Transcript

Christelijke Hogeschool Nederland Locatie: Leeuwarden

Opleiding: Small Business & Retail Management; hbo-bachelor (croho 34422)

Varianten: voltijd en duaal

Visitatiedatum: 12 december 2006

© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2007

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 2/63

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 3/63

Inhoud Inhoud 3

Deel A: Onderwerpen 5 1.1 Voorwoord 7 1.2 Inleiding 7 1.3 Werkwijze 8 1.4 Oordeelsvorming 9 1.5 Oordelen per onderwerp 10 1.6 Schematisch overzicht oordelen 11 1.7 Totaaloordeel 11

Deel B: Facetten 13 Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 15 Onderwerp 2 Programma 18 Onderwerp 3 Inzet van personeel 29 Onderwerp 4 Voorzieningen 33 Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 36 Onderwerp 6 Resultaten 39

Deel C: Bijlagen 43 Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 44 Bijlage 2: Deskundigheden panelleden 49 Bijlage 3: Bezoekprogramma 52 Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 54 Bijlage 5: Domeinspecifieke competenties 61 Bijlage 6: Opleidingsspecifieke competenties 62

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 4/63

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 5/63

Deel A: Onderwerpen

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 6/63

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 7/63

1.1 Voorwoord

Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Small Business en Retail Management van de Christelijke Hogeschool Nederland heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in november 2006, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 12 december 2006. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: De heer drs. H.M.H. Reumkens MLD (domeinpanellid, voorzitter); De heer F.W.J.M. Buijk (domeinpanellid); De heer R. Cozijnsen (studentpanellid); De heer drs. L.S. van der Veen (NQA-auditor).

Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2).

Het rapport bestaat uit drie delen:

Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd.

Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport.

Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.

1.2 Inleiding

De Christelijke Hogeschool Nederland kiest en handelt vanuit een identiteit die haar oorsprong vindt in de christelijke godsdienst en cultuur en de daarin wortelende levensbeschouwelijke overtuigingen en inspiraties. Aan de hogeschool studeren ongeveer 6100 studenten en werken ongeveer 600 medewerkers. De hogeschool bestaat uit vijf onderwijsinstituten, waaronder de Retail Business School (RBS).

Binnen de RBS worden de opleiding Small Business en Retail Management en de opleiding International Business and Management Studies verzorgd, de laatste in samenwerking met de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden en het Van Hall Instituut.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 8/63

Aan de opleiding SB&RM studeren 624 studenten, waarvan 42 short track, 235 duaal en 347 voltijd. De opleiding wordt verzorgd door 23 docenten, 22,9 fte s (cijfers per oktober 2006). De opleiding kent een voltijd- en een duale variant. Binnen de voltijd-variant volgen de studenten gedurende het gehele tweede jaar een duaal traject. De voltijd-variant heeft een verkort Engelstalig traject voor (buitenlandse) studenten met een verwant hbo-getuigschrift (short track). Deze studenten stromen in het derde jaar in. Vanaf dat studiejaar wordt het voltijd-onderwijs in het Engels gegeven. De inhoud en de opzet van het curriculum zijn per 2004-2005 herzien.

De opleiding kent twee afstudeerrichtingen, Retail Management en Small Business. Studenten Retailmanagement worden opgeleid voor managementfuncties in organisaties die goederen en diensten rechtstreeks aan de klant leveren. Bij Small Business ligt het accent op zelfstandig ondernemerschap en op functies binnen grotere organisaties of als adviseur in het midden- en kleinbedrijf. De opleiding kiest voor Small Business binnen de Retail-branche.

1.3 Werkwijze

De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.

De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie (de validatie van de documentatie). Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode november/december 2006 inhoudelijk voor op het bezoek. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid.

De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 9/63

Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde schakelmomenten ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken.

De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in februari 2006 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in maart 2007 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in november 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in november 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.

1.4 Oordeelsvorming

In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van:

weging van de oordelen op facetniveau;

benchmarking;

generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden;

bepaalde accenten respectievelijk best practices .

In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de duale variant- afwijkt van de voltijd-variant, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de duale opleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 10/63

1.5 Oordelen per onderwerp

1.5.1 Doelstellingen opleiding Alle drie facetten zijn voor beide varianten als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.

1.5.2 Programma Voor de voltijd-variant zijn de facetten 2.2, 2.3, 2.7 en 2.8 zijn als goed beoordeeld, de facetten 2.1, 2.4 en 2.5 als voldoende. Voor de duale variant zijn de facetten 2.1, 2.2, 2.3, 2.5, 2.7 en 2.8 als goed beoordeeld, facet 2.4 als voldoende. Beide varianten voldoen aan de eisen ten aanzien van de duur, facet 2.6. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.

1.5.3 Inzet van personeel Alle drie facetten zijn voor beide varianten als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.

1.5.4 Voorzieningen Voor beide varianten is facet 4.1 als goed beoordeeld, facet 4.2 als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.

1.5.5 Interne kwaliteitszorg Voor beide varianten zijn de facetten 5.1 en 5.2 als goed beoordeeld, facet 5.3 als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.

1.5.6 Resultaten Voor beide varianten is facet 6.1 als goed beoordeeld, facet 6.2 als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 11/63

1.6 Schematisch overzicht oordelen

Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Voltijd-variant Duale variant Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen Goed Goed 1.2 Niveau bachelor Goed Goed 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Goed Goed Totaaloordeel onderwerp Positief Positief Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO Voldoende Goed 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Goed Goed 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Goed Goed 2.4 Studielast Voldoende Voldoende 2.5 Instroom Voldoende Goed 2.6 Duur Voldaan Voldaan 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed Goed 2.8 Beoordeling en toetsing Goed Goed Totaaloordeel onderwerp Positief Positief Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO Goed Goed 3.2 Kwantiteit personeel Goed Goed 3.3 Kwaliteit personeel Goed Goed Totaaloordeel onderwerp Positief Positief Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen Goed Goed 4.2 Studiebegeleiding Voldoende Voldoende Totaaloordeel onderwerp Positief Positief Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten Goed Goed 5.2 Maatregelen tot verbetering Goed Goed 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het

beroepenveld Voldoende Voldoende Totaaloordeel onderwerp Positief Positief Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau Goed Goed 6.2 Onderwijsrendement Voldoende Voldoende Totaaloordeel onderwerp Positief Positief

1.7 Totaaloordeel

Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding voor beide varianten op de zes onderwerpen POSITIEF scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 12/63

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 13/63

Deel B: Facetten

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 14/63

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 15/63

Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding

Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen Goed

Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse)

vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

De opleiding kent twaalf competenties, verdeeld in vijf taakgerichte competenties (commercialiteit; ondernemen; plannen, organiseren en beheren; leidinggeven; informeren en adviseren), twee interpersoonlijke competenties (communiceren; samenwerken) en vijf intrapersoonlijke competenties (leervermogen; resultaatgerichtheid; analyseren en synthetiseren; waardengeoriënteerd handelen; interculturele sensitiviteit). Deze zijn nader omschreven in het Competentieboekje SB&RM (2006). Voor alle competenties zijn de aandachtsgebieden en de kenmerken van het hbo-bachelorniveau (en het masterniveau) beschreven. Van de competenties zijn gedragscriteria afgeleid.

De opleiding formuleert de kennis en vaardigheden waarover de student moet beschikken in de Body of Knowledge & Skills (BOKS). Zij doet dat aan de hand van de zogenaamde ServiceTrinity (Lovelock, 1992; vergelijk 2.2): marketing, human resource management en operations. Dit Trinity-model staat centraal in de opleiding. Zowel de BOKS als ook de competenties worden met het model in verband gebracht (Competentieboekje SB&RM, 2006; Onderwijsbeleidsdocument SB&RM, 2006).

De opleiding SB&RM bevindt zich in het domein Commerce binnen het Hoger Economisch Onderwijs (HEO). In december 2005 is de laatste versie van het landelijk competentieprofiel voor het domein geformuleerd (HEO-domeinen en domeincompetenties 2005). Het landelijk overleg van de SB&RM-opleidingen heeft een specifiek competentieprofiel voor SB&RM vastgelegd (Small Business & Retail Management. Het competentieprofiel herijkt, januari 2004). Dit profiel is gevalideerd door het werkveld. De opleiding is bij de opstelling van haar competenties uitgegaan van deze beide competentiesets, van de Dublin-descriptoren en van de algemene CHN-competenties (CHN-waarden). De wijze waarop de opleidingscompetenties hiermee in verband staan is in een tabel inzichtelijk gemaakt (Onderwijsbeleidsdocument). Het panel is van mening dat het verband goed is aangetoond.

De landelijk opgestelde eindkwalificaties geven sturing, maar de opleiding vond concretisering wenselijk omdat de eindkwalificaties op een te algemeen niveau werkten. De opleiding heeft deze concretisering in twee stappen uitgevoerd. Ze heeft in 2004 een systeem van competenties opgesteld. De opleiding heeft vervolgens in de loop van de studiejaren steeds haar beroepsvisie en de competenties verder verfijnd, inclusief het opstellen van haar visie op het bachelorniveau van een SB&RM er (gerelateerd aan de Dublin-descriptoren). In de verfijnde competentieset is (scherper dan in de eerste versie) haar eigen visie/profiel tot uitdrukking gebracht.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 16/63

De opleiding borgt de relevantie van haar beroepsvisie en haar competenties via het landelijk overleg (zie hierboven), via de Raad van Advies (geherformeerd met ingang van 2006-2007), via conferenties met vertegenwoordigers van het regionale werkveld en intern door het debat met de CHN, met docenten en met studenten in de Studentenraad.

De opleiding situeert Small Business in de retailomgeving. Het doel is studenten op te leiden tot zelfstandig ondernemerschap in de retailbranche. Op deze wijze wordt de inhoudelijke verwantschap van Small Business en Retailmanagement vormgegeven. Het ondernemerschap krijgt vanaf het begin van de studie aandacht, in het eerste jaar in de vorm van het project Jong ondernemen . Jaarlijks wordt een conferentie met het werkveld georganiseerd waarin expliciet aandacht wordt besteed aan nieuwe ontwikkelingen. De opleiding heeft in dit opzicht verbeteringen doorgevoerd ten opzichte van de visitatie van 2002.

De opleiding heeft onderzoek laten doen naar het niveau van de opleiding. Daaruit blijkt onder meer dat (voltijd- en duale) studenten en stagebegeleiders het competentieprofiel dat de opleiding als doelstellingenset hanteert relevant vinden (Op Niveau?!, 2006).

De opleiding bezint zich verder op het SB&RM-beroep en het SB&RM-onderwijs in de internationale context en op de betekenis daarvan voor het onderwijs in Leeuwarden (internationale vergelijking, internationale validering). Binnen het onderwijs wordt aandacht besteed aan beroepsbeoefening in internationaal verband (bijvoorbeeld grensoverschrijdende fusies en overnames in de retail, buitenlandse bedrijven op de Nederlandse markt en andersom). Voorts heeft de opleiding een geheel Engelstalige shorttrack-variant (vergelijk 2.5).

Facet 1.2 Niveau bachelor Goed

Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal

geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

De opleiding SB&RM leidt professionals op voor de small business in de retailbranche, die kunnen functioneren op hbo-bachelor niveau op. Dat is in toenemende mate noodzakelijk vanwege de toegenomen complexiteit, omvang en ontwikkeling van specialismen binnen de branche. In het Onderwijsbeleidsdocument SB&RM (2006) wordt aan de hand van de vijf Dublin-descriptoren beschreven wat er van de SB&RM-er wordt verwacht.

De opleiding brengt haar competenties expliciet in verband met de Dublin-descriptoren in de vorm van een tabel (Onderwijsbeleidsdocument SB&RM, 2006). Zo komt de Dublin-descriptor oordeelsvorming aan bod in de competenties commercialiteit , ondernemen , plannen & organiseren & beheren , leidinggeven en informeren en adviseren . In het Competentieboekje SB&RM (2006) worden voor alle competenties de kenmerken van

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 17/63

het hbo-bachelorniveau (en het hbo-masterniveau) beschreven. In het studiejaar 2006-2007 wordt de relatie van de Dublin-descriptoren met het curriculum verder verfijnd.

Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2006 blijkt dat de voltijd en de duale studenten tevreden zijn over de beschrijving van de competenties en het bachelorniveau. De shorttrack-studenten zijn minder tevreden. Docenten zijn volgens het Tevredenheidsonderzoek onder medewerkers 2006 in voldoende mate tevreden over het bachelorniveau.

Facet 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Goed

Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het

relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een

specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

De opleidingscompetenties zijn ontleend aan het landelijk opleidingsprofiel, dat door het werkveld is gevalideerd. In de taakgerichte competenties staat het professioneel en servicegericht handelen centraal. Daarin komt de hbo-oriëntatie tot uiting.

De opleiding schetst in haar Onderwijsbeleidsdocument op heldere en adequate wijze de ontwikkelingen in de retailbranche en de small business. Daarin wordt onder meer aandacht gegeven aan het consumentengedrag, de houding van het personeel, schaalvergroting en internationalisatie, samenwerking in de keten, branchevervaging, verkoop via internet, communicatie en opvolging en overdracht van familiebedrijven.

Studenten van de afstudeerrichting Retailmanagement worden opgeleid voor managementfuncties in organisaties die goederen of diensten rechtstreeks aan de klant leveren. Voor de afstudeerrichting Small Business ligt het accent op zelfstandig ondernemerschap en op functies binnen grotere organisaties of als adviseur in het midden- en kleinbedrijf. Deze functies weerspiegelen naar de mening van het panel het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar.

Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2006 zijn studenten tevreden over het beeld dat zij in het eerste jaar krijgen van het werkveld.

Uit het gesprek met werkveldvertegenwoordigers en afgestudeerden komt naar voren dat zij zich goed kunnen vinden in het competentieprofiel.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 18/63

Onderwerp 2 Programma

Facet 2.1 Eisen HBO Vt: voldoende Du: goed

Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk

ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek.

- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline.

- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

De competentieontwikkeling van studenten vindt plaats binnen vier leerlijnen. In de integrale leerlijn staan in studiejaar 1 aan de beroepspraktijk ontleende problemen en casussen centraal, in studiejaar 2 en 4 de beroepspraktijk zelf en in studiejaar 3 opdrachten en projecten. De term integraal betekent dat alle competenties gethematiseerd worden binnen deze leerlijn. In de vaardighedenleerlijn worden die vaardigheden ontwikkeld en geoefend die buiten de integrale setting om apart aandacht behoeven. Via hoorcolleges vindt in de theoretische leerlijn theoretische ontwikkeling plaats, gerelateerd aan het integrale deel. De opleiding schrijft verder vakliteratuur voor die studenten dienen te bestuderen. De relatie tussen het integrale deel en de theoretische leerlijn is geborgd in de Body of Knowledge and Skills die voor elk kennisdomein is vastgesteld. De zelfmanagementleerlijn is gericht op de versterking van het zelfsturend en zelflerend vermogen. In de eerder genoemde leerlijnen gaat het om competenties die in leerdoelen zijn geconcretiseerd. In de zelfmanagementleerlijn richt de student zich expliciet op zelfsturing van competentieontwikkeling via een persoonlijk ontwikkelingsplan, via diverse vormen van feedback en via de opbouw van een portfolio.

De opleiding bevordert de inbreng van de actuele beroepspraktijk onder meer door deelname aan het landelijk netwerk van SB&RM-opleidingen, door overleg met de Raad van Advies, via gastdocenten en via minoren waarin actuele ontwikkelingen specifiek aan bod kunnen komen. Ongeveer tweederde van het docententeam werkt in de beroepspraktijk naast het docentschap (zie ook 3.1). Door stagebezoek en bezoek aan duale werkplekken houden docenten zich op de hoogte van ontwikkelingen in de beroepspraktijk. In de hoorcollegereeks Retail actueel wordt expliciet aandacht besteed aan actuele beroepsontwikkelingen.

In de voltijd-variant is het tweede studiejaar duaal opgezet. Studenten werken gedurende dat jaar bij één bedrijf. Dat zorgt volgens studenten voor voldoende mogelijkheid tot diepgang. In het tweede semester van het vierde jaar doen ze een afstudeerstage en een afstudeerproject bij een bedrijf. Het afstudeerproject kan in het verlengde liggen van de stage. Op basis van inzage van stageproducten stelt

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 19/63

het panel vast dat de onderwerpen relevant zijn, dat er relatief veel werk gemaakt wordt van theoretische achtergronden en dat er in de verslagen conclusies worden getrokken. De aanbevelingen zijn niet altijd even duidelijk daarvan afgeleid. Het verwerken van actuele ontwikkelingen is een expliciet onderdeel van de stage-opdracht. In de duale variant werkt de student vanaf het begin in de praktijk (zie hieronder).

Het panel heeft tijdens de visitatie het studiemateriaal en de gebruikte literatuur ingezien. Op basis daarvan stelt het vast dat de moduulboeken van goede kwaliteit zijn en een goede leidraad bieden voor de studie. Het lesmateriaal sluit aan bij de gestelde doelen en is relevant en actueel. De literatuur is van een passend niveau en van goede kwaliteit. Er is voldoende afwisseling tussen Nederlandstalige en Engelstalige literatuur.

Studenten verrichten onderzoek in het kader van hun afstudeerwerkstuk. Naar de mening van het panel komt de interactie met toegepast onderzoek in de afstudeerwerken goed tot uiting. Daaraan voorafgaand wordt in het curriculum aandacht besteed aan methoden en technieken van onderzoek. Daarbij wordt gebruik gemaakt van goede en recente literatuur.

De duale variant heeft als kenmerk dat de student leren en werken combineert. De beroepspraktijk is voortdurend aanwezig in de opleiding. De praktijkervaringen van de duale student worden geplaatst in het theoretische kader van vakliteratuur, die door de opleiding wordt aangereikt.

Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2006 zijn studenten tevreden over het beeld dat zij in het eerste jaar krijgen van het werkveld, over de inhoud van het programma, over de kwaliteit van de opdrachten, over de actualiteit van het programma, over de internationale gerichtheid en over de stage. De shorttrack-studenten zijn niet tevreden over de inhoud en de actualiteit van het programma en over de oriëntatie op het werkveld.

Studenten laten het panel weten dat zij tevreden zijn over de wijze waarop de praktijk in het programma aan de orde komt. Zij waarderen het leren aan de hand van cases en in projecten en vinden het duale tweede jaar belangrijk. In het project Jong ondernemen krijgen ze een goed beeld van het beroep. Vanwege de kritiek van de shorttrack- studenten beoordeelt het panel de voltijd-variant als voldoende in plaats van goed.

Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Goed

Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau,

oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van

(onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde

eindkwalificaties te bereiken.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 20/63

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

De opleiding kent een voltijd- en een duale variant. De voltijd-studenten volgen na de propedeuse een duaal traject in het tweede jaar. Zij werken dan drie dagen per week in een bedrijf. De overige twee dagen zijn voor zelfstudie en voor bijeenkomsten met de onderwijsgroep, één keer per twee weken. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van e-learning voor de uitwisseling van ervaring, vaardigheidsontwikkeling en feedback. In het derde jaar volgen de studenten weer binnenschools onderwijs in de vorm van vier projecten. Het laatste jaar begint met twee minoren (het eerste half jaar) en wordt afgesloten met een afstudeerstage en een afstudeerproject. Het onderwijs wordt vanaf het derde jaar in het Engels gegeven. Dan nemen ook de short track studenten aan het onderwijs deel (vergelijk 2.5). Duale studenten werken vanaf het begin van de studie drie dagen per week in een bedrijf en zijn per module (van één kwartaal) tien dagdelen op school. Via de elektronische leeromgeving houden ze contact met school en met medestudenten.

De studie heeft een duidelijke structuur. Elk studiejaar bestaat uit vier modulen van 15 EC. Voor elke module is er een moduulboek (moduulblauwdruk). Deze bevatten een moduulverantwoording (een moduulrationale aan de hand van het Trinity-model en de relevantie voor het beroep), de plaats binnen de opleiding, de moduulinhoud, de moduuldoelstellingen en de relatie daarvan met de competenties, de contact- en zelfstudie-uren per week, de werkvormen, de manier van toetsing van het moduultentamen, de toetsen per week, de toetsmatrijs en de literatuur. De moduulboeken zijn opgesteld door moduulcoördinatoren en goedgekeurd door de curriculumcommissie en vastgesteld door de instituutsdirecteur. Het panel vindt de moduulboeken goed opgezet en helder uitgewerkt.

De opleiding heeft in het cursusjaar 2004-2005 haar gehele curriculum herzien. Tot 2005 was het cursusjaar ingedeeld in zes moduleperioden van zes weken. Dat is omgezet in vier moduleperioden van tien weken. De opleiding heeft deze wijziging in de inrichting van het cursusjaar aangegrepen om niet alleen de structuur van het onderwijs te herzien, maar ook de inhoud en opzet van het onderwijs te actualiseren. In 2006 heeft de opleiding alle moduleblauwdrukken opnieuw ontwikkeld volgens een vast stramien. In het studiejaar 2006-2007 worden deze verder ontwikkeld en verfijnd, met name in relatie tot de BOKS. Hiermee is de basis gelegd voor de structurele en permanente verbetering van de moduleboeken.

De opleiding ziet het proces van moduleontwikkeling als een iteratief proces. Er vindt kritische analyse van de conceptmodule plaats door de klankborddeskundige (teamleiders en onderwijskundige), waarbij gekeken wordt naar de samenhang tussen competenties en leerdoelen, de vraag in hoeverre leerdoelen concreet genoeg zijn geformuleerd en naar de andere ontwerpspecificaties. Op basis van dit gesprek stellen docenten hun materiaal bij. De modulen worden vastgesteld en uitgevoerd aan de hand van de moduleblauwdrukken. De opleiding heeft het proces naar de mening van het panel op inzichtelijke wijze schematisch in beeld gebracht.

De opleiding heeft het panel tijdens de visitatie een presentatie gegeven van een digitale competentiematrix, een instrument om gedetailleerd de dekking van de competenties in het programma te bepalen. Het panel vindt dit een goed instrument. In het gesprek met docenten blijkt dat zij het instrument kennen en de waarde ervan zien. Op basis van de

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 21/63

toelichting op de digitale competentiematrix en van bestudering van het studiemateriaal is het panel van mening dat het programma goed aansluit op de competenties.

De opleiding maakt voor de vertaling van de competenties naar onderwijsinhouden gebruik van het model van de ServiceTrinity (Lovelock, 1992; vergelijk 1.1). Dit model weerspiegelt de (retail)organisatie waarin de drie functiegebieden centraal staan die georganiseerd zijn rond het verlenen van diensten aan de klant: marketing, human resource management en operations. De kernfuncties staan in verband met het strategisch en financieel management.

Uit het gesprek van het panel met studenten blijkt dat zij de competenties kennen en er mee werken. Zij herkennen dat de opdrachten en competenties in de moduleboeken met elkaar in verband worden gebracht. Duale studenten vertellen het panel dat zij consequent werken aan de hand van de competenties. De competentie-beoordelingsformulieren worden goed gebruikt. Aan het begin van het jaar wordt er een beginmeting van het niveau gedaan. Ook de werkgevers gebruiken de competentieformulieren.

Facet 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Goed

Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

De verticale samenhang in het curriculum is in de eerste plaats ingericht vanuit de ontwikkelingslijn in de praktijkrelatie van het onderwijs: praktijkgerelateerde problemen, projecten en casussen zijn in elke module leidend voor de inhoud. In de tweede plaats is er sprake van een toenemende complexiteit in de vier leerlijnen: de integrale, de theoretische, de vaardigheden leerlijn en de leerlijn zelfmanagement. Het competentiegestuurde onderwijs verandert voor de studenten in de loop van de jaren van karakter. Waar het in het eerste jaar gericht is op de beginnend verkoopmedewerker, is het tweede jaar gericht op het niveau van de ervaren verkoper, het derde jaar op de beginnende leidinggevende en projectmedewerker en het vierde jaar op de adviseur, professional en projectmanager op bachelorniveau. Hierdoor volgt de student een logische ontwikkelingslijn van eenvoudig naar complex en van zelfstandig naar zelfsturend.

