp dat ons sterk interesseert, namelijk voeding bij adolescenten. Onze

vooropleiding, wij zijn beiden reeds afgestudeerd als Voedings- en dieetdeskundigen, heeft hier veel

mee te maken. De voorbije maanden zijn wij intensief bezig geweest om deze thesis tot een goed

einde te brengen. Uiteraard ging dit niet zonder de hulp en steun van een aantal mensen. We willen

dan ook graag enkele dankwoorden uiten.

In eerste instantie gaat onze dank uit naar Professor Dr. Guy Vanderstraeten, decaan van de Faculteit

Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, om ons de mogelijkheid te geven de opleiding te

volgen. Verder bedanken we Mevr. Katelijne De Meyere, curriculummanager van de opleiding, voor

de kans en de toestemming om het onderzoek te verwezenlijken.

Wij willen graag oprecht onze promotor Dr. Wendy Van Lippevelde bedanken voor haar inzet,

kennis, begeleiding en tijd gedurende het volledige onderzoek. Zij las steeds ons werk na en ontving

ons telkens met veel enthousiasme waardoor we gemotiveerd bleven.

In het bijzonder willen wij onze ouders, familie en vrienden bedanken voor de morele steun en alle

andere bijdragen die ons op één of andere manier geholpen hebben. Tot slot willen we elkaar

bedanken voor de schitterende samenwerking gedurende deze duo-masterproef.

WOORD VOORAF

Page 8: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

1

Overgewicht en obesitas bij adolescenten is tot op heden een groot maatschappelijk probleem

dat gekenmerkt wordt door stijgende prevalentiecijfers. Deze chronische ziekten kennen een

multifactoriële achtergrond. Echter, de snelle toename van de prevalentie lijkt voornamelijk

samen te gaan met gedrags- en omgevingsfactoren. De leefstijlgebonden factoren leiden tot het

ontstaan van een positieve energiebalans. Hierbij is er enerzijds sprake van een verhoogde

inname van energie-dichte voedingsmiddelen en anderzijds een verhoogde lichamelijke

inactiviteit als gevolg van de toenemende sedentaire leefstijl (WHO, 2015). De HBSC-studie

van 2014 toont aan dat de Vlaamse adolescenten een ongunstig voedingspatroon vertonen

(HBSC, 2014).

Het voedingsgedrag wordt op zijn beurt verstoord door verschillende factoren waaronder het

sociale netwerk. Onderzoek heeft aangetoond dat het sociale netwerk rondom adolescenten een

invloed heeft op hun voedingsgedrag. Adolescenten eten het vaakst binnen een sociale context

waarbij ouders en vrienden belangrijke invloedsfactoren vormen. Sociale steun, afkomstig van

het netwerk, heeft een positieve invloed op gezondheidsgerelateerde gedragingen (Pachucki et

al., 2011). Er is ook bewijs dat vrienden fungeren als belangrijke rolmodellen voor adolescenten

in de ontwikkeling van hun voedingsgedrag en houding ten opzichte van voeding (Houldcroft

et al., 2014; Sawka et al., 2015; Story et al., 2002). Het onderzoek van Wouters et al. (2010)

heeft aangetoond dat de snack- en frisdrankconsumptie van adolescenten hoger is wanneer

vrienden in de nabijheid zijn. Daarnaast onderhouden adolescenten ook online contact met hun

sociale netwerk. Sociale media en netwerksites hebben in de huidige maatschappij een

belangrijke plaats ingenomen. Negen op de tien Vlaamse adolescenten zijn actief op minstens

één sociaal medium, voornamelijk Facebook, en hebben dagelijks online contact met hun

sociale netwerk (Walrave & Van Ouytsel, 2014). Tot slot vormt de mate waarin adolescenten

populair zijn binnen hun netwerk of eerder gepest worden een belangrijke invloedsfactor op het

voedingsgedrag van adolescenten. Populariteit en pestgedrag leiden beiden tot negatieve

gezondheidsgedragingen: populaire adolescenten consumeren meer energierijke

voedingsmiddelen terwijl een hoge intensiteit van pesten geassocieerd wordt met een hogere

mate van ontbijt overslaan (De la Haye et al., 2010; Sampasa-Kanyinga & Willmore, 2015;

Sawka et al., 2015).

INLEIDING

Page 9: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

2

Deze thesis streeft ernaar de invloed van sociale netwerken op het voedingsgedrag bij

adolescenten te achterhalen. Meer concreet wordt nagegaan of de steun van ouders en vrienden

een invloed heeft op het voedingsgedrag. Daarnaast is het ook belangrijk om na te gaan of de

invloed van het sociale contact met vrienden in het dagelijkse leven ook online aanwezig is.

Tot slot wordt de invloed van pesten op het voedingsgedrag achterhaald.

Het eerste deel van deze thesis bestaat uit een literatuurstudie. Deze is opgebouwd uit drie

hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk handelt over de problematiek van overgewicht en obesitas

bij adolescenten. Hierbij worden definitie, prevalentie en gevolgen toegelicht. In het tweede

hoofdstuk wordt er stilgestaan bij de oorzaken van overgewicht en obesitas. De energiebalans-

gerelateerde gedragingen en het voedingspatroon van adolescenten worden in kaart gebracht.

Hierbij wordt er dieper ingegaan op het ontbijt, tussendoortjes en gesuikerde dranken. Het

laatste hoofdstuk gaat in op de omgevingsfactoren die een invloed hebben op het

voedingsgedrag van adolescenten. Dit gebeurt aan de hand van een sociaal-ecologisch model

waarbij het interpersoonlijk niveau besproken wordt. Het sociale netwerk van adolescenten en

hun invloed, worden uitgebreid in kaart gebracht. In het tweede deel worden op basis van de

literatuurstudie de probleemstelling en doelstellingen, met desbetreffende onderzoeksvragen,

opgesteld. Het derde deel omvat de onderzoeksmethode. Hierin wordt een beschrijving gegeven

van de opzet, onderzoeksdesign, steekproef, gegevensverzameling, meetinstrument en data-

analyse. Vervolgens worden de resultaten weergegeven waarbij gestart wordt met de

beschrijvende statistiek, daarna volgt de verklarende statistiek. In het voorlaatste deel, de

discussie, worden de resultaten geïnterpreteerd en besproken. Deze worden ook teruggekoppeld

aan de literatuurstudie. Hierbij hoort eveneens een bespreking van de beperkingen en sterktes

van het onderzoek, aanbevelingen voor toekomstig onderzoek en aanbevelingen voor de

praktijk. Tot slot wordt in het laatste deel van deze thesis een conclusie gevormd met de

belangrijkste resultaten.

Deze thesis maakt gebruik van data van de Vlaamse studie ‘Jongeren en Gezondheid’, welke

deel uitmaakt van de internationale studie Health Behaviour in School-Aged Children (HBSC).

Bij deze cross-sectionele cohortstudie wordt vierjaarlijks een schriftelijke vragenlijst

afgenomen bij leerlingen in de klas. De steekproef van deze thesis richt zich naar adolescenten

uit het middelbaar. In totaal werkt deze thesis met data van 7144 leerlingen.

Page 10: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

3

Deze duo-masterproef kwam tot stand omdat beide thesispartners reeds samen een

bachelorproef verwezenlijkt hebben. Het kennen van elkaars sterke en zwakke punten leidde

tot een uitstekende samenwerking en zorgde er eveneens voor dat beide partners elkaar goed

konden aanvullen waar nodig. Omdat het voor ons zeer belangrijk was dat we beiden beschikten

over alle kennis van deze thesis, werden alle onderdelen samen uitgewerkt.

Page 11: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

4

1. OVERGEWICHT EN OBESITAS

Overgewicht en obesitas zijn één van de grootste uitdagingen voor de volksgezondheid van de

21ste eeuw (WHO, 2015). De prevalentie van adolescenten met overgewicht of obesitas is

wereldwijd een groot maatschappelijk probleem (Kelly et al., 2013). Overgewicht en obesitas

zijn chronische ziekten die ontstaan door factoren gelinkt aan de leefstijl. Wereldwijd is er

enerzijds sprake van een verhoogde inname van energie-dichte voedingsmiddelen die rijk zijn

aan vet en suiker en anderzijds een verhoogde lichamelijke inactiviteit als gevolg van de

toenemende sedentaire leefstijl (WHO, 2015). Obesitas bij jongeren verhoogt niet enkel het

risico op morbiditeit en mortaliteit op volwassen leeftijd, het leidt ook tot een verminderd

psychologisch en sociaal functioneren (Lobstein et al., 2015; WHO, 2015).

1.1. Definitie

De World Health Organization (WHO) definieert overgewicht en obesitas als een abnormale of

overmatige vetophoping welke de gezondheid kan schaden (WHO, 2015).

Het diagnosticeren van overgewicht en obesitas gebeurt door middel van de Body Mass Index

(BMI), ook wel de Quetelet Index (QI) genoemd (Health Council of the Netherlands, 2003;

WHO, 2015). Deze index geeft de verhouding tussen lichaamslengte en lichaamsgewicht weer.

Het BMI van een individu wordt berekend door gewicht (in kilogram) te delen door het

kwadraat van de lengte (in meter). Volgens de WHO wordt er bij volwassenen gesproken van

overgewicht wanneer de BMI ligt tussen 25 en 29,9 kg/m2, van obesitas wanneer de BMI ligt

tussen 30 en 39,9 kg/m2 en van morbide obesitas bij een BMI van 40 kg/m2 of meer (Cole,

Bellizi, Flegal & Dietz, 2000; Gisle & Demarest, 2013; Health Council of the Netherlands,

2003; Krebs et al., 2007; Meijs, 2012).

Om diverse redenen is het berekenen van het BMI van kinderen en adolescenten volgens de

hierboven beschreven methode echter niet bruikbaar (WHO, 2015). Er moet rekening gehouden

worden met de groei en ontwikkeling, alsook met leeftijd en geslacht.

LITERATUURSTUDIE

Page 12: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

5

Er kan een overschatting van overgewicht bij kleine kinderen ontstaan en een onderschatting

bij grote kinderen (Health Council of the Netherlands, 2003). Kinderen en adolescenten zitten

nog in de groei en hebben minder vetopstapeling dan volwassenen waardoor de BMI-waarden

voor overgewicht en obesitas sneller bereikt worden (Cole et al., 2000). De interpretatie van het

BMI bij kinderen en adolescenten gebeurt op basis van leeftijds- en geslachtsspecifieke

grenswaarden (Gisle & Demarest, 2013; Health Council of the Netherlands, 2003; Krebs et al.,

2007; Meijs, 2012). Twee vaak gehanteerde criteria zijn deze van de International Obesity Task

Force (IOTF) en de WHO. De IOTF ontwikkelde internationaal aanvaardbare criteria voor

overgewicht en obesitas welke hanteerbaar zijn voor kinderen van 2 tot 18 jaar waardoor een

objectieve diagnose mogelijk is (Cole & Lobstein, 2012). In figuur 1 worden de internationale

cut off BMI-waarden voor overgewicht en obesitas bij adolescenten weergegeven (Cole et al.,

2000). Hoewel de IOTF-criteria veelvuldig gebruikt worden, geven deze echter vaak een

onderschatting van obesitas (Roberts, Shields, de Groh, Aziz & Gilbert, 2012). De WHO-

criteria definiëren overgewicht bij kinderen vanaf vijf jaar als een BMI van één

standaarddeviatie boven het gemiddelde en obesitas als een BMI van twee standaarddeviaties

boven het gemiddelde (Onis, 2006).

Figuur 1: Internationale cut off BMI-waarden voor overgewicht en obesitas bij adolescenten van

12 tot 18 jaar (Cole et al., 2000).

Internationale cut off BMI-waarden voor overgewicht en obesitas

bij adolescenten van 12 tot 18 jaar

Leeftijd (jaren) Overgewicht Obesitas

Jongens Meisjes Jongens Meisjes

12 21,22 21,68 26,02 26,67

13 22,91 22,58 26,84 27,76

14 22,62 23,34 27,63 28,57

15 23,29 23,94 28,30 29,11

16 23,90 24,37 28,88 29,43

17 24,46 24,70 29,41 29,69

18 25 25 30 30

Page 13: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

6

1.2. Prevalentie

Wereldwijd kent de prevalentie van overgewicht en obesitas een enorme expansie. De omvang

ervan heeft epidemische vormen aangenomen. Het percentage overgewicht bij adolescenten is

meer dan verdrievoudigd sinds eind 1970 (Ali, Amialchuk & Heiland, 2011). Wereldwijd is de

prevalentie het hoogst in de Verenigde Staten waar 30% van de adolescenten overgewicht of

obesitas heeft, gevolgd door Europa met 25% (Bibiloni, Pons & Tur, 2013). Uit cijfers van de

WHO blijkt dat de prevalentie hoger is bij jongens dan bij meisjes (WHO, 2015). Adolescenten

afkomstig van gezinnen met een lagere sociaal-economische status (SES) en allochtone

jongeren vertonen ook een hogere prevalentie van overgewicht dan adolescenten uit een hogere

SES (Health Council of the Netherlands, 2003; Huiting, Sijtsma & Sauer, 2010; Lobstein et al.,

2015; Maziak, Ward & Stockton, 2008; WHO, 2015).

Ook in België neemt de prevalentie toe. Het percentage jongeren met overgewicht ligt 5% hoger

in 2013 dan in 1997. Uit de Belgische Gezondheidsenquête van 2013 blijkt dat 20% van de

jongeren tussen 2 en 17 jaar kampt met overgewicht. Het percentage jongeren met obesitas ligt

op 7%. Bij de jongens ligt het percentage van overgewicht op 21% tegenover 19% bij de

meisjes. Dit verschil is echter niet significant. Ook bij de jongeren met obesitas is er geen

significant verschil gevonden in geslacht. De Belgische Gezondheidsenquête toont aan dat ook

in België verschillen bestaan in SES. Daarnaast blijkt uit dezelfde enquête dat de prevalentie

ook afhankelijk is van de regio waar jongeren wonen: de prevalentie van jongeren met

overgewicht is hoger in het Brusselse Gewest (23%) en Waalse Gewest (25%) dan in het

Vlaamse Gewest (16%) (Gisle & Demarest, 2013).

1.3. Gevolgen

Overgewicht en obesitas brengen ernstige gezondheidsrisico’s met zich mee. Ze vormen

belangrijke risicofactoren voor chronische, niet-overdraagbare ziekten zoals cardiovasculaire

aandoeningen, diabetes mellitus, musculoskeletale aandoeningen en bepaalde kankers.

Obesitas tijdens de adolescentie leidt tot een verhoogd risico op ademhalingsmoeilijkheden,

fracturen, hypertensie, vroege markers van hart- en vaatziekten en insulineresistentie.

Page 14: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

7

Het wordt ook geassocieerd met een hogere kans op obesitas, voortijdige sterfte en invaliditeit

in de volwassenheid (Engeland, Bjorge, Tverdal & Sogaard, 2004; WHO, 2015). Het risico op

ziekte en comorbiditeiten vergroot naarmate de BMI hoger is (Health Council of the

Netherlands, 2003).

Daarnaast zijn er zowel psychologische als sociale gevolgen (Health Council of the

Netherlands, 2003). Jongeren met overgewicht of obesitas zijn vaker het slachtoffer van

agressie, pestgedrag en uitsluiting door andere leeftijdsgenoten. Ook ervaren ze meer

psychosociale stress en een lager zelfbeeld dan jongeren met een normaal gewicht. Obesitas

brengt een verminderde kwaliteit van leven met zich mee (Health Council of the Netherlands,

2003; Janssen, Craig, Boyce & Pickett, 2004).

2. OORZAKEN

Overgewicht en obesitas kennen een multifactoriële achtergrond (WHO, 2015). Kennis en

inzicht van de oorzaken hiervan is noodzakelijk om de stijgende prevalentie te begrijpen.

Onderzoek heeft consequent aangetoond dat verschillende factoren bijdragen tot een verhoogd

risico op overgewicht en obesitas tijdens de kindertijd en adolescentie. Genetische, biologische,

gedrags- en omgevingsfactoren spelen een belangrijke rol in het ontstaan ervan. Echter, de

snelle toename van de prevalentie lijkt voornamelijk samen te gaan met gedrags- en

omgevingsfactoren (Health Council of the Netherlands, 2003; Salvy, De La Haye, Bowker &

Hermans, 2012; Van Stralen et al., 2011).

De afgelopen jaren is de omgeving zodanig veranderd en ingericht dat het steeds makkelijker

is geworden te kiezen voor een overmatige consumptie van calorierijk voedsel. Er wordt

gesproken van een ‘obesogene omgeving’: een omgeving die mensen stimuleert veel voedsel

te consumeren en daarnaast weinig te bewegen. Deze combinatie ondersteunt voor een

aanzienlijk deel de overgewicht- en obesitasepidemie (Lake & Townshend, 2006). Jongeren

zijn snel en gemakkelijk beïnvloedbaar. Omgevingsfactoren oefenen hierdoor een grote invloed

uit op hun gedrag: ouders die het verkeerde voorbeeld geven, reclame, peer pressure etc. Ook

de uitbreiding van (sociale) media zoals televisie en internet zorgt ervoor dat het

voedingsgedrag van jongeren sterk beïnvloed wordt. Obesitas is dus een multidimensionaal

probleem (Gisle & Demarest, 2013).

Page 15: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

8

2.1. Energiebalans-gerelateerde gedragingen

Overgewicht en obesitas ontstaan als gevolg van een onevenwichtige balans tussen energie-

inname en energieverbruik. Een langdurige positieve energiebalans, waarbij er meer energie

wordt opgenomen dan verbruikt, leidt tot veranderingen in lichaamsgewicht. Uiteindelijk

resulteert dit in overgewicht en obesitas. Voeding, beweging en sedentair gedrag worden vaak

als drie afzonderlijke gedragingen gezien met elk hun eigen bijdrage tot overgewicht. De

toegenomen energie-inname bij adolescenten wordt voornamelijk toegeschreven aan de

aanhoudende overconsumptie van energierijke voedingsmiddelen en dranken zoals fastfood,

frisdranken en snacks. Een vermindering van de energie-output wordt toegeschreven aan de

afnemende lichamelijke activiteit en de verandering naar een meer sedentaire leefstijl (WHO,

2015). In deze thesis zal er enkel gefocust worden op het voedingsgedrag. De andere

gedragingen, namelijk fysieke activiteit en sedentair gedrag, zijn uiteraard ook belangrijk maar

vormen binnen deze thesis niet het doel.

2.1.1. Voedingspatroon

Een evenwichtig voedingspatroon is belangrijk in het voorkomen van overgewicht en obesitas.

De Hoge Gezondheidsraad stelt de aanbeveling van drie hoofdmaaltijden en maximum drie

tussendoortjes per dag voorop, rekening houdend met de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid

voedingsstoffen (Hoge Gezondheidsraad, 2009). De studie Jongeren en Gezondheid (2014), dat

kadert binnen de internationale studie Health Behaviour in School-aged Children Study

(HBSC), toont aan dat de Vlaamse jongeren een ongunstig eetpatroon vertonen (HBSC, 2014).

Overconsumptie van energierijke snacks en frisdranken vertoont een toenemende prevalentie

binnen het eetpatroon van de adolescent (De Cock et al., 2015). Adolescenten hebben de

neiging om snacks te selecteren op basis van smaak in plaats van de voedingswaarde. Hierdoor

wordt er vaak gekozen voor suiker- en vetrijke snacks in plaats van gezondere alternatieven.

Algemeen wordt de consumptie van ongezonde tussendoortjes beschouwd als een belangrijke

factor die bijdraagt in de ontwikkeling van overgewicht en obesitas bij adolescenten.

Snackgedrag wordt ook geassocieerd met een minder frequente consumptie van andere

maaltijden (Savige, MacFarlane, Ball, Worsley & Crawford, 2007). Zo blijkt dat het ontbijt, de

belangrijkste maaltijd van de dag, het vaakst wordt overgeslaan van alle maaltijden (HBSC,

2014).

Page 16: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

9

De belangrijkste reden voor het overslaan van het ontbijt bij adolescenten is om het

lichaamsgewicht onder controle te houden. Echter, het overslaan van het ontbijt als middel om

gewicht te verliezen is tegenstrijdig met de wetenschappelijke literatuur (Levitsky &

Pacanowski, 2013). Het ontbijt vult de energievoorraad weer aan met 25% van de nodige, totale

energie. Deze energie is noodzakelijk om ‘s ochtends een maximaal prestatievermogen te

garanderen, zowel op intellectueel als op lichamelijk vlak. Het overslaan van het ontbijt kan

leiden tot appelflauwtes in de voormiddag. Hierdoor wordt er vaak naar energierijke (vet- en/of

suikerrijk) tussendoortjes gegrepen. Ook zorgt het ontbijt voor gezondere eetgewoonten

gedurende de rest van de dag. Adolescenten die geen ontbijt consumeren, hebben meer kans op

overgewicht en obesitas (Gisle & Demarest, 2013). Aangezien het overslaan van het ontbijt en

het consumeren van tussendoortjes en frisdrank drie belangrijke voedingsgedragingen zijn

binnen het eetpatroon van de adolescent, zal in deze thesis de focus gelegd worden op het nemen

van een ontbijt en het consumeren van tussendoortjes en frisdrank.

Ontbijt

Uit de Gezondheidsenquête van 2013 blijkt dat slechts 65% van de jongeren dagelijks een

ontbijt neemt (Gisle & Demarest, 2013). In 2014 werd er een significant verschil gevonden

tussen jongens en meisjes wat de frequentie van het dagelijks ontbijt betreft. Bij de jongens gaf

70,6% aan elke weekdag te ontbijten, bij meisjes was dit 65,9%. Dagelijks ontbijten neemt af

met de leeftijd. In de leeftijdsgroep 11 tot 12-jarigen ontbijten de jongens dagelijks in 80,7%

van de gevallen. Bij de meisjes is dit percentage 77,5%. In de leeftijdsgroep 17 tot 18-jarigen

is dit respectievelijk nog slechts 61% en 61,5%. Bovendien zijn er ook jongeren die nooit

ontbijten op een weekdag. In de leeftijdsgroep 11 tot 12-jarigen is dit 5,4% bij de jongens en

6,7% bij de meisjes. Bij de oudere adolescenten (17 tot 18-jarigen) is dit 19% bij zowel de

jongens als de meisjes (HBSC, 2014).

Er is een verband tussen opleidingsniveau en dagelijks ontbijten. Jongeren met het hoogste

opleidingsniveau (81%) geven aan meer dagelijks te ontbijten dan jongeren met het laagste

opleidingsniveau (78%). Hiernaast is er ook een verband met de urbanisatiegraad: jongeren uit

stedelijke gebieden (76%) geven aan minder dagelijks te ontbijten dan jongeren die wonen in

halfstedelijke (80%) en landelijke gebieden (79%). De dagelijkse consumptie van het ontbijt

kent ook verschillen per gewest: dit percentage is hoger in het Vlaams Gewest (81%) dan in het

Brussels (75%) en het Waals Gewest (74%) (Gisle & Demarest, 2013).

Page 17: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

10

Bovenstaande resultaten werden recent bevestigd door de Voedselconsumptiepeiling van 2014-

2015. Bijkomend werd in deze studie ook een verschil waargenomen in het dagelijks nemen

van een ontbijt tussen jongeren met een verschillende gewichtsstatus. De prevalentie van een

regelmatig ontbijt ligt significant hoger bij jongeren met een normaal gewicht (80,7%) dan bij

jongeren met overgewicht (74,7%) (Cuypers, Lebacq & Bel, 2015).

Tussendoortjes

Een tussendoortje of snack wordt gedefinieerd als een voedingsmiddel of kleine maaltijd dat

buiten de normale hoofdmaaltijden (ontbijt, middag- en avondmaal) genuttigd wordt (Chapelot,

2011; Drummond, Crombie & Kirk, 1996). Tussendoortjes dragen bij tot de inname van

belangrijke voedingsstoffen. Adolescenten bevinden zich in de groei waardoor de consumptie

van tussendoortjes voor hen belangrijk is. Echter, er moet een onderscheid gemaakt worden

tussen gezonde en ongezonde tussendoortjes. Fruit, melk en volle graanproducten krijgen de

voorkeur tegenover ongezonde tussendoortjes zoals koeken, chocolade, chips, snoep etc.

Volgens de actieve voedingsdriehoek bevat een ideaal tussendoortje maximaal 100 tot 150

calorieën. De richtlijn stelt dat 15% van de totale energie afkomstig mag zijn uit tussendoortjes

en dat deze maximaal twee keer per dag gegeten mogen worden (Schildknechtstraat &

Vanhauwaert, 2012).

