lezing confrontaties nl/b - deburen

11
Van mijn negende tot mijn achttiende hield ik een dagboek bij, negen schriften schreef ik vol. Onlangs herlas ik ze, voor het eerst. Confronterend natuurlijk, soms verrassend, soms ook niet. Zo was ik bijvoorbeeld niet vergeten dat ik als kind een uitgesproken fan was van Nederland en Nederlanders. De VPRO kinderprogramma’s waren een verademing. Het verschil tussen ‘Theo en Thea’ enerzijds en ‘Superliegebeest’ anderzijds, kon niet groter zijn. Soms praatte ik ‘Hollands’ om mensen aan het lachen te maken, men vond dat ik dat goed kon. Dat mijn ouders Nederlanders geregeld arrogant noemden, beschouwde ik als een van hun grootste gebreken. Op school had ik, naast een Marrokkaanse vriendin, ook een (ingeweken) Nederlandse vriendin en ik correspondeerde met een erg aardige Nederlandse pennevriendin, Danielle Schols genaamd. Volgens het internet is zij nu bedrijfsleider bij Beatrix Port Services B.V. in Maastricht. Zij wees me wel eens op de verschillen in onze spraakkunst en woordenschat. Zo schreef zij dat ze het erg grappig vond dat ik ‘Het is mijn verjaardag’ schreef, terwijl het in Nederland ‘Ik heb verjaardag’ is. Ik heb jaren gedacht dat ze gelijk moest hebben. Ik las Nederlandse kinderboeken, die in mijn geschriften volstrekt on- Vlaamse sporen achterlieten. ‘Lef heb-ie wel!’ kraste ik op een gegeven moment zelfs in het papier. En ook gebruik ik het woord ‘hartstikke’, waarvan ik intussen gruw, vooral als ik het in vertalingen van het werk van Nobelprijswinnaars moet lezen. ‘Hartstikke’ zal voor mij

Upload: jacoba-de-boer

Post on 21-Mar-2016

212 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

Lezing door Annelies Verbeke op vrijdag 14 december tijdens Confrontaties

TRANSCRIPT

Page 1: Lezing Confrontaties NL/B - deBuren

Van mijn negende tot mijn achttiende hield ik een dagboek bij, negen schriften

schreef ik vol. Onlangs herlas ik ze, voor het eerst. Confronterend natuurlijk,

soms verrassend, soms ook niet. Zo was ik bijvoorbeeld niet vergeten dat ik als

kind een uitgesproken fan was van Nederland en Nederlanders. De VPRO

kinderprogramma’s waren een verademing. Het verschil tussen ‘Theo en Thea’

enerzijds en ‘Superliegebeest’ anderzijds, kon niet groter zijn. Soms praatte ik

‘Hollands’ om mensen aan het lachen te maken, men vond dat ik dat goed kon.

Dat mijn ouders Nederlanders geregeld arrogant noemden, beschouwde ik als

een van hun grootste gebreken. Op school had ik, naast een Marrokkaanse

vriendin, ook een (ingeweken) Nederlandse vriendin en ik correspondeerde met

een erg aardige Nederlandse pennevriendin, Danielle Schols genaamd. Volgens

het internet is zij nu bedrijfsleider bij Beatrix Port Services B.V. in Maastricht. Zij

wees me wel eens op de verschillen in onze spraakkunst en woordenschat. Zo

schreef zij dat ze het erg grappig vond dat ik ‘Het is mijn verjaardag’ schreef,

terwijl het in Nederland ‘Ik heb verjaardag’ is. Ik heb jaren gedacht dat ze gelijk

moest hebben. Ik las Nederlandse kinderboeken, die in mijn geschriften volstrekt

on-Vlaamse sporen achterlieten. ‘Lef heb-ie wel!’ kraste ik op een gegeven

moment zelfs in het papier. En ook gebruik ik het woord ‘hartstikke’, waarvan ik

intussen gruw, vooral als ik het in vertalingen van het werk van

Nobelprijswinnaars moet lezen. ‘Hartstikke’ zal voor mij altijd verbonden blijven

met bakvissen. Het wordt uitgesproken door een mond met een beugel.