De opleiding heeft de afgelopen jaren gewerkt aan de verbetering van de samenhang. Zij heeft hiervoor gebruik gemaakt van het concept van Servicemanagement van Lovelock en van de ontwikkeling van de leerlijnen. De samenhang van het totale programma wordt bewaakt door de curriculumcommissie, die de blauwdrukken en moduleboeken beoordeelt en goedkeurt.

De samenhang binnen de jaren is vormgegeven door jaarthema's, respectievelijk ondernemen kun je leren (operationeel) , tactisch management , strategisch management en integratie .

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 22/63

De horizontale samenhang wordt aangebracht door een thematische samenhang binnen de module. Die vormt een thematische eenheid waaronder een aantal onderwijseenheden is gebracht, die themagerelateerd worden ingevuld, bijvoorbeeld in de vorm van ondersteunende colleges bij de projecten. Vakken worden voornamelijk geïntegreerd gegeven. Het aantal theoriecolleges neemt gedurende de opleiding geleidelijk af. Binnen elke module komen de vier leerlijnen aan bod.

Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2006 blijkt dat studenten tevreden zijn over de opbouw en de samenhang in het curriculum en over de afstemming tussen de theorie en de praktijk. De shorttrack-studenten zijn niet tevreden over de opbouw van de opleiding, maar wel over de samenhang tussen de studieonderdelen. Ook volgens docenten (Tevredenheidsonderzoek onder medewerkers, 2006) is de samenhang in het programma goed.

Het panel constateert, met de opleiding, dat de samenhang in vergelijking met de situatie ten tijde van de visitatie in 2002 sterk is verbeterd. De samenhang wordt tevens goed bewaakt.

Facet 2.4 Studielast Voldoende

Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat

programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

Elk studiejaar is verdeeld in vier perioden van elk tien weken. In elke periode volgen studenten één thematisch samenhangende module van 15 EC. Deze module is één onderwijseenheid en wordt afgerond met een tentamen (vergelijk 2.8). Praktisch gezien, betekent dit dat een module wordt afgerond met meerdere, leerlijn-gebonden toetsen en beoordelingen. Voor elke module wordt een moduleboek verstrekt, waarin o.a. de positie van de module, de inhoudelijke betekenis, de leerdoelen, de werkvormen, de planning, de toetswijze en de herkansing staan beschreven (vergelijk 2.2). Ook is studiemateriaal toegevoegd. Voor docenten wordt voor de probleemtaken een tutorhandleiding geschreven, waarin helder is gemaakt welke inhoudelijke doelen met deze taken worden beoogd.

Binnen de leerlijn zelfmanagement wordt structureel aandacht besteed aan de begeleiding van studievoortgang (vergelijk 4.2).

Studenten krijgen informatie over hun studieresultaten. Voor het bijhouden van de studieresultaten wordt gebruik gemaakt van het studievolgsysteem ProgRESS. De studieresultaten worden gepubliceerd via Intranet en zijn altijd en overal raadpleegbaar (vergelijk 4.1 en 4.2).

Het curriculum is studeerbaar qua studielast. De opleiding richt haar onderwijs zo in dat er sprake is van evenwichtige spreiding van de werkdruk: piekbelasting wordt vermeden. Uitgangspunt is een wekelijkse studiebelasting van 42 uur, gespreid over de 40

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 23/63

werkweken waarin de contacturen plaatsvinden. De feitelijke gemiddelde studiebelasting neemt in de loop van de opleiding af. De opleiding heeft bij het ontwerpen en de uitvoering van het programma 2006 - 2007 expliciet aandacht besteed aan zodanige planning van de studielast, dat studenten een volle werkweek hebben en dat aldus ook ervaren. Het panel heeft geen belemmeringen als gevolg van de studiebelasting geconstateerd.

De opleiding besteedt specifiek aandacht aan Duitstalige instromers. Vanuit de CHN ontvangen zij een intensieve cursus Nederlands tot het niveau NT2. Daarnaast zijn er specifieke tentamenregelingen (gebruik woordenboek, meer tijd).

Studenten waarderen volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2006 de verschillende aspecten van de studeerbaarheid van het curriculum als voldoende. Shorttrack-studenten zijn niet tevreden over de organisatie van de opleiding (evenals duale studenten) en evenmin over de studielast. Afgestudeerdenonderzoek SB&RM over drie jaren (2003, 2004 en 2005) wijst onder meer op verbeterpunten ten aanzien van het stroomlijnen van de facilitaire en administratieve diensten, de puntenregistratie, het informeren over de wijzigingen en ten aanzien van het bekend maken van roosters en toetsuitslagen (via internet). Uit de gesprekken met studenten blijkt dat er al wel verbetering is opgetreden in de organisatie van de studie. De verlenging van de perioden van zes naar tien weken is daar een voorbeeld van. Zij vinden echter dat de organisatie van de studie nog niet geheel optimaal functioneert.

Het panel stelt vast dat de opleiding de afgelopen jaren verbeteringen heeft aangebracht in de studeerbaarheid. Uit de gesprekken met studenten en uit het studenttevredenheidsonderzoek blijkt voor beide varianten echter dat de organisatie nog niet optimaal functioneert. Om die reden komt het panel tot een voldoende in plaats van goed.

Facet 2.5 Instroom Vt: voldoende Du: goed

Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende

studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

Studenten met een havo-, vwo- of mbo-diploma (met uitstroomniveau 4) zijn toelaatbaar tot de opleiding. Personen van 21 jaar en ouder, die niet aan deze eisen voldoen, kunnen worden toegelaten op basis van een toelatingsexamen. Voor de duale opleiding gelden bovendien een intakegesprek en een selectieprocedure, waaronder een assessment en een sollicitatiegesprek met de potentiële werkgever. De studenten moeten op het moment dat ze aan de opleiding beginnen een door de opleiding gescreende werkplek hebben. De opleiding screent de werkplekken aan de hand van een werkplekscan. (Onderwijs- en Examenregeling)

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 24/63

Voor Duitse studenten geldt als vooropleidingseis tenminste: een Fachhochschulreife of een Allgemeine Hochschulreife. Studenten van 21 jaar of ouder kunnen een toelatingsexamen afgleggen. Duitse studenten zijn verplicht een Nederlandse taaltraining te volgen. (Onderwijs- en Examenregeling)

Om de aansluiting op de vooropleiding te bevorderen heeft ze overleg met toeleverende scholen. Er is een platform VO-HBO Friesland waarin wordt overlegd hoe de aansluiting voor de havo- en vwo-studenten gewaarborgd is. In samenwerking met de mbo-opleidingen Detailhandel worden doorstroommodulen ontwikkeld en aangeboden. In het project Samenwerken aan de winkel is vorm en inhoud gegeven aan een doorlopende leerweg mbo-hbo. In het project zijn, in samenwerking met koepel- en brancheorganisaties in de detailhandel en met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, praktijksimulaties ontwikkeld voor het werken in de detailhandel voor mbo en hbo.

De opleiding verzorgt voorlichting via schoolbezoek, open dagen en lessen. De opleiding verzorgt voorlichting in pre-examenklassen op de toeleveringsscholen. Daarnaast zijn er informatiefolders over SB&RM-voltijd en zijn er de CHN-proefstudeerdagen. Studenten zijn actief betrokken bij de voorlichtingsprogramma s en meeloopdagen.

De opleiding ondersteunt in de eerste fase van het zelfmanagementprogramma studenten bij de overstap naar het op construerend leren ingerichte curriculum. In de regel blijkt het voor studenten met havo-achtergrond meer complex om zo te leren dan voor studenten met vwo-achtergrond. De eerste module van de opleiding besteedt aandacht aan het leren ondernemen en geeft een oriëntatie op de Retail Business in het algemeen en op fashion in het bijzonder.

De opleiding heeft een verkort traject, shorttrack, voor (buitenlandse) studenten met een verwant hbo-getuigschrift of met minimaal twee jaar hoger onderwijs in een aan SB&RM verwant vakgebied of met een vergelijkbare ontwikkeling door middel van werkervaring. Deze studenten worden toegelaten nadat in een onderzoek is vastgesteld over welke eerder verworven competenties zij beschikken en welke studieonderdelen niet hoeven te worden gevolgd. De procedure bij buitenlandse studenten kent in ieder geval een onderzoek naar de beheersing van het Engels. Voorts wordt nagegaan welke vooropleiding de student heeft genoten en welke werkervaring de student kan aantonen. Naast dit papieren onderzoek wordt er met de student een interview gehouden, deels om de uitkomst van het onderzoek te verifiëren en deels om de motivatie van de student te onderzoeken. Het onderzoek en het interview worden uitgevoerd door het Admission Committee. De examencommissie is belast met de toekenning van de EVC, op grond van een voordracht door het Admission Committee. De CHN heeft de Gedragscode internationale studenten in het Nederlands hoger onderwijs ondertekend.

De opleiding biedt studenten met een mbo-diploma Ondernemer/manager Detailhandel of Ondernemer Groothandel de mogelijkheid van een vrijstelling van 30 EC in het tweede, duale studiejaar. Studenten met een propedeutisch getuigschrift in het hoger economisch onderwijs kunnen vrijstellingen krijgen van onderdelen van de propedeuse tot een maximum van 30 EC. Voor overige vrijstellingen is er een duidelijke EVC-regeling.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 25/63

Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2006 blijkt dat de voltijd- en de duale studenten tevreden zijn over het beeld dat ze in het eerste jaar hebben gekregen van de opleiding en van het werkveld. Uit afzonderlijke gesprekken van het panel met voltijd-, duale en shorttrack-studenten komt naar voren dat de aansluiting voor de voltijd- en de duale variant goed is. Studenten vinden de overgang naar het meer zelfstandige onderwijs niet groot. De begeleiding bij de overgang naar het hbo vinden ze goed. In de eerste module krijgen ze een training waarin onder meer aandacht wordt besteed aan probleemgestuurd onderwijs. De (internationale) shorttrack- studenten zijn echter niet tevreden. Zij geven in het gesprek aan dat de verschillen in vooropleiding, bij instroom in het derde jaar, groot zijn en dat die belemmerend werken. Naar hun mening moet de opleiding meer aandacht besteden aan de afstemming van de beginniveaus en aan het probleemgestuurd onderwijs, een onderwijsvorm die zij niet kennen. Het panel stelt vast dat de opleiding weliswaar over een uitvoerige EVC-procedure beschikt, waarin onder meer een diplomavergelijking plaatsvindt, maar dat deze kennelijk in de uitvoering niet leidt tot een goede aansluiting voor de shorttrack-studenten.

Het panel is goed te spreken over de instroom en aansluiting voor de voltijd en duale studenten, maar niet over die voor de shorttrack-studenten. Daarom komt het voor de voltijd-variant tot een voldoende in plaats van een goed.

Facet 2.6 Duur Voldaan

Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum:

hbo-bachelor: 240 studiepunten.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

De duur van de voltijd- en de duale opleiding is 240 EC. De programma s zijn opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling en in de studiegids.

De shorttrack heeft een omvang van 120 EC. Shorttrack-studenten volgen het onderwijs van het derde en vierde jaar voltijd. Voor de vrijstelling van de eerste twee leerjaren wordt gebruik gemaakt van een uitvoerige EVC-procedure.

Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed

Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

De opleiding SB&RM verzorgt competentiegericht onderwijs, vormgegeven als probleemgestuurd onderwijs, praktijkleren en projectgestuurd onderwijs. Het onderwijs is gericht op het ontwikkelen van competenties en is zo ingericht dat het

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 26/63

leren plaatsvindt in een realistische omgeving. Hierin komen de CHN-pijlers leren in een maatschappelijke context en interculturalisatie tot uitdrukking. Het leren wordt ingericht als een systeem van taken die verwant zijn aan die in de beroepspraktijk, overeenkomstig het constructivisme als CHN-pijler. De taakomgeving moet daarbij uitdagend zijn, de docent is naast kennisoverdrager ook procesbegeleider. Taakgestuurd leren betekent hier niet dat andere werkvormen dan taakgestuurd leren uitgesloten zijn. Taakgestuurd leren staat centraal, daarnaast worden bijvoorbeeld ook kennisoverdracht en trainingen aangeboden.

De opleiding richt haar voltijd-onderwijs in het eerste studiejaar in als probleemgestuurd onderwijs, in het tweede studiejaar als werkplekgestuurd (duaal) onderwijs, het derde jaar als projectgestuurd. In het vierde jaar volgt de student één of twee minors, voert een stage uit en realiseert een meesterproef in de afstudeeropdracht. In de minoren zijn de werkvormen afhankelijk van de onderwerpkeuze. De door de opleiding ingerichte minors zijn projectgestuurd ingericht.

De inrichting van het onderwijs als probleemgestuurd of projectonderwijs betekent niet dat het gehele studiejaar alleen maar probleem- of projectgestuurd is. De opleiding onderscheidt onder deze noemers vier leerlijnen (vergelijk 2.1 en 3.2). Deze zijn geconcretiseerd in werkvormen. In de integrale leerlijn staan probleemtaken of projecten centraal. Het gaat om geïntegreerde ontwikkeling van theorie, handelen en houding. De werkvorm is probleemgestuurd onderwijs. Ook de stage en het duale onderwijs behoren tot deze leerlijn. In de theoretische leerlijn wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling van de theoretische vermogens van de student. Dit gebeurt deels via probleemgestuurd onderwijs, via projectonderwijs, via hoorcolleges en via individuele begeleiding. In de vaardighedenleerlijn volgt de student practica en traningen. Het aantal theoriecolleges neemt gedurende de opleiding geleidelijk af. De colleges zijn volgens studenten ondersteunend bij de opdrachten. De leerlijn zelfmanagement is gericht op de bevordering van zelfsturing en regie. In groepsbijeenkomsten of individuele bijeenkomsten wordt gewerkt aan het zelfsturen van de competentieontwikkeling (vergelijk 4.2).

De duale variant kent haar eigen didactisch model, afgestemd op de specifieke omstandigheden van de duale student: hij werkt en verwerft competenties in de werksituatie. Het leereffect hiervan wordt bereikt door het model van action learning, waarin de werkervaring wordt omgezet in leren. De docent is in dit model begeleider in de rol van coach. De student ontmoet in wekelijkse groepsbijeenkomsten collega-studenten en de docenten.

Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2006 zijn studenten tevreden over het gebruik van de verschillende werkvormen en over de stage.

Uit de gesprekken van het panel met studenten en afgestudeerden blijkt dat zij positief zijn over het probleemgestuurd onderwijs. Het biedt hen de mogelijkheid en stimuleert hen om actief iets met opgedane kennis te doen. De studenten geven aan dat ze werken met competenties en met portfolio s. De duale variant maakt gebruik van elektronische portfolio s. De voltijd-variant begint daar het volgend studiejaar mee. Het panel heeft studiemateriaal en portfolio s ingezien en heeft daar een positieve indruk van.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 27/63

Concluderend vindt het panel dat de opleiding haar didactisch concept goed heeft uitgewerkt en dat het in de onderwijspraktijk goed wordt uitgevoerd.

Facet 2.8 Beoordeling en toetsing Goed

Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten

de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

De opleiding heeft in het studiejaar 2005-2006 een projectgroep Toetsen en Beoordelen in het leven geroepen. Deze projectgroep heeft het bestaande toetsbeleid gereviseerd en geëxpliciteerd en heeft het management geadviseerd over een aantal aan de visie gerelateerde verbeterpunten. Dat heeft geleid tot een helder beleid. Elke module of onderwijseenheid wordt afgesloten met een (module)tentamen. In het Onderwijsbeleidsdocument worden de eisen waaraan tentamens moeten voldoen duidelijk geformuleerd. Via de moduleblauwdrukken, via de analyse van de moduleboeken door een externe deskundige en via analyse van tentamens wordt bewaakt dat de tentamens aan die eisen voldoen. Alle toetsuitslagen worden periodiek geaccordeerd door de examencommissie. De examencommissie fungeert als achterwacht waar ook examendossiers, eerder verworven competenties, individuele studietrajecten en regelingen worden geregistreerd en beoordeeld.

De taakuitvoering in de probleemgestuurde en projectgestuurde onderdelen in de integrale leerlijn wordt beoordeeld aan de hand van de moduleopdracht (probleemgestuurd onderwijs) of van het projectresultaat, uitgevoerd door een groep studenten. De opleiding monitort de actieve participatie van de studenten binnen de groep. Zo nodig worden sancties getroffen. In de theoretische leerlijn wordt kennis en inzicht beoordeeld door individuele kennistoetsen. Vaardigheden worden beoordeeld via de moduleopdracht. De competentieontwikkeling van de student wordt in de leerlijn zelfmanagement beoordeeld door middel van portfolio en assessment.

Voor de beoordeling van de competentieontwikkeling van de student gebruikt de opleiding een competentiebeoordelingsformulier. Hierin zijn de competenties uit het opleidingsprofiel toegespitst op inhoudelijke deelaspecten en wordt het vereiste niveau aangegeven. In elke fase van de studie vullen student en begeleiders (opleidingsbegeleider en bedrijfsbegeleider in de voorkomende gevallen) het formulier in.

In de duale variant komen dezelfde aspecten terug als in de voltijdse variant: integrale praktijkopdrachten, een kennistoets, vaardighedentoetsen, zelfmanagement en de competentiebeoordeling. Daarnaast speelt participatie en aanwezigheid een rol in de uiteindelijke beoordeling. In alle studiejaren wordt gewerkt met het competentiebeoordelingsformulier. In dit formulier zijn de competenties uit het opleidingsprofiel in kennis- en handelingsaspecten benoemd.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 28/63

Bovendien is voor elk van de aspecten het vereiste bachelorniveau aangegeven. De bedrijfscoach geeft op twee momenten in het jaar hierop aan of de student het vereiste niveau heeft bereikt.

De activiteiten in de buitenschoolse onderdelen van het curriculum, de duale periode en de stage, maken onderdeel uit van de integrale leerlijn. Voor de stage is expliciet beschreven welke competenties moeten worden bereikt. Daarnaast formuleert de student in het werkplan zijn eigen leerdoelen, gerelateerd aan competenties en competentieniveaus. Voor de beoordeling van de stage heeft de opleiding de beoogde competenties en kwalificaties geoperationaliseerd in beoordelingscriteria. De docent en de bedrijfsbegeleider beoordelen de ontwikkeling van de student via evaluatieve verslagen en opdrachtspecifieke verslagen. De docent stelt de beoordeling vast (vergelijk 6.1).

Ook het afstudeerwerkstuk maakt deel uit van de integrale leerlijn. Het werkplan voor het afstudeerwerkstuk wordt beoordeeld en vastgesteld door de begeleider van het bedrijf en door de begeleidende docent. De resultaten van het onderzoek worden beoordeeld door het bedrijf en door twee docenten (één docent is begeleider, één docent is toegevoegd beoordelaar). Dit geschiedt aan de hand van een set van heldere criteria, gerelateerd aan de beoogde competenties en aan het beoogde eindniveau. Indien de beoordelaars de resultaten voldoende achten, mag de student deelnemen aan de presentatie. De student dient ook een presentatie binnen de opdrachtgevende organisatie te organiseren, gericht op overdracht van het voorstel, op implementatie van de voorstellen en op feedback van de organisatie. De presentatie wordt beoordeeld door één van de docenten en door de begeleider van de instelling aan de hand van een set van benoemde criteria, gerelateerd aan specifieke competenties en aan het beoogde eindniveau (vergelijk 6.1).

Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2006 zijn studenten tevreden over het niveau van de toetsen en over de feedback op het persoonlijk functioneren. De shorttrack-studenten zijn ontevreden over het schriftelijk taalniveau Engels in toetsen en opdrachten.

Op grond van materiaalbestudering stelt het panel vast dat de toetsen goed van niveau zijn en qua inhoud aansluiten op de leerdoelen en -inhoud. De persoonlijke ontwikkelingsplannen en portfolio s van studenten hebben een gestructureerde opzet en worden gedurende de gehele opleiding gebruikt. Er wordt goede feedback gegeven, onder meer via Bello (Blackboard). Twee keer per jaar wordt er een competentiebeoordeling gedaan. De persoonlijke ontwikkelingsplannen en portfolio s dienen daarbij als input.

Uit de gesprekken van het panel blijkt dat de studenten de beoordeling op de competentieontwikkeling herkennen en waarderen. Ze worden beoordeeld op de verschillende competentieniveaus. Ook vertegenwoordigers van het werkveld bevestigen dat zij betrokken zijn bij het meten van de competenties van de studenten tijdens de afstudeerstage. De criteria zijn bij hen bekend. Duale studenten herkennen de beoordeling middels het competentiebeoordelingsformulier en de rol van het bedrijf daarin.

Het panel stelt vast dat de toetsing goed is vormgegeven en goed wordt uitgevoerd. De opleiding heeft op dit punt sinds de vorige visitatie belangrijke vorderingen gemaakt.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 29/63

Onderwerp 3 Inzet van personeel

Facet 3.1 Eisen HBO Goed

Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding

legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

Binnen de CHN wordt het personeelsbeleid vormgegeven op instituutsniveau. De Retail Business School (RBS) beschikt over een eigen personeelsplan en scholingsplan. In het personeelsbeleid en scholingsbeleid wordt nadrukkelijk ontwikkeling van medewerkers als HRM-prioriteit geformuleerd, overeenkomstig het CHN-beleid. De eindverantwoordelijkheid voor het personeelsbeleid ligt bij de instituutsdirecteur. Voor de inhoud en vormgeving van de curricula van beide opleidingsvarianten is de opleidingsmanager eindverantwoordelijk. De uitvoering is in handen van twee teams, een voor de voltijd- en een voor de duale variant. Elk team wordt geleid door een teamleider met leidinggevende verantwoordelijkheden. De teamleider is primair verantwoordelijk voor de coördinatie van de uitvoering van het onderwijsprogramma en voor de uitvoering van het personeelsbeleid. De teamleider voert de functionerings- en beoordelingsgesprekken en de POP-gesprekken met de docenten. Deze inrichting in teams beoogt de vergroting van de verantwoordelijkheid van de docenten en de versterking van het direct oplossende vermogen van de organisatie.

Uit het overzicht van de kwalificaties van de docenten blijkt dat veel docenten werkzaam zijn geweest in de beroepspraktijk en dat een aantal van hen nog werkzaam is of recent werkzaam was.

De praktijkgerichtheid van de docenten wordt bevorderd door het debat tussen de docenten, het debat met de Raad van Advies en via het jaarsymposium over actuele beroepsontwikkelingen. De inbreng van de actuele beroepspraktijk vindt plaats via parttime docenten en gastdocenten. Docenten stellen zich op de hoogte van actuele ontwikkelingen door middel van vakliteratuur, specifieke vakscholing, lidmaatschappen van beroepsverenigingen, deelname aan de kenniskring van het lectoraat Service Studies. Voorts participeren docenten in projecten, waarbij praktijksimulaties van het werken in de detailhandel worden ontwikkeld (Stichting BIT-Simulaties, een consortium van onderwijs, bedrijfsleven en koepel- en brancheorganisaties). Ze zijn betrokken bij stage- en afstudeerbegeleiding en bij de praktijkbegeleidersdag en ze doen bedrijfsbezoeken, excursies en werkveldoriëntatiedagen. Het feit dat veel docenten betrokken zijn bij het duale onderwijs en daardoor werken met studenten die zelf in de praktijk werkzaam zijn, brengt de docenten veel in aanraking met de beroepspraktijk en met de meest actuele ontwikkelingen uit de branche.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 30/63

Docenten SB&RM verrichten onderzoek binnen het lectoraat Service Studies. Onderzoeksresultaten worden onder andere overgedragen aan docenten via themabijeenkomsten en vinden op die manier hun weg naar het onderwijs. Een van de docenten SB&RM is lid van de kenniskring. Een van de andere leden van de kenniskring is auteur van een boek over operationeel management in de dienstverlening, dat in de opleiding wordt gebruikt. De auteur/docent heeft hiermee substantieel bijgedragen aan de ontwikkeling van het concept service-management en de inhoudelijke inpassing daarvan in de opleiding.

