onderzoek naar de kwaliteit van slaap in vzw stijn · 4 nacht wordt de rem slaap langer en worden...
TRANSCRIPT
Onderzoek naar de kwaliteit van slaap in vzw Stijn
Onderzoeker: Leen Vanermen
2009
1
Inhoudsopgave
1. Slaap ....................................................................................................................................... 3
1.1. De definitie van slaap ...................................................................................................... 3
1.2. De fasen van de slaap ...................................................................................................... 3
1.3. Functie van de slaap ........................................................................................................ 4
1.4. Slaapbeïnvloedende elementen ....................................................................................... 4
1.5. Slaapstoornissen .............................................................................................................. 6
2. Slaap bij personen met een handicap ................................................................................. 7
2.1. Slaapbeïnvloedende factoren bij personen met een handicap ......................................... 7
2.2. Omgang met slaapstoornissen bij personen met een verstandelijke handicap ................ 8
3. Registreren van slaap ....................................................................................................... 10
4. Slaap in vzw Stijn ............................................................................................................. 11
5. Gegevens voor analyse ..................................................................................................... 11
6. Afhankelijke variabelen ................................................................................................... 12
7. Onafhankelijke variabelen ................................................................................................ 12
8. Resultaten: beschrijvende statistiek ................................................................................. 13
8.1. Afhankelijke variabelen ................................................................................................ 13
8.1.1 Eigen analyse ........................................................................................................... 13
8.1.2. Vergelijking met vroegere resultaten ..................................................................... 21
8.2. Onafhankelijke variabelen ............................................................................................. 21
9. Resultaten: analytische statistiek ...................................................................................... 39
9.1. Enkelvoudige variatieanalyse ........................................................................................ 39
9.1.1. Parametrische testen ............................................................................................... 40
9.1.2. Nonparametrische testen ........................................................................................ 69
9.2. Meervoudige variatieanalyse ......................................................................................... 97
9.2.1. Model ..................................................................................................................... 97
9.2.2. Resultaten analyses ................................................................................................ 98
9.3. Multivariate variatieanalyse ........................................................................................ 115
9.3.1. Model ................................................................................................................... 115
9.3.2. Resultaten ............................................................................................................. 115
10. FAQ .................................................................................................................................. 122
10.1. Hoe is het gesteld met de slaapkwaliteit in vzw Stijn? ............................................. 122
10.2. Welke soorten slaapproblemen zijn er en hoe kan de nachtdienst deze (helpen)
opsporen? ........................................................................................................................... 128
10.3. Welke behandelingen voor slaapproblemen bestaan er? ........................................... 130
10.4. Hoe is het gesteld met interventies tijdens de nacht? Worden onze zorggebruikers
vaak gestoord en wat is de invloed van deze verstoring tijdens de nacht? ........................ 131
10.5. Hoe wordt de slaap subjectief beoordeeld? ............................................................... 133
10.6. Is er een verschil te zien in slaapproblemen tussen diverse subgroepen? Zowel op vlak
van verstandelijk niveau, als motorische handicap, als erfelijke aandoening. ................... 134
10.7. Is er een verband tussen het uur van slapen gaan en slaapproblemen? ..................... 142
10.8. Wat is het verband tussen slaapproblemen en gedragsproblemen? .......................... 143
10.9. Wat is het verband tussen de kwaliteit van slaap en medicatiegebruik of de medische
toestand in het algemeen?................................................................................................... 144
10.10. Is er een verband tussen kwaliteit van slaap en epilepsie? ...................................... 152
10.11. Is er een verband tussen kwaliteit van slaap en leeftijd? ......................................... 155
10.12. Is er een verband tussen kwaliteit van slaap en vrijheidsbeperkende maatregelen? 156
10.13. Is er een verband tussen kwaliteit van slaap en orthopedische hulpmiddelen? ...... 157
11. Besluit ............................................................................................................................... 160
11.1. Belangrijkste resultaten samengevat ......................................................................... 160
2
11.2. Aanbevelingen naar de praktijk ................................................................................. 161
11.3. Suggesties voor verder onderzoek ............................................................................. 161
Referenties .............................................................................................................................. 163
Bijlagen .................................................................................................................................. 165
3
1. Slaap Slapen is belangrijk, dat weet iedereen uit eigen ervaring. De meeste mensen brengen bijna
een derde van hun leven al slapend door. Wat is slapen en waarom doen we het?
1.1. De definitie van slaap
Vroeger dacht men dat tijdens de slaap de hersenen op ‘uit’ geschakeld zijn, waarna ze ’s
morgens weer op ‘aan’ gezet worden. Niets is echter minder waar, de slaap is geen periode
van inactiviteit, maar wel één waarbij de hersenen een andere activiteit hebben dan overdag.
’s Nachts verwerken we de informatie we overdag opgedaan hebben en herstelt het lichaam
van de zware fysieke inspanningen die overdag geleverd zijn. Slapen kan gezien worden als
het gevolg van waken. Hoe langer iemand wakker is, hoe groter de slaapdruk wordt, zodat
deze uiteindelijk niet meer kan tegengehouden worden en men zonder meer in slaap valt. Men
bouwt met andere woorden een slaapschuld op, die enkel terug kan afgebouwd worden door
te slapen. Dit geldt ook omgekeerd: hoe langer iemand slaapt, hoe groter de neiging is om
wakker te worden (Pinxten, 1996)
1.2. De fasen van de slaap
Om te bestuderen hoe de slaap er nu eigenlijk uit ziet wordt vaak gebruik gemaakt van de
registratie van de activiteit van de hersenen, ogen en spieren tijdens het slapen. Hierdoor kan
gezien worden dat in één nacht ongeveer vijf maal dezelfde cyclus van vijf opeenvolgende
slaapstadia doorlopen wordt. Deze stadia worden allemaal gekenmerkt door een eigen patroon
van hersengolven en spiertonus. De eerste vier fasen worden samen de non-REM slaap
genoemd, de vijfde fase de REM slaap. REM staat voor ‘Rapid Eye Movement’, dit zijn de
snelle bewegingen van de oogbol die dit stadium kenmerken. (Pinxten, 1996)
Zoals hierboven duidelijk wordt, kan de non-REM slaap nog onderverdeeld worden in 4
stadia.
Stadium 1: dit is een fase die optreedt tijdens het inslapen of bij de overgang van de REM-
naar de non-REM slaap. Deze fase kan soms gepaard gaan met vluchtige visuele hallucinaties.
Doordat de spieren zich ontspannen, kan je het gevoel hebben alsof je valt, waardoor je plots
wakker schrikt. In deze eerste fase, de sluimerfase, neemt men een tragere, regelmatige
hartslag waar en lichtere ademhaling. Deze fase kan 10 seconden tot 10 minuten duren
(Hermans et al., 2006).
Stadium 2: Dit is een overgangsstadium tussen de lichte en de diepe non-REM slaap. De duur
alsook het al dan niet voorkomen van dit stadium verschilt van mens tot mens. Bij kortslapers
wordt dit stadium niet teruggevonden.
Stadium 3: Na ongeveer 30 minuten slapen, wordt de slaap dieper en zitten we in fase 3.
Tijdens deze fase zijn we afgesloten van de buitenwereld, blind en doof voor de meeste
uitwendige prikkels. Fase 3 duurt slechts enkele minuten en ruimt dan plaats voor fase 4.
Stadium 4: De slaap heeft nu zijn diepste punt bereikt. De ademhaling is traag en regelmatig,
de hartslag is vertraagd, de bloeddruk is gedaald en de spieractiviteit bereikt een dieptepunt
(Pinxten, 1996).
REM slaap of stadium 5: Na ongeveer 90 minuten treedt de REM slaap op. Deze fase duurt
ongeveer 10 tot 20 minuten. Eén van de belangrijkste kenmerken van dit stadium zijn de
snelle oogbewegingen. Er is ook een stijging van de hartslag, de ademhaling wordt
onregelmatiger en sneller. De hersenactiviteit doet denken aan een waaktoestand. In deze fase
komen dromen voor. De eerste REM slaap duurt ongeveer 5 tot 10 minuten. Gedurende de
4
nacht wordt de REM slaap langer en worden fase 1 en 2 van de non-REM slaap al eens
overgeslagen.
Zoals gezegd herhaalt deze cyclus van slaap zich voortdurend tijdens de nacht. Om de 90 à
110 minuten start een nieuwe cyclus.
Omdat onze behoefte aan slaap heel verschillend is, is de aanduiding van een precies geldende
slaapduur voor de ganse bevolking niet mogelijk. Slaap is een zeer individueel gegeven. Het
is niet de absolute duur van de slaap die doorslaggevend is voor de subjectieve of objectieve
mate van uitgerustheid, maar het aantal en de volgorde van de slaapstadia en de afwisseling
tussen de fasen van diepe en lichte slaap. Deze factoren maken dat u uitgeslapen of uitgeput
wakker wordt (Hermans et al., 2006). Gemiddeld gezien is de totale slaapduur bij volwassen
mensen ongeveer 7 tot 8 uur. Het aandeel van de diepe slaap bedraagt ongeveer 20%, het
aandeel van de REM slaap 25% en het aandeel van de lichte slaap 50% van de totale
slaapperiode. Er zijn grote inter-individuele verschillen met betrekking tot de duur van de
slaap. Er zijn kortslapers die aan vijf tot zes uur genoeg hebben en langslapers die aan 10 uur
slaap nog niet genoeg hebben (Coenen & Kerkhof, 2001).
1.3. Functie van de slaap
Slaap wordt over het algemeen gezien als een periode van rust en herstel, waaraan we ons op
regelmatige basis overgeven in de hoop na enige tijd voldoende uitgerust te zijn om weer aan
de slag te kunnen.
Tijdens de diepe slaap staat enerzijds het uitrusten voorop. Het lichaam ontspant zich volledig
zodat het fysiek kan uitrusten. Hoe meer energie er overdag besteed wordt, des te meer diepe
slaap de erop volgende slaapperiode bevat. Het herstel van lichamelijke processen is een
tweede functie van de diepe slaap. De diepe slaap lijkt de activiteit van het immuunsysteem te
stimuleren, zodanig dat de afweermechanismen en herstelprocessen versterkt worden (Coenen
& Kerkhof, 2001).
In de REM slaap wordt alle informatie verwerkt die we overdag hebben opgedaan. De
relevante informatie wordt uitgezeefd, in het geheugen opgeslaan en het overtollige wordt
verwijderd. De slaap heeft zo ook een rol in het geheugen (Pinxten, 1996). In deze fase
hebben we ook de meeste van onze dromen. ’s Nachts worden er emotionele situaties van
overdag verwerkt en nog eens herbeleefd door het onderbewuste (Hermans et al., 2006).
1.4. Slaapbeïnvloedende elementen
(Idzikowki, 2000)
Er zijn een aantal elementen die de slaap kunnen beïnvloeden:
-erfelijke factoren: je kan van nature een lang of een kortslaper zijn, een ochtend of een
avondmens. Ook de diepte van de slaap is erfelijk bepaald.
-aangeleerd als kind: slapen is een geconditioneerd proces. Het is aangewezen om een routine
in te bouwen voor het naar bed gaan en inslapen. Het is eveneens belangrijk dat het kind geen
angstgevoelens heeft. Een veilig gevoel verkort de inslaapperiode.
-gewoonten: verschillende gewoontes in ons dagelijks leven kunnen de slaap beïnvloeden:
-dieet: te zwaar zijn kan ademhalingsproblemen met zich meebrengen. Deze
ademhalingsstoornissen kunnen de slaap onderbreken en dus tot slaperigheid overdag
leiden.
-medicijnen
5
-lichaamsoefeningen: een inspanning overdag maakt je ’s avonds fysiek moe, dit leidt
tot een verbeterde (in)slaap.
-roken: nicotine werkt stimulerend op de hersenen en is dus slaapinhiberend. Nicotine
kan ook ademhalingsproblemen veroorzaken.
-alcohol: een kleine hoeveelheid alcohol kan slaapbevorderend werken, maar grotere
hoeveelheden verstoren de nachtrust. Bij overmatig drinken wordt de REM slaap
verstoord. Er komen dan angstdromen voor, men wordt vaak wakker en er is meer
lichaamsbeweging tijdens de slaap.
-cafeïne: cafeïne verhoogt de alertheid en werkt slaapverstorend. Aangezien de
maximale uitwerking van cafeïne 1 tot 4 uur is, kan een kop koffie het inslapen
beletten. Hiernaast heeft het ook een negatief effect op de diepte van de slaap.
-bedtijdroutines: het opbouwen van een routine levert voorspelbaarheid. Op deze
manier kan je lichaam zich voorbereiden op het slapen gaan. Elke nacht wordt je
biologische klok gelijkgezet op de slaapwaakcyclus. Zelfs kleine veranderingen
kunnen een negatief effect veroorzaken.
-omgevingsfactoren:
-slaapkamer en slaapkamertemperatuur: een goede slaapkamer temperatuur is tussen
de 15 en 20°C, afhankelijk van persoon tot persoon. Het is belangrijk om een
slaapkamer goed te ventileren. De slaapkamer moet een rustige plek zijn, die goed
geïsoleerd is en voldoende donker.
-lawaai: hoewel het gehoorvermogen vermindert wanneer je slaapt wordt de functie
niet volledig uitgeschakeld. Lawaai is vooral nefast voor de diepe slaap.
-bed en bedbenodigdheden: een goede, aangepaste matras, kussen, bedbodem, lakens
en slaapkledij is tevens van invloed op de slaapkwaliteit.
-persoonlijke gezondheid:
-hormonale toestand: het hormoon melatonine speelt een grote rol in de slaap. Dit
hormoon zorgt er namelijk voor dat je je bij het aanbreken van de avond slaperig
begint te voelen. Hierdoor volgt er een natuurlijk proces om in te slapen als we naar
bed gaan. Overdag wordt de aanmaak van melatonine afgeremd door het daglicht,
maar in de avonduren komt de productie terug op gang.
-leeftijd: de slaapduur en de onderlinge verhouding van de slaapfasen veranderen als
men ouder wordt. Zuigelingen slapen gemiddeld 18 uur per dag, na 6 maanden is dit al
maar 16 uur meer. Tijdens de vroege kinderjaren neemt de slaapduur nog verder af tot
een gemiddelde van ongeveer 8 uur op een leeftijd van 30 jaar. Op middelbare leeftijd
neemt de gemiddelde slaapduur af tot 7 uur per nacht. Ook de aard van de slaap
verandert, met meer lichte slaap.
-gewicht: een te zwaar gewicht kan voor ademhalingsproblemen zorgen, zo is er een
verhoogde kans op slaapapneu (kortdurende perioden van ademstilstand, gevold door
hevige snurkgeluiden).
-ziekte en andere ongemakken: depressie, snurken, slaapapnoe, restless legs
(onaangenaam, kriebelend, tintelend, jeukend gevoel in de onderbenen), bedplassen,
slaapwandelen, tanden knarsen, invloed van medicijnen
-sociale factoren:
-werkstress: arbeid verrichten kan heel wat stress met zich meebrengen. Deze stress
kan een goede nachtrust verstoren.
-ploegendienst: het werken in wisselende ploegen vraagt heel wat van lichaam en
geest. Het slaap-waaksysteem moet zich voortdurend aanpassen.
-familie:
-bedpartner
-kinderen
6
-aangeleerde factoren:
-bedgewoonten
-slaaphouding
1.5. Slaapstoornissen
Slaapproblemen komen vaak voor, maar het is van verschillende factoren afhankelijk of men
deze effectief ook classificeert als slaapstoornis. Deze factoren zijn vooral ernst en duur van
de problemen. Wat betreft de duur geldt de minimale duur van één maand. Voor de ernst is
niet enkel de aard en de omvang van de problemen van belang, maar ook de invloed op het
dagelijks functioneren van de persoon en zijn omgeving (Berden, 2001).
Slaapstoornissen worden onderverdeeld in twee grote categorieën, de secundaire en de
primaire slaapstoornis. Men hoort bij slaapstoornissen steeds in eerste instantie na te gaan of
er sprake is van een andere stoornis, van somatische of psychiatrische aard, of van
middelengebruik als oorzakelijke factor. Is dit het geval, dan is er sprake van een secundaire
slaapstoornis. Deze slaapstoornissen zullen wellicht verbeteren of verdwijnen bij behandeling
van de oorzakelijke factor.
Bij een primaire slaapstoornis is er sprake van een op zichzelf staande stoornis. In de primaire
stoornissen is er nog een verschil tussen de stoornissen in slaappatroon of de dyssomniën en
stoornis in het gedrag tijdens de slaap of de parasomnieën.
Er zijn verscheidene vormen van dyssomnie, waarbij steeds sprake is van in- en/of
doorslaapproblemen of voortijdig ontwaken. Onder dyssomnieën worden onder andere
genoemd:
-insomnie: inslaap of doorslaapprobleem
-hypersomnie:overmatige geneigdheid tot inslapen
-narcolepsie: onbedwingbare slaapaanvallen
-slaapgebonden ademhalingsstoornissen: onder andere het slaapapnoesyndroom
-slaap-waakritmestoornissen: wordt vaak veroorzaakt door jetlag, ploegendienst,…
-slaapproblemen door externe prikkels: geluiden van buitenaf, slechte voeding, alcohol of
cafeïne gebruik
-niet gespecificeerde dyssomnieën.
Parasomnieën kenmerken zich door abnormale gedragingen tijdens de slaap of tijdens de
overgang tussen slapen en waken. De categorieën die zich onderscheiden zijn:
-nachtmerries
-slaap-paniekstoornis: gaat gepaard met paniekerig geschreeuw, intense angst, versnelde pols
en ademhaling enzoverder
-slaapwandelen
-niet gespecificeerde parasomnieën
(Berden, 2001)
In de literatuur komen diverse cijfers over het voorkomen van slaapstoornissen in de normale
populatie voor, deze situeren zich tussen de 10 en 35%.
Voor de duidelijkheid hieronder een schema van de verschillende mogelijke slaapstoornissen:
7
Slaapprobleem
Slaapstoornis -Secundaire slaapstoornis -Secundair aan
lichamelijke stoornis
-Secundair aan
psychiatrische stoornis
-Secundair aan
middelengebruik
-Primaire slaapstoornis -Dyssomnieën -Insomnie
-Hypersomnie
-Narcolepsie
…
-Parasomnieën -Nachtmerries
-Slaap-
paniekstoornis
-Slaapwandelen
…
2. Slaap bij personen met een handicap Personen met een handicap doen er langer over om werkelijk in slaap te vallen. Fase 2 wordt
slechts zeer moeizaam bereikt en fase 3 en 4 worden eveneens moeilijk of niet bereikt. De
slaapperiodes worden dikwijls onderbroken. Periodes van wakker liggen en slapen wisselen
elkaar af en dit neemt nog toe met de leeftijd. De hoeveelheid REM slaap zou positief
correleren met het niveau van intellectueel functioneren. REM slaap schijnt in verband te
staan met de ‘centrale plasticiteit’ en met de mogelijkheid informatie, noodzakelijk voor het
leren, op te slaan (Lagrain, n.d.)
Een functionele en/of structurele hersenstoornis ligt aan de basis van de verstandelijke
handicap. Er wordt verondersteld dat dit dan ook, aangezien slapen een hersenactiviteit is, er
voor verantwoordelijk zou zijn dat het slapen niet optimaal verloopt. De frequentie van
slaapstoornissen bij personen met een handicap ligt dan ook een stuk hoger, naargelang de
bron en de definitie tussen de 13 en 86% bij mensen met een verstandelijke handicap.
2.1. Slaapbeïnvloedende factoren bij personen met een handicap
(Hermans et al. 2006; Didden, 2005; Braam, 2005; Didden, 2001)
Naast de elementen die reeds opgesomd zijn onder punt 1.4. zijn er een aantal elementen die
specifiek voor personen met een handicap beïnvloedend zijn voor hun slaap. Over de meeste
elementen is er in de literatuur discussie, in het ene onderzoek komen zij naar voren als zijnde
van significante invloed, in het andere onderzoek dan weer niet.
-verstandelijke handicap: de graad van verstandelijke handicap zou samenhangen met de
kwaliteit van de slaap, hoe minder verstandelijke mogelijkheden, hoe meer kans op
slaapproblemen
-genetische afwijking: bij bepaalde genetische syndromen doen slaapproblemen zich vaker
voor:
8
-Autisme spectrum stoornis: vaak een onvermogen om signalen uit de omgeving te
gebruiken om slaap-waakritme aan te passen.
-Angelmansyndroom
-Downsyndroom: vaak Slaapapnoesyndroom, veroorzaakt door anatomische
bijzonderheden zoals bijvoorbeeld een grote tong.
-Fragiele X-syndroom
-Prader Willi syndroom: vooral overmatige slaperigheid overdag en
slaapapnoesyndroom.
-Rett syndroom
-ondergeschikte handicaps: zoals we vaak zien bij personen met een handicap, hebben ze niet
alleen een verstandelijke beperking, maar zijn er ook bijkomende aandoeningen die een
negatief effect kunnen hebben op de slaapkwaliteit:
-epilepsie: deze stoornis zorgt ervoor dat er een verkorting van de REM fase is. Ook
de non-REM fase is oppervlakkiger en instabieler.
-blindheid zorgt voor een verstoring van het dagnachtritme doordat de blinde persoon
geen opstoot van melatonine krijgt, hij is namelijk niet of maar in kleine mate,
lichtgevoelig.
-motorische handicap
-spasticiteit
-cerebral palsy
-voedingsproblemen zoals reflux of sondevoeding
-ademhalingsproblemen
-lage zelfredzaamheid: vaak onzindelijk
-omgevingsfactoren
-te vroeg in bed liggen
-slapen met meerdere personen op 1 kamer
-lawaai
-controlemomenten door de nachtdienst
-onvoldoende verduisterde kamers
-aan of uitdoen van orthopedisch materiaal
-aan- of afkoppelen van sondevoeding
-ongevuld dagprogramma/mate van stimulatie overdag en ‘s avonds
-communicatieproblemen: deze kunnen ervoor zorgen dat een persoon zich niet
begrepen voelt en minder gerust gaat slapen. De kans dat hij/zij emotionele problemen
ontwikkeld kan dan ook groter zijn.
-vrijheidsbeperkende maatregelen zoals zweedse riem, traliebed, ligschelp,…
-medische aandoeningen:
-oorontsteking
-astma
-obstipatie
-verblijfplaats
2.2. Omgang met slaapstoornissen bij personen met een verstandelijke
handicap
(Hylkema, 2007; Lagrain, 2006; Pinxten, 1996; Luyten, n.d.; Lagrain, n.d.)
Slaaptekort bij personen met een handicap leidt ertoe dat zij minder openstaan voor contacten,
overdag nog drukker zijn en slechter leren door een slechte REM slaap. Het gevolg is ook dat
er meer kans is op gedragsproblemen en er een hogere prikkel en stressgevoeligheid is.
9
Het is dus des te belangrijker deze slaapstoornissen zoveel mogelijk te voorkomen en te
behandelen.
Uit de literatuur komen volgende aandachtspunten naar voren (deze kunnen vanzelfsprekend
ook gelden voor personen zonder verstandelijke handicap):
-oog voor de individuele slaap-waak ritmiek: zoals gezegd is dit afhankelijk van persoon tot
persoon en zou hier meer rekening mee moeten gehouden worden. Bijvoorbeeld geen
gezamenlijke bedtijden, maar bedtijden afgestemd op de noden van het individu.
-zorgen voor een goede slaaphygiëne:
-opbouwen van de slaapschuld: hoe meer activiteit overdag, hoe meer energie
verbruikt, hoe groter de slaapschuld
-rustige activiteiten voor het slapengaan
-minder tijd in bed doorbrengen
-overleg tussen dag- en nachtdienst mbt (specifiek voor mensen in residentiële
opvangvormen:
-gezondheidstoestand
-belangrijke gebeurtenissen
-wensen en voorkeuren van de bewoner
-belangrijke (gedrags-) afspraken
-zorgen voor een goede slaapomgeving
-materiële infrastructuur:
-individuele kamers
-aangepaste bedden
-aangepaste matrassen
-omgevingsfactoren:
-nachtlawaai
-verlichting
-verduistering
-kamertemperatuur
-verluchting
-vast slaapritueel
-goede structuur: een duidelijk onderscheid tussen dag en nacht.
-goede slaaphouding
-doordachte vrijheidsbeperkende maatregelen, bv: bedhekkens ipv riemen
-hypnotica: doordacht gebruik is van belang!
-therapeutische technieken:
-stimulus-regeltherapie: verstevigen van relatie tussen bed en slaapgedrag, grenzen
stellen, belonen
-relaxatietherapie
-lichttherapie
-melatonine behandeling: door toevoeging van het hormoon slaperigheid induceren
-chronotherapie: synchroniseren van de slaap-waakcyclus
-vermijden van spanningen
-onderliggende oorzaken behandelen: in het geval van secundaire problematiek
Vanuit de literatuur en de dagdagelijkse praktijk komt ook een verschuiving naar voren van
een nadruk op goede hygiëne en bewaken, wat veel controlemomenten en dus verstoring met
zich meebracht, naar nadruk op het bevorderen van slaapkwaliteit: verhogen van comfort en
zo weinig mogelijk storen. Daarvoor worden allerlei hulpmiddelen ingezet zoals beter
incontinentiemateriaal, akoestische en visuele bewaking, …
10
3. Registreren van slaap Er zijn verschillende diagnostische middelen om slaapproblemen op te sporen. Een eerste
manier is de polysomnografie. Dit is een zeer gedetailleerde manier om slaap te onderzoeken.
Zowel de hersenactiviteit (Elektroëncephalografie of EEG), als de oogbewegingen
(electroöculografie of E0G) als de spieractiviteit (elektromyografie of EMG) worden hier
immers gemeten. Vaak wordt dit nog aangevuld met het meten van de hartactiviteit, het
percentage zuurstof en de ademhaling. Door het meten van al deze parameters geeft de
polysomnografie een zeer accuraat beeld van het slaap/waakpatroon. Het nadeel is echter dat
er heel wat geld en tijd nodig is om het onderzoek uit te voeren en de gegevens te verwerken.
Bijkomend nadeel is dat een dergelijk onderzoek enkel in een slaaplaboratorium kan
uitgevoerd worden. Deze vreemde omgeving kan er toe leiden dat de slaapproblemen
verergeren., zeker voor personen met een handicap.
Een tweede methode is de observatie. Bij deze methodiek wordt zowel de dag als de nacht
geobserveerd om een duidelijk slaap/waakschema te bekomen. Overdag moeten alle
activiteiten geregistreerd worden, s’ nachts wordt genoteerd of de persoon al dan niet slaapt.
Vaak wordt ook gebruik gemaakt van een vragenlijst voor de analyse van het nachtgebeuren.
Zulke vragenlijst geeft de subjectieve ontevredenheid betreffende hoeveelheid en de kwaliteit
van de slaap weer en de voldoening die mensen ervaren van hun slaap. Het nadeel van de
methodiek van de observatie is dat deze vaak niet objectief gebeuren, dat er te veel
interpretatie is. Daar mensen met een handicap vaak hun ervaringen niet kunnen verwoorden,
zijn ze aangewezen op anderen om hun problemen weer te geven.
Een derde manier van registreren van de slaap is de video-observatie. Met een speciale
camera die is uitgerust met een infraroodlicht kan tijdens de nacht gefilmd worden. Nadeel is
de omslachtige procedure die veel tijd en geld vraagt.
(Pinxten, 1996)
Een laatste methode is de actiwatch. Dit is een gevoelig meetinstrument in de vorm van een
polshorloge, dat de bewegingen van een persoon registreert. Het wordt gedragen aan de niet-
dominante arm van de persoon. Dit omdat deze arm het minste wordt gebruikt tijdens de slaap
en zo dus het beste de resultaten kan weergegeven. De actiwatch registreert 32 keer per
seconde de bewegingen. Deze activiteit wordt om de ‘epoch’ opgeslagen. Deze epoch kan zelf
ingesteld worden, maar bedraagt meestal 60 seconden. Om de 60 seconden wordt dus
opgeslagen hoeveel activiteit er is geweest. Deze gegevens worden vervolgens verwerkt door
software naar slaap-waakpatronen. Een hele reeks parameters wordt op deze manier berekend.
Voordeel van deze manier van werken is dat het gemakkelijk en bij iedereen uit te voeren is,
zowel de registratie als de verwerking is eenvoudig. Nadeel is dat externe factoren vaak een
vertekend beeld geven, is het bijvoorbeeld een warme nacht, is er een hongergevoel,… Het is
daarom goed om meer als 1 nacht de actiwatch te gebruiken en om hiernaast ook informatie
uit de leefgroep te verzamelen. Op deze manier kunnen slechte resultaten verklaard worden.
Een ander nadeel is dat voor de actiwatch beweging gelijk staat aan niet goed slapen. Er zijn
echter mensen die veel bewegen tijdens hun slaap en omgekeerd ook mensen die stil liggen
(bv in een ligschelp), maar toch wakker zijn. De software corrigeert hier echter zelf al voor
een stuk voor. De parameters die berekend worden zijn onder andere:
-time in bed: de gehele tijd dat de persoon in zijn bed ligt, van het moment dat hij in bed gaat,
tot het moment dat hij opstaat
-sleep start: het moment dat de zorggebruiker met zijn slaap is begonnen
-sleep end: het moment van ontwaken
-assumed sleep: het verschil tussen sleep end en sleep start
-actual wake time: de werkelijke tijd dat de zorggebruiker ‘s nachts wakker ligt
-actual sleep time: de echte hoeveelheid slaap op een nacht, dus het verschil tussen assumed
sleep en actual wake time
11
-sleep efficiency: de verhouding van actual sleep time tov time in bed
-sleep latency: de tijd dat de zorggebruiker wakker ligt voor hij in slaap valt, de tijd dus tussen
bed time en sleep start
-no of sleep bouts: het werkelijke aantal slaapperiodes
-no of wake bouts: het werkelijke aantal wakkere periodes
-movement and fragmentation index: mate van rusteloosheid van de bewoner
(Hermans et al., 2006)
In bijlage 1 kan teruggevonden worden hoe de verschillende parameters precies berekend
worden.
4. Slaap in vzw Stijn Kwaliteit van leven voor elk van onze zorggebruikers is de belangrijkste doelstelling van elk
dienstencentrum van vzw Stijn. De ondersteuning die geboden wordt moet de zorggebruiker
geborgenheid, veiligheid, warmte, waardering en respect garanderen. Er moeten kansen zijn
tot zelfontplooiing, tot participatie aan de maatschappij, zelfbepaling, eigen keuze en controle
enzoverder.
Een groot deel van onze zorggebruikers verblijft 24u op 24 u in onze dienstencentra. Dat wil
dan ook zeggen dat deze kwaliteitsvolle zorg en ondersteuning er gedurende 24u op 24u moet
zijn. De focus moet dus niet alleen liggen op de goede zorgverlening overdag, maar ook op
het kwaliteitsvol doorbrengen van de nachten.
Reeds een twintigtal jaren is hier in vzw Stijn, vooral onder aanvoering van Sint Oda,
aandacht voor. Het verloop van de nachten van onze zorggebruikers wordt zorgvuldig
geregistreerd en wordt onder de vorm van studiedagen en sensibilisering van personeel
geoptimaliseerd. Er is dus sprake van een 24-uurs pedagogiek; een pedagogische begeleiding
die niet stopt om 22u, maar die de klok rond doorloopt.
Om dit te kunnen bewerkstelligen wordt reeds gedurende een twintigtal jaren in Sint Oda een
systematische registratie van de slaap uitgevoerd met behulp van de actiwatch. Meer bepaald
is het standaardprocedure in Sint Oda (en sinds 2007 ook in ’t Weyerke) dat bij elke opname
en bij elke bespreking van het handelingsplan een 4tal nachten geregistreerd worden met de
actiwatch.
Deze gegevens worden gebruikt om het slaap-waakritme van de individuele zorggebruiker te
optimaliseren. Het is echter ook interessant om eens te gaan kijken naar het geheel: hoe is het
gesteld met de slaapproblemen in vzw Stijn? Met wat hangen deze slaapproblemen samen?
Kunnen we bepaalde ingrepen doen die de slaap over het algemeen zou verbeteren? Hoe
verhouden onze resultaten zich tegenover de resultaten van de literatuur. Kunnen we extra
metingen of extra analyses doen om meer informatie te verkrijgen?
Om deze analyses te doen maken we gebruik van het uitgebreide gegevensbestand van Sint
Oda. De gegevens van ’t Weyerke worden niet betrokken aangezien deze nog te beperkt zijn.
5. Gegevens voor analyse
Zoals gezegd wordt reeds gedurende 20 jaar gebruik gemaakt van de actiwatch om de slaap
van de zorggebruikers in Sint Oda in kaart te brengen. Sinds 2000 wordt gebruik gemaakt van
de nieuwste versie van de actiwatch. We gebruiken dan ook de gegevens vanaf 2000 voor
onze analyse. In totaal beschikken we over 514 periodes van meting, dit zijn in totaal 2267
dagen van meting. Niet al deze registraties kunnen echter gebruikt worden voor analyse, we
stellen een aantal criteria voorop:
12
-de periode van meting moet minstens 4 achtereenvolgende dagen in beslag hebben genomen
-bij elke periode van meting wordt ook gevraagd 2 vragenlijsten in te vullen: 1 voor de
dagbegeleiders en 1 voor de nachtbegeleiders. Welke vragen daarin moeten beantwoord
worden, komt later aan bod. Het is echter een vereiste voor selectie van de gegevens voor
analyse dat deze vragenlijsten volledig ingevuld werden.
-wanneer we deze criteria hanteren blijven soms nog meerdere periodes van meting voor een
bepaalde persoon over. Aangezien deze wellicht een grote overlap vertonen, kunnen we maar
1 periode van meting per persoon meenemen. We nemen daarom de vroegste volledige
meting van minimum 4 dagen waarin alle vragenlijsten correct zijn ingevuld mee. We kozen
hier voor de vroegste meting, omdat deze het meest zuiver is. Bij latere metingen zijn er
eventueel al bepaalde ingrepen gebeurd, waardoor de slaapproblemen niet meer duidelijk aan
de oppervlakte komen.
Het resultaat zijn gegevens van 180 personen, in totaal gaat het over 804 dagen van meting.
Dat wil zeggen een gemiddelde registratieperiode van 4.5 nachten. Van de parameters werd
een gemiddelde per persoon gemaakt.
6. Afhankelijke variabelen
Zoals gezegd worden er een heel aantal parameters gegenereerd wanneer de gegevens van de
actiwatch in de software ingevoerd worden.
De voornaamste parameters zijn de volgende, deze zullen wij dan ook als afhankelijke
variabelen in de rest van deze studie hanteren:
De sleep efficiency: dit is een parameter (uitgedrukt in een percentage) die de verhouding
weergeeft tussen de tijd dat de persoon slaapt en de totale tijd dat hij/zij in bed ligt. De
gehanteerde norm binnen Sint Oda is 85%. Dit wil zeggen dat iemand die een sleep efficiency
heeft van 85% of meer een goede nachtrust heeft, hij/zij slaapt namelijk minimum 85% van
de tijd dat hij/zij in bed ligt. Internationaal wordt ook de norm van 75% gehanteerd.
Sleep latency: dit is een parameter (uitgedrukt in minuten) die aangeeft hoelang het duurt
vooraleer de persoon inslaapt. Het geeft met andere woorden weer hoeveel tijd er verstrijkt
tussen dat de persoon in bed gaat en het moment van inslapen. Er wordt gesproken van een
goede sleep latency als deze kleiner is dan 30 minuten.
Fragmentation Index: Hoe rusteloos iemand slaap wordt weergegeven door deze parameter.
De norm hierbij is 30, wanneer deze norm wordt gehaald of overschreden slaapt de persoon
te rusteloos.
In dit onderzoek wordt naast deze drie parameters die standaard worden betrokken ook de
actual sleep time bekeken. Het kan namelijk zijn dat de sleep efficiency slecht is, maar dit kan
ook te wijten zijn aan een te lange tijd in bed. Bij de actual sleep time kunnen we nagaan
hoeveel uur een persoon tijdens de nacht effectief heeft geslapen.
7. Onafhankelijke variabelen
In paragraaf 1.4. en 2.1 zijn een aantal variabelen opgesomd die een invloed zouden hebben
op de slaap. Het grootste aandeel van deze variabelen zijn ter beschikking binnen Sint Oda.
Naast deze variabelen zijn ook een hele resem andere variabelen ter beschikking, waarvoor
het maar een kleine moeite is om ze te verzamelen en de invloed van slaap na te gaan. Zo
hebben we gegevens over: leeftijd, geslacht, score op Guy Vanden Boer (schaal voor
zelfredzaamheid) en al zijn items (waaronder visuele vermogens, ondersteuning bij voeding,
13
zindelijkheid), score op CEP (niveau van gedragsproblemen), score op Leen Vanermen en al
zijn items (waaronder orthopedische materialen, epilepsie en lavementen), score op
ontwikkelingsstimulatie. Zoals gezegd moeten er bij elke registratie twee vragenlijsten
ingevuld worden. De eerste vragenlijst is bestemd voor de opvoeders overdag en vraagt na
aan welke arm de actiwatch wordt aangebracht, of de zorggebruiker op vaste uren gaat slapen,
of de zorggebruiker overdag rust, of de zorggebruiker overdag soms moe of prikkelbaar is, of
er aanvallen van slaap zijn overdag en wat de subjectieve inschatting van de kwaliteit van
slaap van de zorggebruiker is volgens de dagopvoeders. De tweede vragenlijst is bestemd
voor de opvoeders tijdens de nacht en vraagt na of er gebruik wordt gemaakt van
orthopedische materialen, of er vrijheidsbeperkende maatregelen zijn, of de slaap van de
zorggebruiker verstoord wordt door medebewoners, geluid of licht, of de zorggebruiker alleen
op de kamer slaapt, welke soort controle er voor deze bewoner is tijdens de nacht, of er
storende geluiden zijn tijdens de nacht, of er slaapverwekkende medicatie wordt toegediend
en wat de subjectieve inschatting is van de kwaliteit van slaap van de zorggebruiker volgens
de nachtopvoeders.
Verder is door middel van een extra vragenlijst nog nagevraagd per zorggebruiker of er
sprake is van een auditieve handicap, van een motorische functiebeperking (en zoja, welke),
wat het niveau van functioneren is en of er een specifieke aandoening is zoals autisme,
syndroom van down, rett syndroom of andere.
8. Resultaten: beschrijvende statistiek
8.1. Afhankelijke variabelen
8.1.1 Eigen analyse
Zoals gezegd zijn de belangrijkste afhankelijke variabelen om te bepalen of er sprake is van
slaapproblemen sleep efficiency, sleep latency, fragmentation index en actual sleep time. We
bekijken deze hier één voor één.
Sleep efficiency
Sleep efficiency
Mean 78,453
Median 79,000
Standard deviation 12,410
Minimum 30,600
Maximum 98,800
Range 68,200
Gemiddeld gezien liggen de scores van Sint Oda onder de norm voor sleep efficiency.
14
sleep efficiency
32,22%
36,11%
31,67%<75%
75%-85%
>=85%
Bij het bekijken van het taartdiagram zien we dat 68,33% van de proefpersonen onder de
norm van 85 % voor sleep efficiency scoren. Internationaal wordt 75% gehanteerd als norm,
nog steeds 1/3 van de proefpersonen scoort lager dan deze norm.
Van de mensen die onder de norm van 75% vallen, zijn de scores als volgt verdeeld:
sleep efficiency verdeling van scores onder de norm
3,45% 3,45% 5,17%5,17%
5,17%
10,34%
13,79%
53,45%
<40
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65-69
70-74
Sleep latency
Sleep latency
Mean 0:35:57
Median 0:20:54
Standard deviation 0:41:25
Minimum 0:00:00
Maximum 4:00:00
Range 4:00:00
Het gemiddelde ligt hier iets boven de norm, de mediaan ligt wel binnen de norm. De maat
voor scheefheid bedraagt 2,132. Als test voor normaliteit gebruiken we de Schapiro-Wilk Test
For Normality, we bekomen een waarde van 0,769. De nulhypothese wordt verworpen met
een p-waarde van 0,000. Het is met andere woorden een scheve verdeling. De assumptie van
normale verdeling vervalt dus. Om deze reden kijken we hier naar de mediaan en niet naar het
gemiddelde. Dit wil zeggen dat volgens deze beschrijvende maat de scores voor sleep latency
wel binnen de norm vallen.
15
sleep latency
60,56%
39,44%<= 30 minuten
> 30 minuten
In het taartdiagram zien we dat het merendeel van de mensen een slaaplatentie heeft die
binnen de norm valt. Van de mensen die buiten de norm vallen zijn de scores als volgt
verdeeld:
sleep latency verdeling van scores boven de norm
22,54%
15,49%
12,68%7,04%8,45%
5,63%
9,86%
4,23%
1,41% 12,68%
31-40
41-50
51-60
61-70
71-80
81-90
91-100
101-110
111-120
>=121
Er zijn enkele serieuze uitschieters naar rechts toe, met een maximum van 4 uur. Er zijn 35
proefpersonen (19,4%) die een gemiddelde slaaplatentie van meer als 1 uur hebben!!!
fragmentation index
Fragmentation
index
Mean 37,994
Median 35,375
Standard deviation 16,907
Minimum 3,750
Maximum 98,830
Range 95,080
De gemiddelde score voor de fragmentatie-index ligt iets boven de norm.
16
fragmentatie-index
33,89%
66,11%
<= 30
> 30
In deze grafiek zien we dat 2/3 van de proefpersonen een te hoge fragmentatie-index heeft.
fragmentatie-index verdeling scores boven de norm
44,54%
24,37%
16,81%
7,56%
2,52%
1,68%
2,52%
31-40
41-50
51-60
61-70
71-80
81-90
91-100
14,28% heeft een fragmentatie-index van meer als 2x de norm!!!
Actual sleep time
Actual sleep time
Mean 8:36:06
Median 8:39:23
Standard deviation 1:28:29
Minimum 3:26:48
Maximum 11:43:48
Range 8:17:00
Uit deze tabel blijkt dat de actual sleep time gemiddeld gezien wel voldoende is.
17
actual sleep time
32,78%
67,22%
<8uur
>=8 uur
Ook percentueel gezien slaapt het merendeel van de proefpersoon voldoende. Toch is er nog
ongeveer 1/3 die slecht slaapt:
act ual sleep verdeling van scores boven de norm
66,10%
20,34%
6,78% 5,08% 1,69%
7-8 uur
6-7 uur
5-6 uur
4-5 uur
< 4 uur
Toch 13,55% slaap minder als 6 uur per dag.
Slaapprobleem
Uit het voorgaande is gebleken dat tweederde van de proefpersonen te laag scoren op slaap
efficiëntie en op fragmentatie index. Ongeveer één op drie van de proefpersonen scoort te laag
op actual sleep time en ongeveer 2 op 5 heeft een te hoge slaap latentie.
Hieronder kan gezien worden dat eveneens een hoog percentage meer als 1 slaapprobleem
heeft.
0 slaapproblemen 37 20,56%
1 slaapprobleem 20 11,11%
2 slaapproblemen 43 23,89%
3 slaapproblemen 54 30,00%
4 slaapproblemen 26 14,44%
180
Niet minder dan 79,44% van de zorggebruikers heeft één meer slaapprobleem. 68,3% heeft
twee of meer slaapproblemen. Wanneer we kijken naar de correlaties tussen de
slaapproblemen is dit niet verwonderlijk.
18
Sleep efficiency Sleep latency Actual sleep time
Fragmentation
index
Sleep efficiency Pearson Correlation 1 -,699** ,867
** -,732
**
Sig. (2-tailed) ,000 ,000 ,000
N 180 180 180 180
Sleep latency Pearson Correlation -,699** 1 -,544
** ,359
**
Sig. (2-tailed) ,000 ,000 ,000
N 180 180 180 180
Actual sleep time Pearson Correlation ,867** -,544
** 1 -,624
**
Sig. (2-tailed) ,000 ,000 ,000
N 180 180 180 180
Fragmentation index Pearson Correlation -,732** ,359
** -,624
** 1
Sig. (2-tailed) ,000 ,000 ,000
N 180 180 180 180
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
Alle correlatie zijn significant op het 0,01 niveau. Vooral sleep efficiency heeft een hoge
correlatie met de andere variabelen. De richting van de verbanden zijn allemaal in de
verwachte richting. Hoe hoger de slaapefficiëntie hoe lager de slaaplatentie en fragmentatie-
index en hoe hoger de actual sleep time. De correlatie van slaap latentie met fragmentatie-
index en actual sleep time is eerder laag, maar ook volgens verwachting: hoe langer het duurt
om in te slapen hoe onrustiger de slaap en hoe lager de actual sleep time. Het verband
tenslotte van fragmentatie-index met de actual sleep time is behoorlijk, alsook in de
verwachte richting.
Er zijn nog een aantal andere parameters die niet verder zullen gebruikt worden als
afhankelijke variabele, maar die wel interessant om eens te bekijken zijn:
Time in bed
Dit is de totale tijd dat de persoon in bed ligt per dag. Omdat de norm voor actual sleep time 8
uur is en de norm voor sleep latency 30 minuten wordt hier als norm 8u30 minuten
gehanteerd, alles wat daarover gaat is een te lange tijd in bed.
Time in bed
Mean 10:55:41
Median 10:57:22
Standard deviation 0:55:53
Minimum 8:20:00
Maximum 13:25:15
Range 5:05:15
In bovenstaande tabel kan gezien worden dat de gemiddelde tijd in bed meer als 2 uur boven
de norm zit! De maximaal gemeten waarde overschrijdt de norm zelfs met 5 uur! Dat de
19
gemiddelde time in bed hoog zou liggen, konden we voor een stuk al afleiden vanuit
bovenstaande resultaten. De sleepefficiency is namelijk aan de slechte kant, maar de actual
sleep time is dan weer tamelijk goed. Dat wil zeggen dat de zorggebruikers een heel aantal
uren niet slapend in bed doorbrengen.
Wanneer we kijken naar de verdeling van de scores zien we dat slechts 1 iemand gemiddeld
minder dan 8u30 scoort. De verdeling van de scores van de zorggebruikers die meer als 8u30
scoren vindt u hieronder.
time in bed verdeling van scores boven de norm
6,15%
23,46%
45,25%
20,11%5,03% 8u30-9u30
9u31-10u30
10u31-11u30
11u31-12u30
12u31-13u30
Maar liefst 70% van de proefpersonen ligt dagelijks 10u30 minuten of meer in bed. Er is zelf
5% dat tussen de 12,5 en 13,5 % in bed ligt.
