instructieboekje fordmondeo
TRANSCRIPT
InstructieboekjeFordMondeo100% Ford. 100% tevredenheid.
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belangvan de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor, specificaties, ontwerpenof onderdelen zonder voorafgaande kennisgeving of verplichtingen te wijzigen. Dezepublicatie, of een deel daarvan, mag niet worden gereproduceerd of vertaald zonder onzetoestemming. Fouten of omissies uitgesloten.
© Ford Motor Company 2006
Alle rechten voorbehouden.
Bestelcode: 6S7J-19A321-ACA (CG3369nl) 12/2005 20060112142438
Inleiding........................5Over deze handleiding.....................5Overzicht van symbolen..................5Onderdelen en accessoires............6
Kort overzicht...............7
Veiligheidsuitrustingvoor kinderen...........18
Kinderzitjes........................................18Plaatsing van kinderzitjes...............20Zitverhogers.....................................21Kindersloten.....................................24
Bescherming vaninzittenden...............25
Werking............................................25Waarschuwingssignaal
veiligheidsgordel..........................29Veiligheidsgordels vastmaken......30Hoogte van veiligheidsgordels
afstellen..........................................31Gebruik van veiligheidsgordels
tijdens zwangerschap................32Waarschuwingslamp
airbagsysteem.............................32
Sleutels enafstandsbediening...33
Algemene informatie overradiofrequenties..........................33
Programmeren van deafstandsbediening......................33
Batterij van afstandsbedieningvervangen.....................................34
Sloten.........................36Vergrendelen en
ontgrendelen...............................36Centrale vergrendeling...................41
Motorstartblokkering..43Werking............................................43Gecodeerde sleutels......................43Immobilisatiesysteem
inschakelen..................................45Immobilisatiesysteem
uitschakelen.................................45
Alarm..........................46Alarm inschakelen...........................46Alarm uitschakelen.........................46
Stuurwiel....................48Stuurwiel afstellen...........................48Claxon...............................................48Audiobediening...............................48Spraaksturing..................................50
Ruitenwissers enruitensproeiers........51
Voorruitwissers.................................51Voorruitsproeiers............................52Achterruitwissers en
-sproeiers.....................................53Voorruitsproeiers afstellen.............54Koplampsproeiers..........................54Ruitenwisserbladen
controleren...................................54Ruitenwisserbladen
vervangen.....................................55
1
Inhoudsopgave
Verlichting..................56Verlichtingsbediening.....................56Voorste mistlampen.......................57Mistachterlichten.............................58Koplampen afstellen.......................58Koplamphoogte afstellen..............59Waarschuwingsknipperlichten.....60Richtingaanwijzers...........................61Interieurverlichting...........................61Gloeilampen vervangen.................62Naderingsverlichting........................71
Ruiten en spiegels......72Elektrisch bedienbare ruiten..........72Buitenspiegels.................................74Elektrisch verstelbare
buitenspiegels..............................75Binnenspiegel..................................76
Instrumenten..............77Meters...............................................77Waarschuwings- en
indicatielampen............................78Akoestische
waarschuwingssignalen en-indicaties.....................................82
Infodisplays................83Tripcomputer...................................83
Klimaatregeling..........85Werking............................................85Ventilatieroosters............................86Handmatige klimaatregeling.........86Automatische klimaatregeling......89
Verwarmde ruiten en spiegels.......91Extra verwarming............................92Elektrisch zonnedak.......................92
Stoelen.......................96De juiste zitpositie innemen...........96Handmatig verstelbare
stoelen..........................................96Elektrisch verstelbare stoelen.......97Hoofdsteunen.................................98Achterbank......................................99Verwarmde stoelen.......................101Geventileerde stoelen..................102
Gemaksfuncties.......103Zonnekleppen................................103Dimmer
instrumentenpaneelverlichting.103Klok..................................................103Aansteker.......................................103Asbak..............................................104Extra voedingsaansluitingen.......105Bekerhouders................................105Opbergruimtes..............................105
De motor starten......106Algemene informatie....................106Contactslot.....................................106Een benzinemotor starten...........107Een dieselmotor starten...............108Motor uitschakelen.......................109
Brandstof entanken.....................110
Veiligheidsmaatregelen.................110
2
Inhoudsopgave
Brandstofkwaliteit...........................110Katalysator......................................110Tankklep...........................................111Tanken..............................................111Technische specificatie..................111
Versnellingsbak/transmissie.117Handgeschakelde
versnellingsbak............................117Automatische transmissie............118
Remmen....................127Werking...........................................127Tips voor rijden met ABS..............128Parkeerrem....................................128
Stabiliteitsregeling....130Werking...........................................130Gebruik maken van
stabiliteitsregeling......................130
Aandrijfregeling(traction control)....132
Werking...........................................132Gebruik maken van aandrijfregeling
(traction control)........................132
Niveauregeling..........133Werking...........................................133
Parkeerhulp..............134Werking...........................................134Gebruik maken van de
parkeerhulp................................134
Snelheidsregeling(cruise control)......135
Werking...........................................135Gebruik maken van
snelheidsregeling (cruisecontrol)........................................135
Transport..................137Algemene informatie.....................137Bagagenetten................................137Bagageafdekkingen.....................138Dakrekken en bagagedragers.....139
Aanhangers trekken..140Trekken van een aanhanger.......140Belangrijke controles bij trekken
van aanhanger...........................140Afneembare trekhaakkogel.........141
Tips voor het rijden...144Inrijden.............................................144
Nooduitrusting..........145Eerstehulpset.................................145Gevarendriehoek..........................145
Staat na eenaanrijding...............146
Onderbrekingsschakelaarbrandstoftoevoer.......................146
Componenten vanveiligheidssysteeminspecteren.................................147
Zekeringen................148Plaatsen zekeringenhouders......148
3
Inhoudsopgave
Een zekering vervangen..............149Specificatie-overzicht
zekeringen..................................149
Bergen van de auto...153Sleeppunten...................................153Transport van de auto..................154Auto op vier wielen slepen...........155
Onderhoud................156Algemene informatie....................156Overzicht motorruimte.................157De motorkap openen en
sluiten...........................................161Motorolie controleren....................161Motorkoelvloeistof
controleren.................................163Automatische controle vloeistofpeil
transmissie..................................164Controle vloeistofpeil koppeling en
remsysteem...............................165Stuurbekrachtigingsvloeistof
controleren.................................165Ruitensproeiervloeistof
controleren.................................166Technische specificatie................166
Verzorging van deauto........................169
Reinigen van buitenzijde auto.....169Reinigen van binnenzijde auto.....170Kleine lakschade repareren.........170
Accu van de auto......171Onderhoud van de accu...............171Gebruik van startkabels................171
Velgen en banden.....173Een wiel vervangen.......................173Verzorging van banden................179Gebruik van winterbanden..........179Gebruiki van sneeuwkettingen....179Technische specificatie................180
Voertuigidentificatie..185Voertuigidentificatieplaatje...........185Voertuigidentificatienummer
(VIN).............................................185Motornummer...............................185
Technischespecificaties...........186
Technische specificatie................186
Typegoedkeuring......196
4
Inhoudsopgave
OVER DEZEHANDLEIDING
Van harte gefeliciteerd met uwnieuwe Ford. Neem alstublieft de tijdom uw auto goed te leren kennendoor dit instructieboekje zorgvuldigte lezen. Hoe meer u van uw autoafweet, des te beter kunt u ermeeomgaan. En dat komt de veiligheid,het rijplezier en het brandstofverbruikten goede.
In dit instructieboekje wordenalle opties enuitvoeringsniveausbeschreven die in Europaleverbaar zijn. Het kan dusvoorkomen dat sommigepunten niet van toepassing zijnvoor uw auto. Bovendien is hetmogelijk dat in ditinstructieboekje accessoiresworden beschreven die pasop een later tijdstip leverbaarworden.
Door regelmatig onderhoud zorgt uervoor dat uw Ford veilig blijft en zijnwaarde behoudt. Een netwerk vanmeer dan 7 000 Ford ErkendeReparateurs in Europa staat voor uklaar met zijn professionele expertiseop het gebied van service.
De speciaal opgeleide monteurs vandeze bedrijven zijn het bestgekwalificeerd om het onderhoudaan uw auto snel en vakkundig uit tevoeren. Bovendien beschikken zijover een groot aantal specialegereedschappen en apparatuur, datspeciaal voor Ford automobielen isontwikkeld.
N.B.: Let erop dat u, wanneer u deauto verkoopt, dit instructieboekje inhet handschoenenkastje legt. Dehandleiding vormt een onderdeel vande auto.
OVERZICHT VANSYMBOLEN
Waarschuwingssymbolenin dit instructieboekje
WAARSCHUWINGHoe kunt u het gevaar vanlichamelijk letsel beperken en
mogelijke schade aan anderen, uwauto en accessoires voorkomen?Antwoorden op dergelijke vragen zijnin dit instructieboekje gemarkeerdmet een gevarendriehoek.
N.B.: Belangrijk informatie wordttevens aangegeven met devetgedrukte woorden Let op!
5
Inleiding
Waarschuwingssymbolenop uw auto
Wanneer u dit symbool ziet,dient u de specialeinstructies in de betreffende
rubriek van dit instructieboekje teraadplegen alvorens iets aan te rakenof af te stellen.
ONDERDELEN ENACCESSOIRES
Belangrijk: Originele Ford onderdelenen accessoires zijn speciaalontwikkeld voor Ford automobielen.Zij zijn derhalve perfect geschikt vooruw Ford.
Wij wijzen erop dat niet-origineleonderdelen en accessoires niet doorFord zijn onderzocht engoedgekeurd, tenzij expliciet doorFord is aangegeven. Hoewel wij deontwikkelingen op het gebied vanautoproducten nauwlettend volgen,kunnen wij niet instaan voor degeschiktheid van dergelijkeproducten. Ford is niet aansprakelijkvoor eventuele schade die door hetgebruik van dergelijke producten isveroorzaakt.
6
Inleiding
Overzicht instrumentenpaneel
Links stuur
E70431
Regelknop hoogte koplamplichtbundels. Zie Koplamphoogte afstellen(bladzijde 59).A
Multifunctionele hendel: richtingaanwijzers, grootlicht, bedieningboordcomputer. Zie Verlichting (bladzijde 56). Zie Tripcomputer(bladzijde 83).
B
Claxon. Zie Claxon (bladzijde 48).C
7
Kort overzicht
Instrumentengroep. Zie Meters (bladzijde 77). Zie Waarschuwings-en indicatielampen (bladzijde 78).D
Ruitenwisserschakelaar. Zie Voorruitwissers (bladzijde 51).EToetsen versnellingskeuze. Zie Automatische transmissie (bladzijde118).F
Schakelaar waarschuwingsknipperlichten. ZieWaarschuwingsknipperlichten (bladzijde 60).G
Luchtroosters. Zie Ventilatieroosters (bladzijde 86).HAnaloge klok. Zie Klok (bladzijde 103).ISchakelaar voorruitverwarming. Zie Verwarmde ruiten en spiegels(bladzijde 91).J
Schakelaar achterruitverwarming. Zie Verwarmde ruiten en spiegels(bladzijde 91).K
Toetsen temperatuurregelsysteem. Zie Klimaatregeling (bladzijde85).L
Audio- en navigatiesysteem. Zie afzonderlijke handleidingen.MBekerhouder. Zie Bekerhouders (bladzijde 105).NSchakelaar stoelverwarming en -ventilatie. Zie Verwarmde stoelen(bladzijde 101). Zie Geventileerde stoelen (bladzijde 102).O
Schakelaar Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP). Zie Gebruikmaken van stabiliteitsregeling (bladzijde 130).P
Contactslot. Zie Contactslot (bladzijde 106).QAutomatische snelheidsregeling. Zie Gebruik maken vansnelheidsregeling (cruise control) (bladzijde 135).R
Stuurwiel verstelling. Zie Stuurwiel afstellen (bladzijde 48).SBediening audio-installatie. Zie Audiobediening (bladzijde 48).TZekeringen. Zie Zekeringen (bladzijde 148).URegelknop instrumentenverlichting. Zie Dimmerinstrumentenpaneelverlichting (bladzijde 103).V
Lichtschakelaar/ mistlampen voor/ mistachterlichten. Zie Verlichting(bladzijde 56).W
8
Kort overzicht
Rechts stuur
E70432
Toetsen temperatuurregelsysteem. Zie Klimaatregeling (bladzijde85).A
Schakelaar voorruitverwarming. Zie Verwarmde ruiten en spiegels(bladzijde 91).B
Schakelaar achterruitverwarming. Zie Verwarmde ruiten en spiegels(bladzijde 91).C
Analoge klok. Zie Klok (bladzijde 103).DLuchtroosters. Zie Ventilatieroosters (bladzijde 86).ESchakelaar waarschuwingsknipperlichten. ZieWaarschuwingsknipperlichten (bladzijde 60).F
9
Kort overzicht
Toetsen versnellingskeuze. Zie Automatische transmissie (bladzijde118).G
Multifunctionele hendel: richtingaanwijzers, grootlicht, bedieningboordcomputer. Zie Verlichting (bladzijde 56). Zie Tripcomputer(bladzijde 83).
H
Instrumentengroep. Zie Meters (bladzijde 77). Zie Waarschuwings-en indicatielampen (bladzijde 78).I
Claxon. Zie Claxon (bladzijde 48).JRuitenwisserschakelaar. Zie Voorruitwissers (bladzijde 51).KRegelknop hoogte koplamplichtbundels. Zie Koplamphoogte afstellen(bladzijde 59).L
Lichtschakelaar/ mistlampen voor/ mistachterlichten. Zie Verlichting(bladzijde 56).M
Regelknop instrumentenverlichting. Zie Dimmerinstrumentenpaneelverlichting (bladzijde 103).N
Contactslot. Zie Contactslot (bladzijde 106).OStuurwiel verstelling. Zie Stuurwiel afstellen (bladzijde 48).PAutomatische snelheidsregeling. Zie Gebruik maken vansnelheidsregeling (cruise control) (bladzijde 135).Q
Bediening audio-installatie. Zie Audiobediening (bladzijde 48).RSchakelaar Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP). Zie Gebruikmaken van stabiliteitsregeling (bladzijde 130).S
Schakelaar stoelverwarming en -ventilatie. Zie Verwarmde stoelen(bladzijde 101). Zie Geventileerde stoelen (bladzijde 102).T
Bekerhouder. Zie Bekerhouders (bladzijde 105).UAudio- en navigatiesysteem. Zie afzonderlijke handleidingen.V
Waarschuwings- encontrolelampen
Zie Waarschuwings- enindicatielampen (bladzijde 78).
Controlelamp voorgloeien
Controlelamp 'Vorst'
Controlelamp laag niveauruitensproeiervloeistof
Controlelamp laadstoom
Controlelamp oliedruk
10
Kort overzicht
Controlelamp olieverversen
Controlelamp niet goedgesloten portieren
Controlelamp remsysteem
Herinneringssysteemveiligheidsgordels
Controlelamp motor
Controlelamp laagbrandstofniveau
Controlelamprichtingaanwijzers
Controlelamp airbag
Controlelamp ElektronischStabiliteits Programma(ESP).
Controlelamp ABS
Controlelamp koplampen
Controlelamp grootlicht
Stuurwiel verstellen
Zie Stuurwiel afstellen (bladzijde 48).
E70358
WAARSCHUWINGVerstel nooit het stuurwiel als deauto in beweging is.
Handmatigeklimaatregeling
Zie Handmatige klimaatregeling(bladzijde 86).
Voorruit snel ontdooien/ontwasemen
E70446
11
Kort overzicht
Interieur snel verwarmen
E70451
Snel afkoelen van het interieur
E70452
Permanentecomfortinstellingen
E70450
Automatischeklimaatregeling
Zie Automatische klimaatregeling(bladzijde 89).
E72153
Aanbevolen instelling is AUTO en 22°C.
Automatisch in-/uitschakelde verlichting
Zie Verlichtingsbediening (bladzijde56).
E72162
12
Kort overzicht
N.B.: De mistlampen kunnen nietworden ingeschakeld wanneer delichtschakelaar in de stand AUTOstaat. Schakel, om de mistlampen inte schakelen de automatische functieuit.
Met de lichtschakelaar in de standAUTO gaat het dimlicht afhankelijkvan het omgevingslicht automatischaan en uit.
Richtingaanwijzers
Zie Richtingaanwijzers (bladzijde 61).
E72167
Beweeg derichtingaanwijzerschakelaar kortomhoog of omlaag; derichtingaanwijzers knipperen dandriemaal.
Voorruitwissers
Zie Voorruitwissers (bladzijde 51).
A
B
C
D
E72172
Eenmalig wissenAWissen met intervallen ofautomatisch wissenB
Normale wissnelheidCHoge wissnelheidD
Automatisch wissen
Wanneer de automatische wisfunctiewordt ingeschakeld maken deruitenwissers één wisbewegingongeacht of de voorruit nat of droogis. Daarna, of wanneer het contactwordt aangezet bij ingeschakeldeautomatische wisfunctie, maken deruitenwissers geen wisbewegingmeer tot water op de voorruit wordtvastgesteld. Zet als alternatief dehendel in een andere stand en kiesvervolgens de automatischewisfunctie of schakel deruitensproeiers in.
13
Kort overzicht
De regensensor meet continu dehoeveelheid water op de voorruit enzal de snelheid van devoorruitwissers automatisch instellen(enkele wisbeweging, met intervallen,normale of hoge wissnelheid).
Voorruitsproeiers
Zie Voorruitsproeiers (bladzijde 52).
E72174
Zodra de wis/was cyclus is voltooid,pauzeren de voorruitwissers enmaken vervolgens nog één wisslagom de ruit te drogen.
achterruitenwisser
Zie Achterruitwissers en -sproeiers(bladzijde 53).
Wissen tijdens achteruitrijden
Indien de achterruitwisser niet isingeschakeld,
• treedt deze automatisch inwerking wanneer de achteruitwordt ingeschakeld,
• de schakelaar in de stand C, of Dstaat
• in de stand B staat en devoorruitwissers werken.
De achterruitwisser volgt de intervalvan de voorruitwissers (bij wissenmet intervallen of normalewissnelheid).
Automatisch dimmendeachteruitkijkspiegel
Zie Binnenspiegel (bladzijde 76).
E70418
De automatisch dimmendeachteruitkijkspiegel dimt automatischzodra het licht van achteropkomendverkeer op het spiegelglas valt.
Vergrendelen enontgrendelen
Zie Vergrendelen en ontgrendelen(bladzijde 36).
14
Kort overzicht
Ontgrendelen
E72207
Eenmaal indrukken om het centraalvergrendelingssysteem enalarminstallatie in te schakelen.
Tweemaal binnen drie secondenindrukken om de dubbelevergrendeling en alarminstallatie in teschakelen. De richtingaanwijzersknipperen tweemaal.
Indrukken en drie secondeningedrukt houden om de wagen tevergrendelen en de ruiten en hetschuifdak te sluiten (integraal sluiten).
E72202
Druk tweemaal binnen drieseconden op alleen de achterklep teontgrendelen.
Vergrendelen
E72201
N.B.: Bij auto's met extrabeveiligingen wordt dealarminstallatie uitgeschakeld doorop op de ontgrendeltoets op deafstandsbediening te drukken.Wanneer een voorportier met eensleutel wordt ontgrendeld wordt dealarminstallatie niet uitgeschakeld.
Eenmaal indrukken om de wagen teontgrendelen. U kunt deze instellingwijzigen (bijv. alleenbestuurdersportier ontgrendelen).Zie Vergrendelen en ontgrendelen(bladzijde 36).
Indrukken en drie secondeningedrukt houden om de wagen teontgrendelen en de ruiten en hetschuifdak te openen (integraalopenen).
15
Kort overzicht
Automatisch opnieuwvergrendelen
Om te voorkomen dat de wagen perongeluk onvergrendeld wordtachtergelaten, worden het centraalvergrendelingssysteem en dealarminstallatie automatisch na 45seconden na het indrukken van devergrendelingstoets opnieuwgeactiveerd wanneer tijdens dezeperiode het volgende plaatsvindt:
• Er werd geen portier geopend.• Het bagagecompartiment werd
niet geopend.• Het contact werd niet aangezet.
Stoelen met verwarming enventilatie
Zie Verwarmde stoelen (bladzijde101). Zie Geventileerde stoelen(bladzijde 102).
E72335
N.B.: Wanneer het contact wordtafgezet, worden de instellingen vande verwarming van de stoelen in hetgeheugen opgeslagen.
+ = temperatuur verhogen.
- = temperatuur verlagen.
Rode lampen warmere instelling.
Blauwe lampen = koelere instelling.
Achteruit - Vijf-versnellingsbak
Zie Handgeschakeldeversnellingsbak (bladzijde 117).
E72455
Achteruit - Zes-versnellingsbak
Zie Handgeschakeldeversnellingsbak (bladzijde 117).
16
Kort overzicht
E72456
Motorkap openen
Zie De motorkap openen en sluiten(bladzijde 161).
E73406
Draai het Ford embleem in deradiateurgrille opzij. Steek de sleutelin het slot op de radiateurgrille. Draaide sleutel eerst linksom 1. Til demotorkap iets op en draai de sleutelvolledig rechtsom 2 om de motorkapte openen.
Reservoir ruitensproei-ervloeistof
Zie Onderhoud (bladzijde 156).
E73422
De sproeiers van de voor- enachterruit hebben eengemeenschappelijk vloeistofreservoir.Het reservoir bevindt zich achter derechter koplamp.
17
Kort overzicht
KINDERZITJES
E72336
WAARSCHUWINGENBijzonder gevaarlijk! Plaats nooiteen kinderzitje op een stoel
waarvóór zich een airbag bevindt!Oorspronkelijke tekst volgensECE R94.01: Extreme Hazard!
Do not use a rearward facing childrestraint on a seat protected by anair bag in front of it!
Wanneer de airbag wordtgeactiveerd bestaat het gevaar
van ernstige verwonding of letsel metfatale gevolgen.
Breng altijd de hoofdsteun vande achterbank omhoog
wanneer een kinderveiligheidszitjewordt aangebracht of een persoonerop plaatsneemt, schuif daarbij hetkinderveiligheidszitje niet van de bankaf.
N.B.: Indien de auto betrokken isgeweest bij een aanrijding, laat danhet kinderzitje door een deskundigeop beschadiging controleren.
N.B.: Laat kinderen niet zondertoezicht in het kinderveiligheidszitjeof in de auto achter.
N.B.: Zorg er bij het vastzetten vaneen kinderzitje met deveiligheidsgordel altijd voor dat degordel niet is gedraaid of los zit.
WAARSCHUWINGEr bestaat gevaar van overlijdenof ernstige verwonding indien
de aanwijzingen van de fabrikant nietworden opgevolgd of wanneer er openigerlei wijze wijzigingen aan hetkinderzitje worden aangebracht.
Volg bij het aanbrengen van eenkinderzitje/babyzitje altijd deaanwijzingen van de fabrikant op.
WAARSCHUWINGNeem tijdens het rijden geenkinderen op schoot.
18
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
Kinderen met een lengte van 150 cmof minder of van 12 jaar of jongermoeten gebruikmaken van specialebabyzitjes, kinderzitjes enkinderveiligheidkussens ofzitverhogers op de achterbank.
In sommige landen moeten dezedoor de overheid zijn goedgekeurd(afhankelijk van het land).
Een ECE goedgekeurd kinderzitje isbij uw Ford dealer verkrijgbaar. Vraagwelk kinderzitje wordt aanbevolen.Zij bieden in combinatie met deaanwezige veiligheidsgordels eenoptimale bescherming aan kinderen.
Kinderzitjes voorverschillendegewichtscategorieën
De juiste keuze van een kinderzitje isafhankelijk van de leeftijd en hetgewicht van het kind:
Babyzitje
E72337
Baby's met een gewicht van minderdan 13 kg (circa 18 maanden) wordtoptimale bescherming gebodenwanneer ze worden vervoerd in eenbabyzitje (groep 0+) datachterwaarts op de achterbank isgeplaatst.
Kinderveiligheidszitje
E72338
Kinderen met een gewicht tussen 13en 18 kg (circa 9 maanden tot 4 jaar)moeten goed vastgegespt in eenkinderveiligheidszitje (groep I)op de achterbank worden vervoerd.
19
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
PLAATSING VANKINDERZITJES
WAARSCHUWINGENWanneer uw Ford is uitgerustmet een airbag aan
passagierszijde, mogen kinderen meteen lengte van 150 cm en minder ofvan 12 jaar en jonger alleen wordenvervoerd in een kinderveiligheidszitjedat stevig op de achterbank isbevestigd - nooit voorin de auto.
Bijzonder gevaarlijk! Plaats nooiteen kinderzitje achterwaarts op
een stoel waarvóór zich een airbagbevindt!
N.B.: Wanneer persoonlijkeomstandigheden vereisen dat eenkind met een gewicht van meer dan9 kg moet plaatsnemen op eenvoorstoel waarvóór zich een airbagbevindt, gebruik dan altijd een in derijrichting geplaatstkinderveiligheidszitje.
De volgende tabel geeft aanwijzingenover de geschiktebevestigingspunten voor kinderzitjes.
Plaatsing van kinderzitjesGewichtsgroepenZitplaatsen
IIIIII0+022 tot 36kg (ca. 6
tot 12jaar)
15 tot 25kg (ca.
31/2 − 12jaar)
9 tot 18kg (ca. 9maandentot 4 jaar)
Tot 13 kg(ca. 0-2
jaar)
Tot 10 kg(ca. 0-9
maanden)
Veilig-heids-kussen(zitver-hoger)
Veilig-heids-kussen(zitver-hoger)
Kindervei-ligheids-
zitje
BabyzitjeBabyzitje
U1U1U1XXVoorste passagiers-stoel
UUUUUAchterbank
X = Zitplaats niet geschikt voor kinderen in deze gewichts-/leeftijdsgroep.
U = Zitplaats geschikt voor universele kinderveiligheidszitjes die zijngoedgekeurd voor deze gewichts-/leeftijdsgroep.
U1 = Zitplaats geschikt voor universele kinderzitjes, maar Ford adviseertkinderen altijd in een geschikt kinderveiligheidszitje op de achterbank tevervoeren.
20
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
ZITVERHOGERS
E72362
KinderzitjeAKinderveiligheidskussen(zitverhoger)B
WAARSCHUWINGENGebruik nooit een zitverhogeralleen in combinatie met een
heupgordel.Leg de schoudergordel nooitonder de arm of achter de rug
van het kind langs.Gebruik nooit kussens, boekenof handdoeken om het kind
hoger te laten zitten.
Kinderen met een gewicht van meerdan 15 kg en een lengte van minderdan 150 cm moeten gebruikmakenvan een kinderzitje of eenzitverhoger. Voor kinderen met eengewicht van 15 tot 25 kg raadt Fordhet gebruik van een kinderzitje aandat een combinatie is van eenzitverhoger en een rugleuning in eenkinderzitje. De hogere zitpositie zorgtervoor dat de standaardveiligheidsgordel over het middenvan de schouder komt te liggen enniet langs de hals en dat deheupgordel over de heupen komt teliggen in plaats van over de maag.Zorg ervoor dat uw kind rechtop zit.
Geïntegreerde zitverhoger
N.B.: Gebruik de zitverhoger in dehoge stand niet in combinatie meteen kinderveiligheidszitje.
De zitverhoger moet worden gebruiktvoor kinderen van ongeveer 6 tot 12jaar, met een lengte van maximaal150 cm en een gewicht van 22 en 36kg.
21
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
E72363
Trek de hendel uit. Druk dezitverhoger tegen stevig tegen derugleuning.
E72364
Druk hem naar beneden tot hetvergrendelmechanisme aangrijpt.
E72365
De verhoogde zitpositie maakt hetmogelijk de veiligheidsgordel correctover het lichaam te leggen: deschoudergordel moet over hetmidden van de schouder liggen; deheupgordel moet nauwsluitend overde heupen liggen, niet over de maag.
E72366
22
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
N.B.: Controleer voordat u dezitverhoger weer in zijnoorspronkelijke stand terugbrengt,of er geen voorwerpen onder liggen.
Ga in omgekeerde volgorde te werk.Zorg ervoor dat hetvergrendelmechanisme goedaangrijpt.
Vario kinderveiligheidszitje
E72367
Het Vario kinderveiligheidszitje isbestemd voor kinderen van drie eneen half jaar tot zeven jaar en eengewicht van 15 tot 25 kg. Het moetmet een driepunts rolgordel wordenbevestigd. Het kinderveiligheidszitjekan op alle zitplaatsen op deachterbank, inclusief de middelste,worden aangebracht.
E72368
N.B.: Raadpleeg ook de instructiesdie bij het kinderveiligheidszitje zijnmeegeleverd.
Plaats, nadat het kind op deachterbank is gaan zitten, het Variokinderveiligheidszitje vóór het kind.Zet het als volgt met een driepuntsrolgordel vast:
1. Steek de slottong in het gordelslottot een zachte klik hoorbaar is.
2. Plaats de heupgordel in degeleider aan en zet hem vast.
3. Leg de schoudergordel over deheupgordel en zet hem vast.
23
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
KINDERSLOTEN
E72192
WAARSCHUWINGWanneer hetkinderveiligheidsslot in werking
is gesteld, kan het portier alleen vanbuitenaf worden geopend.
Draai de sleutel in het achterportiernaar de buitenzijde om hetveiligheidsslot in werking te stellen.
Draai de sleutel naar de binnenzijdeom het veiligheidsslot buiten werkingte stellen.
