slo context bo

28
> context voor het beroepsonderwijs oktober 2010 In dit nummer o.a. Hoe maak je een goed vmbo-schoolexamen? Obesitas of hoofdrekenen? Beter in taal en rekenen

Upload: slo-stichting-leerplanontwikkeling

Post on 08-Mar-2016

220 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

SLO Context is een uitgave van SLO

TRANSCRIPT

Page 1: SLO Context BO

> contextvoor het beroepsonderwijsoktober 2010

In dit nummer o.a.

Hoe maak je een goed vmbo-schoolexamen?

Obesitas of hoofdrekenen?

Beter in taal en rekenen

Page 2: SLO Context BO

Kijk voor een overzicht van

publicaties op www.slo.nl/lob

LOB in het vmbo

Kijk voor meer informatie op

www.talennetwerken.slo.nl

Het vakblad Bedrijvige Talen voor en door docenten MVT en Nederlands in het beroepsonderwijs is nu digitaal beschikbaar. Abonnees en leden van de SLO-talennetwerken ontvangen het magazine zeswekelijks per e-mail. Bedrijvige Talen en de bijbehorende website www.talennetwerken.slo.nl bieden actuele beleidsontwikkelingen, praktische oplossingen voor de lespraktijk en nieuwtjes uit binnen- en buitenland.

Meer informatie over Bedrijvige Talen, abonnee of lid worden van een talennetwerk? Kijk op www.talennetwerken.slo.nl/

Bedrijvige talenNu als digitaal magazine

Leerlingen in het vmbo moeten op zeer jonge leeftijd keuzes maken en worden in hun latere loopbaan geconfronteerd met veel keuzemogelijkheden. Loopbaan- oriëntatie en -begeleiding (LOB) rust leerlingen toe met competenties die zij in hun loopbaan nodig hebben en het helpt schooluitval en veranderen van opleiding voorkomen. Daarom vertaalt SLO al enige jaren de nieuwe visie op LOB naar de praktijk, in alle leerwegen van het vmbo. U vindt de publicaties op www.slo.nl/lob.

Scenario’s, draaiboeken en leerroutes voor LOB

Page 3: SLO Context BO

33

10

Het belang van onderwijs is onomstreden. Iedereen is zich bewust van de waarde van een gedegen opleiding. Het is de basis voor het verwerven van een eigen plek in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Daarom zijn investeringen in onderwijs bij voortduring noodzakelijk. Alleen zo zijn we met elkaar in staat de kwaliteit te bewaken en - waar nodig - naar een hoger plan te tillen. Zo worden bijvoorbeeld referentieniveaus ingevoerd om het taal- en rekenonderwijs binnen én tussen de verschillende onderwijssectoren te verbeteren.

Kwaliteitsbewaking en -verbetering van het onderwijs vragen bovendien om het maken van inhoudelijke keuzes. Scholen worden regelmatig geconfronteerd met maatschappelijke vraag-stukken en het verzoek ze een plek te geven in het onderwijsaanbod. Denk daarbij aan burgerschap, financiële educatie, mensenrechten of obesitas onder jongeren. Allemaal belangrijk, maar ze zetten het basiscurriculum wel onder druk.

Afwegen wat wel en niet in het leerplan thuis-hoort en hoe de samenhang wordt behouden, is dan van groot belang. SLO levert daar als nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling graag haar bijdrage aan!

Jessica van der VeenHoofdredacteur SLO [email protected]

Foto

grafi

e: E

bo F

rate

rman

SLO heeft een zestal speerpunten van beleid, programmalijnen genoemd. Ze komen in SLO Context wisselend aan bod.

p

Colofon Bestel- & informatieadres

4 Beter in taal en rekenen

8 De Stelling

10 Hoe maak je een goed vmbo- schoolexamen?

13 Leerplankunde voor teams

14 Kenniscentrum Leermiddelen

16 Hoe ver willen scholen gaan?

19 LO2ismeerdaneenextrauurtjegym

20 Publicaties

22 Obesitas of hoofdrekenen?

25 Cultuur in de spiegel

26 Agenda

27 Websites

Inhoud

SLOPostbus 20417500 CA Enschede

T 053 4840 840F 053 4307 693E [email protected]

www.slo.nl

SLO Context is een uitgave van SLO © 2010, EnschedeISSN 1878-7282

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.

Redactie: Rob Abbenhuis, Danielle Frek, Jessica van der VeenOntwerp: Axis Media-ontwerpers bv, EnschedeDruk: Te Sligte, Enschede

Met dank aan: Caroline van Eijk, Barend van Heusden, Hugo Hopstaken, Hans Kuhlemeier, Jos Leenhouts, Jitske Meinema, Jan-Wolter Smit, Akke Vos.

22

16

Page 4: SLO Context BO

44

Taal en rekenen staan hoog op de kwaliteitsagenda omdat een goede beheersing essentieel is voor een succesvolle onderwijsloopbaan, goed maatschappelijk functioneren en het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Op 1 augustus is het referentiekader taal en rekenen wettelijk van kracht geworden. Dit kader beschrijft wat het gewenste taal- en rekenniveau van leerlingen is in elke fase van hun opleiding. Er zijn vier referentieniveaus, elk onderverdeeld in een fundamenteel niveau (F) dat bijna alle leerlingen van een bepaalde leeftijd moeten kunnen halen, en een streefniveau (S) voor leerlingen die meer aankunnen. Niveau 2F markeert de overgang van vmbo naar mbo en van mbo 1 tot en met 3 naar de arbeidsmarkt of naar hbo. Niveau 3F van havo en mbo-4 naar hbo of arbeidsmarkt. De referentieniveaus helpen leerlingen op niveau te brengen en te houden, over de drempels van de sectoren heen. Voor het middelbaar beroepsonderwijs betekent de invoering nogal wat: zowel het werken aan landelijke referentieniveaus, als de komst van centraal ontwikkelde examens voor taal en rekenen. Daar komt bij dat de inspectie van het onderwijs de komende jaren intensiever toezicht gaat houden op het onderwijs in Nederlands en rekenen. En de ontwikkelingen gaan ook nog eens snel: de implementatieplannen moesten op 1

april zijn ingediend en het deelnemerscohort dat nu begint aan zijn niveau-4-opleiding, doet in 2014 centraal examen taal en rekenen. Voor deze deelnemers moest dit per 1 augustus dus ook in de overeenkomsten zijn vastgelegd.Adviseurs van onder andere APS, Freudenthal Instituut en SLO zijn onder coördinatie van SLO druk bezig met uitwerkingen en ondersteuning. Intussen kunnen instellingen met vragen terecht bij het Steunpunt taal en rekenen mbo. Ook is veel informatie te vinden op de website taalenrekenen.nl (zie kader).

Eerdere onderwijsveranderingen gingen altijd gepaard met veel mediarumoer. Over de referentieniveaus taal en rekenen horen we vrijwel niets. Is dit een stille revolutie?Hugo Hopstaken: “Een revolutie vind ik het wel, ja. We leggen een gemeenschappelijke basis voor taal en rekenen in de hele onderwijskolom. Voorheen had iedere sector haar eigen eisen, legde verschillende accenten. Dat we nu overal op dezelfde manier prestaties gaan vastleggen en daaraan consequenties verbinden, is een grote verandering.”Ria van de Vorle: “Het geruisloze is te verklaren doordat deze verandering een antwoord is op maatschappelijke onrust over de beheersing van taal en rekenen. Internationaal gezien scoren we weliswaar nog steeds niet slecht, maar er is wel een dalende tendens. Bovendien gebeurt het te vaak dat bepaalde vaardig- heden eenmaal worden aangeleerd en dan bekend worden verondersteld, terwijl het belangrijk is om ze te blijven onderhouden. Iedereen is het daarmee eens. Dat zag je ook bij de behandeling in de Kamer. Deze wet is ondanks de val van het kabinet gewoon behandeld en niet controversieel verklaard.”

De eisen in het referentiekader zijn vrij gedetailleerd en ze worden in het mbo ook centraal geëxamineerd. In hoeverre wordt de vrijheid van instellingen hiermee ingeperkt?

Een gemeenschappelijke taal voor de basisvaardigheden die in de hele onderwijskolom een sleutelrol spelen: dat is de essentie van het referentiekader taal en rekenen. De invoering brengt in het middelbaar beroepsonderwijs veel teweeg. Toch is er draagvlak. Programmaleider doorlopende leerlijnen taal en rekenen Hugo Hopstaken (OCW) en programmacoördinator doorlopende leerlijnen Ria van de Vorle (SLO) over een stille revolutie.

Teks

t: Su

zann

e Vi

sser

• Fo

togr

afie:

José

Krij

nen

(U-S

EE) e

n Ja

n Sc

hart

man

> slo programmalijn> doorlopende leerlijnen

De programmalijn ‘doorlopende leerlijnen’ heeft als doel de continuïteit van de leerstof tussen opeenvolgende leerjaren en sectoren in het onderwijs te bevorderen.

p

Beter in taal en rekenen

Referentiekader biedt gemeenschappelijke basis

Page 5: SLO Context BO

55

Ria van de Vorle: “Dit is een antwoord op maatschappelijke onrust over de beheersing van taal en rekenen.”

Teks

t: Su

zann

e Vi

sser

• Fo

togr

afie:

José

Krij

nen

(U-S

EE) e

n Ja

n Sc

hart

man

Page 6: SLO Context BO

66

Hugo Hopstaken: “Vergeleken met nu wordt de autonomie van instellingen op dit punt inderdaad kleiner, dat is een politieke trend. Zeker in het begin hadden bestuurders en docenten ook wel zorgen, maar dan met name dat deelnemers plotseling te maken zouden krijgen met een onoverkomelijke drempel in de vorm van een centraal ontwikkeld examen. En dat deelnemers en instellingen daarmee afgerekend zouden worden. Dat deelnemers goed worden in taal en rekenen, vindt iedereen binnen de roc’s belangrijk. Tegen het verplichte examen bestaat evenmin bezwaar. Wel moet de invoering zorgvuldig gebeuren. Zonder brokken!”Ria van de Vorle: “Mensen vroegen en vragen zich wel af in hoeverre taal en rekenen nodig zijn om een goede vakman of -vrouw te kunnen zijn. Moet je kunnen zakken op taal of rekenen als je wel goed bent in je vak? Iedereen ziet dat reken- en taalvaardigheid nodig is voor goed maatschappelijk functioneren en iedereen snapt ook dat je als timmerman of kapster eveneens moet kunnen rekenen en taalvaardig moet zijn (in het ene beroep wat meer dan in het andere). Maar dan nog blijft er zorg over de haalbaarheid, met name bij de zwakkere deelnemers.”

Bovendien is nog niet alles uitgewerkt, bijvoorbeeld rond de centraal ontwikkelde examens en het Inspectietoe-zicht voor de komende jaren.

Hugo Hopstaken: “Dat klopt. De makers van de wet hebben de keuze gemaakt: we gaan snel aan de slag en dat doen we in alle sectoren gelijk, ook als nog niet alles uitgekristalliseerd is. Maar we moeten ons ook niet gek laten maken: instellingen hoeven niet vanaf nul te beginnen. Er gebeurt al zo veel!” Ria van de Vorle: “De referentieniveaus zijn bijvoorbeeld wel nieuw, maar het werken met een kader niet. Het referentiekader taal voor het mbo is sterk gebaseerd op het Raamwerk Nederlands. En het referentiekader rekenen bouwt voort op het Raamwerk rekenen, dat ook al in ontwikkeling was. Maar de invoering van centraal ontwikkelde examens is inderdaad nieuw.”

Wat zijn de komende jaren belangrijke mijlpalen?Hugo Hopstaken: “Dat is een kwestie van terugrekenen. We hebben gezegd: in het voorjaar van 2014 gaan we in het mbo centrale examens afnemen aan de hand van het referentiekader. Hoe de weg daar naartoe eruitziet, bepalen de instellingen natuurlijk zelf. Wij stellen de regels van het rijbewijs vast, zij organiseren de rijles. Hoe verwerken ze het referentieniveau taal in de Drieslag taal: praktijk, groepsles, individuele oefening? En is er voor rekenen ook een drieslag te bedenken, zodat groepslessen rekenen niet de enige optie worden? Dat is de keuze van de instellingen, daar zijn geen voorschriften voor.”