Sleep/wake bouts
Volgens Van Proosdij, de vertegenwoordiger van de Actiwatch is een belangrijke maat die
hier nog niet vernoemd is het aantal sleep/wake bouts. Volgens Van Proosdij wijst een getal
hoger als 20 op sleep/wake bouts op een zeer onregelmatige nacht.
Sleep bouts Wake bouts
Mean 26,019 26,300
Median 25,915 26,000
Standard deviation 11,427 11,406
Minimum 2,250 3,250
Maximum 59,200 59,600
Range 56,950 56,350
Zowel de sleep bouts als de wake bouts overschrijden gemiddeld de norm.
sleep bouts
28,33%
71,67%
<20
>= 20
20
w ake bouts
27,78%
72,22%
<20
>= 20
Aangezien de correlatie tussen sleep bouts en wake bouts nagenoeg 1 is, zijn ook de
percentages van mensen die niet voldoen aan de norm ongeveer gelijk, ze liggen rond de 72%.
sleep bouts verdeling scores boven norm
30,23%
22,48%17,05%
14,73%
10,85%
2,33%
0,78%
1,55%
20-25
26-30
31-35
36-40
41-45
46-50
51-55
56-60
w ake bouts verdeling scores boven norm
28,46%
23,85%16,92%
15,38%
10,77%
2,31%
0,77%
1,54%
20-25
26-30
31-35
36-40
41-45
46-50
51-55
56-60
21
8.1.2. Vergelijking met vroegere resultaten
In het verleden is reeds verscheidene malen een inventarisatie gemaakt van slaapproblemen in
Sint Oda. Het gaat meer bepaald om een onderzoek van Pinxten (Pinxten, 1996), Lagrain
(Lagrain, 2001) en Hermans et al. (Hermans et al., 2006).
In het onderzoek van Pinxten en Lagrain werden nog andere parameters gehanteerd, de
gegevens werden ook nog verzameld met de oude actiwatch. De gegevens zijn dus moeilijk te
vergelijken. Wel kunnen we zien dat Pinxten spreekt van een percentage van 62%
slaapproblemen in de populatie van Sint Oda. Uit onze analyses blijkt zelfs een percentage
van 79,44% dat één of meerdere slaappproblemen heeft. Bij Lagrain zien we dat bij 80.7%
van de bewoners afwijkende waarden op minstens één van de daar gehanteerde parameters
naar voren komen.
De resultaten van het onderzoek van Hermans et al. kunnen we beter vergelijken.
De sleep efficiency is in het onderzoek van Hermans et al. voor 71.25% te laag. Dit is
vergelijkbaar met de 68.33% die we met huidig onderzoek bekomen.
De sleep latency is voor 53.75% van de proefpersonen uit het onderzoek van 2006 te lang. In
het huidig onderzoek is dit slechts 36.44%.
De fragmentation index is dan weer veel beter (31.25% scoort hoger als 30) in het eerste
onderzoek dan in het huidige (66.11% scoort hoger als 30).
Tenslotte de actual sleep time, 26.88% slaapt minder als 8uur in het onderzoek van Hermans
et al. In het huidige onderzoek ligt dit getal ongeveer gelijk, namelijk 32.78%.
8.2. Onafhankelijke variabelen
De onafhankelijke variabelen zullen we beknopter bespreken, het kan ineens doorgaan als een
beschrijving van de proefgroep.
Leeftijd
De gemiddelde leeftijd is 36 jaar. De leeftijden spreiden zich tussen 7 en 64 jaar. In het
taartdiagram ziet u de verdeling per cohorte van 10 jaar.
leeftijd
2,78%18,33%
16,67%
18,89%
24,44%
9,44%8,89%
0,56% 0-10
11-20
21-30
31-40
41-50
51-60
61-70
>=71
In het nagaan van verbanden zal niet enkel naar leeftijd als een continue variabele gekeken
worden, maar ook naar bepaalde klassen van leeftijd. Uit de literatuur komen volgende
relevante klassen naar voren: 0-20 (n=38 of 21.11%) 21-45 (n=90 of 50%), +45 (n=52 of
28.89%)
Geslacht
22
De verdeling mannen/vrouwen is bijna gelijk, er zijn 91 vrouwen in de proefgroep (49.44%)
en 89 mannen (50.56%).
Guy Vanden Boer
Wanneer we kijken naar de score op de Guy Vanden Boer in het jaartal waarin ook de
actiwatchgegevens zijn verzameld zien we dat de gemiddelde score zich bevindt tussen
categorie 2 (64) en 3 (46) van de Guy Vanden Boer.
Guy Vanden Boer juiste jaartal
5,56%
31,67%
25,56%
11,67%
22,22%
3,33%
11 minuten
28 minuten
46 minuten
64 minuten
101 minuten
onbekend
Wanneer we kijken naar de actuele score op de schaal Guy Vanden Boer (maart 2009) zien
we dat het gemiddelde ongeveer gelijk is. Ook de verdeling van de scores verschilt niet enorm
veel.
De correlatie tussen de Guy Vanden Boer in het juiste jaartal en die van maart 09 vindt u
hieronder.
Table of correlations
Guy vanden boer juiste
jaartal gvdb maart
09
Guy vanden boer juiste jaartal 1,000
gvdb maart 09 0,859 1,000
Meer in detail hoe de scores van de proefpersonen zijn geëvolueerd vindt u hieronder:
23
In bovenstaande tabel kan gezien worden dat 142 van de proefpersonen (78,8%) hetzelfde
scoort op de schaal Guy Vanden Boer in de periode dat de observatie van de slaap is gedaan
als in Maart 09. Bij sommige proefpersonen zit hier 8 jaar tussen. Bij 27 van de proefpersonen
(15%), is de score gestegen, deze mensen zijn met andere woorden zorgafhankelijker
geworden. Bij 11 personen (6,1%)zijn de zorgen gedaald.
Gezichtsvermogen
Precies 10% van de proefpersonen is blind.
Functiebeperking
In wat volgt geven we steeds enkel de scores weer die bekomen zijn uit dezelfde periode als
waarin de actiwatch werd gebruikt. We willen immers in een volgend punt het verband met de
slaap nagaan en dan zijn de persoonskenmerken en de omgevingskenmerken van op het zelfde
moment van meting het meest relevant.
Voor motorische functiebeperking (in het verleden aangeduid als paralyse) is er voor 32.78%
een functiebeperking aan 2 of meerdere ledematen, voor 62.78% geen beperking en voor
4.44% kon de score op dit item niet meer achterhaald worden.
Transfer
transfer
50,00%
1,11%12,22%
8,89%
23,33%
4,44%
volledig zelfstandig uit
met hulpmiddelen
met menselijke hulp maar
zonder hulpmiddelen
met menselijke hulp en
hulpmiddelen
Werkt niet mee
onbekend
De helft van de proefpersonen maakt zelfstandig een transfer.
Ambulantie (binnenshuis stappen)
11 28 46 64 101 ?
11 7 2 1
28 48 8 1
46 5 33 6 2
64 1 13 7
101 3 1 36
? 1 5
142
Maart 2009
J D
U A
I T
S U
T M
E
24
ambulantie (binneshuis stappen)
53,33%
1,11%
8,33%
3,33%
29,44%
4,44%
Stapt volledig zelfstandig
Gebruik van hulpmiddelen,
maar zonder menselijke hulp
Stapt met menselijke hulp
maar zonder gebruik van
hulpmiddelenStapt met menselijke hulp
en gebruikt hulpmiddelen
Stapt niet
Onbekend
Eveneens het grootste deel van de proefpersonen stapt zelfstandig zonder enige vorm van
hulp.
Trappen doen
Iets meer als de helft van de zorggebruikers (52.78%) kan zelfstandig de trap op en af.
Rolstoelgebruik
rolstoelgebruik
38,33%
0,00%
0,00%
3,89%
2,22%
51,11%
4,44%
Gebruikt (dagdagelijks) geen
rolstoel
Gebruikt rolstoel volledig
zelfstandig
Gebruikt rolstoel met hulpmiddelen
maar zonder menselijke hulp
Gebruikt rolstoel met menselijke
hulp maar zonder verdere
hulpmiddelenGebruikt rolstoel met menselijke
hulp en hulpmiddelen
Wordt gereden in rolstoel en
w erkt in het geheel niet mee
Onbekend
Opvallend in deze resultaten is dat het aantal proefpersonen dat in een rolstoel zit en in het
geheel niet mee werkt (92) veel hoger ligt als het aantal mensen dat niet stapt (53).
Mobiliteit buitenshuis
mobiliteit buitenshuis
6,11%
0,00%
89,44%
4,44%
Gaat volledig zelfstandig buiten
de woning
Gaat buiten de woning met
hulpmiddelen maar zonder
menselijke hulp
Als de persoon zich buiten de
woning begeeft, is er menselijke
hulp nodig
Onbekend
25
Negen op tien proefpersonen hebben menselijke hulp nodig als zij zich buitenshuis begeven.
Kleden
kleden
5,00%15,56%
12,22%
29,44%
33,33%
4,44%
volledig zelfstandig, eventueel
met hulpmiddelen of
aanpassingen
met beperkte menselijke hulp
mits (verbale) activering en/of
aangeven van kledingstuk
w ordt gekleed met medew erking
van de persoon
w ordt gekleed met medew erking
van de persoon
onbekend
63% van de zorggebruikers wordt gekleed, al dan niet met medewerking van de persoon.
Communicatie
communicatie
13,33%
10,56%
7,78%
15,56%
48,33%
4,44%
Communiceert behoefte(n)
mondeling verbaal, goed
verstaanbaarCommuniceert behoefte(n)
mondeling verbaal, slecht
verstaanbaarCommuniceert behoefte(n)
hoofdzakelijk op een andere
manier, goed verstaanbaar
Communiceert behoefte(n)
hoofdzakelijk op een andere
manier, slecht verstaanbaarCommuniceert geen behoefte(n)
Onbekend
Het grootste gedeelte van de proefpersonen communiceert geen behoeften.
Voeding
voeding
7,22%
39,44%
13,89%
26,67%
8,33% 4,44%
Eet volledig zelfstandig
Eet zelfstandig, mits
voorbereidende hulp
Eet zelfstandig, mits
gedeeltelijke hulp tijdens het
eten zelf
Wordt gevoed
Krijgt voeding via een sonde
Onbekend
26
Ongeveer 60% van de proefpersonen kan min of meer zelfstandig eten. 8,33% krijgt
sondevoeding.
Toiletgebruik
toiletgebruik
16,67%
0,00%
55,56%
23,33%
4,44%
Gebruikt het toilet volledig
zelfstandig
Gebruikt het toilet met
hulpmiddelen maar zonder
menselijke hulp
Gebruikt het toilet met
menselijke hulp al dan niet
met hulpmiddelen
Maakt geen gebruik van het
toilet
Onbekend
Het grootste gedeelte van de proefpersoon heeft menselijke hulp nodig bij het gebruik van het
toilet.
Zindelijkheid
zindelijkheid
50,56%
15,00%
30,00%
4,44%
Onzindelijk
Passief zindelijk
Actief zindelijk
Onbekend
Het grootste gedeelte van de zorggebruikers is onzindelijk.
CEP
Ook van de CEP zijn er gegevens voorhanden zowel van in het jaar dat de observatie met de
actiwatch werd uitgevoerd als van in maart 09.
De gegevens van het juiste jaar zien er als volgt uit:
De gemiddelde score bevindt zich ongeveer op de cut off voor niveau 1: minst ernstige
problematiek.
27
CEP juiste jaartal
46,67%
21,67%
23,33%
4,44%
0,56%
3,33%
niet van toepassing
minst ernstige problematiek
matig ernstige problematiek
zeer ernstige problematiek
extreem ernstige problematiek
onbekend
Het grootste deel van de proefpersonen heeft geen gedragsproblemen.
De scores van 2009 zijn moeilijk te vergelijken met de vorige, aangezien de tijdscategorieën
van de CEP zijn aangepast begin 2009. Daarom hieronder de scores van maart 09 met de oude
tijdscategorieën. Ook hier zijn de gemiddelden ongeveer gelijk, rond de norm voor het eerste
niveau.
CEP maart 09
38,89%
26,67%
21,67%
8,89%
1,11%
2,78%
niet van toepassing
minst ernstige problematiek
matig ernstige problematiek
zeer ernstige problematiek
extreem ernstige problematiek
onbekend
De correlatie tussen de CEP in het juiste jaartal en de CEP in maart 09 met de oude
categorieën vindt u hieronder: Table of correlations
cep juiste
jaartal cep maart 09 oude
cat
cep juiste jaartal 1,000
cep maart 09 oude cat 0,701 1,000
Meer in detail:
Niet van
toepassing
Minst
ernstig
Matig
ernstig
Zeer
ernstig
Extreem
ernstig
?
Niet van
toepassing 63 16 4 1
Minst
ernstig
4 20 10 4 1
Maart 2009
28
116 of 64,4% van de zorggebruikers bleef in dezelfde zorggroep. Van 22 of 12,2% van de
zorggebruikers zakte hun probleemgedrag. Van 42 zorggebruikers of 23% steeg het
probleemgedrag.
Van de CEP zijn geen scores op de aparte items beschikbaar.
De scores op de schaal Leen Vanermen en op ontwikkelingsstimulatie zijn maar sinds 2008
beschikbaar. Vanwege deze reden nemen we in de volgende overzichten enkel de scores van
deze schalen in maart 09 weer. Er zijn namelijk maar een 8tal proefpersonen waarvan de
scores in de juiste periode beschikbaar zijn. In de scores op de schaal Leen Vanermen en
Ontwikkelingsstimulatie zullen een groter aantal ‘onbekenden’ zijn omdat met verloop van
tijd een aantal zorggebruikers gestorven of verhuisd zijn, waardoor deze schalen nooit
afgenomen zijn van hen.
Schaal Leen Vanermen
De scores op de schaal Leen Vanermen verdelen zich scheef, de maat voor scheefheid
bedraagt 1,807. Als test voor normaliteit gebruiken we de Schapiro-Wilk Test For Normality,
we bekomen een waarde van 0,588. De nulhypothese wordt verworpen met een p-waarde van
0,000. Het is met andere woorden een scheve verdeling. De assumptie van normale verdeling
vervalt dus. Om deze reden kijken we hier naar de mediaan en niet naar het gemiddelde. De
mediaan ligt op 4, wat de op één na laagste zorgcategorie is, na ‘niet van toepassing’.
LVE maart 09
44,44%
16,67%
16,11%
13,33%9,44% niet van toepassing
4 zorgminuten
8 zorgminuten
39 zorgminuten
onbekend
Voor het grootste deel van de zorggebruikers is de LVE niet van toepassing, dat wil zeggen
dat weinig of geen (para)medisch-verzorgende handelingen gesteld worden.
Sta-apparaten
Matig
ernstig
3 11 22 6
Zeer
ernstig
3 5
Extreem
ernstig
1
? 1 5
116
J D
U A
I T
S U
T M
E
29
Voor de meeste items van de schaal Leen Vanermen zijn verzwaringen voorzien, die ook
gecombineerd kunnen voorkomen. In wat volgt wordt zelden voor elk item in elke
(combinatie van) verzwaring gescoord. Om deze reden worden enkel die verzwaringen
opgenomen in het taartdiagram, alsook de combinaties van verzwaringen, waarop wordt
gescoord, de combinaties van verzwaringen waarop niet wordt gescoord, worden niet
meegenomen.
sta-apparaten
75,56%
10,00%1,11%0,00%0,56%11,67%0,56%0,56%0,00%
0,00%
10,00%
20,00%
30,00%
40,00%
50,00%
60,00%
70,00%
80,00%
2.1. Niet van
toepassing
2.2. Van
toepassing
2.2.1. Twee
personeelsleden
noodzakelijk
2.2.2. Meermaals
per dag
2.2.3. Extra
materiaal
noodzakelijk
2.2.4. Constante
begeleiding
noodzakelijk
2.2.1. + 2.2.2. 2.2.2. + 2.2.3. onbekend
Het grootste deel van de proefpersonen gebruikt geen sta-apparaten. Voor diegenen die er wel
gebruiken zijn haast geen verzwaringen gescoord.
Loophulpen
loophulpen
87,22%
1,11%
2,22%
9,44%
3.1. Niet van
toepassing
3.2. Van toepassing
(enkel ondersteuning
bij aan en uitdoen)
3.2.1. Voortdurende
begeleiding tijdens
gebruik van loophulp is
noodzakelijk
onbekend
Eveneens het grootste gedeelte van proefpersonen gebruikt geen loophulp.
Orthopedische schoenen
30
orthopedische schoenen
58,89%
6,11% 3,33% 5,56% 6,11%2,22% 2,22% 2,78% 3,33%
9,44%
0,00%
10,00%
20,00%
30,00%
40,00%
50,00%
60,00%
70,00%
4.1. Niet van
toepassing
4.2. Van
toepassing
4.2.1. De
schoenen
moeten
meermaals per
dag aan en uit
gedaan
worden
4.2.2.
Schoenen zijn
zeer moeilijk
aan te doen
omwille van
veters,
rijgwerk,…
4.2.3. Er is
weerstand
tegen het aan
en uitdoen van
de schoenen
omwille van
spierspanning
of angst
4.2.1. + 4.2.2. 4.2.1. + 4.2.3. 4.2.2. + 4.2.3. 4.2.1. + 4.2.2.
+ 4.2.3.
onbekend
Reeds een groter percentage heeft orthopedische schoenen. Het grootste percentage voor wie
dit item van toepassing is heeft ook één of meerdere verzwaringen.
Epileptische insulten
epileptische insulten
70,00%
7,22%4,44%
0,56% 1,67% 1,67% 2,22% 1,11% 1,67%
9,44%
0,00%
10,00%
20,00%
30,00%
40,00%
50,00%
60,00%
70,00%
80,00%
5.1. Niet van
toepassing
5.2. Van
toepassing
5.2.1. Intense
ondersteuning
tijdens insult
5.2.2. Zware
gevolgen van
aanval
5.2.3. M eer als
éénmaal per
maand
5.2.1.+ 5.2.2. 5.2.1.+ 5.2.3. 5.2.2.+ 5.2.3. 5.2.1.+ 5.2.2.+
5.2.3.
onbekend
20% van de proefpersonen heeft epilepsie, waarvan 13% met een of meerdere verzwaring.
Ook in de aanvullende informatie werd gevraagd naar de score op epilepsie. Of iemand al dan
niet epilepsie heeft komt niet altijd overeen volgens de twee informatie bronnen, maar dat
heeft te maken met het feit dat in de schaal Leen Vanermen enkel mag aangeduid worden als
er effectief tijd wordt besteed aan epilepsie.
Volgens de subjectieve informatie is de verdeling van epilepsie aldus:
epilepsie volgens subjectieve info
50,56%42,22%
7,22%
geen epilepsie
epilepsie
onbekend
Zoals verwacht ligt het percentage dat epilepsie heeft volgens de subjectieve vragenlijst
hoger.
31
Van deze 76 mensen die volgens deze vragenlijst epilepsie hebben, is er 44,76% toevalsvrij,
dit verklaart ook het verschil met de schaal Leen Vanermen.
Van de 41 mensen die niet toevalsvrij zijn is de frequentie en intensiteit van de aanvallen als
volgt:
frequentie van elipsie
36,59%
9,76%4,88%
21,95%
26,83%dagelijks
wekelijks
maandelijks
af en toe
onbekend
intensiteit van aanval
21,95%
53,66%
12,20%
12,20%
ABSENCES
TCI
ANDERE
onbekend
Het merendeel van de epilepsieaanvallen zijn tonisch-clonische insulten.
Mondverzorging
mondverzorging
87,22%
1,11% 0,56% 0,00% 1,67%9,44%
0,00%10,00%20,00%30,00%40,00%50,00%60,00%70,00%80,00%90,00%
100,00%
6.1. Niet van
toepassing
6.2. Van
toepassing
6.2.1.
Verwijderen
van slijmen en
ondersteunen
bij ophoesten
6.2.2.
Oppervlakkig
wegzuigen
van slijmen
6.2.1. + 6.2.2. Onbekend
Zuurstof
Voor slechts 2 proefpersonen (1,1%) is dit item van toepassing. Voor 17 proefpersonen
(9,44%) is de score op dit item onbekend.
Wisselhouding bij ademhaling
32
wisselhouding bij ademhaling
88,33%
1,11%
0,56%
10,00%
8.1. Niet van toepassing
8.2. Van toepassing
8.2.1. Systematisch
Onbekend
Voor nog geen 2% van de proefpersonen is dit item van toepassing
Medicatie via de luchtweg
medicatie via de luchtweg
87,78%
0,56% 1,11% 0,56% 0,56%9,44%
0,00%10,00%20,00%30,00%40,00%50,00%60,00%70,00%80,00%90,00%
100,00%
9.1. Niet van
toepassing
9.2. Van
toepassing
9.2.1.
Verschillende
malen per dag
9.2.2.
Constante
begeleiding
tijdens aersol
of rhinoflow
9.2.1. + 9.2.2. onbekend
Parameters
parameters
86,11%
4,44%
0,00%
9,44%10.1. Niet van
toepassing
10.2. Van toepassing
10.2.1. Constante
monitoring
Onbekend
Bij de meeste proefpersonen worden de parameters niet systematisch nagegaan.
33
Infectieziekten
Slechts 1 van de proefpersonen heeft een infectieziekte. Deze persoon krijgt onmiddellijk ook
de hoogste verzwaring ‘geïsoleerd’. Voor 17 personen (9,44%) is er geen score bekend op dit
item.
Lavementen
Lavementen
80,00%
8,89%
1,67%
9,44%12.1. Niet van toepassing
12.2. Van toepassing (af en toe)
12.2.1. Systematisch (volledig
afhankelijk van lavementen voor
stoelgang)
Onbekend
Een dikke 10 procent heeft af en toe of systematisch een lavement nodig.
Manueel verwijderen van stoelgang
manueel verwijderen van stoelgang
88,89%
0,56%
1,11%
9,44% 13.1. Niet van toepassing
13.2. Van toepassing (af en toe)
13.2.1. Systematisch (volledig
afhankelijk van afhalen voor
stoelgang)
Onbekend
Bij nog geen 2% van de proefpersonen wordt de stoelgang manueel verwijderd.
Chronische wondzorg
chronische wondzorg
85,56%
3,89%
1,11%
9,44%
14.1. Niet van toepassing
14.2. Van toepassing
14.2.1. Geïnfecteerde wonde
EN/OF meerdere wonden
EN/OF moeilijk bereikbare
plaats
Onbekend
Iets meer dan 85% van de proefpersonen heeft geen nood aan chronische wondzorg.
Preventie van decubitus
34
preventie van decubitus
72,78%
4,44% 5,00% 2,22% 0,56% 0,56% 0,56% 0,56% 2,78%10,56%
0,00%10,00%20,00%
30,00%40,00%50,00%60,00%
70,00%80,00%
15.1
. N
iet
van
toepassin
g
15.2
. V
an t
oepassin
g
15.2
.1.
waar
gew
icht/
spasticiteit/s
le
chte
mobili
teit
15.2
.2.
Extr
a
mate
riale
n z
ijn n
odig
:
bv
elle
nbooogbescherm
er
15.2
.3.
meer
als
2
maal per
dag
15.2
.1.
+ 1
5.2
.2.
15.2
.1.
+ 1
5.2
.3.
15.2
.2.
+ 1
5.2
.3.
15.2
.1.
+ 1
5.2
.2.
+
15.2
.3.
Onbekend
Ontwikkelingsstimulatie
Ontwikkelingsstimulatie is slechts voor 23 personen van toepassing, aangezien de score bij
volwassenen automatisch gelijk is aan 0. Over de hele proefgroep gezien is de gemiddelde
score 6 minuten, wanneer we enkel de scores van de proefpersonen voor wie
ontwikkelingsstimulatie van toepassing is middelen komen we op 47,5 minuten als
gemiddelde.
Arm waaraan gemeten wordt
Bij het overgrote gedeelte van de proefpersonen (79,44%) wordt de actiwatch aan de
linkerpols gedragen. Dit is niet verwonderlijk, aangezien de actiwatch in de regel aan de niet-
dominante arm moet gedragen worden.
Vaste uren
Maar liefst 94,4% van de proefpersonen staat op vaste uren op en gaat op vaste uren slapen.
75% van diegene met vaste uren staat op tussen 7 en 8, de rest tussen 8 en 9. Het uur van
slapen gaan ligt voor 15% tussen 19 en 20u, voor 53,85% tussen 20 en 21uur, voor 21,89%
tussen 21 en 22u en voor 8,88 na 22u.
Ongetwijfeld heeft het hoge aantal mensen die gaan slapen voor 21uur te maken met het
beëindigen van de avonddienst.
Overdag rusten
Overdag rusten
51,11%
48,33%
0,56%
overdag rusten
overdag niet rusten
onbekend
Ongeveer de helft van de proefpersonen gaat overdag rusten.
35
Moe/prikkelbaar
48,89% van de zorggebruikers is moe of geprikkeld overdag, van 1,11 procent is dit niet
geweten.
Aanvallen van slaap
Een kleine 23% van de proefpersonen heeft last van aanvallen van slaap overdag.
Subjectieve inschatting
Zowel aan de dagdienst als aan de nachtdienst werd gevraagd om per zorggebruiker aan te
duiden of deze volgens hen al dan niet goed sliep.
subjectieve inschatting dagdienst
5,56%
48,33%
46,11%slaapt slecht
slaap goed
onbekend
subjectieve inschatting nachtdienst
7,22%
30,56%
62,22%
slaapt slecht
slaap goed
onbekend
Van de personen van wie de kwaliteit van slaap subjectief werd ingeschat, wordt door de
dagdienst het merendeels (87 personen) als goede slapers ingeschat. Ook van de nachtdienst
worden 56 personen als goede slapers ingeschat. Echter, dit is toch een groot verschil, we
gaan eens na in hoeverre de subjectieve inschatting van dag en nachtdienst overeenstemmen.
0 1 ?
0 1 2 7
1 3 32 52
? 9 21 53
86
Wanneer we de vraagtekens niet meetellen zijn er 38 personen door zowel de dagdienst als de
nachtdienst ingeschat. Van deze personen wordt 86, 8% op dezelfde manier ingeschat.
Subjectieve inschatting nachtdienst
Subjectieve
inschatting
dagdienst
36
Wanneer we de subjectieve scores met de objectieve scores vergelijken zien we het volgende:
We hebben van 38 proefpersonen zowel een inschatting van de nachtdienst als van de
dagdienst als objectieve maten. In slechts 6 van de gevallen of een kleine 16% is er
overeenkomst tussen de drie maten. Uit voorgaande volgt dat de twee subjectieve maten vaak
wel overeenkomst vertonen, maar dat de objectieve maten dit tegenspreken, dit is het geval in
27 van de 32 gevallen. Hier komt duidelijk naar voren dat slaapproblemen vaak niet erkend of
herkend worden bij het personeel.
Orthopedische materialen
Slechts 14,4% van de proefpersonen heeft ’s nachts orthopedische materialen aan. Deze
orthopedische materialen zijn vooral beenstrekkers.
Vrijheidsbeperkende maatregelen
37,2% van de proefpersonen heeft vrijheidsbeperkende maatregelen tijdens de nacht. In het
overgrote deel gaat het hier om Zweedse riemen en bedsponden.
Verstoring van de slaap
22,78% van de proefpersonen worden verstoord in hun slaap door medebewoners, geluid of
licht.
Alleen op de kamer
51,1% van de zorggebruikers slaapt op het moment van de meting met meerdere personen op
1 kamer.
Soort controle
Slechts van een beperkt aantal proefpersonen (37) is geweten welke controle ze ’s nachts
krijgen. Hieronder de verdeling van deze scores.
soort controle
0,00%
2,70%
21,62%
2,70%
72,97%
aan gesloten deur
deuropening
binnengaan (handeling bij
kamergenoot)
controle (nat zijn? Saturatie,
temp,…)
wisselhouding/verdrgen/MEDICA
TIE TOEDIENEN
Storende geluiden
Van 37,22% van de proefpersonen wordt aangegeven dat er storende geluiden zijn tijdens de
nacht, die de slaap kunnen beïnvloeden.
Medicatiegebruik
92 van de 180 proefpersonen, of 51,1% neemt medicatie in. In de oorspronkelijke
vraagstelling werd enkel gevraagd naar medicatie met versuffende of slaapverwekkende (bij)
werking. In praktijk werd soms gewoon alle medicatie weergegeven.
Hieronder een tabel met de frequentie van medicatiegebruik ingedeeld in categorieën.
37
frequentie per categorie van medicatie
4941
20
6 2 2 1 3 1 2 2
0102030405060
neur
olep
tica
ant-e
pilept
ica
anxiol
itica
anti-
depre
ssiva
maa
g-darm
anti-
hista
minicum
antic
holin
ergi
ca
spierv
erslapp
er
antib
iotic
um
slaa
pmidde
l
ande
re
Binnen de categorieën worden nog verschillende soorten medicatie genomen. Hieronder een
tabel met het aantal verschillende medicatiesoorten per categorie
soorten medicatie per categorie
8
5
10
42 1 1 2 1 2 2
02468
1012
neuro
leptic
a
ant-
epile
ptic
a
anxio
litic
a
anti-
depre
ssiv
a
maag-d
arm
anti-
his
tam
inic
um
antic
holin
erg
ica
spie
rvers
lap
per
antib
iotic
um
sla
apm
iddel
andere
De neuroleptica, de anti-epileptica, de anxiolitica, het antihystaminicum, de spierverslappers
en de slaapmiddelen hebben allemaal een versuffende/slaapverwekkende (bij) werking.
Doof
Van de 180 proefpersonen zijn 9 zorggebruikers doof, 4 van deze mensen zijn naast doof ook
blind.
Motorische beperking
motorische handicap
37,78%
52,22%
10,00%
motorisch
niet motorisch
onbekend
De motorische handicaps van de 68 proefpersonen die er 1 hebben zijn als volgt verdeeld:
38
soort motorische handicap
10,29%
33,82%
13,24%
5,88%2,94% 1,47% 0,00% 1,47% 1,47%
4,41%
11,76%13,24%
0,00%5,00%
10,00%15,00%20,00%25,00%30,00%35,00%40,00%
SC
OLIO
SE
SP
AS
TIS
CH
E
QU
AD
RIP
LE
GIE
HE
MIP
LE
GIE
QU
AD
RIP
LE
GIE
HY
PO
TO
NIE
HE
MIP
AR
ES
E
KY
FO
SE
SP
AS
TIC
ITE
IT
HY
PE
RT
ON
IE
CO
MB
INA
TIE
AN
DE
RE
onbekend
De meest voorkomende handicap is spastische quadriplegie. De reden waarom kyfose als
categorie staat vermeld, maar toch in 0% voorkomt, is omdat deze aandoening in de
proefgroep enkel in combinatie met een andere aandoening voorkomt en dus allemaal onder
de categorie ‘combinatie’ staan.
Niveau van functioneren
niveau van functioneren
1,11%
5,00%
15,00%
69,44%
9,44%
licht
matig
ernstig
diep
onbekend/niet te testen
Uit deze grafiek blijft dat bijna 70% van de proefpersonen op het niveau van diep
verstandelijke handicap functioneert.
Specifiek beeld
specifiek beeld
3 131 4 14 5 1 2 2 6 4 5 2
122
020406080
100120140
ST
EM
MIN
GS
ST
OO
RN
IS
AS
S
KLIN
EF
ELT
ER
AN
GE
LM
AN
DO
WN
RE
TT
FR
AG
IELE
X
PS
YC
HO
SE
INF
EC
TIE
ZIE
KT
E
N
AG
RE
SS
IE/A
UT
OM
UT
ILA
TIE
DW
AN
G
PS
YC
HIS
CH
KW
ET
SB
AA
R
HY
DR
OC
EP
HA
LI
E
AN
DE
RE
/ON
BE
KE
ND
In tegenstelling tot de overige grafieken zijn de getallen hier in aantallen weergegeven in
plaats van in percentages. Dit heeft te maken met het feit dat sommige proefpersonen 2
specifieke beelden hebben. In deze grafiek kan gezien worden dat Downsyndroom en ASS het
vaakst voorkomen als specifiek beeld.
39
9. Resultaten: analytische statistiek
9.1. Enkelvoudige variatieanalyse
We willen nu nagaan of er een verband is tussen de onafhankelijke variabelen enerzijds en de
aparte afhankelijke variabelen anderzijds. Dit doen we ten eerste om meer inzicht te krijgen in
onze dataset, ten tweede om een model voor de meervoudige variatieanalyses te kunnen
opstellen.
We gaan ten eerste de verdeling van elke afhankelijke variabele na en zien het volgende:
Allereerst gaan we de verdeling van de afhankelijke variabelen na:
Tests of Normality
Kolmogorov-Smirnova Shapiro-Wilk
Statistic df Sig. Statistic df Sig.
Sleep efficiency ,107 180 ,000 ,929 180 ,000
a. Lilliefors Significance Correction
Tests of Normality
Kolmogorov-Smirnova Shapiro-Wilk
Statistic df Sig. Statistic df Sig.
Sleep latency ,193 180 ,000 ,769 180 ,000
a. Lilliefors Significance Correction
Tests of Normality
Kolmogorov-Smirnova Shapiro-Wilk
Statistic df Sig. Statistic df Sig.
Fragmentation index ,096 180 ,000 ,957 180 ,000
a. Lilliefors Significance Correction
Tests of Normality
Kolmogorov-Smirnova Shapiro-Wilk
Statistic df Sig. Statistic df Sig.
Actual sleep time ,045 180 ,200* ,979 180 ,008
a. Lilliefors Significance Correction
*. This is a lower bound of the true significance.
40
We kijken naar de output voor Shapiro Wilk test for normality en we zien dat de afhankelijke
variabelen allemaal niet-normaal verdeeld zijn. Dit wil zeggen dat we naast parametrische
testen, ook nonparametrische testen zullen uitvoeren.
9.1.1. Parametrische testen
We voeren enkelvoudige variatieanalyse uit van elke onafhankelijke variabele voor elke
afhankelijk variabele. Dit doen we met SPSS-GLM-univariate (zie tabel). Wanneer de
ANOVA bevestigd dat er een verschil is in de groepen, voeren we in SPSS een independent
samples t-test uit. De SPSS geeft echter enkel two tailed statistical tests. Om het eenzijdige
alternatief te bekomen, (we willen immers de richting van het verschil weten), delen we deze
p-waarde telkens door twee. De richting van het verschil is dan de richting waarin de
gemiddeldes verschillen.
De items van de Guy Vanden Boer worden telkens tweemaal meegenomen, eenmaal de scores
in het juiste jaartal en eenmaal in 2009.
Voor de items van de LVE worden telkens twee analyses gedaan: eerst wordt enkel ‘niet van
toepassing-van toepassing meegenomen (alle verzwaringen worden omgezet in een 2=van
toepasssing), dan wordt de analyses opnieuw gedaan met de verzwaringen.
Afhankelijke variabele: sleep efficiency
F sign
Leeftijd 0,030 .862
Leeftijd categorie 0,108 .898
Geslacht 1,016 .315
Guy Vanden Boer 1,694 .139
Gezicht 1,360 .260
Motorische functiebeperking 3,425 .035
Transfer 3,684 .003
Ambulantie 2.112 .066
Trappen 1.716 .183
Rolstoel .858 .490
Mobiliteit buitenshuis .344 .709
Kleden .231 .948
Communicatie .421 .833
Voeden .996 .422
Toiletgebruik 2.487 .062
Zindelijkheid 1.535 .207
CEP juiste jaartal 1.192 .316
Guy Vanden Boer maart 09 1.400 .236
Gezichtsvermogen 5,540 .020
Paralyse 5.714 .018
Transfer 2,732 .031
Ambulantie 1.832 .125
Trappen 3.688 .056
Rolstoel .594 .667
Mobiliteit buitenshuis .230 .632
Kleden .365 .834
41
Communicatie .957 .433
Voeden 1.031 .393
Toiletgebruik 23.464 .018
Zindelijkheid 4.988 .008
CEP maart 09 .743 .592
Leen Vanermen 2.364 .073
Sta-apparaten 1-2 2.079 .128
Sta-apparaten met verzwaring 1.072 .382
Loophulp 1-2 2.932 .089
Loophulp met verzwaring 2.437 .091
Orthopedische schoenen 1-2 .045 .832
Orthopedische schoenen met
verzwaring
.739 .657
Epilepsie 1-2 3.329 .070
Epilepsie met verzwaring .889 .528
Mondverzorging 1-2 .262 .609
Mondverzorging met
verzwaring
.379 .768
Zuurstof 1-2 .966 .327
Zuurstof met verzwaring / /
Wisselhouding ifv ademhaling
1-2
1.092 .338
Wisselhouding ifv ademhaling
met verzwaring
1.105 .349
Medicatie via de luchtweg 1-2 .0003 .954
Medicatie via de luchtweg met
verzwaring
.685 .603
Parameters 1-2 .000 .998
Parameters met verzwaring / /
Infectieziekten 1-2 .068 .795
Infectieziekten met verzwaring / /
Lavement 1-2 5.432 .021
Lavement met verzwaring 3.421 .035
Manueel verwijderen van
stoelgang 1-2
7.831 .006
Manueel verwijderen van
stoelgang met verzwaring
5.425 .005
Wondzorg 1-2 .829 .364
Wondzorg met verzwaring .368 .568
Anti-decubitusmaatregelen 1-2 .817 .444
Anti-decubitusmaatregelen
met verzwaring
.877 .547
Ontwikkeling .532 .866
Welke arm .894 .346
Overdag rusten .045 .832
Moe/prikkelbaar .892 .345
Aanvallen van slaap .017 .895
Slaapverwekkende medicatie .932 .336
Orthopedische materialen 8.668 .004
42
Vrijheidsbeperkende
maatregelen
3.777 .054
Verstoring van de slaap .004 .949
Alleen op kamer .549 .460
Welke controle 1.807 .145
Storende geluiden .038 .845
Epilepsie subjectief 3.932 .048
Motorische handicap 6.388 .012
Niveau van functioneren 2.488 .045
Specifiek beeld ja of nee .615 .434
Specifiek beeld uitgebreid .471 .923
Specifiek beeld ass .041 .840
Specfiek beeld angelman .238 .627
Specifiek beeld Down .672 .415
Specifiek beeld Rett .045 .833
MOTORISCHE FUNCTIEBEPERKING
Er is een significant verschil tussen de personen met geen of één motorische functiebeperking
en diegene met een functiebeperking aan 2 of meerdere ledematen. Ook de t-test bevestigd dit
met een t-waarde van 2.210 en een p-waarde van 0.030. de eenzijdige p-waarde is dan 0.015.
Wanneer we kijken naar de gemiddeldes van deze twee groepen op sleep efficiency zien we
dat de groep met geen of één motorische functiebeperking gemiddeld 80,135 scoort op sleep
efficiency en de andere groep gemiddeld 75,139. We kunnen dus zeggen dat de sleep
efficiency van iemand met geen of één motorische functiebeperking significant hoger is dan
van iemand met twee of meer functiebeperkingen.
TRANSFER
Er is een significant verschil in sleep efficiency naargelang welke beperking je op vlak van
transfer hebt. We kijken eerst naar de gemiddelden van de verschillende categorieën:
1 2 3 4 5
Volledig
zelfstandig
Met hulpmiddelen Met menselijke
hulp
Met hulpmiddelen
en menselijke hulp
Werkt niet mee
80.337 52.425 79.251 81.124 74.117
Om na te gaan tussen welke groepen binnen transfer er precies een significant verschil is,
gebruiken we t-test voor gemiddelden. We houden er rekening met het al dan niet gelijk zijn
van de varianties. In de volgende tabel zijn al de p-waarden reeds gedeeld door 2.
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met hulpmiddelen 1.278 .211
1-3 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp
.488 .3135
1-4 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-1.82 .429
1-5 Volledig zelfstandig-werkt niet mee 2.466 .0085
2-3 Met hulpmiddelen-met menselijke hulp -1.222 .2165
2-4 Met hulpmiddelen-met menselijke -2.120 .025
43
hulp en hulpmiddelen
2-5 Met hulpmiddelen-werkt niet mee -1.909 .0315
3-4 Met menselijke hulp-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-.419 .339
3-5 Met menselijke hulp-werkt niet mee 1.414 .081
4-5 Met menselijke hulp en hulpmiddelen-
werkt niet mee
1.527 .066
GEZICHT 09
Hieruit zouden we kunnen afleiden dat er een significant verschil is in gezichtsvermogen
zoals gemeten in maart 09. Dit is echter een vreemd resultaat, aangezien dit toch een vrij
stabiel gegeven is en de verschillen tijdens de meting in het juiste jaartal niet significant
waren. Een blik op de data duidt aan dat van 3 proefpersonen de gegevens ten tijde van de
meting ontbrekend waren, ondertussen zijn die echter wel verzamelt. Deze drie extra
gegevens zorgen voor de significantie van het verschil. Echter, we voerden ook een t-test voor
gemiddelden uit en zagen daarin dat de varianties niet gelijk zijn. De behorende t-waarde is
1.668, de nulhypothese wordt bevestigd met een p-waarde van .111. De eenzijdige p-waarde
= 0.055. Er is geen significant verschil tussen mensen die al dan niet blind zijn. Dit heeft
grotendeels te maken met het kleine percentage van de proefgroep dat blind is, hierdoor
verschillende varianties.
PARALYSE 09
Net zoals in het juiste jaartal is er een significant verschil in sleep efficiency naargelang aard
van functiebeperking. Ook de t-test bevestigt dit met een t-waarde van 2.138 en een
eenzijdige p-waarde van 0.0175. Proefpersonen met één of geen motorische functiebeperking
scoren beter op sleep efficiency (gemiddelde=80.116) als mensen met twee of meer
functiebeperkingen (gem=75.525)
TRANSFER 09
Er is een significant verschil in sleep efficiency naargelang welke beperking je op vlak van
transfer hebt. We kijken naar de gemiddelden:
1 2 3 4 5
Volledig
zelfstandig
Met hulpmiddelen Met menselijke
hulp
Met hulpmiddelen
en menselijke hulp
Werkt niet mee
79.836 63.488 80.050 80.894 75.493
Om na te gaan tussen welke groepen binnen transfer er precies een significant verschil is,
gebruiken we t-test voor gemiddelden. We houden er rekening met het al dan niet gelijk zijn
van de varianties.
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met hulpmiddelen 1.460 .1195
1-3 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp
-.079 .4685
1-4 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-.265 .397
1-5 Volledig zelfstandig-werkt niet mee 1.924 .029
2-3 Met hulpmiddelen-met menselijke
hulp
-2.146 .020
44
2-4 Met hulpmiddelen-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-1.823 .042
2-5 Met hulpmiddelen-werkt niet mee -1.514 .086
3-4 Met menselijke hulp-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-.190 .425
3-5 Met menselijke hulp-werkt niet mee 1.346 .91
4-5 Met menselijke hulp en hulpmiddelen-
werkt niet mee
1.280 .1025
TOILETGEBRUIK 09
Er is een significant verschil in sleep efficiency naargelang toiletgebruik.
1 2 3 4
Zelfstandig Met hulpmiddelen Met menselijke hulp Geen gebruik
81,654 79,804 73,275
t-testen: er wordt geen vergelijking met groep 2 ‘gebruikt toilet met hulpmiddelen, maar
zonder menselijke hulp’ omdat hier maar 1 observatie in is
t sign
1-3 Zelfstandig-met menselijke hulp .683 .248
1-4 Zelfstandig-geen gebruik van toilet 2.761 .004
3-4 Met menselijke hulp-geen gebruik van toilet 2.457 .0085
ZINDELIJKHEID 09
Er is een significant verschil in sleep efficiency wanneer we kijken naar de
zindelijkheidsscores van maart 09.
1 2 3
Onzindelijke Passief zindelijk Actief zindelijk
75,960 83,265 79,849
t sign
1-2 Onzindelijk-passief zindelijk -3.439 .0005
1-3 Onzindelijk-actief zindelijk -2.136 .017
2-3 Passief zindelijk-actief zindelijk 1.844 0.035
LAVEMENTEN
Wanneer enkel naar ‘van toepassing’, ‘niet van toepassing’ wordt gekeken is het verband met
sleep efficiency significant.
t-test 1-2:
t=-2.331, enkelzijdige p=.0105
De test waar alleen gekeken wordt naar van toepassing of niet geeft aan dat de sleep
efficiency significant lager is bij niet van toepassing (78.235) als bij van toepassing (84.666).
met verzwaringen
45
gemiddeldes:
t-test:
t sign
1-2 Niet van toepassing-van toepassing -1.706 .045
1-3 Niet van toepassing-systematisch -2.064 .0205
2-3 Van toepassing-systematisch -2.343 .018
MANUEEL VERWIJDEREN VAN STOELGANG
Zowel wanneer wel als wanneer niet naar de verzwaringen gekeken wordt is er een effect van
manueel verwijderen van stoelgang op sleep efficiency.
t-test 1-2:
t=2.798, p=.003
De test waar alleen gekeken wordt naar van toepassing of niet geeft aan dat de sleep
efficiency significant lager is bij van toepassing (61.07) als bij niet van toepassing (79.321).
met verzwaringen
gemiddelden
1 2 3
Niet van toepassing Van toepassing Systematisch
79,321 53,225
t-test
t sign
1-3 Niet van toepassing-systematisch 3.287 .0005
ORTHOPEDISCHE MATERIALEN
Proefpersonen met orthopedische materialen scoren significant lager op sleep
efficiency(71.963) als proefpersonen zonder orthopedische materialen (79.549) T= 2.209,
eenzijdige p=.0175
EPILEPSIE SUBJECTIEF
Het verband tussen epilepsie volgens subjectieve beoordeling en sleep efficiency is
significant. T-waarde= -1.990, eenzijdige p waarde= .024. Iemand zonder epilepsie heeft
volgens deze analyse een iets lagere sleep efficiency (77.059) als iemand met epilepsie
(80.664)
Wanneer we kijken of toevalsvrij zijn of niet enige invloed heeft zien we dat de F-waarde hier
.228 is en de p-waarde .635, dus geen invloed van toevalsvrij zijn of niet.
Wanneer we kijken naar de frequentie van epilepsie, zien we dat hier ook geen invloed van is:
F-waarde=.301, p-waarde = .825
Er is echter wel een effect van intensiteit van epilepsieaanval. F-waarde=.4268, p-aarde=.022.