24
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
WERKING
Airbags
E72324
WAARSCHUWINGBreng aan de voorzijde van deauto geen enkele wijziging aan,
omdat dit negatieve gevolgen kanhebben op de werking van de airbag.
N.B.: Het opblazen van een airbaggaat gepaard met een luide knal. Hetis normaal dat een onschadelijke,poederachtige stof achterblijft.
Het airbagsysteem bestaat uit devolgende onderdelen:
• in twee fasen opblaasbare nylonzakken (airbags) metgasgeneratoren
• zij-airbags• side curtains• gordelslotspanners
• diverse inzittendensensoren• crashsensoren• een controlelamp op het
instrumentenpaneel• een elektronisch regel- en
diagnosesysteem
E72330
25
Bescherming van inzittenden
WAARSCHUWINGENLaat reparaties aan devoorstoelbekleding, de
sensoren op de stoelen en tegen hetdak over aan gedegen getraindpersoneel. Wanneer de zij-airbagsper ongeluk in werking treden kanhierdoor lichamelijk letsel ontstaan.
Blokkeer, belemmer of bedekde airbag niet omdat deze zich
dan niet correct kan ontvouwen.Steek geen scherpe voorwerpen inde gebieden waar de airbags zijnaangebracht. Hierdoor zouden deairbags kunnen worden beschadigd.
Breng geen extra stoelhoezenaan die niet speciaal zijn
ontwikkeld voor het gebruik opstoelen met zij-airbags. Laat hetaanbrengen van deze stoelhoezenover aan de gedegen getraindemonteurs.
E66553
WAARSCHUWINGDraag altijd de veiligheidsgordelen houd voldoende afstand tot
het stuurwiel. Alleen wanneer deveiligheidsgordel op de juiste wijzewordt gedragen, kan het lichaam opzijn plaats worden gehouden,waardoor de airbag zijn maximalebescherming kan bieden. Wanneerde airbag wordt geactiveerd bestaathet gevaar van verwonding.
Voor een optimale werking van deairbags moeten de zitting en derugleuning correct worden ingesteld.Zie De juiste zitpositie innemen(bladzijde 96).
Dit is de ideale zitpositie voor debestuurder en voorpassagier en helptde kans van verwonding door tedicht op een zich ontvouwendeairbag te zitten reduceren.
E72325
26
Bescherming van inzittenden
De front-airbags treden in werking bijzware aanrijdingen, hetzijfrontaal of binnen een hoek van30 graden van links of van rechts.De airbags worden in enkelemilliseconden opgeblazen. Zodra delichamen van de inzittenden inaanraking komen met de airbags,stromen deze leeg waardoor devoorwaartse beweging wordtopgevangen.
E72326
Bij lichte aanrijdingen, het over de kopslaan van de auto of bij aanrijdingenvan opzij of van achteren worden defront-airbags niet geactiveerd.
E72327
WAARSCHUWINGENLaat reparaties aan hetstuurwiel, de stuurkolom en het
airbagsysteem over aan gedegengetrainde monteurs.
Houd het gebied vóór deairbags altijd vrij. Breng niets op
of over deze gebieden aan.
Deze gebieden mogen uitsluitendworden gereinigd met een vochtigedoek; nooit met een natte doek!
Twee fasen strategie
Een systeem van sensoren in de autoregistreert de rijsnelheid, de staat vande veiligheidsgordel en de stand vande bestuurdersstoel. Bij eenaanrijding kan het systeemverschillende crash-omstandighedenen de bezetting van de stoelenonderscheiden en de betreffendeveiligheidsvoorzieningen activeren.
In de meeste gevallen dat een airbagwordt geactiveerd, treedt de eerstefase in werking om de inzittendebescherming te bieden. Daarnatreedt pas de tweede fase inwerking. Bij bijzonder zwareaanrijdingen worden beide fasentegelijk geactiveerd om de inzittendebescherming te bieden.
Vooral voor bestuurders, die geenstandaard lengte hebben of niet ineen standaard zitpositie zitten, zorgtdit systeem voor aanzienlijk meerveiligheid.
27
Bescherming van inzittenden
Zij-airbags
E72328
Een label op de rugleuning duidt aandat de auto is uitgerust metzij-airbags. De zij-airbags bevindenzich in de zijkant van de rugleuningenvan de voorstoelen. Bij een zwarezijdelingse aanrijding wordt de airbagaan de betreffende zijde geactiveerd.
De airbag wordt opgeblazen tussenhet portierpaneel en de inzittende.Zodra deze persoon in aanrakingkomt met de airbag, stroomt deairbag weer leeg, waardoor hetlichaam soepel wordt opgevangen.
Bij lichte zijdelingse aanrijdingen enbij aanrijdingen van voren of vanachteren, worden de zij-airbags nietgeactiveerd.
Side curtains
E72329
Opschriften in reliëf op deportierstijlen boven deveiligheidsgordels geven aan dat deauto is uitgerust met side curtains.De side curtains zijn boven de voor-en achterportierruiten achter dehemelbekleding aangebracht. Bij eenzware zijdelingse aanrijding wordt deairbag aan de betreffende zijdegeactiveerd.
Bij lichte zijdelingse aanrijdingen enbij aanrijdingen van voren of vanachteren, worden de side curtainsniet geactiveerd.
Veiligheidsgordels
WAARSCHUWINGENDraag altijd eenveiligheidsgordel.Gebruik een veiligheidsgordelnooit voor meer dan een
persoon.Vermijd het dragen van dikkekleding.
28
Bescherming van inzittenden
De veiligheidsgordels moetenstrak om het lichaam liggen.
Gordelslotspanner
E72333
WAARSCHUWINGDe gordelslotspanners mogenniet worden verwijderd. Nadat
de gordelslotspanners bij eenaanrijding zijn geactiveerd, moetenzij worden vervangen. Laat degordelslotspanners alleenonderhouden en afvoeren doorspeciaal geschoold personeel.
Het gordelsysteem met degordelslotspanners van de voorstezitplaatsen reduceert de kans opernstige verwonding bij frontaleaanrijdingen. Bij een zware aanrijdingworden de gordels zo strakgespannen, dat alle speling in degordel wordt opgeheven.
De gordelslotspanners wordengeactiveerd bij frontale en zijdelingseaanrijdingen na het overschrijden vaneen drempelwaarde. Bij aanrijdingenvan achteren worden degordelslotspanners niet geactiveerd.De gordelslotspanner aanpassagierszijde wordt uitgeschakeldwanneer de stoel aan passagierszijdeonbezet is, ook wanneer de slottongvan de veiligheidsgordel in het slot isgestoken.
WAARSCHUWINGSSIGNAALVEILIGHEIDSGORDEL
Wanneer de rijsnelheidhoger wordt dan 7 km/h,gaat de herinneringslamp
branden en klinkt een gong als debestuurder zijn veiligheidsgordel nietheeft omgegespt. Het gongsignaalstopt na tien minuten. De lamp gaatpas uit wanneer de bestuurderzijn/haar veiligheidsgordel heeftvastgemaakt.
WAARSCHUWINGGa nooit boven op eenvastgemaakte veiligheidsgordel
zitten om het herinneringssysteemte misleiden. Het veiligheidssysteemkan alleen correct werken wanneerde passagiers hun veiligheidsgordelsdragen.
29
Bescherming van inzittenden
N.B.: Het herinneringssysteem blijftin de stand-by modus nadat debestuurder zijn/haar veiligheidsgordelheeft omgedaan. Het wordt opnieuwgeactiveerd wanneer de bestuurderzijn of haar gordel losmaakt.
Herinneringssysteemuitschakelen
Om het herinneringssysteemeenmalig uit te schakelen moet deveiligheidsgordel binnen drieseconden nadat het contact isaangezet worden omgegespt enworden losgemaakt.
Neem contact op met uw dealer omhet herinneringssysteem permanentuit te schakelen of het weer opnieuwin te schakelen. Uw dealer kan u vande benodigde informatie voorzien ofhet in- of uitschakelen voor uuitvoeren.
VEILIGHEIDSGORDELSVASTMAKEN
E72331
WAARSCHUWINGSteek de slottong in hetgordelslot tot u een 'klik' hoort;
alleen dan is de veiligheidsgordelgoed vergrendeld.
Trek de veiligheidsgordel gelijkmatiguit. Als er een stevige ruk aan wordtgegeven of als de auto op een hellingstaat, kan de gordel blokkeren.
Druk de rode knop op het gordelslotin om de gordel los te maken en laatde gordel zich gelijkmatig en volledigoprollen.
30
Bescherming van inzittenden
E72332
WAARSCHUWINGOm er zeker van kunnen zijn datde veiligheidsgordel van de
middelste zitplaats correct werkt,moet de rugleuning van deachterbank goed zijn vergrendeld.
Let erop dat elke slottong in hetcorrecte gordelslot wordt gestoken.
HOOGTE VANVEILIGHEIDSGORDELSAFSTELLEN
E72334
Druk, om de veiligheidsgordel inhoogte af te stellen, de knop op hetverstelmechanisme in en schuif hetmechanisme in een zodanige standdat de veiligheidsgordel over hetmidden van de schouder komt teliggen.
31
Bescherming van inzittenden
GEBRUIK VANVEILIGHEIDSGORDELSTIJDENSZWANGERSCHAP
E66545
WAARSCHUWINGENZwangere vrouwen moeten eencorrect aangebrachte
veiligheidsgordel dragen; dit is veiligervoor zowel de moeder als hetongeboren kind.
Draag bij een driepuntsveiligheidsgordel nooit alleen de
heupgordel en ga nooit op deheupgordel zitten wanneer u alleende schoudergordel gebruikt. Beidezijn extreem gevaarlijk en kan hetrisico op ernstige verwondingenvergroten.
De heupgordel moet comfortabelover de heupen liggen aan deonderzijde van de zwangere buik. Deschoudergordel moet tussen deborsten en boven en aan de zijkantvan de zwangere buik aanliggen.
De veiligheidsgordel mag los over hetlichaam aanliggen of gedraaid zitten.Voor een optimale veiligheid moetende veiligheidsgordels nauwsluitendrond het lichaam liggen. Deveiligheidsgordels bieden maximalebescherming wanneer derugleuningen zich in bijna verticalestand bevinden.
WAARSCHUWINGSLAMPAIRBAGSYSTEEM
Wanneer het contact wordtaangezet (stand II) brandtdeze lamp kort ter
bevestiging dat het systeemoperationeel is.
Brandt de controlelamp niet, blijft hijbranden, of brandt hij met intervallenof continu tijdens het rijden, dan duidtdit op een storing. Laat dit voor uweigen veiligheid door een deskundigecontroleren.
32
Bescherming van inzittenden
ALGEMENE INFORMATIEOVERRADIOFREQUENTIES
Zie Typegoedkeuring (bladzijde 196).
WAARSCHUWINGENDe radiofrequentie van deafstandsbediening kan ook
worden gebruikt door bijvoorbeeldradioamateurs, medischeapparatuur, draadlozehoofdtelefoons,afstandsbedieningen,alarmsystemen, enz. Wanneer defrequenties van de afstandsbedieningworden gestoord, kunt u geengebruik meer maken van deafstandsbediening, kan de auto nietmeer worden vergrendeld ofontgrendeld of de alarminstallatieworden ingeschakeld. Maar u kuntde auto met de sleutel vergrendelenen ontgrendelen.
De portieren of de laadruimteworden/ wordt ontgrendeld
wanneer de toetsen per ongelukworden ingedrukt, zonder daarbij deafstandsbediening op de auto terichten (bijv. in uw jaszak).
Het ontvangstbereik (de afstandtussen de zender en de auto) isafhankelijk van de omgeving en kanaanzienlijk verschillen.
PROGRAMMEREN VANDEAFSTANDSBEDIENING
Maximaal kunnen vierafstandsbedieningen (inclusief de bijde auto geleverdeafstandsbedieningen) voor uw autoworden geprogrammeerd.
E72191
Een nieuwe afstandsbedieningprogrammeren:
• Draai de contactsleutel vier keerbinnen zes seconden in stand II.
• Zet het contact af. Er klinkt eensignaal om aan te duiden dat hetnu mogelijk is een nieuweafstandsbediening teprogrammeren.
33
Sleutels en afstandsbediening
• Druk op een willekeurige toets opde nieuwe afstandsbediening. Terbevestiging klinkt een signaal.Herhaal deze laatste handeling bijalle vier afstandsbedieningen,inclusief de originele.
• Zet het contact weer aan ofwacht tien seconden zonder eenandere afstandsbediening teprogrammeren om deprogrammeermodus tebeëindigen. Uw auto kan nuuitsluitend worden vergrendelden ontgrendeld met deafstandsbedieningen die u zojuistheeft geprogrammeerd.
Ontgrendelfunctie opnieuwprogrammeren
U kunt de ontgrendelfunctie dusdanigwijzigen dat wanneer u deontgrendeltoets eenmaal indrukt hetcentraal vergrendelingssysteem ofde dubbele vergrendeling en dealarminstallatie worden uitgeschakelden alleen het bestuurdersportierwordt ontgrendeld. Door deontgrendeltoets binnen drieseconden tweemaal in te drukken,worden ook de andere portierenontgrendeld.
Wilt u dat de bagageruimte tijdenshet rijden is vergrendeld, druk dan devergrendelknop op hetbestuurdersportier in om het centraalvergrendelingssysteem in teschakelen.
E72190
Om de ontgrendelfunctie opnieuw teprogrammeren moet u bij afgezetcontact de en ontgrendel- envergrendeltoetsen tegelijk indrukkenen minimaal vier seconden ingedrukthouden. De richtingaanwijzersknipperen tweemaal ter bevestigingdat de ontgrendelfunctie met succesopnieuw is geprogrammeerd.
Wanneer beide toetsen opnieuwminimaal vier seconden tegelijkingedrukt worden gehouden, wordtde oorspronkelijke programmeringweer geactiveerd.
BATTERIJ VANAFSTANDSBEDIENINGVERVANGEN
Wanneer het bereik van de zenderin de sleutel geleidelijk begint af tenemen, moet de batterij wordenvervangen (type 3V CR 2032).
34
Sleutels en afstandsbediening
E68726
• Maak door een plat voorwerp(bijv. een schroevendraaier) in deuitsparing aan de achterzijde testeken de zender voorzichtig losvan het huis.
• Maak de batterij voorzichtig meteen plat voorwerp los. Breng denieuwe batterij tussen decontacten aan met het +merkteken naar beneden. Stel dezender in omgekeerde volgordeweer samen.
E68727
• Open de zender door deklemmen aan de zijkant met eenplat voorwerp uit elkaar tedrukken.
E68729
• Maak de batterij voorzichtig meteen plat voorwerp los. Breng denieuwe batterij tussen decontacten aan met het +merkteken naar beneden. Stel dezender in omgekeerde volgordeweer samen.
35
Sleutels en afstandsbediening
VERGRENDELEN ENONTGRENDELEN
Portieren
Van buitenaf vergrendelen enontgrendelen
E72193
Alle portieren kunnen met de sleutelvan het bestuurdersportier vanbuitenaf worden vergrendeld enontgrendeld.
Van binnenuit vergrendelen enontgrendelen
E72194
A
B
Alle portieren kunnen vanuit hetinterieur met de vergrendelknop Aop het bestuudersportier wordenvergrendeld en worden ontgrendeldmet de portierkruk B. Om het portieraan passagierszijde en deachterportieren afzonderlijk tevergrendelen, moet devergrendelingsknop wordeningedrukt en het portier bij hetverlaten van de auto wordengesloten.
Achterklep
Achterklep openen
E72195
36
Sloten
De achterklep kan op de volgendemanieren worden geopend:
• met behulp van deafstandsbediening.
• met behulp van de schakelaar inde greep op de achterklep.
• met behulp van de sleutel (vierdeurs sedan).
Achterklep sluiten
E72196
WAARSCHUWINGSluit de achterklep goed om tevoorkomen dat hij tijdens het
rijden opengaat. Rijden met eengeopende achterklep is bijzondergevaarlijk omdat dan uitlaatgassenhet interieur in kunnen wordenbinnengezogen.
De achterklep is aan de binnenzijdevoorzien van een uitsparing om hetsluiten te vergemakkelijken.
Centrale en dubbelevergrendeling
E72197
WAARSCHUWINGSchakel de dubbelevergrendeling niet in wanneer
zich personen in de auto bevinden.
Het centraal vergrendelingssysteemkan via het bestuurdersportierworden bediend. Het werkt alleenwanneer het bestuurdersportier isgesloten. Andere portieren mogennog zijn geopend. Het systeem wordtvan buitenaf met de sleutel of deafstandsbediening in werking gesteldof van binnenuit door het indrukkenvan de vergrendelknop op deportierkruk. De bagageruimte blijftvergrendeld.
37
Sloten
E72198
De dubbele vergrendeling is eenextra beveiliging om te verhinderendat de portieren van binnenuitkunnen worden geopend. Dedubbele vergrendeling kan alleen inwerking worden gesteld wanneer alleportieren zijn gesloten.
Wagen ontgrendelen
Links stuur
A
E72199
Rechts stuur
A
E72200
Met behulp van de sleutel: draaide sleutel in het bestuurdersportierin de stand A.
E72201
38
Sloten
WAARSCHUWINGMocht zich een storing in deelektrische installatie van de
auto voordoen, dan kunnen devoorportieren of de achterdeur metbehulp van de sleutel afzonderlijkworden ontgrendeld. Hetbagagecompartiment (vier deurssedan) kan ook met de sleutelworden geopend.
Met behulp van deafstandsbediening: druk eenmaalop de ontgrendeltoets.
Een lichtsignaal geeft aan dat alleportieren zijn ontgrendeld en dat hetdubbel vergrendelingssysteem ende alarminstallatie zijn uitgeschakeld.
Automatisch opnieuwvergrendelen
Om te voorkomen dat de wagen perongeluk onvergrendeld wordtachtergelaten, worden het centraalvergrendelingssysteem en dealarminstallatie automatisch na 45seconden na het indrukken van devergrendelingstoets opnieuwgeactiveerd wanneer tijdens dezeperiode het volgende plaatsvindt:
• Er werd geen portier geopend.• Het bagagecompartiment werd
niet geopend.• Het contact werd niet aangezet.
Achterklep ontgrendelen
E72202
Druk, om alleen de achterklep teontgrendelen wanneer de portierenzijn vergrendeld de ontgrendeltoetstweemaal binnen drie seconden in.
Auto vergrendelen
Links stuur
E72205
B
39
Sloten
Rechts stuur
E72206
B
Centraal vergrendelingssysteem enalarminstallatie inschakelen:
Met behulp van de sleutel: draaide sleutel in het bestuurdersportierin de stand B.
E72207
met behulp van deafstandsbediening: druk eenmaalop de vergrendeltoets.
De voorportieren kunnen niet met deafstandsbediening wordenontgrendeld wanneer de achterklepopenstaat.
Bij uitvoeringen zonder dubbelevergrendeling knipperen derichtingaanwijzers tweemaal om tebevestigen dat het systeemfunctioneert.
Dubbele vergrendelinginschakelen:
Links stuur
E72208
A
B
Rechts stuur
E72209
B
A
Met behulp van de sleutel: draaide sleutel in het bestuurdersportierin de stand A en vervolgens binnentwee seconden in de stand B.
40
Sloten
E72207
met behulp van deafstandsbediening: druktweemaal binnen drie seconden opde vergrendeltoets.
De richtingaanwijzers knipperentweemaal om aan te geven dat alleportieren en de bagageruimte zijnvergrendeld.
CENTRALEVERGRENDELING
Integraal openen
E72203
E72201
Houd, om alle ruiten en het schuifdakte openen, de ontgrendeltoetsminimaal drie seconden ingedrukt.Door de vergrendel- ofontgrendeltoets opnieuw in tedrukken wordt het openenonderbroken. Tijdens het integraalopenen, schuift het schuifdak altijdhorizontaal naar achteren.
Integraal sluiten
E72210
41
Sloten
E72207
WAARSCHUWINGSla het sluiten van de ruiten altijdgade. Druk in noodgevallen
onmiddellijk op een toets om debeweging te stoppen.
Houd, om alle ruiten en het schuifdakte sluiten, de toets minstens tweeseconden ingedrukt. Door eenwillekeurige toets in te drukken wordthet sluiten onderbroken. Tijdens hetintegraal sluiten is de antiklemfunctiegeactiveerd. Zie Elektrischbedienbare ruiten (bladzijde 72). ZieElektrisch zonnedak (bladzijde 92).
42
Sloten
WERKING
Het immobilisatiesysteem is eenbeveiligingssysteem tegen diefstaldat voorkomt dat de motor kanworden gestart met een sleutel dieniet de juiste code bevat.
GECODEERDE SLEUTELS
E66506
Uw auto is met gecodeerde sleutelsafgeleverd.
WAARSCHUWINGLaat om veiligheidsredenen bijverlies van een sleutel de codes
wissen en de sleutels programmerenmet een nieuwe code. Raadpleeguw dealer wanneer over nog slechtseen gecodeerde sleutel beschikt.
Vervangingssleutels moetentezamen met de andere sleutelsopnieuw worden geprogrammeerd.
Bij verlies zijn vervangingssleutels bijde dealer verkrijgbaar nadat u hetsleutelnummer hebt opgegeven. Ditnummer staat op het plaatje, dat bijde originele sleutels werd geleverd.
N.B.: Voor een storingvrije enprobleemloze uitwisseling vansignalen tussen de auto en de sleutel,mag de sleutel niet door metalenvoorwerpen worden afgedekt.
E66505
Sleutels coderen
Maximaal kunnen acht sleutels(inclusief de sleutels die bij de autowerden geleverd) wordengecodeerd met behulp van tweeandere sleutels, die eerder voor uwauto werden gecodeerd.
Voer elk van de volgendehandelingen binnen vijfseconden uit.
E66507
43
Motorstartblokkering
1. Steek de eerste sleutel in hetcontactslot en draai hem in standII.
2. Draai de sleutel terug in stand 0en neem de sleutel uit hetcontactslot.
3. Steek de tweede sleutel in hetcontactslot en draai hem in standII.
4. Draai de tweede sleutel terug instand 0 en neem de sleutel uit hetcontactslot - de coderingsmodusis nu geactiveerd.
5. Wanneer nu een ongecodeerdesleutel in het contactslot wordtgestoken en binnen twintigseconden in de stand II wordtgedraaid, wordt de systeemcodedoor de sleutel ingelezen.
6. Neem na de coderingsprocedurede sleutel uit het contactslot.Wacht vijf seconden met hetinschakelen van het systeem.
Wanneer het coderen niet geheelcorrect is verlopen, knippert decontrolelamp nadat het contact metde nieuw gecodeerde sleutel isaangezet en slaat de motor niet aan.
Herhaal de procedure na een pauzevan twintig seconden met aangezetcontact (stand II).
Code wissen
Met twee voor uw auto gecodeerdesleutels kunt u alle overigegecodeerde sleutels onbruikbaarmaken, bijvoorbeeld na verlies vaneen sleutel:
Voer elk van de volgendehandelingen binnen vijfseconden uit.
Voer de eerste vier handelingen uitzoals is beschreven onder Sleutelscoderen, en ga vervolgens als volgtte werk:
E66508
• Steek de tweede sleutel in hetcontactslot en draai hem in standII.
• Neem de sleutel uit hetcontactslot.
• Steek de eerste sleutel in hetcontactslot, draai hem in stand IIen houd hem in deze stand. Decontrolelamp knippert nu vijfseconden.
• Indien het contact gedurendedeze vijf seconden wordt afgezet,wordt het wissen van desleutelcode afgebroken en wordtde code niet gewist.
• Wanneer het wissen van desleutels is voltooid, kunnen alleoverige sleutels met uitzonderingvan de twee sleutels die nodig zijnvoor het wissen, niet langerworden gebruikt tenzij ze opnieuwworden gecodeerd.
44
Motorstartblokkering
Extra sleutels kunnen nu wordengecodeerd.
IMMOBILISATIESYSTEEMINSCHAKELEN
E70359
Vijf seconden nadat het contact isafgezet schakelt het systeemautomatisch in. De controlelamp inde klok knippert.
IMMOBILISATIESYSTEEMUITSCHAKELEN
Het systeem wordt uitgeschakeldzodra het contact wordt aangezeten het systeem de juiste code heeftherkend. De controlelamp in de klokbrandt gedurende circa drieseconden en gaat daarna uit.
Wanneer de controlelamp ongeveereen minuut knippert en vervolgensmet onregelmatige tussenpozenbrandt, heeft het systeem de codeniet herkend. Neem de sleutel uit hetslot en probeer het nogmaals.
Wanneer een sleutel met eenonjuiste code werd gebruikt moet 20seconden worden gewacht voordatde motor kan worden gestart meteen sleutel met de juiste code.
Als de motor dan nog niet aanslaat,is er sprake van een storing in hetsysteem. Laat het systeemonmiddellijk door een deskundigecontroleren.
45
Motorstartblokkering
ALARM INSCHAKELEN
N.B.: Indien de auto met de sleutelwordt vergrendeld, wordt dealarminstallatie niet geactiveerd(auto's met 3,0 l Duractec-VE/-ST of2,5l Duractec-VE motor en extrabeveiliging).
Het systeem wordt geactiveerdzodra de auto is vergrendeld enbeschermt uw auto tegen indringersdie trachten de portieren, demotorkap of hetbagagecompartiment te openen ofde audio-installatie te verwijderen.
Interieursensoren
N.B.: De interieursensoren kunnenalleen correct functioneren wanneeralle ruiten en het schuifdak volledigzijn gesloten. Bovendien mogen desensoren niet bedekt worden. Hetsysteem moet niet wordengeactiveerd indien zich personen,dieren of andere bewegendevoorwerpen in de auto bevinden.
N.B.: Activeer de interieursensorenniet indien een extraverwarmingssysteem is ingeschakeldaangezien hierdoor de alarminstallatiekan afgaan.
De interieursensoren registreren allebewegingen in de auto.
De interieursensoren worden tegelijkmet het dubbelvergrendelingssysteem geactiveerd.
Automatische vertragingvan het inschakelen
Maximaal twintig seconden nadat dealarminstallatie is ingeschakeld kande auto nog worden geopendzonder het alarmsignaal te activeren.Na die tijd controleert dealarminstallatie alle portieren, demotorkap en de achterklep, mitsdeze zijn gesloten.
Wanneer een portier, de motorkapof de achterklep later wordt gesloten,controleert het systeem dit na 20seconden.
Alarmsignaal
Het alarmsignaal klinkt 30 secondenindien een onbevoegd persoon eenportier, het bagagecompartiment ofde motorkap opent of wanneer deinterieursensoren (optie) eenbeweging in de auto registreren.
De waarschuwingsknipperlichtenknipperen gedurende vijf minuten.
Als men tracht de motor te startenof de audio-installatie teontvreemden zal het alarmsignaalopnieuw klinken.
ALARM UITSCHAKELEN
De alarminstallatie kan op elkgewenst moment - zelfs wanneerhet alarmsignaal klinkt - wordenuitgeschakeld door hetbestuurdersportier met de sleutel ofde afstandsbediening teontgrendelen.
46
Alarm
De alarminstallatie voor de achterklepwordt uitgeschakeld wanneer debagageruimte wordt ontgrendeldmet een sleutel (4-deursuitvoeringen) of deafstandsbediening (alle modellen).Nadat de bagageruimte is afgesloten,wordt de alarminstallatie weeringeschakeld.
Auto's met 3,0 l Duratec-VE/-ST of 2,5 l Duratec-VEmotor
N.B.: Wanneer een voorportier meteen sleutel wordt ontgrendeld wordtde alarminstallatie nietuitgeschakeld.
Bij auto's met extra beveiligingen(alleen bepaalde landen) wordt dealarminstallatie uitgeschakeld doorop op de ontgrendeltoets op deafstandsbediening te drukken.
Open het bestuurdersportier met eensleutel om de installatie zonderafstandsbediening uit te schakelenHierdoor treedt een vertraging van12 seconden op voor dealarminstallatie afgaat. Binnen dezetijd kan de installatie wordenuitgeschakeld door de sleutel in hetcontact in de stand II te zetten.
47
Alarm
STUURWIEL AFSTELLEN
E70358
WAARSCHUWINGVerstel nooit het stuurwiel als deauto in beweging is.
Druk de vergrendelhendel omlaagom de hoogte van het stuurwiel ende afstand tot de bestuurder ervanin te stellen.
Breng de hendel weer in zijnoorspronkelijke stand om destuurkolom te vergrendelen.
Zie De juiste zitpositie innemen(bladzijde 96).
CLAXON
E70360
De claxon werkt ook bij afgezetcontact.
AUDIOBEDIENING
Kies de radio, CD of cassette modusop de audio-installatie.
De volgende functies kunnen met deafstandsbediening worden bediend:
Volume
E70361
48
Stuurwiel
Hoger volume: druk de VOL+schakelaar in de richting van hetstuurwiel.
Volume verlagen: trek de VOL−schakelaar naar het stuurwiel toe.
Zoekfunctie
E70362
Beweeg de SEEK schakelaar in derichting van het stuurwiel of hetinstrumentenpaneel:
• In radio modus wordt heteerstvolgende radiostation op eenhogere of lagere frequentiebandopgezocht.
• In de CD modus wordt hetvolgende of het vorige nummergekozen.
Modus
E70363
N.B.: Indien de auto is uitgerust meteen spraakgestuurd systeem (voicecontrol) en/of mobiele telefoon kanhet radiosysteem niet met de functieMODE worden geregeld.