Ria van de Vorle en Hugo Hopstaken

Steunpunt

Het Steunpunt taal en rekenen mbo bestaat al meer dan een jaar. Steunpuntcoördinator Akke Vos: “Onze indruk is dat de aanvankelijke onrust in het mbo is weggeëbd. Er was even paniek toen de instellingen zich realiseerden dat ze voor 1 april bij DUO een implementatieplan moesten inleveren om in aanmerking te komen voor geld uit de Regeling intensivering taal en rekenen mbo. Maar inhoudelijk is er steun voor de verandering. De basisvaardig- heden wáren in de ontwikkeling van competentie- gericht onderwijs ook wel enigszins zoekgeraakt. Zeker rekenen. Het taalbeleid was in de instellingen al wel vrij ver ontwikkeld. Aan het werken met het Raamwerk Nederlands is iedereen gewend, de Drieslag taal is een begrip. De ervaringen daarmee kunnen nu ook bij rekenen worden gebruikt.”De meest dringende vraag van de instellingen is momenteel: op welk niveau zitten onze deelnemers?, aldus Vos. Er is grote behoefte aan diagnostische toetsen. Niet alleen Cito, ook andere organisaties ontwikkelen toetsen. APS heeft rekentoetsen en er liggen bijvoorbeeld toetsen uit de Toolkit Onderwijs Arbeidsmarkt van Bureau ICE.Dat iedereen straks dezelfde ‘taal’ spreekt, noemt

Vos een groot voordeel van het werken met het referentiekader. En de inspectie houdt er rekening mee dat het voor instellingen en deelnemers allemaal nog nieuw is. Dit studiejaar worden eventuele tekortkomingen in het onderwijs in Nederlands en rekenen wel gesignaleerd, maar niet meegewogen in het eindoordeel over een opleiding. De examens Nederlands worden onderzocht, maar ook niet meegewogen en de examens rekenen blijven nog buiten beeld. In een groeimodel gaat de Inspectie haar toezicht de komende jaren intensiveren.Instellingen kunnen met al hun vragen over het referentiekader taal en rekenen terecht bij het Steunpunt taal en rekenen mbo. Het Steunpunt levert servicedocumenten (denk aan samenvattingen van brieven van het ministerie en verduidelijking van regelgeving), het biedt ondersteuning met product-ontwikkeling en projecten, het begeleidt de netwerken rekenen, werkt mee aan de netwerken taal en het organiseert flitsbijeenkomsten en conferenties. Kijk voor meer informatie op www.steunpunttaalenrekenenmbo.nl. Het Steunpunt is ook te bereiken per telefoon: 0318 - 648 559 / 648 565 en e-mail: [email protected].

Page 7: SLO Context BO

77

Bij wie ligt de verantwoordelijkheid?Hugo Hopstaken: “In principe ligt de bal bij de instellingen. Zij hebben een grote autonomie. Bovendien krijgen zij de komende jaren extra geld van de overheid: in totaal 50 miljoen euro per jaar. Als overheid moeten wij vooral zorgen dat de condities voor het ontstaan van door- lopende leerlijnen op orde zijn. Wij zijn opdrachtgever voor de examens. Een andere conditie is dat er door- lopende toetsen komen. Dat ook de methodes in de doorlopende leerlijnen passen, is de verantwoordelijk-heid van de uitgevers.”Ria van de Vorle: “SLO heeft geïnventariseerd in hoeverre de bestaande methoden de referentieniveaus afdekken. Daaruit blijkt dat er voldoende materialen zijn om aan de referentieniveaus te werken. Op het leermiddelenplein kan iedere instelling dit checken.”

Hoe voorkomen we dat er deelnemers tussen wal en schip vallen? Hugo Hopstaken: “We zijn aan het werk gegaan voordat alles was uitgekristalliseerd en dus moeten we de invoering de komende jaren zorgvuldig organiseren. Deelnemers moeten niet de dupe worden van het feit dat zij in hun opleiding nog niet optimaal worden voorbereid terwijl zij toch de centraal ontwikkelde examens moeten doen. Daar kun je allerlei oplossingen voor bedenken.”Ria van de Vorle: “Aan de andere kant moet het doel wel in zicht blijven: het gaat om versterking van taal- en rekenvaardigheden. Dat bereiken we niet zonder extra inspanning van roc’s, docenten en deelnemers.”

Zijn er nog punten waarover we ons zorgen moeten maken?Ria van de Vorle: “Een valkuil is dat iedereen in zijn eigen sector zijn eigen stukje blijft doen. Binnen je sector werken met het referentiekader is niet hetzelfde als het werken aan doorlopende leerlijnen.”Hugo Hopstaken: “En werken aan doorlopende leerlijnen is ook niet hetzelfde als het taal- en reken- niveau verhogen! Het is niet de bedoeling alleen maar in te zetten op toetstraining, op kunstjes leren. De nadruk moet liggen op het verbeteren van de taal- en rekenprestaties.”

Bestaan er voor taal en rekenen al voorbeelden van een goede aansluiting op het raakvlak van voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs?Ria van de Vorle: “SLO voert op verzoek van OCW pilots op de snijvlakken van sectoren uit, waarbij wordt nagegaan hoe de invoering van de referentieniveaus verloopt. Je ziet diverse initiatieven op de drempel van voortgezet naar beroepsonderwijs. Een goed voorbeeld vind ik Doetinchem, waar het Graafschap College met het praktijkonderwijs, het vmbo en een ander roc een overdrachtsdossier heeft ontwikkeld. De resultaten van de examens Nederlands en de rekentoets in het voortgezet onderwijs geven wel informatie over het taal- en rekenniveau van de leerlingen, maar de vraag is

of het mbo daar voldoende aan heeft. Een overdrachts-dossier is veel inzichtelijker. En er gebeurt meer in Doetinchem: er ligt een gezamenlijke beleidsvisie op taal en rekenen, er is draagvlak gekweekt en er worden professionaliseringsbijeenkomsten voor docenten georganiseerd.”

We spoelen de film even door. Het is vijf jaar later en we hebben hier aan tafel de ontwikkeling van de doorlo-pende leerlijnen taal en rekenen geëvalueerd. Wat is onze belangrijkste conclusie?Ria van de Vorle: “Dat het mbo aanzienlijk meer met het voortgezet onderwijs in gesprek is dan vijf jaar geleden. Dat docenten ervaren dat ze onderdeel zijn van een keten. Dat een goede overdracht veel gebruikelijker is

en dat er inhoudelijk meer afstemming is.”Hugo Hopstaken: “Eén ding weet ik zeker: we zullen in 2015 niet constateren dat we met taal en rekenen ineens toch een heel andere richting zijn ingeslagen. Dat kan niet, want de basis voor deze verandering is verankerd in een wet en die wet blijft de komende twintig jaar wel van kracht. Ik hoop over vijf jaar te constateren dat dit rust en continuïteit heeft gebracht.”

Bestaat er nog een kans dat de doorlopende leerlijnen taal en rekenen tegen die tijd gezelschap hebben gekregen van andere doorlopende leerlijnen?Ria van de Vorle: “Voor Engels misschien.”Hugo Hopstaken:“Ik zou dat niet gek vinden. Het Europees referentiekader moderne vreemde talen ligt er immers al. We zullen zien.”

Hugo Hopstaken: “We zullen in 2015 niet plotseling een heel andere richting ingeslagen zijn.”

Andere informatiebronnen

Op de overkoepelende site www.taalenrekenen.nl (OCW) is veel algemene informatie over het referentiekader te vinden, inclusief de uitgewerkte referentieniveaus. Instellingen die willen nagaan hoe lesmethoden zich verhouden tot de referentieniveaus, kunnen terecht op het leermiddelenplein van SLO. Een inventarisatie is te vinden door in het zoekvenster ‘referentie- niveaus’ te typen of door te gaan naar: www.slo.nl/downloads/2009/Referentieniveaus-in-taal-en-rekenmethodes.pdf.In september heeft SLO met veel partijen, waaronder het Steunpunt taal en rekenen mbo, een aparte krant gepubliceerd, geheel gewijd aan de referentieniveaus taal en rekenen voor het middelbaar beroepsonder-wijs. Deze krant is te vinden op de website taalenrekenen.nl.

Page 8: SLO Context BO

8

Het kennisniveau van taal en rekenen moet omhoog. Daarover is iedereen in het onderwijsveld het eens. Om de gewenste

kwaliteitsslag te kunnen maken, is een referentiekader opgesteld. Dit kader beschrijft het taal- en rekenniveau dat

leerlingen moeten hebben in de verschillende fases in hun schoolloopbaan. De referentieniveaus maken duidelijk wat

leerlingen op welk moment moeten kennen en kunnen. Bijzonder is dat alle sectoren, van het basisonderwijs tot en met

het middelbaar beroepsonderwijs, deze afspraken onderschrijven. Om de niveaus te halen, ontplooien scholen, sector-

organisaties en instellingen allerlei initiatieven. Deze versterkte aandacht voor taal en rekenen zal ongetwijfeld ten

koste gaan van de aandacht voor andere vakken en leergebieden. Is dat terecht?

De Stelling

De leraar: “Leerlingen bij de beroepsgerichte vakken op spelfouten beoordelen, gaat te ver”

De bestuursvoorzitter:

“Het échte offer moet worden gebracht door de politiek”

De beleidsadviseur:

“Het risico is dat jonge, goede vakmensen straks niet aan de slag kunnen”

De gewenste niveauverhoging van taal en rekenen dwingt andere leergebieden en vakken terecht tot offers

Page 9: SLO Context BO

9

“Wie de basisvaardigheden niet beheerst, kan vastlopen in zijn loopbaan. We hebben al goede ervaringen met taalgericht vakonderwijs in verschillende opleidingen. Nu kijken we hoe we de achterstanden constructief en effectief kunnen wegwerken. Daarbij werken we aan taal en rekenen in de vaklessen, aparte workshops of lessen en remedial teaching voor leerlingen met leerproblemen. Bij talige opleidingen als zorg en welzijn, handel en commercie stonden aparte taallessen al op de lessentabel. Bij andere opleidingen komen die er bovenop. Idealiter heeft ieder team een taalcoach, die collega’s begeleidt. Wel is taalonderwijs nadrukkelijk de verantwoordelijkheid van een heel team. Voor rekenen gaan we dezelfde structuur opzetten.”

“De referentieniveaus maken helder aan welke eisen leerlingen bij de doorstroom naar een vervolgopleiding moeten voldoen. Dat neemt, hoop ik, drempels weg en daar ben ik blij mee. Wel heb ik er een groot ‘maar’ bij. Bij rekenen gaat het bij de F-niveaus om functioneel gebruik, maar voor taal zijn ze geschoeid op de leest van het voortgezet onderwijs, heel algemene en schoolse contexten. Ook lijkt het niveau van de (voorlopige) examenopgaven nogal pittig. Het risico is dat jonge, goede vakmensen straks niet aan de slag kunnen, omdat ze zakken voor het examen. Daarom zitten we in een resonansgroep voor examens, twee van onze leraren zijn toetsconstructeurs voor Cito en zoveel mogelijk deelnemers gaan meedoen aan pilots en voorbeeldexamens. De eisen voor het examen in 2014 moeten wel realistisch zijn.”

Jos LeenhoutsVoorzitter college van bestuur ROC Mondriaan, Den HaagBestuurder MBO Raad

Caroline van EijkBeleidsadviseur taal en rekenenAlbeda College, Rotterdam

“Ik vind het ongelofelijk belangrijk dat leerlingen goed en correct Nederlands leren en kunnen rekenen. In de laatste decennia zijn we daar heel slordig in geworden. Dat heeft ook te maken met een verslapping in de omgang met elkaar. Hoeveel kan het je schelen?! Maar behalve leerlingen stimuleren om te leren, moeten we ze ook basisvaardig-heden aanleren: back to basics, taalfouten gewoon verbeteren. Daar moeten we alle leraren bewust van maken.”

“Het mbo kan de gestelde eisen op dit moment moeilijk realiseren. Zeventig procent van de leerlingen komt met een te laag niveau binnen, maar in 2014 zijn de eerste examens, dus we moeten gigantisch investeren. Terwijl we achterstanden wegwerken, zullen we inderdaad aan een aantal dingen niet toekomen. Die keuzes worden uiteraard op opleidingsniveau gemaakt. Zodra leerlingen op een goed niveau van het basis- en voortgezet onderwijs komen, kunnen we ons beperken tot het onderhoud van taal en rekenen.”