1 2 3
Niet van toepassing Van toepassing systematisch
78,235 83,341 91,733
46
Gemiddeldes:
1 2 3
Absences Tonisch-clonisch Andere
71,679 81,214 88,660
t sign
1-2 Absences-tonisch/clonisch -1.718 .0565
1-3 Absences-andere -2.141 .026
2-3 Tonisch/clonisch-andere -1.721 .049
De sleep efficiency van iemand die ‘andere intensiteit’ heeft is significant hoger als die van
iemand die absences of tonisch-clonische insulten heeft
MOTORISCHE HANDICAP
Er is een significant verschil in sleep efficiency wanneer iemand een motorische handicap
heeft. T-waarde=2.322, eenzijdige p-waarde=.011. Iemand die een motorische handicap heeft,
heeft een significant lagere score voor sleep efficiency (75.960), als iemand die er geen heeft
(80,625).
De soort motorische handicap maakt geen significant verschil uit: F=.290, p=.974
NIVEAU VAN FUNCTIONEREN
Een nipt significant effect van niveau van functioneren
1 2 3 4 5
LM MM EM DM onbekend
76,725 80,806 78,180 79,247 61,115
t sign
1-2 Lm-mm -.741 .239
1-3 Lm-em -.173 .432
1-4 Lm-dm -.305 .3805
1-5 Lm-onbekend 1.216 .1455
2-3 mm-em .631 .266
2-4 mm-dm .395 .3465
2-5 mm-onbekend 2.226 .0495
3-4 Em-dm -.432 .333
3-5 Em-onbekend 2.586 .0065
4-5 Dm-onbekend 3.027 .0015
Besluit van sleep-efficiency
Significant effect van Sleep efficiency
Motorische functiebeperking Geen of 1 sign >sleep efficiency als twee of meer
Transfer Volledig zelfstandig sign > sleep efficiency als werkt niet mee
Met menselijke hulp én hulpmiddelen sign > sleep efficiency als
met hulpmiddelen
volledig afhankelijk sign > sleep efficiency als hulpmiddelen
47
Motorische functiebeperking
maart 09
Geen of 1 sign >sleep efficiency als twee of meer
Transfer maart 09 Volledig zelfstandig sign > sleep efficiency als werkt niet mee
Met menselijke hulp sign>sleep efficiency als met hulpmiddelen
Met menselijke hulp én hulpmiddelen sign > sleep efficiency als
met hulpmiddelen
Toilet maart 09 Zelfstandig sign> sleep efficiency als geen gebruik
Met menselijke hulp sign > sleep efficiency als geen gebruik
Zindelijkheid maart 09 Passieve zindelijkheid sign > sleep efficiency als onzindelijk
Actieve zindelijkheid sign> sleep efficiency als onzindelijk
Passieve zindelijkheid sign > sleep efficiency als actief zindelijk
Lavement 1-2 Van toepassing sign > sleep efficiency als niet van toepassing
Lavement verzwaring Af en toe Lavement sign > sleep efficiency als geen
Systematisch lavement sign > sleep efficiency als af en toe
Systematisch lavement sign > sleep efficiency als geen
Manueel verwijderen van
stoelgang 1-2
Niet van toepassing sign > sleep efficiency als van toepassing
Manueel verwijderen van
stoelgang verzwaring
Niet van toepassing sign > sleep efficiency als systematisch
Orthopedische materialen Geen gebruik sign > sleep efficiënt als bij gebruik
Epilepsie subjectief Epilepsie sign > sleep efficiëntie als geen epilepsie
Epilepsie intensiteit Andere sign > sleep efficiëntie als absences
Andere sign > sleep efficiëntie als tonisch-clonisch
Motorische handicap Geen motorische handicap sign > sleep efficiëntie als bij wel
motorische handicap
Niveau van functioneren Matig verstandelijke handicap > sleep efficiency als bij onbekend
Ernstig verstandelijke handicap > sleep efficiency als bij onbekend
Diep verstandelijke handicap > sleep efficiency als bij onbekend
Sleep latency
F sign
Leeftijd 3.651 .058
Leeftijd categorie 0,979 .378
Geslacht 1.765 .186
Guy Vanden Boer 2.920 .023
Gezicht 2.737 .068
Motorische functiebeperking 4.707 .010
Transfer 3,946 .002
Ambulantie 3.069 .011
Trappen 2.264 .107
Rolstoel 1.749 .142
Mobiliteit buitenshuis .272 .763
Kleden 1.081 .373
Communicatie 1.313 .261
Voeden 2.648 .025
Toiletgebruik 1.832 .143
Zindelijkheid 4,079 .008
48
CEP juiste jaartal 1.343 .256
Guy Vanden Boer maart 09 2.796 .028
Gezichtsvermogen 9.647 .002
Paralyse 10.717 .001
Transfer 1.638 .167
Ambulantie 1.890 .114
Trappen 2.991 .086
Rolstoel .481 .750
Mobiliteit buitenshuis .019 .890
Kleden 1.247 .293
Communicatie 1.179 .322
Voeden 2.159 .076
Toiletgebruik 2.430 .067
Zindelijkheid 5.176 .007
CEP maart 09 1.551 .177
Leen Vanermen .967 .410
Sta-apparaten 1-2 .018 .983
Sta-apparaten met verzwaring .159 .987
Loophulp 1-2 1.024 .313
Loophulp met verzwaring .639 .529
Orthopedische schoenen 1-2 2.014 .158
Orthopedische schoenen met
verzwaring
1.335 .230
Epilepsie 1-2 4.501 .035
Epilepsie met verzwaring .651 .733
Mondverzorging 1-2 .435 .510
Mondverzorging met verzwaring .315 .815
Zuurstof 1-2 1.128 290
Zuurstof met verzwaring / /
Wisselhouding ifv ademhaling 1-
2
.352 .704
Wisselhouding ifv ademhaling
met verzwaring
2.021 .113
Medicatie via de luchtweg 1-2 .531 .467
Medicatie via de luchtweg met
verzwaring
.749 .560
Parameters 1-2 .704 .403
Parameters met verzwaring / /
Infectieziekten 1-2 1.412 .236
Infectieziekten met verzwaring / /
Lavement 1-2 2.356 .127
Lavement met verzwaring 1.371 .257
Manueel verwijderen van
stoelgang 1-2
.344 .558
Manueel verwijderen van
stoelgang met verzwaring
.171 .843
Wondzorg 1-2 .953 .330
Wondzorg met verzwaring .585 .558
Anti-decubitusmaatregelen 1-2 .452 .637
49
Anti-decubitusmaatregelen met
verzwaring
.551 .835
Ontwikkeling 1.034 .417
Welke arm .000 .999
Overdag rusten .256 .614
Moe/prikkelbaar .145 .703
Aanvallen van slaap .495 .483
Slaapverwekkende medicatie .215 .644
Orthopedische materialen 9.811 .002
Vrijheidsbeperkende maatregelen 4.459 .036
Verstoring van de slaap 2.467 .118
Alleen op kamer 3.668 .057
Welke controle .970 .419
Storende geluiden .408 .524
Epilepsie subjectief 1.712 .193
Motorische handicap 7.734 .006
Niveau van functioneren 3.556 .008
Specifiek beeld ja of nee 2.147 .145
Specifiek beeld uitgebreid .424 .947
Specifiek beeld ass .761 .386
Specifiek beeld angelman .104 .748
Specifiek beeld Down .328 .569
Specifiek beeld Rett 1.224 .273
GUY VANDEN BOER
Er is een significant verband met van de score op de schaal Guy Vanden Boer met sleep
latency.
11 28 46 64 101
19:54 24:07 40:23 48:48 46:50
t sign
11-28 -.543 .2945
11-46 -2.479 .008
11-64 -2.784 .005
11-101 -3.004 .002
28-46 -2.046 .0225
28-64 -2.436 .011
28-101 -2.618 .006
46-64 -.667 .2535
46-101 -.594 .277
64-101 .149 .441
MOTORISCHE FUNCTIEBEPERKING
Er is een significant verschil tussen de personen met geen of één motorische functiebeperking
en diegene met een functiebeperking aan 2 of meerdere ledematen. Ook de t-test bevestigt dit
met een t-waarde van 2.737 en een eenzijdige p-waarde van 0.0035. Wanneer we kijken naar
de gemiddeldes van deze twee groepen op sleep latency zien we dat de groep met geen of één
50
motorische functiebeperking gemiddeld 29:07 scoort op sleep latency en de andere groep
gemiddeld 48:50.
TRANSFER
Er is een significant verschil in sleep latency naargelang welke beperking je op vlak van
transfer hebt.
1 2 3 4 5
Volledig
zelfstandig
Met hulpmiddelen Met menselijke
hulp
Met hulpmiddelen
en menselijke hulp
Werkt niet mee
27:34 2:00:00 33:57 33:59 51:27
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met
hulpmiddelen
-3.830 .000
1-3 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp
-.774 .220
1-4 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-.690 .246
1-5 Volledig zelfstandig-werkt niet mee -2.767 .004
2-3 Met hulpmiddelen-met menselijke
hulp
2.964 .0035
2-4 Met hulpmiddelen-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
2.993 .0045
2-5 Met hulpmiddelen-werkt niet mee 1.862 .035
3-4 Met menselijke hulp-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-.002 .999
3-5 Met menselijke hulp-werkt niet mee -1.405 .0825
4-5 Met menselijke hulp en hulpmiddelen-
werkt niet mee
-1.243 .1095
AMBULANTIE
Er is een verschil in sleep latency naargelang je vermogen om binnenshuis te stappen.
1 2 3 4 5
Volledig
zelfstandig
Met
hulpmiddelen
Met menselijke
hulp
Met menselijke hulp
en hulpmiddelen
Stapt niet
27:23 1:16:00 30:25 1:08:05 47:34
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met hulpmiddelen -.647 .317
1-3 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp
-.332 .370
1-4 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-1.584 .086
1-5 Volledig zelfstandig-stapt niet -2.730 .004
2-3 Met hulpmiddelen-met menselijke hulp .604 .326
51
2-4 Met hulpmiddelen-met menselijke hulp
en hulpmiddelen
.120 .4545
2-5 Met hulpmiddelen-stapt niet .794 .2155
3-4 Met menselijke hulp-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-1.406 .104
3-5 Met menselijke hulp-stapt niet -1.297 .0955
4-5 Met menselijke hulp en hulpmiddelen-
stapt niet
1.001 .1605
VOEDEN
1 2 3 4 5
Volledig
zelfstandig
Met voorbereidende
hulp
Met gedeeltelijke
hulp
Wordt gevoed Sondevoeding
21:59 31:00 25:00 53:04 33:41
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met voorbereidende hulp -.816 .2085
1-3 Volledig zelfstandig-met gedeeltelijke hulp -.410 .3425
1-4 Volledig zelfstandig-wordt gevoed -3.477 .0005
1-5 Volledig zelfstandig-sondevoeding -1.238 .1145
2-3 Met voorbereidende hulp-met gedeeltelijke hulp .672 .252
2-4 Met voorbereidende hulp-wordt gevoed -2.475 .0075
2-5 Met voorbereidende hulp-sondevoeding -.250 .4015
3-4 Met gedeeltelijke hulp-wordt gevoed -2.977 .002
3-5 Met gedeeltelijke hulp-sondevoeding -.890 .1895
4-5 Wordt gevoed-sondevoeding 1.342 .0925
ZINDELIJKHEID
Er is een significant verschil in sleep latency wanneer we kijken naar de zindelijkheidsscores
t sign
1-2 Onzindelijk-passief zindelijk 2.283 .0125
1-3 Onzindelijk-actief zindelijk 3.744 .000
2-3 Passief zindelijk-actief zindelijk 1.128 .1315
GUY VANDEN BOER 09
Er is een significant verband van de score op de schaal Guy Vanden Boer in maart 09 met
sleep latency.
11 28 46 64 101
20:35 24:26 38:54 39:27 49:52
t sign
11-28 -.421 .3375
11-46 -.928 .179
11-64 -1.825 .0395
11-101 -3.254 .0015
28-46 -1.697 .048
52
28-64 -1.589 .062
28-101 -3.194 .001
46-64 -.043 .483
46-101 -1.015 .1565
64-101 -.852 .1985
GEZICHT 09
Uit de resultaten zouden we kunnen afleiden dat er een significant verschil is in
gezichtsvermogen zoals gemeten in maart 09. Dit is echter een vreemd resultaat, aangezien dit
toch een vrij stabiel gegeven is en de verschillen tijdens de meting in het juiste jaartal niet
significant waren. Een blik op de data duidt aan dat van 3 proefpersonen de gegevens ten tijde
van de meting ontbrekend waren, ondertussen zijn die echter wel verzamelt. Deze drie extra
gegevens zorgen voor de significantie van het verschil. We voerden ook een t-test voor
gemiddelden uit en zagen daarin dat de varianties niet gelijk zijn. De behorende t-waarde is -
2.077, de nulhypothese wordt bevestigd met een eenzijdige p-waarde van .00255. Mensen die
blind zijn scoren significant slechter op sleep latency (1:03:40) als mensen die niet blind zijn
(32:50)
TRANSFER 09
Net zoals in het juiste jaartal is er een significant verschil in sleep latency naargelang aard van
functiebeperking. Ook de t-test bevestigt dit met een t-waarde van -2.999 en een eenzijdige p-
waarde van 0.0015. proefpersonen met één of geen motorische functiebeperking scoren beter
op sleep latency (gemiddelde=28:08) als mensen met twee of meer functiebeperkingen
(gem=48:50)
ZINDELIJKHEID 09
Er is een significant verschil in sleep latency wanneer we kijken naar de zindelijkheidsscores
van maart 09.
t sign
1-2 Onzindelijk-passief zindelijk 2.969 .002
1-3 Onzindelijk-actief zindelijk 3.313 .0005
2-3 Passief zindelijk-actief zindelijk .113 .455
EPILEPSIE 1-2
Wanneer we enkel kijken naar epilepsie wel of niet van toepassing, zonder de verzwaringen
mee te tellen, zien we dat iemand die epilepsie heeft minder slaaplatentie heeft (22:37), dan
iemand die geen epilepsie heeft (38:53). T-waarde=2.908, eenzijdige p=.002
ORTHOPEDISCHE MATERIALEN
Er is een significant verschil tussen proefpersonen met orthopedische materialen (58:55) en
zonder orthopedische materialen (32:04) op sleep latency. T= -3.132, eenzijdige p=.001
VRIJHEIDSBEPERKENDE MAATREGELEN
Er is een significant verschil tussen proefpersonen met vrijheidsbeperkende maatregelen
(44:19) en geen vrijheidsbeperkende maatregelen (30:58) op sleep latency. T= -2.068,
eenzijdige p=.0195
EPILEPSIE SUBJECTIEF
Het verband tussen epilepsie volgens subjectieve beoordeling en sleep latency is niet
significant.
53
Wanneer we kijken of toevalsvrij zijn of niet enige invloed heeft zien we dat de F-waarde hier
.085 is en de p-waarde .771, dus geen invloed van toevalsvrij zijn of niet.
Wanneer we kijken naar de frequentie van epilepsie, zien we dat hier ook geen invloed van is:
F-waarde=.757, p-waarde = .528
Er is echter wel een effect van intensiteit van epilepsieaanval. F-waarde=3.497, p-aarde=.042.
1 2 3
Absences TCI andere
55:48 26:59 13:37
t sign
1-2 Absences-tonisch/clonisch 1.753 .0525
1-3 Absences-andere 2.560 .013
2-3 Tonisch/clonisch-andere 1.029 .1565
MOTORISCHE HANDICAP
Er is een significant verschil in sleep latency wanneer iemand een motorische handicap heeft.
T-waarde=-2.543, eenzijdige p-waarde=.0065 iemand die een motorische handicap heeft,
heeft een significant hogere score voor sleep latency (46:09), als iemand die er geen heeft
(28:08).
De soort motorische handicap maakt geen significant verschil uit: t=.789, p=.620
NIVEAU VAN FUNCTIONEREN
1 2 3 4 5
LM MM EM DM onbekend
76,725 80,806 78,180 79,247 61,115
Een significant effect van niveau van functioneren
t sign
1-2 Lm-mm .702 .250
1-3 Lm-em -.292 .3865
1-4 Lm-dm -.291 .3855
1-5 Lm-onbekend -.967 .194
2-3 mm-em -1.119 .1355
2-4 mm-dm -2.702 .0075
2-5 mm-onbekend -1.596 .1035
3-4 Em-dm .260 .3975
3-5 Em-onbekend -1.262 .146
4-5 Dm-onbekend -1.315 .1395
Er is enkel een significant verschil tussen de proefpersonen met een matig verstandelijke
handicap (18:52) en mensen met een diep verstandelijke handicap (34:24)
Besluit van sleep latency
Significant effect van Sleep latency
Guy Vanden Boer juiste Guy Vanden Boer 11 sign<slaap latentie als guy vanden boer 46
54
jaartal Guy Vanden Boer 11 sign<slaap latentie als guy vanden boer 64
Guy Vanden Boer 11 sign<slaap latentie als guy vanden boer 101
Guy Vanden Boer 28 sign<slaap latentie als guy vanden boer 46
Guy Vanden Boer 28 sign<slaap latentie als guy vanden boer 64
Guy Vanden Boer 28 sign<slaap latentie als guy vanden boer 101
Motorische functiebeperking Geen of 1 sign< slaaplatentie als 2 of meer
Transfer Volledig zelfstandig sign < slaaplatentie als volledig afhankelijk
Volledig zelfstandig sign < slaaplatentie als met hulpmiddelen
Met menselijke hulp sign < slaaplatentie als met hulpmiddelen
Met menselijke hulp en hulpmiddelen sign < slaaplatentie als met
hulpmiddelen
Werkt niet mee sign < slaaplatentie als met hulpmiddelen
Ambulantie Volledig zelfstandig sign< slaaplatentie als stapt niet
Voeden Zelfstandig eten sign<slaaplatentie als wordt gevoed
Met voorbereidende hulp sign<slaaplatentie als wordt gevoed
Met gedeeltelijke hulp sign<slaaplatentie als wordt gevoed
Zindelijkheid Actief zindelijk sign< slaaplatentie als onzindelijkheid
Passief zindelijk sign< slaaplatentie als onzindelijkheid
Guy Vanden Boer maart 09 Guy Vanden Boer 11 sign<slaap latentie als guy vanden boer 64
Guy Vanden Boer 11 sign<slaap latentie als guy vanden boer 101
Guy Vanden Boer 28 sign<slaap latentie als guy vanden boer 46
Guy Vanden Boer 28 sign<slaap latentie als guy vanden boer 101
Gezicht Niet blind sign < slaap latentie als blind
Motorische functiebep Geen of 1 sign< slaaplatentie als 2 of meer
Zindelijkheid Actief zindelijk sign< slaaplatentie als onzindelijkheid
Passief zindelijk sign< slaaplatentie als onzindelijkheid
Epilepsie niet van toep-wel
van toep
Van toepassing sign<slaaplatentie als niet van toepassing
Orthopedische materialen Geen orthopedische materialen sign<slaaplatentie als wel
orthopedische materialen
Vrijheidsbeperkende
maatregelen
Geen vrijheidsbeperkende maatregelen sign<slaaplatentie als wel
vrijheidsbeperkende maatregelen
Epilepsie subjectief Intensiteit andere sign<slaaplatentie als intensiteit absences
Motorische handicap Geen motorische handicap sign<slaaplatentie als wel motorische
handicap
Niveau functioneren Matig verstandelijke handicap sign<slaaplatentie als diep
verstandelijke handicap
Fragmentation index
F sign
Leeftijd .021 .885
Leeftijd categorie 0,024 .976
Geslacht 1.751 .187
Guy Vanden Boer 3.158 .016
Gezicht 1.193 .306
Motorische functiebeperking 4.757 .010
Transfer 2.523 .031
Ambulantie 2.716 .022
55
Trappen 1.121 .328
Rolstoel .716 .582
Mobiliteit buitenshuis .167 .847
Kleden .377 .864.
Communicatie .701 .623
Voeden .390 .855
Toiletgebruik 3.323 .021
Zindelijkheid .982 .403
CEP juiste jaartal 1.709 .150
Guy Vanden Boer maart 09 1.670 .159
Gezichtsvermogen 3.262 .073
Paralyse 5.278 .023
Transfer 3.054 .018
Ambulantie 2.590 .039
Trappen 4.613 .033
Rolstoel .997 .411
Mobiliteit buitenshuis 1.150 .285
Kleden .516 .724
Communicatie 1.932 .107
Voeden 1.544 .192
Toiletgebruik 4.145 .007
Zindelijkheid 3.408 .005
CEP maart 09 1.825 .110
Leen Vanermen 1.168 .324
Sta-apparaten 1-2 .906 .406
Sta-apparaten met verzwaring .498 .810
Loophulp 1-2 .462 .498
Loophulp met verzwaring 3.255 .041
Orthopedische schoenen 1-2 .103 .749
Orthopedische schoenen met
verzwaring
.875 .539
Epilepsie 1-2 .338 .562
Epilepsie met verzwaring 1.268 .264
Mondverzorging 1-2 .068 .794
Mondverzorging met verzwaring .024 .995
Zuurstof 1-2 .540 .463
Zuurstof met verzwaring / /
Wisselhouding ifv ademhaling 1-
2
.731 .483
Wisselhouding ifv ademhaling
met verzwaring
.562 .641
Medicatie via de luchtweg 1-2 .008 .929
Medicatie via de luchtweg met
verzwaring
.747 .561
Parameters 1-2 4.665 .032
Parameters met verzwaring / /
Infectieziekten 1-2 .019 .891
Infectieziekten met verzwaring / /
Lavement 1-2 5.129 .025
56
Lavement met verzwaring 2.946 .055
Manueel verwijderen van
stoelgang 1-2
3.802 .053
Manueel verwijderen van
stoelgang met verzwaring
1.960 .144
Wondzorg 1-2 4.165 .043
Wondzorg met verzwaring 2.522 .083
Anti-decubitusmaatregelen 1-2 .055 .946
Anti-decubitusmaatregelen met
verzwaring
.898 .529
Ontwikkeling .398 .946
Welke arm .293 .589
Overdag rusten 1.388 .240
Moe/prikkelbaar 1.468 .227
Aanvallen van slaap .262 .609
Slaapverwekkende medicatie .733 .393
Orthopedische materialen 4.746 .031
Vrijheidsbeperkende maatregelen 1.498 .223
Verstoring van de slaap .214 .645
Alleen op kamer 2.156 .144
Welke controle .560 .645
Storende geluiden .094 .760
Epilepsie subjectief 1.012 .316
Motorische handicap 10.440 .001
Niveau van functioneren .595 667
Specifiek beeld ja of nee .967 .327
Specifiek beeld uitgebreid .641 .798
Specifiek beeld ass 1.829 .181
Specfiek beeld angelman 2.506 .118
Specifiek beeld Down .175 .677
Specifiek beeld Rett .002 .963
GUY VANDEN BOER
Er is een significant verband met van de score op de schaal Guy Vanden Boer met
fragmentation index
11 28 46 64 101
36,259 36,221 33,303 41,634 45,032
t sign
11-28 .008 .497
11-46 .506 .3075
11-64 -.872 .195
11-101 -1.284 .1025
28-46 .972 .167
28-64 -1.483 .071
28-101 -2.412 .0095
46-64 -1.878 .0325
57
46-101 -2.925 .002
64-101 -.664 .2545
TRANSFER
Er is een significant verschil tussen de personen met geen of één motorische functiebeperking
en diegene met een functiebeperking aan 2 of meerdere ledematen. Ook de t-test bevestigt dit
met een t-waarde van -3.054 en een p-waarde van 0.00. Wanneer we kijken naar de
gemiddeldes van deze twee groepen op fragmentation index zien we dat de groep met geen of
één motorische functiebeperking significant beter scoort op fragmentation index als de groep
met twee of meer functiebeperkingen
Er is een significant verschil in fragmentation index naargelang welke beperking je op vlak
van transfer hebt.
1 2 3 4 5
Volledig
zelfstandig
Met hulpmiddelen Met menselijke
hulp
Met hulpmiddelen
en menselijke hulp
Werkt niet mee
35.822 56.475 35.600 33.982 44.792
Om na te gaan tussen welke groepen binnen transfer er precies een significant verschil is,
gebruiken we t-test voor gemiddelden. We houden er rekening met het al dan niet gelijk zijn
van de varianties.
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met
hulpmiddelen
-1.917 .029
1-3 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp
.063 .475
1-4 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
.420 .3375
1-5 Volledig zelfstandig-werkt niet mee -2.890 .0025
2-3 Met hulpmiddelen-met menselijke
hulp
2.240 .018
2-4 Met hulpmiddelen-met menselijke hulp
en hulpmiddelen
1.448 .0835
2-5 Met hulpmiddelen-werkt niet mee .836 .204
3-4 Met menselijke hulp-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
.394 .3855
3-5 Met menselijke hulp-werkt niet mee -1.999 .025
4-5 Met menselijke hulp en
hulpmiddelen-werkt niet mee
-1.844 .035
AMBULANTIE
Er is een verschil in fragmentation index naargelang je vermogen om binnenshuis te stappen.
1 2 3 4 5
Volledig
zelfstandig
Met hulpmiddelen Met menselijke
hulp
Met hulpmiddelen
en menselijke hulp
Stapt niet
36.081 41.300 30.740 30.575 44.418
58
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met hulpmiddelen -.482 .3155
1-3 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp
1.301 .098
1-4 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
.896 .186
1-5 Volledig zelfstandig-stapt niet -2.665 .0045
2-3 Met hulpmiddelen-met menselijke hulp .868 .1995
2-4 Met hulpmiddelen-met menselijke hulp
en hulpmiddelen
.463 .3605
2-5 Met hulpmiddelen-stapt niet -.214 .4155
3-4 Met menselijke hulp-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
.026 .4895
3-5 Met menselijke hulp-stapt niet -2.479 .008
4-5 Met menselijke hulp en
hulpmiddelen-stapt niet
-1.675 .0495
TOILETGEBRUIK
t sign
1-3 Zelfstandig-met menselijke hulp -.070 .472
1-4 Zelfstandig-geen gebruik van toilet -2.133 .018
3-4 Met menselijke hulp-geen gebruik van toilet -2.557 .0065
MOTORISCHE FUNCTIEBEPERKING 09
Net zoals in het juiste jaartal is er een significant verschil in fragmentation index naargelang
aard van functiebeperking. Ook de t-test bevestigt dit met een t-waarde van -2.299 en een
eenzijdige p-waarde van 0.0115. Proefpersonen met één of geen motorische functiebeperking
scoren beter op fragmentation index (gemiddelde=35.672) als mensen met twee of meer
functiebeperkingen (gem=41.673)
TRANSFER 09
Ook in de scores van maart 09 is er een significant verschil in fragmentation index naargelang
welke beperking je op vlak van transfer hebt.
1 2 3 4 5
Volledig
zelfstandig
Met hulpmiddelen Met menselijke
hulp
Met hulpmiddelen
en menselijke hulp
Werkt niet mee
35,748 50,088 33,225 35,545 43,768
Om na te gaan tussen welke groepen binnen transfer er precies een significant verschil is,
gebruiken we t-test voor gemiddelden. We houden er rekening met het al dan niet gelijk zijn
van de varianties.
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met
hulpmiddelen
-1.90 .0285
1-3 Volledig zelfstandig-met menselijke .801 .2125
59
hulp
1-4 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
.037 .4855
1-5 Volledig zelfstandig-werkt niet mee -2.658 .0045
2-3 Met hulpmiddelen-met menselijke
hulp
2.417 .011
2-4 Met hulpmiddelen-met menselijke hulp
en hulpmiddelen
1.267 .110
2-5 Met hulpmiddelen-werkt niet mee .799 .2355
3-4 Met menselijke hulp-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-.401 .346
3-5 Met menselijke hulp-werkt niet mee -2.530 .0065
4-5 Met menselijke hulp en hulpmiddelen-
werkt niet mee
-1.466 .0735
AMBULANTIE
1 2 3 4 5
Volledig
zelfstandig
Met hulpmiddelen Met menselijke
hulp
Met hulpmiddelen
en menselijke hulp
Stapt niet
36,131 37,860 33,255 31,700 43,537
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met hulpmiddelen -1.137 .4485
1-3 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp
.788 .2165
1-4 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
1.024 .1545
1-5 Volledig zelfstandig-stapt niet -2.356 .0105
2-3 Met hulpmiddelen-met menselijke hulp .382 .360
2-4 Met hulpmiddelen-met menselijke hulp
en hulpmiddelen
.627 .270
2-5 Met hulpmiddelen-stapt niet -.596 .2765
3-4 Met menselijke hulp-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
.310 .3795
3-5 Met menselijke hulp-stapt niet -1.936 .0285
4-5 Met menselijke hulp en
hulpmiddelen-stapt niet
-1.876 .0325
TRAPPEN 09
Iemand die trappen doet heeft een betere fragmentatie-index (35.283), dan iemand die geen
trappen doet (40.757), t=-2.144, eenzijdige p=.017
TOILETGEBRUIK 09
Ook bij de scores van maart 09 is er een invloed op fragmentation index
t sign
1-3 Zelfstandig-met menselijke hulp -.364 .3585
1-4 Zelfstandig-geen gebruik van toilet -1.563 .0615
60
3-4 Met menselijke hulp-geen gebruik van toilet -2.847 .003
Als je geen gebruik maakt van het toilet is je fragmentation index sowieso significant hoger
(45.142) als wanneer je met menselijke hulp naar het toilet gaat (45.265)
ZINDELIJKHEID 09
Er is een significant verschil in fragmentation index wanneer we kijken naar de
zindelijkheidsscores van maart 09.
t sign
1-2 Onzindelijk-passief zindelijk 3.743 .000
1-3 Onzindelijk-actief zindelijk .682 .2485
2-3 Passief zindelijk-actief zindelijk -2.942 .002
De fragmentation index is significant hoger bij iemand die onzindelijk is (40.594) als bij
iemand die passief zindelijk is (29.890). Iemand die passief zindelijk is heeft een betere
fragmentatie-index dan iemand die actief zindelijk is (38.678).
LOOPHULP VERZWARING
Wanneer we kijken naar de verbanden van fragmentation index met loophulpen met
verzwaring, zien we:
t sign
1-2 Niet van toepassing-van toepassing 2.379 .0095
1-3 Niet van toepassing-met constante begeleiding -.831 .2035
2-3 Van toepassing-met constante begeleiding -5.927 .002
De fragmentatie-index van iemand die loophulp heeft zonder verzwaring is significant kleiner
(10.5), dan deze van iemand die geen loophulp heeft (36.804) of die constant begeleiding
nodig heeft bij zijn loophulp( 43.313)
PARAMETERS
Er zijn geen verzwaringen gescoord voor dit item. Wanneer we kijken naar de test voor
gelijke varianties zin we dat ze verworpen wordt, dit maakt dat de t-test -1.395 is, en de
eenzijdige p-waarde .102. Er is toch geen significant verschil in fragmentatie-index voor dit
item, aangezien de aantallen in de twee vergeleken groepen te ver uit elkaar liggen
LAVEMENT 1-2
Iemand die lavementen krijgt, heeft een lagere fragmentatie index (29.09) dan iemand die er
geen krijgt (37.636), t=2.265, p=.0125
CHRONISCHE WONDZORG 1-2
Iemand die chronische wondzorg krijgt, heeft een lagere fragmentatie-index (26.400), dan
iemand die er geen krijgt (37.239). t= 2,041, eenzijdige p=0,0215
ORTHOPEDISCHE MATERIALEN
Er is een significant verschil tussen proefpersonen met orthopedische materialen (44.607) en
zonder orthopedische materialen (36.877) op fragmentation index T= -2.179, eenzijdige
p=.0155
61
EPILEPSIE SUBJECTIEF
Het verband tussen epilepsie volgens subjectieve beoordeling en fragmentatie-index is niet
significant.
Wanneer we kijken of toevalsvrij zijn of niet enige invloed heeft zien we dat de F-waarde hier
1.471 is en de p-waarde .229, dus geen invloed van toevalsvrij zijn of niet.
Wanneer we kijken naar de frequentie van epilepsie, zien we dat hier ook geen invloed van is:
F-waarde=.341, p-waarde = .796
Er is ook geen effect van intensiteit van epilepsieaanval. F-waarde=1.913, p-waarde=.163.
MOTORISCHE HANDICAP
Er is een significant verschil in fragmentatie-index wanneer iemand een motorische handicap
heeft. T-waarde=-3.231, eenzijdige p-waarde=.0005 iemand die een motorische handicap
heeft, heeft een significant hogere score voor fragmentatie-index (42.208), als iemand die er
geen heeft (34.027).
De soort motorische handicap maakt geen significant verschil uit: f=.321, p=.964
Besluit van fragmentatie-index
Significant effect van fragmentatie index
Guy Vanden Boer juiste
jaartal
Guy Vanden Boer 28 sign< fragmentatie-index als guy vanden boer 101
Guy Vanden Boer 46 sign< fragmentatie-index als guy vanden boer 64
Guy Vanden Boer 46 sign< fragmentatie-index als guy vanden boer 101
Motorische
functiebeperking
Geen of 1 sign< fragmentatie-index als 2 of meer
Transfer Volledig zelfstandig sign < fragmentation index als met hulpmiddelen
Met menselijke hulp sign< fragmentatie-index als met hulpmiddelen
Volledig zelfstandig sign< fragmentatie-index als volledig afhankelijk
Met menselijke hulp sign< fragmentatie-index als volledig afhankelijk
Met menselijke hulp én hulpmiddelen sign< fragmentatie-index als
volledig afhankelijk
Ambulantie Volledig zelfstandig sign< fragmentatie-index als stapt niet
Met menselijke hulp sign< fragmentatie-index als stapt niet
Met menselijke hulp én hulpmiddelen sign < fragmentatie-index als
stapt niet
Toilet Zelfstandig sign < fragmentatie-index als geen gebruik
Met menselijke hulp < fragmentatie-index als geen gebruik
Motorische
functiebeperking maart
09
Geen of 1 sign< fragmentatie-index als 2 of meer
Transfer maart 09 Volledig zelfstandig sign< fragmentatie-index als met hulpmiddelen
Met menselijke hulp sign< fragmentatie-index als met hulpmiddelen
Volledig zelfstandig sign< fragmentatie-index als volledig afhankelijk
Met menselijke hulp sign< fragmentatie-index als volledig afhankelijk
Ambulantie Volledig zelfstandig sign< fragmentatie-index als stapt niet
Met menselijke hulp sign< fragmentatie-index als stapt niet
Met menselijke hulp en hulpmiddelen sign< fragmentatie-index als stapt
niet
Trappen Wel trappen doen sign < fragmentatie-index als geen trappen doen
Toilet Met menselijke hulp < fragmentatie-index als geen gebruik
62
Zindelijkheid Passief zindelijk sign< fragmentatie-index als onzindelijkheid
Passief zindelijk sign< fragmentatie-index als actief zindelijk
Loophulp Met loophulp sign < fragmentatie-index als zonder loophulp
Met loophulp sign < fragmentatie-index als met loophulp én constante
begeleiding
Lavement 1-2 Van Toepassing sign < fragmentatie-index als niet van toepassing
Chronische wondzorg Van Toepassing sign < fragmentatie-index als niet van toepassing
Orthopedische
materialen
Geen orthopedische materialen sign< fragmentatie-index als wel
orthopedische materialen
Motorische handicap Geen motorische handicap sign< fragmentatie-index als wel motorische
handicap
Actual sleep time
F sign
Leeftijd 2.928 .089
Leeftijd categorie 1.316 .271
Geslacht 1.346 .247
Guy Vanden Boer .740 .566
Gezicht 2.313 .102
Motorische functiebeperking 2.318 .102
Transfer 2.248 .052
Ambulantie 1.953 .088
Trappen 3.089 .048
Rolstoel 2.371 .054
Mobiliteit buitenshuis 3.161 .045
Kleden 2.753 .020
Communicatie 4.427 .217
Voeden 3.458 .005
Toiletgebruik 2.755 .044
Zindelijkheid 1.995 .117
CEP juiste jaartal .566 .687
Guy Vanden Boer maart 09 .996 .411
Gezichtsvermogen 1.540 .216
Paralyse .239 .626
Transfer 2.378 .054
Ambulantie 1.682 .156
Trappen 1.211 .273
Rolstoel .1.867 .119
Mobiliteit buitenshuis .128 .720
Kleden 2.179 .063
Communicatie .905 .462
Voeden 3.087 .017
Toiletgebruik .860 .463
Zindelijkheid 3.122 .047
CEP maart 09 .598 .701
Leen Vanermen 7.389 .000
63
Sta-apparaten 1-2 3.968 .021
Sta-apparaten met verzwaring 1.652 .136
Loophulp 1-2 2.947 .088
Loophulp met verzwaring 3.273 .040
Orthopedische schoenen 1-2 2.484 .117
Orthopedische schoenen met
verzwaring
1.014 .428
Epilepsie 1-2 9.956 .002
Epilepsie met verzwaring 1.756 .090
Mondverzorging 1-2 3.192 .076
Mondverzorging met verzwaring 1.222 .303
Zuurstof 1-2 1.676 .197
Zuurstof met verzwaring / /
Wisselhouding ifv ademhaling 1-
2
2.249 .109
Wisselhouding ifv ademhaling
met verzwaring
1.628 .185
Medicatie via de luchtweg 1-2 .885 .348
Medicatie via de luchtweg met
verzwaring
.774 .543
Parameters 1-2 .919 .339
Parameters met verzwaring / /
Infectieziekten 1-2 .001 .971
Infectieziekten met verzwaring / /
Lavement 1-2 4.083 .045
Lavement met verzwaring 2.827 .062
Manueel verwijderen van
stoelgang 1-2
.743 .390
Manueel verwijderen van
stoelgang met verzwaring
2.456 .089
Wondzorg 1-2 1.303 .255
Wondzorg met verzwaring .829 .438
Anti-decubitusmaatregelen 1-2 4.942 .008
Anti-decubitusmaatregelen met
verzwaring
1.985 .045
Ontwikkeling .629 .787
Welke arm .000 .992
Overdag rusten 1.066 .303
Moe/prikkelbaar .163 .687
Aanvallen van slaap .404 .526
Slaapverwekkende medicatie .733 .393
Orthopedische materialen .972 .325
Vrijheidsbeperkende maatregelen .016 .899
Verstoring van de slaap 5.291 .023
Alleen op kamer .476 .491
Welke controle 1.100 .363
Storende geluiden .882 .349
Epilepsie subjectief 5.815 .017
Motorische handicap .005 .944
64
Niveau van functioneren 3.957 .004
Specifiek beeld ja of nee .643 .424
Specifiek beeld uitgebreid .550 .872
Specifiek beeld ass .011 .917
Specfiek beeld angelman .091 .764
Specifiek beeld Down 1.162 .285
Specifiek beeld Rett .404 .527
TRAPPEN
Uit de gegevens van de ANOVA zou je kunnen afleiden dar er een verschil is in actual sleep
time tussen dan iemand die wel trappen doet en iemand die dit niet doet, de resultaten van de
t-test zijn echer de volgende: t=-1.237 p=.109, er is dus geen significant verschil;
MOBILITEIT BUITENSHUIS
T=-2.124, p=0.026. De actual sleep time van volledig zelfstandig naar buiten gaan is lager
(8:27:47), dan van naar buiten gaan met menselijke hulp (8:45:13)
KLEDEN
1 2 3 4 5
Volledig
zelfstandig
Met beperkte
hulp
Met verbale
activering
Wordt gekleed met
medewerking
Wordt gekleed zonder
medewerking
8:02:26 8:09:09 8:19:50 8:34:38 8:59:31
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met beperkte hulp -.322 .3745
1-3 Volledig zelfstandig-met verbale
activering
-.618 .271
1-4 Volledig zelfstandig-wordt gekleed,
met medewerking
-.917 .1815
1-5 Volledig zelfstandig-wordt gekleed,
zonder medewerking
-1.717 .0455
2-3 Met beperkte hulp-verbale activering -.614 .2715
2-4 Met beperkte hulp-wordt gekleed met
medewerking
-1.551 .0625
2-5 Met beperkte hulp- wordt gekleed,
zonder medewerking
-3.317 .0005
3-4 verbale activering- wordt gekleed met
medewerking
-.628 .266
3-5 verbale activering- wordt gekleed,
zonder medewerking
-1.781 .0395
4-5 Wordt gekleed met medewerking-
wordt gekleed, zonder medewerking
-1.350 .090
VOEDEN
1 2 3 4 5
Zelfstandig Voorbereidende
hulp
Gedeeltelijke
hulp
Wordt gevoed Sondevoeding
65
8:06:24 8:20:22 8:58:39 8:35:27 9:34:55
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met voorbereidende hulp -.613 .271
1-3 Volledig zelfstandig-met gedeeltelijke hulp -1.799 .040
1-4 Volledig zelfstandig-wordt gevoed -.962 .170
1-5 Volledig zelfstandig-sondevoeding -3.475 .001
2-3 Met voorbereidende hulp-met gedeeltelijke
hulp
-2.016 .0235
2-4 Met voorbereidende hulp-wordt gevoed -.863 .1955
2-5 Met voorbereidende hulp-sondevoeding -3.454 .0005
3-4 Met gedeeltelijke hulp-wordt gevoed .941 .175
3-5 Met gedeeltelijke hulp-sondevoeding -1.302 .1005
4-5 Wordt gevoed-sondevoeding -2.085 .02005
TOILETGEBRUIK
1 2 3 4
Zelfstandig Met hulpmiddelen Met menselijke hulp Geen gebruik
8:07:26 8:41:20 8:42:20
t Sign
1-3 Zelfstandig-met menselijke hulp -2.630 .005
1-4 Zelfstandig-geen gebruik van toilet -1.784 .0395
3-4 Met menselijke hulp-geen gebruik van toilet -.038 .485
VOEDEN 09
1 2 3 4 5
Zelfstandig Voorbereidende
hulp
Gedeeltelijke
hulp
Wordt gevoed Sondevoeding
8:16:33 8:15:27 8:46:12 8:35:21 9:29:19
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met voorbereidende hulp .048 .481
1-3 Volledig zelfstandig-met gedeeltelijke hulp -.826 .207
1-4 Volledig zelfstandig-wordt gevoed -.547 .2935
1-5 Volledig zelfstandig-sondevoeding -2.950 .003
2-3 Met voorbereidende hulp-met gedeeltelijke hulp -1.406 .084
2-4 Met voorbereidende hulp-wordt gevoed -1.162 .1245
2-5 Met voorbereidende hulp-sondevoeding -4.282 .000
3-4 Met gedeeltelijke hulp-wordt gevoed .434 .333
3-5 Met gedeeltelijke hulp-sondevoeding -1.729 .0455
4-5 Wordt gevoed-sondevoeding -2.582 .006
ZINDELIJKHEID 09
Er is een significant verschil in fragmentation index wanneer we kijken naar de
zindelijkheidsscores van maart 09.
66
t sign
1-2 Onzindelijk-passief zindelijk -1.272 .1035
1-3 Onzindelijk-actief zindelijk 2.208 .0145
2-3 Passief zindelijk-actief zindelijk 3.452 .0005
De actual sleep time is significant lager bij iemand die actief zindelijk is (8:08:09) als bij
iemand die passief zindelijk is (8:57:23) of onzindelijk (8:37:14)
LEEN VANERMEN
0 4 8 39
8:11:40 8:35:20 9:18:06 9:15:14
t sign
0-4 -13.361 .088
0-8 -4.145 .000
0-39 -3.859 .000
4-8 -1.826 .0365
4-39 -1.688 .0485
8-39 .146 .4425
De actual sleep time van mensen zonder (para)medisch verzorgende handelingen is korter
(8:11:40); dan mensen met matig (9:18:06) of ernstige (9:15:14) problemen op dit vlak
De actual sleep time van mensen met lichte problemen is significant korter dan die van
mensen met matig (9:18:06) of ernstige (9:15:14) problemen op dit vlak
STA-APPARATEN 1-2
Iemand waarvoor een sta-apparaat niet van toepassing is, heeft een korte actual sleep time
(8:29:26) als iemand waarvoor sta-apparaten wel van toepassing is (9:18:20). T=-2.813,
eenzijdige p=.003
LOOPHULP VERZWARING
Wanneer we kijken naar de verbanden van actual sleep time met loophulpen met verzwaring,
zien we:
t sign
1-2 Niet van toepassing-van toepassing -2.519 .0065
1-3 Niet van toepassing-met constante begeleiding -.976 .1885
2-3 Van toepassing-met constante begeleiding 5.766 .002
De actual sleep time van iemand die loophulp heeft zonder verzwaring is significant langer
(11:02:30), dan deze van iemand die geen loophulp heeft (8:35:02) of die constant
begeleiding nodig heeft bij zijn loophulp( 8:49:22)
EPILEPSIE 1-2
Iemand met epilepsie heeft een langere actual sleep time (9:13:55) als iemand zonder
epilepsie (8:26:25). T=-2,411, eenzijdige p= .0085
67
LAVEMENTEN 1-2
Iemand die lavementen krijgt, heeft een langere actual sleep time (9:12:53) dan iemand die er
geen krijgt (8:32:29), t=-2.021, eenzijdige p=.0225
ANTI-DECUBITUSMAATREGELEN
Iemand die geen anti-decubitusmaatregelen krijgt heeft een kortere actual sleep time
(8:27:36), dan iemand die er wel krijgt (9:13:58). T=-2,839, eenzijdige p=.0025
1 2 3 4 9
Niet van
toepassing
Van toepassing Bemoeilijkt Extra materiaal Bemoeilijkt+extra
materiaal + meer als
tweemaal per dag
8:27:36 9:13:54 8:59:43 8:01:54 10:26:51
Wanneer we ook naar de verzwaringen kijken:
t sign
1-2 Niet van toepassing-van toepassing -1.551 .0615
1-3 Niet van toepassing-bemoeilijkt -1.222 .112
1-4 Niet van toepassing-extra materiaal .642 .261
1-9 Niet van toepassing-bemoeilijkt+extra materiaal+meer als
2maal per dag
-3.390 .0005
2-3 van toepassing-bemoeilijkt .296 .3855
2-4 van toepassing-extra materiaal .898 .195
2-9 van toepassing-bemoeilijkt+extra materiaal+meer als 2maal per
dag
-1.125 .142
3-4 Bemoeilijkt-extra materiaal .980 .196
3-9 Bemoeilijkt-bemoeilijkt+extra materiaal+meer als 2maal per
dag
-3.473 .0025
4-9 Extra materiaal-bemoeilijkt+extra materiaal+meer als
2maal per dag
-2.564 .0185
Bij de combinatie van de drie verzwaringen bij sta-apparaten is de actual sleep time langer
(10:26:51), als bij niet van toepassing (8:27:36), bij enkel de verzwaring bemoeilijkt (8:59:43)
en bij enkel de verzwaring extra materiaal (8:01:54)
VERSTORING VAN DE SLAAP
Iemand waarvan de slaap verstoord wordt door andere bewoners, door licht of geluid heeft
een langere actual sleep time (9:03:42), als iemand waarbij dit niet het geval is (8:27:57). T=-
2.300,eenzijdige p=.0115
EPILEPSIE SUBJECTIEF
Het verband tussen epilepsie volgens subjectieve beoordeling en actual sleep time is
significant. Iemand die epilepsie heeft, slaap langer (8:54:40), dan iemand zonder epilepsie
(8:23:19) t=-2.411,eenzijdige p=.0085
Wanneer we kijken of toevalsvrij zijn of niet enige invloed heeft zien we dat de F-waarde hier
.015 en de p-waarde .901 is dus geen invloed van toevalsvrij zijn of niet.