Druk kort op de toets aan de zijkant:
• In radio modus wordt hetvolgende in het geheugenopgeslagen radiostationopgezocht.
• In de CD modus wordt devolgende CD gekozen wanneereen CD-wisselaar is gemonteerd.
• In alle modi om eenverkeersbericht te onderbreken.
Druk de toets aan de zijkant in enhoud deze ingedrukt:
• Van modus veranderen (radio, CDof cassette etc.).
49
Stuurwiel
SPRAAKSTURING
E70363
N.B.: Indien de auto tevens isuitgerust met een mobiele telefoonkan deze functie bij een inkomend ofactief telefoongesprek niet wordengebruikt.
Druk de toets kort in om hetspraakgestuurde systeem in of uit teschakelen.
Raadpleeg voor meer informatie deafzonderlijke handleiding.
50
Stuurwiel
VOORRUITWISSERS
A
B
C
D
E72172
Eenmalig wissenAWissen met intervallen ofautomatisch wissenB
Normale wissnelheidCHoge wissnelheidD
Wissen met intervallen
E72173
2
Kies de wisinterval met de draaiknop:1 = Korte interval. 6 = Lange interval.
Automatisch wissen
WAARSCHUWINGENLet er bij vriezend weer op datde voorruit geheel ontdooid is
voordat u de automatische wisfunctieinschakelt.
Schakel de automatischewisfunctie uit wanneer u een
autowasserette binnenrijdt.Vervang de ruitenwisserbladenzodra deze strepen water en
vuil achterlaten of wanneer ze hetwater niet meer volledig van devoorruit verwijderen. Als deruitenwisserbladen niet wordenvervangen, blijft de regensensorcontinu water op de voorruitwaarnemen. Dit heeft tot gevolg datde ruitenwissers blijven werken terwijlde voorruit voor het grootste deeldroog is.
N.B.: De automatische wisfunctie isbedoeld voor gebruik tijdens continunat weer en is bijzonder gevoeligvoor alles wat in de omgeving van deregensensor in aanraking komt metde voorruit. Voorwerpen als vuil, mistof vliegen die in de omgeving van desensor met de voorruit in aanrakingkomen, kunnen er de oorzaak vanzijn dat de ruitenwissers eenwisbeweging maken, hoewel devoorruit vrijwel droog is.
N.B.: De functie automatisch wissenmoet niet worden ingeschakeld bijsneeuw, mist of wanneer de wegenzijn gepekeld. Kies onder dergelijkeweersomstandigheden zo nodig eenandere stand.
51
Ruitenwissers en ruitensproeiers
Wanneer de automatische wisfunctiewordt ingeschakeld maken deruitenwissers één wisbewegingongeacht of de voorruit nat of droogis. Daarna, of wanneer het contactwordt aangezet bij ingeschakeldeautomatische wisfunctie, maken deruitenwissers geen wisbewegingmeer tot water op de voorruit wordtvastgesteld. Zet als alternatief dehendel in een andere stand en kiesvervolgens de automatischewisfunctie of schakel deruitensproeiers in.
De regensensor meet continu dehoeveelheid water op de voorruit enzal de snelheid van devoorruitwissers automatisch instellen(enkele wisbeweging, met intervallen,normale of hoge wissnelheid).
E72173
2
De gevoeligheid van de regensensorwordt ingesteld door middel van dedraaiknop:
1 = Hoge gevoeligheid: deruitenwissers treden al bij een geringehoeveelheid water op de voorruit inwerking.
6 = Lage gevoeligheid: deruitenwissers treden pas bij eengrotere hoeveelheid water op devoorruit in werking.
VOORRUITSPROEIERS
E72174
WAARSCHUWINGSchakel de ruitensproeiers nietlanger dan tien seconden
achtereen in; schakel deruitensproeiers nooit in als hetreservoir leeg is.
Druk de knop op het uiteinde van dehendel in en houd deze ingedrukt omde ruitensproeiers in te schakelen.
De ruitensproeiers werken incombinatie met de ruitenwissers.Zodra de wis/was cyclus is voltooid,pauzeren de voorruitwissers enmaken vervolgens nog één wisslagom de ruit te drogen.
52
Ruitenwissers en ruitensproeiers
Wanneer de koplampen zijningeschakeld, stellen devoorruitsproeiers ook dekoplampsproeiers in werking.
ACHTERRUITWISSERS EN-SPROEIERS
Wissen met intervallen
E72175
Beweeg de schakelaarhendel naarhet stuurwiel.
Wissen tijdensachteruitrijden
De achterruitwisser treedtautomatisch in werking wanneer deachteruit wordt ingeschakeld, indien
• de achterruitwisser nog niet wasingeschakeld,
• de schakelaar in de stand C, of D• in de stand B staat en de
voorruitwissers werken.
De achterruitwisser volgt de intervalvan de voorruitwissers (bij wissenmet intervallen of normalewissnelheid).
Ruitensproeier
E72176
WAARSCHUWINGSchakel de ruitensproeiers nietlanger dan tien seconden
achtereen in; schakel deruitensproeiers nooit in als hetreservoir leeg is.
Trek de hendel volledig naar hetstuurwiel toe en houd hem in dezestand om de ruitensproeiers in teschakelen.
De ruitensproeiers werken incombinatie met de ruitenwissers.
De ruitensproeier van de achterruitbevindt zich op het dak boven deachterruit.
53
Ruitenwissers en ruitensproeiers
VOORRUITSPROEIERSAFSTELLEN
E73425
De ruitensproeiers kunnen wordenafgesteld door een speld in dekogelvormige sproeierkoppen testeken en de sproeiers in degewenste stand te draaien.
KOPLAMPSPROEIERS
E73427
WAARSCHUWINGSchakel de ruitensproeiers nietlanger dan tien seconden
achtereen in; schakel deruitensproeiers nooit in als hetreservoir leeg is.
De koplampsproeiers werkenwanneer de buitenverlichting isingeschakeld en de ruitensproeiersvan de voorruit worden bediend. Hetsysteem wordt van vloeistof voorziendoor het reservoir van devoorruitsproeiers.
RUITENWISSERBLADENCONTROLEREN
E66644
Controleer regelmatig met devingertop de rubber randen van deruitenwisserbladen op oneffenhedenen beschadigingen. Reinig deruitenwisserbladen met een in watergedrenkte spons.
54
Ruitenwissers en ruitensproeiers
RUITENWISSERBLADENVERVANGEN
E66645
1
23
4
Trek de ruitenwisserarm van devoorruit af en plaats hetruitenwisserblad in een rechte hoekten opzichte van de arm. Druk deklem in de richting van de pijl en trekhet wisserblad los van de arm.
55
Ruitenwissers en ruitensproeiers
VERLICHTINGSBEDIENING
Standen van delichtschakelaar
AB
C
E72161
UitAStads- en achterlichtenBKoplampenCParkeerlichtenD
Parkeerlichten
Indrukken en linksom draaien.
Automatisch in-/uitschakelde verlichting
E72162
WAARSCHUWINGDe automatischein-/uitschakelende verlichting is
een extra systeem, dat niet isbedoeld om de bestuurder teontslaan van zijn verantwoordelijkheidten aanzien van de buitenverlichtingvan de auto.
Met de lichtschakelaar in de standAUTO gaat het dimlicht afhankelijkvan het omgevingslicht automatischaan en uit.
N.B.: Het grootlicht kan alleenworden ingeschakeld wanneer hetautomatische verlichtingssysteemde koplampen heeft ingeschakeld.
56
Verlichting
Wanneer de verlichting automatischworden uitgeschakeld terwijl hetgrootlicht was ingeschakeld, wordthet grootlicht weer ingeschakeldwanneer de verlichting automatischwordt ingeschakeld. Het dimlicht kanworden ingeschakeld door demultifunctionele hendel naar hetstuurwiel te trekken.
Grootlicht/ dimlicht
E72168
Trek de schakelaarhendel naar hetstuurwiel om te wisselen.
Lichtsignaal
E72168
Beweeg de schakelaarhendel naarhet stuurwiel.
VOORSTE MISTLAMPEN
E72163
N.B.: De mistlampen, voor, kunnenniet worden ingeschakeld wanneerde lichtschakelaar in de stand AUTOstaat. Schakel, om de mistlampen,voor, in te schakelen, deautomatische functie uit.
Schakel de koplampen in 1 en trekde schakelaar één stand uit 2.
De mistlampen, voor, mogen alleenworden ingeschakeld wanneer hetzicht ernstig wordt belemmerd doormist, sneeuw of regen.
57
Verlichting
MISTACHTERLICHTEN
1
2E72164
WAARSCHUWINGDe mistachterlichten mogenalleen worden gebruikt wanneer
het zicht minder dan 50 meterbedraagt en mogen niet wordengebruikt bij regen of sneeuwval.
N.B.: Bij wagens die niet zijnuitgerust met mistlampen aan devoorzijde kan de schakelaar slechtséén stand worden uitgetrokken.
N.B.: De mistachterlichten kunnenniet worden ingeschakeld wanneerde lichtschakelaar in de stand AUTOstaat. Schakel, om demistachterlichten in te schakelen, deautomatische functie uit.
Schakel de buitenverlichting in 1 entrek de schakelaar twee standen uit2.
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Auto's met Xenon lampen
Uitvoeringen met Xenon koplampenzijn voorzien van automatischehoogteregeling voor dekoplamplichtbundels.
De koplampen kunnen wordeningesteld voor links- of rechtsrijdendverkeer, bijvoorbeeld wanneer u naarhet buitenland gaat. Dit instellen maguitsluitend door een deskundigeworden uitgevoerd.
58
Verlichting
KOPLAMPHOOGTE AFSTELLEN
A
B
E72165
Zonder hoogteverstelling van de koplamplichtbundelsAMet hoogteverstelling van de koplamplichtbundelsB
De hoogte van dekoplamplichtbundels kan wordenaangepast aan de belading van deauto. Draai de regelknop naarbeneden om de lichtbundels omlaagte brengen en naar boven om zeomhoog te brengen.
E65990
59
Verlichting
Aanbevolen regelknopstandenRegelknopstandBelading
WagonSedanGewicht inbagage-ruimte1
Aantal personenmet auto-matische
niveaurege-ling
zonderautomati-
scheniveaurege-
ling
AchterbankVoor-stoelen
000--1-201212-31-202222max.131-2123232max.1-1
1 Zie Technische specificatie (bladzijde 186).2Bij uitvoeringen met een 2,0 l DuraTorq-TDCi of 2,5 l Duratec-VE motor meteen automatische transmissie moet de regelknopstand met 0,5 wordenverhoogd. Tijdens het rijden met een aanhanger kunnen hogereregelknopstanden (+1) noodzakelijk zijn.
WAARSCHUWINGSKNIP-PERLICHTEN
E72166
Druk op de schakelaar om hetsysteem in of uit te schakelen. Dewaarschuwingsknipperlichten werkenook bij afgezet contact.
60
Verlichting
RICHTINGAANWIJZERS
E72167
Beweeg derichtingaanwijzerschakelaar kortomhoog of omlaag; derichtingaanwijzers knipperen dandriemaal.
INTERIEURVERLICHTING
A B C
E72170
UitAPortiercontactBAanC
Bij sommige uitvoeringen zal met deschakelaar in de stand B deinterieurverlichting na het sluiten vande portieren nog enige tijd blijvenbranden. Bij het aanzetten van hetcontact gaat de verlichtingonmiddellijk uit.
Wanneer de auto voor langere tijdmet geopende portieren wordtgeparkeerd, gaat de verlichtingautomatisch na 30 minuten uit.
Zet het contact korte tijd aan (standII) om de verlichting weer in teschakelen.
61
Verlichting
Leeslampen
E72171
GLOEILAMPENVERVANGEN
WAARSCHUWINGENLaat bij uitvoeringen met Xenonkoplampen de gloeilampen van
de koplampen door een deskundigevervangen. Door de hoge spanningbestaat gevaar op verwonding.
Als de gloeilampen brandenworden deze en hun omgeving
heet. Schakel de lampen uit en laatze afkoelen alvorens ze tevervangen.
N.B.: Laat telkens nadat eengloeilamp van de koplampen isvervangen de afstelling van dekoplampen controleren.
Schakel altijd de verlichting uit en zethet contact af voordat u eengloeilamp vervangt.
Houd gloeilampen nooit bij het glasvast. Monteer uitsluitend gloeilampendie zijn voorzien van een UV-filter.Vervang een defecte gloeilamp altijddoor een nieuw exemplaar vanhetzelfde type. Controleer na hetvervangen van een gloeilamp of dezecorrect werkt.
Koplampen, stadslichten,richtingaanwijzers
N.B.: Om één van deze gloeilampente vervangen moet de koplampunitworden uitgebouwd.
Koplampunit uitbouwen
Open de motorkap.
E72536
Verwijder de draaiklemmen aanbeide zijden van de radiateurgrille entrek de radiateurgrille los.
62
Verlichting
E72537
Pak één van de lippen en verwijderde borgpen. Herhaal deze handelingaan de andere zijde.
Trek voorzichtig de koplampunit uitde auto en maak de stekker los.
Richtingaanwijzers, voor
21 watt oranje kogellamp
E72538
• Draai de lamphouder linksom entrek hem los.
• Druk de lamphouder licht in endraai hem linksom los.
• Vervang de gloeilamp.
Let op de geleidenokken wanneerde lamp in omgekeerde volgordeweer wordt aangebracht.
Stadslichten
5 watt lampje met glazen voet
E72539
• Draai de kap linksom en verwijderhem.
• Werk de fitting met een dunneschroevendraaier voorzichtig los.
• Trek de gloeilamp los en vervanghem.
Let op de geleidenokken wanneerde lamp in omgekeerde volgordeweer wordt aangebracht.
63
Verlichting
Koplampunit openen
E72540
• Trek de stekker los.• Maak de klemmen aan de
achterzijde van de koplampunitlos en verwijder de kap.
Let er op dat de klemmen in de juistestand komen te zitten wanneer dekoplampunit in omgekeerde volgordeweer wordt aangebracht.
Koplampen – dimlicht
H7, 55 watt halogeen gloeilamp
E72541
• Trek de stekker los.• Maak de draadklem los en trek de
gloeilamp uit het lamphuis.• Vervang de gloeilamp.
Breng de eerder verwijderdeonderdelen in omgekeerde volgordeaan.
Koplampen – grootlicht
H1, 55 watt halogeen gloeilamp
E72542
• Trek de stekker los.• Maak de draadklem los en trek de
gloeilamp uit het lamphuis.• Vervang de gloeilamp.
Breng de eerder verwijderdeonderdelen in omgekeerde volgordeaan.
Zijknipperlichten
5 watt lampje met glazen voet
64
Verlichting
E72543
• Schuif het lamphuis naar benedenen trek het los.
• Houd de lamphouder vast; draaihet lamphuis linksom los enverwijder het.
• Trek de gloeilamp uit de houder.
Breng de eerder verwijderdeonderdelen in omgekeerde volgordeaan.
Instapverlichting
E72169
Raadpleeg een deskundige.
Mistlampen (uitvoeringenmet sportbumpers)
H3, 55 watt halogeen gloeilamp
E72544
• Draai de schroef in de rand vande mistlamp los. Werk de randvan de mistlamp los.
• Draai de schroeven los en trek delampunit los.
• Trek de stekker los.• Trek de gloeilamp los en vervang
hem.
Breng de eerder verwijderdeonderdelen in omgekeerde volgordeaan.
Mistlampen (STuitvoeringen)
H7, 55 watt
65
Verlichting
E72545
• Verwijder de schroeven in de randvan de mistlamp.
• Werk de ring rond het lampglaslos en verwijder de sierring van demistlamp.
• Draai de schroeven los en trek delampunit los.
E72546
• Trek de stekker los.• Draai de achterzijde van het
lamphuis linksom en verwijderhem.
• Trek de gloeilamp los en vervanghem.
Breng de eerder verwijderdeonderdelen in omgekeerde volgordeaan.
Achterlichtunits (4- en 5-deurs)
Open de achterklep.
E72547
Maak vanuit de bagageruimte de drieschroeven op de achterzijde van kapop de achterlichtunit los.
Verwijder de kap.
E72548
Druk de twee rode nokken naarelkaar toe en neem de achterlichtunitlos van het lamphouder.
66
Verlichting
Trek de stekker los.
E72549
Richtingaanwijzer 21 wattARem-/achterlicht 21/4 wattBAchterlicht 5 wattCAchteruitrijlamp H1 halogeengloeilampD
Achterlicht 5 wattEMistachterlicht 21 wattF
Druk de gloeilamp licht in en draaihem linksom los. Verwijder degloeilamp.
Vervang de gloeilamp.
Breng de eerder verwijderdeonderdelen in omgekeerde volgordeaan. Controleer de werking van degloeilampen nadat de achterlichtunitweer is aangebracht.
Achterlichtunits (Wagon)
Open de achterklep.
E72550
Verwijder vanuit de bagageruimte debovenste kap van de achterlichtunit.De kap is met klemmen bevestigd.Verwijder de kap.
Draai de twee vleugelmoeren van deachterlichtunit los. Laat devleugelmoeren niet in de openingvallen.
Maak voorzichtig de achterlichtunitlos.
E72551
Druk de gloeilamp licht in en draaihem linksom los. Verwijder degloeilamp.
67
Verlichting
E72552
Remlicht 21 wattARichtingaanwijzer 21 watt,oranjeB
Achteruitrijlamp 21 watt,halogeen gloeilampC
Mistachterlicht/ achterlicht21/4 wattD
Vervang de gloeilamp.
Breng de eerder verwijderdeonderdelen in omgekeerde volgordeaan. Controleer de werking van degloeilampen nadat de achterlichtunitweer is aangebracht.
Derde remlicht (4 deurs)
5 watt gloeilampjes met glazen voet(5x)
E72553
Trek de kap los.
E72555
• Maak de stekker los en verwijderde lamphouder.
• Druk de nokken in en trek de kaplos.
• Trek de gloeilamp los en vervanghem.
Breng de eerder verwijderdeonderdelen in omgekeerde volgordeaan.
Derde remlicht (5 deurs enWagon)
5 watt gloeilampjes met glazen voet(5x)
E72554
Verwijder de twee schroeven en dekap.
68
Verlichting
E72555
• Maak de stekker los en verwijderde lamphouder.
• Druk de nokken in en trek de kaplos.
• Trek de gloeilamp los en vervanghem.
Breng de eerder verwijderdeonderdelen in omgekeerde volgordeaan.
Kentekenplaatverlichting
5 watt buislamp
E72556
• Draai de schroeven los enverwijder de lampunit.
• Trek de gloeilamp los en vervanghem.
Breng de eerder verwijderdeonderdelen in omgekeerde volgordeaan.
Interieurverlichting, voorin
10 watt buislamp
E72557
• Schakel de interieurverlichting uit(schakelaar in de linker stand).
• Werk het lamphuis los door eenschroevendraaiertje in deuitsparing tegenover deschakelaar te steken.
• Verwijder de reflector.• Vervang de gloeilamp.
Breng de eerder verwijderdeonderdelen in omgekeerde volgordeaan.
Interieurverlichting achterin
10 watt buislamp
69
Verlichting
E72558
• Schakel de interieurverlichting uit(schakelaar in de linker stand).
• Werk het lamphuis los door eenschroevendraaiertje in deuitsparing tegenover deschakelaar te steken.
• Verwijder de reflector en vervangde gloeilamp.
Breng de eerder verwijderdeonderdelen in omgekeerde volgordeaan.
Lampen bij zonnekleppen
5 watt lampje met glazen voet
E72559
• Werk het glas los.• Vervang de gloeilamp.
Breng de eerder verwijderdeonderdelen in omgekeerde volgordeaan.
Leeslampen
5 watt kogellamp
E72560
70
Verlichting
De gloeilampen kunnen wordenvervangen nadat de contactplaat isteruggeklapt.
Verlichtinghandschoenenkastje
5 watt lampje met glazen voet
Trek de gloeilamp los en vervanghem.
Verlichting beenruimte
5 watt lampje met glazen voet
Trek de gloeilamp los en vervanghem.
Verlichting bagageruimte
10 watt buislamp
E72561
Maak voorzichtig met een platteschroevendraaier het lamphuis losuit de houder en verwijder degloeilamp.
Breng de eerder verwijderdeonderdelen in omgekeerde volgordeaan.
NADERINGSVERLICHTING
E72169
De instapverlichting schakeltautomatisch in wanneer de portierenworden ontgrendeld of geopend.Wanneer de portieren wordengesloten, schakelt deinstapverlichting automatisch naenige tijd of na het aanzetten van hetcontact uit.
71
Verlichting
ELEKTRISCHBEDIENBARE RUITEN
WAARSCHUWINGControleer voordat u deelektrisch bedienbare ruiten
bedient, of deze vrij zijn vanobstructies en overtuig u ervan datzich geen kinderen en/of huisdierenin de nabijheid van de ruitopeningenbevinden. Het nalaten hiervan kanernstig lichamelijk letsel tot gevolghebben. Het is in eerste instantie deverantwoording van de toeziendevolwassenen dat een kind nooitalleen in de auto blijft; laat nooit desleutels in de auto achter.
N.B.: Wanneer de schakelaarsgedurende korte tijd vaak wordenbediend kan het systeem eenbepaalde tijd buiten werking tredenom schade door oververhitting tevoorkomen.
N.B.: De elektrisch bedienbare ruitenzijn aangesloten op het systeem voorintegraal openen en sluiten. ZieCentrale vergrendeling (bladzijde 41).
Zet het contact aan om de elektrischbedienbare ruiten te openen of tesluiten.
E72185
B
A
Drukken om te openenADrukken om te sluitenB
Een ruit automatischopenen en sluiten
E72185
B
A
Kort indrukken om teopenenA
Kort indrukken om te sluitenB
Druk de schakelaar een tweede keerin om het openen of sluiten testoppen.
72
Ruiten en spiegels
Schakelaars van de ruitenvan de achterportierenblokkeren
E72186
A B
Schakelaars van deachterportierruiten actiefA
Schakelaars van deachterportierruiten niet actiefB
Antiklemfunctie van deruiten
WAARSCHUWINGENDe antiklemfunctie is tijdens deleerprocedure van de elektrisch
bedienbare ruiten uitgeschakeld. Leterop dat er tijdens het sluiten van deruit geen obstakels in de weg kunnenzitten.
Het onvoorzichtig sluiten van deelektrisch bedienbare ruiten kan
de antiklemfunctie teniet doen enverwondingen tot gevolg hebben.
Alle elektrisch bedienbare ruiten zijnvoorzien van een antiklemfunctie.Wanneer de ruiten tijdens het sluitenmet een obstakel in aanrakingkomen, stoppen deze automatischen schuiven een stukje terug.
Ga, om de antiklemfunctie op teheffen wanneer er sprake is vanweerstand, bijv. in de winter, als volgte werk:
Sluit de ruiten tweemaal tot aan deweerstand en laat dezeterugschuiven. Sluit de ruit voor eenderde keer tot deze weerstandondervindt. Laat de schakelaar kortlos en druk hem onmiddellijk weer in.De ruit zal de weerstand overwinnenen kan vervolgens volledig wordengesloten.
Geheugen van elektrischbedienbare ruit opnieuwinstellen
E72185
B
A
Nadat de accukabels zijnlosgenomen moet het geheugen vanelke ruit afzonderlijk opnieuw wordeningesteld:
Druk op schakelaar B tot de ruitvolledig is gesloten. Laat deschakelaar los en druk dezeonmiddellijk opnieuw in.
De ruit sluit automatisch wanneer deinstelprocedure correct is uitgevoerd.Herhaal de procedure wanneer deruit niet automatisch sluit.
73
Ruiten en spiegels
BUITENSPIEGELS
Met de hand verstelbarespiegels
E72182
Groothoek buitenspiegels
E72181
WAARSCHUWINGAlles wat u in deze spiegelswaarneemt, ziet er kleiner uit en
lijkt verder weg te zijn dan inwerkelijkheid het geval is. Wees eropattent de afstand tot de objecten dieu in de spiegels niet te overschatten.
In beide spiegels wordt het zicht opwat zich naast en achter de autobevindt vergroot, waardoor u minderlast hebt van de zogenaamde `dodehoek' schuin achter u.
Met de hand inklapbarespiegels
E72183
Druk de spiegels met de hand in hunoorspronkelijke stand terug tot zijworden vergrendeld.
74
Ruiten en spiegels
ELEKTRISCHVERSTELBAREBUITENSPIEGELS
E66485
A
B
C
Linker spiegelAUitBRechter spiegelC
De buitenspiegels worden verwarmdwanneer de achterruitverwarming isingeschakeld.
Standen waarin de spiegelkan worden gekanteld
E66486
A
B
C
D
OpARechtsBNeerCLinksD
Elektrisch inklapbarespiegels
E72184
Druk, terwijl de spiegelschakelaar inde centrale stand staat, op deschakelaar. Druk nogmaals op despiegelschakelaar om debuitenspiegel weer in zijnoorspronkelijke stand te latenterugkeren.
75
Ruiten en spiegels
BINNENSPIEGEL
E70417
Om verblinding doorachteropkomend verkeer tevoorkomen kan de spiegel met dehendel worden gekanteld.
Automatisch dimmendeachteruitkijkspiegel
E70418
De automatisch dimmendeachteruitkijkspiegel dimt automatischzodra het licht van achteropkomendverkeer op het spiegelglas valt. Defunctie wordt automatischuitgeschakeld wanneer de achteruitwordt ingeschakeld.
76
Ruiten en spiegels
METERS
E70433
KoelvloeistoftemperatuurmeterAToerentellerBSnelheidsmeterCBrandstofmeterDTerugsteltoets dagtellerEKilometerteller en dagtellerFInformatiedisplayGTerugsteltoets boordcomputerH
Koelvloeistoftempe-ratuurmeter
Bij normale bedrijfstemperatuurbevindt de wijzer zich in het centralegedeelte.
Wanneer de wijzer in het rode gebiedkomt, is de motor oververhit. Zet demotor af en stel, nadat de motor isafgekoeld, de oorzaak van hetprobleem vast.
77
Instrumenten
Toerenteller
Bij auto's met een dieselmotor heeftde toerenteller een bereik van 5 000omwentelingen per minuut.
Brandstofmeter
De pijl naast het symbool van debenzinepomp duidt aan, aan welkezijde zich de brandstofvulklepbevindt.
Kilometerteller en dagteller
E65922
B
A
DagtellerAKilometertellerB
Dagteller
De dagteller kan worden gebruikt omde lengte van een bepaald traject teregistreren. Druk de toets E in om deteller terug te stellen.
Kilometerteller
De kilometerteller registreert de totaalafgelegde afstand van de auto. Nahet afzetten van het contact blijft dekilometerstand nog tien minutenzichtbaar.
Informatiedisplay
A
ABE70434
Controlelamp automatischesnelheidsregelingA
Controlelamp overdriveB
Geeft, afhankelijk van de uitvoering,de buitentemperatuur weer of dientals display van de boordcomputer.Zie Tripcomputer (bladzijde 83).
Bij uitvoeringen met een 5-trapsautomatische transmissie geeft deboordcomputer tevens deschakelmodus weer en de actuelestand van de keuzehendel of degekozen versnelling. ZieAutomatische transmissie (bladzijde118).
WAARSCHUWINGS- ENINDICATIELAMPEN
Wanneer het contact wordt aangezetgaan de volgende waarschuwings-en controlelampen branden terbevestiging dat het systeemoperationeel is:
78
Instrumenten
• ABS• Airbag• Remsysteem• Niet goed gesloten portier(en)• Motor• Stabiliteitsregeling (ESP)• Laadstoom• Laag peil ruitensproeiervloeistof• Oliedruk• Olieverversen
Indien een van deze waarschuwings-of controlelampen niet gaat brandenwanneer het contact wordtaangezet, duidt dit op een storing.Laat het systeem door eendeskundige controleren.
Controlelamp ABS
Gaat de ABS-controlelamptijdens het rijden branden,dan duidt dit op een storing.
Laat dit door een deskundigecontroleren. Het remsysteem(zonder ABS) blijft normaalfunctioneren.
Controlelamp airbag
Zie Waarschuwingslampairbagsysteem (bladzijde32).
Controlelamp remsysteem
WAARSCHUWINGGaat de lamp branden nadat dehandrem is vrijgezet of na het
remmen, laat dan onmiddellijk hetremsysteem door een deskundigecontroleren.
Brandt wanneer dehandrem is aangetrokken.
Controlelampenremsysteem en ABS
WAARSCHUWINGVerlaag geleidelijk uw snelheid.Druk het rempedaal voorzichtig
in. Druk het rempedaal vooral nietabrupt in.
Indien beide controlelampengelijktijdig branden, stop dan zodradit veilig kan. Laat voordat u uw reishervat het remsysteem door eendeskundige controleren.
Controlelamprichtingaanwijzers
Knippert bij ingeschakelderichtingaanwijzers. Eenplotselinge toename van de
knipperfrequentie waarschuwt vooreen defecte gloeilamp. Wanneer uwauto is uitgerust met een in de fabriekgemonteerde trekhaak, maakt decontrolelamp u er ook op attentwanneer een knipperlicht van deaanhanger defect is.
79
Instrumenten
Controlelamp niet goedgesloten portieren
Brandt wanneer een portierof de bagageruimte nietgoed is gesloten.
Controlelamp motor
Zodra de motor isaangeslagen moet dezecontrolelamp uitgaan.