“We proberen ook onze overheadkosten te verminderen, maar dat is niet eenvoudig. Voor de invoering van taal en rekenen heb je weer mensen op centraal niveau nodig die het regelen, registreren, monitoren en verantwoorden. Kapitalen gaan op aan de verantwoordingsdruk, die ons wordt opgelegd. Het échte offer moet daarom worden gebracht door de politiek. Daar gaat het alleen nog maar over meten en wegen en niet meer over dóen. Door alle verantwoor-ding zijn we niet meer bezig met de ‘echte’ werkelijkheid van het doen. Dat moet veranderen, anders gaat het mis in het onderwijs.”

Jitske Meinema Leraar zorg & welzijn, stagecoördinator, decaan Christelijk College Zeist

“Vakleraren moeten zich meer gaan bezig- houden met taal en rekenen. Dit kost naar mijn mening extra tijd en energie. In het examenprogramma zitten op dit moment natuurlijk al veel aspecten die met taal en rekenen te maken hebben. De leerlingen maken onder meer e-mails, stageverslagen en sollicitatiebrieven. Bij het lezen van een recept, afwegen van producten en het maken van kostenplaatjes komt het rekenen aan bod. Zo nodig krijgt de leerling extra hulp van de collega’s Nederlands en wiskunde. Het is logisch dat taal en rekenen belangrijk zijn voor het centraal schriftelijk en praktisch examen, maar dat leerlingen bij de beroeps-gerichte vakken ook op spelfouten worden beoordeeld, gaat mij te ver.”

“Of het gevraagde referentieniveau 2F hét niveau van onze leerlingen is, kan ik nog niet beoordelen. We moeten ons gaan verdiepen in de referentiekaders en bekijken of de didactiek aangepast moet worden. Dat is goed. Zo blijkt dat leerlingen die van de basisschool komen volgens wel negen verschillende methodes rekenen hebben geleerd. Dat schept verwarring. Hier zullen we op moeten inspelen. We moeten ons afvragen of methodes die we gebruiken goed aansluiten of dat we zelf materiaal moeten ontwikkelen. Leraren krijgen tijd om zich hiermee bezig te houden en het wordt besproken op teambijeenkomsten.”

Idee voor een volgende stelling?Stuur uw tip naar [email protected]

Teks

t: Tr

uus G

roen

eweg

en •

Foto

grafi

e: Ja

nSch

artm

an

Page 10: SLO Context BO

> slo programmalijn> vakvernieuwing

De programmalijn ‘vakvernieuwing’ heeft als doel om voor de verschillende vakken onder andere kerndoelen, examen- programma’s en voorbeeldmateriaal te ontwikkelen.p

Na de herziening van de examenprogramma’s hebben vmbo-scholen meer vrijheid gekregen voor het inrichten van de schoolexamens en meer ruimte om tegemoet te komen aan de wensen van de leerlingen. Dat heeft het voor de docenten niet gemakkelijker gemaakt. Het SLO-project Kwaliteitsborging schoolexamens vmbo is bedoeld om docenten houvast te bieden bij de ontwikkeling van schoolexamens.

Hoe maak je een goed vmbo-schoolexamen?10

Page 11: SLO Context BO

1111

of duidelijke afspraken binnen de sector over dat schoolexamen? Met name dat laatste ontbreekt: er wordt sterk geleund op de kwaliteiten van de lesgevers. Prima, zij hebben die kwaliteiten. Maar blinde vlekken ontstaan overal. Ook in het onderwijs en ook bij die goede lesgever. Dit project kan ons helpen deze blinde vlekken te herkennen en te verhelpen. Zeker gezien het feit dat een aantal van deze blinde vlekken ertoe hebben bijgedragen dat uiteindelijk SLO met deze cyclische kwaliteitsborging kon komen: wij leerden van hen en zij leerden van ons.”

VerbeterenWat wil De Waerdenborch bereiken ten aanzien van de kwaliteit van de schoolexamens? “Allereerst een aantal instrumenten c.q. hulpmiddelen paraat te hebben die we kunnen hanteren om de kwaliteit van de schoolexa-mens op elke plek binnen de cyclus te kunnen verbete-ren. Hierdoor kun je er bijna van uitgaan dat je kwalitatief goede PTA’s en schoolexamens hebt. Je kunt dan als school tegen leerlingen, ouders en/of inspectie zeggen: wij hebben kwalitatief goede PTA’s en schoolexamens en dat hebben wij op deze manier intern gecontroleerd. Met de inhoudelijke verbetering van de PTA’s kun je vervolgens ook bereiken dat je leerlingen exact weten wat ze moeten leren voor een schoolexamen. Hoe vaak komt het niet voor dat er gezegd wordt: hoofdstuk 1 tot en met 5 moet je leren, maar er wordt slechts over 1 tot en met 3 wat gevraagd. Of leerlingen vragen de laatste les voor het schoolexa-men: wat moet ik ook alweer leren? Door in het PTA te zetten wat de leerlingen moeten kennen en kunnen, kun je ze veel meer sturen. Ook voor ouders en huiswerkbegeleiders heeft dit een voordeel: zij weten inhoudelijk wat de leerlingen moeten kennen. Overi-gens is dit voor collega’s soms best lastig te benoemen! Tip: in de huidige methodes staan deze leerdoelen vaak in de samenvatting van het hoofdstuk.”

Het schoolexamen is volgens projectleider John Hendriks voor docenten een ingewikkelde aangelegen-heid. “De vraag is altijd weer: hoe kun je leerresultaten, waar je voor een deel zelf verantwoordelijk voor bent, op een eerlijke en betrouwbare manier beoordelen? Zijn de vragen wel goed? Zijn ze niet te moeilijk, of te gemakkelijk? Sluiten ze wel aan bij wat ik in de les heb behandeld? Om de docenten te helpen, hebben wij die hele complexe materie van het schoolexamen en alles wat daar bijkomt door middel van een toetscyclus overzichtelijker gemaakt.”

Zes stappenDe toetscyclus bestaat uit zes stappen die achtereen-volgens aan de orde komen: het toetsbeleid, het schoolexamen als geheel (PTA en examenreglement) en examenreglement), het maken van de opgaven, de afname van de toets, het nakijken van de toets (inclusief de nabespreking van de resultaten) en de evaluatie en indien nodig het verbeteren van het schoolexamen en de toetsen. Hendriks: “De stappen van de toetscyclus komen bij ieder examen terug. De school kan op die manier elke keer een verbetering aanbrengen. De toetscyclus draagt zo bij tot een procesmatige aanpak van het schoolexamen. Voor veel docenten en management is dit relatief onbekend terrein. Het maken van toetsen en examens komt in de lerarenopleidingen niet zo nadrukkelijk aan de orde.”

ChecklistOm de schoolexamens inhoudelijk en procesmatig goed voor elkaar te hebben, moet er heel wat gebeuren. Hendriks: “De toetscyclus die wij hebben ontwikkeld kan door scholen, secties en docenten gebruikt worden als een checklist om na te gaan wat ze al wel doen en waar nog aan gewerkt moet worden. Op die manier ontstaat er snel een ‘to do’-lijst voor het schoolexamen. Vervolgens kan de school zelf bepalen welke onder-delen of stappen de hoogste prioriteit hebben.”

Blinde vlekkenEen van de scholen die deelnemen aan het project Kwaliteitsborging schoolexamens vmbo is De Waerden-borch in Holten. Voor Jan-Wolter Smit, coördinator onderwijsontwikkeling van de bovenbouw vmbo, zijn de schoolexamens een belangrijk aandachtspunt: “Als school wil je kwaliteit leveren. Dit kan alleen als je instrumenten hebt om die kwaliteit te kunnen controleren, beheersen en borgen. Ik denk dat de noodzaak om onze schoolexamens te verbeteren niet eens zo heel hoog was. Uit (interne) onderzoeken bleek dat qua resultaten, maar ook qua kwaliteit onze schoolexamens goed op niveau waren. Toch hangt vaak veel af van de individuen die verantwoordelijk zijn voor het ontwikkelen van de schoolexamens. Als een sterke schakel wegvalt, is het afwachten of de ketting heel blijft. Met andere woorden: wat bepaalt de kwaliteit van de schoolexamens, de enthousiaste/goede docent

Teks

t: Re

né Le

verin

k• Fo

togr

afie:

Jan

Scha

rtm

an

“De ene school volgt het stappenplan vrij strikt, terwijl de andere school het meer als een inspiratiebron en uitgangspunt ziet.”

< John Hendriks

Page 12: SLO Context BO

Extra belastingSmit denkt dat de hoge eisen die de school stelt aan de kwaliteit van het schoolexamen en de beschrijving ervan in het PTA en het examenreglement wel een extra belasting voor de docenten met zich meebrengt: “Het vraagt een extra toevoeging, waarover wel wat langer moet worden nagedacht dan alleen het vermelden van hoofdstukken en paragrafen. Daarnaast is het een continu proces van controleren en aanpassen. Gedurende het gehele schooljaar. Dat vraagt tijd, maar ook discipline. Zeker omdat we nog maar aan het begin staan en het nog geen routine is. Andere scholen zou ik willen adviseren: werk stap voor stap. Ga niet proberen én schoolexamens én PTA’s in één keer te verbeteren. Het kost best veel tijd en moeite. Schrik ook niet als het tegenvalt. Kies ook een natuurlijk moment. Wij zijn begonnen met een enquête onder leerlingen. Op dat punt zijn wij in de cyclus gestapt. Dat is het grote voordeel van het instrument: je kunt overal beginnen.”

Naast De Waerdenborch zijn er nog vijf andere projectscholen. John Hendriks: “Zij hebben de ruimte om op hun eigen manier met de toetscyclus om te gaan. De ene school volgt het stappenplan vrij strikt, terwijl de andere school het meer als een inspiratiebron en uitgangspunt ziet. Juist door die verschillende benaderingen kunnen we nagaan hoe scholen het meeste rendement uit de toetscyclus kunnen halen. Ideaal zou zijn als elke vmbo-school zijn eigen toetscy-clus maakt. Dit is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van docent, vaksectie en schoolleiding.”

12

Teks

t: Al

y Br

eem

haar

Jan-Wolter Smit

Sinds de invoering van het vmbo in 1999 bestaat het eindexamen uit een schoolexamen en een centraal examen. In 2003 zijn de eerste eindexamens afgenomen.Van de examenstof komt twee derde in het schoolexamen aan de orde en een derde in hetcentraal examen. Voor elk algemeen vak en beroepsgericht vak heeft het ministerie van OCW de examenstof in het examenprogramma vastgesteld. Het examenprogramma geeft aan welke examen-eenheden en eindtermen tot het centraal examen gerekend worden en welke in het schoolexamen geëxamineerd worden. De inhoud van het centraal examen is gelijk voor alle scholen. De inhoud van het schoolexamen kunnen de scholen zelf invullen en kan daardoor per school verschillen. Het schoolexa-men bestaat uit een examendossier met de toetsen zoals die in het Programma van toetsing en afsluiting (PTA) zijn opgenomen. Het aantal toetsen van het schoolexamen bepaalt de school zelf en ze worden door de eigen docenten gemaakt, nageke-ken en beoordeeld. In de tijd gezien volgt het centraal examen op het schoolexamen. De beoorde-lingen voor het schoolexamen moeten vastgesteld zijn voordat het centraal examen begint.

Hoe zit het precies met het schoolexamen vmbo?

“Ga niet proberen én schoolexamens én PTA’s in één keer te verbeteren. Het kost best veel tijd en moeite. Schrik ook niet als het tegenvalt”

Page 13: SLO Context BO

1313

w

13

Leer gestructureerd kijken naar uw eigen onderwijs

Leerplankunde voor teamsDriekwart van de roc’s en aoc’s vindt dat er een verbeterslag nodig is wat de professionalisering van docenten betreft. Niet zozeer voor hun eigen vak, maar wel voor het leerplankundig benaderen van opleidingen. Dit blijkt uit een landelijk veldonderzoek dat SLO heeft gehouden onder teamleiders en opleidingsmanagers van nagenoeg alle mbo-instellingen.