Zo lang ik mij kan herinneren, was Nederland aanwezig, vooral via de televisie.

Ook mijn Nederland-kritische ouders waren wild van Van Kooten en De Bie en

Adriaan Van Dis, die weliswaar tegelijk hoogst arrogant werd bevonden en

spottend door mijn vader werd geïmmiteerd, waarbij het woord ‘schrijver’

‘srijver’ werd. Hoewel we ons nauw bij Brussel betrokken voelden – we woonden

er een tijd en ik ging er naar school - keken we weinig franstalige Belgische

televisie en lazen we geen boeken van franstalige Belgische auteurs. Geen haar

op onze hoofden – tenminste niet binnen ons gezin - dat er echter iets voor zou

voelen het zuiden van het land te verlaten en een deel van Nederland te worden.

Want Nederland bleef toch duidelijk buitenland.

‘Het is toch echt een andere mentaliteit’, verzucht menig Vlaming na een bezoek

aan de noorderburen. Ter illustratie wordt dan vaak aangehaald dat je in

Page 2: Lezing Confrontaties NL/B - deBuren

Nederland wordt uitgenodigd voor een lunch met brood en karnemelk. Vooral

die karnemelk kan er bij een Belg, letterlijk en figuurlijk, niet in. En ook de

Nederlanders die zich erover uitspreken, in de bijzonder vriendelijke uitnodiging

voor deze lezing nog, verbazen zich over de grote verschillen tussen twee landen

die een taal delen.

Al is die gedeelde taal niet iedereen in even grote mate opgevallen. Vorig jaar liep

ik door de foyer van een zaal in Nederland waar ik uit mijn werk had

voorgelezen. Mijn gezicht deed pijn van het glimlachen. Mensen beweerden dat

het goed was en ik zei ‘dank u, dank u’ en ik meende dat, maar vroeg me af of ik

al weg mocht. Een vrouw kwam heel dicht bij me staan. ‘Gefeliciteerd!’

schreeuwde ze. ‘Dank u’, zei ik. Ze bleef me minzaam aankijken en vroeg: ‘U bent

Belgische?’ Ik beaamde. En zij articuleerde: ‘U spreekt heel goed Nederlands.’

De vrouw bedoelde dat als een compliment. Dat haar opmerking beledigend zou

kunnen overkomen, was wellicht niet bij haar opgekomen. Zij ging er namelijk

van uit dat ik, wanneer ik niet op een podium stond, ‘Vlaams’ sprak. Maar

Vlaams, beste mensen, is hoogstens een tussentaal, geen taal. Een ‘tussentaal’,

voor wie dat niet weet, is de in Van Dale opgenomen benaming voor een taal die

een brugfunctie heeft tussen twee andere talen, hier dus tussen Vlaamse

dialecten en Standaard Nederlands. Nog eerder is wat men vandaag met ‘Vlaams’

zou aanduiden een verzamelnaam voor alle tussentalen die in Vlaanderen

worden gesproken, en die in West-Vlaanderen en Antwerpen zeer verschillend

klinken. En nu ik toch aan het verduidelijken sla: het is niet nodig een Vlaming te

vragen of je ‘jij’ mag zeggen. Het woord ‘uw’ dat de meeste Vlamingen in de

dagelijkse omgang gebruiken, zoals in ‘uw boek’, ‘uw computer’, heeft niets met

een beleefdheidsvorm te maken, het is slechts een bezittelijk voornaamwoord.

Het persoonlijk voornaamwoord als onderwerp onder dezelfde omstandigheden

is ‘gij’ / 'ge', als in: ‘Hebt gij uw boek bij?’ of 'Ge komt juist op tijd.' Ook ‘u’ wordt

in informele situaties gebruikt, en dit als persoonlijke voornaamwoord als

voorwerp: ‘Hij heeft u gebeld.’  Of als wederkerig voornaamwoord: 'Ge vraagt u

af hoe lang dat nog gaat duren.’ Dit alles neemt uiteraard niet weg dat Vlamingen,

net als Nederlanders, in formele situaties ook de beleefdheidsvorm ‘u’ gebruiken.

