sociale netwerkvorming: de praktijk

53
FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Thema’s uit de bijzondere orthopedagogiek m.i.v. practicum (deel 2) (P0Q70A) Praktijkopdracht Lesley Wouters(s0213964) Anne Van Loocke (r0231960) Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen Afstudeerrichting: Orthopedagogiek Prof. Mevr. Bea Maes Hanne Van Herberghen

Upload: annevanloocke

Post on 28-Nov-2015

251 views

Category:

Documents


5 download

DESCRIPTION

Praktijkopdracht KUL

TRANSCRIPT

Page 1: Sociale netwerkvorming: De praktijk

FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN

Thema’s uit de bijzondere orthopedagogiek m.i.v.

practicum (deel 2)

(P0Q70A)

Praktijkopdracht

Lesley Wouters(s0213964)Anne Van Loocke (r0231960)

Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen

Afstudeerrichting: Orthopedagogiek

Prof. Mevr. Bea MaesHanne Van Herberghen

2012-2013

Page 2: Sociale netwerkvorming: De praktijk

Sociale netwerkvorming: De praktijk

1. Inleiding

In dit verslag vindt u de analyse van J.’s sociale netwerk terug. J. is 57 jaar en gaat drie keer per week naar het dagcentrum ‘X’. M. is één van zijn begeleiders die in het dagcentrum werkt. Beide partijen brachten J.’s sociale relaties in kaart en wierpen een licht op de huidige (on)tevredenheid en wensen over het sociale netwerk van J. Dit verslag gaat uit van Lesley en Anne, 2 studenten in de master Orthopedagogiek. Met behulp van de medewerking van J. en M. en relevante wetenschappelijke inzichten, reiken wij op het einde van dit verslag enkele vrijblijvende suggesties ter verbetering aan.

2. Beeldvorming

J. kreeg 16 jaar geleden een hersenbloeding waardoor hij gedeeltelijk verlamd werd. Voordien was hij werkzaam in de boekhouding en fiscaliteit te x. Na hospitalisatie bracht J. acht jaar zijn tijd door in een verzorgingstehuis in x. Vervolgens verblijft hij reeds zes jaar in zijn huidige verblijfplaats binnen het Dienstencentrum x (x). Daar heeft hij een mooie studio in de woonvorm ‘X’ en gaat hij drie keer per week naar het dagcentrum ‘X’. Vorig jaar heeft J. afscheid moeten nemen van zijn vrouw M. Daarnaast geeft J. ons mee dat hij Christelijk is en sinds zijn hospitalisatie elke ochtend zijn ogen opent met het idee: ‘Wat kan ik vandaag beter doen?’, biddend voor een goede dag. J. is oorspronkelijk van Frankrijk maar slaagt grotendeels in zijn opzet om Nederlands te spreken en te verstaan. Jammer genoeg is J. sinds zijn ongeluk niet meer in staat om Engels te spreken. Al kan hij het naar eigen zeggen wel goed verstaan.

In het dagcentrum X werkt M. reeds drie jaar. Hij is één van de vele opvoeders werkzaam binnen het dagcentrum. Hij is de jongste van de begeleiders en ook de enige mannelijke. Hij doet het werk graag en haalt vooral voldoening uit de band die hij met de bewoners schept. M. ziet J. driewekelijks in x.

3. Methode

Woensdag 3 april 2013 brachten wij een bezoek aan J. in het dagcentrum. Zoals afgesproken, interviewden wij eerst J. en achteraf zijn begeleider M., waar we achtereenvolgens apart het voortouw namen. Afhankelijk van de situatie stelden wij vragen uit twee verschillende vooropgestelde bevragingsleidraden (zie bijlagen). Deze leidraden zijn tot stand gekomen op basis van opgezochte literatuur via het internet en in de reader. Deze bronnen kan u terugvinden in de literatuurlijst achteraan. In beide interviews is er

1

Page 3: Sociale netwerkvorming: De praktijk

gestart met een inleiding en voorstelling van iedereen. Dan zijn we overgegaan naar het in beeld brengen van het sociale netwerk van J. en hebben we aandacht besteed aan de globale tevredenheid over de huidige situatie. Op het einde polsten we bij J. en M. over wensen en ideeën om eventuele veranderingen aan te brengen in het huidige sociale netwerk.

Resultaten 3.1. Sociaal netwerk

a. Visuele voorstelling en beschrijving

Als visueel schema hebben we gekozen voor de netwerkcirkel van Lensink (Smit & van Gennep, 2002). In deze voorstelling staan niet louter verzamelingen van de mensen die deel

2

Page 4: Sociale netwerkvorming: De praktijk

uitmaken van het netwerk van J., ook de positie ten opzichte van J. wordt weergegeven. Zo zie je mensen die dichter en verderaf van J. in het leven staan. We hebben deze posities bepaald aan de hand van onze interpretatie van de informatie die zowel J. als M. ons meedeelden. Tijdens het opstellen van de netwerkcirkel hielden we steeds rekening met de mening van J. Indien hij vond dat iemand voor hem op één of andere manier een belangrijke rol speelt in zijn leven, namen we deze persoon op in het visueel schema. Daarom kozen we ervoor om tevens personen op te nemen waar hij veel over vertelde, ook al is er geen contact meer. Zo heeft zijn overleden vrouw nog steeds een zeer belangrijke plaats in J.’s leven en behoort zij naar zijn mening nog steeds tot zijn sociale relaties. Tenslotte hebben we, om het totaalbeeld overzichtelijk te houden, de aard van de relaties niet opgenomen in de netwerkcirkel. Hier gaan we verder in het verslag wel dieper op in.

Het visueel schema bestaat uit vier grote cirkels. De cirkel van intimiteit is bedoeld voor de mensen die voor J. het meest dierbaar zijn en hem altijd steunen (Smit & van Gennep, 2002). In het schema kan je zien dat het gezin hiertoe behoort. Zoals eerder vermeld, hecht J. nog steeds veel belang aan zijn overleden vrouw. Ondanks haar afwezigheid praat J. in zijn gedachten tegen haar en heeft hij het gevoel dat zij ook echt luistert. Opmerkelijk zijn de twee dubbele pijlen die te zien zijn in de cirkel van intimiteit. We hebben deze hier geplaatst om overzichtelijk aan te geven dat deze twee relaties duidelijk wederkerig van aard zijn. Voor deze pijlen te trekken, haalden we inspiratie uit het ecogram van Jan de Vries (Vilans, 2007). Uit het interview met J. kwam naar boven dat vooral zijn tante, ‘tweede mama’ genoemd, een zeer belangrijk persoon is in J.’s leven. Maar ook andersom heeft de tante veel aan J. Het initiatief komt niet enkel van J.’s kant, de tante komt regelmatig naar J. toe. Een tweede pijl hebben we geplaatst naar J.’s oudste dochter C. Ze hebben veel aan elkaar en nemen beiden het initiatief in de sociale contacten. Zo gaf J. en M. aan dat zij hem regelmatig opbelt. Verder trokken we geen pijlen omdat het voor ons onvoldoende duidelijk was of de andere relaties ook wederkerig van aard zijn. Het leek vooral J. die initiatief nam om de sociale contacten te onderhouden. Zo was er enkel contact tussen de schoonouders en J. als hij hen ging bezoeken. We plaatsen de schoonouders toch in de cirkel van intimiteit aangezien J. toch meerdere malen aangaf dat zijn schoonouders zeer belangrijk voor hem zijn. Daarnaast vermoeden we dat het voor zijn schoonouders fysiek moeilijk zal zijn om J. te bezoeken. De overige kinderen van J. staan ook dicht bij hem, maar hier hebben we minder de wederkerigheid opgemerkt dan in het geval van zijn oudste dochter. Tenslotte staan zijn drie kleinkinderen vermeldt in de cirkel van intimiteit. Er is nog een vierde kindje op komst. Hier kijkt hij hard naar uit. Hij vertelt vol lof over zijn kleinkinderen en hieruit konden we opmaken dat ze heel belangrijk zijn in zijn leven. Toch vonden we de keuze voor de plaatsing in de cirkel van intimiteit moeilijk wegens de jonge leeftijd van de kleinkinderen.