Liesbeth Pennewaard is leerplanontwikkelaar bij SLO. Deze uitslag verrast haar niet. Pennewaard: “Docenten zijn opgeleid om vanuit hun eigen vak naar een opleiding te kijken en niet om gezamenlijk met een team een opleiding te ontwikkelen. Toch is dat wel wat nu van hen gevraagd wordt. Stel je bent docent Engels en je krijgt de opdracht om samen met je collega’s een opleiding competentiegericht vorm te geven. Je krijgt een kwalificatiedossier voor je, wat informatie over burgerschapsvorming en dan moet je met behulp daarvan bestaande opleidingen omvormen. Dan voel je je onzeker, want je hebt dat nog nooit gedaan en je beschikt niet of nauwelijks over leerplankundige kennis. Bovendien is de tijd die beschikbaar is om een nieuw concept met een team echt goed vorm te geven vaak veel te beperkt. Dan is het logisch dat dat niet altijd tot een optimaal resultaat leidt.”

Analyseer je eigen onderwijsSLO kan teams helpen bij de vertaalslag van het kwalificatiedossier naar goed onderwijs. Niet om te vertellen welke kant ze op moeten, maar wel om hen te helpen hun opdracht op een leerplankundige manier te benaderen. Een benadering die ervoor kan zorgen dar er meer evenwichtige opleidingen ontstaan waarbij aan alle belangrijke aspecten een juist gewicht is toegekend. In de praktijk vertaalt zich dat onder andere in een samenhangend leerplan en bijvoorbeeld in efficiënt gebruik van leermaterialen waar leerlingen mee uit de voeten kunnen. Een team van vier SLO-leerplan- ontwikkelaars, ieder met een eigen aandachtsgebied, zet zich in om opleidingsteams op mbo’s te helpen hun onderwijs leerplankundig te analyseren met behulp van een leerplankundige analysescan. Kern daarvan is het curriculaire spinnenweb. In het spinnenweb zijn alle aspecten beschreven die van belang zijn bij het (door-)ontwikkelen en vormgeven van een opleiding. Door deze aspecten in de scan gericht te bevragen, wordt een team zich bewust van de relatie en de samenhang tussen de verschillende ‘spinnenwebdraden’.

ResultaatPennewaard: “Wat je bereikt met deze leerplankundige analysescan is dat je als team ziet waar het ontbreekt aan samenhang. Deze manier van werken geeft een team leerplankundige kennis, wat leidt tot meer zelfvertrouwen en, en daar gaat het uiteindelijk om, structuur in het curriculum. Teams kunnen na een korte introductie zonder begeleiding werken met de scan en ook dat is een voordeel. Wij zijn heel blij dat we op deze manier onze leerplankundige kennis en ervaring kunnen inzetten ten behoeve van de teams die uiteindelijk de kwaliteit van hun opleidingen willen verbeteren.”

Kúnt u eigenlijk wel veranderen?Een ander instrument is de Piramide van Bacatt. Deze is bedoeld om de verandercapaciteit binnen een school, afdeling of opleiding te onderzoeken: hoe groot is het draagvlak, welke middelen zijn beschikbaar, hoeveel vertrouwen geniet het team? Door met al deze zaken letterlijk te gaan bouwen, ontdek je vanzelf waar iets wankelt. Met behulp van dit instrument kunnen dus de kritische contextfactoren in kaart gebracht worden om de gewenste verandering kans van slagen te geven.

Meer houvastKortom, leerplankundige kennis biedt houvast om opleidingen effectief, efficiënt en duurzaam te verbeteren. Opleidingsteams hebben niet per definitie die kennis in huis. Met behulp van de leerplankundige analysescan en/of met directe hulp van het SLO-team, is die kennis beschikbaar, direct toepasbaar én, meest belangrijk, overdraagbaar naar (ontwikkel)teams.

Meer weten? Kijk op www.slo.nl/mbo/thema, meld u aan voor de nieuwsbrief op www.slo.nl/formulieren/nieuwsbriefalg of neem contact op met Liesbeth Pennewaard ([email protected]).

Teks

t: Al

y Br

eem

haar

Page 14: SLO Context BO

14 Kenniscentrum Leermiddelen

Kenniscentrum Leermiddelen (KCL) heeft als doel overzicht te bieden in het aanbod en kennis te vergaren over de ontwikkeling, de invoering en het gebruik van leermiddelen. Op deze plaats voorziet het KCL u van informatie over recente ontwikkelingen. Voor de meest actuele informatie hierover kunt u terecht op www.slo.nl of www.leermiddelenplein.nl.

Uw mening telt!Het oordeel van gebruikers op het leermiddelenplein

U hebt een nieuwe televisie nodig. U wilt een ‘state of the art’ exemplaar tegen de laagste prijs en met een groot bedieningsgemak. Wat doet u? Waarschijnlijk gaat u naar www.kieskeurig.nl. Naast de technische eigenschappen van verschillende typen televisies van uiteenlopende merken, vindt u daar ook het oordeel van gebruikers die al eerder een televisie aanschaften.

Tegenwoordig zijn er tal van internetsites waarop naast feitelijke informatie over producten ook het oordeel van consumenten over die producten te vinden is. Op die sites kunnen consumenten over het algemeen op twee manieren hun oordeel over een product geven: met een review, waarin de mening beschreven kan worden in kernachtige bewoordingen, en met een rating, waarbij de consument een product door toekenning van een cijfer, sterren of andere symbolen beoordeelt. Een product kan op meerdere punten beoordeeld worden, bijvoorbeeld degelijkheid, vormgeving, bedienings- gemak of totaaloordeel.

Gebruikers beoordelen leermiddelenU staat voor de klas en bent op zoek naar ‘los’ lesmateriaal dat u aanvullend op een bepaald hoofd-stuk uit het lesboek wilt gebruiken. Daarvoor gaat u naar www.leermiddelenplein.nl. U kunt daar losse leermiddelen zoeken die bij een vak en onderwerp passen. Als u het resultaat van uw zoekactie op het scherm heeft en u klikt door naar de detailpagina van het gevonden leermiddel dan kunt u daar sinds kort op het tabblad ‘Uw mening’ de mening aantreffen van andere gebruikers. Ook kunt u daar uw eigen oordeel achterlaten. Dat kan in de vorm van een review en/of door het toekennen van sterren (rating).

Wijze van beoordelenHet schrijven van een review is mogelijk voor leraren, ouders en leerlingen. Het ‘raten’ is voorbehouden aan leraren. Als leraar kunt u leermiddelen op een vijftal punten beoordelen.

Beschrijvingen en ervaringenElk jaar maakt SLO beschrijvingen van methoden voor het primair en voortgezet onderwijs. In die beschrijvingen wordt ingegaan op een aantal belangrijke aspecten van een methode, onder andere op de didactische uitgangs-punten en de mogelijkheden tot zelfstandig werken.Ook vraagt SLO leraren hun ervaringen met methoden te beschrijven volgens een afgesproken format.

Van nieuwe ‘beschrijvingen’ en ‘ervaringen’ wordt altijd melding gemaakt in de rubriek ‘Onder de loep’ op www.leermiddelenplein.nl Als van een vakgebied meerdere methoden beschreven zijn, kunt u die methoden op een aantal belangrijke eigenschappen met elkaar vergelijken door van de vergelijkingsoptie op het leermiddelenplein gebruik te maken.

Voorbeeldmateriaal van SLOSLO voert veel projecten uit waarin samen met scholen gewerkt wordt aan voorbeeldlesmateriaal. Zo is er voorbeeldmateriaal ontwikkeld voor de vakken in de tweede fase van havo en vwo waarvan het examen- programma gaat veranderen. Het ontwikkelde voorbeeldmateriaal is via www.leermiddelenplein.nl te vinden en te downloaden. Zo worden voorbeeld- modules voor de vakken nieuwe economie en nieuwe scheikunde in de tweede fase op het leermiddelenplein aangeboden. Daarnaast is er nog veel meer ander voorbeeldmateriaal te vinden. Een overzicht van al het beschikbare materiaal kunt u als volgt oproepen:• U gaat naar www.leermiddelenplein.nl• U klikt op ‘verfijnen’ onder het kopje ‘Eigenschappen’• U vinkt ‘gemaakt door SLO’ aan.U krijgt dan een complete opsomming van het beschikbare voorbeeldlesmateriaal. Bent u op zoek naar materiaal voor een specifieke doelgroep en/of vak, dan kunt het zoekresultaat nog verder verfijnen.

Page 15: SLO Context BO

15

VakLeergebied Mens en Natuur

Biologie

Natuur- en scheikunde

Wiskunde

NederlandsEngelsEngels TTODuitsFrans

TitelAlles over DNABasisNatuurWetenschappenNasteqBiologie & Verzorging voor jou (2e editie)Biologie voor jou onderbouw (6e editie)Nova, nieuwe natuur- en scheikunde voor de onderbouw havo en vwoGetal en ruimte onderbouw, editie 2008Getal en ruimte tweede fase, editie 2007Talent tweede faseNew Interface second edition, onderbouwInspirationSalzgitter heute onderbouw (2e editie)Grandes Lignes onderbouw (4e editie)

Beschrijvingjajajajajajajajajajajajajaja

Ervaring----

ja---------

15> kijk ook op leermiddelenplein.nl

Allereerst kunt u aangeven hoe u oordeelt over de mogelijkheid om leerlingen zelfstandig met het leermiddel te laten werken. Daarna kunt u aangeven of met behulp van het leermiddel gedifferentieerd kan worden, bijvoorbeeld in tempo of niveau. Vervolgens wordt u gevraagd of het voldoende mogelijk is om het leermiddel zelf aan te passen aan uw wensen en naar het gebruikersgemak. Tot slot kunt u een totaaloordeel geven. Soms is het lastig om over een bepaald item iets te zeggen. Het is bijvoorbeeld zelden mogelijk om software aan te passen. Dan kunt u ‘niet van toepas-sing’ aanvinken bij het item ‘aanpasbaarheid’. Alvorens uw review of rating op het leermiddenplein getoond wordt, wordt u per e-mail gevraagd om uw bijdrage te bevestigen. Het gemiddelde van de ratings wordt bovenaan de pagina getoond. Daarbij staat vermeld hoeveel leraren hun oordeel hebben gegeven.U kunt alleen de losse leermiddelen van een review of rating voorzien. Die mogelijkheden zijn er niet bij methoden. Methoden zijn omvangrijk en strekken zich vaak over meerdere leerjaren uit. Reviews en ratings zijn te beperkte middelen om recht te doen aan het karakter van methoden.

De macht van het getalDe mogelijkheid tot ‘raten’ en ‘reviewen’ bestaat pas sinds kort. Vlak voor de zomervakantie, in juni 2010, is het tabblad ‘Uw mening’ beschikbaar gekomen. Dat betekent, dat het aantal gebruikersoordelen nog beperkt is. Door als gebruiker van ‘losse leermiddelen’ uw oordeel achter te laten, kunt u de informatie over die leermiddelen verrijken. Hoe meer gebruikers hun oordeel geven, hoe betrouwbaarder de gemiddelde

In de afgelopen maanden verschenen van de volgende methoden beschrijvingen en/of ervaringen:

beoordeling wordt. Een goede gemiddelde beoordeling die gebaseerd is op de bijdragen van 80 leraren zegt meer dan hetzelfde goede gemiddelde dat op twee beoordelingen gebaseerd is. Hier geldt de macht van het getal en u kunt daaraan een belangrijke bijdrage leveren.

Uitwisseling met andere portalsDe beoordelingen op het leermiddelenplein worden uitgewisseld met andere portals, zoals bijvoorbeeld Wikiwijs. Omgekeerd is het ook zo, dat beoordelingen op andere portals ook getoond worden op het leermid-delenplein. Zo kan het aantal beoordelingen snel groeien.

Optimale informatievoorzieningHet leermiddelenplein voorziet in informatie op basis waarvan leraren verantwoord leermiddelen kunnen kiezen. Zo vermeldt het leermiddelenplein minimaal de basisgegevens van leermiddelen (titel, auteur, uitgever, doelgroep). Bij een groeiend aantal leermiddelen maakt SLO objectieve beschrijvingen die dieper op een aantal aspecten van het leermiddel ingaan. Enkele van de besproken aspecten zijn: hoe gaat het leermiddel om met toetsing, wat zijn de didactische uitgangspunten, wat is het aandeel ict? Ook worden steeds meer gebruikerservaringen geplaatst. En sinds kort kunnen leermiddelen dus ook door meerdere gebruikers worden beoordeeld in de vorm van reviews en ratings. Hierdoor wordt de informatievoorziening op het leermiddelen-plein nog completer.