De prevalentie van tussendoortjes bij adolescenten ligt hoog. In Amerika consumeert 88% van

de adolescenten (12 tot 18 jaar) minstens één snack per dag. Deze snacks dragen bij tot ongeveer

25% van hun dagelijkse energie-opname (Savige et al., 2007). In Vlaanderen consumeert 27%

van de adolescenten elke dag snacks. Van de totale energie-inname is 20-24% afkomstig uit

snacks (De Cock et al., 2015). Uit de Voedselconsumptiepeiling van 2014-2015 blijkt het

percentage jongadolescenten (10 tot 13 jaar) dat om tien uur een tussendoortje consumeert

56,9%, bij de oudere adolescenten (14 tot 17 jaar) is dit 38,8%. Personen met obesitas (26,6%)

consumeren minder vaak een tienuurtje dan personen met een normaal gewicht (45,1%). Een

snack om vier uur wordt door jongadolescenten in 69,8% van de gevallen geconsumeerd en

voor de oudere adolescenten is dit 54,8%. Tenslotte consumeert 30,5% van de jongadolescenten

een laatavondsnack tegenover 33,3% van de oudere adolescenten. Dit percentage ligt

significant hoger voor Vlaanderen (34,9%) dan Wallonië (25,9%). Er kan geen verband

waargenomen worden tussen het regelmatig eten van een laatavondsnack en BMI (Cuypers et

al, 2015).

Page 18: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

11

De resultaten afkomstig uit de Voedselconsumptiepeiling maken echter geen onderscheid

tussen gezonde en ongezonde tussendoortjes. In het praktisch gedeelte van deze thesis wordt

dit wel gedaan waarbij snacks gezien worden als ongezonde tussendoortjes en fruit als gezond

tussendoortje.

Suikerrijke dranken

Suikerrijke dranken worden in deze thesis opgesplitst in gesuikerde frisdranken en fruitsap.

Gesuikerde frisdranken zijn koolzuurhoudende dranken met een zeer lage voedingswaarde en

hoge energiewaarde. Ze behoren tot de restgroep van de actieve voedingsdriehoek en dragen

niet bij tot gezonde voedingsgewoonten. Studies tonen een causaal verband aan tussen

frisdrankconsumptie en gewichtstatus (Verzeletti, Maes, Santinello & Vereecken, 2010). De

consumptie van gesuikerde frisdranken is duidelijk geassocieerd met overgewicht en obesitas

en met een toenemend risico op gezondheidsproblemen zoals diabetes, maar ook

tandproblemen (cariës en erosie) (Gisle & Demarest, 2013). Fruitsap is een zoete drank die

naast suiker ook vitaminen en mineralen aanbrengt. Echter, fruitsap heeft dezelfde

energiedensiteit als frisdrank waardoor een frequente fruitsapconsumptie eveneens de kans

verhoogt op overgewicht en tandbederf (Matthys, Huybrechts, Bellemans, De Maeyer & De

Henauw, 2003; Wang, Bleich & Gortmaker, 2008). Bij adolescenten is 10 tot 15% van de totale

energie afkomstig uit suikerrijke dranken zoals gesuikerde frisdranken en fruitsap (Wang et al.,

2008).

De frisdranksconsumptie bij adolescenten neemt steeds toe (Maes & Vereecken, 2010;

Verzeletti et al., 2010). Van de jongens drinkt 36,9% dagelijks frisdrank, bij de meisjes is dit

26,1%. Er is een significant verschil in dagelijkse consumptie van frisdrank naargelang de

leeftijd bij jongens: 25,5% van de 11 tot 12-jarigen drinkt dagelijks frisdrank, op 17 tot 18-

jarige leeftijd is dit toegenomen tot 43,1% (HBSC, 2014). Jongens en meisjes met een hoger

diploma (19%) drinken minder vaak dagelijks frisdrank dan jongeren met een lager diploma

(23% van de jongeren zonder diploma of een diploma lager onderwijs tot 32% van de jongeren

met een diploma lager of hoger secundair) (Gisle & Demarest, 2013). Adolescenten afkomstig

uit gezinnen met een lagere SES hebben een hogere inname van frisdranken dan adolescenten

afkomstig uit gezinnen met een hogere SES. De frisdrankconsumptie werd ook gekoppeld aan

de ouderschapsstijl: adolescenten uit gezinnen met een hoge betrokkenheid en een matig

strenge opvoedingsstijl consumeren minder frisdranken (Verzeletti et al., 2010).

Page 19: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

12

Daarnaast zijn er verschillen tussen de gewesten: in het Waals Gewest (30%) ligt het percentage

dagelijks frisdrankgebruik hoger dan in het Vlaams (24%) en het Brussels Gewest (22%) (Gisle

& Demarest, 2013).

Ook de consumptie van fruitsap bij adolescenten ligt hoog. Adolescenten consumeren meer

fruitsap dan de aanbevolen hoeveelheid van één glas per dag (Schildknechtstraat &

Vanhauwaert, 2012; Wang et al., 2008). Adolescenten drinken gemiddeld 189,4 ml fruitsap per

dag. De consumptie van fruitsap volgt een socio-economische gradiënt: de inname van

fruitsappen neemt toe met het opleidingsniveau (Debacker, Cox, Temme, Huybrechts & Van

Oyen, 2007).

Page 20: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

13

3. HET SOCIAAL ECOLOGISCH MODEL

Om de verklarende factoren voor de hierboven beschreven oorzaken van overgewicht en

obesitas weer te geven, wordt vaak gebruik gemaakt van sociaal-ecologische modellen die

zowel persoonlijke factoren als omgevingsfactoren beschrijven. Deze modellen ordenen de

omgeving in verschillende niveaus met elk een andere sociale beïnvloeding. In deze thesis

wordt het sociaal-ecologisch model van McLeroy, Bibeau, Steckler & Glanz (1988) toegepast.

Dit model is terug te vinden in figuur 2.

In dit model wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende niveau’s. Het eerste niveau

is het intrapersoonlijk niveau. Dit bestaat uit individuele factoren die het gedrag beïnvloeden

zoals attitude en kennis. Het tweede niveau of het interpersoonlijk niveau omvat de relaties

met familie, vrienden, leeftijdsgenoten, buren etc. Onder het organisatorisch niveau behoren

de scholen en universiteiten. Het vierde niveau is het gemeenschapsniveau en omvat wijken en

dorpen. Het maatschappelijk beleidsniveau bestaat uit het beleid dat binnen een bepaald land

wordt gevoerd (McLeroy et al., 1988). In deze thesis wordt nagegaan of sociale netwerken een

invloed hebben op het voedingsgedrag van adolescenten. Hierdoor zal deze thesis zich enkel

focussen op het interpersoonlijk niveau.

Figuur 2: Sociaal- ecologisch model (McLeroy et al., 1988).

Page 21: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

14

3.1. Interpersoonlijk niveau: sociale netwerken

Het interpersoonlijk niveau bestaat uit personen waarmee jongeren een relatie hebben, zoals

familie en vrienden. De huidige maatschappij is overladen aan sociale netwerken. Mensen staan

met elkaar in connectie door allerlei sociale banden (Cotterell, 2013). Onderzoek heeft

aangetoond dat het eten met anderen een invloed heeft op wat een individu consumeert en, meer

recentelijk, dat obesitas beïnvloed wordt door sociale netwerken. Deze kennis benadrukt de rol

van sociale relaties op het voedingsgedrag (Pachucki, Jacques & Christakis, 2011).

3.1.1. Definitie

De definitie van ‘sociale netwerken’ is in de literatuur niet eenduidig. De meest gebruikte

omschrijving wordt als volgt geformuleerd: ‘sociale netwerken zijn groepen of individuen die

onderlinge relaties hebben met elkaar’. Het is een verzameling van dichte personen waarmee

contact wordt onderhouden zoals familie, vrienden, buren, leerkrachten, kennissen etc.

(Berkman & Glass, 2000; Li, Barnett, Goodman, Wasserman & Kemper, 2013). Mensen, en

dus ook adolescenten, gaan sociale netwerken aan om duurzame, sociale relaties met anderen

te onderhouden als vervulling van de basisbehoeften (Hendrix, 1997).

Sociale netwerken kunnen in kaart gebracht worden door te vragen aan individuen om contacten

aan te duiden die zij zelf zien als hun alters. Het individu wordt dan het ‘ego’ genoemd en de

contacten worden de ‘alters’ genoemd en samen vormen deze onderling een band (Li et al.,

2013). Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen bidirectionele en unidirectionele banden.

In het eerste geval is de relatie wederzijds, in het tweede geval wordt de relatie slechts langs

één persoon waargenomen. Daarnaast kunnen sterke als zwakke banden onderscheiden worden.

Sterke banden (familie en vrienden) worden gekenmerkt door emotionele gehechtheid,

wederkerigheid, samen tijd doorbrengen en omvatten vaak mensen met vergelijkbare

kenmerken. Zwakke banden (kennissen) zijn meer formeel en worden georganiseerd door

sociale regels. Sterke banden kunnen belangrijker zijn voor het verkrijgen van sociale steun

terwijl zwakke banden eerder dienen als informatiebronnen of connecties tot nog andere

contacten (Heaney & Israel, 2008; Li et al., 2013).

Page 22: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

15

Een belangrijk concept dat gerelateerd is aan sociale netwerken is sociaal kapitaal. Sociaal

kapitaal wordt gedefinieerd als hulpmiddelen (zoals sociale steun, vertrouwen, vriendschap,

participatie, sympathie etc.) die verkregen worden door een groep of een individu afkomstig

van sociale relaties. Sociaal kapitaal kan gezien worden als het vermogen van individuen of

groepen. Dit vermogen biedt toegang tot andere middelen of voordelen (Kikuchi & Coleman,

2012; Li et al., 2013; Vyncke, Willems, Buffel, Verté & Peersman, 2010). Het sociaal kapitaal

wordt enerzijds bepaald door de omvang van het sociale netwerk (veel of weinig sociale

relaties) en anderzijds door het volume van het kapitaal (veel of weinig hulpmiddelen) (Kikuchi

& Coleman, 2012). Daarnaast heeft het ook een belangrijke invloed op de gezondheid: sociaal

kapitaal verhoogt de spreiding van gezondheidsinformatie en gezondheidsbevorderende

normen en biedt psychosociale steun (Kim, Subramanian & Kawachi, 2006).

3.1.2. Invloed van sociale netwerken

Het is gebleken dat de relaties die ontstaan binnen een sociaal netwerk een belangrijke invloed

uitoefenen op gezondheidsgedrag. Relaties bieden verschillende soorten steun zoals

emotionele, financiële of praktische steun. Sociale steun heeft een positieve invloed op de

gezondheid en wordt gezien als een buffer in tijden van stress. Volgens Shaikh et al. (2008)

heeft sociale steun een invloed op onder andere de fruit- en groente-inname. Positieve

ervaringen van sociale steun worden geassocieerd met een hogere consumptie van fruit en

groenten (Croezen et al., 2012; Shaikh, Yaroch, Nebeling, Yeh & Resnicow, 2008). Ouders die

hun kinderen positief ondersteunen, vergroten de kans dat deze gezond gedrag zullen vertonen

(Wiefferink et al., 2006).

Een andere belangrijke vorm van beïnvloeding is sociale integratie. Bij sociale integratie gaan

mensen zich aanpassen aan de waarden en normen die heersen in een bepaalde groep. Als de

culturele normen ongezond gedrag promoten, dan hebben deze netwerken een negatief effect

op de gezondheid (Li et al., 2013). Er is groeiende consensus dat de normen, waarden en

veronderstellingen die verankerd zitten in de sociale omgeving van adolescenten een

belangrijke rol spelen in de ontwikkeling en het onderhoud van obesitas. Sociale normen van

belangrijke personen hebben een effect op de attitudes van de adolescenten die leiden tot een

bepaald voedingsgedrag (Salvy, Elmo, Nitecki, Kluczynski & Roemmich, 2011; Salvy et al.,

2012; Sawka, McCormack, Nettel-Aguirre & Swanson, 2015).

Page 23: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

16

Ook tijdens de maaltijd hebben sociale normen een invloed op het voedingsgedrag van

jongeren. De aanwezigheid van anderen heeft effect op wat en hoeveel er gegeten wordt (Puhl

& Schwartz, 2003). Het is gebleken dat jongeren meer voedsel consumeren in de aanwezigheid

van anderen dan wanneer zij alleen zijn. Een verklaring hiervoor is dat de aanwezigheid van

anderen indirect de voedselinname bevordert door de uitbreiding van de duur van de maaltijd

(Salvy et al., 2012). Ook wordt er meer gegeten omdat leuk en aangenaam gezelschap ervoor

zorgt dat de maaltijd een ontspannen gebeuren wordt. De motivatie om bij te houden wat er

reeds gegeten werd, wordt op zulke momenten verminderd. Echter, het omgekeerde doet zich

voor wanneer jongeren in het gezelschap zijn van onbekenden. Zij gaan minder voedsel

consumeren omdat ze meer bewust zijn van zichzelf en dus ook van wat ze al dan niet gegeten

hebben (Brindal, Wilson, Mohr & Wittert, 2011; Pachucki et al., 2011; Salvy et al., 2011). Deze

sociale factoren beïnvloeden voornamelijk de consumptie van snacks. Een verklaring hiervoor

is dat snacks minder gerelateerd zijn aan een bepaalde hoeveelheid en dat ze eerder onderhevig

zijn aan sociale normen in vergelijking met de hoofdmaaltijden (Salvy et al., 2011; Salvy et al.,

2012).

3.1.3. Beïnvloedende actoren

Jongeren eten het vaakst in een sociale context. Binnen deze context vormen ouders één van de

belangrijkste sleutelfiguren opdat zij gezond eten. Jonge kinderen worden voornamelijk sterk

beïnvloed door de overtuigingen, attitudes en het gedrag van hun ouders (Gitelson &

McDermott, 2006; Pedersen, Grønhøj & Thøgersen, 2015). Ouders oefenen ook een invloed uit

door het beschikbaar stellen van voedsel. Echter, dit behoort niet tot de definitie van sociale

netwerken waardoor deze thesis hier niet verder op ingaat. De ouderlijke invloed wordt

verondersteld te verminderen naarmate de puberteit vordert. Naarmate het kind ouder wordt,

vormen vrienden, school en media nieuwe belangrijke invloedsfactoren (Pedersen et al., 2015).

In deze thesis worden de belangrijkste beïnvloedende actoren besproken en ligt de focus

voornamelijk op peers.

Page 24: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

17

3.1.3.1. Ouders

Het aanleren en ontwikkelen van eetgewoonten gebeurt in een huiselijke omgeving en vertaalt

zich in een eetpatroon tijdens de adolescentie. De verschillen in voorkeur van voeding en

portiegrootte bij jongeren worden geassocieerd met de mate waarin ouders nieuwe

voedingsmiddelen introduceren en gezonde eetgewoonten stimuleren. Het is ook gebleken dat

de moeder een grotere invloed heeft op het voedingsgedrag van meisjes in plaats van jongens.

Dit veronderstelt dat de invloed van ouders op hun kinderen sekse-specifiek kan zijn (Koehly

& Loscalzo, 2009).

Zowel de manier waarop ouders een bepaald voedingsgedrag aanleren als het gedrag van de

ouders zelf zijn belangrijk. In dit laatste geval is de term ‘modelling’ van groot belang. Hierbij

gaan mensen het gedrag van anderen rechtstreeks imiteren, en in het bijzonder anderen die als

belangrijk worden geacht. Individuen gaan overtuigingen en houdingen die zij waarnemen in

hun omgeving onbewust omvormen tot eigen gedrag. Verschillende onderzoeken tonen aan dat

modelling een belangrijke rol speelt bij het aanleren van een bepaald gedrag, en dus ook het

voedingsgedrag (Salvy et al., 2012). Modelling werd aangetoond in een onderzoek naar

snackgedrag bij kinderen en hun ouders. Er is een sterke overeenkomst tussen het snackpatroon

van ouders en hun kinderen. Het consumeren van snacks door kinderen wordt dus sterk

beïnvloed door het snackgedrag van de ouders. Daarnaast gaan kinderen gemakkelijker

gezonde voeding consumeren wanneer hun ouders dit ook doen. Dit wijst erop dat ouders een

belangrijk rolmodel vormen voor het voedingsgedrag van jonge kinderen (Anzman, Rollins &

Birch, 2010). Modelling speelt ook een rol in de overdracht van attitudes omtrent voeding. Er

is een verband tussen ouders en hun kinderen voor interne motivatie om te eten en

lichaamsontevredenheid. De attitudes en het voedingsgedrag van ouders komen nauw overeen

met dat van hun kinderen (Brown & Ogden, 2004). Bij adolescenten is dit minder het geval

(Anzman et al., 2010). Adolescenten zijn meer onafhankelijk en brengen meer tijd door met

vrienden waardoor de invloed van ouders op hun voedingsgedrag aanzienlijk beperkt wordt

(Houldcroft, Haycraft & Farrow, 2014).

Page 25: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

18

3.1.3.2. Broers en zussen

Onderzoek naar de sociale invloed van broers en zussen is beperkt. Echter, het is gebleken dat

broers en zussen een invloed hebben op het voedingsgedrag van jongeren en dat het

voedingspatroon tussen jongeren en hun broers en zussen overeenkomsten vertoont. Deze

invloed hangt af van verschillende factoren zoals het aantal broers en zussen, de kwaliteit van

de relatie en de leeftijd. Zo blijkt dat voornamelijk jongere broers en zussen een invloed

uitoefenen. Dit resultaat is verrassend aangezien oudere broers en zussen normaal gezien

worden als invloedrijke personen die advies, ondersteuning en kennis bieden aan jongere broers

en/of zussen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de oudere broers en zussen tijdens de

puberteit aankomen in lichaamsgewicht. Dit kan leiden tot sociale vergelijking waarbij,

voornamelijk adolescente meisjes, hun gewicht vergelijken met dat van hun jongere broer en/of

zus. Immers, in de huidige Westerse samenleving heerst er een slankheidsideaal. Dit

ideaalbeeld zorgt ervoor dat de oudere broers en zussen het voedingsgedrag van de jongere gaat

imiteren. Hoewel jongens en meisjes verschillen in voedingsgedrag, wordt er geen verschil in

geslacht waargenomen wat overeenstemming of wederzijdse beïnvloeding betreft. Bij broers

en zussen met een hechte relatie is het voedingsgedrag meer vergelijkbaar dan bij broers en

zussen met een zwakke relatie. Meer concreet betekent dit dat broers en zussen die meer

empathie en warmte tonen voor elkaar en die meer communiceren met elkaar, meer de neiging

hebben om een vergelijkbaar eetpatroon te vertonen. Echter, ander onderzoek toont aan dat er

op lange termijn praktisch geen invloed wordt uitgeoefend op broers en zussen. Meer onderzoek

is nodig om na te gaan waarom oudere broers en zussen het voedingsgedrag van de jongere

imiteren en om de mechanismen die ten grondslag liggen aan deze invloeden te begrijpen (de

Leeuw, Snoek, van Leeuwe, van Strien & Engels, 2007; Houldcroft et al., 2014).

3.1.3.3. Peers

Vrienden en leeftijdsgenoten (peers) vormen een belangrijke interpersoonlijke factor in het al

dan niet ontwikkelen van overgewicht en obesitas bij adolescenten (Flechter, Bonell &

Sorhaindo, 2011; Houldcroft et al., 2014; Koehly & Loscalzo, 2009; Story, Neumark-Sztainer

& French, 2002). Tijdens de adolescentie gaan jongeren meer aandacht besteden aan hun

vrienden en deze krijgen een belangrijke rol toebedeeld (Naber, 2004).

Page 26: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

19

Er is bewijs dat vrienden fungeren als belangrijke rolmodellen voor jongeren in de ontwikkeling

van hun voedingsgedrag en houding (attitudes en normen) ten opzichte van voeding

(Houldcroft et al., 2014; Sawka et al., 2015; Story et al., 2002).

Er is een associatie tussen een ongezonde voedselconsumptie bij jongeren en hun peers.

Voedingsmiddelen die gecorreleerd worden onder vrienden zijn voornamelijk snacks (Story et

al., 2002). Dit resultaat komt ook naar voor in het onderzoek van Pachucki et al. (2011). Hieruit

blijkt dat vrienden elkaar voornamelijk beïnvloeden wanneer ze alcohol, snacks of snoep

consumeren (Pachucki et al., 2011). Het onderzoek van Wouters et al. (2010) heeft aangetoond

dat, naast de snackconsumptie, ook de inname van frisdrank bij adolescenten hoger is wanneer

peers in de nabijheid zijn. Deze snack- en frisdrankconsumptie is voornamelijk sterk

geassocieerd bij adolescenten met een lage SES en een normaal lichaamsgewicht (Wouters,

Larsen, Kremers, Dagnelie & Geenen, 2010). Bovendien is deze associatie sterker bij jongens

in vergelijking met meisjes (De la Haye, Robins, Mohr & Wilson, 2010; Wouters et al., 2010).

Dit verschil wordt verklaard door het feit dat meisjes meer neigen naar gezonde

voedingsmiddelen (groenten en fruit) terwijl jongens meer energierijke voedingsmiddelen

(snacks en frisdrank) consumeren (Sawka et al., 2015). Adolescente meisjes consumeren meer

gezonde voedingsmiddelen in het bijzijn van vrienden terwijl de inname van ongezonde

voedingsmiddelen daalt. Dit is te wijten aan het feit dat meisjes een goede indruk willen nalaten

bij vrienden. Het schoonheids- en slankheidsideaal heerst onder adolescente meisjes waardoor

gezonde voeding een belangrijke norm vormt (Salvy et al., 2011).

Modelling van peers komt ook consequent voor bij adolescenten (Lowe, Horne, Tapper,

Bowdery & Egerton, 2004). Adolescenten die blootgesteld worden aan peers die een grote

hoeveelheid koekjes eten, gaan ook meer koekjes consumeren. De consumptie van snacks kan

dus voorspeld worden door modelling. Adolescenten gaan meer (of minder) snacks eten

wanneer peers meer (of minder) snacks consumeren (Sawka et al., 2015). In de literatuur blijkt

echter dat de mate waarin jongeren beïnvloed worden, afhangt van hun gewichtsstatus.

Jongeren met overgewicht zijn gevoeliger voor het observeren van een peer die veel snacks

consumeert dan jongeren met een normaal gewicht. Daarnaast blijven de modelling-effecten

langer aanwezig bij jongeren met overgewicht, wat erop wijst dat peers (en de mate waarin zij

eten) een sterke invloed hebben op het eetgedrag.

Page 27: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

20

Ook de consumptie van gezonde voeding door onbekende leeftijdsgenoten heeft een invloed op

de consumptie van gezonde voeding door jongeren, zelfs in de aanwezigheid van zowel

gezonde als ongezonde voedingsmiddelen. Deze effecten werden gevonden bij zowel jongeren

met als zonder overgewicht (Lowe et al., 2004; Salvy et al., 2012; Sawka et al., 2015). Ook de

gewichtsstatus van peers heeft een invloed. Jongeren hebben een hogere energie- en

voedselinname wanneer peers met overgewicht in de nabijheid zijn (Salvy et al., 2012).

Invloed van populariteit op het voedingsgedrag

Populariteit binnen een vriendengroep blijkt een belangrijk fenomeen. Populaire adolescenten

consumeren meer energierijke voedingsmiddelen en dit gedrag weerspiegelt de normen binnen

de groep welke elkaar onderling beïnvloeden (De la Haye et al., 2010; Sawka et al., 2015).

Het is ook gebleken dat jongeren die een goede indruk belangrijk vinden, de neiging hebben

om hierdoor minder te eten (‘impression management’). Een verklaring hiervoor is dat obesitas

sterk gestigmatiseerd is en omdat jongeren de neiging hebben om negatieve eigenschappen te

associëren met mensen die grote hoeveelheden voedsel consumeren (Salvy et al., 2012).

Gezonde voeding is in strijd met het beeld dat jongeren van zichzelf willen portretteren.

Onderzoekers moeten hierdoor zorgvuldig zijn bij het ontwerpen van interventies bij jongeren

en moeten achterhalen wat beschouwd wordt als ‘cool’ binnen bepaalde groepen. Niet alleen

populariteit binnen de vriendengroep heeft een invloed maar ook de grootte van de

vriendengroep heeft een effect op de voedselconsumptie van adolescenten. Adolescenten

consumeren meer voeding wanneer zij eten in een grote groep dan in een kleine groep (Salvy

et al., 2012). Het ontbreken van uitgebreid onderzoek belemmert echter het vermogen om

duidelijk vast te stellen waarom en hoe vrienden sterk bijdragen aan het voedingsgedrag van

adolescenten en hoe de kennis te vertalen naar informatie voor preventiecampagnes (Sawka et

al., 2015).

Invloed van pestgedrag op het voedingsgedrag

Naast populariteit heeft ook pestgedrag een invloed op het voedingsgedrag van adolescenten.

Pesten heeft een negatieve invloed op het emotioneel welzijn en gezondheidsgedrag van

jongeren. Een hoge mate van pestgedrag wordt geassocieerd met depressieve gevoelens en een

lager gevoel van eigenwaarde, wat vaak gepaard gaat met binge eating waarbij jongeren een

overmaat aan calorieën innemen (Gray, Kahhan & Janicke, 2009).