Wanneer we kijken naar de frequentie van epilepsie, zien we dat hier ook geen invloed van is:
F-waarde=.086-waarde = .967
Er is wel een effect van intensiteit van epilepsieaanval. F-waarde=3.401, p-waarde=.045
68
t sign
1-2 Absences-tonisch/clonisch -2.279 .015
1-3 Absences-andere -1.868 .042
2-3 Tonisch/clonisch-andere -.630 .267
.
Iemand die absences heeft, heeft een lagere actual sleep time (7:58:55) als iemand die tci
heeft (9:12:12) en als iemand die een andere vorm van intensiteit heeft (9:34:49)
NIVEAU VAN FUNCTIONEREN
1 2 3 4 5
LM MM EM DM Onbekend
8:13:43 8:01:17 8:04:39 8:50:50 6:54:37
t sign
1-2 Lm-mm .209 .4195
1-3 Lm-em .185 .427
1-4 Lm-dm -.626 .266
1-5 Lm-onbekend .761 .2445
2-3 mm-em -.124 .451
2-4 mm-dm -1.725 .0435
2-5 mm-onbekend 1.120 .143
3-4 Em-dm -2.689 .004
3-5 Em-onbekend 1.002 .193
4-5 Dm-onbekend 2.689 .004
Iemand waarvan de handicap niet kan vastgesteld worden heeft een lagere slaap tijd (6:54:37),
als iemand die diep verstandelijk gehandicapt is (8:50:50). Iemand met een diep
verstandelijke handicap heeft een langere slaaptijd als iemand met een ernstig verstandelijke
handicap (8:04:39) en als iemand met een matig verstandelijke handicap
Besluit van actual sleep time
Significant effect van Actual sleep time
Mobiliteit Met menselijke hulp sign > sleep time als zelfstandig
Kleden Gekleed zonder medewerking sign>sleep time als volledig
zelfstandig
Gekleed zonder medewerking sign>sleep time als w gekleed met
bep hulp
Gekleed zonder medewerking sign>sleep time als w gekleed met
verbale activering
Voeden Sondevoeding sign > sleep time als zelfstandig eten
Sondevoeding sign > sleep time als met voorbereidende hulp
Sondvoeding sign > sleep time als wordt gevoed
Met gedeeltelijke hulp sign > sleep time als zelfstandig eten
69
Met gedeeltelijke hulp sign > sleep time als met voorbereidende
hulp
Toilet met menselijke hulp sign > sleep time als zelfstandig naar het
toilet gaan
geen gebruik van toilet sign > sleep time als zelfstandig naar het
toilet gaan
Voeden maart 09 Sondevoeding sign > sleep time als zelfstandig eten
Sondevoeding sign > sleep time als met voorbereidende hulp
Sondvoeding sign > sleep time als met gedeeltelijke hulp
Sondvoeding sign > sleep time als wordt gevoed
Zindelijkheid maart 09 Passief zindelijk sign > sleep time als actief zindelijk
Onzindelijk zindelijk sign > sleep time als actief zindelijk
Lve maart 09 Matige medische problemen sign > sleep time als mensen zonder
problemen
Ernstig medische problemen sign > sleep time als mensen zonder
problemen
Matige medische problemen sign > sleep time als mensen met
lichte problemen
Ernstig medische problemen sign > sleep time als mensen met
lichte problemen
Sta-apparaten 1-2 Van toepassing > sleep time als niet van toepassing
Loophulp verzwaring Van toepassing zonder verzwaring sign > sleep time als niet van
toepassing
Van toepassing zonder verzwaring sign > sleep time als van
toepassing + constante begeleiding
Epilepsie 1-2 Van toepassing sign > sleep time als niet van toepassing
Lavement 1-2 Van toepassing sign > sleep time als niet van toepassing
Decubitus 1-2 Van Toepassing > sleep time als niet van toepassing
Decubitus verzwaringen combinatie 3 verzwaringen sign > actual sleep time als niet van
toepassing
combinatie 3 verzwaringen sign > actual sleep time als bij enkel
de verzwaring bemoeilijkt
combinatie 3 verzwaringen sign > actual sleep time als bij enkel
de verzwaring extra materiaal
Verstoring van slaap Ja sign > sleep time als nee
Epilepsie subjectief Ja sign > sleep time als nee
Intensiteit van epilepsie Tci sign > sleep time als absences
Andere > sleep time als absences
Niveau Dm sign > sleep time als onbekend
Dm sign > sleep time als em
Dm sign > sleep time als mm
9.1.2. Nonparametrische testen
We voeren nonparametrische variatieanalyse uit van elke onafhankelijke variabele voor elke
afhankelijk variabele. Dit doen we met SPSS-non-parametric tests-K indepent samples. We
voeren met andere woorden Kruskal Wallis testen uit.
70
Wanneer de Kruskal Wallis bevestigd dat er een verschil is in de groepen, voeren we in SPSS
een Mann Whitney U test uit (dit is het niet parametrisch alternatief voor een t-test), dit doen
we met SPSS-non parametric tests-2 independent samples. De SPSS geeft echter enkel two
tailed statistical tests. Om het eenzijdige alternatief te bekomen, (we willen immers de
richting van het verschil weten), delen we deze p-waarde telkens door twee. De richting van
het verschil is dan de richting waarin de mean ranks verschillen. De mean rank wordt
berekend door alle waarden van de afhankelijke variabele te rangordenen, dan wordt per
groep het gemiddelde genomen van deze rangorde. Wanneer de p-test een statistisch
significant verschil aangeeft, wil dit zeggen dat de waarden van groep 1 groter of kleiner zijn
dan de waarden van groep 2.
Afhankelijke variabele: sleep efficiency
λ² Asymp sign
Leeftijd 64.346 .394
Leeftijd categorie .638 .727
Geslacht 1.553 .213
Guy Vanden Boer 3.948 .413
Gezicht 1.192 .275
Motorische functiebeperking 2.781 .095
Transfer 8.944 .063
Ambulantie 2.690 .611
Trappen .624 .430
Rolstoel 1.929 .587
Mobiliteit buitenshuis .009 .925
Kleden ;593 .964
Communicatie 1.979 .740
Voeden 3.156 .532
Toiletgebruik 4.215 .122
Zindelijkheid 1.046 .593
CEP juiste jaartal 4.329 .363
Guy Vanden Boer maart 09 3.792 .435
Gezichtsvermogen 2.859 .091
Paralyse 1.852 .174
Transfer 7.699 .103
Ambulantie 3.569 .467
Trappen .982 .322
Rolstoel 2.323 .677
Mobiliteit buitenshuis .084 .772
Kleden .341 .987
Communicatie 3.767 .438
Voeden 3.967 .411
Toiletgebruik 6.109 .106
Zindelijkheid 7.192 .027
CEP maart 09 3.817 .576
Leen Vanermen 9.125 .028
Sta-apparaten 1-2 1.035 .309
Sta-apparaten met verzwaring 5.102 .404
Loophulp 1-2 3.233 .072
71
Loophulp met verzwaring 5.308 .070
Orthopedische schoenen 1-2 .527 .468
Orthopedische schoenen met
verzwaring
5.324 .722
Epilepsie 1-2 3.172 .075
Epilepsie met verzwaring 8.575 .379
Mondverzorging 1-2 .077 .781
Mondverzorging met verzwaring 1.795 .616
Zuurstof 1-2 .945 .331
Zuurstof met verzwaring / /
Wisselhouding ifv ademhaling 1-
2
.042 .838
Wisselhouding ifv ademhaling
met verzwaring
1.993 .369
Medicatie via de luchtweg 1-2 .175 .675
Medicatie via de luchtweg met
verzwaring
4.396 .355
Parameters 1-2 .153 .695
Parameters met verzwaring / /
Infectieziekten 1-2 .305 .581
Infectieziekten met verzwaring / /
Lavement 1-2 5.464 .019
Lavement met verzwaring 7.562 .023
Manueel verwijderen van
stoelgang 1-2
4.406 .036
Manueel verwijderen van
stoelgang met verzwaring
5.263 .072
Wondzorg 1-2 .604 .437
Wondzorg met verzwaring 1.016 .602
Anti-decubitusmaatregelen 1-2 1.294 .255
Anti-decubitusmaatregelen met
verzwaring
7.121 .524
Ontwikkeling 10.049 .436
Welke arm .457 .499
Overdag rusten .143 .705
Moe/prikkelbaar 1.226 .268
Aanvallen van slaap .269 .604
Slaapverwekkende medicatie .718 .397
Orthopedische materialen 5.523 .019
Vrijheidsbeperkende maatregelen 2.269 .132
Verstoring van de slaap .204 .651
Alleen op kamer .095 .758
Welke controle 3.929 .269
Storende geluiden .008 .931
Epilepsie subjectief 6.308 .012
Motorische handicap 2.632 .105
Niveau van functioneren 5.383 .250
Specifiek beeld ja of nee .614 .433
Specifiek beeld uitgebreid 8.280 .763
72
Specifiek beeld ass .027 .870
Specifiek beeld angelman .061 .804
Specifiek beeld Down .950 .330
Specifiek beeld Rett .620 .431
ZINDELIJKHEID 09
Er is een significant verschil in sleep efficiency wanneer we kijken naar de
zindelijkheidsscores van maart 09.
z Asymp sign
1-2 Onzindelijk-passief zindelijk -2.596 .0045
1-3 Onzindelijk-actief zindelijk -.987 .162
2-3 Passief zindelijk-actief zindelijk -1.699 .0445
Voor de non parametrische testen is de mean rank van de sleep efficiency significant lager bij
iemand die onzindelijk is (62.32) als bij iemand die passief zindelijk is (82.14). De mean rank
van sleep efficiency voor passief zindelijk is ook groter (43,16) als voor actief zindelijk
(34,52)
LEEN VANERMEN
z Asymp sign
0-4 -1.044 .1485
0-8 -2.918 .002
0-39 -1.250 .1055
4-8 -1.744 .038
4-39 -.157 .4375
8-39 -1.269 .102
Voor de nonparametrische testen is de mean rank van de sleep efficiency significant lager bij
geen medische problemen (49.68) als bij matig ernstige medische problemen (69.67). De
mean rank voor sleep efficiency is ook lager bij lichte medische problemen (26,10) als bij
matige medische problemen(34.03)
LAVEMENTEN
Net zoals bij de parametrische technieken is zowel wanneer enkel naar ‘van toepassing’, ‘niet
van toepassing’ als naar de verzwaringen wordt gekeken het verband met sleep efficiency
significant.
z-test 1-2:
z=-2.338, p=.0095
z-test met verzwaringen
z Asymp sign
1-2 Niet van toepassing-van toepassing -1.604 .0545
1-3 Niet van toepassing-systematisch -2.329 .010
2-3 Van toepassing-systematisch -1.118 .132
De test waar alleen gekeken wordt naar van toepassing of niet geeft aan dat de mean rank van
sleep efficiency lager is bij niet van toepassing (78.86) als bij van toepassing (105.79).
73
Wanneer we meer in de detail kijken zien we dat wanneer systematisch lavementen gegeven
worden de mean rank van sleep efficiency hoger is (130.67) als wanneer geen lavementen
(72.82 ) gegeven worden. Dit kan te maken hebben met het feit dat men rustiger slaapt
wanneer men zijn ontlasting heeft kunnen doen.
MANUEEL VERWIJDEREN VAN STOELGANG 1-2
De mean rank van sleep efficiency is beter wanneer manueel verwijderen niet van toepassing
is (83.06), als wanneer hij wel van toepassing is in het algemeen (25.33) . z score=-2.099,
sign=.018
ORTHOPEDISCHE MATERIALEN
Er is een significant verschil tussen de mean rank score van proefpersonen met orthopedische
materialen (68.29) en zonder orthopedische materialen (94.25) op sleep efficiency. z= -2.350,
p=.0095
EPILEPSIE SUBJECTIEF
Het verband tussen epilepsie volgens subjectieve beoordeling en sleep efficiency is ook bij de
nonparametrische technieken significant. z-waarde= -2.512, p waarde= .006. Iemand zonder
epilepsie heeft volgens deze analyse een lagere mean rank voor sleep efficiency (75.41) als
iemand met epilepsie (94.28)
Wanneer we kijken of toevalsvrij zijn of niet enige invloed heeft zien we dat de λ²-waarde
hier .959 is en de p-waarde .327, dus geen invloed van toevalsvrij zijn of niet.
Wanneer we kijken naar de frequentie van epilepsie, zien we dat hier ook geen invloed van is:
λ²-waarde=1.024, p-waarde = .795
Wanneer we kijken naar de intensiteit van epilepsie, zien we dat hier ook geen invloed van is:
λ²-waarde=5.111, p-waarde = .078
Besluit van sleep efficiency non parametrische technieken
Significant effect van Sleep efficiency
Zindelijkheid maart 09 Passieve zindelijkheid sign >mean rank sleep efficiency als
onzindelijk
Passief zindelijk sign > mean rank sleep efficiency als actief
zindelijk
LVE maart 09 Matig ernstige problemen sign >mean rank sleep efficiency als
niet van toepassing
Matig ernstige problemen sign >mean rank sleep efficiency als
minst ernstige problemen
Lavement 1-2 Van toepassing sign > mean rank sleep efficiency als niet van
toepassing
Lavement verzwaringen Systematisch lavement sign > mean rank sleep efficiency als geen
Manueel verwijderen van
stoelgang 1-2
Niet van toepassing sign > mean rank sleep efficiency als van
toepassing
Orthopedische materialen Geen gebruik sign > mean rank sleep efficiënt als bij gebruik
Epilepsie subjectief Epilepsie sign > mean rank sleep efficiëntie als geen epilepsie
74
Sleep latency
λ² Asymp sign
Leeftijd 64.346 .313
Leeftijd categorie .638 .240
Geslacht 1.553 .013
Guy Vanden Boer 3.948 .151
Gezicht 1.192 .134
Motorische functiebeperking 2.781 .011
Transfer 8.944 .022
Ambulantie 2.690 .127
Trappen .624 .074
Rolstoel 1.929 .236
Mobiliteit buitenshuis .009 .943
Kleden ;593 .478
Communicatie 1.979 .147
Voeden 3.156 .105
Toiletgebruik 4.215 .038
Zindelijkheid 1.046 .019
CEP juiste jaartal 4.329 .198
Guy Vanden Boer maart 09 3.792 .122
Gezichtsvermogen 2.859 .036
Paralyse 1.852 .017
Transfer 7.699 .347
Ambulantie 3.569 .250
Trappen .982 .178
Rolstoel 2.323 .458
Mobiliteit buitenshuis .084 .881
Kleden .341 .727
Communicatie 3.767 .196
Voeden 3.967 .416
Toiletgebruik 6.109 .053
Zindelijkheid 7.192 .074
CEP maart 09 3.817 .183
Leen Vanermen 9.125 .770
Sta-apparaten 1-2 1.068 .301
Sta-apparaten met verzwaring 2.356 .798
Loophulp 1-2 .375 .540
Loophulp met verzwaring 2.311 .315
Orthopedische schoenen 1-2 2.698 .100
Orthopedische schoenen met
verzwaring
8.479 .388
Epilepsie 1-2 3.979 .046
Epilepsie met verzwaring 6.719 .567
Mondverzorging 1-2 .198 .656
Mondverzorging met verzwaring 1.772 .621
Zuurstof 1-2 2.979 .084
75
Zuurstof met verzwaring / /
Wisselhouding ifv ademhaling 1-
2
.259 .610
Wisselhouding ifv ademhaling
met verzwaring
5.439 .066
Medicatie via de luchtweg 1-2 1.183 .277
Medicatie via de luchtweg met
verzwaring
6.164 .187
Parameters 1-2 .857 .355
Parameters met verzwaring / /
Infectieziekten 1-2 1.736 .188
Infectieziekten met verzwaring / /
Lavement 1-2 3.466 .063
Lavement met verzwaring 4.316 .116
Manueel verwijderen van
stoelgang 1-2
2.420 .120
Manueel verwijderen van
stoelgang met verzwaring
2.420 .298
Wondzorg 1-2 .487 .485
Wondzorg met verzwaring 1.050 .592
Anti-decubitusmaatregelen 1-2 .666 .414
Anti-decubitusmaatregelen met
verzwaring
9.645 .291
Ontwikkeling 9.260 .508
Welke arm .467 .494
Overdag rusten .353 .552
Moe/prikkelbaar .045 .832
Aanvallen van slaap 2.972 .085
Slaapverwekkende medicatie .004 .948
Orthopedische materialen 11.449 .001
Vrijheidsbeperkende
maatregelen
4.939 .026
Verstoring van de slaap 3.225 .073
Alleen op kamer 1.621 .203
Welke controle 2.952 .399
Storende geluiden .001 .976
Epilepsie subjectief .240 .624
Motorische handicap 3.384 .066
Niveau van functioneren 2.023 .732
Specifiek beeld ja of nee .911 .340
Specifiek beeld uitgebreid 8.994 .703
Specifiek beeld ass .671 .413
Specifiek beeld angelman .329 .566
Specifiek beeld Down .981 .322
Specifiek beeld Rett .736 .391
GESLACHT
76
Er is een significant verband van sleep latency met geslacht als we nonparametrische anova
uitvoeren. De mean rank van mannelijk geslacht ligt hoger (100.05) als van vrouw zijn
(80.73). z-score is -2.488, eenzijdige p=.0065
MOTORISCHE FUNCTIEBEPERKING
Er is een significant verschil tussen de personen met geen of één motorische functiebeperking
en diegene met een functiebeperking aan 2 of meerdere ledematen. Ook de mann whitney u -
test bevestigt dit met een z-waarde van -2.532 en een p-waarde van 0.0055. Wanneer we
kijken naar de mean rank van deze twee groepen op sleep latency zien we dat de groep met
geen of één motorische functiebeperking 79.55 scoort op sleep latency en dus lagere waarden
heeft voor sleep latency dan de andere groep (99.81)
TRANSFER
Er is een significant verschil in sleep latency naargelang welke beperking je op vlak van
transfer hebt. Om na te gaan tussen welke groepen binnen transfer er precies een significant
verschil is, gebruiken we de mann whitney u test.
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met
hulpmiddelen
-2.276 .0115
1-3 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp
-.542 .294
1-4 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-.406 .3425
1-5 Volledig zelfstandig-werkt niet mee -2.665 .004
2-3 Met hulpmiddelen-met menselijke
hulp
-1.985 .0235
2-4 Met hulpmiddelen-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-1.826 .034
2-5 Met hulpmiddelen-werkt niet mee -1.747 .0405
3-4 Met menselijke hulp-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-.059 .4765
3-5 Met menselijke hulp-werkt niet mee -1.371 .085
4-5 Met menselijke hulp en hulpmiddelen-
werkt niet mee
-1.209 .1135
Er is een significant verschil in sleep latency tussen iemand die zelfstandig een transfer kan
maken en iemand die daar helemaal afhankelijk voor is. De mean rank voor sleep latency
voor de eerste groep is 60.44, voor de laatste groep is het 79.49
Verder kan er ook een verschil gezien worden tussen de groep ‘met hulpmiddelen’ en volledig
zelfstandig, de mean rank voor met hulpmiddelen is significant hoger (89.00) als die van
volledig zelfstandig (45.56), de mean rank van met hulpmiddelen is ook significant hoger
(22.00), dan de mean rank van met menselijke hulp (11.64), hij is ook hoger (16,00) als met
menselijke hulp én hulpmiddelen (8,69), tenslotte is de mean rank van met hulpmiddelen ook
significant hoger (38,00) als werkt niet mee (21,76).
TOILETGEBRUIK
77
t sign
1-3 Zelfstandig-met menselijke hulp -.862 .1945
1-4 Zelfstandig-geen gebruik van toilet -2.370 .009
3-4 Met menselijke hulp-geen gebruik van toilet -2.083 .0185
De mean rank van zelfstandig naar het toilet gaan is significant lager (29.58), dan wanneer je
geen gebruik maakt van het toilet (41.44).
Ook wanneer het toilet met menselijk hulp wordt gebruikt is de mean rank lager (66.84), dan
wanneer het toilet niet wordt gebruikt (82.60)
ZINDELIJKHEID
Er is een significant verschil in sleep latency wanneer we kijken naar de zindelijkheidsscores
t sign
1-2 Onzindelijk-passief zindelijk -1.006 .157
1-3 Onzindelijk-actief zindelijk -2.767 .003
2-3 Passief zindelijk-actief zindelijk -1.242 .107
De mean rank sleep latency is langer bij iemand die onzindelijk is (80.43), als bij iemand die
actief zindelijk (60.47)
GEZICHT
Hieruit zouden we kunnen afleiden dat er een significant verschil is in gezichtsvermogen
zoals gemeten in maart 09. Dit is echter een vreemd resultaat, aangezien dit toch een vrij
stabiel gegeven is en de verschillen tijdens de meting in het juiste jaartal niet significant
waren. Een blik op de data duidt aan dat van 3 proefpersonen de gegevens ten tijde van de
meting ontbrekend waren, ondertussen zijn die echter wel verzameld. Deze drie extra
gegevens zorgen voor de significantie van het verschil. De mean rank van iemand die blind is,
is hoger (111.05) als die van iemand die niet blind is (8519), z=-2.101, eenzijdige p=.018
MOTORISCHE FUNCTIEBEPERKING 09
Net zoals in het juiste jaartal is er een significant verschil in sleep latency naargelang aard van
functiebeperking. Ook de mann whitney U test bevestigd dit met een z-waarde van -2.379 en
een eenzijdige p-waarde van 0.0085. Proefpersonen met één of geen motorische
functiebeperking scoren beter op sleep latency (80.74) als mensen met twee of meer
functiebeperkingen (99.43)
EPILEPSIE 1-2
Wanneer we enkel kijken naar epilepsie wel of niet van toepassing, zonder de verzwaringen
mee te tellen, zien we dat iemand die epilepsie heeft een kleinere mean rank heeft op
slaaplatentie (68.39), dan iemand die geen epilepsie heeft (86.00). z-waarde=-1.995,
eenzijdige p=.023
ORTHOPEDISCHE MATERIALEN
Er is een significant verschil tussen proefpersonen met orthopedische materialen (122.48) en
zonder orthopedische materialen (85.10) op sleep latency. z= -3.384, eenzijdige p=.0005
VRIJHEIDSBEPERKENDE MAATREGELEN
78
Er is een significant verschil tussen proefpersonen met vrijheidsbeperkende maatregelen
(101.71) en geen vrijheidsbeperkende maatregelen (83.85) op sleep latency. Z=-2.222,
eenzijdige p=.013
EPILEPSIE SUBJECTIEF
Het verband tussen epilepsie volgens subjectieve beoordeling en sleep latency is niet
significant.
Wanneer we kijken of toevalsvrij zijn of niet enige invloed heeft zien we dat de λ²-waarde
hier .057 is en de p-waarde .811, dus geen invloed van toevalsvrij zijn of niet.
Wanneer we kijken naar de frequentie van epilepsie, zien we dat hier ook geen invloed van is:
λ²-waarde=.4.686, p-waarde = .196
Er is ook geen effect van intensiteit van epilepsieaanval. λ²-waarde=4.870, p-waarde=.088.
Besluit van sleep latency
Significant effect van Sleep latency
Geslacht Vrouw sign< mean rank slaap latentie als man
Motorische functiebeperking Geen of 1 sign< mean rank slaaplatentie als 2 of meer
Transfer Volledig zelfstandig sign< mean rank slaaplatentie als volledig
afhankelijk
Volledig zelfstandig sign< mean rank slaaplatentie als met
hulpmiddelen
Met menselijke hulp sign < mean rank slaaplatentie als met
hulpmiddelen
Met menselijke hulp én hulpmiddelen sign < mean rank
slaaplatentie als met hulpmiddelen
Werkt niet mee sign < mean rank slaaplatentie als met
hulpmiddelen
Toilet zelfstandig naar het toilet significant lager < mean rank
slaaplatentie als geen gebruik
met menselijk hulp sign < mean rank slaaplatentie als geen
gebruik
Zindelijkheid Actief zindelijk sign< mean rank slaaplatentie als onzindelijkheid
Gezicht maart 09 Niet blind sign < mean rank slaaplatentie als blind
Motorische functiebep maart
09
Geen of 1 sign< mean rank slaaplatentie als 2 of meer
Epilepsie 1-2 Van toepassing sign< mean rank slaaplatentie als niet van
toepassing
Orthopedische materialen Geen orthopedische materialen sign<mean rank slaaplatentie als
wel orthopedische materialen
Vrijheidsbeperkende
maatregelen
Geen vrijheidsbeperkende maatregelen sign <mean rank
slaaplatentie als wel vrijheidsbeperkende maatregelen
Fragmentation index
λ² Asymp sign
Leeftijd 56.854 .661
79
Leeftijd categorie .327 .849
Geslacht 1.782 .182
Guy Vanden Boer 10.655 .031
Gezicht .458 .499
Motorische functiebeperking 7.588 .006
Transfer 11.956 .018
Ambulantie 9.419 .051
Trappen 1.380 .240
Rolstoel 1.700 .637
Mobiliteit buitenshuis .020 .888
Kleden 1.460 .834
Communicatie 2.065 .724
Voeden 2.162 .706
Toiletgebruik 5.882 .053
Zindelijkheid 1.810 .405
CEP juiste jaartal 7.911 .095
Guy Vanden Boer maart 09 5.324 .256
Gezichtsvermogen 1.083 .298
Paralyse 4.340 .037
Transfer 10.634 .031
Ambulantie 6.910 .141
Trappen 3.276 .070
Rolstoel 4.021 .403
Mobiliteit buitenshuis 1.206 .272
Kleden 1.832 .767
Communicatie 6.546 .162
Voeden 5.895 .207
Toiletgebruik 8.153 .037
Zindelijkheid 11.330 .003
CEP maart 09 8.827 .116
Leen Vanermen 5.240 .155
Sta-apparaten 1-2 .241 .624
Sta-apparaten met verzwaring 1.885 .865
Loophulp 1-2 .087 .768
Loophulp met verzwaring 7.150 .028
Orthopedische schoenen 1-2 .280 .597
Orthopedische schoenen met
verzwaring
6.773 .561
Epilepsie 1-2 .119 .730
Epilepsie met verzwaring 8.968 .345
Mondverzorging 1-2 .004 .951
Mondverzorging met verzwaring .014 1.000
Zuurstof 1-2 .513 .474
Zuurstof met verzwaring / /
Wisselhouding ifv ademhaling 1-
2
.168 .682
Wisselhouding ifv ademhaling
met verzwaring
.647 .724
Medicatie via de luchtweg 1-2 .041 .840
80
Medicatie via de luchtweg met
verzwaring
4.561 .335
Parameters 1-2 1.880 .170
Parameters met verzwaring / /
Infectieziekten 1-2 .006 .941
Infectieziekten met verzwaring / /
Lavement 1-2 5.635 .018
Lavement met verzwaring 6.816 .033
Manueel verwijderen van
stoelgang 1-2
.858 .354
Manueel verwijderen van
stoelgang met verzwaring
1.245 .536
Wondzorg 1-2 4.243 .039
Wondzorg met verzwaring 5.353 .069
Anti-decubitusmaatregelen 1-2 .424 .515
Anti-decubitusmaatregelen met
verzwaring
6.314 .612
Ontwikkeling 6.039 .812
Welke arm 1.287 .257
Overdag rusten 1.455 .228
Moe/prikkelbaar 1.248 .264
Aanvallen van slaap .289 .591
Slaapverwekkende medicatie .883 .347
Orthopedische materialen 4.066 .044
Vrijheidsbeperkende maatregelen -1.301 .254
Verstoring van de slaap .407 .524
Alleen op kamer 1.994 .158
Welke controle 2.530 .470
Storende geluiden .364 .546
Epilepsie subjectief .933 .334
Motorische handicap 9.278 .002
Niveau van functioneren 3.208 .524
Specifiek beeld ja of nee .705 .401
Specifiek beeld uitgebreid 8.075 .779
Specifiek beeld ass 1.518 .218
Specfiek beeld angelman .856 .355
Specifiek beeld Down .537 .464
Specifiek beeld Rett .267 .605
GUY VANDEN BOER
Er is een significant verband met van de score op de schaal Guy Vanden Boer met
fragmentation index
t sign
11-28 -.097 .4615
11-46 -.695 .2435
11-64 -.951 .171
81
11-101 -1.322 .093
28-46 -1.131 .129
28-64 -1.369 .0855
28-101 -2.228 .013
46-64 -1.886 .0295
46-101 -2.831 .00025
64-101 -.569 .2845
Iemand die score 28 heeft op de schaal Guy Vanden Boer heeft scoort beter op mean rank
fragmentation index (43.67)als iemand die vanden boer score 101 (56.60) heeft. Iemand die
vanden Boer score 46 heeft scoort beter op fragmentation index (30,97) als iemand die 64
scoort (40,64). Iemand die Vanden Boer 46 heeft scoort beter op fragmentation index
(36.39) als iemand die 101 scoort (51.68).
MOTORISCHE FUNCTIEBEPERKING
Er is een significant verschil tussen de personen met geen of één motorische functiebeperking
en diegene met een functiebeperking aan 2 of meerdere ledematen. Ook de mann whitney u
test bevestigt dit met een z-waarde van -2.755 en een eenzijdige p-waarde van 0.003.
Wanneer we kijken naar de mean rank van deze twee groepen op fragmentation index zien we
dat de groep met geen of één motorische functiebeperking 78.94 scoort op fragmentation
index en de andere groep gemiddeld 100.97
TRANSFER
Er is een significant verschil in fragmentation index naargelang welke beperking je op vlak
van transfer hebt. Om na te gaan tussen welke groepen binnen transfer er precies een
significant verschil is, gebruiken we mann whitney u-test.
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met
hulpmiddelen
-1.767 .0385
1-3 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp
-.187 .426
1-4 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-.750 .2265
1-5 Volledig zelfstandig-werkt niet mee -2.871 .003
2-3 Met hulpmiddelen-met menselijke
hulp
-1.985 .0235
2-4 Met hulpmiddelen-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-1.686 .046
2-5 Met hulpmiddelen-werkt niet mee -1.268 .1025
3-4 Met menselijke hulp-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-.798 .2125
3-5 Met menselijke hulp-werkt niet mee -1.831 .0335
4-5 Met menselijke hulp en
hulpmiddelen-werkt niet mee
-2.114 .0175
Er is een significant verschil in fragmentation index tussen iemand die zelfstandig een transfer
kan maken en iemand die daar helemaal afhankelijk voor is. De mean rank voor
fragmentation index voor de eerste groep is 60.29, voor de laatste groep is het gemiddelde
79.81
82
Er is een significant verschil in fragmentation index tussen de groep met hulpmiddelen en drie
van de andere groepen. De fragmentation index van met hulpmiddelen is veel groter (79,50)
dan wanneer zelfstandig de transfer wordt gedaan (45,77). Ook de mean rank fragmentation
index van iemand die met hulpmiddelen een transfer doet is veel hoger (22.00) als die van
iemand die dit met menselijke hulp doet (11.64). Ten derde is de mean rank fragmentation
index van iemand die met hulpmiddelen een transfer doet veel hoger (15,5) als die van
iemand die dit met menselijke hulp én hulpmiddelen doet.
Tenslotte iemand die met menselijke hulp heeft een lagere fragmentation index (26,6) als
iemand die niet mee werkt (35,58). De fragmentatie-index van iemand die met menselijke
hulp én hulpmiddelen een transfer doet is ook lager (21.91) als die van iemand die daar
volledig afhankelijk van is (32.39).
MOTORISCHE FUNCTIEBEPERKING 09
Net zoals in het juiste jaartal is er een significant verschil in fragmentation index naargelang
aard van functiebeperking. Ook de man whitney u test bevestigd dit met een z-waarde van -
2.083 en een eenzijdige p-waarde van 0.0185. Proefpersonen met één of geen motorische
functiebeperking scoren beter op fragmentation index (81.64) als mensen met twee of meer
functiebeperkingen (98.01)
TRANSFER 09
Ook in de scores van maart 09 is er een significant verschil in fragmentation index naargelang
welke beperking je op vlak van transfer hebt.
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met
hulpmiddelen
-1.899 .029
1-3 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp
-.885 .188
1-4 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-.303 .381
1-5 Volledig zelfstandig-werkt niet mee -2.267 .0115
2-3 Met hulpmiddelen-met menselijke
hulp
-2.122 .017
2-4 Met hulpmiddelen-met menselijke hulp
en hulpmiddelen
-1.254 .105
2-5 Met hulpmiddelen-werkt niet mee -.972 .1655
3-4 Met menselijke hulp-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-.024 .4905
3-5 Met menselijke hulp-werkt niet mee -2.479 .0065
4-5 Met menselijke hulp en hulpmiddelen-
werkt niet mee
-1.395 .0815
Er is een significant verschil in fragmentation index tussen iemand die zelfstandig een transfer
kan maken en iemand die daar helemaal afhankelijk voor is. De mean score voor
fragmentation index voor de eerste groep is 57.93, voor de laatste groep is de mean score
73.04
Verder kan er ook een verschil gezien worden tussen de groep ‘met hulpmiddelen’ en twee
andere groepen. De fragmentation index van iemand die met hulpmiddelen een transfer doet
is hoger (62,00), dan deze van iemand die dit zelfstandig doet (39,37). De fragmentation
83
index van iemand die met hulpmiddelen een transfer doet is ook veel hoger (25.00) als die van
iemand die dit met menselijke hulp doet (14.67).
Tenslotte iemand die met menselijke hulp een transfer doet heeft een lagere fragmentation
index (30.76)als iemand die daar volledig afhankelijk van is(44.13).
TOILET 09
Bij de scores van maart 09 is er een invloed op fragmentation index
t sign
1-3 Zelfstandig-met menselijke hulp -.549 .2915
1-4 Zelfstandig-geen gebruik van toilet -1.334 .091
3-4 Met menselijke hulp-geen gebruik van toilet -2.647 .004
Als je geen gebruik maakt van het toilet is je fragmentation index sowieso significant hoger
(93.77) als wanneer je met menselijke hulp naar het toilet gaat (72.5)
ZINDELIJKHEID 09
Er is een significant verschil in fragmentation index wanneer we kijken naar de
zindelijkheidsscores van maart 09.
t sign
1-2 Onzindelijk-passief zindelijk -3.163 .001
1-3 Onzindelijk-actief zindelijk -.286 .3875
2-3 Passief zindelijk-actief zindelijk -2.882 .002
De fragmentation index is significant hoger bij iemand die onzindelijk is (73.81) als bij
iemand die passief zindelijk is (49.66). Iemand die passief zindelijk is heeft een betere
fragmentatie-index (30.60) dan iemand die actief zindelijk is (45.24).
LOOPHULP VERZWARINGEN
Wanneer we kijken naar de verbanden van fragmentation index met loophulpen met
verzwaring, zien we:
t sign
1-2 Niet van toepassing-van toepassing -2.349 .0095
1-3 Niet van toepassing-met constante begeleiding -1.287 .099
2-3 Van toepassing-met constante begeleiding -1.852 .032
De fragmentatie-index van iemand die loophulp heeft zonder verzwaring is significant kleiner
(4.00), dan deze van iemand die geen loophulp heeft (80.97). De fragmentatie-index van
iemand met loophulp, zonder verzwaring is ook significant kleiner (1,50) als die van loophulp
mét verzwaring (4,50)
LAVEMENTEN
Iemand die lavementen krijgt, heeft een lagere fragmentatie index (57.84) dan iemand die er
geen krijgt (85.19), z=-2.37, eenzijdige p=.009
z-test met verzwaringen
84
z Asymp sign
1-2 Niet van toepassing-van toepassing -1.78 .037
1-3 Niet van toepassing-systematisch -1.987 .0235
2-3 Van toepassing-systematisch -1.006 .157
Wanneer we meer in detail kijken zien we dat wanneer lavementen niet van toepassing zijn de
fragmentatie index hoger is (82,68) als wanneer ze wel van toepassing zijn (60,88). Ook
wanneer systematisch lavementen gegeven worden is de mean rank van fragmentation index
lager is (25.67) als wanneer geen lavementen (75.01) gegeven worden.
CHRONISCHE WONDZORG 1-2
Iemand die chronische wondzorg krijgt, heeft een lagere fragmentatie-index (50.50), dan
iemand die er geen krijgt (83.84) z=-2.060 eenzijdige p=.00195
ORTHOPEDISCHE MATERIALEN
Er is een significant verschil tussen proefpersonen met orthopedische materialen (109.56) en
zonder orthopedische materialen (87.28) op fragmentation index z= -2.016, eenzijdige p=.022
EPILEPSIE SUBJECTIEF
Het verband tussen epilepsie volgens subjectieve beoordeling en fragmentatie is niet
significant.
Wanneer we kijken of toevalsvrij zijn of niet enige invloed heeft zien we dat de λ²-waarde
hier 2.284is en de p-waarde .131, dus geen invloed van toevalsvrij zijn of niet.
Wanneer we kijken naar de frequentie van epilepsie, zien we dat hier ook geen invloed van is:
λ²waarde=.1.00, p-waarde = .801
Er is ook geen effect van intensiteit van epilepsieaanval. λ²-waarde=2.295, p-waarde=.317
MOTORISCHE HANDICAP
Er is een significant verschil in fragmentatie-index wanneer iemand een motorische handicap
heeft. z-waarde=-3.046, eenzijdige p-waarde=.001 iemand die een motorische handicap heeft,
heeft een significant hogere score voor fragmentatie-index (94.70), als iemand die er geen
heeft (71.95).
De soort motorische handicap maakt geen significant verschil uit: λ²=6.336, p=.706
Besluit van fragmentatie-index
Significant effect van fragmentatie index
Guy Vanden Boer juiste
jaartal
Guy Vanden Boer 28 sign< mean rank fragmentatie-index als guy
vanden boer 101
Guy Vanden Boer 46 sign< mean rank fragmentatie-index als guy
vanden boer 64
Guy Vanden Boer 46 sign< mean rank fragmentatie-index als guy
vanden boer 101
Motorische functiebeperking Geen of 1 sign<mean rank fragmentatie-index als 2 of meer
Transfer Volledig zelfstandig sign< mean rank fragmentatie-index als
volledig afhankelijk
Volledig zelfstandig sign< mean rank fragmentatie-index als met
85
hulpmiddelen
Met menselijke hulp sign< mean rank fragmentatie-index als met
hulpmiddelen
Met menselijke hulp én hulpmiddelen sign< mean rank
fragmentatie-index als met hulpmiddelen
Met menselijke hulp sign< mean rank fragmentatie-index als
volledig afhankelijk
Met hulpmiddelen en menselijke hulp sign< mean rank
fragmentatie-index als volledig afhankelijk
Motorische functiebeperking
maart 09
Geen of 1 sign< mean rank fragmentatie-index als 2 of meer
Tranfer maart 09 Volledig zelfstandig sign< mean rank fragmentatie-index als
volledig afhankelijk
Volledig zelfstandig sign< mean rank fragmentatie-index als met
hulpmiddelen
Met menselijke hulp sign< mean rank fragmentatie-index als met
hulpmiddelen
Met menselijke hulp sign< mean rank fragmentatie-index als
volledig afhankelijk
Toilet Met menselijke hulp < mean rank fragmentatie-index als geen
gebruik
Zindelijkheid Passief zindelijk sign< mean rank fragmentatie-index als
onzindelijkheid
Passief zindelijk sign< mean rank fragmentatie-index als actief
zindelijk
Loophulp verzwaring Met loophulp sign < mean rank fragmentatie-index als zonder
loophulp
Met loophulp sign < mean rank fragmentatie-index als met
loophulp én verzwaring
Lavement 1-2 Van toepassing sign < mean rank fragmentation index als niet van
toepassing
Lavement verzwaringen Lavementen sign < mean rank fragmentation index als geen
lavementen
systematisch lavementen sign < mean rank fragmentation index als
geen lavementen
Wondzorg 1_2 Van toepassing sign < mean rank fragmentation als niet van
toepassing
Orthopedische materialen Geen orthopedische materialen sign<mean rank fragmenatie index
als wel orthopedische materialen
Motorische handicap Geen motorische handicap sign <mean rank fragmentatie -index
als wel motorische handicap
Actual sleep time
λ² Asymp sign
Leeftijd 63.665 .418
Leeftijd categorie 30.39 .219
Geslacht 1.217 .270
86
Guy Vanden Boer 6.831 .145
Gezicht .000 1.000
Motorische functiebeperking 1.607 .205
Transfer 6.543 .162
Ambulantie 5.136 .274
Trappen 5.370 .020
Rolstoel 10.525 .015
Mobiliteit buitenshuis 3.752 .053
Kleden 16.133 .003
Communicatie 3.637 .457
Voeden 15.217 .004
Toiletgebruik 8.065 .018
Zindelijkheid 5.218 .074
CEP juiste jaartal 1.954 .744
Guy Vanden Boer maart 09 8.030 .090
Gezichtsvermogen .454 .500
Paralyse 2.204 .138
Transfer 10.845 .028
Ambulantie 8.132 .087
Trappen 4.308 .038.
Rolstoel 11.569 .021
Mobiliteit buitenshuis .341 .559
Kleden 16.189 .003
Communicatie 5.834 .212
Voeden 15.136 .004
Toiletgebruik 4.713 .194
Zindelijkheid 10.164 .006
CEP maart 09 3.625 .605
Leen Vanermen 23.562 .000
Sta-apparaten 1-2 6.812 .009
Sta-apparaten met verzwaring 9.018 .108
Loophulp 1-2 2.447 .118
Loophulp met verzwaring 5.412 .067
Orthopedische schoenen 1-2 4.251 .039
Orthopedische schoenen met
verzwaring
9.977 .267
Epilepsie 1-2 -3.249 .001
Epilepsie met verzwaring 15.431 .050
Mondverzorging 1-2 3.794 .051
Mondverzorging met verzwaring 4.342 .227
Zuurstof 1-2 1.800 .180
Zuurstof met verzwaring / /
Wisselhouding ifv ademhaling 1-
2
1.497 .221
Wisselhouding ifv ademhaling
met verzwaring
1.901 .387
Medicatie via de luchtweg 1-2 .854 .356
Medicatie via de luchtweg met
verzwaring
3.460 .484
87
Parameters 1-2 1.725 .189
Parameters met verzwaring / /
Infectieziekten 1-2 .000 .983
Infectieziekten met verzwaring / /
Lavement 1-2 3.903 .048
Lavement met verzwaring 6.080 .048
Manueel verwijderen van
stoelgang 1-2
.099 .753
Manueel verwijderen van
stoelgang met verzwaring
3.542 .170
Wondzorg 1-2 1.236 .266
Wondzorg met verzwaring 1.589 .452
Anti-decubitusmaatregelen 1-2 11.808 .001
Anti-decubitusmaatregelen met
verzwaring
18.013 .021
Ontwikkeling 7.208 .706
Welke arm .136 .713
Overdag rusten .755 .385
Moe/prikkelbaar .092 .761
Aanvallen van slaap .618 .432
Slaapverwekkende medicatie 2.925 .087
Orthopedische materialen .001 .976
Vrijheidsbeperkende maatregelen 1.295 .255
Verstoring van de slaap 4.279 .039
Alleen op kamer .220 .639
Welke controle 3.010 .390
Storende geluiden .783 .376
Epilepsie subjectief 7.357 .007
Motorische handicap .596 .440
Niveau van functioneren 14.681 .005
Specifiek beeld ja of nee .579 .447
Specifiek beeld uitgebreid 9.206 .685
Specifiek beeld ass .102 .749
Specfiek beeld angelman .133 .715
Specifiek beeld Down .920 .337
Specifiek beeld Rett .583 .445
TRAPPEN
Iemand die geen trappen doet heeft een hogere mean rank actual sleep time (96.27) als
iemand die er wel doet (78.58) z=-2.317, eenzijdige p=.010
ROLSTOEL
z Asymp
sign
1-4 Gebruikt (dagdagelijks) geen rolstoel- Gebruikt rolstoel met
menselijke hulp maar zonder verdere hulpmiddelen
-.027 .4895
88
1-5 Gebruikt (dagdagelijks) geen rolstoel-Gebruikt rolstoel met
menselijke hulp en hulpmiddelen
-1.115 .1325
1-6 Gebruikt (dagdagelijks) geen rolstoel -Wordt gereden in
rolstoel en werkt in het geheel niet mee
-3.144 .001
4-5 Gebruikt rolstoel met menselijke hulp maar zonder verdere
hulpmiddelen- Gebruikt rolstoel met menselijke hulp en
hulpmiddelen
-.756 .225
4-6 Gebruikt rolstoel met menselijke hulp en hulpmiddelen- Wordt
gereden in rolstoel en werkt in het geheel niet mee
-1.085 .139
5-6 Gebruikt rolstoel met menselijke hulp en hulpmiddelen -Wordt
gereden in rolstoel en werkt in het geheel niet mee
-.193 .4235
Iemand die in een rolstoel zit en niet meewerkt, heeft een hogere mean rank actual sleep
(91.01) als iemand die geen rolstoel gebruikt( 67.66)
KLEDEN
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met beperkte hulp -.920 .1785
1-3 Volledig zelfstandig-met verbale
activering
-.609 .271
1-4 Volledig zelfstandig-wordt gekleed,
met medewerking
-1.469 .071
1-5 Volledig zelfstandig-wordt gekleed,
zonder medewerking
-2.174 .015
2-3 Met beperkte hulp-verbale activering -.137 .4455
2-4 Met beperkte hulp-wordt gekleed
met medewerking
-2.130 .0165
2-5 Met beperkte hulp- wordt gekleed,
zonder medewerking
-3.584 .000
3-4 verbale activering- wordt gekleed met
medewerking
-.954 .170
3-5 verbale activering- wordt gekleed,
zonder medewerking
-2.323 .010
4-5 verbale activering- wordt gekleed,
zonder medewerking
-1.594 .0555
De mean rank actual sleep van iemand die zich volledig zelfstandig kleedt is kleiner (21.44)
dan die van iemand die wordt gekleed (37.03). de mean rank van iemand die zich kleedt met
beperkte hulp is kleiner (33.24), als van iemand die wordt gekleed met medewerking van de
persoon (45.05). de mean rank van iemand die zich kleedt met beperkte hulp is kleiner (30.21)
als die van iemand die wordt gekleed zonder medewerking (51.17). De mean rank tenslotte
van iemand die verbaal geactiveerd wordt is kleiner (31.41) dan iemand die wordt gekleed
zonder medewerking (45.20)
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met voorbereidende hulp -.909 .1815
1-3 Volledig zelfstandig-met gedeeltelijke hulp -2.077 .019
89
1-4 Volledig zelfstandig-wordt gevoed -1.752 .040
1-5 Volledig zelfstandig-sondevoeding -3.109 .001
2-3 Met voorbereidende hulp-met gedeeltelijke
hulp
-2.196 .014
2-4 Met voorbereidende hulp-wordt gevoed -1.536 .0625
2-5 Met voorbereidende hulp-sondevoeding -3.192 .0005
3-4 Met gedeeltelijke hulp-wordt gevoed -.779 .218
3-5 Met gedeeltelijke hulp-sondevoeding -1.006 .1575
4-5 Wordt gevoed-sondevoeding -1.791 .0365
De mean rank actual sleep time is lager als je volledig zelfstandig eet (14.31) dan als je met
gedeeltelijke hulp eet (22.20), de mean rank is ook lager als je zelfstandig eet (23,35), dan als
je wordt gevoed krijgt (33,07), de mean rank is ook lager als je zelfstandig eet (9.31), dan als
je sondevoeding krijgt (19.00). De mean rank is lager als je met voorbereidende hulp eet
(44.80) dan als je met gedeeltelijke hulp eet (59.02), de mean rank ook lager als je met
voorbereidende hulp eet (39.55) dan als je sondevoeding krijgt (62.20). Tenslotte is de mean
rank voor actual sleep time ook lager als je wordt gevoed dan als je sondevoeding krijgt
TOILETGEBRUIK
t sign
1-3 Zelfstandig-met menselijke hulp -2.583 .005
1-4 Zelfstandig-geen gebruik van toilet -2.536 .0055
3-4 Met menselijke hulp-geen gebruik van toilet -.608 .2715
Als je zelfstandig naar het toilet gaat is je slaaptijd korter (49.92) dan als je met menselijke
hulp naar het toilet gaat (70.18). Als je zelfstandig naar het toilet gaat is je slaaptijd korter
(29.10) dan als je eigen gebruik maakt van het toilet (41.79)
TRANSFER 09
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met hulpmiddelen -1.545 .061
1-3 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp
-1.698 .0445
1-4 Volledig zelfstandig-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-2.073 .019
1-5 Volledig zelfstandig-werkt niet mee -2.280 .0115
2-3 Met hulpmiddelen-met menselijke
hulp
-1.650 .0495
2-4 Met hulpmiddelen-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-1.791 .0365
2-5 Met hulpmiddelen-werkt niet mee -1.783 .0375
3-4 Met menselijke hulp-met menselijke
hulp en hulpmiddelen
-.506 .3065
3-5 Met menselijke hulp-werkt niet mee -.089 .4645
4-5 Met menselijke hulp en hulpmiddelen-
werkt niet mee
-.432 .333
90
De mean rank actual sleep is lager bij iemand die zelfstandig een transfer maak t(49,02), dan
bij iemand die dit doet met menselijke hulp (60,39).De mean rank actual sleep is ook lager bij
iemand die zelfstandig een transfer maakt (44.26), dan bij iemand die dit doet met menselijke
hulp en hulpmiddelen (59.26) . De mean rank actual sleep is ook korter bij iemand die
zelfstandig een transfer maakt (57.90), dan bij iemand die dit niet kan (73.09) .