En dat er over het begrip ‘formele situatie’ meningsverschillen kunnen bestaan.

Page 3: Lezing Confrontaties NL/B - deBuren

Weinig schrijvers van mijn generatie zijn geïnteresseerd in het schrijven van

‘Vlaams’, al is Dimitri Verhulst, die in Nederland toch populair is, daar misschien

ten dele een uitzondering op. Ten dele, want zijn ‘Vlaams’ is toch heel wat anders

dan dat van Louis Paul Boon. Ik blijf een bewonderaar van Boon, maar dat neemt

niet weg dat ik, toen ik dit jaar De Kappelekesbaan herlas, moeite had met zijn

Vlaams, waarvan een aantal woorden en uitdrukkingen ook voor mij totaal

onbegrijpelijk waren. Vreemd genoeg leek ik hier bij een eerste lezing, een half

leven geleden, geen problemen mee te hebben.

De meeste auteurs van vandaag beschouwen het Standaard Nederlands als de

taal waarin je schrijft, en die je in meer formele situaties ook hoort te spreken.

Wat dat laatste betreft, beschouw ik mezelf niet als een goed voorbeeld, schrijven

en voorlezen liggen me hoe dan ook beter dan spreken. Dat ik in de VPRO-reeks

Het België van werd ondertiteld, vond ik op zich geen probleem. Vlamingen

ondertitelen Nederlanders trouwens ook, wat volgens mij meer met een oog om

oog, tand om tand principe dan met een werkelijk verstaanbaarheidsprobleem te

maken heeft.

Toen NRC Handelsblad enkele jaren geleden met de kop ‘De Belgen zijn Beter’

kwam, beschouwde ik dat in de eerste plaats als een teken van erkenning.

Auteurs uit Vlaanderen werden gezien. Er werd ons een grotere originaliteit en

taalvirtuositeit toegedicht dan onze Nederlandse collega’s. Natuurlijk moesten

daar in Nederland en Vlaanderen boze opiniestukken en polemieken op volgen.

Ik vind het moeilijk me eenduidig over de kwestie uit te spreken. Er bestaat werk

van zowel Nederlandse als Vlaamse collega’s dat ik graag lees. Ik vind het geen

goed idee auteurs uit hetzelfde taalgebied in een goed en minder goed kamp te

verdelen, waarbij verschillen in kwaliteit met landsgrenzen samenvloeien. Veel

Nederlandse auteurs verdienen deze belediging niet. En misschien klinkt in het

applaus voor Vlaamse auteurs iets van verrassing door: die hoge kwaliteit had

men niet van hen verwacht.

Volgens mij zijn de meeste Vlaamse auteurs onderling met totaal andere zaken

bezig. Dat zou de originaliteit en afkeer van eenvormigheid die ‘ons’ wordt

toegedicht verklaren, maar maakt het tegelijk moeilijk over ‘de’ Vlaamse auteur

te spreken. De opgemerkte taalvirtuositeit zou kunnen schuilen in het feit dat de

meeste Vlaamse auteurs spreektaal en schrijftaal als twee verschillende

Page 4: Lezing Confrontaties NL/B - deBuren

systemen beschouwen en dus misschien meer moeite moeten doen bij het

schrijven. Of dit voor Nederlandse auteurs volstrekt niet zo is, zou ik dan weer

niet durven te beweren.

In feite hoop ik dat het de laatste keer is dat ik iets over deze kwestie heb gezegd.

Het probleem van het hokjesdenken is dat wanneer dit denken niet eindigt in

een conflict, het op zijn minst tot doel heeft een eenzijdig verhaal te vertellen.

Eenzijdige verhalen zijn de minst interessante. Ik wens mij er dan ook niet meer

mee bezig te houden.