Page 16: SLO Context BO

16

> slo programmalijn> diversiteit in het leerplan

De programmalijn ‘diversiteit in het leerplan’ heeft als doel om - binnen gemeenschappelijke leerplankaders - recht te doen aan de diversiteit in de leerlingpopulatie.p

Hans Kuhlemeier is als onderzoeker gepokt en gemazeld met zijn ruim twintig jaar ervaring bij Cito. Het verbaast hem dat er nog maar zo weinig bekend is over hoe ver scholen zijn met competentiegericht onderwijs: “Er zijn boekenkasten over vol geschreven. Iedereen heeft er een mening over en het kost ook veel tijd en geld. Natuurlijk wil je dan weten of dat landt in de onderwijspraktijk. En dan zien we dat competentie- gericht onderwijs vaak mondjesmaat gebeurt. Dat wil trouwens niet zeggen dat de ontwikkelingen in het vmbo stilstaan. Integendeel.”

Het principe van het competentiegerichte onderwijs spreekt vmbo-scholen aan. Centraal stellen van competenties, dus een mix van kennis, vaardigheden en houdingen, leren vanuit praktijksituaties, werken in groepjes, dat zijn elementen die bij uitstek passen bij de leerlingen in het vmbo. Ook sluit het beter aan op het vervolg in het mbo.

Het onderwijs in het vmbo vernieuwt volop. Er is veel aandacht voor leren door te doen. Maar hoe competentiegericht werken scholen precies, welke resultaten levert het op en tegen welke moeilijkheden lopen ze aan? Twee onderzoekers van Cito en SLO, Hans Kuhlemeier en Jan Sniekers, doken in de materie. Hun conclusie: een zeer gevarieerd, maar ook gefragmenteerd beeld.

Competentiegericht onderwijs in het vmbo

Hoe ver willen scholen gaan?

Teks

t: Ca

rolie

n N

out•

Foto

grafi

e: Ja

n Sc

hart

man

Page 17: SLO Context BO

1717

Teks

t: Ca

rolie

n N

out•

Foto

grafi

e: Ja

n Sc

hart

man

De onderzoekers ondervroegen een representatieve groep docenten verzorging en zorg en welzijn-breed in het vmbo. De vragen gingen onder andere over de visie op onderwijs en leren, keuze en ordening van de leerstof, didactische werkvormen, leeractiviteiten, het lesmateriaal en de evaluatie van de leervorderingen. Daarmee kregen we een realistisch landelijk beeld van het competentiegerichte onderwijs, aldus Kuhlemeier.

Waar zie je de sterkste ontwikkeling? “Op het gebied van de leerinhouden lijkt er een grote slag te zijn gemaakt. Praktijkdocenten besteden veel aandacht aan competenties zoals leren samenwerken, plannen, informatie opzoeken, presenteren en omgaan met patiënten. Het is verleidelijk om die aandacht voor competenties te zien als een gevolg van het nieuwe examenprogramma. Competenties behoren tegen-woordig immers tot de verplichte examenstof en worden ook in de centrale praktijkexamens volop getoetst.”

Met welke onderdelen hebben scholen moeite?“De integratie van algemeen vormende en praktijk- vakken is een kenmerk van competentiegericht onderwijs. In de praktijk zien we dat moeizaam op gang komen. Op nog maar weinig scholen geven avo- en beroepsgerichte docenten samen les aan een grotere groep leerlingen, bijvoorbeeld in een leerplein. Ook maken ze weinig gebruik van competentiegerichte evaluatievormen, waarbij leerlingen zichzelf en elkaar beoordelen.”

Het grootste deel van de docenten is enthousiast, zo blijkt uit het onderzoek. Verbaast je dat?“Nee, want competentiegericht onderwijs is geen vernieuwing die van bovenaf wordt opgelegd in het vmbo. Het is niet verplicht en wordt niet zoals vroeger gebeurde, met draaiboek en al, ingevoerd. Het is meer een proces van onderop. We zien dat het idee van competentiegericht onderwijs onder praktijkdocenten vmbo geen echte tegenstanders kent. Praktijkdocenten willen vakkennis aanbieden in de context van beroeps-gerichte opdrachten. Sommige vakdocenten zijn trouwens wel bang dat de kennis van hun vak daardoor ondersneeuwt. Verder blijkt de meerderheid er niet voor om kennis pas aan te bieden op het moment dat de leerling daar zelf om vraagt. Blijkbaar vinden docenten het toch moeilijk om de touwtjes uit handen te geven.”

Wat hebben docenten nodig om het onderwijs verder te ontwikkelen?“Er is een schrijnend gebrek aan lesmateriaal waarin de algemene vakken geïntegreerd zijn met de praktijk-vakken. Het is ontzettend veel werk en ook heel moeilijk voor docenten om dat zelf te ontwikkelen. Ook wat toetsing betreft is er nog een wereld te winnen. Beoordeling van leerlingen gaat vaak nog op de

ouderwetse manier: theoretisch, schriftelijk en heel talig. Daar doe je dit type leerlingen echt geen plezier mee. Het is jammer dat de ‘Rubrics’ (zie kader) nog maar weinig worden gebruikt. Misschien komt dat door onbekendheid, want als ik er met docenten over praat, reageren ze altijd heel enthousiast. Met de juiste beoordelingsvormen maak je leerlingen bewust van de eisen die je aan ze stelt en de doelen waar ze naartoe werken. In competentiegericht onder- wijs staat de toetsing in dienst van het leren. Je wilt de prestaties van leerlingen vergelijken met hun eerdere prestaties en ze niet alleen onderling vergelijken.”

In het onderzoek is ook gekeken naar de twee proef- scholen die SLO heeft begeleid bij de ontwikkeling van competentiegericht onderwijs (zie kader). Hoe verhoudt zich dat tot het landelijke beeld? “De twee proefscholen behoren tot de meest vernieuwende scholen uit het onderzoek. Ik heb de collega’s van SLO hiermee gefeliciteerd, want het is gelukt om op die proefscholen onderwijs te maken dat ver boven het maaiveld uitsteekt. Het is echt anders dan de ‘mainstream’. Dat is een hele prestatie als je ziet hoe moeilijk veranderbaar het onderwijs is.”

Proefscholen onderscheiden zichProjectleider Jan Sniekers van SLO neemt het compliment met alle bescheidenheid in ontvangst. Hij begeleidde samen met collega’s vanaf 2004 een aantal proef- scholen bij de invoering van competentiegericht onderwijs. De onderzoekers bekeken het onderwijs op twee van die scholen in detail. Afgezet tegen het landelijke beeld dat Kuhlemeier hierboven schetst, blijkt uit de zogeheten casestudies dat zij al een flink eind op weg zijn met de invoering van de onderwijsvernieuwing. Op de twee proefscholen werken leerlingen vaak in groepjes, waarbij docenten een begeleidende rol hebben. Zij werken vaak op goed ingerichte leerpleinen aan beroepsgerichte opdrachten. Ook teamteaching, de samenwerking tussen docenten, verloopt goed. Het lesrooster, ook een onderscheidend onderdeel, is op de individuele leerling gericht. Die aspecten van competentiegericht onderwijs komen dus goed uit de verf, meent Sniekers.

Waar hebben proefscholen vooral moeite mee en hoe komt dat? “De stage, evaluatie, keuze en ordening van de leerstof – met name de vakkenintegratie – verlopen moeizamer. Het is weerbarstige materie. Neem de stages. De ene school is daar actiever in dan de andere en laat leerlingen vanaf de derde klas bijvoorbeeld in een gezin stage lopen. Je moet goed kijken hoe je dat inbouwt in het curriculum. Welke kennis moeten leerlingen hebben

“Onderwijs boven het maaiveld.”

< Hans Kuhlemeier

Page 18: SLO Context BO

1818

Competentiegericht onderwijs onder de loep

Cito en SLO hebben samen onderzocht hoe ver scholen zijn met competentiegericht onderwijs. Eerst stelden zij vast om welke vernieuwingskenmerken het gaat. Dat zijn bijvoorbeeld de visie op onderwijs, de didactische werk- vormen, lesmateriaal, organisatievormen, de plaats waar het leren plaatsvindt en de evaluatie van de leervorderin-gen. Vervolgens vulden docenten verzorging en zorg en welzijn-breed in de basis- en kaderberoepsgerichte leer- weg van het vmbo een enquête in. Er is voor deze vakken gekozen omdat zij praktisch en beroepsgericht zijn en zich goed lenen voor een competentiegerichte benadering.

Hapsnap, maar wel draagvlak onder docentenUit de resultaten blijkt dat nog maar weinig scholen competentiegericht onderwijs over de hele linie vorm- geven. Praktijkdocenten besteden ruime aandacht aan de competenties uit het examenprogramma. Ook zijn zij al een flink eind op weg met de integratie van de theorie en de praktijk van het beroepsgerichte vak. Maar competentiegerichte toetsvormen gebruiken ze dan weer heel weinig. Ook lijken veel docenten competenties centraal te stellen, maar zonder daar ondersteunende maatregelen aan te verbinden zoals vakkenintegratie, teamteaching, een ander rooster en een andere inrichting van de onderwijsruimte. Uit het onderzoek blijkt verder dat praktijkdocenten in ieder geval geen fervente tegenstanders zijn. Een derde van de onder-vraagden geeft zelfs blijk van een sterk competentie- gerichte visie. Dat betekent dat het draagvlak onder docenten groot is.

CasestudiesBij twee van de zes proefscholen die competentiegericht onderwijs vanaf 2004 intensief ontwikkelden onderzocht SLO hoe zij het concept in praktijk brengen. De scholen zijn ver gevorderd, zo blijkt uit de rapportage. Op sommige punten, zoals de stage, de evaluatie van leerlingen en de vakkenintegratie, kunnen zij nog winst boeken.

Wat werkt in de praktijk? Presteren leerlingen op een competentiegerichte school beter dan hun leeftijdsgenoten op een gewone school? Helaas is dat nu nog niet goed vast te stellen, omdat deze onderwijsaanpak nog op te kleine schaal en te gevarieerd plaatsvindt om dat naar wetenschappelijke maatstaven te kunnen beoordelen.

‘Rubrics’ helpen bij beoordeling leerlingRubrics (rubrieken) helpen om vaardigheden te beoor- delen op kwaliteit en om de manier van werken te beoordelen die leidt tot een bepaald product. Het is een analytische beoordelingsschaal die meer zegt dan slechts een enkel cijfer. Het maakt aan leerlingen duidelijk wat goed en wat minder goed ging. Daardoor kunnen zij zichzelf nieuwe leerdoelen stellen.

De twee publicaties ‘Competentiegericht onderwijs in het vmbo; verslag van een onderzoek onder docenten Verzorging’ en ‘Competentiegericht onderwijs in het vmbo; verslag van twee casestudies’ zijn te vinden op de website van SLO. Daar kunt u ook verschillende publicaties over Rubrics downloaden.

voordat ze op stage gaan en wat moeten ze in de praktijk ontwikkelen? Die inhoudelijke koppeling ontbreekt nog wel eens. Er is geen pasklare oplossing, behalve dan dat je er als school bovenop moet zitten en moet leren van je ervaringen. Dat geldt eigenlijk ook voor de integratie van vakken. Je vertrekt vanuit een ideaal en je bouwt steeds verder op wat je bereikt hebt. Het is geen doel op zich om vakken te integreren.

Je moet goed kijken naar wat leerlingen motiveert en op welke manier zij uiteindelijk het beste bepaalde kennis en vaardigheden kunnen ontwikkelen.”

Kan, gegeven de omstandigheden, competentiegericht onderwijs in het vmbo zich verder ontwikkelen?“Heel veel scholen vernieuwen en ontwikkelen zich door onderwijs binnen een werkplekkenstructuur te geven. Dat is een belangrijke trend. Je ziet daar de koppeling tussen praktijk en theorie, leren op een (nagebootste) werkplek in de school en probleem- gestuurd onderwijs met zelfstandig werkende leerlingen. Wij hebben met de proefscholen geprobeerd nog een stapje verder te gaan. En dat is gelukt. De innovaties binnen het vmbo gaan wel door. Maar wij laten ook zien op welke punten je nog veel kunt winnen als je er gericht aandacht aan besteedt.”