Vervolgens is de mean rank actual sleep lager bij met hulpmiddelen dan bij drie andere
groepen (mean rank actual sleep met hulpmiddelen resp: 9,00-6,00-14,25): met menselijke
hulp (17,04), met menselijke hulp én hulpmiddelen (12,18) en werkt niet mee (29,08)
TRAPPEN 09
Iemand die geen trappen doet heeft een hogere mean rank actual sleep time (95.99) als
iemand die er wel doet (80.10) z=-2.076, eenzijdige p=.019
ROLSTOEL 09
z Asymp
sign
1-4 Gebruikt (dagdagelijks) geen rolstoel- Gebruikt rolstoel met
menselijke hulp maar zonder verdere hulpmiddelen
-.148 .441
1-5 Gebruikt (dagdagelijks) geen rolstoel-Gebruikt rolstoel met
menselijke hulp en hulpmiddelen
-.549 .2915
1-6 Gebruikt (dagdagelijks) geen rolstoel -Wordt gereden in
rolstoel en werkt in het geheel niet mee
-3.013 .00115
4-5 Gebruikt rolstoel met menselijke hulp maar zonder verdere
hulpmiddelen- Gebruikt rolstoel met menselijke hulp en
hulpmiddelen
-.362 .3585
4-6 Gebruikt rolstoel met menselijke hulp en hulpmiddelen- Wordt
gereden in rolstoel en werkt in het geheel niet mee
-1.233 .109
5-6 Gebruikt rolstoel met menselijke hulp en hulpmiddelen -Wordt
gereden in rolstoel en werkt in het geheel niet mee
-.881 .189
Iemand die in een rolstoel zit en niet meewerkt heeft een hogere mean rank actual sleep
(86.40) als iemand die geen rolstoel gebruikt( 64.61)
KLEDEN 09
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met beperkte hulp -.696 .243
1-3 Volledig zelfstandig-met verbale
activering
-.990 .161
1-4 Volledig zelfstandig-wordt gekleed,
met medewerking
-1.128 .1295
1-5 Volledig zelfstandig-wordt gekleed,
zonder medewerking
-1.811 .035
2-3 Met beperkte hulp-verbale activering -1.429 .0765
2-4 Met beperkte hulp-wordt gekleed
met medewerking
-2.165 .012
2-5 Met beperkte hulp- wordt gekleed,
zonder medewerking
-3.569 .000
91
3-4 verbale activering- wordt gekleed met
medewerking
-.231 .4085
3-5 verbale activering- wordt gekleed,
zonder medewerking
-1.751 .040
4-5 W gekleed met medewerking- wordt
gekleed, zonder medewerking
-2.046 .0205
De mean rank van actual sleep voor wordt gekleed zonder medewerking is significant groter
als van alle andere groepen,( respectievelijk 40,57, 52,89, 45,84, 69,55): zelfstandig (25,44),
met beperkte hulp (30,06), verbale activering (34,00) en met medewerking van de persoon
(56,18)
De mean rank van wordt gekleed met medewerking is hoger (44,84), als die van met beperkte
hulp (31,88)
VOEDEN 09
t sign
1-2 Volledig zelfstandig-met voorbereidende hulp -.239 .4055
1-3 Volledig zelfstandig-met gedeeltelijke hulp -.945 .1725
1-4 Volledig zelfstandig-wordt gevoed -1.172 .1205
1-5 Volledig zelfstandig-sondevoeding -2.860 .002
2-3 Met voorbereidende hulp-met gedeeltelijke hulp -2.027 .0215
2-4 Met voorbereidende hulp-wordt gevoed -1.812 .035
2-5 Met voorbereidende hulp-sondevoeding -3.769 .000
3-4 Met gedeeltelijke hulp-wordt gevoed -.365 .3575
3-5 Met gedeeltelijke hulp-sondevoeding -.983 .163
4-5 Wordt gevoed-sondevoeding -1.766 .0385
De mean rank actual sleep time is hoger wanneer je sondevoeding krijgt dan in drie andere
groepen (respectievelijk: 18.75, 63.43,41.68): zelfstandig eten (9,00), met voorbereidende
hulp eten (38,93), wordt gevoed (32,28)
de mean rank actual sleep time is korter als je met voorbereidende hulp eet (44.80) dan als je
met gedeeltelijke hulp eet (57.48). de mean rank actual sleep time is ook koter als je met
voorbereidende hulp eet (54,18), dan als je wordt gevoed (65,69)
ZINDELIJKHEID 09
Er is een significant verschil in fragmentation index wanneer we kijken naar de
zindelijkheidsscores van maart 09.
z sign
1-2 Onzindelijk-passief zindelijk -.585 .2795
1-3 Onzindelijk-actief zindelijk -2.681 .0035
2-3 Passief zindelijk-actief zindelijk -3.095 .001
De actual sleep time is significant lager bij iemand die actief zindelijk is (56.22) als bij
iemand onzindelijk (76.41). de mean rank actual sleep time is ook lager bij iemand die actief
zindelijk is (31.26) als bij iemand die passief zindelijk is (46.99)
LVE
92
z sign
0-4 -1.752 .040
0-8 -4.022 .000
0-39 -3.757 .000
4-8 -1.675 .047
4-39 -1.332 .0915
8-39 -.393 .347
De actual sleep time van mensen zonder (para)medisch verzorgende handelingen is korter dan
deze van de drie overige groepen (respectievelijk: 52.24, 47.67, 46.41):mensen met lichte
problemen op dit vlak (64,20), mensen met matige (75.22 ) problemen op dit vlak, mensen
met ernstige (72.79 ) problemen op dit vlak. Tenslotte is de mean rank actual sleep time ook
hoger bij mensen met matige problemen (33,81) als bij mensen met lichte problemen.
STA_APPARATEN 1-2
Iemand waarvoor een sta-apparaat niet van toepassing is, heeft een korte actual sleep time
(77.29) als iemand waarvoor sta-apparaten wel van toepassing is (103.50). z=-2.610,
eenzijdige p=.0045
ORTHOPEDISCHE SCHOENEN 1-2
Iemand met orthopedische schoenen heeft een langere mean rank 92.39, dan iemand zonder
(76.41). z=-2,062, eenzijdige p: 0.0195
EPILEPSIE 1-2
Iemand met epilepsie heeft een langere actual sleep time (104.16) als iemand zonder epilepsie
(75.49). z=-3,249, eenzijdige p=.0005
LAVEMENTEN
Iemand die lavementen krijgt, heeft een langere actual sleep time (102.11) dan iemand die er
geen krijgt (79.35), z=-1.975, eenzijdige p=.024
z-test met verzwaringen
z Asymp sign
1-2 Niet van toepassing-van toepassing -1.251 .1055
1-3 Niet van toepassing-systematisch -2.219 .013
2-3 Van toepassing-systematisch -1.006 .157
Wanneer we meer in de detail kijken zien we dat wanneer systematisch lavementen gegeven
worden de mean rank van actual sleep hoger is (128) als wanneer geen lavementen (72.88)
gegeven worden.
ANTI-DECUBITUSMAATREGELEN
Iemand die geen anti-decubitusmaatregelen krijgt heeft een kortere actual sleep time (74.96),
dan iemand die er wel krijgt (107.38). z=-3,436, eenzijdige p=.0005
Wanneer we ook naar de verzwaringen kijken:
t sign
1-2 Niet van toepassing-van toepassing -2.220 .013
1-3 Niet van toepassing-bemoeilijkt -1.389 .0825
93
1-4 Niet van toepassing-extra materiaal -.104 .4585
1-9 Niet van toepassing-bemoeilijkt+extra materiaal+meer als
2maal per dag
-3.047 .001
2-3 van toepassing-bemoeilijkt -1.348 .089
2-4 van toepassing-extra materiaal -1.529 .063
2-9 van toepassing-bemoeilijkt+extra materiaal+meer als 2maal per
dag
-1.317 .094
3-4 Bemoeilijkt-extra materiaal -.618 .2685
3-9 Bemoeilijkt-bemoeilijkt+extra materiaal+meer als 2maal per
dag
-2.469 .007
4-9 Extra materiaal-bemoeilijkt+extra materiaal+meer als
2maal per dag
-2.205 .0135
Bij de combinatie van de drie verzwaringen bij sta-apparaten is de actual sleep time langer
(respectievelijk 121.20,11.20,6.80), als bij niet van toepassing (66.49 bij enkel de verzwaring
bemoeilijkt (5.44) en bij enkel de verzwaring extra materiaal (2.75).
Wanneer anti-decubitusmaatregelen louter van toepassing zijn is de mean rank actual sleep
langer (100.69) dan wanneer ze niet van toepassing zijn (68.13)
VERSTORING VAN DE SLAAP
Iemand waarvan de slaap verstoord wordt door andere bewoners, door licht of geluid heeft
een langere actual sleep time (105.29), als iemand waarbij dit niet het geval is (86.14). z=-
2.069, EENZIJDIGE p=.0195
EPILEPSIE SUBJECTIEF
Het verband tussen epilepsie volgens subjectieve beoordeling en actual sleep time is
significant. Iemand die epilepsie heeft, slaap langer (95.11), dan iemand zonder epilepsie
(74.73) z=-2.712, eenzijdige p=.0035
Wanneer we kijken of toevalsvrij zijn of niet enige invloed heeft zien we dat de λ²-waarde
hier .245 is en de p-waarde .621,dus geen invloed van toevalsvrij zijn of niet.
Wanneer we kijken naar de frequentie van epilepsie, zien we dat hier ook geen invloed van is:
λ²-waarde=.511, p-waarde = .916
Er is geen effect van intensiteit van epilepsieaanval. λ²-waarde=4.118, p-waarde=.128
NIVEAU VAN FUNCTIONEREN
t sign
1-2 Lm-mm -.943 .173
1-3 Lm-em -.258 .398
1-4 Lm-dm -.949 .1715
1-5 Lm-onbekend -.926 .1775
2-3 mm-em -.804 .211
2-4 mm-dm -1.964 .0245
2-5 mm-onbekend -1.080 .140
3-4 Em-dm -2.984 .0015
3-5 Em-onbekend -1.237 .108
4-5 Dm-onbekend -1.766 .0385
94
Iemand met een diep verstandelijke handicap heeft een langere slaaptijd (respectievelijk
69.27,81.45, 66.04)als iemand met een matig verstandelijke handicap (42.94), ernstig
verstandelijke handicap (53.57) of iemand waarvan de handicap niet kan vastgesteld worden
(32,50)
Besluit van actual sleep time
Significant effect van Actual sleep time
Trappen Geen trappen sign > mean rank sleep time als wel trappen
Rolstoel Wordt gereden zonder medewerking sign > mean rank sleep time
als geen gebruik van rolstoel
Kleden Wordt gekleed zonder medewerking sign > mean rank sleep time
als volledig zelfstandig
Wordt gekleed met medewerking van de persoon sign > mean rank
sleep time als kleden met beperkte hulp
Wordt gekleed zonder medewerking van de persoon sign > mean
rank sleep time als kleden met beperkte hulp
Wordt gekleed zonder medewerking van de persoon sign > mean
rank sleep time als kleden met verbale activering
Voeden Gedeeltelijke hulp sign > mean rank sleep time als volledig
zelfstandig
Wordt gevoed > mean rank sleep time als volledig zelfstandig
Sondevoeding sign > mean rank sleep time als zelfstandig eten
Met gedeeltelijke hulp sign > mean rank sleep time als met
voorbereidende hulp
Sondevoeding sign > mean rank sleep time als met voorbereidende
hulp
Sondevoeding sign > mean rank sleep time als wordt gevoed
Toilet met menselijke hulp sign > mean rank sleep time als zelfstandig
naar het toilet gaan
geen gebruik sign > mean rank sleep time als zelfstandig naar het
toilet gaan
Transfer maart 09 Menselijke hulp sign > mean rank actual sleep als zelfstandige
transfer
Menselijke hulp en hulpmiddelen sign > mean rank actual sleep
als zelfstandige transfer
Werkt niet mee sign > mean rank sleep als zelfstandige transfer
Menselijke hulp sign > mean rank actual sleep als met
hulpmiddelen
Menselijke hulp en hulpmiddelen sign > mean rank actual sleep
als met hulpmiddelen
Werkt niet mee sign > mean rank actual sleep als met
hulpmiddelen
Trappen maart 09 Geen trappen sign > mean rank sleep time als wel trappen
Rolstoel maart 09 Wordt gereden zonder medewerking sign > mean rank sleep time
als geen gebruik van tolstoel
Kleden Wordt gekleed zonder medewerking van de persoon sign > mean
rank sleep time als zelfstandig kleden
Wordt gekleed zonder medewerking van de persoon sign > mean
95
rank sleep time als kleden met beperkte hulp
Wordt gekleed zonder medewerking van de persoon sign > mean
rank sleep time als kleden met verbale activering
Wordt gekleed zonder medewerking van de persoon sign > mean
rank sleep time als kleden met medewerking van de persoon
Wordt gekleed met medewerking van de persoon sign > mean rank
sleep time als kleden met beperkte hulp
Voeden maart 09 Sondevoeding sign > mean rank sleep time als zelfstandig eten
Sondevoeding sign > mean rank sleep time als met voorbereidende
hulp
Sondevoeding sign > mean rank sleep time als wordt gevoed
Met gedeeltelijke hulp sign > mean rank sleep time als met
voorbereidende hulp
Wordt gevoed sign > mean rank sleep time als met voorbereidende
hulp
Zindelijkheid maart 09 Passief zindelijk sign > mean rank sleep time als actief zindelijk
Onzindelijk zindelijk sign > mean rank sleep time als actief
zindelijk
Lve maart 09 Lichte medische problemen sign > mean rank sleep time als
mensen zonder problemen
Matige medische problemen sign > mean rank sleep time als
mensen zonder problemen
Ernstig medische problemen sign > mean rank sleep time als
mensen zonder problemen
Matige medische problemen sign > mean rank sleep time als
mensen met lichte problemen
Sta-apparaten 1-2 Van toepassing > mean ranksleep time als niet van toepassing
Orthopedische schoenen 1-2 Van toepassing sign > mean rank sleep time als niet van
toepassing
Epilepsie 1-2 Van Toepassing sign > mean rank sleep time als niet van
toepassing
Lavement 1-2 Van Toepassing sign > mean rank sleep time als niet van
toepassing
Lavement verzwaringen Systematisch sign > mean rank sleep time als niet van toepassing
Decubitus 1-2 Van toepassing sign > mean rank sleep time als niet van
toepassing
Decubitus verzwaringen Van toepassing sign > mean rank sleep time als niet van
toepassing
combinatie 3 verzwaringen sign > mean rank actual sleep time als
niet van toepassing
combinatie 3 verzwaringen sign > mean rank actual sleep time als
bij enkel de verzwaring bemoeilijkt
combinatie 3 verzwaringen sign > mean rank actual sleep time als
bij enkel de verzwaring extra materiaal
Verstoring van slaap Ja sign > sleep time als nee
Epilepsie subjectief Ja sign > sleep time als nee
Niveau Dm sign > sleep time als mm
Dm sign > sleep time als em
DM sign > sleep time als onbekend
96
Besluit van enkelvoudige analyses
Wanneer we per afhankelijke variabele gaan kijken welke verbanden significant zijn zien we
het volgende:
Sleep efficiency:
Parametrisch en nonparametrisch: zindelijkheid maart 09, lavement 1-2, lavement met
verzwaringen, manueel verwijderen van stoelgang 1-2, orthopedische materialen, epilepsie
subjectief
Enkel parametrisch: motorische functiebeperking, transfer, motorische functiebeperking 09,
transfer 09, toilet 09, manueel verwijderen stoelgang verzwaring, epilepsie intensiteit,
motorische handicap, niveau van functioneren
Enkel nonparametrisch: lve 09
Sleep latency
Parametrisch en nonparametrisch: motorische functiebeperking, transfer, zindelijkheid,
gezicht 09, motorische functiebeperking 09, epilepsie 1-2, orthopedische materialen,
vrijheidsbeperkende maatregelen
Enkel parametrisch: gvdb,ambulantie, voeden, gvdb 09, zindelijkheid 09, epilepsie subjectief,
motorische handicap, niveau van functioneren
Enkel nonparametrisch: geslacht, toilet
Fragmentation index
Parametrisch en nonparametrisch: gvdb, motorische functiebeperking, transfer, motorische
functiebeperking 09, transfer 09, toilet 09, zindelijkheid 09, loophulp verzwaring, lavement 1-
2, wondzorg 1-2, orthopedische materialen, motorische handicap
Enkel parametrisch: ambulantie, toilet, ambulantie 09, trappen 09
Enkel nonparametrisch: lavement verzwaringen
Actual sleep time
Parametrisch en nonparametrisch: kleden, voeden, toilet, voeden 09, zindelijkheid 09, lve 09,
sta-apparaten 1-2, epilepsie 1-2, lavement 1-2, decubitus 1-2, decubitus verzwaringen,
verstoring van de slaap, epilepsie subjectief, niveau van functioneren
Enkel parametrisch: mobiliteit, loophulp verzwaringen, intensiteit epilepsie
Enkel nonparametrisch: trappen, rolstoel, transfer 09, trappen 09, rolstoel 09, kleden 09,
orthopedische schoenen 1-2, lavement verzwaringen
Wanneer we deze resultaten van de enkelvoudige analyses naast de literatuurbevindingen
leggen zien we dat elk element ook in de literatuur naar voren komt als slaapbeïnvloedend
element. Er zijn echter ook elementen die in de literatuur voorkomen die wij niet terugvinden,
zoals leeftijd, genetische afwijkingen, bepaalde omgevingsfactoren zoals
meerpersoonskamers. Een aantal factoren die uit de literatuur naar voren komen hebben we
ook niet onderzocht wegens gebrek aan informatie erover: mate van stimulatie overdag, aantal
avondactiviteiten, mate van cafeïnegebruik, omgevingsfactoren zoals temperatuur,
verluchting en verduistering, gewicht, soort van hersenbeschadiging, slaapritueel,
dagstructuur, verblijfplaats, stress.
In enkelvoudige variatieanalyses wordt geen rekening gehouden met interacties van
verschillende onafhankelijke variabelen. We hebben deze analyses uitgevoerd om uit de grote
hoeveelheid van onafhankelijke variabelen die we voorhanden hebben de meest relevante te
97
selecteren om ons model voor de meervoudige analyses op te stellen, zie volgende paragraaf.
Bijkomende kracht voor ons model is dat de variabelen worden bevestigd door de literatuur.
9.2. Meervoudige variatieanalyse
9.2.1. Model
Vanuit de samenvatting van de resultaten van de enkelvoudige analyses kunnen we volgende
redenering maken:
-aangezien de verdeling niet normaal is, moeten we kijken naar de resultaten van de
nonparametrische testen. De variabelen die bevestigd worden door de parametrische testen
zijn extra sterk, maar de variabelen die enkel bij parametrische testen voorkomen en niet bij
de nonparametrische mogen niet verder worden meegenomen.
in wat volgt worden in de hoofdanalyse enkel de variabelen meegenomen die bij de
nonparametrische testen én de parametrische testen werden significant bevonden. In volgende
analyses voeren we de variabelen bij die enkel uit de nonparametrische analyses naar voren
zijn gekomen.
-wat doen we met de variabelen van de Vanden Boer? We hebben telkens de score in het
juiste jaartal en de score in maart 09. Soms is de ene score in het juiste jaartal significant en
die in 09 niet, soms andersom, soms allebei.
Wanneer enkel de variabele van 09 voorkomt, doen we de meervoudige analyse eens
met en eens zonder deze variabele om te zien wat het verschil is. Wanneer zowel de juiste als
de 09 in de hoofdanalyse voorkomen nemen we enkel de juiste mee.
-wat doen we met de variabelen van de SLVE? We hebben telkens 1-2 (niet van toepassing-
van toepassing) en met verzwaringen.
We steken nooit de twee in één analyse. Wanneer in hoofdanalyse beide voorkomen
nemen we de verzwaring mee. Wanneer in bijkomende variabelen de verzwaringen zitten
doen we de analyse eens met 1-2 én eens met verzwaringen.
DIT WIL ZEGGEN:
Om de meervoudige analyses te doen blijven volgende variabelen over per afhankelijke
variabele:
Sleep efficiency:
Hoofdanalyse: lavement verzwaring, manueel verwijderen 1-2, orthopedische materialen,
epilepsie subjectief
Volgende : +zindelijkheid 09, + LVE 09, +zindelijkheid 09 +lve 09
Sleep latency:
Hoofdanalyse: motorische functiebeperking, transfer, zindelijkheid, epilepsie, 1-2,
orthopedische materialen, vrijheidsbeperkende maatregelen
Volgende : +geslacht, + toilet, + gezicht 09, + geslacht+toilet, +geslacht+gezicht 09,
+toilet+gezicht 09, +geslacht+toilet+gezicht 09
Fragmentation index
Hoofdanalyse: Gvdb, motorische functiebeperking, transfer, loophulp verzwaringen, lavement
1-2, orthopedische materialen, motorische handicap
Volgende : +toilet, + zindelijkheid, +toilet+zindelijkheid, alles opnieuw maar met lavement
verzwaring ipv lavement 1-2
Actual sleep time
Hoofdanalyse: kleden, voeden, toilet, lve 09, sta-apparaten 1-2, epilepsie 1-2, lavement 1-2,
decubitus verzwaringen, verstoring van de slaap, epilepsie subjectief, niveau van functioneren
98
Volgende : +zindelijkheid 09, +trappen, +rolstoel, +transfer 09, +orthopedische schoenen 1-2,
alle combinaties, alles opnieuw maar met lavement verzwaringen ipv 1-2
9.2.2. Resultaten analyses
Hieronder worden telkens de resultaten weergegeven per afhankelijke variabele, eerst de
hoofdanalyse met de onafhankelijke variabelen die naar voren zijn gekomen uit de
nonparametrische en de parametrische testen, daarna de onafhankelijke variabelen die enkel
bij de nonparametrische testen zijn naar voren gekomen. We analyseren enkel tot en met
derde orde interactie omdat, ten eerste, uit eerste analyses is gebleken dat er geen resultaten
worden gegeven voor vierde of meerdere orde analyses en omdat, ten tweede, wanneer de
analyses meer onafhankelijke variabele krijgen, SPSS deze niet meer ingeladen krijgt. De
tweede en derde orde interacties worden enkel weergegeven wanneer een resultaat wordt
gegenereerd door SPSS.
Sleep efficiency
Hoofdanalyse
F value Pr>F
a Lavement verzw 2,089 .126
b Stoelgang 1-2 2.795 .097
c Orthoped mat .166 .684
d Epilepsie 1.381 .242
a*c .448 .504
a*d 2.779 .098
B*d 1.245 .266
c*d 5.095 .025***
***Significant op 5% niveau
Voor sleepefficiency is er enkel een significant verband van de interactie tussen orthopedische
materialen en epilepsie.
We gaan nu na of hier iets aan veranderd, wanneer we de variabelen toevoegen die enkel
nonparametrisch zijn naar voren gekomen, elk apart en in hun verschillende mogelijke
combinaties.
Volgende analyse 1: toevoegen van zindelijkheid 09
F value Pr>F
a Lavement verzw 1.126 .327
b Stoelgang 1-2 2.189 .141
c Orthoped mat .072 .789
d Epilepsie 1.698 .195
e Zindelijkheid 09 .960 .385
a*c .239 .626
a*d 1.122 .291
a*e .926 .337
b*d 1.248 .266
c*d 3.652 .058
c*e .427 .653
99
d*e .200 .819
a*d*e .588 .445
Geen enkel significant verband.
Volgende analyse 2: toevoegen van LVE 09
F value Pr>F
a Lavement verzw 1.989 .141
b Stoelgang 1-2 2.491 .117
c Orthoped mat 1.287 .259
d Epilepsie .032 .859
f LVE 09 3.104 .029***
a*c 1.352 .247
a*d 1.358 .246
a*f .673 .570
b*d 2.919 .090
b*f 5.980 .016***
c*d .595 .442
c*f 1.419 .240
d*f .564 .640
a*d*f 1.276 .261
c*d*f .081 .776
***Significant op 5% niveau
Wanneer LVE wordt toegevoegd is er een significant hoofdeffect van LVE 09 en een
significant interactie-effect tussen stoelgang 1-2 en LVE 09.
Volgende analyse 3: met toevoeging van zindelijkheid 09 én lve 09
F value Pr>F
a Lavement verzw 1.720 .183
b Stoelgang 1-2 2.280 .134
c Orthoped mat .396 .530
d Epilepsie .017 .897
e zindelijkheid 09 3.646 .029***
f LVE 09 3.090 .030***
a*c 1.818 .180
a*d 1.790 .183
a*e .021 .885
a*f .931 .428
b*d 2.742 .100
b*f 5.879 .017***
c*d .819 .367
c*e 2.566 .081
c*f 1.982 .120
d*e .045 .956
d*f .412 .745
e*f 1.308 .265
a*d*f 1.160 .284
a*e*f .049 .825
100
c*d*f .197 .658
d*e*f .122 .947
Wanneer zindelijkheid 09 en LVE worden toegevoegd is er eveneens een significant
hoofdeffect van LVE 09 en een significant interactie-effect tussen stoelgang 1-2 en lve 09.
Hier komt een hoofdeffect voor zindelijkheid bij.
Samengevat voor sleep efficiency: we vinden in totaal 2 hoofdeffecten namelijk van LVE 09
en zindelijkheid 09. Daarnaast vinden we een interactie-effect van stoelgang en LVE. In de
hoofdanalyse vonden we ook een interactie-effect van orthopedische materialen en epilepsie.
Sleep latency
Hoofdanalyse
F value Pr>F
a mot functiebep .004 .948
b transfer .384 .820
c zindelijkheid .265 .767
d epileptische insulten .086 .769
e orthopedische maatregelen 1.164 .283
f vrijheidsbeperkende maatregelen .001 .970
a*c .337 .563
b*c .254 .776
b*d 1.000 .371
b*f .085 .918
c*d .254 .776
c*e .934 .396
c*f .465 .629
d*e 3.370 .069
d*f 1.731 .191
e*f .026 .872
b*c*f .916 .341
b*d*f .784 .378
c*d*f .101 .904
d*e*f 1.896 .171
Geen significante verbanden volgens de hoofdanalyse
Volgende analyse 1: met toevoeging van geslacht
F value Pr>F
a mot functiebep .328 .568
b transfert .492 .689
c zindelijkheid .246 .782
d epileptische insulten .351 .555
e orthopedische maatregelen .359 .550
f vrijheidsbeperkende maatregelen .528 .469
g geslacht .410 .523
a*c .024 .877
a*g 3.084 .082
b*c .476 .622
101
b*d .027 .973
b*f 1.781 .185
b*g .955 .417
c*d .742 .479
c*e .042 .837
c*f 1.323 .271
c*g .644 .527
d*e 2.961 .088
d*f .758 .386
d*g .209 .649
e*f .114 .737
e*g 3.038 .084
f*g .233 .630
b*c*f .455 .502
c*f*g .666 .516
Wederom geen significante effecten.
Volgende analyse 2: met toevoeging van toilet
F value Pr>F
a mot functiebep .002 .966
b transfer 1.223 .306
c zindelijkheid 2.488 .088
d epileptische insulten 1.886 .173
e orthopedische maatregelen 1.494 .224
f vrijheidsbeperkende maatregelen .334 .564
h toilet .936 .396
a*c .842 .361
b*c .243 .785
b*d .192 .662
b*f .717 .399
b*h 3.311 .041***
c*d .093 .911
c*e .629 .430
c*f .980 .379
c*h .181 .671
d*e 1.564 .214
d*f .802 .373
d*h 3.130 .080
e*f .003 .955
f*h .252 .778
b*c*f .944 .334
b*d*f .015 .904
c*d*f .257 .774
c*d*h 2.481 .118
d*e*f 1.100 2.97
***Significant op 5% niveau
Er is een significant interactie-effect van Transfer en toilet.
Volgende analyse 3: met toevoeging van gezicht 09
102
F value Pr>F
a mot functiebep .429 .514
b transfer .650 .628
c zindelijkheid .567 .569
d epileptische insulten 1.614 .207
e orthopedische maatregelen .097 .756
f vrijheidsbeperkende maatregelen .697 .406
g gezicht 09 2.407 .124
b*c .036 .849
b*d .012 .988
b*f 2.263 .135
c*d .207 .813
c*e .909 .342
c*f 1.650 .197
d*e 4.288 .041***
d*f 1.186 .279
d*i 2.483 .118
e*f .302 .584
e*i .199 .656
f*i .004 .947
d*e*i 3.005 .086
b*d*f .458 .500
c*d*f .104 .901
d*e*f .813 .369
Significant interactie-effect van epilepsie en orthopedisch materiaal.
Volgende analyse 4: met toevoeging van geslacht en toilet
F value Pr>F
a mot functiebep .359 .550
b transfer 1.034 .382
c zindelijkheid 1.188 .310
d epileptische insulten 1.421 .237
e orthopedische maatregelen .127 .722
f vrijheidsbeperkende maatregelen .325 .570
g geslacht .045 .832
h toilet .178 .837
a*c .010 .920
a*g 1.970 .164
b*c .304 .739
b*d .134 .716
b*f 1.106 .296
b*g .824 .442
b*h .034 .855
c*d .142 .868
c*e .050 .823
c*f 1.242 .294
103
c*g .769 .467
c*h .394 .532
d*f .111 .740
d*h .139 .710
e*f .135 .714
f*g .026 .873
f*h .376 .541
g*h .467 .496
b*c*f .119 .731
c*f*g .459 .633
Volgende analyse 5: met toevoeging van geslacht en gezicht
F value Pr>F
a mot functiebep .368 .546
b Transfer .087 .967
c Zindelijkheid .739 .480
d epileptische insulten .228 .634
e orthopedische maatregelen .497 .483
f vrijheidsbeperkende maatregelen .874 .352
g Geslacht .007 .935
i gezicht 09 1.825 .180
a*g 2.213 .140
b*c .046 .830
b*d .028 .972
b*f 2.351 .129
b*g .820 .486
c*d .048 .953
c*e .044 .834
c*f 2.455 .092
c*g .662 .518
d*e 3.948 .050
d*f .001 .974
d*i .114 .736
e*f .003 .954
e*i 1.702 .195
f*g .003 .959
g*i .587 .445
c*f*i .714 .493
Volgende analyse 6: met toevoeging van toilet en gezicht
F value Pr>F
a mot functiebep .438 .510
b Transfer 1.558 .192
c Zindelijkheid .402 .670
d epileptische insulten 1.371 .245
e orthopedische maatregelen 2.780 .099
f vrijheidsbeperkende maatregelen .096 .758
104
h Toilet 4.022 .021***
i gezicht 09 .374 .542
b*c .042 .838
b*d .194 .661
b*f 2.943 .090
b*h .036 .850
c*d .093 .911
c*e .637 .427
c*f 2.086 .130
c*h .197 .658
d*e .489 .486
d*f .597 .442
d*h 3.109 .081
d*i .000 .984
e*f .237 .627
e*i 1.650 .202
f*h .008 .928
c*d*h 2.558 .113
b*d*f .015 .904
c*d*f .220 .803
d*e*f .730 .395
Er is een significant hoofdeffect van toilet
Volgende analyse 7: met toevoeging van geslacht, toilet en gezicht
F value Pr>F
a mot functiebep .342 .560
b Transfer .498 .685
c Zindelijkheid .134 .875
d epileptische insulten .786 .378
e orthopedische maatregelen .819 .368
f vrijheidsbeperkende maatregelen .462 .499
g Geslacht .102 .750
h Toilet 2.134 .125
i Gezicht 1.230 .271
a*g 1.969 .165
b*c .052 .820
b*d .133 .716
b*f 1.040 .311
b*g .824 .443
b*h .034 .855
c*d .153 .858
c*e .050 .823
c*f 1.638 .201
c*g .738 .482
c*h .394 .532
d*f .097 .757
d*h .119 .731
105
d*i .039 .843
e*f .004 .951
e*i 1.541 .218
f*g .030 .862
f*h .345 .558
g*h .379 .540
g*i .665 .417
c*f*g .467 .629
Samenvatting voor sleep latency:
Er is in de hoofdanalyse geen enkel significant effect.
Bij toevoeging van toilet is er een significant interactie-effect van transfer en toilet.
Bij toevoeging van geslacht is er een significant interactie-effect van epilepsie en
orthopedisch materiaal. Dit interactie-effect was ook al significant bij één van de analyses
voor sleep efficiency.
Bij toevoeging van geslacht en toilet is er een significant hoofdeffect van toilet.
Fragmentation index
Hoofdanalyse
F value Pr>F
a guy vanden boer .599 .664
b motorische functiebeperking 1.434 .234
c Transfer .396 .811
d loophulp verzwaring .403 .669
e lavement 1-2 1.914 .169
f orthopedische materialen 1.396 .240
g motorische handicap .055 .815
a*b .884 .349
a*c .758 .520
a*e 1.927 .168
a*g .037 .964
b*c .488 .615
b*g .554 .458
c*e .081 .776
c*g .466 .629
e*g 1.766 .187
f*g 2.053 .155
a*e*g .863 .355
c*e*g .675 .413
Volgende analyse 1: met toevoeging van toilet 09
F value Pr>F
a guy vanden boer .101 .982
b motorische functiebeperking 8.083 .005***
c Transfer 1.022 .400
d loophulp verzwaring .352 .704
e lavement 1-2 5.405 .022***
f orthopedische materialen 2.511 .116
106
g motorische handicap 1.055 .307
h toilet 09 1.627 .202
a*e .918 .340
a*g .180 .836
a*h .489 .614
b*c .474 .493
b*g .295 .588
c*e .128 .721
c*g .475 .623
e*g 1.101 .297
f*g 3.493 .065
f*h 1.310 .255
g*h 2.632 .108
c*e*g .883 .350
a*e*g .336 .564
Er is een hoofdeffect van motorische functiebeperking en een hoofdeffect van lavement 1-2
Volgende analyse 2: met toevoeging van zindelijkheid 09
F value Pr>F
a guy vanden boer .691 .600
b motorische functiebeperking .089 .767
c Transfer .376 .825
d loophulp verzwaring .628 .430
e lavement 1-2 1.515 .221
f orthopedische materialen .821 .267
g motorische handicap 1.384 .242
i Zindelijkheid 09 .153 .858
a*b .896 .346
a*c 1.460 .237
a*e .073 .787
a*i .477 .622
b*c 1.548 .218
b*g .650 .422
c*e .091 .764
c*g .305 .738
c*i 1.001 .319
e*g .142 .707
e*i .062 .804
f*i 1.512 .222
c*e*g .612 .436
Volgende analyse 3: met toevoeging van toilet 09 én zindelijkheid 09
F value Pr>F
a guy vanden boer .460 .765
b motorische functiebeperking 6.156 .015***
c Transfer .721 .580
d loophulp verzwaring .382 .538
e lavement 1-2 4.541 .036***
f orthopedische materialen 1.669 .200
107
g motorische handicap .128 .721
h toilet 09 1.593 .209
i Zindelijkheid 09 .203 .817
a*e .086 .770
a*h .293 .746
a*i .332 .719
b*c .263 .609
b*g .362 .549
c*e .162 .688
c*g .298 .743
c*i 1.009 .318
e*g .226 .636
e*i .063 .803
f*h 1.309 .256
f*i 1.621 .206
g*h 1.851 .177
i*h .291 .591
c*e*g .744 .391
Volgende analyse 4: hoofdanalyse opnieuw met lavement verzwaringen ipv lavement 1-2
F value Pr>F
a guy vanden boer .224 .924
b motorische functiebeperking 1.423 .236
c Transfer .390 .815
d loophulp verzwaring .400 .671
j lavement verzwaring 1.440 .242
f orthopedische materialen 1.386 .242
g motorische handicap .075 .785
a*b .877 .351
a*c .752 .523
a*j .079 .779
a*g .217 .805
b*c .484 .618
b*g .550 .460
c*j .310 .579
c*g 1.270 .285
j*g .877 .419
f*g 2.083 .156
Volgende analyse 5: volgende analyse 1 ( met toevoeging van toilet 09) opnieuw met lavement
verzwaring ipv lavement 1-2
F value Pr>F
a guy vanden boer .105 .981
b motorische functiebeperking 8.020 .006***
c Transfer 1.071 .375
d loophulp verzwaring .349 .706
j lavement verzwaringen 3.401 .037***
f orthopedische materialen 2.492 .118
g motorische handicap 1.118 .293
108
h toilet 09 1.615 .204
a*j .046 .831
a*g .004 .996
a*h .486 .617
b*c .470 .495
b*g .293 .590
c*j .387 .535
c*g 1.401 .251
j*g .547 .581
f*g 3.466 .066
f*h 1.300 .257
g*h 2.611 .109
Significant hoofdeffect van motorische functiebeperking en lavement met verzwaring, net als
wanneer lavement 1-2 wordt gebruikt.
Volgende analyse 6: volgende analyse 2 (met toevoeging van zindelijkheid 09) opnieuw met
lavement verzwaringen ipv lavement 1-2
F value Pr>F
a guy vanden boer .634 .639
b motorische functiebeperking .088 .767
c Transfer .351 .843
d loophulp verzwaring .624 .431
j lavement verzwaringen 1.304 .276
f orthopedische materialen .816 .368
g motorische handicap .937 .336
i Zindelijkheid 09 .112 .894
a*b .891 .348
a*c 1.451 .239
a*j .073 .788
a*i .474 .624
b*c 1.539 .220
b*g .647 .423
c*j .322 .571
c*g .863 .425
c*i .995 .321
j*g .283 .754
j*i .002 .963
f*i 1.503 .223
g*i ..
Volgende analyse 7: volgende analyse 3 ( met toevoeging van toilet 09 én zindelijkheid 09)
opnieuw met lavement verzwaringen ipv lavement 1-2
F value Pr>F
a guy vanden boer .487 .745
b motorische functiebeperking 6.117 .015***
c Transfer .735 .571
d loophulp verzwaring .379 .540
j lavement verzw 2.752 .069
109
f orthopedische materialen 1.659 .201
g motorische handicap .060 .808
h toilet 09 1.583 .211
i Zindelijkheid 09 .149 .861
a*j .085 .771
a*h .292 .748
a*i .329 .720
b*c .262 .610
b*g .359 .550
c*j .325 .570
c*g .934 .397
c*i 1.003 .319
j*g .354 .703
j*i .002 .963
f*h 1.301 .257
f*i 1.611 .208
g*h 1.839 .179
i*h .290 .592
Een hoofdeffect van motorische functiebeperking.
Besluit van fragmentation index:
De hoofdanalyse duidt geen significante verbanden aan. Wanneer toilet 09 wordt toegevoegd
komt een significant hoofdeffect van motorische functiebeperking en een significant
hoofdeffect van lavement 1-2 naar voren. Deze zelfde twee hoofdeffecten komen naar voren
bij toevoeging van toilet 09 én zindelijkheid 09 (bij zindelijkheid 09 alleen zijn er geen
significante verbanden).
Wanneer lavement 1-2 vervangen wordt door lavement verzwaringen zien we dezelfde
effecten. Enkel bij toevoeging van toilet 09 en zindelijkheid 09 zien we enkel een hoofdeffect
van motorische functiebeperking en niet van lavement verzwaringen.
Actual sleep time
Gezien het groot aantal weerhouden variabelen bij actual sleep time werden de onafhankelijke
variabelen van de volgende analyses niet in alle mogelijke combinaties onderzocht.
Hoofdanalyse
F value Pr>F
a Kleden .25 .9081
b Voeden .78 .5143
c Toilet .11 .8929
d LVE 09 .72 .5487
e sta-apparaten 1-2 .00 .9925
f Epilepsie 1-2 6.32 .0182***
g lavement 1-2 .54 .4699
h decubitus verzwaringen .96 .4578
i verstoring van de slaap .38 .5410
j epilepsie subjectief .56 .4621
k niveau van functioneren .63 .5995
a*b 3.08 .0904
110
a*c 3.20 .0847
a*g 3.62 .0678
b*c .66 .5226
b*g .16 .6905
C*k .44 .5130
J*k .70 .4104
De hoofdanalyse geeft een hoofdeffect van epilepsie 1-2 aan.