Page 28: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

21

De intense sociale en psychische nood die gepeste jongeren ervaren, kan daarnaast ook de

eetlust ondermijnen waardoor het eetgedrag verandert. Er is een sterke associatie tussen het

nemen van het ontbijt en ervaren pestgedrag: een hoge intensiteit van pesten wordt geassocieerd

met een hogere mate van ontbijt overslaan (Janssen et al., 2004; Meijs, 2012; Sampasa-

Kanyinga & Willmore, 2015). Pestgedrag uit zich onder verschillende vormen: verbale

scheldpartijen, fysiek geweld, roddelen, bedreigen, seksuele intimidatie etc. Slachtoffers van

verbaal, fysiek en relationeel pestgedrag zijn vaker jongeren met overgewicht of obesitas in

vergelijking met leeftijdsgenoten met een normaal gewicht (Hayden‐Wade et al., 2005; Janssen

et al., 2004). De prevalentie van ervaren pestgedrag bij obese jongeren ligt hoog: 58% van de

meisjes en 50% van de jongens wordt gepest, voornamelijk door leeftijdsgenoten (Puhl,

Peterson & Luedicke, 2013). Echter, openlijke agressie komt vaker voor bij jongens, terwijl

meisjes een hogere vorm van relationele agressie vertonen. Deze relationele vorm van pesten

zorgt ervoor dat de kwetsbare jongere zich verder isoleert van de mainstream peer groep en

verhoogt de negatieve sociale effecten op hun problemen met het gewicht. Er is een wederzijdse

interactie tussen fysiek uiterlijk en pestgedrag. Enerzijds lokt de fysieke verschijning van de

obese jongere het pestgedrag op. Daartegenover staat dat deze negatieve interactie kan

bijdragen tot blijvende problemen met lichaamsgewicht (de Vet, Bartelink & van

Brouwershaven, 2014; Janssen et al., 2004; Meijs, 2012; Sampasa-Kanyinga & Willmore,

2015).

3.1.4 Sociale netwerksites

De sociale omgeving beïnvloedt niet alleen wanneer de ander fysiek aanwezig is, maar ook via

internet (Bevelander, 2013). De belangrijkste invloed op maatschappelijk niveau is de sociale

media en netwerksites. Deze zijn in de huidige samenleving alom vertegenwoordigd en

jongeren worden hier meermaals per dag mee geconfronteerd (Barr-Anderson, Larson, Nelson,

Neumark-Sztainer & Story, 2009; Li et al., 2013). Het gebruik van sociale media en

netwerksites is één van de meest voorkomende activiteiten bij jongeren (O'Keeffe & Clarke-

Pearson, 2011). Dergelijke media en sites bieden de jeugd een waaier aan entertainment en

communicatie. De groei ervan is in de afgelopen jaren dan ook exponentieel gestegen (Ellison,

2007). Sociale media vormen een breder geheel waarvan sociale netwerksites deel uitmaken.

Page 29: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

22

Facebook, Twitter, Instagram, Foursquare, Netlog, LinkedIn, Tumblr en Google + vormen de

populairste netwerksites in Vlaanderen. Facebook loopt sterk voorop met 900 miljoen

gebruikers (eBiz MBA, 2015; Ellison, 2007; O'Keeffe & Clarke-Pearson, 2011; Walrave &

Van Ouytsel, 2014).

Online sociale netwerken bieden een nieuwe vorm van observationele gegevens die de sociale

omgeving beschrijven (Ayers, Bouton, Brownstein & Chunara, 2013). Op sociale netwerksites

kunnen gebruikers weergeven welke interesses zij hebben. Gebruikers met interesses voor

fysieke activiteiten (bijvoorbeeld voetbal) hebben een lagere prevalentie van obesitas of

overgewicht. Gebruikers met televisiegerelateerde interesses hebben een hogere prevalentie

van obesitas of overgewicht (Ayers, Bouton, Brownstein & Chunara, 2013).

Een direct effect van sociale netwerksites op het voedingsgedrag bij adolescenten wordt weinig

besproken in de literatuur. Hierdoor zal deze thesis een exploratief onderzoek voeren om

eventuele verbanden na te gaan.

Page 30: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

23

Obesitas is, gezien de toenemende prevalentie en de potentiële fysische en psychische gevolgen,

wereldwijd een groot maatschappelijk probleem. Ook in België neemt de prevalentie toe. De

Belgische Gezondheidsenquête geeft aan dat 20% van de adolescenten kampt met overgewicht

en 7% obesitas heeft (Gisle & Demarest, 2013).

Een belangrijke voorspeller van overgewicht en obesitas is het voedingspatroon. Volgens de

Voedselconsumptiepeiling van 2014-2015 en de HBSC-studie blijkt het voedingspatroon

ongunstig te zijn (Cuypers et al., 2015; HBSC, 2014). Er is een toegenomen energie-inname bij

adolescenten en dit is vooral te wijten aan een overconsumptie van energierijke

voedingsmiddelen en dranken zoals frisdranken en snacks én een tekort aan gezonde

tussendoortjes zoals fruit (De Cock et al., 2015; WHO, 2015). Daarnaast slaan adolescenten

regelmatig het ontbijt over. Uit verschillende studies blijkt dat het overslaan van het ontbijt

samenhangt met een verhoogde kans op overgewicht (Gisle & Demarest, 2013; Levitsky &

Pacanowski, 2013). In deze thesis zal bij het voedingsgedrag gefocust worden op het ontbijt,

het nemen van ongezonde en gezonde tussendoortjes en frisdrank.

Adolescenten zijn niet alleen zelf verantwoordelijk voor hun voedselinname. De omgeving

heeft ook een belangrijke invloed op het voedingsgedrag van adolescenten (Gisle & Demarest,

2013; Lake & Townshend, 2006). Sociale netwerken vormen hierbij een veel besproken topic

in de literatuur. Onderzoek heeft meermaals bewezen dat het sociale netwerk rondom

adolescenten hun voedingsgedrag sterk beïnvloedt (Pachucki et al., 2011). Deze invloed kan

zowel een positief als een negatief gezondheidseffect teweegbrengen (Li et al., 2013). De

analyse van sociale netwerken is nodig om de invloed ervan op het voedingsgedrag beter te

bepalen zodat interventies hierop kunnen inspelen. Er heerst echter nog onduidelijkheid over

de invloed hiervan op het voedingsgedrag bij adolescenten. Deze thesis streeft ernaar de invloed

van sociale netwerken op het voedingsgedrag bij adolescenten te achterhalen. Binnen dit sociale

netwerk vormen ouders en vrienden de belangrijkste sociale relaties van adolescenten. Uit de

literatuur is meermaals gebleken dat de invloed van vrienden belangrijker wordt naarmate de

adolescent ouder wordt (Naber, 2004; Pedersen et al., 2015). Deze thesis gaat na of deze

bevinding bevestigd kan worden. Er zal onderzocht worden of de steun van ouders een invloed

heeft op het voedingsgedrag van adolescenten. De invloed van de steun van vrienden op het

voedingsgedrag van adolescenten zal eveneens nagegaan worden.

PROBLEEM- EN DOELSTELLING

Page 31: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

24

Adolescenten hebben, naast face to face contacten, ook online contact met elkaar. In de huidige

maatschappij hebben sociale media en netwerksites een belangrijke plaats ingenomen. Het

gebruik ervan neemt steeds toe. Negen op de tien Vlaamse adolescenten zijn actief op minstens

één sociaal medium (voornamelijk Facebook) en hebben dagelijks online contact met hun

sociale netwerk (Walrave & Van Ouytsel, 2014). Deze thesis wil nagaan of de invloed van het

sociale netwerk in het dagelijkse leven ook online aanwezig is. Er zal onderzocht worden of er

eventuele verbanden bestaan tussen het voedingsgedrag van adolescenten en het gebruik van

sociale netwerksites zoals Facebook. Daarnaast wordt nagegaan of online contacten al dan niet

een sterkere invloed hebben op het voedingsgedrag dan face to face contacten.

Een derde topic dat vaak in de literatuur werd aangehaald, is de mate waarin adolescenten

populair zijn binnen hun sociale netwerk of eerder gepest worden. Populariteit en pestgedrag

onder peers vormen belangrijke factoren binnen de adolescentie. In deze thesis wordt enkel

pestgedrag onderzocht. De literatuur toont aan dat een hoge mate van pestgedrag geassocieerd

wordt met een overmatige inname aan calorieën (Gray et al., 2009). Daarnaast heeft pesten een

effect op het nemen van een ontbijt: gepeste adolescenten slaan in hogere mate het ontbijt over

(Janssen et al., 2004). Deze thesis zal nagaan of deze resultaten bevestigd kunnen worden én of

pestgedrag ook een effect heeft op de consumptie van ongezonde en gezonde tussendoortjes en

frisdranken.

Vanuit deze probleemstelling worden verschillende onderzoeksvragen opgesteld:

1) Wat is de invloed van steun van ouders en vrienden op het voedingsgedag bij

adolescenten? Is er een verschil volgens geslacht, SES en BMI? Zijn deze resultaten

verschillend volgens leeftijd?

2) Wat is de invloed van het type contact (face to face tegenover online contact) met

vrienden op het voedingsgedrag bij adolescenten? Is er een verschil volgens geslacht,

SES en BMI? Zijn deze resultaten verschillend volgens leeftijd?

3) Wat is de invloed van pestgedrag op het voedingsgedrag bij adolescenten? Is er een

verschil volgens geslacht, SES en BMI? Zijn deze resultaten verschillend volgens

leeftijd?

Page 32: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

25

1. OPZET

Het praktische deel van deze thesis maakt onderdeel uit van de internationale studie ‘Health

Behaviour in School-aged Children’ (HBSC) van de Wereldgezondheidsorganisatie. Het doel

van deze studie is om meer inzicht en kennis te verkrijgen over de gezondheid van jongeren

waarbij de aandacht gaat naar hun gezondheidsgerelateerde attitudes en gedragingen en de

sociale omgeving waarin zij ontwikkelen. Deze informatie is van belang voor de verdere

uitbouw van het gezondheidsbeleid en de gezondheidsvoorlichting en -bevordering. De HBSC-

studie wordt vierjaarlijks uitgevoerd en is gebaseerd op een vragenlijst bij schoolgaande

jongeren uit voornamelijk Europese landen. Thema’s die behandeld worden zijn leefstijl

(voeding, fysieke activiteit, roken etc.), subjectieve gezondheid, psychisch welbevinden en de

omgeving (gezin, school, vrienden etc.). In Vlaanderen is de HBSC-studie gekend onder de

naam ‘Jongeren en Gezondheid’ en de eerste deelname dateert van 1989-1990. Deze thesis

maakt gebruik van de data ‘Jongeren en Gezondheid 2013-2014’. De studie werd door het

Ethisch Comité van het Universitair Ziekenhuis Gent goedgekeurd (EC/2013/1145). Jongeren

konden hun deelname aan het onderzoek weigeren.

2. ONDERZOEKSDESIGN EN STEEKPROEF

De HBSC-studie is een cross-sectionele cohortstudie. De steekproef van de studie bestaat uit

schoolgaande jongeren vanaf het vijfde leerjaar lager onderwijs tot en met het zesde jaar

secundair onderwijs. Deze leeftijdsgroepen zijn een representatie voor het begin van de

adolescentie. Voor de steekproeftrekking werd gebruik gemaakt van cluster sampling met een

klas als sampling unit. Deze techniek werd gekozen vanuit praktisch oogpunt. Dit zorgt er

echter voor dat de antwoorden niet volledig onafhankelijk van elkaar kunnen gezien worden

omdat leerlingen van dezelfde klas of school mogelijk meer gelijkend zijn dan leerlingen in het

algemeen. De minimale steekproefgrootte werd internationaal vastgelegd op 1500 jongeren.

ONDERZOEKSMETHODE

Page 33: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

26

Op basis van een volledige lijst van lagere en secundaire scholen (met uitzondering van scholen

voor Bijzonder Onderwijs), afkomstig van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming,

werd een random steekproef van scholen getrokken. Iedere leerling maakte evenveel kans om

getrokken te worden, rekening houdend met de verschillende onderwijsnetten

(gemeenschapsonderwijs, provinciaal onderwijs en katholiek onderwijs). De deelnemende

scholen werden gevraagd een lijst op te stellen van de klassen met daarop het aantal leerlingen,

hun geslacht en onderwijsvorm voor het secundaire onderwijs. De klassen werden daarna per

school ad random geselecteerd zodat er een representatief beeld naar geslacht, graad en

onderwijsvorm bekomen werd. Van de 280 scholen in Vlaanderen die gevraagd werden om

deel te nemen, reageerden 98 scholen positief (responsgraad van 35%). Uiteindelijk werden in

totaal gegevens van 9566 leerlingen verzameld, verspreid van het vijfde leerjaar tot en met het

zevende middelbaar. Deze thesis richt zich specifiek naar de leerlingen uit het middelbaar

waarbij het vijfde en zesde leerjaar en het zevende middelbaar buiten beschouwing worden

gelaten. In totaal werkt deze thesis met data van 7144 leerlingen. Deze worden opgesplitst in

jongere adolescenten (eerste, tweede en derde middelbaar) en oudere adolescenten (vierde,

vijfde en zesde middelbaar).

3. GEGEVENSVERZAMELING

De gegevensverzameling gebeurde door middel van een schrifelijke vragenlijst die de

leerlingen zelf dienden in te vullen in de klas. De scholen kregen de vragenlijsten opgestuurd

waarna de school zelf kon beslissen wanneer deze door de leerlingen te laten invullen. Scholen

(enkel secundair onderwijs) kregen eveneens de mogelijkheid om de vragenlijsten online te

laten afnemen. In totaal maakte 8,8% van de scholen hiervan gebruik. Deze vragenlijst werd

afgenomen in het schooljaar 2013-2014.

4. MEETINSTRUMENT

De vragen waarvan deze thesis gebruik zal maken, worden hieronder verder toegelicht. De

volledige vragenlijst is terug te vinden in bijlage 1.

Page 34: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

27

4.1. Demografische variabelen

Demografische variabelen die uit de vragenlijst gebruikt worden zijn geslacht, leeftijd en

onderwijsjaar (eerste tot en met zesde middelbaar). Er zal steeds nagegaan worden of er

verschillen zijn tussen jongere adolescenten en oudere adolescenten. In het Vlaamse

onderwijssysteem kunnen jongeren een jaar (tot meerdere jaren) blijven zitten of overslaan

waardoor de leeftijd kan variëren van 10 tot 22 jaar.

Daarnaast wordt de SES eveneens opgenomen als demografische variabele. Om de SES van

adolescenten te bepalen, werd in de vragenlijst gepeild naar concrete bezittingen (aantal auto’s

en computers), kenmerken van het huis (aantal badkamers, eigen slaapkamer en aanwezigheid

van vaatwasmachine) en hoeveel het gezin in het afgelopen jaar op vakantie geweest is naar het

buitenland. Deze vragen vormen samen de Family Affluence Scale (FAS-schaal) die aan de

hand van een somscore de adolescenten in drie groepen verdeelt: adolescenten uit gezinnen met

een lage, midden of hoge SES. In deze thesis worden midden en hoge SES samengenomen

zodat er slechts twee groepen overblijven: adolescenten uit gezinnen met lage SES en

adolescenten uit gezinnen met midden tot hoge SES.

4.2. Gewichtsstatus

Adolescenten moesten in de vragenlijst zelf hun lengte en gewicht invullen. De vragen die

hiervoor gebruikt werden zijn: ‘hoeveel weeg je zonder kleren?’ en ‘hoe groot ben je zonder

schoenen?’. Op basis van deze waarden werd de BMI bepaald. De cut off BMI-waarden voor

overgewicht en obesitas zijn gebaseerd op deze van de IOTF, welke in de literatuurstudie reeds

beschreven werden (Cole et al., 2000). Binnen deze thesis werden adolescenten met

ondergewicht niet opgenomen. De reden hiervoor is dat ondergewicht een aparte problematiek

vormt binnen het voedingsgedrag van adolescenten waar deze thesis niet verder op ingaat.

Page 35: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

28

4.3. Voedingsgedrag

Het voedingsgedrag van de adolescenten werd in kaart gebracht via de Food Frequency

Questionnaire (FFQ), welke in de vragenlijst werd opgenomen. Volgens het onderzoek van

Vereecken en Maes (2003) blijkt de FFQ van de HBSC-studie een goede validiteit en hoge

betrouwbaarheid te hebben waardoor deze in de praktijk kan worden toegepast (Vereecken &

Maes, 2003).

De FFQ peilt naar de consumptie van het ontbijt (wat gezien wordt als meer dan een glas melk

of fruitsap). Er werd aan de adolescenten gevraagd hoe vaak zij ontbijten, waarbij een

onderscheid gemaakt werd tussen weekdagen en weekend.

In deze thesis werden deze twee variabelen opgeteld zodat een gemiddeld aantal ontbijtdagen

per week kan worden weergegeven. De antwoordcategorieën liepen van ‘nooit’ tot ‘elke dag’.

Daarnaast werd de consumptie van volgende voedingsmiddelen bevraagd:

- Bronnen van vezels zoals fruit, groenten, ontbijtgranen (cornflakes en muesli), wit

brood en bruin brood.

- Bronnen van calcium zoals magere/halfvolle/volle melk, kaas en andere melkproducten

(yoghurt, chocomelk en pudding).

- Vet- en/of suikerrijke voedingsmiddelen zoals snoep, chocolade, frisdrank, chips,

frieten, koek en gebak.

In deze thesis wordt een onderscheid gemaakt tussen ongezonde en gezonde tussendoortjes. De

ongezonde tussendoortjes werden opgesplitst in snoep en chocolade, chips en koek en gebak.

Voor de verklarende statistiek werden deze uiteindelijk opgeteld tot één variabele. Gezonde

tussendoortjes bevatten enkel het item ‘fruit’. In deze thesis zal er gesproken worden over

‘snacks’ wanneer het gaat om ongezonde tussendoortjes en over ‘fruit’ als gezond

tussendoortje. Om de gesuikerde dranken weer te geven werd gebruik gemaakt van het item

‘frisdranken’. Light frisdranken werden niet opgenomen aangezien er enkel gefocust wordt op

gesuikerde dranken.

Page 36: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

29

Aan de adolescenten werd gevraagd hoeveel dagen per week zij bovenstaande

voedingsmiddelen consumeren. Hierbij hadden zij de mogelijkheid tussen zeven

antwoordcategorieën: ‘nooit’, ‘minder dan één dag per week/zelden’, ‘één dag per week’, ‘twee

tot vier dagen per week’, ‘vijf tot zes dagen per week’, ‘één keer per dag/elke dag’ of ‘elke dag

meer dan één keer’.

4.4. Sociale netwerken

De vragenlijst bevatte een onderdeel over sociale netwerken over zowel gezin als vrienden. Dit

is gebaseerd op de Multidimensional Scale of Perceived Social Support (MSPSS) (Zimet,

Dahlem, Zimet & Farley, 1988). De MSPSS meet de mate waarin een individu sociale steun

ervaart met behulp van stellingen die beoordeeld worden op een Likertschaal van zeven punten

variërend van ‘helemaal niet mee eens (1)’ tot ‘helemaal mee eens (7)’.

Een lage schaalscore wordt gezien als ‘geen steun’, een hoge schaalscore betekent ‘heel veel

steun’. Hoe hoger de schaalscore, hoe meer steun ontvangen wordt. Onderzoek heeft

aangetoond dat de MSPSS een goede interne consistentie, test-hertest betrouwbaarheid en

validiteit heeft (Kazarian & McCabe, 1991).

Om de mate van ervaren steun in het gezin na te gaan, kregen de adolescenten vier stellingen

waarbij aangeduid moest worden hoe zij over deze stellingen dachten. Volgende stellingen

werden opgenomen: ‘mijn familie probeert me echt te helpen’, ‘ik krijg van mijn familie de

emotionele hulp en steun die ik nodig heb, ‘ik kan met mijn familie over mijn problemen praten

en ‘mijn familie is bereid om mij te helpen beslissingen te nemen’. Deze stellingen vormen

samen de schaal ‘steun van het gezin’. Om te kijken of deze items samen een schaal mogen

vormen, werd de Cronbach’s Alpha test uitgevoerd.

Ook de steun die adolescenten ontvangen van vrienden werd nagegaan aan de hand van vier

stellingen. Volgende stellingen werden bevraagd: ‘mijn vrienden proberen me echt te helpen,

‘als iets verkeerd loopt, kan ik op mijn vrienden rekenen, ‘ik heb vrienden met wie ik mijn

goede en slechte momenten kan delen, ‘ik kan met mijn vrienden over mijn problemen praten’.

Deze stellingen vormen samen de schaal ‘steun van vrienden’. Ook hier werd de Cronbach’s

Alpha test uitgevoerd.

Page 37: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

30

De huidige HBSC-studie besteedt meer aandacht voor de rol van vrienden in het leven van

adolescenten dan in eerder onderzoek. Naast het nagaan van de steun die zij ontvangen, wordt

ook gekeken naar hoe vaak adolescenten hun vrienden zien buiten de schooluren. Dit wordt

vervolgens benoemd als ‘face to face contact’. Hierover werden volgende vragen gesteld: ‘hoe

vaak spreek je af met vrienden buiten schooltijd ‘s avonds vóór 20 uur?’ en ‘hoe vaak spreek je

af met vrienden buiten schooltijd ‘s avonds na 20 uur?’. Deze twee items werden samengevoegd

tot één schaal na controle met de Cronbach’s Alpha test. De antwoordmogelijkheden voor deze

vragen bestonden uit ‘bijna nooit of nooit’, ‘minder dan wekelijks’, ‘wekelijks’ of ‘dagelijks’.

4.5. Sociale netwerksites

De vragenlijst peilde ook naar hoe vaak en op welke manier adolescenten online contact hebben

met vrienden. Er werd gevraagd hoe vaak ze met vrienden praten via chat (MSN of

Facebookchat) of contact hebben via andere sociale media zoals Facebook (wall posting, likes

en commentaren), MySpace, Twitter, apps (Instagram), games (Xbox), Youtube etc. Deze twee

items (chat of contact via andere sociale media) werden ook, na controle met de Cronbach’s

Alpha test, samengevoegd tot één schaal. De antwoordmogelijkheden bestonden uit ‘bijna nooit

of nooit’, ‘minder dan wekelijks’, ‘wekelijks’ of ‘dagelijks’.

4.6. Pesten

Pesten werd in de vragenlijst omschreven als (a) vervelende of onplezierige dingen doen of

zeggen tegen iemand anders, (b) iemand herhaaldelijk plagen op een manier die hem of haar

niet zint of (c) iemand opzettelijk uitsluiten. Iemand op een vriendelijke of speelse manier

plagen of het maken van ruzie van twee leerlingen die even sterk zijn, werd niet aanzien als

pesten. De vragenlijst bevatte drie vragen welke peilen naar pestgedrag. In dit onderzoek werd

enkel gebruik gemaakt van de vraag die peilt naar hoe vaak de leerlingen zelf gepest geweest

zijn de laatste paar maanden. Hierbij hadden ze de keuze tussen vijf antwoordmogelijkheden,

namelijk: ‘ik werd de laatste paar maanden niet gepest’, ‘één- of tweemaal’, ‘twee of drie keer

per maand’, ‘ongeveer éénmaal per week’ of ‘verschillende keren per week’.

Page 38: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

31

5. DATA-ANALYSE

Voor het analyseren van de data werd gebruik gemaakt van de statistische software SPSS 23.0

(Statistical Package for the Social Sciences). Hierbij werden de resultaten als significant

beschouwd indien de p-waarden kleiner waren dan 0.05. Het analyseren van de data werd

telkens twee keer uitgevoerd: één keer voor de jongere adolescenten en één keer voor de oudere

adolescenten.

Na controle op onmogelijke waarden of uitbijters startte de data-analyse met het opvragen van

de beschrijvende statistiek. Hierin werden eerst demografische gegevens van de steekproef

weergegeven zoals geslacht, leeftijd, SES en BMI. Hiernaast werd ook het voedingspatroon

onderzocht. Ook de beschrijvende statistiek van de sociale netwerken werd opgevraagd.

Er werd gekeken of het voedingspatroon en het sociale netwerk van de adolescenten verschillen

volgens geslacht, SES en BMI. Tenslotte werden bij de beschrijvende statistiek ook correlaties

opgevraagd binnen het voedingspatroon, tussen BMI en het voedingspatroon en binnen het

sociale netwerk van de adolescent. Dit werd gedaan met een Pearson of Spearman correlatie,

afhankelijk van de normaliteit van de variabelen.

In het tweede deel van de data-analyse werd de verklarende statistiek toegepast. Er werd

nagegaan wat de relatie is tussen sociale netwerken en het voedingsgedrag bij adolescenten. De

voedingsgedragingen zoals ontbijt, snacks, fruit en frisdrank werden telkens gezien als

afhankelijke variabele. De invloed van het sociale netwerk (steun, type contact en pesten) werd

gezien als onafhankelijke variabele. Er werd telkens een afhankelijke variabele met een

onafhankelijke variabele geanalyseerd via enkelvoudige lineaire regressie. Aangezien

onderzoeksvraag één en twee telkens twee onafhankelijke variabelen hadden, werden voor deze

onderzoeksvragen ook telkens meervoudige lineaire regressies gedaan. Vervolgens werd ook

gekeken of er interactie-effecten bestaan voor de gevonden significante resultaten. De geteste

interactie-effecten waren geslacht, SES en BMI.