Teks

t: M

arco

Krij

nsen

“Nog veel te winnen met gerichte aandacht.”

Jan Sniekers

Page 19: SLO Context BO

19

Ook dat maakt overleg en afstemming met andere scholen extra belangrijk. SLO stuurt een landelijk netwerk en drie regionale netwerken (noord, midden en zuid) aan, waar ideeën en ervaringen worden uitgewisseld en zo nodig gezamenlijke afspraken worden gemaakt. Mooij: “Het landelijke netwerk bereidt scholen voor op de invoering van het vak. Het regionale netwerk komt zo’n vier tot vijf keer per jaar bij elkaar. We verwachten van scholen dat ze daarin actief meedoen, met ideeën komen, reageren op plannen van anderen en ook gastheer willen zijn van een bijeenkomst Zo ontstaat er een vorm van nood- zakelijke kwaliteitsborging.”

Uit onderzoek blijkt dat de voorbereiding van LO2 als examenvak een docent gemiddeld een uur per week kost. Vaak wordt daarvoor een taakuur gegeven, maar niet alle scholen roosteren hun mensen hiervoor vrij. Jammer, vindt Mooij. “We zien namelijk dat scholen er ook veel voor terugkrijgen. Ze kunnen zich met LO2 profileren en extra animo creëren. Bovendien zien we dat deze groep leerlingen extra actief is op school met het organiseren van activiteiten. Dat zorgt voor een beter schoolklimaat.”

SLO gaat in 2011 nieuwe scholen ondersteunen bij de invoering van LO2. Meer informatie over dit veldproject is te vinden op www.slo.nl en bij Chris Mooij ([email protected]).

Veel leerlingen denken dat het om een paar extra uurtjes sporten per week gaat. Maar Chris Mooij weet wel beter. “LO2 is veel meer dan dat. Het is ook het helpen bij en het organiseren van sportactiviteiten. Een verplichte stage maakt deel uit van het programma. Daar verkijken sommige leerlingen zich nog wel eens op. Je hoeft niet per se een supersporter te zijn om LO2 als eindexamenvak te kiezen.” Gelukkig hebben steeds meer jongeren dat al ontdekt, geholpen door het toenemende aantal scholen dat LO2 aanbiedt in de bovenbouw van het vmbo. Mooij, projectleider bij SLO, schat het totale aantal scholen nu op 200. Ze bouwen voort op de ervaring van de eerste pilotscholen. Die begonnen er mee, nadat de KVLO (Koninklijke Vereniging van Leraren Lichamelijke Opvoeding) en SLO in 2003 het initiatief hadden genomen tot het (keuze)examenvak LO2. Inmiddels is het vak ook in de wet opgenomen als schoolexamenvak en zijn de eindtermen officieel vastgesteld.

LO2 is bedoeld voor leerlingen die affiniteit hebben met sport en bewegen. “Ze kunnen met hun interesse iets maatschappelijks doen. Meer dan 30 roc’s bieden de mbo-opleiding Sport en Bewegen aan. LO2 is daarop een ideale voorbereiding. Maar je kunt later ook prima terecht bij een opleiding voor jongeren- of sociaal-cultureel werk. LO2 leert namelijk ook meer over de achtergronden van sport en bewegen en vooral over het organiseren van activiteiten,” aldus Mooij. “We merken dat het een populair vak aan het worden is. Scholen krijgen een examenklas vrij gemakkelijk vol.”LO2-leerlingen krijgen in het derde en vierde jaar van het vmbo twee à drie extra lessen lichamelijke opvoeding per week, in totaal 200 lessen van 50 minuten. Daarnaast doen ze een stageopdracht, bijvoorbeeld het geven van lessen beweging in een zorgcentrum, het helpen bij een jeugdtraining voor hun sportclub of het organiseren van een sportdag op een basisschool. Docenten en schoolleiding moeten zo’n jaarprogramma goed voorbereiden en plannen. Misschien nog wel ingrijpender voor hen is het fenomeen toetsing, denkt Mooij. “Docenten zijn niet gewend om zodanig te toetsen dat het een examencijfer oplevert. Het geven van onvoldoendes bijvoorbeeld is bij LO niet gebruikelijk.”Daar komt bij dat LO2 geen centraal schriftelijk eindexamen kent, alleen schoolexamens.

LO2 is meer dan extra uurtje gymHulp bij invoering van populair examenvak op vmbo

LO2 is in korte tijd uitgegroeid tot een populair examenvak in het vmbo. De invoering vergt voor scholen veel voorbereidingstijd en overleg. Daarom is er ondersteuning van KVLO, speciale netwerken en SLO.

Teks

t: M

arco

Krij

nsen

“Nog veel te winnen met gerichte aandacht.”

Page 20: SLO Context BO

2020

Cultuur in de Spiegel, naar een doorlopende leerlijn cultuuronderwijsDoor: B. van Heusden

In dit boekje worden de achtergrond en theoretische uitgangspunten van het onderzoek geschetst. In een extra bijlage, op een losse kaart, staat een korte samenvatting van het kader en is de matrix van Cultuur in de Spiegel afgebeeld. De auteurs hopen met het boekje een goed inzicht te geven in de benadering en dat het – door inhoud en vormgeving – zal bijdragen aan de discussie over Cultuur in de Spiegel. De publicatie is bijzonder vormgegeven: een zeefdruk op speciaal papier.

Handreiking financiële educatie onderbouw en vmbo Door: R. van Uffelen en F. Studulski

In de handreikingen wordt ingegaan op de mogelijk- heden om ’leren omgaan met geld’ op de schoolagenda te plaatsen. Ze zijn onder andere bedoeld voor leer-krachten die ‘leren omgaan met geld’ willen opnemen in hun lessen. De handreikingen geven antwoord op de vraag hoe financiële educatie op school het beste een plaats kan krijgen. De handreikingen zijn samengesteld door SLO en Sardes in opdracht van CentiQ, Wijzer in geldzaken en zijn te bestellen via: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties.

Leerlijnen landelijke kaders vmbo Door: M. van der Hoeven en L. Meijs

Schematisch overzicht waarop voor vmbo per vak en per leergebied te zien is, welke doorlopende lijn er is vanuit de kerndoelen in het primair onderwijs, via onderbouw naar de examenprogramma’s in de boven- bouw. Scholen kunnen deze overzichten gebruiken bij het vormgeven van een doorlopende leerlijn voor het eigen vak of voor het leergebied. De leerlijnen vmbo zijn momenteel verkrijgbaar voor mens en maatschappij, mens en natuur, wiskunde en moderne vreemde talen.

Schoolexamens vmbo Over de borging van de kwaliteit in het schoolexamen vmboDoor: J. Hendriks en L. Pennewaard

De inhouden van de herziene schoolexamens zijn niet meer zo gedetailleerd voorgeschreven als in de jaren negentig. De school heeft zo meer ruimte gekregen voor het maken van eigen inhoudelijke keuzes en kan eigen invullingen geven aan de eindtermen, eigen onderwerpen toevoegen aan het programma en de eigen inhouden en onderwerpen toetsen in het schoolexamen. Deze notitie biedt vmbo-scholen een handreiking voor de borging van de kwaliteit van het schoolexamen in de vorm van een checklist. Deze checklist heeft betrekking op alle elementen van het schoolexamen die in het programma van toetsing en afsluiting verantwoord moeten worden.

Naar flexibel onderwijs Door: M. Bouwmeester, M. Haandrikman, J. van Rooijen

Maatwerk is een belangrijk uitgangspunt geworden bij het vormgeven van competentiegericht onderwijs. Een opleiding zoekt zoveel mogelijk naar mogelijkheden om studieprogramma’s af te stemmen op de hetero- geniteit van deelnemers en de uiteenlopende kenmerken en behoeften. In de meest vergaande vorm betekent dit dat elke deelnemer een persoonlijk leerplan ontwikkelt op basis van wat voor hem of haar van vitaal belang is om te leren, gezien vanuit persoonlijk en beroepsmatige behoefte en interesse. In veel opleidingen vinden gesprekken over een persoonlijk leerplan een-op-een plaats, tussen docent en deelnemer. SLO heeft een tijdsbesparende methodiek ontwikkeld die docenten ondersteuning biedt bij het organiseren van grotere bijeenkomsten waar deelnemers en docenten in dialoog gaan over wat belangrijk is voor de deelnemer om te leren en hoe hij dit wil leren. Op basis hiervan kunnen ze komen tot een persoonlijk leerplan.

Competentiegericht onderwijs in het vmbo Verslag van twee casestudies Door: H. Kuhlemeier, J. Sniekers, E. Folmer, F. Wagenaar, E. Leenders

Vanaf 2004 heeft SLO in samenwerking met zes scholen een concept ontwikkeld voor competentie- gericht leren (CGL) in de basis- en kadergerichte leerweg van het vmbo. Eind 2006 ontstond de wens om een summatief evaluatieonderzoek op te zetten om te achterhalen in hoeverre leerlingen die leren volgens het SLO-concept voor competentiegericht leren meer leren dan leerlingen in een traditionele leeromgeving. Hiervoor is in 2008 samenwerking gezocht met Cito. De eerste onderzoeksactiviteit betrof een landelijke

PublicatiesMet enige regelmaat verschijnen er publicaties die geschreven zijn door SLO-medewerkers of waaraan zij een aanzienlijke bijdrage hebben geleverd. Deze publi-caties worden uitgegeven door SLO en zijn - tenzij anders vermeld - gratis te downloaden op www.slo.nl of te bestellen tegen kostprijs. Onderstaand een overzicht van de meest recente publicaties.

Mens en maatschappijvmbo

Leerlijnen landelijke kadersSLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling

jaarverslag.slo.nl

Page 21: SLO Context BO

2121

Competentie-gericht onderwijs in het vmbo

SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling

Verslag van een onderzoek onder docenten verzorging

survey naar de mate van implementatie van competentiegericht onderwijs bij de vakken verzorging en zorg en welzijn-breed in het vmbo. Uit de survey bleek dat er te weinig scholen zijn die in een experimentele onderzoeksgroep geplaatst kunnen worden, waardoor een summatief onderzoek niet mogelijk bleek. De uitkomsten van de survey gaven de ontwikkelaars van het concept echter wel aanleiding om door middel van een tweetal casestudies zich verder te verdiepen in het geïmplementeerde curriculum en het SLO-concept verder aan te scherpen. Deze publicatie is in hoofdzaak een verslag van de opbrengst van deze casestudies.

Mbo opleidingsbeelden ontwikkelen Onderdeel van LOB in het vmboDoor: M. Haandrikman, N. Jansma en E. Leenders

In deze publicatie staat het ontwikkelen van opleidings-beelden als onderdeel van LOB centraal. De publicatie bevat vijf voorbeelden van projecten waarmee vmbo-scholen naast aandacht voor beroepsbeelden ook zorgen dat leerlingen vervolgopleidingen bezoeken en daar ervaringen opdoen. De ene school doet dat met beroepsopdrachten op de mbo-opleiding, de andere met een competentiegerichte beoordeling bij een simulatie of met veel contact tussen mbo-studenten en vmbo-leerlingen. In het laatste hoofdstuk worden succesfactoren op een rij gezet.

Referentiespel taal en rekenen Door: J. Bron

Het spel is ontwikkeld om leraren de mogelijkheid te bieden om meer te weten te komen over de referentie- niveaus taal en rekenen, anders dan door het bekijken van de website en het lezen van het rapporten als ‘Over de drempels van taal en rekenen’ en het defini-tieve referentiekader. Door het spel te spelen wordt kennisgemaakt met de beschrijvingen en begrippen van de verschillende referentieniveaus en komen leraren spelenderwijs in gesprek met collega’s over het taal- en rekenbeleid, over de leerlingen en over methoden. Het spel lijkt op Triviant en kan worden

gespeeld met minimaal 4 en maximaal 8 personen. De duur van het spel kan door de spelers zelf bepaald worden, maar duurt minimaal 1 uur. Bovendien kan ervoor gekozen worden om taal en rekenen apart te spelen.