Vervolgens zie je in het schema de cirkel van vriendschap. Deze is meestal gevuld met een kleine groep vrienden om wie je geeft en die dicht bij je staan (Smit & van Gennep, 2002). De medebewoners, begeleiders en vrijwilligers van zowel x als van woonvorm X staan

3

Page 5: Sociale netwerkvorming: De praktijk

hierin vermeld. Deze mensen weten waar J. mee bezig is, kennen zijn zwakke en sterke plekken en wensen dat alles goed met hem gaat. S., de baas van Botermijn en tegelijkertijd tevens de individuele begeleidster van J. hebben we bovenaan geplaatst. J. kan met alle begeleiders goed om, maar met S. is die band het meest hecht. Hij beschrijft haar als een goede vriendin waar hij altijd bij terecht kan. In X is zijn buurvrouw een belangrijk persoon waarmee hij wekelijks een babbeltje mee. Vervolgens plaatsten we de neef van J. in de cirkel van vriendschap, eerder dan in de cirkel van intimiteit waar de rest van zijn familie staat. Dit komt omdat de relatie met zijn neef wat afstandelijker lijkt. Zo komt hij soms wel op bezoek vanuit Brussel maar is dit enkel wanneer hij met de tante mee kan. Hierdoor oogt hun relatie minder intiem en kozen we ervoor om hem bij de vrienden te plaatsen.

Daaromheen vind je de cirkel van bekenden. Deze cirkel bestaat meestal uit een grotere groep mensen die je wel kent maar die niet dicht bij je staan (Smit & van Gennep, 2002). In het geval van J. vermoeden we dat het hier gaat om de mensen die hij heeft leren kennen gedurende zijn activiteiten. We spreken hier over zijn hobby’s, zijn sportclubs etc. Zo speelt J. geregeld badminton samen met een collega van X. Verder speelt hij bridge, doet hij aan karate en gaat hij met de kerkgemeenschap Lourdes bezoeken. Deze mensen kennen elkaar en J. voelt zich op zijn plaats bij hen. Tenslotte behoren de mensen die vroeger bij hem op school zaten of met hem samenwerkten ook tot deze cirkel. Deze plaatsen we wat verder van J. af, omdat J. hen veel minder zelf aanhaalde.

De buitenste cirkel is de cirkel van de diensten. In het geval van J. is deze cirkel leeg. Mensen met cognitieve beperkingen hebben volgens Lensink geen gewone cirkel van diensten dus dit is niet abnormaal. Tot deze cirkel behoren mensen die diensten leveren in ruil voor geld (Smit & van Gennep, 2002). Tijdens het interview kwamen geen personen naar boven die J. puur ziet als dienstverleners. Zo worden de begeleiders, die theoretisch gezien in deze laatste cirkel horen, ervaren als vrienden van hem.

b. Analyse

Als volgt analyseren we nader de structuur en functies van het netwerk van J. Het valt op dat de twee binnenste cirkels de meeste contacten bevatten. Volgens Lensink is dit normaal bij mensen met cognitieve beperkingen. Ze zien begeleiders bijvoorbeeld al snel als iemand waarmee ze een hechte band hebben en dus als een echte vriend/vriendin. Verder zien we dat de buitenste cirkel leeg is. De betaalde krachten die in deze cirkel horen, waren weinig betekenisvol voor J. Wel plaatsten we in de cirkel van vriendschap een aantal betaalde krachten zoals de begeleiders van x en van X. In de andere cirkels situeerden we geen betaalde krachten. Tijdens de bevraging van deze contacten hebben we nagevraagd of J. leegten ondervindt in zijn sociale kring. Hij gaf aan niks te missen. J. had geen wens om meer contacten te hebben. Hij was zeer tevreden over zijn sociaal netwerk. Wel gaf hij aan

4

Page 6: Sociale netwerkvorming: De praktijk

dat hij zijn gezin niet zo heel vaak ziet. Toen we vroegen of hij hier iets aan wou doen, antwoordde hij ontkennend. J. zei dat het leven gewoon zo is, dat ieder zijn eigen leven moet kunnen hebben en dat hij tevreden is met de huidige situatie. Hieruit konden we opmaken dat J. het wel graag zou hebben als zijn familie meer op bezoek kwam, maar langs de andere kant was dit geen concrete wens waar hij aan wou werken.

(1) Structuur (omvang, samenstelling, gevarieerdheid)

Als we kijken naar de structuur van het sociale netwerk zien we dat de omvang van J.’s netwerk voldoende groot is. Zowel de cirkel van intimiteit als de cirkel van vrienden en bekenden omvat voldoende contacten. We zien wel een duidelijk onderscheid tussen zijn intieme familie en de bekenden die verder van hem af staan. Een onderscheid tussen kennissen en begeleiders/mede-bewoners is ook duidelijk. De begeleiders en mede-bewoners worden namelijk als goede vrienden gezien. Zowel J. als M. vonden J.'s contacten gevarieerd genoeg. Dit is tevens duidelijk zichtbaar als je de netwerkcirkels bekijkt. Enkel de buitenste cirkel is leeg maar dit kwam niet naar boven als een probleem.

(2) Interacties (frequentie, aard, duur, initiatief, bereikbaarheid, wederkerigheid, dichtheid en positie t.a.v. cliënt)

Het viel ons op dat J. het meeste contact heeft met de mensen uit de tweede cirkel. Het is niet zo dat de meest intieme contacten ook het meeste bij je zijn. J. is elke dag samen met leefgroepbewoners van het dagcentrum en/of de woonvorm. Alle begeleiders ziet hij bijna dagelijks. Zijn gezin en verdere familie ziet hij daarentegen een pak minder. Dit wilt niet zeggen dat ze minder belangrijk zijn, integendeel, ze zijn de belangrijkste contacten in zijn netwerk. De familieleden van J. wonen redelijk ver van hem af waardoor de frequentie van de contacten lager ligt. De bereikbaarheid vormt hier een drempel. Toch is dit geen hinder voor J., hij reist met plezier zelfstandig naar een ander land of stad om zijn familie te gaan bezoeken. Als we kijken naar de dichtheid en positie van de contacten merken we dat J. de sterkste banden heeft met zijn familie en met S., de bazin van het dagcentrum. Vooral de band met zijn tante, 'tweede mama', is zeer sterk. Ze bellen elkaar regelmatig of bezoeken elkaar om te praten. De medebewoners van x en van X zijn dagelijks in het gezelschap van J. Ze doen dan ook veel verschillende dingen samen. De duur van het contact is hierdoor lang, ze spenderen volledige dagen samen door. Als we de wederkerigheid onderzoeken, nemen we waar dat de mensen uit de derde cirkel van bekenden niet veel initiatief nemen om het contact met J. te onderhouden. In de twee binnenste cirkels was er meer wederkerigheid in de relaties. Volgens J. is er niemand in zijn sociale netwerk die hem onvoldoende ruimte geeft. Sommige mensen staan

5

Page 7: Sociale netwerkvorming: De praktijk

zeer dicht bij hem (zoals de medebewoners en begeleiders), maar dit wenst hijzelf ook. Hij geeft niet aan dat hij meer of minder afstand van een bepaalde persoon wenst. Zo heeft iedereen een goede band en mengt J., noch de anderen zich ongehoord in andermans zaken.

(3) Functies/betekenis (emotionele, cognitieve, praktische en materiële steun, waardering, normatieve, sociaal contact, maatschappelijke functie/ belangenbehartiging)

a. Visuele voorstelling en beschrijving

Om de functies te achterhalen die de netwerkleden voornamelijk invullen, stelden we telkens twee vragen aan J. die een bepaalde steunfunctie nagaan. Achteraf legden we dezelfde vragen voor aan M. en gaf hij zijn mening. Over het algemeen kwamen de antwoorden van J. overeen met de antwoorden die M. gaf. Bij het opstellen van de vragen, haalden we onze inspiratie bij Hendrix (1997). Per categorie hadden we keuze tussen vier richtinggevende vragen voor het analyseren van de functies. Omwille van de beperkte concentratiemogelijkheden van J. en de adequaatheid bij zijn situatie, selecteerden we per functie slechts 2 vragen (zie bijlage B of C). Toch kwamen er bij de normatieve functies geen relevante antwoorden naar boven.

6

Page 8: Sociale netwerkvorming: De praktijk

Daarom kozen we ervoor om dit leeg te laten. Op de andere functies gaan we hieronder verder in.

Volgens Lensink hebben de leden uit de cirkel van intimiteit meestal als functie het bieden van sociaal-emotionele steun (Smit & van Gennep, 2002). We zien duidelijk dat J.’s familie zowel in het kader van emotionele steun staan als in het kader van sociale steun. De vragen die peilen naar emotionele steun, ‘Van wie denk je dat hij/zij je goed begrijpt’ en ‘Wie helpt je als je verdrietig of boos bent?’ werden door J. beantwoord met gezinsleden. Vooral zijn overleden vrouw vernoemde hij veel. Naast familie kwam ook de baas van het dagcentrum S. aan bod tijdens het navragen van de emotionele steun. De antwoorden die M. ons gaf kwamen overeen met deze van J. M. benadrukte het hechte gezin van J. De vragen ‘Door wie word je wel eens uitgenodigd voor een bezoekje/uitstapje’ en ‘Zijn er mensen van wie je wel eens een kaartje/email/telefoontje krijgt?’ peilden naar de sociale steun. J. beantwoordde deze met de verzamelwoorden ‘familie, kennissen en vrienden’. J. benadrukte hierbij dat hij zelf ook het initiatief neemt om mensen uit te nodigen of hen kaartjes te sturen. M. bevestigde dit door te vermelden dat hij J. helpt om de kaartjes te schrijven en te versturen naar mensen die hem nabij staan.