Wanneer de lamp bij draaiendemotor brandt, duidt dit op eenstoring. Laat dit zo spoedig mogelijkdoor een deskundige controleren.Wanneer de lamp tijdens het rijdenknippert, minder danonmiddellijk snelheid. Blijft delamp knipperen, vermijd dan sneloptrekken en krachtig afremmen. Demotor blijft draaien, maar levertminder vermogen. Laat uw autoonmiddellijk door een deskundigecontroleren.
Controlelamp 'Vorst'
WAARSCHUWINGOok wanneer de temperatuurtot boven 4 ºC stijgt, is dit nog
geen garantie dat de weg vrij is vangevaren die door plotselingeweersveranderingen kunnenontstaan.
Bij buitentemperaturentussen 4 ºC en 1 ºC,waarschuwt het oranje
signaal voor mogelijk opvriezen vanhet wegdek. Bij 0 ºC en lagerwaarschuwt het rode signaal voorhet verhoogde gevaar van gladdewegen.
Controlelamp voorgloeien
Als de controlelamp van hetvoorgloeisysteem brandtwacht dan eerst tot deze is
gedoofd alvorens te starten.
Controlelamp koplampen
Brandt wanneer het dimlichtis ingeschakeld of wanneerde stads- en achterlichten
branden.
Controlelamp laadstoom
WAARSCHUWINGWanneer bij uitvoeringen meteen dieselmotor de V-riem van
de dynamo loszit, gescheurd ofgebroken is, werkt ook deservobekrachtiging van hetremsysteem niet meer.
Indien de lamp onder hetrijden gaat branden, schakeldan alle onnodige
stroomverbruikers uit en rijdonmiddellijk naar de dichtstbijzijndedeskundige.
80
Instrumenten
Controlelamp laagbrandstofniveau
Ga zo spoedig mogelijktanken wanneer dezecontrolelamp brandt.
Controlelamp laag peilruitensproeiervloeistof
Zo spoedig mogelijk bijvullenwanneer deze controlelampbrandt.
Controlelamp grootlicht
Brandt wanneer hetgrootlicht is ingeschakeld ofwanneer een lichtsignaal
wordt gegeven.
Controlelamp oliedruk
Wanneer de lamp na hetaanslaan blijft branden oftijdens het rijden brandt,
stop dan onmiddellijk, zet de motoraf en controleer het oliepeil. ZieMotorolie controleren (bladzijde 161).Vul direct olie bij wanneer het oliepeillaag is.
Controlelamp olieverversen
Uitvoeringen met een roetfilter(DPF)
De controlelampolieverversen gaan brandenen blijft branden wanneer de
olie buiten het normaleonderhoudsschema moet wordenververst. Laat de motorolie zospoedig mogelijk verversen.
Uw dealer zal de controlelampolieverversen uitschakelen nadat hijde olie heeft ververst.
Herinneringssysteemveiligheidsgordel
Zie Waarschuwingssignaalveiligheidsgordel (bladzijde29).
Controlelampstabiliteitsregeling (ESP)
N.B.: Als de lamp na het aanzettenvan het contact niet brandt of tijdenshet rijden continu brandt, duidt dit opeen storing (wanneer het systeemhandmatig is uitgeschakeld brandtde lamp ook). Bij een storing wordthet systeem uitgeschakeld. Laat hetsysteem door een deskundigecontroleren.
Brandt wanneer destabiliteitsregeling isuitgeschakeld en knippert
wanneer de stabiliteitsregeling (ESP)is geactiveerd.
81
Instrumenten
AKOESTISCHEWAARSCHUWINGSSIGNALENEN -INDICATIES
Vorst
Er klinkt een waarschuwingssignaalwanneer de buitentemperatuur lageris dan 4°C.
Lichten aan
Bij ingeschakelde verlichting klinkt bijhet openen van hetbestuurdersportier eenwaarschuwingssignaal.
Parkeerhulp
Wanneer het systeem operationeelis klinkt bij het inschakelen van deachteruit klinkt een kortgeluidssignaal. Wanneer bij hetinschakelen van de achteruit eenononderbroken signaal klinkt of eenlaag geluidssignaal met intervallenvan drie seconden, dan duidt dit opeen storing.
Te hoge snelheid
Bij snelheden van meer dan 120 km/hklinkt een waarschuwingssignaal.
Herinneringssysteemveiligheidsgordels
Wanneer de bestuurder zijnveiligheidsgordel niet heeftomgegespt klinkt eenwaarschuwingssignaal.
82
Instrumenten
TRIPCOMPUTER
E70435
Bij aangezet contact zijn de volgendefuncties beschikbaar:
• Buitentemperatuur• Actieradius• Gemiddeld brandstofverbruik• Actueel brandstofverbruik
(afhankelijk van land)• Gemiddelde snelheid
Info toets
E70436
WAARSCHUWINGBedien, omwille van deverkeersveiligheid, de
boordcomputer alleen bij stilstaandeauto.
Druk op deze toets om van functiete veranderen. Telkens wanneer udeze toets indrukt, klinkt eenakoestisch signaal.
Terugstelknop
E70437
Druk de toets kort in om te wisselentussen metrische en Engelseeenheden.
De functies gemiddeldbrandstofverbruik en gemiddeldesnelheid kunnen afzonderlijk op nulworden teruggesteld door deterugsteltoets twee secondeningedrukt te houden terwijl debetreffende functie is gekozen.
83
Infodisplays
Buitentemperatuur
E70438
Geeft de buitentemperatuur weer.Bij buitentemperaturen van +4 ºC oflager gaat de waarschuwingslampvoor vorst branden. ZieWaarschuwings- en indicatielampen(bladzijde 78).
Actieradius
E70439
Duidt bij benadering de afstand aandie nog kan worden afgelegd voordatde tank leeg is.
Gemiddeldbrandstofverbruik
E70440
Druk op de terugsteltoets om demeter op nul terug te stellen.
Momentaanbrandstofverbruik
E70441
Het actuele brandstofverbruik wordtaangegeven bij een rijsnelheid hogerdan 6,5 km/h. Bij een rijsnelheid lagerdan km/h wordt _._ l/100kmweergegeven.
Gemiddelde snelheid
E70442
Geeft de gemiddelde snelheid aanvanaf het moment dat de functie opnul werd teruggesteld. Druk op deterugsteltoets om de meter op nulterug te stellen.
84
Infodisplays
WERKING
Buitenlucht
Houd de luchtinlaten onder devoorruit altijd vrij van sneeuw,bladeren e.d., opdat hetverwarmings- en ventilatiesysteemoptimaal kan functioneren.
Gerecirculeerde lucht
N.B.: Omdat er geen ventilatie isverdient het aanbeveling derecirculatiestand niet langer dan 30minuten in te schakelen aangeziende ruiten kunnen beslaan.
In de recirculatiestand wordt alleende lucht die in hetpassagierscompartiment aanwezigis gecirculeerd. Er stroomt geenbuitenlucht de auto in.
Pollenfilter/ actief koolfilter
Het pollenfilter verwijdert de meestepotentieel schadelijke stoffen alspollen, industriële luchtverontreinigingen straatvuil uit de lucht voordat dezehet interieur binnenstroomt. Hetactief koolfilter absorbeert ookonaangename luchtjes.
In een automatische wasstraatverdient het aanbeveling de aanjageruit te schakelen om te voorkomendat wasdeeltjes zich in het filterkunnen vastzetten.
Aanjager
De aanjager kan enig geluidveroorzaken.
Verwarming
De verwarmingscapaciteit isafhankelijk van dekoelvloeistoftemperatuur en hetsysteem werkt daarom alleeneffectief bij warme motor.
Airconditioning
N.B.: De airconditioning werkt alleenbij temperaturen hoger dan +5 ºC, bijdraaiende motor en ingeschakeldeaanjager. Het in werking stellen vande airconditioning leidt tot een hogerbrandstofverbruik.
De lucht wordt door dewarmtewisselaar geleid waar dezewordt gekoeld wanneer deairconditioning is ingeschakeld.Bovendien wordt vocht aan degekoelde lucht onttrokken om tevoorkomen dat de ruiten beslaan.
Het condenswater wordt naar buitenafgevoerd. Daarom is het volkomennormaal dat zich onder degeparkeerde auto een plasje watervormt.
Algemene opmerkingenover de klimaatregeling inhet interieur
Sluit alle ruiten volledig.
Richt, voor een effectieveverwarming van het interieur, deverwarmde luchtstroom op debeenruimte. Richt bij koud of vochtigweer een gedeelte van deluchtstroom op de voorruit en dezijruiten.
85
Klimaatregeling
Richt, voor een effectieve koeling vanhet interieur, de gekoelde lucht ophoofdniveau.
VENTILATIEROOSTERS
A
B
AB
E70416
OpenADichtB
HANDMATIGEKLIMAATREGELING
Temperatuurregelknop
E70443
KoudBlauwWarmRood
Aanjager
E70444
Druk op de linker toets om hetaanjagertoerental te verlagen endaarmee de hoeveelheid lucht.
Druk op de rechter toets om hetaanjagertoerental te verhogen endaarmee de hoeveelheid lucht.
De aanjagerinstelling wordt op hetdisplay weergegeven.
86
Klimaatregeling
Luchtverdeelknop
A B C
E70445
BeenruimteAHoofdniveauBVoorruitC
Alle combinaties kunnen gelijktijdigworden geselecteerd.
Voorruit snel ontdooien/ontwasemen
E70446
Zolang de toets is geselecteerd, kande recirculatiestand niet wordengekozen en kan de airconditioningniet worden uitgeschakeld. Hetaanjagertoerental en de temperatuurworden automatisch op de maximumwaarden ingesteld en kunnen niethandmatig worden veranderd.
Als de toets opnieuw wordtingedrukt, keert het systeem in devorige stand terug.
Airconditioning in- enuitschakelen
E70447
Druk, om de koeling in of uit teschakelen op de A/C toets. Bijingeschakelde koeling wordt A/C ophet display weergegeven.
Gerecirculeerde lucht
E70448
Druk op de toets om te kiezen tussentoevoer van buitenlucht en hetrecirculeren van de in het interieuraanwezige lucht. Bij ingeschakeldsysteem brandt de lamp in de toets.
87
Klimaatregeling
Temperatuurregelsysteemin- en uitschakelen
E70449
N.B.: Het verdient aanbeveling dezestand alleen te kiezen tijdens hetrijden met geopende ruiten en/ofgeopend schuifdak.
Druk op de OFF toets om hetcomplete systeem uit te schakelen.Het temperatuurregelsysteem isuitgeschakeld en de recirculatiestandis geselecteerd.
Wanneer de ON wordt ingedrukt,keert het systeem terug naar devorige instelling.
Wanneer op een andere toets wordtgedrukt, worden bij het inschakelenvan het systeem de opgeslageninstellingen dienovereenkomstigveranderd.
Permanentecomfortinstellingen
E70450
Stel de temperatuur en hetaanjagertoerental al naar de gelanguw wensen in. Schakel deairconditioning in. De aanbevolenluchtverdeling is beenruimte ofhoofdniveau.
Interieur snel verwarmen
E70451
Druk op de toets en kies een hoogaanjagertoerental zodra de motor opbedrijfstemperatuur is.
88
Klimaatregeling
Snel afkoelen van hetinterieur
E70452
Schakel de airconditioning en deaanjager bij hogebuitentemperaturen in. Stel detemperatuur in op koud. Stel deluchtverdeling in de door u gewenstestand in. De aanbevolenluchtverdeling is hoofdniveau.
E70453
Schakel bij bijzonder vochtig weer enom het interieur maximaal te koelende recirculatiestand in en laat deaanjager met het hoogste toerentaldraaien.
AUTOMATISCHEKLIMAATREGELING
N.B.: N.B.: De automatischeklimaatregeling kan via het touchscreen (aanraakscherm) van hetnavigatiesysteem worden bediend.Zie afzonderlijke handleiding.
De temperatuur, de hoeveelheidlucht en de luchtverdeling wordenautomatisch geregeld en afgesteldafhankelijk van de rij- enweersomstandigheden. Deaanbevolen systeeminstellingen vooralle seizoenen zijn 22 ºC en de AUTOmodus (de airconditioning isingeschakeld). De individueleinstellingen kunnen zo nodig wordengewijzigd. Vermijd het wijzigen vande instellingen wanneer het in deauto extreem warm of koud is. Deautomatische klimaatregeling pastzich automatisch aan de actueleomstandigheden aan. Voor eencorrecte werking van het systeemmoeten de midden- en zijroostersvolledig zijn geopend.
E72153
89
Klimaatregeling
Door eenmaal op de AUTO toets tedrukken wordt de AUTO modusgeactiveerd.
Temperatuur instellen
E72154
Verlaagt de temperatuurBlauwVerhoogt de temperatuurRood
De temperatuur kan met behulp vande toetsen in stappen van 0,5 °Cworden ingesteld tussen 16 °C en 28°C. In de stand LO (lager dan 16 ºC)schakelt het systeem over op continukoelen, in de stand HI (hoger dan 28ºC) op continu verwarmen en wordtde temperatuur niet geregeld.
Druk, om van ºCelsius naarºFahrenheit over te schakelen, beidetoetsen van de aanjager en derecirculatietoets minstens tweeseconden lang gelijktijdig in.
Aanjager en luchtverdeling
E72155
De hoeveelheid lucht en deluchtverdeling kunnen met behulpvan de toetsen handmatig wordeningesteld. De instellingen worden ophet display weergegeven. ZieHandmatige klimaatregeling(bladzijde 86). Druk op de AUTOtoets om naar de AUTO modus terugte keren.
Airconditioning in- enuitschakelen
E72156
90
Klimaatregeling
Druk op de A/C toets om deairconditioning in of uit te schakelen.Bij uitgeschakelde airconditioningverschijnt ECO op het display. Bijinschakelde airconditioning verschijntA/C op het display.
Automatisch temperatuur-regelsysteem in- enuitschakelen
E72157
N.B.: Het verdient aanbeveling deautomatische temperatuurregelingalleen uit te schakelen bij geopenderuiten en/of geopend schuifdak. Deautomatische functie werkt dan niettegen de extra lucht in, die via deruiten en/of het schuifdakbinnenstroomt.
Druk op OFF om de automatischetemperatuurregeling uit te schakelen.De instellingen blijven opgeslagen.Het verwarmings-, ventilatie- enairconditioningsysteem wordtuitgeschakeld en de recirculatiestandingeschakeld.
Druk op OFF of AUTO om hetsysteem weer in te schakelen.Wanneer op een andere toets wordtgedrukt, worden bij het inschakelenvan het systeem de opgeslageninstellingen dienovereenkomstigveranderd.
VERWARMDE RUITEN ENSPIEGELS
Verwarmbare ruiten
Voor het snel ontdooien enontwasemen van de voor- ofachterruit. Schakel het systeemalleen in wanneer het noodzakelijk is.
Uitvoeringen met eendieselmotor
Bij lage motor- enbuitentemperaturen worden de voor-en achterruitverwarming automatischin- en uitgeschakeld. Druk op deschakelaars om de systemen uit teschakelen.
Voorruitverwarming
E72158
91
Klimaatregeling
Het systeem werkt alleen bijdraaiende motor en ontdooit ook devoorruitsproeiers. Druk op deschakelaar om het systeem in of uitte schakelen. Het lampje in deschakelaar geeft de werking aan.
Na korte tijd schakelt hetverwarmingssysteem automatischuit.
Achterruitverwarming
E72159
E72160
Zet eerst het contact aan.
Druk op de schakelaar om hetsysteem in of uit te schakelen. Hetlampje in de schakelaar geeft dewerking aan.
Na korte tijd schakelt hetverwarmingssysteem automatischuit.
Verwarmbarebuitenspiegels
De elektrisch bedienbarebuitenspiegels zijn ook voorzien vaneen verwarmingselement. Ditsysteem werkt wanneer deachterruitverwarming isingeschakeld.
EXTRA VERWARMING
De extra verwarming helpt de motoren het interieur bij het opwarmen. Hetsysteem is geïntegreerd in hetkoelsysteem en wordt afhankelijk vande koelvloeistoftemperatuurautomatisch in- of uitgeschakeld.
Het is mogelijk dat bij ingeschakeldeprogrammeerbare extra verwarminger uitlaatgassen onder de zijkantenvan de auto vrijkomen. Dit is normaal.
ELEKTRISCH ZONNEDAK
E72187
92
Klimaatregeling
WAARSCHUWINGControleer voordat u hetelektrisch bedienbare schuifdak
bedient, of deze vrij is van obstructiesen overtuig u ervan dat zich geenkinderen en/of huisdieren in denabijheid van de schuifdakopeningbevinden. Het nalaten hiervan kanernstig lichamelijk letsel tot gevolghebben. Het is in eerste instantie deverantwoording van de toeziendevolwassenen dat een kind nooitalleen in de auto blijft; laat nooit desleutels in de auto achter.
N.B.: Wanneer de schakelaarsgedurende korte tijd vaak wordenbediend kan het systeem eenbepaalde tijd buiten werking tredenom schade door oververhitting tevoorkomen.
N.B.: Het elektrisch bedienbareschuifdak is aangesloten op hetsysteem voor integraal openen ensluiten. Zie Centrale vergrendeling(bladzijde 41).
Het schuifdak kan op twee manierenworden geopend - de achterzijdevan het schuifdak kan omhoogworden gekanteld of het schuifdakkan horizontaal naar achterenworden geschoven. Wanneer deschakelaar wordt ingedrukt opent ofsluit het schuifdak.
Zet het contact aan om de elektrischbedienbare schuifdak te openen ofte sluiten.
Schuifdak openen ensluiten
E72188
E72185
B
A
Drukken om te sluitenADrukken om te openenB
Schuifdak kantelen
E72189
93
Klimaatregeling
E72185
B
A
Drukken om te openenADrukken om te sluitenB
Schuifdak automatischopenen en sluiten
Schakelaar kort indrukken om hetschuifdak automatisch te openen ofte sluiten. Druk de schakelaar eentweede keer in om het openen ofsluiten van het schuifdak te stoppen.
Antiklemfunctie van hetschuifdak
WAARSCHUWINGENDe antiklemfunctie van hetschuifdak is tijdens de
leerperiode en in de veiligheidsmodusuitgeschakeld. Let erop dat er tijdenshet sluiten van het schuifdak geenobstakels in de weg kunnen zitten.
Het onvoorzichtig sluiten van hetelektrisch bedienbare schuifdak
kan de antiklemfunctie teniet doenen verwondingen tot gevolg hebben.
Het elektrisch bedienbare schuifdakis voorzien van een antiklemfunctie.Wanneer het schuifdak tijdens hetsluiten met een obstakel in aanrakingkomt, stopt het automatisch enschuift het een stukje terug.
Ga, om de antiklemfunctie op teheffen wanneer er sprake is vanweerstand, bijv. in de winter, als volgte werk:
Sluit het schuifdak tweemaal tot aande weerstand en laat dezeterugschuiven. Sluit het schuifdakvoor een derde keer tot dezeweerstand ondervindt. Laat deschakelaar kort los en druk hemonmiddellijk weer in. Het schuifdakzal de weerstand overwinnen en kanvervolgens volledig worden gesloten.
Veiligheidsmodus van hetschuifdak
Wanneer het systeem een storingvaststelt, treedt de veiligheidsmodusin werking. Het schuifdak beweegtdan slechts gedurende ca. 0,5seconden per keer en stoptvervolgens. Sluit het schuifdak dooropnieuw de schakelaar in te drukkenwanneer het schuifdak stopt.Wanneer de achterzijde van hetschuifdak omhoog is gekanteld, laatdan het schuifdak volledigomhoogkantelen en sluit hetvervolgens. Laat het systeemonmiddellijk door een deskundigecontroleren.
94
Klimaatregeling
Leerprocedure schuifdak
Wanneer het schuifdak niet langermeer correct sluit, voer dan deze'leerprocedure' uit:
• Kantel de achterzijde van hetschuifdak zover mogelijk omhoog.Laat de schakelaar los.
• Druk de schakelaar opnieuw in enhoud deze 30 secondeningedrukt tot u het schuifdak zietbewegen.
• Laat de schakelaar los en drukdeze onmiddellijk opnieuw in. Hetschuifdak sluit, schuift volledigopen en schuift vervolgens weerdicht. Laat de schakelaar niet losvoordat het schuifdak de geslotenstand voor de tweede keer heeftbereikt.
Wanneer de schakelaar niet constantwordt ingedrukt, wordt deleerprocedure afgebroken. Begin vanvoren af aan opnieuw met deprocedure.
95
Klimaatregeling
DE JUISTE ZITPOSITIEINNEMEN
E66528
• Ga zoveel mogelijk rechtop zittenmet de onderzijde van uw rugzover mogelijk naar achteren.Kantel de rugleuning niet verderdan 30 graden achterover.
• Stel de hoofdsteunen zodanig indat de bovenzijde ervan gelijkligtmet de bovenzijde van uw hoofd.
• Zorg voor voldoende afstand tenopzichte van hetinstrumentenpaneel. Debestuurder dient het stuurwiel metlicht gebogen armen in de stand'tien voor twee' vast te houden.De benen dienen ook lichtgebogen te zijn zodat de pedalentot op de vloer kunnen wordeningedrukt.
• De veiligheidsgordel moet overhet midden van de schouderliggen; de heupgordel moet strakover de heupen liggen, niet overde maag.
HANDMATIGVERSTELBARE STOELEN
WAARSCHUWINGVerstel de stoelen nooit tijdenshet rijden.
Stoelen naar voren of naarachteren schuiven
E72312
96
Stoelen
Trek de hendel omhoog. Beweeg,nadat u de hendel hebt losgelaten,de stoel heen en weer om tecontroleren of de stoel goed isvergrendeld.
Lendensteun afstellen
E72313
Draai de knop aan de zijkant van derugleuning.
Hellingshoek van derugleuning verstellen
E72314
Wanneer de stoelen volledig naarvoren worden geschoven kunnen derugleuningen in horizontale standworden gekanteld.
ELEKTRISCHVERSTELBARE STOELEN
In twee richtingenelektrisch verstelbare stoel
E72315
97
Stoelen
In acht richtingen elektrischverstelbare stoel
E72316
E72317
A
B
C
D
Zitting naar voren en naarachteren schuiven.A
Voorzijde van zitting omlaagof omhoog brengen.B
Achterzijde van zittingomlaag of omhoog brengen.C
Hellingshoek van rugleuningverstellen.D
HOOFDSTEUNEN
Hoofdsteunen, voor
E72318
De hoofdsteunen van de voorstoelenzijn uitgerust van een extraveiligheidsvoorziening. Bij eenaanrijding van achteren bewegen zijnaar voren, waarbij ze het hoofd vande inzittende opvangen. Hierdoorwordt het risico van een whiplashverkleind.
Omhoog: trek de hoofdsteunomhoog.
Omlaag: druk de ontgrendelknop inen druk de hoofdsteun naarbeneden.
Uitvoeringen zondermultimediasysteem
Hoek instellen: kantel de hoofdsteunnaar voren of naar achteren.
98
Stoelen
Verwijderen: druk de ontgrendelknopin en druk de knop aan de anderezijde, bijvoorbeeld met eenschroevendraaier, in. Verwijder dehoofdsteun.
Druk bij het aanbrengen beideontgrendelknoppen in en breng dehoofdsteun weer op zijn plaats.
Hoofdsteunen, achter
E72319
WAARSCHUWINGTrek altijd de hoofdsteunen opde achterstoelen omhoog
wanneer zich daarop eenkinderveiligheidszitje of een passagierbevindt.
Omhoog: trek de hoofdsteunomhoog.
Buitenste hoofdsteunen latenzakken: druk beideontgrendelknoppen in en druk dehoofdsteun naar beneden.
Middelste hoofdsteun laten zakken:druk de ontgrendelknop in en drukde hoofdsteun naar beneden.
Om de buitenste hoofdsteunen bijde 4/5-deurs uitvoeringen te kunnenverwijderen, moet de rugleuning vande betreffende zitplaats naar vorenworden geklapt. Druk vervolgens deontgrendelknoppen in en verwijderde hoofdsteun.
ACHTERBANK
Rugleuning van achterbankneerklappen
5-deurs en Wagon
E72320
Druk de ontgrendelknop op derugleuning in en klap de rugleuningvan de achterbank naar voren.
99
Stoelen
4-deurs
E72321
Trek één of beideontgrendelknoppen in debagageruimte uit en klap derugleuning van de achterbank naarvoren.
Rugleuning terugklappen
De rugleuning moet aan beide zijdenworden vergrendeld. Deveiligheidsgordels moeten zich voorde rugleuning bevinden.
Zittingen en rugleuning vanachterbank naar vorenklappen
5-deurs en Wagon
E72322
Trek de knop tussen de zitting en derugleuning uit en klap de zitting naarvoren. Verwijder de hoofdsteunenvan de achterbank en klap derugleuning naar voren.
E72323
100
Stoelen
N.B.: Wanneer de rode markeringop de ontgrendelknop zichtbaar is,is de zitting niet volledig vergrendeld.Ontgrendel de zitting en herhaal deprocedure tot de rode markering nietmeer zichtbaar is. Als de in derugleuning geïntegreerdeveiligheidsgordel niet correctfunctioneert controleer dan hetontgrendelmechanisme.
Wanneer de achterbank weer in zijnnormale stand wordt teruggeplaatst,let er dan op dat deveiligheidsgordels goed werken enzich vóór de rugleuning bevinden. Bijuitvoeringen met verwarmdeachterstoelen moet erop wordengelet dat de bedrading niet wordtingeklemd of beschadigd.
VERWARMDE STOELEN
E72311
WAARSCHUWINGDe accu wordt ontladenwanneer de verwarming bij
stilstaande motor wordtingeschakeld.
N.B.: Wanneer het contact wordtafgezet, worden de instellingen vande verwarming van de stoelen in hetgeheugen opgeslagen. Bij hetaanzetten van het contact wordendeze instellingen automatischhersteld.
De verwarming van de stoelenkunnen afzonderlijk stap voor stapmet de toetsen op demiddenconsole worden geregeld.
Druk meerdere keren op de + toetsom te temperatuur te verhogen.Wanneer meerdere keren op de -toets wordt gedrukt, neemt detemperatuur af. Het aantal lampjesdat naast de toets brandt geeft hetgeselecteerde niveau aan. Wanneergeen lampje brandt, is destoelverwarming uitgeschakeld.
Aanbevolen instellingen
Kies voor het verwarmen stand 1 of2 om voor langere tijd eencomfortabele stoeltemperatuur in testellen. Het verdient aanbeveling destanden 4 en 5 alleen voor korteperioden met een groottemperatuurverschil te gebruiken.
101
Stoelen
GEVENTILEERDESTOELEN
E72335
WAARSCHUWINGDe accu wordt ontladenwanneer de ventilatie bij
stilstaande motor wordtingeschakeld.
N.B.: Wanneer het contact wordtafgezet, worden de instellingen vande ventilatie van de stoelen in hetgeheugen opgeslagen. Bij hetaanzetten van het contact wordendeze instellingen automatischhersteld.
De ventilatie van de stoelen kunnenafzonderlijk stap voor stap met detoetsen op de middenconsoleworden geregeld.
Druk meerdere keren op de + toetsom de temperatuur te verhogen.Wanneer meerdere keren op de -toets wordt gedrukt, neemt detemperatuur af. Het aantal lampjesdat naast de toets brandt geeft hetgeselecteerde niveau aan. Deverwarming wordt in rood, de koelingin blauw aangeduid. Wanneer geenlampje brandt, is de ventilatie van destoel uitgeschakeld.
Aanbevolen instellingen
Kies voor het ventileren stand 1 of 2om voor langere tijd eencomfortabele stoeltemperatuur in testellen. Het verdient aanbeveling destanden 4 en 5 alleen voor korteperioden met een groottemperatuurverschil te gebruiken.
Wanneer de stoel wordtgeventileerd, kan de verwarmingautomatisch inschakelen. Dit om tevoorkomen dat de luchtstroomoncomfortabel koud wordt.
Voor het ventileren van de stoelenwordt gebruik gemaakt van de luchtin het passagierscompartiment. Hetkoelende effect is daarom afhankelijkvan de temperatuur in het interieur.Schakel zo nodig de airconditioningin en richt de luchtstroom op debeenruimte. Zie Klimaatregeling(bladzijde 85).
102
Stoelen
ZONNEKLEPPEN
E70419
De zonnekleppen kunnen aan éénzijde uit de klem worden losgehaakten in de richting van de portierruitworden gedraaid.
Het klepje voor de spiegel kanworden opengeschoven.
DIMMERINSTRUMENTENPANEEL-VERLICHTING
E70454
KLOK
E70421
Door de knop in te drukken kan deklok gelijk worden gezet. Druk deknop kort in om de klok minutenvooruit te zetten. Houd de knopingedrukt om de klok snel vooruit tezetten.
AANSTEKER
E70426
WAARSCHUWINGHoud de aansteker nooitingedrukt, omdat hij hierdoor
kan worden beschadigd. Verwijderde aansteker wanneer kinderenalleen in de auto achterblijven.
103
Gemaksfuncties
De aansteker wordt ingeschakelddoor hem in te drukken. Bij hetbereiken van de juiste temperatuurspringt de aansteker in deuitgangspositie terug.
De aansluiting voor de aansteker kanook worden gebruikt vooraccessoires van 12 volt en eenmaximum vermogen van 10 ampère.Wanneer de motor niet draait, wordthierdoor wel de accu ontladen.
Gebruik voor het aansluiten vanstroomverbruikers alleen de specialestekkers uit het Ford AccessoiresProgramma of stekkers voorstandaard SAE-aansluitpunten.