Competentiegericht onderwijs in het vmbo Verslag van een onderzoek onder docenten verzorgingDoor: H. Kuhlemeier, J. Sniekers, E. Folmer, F. Wagenaar, E. Leenders

In dit onderzoek is nagegaan in hoeverre competentie-gericht onderwijs (CGO) overeenkomstig de uitgangs-punten is ingevoerd in de basis- en kaderberoeps- gerichte leerweg van het vmbo. De implementatie van CGO is vastgesteld door middel van een landelijke schriftelijke enquête onder docenten verzorging (VZ) en zorg- en welzijnbreed (ZWB). Op basis van een literatuurstudie naar de kenmerken van CGO heeft een panel van vijf leerplan- en toetsdeskundigen vijftien indicatoren voor de competentiegerichtheid van het onderwijs ontwikkeld. De indicatoren betreffen de visie op onderwijs en leren, de keuze en ordening van de leerstof, de didactische werkvormen, de leeractiviteiten, het lesmateriaal en de media, de groeperingsvormen, de organisatievormen, de plaats waar het leren plaatsvindt en de evaluatie van de leervorderingen. Per indicator zijn drie implementatieniveaus ofwel ontwikkelingsstadia onderscheiden: geen, beperkte en sterke competentiegerichtheid.

jaarverslag.slo.nlleerplankundige kennis

kerntaken

publicaties

missievakontwikkeling,

horizontale samenhang, doorlopende leerlijnen,

diversiteit, leermiddelen, professionalisering

resultaten 2009

samenwerking

coördinatie

samenhang bewakendoelen en inhoud

regie

beleid, praktijk en wetenschapprogrammalijnen:

Page 22: SLO Context BO

Obesitas of hoofdrekenen?Scholen worden van alle kanten bestookt met maatschappelijke claims. Duurzame ontwikkeling. Europa. Mensenrechten. Actief burgerschap. Leren omgaan met geld. De watercanon. Loverboys. Obesitas. Tegelijk moet er meer aandacht komen voor kernvakken als wiskunde, Engels en Nederlands. Maar een schoolweek telt niet veel meer dan dertig lesuren. Dat betekent dat je moet kiezen. Wat hoort wel en wat niet tot de maatschappelijke opdracht van de school? Hoe vind je een goede balans tussen kwalificeren en socialiseren?

2222

> slo programmalijn> diversiteit in het leerplan

De programmalijn ‘diversiteit in het leerplan’ heeft als doel om - binnen gemeenschappelijke leerplankaders - recht te doen aan de diversiteit in de leerlingpopulatie.p

Page 23: SLO Context BO

Steeds vaker wordt van de school verwacht dat er aandacht besteed wordt aan allerlei maatschappelijke vraagstukken. Het onderwijs wordt meer en meer dé brievenbus om alle jonge burgers in Nederland te bereiken en daarmee een aantrekkelijk doelwit voor iedereen die maatschappelijke belangen behartigd wil zien. Daarnaast is ook de opvoedkundige rolverdeling tussen gezin en school veranderd. Ouders werken steeds vaker allebei en rekenen erop dat een eventueel tekort aan opvoeding op de (brede) school wordt gecompenseerd.

Jonge burgersSocialisatie is een belangrijke functie van het onderwijs. Deze functie zal naar verwachting van overheidswege alleen maar meer aandacht en sturing krijgen. De overheid ziet de vorming van jonge burgers als een uitgelezen kans om iets te doen tegen maatschappelijke problemen als non-participatie, afnemende cohesie, extremisme en geweld. De socialisatiefunctie lijkt zich momenteel in sterke mate toe te spitsen op actief burgerschap. Sinds 2006 is het onderwijs verplicht aandacht te besteden aan actief burgerschap en sociale integratie en houdt de inspectie toezicht op de uitvoe-ring, met de bedoeling om burgerschapscompetenties te stimuleren en deze een meer vanzelfsprekende plaats in het curriculum van de school te geven.

Druk neemt toeKortom, de maatschappelijke druk op het onderwijs, op de school, op de docent neemt toe. Welke taak zien we voor een school als het gaat om de maatschappelijke opdracht? Wat willen we de leerlingen meegeven aan sociaal-maatschappelijke vorming? In hoeverre kan een school of een docent invloed uitoefenen op het gedrag van leerlingen? Hoeveel tijd mag de maatschappelijke opdracht kosten? Hoe voorkom je dat het curriculum een actualiteitenprogramma wordt? Waar sta je voor als leerkracht, en hoe maak je dat waar? De overheid laat de invulling van de maatschappelijke taak vrijwel geheel over aan de school. Logisch, gezien de vrijheid van onderwijs, die door de scholen gekoesterd en door de overheid gerespecteerd wordt. Scholen kunnen dus zelf bepalen hoe de socialisatiefunctie wordt ingevuld en welke maatschappelijke thema’s ze op school aan de orde willen laten komen. Dat biedt perspectief, want de claims uit de samenleving kunnen soms een heel inspirerend en verfrissend karakter hebben en aanleiding zijn tot spannende, actuele onderwijsactiviteiten. Binnen- of buitenschools.

InbeddingSLO houdt zich al tientallen jaren bezig met de leerplankundige inbedding van maatschappelijke thema’s - al of niet in de vorm van educaties - in het onderwijs. In de jaren tachtig kreeg ze van het toen- malige ministerie van OCW en gefinancierd door de minister van Ontwikkelingssamenwerking de opdracht

“Je moet als school ook nadenken over welke maatschappelijke claims je honoreert.”

23

de kwaliteit van de ontwikkelingseducatie te verbeteren en haar een meer vaste positie in het onderwijs te geven. Het resultaat was een breed gedragen leerplan voor de vakken aardrijkskunde, economie, geschiedenis en maatschappijleer, plus een praktijkhandboek voor docenten. Ruim 25 jaar en vele soortgelijke opdrachten later ontwikkelde SLO op verzoek van het ministerie van OCW een kaderleerplan voor burgerschapsvorming in het primair en voortgezet onderwijs. Ook is SLO nauw betrokken geweest en nog

steeds betrokken bij de implementatie van allerlei andere maatschappelijke thema’s in het onderwijs. Recentelijk bijvoorbeeld de aandacht voor militaire veteranen en vredesmissies, het vieren en herdenken van het zilveren jubileum van Koningin Beatrix, 400 jaar VOC en 400 jaar Michiel de Ruyter en vorig jaar nog de introductie van financiële educatie. Kenmerkend voor al deze projecten is het beroep dat gedaan werd en wordt op de betrokkenheid en ontwikkelkracht van de docenten van de deelnemende scholen. Mede door het persoonlijke engagement en de inzet van individuele docenten zijn er prachtige staaltjes creatief en vernieu-wend onderwijs voortgekomen uit de inbedding van maatschappelijke thema’s.

Visie“Maar”, vindt Jeroen Bron (projectleider maatschappe-lijke thema’s SLO), “het zou jammer zijn als het succesvol implementeren van maatschappelijke thema’s af zou hangen van de toevallige belangstelling en betrokkenheid van individuele docenten”. Hij pleit voor een meer structurele en systematische aanpak: “Het is natuurlijk prachtig dat leerkrachten hun leerlingen enthousiast weten te maken voor een musical over Michiel de Ruyter of een excursie naar De Nederlandsche Bank. Maar feitelijk moet de aandacht voor burgerschapsvorming en maatschappe-lijke thema’s verankerd zijn in een door ouders, bestuur en school gedragen visie op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de school. Wat burgerschaps-vorming betreft is dat zelfs voorgeschreven; de Inspectie ziet erop toe dat de school een visie heeft waarin de opvatting over burgerschap is aangegeven en dat deze visie planmatig is uitgewerkt in doelen en onderwijsaanbod. Verder wil de Inspectie onder meer zien dat de school wordt benut als oefenplaats voor burgerschap. Overigens zitten veel aspecten die met burgerschap samenhangen ook al in de kerndoelen.”

IdeologieMet alleen een visie ben je er echter niet. Bron: “Je zult als school ook na moeten denken over welke maat-

Teks

t: Re

né Le

verin

k • F

otog

rafie

: Jan

Sch

artm

an

Page 24: SLO Context BO

2424

schappelijke claims je honoreert en welke je naast je neerlegt. Die keuze kan onder andere gebaseerd zijn op de ideologische uitgangspunten van de school. Een school voor reformatorisch onderwijs kan andere opvattingen over actief burgerschap hebben dan een openbare of islamitische school. Ook de vestigings-plaats kan een rol spelen. Scholen doen er goed aan na te denken over de vraag waar een bepaald thema vandaan komt: ligt er wetgeving aan ten grondslag (burgerschap), is er een relatie met kerndoelen (natuur- en milieueducatie), komt het voort uit ander overheidsbeleid (duurzaamheid), zit er een maatschap-pelijke organisatie achter of zijn er zelfs commerciële belangen in het spel?”

ContextHoe kan structurele aandacht voor maatschappelijke thema’s een plek krijgen in het onderwijs, zonder dat dit leidt tot overbelasting van leerlingen, leraren en lesroosters? Bron: “Door goed na te denken over de verschillende contexten waarin de inbedding kan plaatsvinden. Om te beginnen kan zo’n thema ingepast worden in de bestaande vakken. De herdenking van Michiel de Ruyter kan bij geschiedenis, omgaan met culturele verschillen bij sociaal-emotionele vorming, financiële educatie bij rekenen of economie. Daarnaast is een vakoverstijgende, projectmatige aanpak mogelijk. In het primair onderwijs, maar zeker ook in de onder-bouw van het voortgezet onderwijs. Ook de school- gemeenschap kan als een bruikbare context beschouwd worden. De school is immers een samenleving in het klein, met alle regels die daarvoor gelden en alle eisen die aan de deelnemers aan die samenleving gesteld worden. Zoals gezegd: de school als oefenplaats. Maar ook de echte samenleving, en meer specifiek de schoolomgeving, kan een geschikt speelveld voor het omgaan met maatschappelijke thema’s zijn. Denk aan de maatschappelijke stage, die veel mogelijkheden biedt om burgerschapsdoelen aan te koppelen.”

SpannendScholen met een breed gedragen visie op het omgaan met de maatschappelijke verantwoordelijkheid, die een manier hebben gevonden om deze taak een consistente en structurele plek in hun onderwijsprogramma te geven, zullen niet snel overspannen worden van alle maatschappelijke claims waarmee ze geconfronteerd worden. Ze hoeven niet eens te kiezen tussen over- gewicht en rekenen. Sterker nog: samen met hun docenten zien ze kans om maatschappelijke thema’s en reguliere programma’s, socialiseren en kwalificeren, te integreren tot leerzaam, spannend, contextrijk en actueel onderwijs.

Jeroen Bron

Teks

t: Al

y Br

eem

haar

Financiële educatie

Uit onderzoek naar financiële kennis, vaardigheden en gedrag van leerlingen van 8 t/m 18 jaar blijkt dat leren omgaan met geld hard nodig is. Het onderwijs kan hierin een taak vervullen. Om in het onderwijs struc- turele aandacht te kunnen besteden aan financiële educatie ontwikkelden SLO en Sardes in opdracht van CentiQ een Basisvisie Financiële Educatie (CentiQ, 2009) in primair en voortgezet onderwijs. Kern van de Basisvisie is een leerplankader, waarin staat beschre-ven wat leerlingen zouden moeten kunnen en kennen over het omgaan met geld.Op grond van deze leerdoelen, die voorgelegd zijn aan docenten en experts, is een groot aantal leermiddelen op het gebied van financiële educatie beoordeeld. Ook is nagegaan op welke scholen en binnen welke vakken deze leermiddelen gebruikt kunnen worden. De materialen staan op www.leermiddelenplein.nl.