Cognitieve steun vindt J. voornamelijk bij de begeleiders. De vragen ‘Naar wie ga je toe als je iets wilt vragen?’ en ‘Zijn er mensen die je uitleggen hoe het komt als er iets gebeurt, zoals de koffie die zuur is of de bus die kapot is?’ werden zowel door J. als door M. beantwoord met de begeleiders en S., de baas van x. Toch benadrukte J. zeer duidelijk dat hij zoveel mogelijk zelfstandig probeert te doen. Pas als het echt niet lukt vraagt hij hulp.

Vervolgens gaf J. aan dat iedereen die hij kende hem waardering gaf. Maar andersom is dit ook zeker het geval. Vooral zijn kleinkinderen hadden volgens hem veel waardering voor hun opa. De vraag ‘Van wie krijg je weleens complimentjes?’ beantwoordde J. dan ook met zijn kleindochter van drie jaar. Aan de telefoon krijgt hij wel eens te horen ‘Bompie je t’aime’. De tweede vraag die peilde naar deze functie luidde als volgt: ‘Wie vraagt jou wel eens om raad?’. J. vertelde dat iedereen hem om raad kon vragen en dat dit dikwijls gebeurde. Een medebewoner van J. kan bijvoorbeeld niet alles zelfstandig doen ’s ochtends, dus J. helpt zijn boterhammen te maken. Ook al vragen ze dit niet aan J., hij doet dit gewillig en met veel plezier. M. vertelde hiernaast dat J.’s kinderen af en toe bellen om de raad van hun vader te vragen.Materiële steun wordt volgens J. zelf niet nodig geacht. Hij benadrukte dat hij alles zelf probeert te doen en dat dit hem aardig lukt. Op de vraag ‘Aan wie vraag je het als je iets wilt kopen?’ antwoordde hij dat hij het gewoon zelf koopt als hij wilt. In zijn

7

Page 9: Sociale netwerkvorming: De praktijk

vorige wooncentrum moest hij dit altijd vragen aan iemand, maar dit is nu niet meer het geval en hier is hij zeer tevreden over. Toch vertelde M. dat J. iedereen aanspreekt als hij iets wilt kopen of iets wilt gaan doen. Op dit vlak dringt J. zich tegenover de andere bewoners en/of begeleiders nogal aan volgens M. J. stopt niet met aandringen tot iemand instemt op zijn vraag. Indien er vervoer geregeld moet worden (tweede vraag), zijn J. en M. er beiden van overtuigt dat J. dit zelfstandig zal regelen.

Praktische steun wordt vooral uitgevoerd door J. zelf en overige diensten. Zo houdt hij zelf zijn studio netjes met behulp van de poetsvrouw, die één keer in de week langs komt. Indien J. post/e-mails krijgt, leest hij dit zelf. Moest hij toch iets niet verstaan, krijgt hij hulp van één van de begeleiders. M. is akkoord met de antwoorden van J. Hij vermeldt ook dat J. over een laptop bezit maar hier nog niet echt e-mails mee verstuurt.

De sociale en maatschappelijke invloeden bestaan uit netwerkleden die personen helpen om bij anderen gedaan te krijgen wat hen allen niet lukt. Zo zetten mensen zich in voor de maatschappelijke acceptatie van bijvoorbeeld J. en zijn lotgenoten. (Dedeurwaerder, 2008). J. kon ons hiervoor geen duidelijke antwoorden bieden. M. kon ons ook niet veel vertellen over helpende organisaties. Wel komen er jaarlijks vrijwilligers over de vloer. Er worden in de buurt affiches opgehangen om vrijwilligers aan te trekken. Hiernaast trekt J. jaarlijks naar Lourdes met de kerkorganisatie. Indien J. ruzie krijgt met een bewoner is het voornamelijk hijzelf die dit oplost, eventueel haalt hij S. (de baas van x) erbij.

(4) Evolutie (veranderingen in structuur en functies, stabiliteit van relaties)

Voor J.’s hersenbloeding had hij een geheel ander sociaal netwerk. Hier heeft hij bewust een streep onder getrokken. Ondertussen heeft hij nieuwe contacten gecreëerd en is hij zeer tevreden over zijn sociaal netwerk. Het huidige sociale netwerk van J. is volgens hemzelf en M. voldoende stabiel. Het overlijden van zijn vrouw enkele jaren terug is wel een grote verandering geweest in J.’s sociale netwerk. Hij mist haar nog altijd en vindt zijn relatie met haar nog steeds heel belangrijk. Tijdens de gesprekken praatte J. vaak over zijn overleden vrouw. Hij heeft nog altijd contact met haar op zijn eigen manier, namelijk tegen haar praten in zijn gedachten. Dit gaat hij blijven doen, vermeldde hij. De relaties met de verschillende contacten is over het algemeen stabiel. Zijn dochter die binnenkort naar Engeland verhuist, brengt hier wel verandering in. J. gaat haar zo veel minder zien. Ook de vrijwilligers die ondertussen x verlaten hebben, zijn contacten die verbroken zijn. J. gaf aan dat hij dit contact wel mist. Hij had de vrijwilligers graag. Ook M. vermeldt

8

Page 10: Sociale netwerkvorming: De praktijk

dat J. een goede band had met J.-P., een vrijwilliger die nu reeds een jaar gestopt is in x. J. vraagt vaak achter hem. J.-P springt af en toe wel nog eens binnen wat J. zeer fijn vindt. Voordat J. terecht kwam in het dagcentrum x en woonvorm X, zat J. in een centrum in Maasmechelen. Met deze personen heeft hij geen contact meer mee en dit hoeft voor J. ook niet.

c. Interpretatie van de analyse

Als we de analyse verder interpreteren, merken we op dat J. zeer tevreden is over zijn huidig netwerk. Toch zijn er volgens ons enkele problemen die J. kan ervaren. De contacten uit J.'s netwerk leven namelijk sterk gespreid van elkaar. Ondanks dat zijn moeder na het overlijden van haar man terug in Spanje woont, heeft J. hier geen problemen mee. Hij kan haar namelijk drie tot vier keer per jaar zelfstandig met het vliegtuig bezoeken. Eenmaal aangekomen maakt hij gebruik van een elektrische scooter. Nu lukt het allemaal nog zonder problemen, maar we denken dat het in de toekomst wel beperkingen gaat opleveren. Zo zal hij in de toekomst misschien niet meer geheel zelfstandig zo'n lange reizen kunnen maken. Een begeleider die met hem meegaat om hem te helpen, is een mogelijkheid van de omgeving die deze belemmering in de toekomst kan verminderen. Daarnaast weet J. zijn mobiliteitsbeperkingen omwille van zijn rolstoel te beperken. Zo heeft hij een tweede reisrolstoel die makkelijk in de auto plooit. Toch is hij zich ervan bewust dat er best iemand op hem staat te wachten na een lange reis.

Het is moeilijk voor J. om te bridgen aangezien hij geen vaste partner heeft. Een vaste partner vinden die wekelijks met hem wilt spelen, is voor hem dan ook een grote wens. Hij is dol op dit kaartspel en wilt het zeker niet opgeven. Een mogelijkheid is bridge spelen op de computer. Dan weet hij echter niet met wie hij speelt en is dit steeds een andere persoon. Daarom vinden we deze mogelijke oplossing van tijdelijke aard. Een andere beperking die J. zelf aangaf, was dat hij weinig mensen kent die het spel echt onder de knie hebben. Tevens M. was akkoord met deze moeilijkheid. Niet alle begeleiders kennen het spel goed. Verder voelt J. zich onzeker over zijn kennis van het Nederlands. Al geeft hij en de begeleider M. weer dat J.’s vaardigheden in het Nederlands zeker niet voor veel problemen zorgen. Het verlies van de spraakvaardigheid in het Engels zorgt voor meer ongenoegen, zeker omdat zijn oudste dochter C. naar Engeland verhuist en hij niet zo goed zal kunnen communiceren met zijn schoonzoon. Daarom was een tweede wens van J. een cursus Engels te volgen zodat de communicatie met zijn schoonzoon in de toekomst vlotter verloopt. M. gaf als beperking van de omgeving aan dat het niet gemakkelijk is om J. een taalcursus te laten volgen. J. heeft al een drukke weekplanning dus het is niet evident om een vrij plaatsje te vinden. Hier willen we bij het opstellen van een actieplan zeker rekening mee houden. Al heeft M. schrik voor het overvragen van de cognitieve mogelijkheden van J., de motivatie van J. lijkt hem

9

Page 11: Sociale netwerkvorming: De praktijk

wel de mogelijkheid te geven om een taalcursus te voltooien. J. is zeer sociaal en schrikt er niet van om met vreemden de lessen bij te wonen. Hij kijkt er echt naar uit om de Engelse taal terug onder de knie te krijgen.