ASBAK
Asbak, voorin
E70423
Druk op het paneel om te openen.
E70424
Verwijder het inzetbakje om de asbakte ledigen.
Asbak, achterin
E70425
Kantel de asbak open. Druk debladveer in om de asbak teverwijderen.
104
Gemaksfuncties
EXTRA VOEDINGSAAN-SLUITINGEN
Wagon
Het extra elektrisch aansluitpuntbevindt zich in het rechterbekledingspaneel in debagageruimte.
Het extra aansluitpunt kan ookworden gebruikt voor accessoiresvan 12 volt en een maximumvermogen van 10 ampère. Wanneerde motor niet draait, wordt hierdoorwel de accu ontladen.
Gebruik voor het aansluiten vanstroomverbruikers alleen de specialestekkers uit het Ford AccessoiresProgramma of stekkers voorstandaard SAE-aansluitpunten.
BEKERHOUDERS
E70422
WAARSCHUWINGPlaats tijdens het rijden geenbekers met hete dranken in de
houders - kans op verbranden.
Drukken om te openen. Indrukkenom te sluiten.
OPBERGRUIMTES
Brillenhouder
E70420
Drukken om te openen.
Cassette- en CD-vak
Het opbergvak bevindt zich in demiddenconsole. Trek de armleuningomhoog om het opbergvak teopenen.
105
Gemaksfuncties
ALGEMENE INFORMATIE
Algemene opmerkingenover het starten
Als de accu losgekoppeld is geweestkan de motor, nadat de accukabelsweer zijn aangesloten, eenafwijkende draaikarakteristiekvertonen gedurende ca. 8 kilometer.
De oorzaak is, dat hetmotormanagement zich weer aande motor moet aanpassen.Ongebruikelijke rijkarakteristiekentijdens deze periode moeten wordengenegeerd.
Motor starten door middelvan slepen of duwen
WAARSCHUWINGOm beschadiging te voorkomenmoet u uw auto niet aanduwen
of aanslepen. Gebruik hulpstartkabelsen een hulpaccu. Zie Gebruik vanstartkabels (bladzijde 171).
CONTACTSLOT
Contactsleutelstanden
Stand 0
WAARSCHUWINGDraai nooit de sleutel in de stand0 terug zolang de auto nog in
beweging is.
Contact af. Wanneer de sleutel uithet contactslot wordt genomen,treedt het stuurslot in werking zodrahet stuurwiel wordt gedraaid.
Stand I
Stuurslot ontgrendeld. De ontstekingen alle overige elektrische circuits zijnuitgeschakeld. Om te voorkomen datde accu wordt ontladen, mag decontactsleutel niet te lang in dezestand blijven staan.
Stand II
Contact aan, alle elektrische circuitszijn ingeschakeld. Waarschuwings-en controlelampen Deze stand is denormale stand tijdens het rijden, dieook moet worden gekozen tijdenshet slepen van de auto.
Stand III
Startmotor ingeschakeld. Laat desleutel los zodra de motor aanslaat.
106
De motor starten
EEN BENZINEMOTORSTARTEN
Algemene opmerkingenover het starten
E66571
WAARSCHUWINGWanneer de motor nietaanslaat, raadpleeg dan de
instructies met betrekking tot deveiligheidsschakelaar van hetbrandstofsysteem. ZieOnderbrekingsschakelaarbrandstoftoevoer (bladzijde 146).
Schakel de startmotor niet langer dan30 seconden achtereen in. Laat desleutel los zodra de motor aanslaat.Als de motor nog niet is aangeslagen,draai dan de contactsleutel terug inde stand 0 en herhaal destartprocedure.
Koude/ warme motor
WAARSCHUWINGZet, bij temperaturen lager dan–20 ºC, de contactsleutel
minimaal één seconde in stand II.Hierdoor wordt de maximalebrandstofdruk verkregen.
Druk het koppelingspedaal volledigin en start de motor zonder hetgaspedaal aan te raken.
Wanneer de motor niet binnen vijftienseconden aanslaat, wacht dan evenen herhaal de startprocedure.
Als de motor na drie startpogingennog niet is aangeslagen, wacht dan10 seconden en volg de procedurevoor een Verzopen motor.
Verzopen motor
Druk het koppelingspedaal volledigin.
Druk het gaspedaal langzaamvolledig in, houd het in deze standen start de motor.
Slaat de motor niet aan, herhaal dande startprocedure zoals beschrevenonder Koude/ warme motor.
107
De motor starten
EEN DIESELMOTORSTARTEN
Algemene opmerkingenover het starten
E66571
WAARSCHUWINGWanneer de motor nietaanslaat, raadpleeg dan de
instructies met betrekking tot deveiligheidsschakelaar van hetbrandstofsysteem. ZieOnderbrekingsschakelaarbrandstoftoevoer (bladzijde 146).
Schakel de startmotor niet langer dan30 seconden in. Laat de sleutel loszodra de motor aanslaat. Als demotor nog niet is aangeslagen, draaidan de contactsleutel terug in destand 0 en herhaal destartprocedure.
Koude/ warme motor
Druk het koppelingspedaal in zonderhet gaspedaal aan te raken.
N.B.: De controlelamp van hetvoorgloeisysteem doet tevens dienstals controlelamp voor de motor. ZieWaarschuwings- en indicatielampen(bladzijde 78).
Draai de sleutel in stand II encontroleer of decontrolelamp van het
voorgloeisysteem brandt.
Wacht tot de controlelamp uitgaaten schakel vervolgens de startmotorzonder onderbrekingen in tot demotor aanslaat.
Herhaal de complete startprocedurewanneer de motor afslaat.
Bij temperaturen beneden –15 ºC kanhet noodzakelijk zijn de startmotor30 seconden in te schakelen voordatde motor aanslaat. Wanneer de autovaak onder dergelijkeomstandigheden wordt gebruikt ishet raadzaam eenverwarmingselement in hetmotorblok te laten monteren.
108
De motor starten
MOTOR UITSCHAKELEN
Uitvoeringen met eendieselmotor
E72454
Laat het gaspedaal los. Wacht tot demotor stationair draait en zet hetcontact af.
Als de motor bij een hoger toerentalwordt afgezet, zal deturbocompressor nog draaien terwijlde oliedruk al tot nul is gedaald. Ditheeft vroegtijdige slijtage van decompressorlagers tot gevolg.
109
De motor starten
VEILIGHEIDS-MAATREGELEN
WAARSCHUWINGENOm overstromen te voorkomen,hetgeen gevaar kan opleveren
voor andere weggebruikers, moetaltijd met tanken worden gestoptwanneer het vulpistool voor detweede keer afslaat. Alle brandstofdie u dan nog toevoegt vult deexpansieruimte in de brandstoftank,hetgeen er toe kan leiden dat debrandstof overstroomt.
Het brandstofsysteem staatonder druk. Wanneer het
brandstofsysteem lekt, bestaat hetgevaar van verwonding. Vermijdopen vuur of hittebronnen in denabijheid van het brandstofsysteem.
BRANDSTOFKWALITEIT
Gebruik altijd brandstof van hogekwaliteit zonder enige toevoegingen.
Uitvoeringen met eenbenzinemotor
Gebruik ongelode benzine dievoldoet aan de specificatie EN 228of een equivalent met eenoctaangetal van minimaal 95.Gelode benzine of additieven dieandere metaalhoudende additievenbevat (bijv. op basis van mangaan)kan schade aan het emissiesysteemveroorzaken.
Uitvoeringen met eendieselmotor
Gebruik uitsluitend dieselolie dievoldoet aan de specificatie EN 590of een equivalent. Voeg geen olie,benzine of andere vloeistoffen toe.Dieselolie die maximaal 5 % RME(biodiesel) bevat, is toegestaan.
Het langdurig gebruik van extraadditieven om vlokvorming tevoorkomen wordt niet aanbevolen.Voeg geen petroleum, paraffine ofbenzine een dieselolie toe.
KATALYSATOR
Rijden met een auto metkatalysator
Vermijd dat u de tank leeg rijdt.
Vermijd onnodig lange startpogingen.
Laat de motor niet met eenlosgetrokken bougiekabel draaien.
Duw of sleep de auto niet aan,gebruik hulpstartkabels. Zie Gebruikvan startkabels (bladzijde 171).
Zet onder het rijden nooit het contactaf.
110
Brandstof en tanken
Parkeren
WAARSCHUWINGLet erop dat u uw auto nooitparkeert of stationair laat
draaien boven brandbare materialenzoals droge bladeren of verdord gras.Na het afzetten van de motor straalthet uitlaatsysteem nog gedurendeenige tijd warmte uit, waardoorgevaar van brand kan ontstaan.
TANKKLEP
E72501
Trek de hendel naast debestuurdersstoel omhoog. Open devulklep en draai de tankdop linksomlos.
Wanneer u de tankdop losdraait issoms een sissend geluid hoorbaar.Dit is echter volkomen normaal.
Draai de tankdop rechtsom vast tothij klikt.
TANKEN
WAARSCHUWINGWanneer u de onjuistebrandstofsoort heeft getankt of
onjuiste additieven heeft gebruikt,probeer dan niet de motor te starten.Dit kan schade aan de motorveroorzaken.
TECHNISCHE SPECIFICATIE
Brandstofverbruik
4- en 5-deurs
BrandstofverbruikscijfersCO2-emissieGecombineerdBuitenwegStadsverkeer
Variantg/kml/100 km (mpg)l/100 km
(mpg)l/100 km
(mpg)
1797,5 (37,7)5,6 (50,4)10,9 (25,9)1,8 l Duratec-HE81 kW (110 pk),Stage III
111
Brandstof en tanken
CO2-emissieGecombineerdBuitenwegStadsverkeerVariant
g/kml/100 km (mpg)l/100 km(mpg)
l/100 km(mpg)
1827,6 (37,2)5,6 (50,4)11,2 (25,2)1,8 l Duratec-HE81 kW (110 pk),Stage IV
1827,6 (37,2)5,6 (50,4)11,0 (25,7)1,8 l Duratec-HE92 kW (125 pk),Stage III
1847,7 (36,7)5,6 (50,4)11,3 (25,0)1,8 l Duratec-HE92 kW (125 pk),Stage IV
1737,2 (39,2)5,7 (49,6)9,9 (28,5)1,8 l Duratec-SCi96 kW (130 pk)
1877,8 (36,2)5,8 (48,7)11,2 (25,2)
2,0 l Duratec-HE,Stage III,handgeschakeldeversnellingsbak
1897,9 (35,8)5,8 (48,7)11,5 (24,6)
2,0 l Duratec-HE,Stage IV,handgeschakeldeversnellingsbak
2189,1 (31,0)7,2 (39,2)12,6 (22,4)2,0 l Duratec-HE,automaat
24410,2 (27,7)7,5 (37,7)15,0 (18,8)2.5 l Duratec-HE,handgeschakeldeversnellingsbak
24410,2 (27,7)7,4 (38,2)15,1 (18,7)2.5 l Duratec-HE,automaat
24710,3 (27,4)7,5 (37,7)15,1 (18,7)3,0 l Duratec-VE150 kW (203 pk)
24910,4 (27,2)8,0 (35,3)14,5 (19,5)3,0 l Duratec-ST166 kW (226 pk)
1545,8 (48,7)4,5 (62,8)8,1 (34,9)2,0 lDuratorq-TDDi 66kW (90 pk)
1545,8 (48,7)4,6 (61,4)7,7 (36,7)2,0 lDuratorq-TDCi 66kW (90 pk)
112
Brandstof en tanken
CO2-emissieGecombineerdBuitenwegStadsverkeerVariant
g/kml/100 km (mpg)l/100 km(mpg)
l/100 km(mpg)
1485,6 (50,4)4,4 (64,2)7,8 (36,2)
2,0 lDuratorq-TDCi 85kW (115 pk), StageIII,5-versnellingsbak
1545,8 (48,7)4,6 (61,4)7,7 (36,7)
2,0 lDuratorq-TDCi 85kW (115 pk), StageIV,5-versnellingsbak
1515,7 (49,6)4,7 (60,1)7,8 (36,2)
2,0 lDuratorq-TDCi 85kW (115 pk), StageIII,6-versnellingsbak
1596,0 (47,1)4,8 (58,9)8,1 (34,9)
2,0 lDuratorq-TDCi 85kW (115 pk), StageIV,6-versnellingsbak
1967,4 (38,2)5,8 (48,7)10,2 (27,7)
2,0 lDuratorq-TDCi 85kW (115 pk),automaat
1545,8 (48,7)4,7 (60,1)7,7 (36,7)
2,0 lDuratorq-TDCi 96kW (130 pk), StageIII,handgeschakeldeversnellingsbak
1596,0 (47,1)4,8 (58,9)8,1 (34,9)
2,0 lDuratorq-TDCi 96kW (130 pk), StageIV,handgeschakeldeversnellingsbak
113
Brandstof en tanken
CO2-emissieGecombineerdBuitenwegStadsverkeerVariant
g/kml/100 km (mpg)l/100 km(mpg)
l/100 km(mpg)
1967,4 (38,2)5,8 (48,7)10,2 (27,7)
2,0 lDuratorq-TDCi 96kW (130 pk),automaat
1616,1 (46,3)4,9 (57,6)8,2 (34,4)2,2 lDuratorq-TDCi
Wagon
BrandstofverbruikscijfersCO2-emissieGecombineerdBuitenwegStadsverkeer
Variantg/kml/100 km (mpg)l/100 km
(mpg)l/100 km
(mpg)
1847,7 (36,7)5,8 (48,7)11,1 (25,5)1,8 l Duratec-HE81 kW (110 pk),Stage III
1877,8 (36,2)5,8 (48,7)11,4 (24,8)1,8 l Duratec-HE81 kW (110 pk),Stage IV
1867,8 (36,2)5,8 (48,7)11,1 (25,5)1,8 l Duratec-HE92 kW (125 pk),Stage III
1897,9 (35,8)5,8 (48,7)11,4 (24,8)1,8 l Duratec-HE92 kW (125 pk),Stage IV
1797,4 (38,2)5,9 (47,9)10,1 (28,0)1,8 l Duratec-SCi96 kW (130 pk),Stage IV
1918,0 (35,3)6,0 (47,1)11,3 (25,0)
2,0 l Duratec-HE,Stage III,handgeschakeldeversnellingsbak
1938,1 (34,9)6,0 (47,1)11,6 (24,4)
2,0 l Duratec-HE,Stage IV,handgeschakeldeversnellingsbak
114
Brandstof en tanken
CO2-emissieGecombineerdBuitenwegStadsverkeerVariant
g/kml/100 km (mpg)l/100 km(mpg)
l/100 km(mpg)
2219,3 (30,4)7,3 (38,7)12,7 (22,2)2,0 l Duratec-HE,Stage III, automaat
2219,2 (30,7)7,3 (38,7)12,7 (22,2)2,0 l Duratec-HE,Stage IV,automaat
24910,4 (27,2)7,7 (36,7)15,1 (18,7)2.5 l Duratec-HE,handgeschakeldeversnellingsbak
25110,5 (26,9)7,7 (36,7)15,3 (18,5)2.5 l Duratec-HE,automaat
25210,5 (26,9)7,7 (36,7)15,3 (18,5)3,0 l Duratec-VE150 kW (203 pk)
25410,6 (26,7)8,2 (34,5)14,6 (19,3)3,0 l Duratec-ST166 kW (226 pk)
1586,0 (47,1)4,7 (60,1)8,3 (34,0)2,0 lDuratorq-TDDi 66kW (90 pk)
1575,9 (47,9)4,8 (58,9)7,8 (36,2)2,0 lDuratorq-TDCi 66kW (90 pk)
1535,8 (48,7)4,6 (61,4)7,9 (35,8)
2,0 lDuratorq-TDCi 85kW (115 pk), StageIII,5-versnellingsbak
1575,9 (47,9)4,8 (58,9)7,8 (36,2)
2,0 lDuratorq-TDCi 85kW (115 pk), StageIV,5-versnellingsbak
1545,8 (48,7)4,8 (58,9)7,9 (35,8)
2,0 lDuratorq-TDCi 85kW (115 pk), StageIII,6-versnellingsbak
115
Brandstof en tanken
CO2-emissieGecombineerdBuitenwegStadsverkeerVariant
g/kml/100 km (mpg)l/100 km(mpg)
l/100 km(mpg)
1636,2 (45,6)5,0 (56,5)8,3 (34,0)
2,0 lDuratorq-TDCi 85kW (115 pk), StageIV,6-versnellingsbak
1987,5 (37,7)5,9 (47,9)10,2 (27,7)
2,0 lDuratorq-TDCi 85kW (115 pk),automaat
1586,0 (47,1)4,9 (57,7)7,8 (36,2)
2,0 lDuratorq-TDCi 96kW (130 pk), StageIII,handgeschakeldeversnellingsbak
1636,2 (45,6)5,0 (56,5)8,3 (34,0)
2,0 lDuratorq-TDCi 96kW (130 pk), StageIV,handgeschakeldeversnellingsbak
1987,5 (37,7)5,9 (47,9)10,2 (27,7)
2,0 lDuratorq-TDCi 96kW (130 pk),automaat
1666,3 (44,8)5,1 (55,4)8,4 (33,6)2,2 lDuratorq-TDCi
116
Brandstof en tanken
HANDGESCHAKELDEVERSNELLINGSBAK
WAARSCHUWINGENSchakel de achteruit alleen inwanneer de auto volledig tot
stilstand is gekomen.Oefen bij het terugschakelenvan de vijfde naar de vierde
versnelling geen onnodige zijwaartsekracht uit op de schakelhendelaangezien daardoor de tweedeversnelling per ongeluk kan wordeningeschakeld.
Om 'tandenknarsen' bij hetinschakelen van de achteruit tevoorkomen, moet nadat de auto totstilstand is gekomen en hetkoppelingspedaal is ingedruktongeveer drie seconden wordengewacht.
Bij uitvoeringen met een 1,8 lDuratec-SCi motor kan detopsnelheid alleen in de vijfdeversnelling worden bereikt.
Achteruitversnelling - 5-versnellingsbak
E72455
Om de achteruit in te schakelen moetde schakelhendel in de neutralestand worden geplaatst envervolgens tegen de veerdruk involledig naar rechts worden gedrukt.Beweeg de hendel daarna naarachteren.
117
Versnellingsbak/transmissie
Achteruitversnelling - 6-versnellingsbak
E72456
1. Trek de ring omhoog.2. Beweeg de schakelhendel naar
links en naar voren.
AUTOMATISCHETRANSMISSIE
E72457
4-traps transmissieA5-traps transmissie (Durashift5-tronic)B
Afhankelijk van de uitvoering is detransmissie in uw auto een 4- of5-traps transmissie. Beidetransmissies worden elektronischgeregeld, maar u kunt ook handmatigschakelen.
118
Versnellingsbak/transmissie
Keuzehendelstanden
E72458
WAARSCHUWINGTrek, wanneer de auto stilstaat,de handrem aan of druk het
rempedaal in alvorens een versnellingin te schakelen. Zo voorkomt u datde auto in beweging komt wanneeru een rijstand inschakelt.
N.B.: Wanneer de motor koud is,draait hij direct na het starten meteen verhoogd stationair toerental.Hierdoor vertoont de auto in deachteruit en alle vooruit versnellingeneen sterke neiging te gaan 'kruipen'.
Om de keuzehendel in de stand Ren P te plaatsen moet u eerst deontgrendelknop op de handgreepvan de keuzehendel indrukken. Bij de4-traps transmissies moet diteveneens wanneer u dekeuzehendel in de stand 2 wiltplaatsen (behalve bij het schakelenvan stand 1 naar 2).
P = Parkeren
WAARSCHUWINGENKies deze stand alleen wanneerde auto stilstaat.Trek altijd de handrem aan enzorg ervoor dat de keuzehendel
vergrendeld in de stand P staat. Zethet contact af wanneer u de autoverlaat.
Indien de keuzehendel niet in destand P staat weerklinkt een
akoestisch waarschuwingssignaalwanneer het bestuurdersportierwordt geopend.
In deze stand is de transmissiegeblokkeerd.
De motor moet worden gestart metde keuzehendel in de stand P. Indiennodig kan de motor ook wordengestart in de stand N.
Nadat de motor is gestart kan dekeuzehendel alleen uit deze standworden gezet als het rempedaalen de ontgrendelknop wordeningedrukt.
119
Versnellingsbak/transmissie
R = Achteruit
WAARSCHUWINGKies deze stand uitsluitendwanneer de auto stilstaat en de
motor stationair draait.
E66565
Druk het rempedaal in wanneer u destand R wilt inschakelen.
N = Neutraal
WAARSCHUWINGIn deze stand moet hetrempedaal worden ingedrukt of
de handrem zijn aangetrokken omte voorkomen dat de auto inbeweging komt.
In deze stand worden de wielen nietaangedreven.
D = Rijden
Dit is de normale rijstand. Wanneerde rem wordt losgelaten zal de autogaan kruipen. Allevooruitversnellingen wordenautomatisch naar derijomstandigheden gekozen.
+/− = Versnellingen 1−5 (5-trapstransmissie)
Bij handmatig schakelen kunnen deversnellingen 1, 2, 3, 4 en 5 wordengekozen.
2 = Tweede versnelling(4-traps transmissie)
De transmissie blijft continu in detweede versnelling. Deze stand moetworden gekozen voor het afdalenvan steile hellingen, lange opwaartsehellingen en bochtige trajecten omhet onnodig gebruik van de remmente voorkomen. Hij kan ook wordengebruikt voor het optrekken opbeijzelde wegen.
1 = Eerste versnelling (4-trapstransmissie)
De transmissie blijft in de eersteversnelling. Deze stand is bedoeldvoor het afdalen van extreem steilehellingen.
120
Versnellingsbak/transmissie
Handmatig schakelen (5-trapstransmissie)
E72460
Het handmatig schakelen met deautomatische transmissie komtovereen met het schakelen met eenhandgeschakelde versnellingsbak.Dit kan zowel rijdend als stilstaandplaatsvinden.
Plaats de keuzehendel in de stand Den druk hem vervolgens naar rechts.Bij stilstaande auto kunnen alleen destanden 1 en 2 worden gekozen.
E72461
Druk om terug te schakelen dekeuzehendel van de automatischetransmissie voorzichtig naar voren (−)of druk op een − toets op destuurwielspaken. Trek om op teschakelen de keuzehendelvoorzichtig naar achteren (+) of drukop een + toets op destuurwielspaken. U kunt slechts éénversnelling tegelijk op- ofterugschakelen. Voor uw veiligheiden comfort schakelt de transmissiede door u gekozen versnelling pas inwanneer de combinatie vanmotortoerental en rijsnelheid dittoelaat.
E72459
De handmatig ingeschakeldeversnelling wordt in hetmultifunctionele display weergegevenzodra de transmissie de keuze heeftingeschakeld.
Het multifunctionele display geeft deactuele keuzehendelstanden PRNof D enAUTO wanneer dekeuzehendel in de linker sleuf staat(automatisch schakelen) of 1234 of5 en MAN wanneer hij zich in derechter sleuf bevindt (handmatigschakelen).
121
Versnellingsbak/transmissie
Handmatig schakelen (4-trapstransmissie)
E72462
Kies stand 1, zet de handrem vrij endruk het gaspedaal in. Naarmate desnelheid toeneemt, verplaatst u dekeuzehendel in de stand 2 en D.
Wanneer tijdens het rijden dekeuzehendel vanuit de stand D in destand 2 wordt geplaatst, zal detransmissie naar de tweedeversnelling terugschakelen zodra desnelheid is afgenomen tot minderdan 110 km/h en in deze versnellingblijven. Wordt de keuzehendel in destand 1 geplaatst, dan blijft detransmissie in de tweede versnellingtot de snelheid is afgenomen totminder dan 45 km/h. Daarna zal detransmissie naar de eerste versnellingterugschakelen en in deze versnellingblijven.
Overdrive (4-trapstransmissie)
E72463
De vierde versnelling werkt als eenoverdrive. Als de transmissieregelmatig schakelt tussen de vierdeen derde versnelling (keuzehendel inde stand D) moet de overdriveworden uitgeschakeld. Druk de toetsin die zich linksonder in de greep vande keuzehendel bevindt.
E72464
De controlelamp in hetmultifunctionele display geeft aan datde overdrive is uitgeschakeld. Detransmissie schakelt nu alleen tussende versnellingen 1 tot en met 3.
122
Versnellingsbak/transmissie
Druk de toets nogmaals in om deoverdrivefunctie weer in teschakelen. Bij het starten van demotor wordt de overdrivefunctieautomatisch weer ingeschakeld.
Als de lamp knippert is er een storingin de automatische transmissievastgesteld. Laat uw auto zo snelmogelijk door een deskundigecontroleren.
Rijden met eenautomatische transmissie
Wegrijden
E72465
Plaats, terwijl de motor stationairdraait en het rempedaal ingedruktwordt gehouden, de keuzehendel ineen rijstand. Laat het rempedaal los.De auto zal langzaam in de gekozenrichting wegrijden. Druk hetgaspedaal in om de snelheid op tevoeren.
Wegrijden in zand, modder ofsneeuw
E72466
Zit de auto vast, probeer dan doorwisselend voor- en achteruit te rijdenlos te komen. Plaats hiertoe dekeuzehendel achtereenvolgens in destanden D en R terwijl het gaspedaalzo min mogelijk wordt ingedrukt.Beweeg, om het effect te vergroten,de keuzehendel in de stand R terwijlde auto nog naar voren rijdt enomgekeerd.
Om overmatige belasting van detransmissie te voorkomen, moettijdens het voor- en achteruitrijden(`schommelen') het motortoerentalzo laag mogelijk worden gehouden.
In de winter kan stand 2 (4-trapstransmissie) of de tweede versnelling(5-traps transmissie) worden gebruiktvoor het wegrijden op een ijzige ofbesneeuwde ondergrond.
123
Versnellingsbak/transmissie
E72467
Schakel bij een 5-traps transmissieen stilstaande auto eerst de stand Din en verplaats daarna dekeuzehendel naar rechts en naarachteren (+). Op het multifunctioneledisplay kunt u zien dat de tweedeversnelling is ingeschakeld.
Geforceerd terugschakelen(kickdown)
E72468
Voor steile hellingen ofinhaalmanoeuvres kan deautomatische transmissie extrakoppel leveren. Om dit kickdowneffect de verkrijgen moet hetgaspedaal volledig worden ingedrukten ingedrukt gehouden terwijl dekeuzehendel in de stand D staat.Hetzelfde effect kan in dehandmatige modus bij lage ofgemiddelde snelheden wordenverkregen (alleen 5-trapstransmissie).
De versnellingsbak schakelt pas naareen hogere versnelling wanneer hetmaximum toerental is bereikt. Laathet gaspedaal los wanneer hetkickdown effect niet langer gewenstis.
Stoppen
Laat het gaspedaal los en druk hetrempedaal in. Laat de keuzehendelin de eerder gekozen stand staan.Om weer weg te rijden hoeft u alleenuw voet van het rempedaal tenemen.
124
Versnellingsbak/transmissie
Noodvoorziening voor hetontgrendelen van dekeuzehendel
E72469
E72470
N.B.: Wanneer de keuzehendelopnieuw in de stand P wordtgeplaatst, moet deze procedureworden herhaald.
Hiermee kunt u de keuzehendel uitde stand P verplaatsen in geval vaneen ontladen accu of eenstroomstoring.
Verwijder de kap in demiddenconsole naast dekeuzehendel met een dun voorwerp.Druk met een geschikt voorwerp devergrendelhendel onder de openingnaar beneden en verplaatstegelijkertijd de keuzehendel uit destand P.
125
Versnellingsbak/transmissie
Rijmodi (5-trapstransmissie)
De transmissie past zich aan deactuele rijstijl met een optimaleschakelkarakteristiek aan.
Modus 'Koud'
Om het rendement van detransmissie te verhogen, schakeltdeze de vijfde versnelling alleen inwanneer de transmissietemperatuuriets is toegenomen, op een koudeochtend bijvoorbeeld na enkeleminuten rijden.
Modus 'Heet'
Bij overwegend hogebuitentemperaturen schakelt detransmissie op naar een hogereversnelling om oververhitting tevoorkomen tot de motor- entransmissietemperatuur zich hebbengestabiliseerd.
Modus 'Helling af'
De transmissie herkent het hellingafwaarts rijden en helpt u bij hetremmen door terug te schakelen enop de motor af te remmen.
Modus 'Helling op'
De transmissie herkent het hellingopwaarts rijden of het rijden met eenaanhanger en kiest een lagereversnelling zodat meermotorvermogen beschikbaar is.
Modus 'Snel los'
Wanneer u het gaspedaal snel loslaat, bijv. wanneer u een bochtneemt, blijft de transmissie in degekozen versnelling om eenopeenvolging van op- enterugschakelen te voorkomen.
Modus 'Auto sport'
Wanneer u het gaspedaal snelindrukt, bijvoorbeeld wanneer u meteen sportieve rijstijl wilt gaan rijden,ondersteunt de transmissie uw rijstijldoor onmiddellijk terug te schakelenof later op te schakelen, d.w.z. bijhogere motortoerentallen.
Modus 'Stop-and-go' (2,5 lDuratec-VE)
De transmissie herkent stop-and-goverkeerssituaties en blokkeert vooreen soepele acceleratie de eersteversnelling om veelvuldig op- enterugschakelen te voorkomen.
Regeling stationair toerental(2,0 l Duratorq-TDCi)
Om uw comfort te verhogen wordenhet motorgeluid en detrillingskarakteristiekengeoptimaliseerd wanneer de autostilstaat, de motor stationair draait,de keuzehendel in stand D staat enhet rempedaal wordt ingedrukt.