Studenten melden het panel dat veel docenten uit de retailbranche komen en veel weten van de beroepspraktijk. Daarnaast zijn er naar hun mening docenten die theoretisch goed onderlegd zijn. Er is sprake van een goede balans van theorie- en praktijkkennis. Op grond van de kwalificaties van de docenten deelt het panel deze mening. Uit het gesprek met alumni blijkt dat er op dit punt sprake is van een verbetering in vergelijking met een aantal jaren geleden.

Facet 3.2 Kwantiteit personeel Goed

Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te

verzorgen.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

Bij de Retail Business School werken 27 medewerkers in een omvang van 25,6 fte s (waarvan 88% onderwijsgevend personeel). Voor de opleiding SB&RM werken in 2006-2007 23 docenten met een omvang van 22,9 fte s. De student/docent (fte s) ratio is hogeschoolbreed vastgesteld op 30.55. Het aantal fte s van het instituut is conform deze verhouding. Voor de opleiding SB&RM is de student/docent (fte s) ratio 29,2 (oktober 2006).

Eind 2004 zag de hogeschool zich geconfronteerd met financiële tekorten in de exploitatie. Daarop is door de CHN ingegrepen op het uitgavenpatroon. Er is een nieuw taakbeleid door het College van Bestuur vastgesteld. Deze aanpassing betekende een hogeschoolbrede personeelsreductie met 20% die voor 50% in 2005 en voor 100% met ingang van 1 januari 2006 diende te zijn gerealiseerd. Op CHN-niveau is er vanaf januari 2005 een actief uitstroombeleid in gang gezet, gecoördineerd vanuit de centrale afdeling P&O. RBS heeft de bezuinigingen in 2005 volledig gerealiseerd door het niet verlengen van enkele tijdelijke contracten, het terugdringen van het aantal gastdocenten en het niet vervangen van alle natuurlijke uitstroom. Een aantal medewerkers heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om vervroegd uit te treden. Per 1 januari 2006 zijn er geen extra bezuinigingen meer geweest.

Volgens het taakbelastingsmodel kan elke docent 45% van zijn tijd benutten voor contacttijd, 35% voor overige taken en 20% voor zelfmanagement en (zelf)studie. Voorbereiding en verwerkingstijd is 50% van de lestijd. Een docent met een aanstelling van 1 fte heeft in principe 16 tot 20 contacturen (45 minuten) per week.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 31/63

In de loop van 2006-2007 stelt de opleiding haar richtlijn bij ten aanzien van de verhouding contacttijd, voorbereidingstijd en groepsomvang met het oog op de inmiddels gerealiseerde taakstellende bezuinigingen. Een en ander gebaseerd op evaluatieve resultaten en met als doel het terugdringen van de werkdruk.

In het gesprek met het panel geven de docenten aan dat de problemen als gevolg van de bezuinigingen achter de rug zijn. De afgelopen tijd is er meer efficiency gerealiseerd in de systemen en de docenten ervaren het nieuwe taakbelastingssysteem als een verbetering. De ziekteverzuimgegevens en de bereikbaarheid van de docenten volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2006 wijzen niet op een overmatige werkdruk. Uit het Tevredenheidsonderzoek onder medewerkers (2006) blijkt dat medewerkers minder tevreden zijn over de spreiding van de werklast en de mate waarin er voldoende personeel binnen de opleiding is om het werk goed te kunnen uitvoeren.

Facet 3.3 Kwaliteit personeel Goed

Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en

organisatorische realisatie van het programma.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

Op basis van het overzicht van de kwalificaties van de docenten stelt het panel vast dat alle docenten een opleiding hoger onderwijs hebben afgerond. In de afgelopen jaren hebben alle docenten cursussen gevolgd op het gebied van het verzorgen van het onderwijs. Daar lag de afgelopen jaren de prioriteit. Daardoor is er minder aandacht besteed aan het bijhouden van de kennis en ervaring op het vakgebied.

De opleiding faciliteert medewerkers via tijd, specifieke studiefaciliteiten en een instituutsbudget voor scholing. In het scholingsplan RBS worden drie soorten scholing onderscheiden: scholing in het kader van hogeschooldoelen, van Instituutsdoelen en van individuele competentieontwikkeling.

Vanaf 2005 wordt hogeschoolbreed gestimuleerd en gefaciliteerd dat medewerkers masterstudies gaan volgen. De CHN-P&O voorziet daarbij in ondersteuning van medewerkers via informatie op de website over scholingsmogelijkheden, introductie van nieuwe medewerkers, inwerkprogramma en studiefaciliteiten.

Het instituut RBS heeft in het licht van het CHN-beleid doelen geformuleerd voor haar leerbeleid. Deze hebben betrekking op het verbeteren van aanwezige competenties en de toepassing ervan in het werk; het ontwikkelen van nieuwe deskundigheid die voor de toekomst van de organisatie noodzakelijk wordt geacht en die niet extern geworven kan worden; en het ontwikkelen van het leervermogen van de organisatie. Op basis van deze doelen is er een instituutsbreed Scholingsplan RBS 2006 (september 2006) opgesteld. De beoogde scholing op deze drie gebieden wordt daarin beargumenteerd en beschreven.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 32/63

Aangegeven is op welke gebieden medewerkers verdere expertise zullen ontwikkelen, zoals tutortraining, versterking van Engels- en Duitstaligheid en aandacht voor team-building. Elk thema is beargumenteerd vanuit instituutsprioriteiten.

Binnen RBS had de scholing in het kader van hogeschooldoelen in 2005-2006 betrekking op het volgen van een masteropleiding door een docent. In het kader van instituuts- en opleidingsdoelen was er een training in het begeleiden van afstudeerscripties en waren er begeleidersdagen voor docenten van de duale variant. Tevens waren er symposia op het gebied van retail en ondernemerschap en van vraaggestuurd onderwijs (voor het eerstejaars team). Voor het komende studiejaar staan onder meer op de agenda: Covey-trainingen (over effectief leiderschap), het schrijven van toetsvragen en verdieping van pgo-vaardigheden.

In 2006-2007 geeft RBS voor wat betreft individuele scholing prioriteit aan het competentiemanagement conform het CHN-beleid. De basis voor de individueel gerichte scholing is het opstellen en uitvoeren van persoonlijke ontwikkelingsplannen, conform de op CHN-niveau opgestelde procedures. De totstandkoming en voortgang van persoonlijke ontwikkelingsplannen is ingebed in een nieuw vormgegeven gesprekscyclus, die bestaat uit een jaargesprek, een voortgangsgesprek en een beoordelingsgesprek. Hiervoor zijn procedures en instrumenten opgesteld. Deze zijn naar de mening van het panel van goede kwaliteit. Docenten vertellen het panel dat de gesprekscyclus goed wordt doorlopen. RBS hecht veel belang aan leren op de werkplek, dat wil zeggen het creëren van een zodanige cultuur en van mogelijkheden dat medewerkers met elkaar in staat zijn om problemen op te lossen en te leren van en met elkaar. Een voorbeeld voor 2006-2007 hiervan is de inzet van feedback van de externe deskundige op conceptmodulen en het verbeteren ervan via gesprekken over deze conceptmodulen.

Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2006 zijn studenten tevreden over de deskundigheid van docenten op hun vakgebied en over de lesgevende, begeleidende en coachende kwaliteiten van docenten, tutoren en coaches. De shorttrack-studenten zijn over dat laatste niet tevreden (vergelijk 4.2). In de gesprekken met het panel uiten de studenten hun tevredenheid over de kwaliteit en de inzet van de docenten. Ze communiceren goed, zijn goed bereikbaar, werken goed samen en doen hun werk met passie. Binnen het docententeam is een goede balans van theoretische kennis, vaardigheden en praktijkkennis. De studenten van de shorttrack vinden dat het niveau van het Engels van een aantal docenten verbetering behoeft. Het management geeft aan dat op dat gebied reeds actie is ondernomen. De afgelopen jaren zijn er trainingen Engels georganiseerd, zoals ook blijkt uit de CV s van docenten, en in het begin van 2007 staat er weer een training op stapel.

Volgens het Tevredenheidsonderzoek onder medewerkers (2006) zijn medewerkers het meest tevreden over de sfeer op de opleiding en over de afwisseling en uitdaging in het werk. Ten aanzien van competentiemanagement weten de meeste medewerkers welke competenties ze beheersen en welke competenties ze nog willen verwerven of verbeteren. Medewerkers zijn minder tevreden over de wijze waarop het competentiemanagement binnen de CHN wordt toegepast en de wijze

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 33/63

waarop medewerkers beoordeeld worden. In het gesprek met het panel uiten ze echter hun tevredenheid over de wijze waarop de jaargesprekcyclus wordt uitgevoerd. De jaargesprekken worden gevoerd op basis van het persoonlijk ontwikkelingsplan. Docenten kunnen naar tevredenheid hun scholingswensen aangeven.

Onderwerp 4 Voorzieningen

Facet 4.1 Materiële voorzieningen Goed

Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te

realiseren.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

De CHN is gevestigd in een nieuw gebouw aan de Rengerslaan. Het gebouw is ingericht vanuit een visie met als kernbegrippen: ontmoetingsfunctie, open kenniscentrum, moderne onderwijskundige inzichten, leerbedrijven, hoogwaardige ict-toepassingen, goede werkruimten voor docenten, herkenbaarheid van de opleidingen in het gebouw en heldere en toegankelijke services voor studenten.

In het gebouw zijn collegezalen, informaticalokalen, een auditorium en lokalen met beamervoorzieningen. Daarnaast zijn er kleinere ruimtes voor pgo-sessies en projectonderwijs, kleinere collegezalen, lokalen voor practica en een leerbedrijf (Retail Expertise Centrum).

Er zijn diverse uitleenbalies voor audiovisuele middelen en laptops waarvan studenten en medewerkers gebruik kunnen maken.

De hogeschool beschikt over een Studielandschap met een bibliotheekvoorziening. In het Studielandschap zijn werkplekken ingericht voor individuen en groepen. De collectie bevat onder meer hand- en leerboeken, audiovisueel materiaal, afstudeerwerkstukken, tijdschriften, dagbladen en naslagwerken. Het instituut heeft een eigen budget voor aanschaf van materiaal. Modulecoördinatoren communiceren rechtstreeks met de medewerker van het Studielandschap over aanschaf.

In de informaticalokalen is per tien studenten één computer beschikbaar. Vrijwel elke medewerker van de CHN beschikt over een computer. In het gebouw is een groot aantal computerzuilen voor het snel en kortdurend raadplegen van het studievolgsysteem, webpagina s, e-mail en Bello (Blackboard). In alle hogeschool-ruimtes is een wireless-omgeving gerealiseerd.

De medewerkers van de opleiding zijn op één gang gehuisvest in werkkamers voor twee tot vijf personen. De kamers zijn goed geoutilleerd.

Het panel heeft het gebouw en de voorzieningen bezichtigd en heeft daar een positieve indruk van gekregen. De bibliotheek ziet er goed en is voorzien van een goede collectie boeken, tijdschriften en audiovisueel materiaal.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 34/63

Ook informatie- en communicatiemiddelen zijn ruim beschikbaar en van goede kwaliteit en er zijn voldoende ict-voorzieningen. De werkplekken van docenten zijn goed geoutilleerd. De leslokalen zijn geschikt voor het onderwijs en beschikken over voldoende voorzieningen. Het panel heeft de indruk dat de ruimten voor pgo-sessies en projectonderwijs aan de kleine kant zijn.

Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2006 blijkt dat studenten tevreden zijn over de onderwijsruimten, de toets- en tentamenruimten, over het Studielandschap, over de computerfaciliteiten en over Bello en Intranet. Ook de overige faciliteiten, zoals kopieerfaciliteiten, scoren positief. Ook in de gesprekken van het panel met studenten blijkt tevredenheid over de voorzieningen. Zo zijn ze positief over het Studielandschap en over het draadloze netwerk. Over Bello en het gebruik daarvan zijn ze zeer tevreden. Ze hebben een instructie gehad over het gebruik ervan en wordt daadwerkelijk goed gebruik van gemaakt in het onderwijs. Docenten reageren snel op rapporten en dergelijke die studenten op Bello plaatsen.

Het panel is van mening dat de materiële voorzieningen van een goed niveau zijn. De opleiding heeft daarmee grote verbeteringen aangebracht sinds de vorige visitatie.

Facet 4.2 Studiebegeleiding Voldoende

Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog

op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte

van studenten.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

Het instituut heeft met ingang van 2005-2006 zelfmanagement (ZM) ingevoerd voor alle studenten van alle varianten en alle studiejaren (vergelijk 2.1). Het is een vorm van ontwikkelingsbegeleiding en is een verdieping van eerder gebruikte vormen van studieloopbaanbegeleiding, met name op het punt van zelf regisseren en sturen van competentieontwikkeling. In ZM komt vooral het bewust leren aan de orde. De student wordt uitgedaagd een koppeling te leggen tussen de module-inhouden en zijn competentieontwikkeling. De student ontwikkelt zijn leervermogen door inzicht in de manier waarop hij leert (leren leren) en wordt begeleid bij de oriëntatie op en het maken van keuzen (stageplaatsen, studiekeuze, specialisatie et cetera.) en bij het bewaken van zijn studievoortgang. Het leerproces wordt gestuurd via persoonlijke ontwikkelingsplannen en tastbaar gemaakt in het portfolio (vergelijk 2.7).

Studenten hebben de mogelijkheid contact op te nemen met de decaan en/of de studentenpastor. Deze kunnen hen zo nodig doorverwijzen naar specifieke ondersteunende cursussen. Studenten kunnen hun vragen en problemen ook voorleggen aan een vertrouwenspersoon.

Tijdens de afstudeerstage wordt de student begeleid door de stagedocent en de bedrijfsbegeleider. De laatste stuurt de student aan in zijn dagelijkse werkzaamheden. Maandelijks geeft de bedrijfsbegeleider een evaluatie van de student middels een

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 35/63

rapportage. De student rapporteert maandelijks aan de stagedocent en de bedrijfsbegeleider via een format. Bij problemen informeert hij de stagedocent. Deze coacht de student en bemiddelt bij problemen. Hij begeleidt tevens het afstudeerwerkstuk (Stageleerplan).

Het studievolgsysteem (ProgRESS) biedt studenten en docenten op elk gewenst moment inzicht in de studievoortgang van de studenten. Voor het aanleveren en verwerken van studiepunten zijn procedures opgesteld. Toetsresultaten dienen binnen 15 dagen na de toetsdatum in ProgRESS te worden ingevoerd. Het is de bedoeling dat studenten op elk gewenst moment toegang hebben tot hun studievoortgang. De student kan via intranet zijn eigen gegevens opvragen. Het is de bedoeling dat ook ZM-begeleiders en docenten de voor hen benodigde gegevens kunnen inzien. Op dit moment is dat nog beperkt mogelijk, maar realisatie vordert. De opleiding geeft in haar zelfevaluatierapport aan dat het studievoortgangsysteem ProgRESS een voortdurend punt van aandacht blijft. Een zorgvuldige invoer en toegankelijkheid van gegevens blijven in het studiejaar 2006 - 2007 extra aandacht krijgen.

Via Bello en Intranet worden studenten geïnformeerd over studieresultaten, roosters, roosterwijzigingen, jaarroosters, boekenlijsten, bereikbaarheid van docenten, et cetera. De Onderwijs- en Examenregeling en het Studentenstatuut zijn opgenomen op Intranet. Daarin staan de regelingen en voorschriften en de rechten en plichten van studenten.

Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2006 blijkt dat studenten tevreden zijn over de begeleiding vanuit de opleiding, zowel binnenschools als tijdens de stage. De begeleiding door de stage-instelling en de werkgever wordt positief gewaardeerd. De shorttrack-studenten zijn ontevreden over de begeleiding door de opleiding. In tegenstelling tot de uitkomsten van de evaluaties uiten duale studenten in het gesprek met het panel hun tevredenheid over de begeleiding, ook tijdens de werkperioden. Ook alumni en werkveldvertegenwoordigers zijn positief over de wijze waarop de opleiding de begeleiding tijdens de stage en de werkperiode organiseert en uitvoert. De onvrede onder shorttrack-studenten wordt tijdens het gesprek met het panel bevestigd. Zij hebben behoefte aan een meer gestructureerde vorm van begeleiding. Deze noemen ze nu reactief.

Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2006 blijkt dat studenten tevreden zijn over de informatie op Bello en Intranet. Op de vraag of ze tevreden zijn over de informatievoorziening tijdens de studie geven ze een negatief antwoord. Dat geldt eveneens voor het studievoortgangssysteem ProgRESS. Ten aanzien van dat laatste signaleren studenten in het gesprek met het panel wel enige verbetering.

Het panel beoordeelt het facet als voldoende. De studiebegeleiding wordt goed vormgegeven, maar verdient meer aandacht voor de shorttrack studenten. De informatievoorziening is goed ingericht, maar in de uitvoering zijn er met name problemen ten aanzien van het studievoortgangsysteem ProgRESS. Het panel komt op grond hiervan tot het oordeel voldoende in plaats van goed voor beide varianten.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 36/63

Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg

Facet 5.1 Evaluatie resultaten Goed

Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare

streefdoelen.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

Elk instituut formuleert binnen het CHN-kader en in overleg met het CvB een kwaliteitsplan waarin het zijn kwaliteitsprioriteiten en kwaliteitsplanning beschrijft. In 2006 is de eerste versie van het kwaliteitsplan SB&RM verschenen (Kwaliteitsplan opleiding SB&RM 2006 2008). In het plan wordt systeem aangebracht in de activiteiten rond kwaliteitszorg. De kwaliteitszorg heeft betrekking op alle relevante kwaliteitsobjecten, deels gegeven door het NVAO-kader, deels door het EFQM-kader. Voor elk kwaliteitsobject wordt de gehele cyclus afgelopen: visie, uitvoering, evalueren en verbeteren (plan, do, check, act). Het proces van borging, de betrokkenen en de verantwoordelijkheden worden in het Kwaliteitsplan in beeld gebracht. In een evaluatieagenda wordt een overzicht gegeven van alle interne en externe evaluaties. Daarbij worden onder meer streefdoelen geformuleerd. Tevens is een jaarplanning opgenomen.

De opleiding gebruikt een groot aantal interne evaluatie-instrumenten. Per prestatieonderwerp (de zes onderwerpen van het NVAO-kader) wordt in het zelfevaluatierapport uitvoerig aangegeven welke instrumenten worden ingezet. De instrumenten betreffen schriftelijke enquêtes (bijvoorbeeld module-evaluaties), analyses (bijvoorbeeld rendementen), vormen van overleg (bijvoorbeeld de Raad van Advies) en debat. Het panel heeft zich een beeld gevormd van de gehanteerde instrumenten en is van mening dat deze van goede kwaliteit zijn. Voor de evaluatie van het onderwijsprogramma wordt gebruik gemaakt van het studenttevredenheidsonderzoek van de hogeschool, van schriftelijke module-evaluaties (per september 2006 elektronisch), onderzoek onder afgestudeerden, stage-evaluaties, instroom- en studiestartweekenquêtes. Daarnaast is er structureel overleg met studenten in de Studentenraad, is er docentenoverleg en wordt er gebruik gemaakt van resultaatanalyses (rendement). In 2006 is er onderzoek gedaan naar het niveau van de opleiding (afstudeeronderzoek door een student Onderwijskunde). Bij dit onderzoek waren voltijdse en duale studenten en interne en externe stagebegeleiders betrokken (Op Niveau?!,2006). De opleiding SB&RM is in september 2005 integraal extern geëvalueerd in een audit van Hobéon, in het kader van CHN-kwaliteitszorg.

Op instellingsniveau wordt voor evaluaties (van met name de evaluaties uit de evaluatieagenda) gewerkt met vastgestelde streefcijfers qua behaalde resultaten (voldoende = 3 op vijfpuntsschaal, 2,5 op vierpuntsschaal, voldoende percentage = 60%). De opleiding legt haar beleidsdoelen vast in beleidsdocumenten zoals het Onderwijsbeleidsdocument SB&RM en in andere beleidsnotities. De concrete

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 37/63

doelen zijn vastgelegd in het Kwaliteitsplan. Concrete doelen naar aanleiding van evaluaties worden vastgelegd in haar verbeterbeleid. Het proces van het operationaliseren van deze doelen (kritische succesfactoren op de onderwerpen) in met name kwantitatieve prestatiecriteria is gaande.

De CHN monitort de kwaliteit van de dienstverlening via een zogenoemd gebruikspanel dat op het einde van elke moduleperiode bij elkaar komt en de resultaten van studentenzaken als Studielandschap, roostering, faciliteiten, ruimten, computers, e.d. beoordeelt. Het gebruikerspanel bestaat uit de directeur Facilitaire Dienst, de voorzitter en vice-voorzitter studentencommissie Hogeschoolraad en de voorzitters van de studentenraden. In dit overleg komen onderwijs- en studentenvoorzieningen elke 10 weken aan de orde.

Het panel is van oordeel dat de opleiding haar kwaliteitszorg goed op orde heeft. Zij heeft zich daarmee ten opzichte van de vorige visitatie verbeterd.

Facet 5.2 Maatregelen tot verbetering Goed

Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare

verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

Kwaliteitszorg was een van de verbeterprojecten in het afgelopen studiejaar. Het project heeft geresulteerd in een nieuw Kwaliteitsplan SB&RM. Centraal in het kwaliteitsbeleid staat het cyclische karakter ervan. Per kwaliteitsobject (vergelijk 5.1) wordt de gehele PDCA-cyclus doorlopen. Helder is aangegeven hoe de aansturing en uitvoering plaatsvindt. Vanaf de zomer 2006 wordt er volgens dit plan gewerkt. Op een aantal punten zijn daar reeds resultaten te zien, bijvoorbeeld ten aanzien van het toetsbeleid en het rendementsbeleid. Ook de verbetering van modulen is beter gestructureerd. Het panel heeft revisieplannen ingezien waarin op basis van vermelde evaluatie-uitkomsten concrete revisieopdrachten zijn opgenomen met beoogde resultaten, actoren en tijdplanning.

De resultaten van evaluaties en het monitoren en het nemen van besluiten voor verbetering worden bijeengebracht in het managementoverleg van directie, opleidingsmanager en teamleiders).

Voor medewerkers en studenten is niet altijd duidelijk welke verbeteringen worden doorgevoerd naar aanleiding van hun opmerkingen in evaluaties. Over het algemeen is in de hogeschool te horen dat studenten de resultaten van hun eigen inspraak niet altijd terug zien. Het volgende cohort merkt de resultaten van acties wel. De opleiding heeft met ingang van 2006-2007 de studentenraad en de studentenpanels een grotere rol gegeven in de evaluatie van het onderwijs en koppelt de resultaten direct terug. Zo bespreekt ze met de studentenraad bijvoorbeeld de plannen en de voortgang van de voorgenomen verbeteringen. In de moduleboeken wordt inmiddels opgenomen welke veranderingen ten opzichte van het vorig jaar zijn aangebracht naar aanleiding van evaluaties. Daarmee komt de

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 38/63

opleiding naar de mening van het panel tegemoet aan de kritische opmerkingen van de medewerkers en studenten.