4. Advies

Om zo veel mogelijk verantwoordelijkheid voor de contacten aan J. te laten, formuleren we enkel adviezen waar we met J. en/of M. in gesprek op uit kwamen. Daarnaast probeerden we vooral haalbare en realistische doelen op middellange termijn te selecteren.

J. gaat reeds actief om met mensen die iets gemeenschappelijk met hem hebben (Karate, badminton, kerkgemeenschap). Dit maakt het voor hem mogelijk om een gevarieerd netwerk te hebben. Toch kwam J.’s wens om een vaste bridgepartner te hebben duidelijk naar boven. Hiervoor kan J. enkele bridge clubs contacteren (zie bijlage a), via de website, telefonisch of door een zoekertje op te hangen in bridgezalen. Door mensen te benaderen in bridge clubs spelen we meteen in op het gevaar dat de partner zelf weinig kennis en/of interesse heeft in het bridgen. De begeleider M. stelde voor om een zoekertje te plaatsen achteraan in een plaatselijke krant. Momenteel lijkt de dinsdagnamiddag een vrij moment waar J. dit kan inplannen.

Om de band met zijn oudste dochter C. optimaal te kunnen houden, wil J. beter met zijn schoonzoon communiceren. Hij kwam zelf met het voorstel om een cursus Engels te volgen. J. nam reeds contact op met de technische school in Houthalen, tevergeefs zonder reactie. J.’s begeleiders kunnen hem helpen om nogmaals contact op te nemen en/of andere opties te bekijken. Hierbij moet men in het achterhoofd houden dat het aanbod voldoende afgestemd moet zijn op J.’s mogelijkheden. Wetende dat J.’s capaciteiten niet overbevraagd mogen worden, moet men aansluiten bij J.’s reeds verworven vaardigheden van de Engelse taal. J. verstaat wel Engels maar heeft moeite om het te spreken. Om de drukke planning van J. in te calculeren, willen we daarom ook andere opties dan formele lessen voorstellen. Zo kan zijn dochter soms met hem Engels spreken waardoor J.’s vaardigheden in een aangenaam milieu versterken. M. gaf aan dat J. een laptop heeft maar hij hier geen e-mails mee verstuurt. Mocht J. dit willen, kunnen begeleiders hem dit leren zodat hij in het Engels kan communiceren met de familie. Dit biedt J. de mogelijkheid om langer bezig te zijn met het Engels. We zijn er echter niet van op de hoogte of J.’s motorische capaciteiten dit toelaten. Het aanleren van skype is ook een optie. Men vraagt dan best eerst aan de dochter C. of dit wenselijk is.Om te voorkomen dat de huidige contacten van J. doodbloeden, stellen we voor dat de begeleiders regelmatig peilen naar zijn sociale relaties en zijn tevredenheid hierover. Door meerdere evaluaties kan worden ingeschat of alles nog naar wens verloopt.

10

Page 12: Sociale netwerkvorming: De praktijk

5. Besluit

a. Kritische reflectie

Het in kaart brengen van netwerken vraagt de nodige tijd. Het was moeilijk om slechts in één gesprek aandacht te bieden aan de gevoelscomponent en tegelijkertijd voldoende te informeren naar concrete kwalitatieve informatie. Toch ervoeren we J. als redelijk bereid om details over zijn persoonlijke relaties met ons te bespreken. Het bevragen van een betrokken begeleider hielp ons om sommige leemten van J.’s sociale netwerk in te vullen. We zijn blij dat we beide gesprekken afsloten met een wederzijdse overeenstemming over de beoordeling van de sociale relaties van J. We zijn er ons echter van bewust middellange doelen te hebben opgesteld. Doelen op korte termijn hadden J. en zijn omgeving beter kunnen motiveren.

Op voorhand hadden we heel concrete bevragingsleidraden opgesteld. Enerzijds maakte dit het moeilijk om de passende vragen terug te vinden in het grote aanbod van vragen. We hadden ook veel vragen opgesteld die achteraf gezien geen meerwaarde boden. J. is een heel tevreden en gelukkig man en had weinig kritiek op de huidige zaken. Hierdoor vielen vele vragen in onze interviewleidraad weg. Anderzijds stelde de concrete bevragingsleidraad ons wel in staat om ons zeker te voelen over het verloop van het gesprek. Jammer genoeg hadden we beter kunnen anticiperen op het bespreken van de kwaliteit van de relaties. Zo zijn we tijdens de interviews de focus wat verloren op de frequenties van de sociale steun en het wederzijdse gevoel. Het had ons bijvoorbeeld kunnen helpen om samen met J. cirkels (ter inspiratie van Lensink) te trekken en de opgebrachte namen van het eerste schema in deze cirkels te plaatsen. Deze activiteit had ons meer handvaten gegeven om specifieke vragen te stellen over de sociale relaties die zo minder aanvallend klonken. J. had zo ook een beter inzicht gekregen in eventueel ervaren leemtes. In het schema met de cirkels kwam dit namelijk visueel beter naar boven dan het schema dat wij met hem invulden. Toch zijn we realistisch en beseffen we dat het moeilijk geweest zou zijn om de posities van J.’s netwerk samen met hem in te vullen aan de hand van de cirkels van Lensink. Dit had veel concentratie en denkwerk gevergd van zowel ons als van J. zelf.

Tot slot lieten we ons verleiden om suggestieve vragen te stellen. Vaak omdat het moeilijker ging voor J. om algemene open vragen te verstaan. Deze hindernis was er waarschijnlijk door J.’s beperktere Nederlandse vaardigheden en zijn cognitieve moeilijkheden na de hersenbloeding. Zo kwam het enkele malen voor dat J. onze vragen niet goed begreep. Aangezien J. toch trachtte onze vragen steeds te beantwoorden, antwoordde hij soms naast de kwestie. Na het proberen herformuleren van vragen bleven sommige vragen toch nog onbeantwoord.

11

Page 13: Sociale netwerkvorming: De praktijk

b. Bedenkingen kaders rond sociale netwerken

We zien dat J. buiten zijn voorzieningen gevarieerde activiteiten en relaties heeft. Zo wordt zijn sociaal netwerk niet volledig gedomineerd door enkel mensen met cognitieve beperkingen en de geassocieerde personeelsleden. Zoals Forrester Jones et al. (2006) beschrijven, is het normaal dat personen met een handicap niet al hun persoonlijke relaties kaderen binnen de voorziening. Er wordt namelijk niet verwacht van de personeelsleden om wederkerige persoonlijke relaties met hun cliënten op te bouwen. Die noodzaak aan wederkerigheid wordt beter ingevuld buiten de residentie. Dit doet J. door deel te nemen aan gebeurtenissen binnen de ruimere gemeenschap en door gewone vrijetijdsactiviteiten te hebben.

Zoals Verdonschot et al. (2009) weergeven, vinden ook wij omgevingsfactoren terug die de participatie in de gemeenschap beïnvloeden. Zo zagen we dat J.’s sociale netwerk zeker werd bevorderd door: zijn mogelijkheid om zelf keuzes te maken, verschillende gevarieerde faciliteiten, de positieve houdingen en steun van het personeel en familie. Zoals J. het beschreef, was zijn familie gezond bezorgd wanneer hij grote afstanden aflegde. Toch blijven zij en het personeel J. steunen in het sociaal engagement dat hij aangaat. Deze steun lijkt ons, zoals Beart et al. (2001) beschrijven, van uitermate belang. Belemmerende factoren zoals mobiliteit kan J. goed compenseren door gebruik te maken van hulpmiddelen.

Het is opletten geblazen om te veralgemenen dat er bij personen met een handicap vaak ontevredenheid heerst omtrent hun netwerk. We verstaan wel dat vele factoren het hebben van een sociaal netwerk bevorderen of belemmeren. Het is van groot belang dat iedereen alert blijft voor de verhinderende factoren. Robertson et al. (2001) vertellen dat de gevarieerdheid in netwerkgrootte en –compositie samenhangt met verschillende karakteristieken van de cliënt zelf en de voorzieningen. Zo bleken de inspanningen van zowel J. als zijn omgeving inderdaad een positieve invloed te hebben op J.’s sociaal netwerk.

12

Page 14: Sociale netwerkvorming: De praktijk

6. Literatuurlijst

Beart, S., Hawkins, D., Kroese, B. S., Smithson, P., & Tolosa, I. (2001) Barriers to accessing leisure opportunities for people with learning disabilities. British Journal of Learning Disabilities, 29 (4), 133-8.