126
Versnellingsbak/transmissie
WERKING
Gescheiden remsysteem
WAARSCHUWINGWanneer een remcircuit uitvalt,is uw eerste ondervinding dat
het rempedaal zachter aanvoelt.Vervolgens zult u meer kracht op hetrempedaal moeten uitoefenen enmoet u rekening houden met eenlangere remweg. Laat voordat u uwreis hervat het remsysteem door eendeskundige controleren.
E66564
Uw auto is voorzien van eendiagonaal gescheiden tweekringsremsysteem. Bij een storing in éénvan de remcircuits blijft het anderenormaal functioneren.
Schijfremmen
E66565
Natte remschijven hebben een lagerewrijvingscoëfficiënt.
Druk na het verlaten van eenautowasserette of als u door waterhebt gereden het rempedaal evenvoorzichtig in om de waterfilm op deremschijven te laten verdampen.
Noodstopassistent
WAARSCHUWINGDe noodremassistent is eenextra systeem, dat niet is
bedoeld op de bestuurder teontheffen van zijn plicht om tijdenshet rijden voorzichtig en oplettend tezijn.
De noodremassistent kan eennoodstopsituatie vaststellen door desnelheid waarmee het rempedaalwordt ingedrukt te meten. Hij zorgtautomatisch voor de maximaleremdruk zolang het rempedaal wordtingedrukt. Hierdoor kan in kritiekesituaties de remweg aanzienlijkworden verkort.
127
Remmen
TIPS VOOR RIJDEN METABS
WAARSCHUWINGHoewel het ABS een zo effectiefmogelijke remwerking
garandeert, blijft de remweg toch ookafhankelijk van de conditie van hetwegdek en de rijomstandigheden.Ook het ABS kan een ongeval nietverhinderen indien de bestuurderonvoldoende afstand tot zijnvoorligger bewaart, een bocht mette hoge snelheid neemt, dan wel metaquaplaning of een slecht wegdekwordt geconfronteerd.
E66566
Het ABS treedt alleen in werkingwanneer de wielen op het punt staante blokkeren. De werking isherkenbaar aan het pulseren van hetrempedaal.
Laat tijdens het remmen hetrempedaal niet los.
PARKEERREM
Alle uitvoeringen
E70430
WAARSCHUWINGBij auto's met automatischetransmissie moet de
keuzehendel altijd in de stand Pstaan.
• Druk het rempedaal krachtig in.• Trek de handremhendel krachtig
en zover mogelijk aan.• Druk de ontgrendelknop tijdens
het aantrekken niet in.• Wanneer uw auto op een helling
geparkeerd staat met devoorzijde in opwaartse richting,schakel dan de eerste versnellingin en draai het stuurwiel van detrottoirband af.
• Wanneer uw auto op een hellinggeparkeerd staat met devoorzijde in neerwaartse richting,schakel dan de achteruit in endraai het stuurwiel naar detrottoirband toe.
128
Remmen
Druk, om de handrem los te zetten,het rempedaal krachtig in, trek dehefboom iets omhoog, druk deontgrendelknop in en laat dehefboom zakken.
129
Remmen
WERKING
Elektronisch StabiliteitsProgramma (ESP)
A
A
B
B
E72452
met ESPAzonder ESPBWAARSCHUWING
Hoewel ESP een grote matevan veiligheid biedt, mag dit
nooit een aansporing zijn omonnodige risico's te nemen.
ESP verbetert de tractieregeling doorhet doorspinnen van de wielentijdens het accelereren te reduceren.Het verbetert de mogelijkheden omop gladde of losse oppervlakken tekunnen optrekken. Het systeemzorgt bovendien voor een groterestabiliteit door de neiging om uit tebreken te onderdrukken. Dit wordtbewerkstelligd door de wielenafzonderlijk af te remmen en/of doorhet motorkoppel zo nodig teverlagen.
GEBRUIK MAKEN VANSTABILITEITSREGELING
ESP uitschakelen
E72453
Het systeem kan handmatig wordenuitgeschakeld door de ESPschakelaar minimaal eenseconde in te drukken. Zowelde controlelamp ESP in deinstrumentengroep als de lamp OFFin de schakelaar gaat branden. Hetsysteem kan weer wordeningeschakeld door nogmaals op deschakelaar te drukken.
130
Stabiliteitsregeling
Telkens bij het aanzetten van hetcontact wordt het systeemautomatisch weer ingeschakeld.
131
Stabiliteitsregeling
WERKING
WAARSCHUWINGHoewel Traction Control eengrote mate van veiligheid biedt,
mag dit nooit een aansporing zijn omonnodige risico's te nemen.
Bij snelheden tot 40 km/h voorkomthet systeem dat de aangedrevenwielen doorspinnen.
Het systeem kan wordengeactiveerd tijdens het accelererenop een glad wegdek of tijdens hetoptrekken op een helling.
GEBRUIK MAKEN VANAANDRIJFREGELING(TRACTION CONTROL)
E66568
N.B.: Wanneer de controlelamp bijhet aanzetten van het contact nietbrandt of tijdens het rijden blijftbranden, duidt dit op een storing. Bijeen storing wordt het systeemuitgeschakeld. Laat het systeem dooreen deskundige controleren.
Wanneer het contact wordt aangezet(stand II), wordt het systeemautomatisch uitgeschakeld en brandtde controlelamp kortstondig terbevestiging dat het systeem isingeschakeld.
Verminder onmiddellijk snelheid alshet Traction Control System isgeactiveerd, hetgeen door hetknipperen van de controlelamp wordtaangeduid. De auto kan andersbeschadigd raken, met name opoppervlakken met een geringe grip,zoals sneeuw of ijs.
BTCS uitschakelen
E66569
Druk op de schakelaar om hetsysteem in of uit te schakelen.Wanneer het systeem isuitgeschakeld, brandt de lamp in deschakelaar.
Wanneer u met sneeuwkettingen rijdtof als u de auto uit sneeuw wilt'losschommelen' verdient hetaanbeveling het systeem uit teschakelen door op de schakelaar tedrukken.
132
Aandrijfregeling (traction control)
WERKING
E72517
Wanneer uw auto is voorzien vanniveauregeling op de achteras, blijfttijdens het rijden de hoogte van deauto, onafhankelijk van de belading,vrijwel gelijk. Wanneer de auto wordtbelast of ontlast corrigeert hetsysteem automatisch de hoogtetijdens het rijden.
Wanneer uw auto is voorzien van eenmechanisme voor het verstellen vankoplamplichtbundels, moet er opworden gelet dat de regelknop in dejuiste stand staat. ZieKoplamphoogte afstellen (bladzijde59).
133
Niveauregeling
WERKING
WAARSCHUWINGDe parkeerhulp is een extrasysteem dat niet bedoeld is om
de bestuurder te ontheffen van zijnplicht om tijdens het achteruitrijdenvoorzichtig en oplettend te zijn.Vooral obstakels die zich dicht bij deauto (ca. 30 cm) en boven of onderde sensoren bevinden, wordenmogelijk niet door de ultrasoneparkeerhulp 'gezien' en kunnenschade aan de auto veroorzaken.Ultrasone geluidsgolven, zwareregenval en/ofweersomstandigheden die storendereflecties veroorzaken kunnen ertoeleiden dat objecten niet door desensoren worden opgemerkt.Bovendien worden objecten die deultrasone geluidsgolven absorberendoor hun ongunstigeoppervlakte-eigenschappen niet altijddoor de sensoren opgemerkt.
GEBRUIK MAKEN VAN DEPARKEERHULP
E72518
WAARSCHUWINGWees voorzichtig indien eentrekhaak is gemonteerd.
N.B.: Wanneer de auto is uitgerustmet een originele vaste Fordtrekhaak, moet bij het achteruitrijdenvoorzichtig te werk worden gegaan.
Bij aangezet contact wordt hetsysteem automatisch geactiveerd bijhet inschakelen van de achteruit. Terbevestiging dat het systeem gereedvoor gebruik is klinkt er een kortsignaal.
De meetafstand is onderverdeeld invijf waarschuwingszones. Als deafstand tot een obstakel afneemt,klinkt een waarschuwingssignaal,beginnend als een langzamepieptoon die toeneemt tot eenononderbroken toon.
Een storing in het systeem wordtaangegeven door een diepe,continue klank of een diepe klank dieom de drie seconden weerklinkt. Laathet systeem door een deskundigecontroleren.
Bij uitvoeringen met een origineleFord trekhaak, met of zonderafneembare kogel, wordt de afstandvanaf de bumper tot het obstakelweergegeven.
Houd de sensoren altijd vrij van vuil,sneeuw en ijs om een goede werkingte waarborgen (reinig de sensorenniet met een scherp voorwerp).
134
Parkeerhulp
WERKING
WAARSCHUWINGSchakel onder drukkeverkeersomstandigheden, op
trajecten met veel bochten en opgladde wegen de automatischesnelheidsregeling niet in.
De automatische snelheidsregelingpast automatisch hetmotorvermogen aan om de in hetgeheugen opgeslagen snelheid aante houden. Wanneer bergafwaartswordt gereden, kan de snelheidtoenemen tot boven de opgeslagensnelheid, omdat het systeem geeninvloed op het remsysteem heeft.Wanneer in een dergelijk geval wordtteruggeschakeld en vervolgens deRES toets wordt ingedrukt, kan hetsysteem ervoor zorgen dat dewagen weer met de opgeslagensnelheid gaat rijden.
Het systeem werkt pas bij snelhedenvan meer dan 40 km/h. Bij wagensmet een dieselmotor werkt hetsysteem niet in de eerste en tweedeversnelling.
GEBRUIK MAKEN VANSNELHEIDSREGELING(CRUISE CONTROL)
Automatischesnelheidsregeling in- enuitschakelen
E72177
Het systeem kan te allen tijdeingeschakeld worden.AAN
De ingestelde rijsnelheidwordt gewist.UIT
Snelheid in het geheugenopslaan
E72178
E72179
Druk op SET+ of -. De controlelampin het informatiedisplay gaat brandenen de huidige rijsnelheid wordtgehandhaafd.
135
Snelheidsregeling (cruise control)
Opgeslagen snelheidwijzigen
Druk op SET+ om de snelheid teverhogen. Druk op - om snelheid teminderen. De rijsnelheid verandertzonder het gaspedaal in te drukken.
De rijsnelheid waarbij de toets werdlosgelaten wordt de nieuwe, in hetgeheugen opgeslagen snelheid.
Druk op SET+ of - om de snelheidmet kleine stappen tijdelijk te latentoe- of afnemen.
Door het gaspedaal in te drukken zalde rijsnelheid toenemen zonder datde in het geheugen opgeslagensnelheid wordt gewijzigd.
Uitschakelen en hervatten
E72180
Druk het rempedaal ofkoppelingpedaal in of druk op RESom de snelheidsregeling uit teschakelen. De controlelamp op hetinformatiedisplay gaat uit.
Druk op RES om weer met deeerder in het geheugen opgeslagensnelheid te gaan rijden.
136
Snelheidsregeling (cruise control)
ALGEMENE INFORMATIE
E72508
E72509
WAARSCHUWINGENIndien voorwerpen in hetinterieur moeten worden
geplaatst, zet ze dan goed vast,zodat ze niet kunnen gaan schuiven.
Bagage en ander voorwerpenmoeten zo laag mogelijk en zo
ver mogelijk naar voren in debagageruimte/laadruimte wordengeplaatst.
Rijden met geopendeachterklep/achterdeuren is
gevaarlijk omdat uitlaatgassen in hetinterieur kunnen wordenbinnengezogen.
BAGAGENETTEN
E72510
E72511
137
Transport
Aan de vier bevestigingspunten opde laadvloer kan een bagagenetworden bevestigd. Hiermee kanworden voorkomen dat voorwerpengaan schuiven.
BAGAGEAFDEKKINGEN
WAARSCHUWINGLeg geen voorwerpen op hetbagageafdekpaneel.
5-deurs
Verwijderen
E72512
Maak de twee koorden los van deachterklep. Maak het afdekpaneelaan de zijkanten los en trek hemhorizontaal uit de auto zonder hemte kantelen.
Aanbrengen
Schuif het paneel horizontaal op dezij-steunen terug en duw het tot deaanslagen naar binnen. Bevestig detwee koorden weer aan deachterklep.
Wagon
E72513
Trek de bagage-afdekhoes naarachteren en zet hem in de hakenvast. De hoes kan volledig wordenverwijderd door de uiteinden van dekoker naar elkaar toe te drukken.
138
Transport
DAKREKKEN ENBAGAGEDRAGERS
Imperiaal
E72514
WAARSCHUWINGHet rijden met een imperiaal kaneen negatieve invloed op de
rijeigenschappen van de autohebben.
Dakrails (Wagon)
De dakrails zijn zodanig ontworpendat klemmen (voor fietsen, ski's, enz.)uit het Ford Accessoires Programmakunnen worden gemonteerd. Delading moet gelijkmatig wordenverdeeld over de dwarsstangenen/of dakrails. Plaats nooit de ladingdirect op het dakpaneel.
E72515
De vergrendelbare dwarsstangen uithet Ford Accessoires Programmazijn bij u dealer verkrijgbaar.
E72516
N.B.: Breng nooit dwarsstangen aanboven de achterzijde van hetschuif-/kanteldak, waardoor hetkantelmechanisme wordtgeblokkeerd.
Om het windgeruis tot een minimumte beperken kunt u, wanneer deimperiaal niet in gebruik is, de tweedwarsstangen desgewenst tot eenafstand van 30 cm naar elkaartoeschuiven en vastzetten ofhelemaal verwijderen.
139
Transport
TREKKEN VAN EENAANHANGER
N.B.: De Mondeo ST is niet geschiktvoor het rijden met een aanhanger.
Het maximum toelaatbaarwagengewicht en hetaanhangergewicht geven detechnische eisen weer, die wordengesteld voor hellingen tot 12 % en bijhoogten van 1 000 meter boven dezeespiegel. In bergachtige strekenworden de prestaties van de motordoor de lagere luchtdruk nadeligbeïnvloed. Daarom gelden devolgende beperkingen:
Boven 1 000 meter moet hetmaximum toelaatbaar totaalgewichtvoor iedere 1 000 hoger met 10 %worden verlaagd.
Steile hellingen
WAARSCHUWINGHoud er rekening mee dat deoplooprem van een aanhanger
geen deel uitmaakt van hetantiblokkeersysteem van de auto.
Schakel bij het naderen van steileafdalingen tijdig terug.
Indien er bij auto's met automatischetransmissie in de modus voorafdalingen te weinig remwerking is,kies dan voor handmatig schakelenen schakel zo nodig de tweede ofeerste versnelling in.
BELANGRIJKECONTROLES BIJTREKKEN VANAANHANGER
WAARSCHUWINGWanneer aan een vanbovenstaande voorwaarde niet
wordt voldaan, maak dan geengebruik van de trekhaak en laat dezedoor een deskundige controleren.
Controleer voordat u gaat rijden ofde trekhaakkogel goed isvergrendeld. Controleer of:
• Hendel 1 moet in zijnoorspronkelijke stand staan (naarrechts).
• De sleutel is verwijderd.• De trekhaak stevig vastzit. (Moet
stevig op zijn plaats blijven zittenals er aan getrokken wordt.)
E72519
WAARSCHUWINGBevestig nooit deveiligheidskabel direct aan de
trekhaakkogel.
140
Aanhangers trekken
• Bevestig de veiligheidskabel aanhet kabeloog.
AFNEEMBARETREKHAAKKOGEL
WAARSCHUWINGENVerwijder de trekhaakkogelregelmatig zodat het
vergrendelingsmechanisme soepelblijft werken.
Gebruik voor het verwijderen enaanbrengen van de
trekhaakkogel geen gereedschap.Wijzig de trekhaak niet. Demonteerof repareer de trekhaak niet.
Ontgrendel, om verwondingente voorkomen, de
trekhaakkogel nooit wanneer deaanhanger nog is aangekoppeld.
Laat de trekhaakkogel, omverwonding te voorkomen,
nooit los in de auto liggen.
N.B.: Wanneer de trekhaak nietwordt gebruikt, verwijder deze danen zet hem met de riem aan derechterzijde in de bagageruimte vast.
Trekhaakkogel verwijderen
E72520
• Koppel de aanhanger af.• Verwijder de kap. Steek de sleutel
in het slot en draai hem linksom.• Verwijder de sleutel met de
slotcilinder.• Schuif de hendel 1 naar links en
houd hem in deze stand. Druk dehendel 2 vervolgens naar vorenen verwijder de trekhaakkogeldoor deze naar achteren tetrekken.
Wanneer de trekhaakkogel op dezewijze is ontgrendeld, kan hij op elkmoment weer worden aangebracht.
141
Aanhangers trekken
E72525
• Breng de plug aan.
E72527
• Breng het paneel vanaf deonderzijde aan en druk het aantot het aangrijpt.
Trekhaakkogel verwijderen
E72521
• Verwijder het paneel (afhankelijkvan de uitvoering) uit deachterbumper. Pak het paneelaan de onderzijde met beidehanden vast en trek hetvoorzichtig naar beneden toe los.
E72522
• Verwijder de plug.
142
Aanhangers trekken
E72523
WAARSCHUWINGENHet aanbrengen van deafneembare trekhaakkogel
moet bijzonder zorgvuldigplaatsvinden aangezien de juistebevestiging bepalend is voor deveiligheid van uw auto en deaanhanger.
De trekhaakkogel mag alleenworden aangebracht wanneer
deze compleet is ontgrendeld.
• Breng de trekhaakkogel inhorizontale richting aan en drukhem naar voren tot hetvergrendelmechanisme aangrijpt.(Houd uw hand niet dicht bij hetvergrendelmechanisme.)
• De trekhaakkogel vergrendeltautomatisch. Hendel 1 moet in zijnoorspronkelijke stand staan (naarrechts).
• Vergrendelen: breng de sleutelmet de slotcilinder aan en draaide sleutel rechtsom. Verwijder desleutel.
E72524
• Breng de kap over hetvergrendelmechanisme aan.
Onderhoud
WAARSCHUWINGVerwijder voordat u uw automet een hogedrukreiniger
reinigt de afneembare trekhaakkogelen sluit de opening met de plug af.
Houd het systeem schoon. Smeerhet slot regelmatig met grafiet.
143
Aanhangers trekken
INRIJDEN
Rijd daarom gedurende de eerste 1500 km niet te bruusk. Wisselregelmatig van snelheid en schakeltijdig naar een hogere versnelling.Vermijd het rijden met te hogetoerentallen.
Nieuwe banden hebben eeninloopperiode van ongeveer 500 km.Tijdens deze periode kan de auto watafwijkende rijeigenschappenvertonen. Rijd daarom gedurende deeerste 500 km niet te bruusk.
Vermijd - indien mogelijk - krachtigremmen gedurende de eerste 150km in stadsverkeer en de eerste 1500 km op autosnelwegen.
Na de eerste 1 500 km kunt u desnelheid van uw auto geleidelijkopvoeren tot de toegestanewaarden voor kruis- en topsnelheid.
Wij wensen u vele plezierige enschadevrije kilometers toe met uwnieuwe Ford.
144
Tips voor het rijden
EERSTEHULPSET
4- en 5-deurs
Uitvoeringen met eenruimtebesparend reservewiel
Een opbergruimte voor de EHBOdoos bevindt zich aan een zijde in debagageruimte.
Uitvoeringen met een normaalreservewiel
De EHBO-doos wordt aan delinkerzijde van de bagageruimtebevestigd met een bevestigingsriem.
Wagon
Een opbergruimte voor de EHBOdoos bevindt zich aan de linkerzijdein de bagageruimte.
GEVARENDRIEHOEK
4- en 5-deurs
Uitvoeringen met eenruimtebesparend reservewiel
Een opbergruimte voor degevarendriehoek bevindt zich aaneen zijde in de bagageruimte.
Uitvoeringen met een normaalreservewiel
De waarschuwingsdriehoek kanworden opgeborgen aan derechterzijde van de bagageruimte ineen schuimrubber houder onder devloerbedekking.
Wagon
Een opbergruimte voor degevarendriehoek bevindt zich aan delinkerzijde in de bagageruimte.
145
Nooduitrusting
ONDERBREKINGS-SCHAKELAARBRANDSTOFTOEVOER
Uitvoeringen met eenDuratec motor
E72531
De brandstoftoevoer kan wordenonderbroken als gevolg van eenaanrijding of plotselinge trillingen(bijvoorbeeld wanneer u tijdens hetparkeren ergens tegenaan rijdt).
De schakelaar bevindt zich in hetzijpaneel bij het linker voorportier. Alsde schakelaar geactiveerd wordt,springt de knop op de schakelaaromhoog.
Schakelaar terugstellen
WAARSCHUWINGStel de veiligheidsschakelaarniet terug wanneer u brandstof
ruikt of ziet weglekken.
• Draai de contactsleutel in destand 0.
• Controleer het brandstofsysteemop lekkage.
• Als u geen lekkage hebtgeconstateerd, kunt u de knopop de veiligheidsschakelaarindrukken (zie afbeelding).
• Draai de contactsleutel in destand II. Wacht enkele secondenen draai de sleutel terug in destand I.
• Controleer het brandstofsysteemopnieuw op lekkage.
146
Staat na een aanrijding
COMPONENTEN VANVEILIGHEIDSSYSTEEMINSPECTEREN
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels die aanspanningen zijn blootgesteld - alsgevolg van een aanrijding - moetenworden vervangen en deverankeringspunten moeten dooreen deskundige wordengecontroleerd.
147
Staat na een aanrijding
PLAATSENZEKERINGENHOUDERS
WAARSCHUWINGWijzigingen aan de elektrischeinstallatie of het
brandstofsysteem kunnen deveiligheid van de auto nadeligbeïnvloeden aangezien er hierdoorbrandgevaar of schade aan de motorkan ontstaan. Laat allewerkzaamheden aan deze systemenof het vervangen van relais ofzekeringen met een hoog vermogenover aan een deskundige.
E72532
Extra zekeringenkastACentrale zekeringenkastB
Extra zekeringenkast
E72534
Verwijder eerst het deksel van deaccu 1 wanneer u een zekering wiltcontroleren of vervangen. Verwijdervervolgens het deksel van dezekeringenkast 2 door de klem loste maken en het deksel op te tillen.
Aan de binnenzijde van het dekselbevindt zich een zekeringentabel.
Centrale zekeringenkast
Links stuur
E72535
148
Zekeringen
De centrale zekeringenkast bevindtzich achter het opbergvak onder hetinstrumentenpaneel. Open, om hetopbergvak te verwijderen, hetopbergvak en trek het uit hetinstrumentenpaneel.
Breng, om het opbergvak weer opzijn plaats te brengen, het opbergvakin de opening aan en druk het aantot u het voelt aangrijpen.
De zekeringentabel bevindt zich aande buitenzijde van het verwijderdeopbergvak. De tabel is u behulpzaambij de identificatie van de zekeringen.
Rechts stuur
E73402
De centrale zekeringenkast bevindtzich achter het handschoenenkastje.Open, om het handschoenenkastjete verwijderen, hethandschoenenkastje en druk dehendel links naar achteren. Druk dezijkanten naar binnen en trek hethandschoenenkastje los.
Breng, om het handschoenenkastjeweer op zijn plaats te brengen, hethandschoenenkastje in de openingaan en druk het aan tot u het voeltaangrijpen.
De zekeringentabel bevindt zich aande buitenzijde van het verwijderdehandschoenenkastje. De tabel is ubehulpzaam bij de identificatie vande zekeringen.
EEN ZEKERINGVERVANGEN
WAARSCHUWINGZet het contact af en schakelalle elektrische verbruikers uit
voordat u een zekering vervangt.
Let er bij het vervangen op dat denieuwe zekering hetzelfde vermogenheeft als de oude zekering.
SPECIFICATIE-OVERZICHT ZEKERINGEN
De volgende zekeringen en relais zijngemarkeerd met het symbool "ZieInstructieboekje" in dezekeringtabellen in uw auto.
149
Zekeringen
Extra zekeringenkast
Beveiligde circuitsZekeringConventionele koplampen 7,5 A; Xenon koplampen: 20 A16/18Automatische transmissie: 10 A17Extra verwarming (diesel): 20 A; Alarmsignaal accu (ST): 7,5 A23Diode elektronische module34Diode airconditioning35Diode koelventilateur motor36Verwarmde Lambdasonde37Kleppen motorregeling / snelheidssensor40Motormanagement Duratec motoren: 10 A; Duratorq motoren:15 A
42
Centrale zekeringenkast
Beveiligde circuitsZekeringAudio-installatie of audio-installatie en instrumentengroep69Aanhanger – max. 20 A zekering74Instrumentengroep78Achteruitrijlampen80Sensoren voor passagiersairbag en automatische temperatuur-regeling
81
Verlichting overdag88Aanhanger – max. 20 A zekering92Remlichten93Kentekenverlichting97
Symbolen in dezekeringenkast
Zie Instructieboekje
Airbag
ABS
Dimlicht
Grootlicht of koplampen
150
Zekeringen
Mistlampen, voor
Mistachterlichten
Achteruitrijlamp
Schakelaar dimlicht ofparkeerlichten
Parkeerlichten
Interieurverlichting
Koplampsproeiers
Ruitenwissers,ruitenwisserschakelaar
Achterruitwisser
Achterruitverwarming,schakelaarachterruitverwarming
Achterruitverwarming
Verwarmbarebuitenspiegels
Elektrisch verstelbarebuitenspiegels, klok
Elektrisch bedienbare ruitenachterportieren
Elektrisch bedienbare ruitenvoorportieren
Schuifdak
Elektrisch verstelbarestoelen
Stoelen met verwarming enventilatie
Verwarmbare stoelen
Aanjagermotor
Airconditioning,aanjagermotor
Airconditioning
Aansteker
Waarschuwingsknipperlichten
Claxon
Centrale vergrendeling
Motormanagement,elektronische module
Startmotor
151
Zekeringen
Ontsteking, contactslot
Brandstofopvoerpomp
Extra verwarming ofstandverwarming,gloeibougies (diesel), relais
brandstofopvoerpomp (diesel)
Accu gestuurd
Koelventilateur
Automatische transmissie
Elektrische aansluitpunten
Positieve accuvoeding
Diode
152
Zekeringen
SLEEPPUNTEN
E73302
Het sleepoog is opgeborgen met dekrik in de bagageruimte. Hetsleepoog moet altijd in de autoworden meegenomen.
E73303
WAARSCHUWINGHet sleepoog is voorzien vanlinkse schroefdraad. Breng het
sleepoog aan door het linksom tedraaien. Zet het sleepoog met dehand vast.
Werk met een dunschroevendraaiertje het paneel in debumper los en breng het sleepoogaan.
153
Bergen van de auto
E73301
Bevestigingspunt voorsleepoog, achter(uitvoeringen zondersportbumper)
A
Bevestigingspunt voorsleepoog, achter(uitvoeringen metsportbumper)
B
Verwijder, om het sleepoog aan deachterzijde bij de 4/5-deursST-uitvoeringen aan te brengen, hetmiddelste rooster aan de achterzijde.Steek een schroevendraaier of ietsdergelijks in het rooster en trek hetrooster los. Breng het rooster weeraan wanneer het sleepoog niet meerwordt gebruikt.
TRANSPORT VAN DEAUTO
Uitvoeringen metautomatische transmissie
E73304
WAARSCHUWINGRijd tijdens het slepen van eenauto met een automatische
transmissie nooit sneller dan 50 km/hof over een afstand groter dan 50kilometer.
Indien de auto over een grotereafstand moet worden gesleept, danmoeten de aangedreven wielen vande grond worden gelicht.
154
Bergen van de auto
AUTO OP VIER WIELENSLEPEN
Alle uitvoeringen
WAARSCHUWINGTijdens het slepen moet decontactsleutel in de stand II
staan, opdat de stuurbekrachtiging,richtingaanwijzers en de remlichtenwerken. Omdat de rembekrachtigingen de stuurbekrachtiging bijstilstaande motor niet werken, moetu er rekening mee houden dat meerkracht op het rempedaal moetworden uitgeoefend en dat hetsturen meer krachtsinspanning vergt.Houd rekening met een langereremweg.
N.B.: Neem de lokaleveiligheidsregels voor het slepen vaneen auto in acht.
Wanneer u een auto sleept, rijd danlangzaam en soepel weg zonder degesleepte auto te laten schokken.Door overmatige belasting (rukken)kan zowel de sleepkabel als de autoworden beschadigd.
Uitvoeringen metautomatische transmissie
WAARSCHUWINGENRijd tijdens het slepen van eenauto met een automatische
transmissie nooit sneller dan 50 km/hof over een afstand groter dan 50kilometer. Zie Transport van de auto(bladzijde 154).
Sleep nooit een auto inachterwaartse richting met de
aangedreven wielen op de grond.Wanneer deze richtlijn niet wordtopgevolgd, kan de automatischetransmissie worden beschadigd.
Wanneer een auto met eenautomatische transmissie wordtgesleept, moet de keuzehendel inde stand N (neutraal) wordengeplaatst.
155
Bergen van de auto
ALGEMENE INFORMATIE
WAARSCHUWINGENHet elektronischontstekingssysteem werkt met
hoogspanning. Raak de onderdelenvan dit systeem nooit bij draaiendemotor of aangezet contact aan.