Literatuur is een internationaal gegeven. Ik heb de laatste jaren veel

inspanningen geleverd om deze gedachte naar buiten te brengen. Ik hoef dat niet

alleen te doen. De beste strijdmakker vond ik in mijn Nederlandse collega

Sanneke van Hassel, met wie ik naast een liefde voor dit internationaal

verbindende aspekt, een liefde voor korte verhalen deel. Onze samenwerking

resulteerde dit jaar in de bloemlezing NAAR DE STAD, met 40 internationale,

21ste eeuwse korte verhalen die zich afspelen in grote steden.

Ook met het Rotterdamse acteursgezelschap Wunderbaum was het heerlijk

samenwerken. Ik weet niet of mijn samenwerkingen met Nederlanders zoveel

talrijker zijn geweest dan bij de meeste van mijn Vlaamse collega’s. Ik hoor vaak

dat Nederland en Vlaanderen cultureel steeds minder met elkaar te maken

willen hebben. Zelf ben ik bezorgd over het uitblijven van recensies voor mijn

laatste boek in de twee grootste Nederlandse kranten, waarvan ik een trouwens

zes en een half jaar lang van columns voorzag. Toch komen die samenwerkingen

met de Nederlandse artistieke wereld in mijn eigen leven dus vaak voor, en hoor

ik evengoed dat Peter Terrin het nieuwe boek van Tommy Wieringa gaat

inleiden op diens boekpresentatie en weet ik dat Christophe Vekeman en Ernest

van der Kwast een vriendschap onderhouden. De verhalen lijken me ook hier

niet eenduidig.

En ja, we waren allemaal geschrokken toen een boef als Geert Wilders goed bleek

te scoren bij een Nederlands publiek. Maar al wat daarmee uiteindelijk wordt

beklemtoond, is niet dat ‘ons’ geliefde Nederland, dat van Theo en Thea en Van

Kooten en De Bie, niet bestaat, maar dat het niet het enige Nederland is. Prinses

Maxima’s stelling dat dé Nederlander niet bestaat, is geen oordeel of provocatie,

het is een wetenschappelijk vast te stellen feit.

Page 5: Lezing Confrontaties NL/B - deBuren

Wat me aansluitend al een aantal keren heeft gestoord bij het bezoeken van

Nederland, is als een Belg, dé Belg, behandeld te worden. Ooit ben ik woest

geworden op een corrector bij een Nederlands literair tijdschrift die mijn taal

had teruggebracht tot een abominabel Nederlands, door er allerlei Noord-

Nederlandse tussenvoegsels als ‘zeg maar’ aan toe te voegen, er vast van

overtuigd dat een Vlaming verbeterd diende te worden. Toen heb ik me dus

gebelgd getoond! Aansluitend en ter verdere illustratie van dat ‘als Belg

behandeld worden’, deze keer buiten mijn beroepsomgeving, lees ik nu een korte

column die ik ooit voor NRC Handelsblad schreef.

‘Hallo, wilt u iets eten?’

‘Twee pannenkoeken met stroop, alstublieft.’

‘Two pancakes with...’

‘SsstrrrroooooP’, articuleer ik.

De serveerster kijkt over mijn schouder naar het woord ‘stroop’ boven mijn

vinger.

‘Syrup’, zegt ze en ik ben er zeker van dat ze ‘stroop’ opschrijft.

Mocht ik deze situatie niet eerder hebben ondergaan, dan zou ik eerst denken

dat de serveerster een buitenlandse studente is die tijdelijk in een Amsterdams

etablissement werkt, en wat Nederlands betreft tot dusver enkel de zin ‘Hallo,

wilt u iets eten?’ onder de knie heeft gekregen. Om haar tegemoet te komen, zou

ik zelf overgaan op het Engels. Wanneer ik haar even later in vlot Amsterdams

met een andere serveerster zou horen praten, zou ik mij in eerste instantie

verward voelen. Daarna zou ik inzien dat het mens Engels met mij praatte omdat

ik een Belgisch accent heb. ‘Nou JA!’ zou ik heel on-Belgisch denken.