Page 39: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

32

1. BESCHRIJVENDE STATISTIEK

De demografische gegevens, het voedingspatroon en de sociale netwerken van de adolescenten

zijn terug te vinden in de tabel met de beschrijvende statistiek (zie tabel 1). Naast deze gegevens

werden ook enkele onderlinge correlaties onderzocht. Deze worden hieronder kort besproken.

Over het algemeen geldt dat de gevonden correlaties zeer zwak tot zwak zijn.

Jongere adolescenten

In het voedingspatroon werden significante correlaties gevonden tussen het nemen van het

ontbijt en het consumeren van fruit (R = 0.177; p<0.001), tussen het nemen van het ontbijt en

het consumeren van frisdrank (R = -0.178; p<0.001), tussen het consumeren van fruit en het

consumeren van frisdrank (R = -0.166; p<0.001) en tussen het consumeren van snacks en

frisdrank (R = 0.301; p<0.001). Hoe vaker adolescenten ontbijten, hoe meer fruit en hoe minder

frisdrank ze consumeren. Hoe meer fruit adolescenten consumeren, hoe minder frisdrank ze

drinken. Hoe meer snacks adolescenten consumeren, hoe meer frisdrank ze drinken.

Tussen BMI en voedingspatroon werden significante correlaties gevonden voor ontbijt (R = -

0.179; p<0.001), fruit (R = -0.059; p<0.001) en snacks (R = -0.076; p<0.001). Hoe vaker

adolescenten een ontbijt nemen en fruit en snacks consumeren, hoe lager het BMI.

Binnen het sociale netwerk van vrienden werd een significante correlatie gevonden tussen steun

van vrienden en face to face contact (R = 0.068; p<0.001). Hoe meer steun van vrienden, hoe

meer face to face contact. Een tweede correlatie werd gevonden tussen steun van vrienden en

online contact (R = 0.121; p<0.001). Hoe meer steun van vrienden, hoe meer online contact.

Als derde werd er ook een correlatie gevonden tussen steun van vrienden en pesten (R = -0.053;

p<0.001). Hoe meer steun van vrienden, hoe minder adolescenten gepest worden. Ook tussen

face to face contact en online contact (R = 0.359; p<0.001) werd een correlatie gevonden. Hoe

meer face to face contact, hoe meer online contact. Als laatste werd er een correlatie gevonden

tussen face to face contact en pesten (R = -0.068; p<0.001). Hoe meer face to face contact, hoe

minder adolescenten gepest worden.

RESULTATEN

Page 40: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

33

Oudere adolescenten

In het voedingspatroon werden significante correlaties gevonden tussen het nemen van het

ontbijt en het consumeren van snacks (R = 0.062; p<0.001), tussen het nemen van het ontbijt

en het consumeren van fruit (R = 0.188; p<0.001), tussen het nemen van het ontbijt en het

consumeren van frisdrank (R = -0.179; p<0.001), tussen het consumeren van fruit en het

consumeren van frisdrank (R = -0.255; p<0.001) en tussen het consumeren van snacks en het

consumeren van frisdrank (R = 0.273; p<0.001). Hoe vaker adolescenten ontbijten, hoe meer

snacks en fruit ze consumeren en hoe minder frisdrank ze drinken. Hoe meer fruit adolescenten

consumeren, hoe minder frisdrank ze drinken. Hoe meer snacks adolescenten consumeren, hoe

meer frisdrank ze drinken.

Tussen BMI en voedingspatroon werden significante correlaties gevonden voor ontbijt (R = -

0.100; p<0.001), snacks (R = -0.135; p<0.001) en frisdrank (R = -0.054; p<0.01). Hoe vaker

adolescenten een ontbijt nemen en snacks en frisdrank consumeren, hoe lager het BMI.

Binnen het sociale netwerk van vrienden werd een significante correlatie gevonden tussen steun

van vrienden en face to face contact (R = 0.196; p<0.001). Hoe meer steun van vrienden, hoe

meer face to face contact. Een tweede correlatie werd gevonden tussen steun van vrienden en

online contact (R = 0.157; p<0.001). Hoe meer steun van vrienden, hoe meer online contact.

Als derde werd er ook een correlatie gevonden tussen steun van vrienden en pesten (R = -0.144;

p<0.001). Hoe meer steun van vrienden, hoe minder de adolescent gepest wordt. Ook tussen

face to face contact en online contact (R = 0.238; p <0.001) werd een correlatie gevonden. Hoe

meer face to face contact, hoe meer online contact. Een laatste correlatie werd gevonden tussen

face to face contact en pesten (R = -0.044; p<0.01). Hoe meer face to face contact, hoe minder

de adolescent gepest wordt.

Page 41: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

34

Tabel 1: Beschrijvende statistiek van de demografische gegevens, het voedingspatroon en sociale netwerken.

*Lage SES versus midden tot hoge SES

** Normaal gewicht versus overgewicht en obesitas

Jongere adolescenten Oudere adolescenten

Demografische gegevens

Geslacht Jongens 1892 (55%) 2263 (61.1%)

SES Laag 23 (0.7%) 28 (0.8%)

Leeftijd Gemiddeld 13-15 16-18

BMI Ondergewicht

Normaal gewicht

Overgewicht

Obesitas

148 (4.3%)

2400 (69.8%)

278 (8.1%)

65 (1.9%)

86 (2.3%)

2447 (66.1%)

321 (8.7%)

45 (1.2%)

Voedingspatroon

Totaal Geslacht SES* BMI** Totaal Geslacht SES* BMI**

Man Vrouw Laag Hoog Normaal Hoog Man Vrouw Laag Hoog Normaal Hoog

Ontbijt Gem. aantal dagen/week ± SD

Nooit Elke dag

5.6 ± 2.1

2.9% 58.1%

5.6 ± 2.1

3% 59.4%

5.5 ± 2.1

2.9% 6.8%

5.8 ± 2.1

4% 68%

5.6 ± 2.1

2.9% 57.8%

5.7 ± 2.0

2.4% 60.6%

4.9 ± 2.3

4.7% 42.3%

5.1 ± 2.3

5.6% 49%

5.2 ± 2.3

5.8% 49.5%

5.1 ± 2.4

5.1% 50.4%

4.7 ± 2.8

12% 48%

5.1 ± 2.3

5.5% 49.9%

5.4 ± 2.2

4.2% 54.8%

4.8 ± 2.4

7.7% 41%

Snoep en chocolade Gem. aantal x/week ± SD

4.3 ± 1.5 4.3 ± 1.5 4.3 ± 1.4 4.3 ± 1.6 4.3 ± 1.5 4.3 ± 1.5 4.0 ± 1.5 4.3 ± 1.5 4.3 ± 1.5 4.3 ± 1.5 3.7 ± 1.0 4.3 ± 1.5 4.4 ± 1.5 3.9 ± 1.5

Chips Gem. aantal x/week ± SD

2.8 ± 0.9 2.8 ± 0.9 2.8 ± 0.8 2.9 ± 0.7 2.8 ± 0.9 2.8 ± 0.8 2.8 ± 0.8 2.8 ± 0.9 2.9 ± 0.9 2.7 ± 0.8 3.1 ± 1.1 2.8 ± 0.9 2.8 ± 0.8 2.8 ± 0.8

Koek en gebak Gem. aantal x/week ± SD

3.5 ± 1.5 3.5 ± 1.5 3.6 ± 1.5 3.0 ± 1.3 3.6 ± 1.5 3.6 ± 1.5 3.3 ± 1.5 3.6 ± 1.5 3.5 ± 1.5 3.6 ± 1.6 3.6 ± 1.6 3.6 ± 1.5 3.7 ± 1.5 3.3 ± 1.4

Fruit Gem. aantal x/week ± SD 4.3 ± 1.6 4.1 ± 1.6 4.5 ± 1.6 4.4 ± 1.7 4.3 ± 1.6 4.3 ± 1.6 4.1 ± 1.6 4.1 ± 1.6 3.8 ± 1.6 4.4 ± 1.6 4.6 ± 1.4 4.0 ± 1.6 4.1 ± 1.6 4.1 ± 1.6

Frisdrank Gem. aantal x/week ± SD

4.4 ± 1.8 4.7 ± 1.8 4.1 ± 1.9 4.6 ± 1.9 4.4 ± 1.8 4.4 ± 1.8 4.4 ± 1.9 4.5 ± 1.9 4.8 ± 1.8 3.9 ± 2.0 4.0 ± 1.8 4.5 ± 1.9 4.4 ± 1.9 4.2 ± 2.0

Sociale netwerken

Steun ouders [1-28] 20.9 ± 7.3 21.3 ± 7.2 20.3 ± 7.3 22.4 ± 6.1 20.9 ± 7.3 21.0 ± 7.1 20.3 ± 7.7 20.0 ± 6.7 20.4 ± 6.5 19.5 ± 7.0 17.4 ± 7.6 20.1 ± 6.7 20.4 ± 6.5 20.0 ± 6.9

Steun vrienden [1-28]

0.4 ± 6.8 19.6 ± 6.6 21.5 ± 6.7 22.3 ± 6.5 20.4 ± 6.8 20.7 ± 6.6 19.7 ± 6.7 21.0 ± 6.2 20.3 ± 6.0 21.6 ± 6.2 16.9 ± 7.4 20.9 ± 6.1 21.1 ± 5.8 20.4 ± 6.5

Face to face contact [1-8] 3.8 ± 1.6 3.9 ± 1.7 3.7 ± 1.5 3.7 ± 1.5 3.8 ± 1.6 3.8 ± 1.6 3.7 ± 1.6 4.5 ± 1.6 6.0 ± 1.7 6.2 ± 1.4 5.4 ± 1.7 6.1 ± 1.6 4.5 ± 1.5 4.4 ± 1.6

Online contact [1-8] 5.8 ± 2.0 5.6 ± 2.1 6.0 ± 2.0 5.3 ± 2.2 5.8 ± 2.0 5.9 ± 2.0 5.6 ± 2.0 6.1 ± 1.8 4.7 ± 1.8 4.2 ± 1.7 4.6 ± 1.5 4.5 ± 1.8 6.1 ± 1.7 5.9 ± 1.8

Gepest worden [1-4]

1.4 ± 0.9 1.4 ± 1.0 1.3 ± 0.9 1.2 ± 0.7 1.4 ± 0.9 1.4 ± 0.9 1.5 ± 1.1 1.3 ± 0.8 1.3 ± 0.8 1.2 ± 0.7 1.1 ± 0.4 1.3 ± 0.8 1.2 ± 0.7 1.4 ± 0.9

Page 42: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

35

2. VERKLARENDE STATISTIEK

Hieronder worden de resultaten van de lineaire regressies weergegeven. Deze zijn eveneens

terug te vinden in tabel 2. Bij een significant resultaat worden hieronder ook telkens de

interactie-effecten besproken. De interactie-effecten zijn weergegeven in tabel 3. Ook hier

worden de resultaten opgesplitst tussen jongere en oudere adolescenten.

2.1. Steun ouders versus steun vrienden

Jongere adolescenten

Voor het nemen van het ontbijt werden bij de enkelvoudige regressies significante associaties

gevonden voor de steun van ouders (β = 0.151; p<0.001) en de steun van vrienden (β = 0.048;

p<0.01). Hoe meer steun adolescenten krijgen van ouders en vrienden, hoe vaker ze ontbijten.

Op basis van de gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten werd gezien dat ouders een

belangrijkere invloed hebben dan vrienden. Met een meervoudige regressie (Adj. R² = 0.024)

werd gezien dat enkel de steun van ouders significant bleef op het nemen van het ontbijt (β =

0.162; p<0.001). Voor de invloed van steun van ouders op het nemen van het ontbijt werd een

significant interactie-effect gevonden voor SES (β = -0.042; p<0.05). Bij adolescenten met een

lage SES (β = 0.621; p<0.01) bleek deze associatie sterker te zijn dan bij adolescenten met een

midden tot hoge SES (β = 0.149; p<0.001). Voor de invloed van steun van vrienden op het

nemen van het ontbijt werd geen significant interactie-effect gevonden voor SES. Er werden

geen significante interactie-effecten gevonden voor geslacht en BMI.

Voor het consumeren van snacks werden geen significante associaties gevonden.

Voor het consumeren van fruit werden bij de enkelvoudige regressies significante associaties

gevonden voor de steun van ouders (β = 0.081; p<0.001) en de steun van vrienden (β = 0.089;

p<0.001). Hoe meer steun adolescenten krijgen van ouders en vrienden, hoe vaker ze fruit

consumeren. Op basis van de gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten werd gezien dat

vrienden een belangrijkere invloed hebben dan ouders. Ook met een meervoudige regressie

(Adj. R² = 0.010) werd gezien dat de steun van vrienden (β = 0.067; p<0.001) iets belangrijker

is bij de consumptie van fruit dan de steun van ouders (β = 0.052; p<0.01). Er werden geen

significante interactie-effecten gevonden.

Page 43: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

36

Voor het consumeren van frisdrank werden geen significante associaties gevonden.

Oudere adolescenten

Voor het nemen van het ontbijt werden bij de enkelvoudige regressies significante associaties

gevonden voor de steun van ouders (β = 0.156; p<0.001) en de steun van vrienden (β = 0.055;

p<0.001). Hoe meer steun adolescenten krijgen van ouders en vrienden, hoe vaker ze ontbijten.

Op basis van de gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten werd gezien dat ouders een

belangrijkere invloed hebben dan vrienden. Met een meervoudige regressie (Adj. R² = 0.023)

werd gezien dat enkel de steun van ouders significant bleef op het nemen van het ontbijt (β =

0.156; p<0.001). Er werden geen significante interactie-effecten gevonden.

Voor het consumeren van snacks werden geen significante associaties gevonden.

Voor het consumeren van fruit werden bij de enkelvoudige regressies significante associaties

gevonden voor de steun van ouders (β = 0.078; p<0.001) en de steun van vrienden (β = 0.085;

p<0.001). Hoe meer steun adolescenten krijgen van ouders en vrienden, hoe vaker ze fruit

consumeren. Op basis van de gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten werd gezien dat

vrienden een belangrijkere invloed hebben dan ouders. Ook met een meervoudige regressie

(Adj. R² = 0.009) werd gezien dat de steun van vrienden (β = 0.069; p<0.001) iets belangrijker

is bij de consumptie van fruit dan de steun van ouders (β = 0.048; p<0.01). Voor de invloed van

steun van vrienden op de fruitinname werden significante interactie-effecten gevonden voor

SES (β = 0.041; p<0.05) en BMI (β = -0.040; p<0.05). De associatie bleek enkel significant te

zijn voor adolescenten met een midden tot hoge SES (β = 0.085; p<0.001) en voor adolescenten

met een normaal BMI (β = 0.096; p<0.001). De fruitinname van adolescenten met een lage SES

en van adolescenten met overgewicht en obesitas bleek niet beïnvloed te worden door de steun

van vrienden. Voor de invloed van steun van ouders op de fruitinname werden geen significante

interactie-effecten gevonden voor SES. Er werd geen significant interactie-effect gevonden

voor geslacht.

Voor het consumeren van frisdrank werden bij de enkelvoudige regressies significante

associaties gevonden voor de steun van ouders (β = -0.041; p<0.05) en de steun van vrienden

(β = -0.036; p<0.05). Hoe meer steun adolescenten krijgen van ouders en vrienden, hoe minder

ze frisdranken consumeren.

Page 44: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

37

Op basis van de gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten werd gezien dat ouders een

belangrijkere invloed hebben dan vrienden. Bij de meervoudige regressie werden geen

significante associaties gevonden. Voor de invloed van steun van ouders op de

frisdrankconsumptie werd een significant interactie-effect gevonden voor BMI (β = 0.039;

p<0.05). Deze associatie bleek enkel significant te zijn voor adolescenten met een normaal BMI

(β = -0.052; p<0.05). De frisdrankconsumptie voor adolescenten met overgewicht en obesitas

bleek niet beïnvloed te worden door de steun van ouders. Voor de invloed van steun van

vrienden op de frisdrankconsumptie werd geen significant interactie-effect gevonden voor

BMI. Er werden geen significante interactie-effecten gevonden voor geslacht en SES.

2.2. Face to face contact versus online contact

Jongere adolescenten

Voor het nemen van het ontbijt werden bij de enkelvoudige regressies significante associaties

gevonden voor face to face contact met vrienden (β = -0.131; p<0.001) en online contact met

vrienden (β = -0.138; p<0.001). Hoe meer contact adolescenten hebben met vrienden (zowel

face to face als online), hoe minder vaak ze ontbijten. Op basis van de gestandaardiseerde

regressiecoëfficiënten werd gezien dat online contact een belangrijkere invloed heeft dan face

to face contact. Ook met een meervoudige regressie (Adj. R² = 0.027) werd gevonden dat online

contact met vrienden (β = -0.106; p<0.001) iets meer invloed heeft op het nemen van het ontbijt

dan face to face contact met vrienden (β = -0.094; p<0.001). Er werden geen significante

interactie-effecten gevonden.

Voor het consumeren van snacks werden bij de enkelvoudige regressies significante associaties

gevonden voor face to face contact met vrienden (β = 0.078; p<0.001) en online contact met

vrienden (β = 0.079; p<0.001). Hoe meer contact adolescenten hebben met vrienden (zowel

face to face als online), hoe meer snacks ze consumeren. Op basis van de gestandaardiseerde

regressiecoëfficiënten werd gezien dat online contact een belangrijkere invloed heeft dan face

to face contact. Ook met een meervoudige regressie (Adj. R² = 0.009) werd gevonden dat online

contact met vrienden (β = 0.062; p<0.001) iets meer invloed heeft op het consumeren van

snacks dan face to face contact met vrienden (β = 0.055; p<0.001). Er werden geen significante

interactie-effecten gevonden.

Page 45: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

38

Voor het consumeren van fruit werden bij de enkelvoudige regressies geen significantie

associaties gevonden. Bij de meervoudige regressie (Adj. R² = 0.001) werd een significante

associatie gevonden voor face to face contact met vrienden (β = 0.039; p<0.05). Hoe meer face

to face contact adolescenten hebben met vrienden, hoe meer fruit dat ze consumeren. Er werden

geen significante interactie-effecten gevonden.

Voor het consumeren van frisdrank werden bij de enkelvoudige regressies significante

associaties gevonden voor face to face contact met vrienden (β = 0,131; p<0.001) en online

contact met vrienden (β = 0.124; p<0.001). Hoe meer contact adolescenten hebben met vrienden

(zowel face to face als online), hoe meer frisdrank ze consumeren. Op basis van de

gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten werd gezien dat face to face contact met vrienden een

belangrijkere invloed heeft dan online contact met vrienden. Ook met een meervoudige

regressie (Adj. R² = 0.023) werd gevonden dat face to face contact met vrienden (β = 0.100;

p<0.001) iets meer invloed heeft op het consumeren van frisdrank dan online contact met

vrienden (β = 0.088; p<0.001). Voor de invloed van face to face contact met vrienden op het

consumeren van frisdrank werd een significant interactie-effect gevonden voor SES (β = 0.037;

p<0.05). De associatie bleek enkel significant te zijn voor adolescenten met een midden tot

hoge SES (β = 0.133; p<0.001). De frisdrankconsumptie bij adolescenten met een lage SES

wordt niet beïnvloed door face to face contact met vrienden. Voor de invloed van online contact

met vrienden op het consumeren van frisdrank werd geen significant interactie-effect gevonden

voor SES. Verder werden ook geen significante interactie-effecten gevonden voor geslacht en

BMI.

Oudere adolescenten

Voor het nemen van het ontbijt werd bij de enkelvoudige regressies enkel een significante

associatie gevonden voor face to face contact met vrienden (β = -0.085; p<0.001). Bij de

meervoudige regressie (Adj. R² = 0.007) werd ook enkel een significante associatie gevonden

voor face to face contact met vrienden (β = -0.091; p<0.001). Hoe meer face to face contact

adolescenten hebben met vrienden, hoe minder vaak ze ontbijten. Er werden geen significante

interactie-effecten gevonden.

Page 46: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

39

Voor het consumeren van snacks werd bij de enkelvoudige regressies enkel een significante

associatie gevonden voor online contact met vrienden (β = 0.073; p<0.001). Bij de meervoudige

regressie (Adj. R² = 0.005) werd ook enkel een significant effect gevonden voor online contact

met vrienden (β = 0.074; p<0.001). Hoe meer online contact adolescenten hebben met vrienden,

hoe meer snacks ze consumeren. Er werden geen significante interactie-effecten gevonden.

Voor het consumeren van fruit werd bij de enkelvoudige regressies een significante associatie

gevonden voor online contact met vrienden (β = 0.069; p<0.001). Bij de meervoudige regressie

(Adj. R² = 0.004) werd hetzelfde effect gevonden (β = 0.064; p<0.001). Hoe meer online contact

adolescenten hebben met vrienden, hoe meer fruit ze consumeren. Voor de invloed van online

contact met vrienden op de fruitinname werd een significant interactie-effect gevonden voor

geslacht (β = 0.049; p<0.01). De associatie bleek sterker te zijn bij jongens (β = 0.064; p<0.01)

dan bij meisjes (β = 0.058; p<0.05). Er werden geen significante interactie-effecten gevonden

voor SES en BMI.

Voor het consumeren van frisdrank werd bij de enkelvoudige regressies enkel een significante

associatie gevonden voor face to face contact (β = 0.115; p<0.001). Bij de meervoudige

regressie (Adj. R² = 0.013) werd ook enkel een significante associatie gevonden voor face to

face contact met vrienden (β = 0.121; p<0.001). Hoe meer face to face contact adolescenten

hebben met vrienden, hoe meer frisdrank ze consumeren. Voor de invloed van face to face

contact met vrienden op de frisdrankconsumptie werden significante interactie-effecten

gevonden voor geslacht (β = -0.070; p<0.001) en voor BMI (β = -0.040; p<0.05). De associatie

bleek sterker te zijn bij jongens (β = 0.097; p<0.001) dan bij meisjes (β = 0.063; p<0.05) en de

associatie bleek enkel significant te zijn voor adolescenten met een normaal BMI (β = 0.125;

p<0.001). De frisdrankconsumptie bij adolescenten met overgewicht en obesitas bleek niet

beïnvloed te worden door face to face contact met vrienden. Er werden geen significante

interactie-effecten gevonden voor SES.

Page 47: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

40

2.3. Pestgedrag

Jongere adolescenten

Voor het nemen van het ontbijt werd een significante associatie gevonden voor pesten (β = -

0.076; p<0.001). Hoe meer een adolescent gepest wordt, hoe minder vaak deze een ontbijt

neemt. Hier werd een significant interactie-effect gevonden voor SES (β = 0.044; p<0.05). De

invloed van pesten op de ontbijtinname bleek sterker te zijn bij adolescenten met een lage SES

(β = -0.548; p<0.01) dan bij adolescenten met een midden tot hoge SES (β = -0.070; p<0.001).

Er werden geen significante interactie-effecten gevonden voor geslacht en BMI.

Voor het consumeren van snacks werden geen significante associaties gevonden.

Voor het consumeren van fruit werd een significante associatie gevonden voor pesten (β = -

0.050; p<0.01). Hoe meer een adolescent gepest wordt, hoe minder fruit deze consumeert.

Daarnaast werd een significant interactie-effect gevonden voor BMI (β = -0.045; p<0.05). De

fruitinname bleek enkel beïnvloed te worden bij adolescenten met overgewicht en obesitas (β

= -0.124; p<0.05). De fruitinname bij adolescenten met een normaal gewicht bleek niet

beïnvloed te worden door pesten. Er werden geen significante interactie-effecten gevonden

voor geslacht en SES.

Voor het consumeren van frisdrank werd een significante associatie gevonden voor pesten (β

= 0.041; p<0.05). Hoe meer een adolescent gepest wordt, hoe meer frisdrank deze consumeert.

Significante interactie-effecten werden gevonden voor geslacht (β = 0.044; p<0.05) en BMI (β

= 0.040; p<0.05). De associatie bleek enkel significant te zijn bij meisjes (β = 0.089; p<0.001).

De frisdrankconsumptie bij jongens bleek niet beïnvloed te worden door pesten. Voor BMI

werd gevonden dat de associatie bij adolescenten met overgewicht en obesitas (β = 0.173;

p<0.01) sterker bleek te zijn dan bij adolescenten met een normaal BMI (β = 0.043; p<0.05).

Er werden geen significante interactie-effecten gevonden voor SES.

Page 48: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

41

Oudere adolescenten

Voor het nemen van het ontbijt werd een significante associatie gevonden voor pesten (β = -

0.047; p<0.001). Hoe meer een adolescent gepest wordt, hoe minder vaak deze een ontbijt

neemt. Er werden geen significante interactie-effecten gevonden.

Voor het consumeren van ongezonde snacks werden geen significante associaties gevonden.

Voor het consumeren van fruit werd een significante associatie gevonden voor pesten (β = -

0.037; p<0.05). Hoe meer een adolescent gepest wordt, hoe minder fruit deze consumeert. Er

werden geen significante interactie-effecten gevonden.

Voor het consumeren van frisdrank werd een significante associatie gevonden voor pesten (β

= 0.033; p<0.05). Hoe meer een adolescent gepest wordt, hoe meer frisdrank deze consumeert.