Voordat werkzaamheden in hetmotorcompartiment worden
uitgevoerd moet het contact wordenafgezet. Onder sommigeomstandigheden kan dekoelventilateur nog enkele minutenblijven draaien nadat de motor isafgezet. Dit is volkomen normaal.Zorg ervoor dat vingers ofkledingstukken zoals dassen of sjaalsniet in aanraking komen met dekoelventilateur.
• Controleer regelmatig devloeistofpeilen en vul zo nodigvloeistof bij.
• Controleer de bandenspanning.• Controleer of de remmen en
verlichting correct werken.• Waarschuwings- en
controlelampen
Dagelijks controleren
• Werking van alle buitenverlichtingen interieurverlichting controleren.Zorg ervoor dat alle lampglazenschoon zijn.
Controleer tijdens hetbijvullen
• Motoroliepeil• Remvloeistofpeil• Peil van de ruitensproeiervloeistof• Bandenspanning en staat van de
banden (bij koude banden)
Controleer eenmaal permaand
• Vloeistofpeil van het koelsysteem(bij koude motor)
• Pijpen, slangen en reservoirs oplekkage
• Vloeistofpeil van destuurbekrachtiging
• Werking van de airconditioning• Werking van de voetrem• Werking van de claxon
156
Onderhoud
OVERZICHT MOTORRUIMTE
Duratec-HE/SCi
E73408
Expansiereservoir koelsysteemAReservoir stuurbekrachtigingBMotorolievuldop*CReservoir remsysteem en koppelingDLuchtfilterEExtra zekeringenkastFAccuGMotoroliepeilstaaf*HReservoir ruitensproeiervloeistofI
* Voor een gemakkelijke herkenbaarheid zijn alle vuldoppen en demotoroliepeilstaaf met een kleur gemarkeerd.
157
Onderhoud
Duratec-VE
E73409
Expansiereservoir koelsysteemAReservoir stuurbekrachtigingBMotorolievuldop*CReservoir remsysteem en koppelingDLuchtfilterEExtra zekeringenkastFAccuGMotoroliepeilstaaf*HReservoir ruitensproeiervloeistofI
* Voor een gemakkelijke herkenbaarheid zijn alle vuldoppen en demotoroliepeilstaaf met een kleur gemarkeerd.
158
Onderhoud
Duratec-VE/ST V6
E73410
Expansiereservoir koelsysteemAReservoir stuurbekrachtigingBMotorolievuldop*CReservoir remsysteem en koppelingDLuchtfilterEExtra zekeringenkastFAccuGMotoroliepeilstaaf*HReservoir ruitensproeiervloeistofI
* Voor een gemakkelijke herkenbaarheid zijn alle vuldoppen en demotoroliepeilstaaf met een kleur gemarkeerd.
159
Onderhoud
Duratorq-TDDi/-TDCi Turbodiesel
E73411
Expansiereservoir koelsysteemAReservoir stuurbekrachtigingBMotorolievuldop*CReservoir remsysteem en koppelingDLuchtfilterEExtra zekeringenkastFAccuGMotoroliepeilstaaf*HReservoir ruitensproeiervloeistofI
* Voor een gemakkelijke herkenbaarheid zijn alle vuldoppen en demotoroliepeilstaaf met een kleur gemarkeerd.
160
Onderhoud
DE MOTORKAP OPENENEN SLUITEN
Motorkap openen
E73406
WAARSCHUWINGVerwijder de sleutel direct na hetopenen van de motorkap.
De motorkap moet vanaf debuitenzijde van de auto wordengeopend.
Draai het Ford embleem in deradiateurgrille opzij. Steek de sleutelin het slot op de radiateurgrille.
Draai de sleutel eerst linksom 1. Til demotorkap iets op en draai de sleutelvolledig rechtsom 2 om de motorkapte openen. De motorkap wordt doorgasgevulde cilinders opengehouden.
Motorkap sluiten
E73407
Om de motorkap te sluiten brengt uhem omlaag en laat u hem vanaf 20– 30 cm in het slot vallen.
Controleer altijd of de motorkapvolledig is vergrendeld.
MOTOROLIECONTROLEREN
WAARSCHUWINGGebruik geen additieven ofandere smeermiddelen. Deze
zijn niet noodzakelijk en kunnenonder bepaalde omstandighedenbeschadiging van de motor totgevolg hebben, welke niet onder deFord Garantie valt.
Het olieverbruik bereikt bij nieuwemotoren de normale waarde naongeveer 5 000 km.
161
Onderhoud
Zorg ervoor dat uw auto horizontaalstaat. Controleer het oliepeil voordatu de motor start. Indien de motordraaide, zet het contact dan af enwacht enkele minuten om de olie inhet carter te laten terugstromenvoordat u het oliepeil controleert.Trek de peilstaaf uit de motor, veeghem met een schone, niet-pluizendedoek schoon en steek de peilstaafweer helemaal terug en trek hem eropnieuw uit.
Indien het oliepeil zich tussen demerktekens bevindt, hoeft geen oliete worden bijgevuld. Hete motoroliekan vanwege de thermischeexpansie het MAX-merkteken enkelemillimeters overschrijden.
Als het peil tot het MIN-merkteken isgedaald, moet onmiddellijk olieworden bijgevuld die aan de Fordspecificatie voldoet. Om het oliepeilvan het MIN tot het MAX merktekente laten stijgen hebt u ongeveer0,5-1,5 liter (afhankelijk van het typemotor) nodig.
E73412
Duratec-HE/SCiADuratec-VE/STBDuratorq-TDDi/TDCiC
Bijvullen tot het bovenste merkteken(MAX).
162
Onderhoud
Motorolievuldop
E73413
Draai de dop linksom en trek hemomhoog. Verwijder de dop nooit bijdraaiende motor.
Draai de dop, om hem te sluiten,rechtsom tot hij klikt.
Motorolie verversen
Gebruik Ford/Motorcraft FormulaE SAE 5W-30 motorolie. Alsalternatief mag ook motorolie meteen viscositeit van SAE 5W-30 dievoldoet aan de Ford specificatieWSS-M2C913-B worden gebruikt.
Motorolie bijvullen
Wanneer er geen olie verkrijgbaar isdie aan bovenstaande specificatiesvoldoet gebruik dan, afhankelijk vande buitentemperatuur, olie met eenviscositeit van SAE 5W-30, SAE10W-40 of SAE 5W-40, die voldoetaan de ACEA A1/B1 of ACEA A3/B3specificaties. Het gebruik van dezealternatieve oliën kan tot gevolghebben dat de motor minder snelaanslaat, minder vermogen levert,meer brandstof verbruikt en eenhogere emissiewaarde heeft.
MOTORKOELVLOEISTOFCONTROLEREN
E73415
163
Onderhoud
WAARSCHUWINGVerwijder nooit de dop van hetkoelsysteem wanneer de motor
heet is. Gevaar van verbranding! Startde motor niet voordat het probleemis verholpen.
Het koelvloeistofniveau is vanbuitenaf zichtbaar via hettransparante reservoir. Bij koudemotor moet het koelvloeistofniveauzich tussen het MIN en het MAXmerkteken bevinden. Aangezienkoelvloeistof bij verwarming uitzet, ishet normaal dat het niveau tot bovenhet MAX merkteken uitstijgt.
WAARSCHUWINGWees bijzonder voorzichtigtijdens het bijvullen van
koelvloeistof. Voorkom dat druppelskoelvloeistof op de motor wordengemorst.
Over het algemeen moetkoelvloeistof worden bijgevuldwanneer de motor koud is. Als ukoelvloeistof moet bijvullen terwijl demotor heet is, wacht dan tienminuten om de motor te latenafkoelen. Draai de dop langzaam los.Nog resterende druk zal tijdens hetlosdraaien van de dop ontsnappen.Daarna kunt u de dop helemaallosdraaien.
WAARSCHUWINGVoorkom dat deze vloeistof incontact komt met de huid of de
ogen. Mocht dit toch gebeuren,spoel het betreffende lichaamsdeeldan direct met veel water schoon enneem contact op met uw huisarts.
Wanneer de auto nieuw is, is hetkoelsysteem gevuld met koelvloeistofdie een bescherming tegenbevriezen biedt tot ongeveer –25 ºC.
Vul koelvloeistof bij die voldoet aande Ford specificatie.
AUTOMATISCHECONTROLEVLOEISTOFPEILTRANSMISSIE
Uw dealer controleert tijdens hetuitvoeren van de voorgeschrevenonderhoudsbeurten aan uw auto hetvloeistofpeil in de automatischetransmissie.
164
Onderhoud
CONTROLEVLOEISTOFPEILKOPPELING ENREMSYSTEEM
E73414
WAARSCHUWINGVoorkom dat deze vloeistof incontact komt met de huid of de
ogen. Mocht dit toch gebeuren,spoel het betreffende lichaamsdeeldan direct met veel water schoon enneem contact op met uw huisarts.
Het remsysteem en hetbedieningsmechanisme van dekoppeling zijn aangesloten op éénreservoir.
Het vloeistofpeil moet zich tussen hetMIN en MAX merktekens op dezijkant van het reservoir bevinden.
STUURBEKRACHTI-GINGSVLOEISTOFCONTROLEREN
E73416
Bij koude motor moet hetvloeistofpeil tot het MAX merktekenreiken.
Vul de voorgeschreven vloeistof bijwanneer het niveau tot onder hetMIN merkteken afneemt.
165
Onderhoud
RUITENSPROEI-ERVLOEISTOFCONTROLEREN
E73422
De sproeiers van de voor- enachterruit hebben eengemeenschappelijk vloeistofreservoir.Het reservoir bevindt zich achter derechter koplamp.
Druk na het bijvullen de dop van hetreservoir stevig vast.
Ruitensproeiers
Houd de sproeiers vrij van sneeuwen ijs opdat het systeem correct kanfunctioneren.
Door de voorruitverwarming in teschakelen worden zowel de voorruitals de voorruitsproeiers ontdooid.
TECHNISCHE SPECIFICATIE
Vloeistoffen
SpecificatieAanbevolen vloeistofOnderdeelWSS-M2C204-AFord Stuurbekrachtigings-
vloeistofStuurbekrachtiging
WSS-M97B44-DMotorcraft SuperPlusantivries
Koelvloeistof
Inhouden
Uitvoeringen met een benzinemotor
InhoudenInhoud in liter
(gallons)Nr.Variant
Max merktekenVloeistof stuurbekrachtigingAlle58,5 literBrandstoftankAlle4,3 literMotorolie - inclusief filter1,8 l Duratec-HE
166
Onderhoud
Inhoud in liter(gallons)Nr.Variant
3,9 literMotorolie - exclusief filter1,8 l Duratec-HE8,3 literKoelsysteem, inclusief verwarming1,8 l Duratec-HE
6,6 literRuitensproeiers van voorruit -inclusief koplampsproeiers1,8 l Duratec-HE
2,6 literRuitensproeiers van voorruit -exclusief koplampsproeiers1,8 l Duratec-HE
4,3 literMotorolie - inclusief filter1,8 l Duratec-SCi3,9 literMotorolie - exclusief filter1,8 l Duratec-SCi8,3 literKoelsysteem, inclusief verwarming1,8 l Duratec-SCi
5,0 literRuitensproeiers van voorruit -inclusief koplampsproeiers1,8 l Duratec-SCi
2,5 literRuitensproeiers van voorruit -exclusief koplampsproeiers1,8 l Duratec-SCi
4,3 literMotorolie - inclusief filter2,0 l Duratec-HE3,9 literMotorolie - exclusief filter2,0 l Duratec-HE8,1 literKoelsysteem, inclusief verwarming2,0 l Duratec-HE
6,5 literRuitensproeiers van voorruit -inclusief koplampsproeiers2,0 l Duratec-HE
2,6 literRuitensproeiers van voorruit -exclusief koplampsproeiers2,0 l Duratec-HE
5,7 literMotorolie - inclusief filter2,5 l Duratec-VE5,2 literMotorolie - exclusief filter2,5 l Duratec-VE9,5 literKoelsysteem, inclusief verwarming2,5 l Duratec-VE
6,5 literRuitensproeiers van voorruit -inclusief koplampsproeiers2,5 l Duratec-VE
2,6 literRuitensproeiers van voorruit -exclusief koplampsproeiers2,5 l Duratec-VE
5,7 literMotorolie - inclusief filter3,0 l Duratec-VE/ST5,2 literMotorolie - exclusief filter3,0 l Duratec-VE/ST9,5 literKoelsysteem, inclusief verwarming3,0 l Duratec-VE/ST
6,5 literRuitensproeiers van voorruit -inclusief koplampsproeiers3,0 l Duratec-VE/ST
2,6 literRuitensproeiers van voorruit -exclusief koplampsproeiers3,0 l Duratec-VE/ST
167
Onderhoud
Uitvoeringen met een dieselmotor
InhoudenInhoud in liter
(gallons)Nr.Variant
Max merktekenVloeistof stuurbekrachtigingAlle58,5 literBrandstoftankAlle6,0 literMotorolie - inclusief filterAlle5,8 literMotorolie - exclusief filterAlle
10,6 literKoelsysteem inclusiefverwarmingssysteem - met extraverwarmingssysteem
Alle
10,4 literKoelsysteem inclusiefverwarmingssysteem - zonder extraverwarmingssysteem
Alle
6,5 literRuitensproeiers van voorruit - inclusiefkoplampsproeiersAlle
2,6 literRuitensproeiers van voorruit - exclusiefkoplampsproeiersAlle
168
Onderhoud
REINIGEN VANBUITENZIJDE AUTO
WAARSCHUWINGENIn installaties die met hogewaterdruk werken kan water
het interieur binnendringen.Verwijder de dakantennevoordat de auto een wasserette
met borstels wordt binnengereden.Schakel de aanjager uit om tevoorkomen dat het pollenfilterverstopt raakt.
Het beste kunt u uw auto in eenborstelloze wasinstallatie latenwassen.
Wanneer de auto bovendien in dewas wordt gezet, verwijder danvoordat u gaat rijden de waslaag vande voorruit.
Koplampen reinigen
Gebruik geen schurendereinigingsmiddelen of agressievechemische oplosmiddelen omblijvende schade aan de kunststofkoplampglazen te vermijden. Veegde glazen niet schoon wanneer zedroog zijn en gebruik voor hetverwijderen van verontreinigingengeen scherpe voorwerpen.
Achterruit reinigen
Reinig, om de draden van deachterruitverwarming niet tebeschadigen, de binnenzijde van deachterruit uitsluitend met een zachtedoek of een vochtige zeem. Reinigde ruit niet met behulp vanoplosmiddelen of scherpevoorwerpen.
Onderhoud van de lak
WAARSCHUWINGVoorkom dat poetsmiddelen(was of polish) op de kunststof
oppervlakken terechtkomen omdatze zich hiervan moeilijk latenverwijderen. Poets de auto niet in defelle zon.
Zet de lak van uw auto een- tottweemaal per jaar in de was.Hierdoor behoudt de lak zijn glans enstroomt het water makkelijker vanhet plaatwerk.
Breng geen was of polish op devoor- of achterruit aan, omdat dit eenlawaaiige werking van deruitenwissers tot gevolg heeft.
169
Verzorging van de auto
REINIGEN VANBINNENZIJDE AUTO
Veiligheidsgordels
E66547
WAARSCHUWINGZowel het oprol- als hetvergrendelmechanisme mogen
niet worden gesmeerd ofgerepareerd. Ook wijzigingen aan degordels zijn niet toegestaan.
Controleer de gordels regelmatig opbeschadiging of slijtage.
Gebruik interieurreiniger of schoonwarm water. Laat de gordels opnatuurlijke wijze drogen, gebruik geenwarmtebron.
Gebruik geen chemischereinigingsmiddelen, kokend water,bleek- of verfmiddelen. Let er op datgeen vocht in het oprolmechanismekomt.
KLEINE LAKSCHADEREPAREREN
WAARSCHUWINGOm aanspraak te kunnenmaken op de garantie op het
lakwerk dient u onmiddellijk alleongerechtigheden van de lak teverwijderen, die er ogenschijnlijkonschadelijk uitzien, maar vaakagressieve stoffen bevatten - zoalsbijv. uitwerpselen van vogels,boomsappen, dode insecten,teervlekken, strooizout en industriëleneerslag.
Lakbeschadigingen door steenslagof krasjes kunnen wordenweggewerkt met behulp van spuitlakof een lakstift. Volg nauwkeurig deinstructies op in degebruiksaanwijzing van het product.Wij raden aan de Ford Accessoiresreeks te gebruiken.
170
Verzorging van de auto
ONDERHOUD VAN DEACCU
De accu vraagt zeer weinigonderhoud. Uw Ford dealer zal in hetkader van het normaleonderhoudsschema regelmatig hetvloeistofpeil in de accu controleren.
GEBRUIK VANSTARTKABELS
Alleen accu's met dezelfde nominalespanning (12 volt) mogen met elkaarworden verbonden. Gebruikhulpstartkabels met geïsoleerdeklemmen en kabels met eenvoldoende dikke koperen kern.Koppel de ontladen accu niet los vande elektrische installatie van de auto.
Hulpstartkabels aansluiten
E73405
Lege accuAHulpaccuB
• Plaats de auto's zodanig dat zeelkaar niet raken.
• Zet het contact van beide auto'saf en schakel allestroomverbruikers uit.
171
Accu van de auto
• Verbind de pluspool (+) van delege accu A met de pluspool (+)van de hulpaccu B.
• Sluit de massapool (−) van dehulpaccu B zover mogelijk van deaccu vandaan aan op hetmotorblok of de motorsteun vande te starten motor. Sluit dekabel niet aan op deminpool (–) van de ontladenaccu.
• Zorg ervoor dat dehulpstartkabels niet in aanrakingkunnen komen met bewegendeonderdelen.
Motor starten
• Laat de motor van de auto metde hulpaccu met verhoogdstationair toerental draaien.
• Probeer nu de motor van de automet de ontladen accu te starten.
• Laat beide motoren minimaal drieminuten draaien alvorens dekabels los te maken.
WAARSCHUWINGSchakel de koplampen tijdenshet loskoppelen van de
hulpstartkabels niet in. Door despanningspiek kunnen degloeilampen doorbranden.
• Koppel de kabels in omgekeerdevolgorde los.
172
Accu van de auto
EEN WIEL VERVANGEN
Reservewiel
Alle uitvoeringen
WAARSCHUWINGGebruik uitsluitend banden envelgen met de goedgekeurde
maat. Het gebruik van andere matenkan schade aan de auto tot gevolghebben en kan de typegoedkeuringongeldig maken.
Uitvoeringen met eenruimtebesparend reservewiel
WAARSCHUWINGENWanneer het reservewiel afwijktvan de andere gemonteerde
wielen, moet u zich aan de volgenderegels houden:
Rijd niet harder dan 80 km/u.
Leg zo kort mogelijke afstandenaf.Monteer nooit meer dan éénreservewiel tegelijk.Monteer op dit wiel geensneeuwketting.Rijd met dit wiel niet eenautomatische wasstraat in.
Auto's met stabiliteitsregeling
Uitvoeringen met ESP kunnen watongebruikelijke rijeigenschappenvertonen. Schakel het ESP uit. ZieGebruik maken van stabiliteitsregeling(bladzijde 130).
4- en 5-deurs
E72563
Het reservewiel bevindt zich onderhet deksel in de bagageruimte.
• Til de achterzijde van het dekselin de bagageruimte op enverwijder het.
E72564
• Draai de sluiting linksom vollediglos.
• Verwijder het reservewiel.• Verwijder de krik; deze is onder
het reservewiel opgeborgen.
Breng het defecte wiel in deomgekeerde volgorde aan in dereservewielkuip aan.
173
Velgen en banden
Wagon
E72565
Het reservewiel bevindt zich onderhet paneel in de bagageruimte.
• Rol de vloerbedekking in debagageruimte op, til het paneelop en verwijder het.
E72566
• Draai de sluiting linksom vollediglos.
• Verwijder het reservewiel.• Verwijder de krik; deze is onder
het reservewiel opgeborgen.
Breng het defecte wiel in deomgekeerde volgorde aan in dereservewielkuip aan.
Krik
E72567
N.B.: Gebruik bij het weeraanbrengen het rechtergat in de krikvoor de bevestiging van de krik enhet linkergat voor de bevestiging vanhet reservewiel.
De krik en de wielmoersleutel zijn inde reservewielkuip opgeborgen.Draai de bevestiging linksom los;verwijder de krik en dewielmoersleutel.
Kriksteunpunten
Alle uitvoeringen
E72568
174
Velgen en banden
WAARSCHUWINGDe krik mag uitsluitend onder deonderstaande kriksteunpunten
worden geplaatst.
Het voorste kriksteunpunt 1 bevindtzich op ongeveer 27 cm vanaf devoorzijde van de dorpel. Wanneer uhet Instructieboekje openslaat, is hetongeveer 27 cm breed.
Het achterste kriksteunpunt 2bevindt zich op ongeveer 10 cmvanaf de achterzijde van de dorpel.
Uitvoeringen met zijskirts
E72569
Bij uitvoeringen met zijskirts, moet hetpaneel worden verwijderd voordatde krik onder de auto kan wordengeplaatst.
Trek de rand aan de onderzijde vanhet paneel naar u toe en draai hetnaar boven; verwijder vervolgens hetpaneel.
Extra kriksteunpunten
E72570
WAARSCHUWINGENIndien andere punten wordengebruikt kan dit aanzienlijke
schade veroorzaken aan decarrosserie, de stuurinrichting, dewielophanging, de motor, hetremsysteem en debrandstofleidingen.
Bij uitvoeringen met zijskirtsmoeten speciale rubbers
worden gebruikt om te voorkomendat de zijskirts of de auto worden/wordt beschadigd.
Punten 1 en 2 kunnen wordengebruikt voor garagekriks,hefbruggen of hefbrugkriks.
175
Velgen en banden
Wiel verwijderen
Alle uitvoeringen
E72562
WAARSCHUWINGENParkeer uw auto zodanig aande kant van de weg dat u het
verkeer niet hindert en zelf geenhinder ondervindt van het verkeer alsu het wiel aan het verwisselen bent.
Zet een gevarendriehoek neer.
Zorg ervoor dat uw auto op eenstevige, horizontale ondergrond
staat.Breng zo nodig geschiktewiggen achter de wielen aan.Zet de voorwielen in derechtuitstand.Zet het contact af en trek dehandrem aan.Schakel de eerste versnelling ofde achteruit in.Zet bij uitvoeringen met eenautomatische transmissie de
keuzehendel in de stand P.Laat de inzittenden uitstappen.
Indien uw auto is uitgerust metrichtinggebonden banden, zorg
er dan voor dat de pijlen in dedraairichting wijzen wanneer de autovooruit rijdt. De pijlen op beidebandwangen geven de draairichtingweer.
Wanneer een reservewiel moetworden gemonteerd waarvan
de pijlen tegen de draairichting inwijzen, laat de band dan zo spoedigmogelijk door een deskundigeomkeren.
176
Velgen en banden
Gebruik de boordkrik uitsluitendvoor het verwisselen van een
wiel. Voer geen werkzaamhedenonder de auto uit wanneer dezeuitsluitend door de krik wordtondersteund.
E72571
• Steek het platte uiteinde van dewielmoersleutel tussen develgrand en het wieldeksel enwerk voorzichtig het wieldeksellos.
Uitvoeringen met slotmoeren
E72572
N.B.: Vervanging slotmoeren enwielmoeren zijn verkrijgbaar aan dehand van het referentienummer ophet certificaat van de slotmoeren(indien van toepassing).
• Plaats de dopsleutel op deslotmoer.
Alle uitvoeringen
WAARSCHUWINGPlaats de krik verticaal onder deuitsparing in de dorpelrand.
• Draai de wielmoeren een slag los.• Plaats de krikvoet op een stevige
en vlakke ondergrond.
177
Velgen en banden
• Krik de wagen zover op dat hetwiel los van de grond is.
• Draai de wielmoeren nu geheellos en verwijder het wiel.
Wiel verwisselen
Wagens met lichtmetalenvelgen
WAARSCHUWINGLichtmetalen velgen mogennooit worden vastgezet met
moeren voor stalen velgen.
N.B.: De wielmoeren vanlichtmetalen velgen kunnen ook kortetijd worden gebruikt voor hetbevestigen van het reservewiel metstalen velg (maximaal twee weken).
Alle uitvoeringen
• Schuif het reservewiel op detapeinden. Draai de wielmoeren -met de conische zijde naar hetwiel gekeerd - rechtsom aan,maar zet ze nog niet vast.
• Laat de wagen zakken enverwijder de krik.
Uitvoeringen met slotmoeren
• Plaats de dopsleutel op deslotmoer.
Alle uitvoeringen
E72573
• Draai de wielmoeren in deaangegeven volgorde definitiefvast.
• Druk het wieldeksel stevig aanmet de palm van uw hand.
Laat het aanhaalmoment van dewielmoeren en de bandenspanningzo snel mogelijk controleren.
Wiel opbergen
• Berg de krik en het defecte wielop en zet ze vast.
• Berg de wielmoersleutel en dekrikhendel veilig op.
178
Velgen en banden
VERZORGING VANBANDEN
E70415
Om ervoor te zorgen dat de bandenvan de voor- en achterwielengelijkmatig slijten en langer meegaan,verdient het aanbeveling de voor- enachterwielen met regelmatigeintervallen van 5.000 tot 10.000kilometer te wisselen zoals in deafbeelding is weergegeven.
Als u een stoeprand moet oprijden,doe het dan zo langzaam mogelijken rijd zo mogelijk haaks het trottoirop. Vermijd het rijden over hoge ofscherpe obstakels. Laat de bandenbij het parkeren niet langstrottoirbanden schuren.
Controleer het loopvlak van debanden regelmatig opbeschadigingen, steentjes enonregelmatige slijtage.Ongelijkmatige bandenslijtage kanduiden op een verkeerdewieluitlijning.
Bandenspanning
Voor het ruimtebesparendereservewiel moet de hoogste waardevoor uw auto/band-combinatieworden aangehouden.
E70414
Aan de binnenzijde van de klep vande brandstofvulopening is een plaatjemet de bandenspanningenaangebracht.
GEBRUIK VANWINTERBANDEN
Als winterbanden worden gebruikt,moeten de door de fabrikantaanbevolen bandenspanningenworden aangehouden.
GEBRUIKI VANSNEEUWKETTINGEN
N.B.: Sneeuwkettingen mogenalleen worden aangebracht om205/55 R 16-banden op 6,5 x16-velgen.
Gebruik uitsluitend sneeuwkettingenmet kleine schakels op deaangedreven (voor) wielen. Debinnenring van de sneeuwkettinginclusief het slot mag niet meer dan10 mm groter zijn dan de ketting.Breng geen sneeuwkettingen op deachterwielen aan.
179
Velgen en banden
Rijd niet harder dan 50 km/u.Verwijder de sneeuwkettingenonmiddellijk als de wegen sneeuwvrijzijn.
Het ABS-systeem blijft normaalwerken.
Om beschadiging van de wieldekselste voorkomen verdient hetaanbeveling deze te verwijderenwanneer met sneeuwkettingenwordt gereden.
Uitvoeringen met ESP
Uitvoeringen met ElektronischStabiliteits Programma (ESP) kunneneen wat ongebruikelijkerijkarakteristiek vertonen, hetgeenkan worden voorkomen door hetsysteem uit te schakelen. ZieGebruik maken van stabiliteitsregeling(bladzijde 130).