Dedeurwaerder, L. (2008). Een sociaal netwerk voor ouders met een verstandelijke beperking: een haalbare kaart? Geraadpleegd op 6 april, 2013, van http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/792/RUG01-001290792_2010_0001_AC.pdf Om

Hendrix, H. (1997) Bouwen aan netwerken. Leer- en werkboek voor het bevorderen van sociale steun in de hulpverlening. Baarn: H. Nelissen B.V.

Forrester-Jones, R., Carpenter, J. S. W., Coolen-Schrijner, P., Cambridge, P., Tate, A., Beecham, J., Hallam, A., Knapp, M. &Wooff, D. A. (2006). The social networks of people with learning disabilities living in the community 12 years after resettlement from long-stay hospitals. Journal of applied research in intellectual disabilities 19, 285-295.

Robertson, J., Emerson, E., Gregory, N., Hatton, C., Kessissoglou, S., Hallam, A., & Linehan, C. (2001) Social Networks of People With Mental Retardation in Residential Settings. Mental Retardation, 39 (3), 201-214.

Smit, B., & van Gennep, A. (2002). Netwerken van mensen met een verstandelijke handicap. Werken aan sociale relaties: Praktijk en theorie. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn. Geraadpleegd op 6 april, 2013, van http://www.vilans.nl/docs/producten/Netwerkversthand.pdf

St. Timon. (2009). Werken aan Netwerken. Handreiking methodisch begeleiden van het leerdoel sociaal netwerk. Geraadpleegd op 28 maart, 2013, van http://www.surfsharekit.nl:8080/get/smpid:2734/DS2

Verdonschot, M., de Witte, L., Reichrath, E., Buntinx, W.,&Curfs, L. (2009). Impact of environmental factors on community participation of persons with an intellectual disability: a systematic review. Journal of Intellectual Disability Research, 53 (1), 54–64

Vilans. (2007). Gedeelde zorg: Een ideeënboek. Handreiking voor het samenspel tussen zorgverleners en familieleden. Geraadpleegd op 6 april, 2013, van http://www.hetpon.nl/files/Projecten/Dezorggaatdoor/Handleiding_Vilans.pdf

13

Page 15: Sociale netwerkvorming: De praktijk

7. Bijlagen

a. Contactgegevens Bridge clubs in Limburg b. Interview leidraad J. c. Interview leidraad M.

14

Page 16: Sociale netwerkvorming: De praktijk

a. Contactgegevens Bridge clubs in Limburg

http://bridge-house.be/index.phpSpeeldagen:

http://bridge-house.be/home/bridgekalender.phpEen kalender wanneer de bridge club speciaal samenkomt.

http://www.bridgeinlimburg.be/bridge/bridgeinlimburg/clubs_f.htmMooi overzicht op wie contacteren in Limburg.Je moet op de clubnaams klikken voor de contactgegevens.

15

Page 17: Sociale netwerkvorming: De praktijk

http://www.bridgeclub-genk.be/?page=custtab&id=25Mooi overzicht op wie contacteren in Limburg

16

Page 18: Sociale netwerkvorming: De praktijk

17

Page 19: Sociale netwerkvorming: De praktijk

18

Page 20: Sociale netwerkvorming: De praktijk

19

Page 21: Sociale netwerkvorming: De praktijk

b. Interview leidraad J.

1. Voorstelling

a. Onszelfb. Opdracht

- Proberen een zicht te krijgen op de mensen die belangrijk voor je zijn & waarmee je een iets grotere of kleinere band mee hebt.

- Als jij akkoord bent, gaan we ook vragen of jij je hierbij tevreden of ontevreden over voelt en of jij hier wensen omtrent heb.

- Dan kunnen we eens kijken of er dingen zijn waar we verandering in willen brengen en hoe we dit eventueel zouden doen.

- Als je tijdens het gesprek merkt dat je over bepaalde dingen niet graag praat, dan moet je dit gewoon zeggen. Dan houden we hier rekening mee.

- Daarnaast: omdat de mening van iemand die je toch wel een beetje kent voor ons wel interessant zou kunnen zijn. Hadden we gedacht om M. na ons gesprek ook wat vraagjes te stellen. Dit maakt het wat makkelijker voor ons om op alles zeker een juist beeld te kunnen hebben of misschien kan hij ons nog wat tips geven. We zouden hem ongeveer dezelfde vragen stellen als aan jou. Is dit goed voor jou?

c. Open vraag ‘Ik ken u wel al een beetje, maar kan je u misschien voorstellen aan Anne?’

Naam Leeftijd Nationaliteit Burgerlijke staat Woonsituatie Opleiding Beroep (vroeger / nu) Bezigheden dagelijks leven Religie

- Hoe is het gekomen dat je voor de eerste keer naar hier kwam?- Hoelang je hier bent

2. Analyse sociaal netwerk + afchecken (on)tevredenheid!

a. We hadden graag een gesprek gehad over uw familie, vrienden, kenissen en begeleiders. Eigenlijk iedereen waarmee je vaak mee in contact komt. Of vroeger veel contact mee hebt. Of gewoon veel aan hebt.

b. In het verleden ooit al zo’n schema opgesteld?c. Als het goed is voor jou, zouden we beginnen om dit schema hier samen in te vullen.

In ditschemakunnen we samenallemaal namen invullen van personen die belangrijk voor jou zijn. Dit maakt het ons later tijdens het gesprek wat makkelijker. We kunnen hier mensen invullen vanvroeger maar ook mensen die

20

Page 22: Sociale netwerkvorming: De praktijk

jevandaagnog ziet.Daarnaast kunnen dit ook mensen zijn van jefamilie, vrienden, kenissen en/of begeleiders. Jij kiest!Als iemand in verschillende hokjes past dan is dit geen probleem! Dan schrijven we die gewoon in verschillende hokjes.Later in het gesprek kunnen we hier danevt nog eens naar kijken.

- Hulpmiddel als moeilijkheden bij invullen: fotoboek

- Opgelet oog voor zijn beleving! Heel leuk dat je hier zoveel over vertelt tegen ons. Zo is het

voor ons veel makkelijker om een juist beeld van alles te hebben.

Sommige vragen die we jou stellen zijn best wel moeilijk hè? Ik zou dit ook hebben. Als je liever iets overslaat, dan moet je dit maar laten weten. Het lijkt ons gewoon belangrijk om goed te weten hoe jouw netwerk er zowat uitziet zodat we later geen verkeerde dingen zeggen. (grappig voorbeeldje zeggen) Daarom dat we zoveel vragen stellen.

... Eventueel pauze inlassen

St. Timon. (2009). Werken aan Netwerken. Handreiking methodisch begeleiden van het leerdoel sociaal netwerk. Geraadpleegd op 28 maart, 2013, van http://www.surfsharekit.nl:8080/get/smpid:2734/DS2

d. Vragen bij invullen ‘namenschema’:- Namen; En wat doe je samen?- Ken je nog iemand binnen je familie, school, werk, ... die je hier graag nog

had willen bijschrijven?- Doet/deed hij activiteiten zoals scouts,...? (=belangrijk voor later onze

resultaten te kunnen vergelijken met de resultaten van wetenschappelijk onderzoek)

categoriseren van aard van de relaties

21

Page 23: Sociale netwerkvorming: De praktijk

e. Nu hebben we dit schema mooi samen opgesteld. Algemene vraagjes:- Hoe was dit voor jou om in te vullen? (gemakkelijk/moeilijk?)- Wat vind je er goed aan?- Wat vind je er minder goed aan?- Vallen je er dingen op? Wat valt je op? Nog iets?

Mis je nog iets?O Je sociale leven voldoende groot?

( Zou je nog meer mensen willen (goed) kennen? )O Je sociale relaties gevarieerd zijn?

O Genoeg mensen waar je altijd terecht kan?

Personen waarvan je meer afstand wil? Meer ruimte wil?(Bijv. personen die naar jouw zeggen teveel bemoeien met jouw leven, ook al bedoelen ze het goed.)

- Is er veel verander tegenover vroeger? (Evolutie van het contact)Bijvoorbeeld sinds:

Naar België verhuisd? Nu je al wat ouder bent geworden? Je in woonvorm woont? Je naar het dagcentrum komt? Je hersenbloeding hebt gehad? Je in een rolstoel zit? Een bepaalde ruzie? Een overlijden?

- Samenvatting geven -> klopt dit?

f. Graag zouden we nu dieper ingaan op de personen die je genoemd hebt.Per naam: (vragen afhankelijk van hoe J. deze persoon had aangebracht)(vele vragen belangrijk voor later onze resultaten te kunnen vergelijken met de resultaten van wetenschappelijk onderzoek)

- Hoe lang ken je deze persoon al? (jaar/maanden) Wil je deze band terug opnemen?