Volgende analyse 1: met toevoeging van zindelijkheid 09
F value Pr>F
a Kleden .93 .4667
b Voeden .38 .7706
c Toilet .84 .4486
d LVE 09 .41 .7482
e sta-apparaten 1-2 .01 .9242
f epilepsie 1-2 .89 .3589
g lavement 1-2 .17 .6868
h decubitus verzwaringen .80 .5637
i verstoring van de slaap .24 .6310
j epilepsie subjectief .34 .5680
k niveau van functioneren .76 .5336
l zindelijkheid 09 .71 .5048
a*l .02 .8914
c*k .40 .5372
e*l .78 .3875
j*k .58 .4557
j*l .01 .9244
k*l .35 .5606
Volgende analyse 2: met toevoeging van trappen
F value Pr>F
a Kleden 1.16 .3537
b Voeden .75 .4836
c Toilet .01 .9182
d LVE 09 .55 .6520
e sta-apparaten 1-2 .00 .9864
f epilepsie 1-2 1.66 .2102
g lavement 1-2 .58 .4524
h decubitus verzwaringen 1.04 .4191
i verstoring van de slaap .41 .5265
j epilepsie subjectief .72 .4039
k niveau van functioneren 1.47 .2469
m trappen 2.03 .1670
a*b 3.32 .0809
a*c 2.88 .1027
a*g 3.90 .0600
b*c .36 .5536
b*g .17 .6800
c*k .56 .4612
111
j*k .75 .3943
Volgende analyse 3: met toevoeging van rolstoel
F value Pr>F
a Kleden .75 .5663
b Voeden .75 .5326
c Toilet .09 .9173
d LVE 09 .45 .7200
e sta-apparaten 1-2 .03 .8623
f epilepsie 1-2 1.35 .2592
g lavement 1-2 .30 .5910
h decubitus verzwaringen .84 .5357
i verstoring van de slaap .16 .6966
j epilepsie subjectief .40 .5361
k niveau van functioneren .60 .6193
n rolstoel .73 .4955
a*b 2.40 .1364
a*c 2.34 .1413
b*c .74 .4889
b*g .08 .7810
b*n .00 .9657
c*k .79 .3845
j*k .61 .4432
Volgende analyse 4: met toevoeging van transfer 09
F value Pr>F
a Kleden 1.25 .3176
b Voeden .33 .8021
c Toilet .02 ..8837
d LVE 09 .37 .5482
e sta-apparaten 1-2 .15 .7019
f epilepsie 1-2 10.83 .0030***
g lavement 1-2 .69 .4145
h decubitus verzwaringen 1.05 .4125
i verstoring van de slaap .22 .6405
j epilepsie subjectief .47 .4975
k niveau van functioneren .81 .5021
o transfer 09 .52 .4764
a*b 2.16 .1539
a*c 3.26 .0830
b*c .63 .4350
c*k .87 .3599
j*k .71 .4070
Hoofdeffect van epilepsie 1-2
Volgende analyse 5: met toevoeging van orthopedische schoenen 1-2
F value Pr>F
a Kleden .37 .8260
112
b Voeden .84 .4831
c Toilet .11 .8939
d LVE 09 3.63 .0419***
e sta-apparaten 1-2 .44 .5127
f epilepsie 1-2 1.61 .2172
g lavement 1-2 .59 .4501
h decubitus verzwaringen 1.02 .4405
i verstoring van de slaap .41 .5271
j epilepsie subjectief .28 .5989
k niveau van functioneren .68 .5731
p orthopedische schoenen
1-2
1.76 .1977
a*b 3.35 .0794
a*c 2.85 .1044
a*g 3.94 .0588
b*c .72 .4955
b*g .18 .6785
c*k .39 .5407
j*k .65 .4295
Volgende analyse 6: hoofdanalyse opnieuw met lavement verzwaringen
F value Pr>F
a Kleden .25 .9081
b Voeden .78 .5143
c Toilet .11 .8929
d LVE 09 .62 .6100
e sta-apparaten 1-2 .00 .9925
f Epilepsie 1-2 6.32 .0182***
Q lavement verzwaring .54 .4699
h decubitus verzwaringen .96 .4578
i verstoring van de slaap .38 .5410
j epilepsie subjectief .56 .4621
k niveau van functioneren .63 .5995
a*b 3.08 .0904
a*c 3.20 .0847
a*q 3.62 .0678
b*c .66 .5226
b*q .16 .6905
C*k .44 .5130
J*k .70 .4104
De hoofdanalyse geeft een hoofdeffect van epilepsie 1-2 aan, ook wanneer lavement 1-2
vervangen wordt door lavement verzwaringen.
Volgende analyse 7: volgende analyse 1 (met toevoeging van zindelijkheid 09) met lavement
verzwaringen
F value Pr>F
a Kleden .93 .4667
113
b Voeden .38 .7706
c Toilet .84 .4486
d LVE 09 .36 .7857
e sta-apparaten 1-2 .01 .9242
f epilepsie 1-2 .89 .3589
q lavement verzwaringen .17 .6868
h decubitus verzwaringen .80 .5637
i verstoring van de slaap .24 .6310
j epilepsie subjectief .34 .5680
k niveau van functioneren .76 .5336
l zindelijkheid 09 .71 .5048
a*l .02 .8914
c*k .40 .5372
e*l .78 .3875
j*k .58 .4557
j*l .01 .9244
k*l .35 .5606
Volgende analyse 8: Volgende analyse 2( met toevoeging van trappen) met lavement
verzwaringen
F value Pr>F
a Kleden 1.16 .3537
b Voeden .75 .4836
c Toilet .01 .9182
d LVE 09 .49 .6954
e sta-apparaten 1-2 .00 .9864
f epilepsie 1-2 1.66 .2102
q lavement verzwaringen .58 .4524
h decubitus verzwaringen 1.04 .4191
i verstoring van de slaap .41 .5265
j epilepsie subjectief .72 .4039
k niveau van functioneren 1.47 .2469
m trappen 2.03 .1670
a*b 3.32 .0809
a*c 2.88 .1027
a*q 3.90 .0600
b*c .36 .5536
b*q .17 .6800
c*k .56 .4612
j*k .75 .3943
Volgende analyse 9: Volgende analyse 3 (met toevoeging van rolstoel) met lavement
verzwaring
F value Pr>F
a Kleden .75 .5663
b Voeden .75 .5326
c Toilet .09 .9173
d LVE 09 .45 .7200
114
e sta-apparaten 1-2 .03 .8623
f epilepsie 1-2 1.35 .2592
q lavement verzwaringen .30 .5910
h decubitus verzwaringen .84 .5357
i verstoring van de slaap .16 .6966
j epilepsie subjectief .40 .5361
k niveau van functioneren .60 .6193
n rolstoel .73 .4955
a*b 2.40 .1364
a*c 2.34 .1413
b*c .74 .4889
b*q .08 .7810
b*n .00 .9657
c*k .79 .3845
j*k .61 .4432
Volgende analyse 10: Volgende analyse 4 (met toevoeging van transfer 09) met lavement
verzwaring
F value Pr>F
a Kleden 1.25 .3176
b Voeden .33 .8021
c Toilet .02 ..8837
d LVE 09 .37 .5482
e sta-apparaten 1-2 .15 .7019
f epilepsie 1-2 10.83 .0030***
q lavement verzwaring .69 .4145
h decubitus verzwaringen 1.05 .4125
i verstoring van de slaap .22 .6405
j epilepsie subjectief .47 .4975
k niveau van functioneren .81 .5021
o transfer 09 .52 .4764
a*b 2.16 .1539
a*c 3.26 .0830
b*c .63 .4350
c*k .87 .3599
j*k .71 .4070
Hoofdeffect van epilepsie 1-2
Volgende analyse 11: Volgende analyse 5 (met toevoeging van orthopedische schoenen 1-2)
met lavement verzwaringen
F value Pr>F
a Kleden .37 .8260
b Voeden .84 .4831
c Toilet .11 .8939
d LVE 09 3.63 .0419***
e sta-apparaten 1-2 .44 .5127
f epilepsie 1-2 1.61 .2172
115
q lavement verzwaringen .59 .4501
h decubitus verzwaringen 1.02 .4405
i verstoring van de slaap .41 .5271
j epilepsie subjectief .28 .5989
k niveau van functioneren .68 .5731
p orthopedische schoenen
1-2
1.76 .1977
a*b 3.35 .0794
a*c 2.85 .1044
a*q 3.94 .0588
b*c .72 .4955
b*q .18 .6785
c*k .39 .5407
j*k .65 .4295
Besluit actual sleep time:
Bij hoofdanalyse en bij toevoeging van transfer 09: hoofdeffect van epilepsie 1-2
Zowel bij lavement 1-2 als bij lavement verzwaringen
Besluit meervoudige anova’s
Hoofdeffecten voor LVE 09, zindelijkheid 09, toilet, motorische functiebeperking, lavement
1-2, lavement verzwaringen, epilepsie 1-2
Interactie-effecten voor: stoelgang-lve, orthopedisch materiaal-epilepsie subjectief, transfer-
toilet, epilepsie-orthopedisch materiaal,
Tot dusver hebben we steeds de afhankelijke variabelen apart behandeld. We willen nu weten
welke van de onafhankelijke variabelen op alle afhankelijke variabelen samen een effect
heeft. Dit gaan we na in het volgende luik: multivariate variatieanalyse of MANOVA
9.3. Multivariate variatieanalyse
9.3.1. Model
We voeren de MANOVA uit met in de hoofdanalyse de hoofdeffecten die naar voren zijn
gekomen uit de meervoudige ANOVA’s. Voor zover dat de onafhankelijke variabelen die uit
de interacties naar voren komen nog niet in de hoofdanalyse zitten, voegen we deze toe in de
volgende analyses.
Dit betekent:
Hoofdanalyse: LVE 09, zindelijkheid 09, toilet, motorische functiebeperking, lavement 1-2,
epilepsie 1-2
Volgende analyse: stoelgang 1-2, orthopedisch materiaal, transfer
Alles opnieuw met lavement verzwaringen
Alles opnieuw met epilepsie subjectief
9.3.2. Resultaten
We voeren manova uit in GLM. We geven als afhankelijke variabelen actual sleep time, sleep
efficiency, sleep latency en fragmentation index in. Als onafhankelijke variabelen geven we
bovenstaande variabelen in.
116
We krijgen in de output van SPSS twee tabellen.
Één met multivariate tests: hier gaan we het effect na op alle afhankelijke variabelen samen en
hierin zijn we hier het meest geïnteresseerd. De andere met univariate test, hier wordt het
effect op de aparte afhankelijke variabelen nagegaan, aangezien we deze analyses reeds
hebben uitgevoerd geven we deze hier niet weer.
In de tabel met multivariate tests worden 4 maten aangegeven: Pillai’s trace, Wilk’s Lambda,
Hotteling’s Trace en Roy’s Largest Root. In de literatuur wordt aangegeven om Wilk’s
Lambda te gebruiken, aangezien deze het gemakkelijkste te interpreteren is. De weergegeven
score op deze maat geeft het aandeel van de variantie weer dat de onafhankelijke variabele
verklaard in de afhankelijke variabele. (amount of variance accounted for in the dependent
variable by the independent variable). Hoe kleiner de waarde hoe groter het verschil tussen de
groepen.
We geven hieronder per analyse telkens enkel de significante effecten weer samen met de
bijhorende maten.
Hoofdanalyse
Multivariate F
Value F Hypothesis df Error df sig
Lve 09&toilet .714 2.249 16.000 309.198 .004
Zindelijkheid
09&motorische
functiebeperking
.901 2.781 4.000 101.000 .031
Toilet&motorische
functiebeperking
.898 2.858 4.000 101.0000 .027
Volgende analyse 1: met toevoeging van stoelgang 1-2
Multivariate F
Value F Hypothesis df Error df Sig
Stoelgang 1-2 .896 2.875 4.000 99.000 .027
Lve 09&toilet .692 2.426 16.000 303.088 .002
Zindelijkheid
09&motorische
functiebeperking
.897 2.836 .4000 99.000 .028
Toilet&motorische
functiebeperking
.891 3.020 4.000 99.000 .021
Volgende analyse 2: met toevoeging van orthopedische materialen
Multivariate F
Value F Hypothesis df Error df Sig
Lve 09&toilet .751 1.713 16.000 278.647 .044
Zindelijkheid
09&motorische
functiebeperking
.788 6.119 4.000 91.000 .000
Toilet&motorische
functiebeperking
.771 6.767 4.000 91.000 .000
Volgende analyse 3: met toevoeging van transfer
117
Multivariate F
Value F Hypothesis df Error df Sig
/
Volgende analyse 4: met toevoeging van stoelgang & orthopedische materialen
Multivariate F
Value F Hypothesis df Error df Sig
Stoelgang 1-2 .872 3.274 4.000 89.000 .015
Lve 09&toilet .738 1.782 16.000 272.537 .033
Zindelijkheid
09&motorische
functiebeperking
.783 6.149 4.000 89.000 .000
Toilet&motorische
functiebeperking
.768 6.712 4.000 89.000 .000
Volgende analyse 5: met toevoeging van stoelgang & transfer
Multivariate F
Value F Hypothesis df Error df Sig
Stoelgang 1-2 .881 2.868 4.000 85.000 .028
Volgende analyse6: met toevoeging van orthopedische materialen & transfer
Multivariate F
Value F Hypothesis df Error df Sig
/
Volgende analyse 7: met toevoeging van stoelgang, orthopedische materialen & transfer
Multivariate F
Value F Hypothesis df Error df Sig
Stoelgang 1-2 .858 3.132 4.000 76.000 .019
De analyses werden allemaal opnieuw uitgevoerd met lavement verzwaringen, met dezelfde
output tot gevolg, daarom worden deze resultaten niet opnieuw weergegeven.
We doen de analyses opnieuw met epilepsie subjectief ipv epilepsie 1-2.
Volgende analyse 8: Hoofdanalyse opnieuw met epilepsie subjectief
Multivariate F
Value F Hypothesis
df
Error df sig
118
Zindelijkheid .851 1.994 8.000 190.000 .049
Toilet .799 2.812 8.000 190.000 .006
Lve 09&toilet .717 2.092 16.000 290.867 .009
Zindelijkheid
09&motorische
functiebeperking
.893 2.893 4.000 95.000 .028
Toilet&motorische
functiebeperking
.840 4.514 4.000 95.000 .002
Lve¶lyse .803 1.810 12.000 251.638 .047
Lve¶lyse&epilepsie .867 3.637 4.000 95.000 .008
Lve&toilet&epilepsie .705 2.965 12.000 251.638 .001
Volgende analyse 9: Volgende analyse 1 (met toevoeging van stoelgang 1-2) met epilepsie
subjectief
Multivariate F
Value F Hypothesis
df
Error df Sig
Toilet .780 3.036 8.000 184.000 .003
Stoelgang 1-2 .837 4.494 4.000 92.000 .002
Toilet¶lyse .838 4.446 4.000 92.000 .002
Zindelijkheid¶lyse .882 3.085 4.000 92.000 .020
Lve¶lyse .798 1.806 12.000 243.701 .048
Epilepsie&stoelgang .826 4.860 4.000 92.000 .001
Lve&stoelgang .857 3.825 4.000 92.000 .006
Lve&toilet .678 2.386 16.000 281.702 .002
Lve¶lyse&epilepsie .859 3.782 4.000 92.000 .007
Lve&toilet&epilepsie .659 3.470 12.000 243.701 .000
Volgende analyse 10: Volgende analyse 2 (met toevoeging van orthopedische materialen) met
epilepsie subjectief
Multivariate F
Value F Hypothesis
df
Error df sig
Lve 09 .789 1.823 12.000 233.118 .045
Orthopedische
materialen
.887 2.789 4.000 88.000 .031
Lve 09&toilet .740 1.748 16.000 269.482 .038
Zindelijkheid
09&motorische
functiebeperking
.844 4.078 4.000 88.000 .004
Toilet&motorische
functiebeperking
.842 4.136 4.000 88.000 .004
Lve¶lyse&epilepsie .863 3.498 4.000 88.000 .011
Lve&toilet&epilepsie .798 5.554 4.000 88.000 .000
Volgende analyse 11: Volgende analyse 3 (met toevoeging van transfer) met epilepsie
subjectief
119
Multivariate F
Value F Hypothesis df Error df sig
Lve&epilepsie .759 1.963 12.000 214.597 .029
Volgende analyse 12:volgende analyse 4 (met toevoeging van stoelgang & orthopedische
materialen) met epilepsie subjectief
Value F Hypothesis
df
Error df sig
Lve .728 2.389 12.000 225.180 .006
Stoelgang 1-2 .850 3.744 4.000 85.000 .007
Orthopedisch materiaal .875 3.028 4.000 85.0000 .022
Lve 09&toilet .717 1.871 16.000 260.317 .023
Zindelijkheid
09&motorische
functiebeperking
.827 4.431 4.000 85.000 .003
Toilet&motorische
functiebeperking
.839 4.072 4.000 85.000 .005
Epilepsie&stoelgang 1-2 .812 4.928 4.000 85.000 .001
Lve&stoelgang 1-2 .881 2.875 4.000 85.000 .028
Lve¶lyse
Lve¶lyse&epilepsie .853 3.657 4.000 85.000 .008
Lve&toilet&epilepsie .798 5.376 4.000 85.000 .001
Volgende analyse 13: Volgende analyse 5 ( met toevoeging van stoelgang & transfer) met
epilepsie subjectief
Multivariate F
Value F Hypothesis
df
Error df sig
Stoelgang 1-2 .821 4.261 4.000 78.000 .004
Epilepsie&stoelgang 1-2 .816 4.387 4.000 78.000 .003
Lve&stoelgang 1-2 .833 3.917 4.000 78.000 .006
Lve&epilepsie .704 2.438 12.000 206.660 .006
Volgende analyse 14: Volgende analyse 6 ( met toevoeging van orthopedische materialen &
transfer) met epilepsie subjectief
Multivariate F
Value F Hypothesis
df
Error df sig
Lve .713 2.225 12.000 196.077 .012
Volgende analyse 15: Volgende analyse 7( met toevoeging van stoelgang, orthopedische
materialen & transfer) met epilepsie subjectief
Multivariate F
Value F Hypothesis df Error df Sig
120
Lve 09 .636 2.923 12.000 188.140 .001
Stoelgang 1-2 .841 3.367 4.000 71.000 .014
Epilepsie&stoelgang
1-2
.801 4.422 4.000 71.000 .003
Lve&stoelgang .856 2.997 4.000 71.000 .024
Besluit Manova
In de eerste plaats werden de variabelen die als hoofdeffect uit de meervoudige anova naar
voren zijn gekomen ingevoerd als onafhankelijke variabelen. Dit wil zeggen: LVE 09,
zindelijkheid 09, toilet, motorische functiebeperking, lavement 1-2, epilepsie 1-2
Vervolgens werden elk apart en in de verschillende combinaties de variabelen toegevoegd die
als interactie-effect zijn naar voren gekomen.
De analyses werden herhaald met in de plaats van lavement 1-2, lavement met verzwaringen
aangezien dit ook als hoofdeffect naar voren was gekomen. De resultaten bleven gelijk.
De analyses werden herhaald met epilepsie subjectief in plaats van epilepsie 1-2. Epilepsie
subjectief kwam namelijk naar voren als één van de interactie-effecten. Aangezien er een
grote overlap is met epilepsie 1-2 werd epilepsie subjectief niet gewoon als een variabele
toegevoegd, maar werden de analyses opnieuw gedaan.
Aangezien er een groot verschil is in de resultaten van de MANOVA of epilepsie 1-2 of
epilepsie subjectief werden gehanteerd, worden de resultaten hieronder apart weergegeven:
Resultaten manova epilepsie 1-2:
Hoofdanalyse:
Hoofdeffect: /
Interactie-effect: LVE&Toilet
Zindelijkheid¶lyse
Toilet¶lyse
Volgende analyse 1: met toevoeging van stoelgang 1-2
Hoofdeffect: stoelgang 1-2
Interactieffect: lve&toilet
Zindelijkheid¶lyse
Toilet¶lyse
Volgende analyse 2: met toevoeging van orthopedische materialen
Hoofdeffect: /
Interactie-effect: lve&toilet
Zindelijkheid¶lyse
Toilet¶lyse
Volgende analyse 3: met toevoeging van transfer
Hoofdeffect: /
Interactie-effect: /
Volgende analyse 4: met toevoeging van stoelgang 1-2& orthopedische materialen
Hoofdeffect: stoelgang 1-2
Interactie-effect: lve&toilet
Zindelijkheid¶lyse
Toilet¶lyse
Volgende analyse 5: met toevoeging van stoelgang 1-2&transfer
Hoofeffect: stoelgang 1-2
Interactie-effect: /
121
Volgende analyse 6: met toevoeging van orthopedische materialen&transfer
Hoofdeffect: /
Interactie-effect: /
Volgende analyse 7: met toevoeging van stoelgang&orthopedische materialen&transfer
Hoofdeffect: stoelgang 1-2
Uit dit overzicht komt duidelijk naar voren dat van zodra stoelgang 1-2 wordt toegevoegd aan
de analyse, er een hoofdeffect is van stoelgang 1-2 op de afhankelijke variabelen. (richting
manova?)
Verder is er steeds een interactie-effect van LVE&toilet, zindelijkheid& paralyse en toilet&
paralyse, behalve als de variabele transfer wordt toegevoegd.
Resultaten MANOVA epilepsie subjectief
Volgende analyse 8: hoofdanalyse opnieuw met epilepsie subjectief
Hoofdeffect: zindelijkheid 09
Toilet
Interactie-effect: lve&toilet
Zindelijkheid¶lyse
Toilet¶lyse
Lve¶lyse
Lve¶lyse&epilepsie subjectief
Lve&toilet&epilepsie subjectief
Volgende analyse 9: met toevoeging van stoelgang 1-2 opnieuw met epilepsie subjectief
Hoofdeffect: toilet
Stoelgang 1-2
Interactie-effect: Lve&toilet
Zindelijkheid¶lyse
Toilet¶lyse
Lve¶lyse
Epilepsie&stoelgang 1-2
Lve&stoelgang 1-2
Lve¶lyse&epilepsie
Lve&toilet&epilepsie
Volgende analyse 10: met toevoeging van orthopedische materialen opnieuw met epilepsie
subjectief
Hoofdeffect: LVE
Orthopedische materialen
Interactie-effect: LVE&toilet
Zindelijkheid¶lyse
Toilet¶lyse
Lve¶lyse&epilepsie
Lve&toilet&epilepsie
Volgende analyse 11: met toevoeging van transfer opnieuw met epilepsie subjectief
Hoofeffect: /
Interactie-effect: LVE&epilepsie
Volgende analyse 12: met toevoeging van stoelgang 1-2&orthopedische materialen opnieuw
met epilepsie subjectief
Hoofdeffect: LVE
Stoelgang 1-2
122
Orthopedische materialen
Interactie-effect: LVE&toilet
Zindelijkheid¶lyse
Toilet¶lyse
Lve & paralyse
Epilepsie en stoelgang 1-2
LVE&stoelgang 1-2
Lve¶lyse&epilepsie
Lve&toilet&epilepsie
Volgende analyse 13: met toevoeging van stoelgang 1-2 en transfer opnieuw met epilepsie
subjectief
Hoofdeffect: stoelgang 1-2
Interactie-effect: epilepsie&stoelgang
Lve&stoelgang
Lve&epilepsie
Volgende analyse 14: met toevoeging van orthopedische materialen en transfer opnieuw met
epilepsie subjectief
Hoofdeffect: LVE
Volgende analyse 15: met toevoeging van stoelgang 1-2, orthopedische materialen en transfer
opnieuw met epilepsie subjectief
Hoofdeffect: LVE
Stoelgang 1-2
Interactie-effect: epilepsie&stoelgang 1-2
Lve&stoelgang 1-2
Ook hier komt naar voren dat er een hoofdeffect is van stoelgang 1-2 van zodra deze variabele
wordt toegevoegd. Verder zijn er ook hoofdeffecten van LVE, orthopedische materialen,
zindelijkheid en toilet.
Er zijn verschillende interactie-effecten terug te vinden, de meest voorkomende zijn:
zindelijkheid¶lyse, toilet¶lyse, LVE& toilet (dit zijn de drie interactie-effecten die
ook bij epilepsie 1-2 naar voren komen), LVE¶lyse, …
(richting van MANOVA)
besluit uit manova?
10. FAQ Vorige informatie is zeer omvangrijk. Het is niet evident om vanuit alle vergaarde informatie
een duidelijk en kort samengevat antwoord te verkrijgen op alle vragen die leven. Om deze
reden zullen we hier een aantal vragen hernemen die sterk leven binnen vzw Stijn
10.1. Hoe is het gesteld met de slaapkwaliteit in vzw Stijn?
Ten eerste moeten we aangeven dat het enige dienstencentrum van vzw Stijn waarin slaap
reeds geruime tijd structureel in kaart gebracht wordt Sint Oda is. Om de kwaliteit van slaap
na te gaan baseren we ons dan ook op gegevens vanuit Sint Oda. Van de 2267 dagen van
meting die beschikbaar zijn namen we 804 dagen van in totaal 180 personen in achting. Per
persoon betekent dit een viertal nachten van meting, waarvan het gemiddelde in beschouwing
wordt genomen. De gegevens zijn verzameld met behulp van de Actiwatch. Dit is een
gevoelig meetinstrument in de vorm van een polshorloge, dat de bewegingen van de persoon
123
registreert. Om een bepaald aantal seconden wordt geregistreerd hoeveel beweging er is
geweest. Deze gegevens worden door software vertaald naar slaap-waakpatronen. Er worden
met andere woorden een aantal parameters gegenereerd die we inter- en intra- individueel
kunnen vergelijken en waarvoor normen beschikbaar zijn.
De meest zeggende parameters en de parameters die we in wat volgt dan ook in beschouwing
zullen nemen zijn de volgende:
De sleep efficiency: dit is een parameter (uitgedrukt in een percentage) die de verhouding
weergeeft tussen de tijd dat de persoon slaapt en de totale tijd dat hij/zij in bed ligt. De
gehanteerde norm binnen Sint Oda is 85%. Dit wil zeggen dat iemand die een sleep efficiency
heeft van 85% of meer een goede nachtrust heeft, hij/zij slaapt namelijk minimum 85% van
de tijd dat hij/zij in bed ligt. Internationaal wordt ook de norm van 75% gehanteerd.
Sleep latency: dit is een parameter (uitgedrukt in minuten) die aangeeft hoelang het duurt
vooraleer de persoon inslaapt. Het geeft met andere woorden weer hoeveel tijd er verstrijkt
tussen dat de persoon in bed gaat en het moment van inslapen. Er wordt gesproken van een
goede sleep latency als deze kleiner is dan 30 minuten.
Fragmentation Index: Hoe rusteloos iemand slaap wordt weergegeven door deze parameter.
De norm hierbij is 30, wanneer deze norm wordt gehaald of overschreden slaapt de persoon te
rusteloos.
In dit onderzoek wordt naast deze drie parameters die standaard worden betrokken ook de
actual sleep time bekeken. Het kan namelijk zijn dat de sleep efficiency slecht is, maar dit kan
ook te wijten zijn aan een te lange tijd in bed. Bij de actual sleep time kunnen we nagaan
hoeveel uur een persoon tijdens de nacht effectief heeft geslapen. In deze maat, die uitgedrukt
wordt in minuten, wordt rekening gehouden met periodes van wakker zijn tijdens de nacht.
Aangezien we per proefpersoon reeds een gemiddelde maken van minimum 4 nachten maken,
kunnen we ervan uitgaan dat wanneer de score op één van de parameters onder de norm is, dit
geen uitschieter is. Op hoe meer parameters er een probleem wordt aangeduid, hoe groter het
slaapprobleem is, al is de hypothese dat de slaapproblemen een grote correlatie vertonen.
Sleep efficiency
Sleep efficiency
Mean 78,453
Median 79,000
Standard deviation 12,410
Minimum 30,600
Maximum 98,800
Range 68,200
Zowel het gemiddelde als de mediaan geven aan dat de scores van Sint Oda onder de norm
voor sleep efficiency liggen.
124
sleep efficiency
32,22%
36,11%
31,67%<75%
75%-85%
>=85%
Bij het bekijken van het taartdiagram zien we dat 68,33% van de proefpersonen onder de
norm van 85 % voor sleep efficiency scoren. Internationaal wordt 75% gehanteerd als norm,
nog steeds 1/3 van de proefpersonen scoort lager dan deze norm.
Van de mensen die onder de norm van 75% vallen, zijn de scores als volgt verdeeld:
sleep efficiency verdeling van scores onder de norm
3,45% 3,45% 5,17%5,17%
5,17%
10,34%
13,79%
53,45%
<40
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65-69
70-74
Sleep latency
Sleep latency
Mean 0:35:57
Median 0:20:54
Standard deviation 0:41:25
Minimum 0:00:00
Maximum 4:00:00
Range 4:00:00
Het gemiddelde ligt hier iets boven de norm, de mediaan ligt wel binnen de norm. Uit de
analyses blijkt dat de variabele sleep latency scheef verdeeld is, dus we kijken hier naar de
mediaan. Dit wil zeggen dat volgens deze beschrijvende maat de scores voor sleep latency
wel binnen de norm vallen.
125
sleep latency
60,56%
39,44%<= 30 minuten
> 30 minuten
In het taartdiagram zien we dat het merendeel van de mensen een slaaplatentie heeft die
binnen de norm valt. Van de mensen die buiten de norm vallen zijn de scores als volgt
verdeeld:
sleep latency verdeling van scores boven de norm
22,54%
15,49%
12,68%7,04%8,45%
5,63%
9,86%
4,23%
1,41% 12,68%
31-40
41-50
51-60
61-70
71-80
81-90
91-100
101-110
111-120
>=121
Er zijn enkele serieuze uitschieters naar rechts toe, met een maximum van 4 uur. Er zijn 35
proefpersonen (19,4%) die een gemiddelde slaaplatentie van meer als 1 uur hebben!!!
fragmentation index
Fragmentation index
Mean 37,994
Median 35,375
Standard deviation 16,907
Minimum 3,750
Maximum 98,830
Range 95,080
Zowel het gemiddelde als de mediaan liggen voor de fragmentatie-index iets boven de norm.
126
fragmentatie-index
33,89%
66,11%
<= 30
> 30
In deze grafiek zien we dat 2/3 van de proefpersonen een te hoge fragmentatie-index heeft.
fragmentatie-index verdeling scores boven de norm
44,54%
24,37%
16,81%
7,56%
2,52%
1,68%
2,52%
31-40
41-50
51-60
61-70
71-80
81-90
91-100
14,28% heeft een fragmentatie-index van meer als 2x de norm!!!
Actual sleep time
Actual sleep time
Mean 8:36:06
Median 8:39:23
Standard deviation 1:28:29
Minimum 3:26:48
Maximum 11:43:48
Range 8:17:00
Uit deze tabel blijkt dat de actual sleep time gemiddeld gezien wel voldoende is.
127
actual sleep time
32,78%
67,22%
<8uur
>=8 uur
Ook percentueel gezien slaapt het merendeel van de proefpersoon voldoende. Toch is er nog
ongeveer 1/3 die slecht slaapt:
act ual sleep verdeling van scores boven de norm
66,10%
20,34%
6,78% 5,08% 1,69%
7-8 uur
6-7 uur
5-6 uur
4-5 uur
< 4 uur
Toch 13,55% slaap minder als 6 uur per dag.
Dit relativeert de slechte scores op sleep efficiency. Het grootste deel van de proefpersonen
slaapt voldoende, ze liggen echter een te lange tijd in bed waardoor hun sleep efficiency daalt.
Slaapprobleem
Uit het voorgaande is gebleken dat tweederde van de proefpersonen te laag scoren op slaap
efficiëntie en op fragmentatie index. Ongeveer één op drie van de proefpersonen scoort te laag
op actual sleep time en ongeveer 2 op 5 heeft een te hoge slaap latentie.
Hieronder kan gezien worden dat eveneens een hoog percentage meer als 1 slaapprobleem
heeft.
0 slaapproblemen 37 20,56%
1 slaapprobleem 20 11,11%
2 slaapproblemen 43 23,89%
3 slaapproblemen 54 30,00%
4 slaapproblemen 26 14,44%
180
Niet minder dan 79,44% van de zorggebruikers heeft één slaapprobleem. 68,3% heeft twee of
meer slaapproblemen. Wanneer we kijken naar de correlaties tussen de slaapproblemen is dit
niet verwonderlijk. Alle correlaties zijn namelijk significant op het 0,01 niveau en liggen
tussen de r=.359 en r=867. Vooral sleep efficiency heeft een hoge correlatie met de andere
variabelen. De richting van de verbanden zijn allemaal in de verwachte richting. Hoe hoger de
128
slaapefficiëntie hoe lager de slaaplatentie en fragmentatie-index en hoe hoger de actual sleep
time. De correlatie van slaap latentie met fragmentatie-index en actual sleep time is eerder
laag, maar ook volgens verwachting: hoe langer het duurt om in te slapen hoe onrustiger de
slaap en hoe lager de actual sleep time. Het verband ten slotte van fragmentatie-index met de
actual sleep time is behoorlijk, alsook in de verwachte richting.
De vraag zou kunnen gesteld worden of de proefpersonen met maar 1 slaapprobleem niet
allemaal mensen zien die slecht scoren op sleep efficiency door hun te lange tijd in bed, maar
die verder wel goed scoren op sleep latency, fragmentation index en actual sleep time. Dat
zou willen zeggen dat er niet echt sprake is van een slaapprobleem, maar wel van slechte
afgestemdheid van de begeleiding op de persoon zijn individuele slaapbehoeften. We zien dat
dit echter slechts in 2 van de gevallen voorkomen. De zorggebruikers met maar 1
slaapprobleem scoren vooral slecht op fragmentation index. De combinatie lage sleep
efficiency met goede actual sleep time komt vanzelfsprekend nog voor, maar steeds in
combinatie met 1 of 2 andere problemen.
In het verleden is reeds verscheidene malen een inventarisatie gemaakt van slaapproblemen in
Sint Oda. Het gaat meer bepaald om een onderzoek van Pinxten (Pinxten, 1996), Lagrain
(Lagrain, 2001) en Hermans et al. (Hermans et al., 2006).
In het onderzoek van Pinxten en Lagrain werden nog andere parameters gehanteerd, de
gegevens werden ook nog verzameld met de oude actiwatch. De gegevens zijn dus moeilijk te
vergelijken. Wel kunnen we zien dat Pinxten spreekt van een percentage van 62%
slaapproblemen in de populatie van Sint Oda. Uit onze analyses blijkt zelfs een percentage
van 79,44% dat één of meerdere slaapproblemen heeft. Bij Lagrain zien we dat bij 80.7% van
de bewoners afwijkende waarden op minstens één van de daar gehanteerde parameters naar
voren komen.
De resultaten van het onderzoek van Hermans et al. kunnen we beter vergelijken.
De sleep efficiency is in het onderzoek van Hermans et al. voor 71.25% te laag. Dit is
vergelijkbaar met de 68.33% die we met huidig onderzoek bekomen.
De sleep latency is voor 53.75% van de proefpersonen uit het onderzoek van 2006 te lang. In
het huidig onderzoek is dit slechts 36.44%.
De fragmentation index is dan weer veel beter (31.25% scoort hoger als 30) in het eerste
onderzoek dan in het huidige (66.11% scoort hoger als 30).
Tenslotte de actual sleep time, 26.88% slaapt minder als 8uur in het onderzoek van Hermans
et al. In het huidige onderzoek ligt dit getal ongeveer gelijk, namelijk 32.78%.
In de literatuur komen diverse cijfers over het voorkomen van slaapstoornissen in de normale
populatie voor, deze situeren zich tussen de 10 en 35%. We zien dat we hier met onze
populatie ruim bovenzitten.
10.2. Welke soorten slaapproblemen zijn er en hoe kan de nachtdienst deze
(helpen) opsporen?
Slaapproblemen komen vaak voor, maar het is van verschillende factoren afhankelijk of men
deze effectief ook classificeert als slaapstoornis. Deze factoren zijn vooral ernst en duur van
de problemen. Wat betreft de duur geldt de minimale duur van één maand. Voor de ernst is
niet enkel de aard en de omvang van de problemen van belang, maar ook de invloed op het
dagelijks functioneren van de persoon en zijn omgeving (Berden, 2001).
Slaapstoornissen worden onderverdeeld in twee grote categorieën, de secundaire en de
primaire slaapstoornis. Men hoort bij slaapstoornissen steeds in eerste instantie na te gaan of
er sprake is van een andere stoornis, van somatische of psychiatrische aard, of van
middelengebruik als oorzakelijke factor. Is dit het geval, dan is er sprake van een secundaire
129
slaapstoornis. Deze slaapstoornissen zullen wellicht verbeteren of verdwijnen bij behandeling
van de oorzakelijke factor.
Bij een primaire slaapstoornis is er sprake van een op zichzelf staande stoornis. In de primaire
stoornissen is er nog een verschil tussen de stoornissen in slaappatroon of de dyssomniën en
stoornis in het gedrag tijdens de slaap of de parasomnieën.
Er zijn verscheidene vormen van dyssomnie, waarbij steeds sprake is van in- en/of
doorslaapproblemen of voortijdig ontwaken. Onder dyssomnieën worden onder andere
genoemd:
-insomnie: inslaap of doorslaapprobleem, kan worden nagegaan met behulp van de actiwatch,
meer bepaald door de slaaplatentie, de fragmentation index, de actual sleep time en de sleep
efficiency te beoordelen.
-hypersomnie:overmatige geneigdheid tot inslapen: is een aandoening die kan geobserveerd
worden door de dagdienst en door het analyseren van dutjes. Dit is namelijk ook een van de
functies van de actiwatch.
-narcolepsie: onbedwingbare slaapaanvallen: idem hypersomnie
-slaapgebonden ademhalingsstoornissen: onder andere het slaapapnoesyndroom, kan
nagegaan worden door het bekijken van de sleep effiency en de fragmentation-index alsook
door medisch onderzoek.
-slaap-waakritmestoornissen: wordt vaak veroorzaakt door jetlag, ploegendienst,…: minder
van toepassing op onze doelgroep.
-slaapproblemen door externe prikkels: geluiden van buitenaf, slechte voeding, alcohol of
cafeïne gebruik: de nachtdienst kan slaapproblemen van deze aard opsporen door het
systematisch observeren van de slaap en variabelen die hiermee samenhangen. Hiervoor zijn
in vzw Stijn vragenlijsten ontwikkeld die deze registraties toelaten.
-niet gespecificeerde dyssomnieën.
Parasomnieën kenmerken zich door abnormale gedragingen tijdens de slaap of tijdens de
overgang tussen slapen en waken. De categorieën die zich onderscheiden zijn:
-nachtmerries: de variabele fragmentatie-index kan dit oppikken, alsook de akoestische
systemen in onze dienstencentra.
-slaap-paniekstoornis: gaat gepaard met paniekerig geschreeuw, intense angst, versnelde pols
en ademhaling enzoverder: idem nachtmerries
-slaapwandelen: de verschillende parameters van de actiwatch kunnen dit oppikken, alsook de
akoestische en andere bewakingssystemen in onze dienstencentra.
-niet gespecificeerde parasomnieën
(Berden, 2001)
In de literatuur komen diverse cijfers over het voorkomen van slaapstoornissen in de normale
populatie voor, deze situeren zich tussen de 10 en 35%.
Voor de duidelijkheid hieronder een schema van de verschillende mogelijke slaapstoornissen:
130
Slaapprobleem
Slaapstoornis -Secundaire
slaapstoornis
-Secundair aan
lichamelijke stoornis
-Secundair aan
psychiatrische stoornis
-Secundair aan
middelengebruik
-Primaire slaapstoornis -Dyssomnieën -Insomnie
-Hypersomnie
-Narcolepsie
…
-Parasomnieën -Nachtmerries
-Slaap-
paniekstoornis
-Slaapwandelen
…
10.3. Welke behandelingen voor slaapproblemen bestaan er?
(Hylkema, 2007; Lagrain, 2006; Pinxten, 1996; Luyten, n.d.; Lagrain, n.d.)
Slaaptekort bij personen met een handicap leidt ertoe dat zij minder openstaan voor contacten,
overdag nog drukker zijn en slechter leren door een slechte REM slaap. Het gevolg is ook dat
er meer kans is op gedragsproblemen en er een hogere prikkel en stressgevoeligheid is.
Het is dus des te belangrijker deze slaapstoornissen zoveel mogelijk te voorkomen en te
behandelen.
Uit de literatuur komen volgende aandachtspunten naar voren (deze kunnen vanzelfsprekend
ook gelden voor personen zonder verstandelijke handicap):
-oog voor de individuele slaap-waak ritmiek: zoals gezegd is dit afhankelijk van persoon tot
persoon en zou hier meer rekening mee moeten gehouden worden. Bijvoorbeeld geen
gezamenlijke bedtijden, maar bedtijden afgestemd op de noden van het individu.
-zorgen voor een goede slaaphygiëne:
-opbouwen van de slaapschuld: hoe meer activiteit overdag, hoe meer energie
verbruikt, hoe groter de slaapschuld
-rustige activiteiten voor het slapengaan
-minder tijd in bed doorbrengen
-overleg tussen dag- en nachtdienst mbt (specifiek voor mensen in residentiële
opvangvormen:
-gezondheidstoestand
-belangrijke gebeurtenissen
-wensen en voorkeuren van de bewoner
-belangrijke (gedrags-) afspraken
-zorgen voor een goede slaapomgeving
-materiële infrastructuur:
-individuele kamers
-aangepaste bedden
-aangepaste matrassen
-omgevingsfactoren:
131
-nachtlawaai
-verlichting
-verduistering
-kamertemperatuur
-verluchting
-vast slaapritueel
-goede structuur: een duidelijk onderscheid tussen dag en nacht.
-goede slaaphouding
-doordachte vrijheidsbeperkende maatregelen, bv: bedhekkens ipv riemen
-hypnotica: doordacht gebruik is van belang!
-therapeutische technieken:
-stimulus-regeltherapie: verstevigen van relatie tussen bed en slaapgedrag, grenzen
stellen, belonen
-relaxatietherapie
-lichttherapie
-melatonine behandeling: door toevoeging van het hormoon slaperigheid induceren
-chronotherapie: synchroniseren van de slaap-waakcyclus
-vermijden van spanningen
-onderliggende oorzaken behandelen: in het geval van secundaire problematiek
Vanuit de literatuur en de dagdagelijkse praktijk komt ook een verschuiving naar voren van
een nadruk op goede hygiëne en bewaken, wat veel controlemomenten en dus verstoring met
zich meebracht, naar nadruk op het bevorderen van slaapkwaliteit: verhogen van comfort en
zo weinig mogelijk storen. Daarvoor worden allerlei hulpmiddelen ingezet zoals beter
incontinentiemateriaal, akoestische en visuele bewaking, …
Voorgaande is resultaat van een literatuurstudie. Niet alle bovenstaande elementen worden
bevestigd door ons eigen onderzoek, zoals kan nagelezen worden in het onderzoek zelf.
10.4. Hoe is het gesteld met interventies tijdens de nacht? Worden onze
zorggebruikers vaak gestoord en wat is de invloed van deze
verstoring tijdens de nacht?
Vroeger werden hygiëne en controle als belangrijkste aandachtspunten tijdens de nacht
gezien. Iemand die een natte luier heeft, moet verschoond worden. Iemand waarvan geweten
is dat hij/zij dikwijls roept moet standaard regelmatig gecontroleerd worden. De laatste jaren
wordt van deze visie meer en meer afgestapt. Slapen neemt voor personen met een handicap
vaak de helft van hun leven in beslag en het is dan ook belangrijk dat deze kwaliteitsvol, met
zo weinig mogelijk onderbrekingen, verloopt. Om dit te bewerkstelligen wordt het aantal
verzorgings- en controlemomenten die standaard worden ingebouwd, drastisch teruggebracht.
Met behulp van akoestische en visuele systemen worden zorggebruikers van op afstand in het
oog gehouden en wordt enkel ingegrepen waar nodig.
Ook in Sint Oda (en heel vzw Stijn) maakt deze nieuwe visie opmars. Er wordt geïnvesteerd
in beter incontinentiemateriaal en goede bewakingssystemen. Toch is er nog steeds een
bepaalde mate van verstoring. In deze vraag gaan we na welke soorten verstoring er nog zijn
tijdens de nacht en of ze een invloed hebben op de slaapkwaliteit.
Steeds wanneer er een registratie gebeurt van de bewegingen tijdens de slaap wordt zowel aan
het dagpersoneel, als aan het nachtpersoneel gevraagd om een vragenlijst in te vullen. Naast
andere vragen wordt hier ook gevraagd naar de soort controle die er ’s nachts gebeurt, de mate
van verstoring van slaap en de mate waarin storende geluiden de slaap van de betreffende
zorggebruikers verstoren.
132
We geven hier eerst beschrijvende gegevens weer, met andere woorden we laten de mate zien
waarin deze drie elementen voorkomen. Vervolgens laten we het verband zien met de
verschillende slaapproblemen.
Verstoring van de slaap
Hier werd gevraagd aan de nachtopvoeders: wordt de bewoner in zijn slaap gestoord? Dit kan
zijn door medebewoners, door licht, door het uitvoeren van handelingen enzoverder. Uit de
vragenlijst blijkt dat 22,78% van de proefpersonen worden verstoord in hun slaap.
Soort controle
De vraag hier is: welke controle gebeurt ’s nachts? Hierbij wordt keuze gegeven tussen:
controle in de gang aan de gesloten deur, controle aan de deuropening, binnengaan op de
kamer (vb handelingen bij kamergenoot), controle (bv op nat zijn, saturatie), wisselhouding of
verdrogen en anders.
Slechts van een beperkt aantal proefpersonen (37) is geweten welke controle ze ’s nachts
krijgen. Hieronder de verdeling van deze scores.
soort controle
0,00%
2,70%
21,62%
2,70%
72,97%
aan gesloten deur
deuropening
binnengaan (handeling bij
kamergenoot)
controle (nat zijn? Saturatie,
temp,…)
wisselhouding/verdrgen/MEDICA
TIE TOEDIENEN
Storende geluiden
De vraag die hier wordt gesteld is ‘Zijn er storende geluiden? ‘
Van 37,22% van de proefpersonen wordt aangegeven dat er storende geluiden zijn tijdens de
nacht, die de slaap kunnen beïnvloeden.
We willen nu het verband nagaan van deze onafhankelijke variabelen op de afhankelijke
variabelen. Hiervoor moeten we eerst een stap teruggaan in de analyses die we hebben
gedaan. Naast de drie onafhankelijke variabelen onder aandacht in deze vraag, hebben we nog
een heel aantal onafhankelijke variabelen in kaart gebracht waarvan de invloed op slaap
wilden nagaan. We hebben deze onafhankelijke variabelen eerst elk apart voor elke
afhankelijke variabele geanalyseerd, door middel van enkelvoudige variantieanalyse. In
enkelvoudige variantieanalyses wordt geen rekening gehouden met interacties van
verschillende onafhankelijke variabelen. We voerden deze analyses uit om uit de grote
hoeveelheid van onafhankelijke variabelen die we voorhanden hebben de meest relevante te
selecteren om ons model voor meervoudige variantieanalyse op te stellen. In deze
meervoudige variantieanalyse wordt de invloed van de onafhankelijke variabelen in het model
op elke afhankelijke variabele apart nagegaan. Vervolgens willen we weten welke van de
onafhankelijke variabelen die vanuit de meervoudige analyse als significant naar voren zijn
gekomen op alle afhankelijke variabelen samen een effect heeft, dit gaan we na in een
multivariate variantieanalyse.
133
Wanneer we specifiek gaan kijken naar de resultaten voor de drie onafhankelijke variabelen
die hier onder aandacht zijn, zien we het volgende: in de enkelvoudige variantieanalyses is er
enkel een significant effect van verstoring van de slaap op actual sleep time zowel als we de
testen parametrisch als nonparametrisch uitvoeren. De richting van het verschil is eerder
verbazend, de actual sleep time stijgt wanneer de nachtrust verstoord wordt. Dit wil dan ook
zeggen dat enkel in het model voor Actual sleep time er één van de variabelen mbt
interventies tijdens de nacht, namelijk verstoring van de slaap, terugkomt. In deze
meervoudige variantieanalyses is er geen enkel hoofd of interactie-effect van verstoring van
de slaap. Om deze reden wordt deze onafhankelijke variabele niet verder meegenomen in de
multivariate analyse.