TECHNISCHE SPECIFICATIE
Bandenspanning (koude banden)
Tot 160 km/h
BandenspanningMaximaalbeladen
Normaalbeladen
BandenmaatVariant AchterVoorAchterVoorbar
(lbf/in²)bar
(lbf/in²)bar
(lbf/in²)bar
(lbf/in²)
4,24,24,24,2T125/85 R 16Alle - tijdelijk reservewiel- MAX. 80 km/h
2,82,52,12,3205/50 R 161,8 l Duratec-HE2,82,42,12,1205/55 R 161,8 l Duratec-HE2,82,52,12,1205/50 R 171,8 l Duratec-HE2,82,42,12,2225/40 R 181,8 l Duratec-HE, Sedan
2,92,42,12,2225/40 R 181,8 l Duratec-HE,Wagon
2,82,52,12,3205/50 R 161,8 lDuratec-SCi2,82,42,12,1205/55 R 161,8 lDuratec-SCi2,82,52,12,1205/50 R 171,8 lDuratec-SCi2,82,42,12,2225/40 R 181,8 l Duratec-SCi, Sedan
180
Velgen en banden
Maximaalbeladen
Normaalbeladen
BandenmaatVariant AchterVoorAchterVoorbar
(lbf/in²)bar
(lbf/in²)bar
(lbf/in²)bar
(lbf/in²)
2,92,42,12,2225/40 R 181,8 l Duratec-SCi,Wagon
2,82,52,12,3205/50 R 162,0 l Duratec-HE2,82,42,12,1205/55 R 162,0 l Duratec-HE2,82,52,12,1205/50 R 172,0 l Duratec-HE2,82,42,12,2225/40 R 182.0 l Duratec-HE, Sedan
2,92,42,12,2225/40 R 182.0 l Duratec-HE,Wagon
2,82,72,22,5205/50 R 162,5 l Duratec-VE2,82,42,12,3205/55 R 162,5 l Duratec-VE2,82,52,12,3205/50 R 172,5 l Duratec-VE2,82,62,12,4225/40 R 182,5 l Duratec-VE, Sedan
2,92,62,12,4225/40 R 182,5 l Duratec-VE,Wagon
2,82,72,22,5205/50 R 163,0 l Duratec-VE 150kW (203 pk)
2,82,42,12,3205/55 R 163,0 l Duratec-VE 150kW (203 pk)
2,82,52,12,3205/50 R 173,0 l Duratec-VE 150kW (203 pk)
2,82,62,12,4225/40 R 183,0 l Duratec-VE 150kW (203 pk), Sedan
2,92,62,12,4225/40 R 183,0 l Duratec-VE 150kW (203 pk), Wagon
2,82,52,12,3225/40 R 183,0 l Duratec-ST 166 kW(226 pk), Sedan
2,92,52,12,3225/40 R 183,0 l Duratec-ST 166 kW(226 pk), Wagon
2,82,72,22,6205/50 R 162,0 l Duratorq-TDCi,handgeschakeld
2,82,42,12,3205/55 R 162,0 l Duratorq-TDCi,handgeschakeld
181
Velgen en banden
Maximaalbeladen
Normaalbeladen
BandenmaatVariant AchterVoorAchterVoorbar
(lbf/in²)bar
(lbf/in²)bar
(lbf/in²)bar
(lbf/in²)
2,82,62,22,4205/50 R 172,0 l Duratorq-TDCi,handgeschakeld
2,82,72,32,5225/40 R 182,0 l Duratorq-TDCi,handgeschakeld
2,92,72,32,5225/40 R 182,0 l Duratorq-TDCi,handgeschakeld
2,82,72,22,5205/50 R 162,0 l Duratorq-TDCi,automaat
2,82,62,12,3205/55 R 162,0 l Duratorq-TDCi,automaat
2,82,72,32,5205/50 R 172,0 l Duratorq-TDCi,automaat
2,82,82,32,6225/40 R 182,0 l Duratorq-TDCi,automaat
2,92,82,32,6225/40 R 182,0 l Duratorq-TDCi,automaat
2,82,72,22,6205/50 R 162,2 l Duratorq-TDCi2,82,42,12,3205/55 R 162,2 l Duratorq-TDCi2,82,62,22,4205/50 R 172,2 l Duratorq-TDCi2,82,72,32,5225/40 R 182,2 l Duratorq-TDCi2,92,72,32,5225/40 R 182,2 l Duratorq-TDCi2,82,72,22,6205/50 R 162,0 l Duratorq-TDDi2,82,42,12,3205/55 R 162,0 l Duratorq-TDDi2,82,62,22,4205/50 R 172,0 l Duratorq-TDDi2,82,72,32,5225/40 R 182,0 l Duratorq-TDDi2,92,72,32,5225/40 R 182,0 l Duratorq-TDDi
182
Velgen en banden
Snelheid continu hoger dan 160 km/h
BandenspanningMaximaalbeladenNormaal beladen
BandenmaatVariant AchterVoorAchterVoorbar
(lbf/in²)bar
(lbf/in²)bar
(lbf/in²)bar
(lbf/in²)3,12,72,42,5205/50 R 161,8 l Duratec-HE3,02,72,42,4205/55 R 161,8 l Duratec-HE3,12,72,42,4205/50 R 171,8 l Duratec-HE3,02,72,22,2225/40 R 181,8 l Duratec-HE3,12,72,42,5205/50 R 161,8 lDuratec-SCi3,02,72,42,4205/55 R 161,8 lDuratec-SCi3,12,72,42,4205/50 R 171,8 lDuratec-SCi3,02,72,22,2225/40 R 181,8 lDuratec-SCi3,12,72,42,5205/50 R 162,0 l Duratec-HE3,02,72,42,4205/55 R 162,0 l Duratec-HE3,12,72,42,4205/50 R 172,0 l Duratec-HE3,02,72,22,2225/40 R 182,0 l Duratec-HE3,23,02,52,8205/50 R 162,5 l Duratec-VE3,12,72,42,5205/55 R 162,5 l Duratec-VE3,12,92,52,7205/50 R 172,5 l Duratec-VE3,02,72,32,5225/40 R 182,5 l Duratec-VE
3,23,02,52,8205/50 R 163,0 l Duratec-VE 150kW (203 pk)
3,12,72,42,5205/55 R 163,0 l Duratec-VE 150kW (203 pk)
3,12,92,52,7205/50 R 173,0 l Duratec-VE 150kW (203 pk)
3,02,72,32,5225/40 R 183,0 l Duratec-VE 150kW (203 pk)
3,02,92,52,8205/50 R 162,0 l Duratorq-TDCi,handgeschakeld
3,02,72,42,5205/55 R 162,0 l Duratorq-TDCi,handgeschakeld
183
Velgen en banden
MaximaalbeladenNormaal beladen
BandenmaatVariant AchterVoorAchterVoorbar
(lbf/in²)bar
(lbf/in²)bar
(lbf/in²)bar
(lbf/in²)
3,12,92,52,8205/50 R 172,0 l Duratorq-TDCi,handgeschakeld
3,02,72,32,6225/40 R 182,0 l Duratorq-TDCi,handgeschakeld
3,02,92,52,8205/50 R 162,0 l Duratorq-TDCi,automaat
3,02,82,42,6205/55 R 162,0 l Duratorq-TDCi,automaat
3,02,92,42,7205/50 R 172,0 l Duratorq-TDCi,automaat
3,02,82,42,6225/40 R 182,0 l Duratorq-TDCi,automaat
3,02,92,52,8205/50 R 162,2 l Duratorq-TDCi3,02,72,42,5205/55 R 162,2 l Duratorq-TDCi3,12,92,52,8205/50 R 172,2 l Duratorq-TDCi3,02,72,32,6225/40 R 182,2 l Duratorq-TDCi3,02,92,52,8205/50 R 162,0 l Duratorq-TDDi3,02,72,42,5205/55 R 162,0 l Duratorq-TDDi3,12,92,52,8205/50 R 172,0 l Duratorq-TDDi3,02,72,32,6225/40 R 182,0 l Duratorq-TDDi
Snelheid continu hoger dan 220 km/h
BandenspanningMaximaal beladenNormaal beladen
BandenmaatVariant AchterVoorAchterVoor
bar (lbf/in²)bar(lbf/in²)bar (lbf/in²)bar
(lbf/in²)
3,13,02,62,9225/40 R 18
3,0 lDuratec-ST166 kW (226pk)
184
Velgen en banden
VOERTUIGIDENTIFICA-TIEPLAATJE
E73428
Het identificatieplaatje van de autobevindt zich op het onderste deel vande rechter voorportierstijl.
VOERTUIGIDENTIFI-CATIENUMMER (VIN)
Het voertuig identificatienummer(chassisnummer) bevindt zich in hetmotorcompartiment. Het nummer isbovendien ingeslagen in hetkunststof plaatje dat aan delinkerzijde op het instrumentenpaneelis aangebracht. Een symbool op hetplaatje geeft aan met welkairbagsysteem de auto is uitgerust.
MOTORNUMMER
Afhankelijk van het motortype is hetmotornummer ingeslagen in hetmotorblok (gezien vanaf debestuurdersstoel):
Duratec-HE/SCi
Sticker op distributiedeksel.
Duratec-VE/ST
Voorzijde van motorcompartiment,linkerzijde distributiedeksel.
Duratorq-TDDi/TDCiTurbodiesel
Rechterzijde, naast distributiedeksel
185
Voertuigidentificatie
TECHNISCHE SPECIFICATIE
Afmetingen - Sedan
E73444
186
Technische specificaties
Afmetingen in mm(inches)
AfmetingenNr.
4731 mmMaximum lengte - zonder Carrosserie StylingKitA
4753 mmMaximum lengte - met Carrosserie Styling KitA4756 mmMaximum lengte - ST uitvoeringenA1958 mmTotale breedte - excl. buitenspiegelsB
1415 - 1459 mmTotale hoogte - EC rijklaargewichtC2754 mmWielbasisD1522 mmSpoorbreedte - voorE1537 mmSpoorbreedte - achterE
Afmetingen - Wagon
E73445
187
Technische specificaties
Afmetingen in mm(inches)
AfmetingenNr.
4804 mmMaximum lengte - zonder Carrosserie StylingKitA
4831 mmMaximum lengte - met Carrosserie Styling KitA4833 mmMaximum lengte - ST uitvoeringenA1958 mmTotale breedte - excl. buitenspiegelsB
1427 - 1514 mmTotale hoogte - EC rijklaargewichtC11427 - 1474 mmTotale hoogte - EC rijklaargewichtC2
2754 mmWielbasisD1522 mmSpoorbreedte - voorE1537 mmSpoorbreedte - achterE
Afstanden trekhaak - Sedan
E73446
188
Technische specificaties
Afmetingen in mm(inches)
AfmetingenNr.
91 mmBumper – hart trekhaakkogelA13 mmBevestigingspunt – hart trekhaakkogelB
440 - 468 mmGrondoppervlak – hart trekhaakkogel - ECrijklaargewichtC
1102 mmHart wiel – hart trekhaakkogelD413 mmHart trekhaakkogel – langsbalkE825 mmBinnenzijde langsbalkF472 mmHart trekhaakkogel – hart 1e bevestigingspuntG673 mmHart trekhaakkogel – hart 2e bevestigingspuntH
189
Technische specificaties
Afstanden trekhaak – Wagon
E73447
Afmetingen in mm(inches)
AfmetingenNr.
105 mmBumper – einde trekhaakkogelA66 mmBevestigingspunt – hart trekhaakkogelB
447 - 480 mmGrondoppervlak – hart trekhaakkogelC
1189 mmHart wiel – hart trekhaakkogel - ECrijklaargewichtD
489 mmHart trekhaakkogel – langsbalkE978 mmBinnenzijde langsbalkF410 mmHart trekhaakkogel – hart 1e bevestigingspuntG
190
Technische specificaties
Afmetingen in mm(inches)
AfmetingenNr.
595 mmHart trekhaakkogel – hart 2e bevestigingspuntH740 mmHart trekhaakkogel – hart 3e bevestigingspuntI
Wagengewicht
1,8 l Duratec-HE 81 kW (110 pk)
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs143413781360EC basis rijklaargewicht631532535Maximum laadvermogen
206519101895Max. toelaatbaar totaalgewicht757575Toelaatbare dakbelasting
1,8 l Duratec-HE 92 kW (125 pk)
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs143413751364EC basis rijklaargewicht631535531Maximum laadvermogen
206519101895Max. toelaatbaar totaalgewicht757575Toelaatbare dakbelasting
1,8 l Duratec-SCi 96 kW (130 pk)
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs146913951385EC basis rijklaargewicht631550550Maximum laadvermogen
210019451935Max. toelaatbaar totaalgewicht757575Toelaatbare dakbelasting
191
Technische specificaties
2,0 l Duratec-HE, handgeschakelde versnellingsbak
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs143713831369EC basis rijklaargewicht658567566Maximum laadvermogen
209519501935Max. toelaatbaar totaalgewicht757575Toelaatbare dakbelasting
2,0 l Duratec-HE, automaat
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs147014111391EC basis rijklaargewicht600504514Maximum laadvermogen
207019151905Max. toelaatbaar totaalgewicht757575Toelaatbare dakbelasting
2,5 l Duratec-VE, handgeschakelde versnellingsbak
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs151114581450EC basis rijklaargewicht629532525Maximum laadvermogen214019901975Max. toelaatbaar totaalgewicht
757575Toelaatbare dakbelasting
2,5 l Duratec-VE, automaat
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs154514911483EC basis rijklaargewicht625534527Maximum laadvermogen217020252010Max. toelaatbaar totaalgewicht
757575Toelaatbare dakbelasting
192
Technische specificaties
3,0 l Duratec-VE 150 kW (203 pk)
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs155214751464EC basis rijklaargewicht618520521Maximum laadvermogen
217019951985Max. toelaatbaar totaalgewicht757575Toelaatbare dakbelasting
3,0 l Duratec-ST 166 kW (226 pk)
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs154914901485EC basis rijklaargewicht596500490Maximum laadvermogen214519901975Max. toelaatbaar totaalgewicht
757575Toelaatbare dakbelasting
2,0 l Duratorq-TDDi 66 kW (90 pk)
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs154514851472EC basis rijklaargewicht630530533Maximum laadvermogen217520152005Max. toelaatbaar totaalgewicht757575Toelaatbare dakbelasting
2,0 l Duratorq-TDCi 66 kW (90 pk)
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs155514961484EC basis rijklaargewicht630529536Maximum laadvermogen218520252020Max. toelaatbaar totaalgewicht
757575Toelaatbare dakbelasting
193
Technische specificaties
2,0 l Duratorq-TDCi 85 kW (115 pk), 5-versnellingsbak
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs155514961484EC basis rijklaargewicht640539546Maximum laadvermogen219520352030Max. toelaatbaar totaalgewicht
757575Toelaatbare dakbelasting
2,0 l Duratorq-TDCi 85 kW (115 pk), 6-versnellingsbak
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs15711/15642150515001/14932EC basis rijklaargewicht6241/62125301/52025301/5272Maximum laadvermogen
21951/2185220351/2025220301/20202Max. toelaatbaar totaalgewicht757575Toelaatbare dakbelasting
1 Met roetfilter (DPF)2 Zonder roetfilter
2,0 l Duratorq-TDCi 85 kW (115 pk), automaat
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs159515361523EC basis rijklaargewicht640539542Maximum laadvermogen
223520752065Max. toelaatbaar totaalgewicht757575Toelaatbare dakbelasting
194
Technische specificaties
2,0 l Duratorq-TDCi 96 kW (130 pk), handgeschakeldeversnellingsbak
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs15711/15642150515001/14932EC basis rijklaargewicht6241/63125305301/5372Maximum laadvermogen
219520352030Max. toelaatbaar totaalgewicht757575Toelaatbare dakbelasting
1 Met roetfilter (DPF)2 Zonder roetfilter
2,0 l Duratorq-TDCi 96 kW (130 pk), automaat
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs159515361524EC basis rijklaargewicht640539541Maximum laadvermogen
223520752065Max. toelaatbaar totaalgewicht757575Toelaatbare dakbelasting
2,2 l Duratorq-TDCi
Gewicht (kg)Item
Wagon5-deurs4-deurs155514781467EC basis rijklaargewicht635537538Maximum laadvermogen219020152005Max. toelaatbaar totaalgewicht
757575Toelaatbare dakbelasting
195
Technische specificaties
Afstandsbediening
N.B.: Het is raadzaam deafstandsbediening uitsluitend tegebruiken in landen die in de tabelzijn opgenomen.
Wanneer de typegoedkeuring vanuw afstandsbediening wordtgecontroleerd, verwijs dan naar devolgende tabel.
E72068
196
Typegoedkeuring
Immobilisatiesysteem Wanneer de typegoedkeuring vanhet immobilisatiesysteem wordtgecontroleerd, verwijs dan naar devolgende tabellen.
197
Typegoedkeuring
E72212
198
Typegoedkeuring
E72213
199
Typegoedkeuring
200
AAandrijfregeling (traction
control)..........................................132Werking................................................132
Aanhangers trekken.....................140Aansteker.......................................103Accu van de auto...........................171Achterbank......................................99
Rugleuning terugklappen.................100Rugleuning van achterbank
neerklappen......................................99Zittingen en rugleuning van
achterbank naar vorenklappen............................................100
Achterruitwissers en-sproeiers.......................................53Ruitensproeier......................................53Wissen met intervallen........................53Wissen tijdens achteruitrijden............53
Afneembare trekhaakkogel.........141Onderhoud..........................................143Trekhaakkogel verwijderen...............141Trekhaakkogel verwijderen..............142
Akoestischewaarschuwingssignalen en-indicaties.......................................82Herinneringssysteem
veiligheidsgordels............................82Lichten aan...........................................82Parkeerhulp..........................................82Te hoge snelheid.................................82Vorst.......................................................82
Alarm inschakelen...........................46Alarmsignaal.........................................46Automatische vertraging van het
inschakelen.......................................46Interieursensoren................................46
Alarm uitschakelen.........................46Auto's met 3,0 l Duratec-VE/-ST of
2,5 l Duratec-VE motor...................47Alarm.................................................46
Algemene informatie overradiofrequenties............................33
Asbak..............................................104Asbak, achterin...................................104Asbak, voorin......................................104
Audiobediening...............................48Modus...................................................49Volume..................................................48Zoekfunctie...........................................49
Auto op vier wielen slepen...........155Alle uitvoeringen.................................155Uitvoeringen met automatische
transmissie......................................155Automatische controle vloeistofpeil
transmissie...................................164Automatische klimaatregeling......89
Aanjager en luchtverdeling................90Airconditioning in- en
uitschakelen......................................90Automatisch
temperatuurregelsysteem in- enuitschakelen......................................91
Temperatuur instellen.........................90Automatische transmissie............118
Keuzehendelstanden.........................119Noodvoorziening voor het
ontgrendelen van dekeuzehendel...................................125
Rijden met een automatischetransmissie......................................123
Rijmodi (5-traps transmissie)...........126
BBagageafdekkingen.....................138
5-deurs................................................138Wagon.................................................138
Bagagenetten................................137Batterij van afstandsbediening
vervangen......................................34Bekerhouders................................105
201
Index
Belangrijke controles bij trekkenvan aanhanger............................140
Bergen van de auto......................153Bescherming van inzittenden.......25
Werking.................................................25Binnenspiegel..................................76
Automatisch dimmendeachteruitkijkspiegel..........................76
Brandstof en tanken......................110Technische specificatie......................111
Brandstofkwaliteit...........................110Uitvoeringen met een
benzinemotor..................................110Uitvoeringen met een
dieselmotor......................................110Buitenspiegels.................................74
Groothoek buitenspiegels..................74Met de hand inklapbare spiegels......74Met de hand verstelbare
spiegels..............................................74
CCentrale vergrendeling...................41
Integraal openen..................................41Integraal sluiten.....................................41
Claxon...............................................48Componenten van
veiligheidssysteeminspecteren..................................147Veiligheidsgordels..............................147
Contactslot.....................................106Contactsleutelstanden......................106
Controle vloeistofpeil koppeling enremsysteem.................................165
DDakrekken en
bagagedragers...........................139Dakrails (Wagon)................................139Imperiaal..............................................139
De juiste zitpositie innemen...........96De motor starten...........................106
Algemene informatie.........................106De motorkap openen en
sluiten.............................................161Motorkap openen...............................161Motorkap sluiten.................................161
Dimmerinstrumentenpaneelverlichting..103
EEen benzinemotor starten...........107
Algemene opmerkingen over hetstarten..............................................107
Koude/ warme motor.......................107Verzopen motor.................................107
Een dieselmotor starten...............108Algemene opmerkingen over het
starten..............................................108Koude/ warme motor.......................108
Een wiel vervangen.......................173Krik........................................................174Kriksteunpunten.................................174Reservewiel.........................................173Wiel opbergen....................................178Wiel verwijderen.................................176Wiel verwisselen.................................178
Een zekering vervangen..............149Eerstehulpset.................................145
4- en 5-deurs.....................................145Wagon.................................................145
Elektrisch bedienbare ruiten..........72Antiklemfunctie van de ruiten............73Een ruit automatisch openen en
sluiten.................................................72Geheugen van elektrisch bedienbare
ruit opnieuw instellen.......................73Schakelaars van de ruiten van de
achterportieren blokkeren..............73
202
Index
Elektrisch verstelbarebuitenspiegels...............................75Elektrisch inklapbare spiegels............75Standen waarin de spiegel kan
worden gekanteld............................75Elektrisch verstelbare stoelen.......97
In acht richtingen elektrischverstelbare stoel..............................98
In twee richtingen elektrischverstelbare stoel...............................97
Elektrisch zonnedak.......................92Antiklemfunctie van het
schuifdak...........................................94Leerprocedure schuifdak...................95Schuifdak automatisch openen en
sluiten.................................................94Schuifdak kantelen..............................93Schuifdak openen en sluiten.............93Veiligheidsmodus van het
schuifdak...........................................94Extra verwarming............................92Extra voedingsaansluitingen.......105
Wagon.................................................105
GGebruik maken van aandrijfregeling
(traction control)..........................132BTCS uitschakelen.............................132
Gebruik maken van deparkeerhulp..................................134
Gebruik maken vansnelheidsregeling (cruisecontrol)..........................................135Automatische snelheidsregeling in-
en uitschakelen..............................135Opgeslagen snelheid wijzigen.........136Snelheid in het geheugen
opslaan............................................135Uitschakelen en hervatten...............136
Gebruik maken vanstabiliteitsregeling........................130ESP uitschakelen...............................130
Gebruik van startkabels................171Hulpstartkabels aansluiten................171Motor starten......................................172
Gebruik van veiligheidsgordelstijdens zwangerschap..................32
Gebruik van winterbanden..........179Gebruiki van
sneeuwkettingen........................179Uitvoeringen met ESP.......................180
Gecodeerde sleutels......................43Code wissen........................................44Sleutels coderen..................................43
Gemaksfuncties............................103Gevarendriehoek..........................145
4- en 5-deurs.....................................145Wagon.................................................145
Geventileerde stoelen..................102Aanbevolen instellingen....................102
Gloeilampen vervangen.................62Achterlichtunits (4- en 5-deurs)........66Achterlichtunits (Wagon)....................67Derde remlicht (4 deurs)....................68Derde remlicht (5 deurs en
Wagon)..............................................68Instapverlichting...................................65Interieurverlichting achterin................69Interieurverlichting, voorin..................69Kentekenplaatverlichting....................69Koplampen, stadslichten,
richtingaanwijzers............................62Lampen bij zonnekleppen..................70Leeslampen..........................................70Mistlampen (ST uitvoeringen)............65Mistlampen (uitvoeringen met
sportbumpers).................................65Verlichting bagageruimte....................71Verlichting beenruimte.........................71Verlichting handschoenenkastje........71Zijknipperlichten...................................64
203
Index
HHandgeschakelde
versnellingsbak.............................117Achteruitversnelling -
5-versnellingsbak............................117Achteruitversnelling -
6-versnellingsbak............................118Handmatig verstelbare
stoelen............................................96Hellingshoek van de rugleuning
verstellen...........................................97Lendensteun afstellen........................97Stoelen naar voren of naar achteren
schuiven............................................96Handmatige klimaatregeling.........86
Aanjager................................................86Airconditioning in- en
uitschakelen......................................87Gerecirculeerde lucht.........................87Interieur snel verwarmen....................88Luchtverdeelknop................................87Permanente comfortinstellingen......88Snel afkoelen van het interieur..........89Temperatuurregelknop......................86Temperatuurregelsysteem in- en
uitschakelen......................................88Voorruit snel ontdooien/
ontwasemen.....................................87Hoofdsteunen.................................98
Hoofdsteunen, achter........................99Hoofdsteunen, voor............................98
Hoogte van veiligheidsgordelsafstellen...........................................31
IImmobilisatiesysteem
inschakelen....................................45Immobilisatiesysteem
uitschakelen..................................45Infodisplays......................................83
Inleiding...............................................5Inrijden.............................................144Instrumenten....................................77Interieurverlichting...........................61
Leeslampen..........................................62
KKatalysator......................................110
Parkeren................................................111Rijden met een auto met
katalysator........................................110Kindersloten.....................................24Kinderzitjes........................................18
Kinderzitjes voor verschillendegewichtscategorieën.......................19
Kleine lakschade repareren.........170Klimaatregeling................................85
Werking.................................................85Klok..................................................103Koplampen afstellen.......................58
Auto's met Xenon lampen.................58Koplamphoogte afstellen..............59Koplampsproeiers..........................54Kort overzicht.....................................7
MMeters...............................................77
Brandstofmeter....................................78Informatiedisplay..................................78Kilometerteller en dagteller................78Koelvloeistoftemperatuurmeter........77Toerenteller...........................................78
Mistachterlichten.............................58Motor uitschakelen.......................109
Uitvoeringen met eendieselmotor.....................................109
Motorkoelvloeistofcontroleren...................................163
204
Index
Motornummer...............................185Duratec-HE/SCi..................................185Duratec-VE/ST...................................185Duratorq-TDDi/TDCi Turbodiesel.....185
Motorolie controleren....................161Motorolie bijvullen..............................163Motorolie verversen..........................163Motorolievuldop.................................163
Motorstartblokkering......................43Werking.................................................43
NNaderingsverlichting........................71Niveauregeling...............................133
Werking................................................133Nooduitrusting...............................145
OOnderbrekingsschakelaar
brandstoftoevoer........................146Uitvoeringen met een Duratec
motor................................................146Onderdelen en accessoires............6Onderhoud van de accu...............171Onderhoud.....................................156
Algemene informatie.........................156Technische specificatie.....................166
Opbergruimtes..............................105Brillenhouder.......................................105Cassette- en CD-vak........................105
Over deze handleiding.....................5Overzicht motorruimte.................157
Duratec-HE/SCi..................................157Duratec-VE.........................................158Duratec-VE/ST V6.............................159Duratorq-TDDi/-TDCi
Turbodiesel......................................160
Overzicht van symbolen..................5Waarschuwingssymbolen in dit
instructieboekje..................................5Waarschuwingssymbolen op uw
auto......................................................6
PParkeerhulp....................................134
Werking................................................134Parkeerrem....................................128
Alle uitvoeringen.................................128Plaatsen zekeringenhouders......148
Centrale zekeringenkast...................148Extra zekeringenkast........................148
Plaatsing van kinderzitjes...............20Programmeren van de
afstandsbediening........................33Ontgrendelfunctie opnieuw
programmeren.................................34
RReinigen van binnenzijde
auto................................................170Veiligheidsgordels..............................170
Reinigen van buitenzijde auto.....169Achterruit reinigen..............................169Koplampen reinigen..........................169Onderhoud van de lak......................169
Remmen.........................................127Werking................................................127
Richtingaanwijzers...........................61Ruiten en spiegels...........................72Ruitensproeiervloeistof
controleren...................................166Ruitensproeiers..................................166
Ruitenwisserbladencontroleren....................................54
Ruitenwisserbladenvervangen......................................55
205
Index
Ruitenwissers enruitensproeiers...............................51
SSleeppunten...................................153Sleutels en afstandsbediening......33Sloten................................................36Snelheidsregeling (cruise
control)..........................................135Werking................................................135
Specificatie-overzichtzekeringen...................................149Centrale zekeringenkast...................150Extra zekeringenkast........................150Symbolen in de zekeringenkast......150
Spraaksturing..................................50Staat na een aanrijding.................146Stabiliteitsregeling..........................130
Werking................................................130Stoelen..............................................96Stuurbekrachtigingsvloeistof
controleren...................................165Stuurwiel afstellen...........................48Stuurwiel...........................................48
TTanken..............................................111Tankklep...........................................111Technische specificaties..............186
Technische specificatie.....................186Tips voor het rijden........................144Tips voor rijden met ABS..............128Transport van de auto..................154
Uitvoeringen met automatischetransmissie......................................154
Transport.........................................137Algemene informatie.........................137
Trekken van een aanhanger.......140Steile hellingen....................................140
Tripcomputer...................................83Actieradius............................................84Buitentemperatuur..............................84Gemiddeld brandstofverbruik...........84Gemiddelde snelheid..........................84Info toets...............................................83Momentaan brandstofverbruik.........84Terugstelknop......................................83
Typegoedkeuring..........................196
VVeiligheidsgordels vastmaken......30Veiligheidsmaatregelen.................110Veiligheidsuitrusting voor
kinderen..........................................18Velgen en banden.........................173
Technische specificatie.....................180Ventilatieroosters............................86Vergrendelen en
ontgrendelen.................................36Achterklep............................................36Centrale en dubbele
vergrendeling....................................37Portieren...............................................36
Verlichtingsbediening.....................56Automatisch in-/uitschakelde
verlichting..........................................56Grootlicht/ dimlicht..............................57Lichtsignaal...........................................57Parkeerlichten......................................56
Verlichting.........................................56Versnellingsbak/transmissie.........117Verwarmde ruiten en spiegels.......91
Verwarmbare buitenspiegels............92Verwarmbare ruiten.............................91
Verwarmde stoelen.......................101Aanbevolen instellingen.....................101
Verzorging van banden................179Bandenspanning................................179
Verzorging van de auto................169
206
Index
Voertuigidentificatienummer(VIN)...............................................185
Voertuigidentificatieplaatje...........185Voertuigidentificatie.......................185Voorruitsproeiers afstellen.............54Voorruitsproeiers............................52Voorruitwissers.................................51
Automatisch wissen.............................51Wissen met intervallen.........................51
Voorste mistlampen.......................57
WWaarschuwings- en
indicatielampen.............................78Controlelamp 'Vorst'...........................80Controlelamp ABS...............................79Controlelamp airbag............................79Controlelamp grootlicht......................81Controlelamp koplampen..................80Controlelamp laadstoom...................80Controlelamp laag
brandstofniveau................................81Controlelamp laag peil
ruitensproeiervloeistof.....................81Controlelamp motor...........................80Controlelamp niet goed gesloten
portieren............................................80Controlelamp oliedruk.........................81Controlelamp olieverversen...............81Controlelamp remsysteem................79Controlelamp richtingaanwijzers.......79Controlelamp stabiliteitsregeling
(ESP)...................................................81Controlelamp voorgloeien.................80Controlelampen remsysteem en
ABS.....................................................79Herinneringssysteem
veiligheidsgordel...............................81Waarschuwingsknipperlichten.....60Waarschuwingslamp
airbagsysteem..............................32
Waarschuwingssignaalveiligheidsgordel...........................29Herinneringssysteem
uitschakelen......................................30
ZZekeringen.....................................148Zitverhogers.....................................21
Geïntegreerde zitverhoger.................21Vario kinderveiligheidszitje..................23
Zonnekleppen................................103
207
Index
208
6S7J-19
A321-ACA(C
G3369nl)