- Hoe veel zie je deze persoon? (.../week of maand of jaar) Wil je meer contact? Wat houd je tegen om contact op te nemen met die persoon? Wat zou jou helpen om meer contact met deze persoon op te nemen?

- Hoe lang zie je die persoon dan meestal? (week/weekend/dag/uur)

- Kwaliteit contact? Hoe dicht sta je bij hem?

22

Page 24: Sociale netwerkvorming: De praktijk

Hoe sterk is jullie band? Hoeveel heb je aan hem?

- Initiatief hoe heb je hem/haar leren kennen

o jij / andere / gedeelde afspraak?

- Wederkerigheid contact? Hoe spreken jullie af? Bel jij hem of komt hij eens langs? Of hoe zit

dat? Heb je het gevoel ook belangrijk te zijn voor degene die jij hebt

aangeduid op jouw blad/netwerk?

- Bereikbaarheid contact? (drempel is moeilijk voor rolstoel, openbaar vervoer, ...)

- Kortesamenvatting.g. Als het goed voor jou is dan zouden we nu een aantal korte vraagjes willen stellen.

Bijv. vraagjes zoals: wie helpt je bij de vaat? Het is niet altijd mogelijk dat u alle vragenkan beantwoorden ofwil beantwoorden. We gaan het gewoon proberen tot zover het mogelijk is. Tijdens de vragen kan je het schema gebruiken als hulpmiddel. Per vraag zouden we dan max. 2 mensen opschrijven. Is dit goed?

- Namen altijd opschrijven in volgorde vanbelangrijkheid!- Als er geen namen komen; vragen we als hij hier iemand voor mist.- Categoriseren van functie van het contact (bijv. persoonlijke vriendschap,

functioneel zoals boodschappen meedoen, …)

(max. 2 vragen/categorie)Bron: Hendrix, H. (1997) Bouwen aan netwerken. Leer- en werkboek voor het bevorderen van sociale steun in de hulpverlening. Baarn: H. Nelissen B.V.

Emotionele steun: 1. Aan wie vertel jij het als je verdrietig bent? 2. Van wie denk je dat hij of zij jou goed begrijpt?3. Wie moedigt jou aan om dingen te doen die jij leuk vindt? 4. Wie helpt jou als je verdrietig of boos bent?

Cognitieve steun: 5. Naar wie ga jij toe als je iets wilt vragen?6. Waarover vraag jij dingen? Is er verschil bij wie je iets vraagt over auto's of over je kapotte rolstoel?

23

Page 25: Sociale netwerkvorming: De praktijk

7. Zijn er mensen die jou uitleggen hoe het komt als er iets gebeurt, bijvoorbeeld als je koffiemelk zuur geworden is? Of als je bus kapot is? 8. Als je iets moeilijk vindt en dat bespreekt met een ander, zijn er dan mensen die jou laten weten dat ze het zelf ook moeilijk vinden?

Waardering:9. Van wie krijg je wel eens complimenten? 10. Wie vraagt aan jou wel eens om raad? 11. Wie vraagt er aan jou of je wilt helpen bij dingen? 12. Van wie vind je dat ze rekening met je houden? Bijvoorbeeld als je iets anders wou bij het menu of de activiteiten?

Normatieve steun: 13. Met wie maak je wel eens afspraken? 14. Van wie vind je dat hij/zij zich aan zijn afspraken houdt? En van wie vind je dat hij/zij zich er niet aan houdt? 15. Met wie zou jij meer afspraken willen maken? 16. Zijn er mensen die jou vertellen wat je moet doen of wat je bijvoorbeeld moet zeggen tegen iemand anders? Bijvoorbeeld als er iets is in de leefgroep/dagcentrum? Wie helpt jou dit oplossen?

Sociale steun: 17. Door wie word je wel eens uitgenodigd voor een bezoekje of uitstapje? 18. Wie komt er wel eens bij jou op bezoek?19. Zijn er mensen van wie je wel eens een kaartje, e-mail of telefoontje krijgt? 20. Bij wie zou je vaker op bezoek willen of met wie zou je vaker weg willen gaan? 21. Van wie zou je willen dat hij/zij vaker bij jou op bezoek kwam?

Materiële steun: 22. Wie helpt jou als je dingen wilt veranderen in je kamer of als je dingen wilt ophangen ofzo? 23. Wie gaat met jou kleding kopen? 24. Aan wie vraag jij het als je iets wilt kopen? 25. Wie helpt jou om vervoer te regelen als je ergens naar toe gaat?

Praktische steun: 26. Wie helpt jou om je kamer netjes te houden?27. Wie helpt jou als je, je bed moet verschonen? 28. Wie helpt jou als je post krijgt om dit te lezen of om iets te schrijven? 29. Wie maakt dingen die kapot zijn voor jou?

Sociale en maatschappelijke invloed: Vragen aan Maarten!

24

Page 26: Sociale netwerkvorming: De praktijk

(Sociale en maatschappelijke invloed: netwerkleden kunnen de centrale actor helpen om bij anderen gedaan te krijgen wat hem allen niet lukt. Ook het feit dat anderen zich inzetten voor maatschappelijke acceptatie van de centrale actor en zijn lotgenoten wordt veelal als een belangrijke steun ervaren.)

30. Zijn er organisaties die jou helpen als je moeilijkheden hebt? Bijvoorbeeld De lijn waar de chauffeur uitstapt om je op de bus te laten, ...31. Als jij ruzie hebt met een medebewoner, wie helpt jou dan?

h. Afchecken beleving! Wat vind je er tot nu toe van? (inspelen op situatie!)

3. Wensen sociaal netwerk

a. Samenvatting: We hebben enkele dingen gehoord zoals …- Je zou graag willen:

Meer ... Minder ...

- !!! Je bent blij met ... !!!- Je zou graag anders willen: ...

b. Algemeen afchecken:- We hadden in het begin van dit gesprek vertelt, dat als jij dit wou, we

samen eens gingen kijken hoe we dingen in verband met jouw netwerk konden veranderen. Na dit gesprek zullen wij hierover is een rustig met zijn tweeën over nadenken. Later zullen we dan onze ideeën naar jou terug opsturen. Dan kan jij zien of je misschien met onze tips aan de slag wil gaan. Maar dit vroegen we ons eerst wel echt af:

- Wat zou je écht over een half jaar anders willen zien? Bestaande relaties versterken / uitbreiden van mensen die je kent?

- Zijn er mensen en relaties waar het goed is zoals het is?- Hoe denk je dat sommige dingen kunnen veranderen?

Had jij al plannen om iets te veranderen?- Heb je in het verleden al dingen geprobeerd om hier verandering in te

brengen. Zoja, wat?

c. Specifiek afchecken:(afhankelijk wat in het algemene al is naarboven gekomen)

- Welke dingen/mensen zullen je helpen om veranderingen te doen?Persoonlijke factoren / omgevingsfactoren?

- Welke dingen/mensen zullen je tegenhouden om veranderingen te doen?Persoonlijke factoren / omgevingsfactoren?

- Maar aangezien wij willen dat jij zeker iets bent met onze tips. Wouden we jou vragen welke plannen jou nu al wat lijken of helemaal niet bij jou passen of echt niet mogelijk lijken.

25

Page 27: Sociale netwerkvorming: De praktijk

Bijvoorbeeld: Meer langsgaan bij iemand? Mensen die meer langskomen bij jou? Meer bellen met sommige personen? Contact zoeken via e-mail (bijv. chatten met/zonder webcam) Oude contacten terug opfrissen? Nieuwe mensen leren kennen (bijv. op de markt eens iemand

nieuw aanspreken?) Zelf meer aandacht besteden aan contact te onderhouden?

Zoals een diepere gesprekken te proberen voeren, mensen een gelukkige verjaardag of feestdag wensen?

Eens proberen meer tijd te spenderen met iemand die je heel hard aanspreekt maar je de kans nog niet hebt gehad om meer tijd mee door te brengen? Denk je aan een manier om dit evt. te doen?

Contact met een buddy? Dat is een vrijwilliger of –ster die graag met iemand eens wil afspreken om er iets mee te doen. Bijv. samen boodschappen doen, gezelpschapspelletjes spelen, naar de film gaan,...

Misschien eens rond de tafel zitten met … waar het je nu minder goed mee kunt vinden (ruzies). Zoja, zou je daar dan graag iemand bij willen bij dit gesprek?

Het hier met anderen eens over hebben? Ergens anders wonen/ werken/ dagelijkse activiteiten / ...?

- Daarbij zeer belangrijk over wat je wel al tevreden bij bent hè. Deze dingen mogen we zeker niet vergeten. Zoals je zei daarnet nog …… (bijv. familie kwam al wekelijks eens langs). Zijn er nog dingen die zeker moeten blijven?

d. Samenvatting geven -> hebben we zo een goed beeld van wat jij goed vindt en nog beter wil?