Het is echter niet voor het eerst dat dit gebeurt. Meestal zijn het Amsterdammers

die Engels met me beginnen te praten, maar het is me ook al in andere

Nederlandse steden overkomen. Mijn tijdelijke gesprekspartner kiest er soms na

enkele zinnen in het Nederlands voor om naar het Engels over te gaan. Zelf blijf

ik steeds consequent Nederlands praten. Het is niet dat men mij niet verstaat.

‘En een warme chocolademelk’, voeg ik dit keer gelaten aan mij bestelling toe.

‘One?’

‘Ja, één.’

Page 6: Lezing Confrontaties NL/B - deBuren

‘And for you?’

Mijn verbolgen tafelgenoot wordt aangestaard.

‘Niets, dank u.’

‘One. Hot. Chocolate. Milk’, schrijft het meisje hardop voor ze zich omdraait.

Tafelgenoot en ik kijken naar elkaar en zuchten met verwrongen glimlachjes.

‘Ik kan er niet tegen’, zegt hij.

Ik ook niet, maar wat doe je eraan? What can you do? Stel je een poging voor om

voor jezelf op te komen:

‘Waarom praat u Engels met mij?’

‘Because of your Belgian accent.’

‘Ja, maar u verstaat mij toch?’

‘Yes, perfectly well!’

‘Vindt u dat dan niet een beetje vernederend?’

‘Yes, indeed, very humiliating, I’m terribly sorry!’

Ach, ik heb er mij mee verzoend. Al schrijf ik er mogelijk ooit nog een stukje over.

Kunst is in staat ons grenzen te laten overschreiden, ons te verheffen boven alle

invullingen waarmee een individu kan worden vastgelegd, kan worden beperkt,

kan worden lamgeslagen. Daar kan geen glas karnemelk tegenop. Misschien

hebben we voor die verheffing zelfs geen kunst nodig, is leven genoeg. Ik wens

niet gevangen te worden met begrippen als Belg, Vlaming, vrouw. Mijn collega

Oscar van den Boogaard – een Nederlander die in België woont – sprak naar

aanleiding van een dag van de vrouw en een apart boekenrek voor

‘homoseksuele literatuur’ ooit over de noodzaak aan een ‘dag van de mens’. Ik

ben er ook een groot voorstander van.

In mijn laatste boek – VERONDERSTELLINGEN – is de titel ook het thema. Het is

een boek over hoe mensen steeds meer denken te weten dan ze weten. De

personages laten zich vangen door veronderstellingen over zichzelf en over

anderen, of ze trachten zich met alle macht aan de rollen en vakjes te onttrekken.

Ze blijven alleen achter met aannames die wel gegrond blijken of raken verstrikt

in de gedachte dat de andere denkt dat zij denken… Een enkeling weet aan het

kluwen te ontsnappen. Zo’n enkeling wil ik zijn.

Page 7: Lezing Confrontaties NL/B - deBuren

Graag besluit ik deze lezing met een citaat uit een non-fictie werk dat mijn ideeën

over het thema sterk heeft bevestigd: De Zwarte Zwaan. De impact van het hoogst

onwaarschijnlijke van Nassim Nicholas Taleb. Samen met Ons feilbare denken van

Daniel Khaneman vormde het een overtuigende ondersteuning voor mijn laatste

boek. Dit is wat Taleb over nationaliteit te vertellen heeft:

‘Bij het ontbreken van andere informatie over een persoon die je ontmoet, heb je

de neiging terug te vallen op zijn of haar nationaliteit of achtergrond als saillante

eigenschappen. (...) Iemands nationaliteit is een kapstok om een prachtig verhaal

aan op te hangen en komt tegemoet aan je verlangen om dingen causaal te

verklaren. Het is als het ware een stortplaats van allerlei verklaringen, totdat je

op een betere verklaring stuit (…) Mensen zijn dan ook geneigd zich voor de gek

te houden met hun zelfbedachte verhalen over ‘nationale identiteit’, waarvan

vijfenzestig auteurs in een baanbrekend artikel in Science hebben aangetoond

dat het een compleet fictief bedenksel is. (‘Nationale trekken’ komen misschien

goed van pas in films en oorlogstijd, maar het zijn platonische noties die geen

empirische geldigheid bezitten …)’