Er werd een significant interactie-effect gevonden voor geslacht (β = 0.065; p<0.05). De

associatie bleek enkel significant te zijn voor de meisjes (β = 0.063; p<0.05). De frisdrank

consumptie bij de jongens bleek niet beïnvloed te worden door pesten. Er werden geen

significante interactie-effecten gevonden voor SES en BMI.

Page 49: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

42

Tabel 2: Overzicht van de resultaten van de enkelvoudige en meervoudige regressie-analyses met sociale steun, type contact en pesten als predictoren en

ontbijt, snacks, fruit en frisdrank als uitkomstvariabelen.

Jongere adolescenten Oudere adolescenten

Enkelvoudige analyses

Ontbijt Snacks Fruit Frisdrank Ontbijt Snacks Fruit Frisdrank

Bèta Bèta Bèta Bèta Bèta Bèta Bèta Bèta Onderzoeksvraag 1

Steun ouders 0.151*** 0.023 0.081*** -0.032

Steun ouders 0.156*** 0.002 0.078*** -0.041*

Steun vrienden 0.048** -0.007 0.089*** -0.014 Steun vrienden 0.055*** -0.020 0.085*** -0.036*

Onderzoeksvraag 2

Face to face contact -0.131*** 0.078*** 0.033

0.131*** Face to face contact -0.085*** 0.005 0.025 0.115***

Online contact -0.138*** 0.079*** -0.003 0.124*** Online contact 0.007 0.073*** 0.069*** 0.008

Onderzoeksvraag 3

Pesten -0.076*** -0.005 -0.050** 0.041* Pesten -0.047** -0.012 -0.037* 0.033*

Meervoudige analyses

Ontbijt Snacks Fruit Frisdrank Ontbijt Snacks Fruit Frisdrank

Bèta Bèta Bèta Bèta Bèta Bèta Bèta Bèta Onderzoeksvraag 1

Steun ouders 0.162*** 0.027 0.052** -0.037

Steun ouders 0.156*** 0.007 0.048** -0.028

Steun vrienden -0.018 -0.022 0.067*** 0.001 Steun vrienden -0.006 -0.025 0.069*** -0.023

Onderzoeksvraag 2

Face to face contact -0.094*** 0.055*** 0.039* 0.100*** Face to face contact -0.091*** -0.013 0.011 0.121***

Online contact -0.106*** 0.062*** -0.019 0.088*** 0.026 0.074*** 0.064*** -0.020

*p<0.05 **p<0.01 ***p<0.001

Page 50: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

43

Tabel 3: Verklarende statistiek van de significante interactie-effecten en regressiecoëfficiënten na

opsplitsing.

Jongere adolescenten Oudere adolescenten Onderzoeksvraag 1

Bèta Bèta

Ontbijt Ouders*SES Lage SES Hoge SES

-0.042* 0.621** 0.149***

Fruit Vrienden*SES Lage SES Hoge SES

0.041* -0.273 0.085***

Vrienden*BMI Lage BMI Hoge BMI

-0.040* 0.096*** -0.013

Frisdrank Ouders*BMI Lage BMI Hoge BMI

0.039* -0.052* 0.044

Onderzoeksvraag 2

Bèta Bèta

Fruit Online contact*geslacht Jongen Meisje

0.049** 0.064** 0.058*

Frisdrank Face to face*SES Lage SES Hoge SES

0.037* -0.279 0.133***

Face to face*geslacht Jongen Meisje

-0.070*** 0.097*** 0.063*

Face to face*BMI Lage BMI Hoge BMI

-0.040* 0.125*** 0.036

Onderzoeksvraag 3

Bèta Bèta

Ontbijt Pesten*SES Lage SES Hoge SES

0.044* -0.548** -0.070***

Fruit Pesten*BMI Lage BMI Hoge BMI

-0.045* -0.034 -0.124*

Frisdrank Pesten*geslacht Jongen Meisje

0.044* 0.002 0.089***

0.065 0.005 0.063*

Pesten*BMI Lage BMI Hoge BMI

0.040* 0.043* 0.173**

*p<0.05 **p<0.01 ***p<0.001

Page 51: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

44

Deze thesis had als doel de invloed van sociale netwerken op het voedingsgedrag bij

adolescenten na te gaan. Hierbij werd gefocust op drie invloeden afkomstig van het sociale

netwerk die tevens ook de onderzoeksvragen vormden, namelijk de invloed van steun van

ouders en vrienden, het type contact (face to face of online) en de invloed van pestgedrag. Het

voedingsgedrag werd opgesplitst in het nemen van een ontbijt en de consumptie van snacks,

fruit en frisdrank. Deze discussie gaat dieper in op de onderzoeksresultaten waarbij er getracht

wordt een antwoord te vinden op de eerder geformuleerde onderzoeksvragen.

1. BESPREKING ONDERZOEKSRESULTATEN

De onderzoeksresultaten van de eerste onderzoeksvraag tonen aan dat sociale steun van ouders

en vrienden een positieve invloed heeft op het voedingsgedrag bij adolescenten. Jongere

adolescenten die sociale steun ontvangen van ouders en vrienden gaan vaker een ontbijt nemen

en meer fruit consumeren. Bij oudere adolescenten werd dit resultaat, naast de ontbijt- en

fruitinname, nog verder uitgebreid naar de frisdrankconsumptie. Oudere adolescenten

consumeren minder frisdrank wanneer zij sociale steun ontvangen van ouders en vrienden.

Deze resultaten komen overeen met de literatuur waarin verklaard wordt dat sociale steun,

afkomstig van het sociale netwerk, een positieve invloed heeft op de gezondheid (Li et al.,

2013). Daarnaast stellen Shaikh et al. (2008) en Croezen et al. (2012) dat sociale steun,

afkomstig van het sociale netwerk, een invloed heeft op de fruitinname waarbij positieve

ervaringen van sociale steun geassocieerd worden met een hogere consumptie ervan. Een

mogelijke verklaring met betrekking tot de fruitinname is dat sociale steun leidt tot een positieve

gemoedstoestand. Mensen consumeren meer gezonde voeding wanneer ze zich goed voelen.

Daarnaast werd in dit onderzoek vastgesteld dat steun van ouders en vrienden geen invloed

heeft op de snackconsumptie van adolescenten. Dit resultaat is opmerkelijk aangezien de

literatuur verklaarde dat adolescenten sterk beïnvloed worden door het snackgedrag van hun

ouders (Anzman et al., 2010). In de literatuur wordt er eerder gesproken over modelling, en niet

over sociale steun, waardoor er in deze onderzoeksvraag geen significante resultaten met

betrekking tot de snackconsumptie werden gevonden.

DISCUSSIE

Page 52: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

45

Bij de bepaling van de belangrijkste invloedsfactor, kan deze thesis vaststellen dat steun van

ouders het belangrijkst is bij het ontbijt en de frisdrankconsumptie. De steun van ouders heeft

een grotere en positievere invloed dan deze van vrienden opdat adolescenten vaker een ontbijt

zullen nemen en minder frisdrank drinken. Daarnaast is de steun van ouders belangrijker bij

oudere adolescenten dan bij jongere adolescenten. Dit resultaat is consistent met de literatuur

die stelt dat ouders een belangrijk rolmodel zijn voor het voedingsgedrag van hun kinderen

(Anzman et al., 2010). Echter, Houldcroft et al. (2014) verklaren dat adolescenten meer

onafhankelijk zijn en meer tijd doorbrengen met vrienden waardoor de invloed van ouders op

hun voedingsgedrag aanzienlijk beperkt wordt (Houldcroft et al., 2014). Pedersen et al. (2015)

zegt daarbij dat naarmate het kind ouder wordt, vrienden nieuwe belangrijke invloedsfactoren

vormen. Een verklaring voor deze tegenstrijdige resultaten kan zijn dat de ouderlijke invloed

inderdaad vermindert omdat deze plaats moet maken voor de invloed van vrienden, maar de

invloed van ouders blijft nog steeds belangrijk. De enige verandering is dat vrienden een

bijkomende belangrijke invloedsfactor worden. Een verklaring, meer specifiek tot het nemen

van een ontbijt, is dat adolescenten meestal thuis ontbijten. Hierbij zijn de ouders, en niet de

vrienden, aanwezig waardoor enkel zij een invloed uitoefenen. Een mogelijke verklaring

waarom de frisdrankconsumptie bij oudere adolescenten meer beïnvloed wordt door steun van

ouders dan door steun van vrienden, moet verder onderzocht worden. Bij de fruitinname wordt

het omgekeerde waargenomen: adolescenten ervaren de steun van vrienden als belangrijkste

invloed. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat fruit vaker geconsumeerd wordt op school

tijdens de speeltijden. Hierbij zijn ouders niet aanwezig waardoor deze minder invloed kunnen

uitoefenen op de fruitinname dan vrienden.

Met betrekking tot de interactie-effecten kan deze thesis enkele interessante resultaten

vaststellen. Bij oudere adolescenten is vastgesteld dat de invloed van vrienden op de

fruitinname en de invloed van ouders op de frisdrankconsumptie enkel aanwezig is bij

adolescenten met een normaal BMI. De inname van fruit en frisdrank wordt bij oudere

adolescenten met overgewicht en obesitas niet beïnvloed door respectievelijk de steun van

vrienden en de steun van ouders. Oudere adolescenten met overgewicht en obesitas zijn dus

minder gevoelig voor een positieve trigger zoals sociale steun. Uit de resultaten van

onderzoeksvraag drie is daarnaast vastgesteld dat adolescenten met overgewicht en obesitas

wel gevoelig blijken te zijn voor negatieve triggers. Hier wordt verder op ingegaan bij

onderzoeksvraag drie.

Page 53: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

46

Verder tonen de interactie-effecten met betrekking tot SES interessante resultaten. Bij oudere

adolescenten is de invloed van vrienden op de fruitinname enkel aanwezig bij adolescenten met

een midden tot hoge SES. De fruitinname wordt bij oudere adolescenten met een lage SES niet

beïnvloed door steun van vrienden. Een mogelijke verklaring kan gehaald worden uit de

beschrijvende statistiek waaruit blijkt dat oudere adolescenten met een midden tot hoge SES

meer steun ervaren van vrienden dan adolescenten met een lage SES. Bij jongere adolescenten

is de invloed van steun van ouders op de ontbijtinname meer aanwezig bij adolescenten met

een lage SES dan bij adolescenten met een midden tot hoge SES. Uit de beschrijvende statistiek

blijkt dan ook dat adolescenten met een lage SES meer sociale steun ontvangen dan

adolescenten met een midden tot hoge SES. Verdere verklaringen voor deze resultaten moeten

nog onderzocht worden. Ook kunnen de resultaten voor SES niet met zekerheid worden

vastgesteld. Hier wordt verder op ingegaan bij de beperkingen van dit onderzoek. Verder heeft

deze thesis nergens significante interactie-effecten gevonden voor geslacht. Dit is echter

opmerkelijk aangezien Koehly & Loscalzo (2009) stelden dat de invloed, voornamelijk

afkomstig van ouders, sekse-specifiek is waarbij het voedingsgedrag van meisjes meer

beïnvloed wordt dan dat van jongens. Deze thesis kon dit resultaat niet vaststellen.

Voor de tweede onderzoeksvraag voerde deze thesis een exploratief onderzoek uit aangezien

een direct effect van online contact via sociale netwerksites op het voedingsgedrag bij

adolescenten weinig in de literatuur besproken wordt. Een belangrijke bevinding uit dit

onderzoek is dat algemeen gesteld kan worden dat zowel face to face contacten als online

contacten met vrienden een negatieve invloed hebben op het voedingsgedrag bij adolescenten.

Het onderscheid in leeftijdsgroepen binnen deze onderzoeksvraag brengen interessante

resultaten aan het licht. Zo worden jongere adolescenten voor alle voedingsgedragingen, met

uitzondering van de fruitinname, zowel negatief beïnvloed door face to face als online contact.

Jongere adolescenten die vaak face to face en online contact hebben met vrienden gaan dus

minder vaak ontbijten en meer snacks en frisdrank consumeren. Oudere adolescenten zijn,

afhankelijk van wat zij consumeren, slechts gevoelig voor één van beide contactmomenten. Zo

worden de inname van het ontbijt en de frisdrankconsumptie enkel negatief beïnvloed door face

to face contact met vrienden terwijl de snack- en fruitconsumptie enkel negatief beïnvloed

worden door online contact. Een verklaring voor dit verschil in leeftijd kan zijn dat jongere

adolescenten omwille van hun jongere leeftijd meer gevoelig zijn voor invloeden. Oudere

adolescenten zijn meer autonoom en individualistisch waardoor zij minder snel beïnvloedbaar

zijn.

Page 54: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

47

Een gelijkenis voor beide leeftijdsgroepen is dat de invloed van online contact op de

snackconsumptie belangrijker is dan de invloed van face to face contact. Er kan dus worden

vastgesteld dat adolescenten die vaker contact hebben met vrienden via sociale netwerksites

zoals Facebook, meer ongezonde snacks consumeren. Een mogelijke verklaring, met

betrekking tot een hogere snackconsumptie, is dat adolescenten sneller grijpen naar snacks bij

schermgerelateerde activiteiten. De consumptie van snacks tijdens het kijken van televisie

vormt een populair topic binnen de literatuur waar reeds veel onderzoek naar verricht is. Zo

verklaren Barr-Anderson et al. (2009) dat adolescenten die veel televisie kijken een verhoogde

inname hebben van calorierijke voedingsmiddelen zoals snacks (Barr-Anderson et al., 2009).

Echter, verder onderzoek is nodig om de snackconsumptie tijdens het surfen op sociale

netwerksites te verklaren. Een andere mogelijke verklaring is dat adolescenten zich ‘cool’

willen voordoen en gezonde voeding past niet binnen dit plaatje. Naast de snackconsumptie

wordt bij jongere adolescenten ook de ontbijtinname het meest beïnvloed door online contact.

Ook hier kan een mogelijke verklaring zijn dat het dagelijks consumeren van een gezond ontbijt

niet past binnen het plaatje van ‘cool’. Verder onderzoek hiernaar is aanbevolen. Een ander

belangrijk resultaat binnen deze onderzoeksvraag is dat de fruitconsumptie bij oudere

adolescenten, in tegenstelling tot de andere voedingsgedragingen, positief beïnvloed wordt door

online contact met vrienden. Dit resultaat is opmerkelijk aangezien Story et al. (2002) stelde

dat voornamelijk ongezonde voedingsmiddelen gecorreleerd worden onder vrienden, en fruit

hier niet toebehoort. Ook hier kan verder onderzoek interessant zijn.

Naast de invloed van online contact, heeft ook face to face contact met vrienden een invloed op

het voedingsgedrag bij adolescenten. De invloed van face to face contact kan verklaard worden

door het feit dat de aanwezigheid van anderen het voedingsgedrag sterk beïnvloedt. Salvy et al.

(2012) stelden dit vast voor het snackgedrag. Dit resultaat komt ook naar voor in het onderzoek

van Pachucki et al. (2011) en Story et al. (2002) waarin staat dat, wanneer vrienden bij elkaar

zijn, deze meer snacks consumeren. Het onderzoek van Wouters et al. (2010) stelde dat ook de

inname van frisdrank bij adolescenten hoger is wanneer peers in de nabijheid zijn. De resultaten

met betrekking tot snacks (niet bij oudere adolescenten) en frisdrank zijn dus consistent met

wat de literatuur stelt. Een verklaring voor de invloed van face to face contact met vrienden op

het nemen van het ontbijt moet verder onderzocht worden. Adolescenten ontbijten meestal thuis

waardoor de face to face invloed van vrienden moeilijk verklaard kan worden.

Page 55: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

48

Naast deze bevindingen stelt deze thesis ook enkele interessante interactie-effecten vast. Het

geslacht vertoont een belangrijke bevinding. Zoals eerder aangehaald werd, beschreven

verschillende onderzoeken in de literatuur dat de consumptie van snacks en frisdranken hoger

is wanneer peers in de nabijheid zijn, en er dus face to face contact aanwezig is. Echter, hierbij

werd ook verklaard dat deze associatie sterker is bij jongens in vergelijking met meisjes (De la

Haye et al., 2010; Wouters et al., 2010). Jongens zouden meer energierijke voedingsmiddelen

consumeren in de aanwezigheid van vrienden dan meisjes (Sawka et al., 2015). Deze bevinding

is binnen deze thesis enkel consistent bij oudere adolescenten voor de consumptie van frisdrank:

jongens gaan meer frisdrank drinken wanneer zij face to face contact hebben met vrienden dan

meisjes. Voor de snackconsumptie vertoont face to face contact verrassend geen verschil tussen

jongens en meisjes. De beschrijvende statistiek kan wel aantonen dat het voedingspatroon

verschillend is volgens geslacht: meisjes eten meer fruit terwijl jongens meer frisdrank en

suiker- en vetrijke snacks consumeren. Echter, de fruitinname bij jongens blijkt meer positief

beïnvloed te worden door online contact dan bij meisjes. Mogelijke verklaringen hiervoor

moeten verder onderzocht worden.

De resultaten van de interactie-effecten volgens SES zijn eveneens weinig consistent met de

literatuur. Volgens Wouters et al. (2010) is de verhoogde snack- en frisdrankconsumptie in de

aanwezigheid van peers sterk geassocieerd bij adolescenten met een lage SES. Echter, bij de

snackconsumptie werden geen significante interactie-effecten voor SES waargenomen. Bij

jongere adolescenten is de invloed van face to face contact op de frisdrankconsumptie enkel

aanwezig bij adolescenten met een midden tot hoge SES. Een mogelijke verklaring hiervoor is

de onderschatting van het aantal adolescenten met een lage SES, wat bij de beperkingen verder

besproken zal worden.

De interactie-effecten volgens gewichtsstatus stuiten ook op onenigheid binnen de literatuur.

Salvy et al. (2012) stellen dat de mate waarin adolescenten beïnvloed worden, afhangt van hun

gewichtsstatus. Adolescenten met overgewicht zijn gevoeliger voor het observeren van peers

(face to face contact) die veel snacks consumeren dan adolescenten met een normaal gewicht.

Deze bevinding werd in dit onderzoek niet vastgesteld. Een mogelijke verklaring is dat

adolescenten met overgewicht en obesitas vaak een minder sterk netwerk hebben waardoor

deze bijgevolg minder afspreken met vrienden. Hierdoor hebben zij minder kans om vrienden

te observeren.

Page 56: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

49

Uit de resultaten van de beschrijvende statistiek is effectief gebleken dat adolescenten met

overgewicht en obesitas minder steun van ouders en vrienden ontvangen en daarnaast minder

face to face en online contact met vrienden hebben. Volgens Wouters et al. (2010) daarentegen

is de verhoogde snack- en frisdrankconsumptie in de aanwezigheid van peers sterk geassocieerd

bij adolescenten met een normaal lichaamsgewicht. Voor de snackconsumptie kan dit resultaat

niet bevestigd worden. Echter, deze thesis kan wel bevestigen dat deze face to face invloed bij

de frisdrankconsumptie van de oudere adolescenten inderdaad voornamelijk aanwezig is bij

adolescenten met een normaal gewicht, zoals Wouters et al. (2010) verklaarden.

Een belangrijk resultaat van deze thesis met betrekking tot de derde onderzoeksvraag is de

negatieve invloed van pesten op het nemen van een ontbijt, fruit en frisdrank. Adolescenten

gaan vaker een ontbijt overslaan, minder fruit eten en meer frisdrank consumeren wanneer ze

gepest worden. Het resultaat met betrekking tot het nemen van een ontbijt is consistent met de

literatuur. Verschillende onderzoeken stelden vast dat een hoge intensiteit van pesten

geassocieerd wordt met een hogere mate van ontbijt overslaan (Janssen et al., 2004; Meijs,

2012; Sampasa-Kanyinga & Willmore, 2015). Adolescenten die gepest worden, nemen minder

vaak een ontbijt. Deze bevinding kan uitgebreid worden naar de consumptie van fruit en

frisdranken, waarbij gepeste adolescenten minder fruit en meer frisdrank consumeren.

De invloed van pesten is bij deze voedingsgedragingen het sterkst aanwezig bij jongere

adolescenten. Dit toont aan dat het voedingsgedrag van jongere adolescenten meer beïnvloed

blijkt te worden door het feit of ze al dan niet gepest worden. Hieruit kan gesteld worden dat

jongere adolescenten gevoeliger zijn voor pestgedrag dan oudere adolescenten. Daarnaast heeft

deze thesis vastgesteld bij jongere adolescenten dat de fruit- en frisdrankconsumptie van

adolescenten met overgewicht en obesitas meer beïnvloed wordt door pestgedrag dan bij

adolescenten met een normaal gewicht. Deze bevinding is in lijn met het onderzoek van

Hayden-Wade et al. (2005) welke stellen dat adolescenten met overgewicht en obesitas

gevoeliger zijn voor pestgedrag in vergelijking tot leeftijdsgenoten met een normaal gewicht.

Daarbij hebben de resultaten van de beschrijvende statistiek vastgesteld dat adolescenten met

overgewicht en obesitas in het algemeen meer gepest worden dan adolescenten met een normaal

gewicht. Dit resultaat is echter niet verrassend aangezien verschillende onderzoeken bevestigd

hebben dat adolescenten met overgewicht of obesitas, in vergelijking met leeftijdsgenoten met

een normaal gewicht, vaker slachtoffer zijn van verbaal, fysiek en relationeel pestgedrag (de

Vet et al., 2014; Janssen et al., 2004; Meijs, 2012; Puhl et al., 2013; Sampasa-Kanyinga &

Willmore, 2015).

Page 57: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

50

Deze thesis stelde een interessant interactie-effect voor SES vast bij jongere adolescenten. De

ontbijtinname bij jongere adolescenten met een lage SES wordt meer beïnvloed door pestgedrag

dan de ontbijtinname bij adolescenten met een midden tot hoge SES. Een mogelijke verklaring

hiervoor is dat adolescenten met een lage SES reeds kwetsbaarder zijn dan adolescenten met

een midden tot hoge SES. Een bijkomende negatieve invloed, afkomstig van pestgedrag, zorgt

ervoor dat adolescenten met een lage SES gevoeliger zijn voor de invloed van pestgedrag dan

adolescenten met een midden tot hoge SES.

Een laatste interactie-effect dat bij beide leeftijdsgroepen is vastgesteld, is het geslacht. De

invloed van pesten op de consumptie van frisdranken blijkt enkel significant te zijn bij meisjes.

De frisdrankconsumptie van jongens wordt, in tegenstelling tot meisjes, niet beïnvloed door

pestgedrag. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat meisjes over het algemeen gevoeliger zijn

dan jongens.

Verder is het binnen deze onderzoeksvraag opmerkelijk dat er geen significant resultaat werd

waargenomen bij de snackconsumptie. Het consumeren van snacks blijkt in deze thesis dus niet

beïnvloed te worden door pestgedrag, hoewel de andere voedingsgedragingen wel beïnvloed

worden. Er werd gedacht dat de invloed van pesten net een groter effect ging hebben op de

snackconsumptie aangezien Gray et al. (2009) stelden dat pesten leidt tot een negatieve

emotionele gemoedstoestand waarbij er sneller gegrepen wordt naar calorierijke

voedingsmiddelen waartoe snacks behoren. Ook gezien het feit dat adolescenten met

overgewicht en obesitas gevoeliger zijn voor pestgedrag leek het logisch dat ook de

snackconsumptie in belangrijke mate beïnvloed wordt door pesten. Verder onderzoek naar de

invloed van pesten op de snackconsumptie is aanbevolen.

Page 58: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

51

2. BEPERKINGEN EN STERKTES VAN HET ONDERZOEK

In dit onderzoek dienen verschillende beperkingen en sterktes in overweging genomen te

worden. Hieronder worden eerst enkele beperkingen besproken waarna de sterktes in kaart

worden gebracht.

2.1. Beperkingen

Een eerste belangrijke beperking is dat de data bekomen werd via zelfrapportage. Deze manier

van bevraging is subjectief waardoor dit een gebrek aan accuraatheid van het onderzoek kan

indiceren. Hiernaast dient er ook rekening gehouden te worden met de correctheid van de

antwoorden. Ondanks de anonimiteit van de vragenlijsten, is het mogelijk dat de adolescenten

sociaal wenselijk hebben geantwoord of dat ze eventueel een beperkte (zelf)kennis hebben. Zo

werd bijvoorbeeld gewicht en lengte bevraagd aan de hand van zelfrapportage. Deze methode

veronderstelt enige mate van subjectiviteit. Toch wordt deze methode binnen de HBSC-studie

als betrouwbaar aanzien. Ook de vragen die de SES van de adolescenten moeten bepalen,

kunnen een onderschatting met zich meebrengen. Er zijn slechts een beperkt aantal

adolescenten met een lage SES. Hierdoor kunnen de resultaten die een onderscheid maken in

SES niet met zekerheid worden geïnterpreteerd.

Het onderzoeksdesign van deze studie is een tweede beperking binnen dit onderzoek.

Aangezien de data op een cross-sectionele manier werden verzameld, kunnen enkel associaties

worden vastgesteld. Oorzakelijke verbanden kunnen hier niet worden vastgesteld aangezien

hiervoor een longitudinaal onderzoek vereist is.