Tot besluit van deze vraag kan gezegd worden dat interventies of verstoring tijdens de slaap
tot een minimum zijn teruggedrongen. Wanneer we de invloed op de kwaliteit van slaap
nagaan zien we dat er geen effecten zijn, behalve een effect van verstoring van de slaap op
totale duur van de slaap. Wanneer we echter allerlei andere factoren onder consideratie nemen
verdwijnt het effect.
Een punt van kritiek is hier de subjectiviteit en de onvolledigheid van de antwoorden op de
vragenlijsten. Niet alle vragenlijsten zijn namelijk voor iedereen ingevuld, tevens kwamen
niet altijd alle vragen in alle vragenlijsten terug. Ook is er sprake van overlap tussen de
verschillende vragen. Om echt een correct antwoord op deze vraag te krijgen zouden de
vragen eenduidiger moeten gesteld worden en systematisch en objectief moeten geobserveerd
en beantwoord worden.
10.5. Hoe wordt de slaap subjectief beoordeeld?
Met deze vraag willen we nagaan hoe de slaap subjectief beoordeeld wordt, of de mening van
verschillende beoordelaars over dezelfde persoon overeenkomen en of de subjectieve mening
overeenkomt met de objectieve maten.
In dezelfde vragenlijsten als waarvan sprake hierboven werd zowel aan het dagpersoneel als
aan het nachtpersoneel gevraagd om een subjectieve beoordeling van de slaap. Jammer
genoeg werd deze vraag slechts voor een beperkt aantal proefpersonen beantwoord.
subjectieve inschatting dagdienst
5,56%
48,33%
46,11%slaapt slecht
slaap goed
onbekend
134
subjectieve inschatting nachtdienst
7,22%
30,56%
62,22%
slaapt slecht
slaap goed
onbekend
Van de personen van wie de kwaliteit van slaap subjectief werd ingeschat, wordt door de
dagdienst het merendeels (87 personen) als goede slapers ingeschat. Ook van de nachtdienst
worden 56 personen als goede slapers ingeschat. Echter, dit is toch een groot verschil, we
gaan hieronder na in hoeverre de subjectieve inschatting van dag en nachtdienst
overeenstemmen.
Slaap slecht Slaapt goed ?
Slaap slecht 1 2 7
Slaapt goed 3 32 52
? 9 21 53
86
Wanneer we de vraagtekens niet meetellen zijn er 38 personen door zowel de dagdienst als de
nachtdienst ingeschat. Van deze personen wordt 86, 8% op dezelfde manier ingeschat, dit zijn
zo goed als allemaal mensen die subjectief goed slapen.
Wanneer we de subjectieve scores met de objectieve scores vergelijken zien we het volgende:
We hebben van 38 proefpersonen zowel een inschatting van de nachtdienst als van de
dagdienst als objectieve maten. In slechts 6 van de gevallen of een kleine 16% is er
overeenkomst tussen de drie maten. Uit voorgaande volgt dat de twee subjectieve maten vaak
wel overeenkomst vertonen, maar dat de objectieve maten dit tegenspreken, dit is het geval in
27 van de 32 gevallen. Hier komt duidelijk naar voren dat slaapproblemen vaak niet erkend of
herkend worden bij het personeel.
10.6. Is er een verschil te zien in slaapproblemen tussen diverse
subgroepen? Zowel op vlak van verstandelijk niveau, als motorische
handicap, als erfelijke aandoening.
Deze vraag kan opgedeeld worden in drie onderdelen: invloed van verstandelijk niveau,
invloed van motorische handicap en invloed van erfelijke aandoeningen
Invloed van verstandelijk niveau
Een functionele en/of structurele hersenstoornis ligt aan de basis van de verstandelijke
handicap. Er wordt verondersteld dat dit er dan ook verantwoordelijk voor is, aangezien
Subjectieve inschatting nachtdienst
Subjectieve
inschatting
dagdienst
135
slapen een hersenactiviteit is, dat het slapen niet optimaal verloopt. In de literatuur wordt
aangegeven dat naarmate de verstandelijke mogelijkheden beperkter worden, er meer
slaapproblemen voorkomen.
We hebben verstandelijk niveau geoperationaliseerd door van iedere zorggebruiker na te gaan
of er sprake is van een licht, matig, ernstig of diep verstandelijke handicap.
niveau van functioneren
1,11%
5,00%
15,00%
69,44%
9,44%
licht
matig
ernstig
diep
onbekend/niet te testen
Uit deze grafiek blijft dat bijna 70% van de proefpersonen op het niveau van diep
verstandelijke handicap functioneert.
Wanneer we dezelfde analyses uitvoeren zoals uitgelegd bij vraag 10.2. voor de
onafhankelijke variabele verstandelijk niveau zien we het volgende:
In de enkelvoudige variantieanalyse is er een significant effect van verstandelijk niveau van
functioneren op sleep efficiency, sleep latency en actual sleep time. Echter, alle afhankelijke
variabelen zijn scheef verdeeld, dit wil zeggen dat we nonparametrische testen moeten
uitvoeren. Bij het uitvoeren van deze testen blijkt dat niveau van functioneren enkel een
significant verschil in slaapkwaliteit veroorzaakt bij actual sleep time. Ook hier is de richting
van de verschillen tegen de verwachtingen. Zowel bij de parametrische als bij de
nonparametrische testen heeft iemand met een diep verstandelijke handicap een langere
slaaptijd als iemand met een matig verstandelijke handicap, ernstig verstandelijke handicap of
iemand waarvan de handicap niet kan vastgesteld worden. Aangezien er een effect van
verstandelijk niveau is op actual sleep time wordt deze variabele opgenomen in het model
voor meervoudige variantieanalyse. In deze meervoudige variantieanalyses is er geen enkel
hoofd of interactie-effect van niveau van functioneren. Om deze reden wordt deze
onafhankelijke variabele niet verder meegenomen in de multivariate analyse.
Tot besluit kunnen we zeggen dat er een significant effect is van niveau van functioneren op
actual sleep time, al is de richting van dit verschil tegen verwachting. Wanneer andere
onafhankelijke variabelen worden toegevoegd verdwijnt het effect.
Invloed van motorische handicap
Motorische handicap wordt op verschillende manieren geoperationaliseerd:
- motorische functiebeperking of paralyse vanuit de schaal Guy Vanden Boer die vraagt
of er een motorische functiebeperking is aan 1 of geen of aan twee of meerdere
ledematen. Er zijn twee scores voorhanden voor deze variabele, 1 score op het
moment waarop de actiwatch werd gebruikt en 1 score op het moment waarop de
scores werden geanalyseerd (maart 09)
- Ambulantie of binnenshuis stappen vanuit de schaal Guy Vanden Boer die 5
antwoordmogelijkheden heeft: stapt volledig zelfstandig, gebruikt hulpmiddelen, stapt
met menselijke hulp, stapt met menselijke hulp én hulpmiddelen, stapt niet. Er zijn
136
twee scores voorhanden voor deze variabele, 1 score op het moment waarop de
actiwatch werd gebruikt en 1 score op het moment waarop de scores werden
geanalyseerd (maart 09)
- Rolstoelgebruik vanuit de schaal Vanden Boer met volgende antwoordmogelijkheden:
gebruikt (dagdagelijks) geen rolstoel, gebruikt rolstoel volledig zelfstandig, gebruikt
rolstoel met hulpmiddelen maar zonder menselijke hulp, gebruikt rolstoel met
menselijke hulp maar zonder verdere hulpmiddelen, gebruikt rolstoel met menselijke
hulp en hulpmiddelen, wordt gereden in rolstoel en werkt niet mee. Er zijn twee scores
voorhanden voor deze variabele, 1 score op het moment waarop de actiwatch werd
gebruikt en 1 score op het moment waarop de scores werden geanalyseerd (maart 09)
- Motorische handicap: er werd specifiek de vraag gesteld of er sprake is van een
motorische handicap en zoja, welke.
- Guy Vanden Boer: voor de volledigheid gaan we hier ook na of de totaalscore op de
Guy Vanden Boer invloed heeft. In de Guy Vanden Boer zijn 5 zorggroepen
onderscheiden waaraan telkens een gemiddeld aantal ondersteuningsminuten zijn
gekoppeld. Het minimum is 11 minuten, het maximum 101.
We gaan hier eerst na hoe de proefpersonen scoren op deze items (dit wordt enkel
weergegeven voor de score op het moment van meting), vervolgens gaan we de effecten op de
verschillende afhankelijke variabelen na.
Functiebeperking
Voor motorische functiebeperking (in het verleden aangeduid als paralyse) is er voor 32.78%
een functiebeperking aan 2 of meerdere ledematen, voor 62.78% geen beperking en voor
4.44% kon de score op dit item niet meer achterhaald worden.
Ambulantie (binnenshuis stappen)
ambulantie (binneshuis stappen)
53,33%
1,11%
8,33%
3,33%
29,44%
4,44%
Stapt volledig zelfstandig
Gebruik van hulpmiddelen,
maar zonder menselijke hulp
Stapt met menselijke hulp
maar zonder gebruik van
hulpmiddelenStapt met menselijke hulp
en gebruikt hulpmiddelen
Stapt niet
Onbekend
Eveneens het grootste deel van de proefpersonen stapt zelfstandig zonder enige vorm van
hulp.
Rolstoelgebruik
137
rolstoelgebruik
38,33%
0,00%
0,00%
3,89%
2,22%
51,11%
4,44%
Gebruikt (dagdagelijks) geen
rolstoel
Gebruikt rolstoel volledig
zelfstandig
Gebruikt rolstoel met hulpmiddelen
maar zonder menselijke hulp
Gebruikt rolstoel met menselijke
hulp maar zonder verdere
hulpmiddelenGebruikt rolstoel met menselijke
hulp en hulpmiddelen
Wordt gereden in rolstoel en
w erkt in het geheel niet mee
Onbekend
Opvallend in deze resultaten is dat het aantal proefpersonen dat in een rolstoel zit en in het
geheel niet mee werkt (92) veel hoger ligt als het aantal mensen dat niet stapt (53).
Motorische beperking
motorische handicap
37,78%
52,22%
10,00%
motorisch
niet motorisch
onbekend
De motorische handicaps van de 68 proefpersonen die er 1 hebben zijn als volgt verdeeld:
soort motorische handicap
10,29%
33,82%
13,24%
5,88%2,94% 1,47% 0,00% 1,47% 1,47%
4,41%
11,76%13,24%
0,00%5,00%
10,00%15,00%20,00%25,00%30,00%35,00%40,00%
SC
OLIO
SE
SP
AS
TIS
CH
E
QU
AD
RIP
LE
GIE
HE
MIP
LE
GIE
QU
AD
RIP
LE
GIE
HY
PO
TO
NIE
HE
MIP
AR
ES
E
KY
FO
SE
SP
AS
TIC
ITE
IT
HY
PE
RT
ON
IE
CO
MB
INA
TIE
AN
DE
RE
onbekend
De meest voorkomende handicap is spastische quadriplegie. De reden waarom kyfose als
categorie staat vermeld, maar toch in 0% voorkomt, is omdat deze aandoening in de
proefgroep enkel in combinatie met een andere aandoening voorkomt en dus allemaal onder
de categorie ‘combinatie’ staan.
Guy Vanden Boer
De analyses voor de schaal Vanden Boer werden tweemaal uitgevoerd: éénmaal wanneer we
de scores gebruiken die gegeven zijn in het jaar dat ook de nachtactiviteit is geregistreerd,
138
éénmaal wanneer we de gegevens van het jaar waarin de analyses zijn gebeurd, namelijk
2009, hanteren.
Wanneer we kijken naar de score op de Guy Vanden Boer in het jaartal waarin ook de
actiwatchgegevens zijn verzameld zien we dat de gemiddelde score zich bevindt tussen
categorie 2 (64) en 3 (46) van de Guy Vanden Boer.
Guy Vanden Boer juiste jaartal
5,56%
31,67%
25,56%
11,67%
22,22%
3,33%
11 minuten
28 minuten
46 minuten
64 minuten
101 minuten
onbekend
Wanneer we kijken naar de actuele score op de schaal Guy Vanden Boer (maart 2009) zien
we dat het gemiddelde ongeveer gelijk is. Ook de verdeling van de scores verschilt niet enorm
veel.
De correlatie tussen de Guy Vanden Boer in het juiste jaartal en die van maart 09 vindt u
hieronder.
Table of correlations
Guy vanden boer juiste
jaartal gvdb maart
09
Guy vanden boer juiste jaartal 1,000
gvdb maart 09 0,859 1,000
Meer in detail hoe de scores van de proefpersonen zijn geëvolueerd vindt u hieronder:
In bovenstaande tabel kan gezien worden dat 142 van de proefpersonen (78,8%) hetzelfde
scoort op de schaal Guy Vanden Boer in de periode dat de observatie van de slaap is gedaan
als in Maart 09. Bij sommige proefpersonen zit hier 8 jaar tussen. Bij 27 van de proefpersonen
(15%), is de score gestegen, deze mensen zijn met andere woorden zorgafhankelijker
geworden. Bij 11 personen (6,1%)zijn de zorgen gedaald.
11 28 46 64 101 ?
11 7 2 1
28 48 8 1
46 5 33 6 2
64 1 13 7
101 3 1 36
? 1 5
142
Maart 2009
J D
U A
I T
S U
T M
E
139
Wanneer we gaan kijken naar het verband met de afhankelijke variabelen zien we het
volgende:
Motorische functiebeperking
Er is een significant verschil in sleep efficiency naargelang de motorische functiebeperking.
De sleep efficiency is lager wanneer er een motorische functiebeperking is in twee of
meerdere ledematen. Dit geldt zowel voor de score op het moment van de meting als voor de
score maart 09, maar enkel voor de parametrische testen. Aangezien alle afhankelijke
variabelen scheef verdeeld zijn nemen we enkel die variabelen verder mee die zijn
voortgekomen uit de nonparametrische analyse én parametrische analyse of enkel uit de
nonparametrische analyse. We nemen deze variabele dus niet verder mee voor de afhankelijke
variabele sleep efficiency.
Ook de sleep latency verschilt significant naargelang de motorische functiebeperking, zowel
voor de score op het moment van de meting als voor de score maart 09, zowel voor de
parametrische als voor de nonparametrische testen . Ook de sleep latency is beter als er geen
of één motorische functiebeperking is, dan als er twee of meer zijn. Deze variabele nemen we
dus wel verder mee in de meervoudige variantieanalyse voor sleep latency. We zien hier
echter dat de invloed van motorische functiebeperking verdwijnt bij toevoeging van andere
onafhankelijke variabelen.
Ook de fragmentation index wordt significant beïnvloed door motorische functiebeperking
zowel op het moment van registratie als in maart 09, zowel bij de parametrische als
nonparametrische technieken. Ook voor fragmentation index wordt deze variabele dus
opgenomen in het model voor meervoudige analyse. Voor fragmentation index komt
motorische functiebeperking wél naar voren als een significant hoofdeffect. Motorische
functiebeperking heeft dus een significant hoofdeffect op fragmentation index ondanks de
invloed van andere variabelen. Wanneer we nagaan of motorische functiebeperking ook stand
houdt wanneer we zijn invloed nagaan op alle afhankelijke variabelen samen zien we dat deze
onafhankelijke variabele niet terugkomt als hoofdeffect maar wel als interactie-effect in
combinatie met de variabelen zindelijkheid, toiletgebruik en score op de schaal Leen
Vanermen.
Voor actual sleep time is er geen invloed van motorische functiebeperking, op geen enkel
moment. Deze onafhankelijke variabele wordt voor deze afhankelijke variabele dan ook niet
verder meegenomen.
Ambulantie
Ambulantie heeft geen invloed op sleep efficiency, met geen enkele analyse. Deze
onafhankelijke variabele wordt voor deze afhankelijke variabele dan ook niet verder
meegenomen.
Voor sleep latency is er wel een significant effect van ambulantie (niet van ambulantie 09),
maar enkel bij de parametrische technieken. De slaaplatentie is kleiner als er zelfstandig
wordt gestapt, dan wanneer er niet wordt gestapt. Aangezien, zoals reeds gezegd, enkel de
variabelen die ofwel bij beide technieken ofwel enkel bij nonparametrische technieken
voorkomen verder worden meegenomen, wordt ook voor sleep latency deze variabele niet
verder meegenomen.
Voor fragmentation index zijn de resultaten gelijkaardig. Er is een significant effect van
ambulantie op de fragmentation index, maar enkel bij de parametrische technieken. De
fragmentation-index is groter als de persoon niet stapt, dan als de persoon volledig
zelfstandig, met menselijke hulp, of met menselijke hulp én hulpmiddelen stapt. Echter, ook
140
hier wordt ambulantie niet opgenomen in de verdere analyses aangezien de nonparametrische
technieken deze verbanden niet bevestigen.
Voor actual sleep time is er geen verband terug te vinden, met geen enkele analyse.
Rolstoelgebruik
In de enkelvoudige variantieanalyses is er enkel een significant effect van rolstoelgebruik op
actual sleep time zowel als we de testen parametrisch als nonparametrisch uitvoeren. De
richting van het verschil is eerder verbazend, de actual sleep time is hoger wanneer er geen
rolstoelgebruik is, dan wanneer de persoon wordt gereden in een rolstoel zonder
medewerking. Dit wil dan ook zeggen dat enkel in het model voor Actual sleep time
rolstoelgebruik voorkomt. In deze meervoudige variantieanalyses is er geen enkel hoofd of
interactie-effect van rolstoelgebruik. Om deze reden wordt deze onafhankelijke variabele niet
verder meegenomen in de multivariate analyse.
Motorische handicap
Er is een significant verschil in sleep efficiency naargelang de motorische handicap. De sleep
efficiency is lager wanneer er een motorische handicap is als wanneer er geen is. Dit geldt
echter enkel voor de parametrische testen. Aangezien alle afhankelijke variabelen scheef
verdeeld zijn nemen we enkel die variabelen verder mee die zijn voortgekomen uit de
nonparametrische analyse én parametrische analyse of enkel uit de nonparametrische analyse.
We nemen deze variabele dus niet verder mee voor de afhankelijke variabele sleep efficiency.
De soort motorische handicap (zie boven) is bij geen enkele analyse voor sleep efficiency
significant.
Er is een significant verschil in sleep latency naargelang de motorische handicap. De sleep
latency is minder wanneer er geen motorische handicap is. Ook hier geldt dit enkel voor de
parametrische technieken, dus wordt deze variabele niet verder meegenomen. Ook hier is de
soort motorische handicap niet significant.
Voor fragmentation index is het verband met motorische handicap significant, zowel met
parametrische als nonparametrische technieken. Wanneer er geen motorische handicap is, is
de fragmentation index lager als wanneer er wel één is. De soort motorische handicap speelt
geen rol. Wanneer we het model voor de meervoudige analyse van fragmentation index
bekijken, zien we dan ook motorische handicap in de hoofdanalyse wordt meegenomen. We
vinden echter geen enkel hoofd- of interactie-effect terug voor motorische handicap. Door
toevoeging van andere variabelen verdwijnt het effect van motorische handicap.
Voor actual sleep time is er geen enkel verband met motorische handicap, zowel niet
parametrisch als niet nonparametrische, noch de soort motorische handicap.
Guy Vanden Boer
De totaalscore van de schaal Guy Vanden Boer blijkt significant te zijn voor Sleep Latency en
voor Fragmentation Index. Echter voor sleep latency is dit enkel het geval voor de
parametrische testen dus wordt dit voor deze afhankelijke variabele niet verder meegenomen.
Voor fragmentation index zijn de resultaten parametrisch en nonparametrisch hetzelfde.
Iemand die in zorggroep 4, namelijk 28 minuten scoort heeft een kleine fragmentatie-index
dan iemand die gemiddeld 101 minuten scoort. Iemand die in zorggroep 3 namelijk een
gemiddelde van 46 minuten scoort heeft eveneens een kleinere fragmentatie-index dan
iemand die in zorggroep 2 (64 minuten) of 1 (101 minuten) scoort.
Bij toevoeging van de andere onafhankelijke variabelen in de meervoudige analyse voor
fragmentation index verdwijnt het effect van de schaal.
141
Tot besluit van de verschillende operationaliseringen van motorische handicap kan gezegd
worden dat er heel aantal effecten zijn in de enkelvoudige analyses. Het voornaamste resultaat
is echter dat de motorische functiebeperking zoals bevraagd in de schaal Vanden Boer wel
degelijke een significant effect heeft, zowel enkelvoudig op de fragmentatie-index, als
meervoudig wanneer andere variabelen worden toegevoegd, als in de MANOVA waar een
significant interactie-effect wordt teruggevonden. De literatuurbevindingen, dat motorische
functiebeperkingen een negatieve invloed hebben op de slaap, wordt hier dus bevestigd.
Een punt van kritiek is echter dat al de hier opgenoemde variabelen in min of meerdere mate
een operationalisatie van hetzelfde zijn. De reden waarom ze dan in de analyses niet ongeveer
dezelfde resultaten opleveren ligt waarschijnlijk aan het inconsequent invullen van de
verschillende vragen en vragenlijsten.
Invloed van erfelijke aandoeningen
In de literatuur wordt meermaals aangegeven dat bepaalde erfelijke aandoeningen of
specifieke ziektebeelden van invloed zijn op de slaap en op slaapproblemen. Genetische
syndromen worden niet alleen gekenmerkt door min of meer karakteristieke lichamelijke
bijzonderheden, maar ook door meer dan toevallig waargenomen specifieke
gedragskenmerken (behavioral phenotype). Over de specificiteit van slaapproblemen als
onderdeel van een kenmerkend gedragsprobleem bij genetisch bepaalde syndromen bestaat
nog veel onduidelijkheid. In ieder geval kan kennis van slaapproblemen bij genetische
syndromen een bijdrage leveren aan het diagnostisch proces. Ook zijn er belangrijke
consequenties voor de begeleiding: kennis van syndroomgebonden slaapproblemen kan
ouders en andere hulpverleners helpen in een betere omgang met de persoon met een
handicap. Onder andere autisme, het downsyndroom, het syndroom van Angelmann en het
Rett syndroom zouden voorspellers zijn van slechte slaapkwaliteit (Curfs et al., 2001).
Naast de vragenlijsten die zowel dag als nachtpersoneel standaard moet invullen bij de
registratie van de slaap, werd in het kader van huidig onderzoek een extra vragenlijst
opgesteld, die voor de geselecteerde proefpersonen diende ingevuld te worden. Hierin stond
onder andere een vraag naar specifieke beelden en aandoeningen. Het ging hier niet enkel om
genetische aandoeningen, maar eerder om aandoeningen die het functioneren van de persoon
met een handicap extra beïnvloeden.
Hieronder kan gezien worden in welke mate specifieke beelden in de proefgroep voorkomen
(voor een beschrijving van de proefgroep, zie 10.1).
specifiek beeld
3 131 4 14 5 1 2 2 6 4 5 2
122
020406080
100120140
ST
EM
MIN
GS
ST
OO
RN
IS
AS
S
KLIN
EF
ELT
ER
AN
GE
LM
AN
DO
WN
RE
TT
FR
AG
IELE
X
PS
YC
HO
SE
INF
EC
TIE
ZIE
KT
E
N
AG
RE
SS
IE/A
UT
OM
UT
ILA
TIE
DW
AN
G
PS
YC
HIS
CH
KW
ET
SB
AA
R
HY
DR
OC
EP
HA
LI
E
AN
DE
RE
/ON
BE
KE
ND
In tegenstelling tot de overige grafieken zijn de getallen hier in aantallen weergegeven in
plaats van in percentages. Dit heeft te maken met het feit dat sommige proefpersonen 2
142
specifieke beelden hebben. In deze grafiek kan gezien worden dat Downsyndroom en ASS het
vaakste voorkomen als specifiek beeld.
Ook voor deze onafhankelijke variabele zijn we de verbanden met onze 4 afhankelijke
variabelen nagegaan. Omdat de vraag hier duidelijk gaat over invloed van genetische
aandoeningen en er op onze vragenlijsten slechts 4 duidelijke groepen van dergelijke
aandoeningen voorkwamen, namelijk autisme spectrum stoornis, Downsyndroom,
Angelmansyndroom en Rettsyndroom, nemen we hier enkel deze 4 groepen mee.
Uit de resultaten blijkt geen enkel significant effect, niet parametrisch en niet nonparametrisch
voor geen enkele aandoening voor geen enkele afhankelijke variabele. Ze worden dus ook
niet meegenomen in verdere analyses. De literatuurbevindingen worden dus hier niet
bevestigd.
Voor de volledigheid, ook wanneer we alle specifieke aandoeningen hierboven opgesomd
meenemen vinden we geen enkel effect, alsook niet wanneer we er een gewone ja-nee
variabele van maken.
Tot besluit van vraag 10.4 kan gezegd worden dat vooral de motorische functiebeperkingen,
die ook in de literatuur worden vermeld, een invloed hebben op de slaapkwaliteit. De invloed
van verstandelijk niveau vinden we enkel in de enkelvoudige analyses terug. Het vermelde
verband met erfelijke aandoeningen kan niet worden teruggevonden.
10.7. Is er een verband tussen het uur van slapen gaan en slaapproblemen?
In deze literatuur wordt aangegeven dat mensen met een handicap vaak niet genoeg
‘slaapschuld’ opbouwen, dat ze met andere woorden niet goed slapen omdat ze overdag niet
genoeg geactiveerd worden. Ook wordt aangegeven dat de slaap-waakcyclus van een persoon
met een handicap vaak niet genoeg is afgesteld op zijn individuele behoeften omdat elke
persoon de regelmaat (én de uurroosters) van het personeel moet volgen (Lagrain, 2006). Als
de avonddienst stopt om 22u, kan de nachtdienst moeilijk nog veel zorggebruikers om 22.30
in bed stoppen.
Uit ons onderzoek blijkt dat maar liefst 94,4% van de proefpersonen opstaat op vaste uren en
op vaste uren gaat slapen. 75% van diegenen met vaste uren staat op tussen 7 en 8, de rest
tussen 8 en 9. Het uur van slapen gaan ligt voor 15% tussen 19 en 20u, voor 53,85% tussen 20
en 21uur, voor 21,89% tussen 21 en 22u en voor 8,88% na 22u.
Deze vaste uren lijken de literatuurbevindingen te bevestigen: het uur van slapen gaan en
opstaan heeft minder te maken met de behoeftes van de persoon, dan met vaste routines en
gewoontes in de leefgroep. Het is dus nagenoeg onmogelijk om het verband tussen uur van
slapengaan en slaapproblemen na te gaan. Wat wel een aanwijzing is van het feit dat sommige
personen te vroeg in hun bed liggen en over het algemeen te veel tijd in bed doorbrengen is
het volgende:
De sleep efficiency is aan de slechte kant, zoals blijkt uit vraag 10.1. Anderzijds is de actual
sleep time langs de goede kant. Aangezien de sleep efficiency de verhouding weergeeft tussen
de tijd dat de persoon slaapt en de totale tijd dat hij/zij in bed ligt wil dit zeggen dat de tijd dat
de persoon in bed ligt te lang is. Dat wordt bevestigd door de parameter ‘time in bed’ die ook
door de software van de actiwatch wordt berekend. Omdat de norm voor actual sleep time 8
uur is en de norm voor sleep latency 30 minuten wordt hier als norm 8u30 minuten
gehanteerd, alles wat daarover gaat is een te lange tijd in bed. Zie hieronder de resultaten van
de proefgroep.
143
Time in bed
Mean 10:55:41
Median 10:57:22
Standard deviation 0:55:53
Minimum 8:20:00
Maximum 13:25:15
Range 5:05:15
In bovenstaande tabel kan gezien worden dat de gemiddelde tijd in bed meer als 2 uur boven
de norm zit! De maximaal gemeten waarde overschrijdt de norm zelfs met 5 uur! Dat wil
zeggen dat de zorggebruikers een heel aantal uren niet slapend in bed doorbrengen.
10.8. Wat is het verband tussen slaapproblemen en gedragsproblemen?
In de literatuur wordt aangegeven dat er een sterk verband bestaat tussen gedragsproblemen
overdag en de slaapkwaliteit. Personen met een handicap die een slechte kwaliteit van slaap
hebben, zouden meer gedragsproblemen vertonen. Men spreekt in de hedendaagse literatuur
niet voor niets over 24uurs pedagogiek: de kwaliteit van leven ’s nachts heeft grote invloed op
de kwaliteit van leven overdag. Zo kan men in de literatuur terugvinden dat een slechte
nachrust leidt tot gedragsproblemen zoals woedeaanvallen, vernielzucht, hyperactiviteit,
wegloopgedrag, pica, vloeken enzoverder (Quine, 1991)
In vzw Stijn worden gedragsproblemen in kaart gebracht aan de hand van het
Consensusprotocol Ernstig Probleemgedrag. Dit is een instrument dat niet enkel de
gedragsproblemen die voorkomen inventariseert, maar ook de maatregelen die men treft en de
doeltreffendheid ervan. Het resultaat van het doorlopen van de schaal is een toewijzing van
een niveau van gedragsproblemen. Deze niveaus variëren van ‘niet van toepassing’, over
minst ernstige problematiek, matig ernstige problematiek en zeer ernstige problematiek, naar
extreem ernstige problematiek. Deze schaal wordt, naast voor individuele handelingsplanning,
ook ingezet voor personeelstoewijzing. Leefgroepen of dienstencentra met zorggebruikers
met zware problemen op gebied van gedrag, zelfredzaamheid of medische toestand krijgen
meer personeel. Om dit te kunnen berekenen wordt aan elk niveau van de CEP een gemiddeld
aantal minuten ondersteuningstijd per dag gekoppeld. Deze gemiddelde ondersteuningstijd
per dag is bepaald en vastgelegd door uitgebreid onderzoek. De minuten gaan van 0 minuten
voor niet van toepassing, tot 105 ondersteuningsminuten per dag voor extreem ernstige
problematiek.
Om te kunnen nagaan of er een verband is tussen slechte kwaliteit van slaap en
gedragsproblemen, moet het niveau van gedragsproblemen op het moment van de meting van
de slaapkwaliteit voorhanden zijn. De verdeling van deze gedragsproblemen kan hieronder
worden gevonden.
144
CEP juiste jaartal
46,67%
21,67%
23,33%
4,44%
0,56%
3,33%
niet van toepassing
minst ernstige problematiek
matig ernstige problematiek
zeer ernstige problematiek
extreem ernstige problematiek
onbekend
Het grootste deel van de proefpersonen heeft geen gedragsproblemen.
Om het verband tussen slaapkwaliteit en gedragsproblemen na te gaan, hebben we dezelfde
analyses uitgevoerd als in vraag 10.2. We hebben namelijk eerst enkelvoudige
variantieanalyses uitgevoerd waarin het verband van elke onafhankelijke met elke
afhankelijke variabele wordt nagegaan. In tegenstelling tot de literatuur wordt het verband
echter door geen enkele analyse bevestigd. Er is voor onze proefgroep geen significante
invloed van slaapkwaliteit op gedragsproblemen.
Eventueel kan als verklaring worden gegeven dat dit een zeer algemene maat voor
gedragsproblemen is. Eventueel zouden we op item niveau meer verbanden terugvinden.
10.9. Wat is het verband tussen de kwaliteit van slaap en medicatiegebruik
of de medische toestand in het algemeen?
Ook deze vraag kan opgedeeld worden in verschillende onderdelen. Ten eerste zullen we het
medicatiegebruik bespreken en de invloed daarvan op slaap. Vervolgens zullen we de invloed
van de medische toestand bespreken. Dit element operationaliseren we enerzijds door de
totaalscore op de schaal Leen Vanermen, dit is immers een schaal die een beeld geeft van de
ondersteuning bij (para)medisch-verzorgende handelingen, anderzijds door het apart
bespreken van een aantal items uit deze schaal, namelijk: toediening en manipulatie van
zuurstof, wisselhouding in functie van ademhaling, medicatie via de luchtweg (puffs, aerosol,
rhinoflow), observatie en interpretatie van parameters, omgang met infectieziekten,
eenvoudige lavementen, manueel verwijderen van stoelgang, chronische wondzorg, preventie
van decubitus en intertrigo
Medicatiegebruik
In de literatuur (zie ook onderdeel 1.4) wordt aangegeven dat medicijnen van invloed kunnen
zijn op slaap. Bepaalde medicijnen hebben een eerder opwekkend effect en zullen het
inslapen bemoeilijken, andere medicijnen hebben een eerder slaapverwekkend effect en zullen
indutten of slaperigheid overdag veroorzaken.
Bij personen met een handicap is medicatiegebruik zeer frequent. Uit het onderzoek naar tijd
besteed aan (para)medisch-verzorgende handelingen, uitgevoerd door vzw Stijn in 2007, is
gebleken dat 75% van de zorggebruikers op een of andere manier medicatie inneemt, zij het
oraal, via de luchtwegen, via oren, ogen of andere.
In de vragenlijst die door de opvoeders moet ingevuld worden telkens wanneer de actiwatch
gehanteerd wordt, staat eveneens een vraag ivm medicatiegebruik. Meer bepaald wordt de
volgende vraag gesteld: Krijgt de bewoner medicatie die een versuffende of opwekkende
(bij)werking heeft? Hieronder kan een overzicht gevonden worden van de antwoorden op
deze vraag:
145
92 van de 180 proefpersonen, oftewel 51,1% neemt medicatie in. In de oorspronkelijke
vraagstelling werd enkel gevraagd naar medicatie met versuffende of slaapverwekkende (bij)
werking. In praktijk werd soms gewoon alle medicatie weergegeven.
Hieronder een tabel met de frequentie van medicatiegebruik ingedeeld in categorieën.
frequentie per categorie van medicatie
4941
20
6 2 2 1 3 1 2 2
0102030405060
neur
olep
tica
ant-e
pilept
ica
anxiol
itica
anti-
depre
ssiva
maa
g-darm
anti-
hista
minicum
antic
holin
ergi
ca
spierv
erslapp
er
antib
iotic
um
slaa
pmidde
l
ande
re
Binnen de categorieën worden nog verschillende soorten medicatie genomen. Hieronder een
tabel met het aantal verschillende medicatiesoorten per categorie
soorten medicatie per categorie
8
5
10
42 1 1 2 1 2 2
02468
1012
neuro
leptic
a
ant-
epile
ptic
a
anxio
litic
a
anti-
depre
ssiv
a
maag-d
arm
anti-
his
tam
inic
um
antic
holin
erg
ica
spie
rvers
lap
per
antib
iotic
um
sla
apm
iddel
andere
De neuroleptica, de anti-epileptica, de anxiolitica, het antihistaminicum, de spierverslappers
en de slaapmiddelen hebben allemaal een versuffende/slaapverwekkende (bij) werking.
Om de verdere analyses te doen nemen we enkel mee of er al dan niet gebruik van medicatie
is, niet de soort medicatie die gebruikt wordt. Wanneer we gaan kijken naar de resultaten van
de enkelvoudige variantieanalyse zien we dat er geen enkel significant effect is van
medicatiegebruik, niet parametrisch en niet nonparametrisch voor geen enkele afhankelijke
variabele. Deze onafhankelijke variabele wordt dan ook niet verder meegenomen in de
analyses.
Een punt van kritiek is hier wel dat deze vraag niet consequent is ingevuld. Bij sommige
zorggebruikers is reeds ja aangeduid bij eender welk medicatie gebruik, bij andere is dit enkel
positief geregistreerd wanneer er effectief sprake is van medicatie met een opwekkende of
slaapverwekkende bijwerking. Vandaar kunnen deze resultaten niet echt als betrouwbaar
worden aanzien.
Schaal Leen Vanermen
De schaal Leen Vanermen is ontwikkeld binnen vzw Stijn aan de hand van een tijdsmeting.
Binnen de vzw werd immers aangegeven dat een groot deel van de personeelstijd werd
besteed aan (para)medisch-verzorgende handelingen. Aan de hand van de tijdsmeting en
statistische analyses konden 15 elementen worden weerhouden die het verschil in zorgzwaarte
op (para)medisch-verzorgend gebied bepalen. Aan de hand van de score op deze 15
146
elementen kunnen zorggebruikers aan één van de vier onderscheiden zorggroepen kunnen
worden toegekend. Deze zorggroepen gaan gepaard met respectievelijk 0, 4, 8 en 39
zorgminuten. Hieronder kan gezien worden hoe de proefpersonen scoren op deze schaal:
lve maart
09
Mean 7,902
Median 4,000
Standard deviation 13,301
Minimum 0,000
Maximum 39,000
Range 39,000
De maat voor scheefheid bedraagt 1,807. Als test voor normaliteit gebruiken we de Schapiro-
Wilk Test For Normality, we bekomen een waarde van 0,588. De nulhypothese wordt
verworpen met een p-waarde van 0,000. Het is met andere woorden een scheve verdeling. We
spreken hier van een rechtsscheve of positief scheve verdeling. De assumptie van normale
verdeling vervalt dus. Om deze reden kijken we hier naar de mediaan en niet naar het
gemiddelde. De mediaan ligt op 4, wat de op één na laagste zorgcategorie is, na ‘niet van
toepassing’.
Hieronder kan gezien worden hoe de scores verdeeld zijn.
LVE maart 09
44,44%
16,67%
16,11%
13,33%9,44% niet van toepassing
4 zorgminuten
8 zorgminuten
39 zorgminuten
onbekend
Voor het grootste deel van de zorggebruikers is de LVE niet van toepassing, dat wil zeggen
dat weinig of geen (para)medisch-verzorgende handelingen gesteld worden.
In de enkelvoudige variantie-analyses is er een significant effect van de Schaal Leen
Vanermen op actual sleep time, zowel parametrisch als nonparametrisch. Bij de
nonparametrische testen is er ook een effect op sleep efficiency.
Wanneer we gaan kijken naar de richting van de verbanden, zien we het volgende:
Voor het effect op actual sleep time zien we wederom dat de verbanden tegen de
verwachtingen zijn: de nonparametrische testen geven aan dat zowel iemand met lichte
medische problemen als mensen met matige problemen als mensen met ernstige problemen
op medisch vlak meer actual sleep time heeft als iemand zonder problemen, ook iemand met
matige problemen heeft meer actual sleep time als mensen met lichte problemen.
Voor het effect op sleep efficiency zien we dit omgekeerde verband bevestigd: iemand met
matige problemen heeft een betere sleep efficiency als iemand met geen of weinig medische
problemen.
147
Omwille van het effect van de schaal Leen Vanermen op sleep efficiency en actual sleep time
werd deze onafhankelijke variabele in beide modellen voor meervoudige variantie-analyse
meegenomen.
Uit de meervoudige variantie-analyse voor actual sleep time blijkt geen effect van de schaal
Leen Vanermen, de invloed van de schaal op actual sleep time verdwijnt dus bij toevoeging
van andere elementen.
Uit de meervoudige variantie-analyse voor sleep efficiency blijkt een hoofdeffect van de
schaal leen Vanermen en een interactie-effect van stoelgang en schaal leen Vanermen. De
schaal Leen Vanermen heeft dus een invloed op sleep efficiency ondanks de invloed van
andere variabelen. Wanneer we nagaan of de schaal Leen Vanermen ook effect heeft op alle
afhankelijke variabelen samen door middel van MANOVA, zien we dat er nog steeds een
hoofdeffect is van de schaal Leen Vanermen, alsook een interactie-effect van de schaal met
stoelgang, epilepsie, paralyse, toilet.
We zien dus dat de slaap efficiency in grote mate beïnvloed wordt door medische problemen.
De richting van de beïnvloeding moet nog verder bekeken worden, aangezien deze tegen de
verwachtingen is. Ook de statistische analyses zullen nog verder uitgeplozen worden.
Eventueel kan een analyse van de elementen hieronder (ademhaling, parameters,
infectieziekten,…) meer licht werpen op welke medische elementen de slaap precies
beïnvloeden.
Toediening en manipulatie van zuurstof.
Dit is een item dat zeer weinig werd gescoord. Voor slechts 2 proefpersonen (1,1%) is dit
item van toepassing. Voor 17 proefpersonen (9,44%) is de score op dit item onbekend.
Wanneer we gaan kijken naar de resultaten van de enkelvoudige variantieanalyse zien we dat
er geen enkel significant effect is van toediening en manipulatie van zuurstof, niet
parametrisch en niet nonparametrisch voor geen enkele afhankelijke variabele. Deze
onafhankelijke variabele wordt dan ook niet verder meegenomen in de analyses.
Wisselhouding in functie van ademhaling
wisselhouding bij ademhaling
88,33%
1,11%
0,56%
10,00%
8.1. Niet van toepassing
8.2. Van toepassing
8.2.1. Systematisch
Onbekend
Voor nog geen 2% van de proefpersonen is dit item van toepassing
Wanneer we gaan kijken naar de resultaten van de enkelvoudige variantieanalyse zien we dat
er geen enkel significant effect is van wisselhouding in functie van ademhaling, niet
148
parametrisch en niet nonparametrisch voor geen enkele afhankelijke variabele. Deze
onafhankelijke variabele wordt dan ook niet verder meegenomen in de analyses.
Medicatie via de luchtweg
medicatie via de luchtweg
87,78%
0,56% 1,11% 0,56% 0,56%9,44%
0,00%10,00%20,00%30,00%40,00%50,00%60,00%70,00%80,00%90,00%
100,00%
9.1. Niet van
toepassing
9.2. Van
toepassing
9.2.1.
Verschillende
malen per dag
9.2.2.
Constante
begeleiding
tijdens aersol
of rhinoflow
9.2.1. + 9.2.2. onbekend
We geven hier enkel de categorieën weer die effectief gescoord werden.
Wanneer we gaan kijken naar de resultaten van de enkelvoudige variantieanalyse zien we dat
er geen enkel significant effect is van medicatie via de luchtweg, niet parametrisch en niet
nonparametrisch voor geen enkele afhankelijke variabele. Deze onafhankelijke variabele
wordt dan ook niet verder meegenomen in de analyses.
Observatie en interpretatie van parameters
parameters
86,11%
4,44%
0,00%
9,44%10.1. Niet van
toepassing
10.2. Van toepassing
10.2.1. Constante
monitoring
Onbekend
Bij de meeste proefpersonen worden de parameters niet systematisch nagegaan.
Wanneer we gaan kijken naar de resultaten van de enkelvoudige variantieanalyse zien we dat
er geen enkel significant effect is van observatie en interpretatie van parameters, niet
parametrisch en niet nonparametrisch voor geen enkele afhankelijke variabele. Deze
onafhankelijke variabele wordt dan ook niet verder meegenomen in de analyses.
Omgang met infectieziekten
149
Slechts 1 van de proefpersonen heeft een infectieziekte. Deze persoon krijgt onmiddellijk ook
de hoogste verzwaring ‘geïsoleerd’. Voor 17 personen (9,44%) is er geen score bekend op dit
item.
Wanneer we gaan kijken naar de resultaten van de enkelvoudige variantieanalyse zien we dat
er geen enkel significant effect is van omgang met infectieziekten, niet parametrisch en niet
nonparametrisch voor geen enkele afhankelijke variabele. Deze onafhankelijke variabele
wordt dan ook niet verder meegenomen in de analyses.
Lavementen
Lavementen
80,00%
8,89%
1,67%
9,44%12.1. Niet van toepassing
12.2. Van toepassing (af en toe)
12.2.1. Systematisch (volledig
afhankelijk van lavementen voor
stoelgang)
Onbekend
Een dikke 10 procent heeft af en toe of systematisch een lavement nodig.
Wanneer we kijken naar de resultaten van de enkelvoudige variantie-analyses zien we dat er
zowel voor sleep efficiency als voor fragmentation index als voor actual sleep time
significante verbanden zijn. Belangrijk is dat voor elke variabele van de schaal Vanermen de
analyse tweemaal werd uitgevoerd: eerst wordt enkel ‘niet van toepassing-van toepassing
meegenomen (alle verzwaringen worden omgezet in een 2=van toepasssing), dan wordt de
analyses opnieuw gedaan met de verzwaringen.
Voor sleep efficiency is er een significant verband zowel van lavement 1-2 als van lavement
verzwaringen, zowel parametrisch als non parametrisch. De nonparametrisch analyses geven
aan dat de sleep efficiency beter is als er sprake is van lavementen dan als er geen sprake is
van lavementen. Wanneer we de analyses doen met alle verzwaringen erbij wordt dit verband
bevestigd, wanneer systematisch lavementen worden gegeven is de sleep efficiency beter als
wanneer er geen worden gegeven. Deze variabele wordt bijgevolg meegenomen in het model
voor meervoudige variantie-analyse van sleep efficiency. Aangezien zowel lavement 1-2 als
lavement met verzwaringen significant zijn in de enkelvoudige analyse en lavement
verzwaringen meer informatie geeft, wordt de variabele lavement met verzwaringen
meegenomen in de analyse. In deze analyse zien we geen significante effecten voor lavement
verzwaringen. Het effect van deze onafhankelijke variabele op sleep efficiency verdwijnt dus
door toevoeging van andere variabelen.
Voor fragmentation index is er een significant verband van lavement 1-2 zowel parametrisch
als nonparametrisch. Het verband met lavement verzwaringen is enkel nonparametrisch
significant. De richting van de verbanden is gelijkaardig als bij sleep efficiency. Wanneer er
lavementen van toepassing zijn is de fragmentation index beter als wanneer deze niet van
toepassing zijn. De resultaten met de variabele met verzwaringen bevestigen dit wederom: de
fragmentation index is lager bij van toepassing en bij systematisch van toepassing als bij niet
150
van toepassing. We voeren de meervoudige analyse voor fragmentation index eenmaal uit met
lavement 1-2 en eenmaal met lavement verzwaringen. Er komt een hoofdeffect van lavement
1-2 naar voren in alle analyses, alsook een hoofdeffect van lavement verzwaringen op 1 van
de deelanalyses na. Om deze reden nemen we deze onafhankelijke variabele mee in de
multivariate variantieanalyse wederom éénmaal met lavement 1-2 en éénmaal met lavement
verzwaringen. In geen van deze twee analyses komt lavement naar voren als significant hoofd
of interactie-effect. Ter besluit van fragmentatie-index kan gezegd orden dat lavementen van
invloed zijn op de mate van onrust in de slaap, dit effect blijft behouden bij toevoeging van
andere onafhankelijke variabelen. Het effect verdwijnt wanneer we het bekijken tegenover
alle afhankelijke variabelen samen.