De opleiding heeft naar de mening van het panel sinds de vorige visitatie in 2002 forse vooruitgang geboekt. In het zelfevaluatierapport wordt de voortgang per facet beschreven. Daarbij worden steeds de aandachtspunten (voor de opleidingen SB&RM gezamenlijk en voor de opleiding van de CHN), de verbeterpunten en de onvoldoendes voor de opleiding genoemd. Het panel vindt dat de opleiding goed gewerkt heeft aan verbetering ervan. In het bijzonder zijn de onvoldoende beoordelingen in 2002 omgezet in positieve beoordelingen in de visitatie van 2006. Die onvoldoendes betroffen: de selecterende en verwijzende functie van het eerste jaar (in het huidige stelsel geen afzonderlijk facet); de stagebegeleiding, -beoordeling en -organisatie; de faciliteiten; en het interne kwaliteitszorgsysteem. Deze punten worden nu als voldoende of goed beoordeeld.

Facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Voldoende

Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend

beroepenveld van de opleiding actief betrokken.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

De opleiding betrekt studenten systematisch bij verschillende evaluaties (panel, module-evaluatie, studententevredenheid, andere evaluaties). Via de studentenraad hebben studenten direct en merkbaar invloed op de opleiding.

Docenten worden op systematische wijze bij kwaliteitszorg betrokken via module-evaluatie, teamoverleg, de gesprekscyclus en periodiek onderzoek naar medewerkertevredenheid.

Het werkveld wordt betrokken via de Raad van Advies en via de jaarlijks te organiseren conferentie met het werkveld, waarmee het afgelopen jaar een start is gemaakt. Door de contacten met stageverlenende bedrijven, leer-werkbedrijven en met externe deskundigen van bedrijven waar studenten afstuderen krijgt de opleiding informatie over ontwikkelingen in de beroepspraktijk.

De afgestudeerden worden bij de kwaliteitszorg betrokken via de HBO-Monitor en met behulp van eigen onderzoek onder afgestudeerden. De opleiding heeft recent een alumnibeleid ontwikkeld (beleidsnotitie Alumnibeleid binnen de CHN Community, december 2006). Het panel heeft het effect daarvan nog niet kunnen vaststellen.

Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2006 blijkt dat de studenten, afgezien van de shorttrack-studenten, tevreden zijn over de inspraakmogelijkheden. Voltijd-studenten vinden dat ze voldoende worden betrokken bij het beleid en de opleiding, duale en shorttrack-studenten zijn daar niet tevreden over. Studenten zijn ontevreden over de manier waarop de opleiding omgaat met klachten. De medewerkers zijn tevreden over de

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 39/63

manier waarop onderwijsvernieuwingen worden doorgevoerd en over de inspraak bij de totstandkoming van het beleid. Ontevreden zijn ze over het kwaliteitzorgsysteem (Tevredenheidsonderzoek onder medewerkers, 2006).

Het panel is van oordeel dat de medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld in voldoende mate bij de interne kwaliteitszorg worden betrokken. De bovengenoemde opmerkingen van studenten en medewerkers zijn voor het panel reden voor het oordeel voldoende in plaats van goed.

Onderwerp 6 Resultaten

Facet 6.1 Gerealiseerde niveau Goed

Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde

eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

Het afstuderen omvat de afstudeerstage en het afstudeerproject. De opleiding toetst en beoordeelt met name door middel van het afstudeerwerkstuk en het afstudeergesprek in hoeverre het eindniveau van de student in overeenstemming is met het geambieerde eindniveau, zoals omschreven in de competenties en het beoogde niveau. De uitvoerende methodische vermogens worden beoordeeld in de stage in het vierde jaar.

Tijdens de stage vindt het leren volledig plaats aan de hand van het regelmatig verrichten van beroepstaken. De eisen die aan de stageplaatsen worden gesteld, zijn zodanig dat de student daadwerkelijk professioneel kan werken in de laatste fase van zijn studie. De keuze voor een stageplaats wordt bekrachtigd door het stagebureau. Voor de beoordeling van de stage heeft de opleiding de beoogde competenties en kwalificaties geoperationaliseerd in beoordelingscriteria.

Als afsluiting van het vierde jaar werkt de student aan zijn afstudeerwerkstuk. Dat is het verslag van een onderzoek of een project dat hij in de praktijk heeft uitgevoerd. Het kan in het verlengde liggen van zijn stage. De student zoekt contact met een bedrijf of neemt eigen activiteiten als onderwerp voor het afstuderen. De scriptiecommissie geeft op basis van de geleverde informatie toestemming voor voortgang. De student formuleert eerst een onderzoeks- of projectvoorstel. Dit wordt door de scriptiecommissie al dan niet goedgekeurd. Het managementadvies, het onderzoeksrapport of het businessplan dat de student vervolgens produceert, is onderwerp van gesprek tijdens het afstudeergesprek. Door middel van het afstudeerwerkstuk laat de student zien dat hij in staat is tot een combinatie van praktijkgericht onderzoek, theorieverwerking/reflectie en tot visieontwikkeling in een beroeps- en praktijkgericht product. Het onderzoek vraagt van de student dat hij zich op voor hem onbekend terrein gaat begeven en dat hij komt met toepasbare oplossingen. Om dat te kunnen bereiken zal de student zich in de theorie moeten

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 40/63

verdiepen, inmiddels verworven theorie verwerken en zich een beeld moeten vormen van de concrete toepasbaarheid ervan binnen de instelling (transfer). Het afstudeerwerkstuk wordt beoordeeld door het bedrijf en door twee docenten (één docent is begeleider, één docent is toegevoegd beoordelaar). Daarvoor zijn heldere criteria opgesteld, gerelateerd aan de beoogde competenties en aan het beoogde eindniveau. De afstudeercommissie, bestaande uit de opleidingsmanager, de stagecoördinator en de secretaris van de examencommissie, stelt de definitieve beoordeling vast.

In de duale variant wordt in alle studiejaren gewerkt met het competentiebeoordelingsformulier. In dit formulier zijn de competenties uit het opleidingsprofiel in kennis- en handelingsaspecten benoemd. Bovendien is voor elk van de aspecten het vereiste bachelorniveau aangegeven. De bedrijfscoach geeft hierop op twee momenten in het jaar aan of de student het vereiste niveau heeft bereikt. Daarnaast moet de student in zijn afstudeerwerkstuk laten zien dat hij de bachelorcompetenties beheerst (vergelijk de voltijd).

Het panel heeft tien afstudeerwerkstukken bestudeerd en daarbij gelet op de opbouw, de probleemstelling, de uitwerking van de vraagstelling, de gebruikte methodes, het gebruik van literatuur, de leesbaarheid, het bachelorniveau en de beoordeling door de docent. Het panel stelt vast dat de werkstukken zonder meer voldoen aan het hbo-bachelor niveau en dat ze adequaat zijn beoordeeld. In enkele gevallen kan de vraagstelling scherper worden geformuleerd en duidelijker worden uitgewerkt.

De opleiding heeft aan de hand van literatuuronderzoek en van empirisch onderzoek onder (voltijd en duale) studenten en stagebegeleiders het niveau van de opleiding in kaart laten brengen (Op Niveau?!,2006). Dit gebeurde in relatie tot het competentieprofiel dat de opleiding als doelstellingenset hanteert. De algemene conclusie daaruit is dat de gerealiseerde resultaten in overeenstemming zijn met het vereiste niveau.

Uit een onderzoek gedaan onder afgestudeerden over de afgelopen drie jaren (2003, 2004 en 2005) blijkt dat het merendeel van de afgestudeerden de aansluiting tussen de opleiding en de huidige werksituatie goed vindt. Minder dan de helft heeft behoefte aan bijscholing. Voorts geeft tweederde van de respondenten aan betaald werk te hebben. Ongeveer een kwart studeert verder.

Werkvertegenwoordigers melden het panel dat de afgestudeerden van de opleiding goed zijn voorbereid op de beroepspraktijk. Ze zijn in staat om zelfstandig beroepsbeoefenaar te functioneren. Ze beginnen op de vloer en groeien vervolgens door. De afstudeeronderzoeken zijn voor de afstudeerbedrijven bruikbaar en getuigen van voldoende diepgang.

Facet 6.2 Onderwijsrendement Voldoende

Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante

andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 41/63

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:

De opleiding streeft naar een gemiddeld propedeuserendement na 1 jaar van 40%, na 2 jaar van 55%. Het nagestreefde gemiddelde examenrendement na 4 jaar is 40% (verkort na 2,5 jaar), na 5 jaar 45% (verkort na 3 jaar) en na 6 jaar 50% (verkort na 3,5 jaar). Het streven is dat uitstroom zonder diploma plaatsvindt binnen gemiddeld 1,35 jaar. Uitstroom met diploma moet plaatsvinden binnen gemiddeld 4,3 jaar.

Het gerealiseerde propedeuserendement na 1 jaar voldoet zowel voor de voltijd- als de duale variant niet aan de eisen. Na 2 jaar is dat voor de instroomcohorten 2002 en 2003 wel het geval.

Het gerealiseerde voltijd-examenrendement na 4 jaar voldoet voor de instroomcohorten tot en met 1999, voor de latere cohorten niet. Hetzelfde geldt voor het examenrendement na 5 jaar. De shorttrack (voltijd-)studenten (instroom in het derde studiejaar, cohorten 2001 tot en met 2003) studeren binnen de gestelde tijd af. Van de duale variant zijn alleen examenrendementen van het instroomcohort 2001 beschikbaar. Zowel na 4 jaar als na 5 jaar voldoen ze aan de gestelde norm.

Uitvallers zonder diploma (voltijd) vallen vanaf 2001 uit binnen de gestelde tijd. Voor de duale variant geldt dat vanaf 2003. De opleiding stelt vast dat de uitval in het tweede en derde studiejaar te hoog is. De opleiding heeft het voornemen om in het studiejaar 2006 - 2007 onderzoek te doen naar de oorzaken van daarvan.

De gemiddelde studieduur van afgestudeerden voldoet voor beide varianten aan de streefnorm.

De rendementscijfers worden binnen de CHN in de kwartaalrapportages door de directie van het instituut als sturingsinformatie gebruikt.

Gezien de gerealiseerde rendementen komt het panel tot het oordeel voldoende .

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 42/63

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 43/63

Deel C: Bijlagen

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 44/63

Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 45/63

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 46/63

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 47/63

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 48/63

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 49/63

Bijlage 2: Deskundigheden panelleden

Deskundigheid cf. Protocol VBI s; 22 augustus 2005

Pan

ellid

dom

ein:

D

e he

er d

rs. H

.M.H

. Reu

mke

ns M

LD

Pan

ellid

: D

e he

er F

.W.J

.M. B

uiijk

Pan

ellid

stu

dent

: D

e he

er R

. Coz

ijnse

n

Pan

ellid

NQ

A:

De

heer

drs

. L.S

. van

der

Vee

n

Relevante werkvelddeskundigheid X X X

Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen

X X

Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding

X X

Onderwijsdeskundigheid X X

Studentgebonden deskundigheid X

Visitatiedeskundigheid X X X

Aanvullingen op de deskundigheden van panelleden:

Panellid de heer drs. H.M.H. Reumkens MLD

De heer Reumkes is ingezet als panellid vanwege zijn onderwijsdeskundigheid op het gebied van managementopleidingen. De heer Reumkens heeft met name ervaring in het vakgebied Management, Economie en Recht. De heer Reumkens heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining voor accreditatie in het hoger onderwijs.

Opleiding: 1967 1974 Gymnasium A, diploma 1974, Bisschoppelijk College Roermond 1974 1981 Sociale Pedagogiek en Andragogiek, KU Nijmegen, doctoraalexamen november 1981 1982 1983 Eerste-graadsopleiding Docent Maatschappijleer, Katholieke Hogeschool Tilburg.