4. Afsluiten

a. Bedanking om mee te werkenb. Afspraken maken hoe verder

- Zoals in het begin gezegd; nu beetje dezelfde vragen stellen aan M. Dat zal ons helpen om nog een beter beeld over alles te krijgen. Misschien kan hij ons ook nog wat tips geven betreffende dingen dat we kunnen verandering in brengen.

- Daarna gaan wij over alles rustig wat nadenken en dan maken wij samen een verslag met jouw situatie in en enkele tips voor aanpassingen.

- Naar waar wil je graag dat we dit verslag opsturen?

26

Page 28: Sociale netwerkvorming: De praktijk

27

Page 29: Sociale netwerkvorming: De praktijk

c. Interview leidraad M.

1. Voorstelling

a. Onszelfb. Opdracht

- Proberen zicht te krijgen op welke mensen voor J. belangrijk zijn & waarmee grotere of kleinere band mee.

- Dan afchecken of hier tevredenheid omtrent is en/of er dingen zijn waar jij denkt dat er best verandering in komt.

- Dan kunnen we eens kijken hoe we dit eventueel zouden doen.- Reden dit gesprek: de mening van iemand die J. toch wel een beetje kent is

voor ons wel interessant. Zo zijn wij zekerder juist beeld en kan jij ons nog wat tips geven omtrent het plan van aanpak.

c. Voorstelling M.- Naam + Leeftijd- Functie in B.- Hoe lang ken je J.- Hoe lang ben je begeleider v J.- Hoe lang werkzaam in B.

d. Voorstelling J. checken- Sinds wanneer verblijf dagcentrum/woonvorm?- Sinds wanneer hersenbloeding?

2. Analyse sociaal netwerk + afchecken (on)tevredenheid!

a. We hebben J. het schema laten invullen met namen uit zijn sociale netwerken. We hebben hem gevraagd om alle namen in te vullen van personen die voor hem belangrijk zijn (van vroeger of vandaag). Personen die bij meerdere dingen pasten, mochten in verschillende hokjes terechtkomen.

28

Page 30: Sociale netwerkvorming: De praktijk

St. Timon. (2009). Werken aan Netwerken. Handreiking methodisch begeleiden van het leerdoel sociaal netwerk. Geraadpleegd op 28 maart, 2013, van http://www.surfsharekit.nl:8080/get/smpid:2734/DS2

b. Reflectie schema- Hoe denk je dat het invullen van het schema is gegaan voor J.?

(makkelijk/moeilijk)- Waarom? (misschien slecht geheugen, veel mensen om te kunnen

onthouden, of net beperkte sociale contacten, …)- Onze opmerkingen over J’s beleving bij invullen van schema.

(vlotjes/traag/moeilijk/geeft niet veel prijs/...) Jou ook al opgevallen?

c. Vragen bij ‘namen schema’:We zullen het eens overlopen:

- Graag zou ik dit eens willen tonen en vragen of dit ongeveer klopt met wat je weet en ziet van J.

- Welke namen herken je ? - Welke namen herken je niet?- Is er volgens jou toch iemand relevant vergeten is?- Akkoord over de aard van de relaties / de clustering die hij hanteert?- Vind je het opvallend dat hij bepaalde namen in bepaalde hokjes heeft

gezet?- Doet/deed hij activiteiten zoals scouts,...? (= voor latere vergelijking resultaten van

wetenschappelijk onderzoek)

- Nog bedenkingen bij dit schema?- Nog zaken die je opvallen?

d. AFCHECKEN: J. zijn opmerkingen bij het invullen van het schema:- Makkelijk/moeilijk- Positieve /negatieve kanten schema- Opvallendheden- Dingen die werden gemist

O Sociale leven groot (meer mensen willen (goed) kennen)

O Gevarieerde sociale relaties

O Genoeg mensen hij terecht kan

- Personen waarvan meer afstand wil?O Zoja, waarom?

O En heeft J. inderdaad meer ruimte nodig?

O Of denk je dat meer afstand beter zou zijn met iemand?

- Iets belangrijk veranderd tegenover vroeger? .... Door: ................ Naar België verhuisd? Nu wat ouder geworden? J. in woonvormX woont?

J. naar het dagcentrum komt?

29

Page 31: Sociale netwerkvorming: De praktijk

!!! Veranderingen in het dagcentrum sinds: nieuwe bewoners, weggaan van bewoners, nieuw personeel, …?

Voor zijn hersenbloeding? Je in een rolstoel zit? Een bepaalde ruzie? Een overlijden?

30

Page 32: Sociale netwerkvorming: De praktijk

e. Samenvatting geven -> klopt dit?

f. Graag zouden we nu dieper ingaan op de personen die J. noemde. Ik zal proberen om het enkel te houden over de personen die jij zelf kent of reeds over gehoord hebt.

Per naam: (vragen afhankelijk van hoe J. deze persoon had aangebracht)

- Hoe lang kent J. deze persoon al? (jaar/maanden) Band terug opnemen? Contacten evt. hernieuwen? Goed idee?

- Hoe veel ziet J. deze persoon? (.../week of maand of jaar) Zou J. meer contact willen?

o Geeft J. soms aan dat hij meer contact wenst?

o Op welke manier?

o Hoe uit J. dit in de leefgroep, tijdens gesprekken, … ?

o Of merkte je deze dingen aan zijn gedrag/gewoontes/...?

Wat zou J. tegenhouden om contact op te nemen met die persoon?o Welke redenen weinig contact?

Wat zou J. helpen om meer contact met deze persoon op te nemen?o Al pogingen ondernomen? Succes/faalervaring?

- Hoe lang zie je die persoon dan meestal? (week/weekend/dag/uur)

- Kwaliteit contact? Hoe dicht staan ze bij J?

o Merk je dit zelf ook dat ze dicht bij elkaar staan?

o Op welke manier merk je dit?

o Is er iets dat je opvalt of niet wist, of anders over denkt?

Hoe sterk zou je hun band schatten?o Bedenkingen?

o Welke band(en) zijn volgens jou het sterkst? (waarom?),

o Welke banden zijn volgens jou minder sterk (en waarom)?

o Waarom denk / vind je dat? Zijn hier bepaalde redenen voor?

Hoeveel heeft J. aan ...?o Merk je dit zelf ook aan J. dat hij veel heeft aan deze

persoon/personen?o Hoe komt dit tot uiting?

- Initiatief Mening/bedenkingen over: hoe J. hem/haar leert kennen

o J. / andere / gedeelde afspraak?

31

Page 33: Sociale netwerkvorming: De praktijk

- Wederkerigheid contact? Hoe spreekt J. af? (Wie maakt afspraken? Wie belt 1st? Wie komt af?)

o Klopt dit?o Wie neemt vooral het initiatief?o Welke manier van afspraken verkiest J.? (telefoon, bezoek, e-

mail…).o Vraagt J. hier vaak achter om iemand te contacteren of komt

dit niet vaak voor? (en bij welke personen wel/niet?). o Zijn er ook personen die zelf achter J. komen vragen (via

telefoon, mail, bezoek)? o Heb je het gevoel dat het wederkerig is bij persoon X?

Heeft J. volgens jou een beste vriend/vriendin? Wederkerigheid? Denk je eigenlijk dat de mensen die J. aangeduid heeft in zijn netwerk

even belangrijk zijn voor hun als voor hem?o Ja

Wie? Hoe merk je dit? (Praat J. hier zelf veel over? Of zie je

het aan de manier dat ze met elkaar omgaan?o Nee

Hoe komt dit denk je? Heeft hij volgens jou nood aan een beste

vriend/vriendin?

- Bereikbaarheid contact? (drempel is moeilijk voor rolstoel, openbaar vervoer, ...)

- Zijn er nog andere zaken die J. heeft aangegeven die je opvallen?

- Korte samenvatting.

g. Om de functie van J’s contacten te achterhalen, hebben we paar vragen gesteld aan J. Zoals bijvoorbeeld van wie krijgt hij emotionele of eerder praktische steun? We gaan nu dezelfde vragen aan jou stellen, over J. Tijdens de vragen kan je het schema gebruiken als hulpmiddel. Per vraag zouden we dan max. 2 mensen opschrijven. Is dit goed?

- Indien je op sommige vragen geen goed antwoord hebt (je weet het niet goed, of je bent niet zeker, of er zijn verschillende namen als antwoord,...) geef je dit gewoon maar aan (en eventueel waarom).

- Achteraf: antwoorden van J. erbij leggen en vergelijken! Wat is hetzelfde / verschillend? Wat valt je op? Waar ben je het mee eens/oneens?

32

Page 34: Sociale netwerkvorming: De praktijk

Wat had je (niet) verwacht (en waarom wel/niet)?- Namen altijd opschrijven in volgorde vanbelangrijkheid !- Als er geen namen komen; vragen we als hij hier iemand voor mist.