Voor actual sleep time geldt net als bij fragmentation index dat er een significant verband van
lavement 1-2 zowel parametrisch als nonparametrisch is. Het verband met lavement
verzwaringen is enkel nonparametrisch significant. De richting van het verband is wederom
gelijkaardig. Wanneer lavementen van toepassing zijn is er meer actual sleep als wanneer
deze niet van toepassing zijn. Ook wanneer naar de onafhankelijke variabele met
verzwaringen gekeken wordt is de actual sleep time beter wanneer lavementen van toepassing
zijn en wanneer ze systematisch toegepast worden als wanneer er geen zijn. Net zoals bij
fragmentation index voeren we de meervoudige analyse eenmaal uit met lavement 1-2 en
eenmaal met lavement verzwaringen. Hieruit blijkt dat het effect van zowel lavement 1-2 als
lavement verzwaringen verdwijnt bij toevoeging van andere variabelen.
Ter besluit van lavementen kan gezegd worden dat deze onafhankelijke variabele een grote
invloed heeft op de slaap, vooral op de afhankelijke variabelen sleep efficiency, fragmentation
index en actual sleep time. De richting van het verband wijst bij elke afhankelijke variabele
aan dat het (systematisch) toepassen van lavementen een betere kwaliteit van slaap tot gevolg
heeft als het niet geven van lavementen. Bij de afhankelijke variabele fragmentation index
blijft de invloed stand houden zelfs bij toevoeging van andere onafhankelijke variabelen.
Manueel verwijderen van stoelgang
manueel verwijderen van stoelgang
88,89%
0,56%
1,11%
9,44% 13.1. Niet van toepassing
13.2. Van toepassing (af en toe)
13.2.1. Systematisch (volledig
afhankelijk van afhalen voor
stoelgang)
Onbekend
Bij nog geen 2% van de proefpersonen wordt de stoelgang manueel verwijderd.
De enige afhankelijke variabele waarop een significant effect is van stoelgang is sleep
efficiency. Bij de parametrische testen zowel van stoelgang 1-2 als van stoelgang
verzwaringen, bij de nonparametrische testen enkel van stoelgang 1-2. De sleep efficiency
151
blijkt groter te zijn wanneer manueel verwijderen van stoelgang niet van toepassing is, als
wanneer dit wel van toepassing is. De onafhankelijke variabele stoelgang 1-2 wordt dus
meegenomen in de meervoudige analyse. Uit de meervoudige analyse blijkt een interactie-
effect van stoelgang 1-2 met de schaal Leen Vanermen zoals we hierboven al hebben
aangetoond. In de MANOVA komt een significant hoofdeffect van de variabele stoelgang 1-2
naar voren, alsook significante interactie-effecten met epilepsie en de schaal Leen Vanermen.
Uit deze analyses blijkt met andere woorden dat het al dan niet manueel verwijderen van
stoelgang van invloed is op de kwaliteit van slaap geoperationaliseerd door de 4 afhankelijke
variabelen. Een punt van kritiek is dat slechts bij 2% van de proefpersonen manueel
verwijderen van stoelgang voorkomt.
Chronische wondzorg
chronische wondzorg
85,56%
3,89%
1,11%
9,44%
14.1. Niet van toepassing
14.2. Van toepassing
14.2.1. Geïnfecteerde wonde
EN/OF meerdere wonden
EN/OF moeilijk bereikbare
plaats
Onbekend
Iets meer dan 85% van de proefpersonen heeft geen nood aan chronische wondzorg.
De onafhankelijke variabele chronische wondzorg heeft enkel significant effect op de
afhankelijke variabele fragmentation index. Dit geld enkel voor chronische wondzorg 1-2,
maar dit zowel parametrisch als nonparametrisch. Iemand met chronische wondzorg heeft een
lagere fragmentatie-index als iemand zonder chronische wondzorg.
Preventie van decubitus en intertrigo
Een kleine 17% van de proefpersonen heeft ondersteuning nodig bij de preventie van
decubitus.
152
Er is enkel een significant effect van decubitus op actual sleep time, zowel parametrisch als
nonparametrisch, zowel van decubitus 1-2 als decubitus verzwaringen. Het verband is
evenwel opnieuw tegen de verwachtingen. Een persoon waarbij handelingen betreffende
decubitus van toepassing zijn heeft een grotere actual sleep time als een persoon waarbij dit
niet van toepassing is. Meer nog een persoon die op de drie verzwaringen (handeling
bemoeilijkt door gewicht, spasticiteit, extra materiaal nodig en handeling moet met twee
personen worden uitgevoerd) scoort beter op actual sleep time als een handeling bij wie geen
handelingen gebeuren, een persoon die enkel scoort op de verzwaring ivm gewicht en een
persoon die enkel scoort op de verzwaring ivm extra materiaal.
In de meervoudige analyse wordt enkel decubitus verzwaringen meegenomen aangezien deze
meer informatie geeft als decubitus 1-2. Er komt echter geen enkel hoofd of interactie-effect
naar voren. Het effect van decubitus op actual sleep time verdwijnt bij toevoeging van andere
onafhankelijke variabelen.
Ter besluit van de vraag rond de invloed van medische handelingen op kwaliteit van slaap kan
het volgende gezegd worden:
De medische toestand in het algemeen, geoperationaliseerd door de schaal Leen Vanermen
heeft een effect op sleep efficiency en op actual sleep time. De richting van het effect is echter
tegen de verwachting, iemand met medische problemen heeft betere kwaliteit van slaap als
iemand zonder medische problemen. Het effect van de schaal Leen Vanermen blijft behouden
in de meervoudige analyse voor sleep efficiency alsook in de multivariate analyse. Er kan dus
besloten worden dat de medische toestand in het algemeen een invloed heeft op de kwaliteit
van slaap.
Een aantal van de elementen die we uit de schaal Leen Vanermen hebben gelicht bevestigen
dit verband, alsook de richting ervan. Zowel lavement (sleep efficiency, fragmentation index,
actual sleep time), verwijderen van stoelgang (sleep efficiency), chronische wondzorg
(fragmentation index) als preventie van decubitus (actual sleep time) hebben invloed op één
of meerdere van de afhankelijke variabelen. Van al deze onafhankelijke variabelen, op
verwijderen van stoelgang na, is de richting van het verband tegen de verwachtingen.
Lavement heeft nog steeds invloed op fragmentation index als er andere onafhankelijke
variabelen worden toegevoegd, stoelgang 1-2 heeft zelfs een hoofdeffect in de multivariate
analyse. Deze laatste variabele ligt dus volledig in de lijn van de resultaten van de schaal Leen
Vanermen.
Het is interessant om deze resultaten verder uit te pluizen. Misschien zijn de resultaten toch
niet zo onlogisch: iemand die lavementen krijgt heeft misschien inderdaad betere
slaapkwaliteit als iemand die geconstipeerd is. Iemand waarbij goed op decubitus wordt gelet
kan misschien ’s nachts beter slapen als iemand die pijnlijk ligt, enzoverder. In ieder geval
worden de literatuurbevindingen dat medische problematieken van invloed zijn bevestigd
door deze resultaten.
10.10. Is er een verband tussen kwaliteit van slaap en epilepsie?
Zoals aangegeven in het theoretische gedeelte wordt de kwaliteit van slaap volgens onderzoek
beïnvloedt door epilepsie. De belangrijkste veranderingen in de slaap veroorzaakt door
epilepsie, zijn de volgende: er is een verkorting van de totale slaaptijd omdat men ’s nachts
veelvuldiger kortstondig wakker wordt. Er is een afname van de REM-slaap met 20-50%, ook
de kwaliteit van deze slaapfase is minder goed. De hoeveelheid non-REM slaap blijft gelijk,
maar wordt oppervlakkiger en instabieler? Deze nachtelijke problemen zijn van uitzonderlijk
belang om onderzocht te worden omdat dit de oorzaak is van overmatige slaperigheid
overdag, waardoor opnieuw het optreden van epilepsie bevorderd kan worden. Immers, het is
153
bekend dat juist oppervlakkige en instabiele langzame slaap het optreden van epileptische
fenomenen begunstigt (Lammers d& Declerck, 2001).
In ons onderzoek wordt epilepsie op verschillende manieren in aart gebracht. Ten eerste is er
het element epilepsie in de schaal Leen Vanermen. In dit item kan ten eerste aangeduid
worden of er sprake is van epilepsie en indien ja kunnen nog verschillende verzwaringen
aangeduid worden. Deze verzwaringen houden het volgende in: er is intense ondersteuning
nodig tijdens de aanval, de aanval heeft zware gevolgen, er is meer dan éénmaal per maand
een aanval. Deze verzwaringen kunnen ook in verschillende combinaties voorkomen.
Aangezien de schaal Leen Vanermen als doel heeft de ondersteuningstijd bij (para)medisch-
verzorgende handelingen na te gaan mag dit item enkel gescoord worden wanneer er effectief
tijd besteed wordt aan epilepsie. Epilepsie kan echter de slaap ook beïnvloeden als er geen tijd
wordt aan besteed. Vandaar dat er ook in de extra vragenlijsten werd gevraagd naar het
voorkomen van epilepsie, alsook naar het al dan niet toevalsvrij zijn, de frequentie van
aanvallen en de intensiteit van de aanvallen. Hieronder kunnen de beschrijvende gegevens
gevonden worden.
epileptische insulten
70,00%
7,22%4,44%
0,56% 1,67% 1,67% 2,22% 1,11% 1,67%
9,44%
0,00%
10,00%
20,00%
30,00%
40,00%
50,00%
60,00%
70,00%
80,00%
5.1. Niet van
toepassing
5.2. Van
toepassing
5.2.1. Intense
ondersteuning
tijdens insult
5.2.2. Zware
gevolgen van
aanval
5.2.3. M eer als
éénmaal per
maand
5.2.1.+ 5.2.2. 5.2.1.+ 5.2.3. 5.2.2.+ 5.2.3. 5.2.1.+ 5.2.2.+
5.2.3.
onbekend
20% van de proefpersonen heeft epilepsie, waarvan 13% met een of meerdere verzwaring.
Volgens de subjectieve info is de verdeling als volgt:
154
epilepsie volgens subjectieve info
50,56%42,22%
7,22%
geen epilepsie
epilepsie
onbekend
Zoals verwacht ligt het percentage dat epilepsie heeft volgens de subjectieve vragenlijst
hoger.
Van deze 76 mensen die volgens deze vragenlijst epilepsie hebben, is er 44,76% toevalsvrij,
dit verklaart ook het verschil met de schaal Leen Vanermen.
Van de 41 mensen die niet toevalsvrij zijn is de frequentie en intensiteit van de aanvallen als
volgt:
frequentie van elipsie
36,59%
9,76%4,88%
21,95%
26,83%dagelijks
wekelijks
maandelijks
af en toe
onbekend
intensiteit van aanval
21,95%
53,66%
12,20%
12,20%
ABSENCES
TCI
ANDERE
onbekend
Het merendeel van de epilepsieaanvallen zijn tonisch-clonische insulten.
155
Behandeling en begeleiding van epileptische insulten (schaal Leen Vanermen)
De enkelvoudige variantieanalyse duiden een significant verband aan op sleep latency en
actual sleep. Enkel van epilepsie 1-2, maar wel zowel parametrisch als nonparametrisch. De
richting van het verband is wederom tegen de verwachtingen. Iemand waarbij epilepsie van
toepassing is heeft een betere sleep latency en een langere actual sleep als iemand die geen
epilepsie heeft. Epilepsie 1-2 wordt opgenomen in het model voor sleep latency en het model
voor actual sleep. In de meervoudige variantieanalyse met als afhankelijke variabele sleep
latency komt een interactie-effect met orthopedische materialen naar voren. In het model voor
actual sleep time komt zelfs een hoofdeffect voor epilepsie 1-2 naar voren. We voegen deze
variabele dan ook in de MANOVA toe, maar hier verdwijnt het effect.
Epilepsie subjectief
Epilepsie subjectief heeft een significant effect op sleep efficiency. Het verband van epilepsie
1-2 wordt hier bevestigd, iemand die epilepsie heeft, heeft een betere sleep efficiency als
iemand die geen epilepsie heeft. Uit de meervoudige analyse komt net als bij sleep latency
een interactie-effect met orthopedische materialen naar voren. De resultaten van de
MANOVA zijn wel verschillend met die van epilepsie 1-2, hier komt namelijk een interactie-
effect tussen epilepsie en stoelgang 1-2 naar voren.
Intensiteit van epilepsie
Er waren 3 antwoordmogelijkheden bij intensiteit van epilepsie: de aanval is onder de vorm
van een absence, onder de vorm van een tonisch-clonisch insult of andere. Onder andere
verstaan we onder andere: neervallen, lachen, bleek weg trekken.
De intensiteit van epilepsie heeft een significant effect op sleep efficiency en op actual sleep,
echter enkel parametrisch zodanig dat deze onafhankelijke variabele niet verder wordt
meegenomen.
Het verband met sleep efficiency geeft aan dat er een betere sleep efficiency is wanneer de
intensiteit ‘anders’ is als wanneer er absences zijn of wanneer er tonisch-clonishe insulten
zijn. Het verband met actual sleep time geeft aan dat zowel Tonisch-clonische insulten als
‘andere’ een langere actual sleep time veroorzaken als absences.
Ter besluit kan gezegd worden dat het verband van epilepsie met kwaliteit van slaap dat
aangegeven wordt in de literatuur wordt teruggevonden in ons onderzoek. Zowel op sleep
efficiency als op sleep latency als op actual sleep is er een significant effect dat zelfs overeind
blijft wanneer andere onafhankelijke variabelen worden toegevoegd. Epilepsie subjectief
heeft zelfs een invloed op alle afhankelijke variabelen tezamen. De richting van het verband is
echter tegengesteld aan wat de literatuur aangeeft. Dit is resultaat is verbazingwekkend en
moet aan verder onderzoek onderworpen worden.
10.11. Is er een verband tussen kwaliteit van slaap en leeftijd?
Het is algemeen bekend dat het slaappatroon veranderd gedurende de levensloop.
Pasgeborenen brengen ongeveer 16 uur per dag slapend door, waarvan de helft in actieve
slaap. Naarmate de baby ouder wordt, wordt de slaap meer en meer geconcentreerd in de
nacht. Het aantal slaapperiodes neemt af en de duur van een slaapperiode neemt toe. Na
enkele maanden brengt de baby de nacht grotendeels slapen, door. Op de leeftijd van 2-3 jaar
nemen ook de slaapjes overdag af, tegen de tijd dat ze vijf zijn doen de meeste kinderen
overdag geen slaapje meer. Ook het slaappatroon verschilt, zo duurt de eerste fase van diepe
slaap veel langer bij kinderen als bij volwassenen. Net zoals de hoeveelheid nachtelijke slaap,
156
verandert er met het ouder worden ook het en ander met de neiging om overdag te slapen.
Deze neemt tussen 6 en 15 jaar opnieuw af, om daarna weer te stijgen. Tussen het dertigste en
zestigste levensjaar treedt er weinig verandering op. Wanneer men ouder wordt als 60
veranderen er een aantal zaken: het inslapen duurt langer, de hoeveelheid diepe slaap en REM
slaap nemen af en het aantal keren dat men wakker wordt neemt toe (Coenen & Kerkhof).
De leeftijd van onze proefpersonen is als volgt verdeeld:
leeftijd
Mean 36,111
Median 38,000
Standard deviation 15,985
Minimum 7,000
Maximum 71,000
Range 64,000
De gemiddelde leeftijd is 36 jaar. De leeftijden spreiden zich tussen 7 en 64 jaar. In het
taartdiagram ziet u de verdeling per cohorte van 10 jaar.
leeftijd
2,78%18,33%
16,67%
18,89%
24,44%
9,44%8,89%
0,56% 0-10
11-20
21-30
31-40
41-50
51-60
61-70
>=71
We zien echter dat er geen enkel verband is van leeftijd, met geen enkele afhankelijke
variabele, niet parametrisch en niet nonparametrisch.
De hypothese vanuit de literatuurstudie dat de slaaplatentie langer wordt wanneer de leeftijd
stijgt wordt hier dus niet bevestigd.
10.12. Is er een verband tussen kwaliteit van slaap en vrijheidsbeperkende
maatregelen?
Personen met een handicap worden ’s nachts vaak gefixeerd met een Zweedse riem of in een
orthopedische matras of zitschelp. Dit om verscheidene redenen zoals veiligheid, houding,
…Deze fixatie kan mogelijkerwijs een persoon belemmeren om zijn eigen, ideale,
slaaphouding aan te nemen.
In de proefgroep van dit onderzoek werd systematisch in kaart gebracht of er
vrijheidsbeperkende maatregelen werden gebruikt tijdens de nacht. Voor 37,2% van de
proefpersonen blijkt dit zo te zijn. In het overgrote deel gaat het hier om Zweedse riemen en
bedsponden.
Wanneer we gaan kijken naar de invloed van deze vrijheidsbeperkende maatregelen op onze
verschillende afhankelijke variabelen die een operationalisatie zijn van de kwaliteit van slaap,
157
zien we dat deze maatregelen noch van invloed zijn op sleep efficiency noch op fragmentation
index noch op actual sleep time. Zowel met de parametrische analyses als met de
nonparametrische analyses is er echter wel een significant verband met sleep latency. Deze
sleep latency is langer als er sprake is van vrijheidsbeperkende maatregelen. In de
meervoudige analyse verdwijnt het effect.
Deze resultaten zijn tegengesteld aan de resultaten van een onderzoek van Pinxten (1996)
waar er geen verband met inslaapproblemen werd teruggevonden.
10.13. Is er een verband tussen kwaliteit van slaap en orthopedische
hulpmiddelen?
Personen met een (motorische) handicap maken vaak gebruik van orthopedisch materiaal,
dewelke soms ook ’s nachts moeten uit of aangedaan worden. Uiteraard brengt dit een
verstoring van de slaap met zich mee, wat de kwaliteit van slaap kan beïnvloeden. Het gebruik
van orthopedisch materiaal wordt op verschillende manieren in kaart gebracht. De
belangrijkste operationalisatie is de vraag die moet beantwoorden worden bij elke registratie
met de actiwatch of er orthopedische materialen worden gebruikt ’s nachts. Behalve dit item
zijn er ook een drietal items in de schaal Leen Vanermen die te maken hebben met
orthopedisch materiaal: sta-apparaten, loophulpen en orthopedische schoenen. Deze items zijn
iets minder relevant omdat ze allicht niet uit of aangedaan worden tijdens de nacht. Toch
worden ze hier meegenomen voor de volledigheid.
Gebruik van orthopedische materialen tijdens de nacht
Slechts 14,4% van de proefpersonen heeft ’s nachts orthopedische materialen aan. Deze
orthopedische materialen zijn vooral beenstrekkers.
In de enkelvoudige variantie-analyses komt een significant verband van orthopedische
materialen naar voren zowel voor sleep efficiency als voor sleep latency als voor
fragmentation index. Deze resultaten worden zowel aangetoond met de parametrische als met
de nonparametrische technieken. De richting van het verschil is bij elke afhankelijke variabele
naar verwachting: er is een betere sleep efficiency, een kortere slaap latency en een kleinere
fragmentation index bij mensen zonder gebruik van orthopedisch materiaal tijdens de nacht
als bij mensen met gebruik van orthopedisch materiaal tijdens de nacht.
In de meervoudige analyse voor sleep efficiency zien we een interactie-effect van
orthopedische materialen en epilepsie. Dit effect vinden we ook terug bij sleep latency. Bij
fragmentation index is er geen significant effect van orthopedische materialen. In de
multivariate analyse, waar we het effect op alle afhankelijke variabelen tegelijk nagaan, zien
we dat er een hoofdeffect is van orthopedische materialen (wanneer we met epilepsie
subjectief werken). De hypothese dat het gebruik van orthopedische materialen de kwaliteit
van slaap negatief beïnvloedt wordt dus bevestigd. Met dit resultaat komen we terug op de
visie die in het theoretische luik reeds werd besproken. Meer en meer dringt de 24 uurs
pedagogiek zich naar voren: deze visie houdt in dat de slaap tijdens de nacht als primair wordt
beschouwd, met andere woorden het aantal verzorgings- en controlemomenten die vroeger
standaard werden ingebouwd, worden drastisch teruggebracht. Misschien moeten we ons de
vraag stellen of het nut van het gebruik van orthopedische materiaal tijdens de nacht opweegt
tegen de negatieve effecten op de kwaliteit van slaap.
Sta-apparaten
Zoals gezegd is dit één van de items van de schaal Guy Vanden Boer. Voor dit item kan
aangeduid worden of het van toepassing is of niet en of er één of meerdere van e
verzwaringen gelden. De verzwaringen zijn: het gebruik wordt bemoeilijkt door gewicht,
158
spasticiteit, er is extra materiaal nodig zoals bijvoorbeeld rijglaarzen, de handeling moet met
twee personen gebeuren, en er wordt meer als tweemaal per dag gebruik gemaakt van het sta-
apparaat.
De proefpersonen scoren als volgt:
sta-apparaten
75,56%
10,00%1,11%0,00%0,56%11,67%0,56%0,56%0,00%
0,00%
10,00%
20,00%
30,00%
40,00%
50,00%
60,00%
70,00%
80,00%
2.1. Niet van
toepassing
2.2. Van
toepassing
2.2.1. Twee
personeelsleden
noodzakelijk
2.2.2. Meermaals
per dag
2.2.3. Extra
materiaal
noodzakelijk
2.2.4. Constante
begeleiding
noodzakelijk
2.2.1. + 2.2.2. 2.2.2. + 2.2.3. onbekend
Enkel de (combinaties van) verzwaringen die effectief voorkomen, staan weergegeven in het
staafdiagram. Het grootste deel van de proefpersonen gebruikt geen sta-apparaten. Voor
diegenen die er wel gebruiken zijn haast geen verzwaringen noodzakelijk.
Net als bij de andere items van de schaal Leen Vanermen werden de analyses zowel
uitgevoerd voor sta-apparaten van toepassing of niet als voor sta-apparaten met al zijn
verzwaringen.
Enkel bij actual sleep time is er een significant effect van sta-apparaten, enkel van sta-
apparaten 1-2, niet van sta-apparaten verzwaring. Deze resultaten worden zowel parametrisch
als nonparametrisch bekomen. Net zoals zo goed als alle andere variabelen van de schaal
Leen Vanermen zijn de resultaten tegen de verwachtingen. Wanneer sta-apparaten van
toepassing zijn, is de actual sleep time beter als wanneer dit niet van toepassing is. Het effect
verdwijnt bij toevoeging van de andere onafhankelijke variabelen in de meervoudige analyse
voor actual sleep time.
Loophulpen
In dit item wordt bevraagd of er gebruik wordt gemaakt van loophulp zullen krukken of een
looprek, naast van toepassing of niet kan worden aangeduid of er constant begeleiding nodig
is bij het gebruik van de loophulp. Hieronder ziet u de scores van de proefpersonen:
159
loophulpen
87,22%
1,11%
2,22%
9,44%
3.1. Niet van
toepassing
3.2. Van toepassing
(enkel ondersteuning
bij aan en uitdoen)
3.2.1. Voortdurende
begeleiding tijdens
gebruik van loophulp is
noodzakelijk
onbekend
Eveneens het grootste gedeelte van proefpersonen gebruikt geen loophulp.
In de enkelvoudige variantieanalyse blijkt dat er een significant effect is van loophulp met
verzwaringen op fragmentation index, zowel parametrisch als nonparametrisch. De
fragmentatie-index van iemand met een loophulp is lager dan deze van iemand zonder een
loophulp en als die van iemand met een loophulp die constante begeleiding nodig heeft. In de
meervoudige analyse verdwijnt het effect van loophulp verzwaringen op fragmentation index.
Orthopedische schoenen
De laatste variabele met betrekking tot orthopedisch materiaal is het gebruik van
orthopedische schoenen. De verzwaringen die hierbij gelden zijn: de schoenen moeten
meermaals per dag aan en uit gedaan worden, de schoenen zijn zeer moeilijk aan te doen
omwille van veters, rijgwerk,… en er is weerstand tegen het aan en uitdoen van de schoenen
omwille van spierspanning of angst. De scores van de proefpersonen verdelen zich als volgt:
orthopedische schoenen
58,89%
6,11% 3,33% 5,56% 6,11%2,22% 2,22% 2,78% 3,33%
9,44%
0,00%
10,00%
20,00%
30,00%
40,00%
50,00%
60,00%
70,00%
4.1. Niet van
toepassing
4.2. Van
toepassing
4.2.1. De
schoenen
moeten
meermaals per
dag aan en uit
gedaan
worden
4.2.2.
Schoenen zijn
zeer moeilijk
aan te doen
omwille van
veters,
rijgwerk,…
4.2.3. Er is
weerstand
tegen het aan
en uitdoen van
de schoenen
omwille van
spierspanning
of angst
4.2.1. + 4.2.2. 4.2.1. + 4.2.3. 4.2.2. + 4.2.3. 4.2.1. + 4.2.2.
+ 4.2.3.
onbekend
Nog steeds het grootste percentage heeft geen orthopedische schoenen, maar wel al een groter
gedeelte heeft er wel, het grootste percentage voor wie dit item van toepassing is heeft ook
één of meerdere verzwaringen.
In de enkelvoudige variantieanalyse blijkt enkel met de nonparametrische technieken een
significant effect van orthopedische schoenen 1-2 op actual sleep time, er is geen effect van
orthopedische schoenen verzwaringen. De actual sleep time is beter wanneer er orthopedische
160
schoenen zijn als wanneer er geen orthopedische schoenen zijn. Dit effect verdwijnt bij
toevoeging van de andere variabelen in het model voor meervoudige analyse.
Ter besluit van dit item kan gezegd worden dat de literatuurbevinding dat het gebruik van
orthopedisch materiaal de kwaliteit van slaap negatief beïnvloedt bevestigd wordt. De andere
onafhankelijke variabelen hebben telkens ook op één van de afhankelijke variabelen effect,
wat telkens verdwijnt in de meervoudige analyses van de respectievelijke afhankelijke
variabelen. Het is opvallend dat wederom de effecten tegengesteld zijn aan de verwachtingen.
Voor de variabelen van de schaal Leen Vanermen is dit zo voor sta-apparaten, orthopedische
schoenen, loophulpen, chronische wondzorg, preventie van decubitus, lavementen en
epilepsie. Met andere woorden voor elke variabele in de schaal waar überhaupt een significant
effect voor gevonden is, behalve 1 namelijk manueel verwijderen van stoelgang.
11. Besluit Ter afsluiting van dit onderzoek vatten we de belangrijkste resultaten nog eens samen, doen
we aanbevelingen naar de praktijk en suggesties voor verder onderzoek.
11.1. Belangrijkste resultaten samengevat Uit de beschrijvende statistieken is gebleken dat het merendeel van onze zorggebruikers een
slaapprobleem heeft. Maar liefst 79% heeft één of meer slaapprobleem. Ongeveer 2/3 heeft
een te lage slaapefficiëntie en/of een te hoge fragmentatie-index. Een derde van de
proefpersonen heeft een te korte actual sleep time en ongeveer 2/5 heeft een te lange
slaaplatentie. Het percentage slaapproblemen in de gewone populatie ligt tussen de 10 en de
35% naargelang de geciteerde bron. Het percentage van slaapproblemen bij de populatie
personen met een verstandelijke handicap ligt tussen de 13 en 86% afhankelijk van een aantal
factoren zoals leeftijd, soort van handicap enzoverder (Lagrain: 26.9-57.2% hoger als in de
populatie). Het is duidelijk dat onze resultaten evidentie lijken te geven voor een veel hogere
prevalentie van slaapproblemen bij personen met een verstandelijke handicap als in de
gewone populatie.
Vervolgens wordt het uit dit onderzoek heel duidelijk dat heel wat van onze zorggebruikers
een te lange tijd in bed liggen. 70% ligt maar liefst 10,5 uur of meer in bed. Daarbij komt dat
de overgrote meerderheid op vaste uren, die samenhangen met het uurrooster van het
personeel, naar bed gaan. Het slaappatroon is dus weinig of niet afgestemd op de behoeftes
van de zorggebruiker. Dit kwam ook reeds naar voren in een onderzoek van Lagrain in 2001.
Ten derde blijkt dat een slaapprobleem vaak niet erkend of herkend wordt door personeel.
Wanneer we aan personeel vragen om in te schatten of een zorggebruiker goed slaapt, komt
deze inschatting slechts in 16% van de gevallen overeen met de output van de actiwatch. Dit
bewijst het nut van de registraties met behulp van de actiwatch. Het wordt namelijk zeer
duidelijk dat veel van de slaapproblemen anders onontdekt blijven. Daarbij komt het feit dat
de actiwatch tot nu toe slechts in beperkte mate wordt gebruikt en niet voor alle doelgroepen.
Uit deze data blijkt dat de registraties best uitgebreid worden naar alle dienstencentra en alle
doelgroepen om adequaat te kunnen inspelen op de problemen en zo de kwaliteit van slaap en
kwaliteit van leven in het algemeen te verhogen. We zouden zelfs ijveren, ten einde de
24uurszorg in elk dienstencentrum te garanderen, om dit overal systematisch in te bouwen in
het proces van handelingsplanning. Belangrijk daarbij is dat de vragenlijsten beter en
consequenter ingevuld worden, op deze manier kan efficiënter nagegaan worden wat er
precies scheelt en welke maatregelen kunnen getroffen worden. Eveneens belangrijk is een
goede archivering van de gegevens, zodanig dat deze ook kunnen geconsulteerd worden om
effecten van bepaalde handelingen na te gaan en om uitgebreider onderzoek, zoals het
161
onderhavige, mee te doen. Uiteraard is belangrijk dat de metingen niet enkel voor de vorm
gebeuren, maar dat er ook effectief iets mee gebeurd.
Ten vierde blijkt dat sommige resultaten tegengesteld zijn aan wat de literatuur ons leert.
Onder andere het verstandelijk niveau, erfelijke aandoeningen en gedragsproblemen hebben
niet het verwachte effect op slaapkwaliteit. Bij deze laatste variabele bestaat de hypothese dat
de operationalisering die wij gebruikt hebben, namelijk de categorie van CEP, te algemeen is
en dat we eventueel beter werken met meer specifieke gedragsvariabelen.
Tenslotte worden ook sommige verbanden uit de literatuur bevestigd. Zo vinden wij ook een
significant (negatief) effect van motorische handicap op slaap terug. Ook de medische
toestand onder de vorm van de schaal Leen Vanermen in het algemeen en lavementen en
manueel verwijderen van stoelgang in het bijzonder hebben een significant verband met
slaapkwaliteit. Vreemd is, dat de richting van het effect bij elke variabele van de schaal Leen
Vanermen die werd nagegaan (op het item manueel verwijderen van stoelgang na) tegen de
verwachting was. Hoe meer medische problemen hoe beter de slaapkwaliteit. Dit vreemde
resultaat moet nog verder bekeken worden. Misschien bestaat de verklaring erin dat iemand
met medische problemen überhaupt van korter bij wordt opgevolgd en er meer inspanningen
worden gedaan om zijn kwaliteit van leven in het algemeen en kwaliteit van slaap in het
bijzonder te verhogen? Eventueel slaapt een persoon die lavementen krijgt effectief beter als
iemand die geconstipeerd is? Eventueel slaapt iemand die vaak gedraaid wordt omwille van
decubitus ook beter als iemand die pijnlijk ligt?
11.2. Aanbevelingen naar de praktijk
Uit het onderzoek komen een aantal aanbevelingen naar de praktijk naar voren:
-aangezien er bij het overgrote deel van onze zorggebruikers sprake is van slaapproblemen en
aangezien blijkt dat het subjectief beoordelen van de slaap moeilijk is, lijkt het belangrijk om
het registreren van de slaap met behulp van de actiwatch systematisch in te bouwen bij elke
nieuwe opname en bij elke bespreking van het handelingsplan. Dit voor elke doelgroep en
voor elk dienstencentrum. Hiermee samenhangend is het systematisch, volledig en correct
invullen van de vragenlijsten die bij de observatie horen en het nauwkeurig archiveren van
alle registraties en vragenlijsten belangrijk. Dit om interventies te kunnen bepalen,
vergelijkingen met vorige metingen toe te laten en verder onderzoek mogelijk te maken.
-nagegaan moet worden hoe het hele slaapgebeuren kan afgestemd worden op de behoeftes
van de zorggebruiker. Dit zowel in de zin van aantal uren in bed als de uren van slapengaan
en opstaan.
-het gebruik van orthopedisch materiaal tijdens de nacht moet bij elke zorggebruiker kritisch
geëvalueerd worden. Het onderzoek heeft immers aangetoond dat het gebruik van deze
maatregelen tijdens de nacht de slaapkwaliteit negatief beïnvloedt. In het kader van de
24uurszorg moet het nut van deze orthopedische materialen tijdens de nacht afgewogen
worden tegen het belang van goede kwaliteit van slaap.
-eventueel kunnen een aantal variabelen die relevant zijn gebleken systematisch geregistreerd
worden door middel van het aanvullen van de vragenlijsten met deze elementen.
Bijvoorbeeld: motorische functiebeperking, voorkomen en intensiteit van epilepsie
11.3. Suggesties voor verder onderzoek
Enerzijds kan voorliggend onderzoek uitgebreid en verder uitgeplozen worden, anderzijds
kunnen een aantal nieuwe gegevens verzameld worden en geanalyseerd worden.
162
-Eenmaal er gegevens verzameld zijn over heel vzw Stijn met al zijn dienstencentra en
doelgroepen kunnen de analyses herhaald worden. Op deze manier kunnen we pas echt
geldige uitspraken doen over de slaapkwaliteit van vzw Stijn. Uiteraard moeten de resultaten
van de individuele zorggebruikers ook ingezet worden om hun individuele kwaliteit van slaap
te verbeteren. Het is daarnaast ook belangrijk om de huidige analyses verder na te gaan: aan
wat ligt de onverwachte richting van het verband met de medische elementen? Is het
verwachte verband met gedrag er wel wanneer we een andere operationalisering van gedrag
hanteren? …
-Er zijn echter een heel aantal variabelen die in de literatuur als relevant voor de kwaliteit van
slaap aangegeven worden, die niet beschikbaar zijn in vzw Stijn. De invloed van deze
elementen kan nagegaan worden indien we ze systematisch registreren. Een aantal van deze
variabelen zijn eventueel relevant om bij te voegen aan de bestaande vragenlijsten, andere
zijn enkel relevant om in het kader van een onderzoek te registreren:
- mate van stimulatie overdag
-aantal avondactiviteiten
-cafeïne
-gewicht
-al dan niet NAH om het verschil in voorkomen en soort slaapprobleem na te gaan
-soort van hersenbeschadiging
-omstandigheden in de kamer: matras, temperatuur, verluchting, verduistering
-omgeving: verschil tussen slaapproblemen thuis of in woonopvang, op de campus of
in een buitenhuis
-algemeen welbevinden, kwaliteit van leven
-slaapmedicatie
-dutjes: effect van dutjes op kwaliteit van slaap tijdens de nacht
Ook interessant is een vergelijking met de doorsnee bevolking door eventueel ook de kwaliteit
van slaap bij het personeel te meten.
Tenslotte kan het interessant zijn om een soort longitudinaal onderzoek uit te voeren om zo de
invloed van maatregelen en ingrepen om slaap te bevorderen na te gaan.
163
Referenties Berden, G.F.M.G (2001). Classificatie van slaapproblemen. In R. Didden & L.M.G. Curfs.
(Red.), Slaap en slaapproblemen bij verstandelijk gehandicapten. (pp. 23-38). Houten: Bohn
Stafleu Van Loghum.
Braam, W.J. (2005). Slaapproblemen bij verstandelijk gehandicapten. Tijdschrift voor Artsen
voor Verstandelijk Gehandicapten, 23, 2, p20-29.
Coenen, A.M.M. & Kerkhof, G.A. (2001). Fysiologie van de slaap. In R. Didden & L.M.G.
Curfs. (Red.), Slaap en slaapproblemen bij verstandelijk gehandicapten. (pp. 12-22). Houten:
Bohn Stafleu Van Loghum.
Curfs, L.M.G., Moog, U. & Didden, R. (2001). Slaapstoornissen bij een genetisch bepaalde
verstandelijke handicap. In R. Didden & L.M.G. Curfs. (Red.), Slaap en slaapproblemen bij
verstandelijk gehandicapten. (pp. 85-104). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Didden, R. (2001). Slaapproblemen bij thuiswonende kinderen met ontwikkelingsstoornissen.
In R. Didden & L.M.G. Curfs. (Red.), Slaap en slaapproblemen bij verstandelijk
gehandicapten. (pp. 39-50). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Didden, R. (2005). Slaapproblemen bij kinderen en volwassenen met een verstandelijke
beperking: resultaat van een verstoord leerproces. Tijdschrift voor Artsen voor Verstandelijk
Gehandicapten, 23, 2, p16-19.
Hermans, B., Pauwels, K., Smolders A. & Ver Heyen, B. (2006). Slapen?! Een mentale
activiteit. Niet gepubliceerd eindwerk Katholieke Hogeschool Limburg, departement sociaal-
agogisch werk, Hasselt.
Hylkema, T. (2007). Te weinig aandacht voor slaapproblemen in de gehandicaptenzorg.
eCCEntie, informatieblad van het Centrum voor Consultatie en Expertise, 14, p1-2.
Idzikowski, C. (2000). Beter leren slapen. Utrecht: Bruma Uitgevers bv.
Lagrain, G (2001). Slaapproblemen bij personen die in een instelling verblijven. In R. Didden
& L.M.G. Curfs. (Red.), Slaap en slaapproblemen bij verstandelijk gehandicapten. (pp. 51-
61). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Lagrain, G. (2006). 24-uurszorg. Studiedag vzw Stijn, 2006.
Lagrain, G. (n.d.). Praktische adviezen over slaap en slaapverbetering bij personen met een
diep mentale handicap. Gebruik van video en actograaf. Interne nota vzw Stijn
Lammers, G.J. & Declerck, A.C. (2001). Slaapproblemen en lichamelijke stoornissen. In R.
Didden & L.M.G. Curfs. (Red.), Slaap en slaapproblemen bij verstandelijk gehandicapten.
(pp. 62-71)). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Luyten, M. (n.d.). Pedagogiek om middernacht. Interne nota vzw Stijn.
164
Pinxten, K. (1996). Slaapproblemen bij volwassen personen met een handicap. Niet
gepubliceerd licentiaatsverhandeling Katholieke Universiteit Leuven, faculteit Psychologie en
Pedagogische Wetenschappen, Leuven.
Quine, L. (1991) Sleep problems in children with mental handicap. Journal of Mental
Deficiency Research, 35, p. 269-290.
165
Bijlagen
166
Bijlage 1: berekening van parameters actiwatch
167
Output actiwatch
Ruwe data
Per epoch (in Stijn 1 minuut) wordt bepaald of iemand wakker is of slaapt. Dit wordt als volgt
gedaan: gesteld een bepaalde epoch:
De score op het epoch van 1 minuut ervoor en 1 minuut erna wordt gedeeld door 5.
De score op het epoch van 2 minuten ervoor en 2 minuten erna wordt gedeeld door 25.
Dit wordt opgeteld bij de activiteitsscore van het epoch.
Wanneer ‘medium sensitivity’ voor een epoch van 1 minuut is ingesteld (wat in Stijn
standaard zo is), is een score van 40 genoeg om als wakker gescoord te worden.
Bv:
7:32:00 199 W
7:33:00 0 W
7:34:00 99 W 99+0/5+0/5+199/25+0/25=106,96=W
7:35:00 0 S 0+99/5+0/5+0/25+13/25=20,32=S
7:36:00 0 S 0+0/5+13/5+99/25+0/25=6,56=S
7:37:00 13 S 13+0/5+0/5+0/25+35/25=14,4=S
7:38:00 0 S
7:39:00 35 W
Sleep start
Begin van de slaap. Wordt als volgt berekend:
Algoritme zoekt naar minstens 10 opeenvolgende S na bedtime (er mag niet meer dan 1 epoch
van beweging zijn in deze periode). De eerste van deze S’en is sleepstart.
Sleep end
Einde van de slaap. Wordt als volgt berekend:
Algoritme zoekt naar een periode van 10 minuten beweging voor get up time, de laatste S
voor deze periode is sleep end. Als er zo geen periode is, valt de sleep end samen met get up
time.
Bed time
Wordt geregistreerd door marker op de actiwatch in te duwen wanneer zorggebruiker in bed
wordt gelegd
Get up time
Wordt geregistreerd door marker op de actiwatch in te duwen wanneer zorggebruiker uit bed
wordt gehaald.
Time in bed
Duur van het in bed liggen, van bed time tot get up time
Bed time-get up time
Bv: 21.26-8.38=11u12m=672 minuten
Assumed sleep
Veronderstelde duur van de slaap, van sleep start tot sleep end
Sleep start-sleep end
Bv: 22.00-08.38=10u38m=638 minuten
168
Sleep latency
Periode tussen time in bed en sleep start= periode van wakker liggen vooraleer in slaap te
vallen.
Sleep start-bedtime
Bv: 22.00-21.26=34 minuten
Actual sleep time
Tijdens de assumed sleep zijn er toch nog wat wakkere momenten. In actual sleep time wordt
de effectieve slaaptijd berekend. Dit wordt als volgt gedaan:
Aantal x S score (wanneer epoch 1 minuut) in slaapperiode. Percentage wordt berekend door
actual sleep time te delen door assumed sleep.
Bv: als 595 x S gescoord wordt in de slaapperiode (van sleep start tot sleep end), dit is gelijk
aan 595 minuten sleep time of 9u55 minuten.
%=595/638=0,9326=93,3%
Actual wake time
Dit zijn de wakkere periodes tussen sleep start en sleep end
Aantal x W score (wanneer epoch 1 minuut) in slaapperiode. Percentage wordt berekend door
actual wake time te delen door assumed sleep.
BV: als er 43 x W gescoord wordt in de slaapperiode, is dit gelijk aan 43 minuten wake time.
%=43/638=0,067=6,7%
Sleep efficiency
Hoeveel procent van de tijd dat de zorggebruiker in bed lag heeft hij effectief geslapen?
actual sleep time/time in bed
bv: 595 minuten/672 minuten=0,885=88,5%
No of sleep bouts
Aantal slaapfases in slaapperiode.
Periodes van S in slaapperiode: 1 S telt als 1, meerdere S’en na elkaar tellen ook als 1.
Bv:
2:54:00 59 W 1
2:55:00 0 S 1
2:56:00 99 W 1
2:57:00 51 W
2:58:00 0 S 1
2:59:00 0 S
3:00:00 62 W 1
3:01:00 48 W
In dit fragment zijn er 2 sleep bouts (en 3 wake bouts).
No of wake bouts
Aantal wakkere fases in slaapperiode
Periodes van W in slaapperiode: 1 W telt als 1, meerdere W’s na elkaar tellen ook als 1.
169
BV: zie bovenstaande tabel, er zijn in deze tabel 3 wake bouts
Mean length of sleep bouts
Gemiddelde lengte van een slaapperiode. Aantal minuten per slaapperiode opgeteld en
gedeeld door no of sleep bouts.
Bv: zie bovenstaande tabel: de eerste slaapperiode duurt 1 minuut, de tweede twee minuten.
1+2/2=1 minuut 30 seconden.
Mean length of wake bouts
Gemiddelde lengte van een wakkere periode. Aantal minuten per wakkere periode opgeteld en
gedeeld door no of wake bouts.
Bv: zie bovenstaande tabel: de eerste wakkere periode duurt 1 minuut, de tweede twee
minuten, de derde ook 2 minuten
1+2+2/3=1,6 minuut= 1 minuut 36seconden
No of mins moving
Aantal minuten tijdens slaapperiode waarin activiteitswaarde staat geregistreerd. Dit is niet
gelijk aan actual wake time. Ook S’en waar een activiteitswaarde staat geregistreerd wordt
meegenomen.
Percentage wordt berekend door no of minutes moving te delen door assumed sleep.
Bv:
1:15:00 0 S
1:16:00 0 S
1:17:00 38 W
1:18:00 84 W
1:19:00 33 W
1:20:00 7 S
1:21:00 0 S
1:22:00 4 S
In dit fragment is No of mins moving= 5 minuten (op min 1:17, 1:18, 1:19, 1:20 en 1:22 staan
activiteitsscores).
In tegenstelling tot actual wake time, dit is slechts 3 minuten. (bij min 1:17, 1:18, 1:19 staat
een W)
No of min immobile:
Aantal minuten tijdens slaapperiode waarin geen activiteitswaarde staat geregistreerd. Dit is
niet gelijk aan actual sleep time. W’s waar geen activiteitswaarde staat geregistreerd worden
ook meegeteld. Percentage wordt berekend door no of minutes immobile te delen door
assumed sleep.
Bv:
7:31:00 0 S
7:32:00 199 W
7:33:00 0 W
7:34:00 99 W
170
In dit fragment is No of mins immobile= 2 minuten (op min 7:31 en 7:33 staan geen
activiteitsscores)
In tegenstelling tot actual sleep time, dit is slechts 1 minuut (bij min 7:31 staat een S).
No of immobile phases
Periodes zonder activiteit in slaapperiode, 1 minuut zonder activiteit telt als 1, meerdere
minuten tellen ook als 1.
Bv:
2:55:00 0 S 1
2:56:00 99 W
2:57:00 51 W
2:58:00 0 S 1
2:59:00 0 S
In dit fragment zijn er 2 immobile fases.
Mean length of immobility
Gemiddelde lengte van een periode zonder activiteit.
Aantal minuten per immobility phase opgeteld en gedeeld door no of immobility phases.
Bv in bovenstaande tabel is de mean length of immobility: 1+2/2= 1,5
Immobility phases of 1 minute
Aantal fases waarin de activiteit slechts 1 minuut duurt.
Voor percentage: immobility phases of 1 min/no of immobility phases
Bv: zie voorgaande tabel
Immobility phases of 1 minute: 1
%=1/2=50%
Total activity score
Som van activiteitsscores van sleep start tot sleep end. Met andere woorden alle
activiteitsindexen opgeteld.
In het voorbeeld is dit 6638
Mean activity score
Gemiddelde activiteit tijdens de slaapperiode= total activity score/assumed sleep
Bv: 6638/638=10,4: gemiddeld is er per minuut 10,4 activiteit geweest.
Mean activity in active periodes
Gemiddelde activiteit in periodes van activiteit. In plaats van tegenover heel de slaap, wordt
hier enkel gemiddeld tegenover het aantal minuten dat de persoon in beweging is.
=total activity score/no of mins moving
bv: 6638/56= 118,54: gemiddeld is er per minuut van beweging 118,54 activiteit geweest
Movement en fragmentation index
Indicator van rusteloosheid.
171
=% no of min moving+%immobility phases of 1 min
bv: 8,8%+23,1%=31,9%
Wake movement
Gemiddeld aantal bewegingen buiten de slaap.