Diploma 1984 1987 1988 Postdoctorale opleiding Opleidingsadvisering en management , Tilburgs Instituut

Academische Studies (TIAS), certificaat 1993 Aanvulling postdoctorale opleiding TIAS. Mastertitel: Master of Learning and

Development (MLD)

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 50/63

Werkervaring: 1981 1983 Invalbanen Sociale Academies Arnhem, Eindhoven (docent) en HAVO Eindhoven

(maatschappijleer). 1983 1990 N.V. Interpolis te Tilburg, Opleidingsfunctionaris: 1990 1993 Coördinator managementopleidingen: Opzetten en (laten) uitvoeren

managementopleidingen. 1994 N.V. Interpolis te Tilburg, Manager facilitair bedrijf, kantoor Roermond. Tevens

controlefunctionaris. Rechterhand lokatie-directeur. 1995 1997 N.V. Interpolis te Tilburg, Manager Opleidingen: Verantwoordelijk voor

opleidingsafdeling: ontwikkeling en uitvoering verzekeringsopleidingen voor medewerkers van lokale Rabobanken.

1997 2000 N.V. Interpolis te Tilburg, Manager Opleiding en detachering 2000 heden Rabobank Nederland: Programmamanager van diverse

managementopleidingsprogramma s voor de Rabo-gelabelde bedrijfsonderdelen

Panellid de heer F.W.J.M. Buijk

De heer Buijk is voornamelijk ingezet als panellid vanwege zijn domeindeskundigheid alsmede zijn onderwijsdeskundigheid in het vakgebied Small Business en Retail Management. De heer Buijk heeft jarenlange ervaring als trainer en docent, daarnaast heeft hij in zijn functie manager Opleidingen Verkoop en Services een actueel beeld van wat er speelt in het werkveld. De heer Buijk heeft individueel instructies gekregen over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.

Opleiding: 1970 1976 HAVO, Getrudiscollege Roosendaal (diploma) 1976 1979 Pedagogische Academie De Vossenberg , Oudenbosch (diploma) 1985 LOI, Belastingrecht 1989 Communicatie, Katholieke Universiteit Leuven (was interne opleiding van het

trainingsinstituut) 1989 Opleidingskunde (Schouten & Nelissen) 1993 heden Diverse (interne- en/of incompany) opleidingen bij de ANWB w.o.:

Sales Managementtraining (Krauthammer 1997) Kennismanagement (Euroform 1999) Management Opleiding (Van Dalsum en Schouten 2004-2006)

Werkervaring: 1979 Invalkracht op diverse basisscholen 1980 1981 Militaire dienst 1981 1981 Vakleerkracht Lichamelijke Opvoeding, Algemene School Oost (Bergen op Zoom) 1981 1987 Leerkracht AVO-vakken Technische School Tuinzigt (Breda) 1986 1987 Parttime verzekeringsadviseur bij UNAS-verzekeringen 1987 1989 Verzekeringsadviseur RVS-verzekeringen ( Etten-Leur) 1989 1993 Trainer-consultant bij Advice and Training Centre te Leuven 1993 1994 Commercieel Trainer ANWB Opleidingen 1995 1998 Verkoopleider ANWB Assurantiën 1998 1999 Hoofd Opleidingen Unigarant 1999 2003 Manager ANWB Opleidingen 2004 heden Manager Opleidingen HRM en Manager Opleidingen Verkoop en Services

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 51/63

Panellid student de heer R. Cozijnsen

De heer Cozijnsen is ingezet als student panellid. Hij is tweedejaars student Small Business & Retail Management aan de Hogeschool Utrecht. Bij deze opleiding behoorde hij tot de eerste groep en heeft naar aanleiding daarvan deelgenomen aan een zogenaamd directeurenoverleg dat in leven is geroepen om de docenten feedback te geven. De heer Cozijnsen heeft individueel instructies gekregen voor deze visitatie.

Opleiding: 1996 2002 Cals College Nieuwegein, Economie & Maatschappij, Frans 1, Management &

Organisatie 1999 EF Languages te Malta (Engels) 2005 2006 Minor Finance for Non-financials aan Hogeschool Utrecht 2003 heden Hogeschool Utrecht, Small Business & Retail Management

Werkervaring: 2000 Heden Verkoper 1 AH te IJsselstein 2002 2003 Administratief medewerker Akoestikon Geluidsisolatie te Nieuwegein

Panellid NQA de heer drs. L.S. van der Veen

De heer Van der Veen is ingezet als NQA-auditor. De heer Van der Veen heeft vijf jaar ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo en heeft auditdeskundigheid op grond van deze werkervaring en op grond van auditcursussen gevolgd bij Lloyd s.

Opleiding: 1971 1980 Sociale Wetenschappen (Andragogie) Rijksuniversiteit Groningen

Cursussen: 1988 2003 Diverse opleidingen en cursussen op het gebied van onderwijs, auditing, management

en organisatie, informatica en filosofie.

Werkervaring: 1976 1977 RUG: studentassistent Pedagogische en Andragogische Wetenschappen 1978 1979 RUG: studentassistent Interdisciplinaire Onderwijskunde 1979 1980 Gemeente Hoevelaken: beleidsmedewerker 1980 1983 Provincie Zeeland: projectleider AKU-project (kunstzinnige vorming en

amateuristische kunstbeoefening) 1983 1985 Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming: projectmedewerker PABO 1986 1990 Zeeuws Steunpunt Volwasseneneducatie: adviseur educatie en organisatie 1991 1994 Regionaal Educatief Centrum Zeeuwsch-Vlaanderen: adviseur educatie en organisatie 1995 1997 Regionaal Opleidingencentrum Westerschelde: stafmedewerker 2000 2003 HBO-raad: beleidsmedewerker kwaliteitszorg 2004 heden NQA: auditor, accountmanager

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 52/63

Bijlage 3: Bezoekprogramma

Tijdstip Programmaonderdeel Locatie Deelnemers 08.00 uur Ontvangst Lobby hotel Wyswert Visitatiepanel

08.00 10.30 uur Bestuderen van documentatie Intern paneloverleg

Stiltecentrum Visitatiepanel

10.30 11.15 uur Panelgesprek met het Management en het Lectoraat

Stiltecentrum Management en Lectoraat

11.15 12.00 uur Panelgesprek met het werkveld en alumni Stiltecentrum Werkveld en Alumni

12.00 13.00 uur Panelgesprek met de docenten Stiltecentrum Docenten

13.00 13.45 uur Besloten lunch Stiltecentrum (in afgesloten ruimte achterin)

Visitatiepanel

13.45 14.15 uur Panelgesprek met het College van Bestuur

Stiltecentrum College van Bestuur

14.15 15.15 uur Panelgesprek met voltijdstudenten en duale studenten

Stiltecentrum Voltijdstudenten en duale studenten

15.15 17.00 uur Eventuele extra gesprekken Bestuderen van documentatie Intern paneloverleg

Stiltecentrum Visitatiepanel

17.00 17.30 uur 2e panelgesprek met het Management en integrale terugkoppeling

Stiltecentrum Management

17.30 18.00 uur Afsluitend paneloverleg Stiltecentrum Visitatiepanel

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 53/63

Gesprekspartners

Onderdeel Namen gesprekspartners Management:

Lectoraat:

- Harm Noordhof - Sjoerd van der Galiën - Ralph Ferwerda - Harry Donker

- Elena Cavagnaro Werkveld: - Eric Bos

- Egon Diekstra - Evert Aaij - Pascal Comino - Roelf Jager

Alumni: - Bob Terlouw - Arne Kamsma - Reinold Willemsma - Marten Jan Feenstra

Docenten: - Joop Bos - Tjitske Dijkstra - Eelco Galama - Gerlof van der Heide - Meta Jaarsma - Ale Nicolai - Ronald Noppers - Adrie Oosterhof - Eveline Poll - Mark Pomper - Liu Han

College van Bestuur: - Klaas Wybo van der Hoek Voltijdstudenten: - Jorijn Dalhuisen

- Joanne Anema - Femke Liemburg - Nynke de Vos - Yvette Veltmaat - Dennis Borst - Dennis Steert - Laura Peters

Duale studenten: - Nataly Clement - Leen Kuipers - Jeffrey Westra - Diederik Mol - Eldert Pijl - Jan Grijpstra

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 54/63

Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 55/63

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 56/63

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 57/63

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 58/63

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 59/63

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 60/63

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 61/63

Bijlage 5: Domeinspecifieke competenties

Deze zijn te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 62/63

Bijlage 6: Opleidingsspecifieke competenties

Taakgerichte competenties

1. Commercialiteit Onderzoekt en begrijpt wat de klant wil, kan dit vertalen in marketingbeleid en een heldere positionering. Communiceert met klanten via de retailmix. Beheerst de juiste verkoopvaardigheden zodat de afzet, omzet en winstdoelstellingen worden gerealiseerd. Is klantgericht.

2. Ondernemen Onderzoekt en begrijpt de ontwikkeling in de (internationale) omgeving en kan de organisatie daarop optimaal laten aansluiten door het bepalen van een missie, visie en strategie. Kan ontwikkelingen in de omgeving ook omzetten in innovatieve oplossingen voor zijn organisatie. Handelt daarbij proactief en neemt risico s op basis van ratio en gevoel.

3. Plannen, Organiseren en Beheren Zorgt voor het plannen, organiseren, beheren, controleren en evalueren van de primaire processen rond een winkelorganisatie, zodat een efficiente en effectieve goederenstroom en optimaal winkelbeeld voor de klant wordt gerealiseerd. Is zeer kwaliteitsbewust en zoekt voortdurend naar verbeteringsmogelijkheden om kosten te verlagen en klanttevredenheid te verhogen.

4. Leidinggeven Kan de organisatie en medewerkers ontwikkelen zodat optimaal gebruik wordt gemaakt van de mens als één van de belangrijkste bronnen voor succes van een onderneming. Vertoont als leider voorbeeldgedrag en verantwoordelijkheid. Kan medewerkers motiveren en faciliteren om maximaal te presteren.

5. Informeren en adviseren Zorgt voor de juiste, betrouwbare en tijdige informatie die nodig is om de beslissingen te nemen op strategisch, tactisch en operationeel niveau. Kan informatie omzetten naar advies en hierover rapporteren. Kan onderzoek opzetten en (laten) uitvoeren.

Interpersoonlijke competenties

6. Communiceren Toont aan non-verbaal, mondeling en schriftelijk ideeën en informatie zodanig over te brengen dat de essentie bij anderen overkomt, wordt begrepen en geaccepteerd. Kan dit in minstens één vreemde taal.

© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland: hbo bacheloropleiding SB&RM (vt/du) 63/63

7. Samenwerken Draagt in groepsverband inhoudelijk en procesmatig actief bij aan het leveren van prestaties en stuurt groepsdynamische processen aan. Wijzigt stijl en aanpak als er signalen zijn dat een eerder gekozen stijl of aanpak minder effectief is.

Intrapersoonlijke competenties

8. Leervermogen Maakt studievaardigheden eigen, genereert kennis, staat open voor en benut feedback. Ziet fouten onder ogen en leert ervan om in de toekomst succesvoller te functioneren. Benoemt de eigen kwaliteiten, stelt het eigen functioneren ter discussie, vertoont zelfvertrouwen en blijft onder druk presteren en zoekt constant nieuwe leersituaties.

9. Resultaatgerichtheid Werkt volhardend, ambitieus, goed georganiseerd, gewetensvol, komt gemaakte afspraken na en is kwaliteitsbewust. Wil doelen en resultaten halen.

10. Analyseren en Synthetiseren Verzamelt informatie, ontleedt een probleem, situatie of proces in componenten en begrijpt de herkomst en samenhang hiervan en ontwikkelt nieuwe concepten/bedrijfsbeleid.

11. Waarden georiënteerd handelen Richt eigen handelen op waarden die ten grondslag liggen aan de samenleving en bijdragen aan maatschappelijk verantwoord handelen.

12. Interculturele sensitiviteit Heeft een positieve houding ten opzichte van culturele verschillen en gaat hier effectief mee om.


Top Related