(max. 2 vragen/categorie)Bron: Hendrix, H. (1997) Bouwen aan netwerken. Leer- en werkboek voor het bevorderen van sociale steun in de hulpverlening. Baarn: H. Nelissen B.V.

Emotionele steun: 1. Aan wie vertelt J. het als hij verdrietig is?2. Van wie denkt J. dat hij of zij hem goed begrijpt?3. Wie moedigt J. aan om dingen te doen die hij leuk vindt? 4. Wie helpt J. als hij verdrietig of boos is?

Cognitieve steun: 5. Naar wie gaat J. toe als hij iets wilt vragen?6. Waarover vraagt hij dingen? Is er verschil bij wie J. iets vraagt over auto's of over je kapotte rolstoel? 7. Zijn er mensen die J. uitleggen hoe het komt als er iets gebeurt, bijvoorbeeld als zijn koffiemelk zuur geworden is? Of als het busje kapot is? 8. Als hij iets moeilijk vindt en dat bespreekt met een ander, zijn er dan mensen die hem laten weten dat ze het zelf ook moeilijk vinden?

Waardering:9. Van wie krijgt J. wel eens complimenten? 10. Wie vraagt aan hem wel eens om raad? 11. Wie vraagt er aan hem of hij wilt helpen bij dingen? 12. Van wie vind J. dat ze rekening met hem houden? Bijvoorbeeld als hij iets anders wou bij het menu of de activiteiten?

Normatieve steun: 13. Met wie maakt J. wel eens afspraken? 14. Van wie vind J. dat hij/zij zich aan zijn afspraken houdt? En van wie vind J. dat hij/zij zich er niet aan houdt? 15. Met wie zou hij meer afspraken willen maken?16. Zijn er mensen die hem vertellen wat hij moet doen of wat hij bijvoorbeeld moet zeggen tegen iemand anders? Bijvoorbeeld als er iets is in de leefgroep/dagcentrum? Wie helpt hem dit oplossen?

Sociale steun: 17. Door wie word J. wel eens uitgenodigd voor een bezoekje of uitstapje? 18. Wie komt er wel eens bij hem op bezoek?19. Zijn er mensen van wie hij wel eens een kaartje, e-mail of telefoontje krijgt?

33

Page 35: Sociale netwerkvorming: De praktijk

20. Bij wie zou hij vaker op bezoek willen of met wie zou hij vaker weg willen gaan? 21. Van wie zou J. willen dat hij/zij vaker bij hem op bezoek kwam?

Materiële steun: 22. Wie helpt hem als hij dingen wilt veranderen in zijn kamer of als hij dingen wilt ophangen ofzo? 23. Wie gaat met hem kleding kopen? 24. Aan wie vraagt hij het als hij iets wilt kopen? 25. Wie helpt hem om vervoer te regelen als hij ergens naar toe gaat?

Praktische steun: 26. Wie helpt J. om zijn kamer netjes te houden?27. Wie helpt hem als zijn bed moet verschoond worden?28. Wie helpt hem als hij post krijgt om dit te lezen of om iets te schrijven? 29. Wie maakt dingen die kapot zijn voor hem?

Sociale en maatschappelijke invloed: Vragen aan Maarten !(Sociale en maatschappelijke invloed: netwerkleden kunnen de centrale actor helpen om bij anderen gedaan te krijgen wat hem allen niet lukt. Ook het feit dat anderen zich inzetten voor maatschappelijke acceptatie van de centrale actor en zijn lotgenoten wordt veelal als een belangrijke steun ervaren.)

30. Zijn er organisaties die jou helpen als je moeilijkheden hebt? Bijvoorbeeld De lijn waar de chauffeur uitstapt om je op de bus te laten, ...31. Als jij ruzie hebt met een medebewoner, wie helpt jou dan?

h. Afchecken beleving! Wat vind je er tot nu toe van? (inspelen op situatie!)

3. Wensen sociaal netwerk

a. Samenvatting: We hebben bij J. enkele dingen gehoord zoals …- Je zou graag willen:

Meer ... Minder ...

- !!! Je bent blij met ... !!!- Je zou graag anders willen: ...

Verbaast je dit? Had je dit verwacht of niet? Had J. dit zelf al ter sprake gebracht? (in de leefgroep/met begeleider/...?)

Valt dit je op?

b. Algemene vragen:- Wat zou J. volgens jou graag meer willen? (en hoe geeft hij dit aan?)- Wat zou J. volgens jou graag minder willen? (en hoe geeft hij dit aan?)- Wat zou J. volgens jou anders willen? (waarom? Hoe geeft hij dit aan?)

34

Page 36: Sociale netwerkvorming: De praktijk

- Welke aanvulling zou hij in zijn contacten willen denk je?c. VERGELIJKEN MET Samenvatting van M. tot nu toe:

We hebben bij jou enkele dingen gehoord zoals … klopt dit?- Je denkt dat J. graag zou willen:

Meer ... Minder ...

- !!! Je bent blij met ... !!!- Je zou graag anders willen: ...

d. Algemeen afchecken:- Na dit gesprek zullen wij hierover een rustig met zijn tweeën over

nadenken en een plan van aanpak opstellen. Later zullen we dan onze ideeën naar jou terug opsturen. Dan kan jij zien of je misschien met onze tips aan de slag kan gaan met J. ten voordele van zijn sociaal netwerk. Maar dit vroegen we ons eerst wel echt af:

- Wat zou J. (volgens jou) écht over een half jaar anders willen zien? Bestaande relaties versterken / uitbreiden van mensen die je kent?

- Waren er in het verleden (of misschien nu) plannen om iets te veranderen? Zoja, welke plannen?

- Heb je in het verleden al dingen geprobeerd om hier verandering in te brengen? Zoja, wat?

Hoe komt dat het niet gelukt is? Hoe denk je dat sommige dingen wél kunnen veranderen

voor J.? Zo nee, waarom is dit nooit geprobeerd?

- Zijn er mensen en relaties waar het goed is zoals het is?

e. Specifiek afchecken:(afhankelijk wat in het algemene al is naarboven gekomen)

- Welke dingen/mensen zullen J. helpen om veranderingen te doen? Persoonlijke factoren / omgevingsfactoren?

- Welke dingen/mensen zullen J. tegenhouden om veranderingen te doen? Persoonlijke factoren / omgevingsfactoren?

- Maar aangezien wij willen dat J. en jullie zeker iets bent met onze tips. Wouden we jou vragen welke plannen jou nu al wat lijken of helemaal niet bij J. passen of echt niet mogelijk lijken.

Haalbaar? Wenselijk? Zinvol? Waarom wel/niet?Zou J. dit doen? Waarom wel/niet?Doet J. dit graag?

Meer langsgaan bij iemand? Mensen die meer langskomen bij J.?

In dagcentrum? In woonvorm Lakerveld?

35

Page 37: Sociale netwerkvorming: De praktijk

Meer bellen met sommige personen? Contact zoeken via e-mail (bijv. chatten met/zonder webcam) Oude contacten terug opfrissen? Nieuwe mensen leren kennen (bijv. op de markt eens iemand

nieuw aanspreken?) Is er iemand die J. heel hard aanspreekt? Heeft hij hier al iets

mee gedaan? Heeft hij al de kans gehad om er meer tijd mee te spenderen? Denk je dat hij dit in de toekomst nog van plan is?

Meer aandacht besteden aan contact te onderhouden? Zoals een diepere gesprekken te proberen voeren, mensen een gelukkige verjaardag of feestdag wensen?

Contact met een buddy? Dat is een vrijwilliger of –ster die graag met iemand eens wil afspreken om er iets mee te doen. Bijv. samen boodschappen doen, gezelschapsspelletjes spelen, naar de film gaan,...

(Indien J. heeft aangegeven dat hij het minder goed kan vinden met bepaalde personen). Hoe zou dit opgelost kunnen worden? (of waarom beter van niet?

Het hier met anderen eens over hebben? Ergens anders wonen/ werken/ dagelijkse activiteiten / ...?

Zou het echt helpen volgens jou moesten deze maatregelen (die J. aangeeft) uitgevoerd worden?

- Daarbij zeer belangrijk over dat J. wel tevreden was over ..... Zijn er volgens jou nog dingen die zeker niet mogen wegvallen en zeker moeten blijven doorgaan?

f. Samenvatting geven -> hebben we zo een goed beeld van wat jij mogelijk acht?

4. Afsluiten

a. Bedanking om mee te werkenb. Afspraken maken hoe verder

- Zoals reeds gezegd zullen wij nu over alles rustig wat nadenken en dan maken wij samen een verslag met J.’s situatie in en enkele tips voor aanpassingen.

- Hoe denk je best dat we jou op de hoogte houden? Via J.?

36