Een volgende beperking is dat deze thesis gebruik maakte van reeds bestaande data waardoor

er minder vrijheid was bij het opstellen van de onderzoeksvragen. Hierdoor konden andere

factoren, welke ook een invloed uitoefenen op het voedingsgedrag van adolescenten, niet

nagegaan worden. Bij de eerste onderzoeksvraag werd enkel sociale steun onderzocht. Echter,

naast sociale steun spelen sociale normen, sociale druk en modelling ook een belangrijke rol

binnen het sociale netwerk van de adolescent.

Page 59: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

52

De vragen die het voedingsgedrag van de adolescenten moesten achterhalen, vormen een

volgende beperking binnen dit onderzoek. Om het voedingsgedrag van de adolescenten in kaart

te brengen, maakte de studie gebruik van frequenties. Portiegroottes en het soort

voedingsmiddel werden niet bevraagd waardoor er te weinig informatie voorhanden was om

concrete conclusies te trekken in verband met de voedingsaanbevelingen. Ook werd in de

vragenlijst niet gepeild naar de inname van fruitsap waardoor er een onderschatting is van de

inname van gezoete dranken. Verschillen tussen de resultaten uit deze thesis en de literatuur

kunnen mogelijks hieraan toegeschreven worden.

In de literatuur werd beschreven dat populariteit en pestgedrag binnen het sociaal netwerk van

adolescenten een belangrijke invloed hebben op het voedingsgedrag. De vragenlijst bevatte

echter geen vragen die de populariteit tussen adolescenten nagaat. Hierdoor kon enkel

pestgedrag onderzocht worden.

Verder kunnen er kanttekeningen gemaakt worden bij het in kaart brengen van het sociale

netwerk van de adolescent. Een ideale manier hiervoor is het gebruik van sociale

netwerkanalyse. Deze methode onderzoekt iedere interpersoonlijke relatie waardoor het

netwerk uitgebreid kan bestudeerd worden. Echter, het nadeel hieraan is dat dit niet zomaar in

een vragenlijst kan worden opgenomen. Een sociale netwerkanalyse vergt veel tijd en dit was

bij deze studie niet mogelijk.

Een laatste beperking in dit onderzoek is de representativiteit van de steekproef. De verdeling

van de socio-demografische gegevens kan niet met zekerheid doorgetrokken worden naar de

volledige populatie van adolescenten. Zo werd bij de SES reeds vastgesteld dat de verdeling

van het aantal adolescenten met een lage SES en midden tot hoge SES niet representatief bleek

te zijn naar de volledige populatie. Daarnaast werd vastgesteld uit de Belgische

Gezondheidsenquête van 2013 dat 20% van de adolescenten kampt met overgewicht en 7% met

obesitas (Gisle & Demarest, 2013). In deze thesis waren deze percentages aanzienlijk lager.

Voor de jongere adolescenten was dit respectievelijk 8,1% en 1,9%. Bij de oudere adolescenten

was dit respectievelijk 8,7% en 1,2%. Er kunnen dus geen veralgemenende uitspraken gedaan

worden naar de volledige Vlaamse populatie van adolescenten.

Page 60: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

53

2.2. Sterktes

Een eerste sterk punt van deze studie is de grootte van de steekproef. In totaal namen 7144

adolescenten deel aan de studie. Hierdoor is het mogelijk om met zekerheid enkele conclusies

vast te stellen. Echter, de beperking die reeds besproken werd in verband met de

representativiteit van het onderzoek, zorgt ervoor dat de zekerheid om conclusies vast te stellen

weer daalt.

Een andere sterkte binnen deze thesis is het onderscheid tussen twee leeftijdsgroepen, namelijk

jongere en oudere adolescenten. Hierdoor werd een vergelijking tussen de gevonden resultaten

van beide leeftijdsgroepen mogelijk. Door gebruik te maken van twee leeftijdsgroepen kon deze

thesis specifieke beweringen uit de literatuur nagaan, namelijk of de invloed van vrienden

belangrijker wordt naarmate adolescenten ouder worden én of de invloed van ouders daalt bij

het ouder worden.

Het exploratief onderzoek naar de online invloed is een volgende sterkte binnen deze thesis. In

de literatuur wordt nog maar weinig geschreven over de invloed van online contact van vrienden

op het voedingsgedrag aangezien sociale netwerksites vrij recent zijn. Het exploratief

onderzoek heeft enkele verbanden waargenomen waardoor deze thesis een vernieuwende

meerwaarde kan leveren in het onderzoek naar sociale netwerken op het voedingsgedrag.

3. AANBEVELINGEN VOOR TOEKOMSTIG ONDERZOEK

Voor toekomstig onderzoek dat het voedingsgedrag bij adolescenten verder wil analyseren, is

het interessant om de Food Frequency Questionnaire (FFQ) uit de vragenlijst verder uit te

breiden. Een peiling naar portiegroottes, soort voedingsmiddel en tijdstippen zullen het

voedingsgedrag gedetailleerder in kaart brengen waardoor betere resultaten kunnen bekomen

worden. Naast een uitgebreidere bevraging van het voedingsgedrag, zouden extra vragen

omtrent het sociale netwerk voor dit soort onderzoek relevant zijn. Voor toekomstig onderzoek

is het aan te raden een sociale netwerkanalyse uit te voeren. Er moet een beter beeld kunnen

worden geschetst over hoe het netwerk van adolescenten eruitziet. Deze informatie kan dan

gelinkt worden aan het voedingsgedrag om op deze manier een globaler beeld te creëren van

de invloed van sociale netwerken op het voedingsgedrag.

Page 61: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

54

Bij een sociale netwerkanalyse kan het ook interessant zijn om de invloed van broers en zussen

op het voedingsgedrag in kaart te brengen. In de literatuur werd daar nog geen uitgebreid

onderzoek naar verricht. Wegens beperkte data was het ook niet mogelijk om dit in deze thesis

te onderzoeken. Ook vragen die peilen naar de populariteit tussen adolescenten zouden binnen

de vragenlijst kunnen worden opgenomen zodat de vergelijking tussen populariteit en

pestgedrag kan worden nagegaan.

In deze thesis werd de invloed van sociale steun op het voedingsgedrag naar voren gebracht.

Het kan interessant zijn om in vervolgonderzoek ook de andere soorten van sociale

beïnvloeding te onderzoeken zoals sociale druk, modelling en sociale norm aangezien deze ook

een belangrijke invloed uitoefenen. Ook voor de significante interactie-effecten die gevonden

werden, is het interessant om een verklaring te zoeken waarom bepaalde groepen wel of niet

beïnvloed worden door bepaalde factoren.

Tot slot heeft deze thesis verbanden tussen online contact en het voedingsgedrag van

adolescenten blootgelegd. Hier zou het eveneens interessant zijn om in vervolgonderzoek na te

gaan wat de verklarende factoren zijn voor deze associaties. Sociale netwerksites zullen in de

toekomst steeds meer hun plaats in de maatschappij opeisen waardoor het belangrijk is om hun

precieze invloed na te gaan zodat toekomstige interventies hierop kunnen inspelen.

4. AANBEVELINGEN VOOR DE PRAKTIJK

De resultaten zullen, ondanks enkele beperkingen, mogelijks belangrijke implicaties hebben

voor de gezondheidsvoorlichting en -bevordering. Om het voedingsgedrag van adolescenten te

verbeteren, kunnen interventies inspelen op het sociale netwerk van adolescenten.

Uit dit onderzoek is gebleken dat de dagelijkse ontbijtinname bij adolescenten kan verhoogd

worden door de steun van ouders en vrienden te verhogen. Hierbij was voornamelijk de steun

van ouders belangrijk. Ook werd duidelijk dat zowel face to face contact als online contact

(enkel bij jongere adolescenten) een rol kunnen spelen bij de ontbijtinname. Hiernaast werd

ook gezien dat adolescenten minder vaak ontbijten wanneer deze gepest worden. Om de

ontbijtinname bij adolescenten te verhogen, is het belangrijk dat interventies zich specifiek

richten naar de ouders aangezien deze een belangrijkere invloed hebben. Hierbij kan

bijvoorbeeld psycho-educatie gebruikt worden om ouders meer bewust te maken van de

belangrijke rol die zij spelen bij de ontbijtinname van hun kinderen.

Page 62: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

55

Daarnaast moet er ook worden ingespeeld op de invloed van online contacten. Hierbij kunnen

campagnes ontwikkeld worden die zich afspelen op sociale netwerksites. Om het pestgedrag

onder adolescenten te reduceren, moet de praktijk blijven inzetten op anti-pestcampagnes. De

‘Vlaamse Week tegen Pesten’ en ‘Move Tegen Pesten’ zijn hiervan goede voorbeelden.

Om de snackconsumptie bij adolescenten te doen dalen, werden weinig resultaten gevonden in

dit onderzoek. De enige bevinding is dat de inname van snacks negatief beïnvloed wordt door

face to face en online contact met vrienden, waarbij voornamelijk online contact een belangrijke

voorspeller blijkt te zijn. Interventies die zich focussen op het snackgedrag van adolescenten

moeten zich dus voornamelijk richten op online contact. Ook hier kunnen interventies op

sociale netwerksites wenselijk zijn. De sociale netwerksites zouden dus een indirect, maar

handig hulpmiddel kunnen vormen om de snackconsumptie bij adolescenten te reduceren.

De fruitconsumptie kan verhoogd worden door de steun van ouders en vrienden te verhogen.

Voor de fruitinname blijkt de steun van vrienden het belangrijkst te zijn. Om deze steun verder

te bevorderen, moeten interventies zoals het ‘Tutti Frutti’-project actief blijven ingezet worden

binnen het secundair onderwijs.

Interventies die de frisdrankconsumptie bij adolescenten willen reduceren, moeten zich

focussen op de ouders. Ook hier kan psycho-educatie tot positieve veranderingen leiden. Het is

belangrijk dat ouders weten hoe hun kind te steunen om geen frisdrank te consumeren. Verder

is het noodzakelijk dat in alle scholen een verbod op frisdrank geldt. Hierdoor kunnen vrienden

elkaar niet aanmoedigen om frisdrank te kopen.

Page 63: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

56

In de huidige obesogene maatschappij is het belangrijk kennis te hebben over de oorzakelijke

factoren van het ongezonde voedingspatroon van adolescenten. Deze kennis is noodzakelijk

zodat toekomstige interventies hierop kunnen inspelen. Dit onderzoek onderzocht de invloed

van sociale netwerken op het voedingsgedrag bij adolescenten.

De eerste onderzoeksvraag onderzocht de invloed van sociale steun van ouders en vrienden op

het voedingsgedrag bij adolescenten. Deze thesis kan besluiten dat zowel de steun van ouders

als van vrienden een belangrijke positieve invloed hebben bij de ontbijt- en fruitinname. Voor

de frisdrankconsumptie is enkel de invloed van ouders van belang en de snackconsumptie wordt

door geen van beiden beïnvloed. De steun van de ouders blijkt het belangrijkste te zijn voor de

ontbijtinname en frisdrankconsumptie. Voor de fruitinname is dit de steun van vrienden.

De tweede onderzoeksvraag ging na of contact met vrienden (face to face of online contact) een

invloed heeft op het voedingsgedrag bij adolescenten. Algemeen kan deze thesis besluiten dat

zowel face to face contact als online contact via sociale netwerksites een negatieve invloed

hebben op het voedingsgedrag. Gezien het feit dat dit een exploratief onderdeel vormde, is

verder onderzoek aanbevolen.

Tot slot onderzocht de derde onderzoeksvraag of het voedingsgedrag van adolescenten

beïnvloed wordt door pesten. Deze thesis toont aan dat het voedingsgedrag van jongere

adolescenten gevoeliger is voor pestgedrag dan bij oudere adolescenten. Verder is vastgesteld

dat het voedingsgedrag van adolescenten met overgewicht en obesitas meer beïnvloed wordt

door pestgedrag dan bij adolescenten met een normaal gewicht. Daarnaast kan deze thesis

bevestigen dat adolescenten die gepest worden minder vaak ontbijten, fruit innemen en

frisdrank consumeren.

Als algemeen besluit kan deze thesis concluderen dat er heel wat verbanden bestaan tussen

sociale netwerken en het voedingsgedrag bij adolescenten. Er werden nieuwe inzichten

waargenomen die leiden tot nieuwe onderzoeksvragen die in vervolgonderzoek verder

onderzocht kunnen worden.

CONCLUSIE

Page 64: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

57

Ali, M. M., Amialchuk, A., & Heiland, F. W. (2011). Weight-Related Behavior among

Adolescents: The Role of Peer Effects. PLoS One, 6(6), 21179. doi: 10.1371

Anzman, S. L., Rollins, B. Y., & Birch, L. L. (2010). Parental influence on children’s early

eating environments and obesity risk: implications for prevention. International Journal

of Obesity, 34(7), 1116-1124. doi:10.1038/ijo.2010.43

Ayers, J. W., Bouton, L., Brownstein, J. S., & Chunara, R., (2013). Assessing the online social

environment for surveillance of obesity prevalence. PloS one, 8(4), e61373

Barr-Anderson, D.J., Larson, I.L., Nelson, C.N., Neumark-Sztainer, D. & Story, M. (2009).

Does television viewing predict dietary intake five years later in high school students

and young adults? International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity,

6(7).

Berkman, L. F., & Glass, T. (2000). Social integration, social networks, social support, and

health. Social epidemiology, 1, 137-173.

Bevelander, K. (2013). Ook via online contact beïnvloeden kinderen elkaars snackgedrag.

Opgehaald 20 november, 2015, van http://www.ru.nl/@911795/via-online-contact/

Bibiloni, M. D. M., Pons, A., & Tur, J. A. (2013). Prevalence of overweight and obesity in

adolescents: a systematic review. ISRN obesity, 2013.

Brindal, E., Wilson, C., Mohr, P., & Wittert, G. (2011). Does meal duration predict amount

consumed in lone diners? An evaluation of the time-extension hypothesis. Appetite,

57(1), 77-79.

Brown, R., & Ogden, J. (2004). Children’s eating attitudes and behaviour: a study of the

modelling and control theories of parental influence. Health education research, 19(3),

261-271.

LITERATUURLIJST

Page 65: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

58

Chapelot, D. (2011). The role of snacking in energy balance: a biobehavioral approach. The

Journal of nutrition, 141(1), 158-162.

Cole, T. J., Bellizzi, M. C., Flegal, K. M., & Dietz, W. H. (2000). Establishing a standard

definition for child overweight and obesity worldwide: international survey. Bmj,

320(7244), 1240.

Cole, T. J., & Lobstein, T. (2012). Extended international (IOTF) body mass index cut‐offs for

thinness, overweight and obesity. Pediatric obesity, 7(4), 284-294.

Cotterell, J. (2013). Social networks in youth and adolescence. Routledge.

Croezen, S., Picavet, H. S. J., Haveman-Nies, A., Verschuren, W. M., de Groot, L. C., & van't

Veer, P. (2012). Do positive or negative experiences of social support relate to current

and future health? Results from the Doetinchem Cohort Study. BMC public health,

12(1), 65.

Cuypers, K., Lebacq, T., & Bel, S. (2015). Voedselconsumptiepeiling 2014-2015. Rapport 1.

WIV-ISP, Brussel, 2015.

Debacker, N., Cox, B., Temme, L., Huybrechts, I., & Van Oyen, H. (2007). De Belgische

voedselconsumptiepeiling 2004: voedingsgewoonten van de Belgische bevolking ouder

dan 15 jaar.

De Cock, N., Van Lippevelde, W., Vervoort, L., Vangeel, J., Maes, L., Eggermont, S., &

Beullens, K. (2015). Sensitivity to reward is associated with snack and sugar-sweetened

beverage consumption in adolescents. European journal of nutrition, 1-10.

De la Haye, K., Robins, G., Mohr, P., & Wilson, C. (2010). Obesity-related behaviors in

adolescent friendship networks. Social Networks, 32(3), 161-167.

de Leeuw, R. N., Snoek, H. M., van Leeuwe, J. F., van Strien, T., & Engels, R. C.

(2007).Similarities and reciprocal influences in eating behavior within sibling pairs: A

longitudinal study. Eating behaviors, 8(4), 464-473.

Page 66: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

59

de Vet, J. J. M., Bartelink, M. P., & van Brouwershaven, A. C. (2014). Sociale netwerksites en

self-esteem: Het verband tussen het gebruik van sociale netwerk sites en het self-esteem

van adolescenten.

Drummond, S., Crombie, N., & Kirk, T. (1996). A critique of the effects of snacking on body

weight status. European Journal of Clinical Nutrition, 50(12), 779-783.

eBiz MBA (2015). Top 15 Most Popular Social Networking Sites June 2012. Opgehaald, 10

november, 2015, van http://www.ebizmba.com/articles/social-networking-websites

Ellison, N. B. (2007). Social network sites: Definition, history, and scholarship. Journal of

Computer‐Mediated Communication, 13(1), 210-230.

Engeland, A., Bjorge, T., Tverdal, A., & Sogaard, J. (2004). Obesity in adolescence and

adulthood and risk of adult mortality. Epidemiology, 15(1), 79-85.

Flechter, A., Bonell, C., & Sorhaindo, A. (2011). You are what your friends eat: systematic

review of social network analyses of young people’s eating behaviours and bodyweight.

Journal of Epidemiology and Community Health, 65, 548-555.

Gisle, L., & Demarest, S. (2013). Gezondheidsenquête 2013. Wetenschappelijk Instituut

Volksgezondheid, 36 blz.

Gitelson, I. B., & McDermott, D. (2006). Parents and their young adult children: Transitions to

adulthood. Child welfare, 85(5), 853.

Gray, W. N., Kahhan, N. A., & Janicke, D. M. (2009). Peer victimization and pediatric obesity:

A review of the literature. Psychology in the Schools, 46(8), 720-727.

Hayden‐Wade, H. A., Stein, R. I., Ghaderi, A., Saelens, B. E., Zabinski, M. F., & Wilfley, D.

E. (2005). Prevalence, characteristics, and correlates of teasing experiences among

overweight children vs. non‐overweight peers. Obesity research, 13(8), 1381-1392.

Page 67: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

60

Health Behaviour in School-Aged Children study (HBSC) (2014). Jongeren en Gezondheid

2014: Voeding. Universiteit Gent.

Health Council of the Netherlands (2003). Overweight and obesity. Den Haag, 158 blz.

Heaney, C. A., & Israel, B. A. (2008). Social networks and social support. Health behavior and

health education: Theory, research, and practice, 4, 189-210.

Hendrix, H. (1997). Bouwen aan netwerken, Leer- en werkboek voor het bevorderen van

sociale steun in de hulpverlening. Baarn: H. Nelissen B.V.

Hoge Gezondheidsraad (2009). Voedingsaanbevelingen voor België. (Herziening 2009).

Brussel: Hoge Gezondheidsraad.

Houldcroft, L., Haycraft, E., & Farrow, C. (2014). Peer and friend influences on children's

eating. Social Development, 23(1), 19-40.

Huiting, H. G., Sijtsma, A., & Sauer, P. J. J. (2010). Obesitas bij jonge kinderen. Bijblijven,

26(6), 22-31.

Janssen, I., Craig, W. M., Boyce, W. F., & Pickett, W. (2004). Associations between overweight

and obesity with bullying behaviors in school-aged children. Pediatrics, 113:1187-

1194.

Kazarian, S. S., & McCabe, S. B. (1991). Dimensions of social support in the MSPSS: Factorial

structure, reliability, and theoretical implications. Journal of Community Psychology,

19(2), 150-160.

Kelly, A. S., Barlow, S. E., Rao, G., Inge, T. H., Hayman, L. L., Steinberger, J., & Daniels, S.

R. (2013). Severe obesity in children and adolescents: identification, associated health

risks, and treatment approaches a scientific statement from the American Heart

Association. Circulation, 128(15), 1689-1712.

Kikuchi, M., & Coleman, C. L. (2012). Explicating and measuring social relationships in social

capital research. Communication theory, 22(2), 187-203.

Page 68: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

61

Kim, D., Subramanian, S. V., & Kawachi, I. (2006). Bonding versus bridging social capital and

their associations with self rated health: a multilevel analysis of 40 US communities.

Journal of Epidemiology and Community Health, 60(2), 116-122.

Koehly, L. M., & Loscalzo, A. (2009). Peer reviewed: Adolescent obesity and social networks.

Preventing chronic disease, 6(3).

Krebs, N. F., Himes, J. H., Jacobson, D., Nicklas, T. A., Guilday, P., & Styne, D. (2007).

Assessment of child and adolescent overweight and obesity. Pediatrics,

120(Supplement 4), S193-S228.

Lake, A., & Townshend, T. (2006). Obesogenic environments: exploring the built and food

environments. The Journal of the Royal society for the Promotion of Health, 126(6),

262-267.

Levitsky, D. A., & Pacanowski, C. R. (2013). Effect of skipping breakfast on subsequent energy

intake. Physiology & behavior, 119, 9-16.

Li, J. S., Barnett, T. A., Goodman, E., Wasserman, R. C., & Kemper, A. R. (2013). Approaches

to the prevention and management of childhood obesity: the role of social networks and

the use of social media and related electronic technologies a scientific statement from

the American Heart Association. Circulation, 127(2), 260-267.

Lobstein, T., Jackson-Leach, R., Moodie, M. L., Hall, K. D., Gortmaker, S. L., Swinburn, B.

A., & McPherson, K. (2015). Child and adolescent obesity: part of a bigger picture. The

Lancet, 385(9986), 2510-2520.

Lowe, C. F., Horne, P. J., Tapper, K., Bowdery, M., & Egerton, C. (2004). Effects of a peer

modelling and rewards-based intervention to increase fruit and vegetable consumption

on children. European Journal of Clinical Nutrition, 58, 510–522.

Maes, L., & Vereecken, C., 2010. Jongeren en Gezondheid 2010: Voeding. Universiteit Gent.

Page 69: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

62

Matthys, C., Huybrechts, I., Bellemans, M., De Maeyer, M., & De Henauw, S. (2003).

Voedingsprofiel van Vlaamse kleuters. Nutrinews, 11(4), 4-8.

Maziak, W., Ward, K.D., & Stockton, M.B. (2008). Childhood obesity: are we missing the big

picture? Obesity Reviews, 9(1), 35-42.

McLeroy, K. R., Bibeau, D., Steckler, A., & Glanz, K. (1988). An Ecological Perspective on

Health Promotion Programs. Health Education quarterly, 15(4), 351-377.

Meijs, J. (2012). Overgewicht en obesitas bij kinderen en jongeren. Opgehaald 29 februari,

2016, van http://www.ziezon.nl/wp-content/uploads/downloads/2013/02/796-

obesitas.pdf

Naber, P. (2004). Vriendschap en sociale cohesie: de rol van leeftijdsgenoten in de opvoeding

van jeugd. Den Haag, Hogeschool Inholland.

O'Keeffe, G. S., & Clarke-Pearson, K. (2011). The impact of social media on children,

adolescents, and families. Pediatrics, 127(4), 800-804.

Onis, M. (2006). WHO Child Growth Standards based on length/height, weight and age. Acta

paediatrica, 95(S450), 76-85.

Pachucki, M. A., Jacques, P. F., & Christakis, N. A. (2011). Social network concordance in

food choice among spouses, friends, and siblings. American Journal of Public Health,

101(11), 2170-2177.

Pedersen, S., Grønhøj, A., & Thøgersen, J. (2015). Following family or friends. Social norms

in adolescent healthy eating. Appetite, 86, 54-60.

Puhl, R. M., Peterson, J. L., & Luedicke, J. (2013). Weight-based victimization: bullying

experiences of weight loss treatment-seeking youth. Pediatrics, 131(1), E1-E9. doi:

10.1542/peds.2012-1106

Page 70: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

63

Puhl, R., M., & Schwartz, M., B. (2003). If you are good you can have a cookie: how memories

of childhood food rules link to adult eating behaviors. Eating Behaviors, 4(3), 283–293.

Roberts, K. C., Shields, M., de Groh, M., Aziz, A., & Gilbert, J. A. (2012). Overweight and

obesity in children and adolescents: results from the 2009 to 2011 Canadian Health

Measures Survey. Health rep, 23(3), 37-41.

Salvy, S. J., De La Haye, K., Bowker, J. C., & Hermans, R. C. (2012). Influence of peers and

friends on children's and adolescents' eating and activity behaviors. Physiology &

behavior, 106(3), 369-378.

Salvy, S. J., Elmo, A., Nitecki, L. A., Kluczynski, M. A., & Roemmich, J. N. (2011). Influence

of parents and friends on children's and adolescents' food intake and food selection. The

American journal of clinical nutrition, 93(1), 87-92.

Sampasa-Kanyinga, H., & Willmore, J. (2015). Relationships between bullying victimization

psychological distress and breakfast skipping among boys and girls. Appetite, 89, 41-

46.

Savige, G., MacFarlane, A., Ball, K., Worsley, A., & Crawford, D. (2007). Snacking behaviours

of adolescents and their association with skipping meals. International Journal of

Behavioral Nutrition and Physical Activity, 4(1), 36.