Burgerschap in het beroepsonderwijs

Loopbaanoriëntatie en burgerschapsvorming horen tot de kern van het voorbereidend en middelbaar beroepsonderwijs. Door loopbaanoriëntatie en -begeleiding krijgt de leerling beter zicht op de eigen kwaliteiten en kansen en kan hij betere keuzes maken voor vervolgopleiding en toekomstig beroep. Burgerschapsvorming vergroot de maatschappelijke betrokkenheid van de leerling. Loopbaanoriëntatie en burgerschapsvorming zijn niet alleen belangrijk voor de vorming van de individuele leerling, maar verbeteren ook het (leer)klimaat in de school: leerlingen voelen meer verantwoordelijkheid voor het algemeen belang binnen en buiten de school.Twee jaar geleden is SLO gestart met het Netwerk Burgerschap mbo. Dit bestaat uit mensen die op roc’s en aoc’s een kartrekkersrol vervullen op het gebied van burgerschap. Dit kunnen onderwijs- kundigen en beleidsmedewerkers, maar ook docenten zijn. Er komen vragen aan de orde als: hoe kan ik mijn visie op burgerschap omzetten in een haalbaar en inspirerend onderwijsprogramma, wat wordt er van ons als school verlangd op het gebied van burgerschap en hoe verantwoord ik me naar de inspectie? Voor meer informatie: http://burgerschapmbo.slo.nl

Over de maatschappelijke taak van de school verschijnt binnenkort de leerplankundige verkenning: H. Hooghoff, Tot nut van het algemeen, Over onderwijs en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Verkrijgbaar via www.slo.nl.

Page 25: SLO Context BO

2525

Cultuur in de spiegelDe kerndoelen voor het leergebied kunst en cultuur zijn sterk vaardigheidsgericht. De leerlingen moeten bijvoorbeeld eigen kunstzinnig werk produceren en presenteren, en leren kijken en luisteren naar werk van anderen. Maar hoe vul je dat concreet en praktisch in? En vooral zodanig dat je je werkwijze ook kunt verantwoorden? De resultaten van het onderzoeksproject Cultuur in de Spiegel bieden uitkomst.

Dit onderzoeksproject levert een theoretisch kader van waaruit die verantwoording en concretisering mogelijk is. Hiermee kunnen docenten in het primair en voortgezet onderwijs bewuste keuzes maken voor cultuuronderwijs. Het onderzoeksproject loopt van 2008 tot 2012 en wordt geleid door prof. dr. Barend van Heusden. SLO werkt in het project samen met Rijksuniversiteit Groningen en met dertien pilotscholen.

Breed cultuurbegripDe essentie van het theoretisch kader Cultuur in de Spiegel ligt in de manier waarop mensen informatie verwerken. Dat is wat Van Heusden ‘cultuur’ noemt. Cultuur gaat over het handelen van mensen en over alles wat gebeurt in het menselijk leven. Het gaat om wat mensen doen in de wereld en met elkaar, en om het omgaan met het verschil tussen herinnering en werkelijkheid. Cultuur is in die zin nooit af, het is een proces.

CultuuronderwijsVan Heusden onderscheidt vier culturele basisvaardig-heden die mensen gebruiken om met de werkelijkheid om te gaan: waarnemen, verbeelden, conceptualiseren en analyseren. Die vaardigheden spelen in alle school-vakken een rol maar ook in heel veel andere aspecten van het leven. We kunnen deze vaardigheden ook loslaten op onszelf in relatie tot onze cultuur. En dat is waar cultuuronderwijs vanuit dit theoretisch kader naartoe wil: naar het ontwikkelen van cultureel zelfbewustzijn bij jonge mensen. Wat gebeurt er in de wereld om hen heen, wat betekent dat, niet alleen voor de samenleving maar ook voor henzelf en wat doet dat met hen? Die reflectie op cultuur kan onder andere teruggevonden worden bij vakken als geschiedenis, Nederlands, moderne vreemde talen, filosofie en de kunstvakken, liefst in samenhang met elkaar.

Voor het vmboHet uitgangspunt bij cultuuronderwijs is de ervaring en de ontwikkeling van de leerling. Voor een vmbo- leerling is deze vaak van een andere orde dan voor een gymnasiast. Maar ook de leeftijdsfase speelt een rol. Binnen het onderzoeksproject onderzoeken drie promovendi het vermogen tot reflectie en de inzet van de basisvaardigheden per leeftijdsfase. Als hier meer inzicht in is, heeft de docent enig houvast waar hij in het curriculum de focus op kan leggen. Het onderwijs kan bewustere keuzes maken, aansluitend bij de leerlingen (type, leeftijd). Het zou dan in het cultuur- onderwijs gaan om het ontwikkelen van het bewustzijn van de rol van techniek in onze cultuur - denk alleen al aan het effect van het geluid van motoren op de cultuur - en de manier waarop techniek gebruikt wordt (bijvoorbeeld in kunst) om op de cultuur te reflecteren. Een concreet voorbeeld is de kunstenaar Joost Konijn die een vliegtuig bouwt en daarmee naar Afrika vliegt om in contact te komen met mensen.

Doorlopende leerlijnHet theoretisch kader is inmiddels in boekvorm beschikbaar. Het onderzoeksproject heeft ook tot doel een raamleerplan te ontwikkelen voor een doorlopende leerlijn geïntegreerde cultuureducatie. In een veldproject voor het vmbo (2011-2012) zal SLO het theoretisch kader samen met scholen verkennen door concreet lesmateriaal te ontwikkelen en te evalueren. Een van de accenten ligt daarbij op de kunstvakken binnen het vmbo. Vanuit het theoretisch kader hebben de kunstvakken een eigen positie en richten ze zich met name op de verbeelding.

Voor informatie over de veldaanvraag kunt u contact opnemen met Viola van Lanschot Hubrecht (SLO leerplanontwikkelaar vmbo, [email protected]) en Astrid Rass (SLO projectleider Cultuur in de Spiegel, [email protected]). Zie ook: www.slo.nl/organisatie/overmissie/veldaanvragen/veldexp2011/veldvmbo/versterking kunst/

Teks

t: Al

y Br

eem

haar

Brede opvatting over cultuuronderwijs op het vmbo

Page 26: SLO Context BO

2626

oktober 2010 t/m maart 2011Bijeenkomsten Netwerk Burgerschap mbo

Het Netwerk Burgerschap mbo is een netwerk van personen die binnen roc’s een kartrekkersrol vervullen op het gebied van burgerschap. Het netwerk heeft kennisontwikkeling en kennisdeling tot doel. SLO zorgt daarbij voor de inbreng van onderwijskundige exper-tise, in het bijzonder op het gebied van leerplanontwik-keling. Netwerkleden, maar ook externe sprekers, leveren inbreng en feedback op ingebrachte vragen, delen ervaringen en fungeren als ‘critical friend’. Deelname aan deze bijeenkomsten is uitsluitend voor leden van het Netwerk Burgerschap mbo.

Meer informatie en/of aanmelding voor het lidmaatschap: http://burgerschapmbo.slo.nl/netwerk/lidworden/.

10 november 2010Conferentie Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen

In opdracht van het Ministerie van OCW organiseert SLO de conferentie ‘Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen - de referentieniveaus in praktijk’. De conferentie is bedoeld voor docenten en school- leiders uit alle onderwijssectoren. De aandacht zal uitgaan naar de referentieniveaus taal en rekenen als doorlopende leerlijnen, dus sectoroverstijgend. Naast actuele informatie over de invoering van de referentie-niveaus, zal er gelegenheid zijn praktijkervaringen uit te wisselen. Scholen die actief zijn op de snijvlakken van de sectoren met taal en rekenen zullen presentaties verzorgen over hun bevindingen.

Plaats: ZwolleTijd: 10.00 - 17.00 uurKosten: c 195,00

Kijk voor meer informatie op www.taalenrekenen.nl.

11 november en 10 december 2010Talenmiddagen Talennetwerken in het beroepsonderwijs

De SLO-talennetwerken organiseren op donderdag 11 november en vrijdag 10 december talenmiddagen rond actuele thema’s. De Talenmiddagen zijn een nieuw fenomeen: kleinschalige inhoudelijke bijeenkomsten waar onder leiding van een expert praktisch gewerkt wordt aan een actueel onderwerp.Bijvoorbeeld praktisch omgaan met dyslexie in de vreemde talen klas, talen leren door internationaliseren, enzovoorts.

AgendaDe middagen worden op diverse plaatsen in het land georganiseerd en zijn gratis (en uitsluitend) toegankelijk voor netwerkleden.

Nadere informatie vindt u op de website: http://talennetwerken.slo.nl

November 2010 en februari/maart 2011Bijeenkomsten Netwerk tl

Tweemaal per jaar organiseert het Netwerk tl (regio)bijeenkomsten voor haar netwerkleden. Het netwerk is bedoeld voor school- en afdelingsleiders, coördinatoren, decanen en docenten van tl-scholen. Op de bijeenkom-sten worden ervaringen en ontwikkelingen gedeeld, treden netwerkleden op als ‘critical friend’ en er wordt inspiratie opgedaan. Naast de netwerkbijeenkomsten omvat het lidmaatschap ook deelname aan de tl-confe-rentie die SLO jaarlijks organiseert. Deelname aan deze bijeenkomsten is uitsluitend voor leden van het Netwerk tl.

Meer informatie en/of aanmelding voor het lidmaat-schap: http://www.slo.nl/voortgezet/vmbo/themas/theoretische_leerweg/netwerk_bijeenkomsten/

26 november 2010Studiedag Taal en Cultuur: jongleren met taal!

SLO organiseert, in samenwerking met de culturele instituten, jaarlijks een studiedag Taal en Cultuur. In de ochtend vertelt de Onderwijsinspectie over ontwikke-lingen rond talen en toetsing in het mbo. Ook is er gelegenheid met hen in gesprek te gaan. Vervolgens gaan we - letterlijk - jongleren! Een interactief program-maonderdeel dat ons helpt om ‘los te laten en op te vangen’, als spel maar ook in ons dagelijks werk! In de middag spelen leerlingen, hun prestaties, het beoordelen ervan en het geven van feedback een belangrijke rol. Kortom een heel flitsend, concreet en leerzaam programma!

Plaats: Goethe-Institut, AmsterdamTijd: 09.30 - 16.00 uurKosten: c 200,00 (netwerkleden) / c 250,00 (niet-

netwerkleden)

Meer informatie: www.talennetwerken.slo.nl

Page 27: SLO Context BO

25 t/m 29 januari 2011Nationale Onderwijs Tentoonstelling (NOT)Van 25 tot en met 29 januari 2011 is de Jaarbeurs Utrecht een verzamelplek voor iedereen die werkzaam is als professional in de buitenschoolse opvang, primair onderwijs, voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs. Ook SLO is aanwezig.Tijdens de volgende editie in januari 2011 kunt u in hal 7/8 (Management, Advies & Organisatie) terecht voor al uw vragen over (hoog)begaafdheid bij de stand van het Landelijk Informatiepunt (Hoog)begaafdheid. SLO zal daarnaast een aantal workshops verzorgen in het exposantenprogramma.

Kijk voor meer informatie op www.slo.nl of www.not-online.nl.

April en oktober 2011Training Ondernemend onderwijs

In de training ‘Ondernemend onderwijs’ leren docenten, schoolleiders en managers om met een andere kijk op onderwijs, samen met ondernemers uit de directe omgeving, het curriculum op ondernemende wijze in te vullen. Essentieel daarbij zijn het verleggen van het leer-proces, aandacht voor initiatief, het streven naar wederzijds voordeel en het arrangeren van uitdagend onderwijs.

Ondernemend onderwijs kan zich uiten in kleinschalige projecten, een meer teamgerichte aanpak of zelfs een ‘totaalconcept’ als ondernemende school. In de training worden instrumenten aangereikt om ondernemend onderwijs tot een succes te maken.

Voor meer informatie: www.grijpdebuitenkans.nl.

Websiteswww.talennetwerken.slo.nlWebsite voor beginnende leraren, met informatie, materialen en handvatten om, samen met leraren-opleiding en pedagogische centra, een leerrijke omgeving te vormen. Alle informatie is verzameld en uitgeprobeerd in het project ‘360 graden leren’.

jaarverslag.slo.nlWebsite waarin de resultaten van SLO in het jaar 2009 overzichtelijk worden gepresenteerd. De site bevat een filmboodschap van algemeen directeur Jan van den Akker en diverse doorverwijzigingen naar www.slo.nl.

www.taalenrekenen.nlWebsite die u handvatten biedt voor de invoering van de referentieniveaus taal en rekenen met onder andere wettelijke informatie, beschrijvingen, duidingen van de betekenis van de referentieniveaus voor leraren en schoolleiders en veelgestelde vragen. Ook wordt de site voortdurend aangevuld met concrete voorbeelden en leerervaringen uit pilots en projecten.

27

Page 28: SLO Context BO

Breng uw leerlingen op een hoger niveau! Kijk op www.taalenrekenen.nl

KC10091-02 adv DLL A4.indd 1 18-08-2010 10:25:35