Sawka, K. J., McCormack, G. R., Nettel-Aguirre, A., & Swanson, K. (2015). Associations

between aspects of friendship networks and dietary behavior in youth: Findings from a

systematized review. Eating behaviors, 18, 7-15.

Schildknechtstraat, G., & Vanhauwaert, E. (2012). De actieve voedingsdriehoek: een praktische

voedings-en beweeggids.

Shaikh, A. R., Yaroch, A. L., Nebeling, L., Yeh, M. C., & Resnicow, K. (2008). Psychosocial

predictors of fruit and vegetable consumption in adults: a review of the literature.

American journal of preventive medicine, 34(6), 535-543.

Page 71: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

64

Story, M., Neumark-Sztainer, D., & French, M. (2002). Individual and environmental

influences on adolescent eating behaviors. Supplement to the journal The American

Dietetic Association. 102(3), s40-s51.

Van Stralen, M. M., te Velde, S. J., Singh, A. S., De Bourdeaudhuij, I., Martens, M. K., van der

Sluis, M., & Brug, J. (2011). European Energy balance Research to prevent excessive

weight Gain among Youth (ENERGY) project: design and methodology of the

ENERGY cross-sectional survey. BMC Public Health, 11(65), 1-20. doi: 10.1186/1471-

2458-11-65.

Vereecken, C., & Maes, L. (2003). A Belgian study on the reliability and relative validity of

the Health Behaviour in School-Aged Children food-frequency questionnaire. Public

Health Nutrition, 6(6), 8-581.

Verzeletti, C., Maes, L., Santinello, M., & Vereecken, C. A. (2010). Soft drink consumption in

adolescence: associations with food-related lifestyles and family rules in Belgium

Flanders and the Veneto Region of Italy. The European Journal of Public Health, 20(3),

312-317.

Vyncke, V., Willems, S., Buffel, T., Verté, D., & Peersman, W. (2010). Sociaal kapitaal en

gezondheid. WELZIJNSGIDS (MECHELEN), (78)47-64.

Walrave, M., & Van Ouytsel, J. (2014). Mediawijs online: jongeren en sociale media. Lannoo

Meulenhoff-Belgium.

Wang, Y. C., Bleich, S. N., & Gortmaker, S. L. (2008). Increasing caloric contribution from

sugar-sweetened beverages and 100% fruit juices among US children and adolescents,

1988–2004. Pediatrics, 121(6), e1604-e1614.

WHO (2015). Obesity and overweight. Opgehaald 18 oktober, 2015, van

http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs311/en/

Page 72: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

65

Wiefferink, C. H., Peters, L., Hoekstra, F., Ten Dam, G., Buijs, G. J., & Paulussen, T. G. (2006).

Clustering of health-related behaviors and their determinants: possible consequences for

school health interventions. Prevention Science, 7(2), 127-149.

Wouters, E. J., Larsen, J. K., Kremers, S. P., Dagnelie, P. C., & Geenen, R. (2010). Peer

influence on snacking behavior in adolescence. Appetite, 55(1), 11-17.

Zimet, G. D., Dahlem, N. W., Zimet, S. G., & Farley, G. K. (1988). The multidimensional scale

of perceived social support. Journal of personality assessment, 52(1), 30-41.

Page 73: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

66

BIJLAGE 1: VRAGENLIJST HBSC 2013-2014

HBSC Vragenlijst 2013-2014

Beste leerling,

Door deze vragen te beantwoorden help je ons om de manier waarop jongeren leven beter te leren

kennen. Dezelfde vragen zullen gesteld worden aan jongeren in 44 andere landen in Europa en Noord-

Amerika.

Jouw antwoorden zullen bekeken worden door onderzoekers en door niemand anders. Ze zullen niet

bekeken worden door jouw ouders of leerkrachten. Het is niet nodig om je naam of voornaam op de

vragenlijst te schrijven. Als je de vragen beantwoord hebt, steek dan de vragenlijst in de envelop en sluit

deze goed.

Omdat de vragen in verschillende landen en culturen zullen gesteld worden, kunnen sommige vragen

ongewoon of raar overkomen. Neem je tijd om elke vraag aandachtig te lezen en geef een zo eerlijk

mogelijk antwoord op de vraag. Onthoud dat we alleen maar geïnteresseerd zijn in jouw mening. Het is

geen test en er zijn geen juiste of foute antwoorden. Alhoewel we hopen dat je bereid bent om ons te

helpen, willen we toch zeggen dat jouw deelname aan deze studie niet verplicht is. Indien je de

vragenlijst niet wil invullen, steek de vragenlijst dan niet ingevuld in de envelop.

Indien je over een bepaald probleem wilt praten dat voorkomt in deze vragenlijst, neem dan contact op

met een leerkracht die je vertrouwt of met iemand van het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB).

Bij de jongerentelefoon kun je anoniem terecht met allerlei vragen (gratis nummer: 102 of op www.kjt.org

of op [email protected]).

Alvast bedankt voor het invullen van deze vragenlijst!

Prof. L. Maes Dr. A. Hublet B. De Clercq

Promotor Onderzoeker Onderzoeker

BIJLAGEN

Page 74: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

67

Waar je moet op letten:

- Gelieve een zwarte pen te gebruiken. - Kleur het bolletje of vakje dat bij jouw antwoord past volledig zwart. Heb je een fout gemaakt,

gelieve het bolletje dan met tipp-ex wit te maken. Vervolgens duid je dan het juiste antwoord aan.

- Bij sommige vragen dien je te antwoorden door het bolletje te kleuren dat best bij jou past. Kleur dan telkens 1 bolletje per vraag (zie voorbeeld). Bij andere vragen zijn verschillende antwoorden mogelijk. De antwoordmogelijkheden zijn dan aangeduid met vierkantjes: in dat geval mag je meerdere vakjes kleuren (zie voorbeeld). Soms zijn er vakjes getekend waarin je iets moet noteren. Schrijf dan duidelijk in drukletters in het midden van de vakjes. Telkens één letter of cijfer per vakje.

- Lees alle vragen volledig voor je antwoordt! Soms is het moeilijk om het juiste antwoord te kiezen. Denk dan aan wat meestal juist is.

Voorbeelden:

1. Hou je van muziek? ● ja ○ neen

2. Welke soort muziek hoor je graag? □ House ■ Pop □ new wave □ klassiek ■ andere:

R A P

Page 75: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

68

1. Welke dag is het vandaag? 0 maandag 0 dinsdag 0 woensdag 0 donderdag 0 vrijdag

2. Welke maand is het vandaag? 0 februari 0 maart 0 april 0 mei 0 juni

3. De hoeveelste dag van de maand is het vandaag? 0 1 0 2 0 3 0 4 0 5 0 6 0 7 0 8 0 9 0 10 0 11 0 12 0 13 0 14 0 15 0 16 0 17 0 18 0 19 0 20 0 21 0 22 0 23 0 24 0 25 0 26 0 27 0 28 0 29 0 30 0 31 4. Ben jij een jongen of een meisje ? O Jongen O Meisje 5. In welk jaar zit je? O eerste O tweede O derde O vierde O vijfde O zesde 6. In welke maand ben jij geboren?

O januari O februari O maart O april O mei O juni O juli O augustus O september O oktober O november O december

7. In welk jaar ben jij geboren? O 1995 O 1996 O 1997 O 1998 O 1999 O 2000 O 2001 O 2002 O 2003 O 2004 O ander, nl … …

8.. Wat is de postcode en de naam van je woonplaats? ……….. …………………………………………………………………….. 9. Welke onderwijsvorm volg je? (alleen secundair) O A-stroom O B-stroom 0 algemeen secundair onderwijs 0 kunstsecundair onderwijs 0 technisch secundair onderwijs 0 beroepssecundair onderwijs 10. In welk land ben je geboren? O België O Nederland O Polen O Marokko O Bulgarije

O Turkije O Ander (vul in): 11. In welk land is je moeder geboren? O België

O Nederland O Polen O Marokko O Bulgarije O Turkije O niet gekend

O Ander (vul in): 12. In welk land is je vader geboren? O België

O Nederland O Polen O Marokko

Page 76: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

69

O Bulgarije O Turkije O niet gekend

O Ander (vul in): 13. Hoe vaak eet jij gewoonlijk een ontbijt (= meer dan een glas melk of fruitsap)? Maak één bolletje zwart voor de week en één bolletje voor het weekend.

Gedurende de week (van maandag tot en met vrijdag)

In het weekend (zaterdag en zondag)

O ik ontbijt nooit gedurende de week O ik ontbijt nooit in het weekend O 1 dag O ik ontbijt gewoonlijk maar 1 keer in het

weekend (zaterdag OF zondag) O 2 dagen O ik ontbijt gewoonlijk zowel ’s zaterdags als ’s

zondags O 3 dagen O 4 dagen O 5 dagen

14. Nooit Minder dan 1

dag per week 1-2 dagen per week

3-4 dagen per week

5-6 dagen per week

Elke dag

Hoe vaak ontbijt je samen met je moeder of vader?

O O O O O O

Hoe vaak eet je een avondmaal samen met je moeder of vader?

O O O O O O

15. Hoe vaak per dag eet je iets tussen de hoofdmaaltijden (ontbijt, middagmaal, avondmaal) door? 0 nooit 0 1 keer 0 2 keer 0 3 keer 0 4 keer 0 meer dan 4 keer 16. Hoeveel dagen per week eet of drink jij gewoonlijk … ? Maak één bolletje zwart per lijn. nooit Minder dan 1

dag per week/ zelden

1 dag per week

2-4 dagen per week

5-6 dagen per week

1 keer per dag en dit elke dag

Elke dag meer dan 1 keer

Fruit O O O O O O O Groenten O O O O O O O Snoep of chocolade O O O O O O O Cola of andere zoete frisdrank met suiker

O O O O O O O

Cola light of andere light frisdrank

O O O O O O O

Water O O O O O O O Ontbijtgranen (cornflakes, choco pops, müesli,…)

O O O O O O O

Wit brood O O O O O O O Bruin brood O O O O O O O Chips O O O O O O O Frieten O O O O O O O Vis O O O O O O O Koek en gebak O O O O O O O Volle melk O O O O O O O Magere/halfvolle melk

O O O O O O O

Kaas O O O O O O O Andere melkproducten (yoghurt, platte

O O O O O O O

Page 77: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

70

kaas, chocomelk, fristi, pudding...)

17. Hoe vaak poets je je tanden? O meer dan eens per dag O eens per dag O minstens eens per week, maar niet dagelijks O minder dan eens per week O nooit 18. Volg je momenteel een dieet of doe je iets anders om gewicht te verliezen?

O neen, mijn gewicht is prima O neen, maar ik zou moeten afvallen O neen, ik ben te mager O ja 19. Fysieke activiteit is lichaamsbeweging die je hart sneller doet slaan en je buiten adem brengt op sommige momenten. Deze lichaamsbeweging kan niet alleen tijdens het sporten gedaan worden maar ook tijdens dagdagelijkse activiteiten: schoolactiviteiten, bij het spelen met vrienden, tijdens het naar school wandelen,… Enkele voorbeelden zijn lopen, snel wandelen, inline skaten, fietsen, dansen, skateboarden, zwemmen, voetballen, surfen,… Voor de volgende vraag is het de bedoeling dat je alle tijd die je besteedt aan fysieke activiteit op 1 dag optelt. Denk nu terug aan de laatste 7 dagen: op hoeveel dagen was jij tenminste 60 minuten bezig met dergelijke lichaamsbeweging?

O 0 dagen O 1 0 2 O 3 O 4 O 5 O 6 O 7 dagen

20. Op hoeveel dagen heb je sigaretten gerookt? Maak één bolletje zwart voor elke lijn. nooit 1-2

dagen 3-5 dagen

6-9 dagen

10-19 dagen

20-29 dagen

30 dagen (of meer)

in je hele leven O O O O O O O

tijdens de laatste 30 dagen

O O O O O O O

21. Hoe vaak rook je momenteel?

O elke dag O minstens 1 maal per week, maar niet elke dag O minder dan 1 maal per week O ik rook niet 22. Op welke leeftijd heb je voor het eerst een sigaret gerookt (meer dan een trekje)? Indien je nog nooit hebt gerookt, kies de categorie ‘nooit’. O Nooit O 11 jaar of jonger O 12 jaar O 13 jaar O 14 jaar O 15 jaar O 16 jaar O 17 jaar O 18 jaar of ouder

Page 78: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

71

23. Rookt één van de volgende personen?

Maak 1 bolletje zwart voor elke persoon.

Rookt dagelijks

Rookt af en toe Rookt niet Ik weet het niet Niet van toepassing

Je vader 0 0 0 0 0 Je moeder 0 0 0 0 0

24. Heb je ooit al een e-sigaret (elektronische sigaret) gebruikt? O nee O ja O ken ik niet 25 . Op hoeveel dagen heb je alcohol gedronken? Maak 1 bolletje zwart voor elke lijn. nooit 1-2

dagen 3-5 dagen

6-9 dagen

10-19 dagen

20-29 dagen

30 dagen (of meer)

in jouw leven O O O O O O O

tijdens de laatste 30 dagen

O O O O O O O

26. Hoe vaak drink je momenteel alcohol, bvb wijn, sterke drank, bier,…? Houd ook rekening met de keren waarop je enkel een beetje dronk. Maak 1 bolletje zwart voor elke lijn.

27. Hoeveel glazen alcohol drink je gewoonlijk op dagen dat je alcohol drinkt? Voorbeelden van standaard alcoholische consumpties/dranken:

O ik drink nooit alcohol

O minder dan 1 glas O 1 glas O 2 glazen O 3 glazen O 4 glazen O 5 of meer glazen 28. Heb je ooit al zoveel alcohol gedronken dat je echt dronken was? Maak één bolletje zwart voor elke lijn.

dagelijks Elke week

Elke maand

uitzonderlijk Nooit

Bier O O O O O Wijn O O O O O Sterke drank (bvb. wodka, whiskey, cocktails die ter plaatse gemaakt worden)

O O O O O

Alcopops (bvb. Bacardi breezer, Smirnoff Ice,…) O O O O O Aperitief (bv. Porto, sherry, …) O O O O O Een andere drank die alcohol bevat O O O O O

Page 79: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

72

nee, nooit ja, één keer ja, 2-3 keer ja, 4-10 keer ja, meer dan 10 keer

in jouw leven O O O O O

tijdens de laatste 30 dagen

O O O O O

29. Op welke leeftijd deed je voor het eerst het volgende … ? Indien je iets nog niet gedaan hebt, kies de categorie ‘nooit’. Nooit 11 jaar of

jonger 12 jaar

13 jaar

14 jaar

15 jaar

16 jaar

17 jaar

18 jaar of ouder

Alcohol drinken (meer dan een slokje)

O O O O O O O O O

Dronken zijn O O O O O O O O O

30. Heb je ooit al cannabis (marihuana, joints) gebruikt? (alleen secundair)

Maak één bolletje zwart voor elke lijn. nooit 1-2

dagen 3-5 dagen

6-9 dagen

10-19 dagen

20-29 dagen

30 dagen (of meer)

in jouw leven O O O O O O O

tijdens de laatste 30 dagen

O O O O O O O

31. Op welke leeftijd heb je voor het eerst cannabis (wiet) gebruikt? (alleen secundair)

Indien je nog nooit hebt gebruikt, kies de categorie ‘nooit’. O Nooit O 11 jaar of jonger O 12 jaar O 13 jaar O 14 jaar O 15 jaar O 16 jaar O 17 jaar O 18 jaar of ouder 32. Hoeveel van jouw vrienden…

geen sommige de helft de meeste

allemaal

… roken sigaretten O O O O O … drinken alcohol O O O O O … zijn ten minste 1 keer per week dronken

O O O O O

…. gebruiken cannabis (alleen secundair)

O O O O O

33. Heb je ooit in je leven een van volgende drugs gebruikt? (alleen secundair)

nooit 1 tot 2 dagen

3 tot 5 dagen

6 tot 9 dagen

10 tot 19 dagen

20 tot 29 dagen

30 dagen of meer

XTC O O O O O O O Amfetamines (speed, pep)

O O O O O O O

Heroine O O O O O O O

Page 80: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

73

Medicatie om high te worden, nl …

O O O O O O O

Cocaïne O O O O O O O Snuifmiddelen (lijm, verdunner,…)

O O O O O O O

Baltok O O O O O O O LSD, tripmiddelen O O O O O O O Andere drug, nl … O O O O O O O

34. Wat denk je momenteel over school?

O ik vind het er leuk O ik vind het redelijk leuk O ik vind het niet zo leuk op school O ik vind het helemaal niet leuk op school 35. Hoe erg voel je je onder druk staan door het schoolwerk dat je moet doen? O helemaal niet O een beetje O nogal O veel 36. Wat denkt je klasleraar over je schoolresultaten in vergelijking met je klasgenoten? Geef je mening. Hij/zij denkt dat ik … O een zeer goede leerling ben O een goede leerling ben O een gemiddelde leerling ben O onder het gemiddelde zit 37. Hier volgen een aantal uitspraken over jouw klas. Duid aan in welke mate je het ermee eens bent. Kleur 1 bolletje per lijn.

Helemaal mee eens

Mee eens

Geen mening

Niet mee eens

Helemaal niet mee eens

Mijn klasgenoten zijn graag samen. O O O O O De meeste leerlingen van mijn klas zijn vriendelijk en behulpzaam.

O O O O O

Mijn klasgenoten aanvaarden me zoals ik ben.

O O O O O

In onze klas maken de leerlingen mee de reglementen.

O O O O O

In onze klas kunnen leerlingen meebeslissen over de taken waaraan ze werken.

O O O O O

In onze klas kunnen leerlingen meebeslissen over de manier waarop ze taken uitvoeren.

O O O O O

38. Hier volgen enkele uitspraken over de school. Duid aan in welke mate je het ermee eens bent. Kleur 1 bolletje per lijn.

Helemaal mee eens

Mee eens

Geen mening

Niet mee eens

Helemaal niet mee eens

Op onze school zijn de leerlingen betrokken in het plannen en organiseren van schoolactiviteiten en

O O O O O

Page 81: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

74

39. Hier volgen een aantal uitspraken over je leerkrachten. Duid voor elke uitspraak aan in welke mate je het ermee eens bent. Kleur 1 bolletje per lijn.

helemaal mee eens

mee eens

geen mening

niet mee eens

helemaal niet mee eens

Ik heb het gevoel dat de leerkrachten me accepteren zoals ik ben.

O O O O O

Ik heb het gevoel dat de leerkrachten om me geven als persoon.

O O O O O

Ik heb veel vertrouwen in mijn leerkrachten. O O O O O Indien nodig krijg ik extra hulp. O O O O O Mijn leerkrachten leggen me uit hoe ik het beter kan doen op school.

O O O O O

Mijn leerkrachten helpen mij bij het uitvoeren van opdrachten.

O O O O O

40. Hoe dikwijls ben je nog moe wanneer je ’s morgens naar school gaat?

O zelden of nooit O af en toe O 1 tot 3 maal per week O 4 maal per week of meer 41. Heb je dit trimester wel eens gebrost/gespijbeld (= niet naar school gaan terwijl het verplicht is)?

O Neen, ik heb niet gespijbeld dit trimester O ja, 1 dag of minder O ja, 2 of 3 dagen O ja, meer dan 3 dagen 42. Heb jij reeds 1 of meerdere keren een jaar overgedaan/ ben je ooit al blijven zitten?

O ik ben nog nooit blijven zitten O ik ben 1 keer blijven zitten O ik ben 2 keer blijven zitten O ik ben 3 keer blijven zitten O ik ben 4 keer of meer blijven zitten

43. Wat vind jij van je gezondheid?

O zeer goed O goed O redelijk O niet zo goed 44. Hoeveel weeg je zonder kleren? … … … kg

schoolevenementen (project weken, sportweken of sportdagen, uitstapjes, …). Op onze school krijgen de leerlingen veel kansen om over schoolprojecten te beslissen en te organiseren.

O O O O O

Op onze school worden de ideeën van de leerlingen serieus genomen.

O O O O O

Onze school is een aangename plaats O O O O O Ik voel me thuis op onze school O O O O O Ik voel me veilig op onze school O O O O O

Page 82: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

75

45. Hoe groot ben je zonder schoenen? … … cm 46. Rechts zie je een ladder afgebeeld. Helemaal bovenaan de ladder (10) is het best mogelijke leven voor jou, helemaal beneden aan de ladder (0) geeft het slechts mogelijke leven voor jou weer.

Waar denk jij dat je je over ’t algemeen op de ladder bevindt? Kleur het bolletje dat best beschrijft waar jij je nu op de ladder bevindt.

O 10 best mogelijk leven

O 9 O 8 O 7 O 6 O 5 O 4 O 3 O 2 O 1 O 0 slechts mogelijk leven

47. Denk aan de afgelopen week …

Nooit Bijna nooit

soms Redelijk vaak

altijd

Heb je je vol energie gevoeld? O O O O O Heb je je verdrietig gevoeld? O O O O O Heb je je eenzaam gevoeld? O O O O O Heb je voldoende tijd voor jezelf gehad? O O O O O Heb je in je vrije tijd de dingen kunnen doen die je wou doen?

O O O O O

Hebben je ouders je eerlijk behandeld? O O O O O Heb je plezier gehad met je vrienden? O O O O O Heb je goed kunnen opletten? O O O O O

Helemaal

niet Bijna niet gemiddeld nogal Helemaal

Heb je je fit en gezond gevoeld? O O O O O Is het goed gegaan op school? O O O O O

48. Heb jij er wel eens over gedacht een einde aan je leven te maken? (alleen secundair)

0 nooit 0 een enkele keer 0 soms 0 vaak 0 heel vaak 49. Heb je zelf ooit opzettelijk teveel pillen geslikt of jezelf op een andere manier geprobeerd lichamelijk te beschadigen (bijvoorbeeld met een mes)? (alleen secundair)

0 nee 0 ja, een keer 0 ja, meerdere keren. 0 ik doe het vaak 0 ik doe het heel vaak 50. In de voorbij 6 maanden, hoe vaak heb je het volgende gehad? (kleur 1 bolletje per lijn.)

Bijna elke dag

Meer dan 1 keer per week

Bijna elke week

Bijna elke maand

Zelden of nooit

Hoofdpijn O O O O O Buikpijn O O O O O Rugpijn O O O O O Neerslachtig, futloos, somber

O O O O O

Geïrriteerd, slecht gehumeurd

O O O O O

Zenuwachtigheid O O O O O

Page 83: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

76

Problemen om in slaap te vallen

O O O O O

Duizeligheid O O O O O 51. Heb je de voorbije maand een geneesmiddel of pilletje genomen voor het volgende:

(kleur 1 bolletje per lijn)

Neen Ja, 1 keer Ja, meerdere keren

Hoofdpijn

Buikpijn

Andere pijn

Om in slaapt vallen

Zenuwachtigheid

Vermageren (laxeermiddel,…)

Iets anders,

nl…………….

52. Vind je jezelf: O veel te mager O een beetje te mager O ongeveer goed O een beetje te dik O veel te dik 53. Deze vraag is enkel in te vullen door de MEISJES Heb jij al ooit je maandstonden gehad? O neen, ik heb nog nooit mijn maandstonden gehad O ja, reeds sinds ik … jaar en … maanden ben. Terug door IEDEREEN in te vullen! 54. Heb je ooit geslachtsgemeenschap (seks) gehad met iemand? (alleen secundair)

O ja O neen -> ga naar vraag 61

55. De laatste keer dat je seks had, gebruikten jij of jouw partner een condoom? (alleen secundair)

O ja O nee O weet ik niet

56. De laatste keer dat je seks had, gebruikten jij of jouw partner de pil? (alleen secundair) O ja O nee O weet ik niet

57. De laatste keer dat je seks had, gebruikten jij of jouw partner de noodpil (Norlevo, Postinor)? (alleen secundair)

O ja O nee O weet ik niet

58. De laatste keer dat je seks had, gebruikten jij of jouw partner een ander voorbehoedsmiddel? (alleen secundair)

O ja O nee

Page 84: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

77

O weet ik niet 59. Hoe oud was je toen je voor het eerst geslachtsgemeenschap (seks) had? (alleen secundair) O ik heb nog nooit geslachtsgemeenschap gehad O 11 jaar of jonger O 12 jaar O 13 jaar O 14 jaar O 15 jaar

O 16 jaar O 17 jaar O 18 jaar of ouder 60. De eerste keer dat je geslachtsgemeenschap (seks) had, gebruikten jij of je partner dan een condoom? (alleen secundair)

O ja O neen O ik weet het niet 61. Heeft iemand je ooit al gestreeld of aangeraakt op een seksuele manier wanneer je dit niet wilde? (alleen secundair) O ik wens niet te antwoorden O nooit O 1 keer O een paar keer O vaak 62. Heeft iemand je ooit al verplicht om zijn/haar lichaam aan te raken op een seksuele manier wanneer je dit niet wilde? (alleen secundair) O ik wens niet te antwoorden O nooit O 1 keer O een paar keer O vaak Nu volgen een aantal vragen over pesten. We zeggen dat een leerling GEPEST wordt als een andere leerling of groep leerlingen, vervelende of onplezierige dingen tegenover hem of haar zegt of doet. Wanneer een leerling herhaaldelijk geplaagd wordt op een manier die hem of haar niet zint of wanneer een leerling opzettelijk uitgesloten wordt, dan spreekt men ook van pesten. Wanneer 2 leerlingen die even sterk zijn, vechten of met elkaar ruzie maken, dan is dit GEEN PESTEN. Wanneer een leerling geplaagd wordt op een vriendelijke of speelse manier, dan spreekt men ook NIET van pesten.

63. Hoe vaak heb jij meegedaan aan het pesten van andere leerlingen op school gedurende de laatste paar maanden?

O ik heb de laatste paar maanden niemand gepest op school O één- of tweemaal O 2 of 3 keer per maand O ongeveer éénmaal per week O verschillende keren per week 64. Hoe vaak ben jij de laatste paar maanden gepest op school? O ik werd de laatste paar maanden niet gepest O één- of tweemaal O 2 of 3 keer per maand O ongeveer éénmaal per week O verschillende keren per week 65. Hoe vaak ben je op een van de volgende manieren gepest geweest?

ik ben niet op deze manier gepest geweest tijdens de

1 of 2 keer 2 of 3 keer per maand

ongeveer 1 keer per week

meerdere keren per week

Page 85: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

78

laatste paar maanden

Iemand stuurt gemene berichten, wall posts, emails, sms, of maakte een website om mij belachelijk te maken.

O O O O O

Iemand nam zonder toestemming lelijke of ongepaste foto’s van mij en zette die online.

O O O O O

66. Veel jonge mensen kwetsen zich of raken gewond gedurende het sporten of vechten. Dit kan op verschillende plaatsten gebeuren zoals thuis of op straat. Onder verwondingen verstaan we ook vergiftiging of het zich verbranden. Ziektes zoals de mazelen of griep zijn GEEN verwondingen. De volgende vraag gaat over verwondingen gedurende de laatste 12 maanden. Hoe vaak ben jij gedurende de laatste 12 maanden gewond geweest zodat een dokter of verpleegster je diende te behandelen? O ik ben niet gewond geweest gedurende de laatste 12 maanden O 1 keer O 2 keer O 3 keer O 4 keer of meer. 67. Indien je meerdere verwondingen hebt gehad, denk dan aan de meest ernstige verwonding (de verwonding die het langst duurde om te genezen) die je gedurende de laatste 12 maanden hebt gehad. Moest je voor deze meest ernstige verwonding medische hulp krijgen zoals een gips, hechtingen, operatie of in het ziekenhuis blijven overnachten?

O ik ben niet gewond geweest gedurende de laatste 12 maanden O ja O nee 68. Waar was je wanneer je deze meest ernstige verwonding opliep? (kies het meest passende antwoord) O ik ben niet gewond geweest in de laatste 12 maanden O thuis of in de tuin (bij jou of bij iemand anders) O op school, turnzaal of op de speelplaats, tijdens de schooluren O op school, turnzaal of op de speelplaats, na schooluren O in de sportzaal of het sportveld (niet op school) O in de straat, parking O andere plaats 69. Welke activiteit was je aan het doen wanneer deze meest ernstige verwonding gebeurde? (kies het meest passende antwoord) O ik ben niet gewond geweest in de laatste 12 maanden O aan het fietsen O aan het sporten O aan het wandelen, lopen (niet als sport of om te trainen) O aan het rijden in een auto of een ander motorvoertuig O aan het vechten O aan het werk (betaald of onbetaald) O andere activiteit

Page 86: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

79

70. Wat waren de belangrijkste gevolgen (schade aan het lichaam) van deze meest ernstige verwonding? (vul elke lijn in) O ik ben niet gewond geweest in de laatste 12 maanden (-> ga naar vraag 71)

Ja nee gebroken, ontwrichtte beenderen (ook gebroken tanden) O O verrokken, verstuikte, gescheurde spieren O O snij- of steekwonden O O hersenschudding of andere hoofd of nekverwondingen, bewusteloos, whiplash

O O

kneuzingen, blauwe plekken, interne bloedingen O O interne verwondingen waarbij een operatie nodig was O O Brandwonden O O ander, nl ….. O O

71. Hoe vaak ben jij gedurende de laatste 12 maanden betrokken in een gevecht? O ik was niet betrokken in een gevecht O 1 keer O 2 keer O 3 keer O 4 keer of meer 72. Alle gezinnen zijn anders (bijvoorbeeld, niet iedereen leeft met beide ouders, soms wonen jongeren bij slechts 1 ouder, of leven ze in twee gezinnen). We willen weten hoe jouw gezinssituatie eruit ziet. Vul deze eerste vraag in voor het gezin waar je de hele tijd of de meeste tijd doorbrengt en duid de mensen aan die daar leven. Volwassenen Kinderen

moeder Duid aan hoeveel broers en zussen hier wonen (half-, stief- en adoptiebroers en -zussen meegerekend). Duid het aantal aan of 0 indien je er geen hebt. Reken jezelf er niet bij.

vader stiefmoeder (of de vriendin van je vader) stiefvader (of de vriend van je moeder) meemoeder (of de vriendin van je moeder) meevader (of de vriend van je vader) grootmoeder Hoeveel broers? Grootvader 0 1 2 3 4 5 6 7 ander nl. … … ik woon in een opvangtehuis Hoeveel zussen? ergens anders, namelijk: … 0 1 2 3 4 5 6 7 ander nl. … …

73. Woon je soms ergens anders, bijvoorbeeld indien je ouders uit elkaar zijn of gescheiden? O nee ->ga naar vraag 74 O ja Hoe vaak verblijf je daar? O de helft van de tijd O regelmatig maar minder dan de helft van de tijd O soms O bijna nooit Vul deze vraag in met je tweede gezin in gedachten en duid de mensen aan die daar leven: Volwassenen Kinderen

moeder Duid aan hoeveel broers en zussen hier wonen (half-, stief- en adoptiebroers en -zussen meegerekend). Duid het aantal aan of 0 indien je er geen hebt. Reken jezelf er niet bij.

vader stiefmoeder (of de vriendin van je vader) stiefvader (of de vriend van je moeder) meemoeder (of de vriendin van je moeder) meevader (of de vriend van je vader) grootmoeder Hoeveel broers?

Page 87: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

80

Grootvader 0 1 2 3 4 5 6 7 ander nl. … … ik woon in een opvangtehuis Hoeveel zussen? ergens anders, namelijk: … 0 1 2 3 4 5 6 7 ander nl. … …

74. Hoe rijk denk je dat je gezin is?

O zeer rijk O rijk O gemiddeld O niet erg rijk O helemaal niet rijk

75. Jouw moeder: werkt zij ?

O ja O nee O ik weet het niet O ik ken haar niet of zie haar nooit

Indien zij werkt, waar werkt zij dan? (bvb. Ziekenhuis, bank, restaurant,…) …………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Omschrijf zo goed mogelijk wat voor werk jouw moeder doet: bijvoorbeeld zij is kapster, tandarts, lerares lagere school, kuisvrouw, schilder/behanger,…

…………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Je moeder werkt:

O als zelfstandige: zij heeft een eigen zaak, winkel, café of bedrijf … O voor een baas: in een bedrijf, voor de staat (gemeente, stad …),

in een winkel, school of bij iemand thuis O ik weet het niet

Heeft zij leiding over andere personeelsleden?

O ja O neen O ik weet het niet

Indien ja, over hoeveel andere personeelsleden heeft zij leiding? O minder dan 10 O 10 of meer O ik weet het niet Indien zij NIET werkt, waarom niet?

O zij is gepensioneerd, ziek of student O zij is werkzoekend (stempelt) O zij is huisvrouw of zorgt voor anderen O ik weet het niet

Heeft je moeder een diploma hoger onderwijs (hogeschool of universiteit) ?

o Ja o Nee o Weet ik niet

76. Jouw vader: werkt hij ?

O ja O nee O ik weet het niet

Page 88: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

81

O ik ken hem niet of zie hem nooit Indien hij werkt, waar werkt hij dan? (bvb. Ziekenhuis, bank, restaurant,…) …………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Omschrijf zo goed mogelijk wat voor werk jouw vader doet: bijvoorbeeld hij is kapper, tandarts, leraar lagere school, klusjesman, schilder/behanger,… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………. Je vader werkt:

O als zelfstandige: zij heeft een eigen zaak, winkel, café of bedrijf … O voor een baas: in een bedrijf, voor de staat (gemeente, stad …),

in een winkel, school of bij iemand thuis O ik weet het niet

Heeft hij leiding over andere personeelsleden?

O ja O neen O ik weet het niet

Indien ja, over hoeveel andere personeelsleden heeft hij leiding? O minder dan 10 O 10 of meer O ik weet het niet Indien hij NIET werkt, waarom niet?

O hij is gepensioneerd, ziek of student O hij is werkzoekend (stempelt) O hij is huisman of zorgt voor anderen O ik weet het niet

Heeft je vader een diploma hoger onderwijs (hogeschool of universiteit) ?

o Ja o Nee o Weet ik niet

77. Hoe gemakkelijk is het voor jou om over je problemen te praten met de volgende personen? Maak 1 bolletje zwart voor elke lijn.

Heel gemakkelijk

gemakkelijk moeilijk Heel moeilijk

Heb of zie deze persoon niet

Vader O O O O O Stiefvader (of de vriend van je moeder)

O O O O O

Meevader (of vriend van je vader)

Moeder O O O O O Stiefmoeder (of de vriendin van je vader)

O O O O O

Meemoeder (of de vriendin van je moeder)

78. Hoe gaat het er in jouw gezin aan toe?

helemaal mee eens

mee eens

geen mening

niet mee eens

helemaal niet mee eens

Ik denk dat er over belangrijke dingen gepraat wordt.

O O O O O

Wanneer ik spreek, luistert iemand naar wat ik zeg.

O O O O O

Page 89: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

82

79. We willen graag weten hoe je over de volgende stellingen denkt? Lees aandachtig elke stelling. Duid aan hoe je over elke stelling denkt.

80. Mijn moeder…

Bijna altijd Soms Nooit Ik heb geen moeder of zie ze

nooit Helpt me zoveel ik nodig heb

O O O O

Laat me dingen doen die ik graag doe

O O O O

Is liefdevol O O O O Begrijpt mijn problemen en zorgen

O O O O

Heeft graag dat ik mijn eigen beslissingen neem

O O O O

Probeert alles dat ik doe te controleren

O O O O

Behandelt me als een baby

O O O O

Zorgt ervoor dat ik me beter voel wanneer ik overstuur ben

O O O O

81. Mijn vader…

Bijna altijd Soms Nooit Ik heb geen vader of zie hem nooit

Helpt me zoveel als ik nodig heb

O O O O

Laat me dingen doen die ik graag doe

O O O O

Is liefdevol O O O O

We stellen vragen wanneer we elkaar niet begrijpen.

O O O O O

Als er een misverstand is, praten we erover totdat het uitgeklaard is.

O O O O O

helemaal niet mee eens 1

2 3 4 5 6 helemaal mee eens 7

Mijn familie probeert me echt te helpen.

O O O O O O O

Ik krijg van mijn familie de emotionele hulp en steun die ik nodig heb.

O O O O O O O

Ik kan met mijn familie over mijn problemen praten.

O O O O O O O

Mijn familie is bereid om mij te helpen beslissingen te nemen.

O O O O O O O

Page 90: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

83

Begrijpt mijn problemen en zorgen

O O O O

Heeft graag dat ik mijn eigen beslissingen neem

O O O O

Probeert alles dat ik doe te controleren

O O O O

Behandelt me als een baby

O O O O

Zorgt ervoor dat ik me beter voel wanneer ik overstuur ben

O O O O

82. Hoe vaak praat je met je vrienden via telefoon of internetverbindingen zoals Face Time of Skype? O bijna nooit of nooit O minder dan wekelijks O wekelijks O dagelijks hoeveel keer per dag? … keer 83. Hoe vaak stuur je SMSjes naar je vrienden? O bijna nooit of nooit O minder dan wekelijks O wekelijks O dagelijks hoeveel keer per dag? … keer 84. Hoe vaak stuur je emails naar je vrienden? O bijna nooit of nooit O minder dan wekelijks O wekelijks O dagelijks hoeveel keer per dag? … keer 85. Hoe vaak praat je met je vrienden via chat (bv. MSN of Facebook chat)? O bijna nooit of nooit O minder dan wekelijks O wekelijks O dagelijks hoeveel keer per dag? … keer 86. Hoe vaak contacteer je je vrienden via andere sociale media zoals Facebook (wall posting (likes en commentaren), geen chat), My Space, Twitter, Apps (bv. Instagram), games (bv. Xbox), Youtube,…? O bijna nooit of nooit O minder dan wekelijks O wekelijks O dagelijks hoeveel keer per dag? … keer 87. Hoe vaak spreek je af met vrienden buiten schooltijd ‘s avonds vóór 20u? O bijna nooit of nooit O minder dan wekelijks O wekelijks O dagelijks hoeveel keer per dag? … keer 88. Hoe vaak spreek je af met vrienden buiten schooltijd ‘s avonds na 20u? O bijna nooit of nooit O minder dan wekelijks O wekelijks O dagelijks hoeveel keer per dag? … keer

Page 91: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

84

89. We willen graag weten hoe je over de volgende stellingen denkt? Lees aandachtig elke stelling. Duid aan hoe je over elke stelling denkt.

90. Hoeveel uren per dag kijk je gewoonlijk naar televisie, video’s (You Tube of gelijkaardige kanalen inbegrepen), DVD’s, en andere ontspanning op een scherm, in je vrije tijd? Maak één bolletje zwart voor de weekdagen en één bolletje voor het weekend.

Op weekdagen

(van maandag tot en met vrijdag)

In het weekend

(zaterdag en zondag)

O helemaal niet O helemaal niet O ongeveer een half uur per dag O ongeveer een half uur per dag O ongeveer een uur per dag O ongeveer een uur per dag O ongeveer 2 uren per dag O ongeveer 2 uren per dag O ongeveer 3 uren per dag O ongeveer 3 uren per dag O ongeveer 4 uren per dag O ongeveer 4 uren per dag O ongeveer 5 uren per dag O ongeveer 5 uren per dag O ongeveer 6 uren per dag O ongeveer 6 uren per dag O ongeveer 7 uren of meer per dag O ongeveer 7 uren of meer per dag

91. Hoeveel uren per dag speel je gewoonlijk spelletjes op een computer, spelconsole, tablet (bv. iPad) smartphone of ander toestel, in je vrije tijd? (Let op! Spelletjes waarbij je zelf moet bewegen zoals bv. tennis op Wii niet inbegrepen) Maak één bolletje zwart voor de weekdagen en één bolletje voor het weekend.

Op weekdagen (van maandag tot en met vrijdag)

In het weekend

(zaterdag en zondag)

O helemaal niet O helemaal niet O ongeveer een half uur per dag O ongeveer een half uur per dag O ongeveer een uur per dag O ongeveer een uur per dag O ongeveer 2 uren per dag O ongeveer 2 uren per dag O ongeveer 3 uren per dag O ongeveer 3 uren per dag O ongeveer 4 uren per dag O ongeveer 4 uren per dag O ongeveer 5 uren per dag O ongeveer 5 uren per dag O ongeveer 6 uren per dag O ongeveer 6 uren per dag O ongeveer 7 uren of meer per dag O ongeveer 7 uren of meer per dag

92. Hoeveel uren per dag gebruik jij gewoonlijk toestellen zoals computers, tablets (bv. iPad) of smartphones om huiswerk te maken, te emailen, twitteren, facebook, online te chatten, te surfen op internet, …, in je vrije tijd?

helemaal niet mee eens 1

2 3 4 5 6 helemaal mee eens 7

Mijn vrienden proberen me echt te helpen.

O O O O O O O

Als iets verkeerd loopt, kan ik op mijn vrienden rekenen.

O O O O O O O

Ik heb vrienden met wie ik mijn goede en slechte momenten kan delen.

O O O O O O O

Ik kan met mijn vrienden over mijn problemen praten.

O O O O O O O

Page 92: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

85

Maak één bolletje zwart voor de weekdagen en één bolletje voor het weekend.

Op weekdagen (van maandag tot en met vrijdag)

In het weekend (zaterdag en zondag)

O helemaal niet O helemaal niet O ongeveer een half uur per dag O ongeveer een half uur per dag O ongeveer een uur per dag O ongeveer een uur per dag O ongeveer 2 uren per dag O ongeveer 2 uren per dag O ongeveer 3 uren per dag O ongeveer 3 uren per dag O ongeveer 4 uren per dag O ongeveer 4 uren per dag O ongeveer 5 uren per dag O ongeveer 5 uren per dag O ongeveer 6 uren per dag O ongeveer 6 uren per dag O ongeveer 7 uren of meer per dag O ongeveer 7 uren of meer per dag

93. Hebben jullie thuis een auto, bestelwagen of een vrachtwagen?

O neen O ja, één O ja, twee of meer

94. Heb je een eigen slaapkamer voor jezelf?

O neen O ja

95. Hoeveel computers hebben jullie thuis?

(Opgelet! laptops en tablets zijn wel computers, play stations en smartphones zijn geen computers)

O geen O 1 O 2 O meer dan twee 96. Hoeveel badkamers (kamer met bad en/of douche) hebben jullie thuis? O geen O 1 O 2 O meer dan twee 97. Hebben jullie thuis een vaatwasmachine? O neen

O ja 98. Hoeveel keer ben je samen met je gezin naar het buitenland op vakantie geweest gedurende de laatste 12 maanden?

O Helemaal niet O 1 keer O 2 keer O meer dan 2 keer 99. Hebben jullie thuis internet? 0 ja 0 neen 100. Betalen jouw ouders mensen om op wekelijkse basis bij jullie thuis te werken in het huishouden of de tuin? O nee O ja, één iemand O ja, twee mensen O ja, meer dan twee mensen

Page 93: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

86

101. Hoe rijk is de buurt waarin je leeft?

O helemaal niet rijk O niet zo rijk O gemiddeld O redelijk rijk O zeer rijk 102. In de buurt waarin je leeft, is/zijn er…

veel sommige geen groepjes jongeren die problemen veroorzaken?

O O O

gebroken glas, afval of rommel op de grond?

O O O

leegstaande huizen of gebouwen?

O O O

103. In welke mate ben jij het eens met volgende uitspraken over de omgeving waarin je leeft?

Helemaal mee eens

Mee eens

Geen mening

Niet mee eens

Helemaal niet mee eens

Mensen zeggen er goedendag en praten regelmatig met elkaar op straat.

O O O O O

Het is er veilig voor jonge kinderen om overdag buiten te spelen.

O O O O O

Je kunt er de mensen vertrouwen. O O O O O Er zijn goede plaatsen om je vrije tijd door te brengen (bvb. Parken, lokalen, winkels,…)

O O O O O

Ik kan de buren vragen om mij te helpen of iets voor mij te doen.

O O O O O

De meeste mensen proberen er van je te profiteren, als ze de kans krijgen.

O O O O O

104. Ben je betrokken in een van deze organisaties of clubs?

Ja Nee Sportclub O O Vrijwilligerswerk O O Politieke organisatie O O Culturele organisatie (muziekschool, …) O O Religieuze groep O O Jeugdbeweging O O Andere organisatie O O Ik ben niet betrokken in een organisatie O O

105. BUITEN DE SCHOOL-UREN, hoe vaak doe je gewoonlijk aan sport of lichaamsoefeningen in je vrije tijd, in zulke mate dat je buiten adem of bezweet bent? O elke dag O 4 tot 6 keer per week O 2 tot 3 keer per week O 1 maal per week O 1 maal per maand O minder dan 1 maal per maand O nooit 106. BUITEN DE SCHOOL-UREN, hoeveel uur per week doe je gewoonlijk aan sport of lichaamsbeweging in je vrije tijd, in zulke mate dat je buiten adem of bezweet bent? O geen O ongeveer een half uur per week

Page 94: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

87

O ongeveer 1 uur per week O ongeveer 2 à 3 uren per week O ongeveer 4 à 6 uren per week O ongeveer 7 uur of meer per week 107. Hieronder staan een aantal hobby’s die je in je vrije tijd (buiten de schooluren) kan doen. Vul beide kolommen in.

Beoefen JIJ ZELF deze hobby minstens maandelijks ?

Hebben JE OUDERS deze hobby ooit beoefend ?

Ja Nee Ja Nee Weet ik niet

Ballet o o o o o Volksdans o o o o o Andere dans zoals hip hop, breakdance, r&b,…

o o o o o

Fotografie, film, video, multimedia of computerkunst (Photoshop, montage, Flash)

o o o o o

Toneel spelen in een vereniging o o o o o Tekenen, schilderen of beeldende kunst o o o o o Zingen o o o o o Muziekinstrument bespelen o o o o o Elektronische muziek (sampling, dj, …) o o o o o Werken met textiel (bv. kleren maken, breien,…)

o o o o o

Schrijven (poëzie, verhalen, songteksten,…)

o o o o o

Boeken lezen o o o o o Joggen, atletiek, fitness, fietsen, gymnastiek, zwemmen

o o o o o

Teamsport zoals basketbal, volleybal, voetbal

o o o o o

Tennis, golf, paardensport o o o o o Andere sporten. Vul aan: ……………………………………………….

o o o o o

108. Hoeveel boeken hebben jullie thuis? (meestal staan er 40 boeken op elke plank van een boekenkast) 0 geen 0 1-10 0 11-50 0 51-100 0 101-250 0 251-500 109. Hoe vaak wordt er in jouw gzin (bv. tijdens het eten) over het thema gezondheid gepraat? 0 nooit 0 zelden 0 soms 0 vaak 0 zeer vaak 110. Hoe belangrijk vinden jouw ouders een gezonde levensstijl? 0 helemaal niet belangrijk 0 niet belangrijk 0 belangrijk 0 heel belangrijk 111. Geef je mening bij volgende uitspraken. (alleen laatste 2 jaren secundair)

Helemaal akkoord

akkoord Geen mening

Niet akkoord

Helemaal niet akkoord

Mensen met depressie kunnen uit de depressie geraken indien ze dit willen.

0 0 0 0 0

Depressie is een teken van persoonlijke zwakte.

0 0 0 0 0

Page 95: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

88

Depressie is niet echt een medische ziekte.

0 0 0 0 0

Mensen met depressie zijn gevaarlijk.

0 0 0 0 0

Het is best om mensen met depressie te ontwijken zodat je zelf niet depressief wordt.

0 0 0 0 0

Mensen met depressie zijn onvoorspelbaar.

0 0 0 0 0

Indien ik een depressie had, zou ik het aan niemand vertellen.

0 0 0 0 0

Ik zou iemand niet uitnodigen op een feestje indien ik weet dat die persoon een depressie gehad heeft.

0 0 0 0 0

Ik zou niet stemmen voor een leerling voor de leerlingenraad indien ik weet dat die persoon een depressie gehad heeft.

0 0 0 0 0

112. Geef je mening over bepaalde aspecten van het gezondheidszorgsysteem. (alleen laatste 2 jaren secundair) Hoe gemakkelijk of moeilijk is het voor jou…

Heel moeilijk

Tamelijk moeilijk

Tamelijk gemakkelijk

Heel gemakkelijk

Niet van toepassing

… informatie te vinden over de behandeling van ziekten waarmee je te maken hebt?

0 0 0 0 0

… erachter te komen waar je terecht kan voor professionele hulp wanneer je ziek bent?

0 0 0 0 0

… te begrijpen wat jouw arts tegen je zegt?

0 0 0 0 0

… de instructies van jouw arts of apotheker te begrijpen over het gebruik van een voorgeschreven medicijn?

0 0 0 0 0

… te beoordelen wanneer je best het advies van een tweede arts zou inwinnen?

0 0 0 0 0

… een beslissing te nemen over jouw ziekte met behulp van de informatie die de arts je geeft?

0 0 0 0 0

… de instructies van jouw arts of apotheker op te volgen?

0 0 0 0 0

… informatie te vinden over hoe je kan omgaan met psychische problemen zoals stress of depressie?

0 0 0 0 0

… waarschuwingen voor ongezond gedrag te begrijpen, bijvoorbeeld roken, weinig lichaamsbeweging of te veel drinken?

0 0 0 0 0

Page 96: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op

89

… te begrijpen waarom je gezondheid soms preventief moet worden gecontroleerd?

0 0 0 0 0

… te beoordelen of de informatie in de media over gezondheidsrisico’s betrouwbaar is?

0 0 0 0 0

… te beslissen hoe je je tegen ziekte kunt beschermen, afgaand op informatie vanuit de media?

0 0 0 0 0

…. informatie in te winnen over activiteiten die goed zijn voor je geestelijk welzijn?

0 0 0 0 0

… adviezen van familie en vrienden over gezondheid te begrijpen?

0 0 0 0 0

… informatie in de media te begrijpen over hoe je gezonder kan worden?

0 0 0 0 0

… te beoordelen hoe wat je dagelijks doet, verband houdt met je gezondheid?

0 0 0 0 0

Page 97: DE INVLOED VAN SOCIALE NETWERKEN OP HET …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/003/RUG01... · via sociale media en face to face contacten daarentegen heeft een negatieve invloed op