hoofdstuk 9: uitbating

51
9 Uitbating NIROND-TR 2011-09 N Versie 1 – september 2012 Hoofdstuk 9 uit het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval in Dessel

Upload: niras-cat

Post on 29-Feb-2016

228 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

Hoofdstuk 9 uit het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval in Dessel

TRANSCRIPT

Page 1: Hoofdstuk 9: Uitbating

9

Uitbating

NIROND-TR 2011-09 N Versie 1 – september 2012

Hoofdstuk 9 uit het veiligheidsrapport voor de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval in Dessel

tabbladen.indd 31 21/01/13 15:49

Page 2: Hoofdstuk 9: Uitbating

NIRAS

Versie 1 Categorie A

Technische basis van de veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A-afval te Dessel

Page 3: Hoofdstuk 9: Uitbating
Page 4: Hoofdstuk 9: Uitbating
Page 5: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-iii

Hoofdstuk 9 Uitbating

Technische basis van de veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting voor categorie

A-afval te Dessel

Nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen

NIRAS

Kunstlaan 14

1210 Brussel

Serie Categorie A Documenttype NIROND-TR

Status Vertrouwelijk tot cAt-

vergunningsaanvraag

Publicatiedatum 30 september 2012

Rapportnummer NIROND-TR 2011-09 Revisienummer Versie 1

Sleutelwoorden Categorie A, oppervlakteberging, vergunningsaanvraag, veiligheidsrapport

Page 6: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval te Dessel

9-iv NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

Versie Opmerkingen

Nummer Datum

1.0 30/09/2012 Versie ingediend bij het FANC samen met de vergunningsaanvraag tot oprichting en exploitatie (A1) van

de oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A-afval in Dessel.

Page 7: Hoofdstuk 9: Uitbating
Page 8: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-v

9.1 Inleiding en doelstellingen 9-1

9.2 Uitbatingsfilosofie 9-2

9.3 Uitbatingsactiviteiten en procesbeschrijving 9-5

9.3.1 Precommissioning- en commissioningtesten 9-5

9.3.1.1 Commissioningcontext 9-5

9.3.1.2 Conformiteitscontroles en commissioningproces voor de

oppervlaktebergingsinstallatie 9-6

9.3.2 Verificatie en aanvaarding van monolieten 9-9

9.3.3 Transfer van monolieten van IPM tot in de modules 9-15

9.3.3.1 Algemene principes 9-15

9.3.3.2 Laden van de transfertrein 9-16

9.3.3.3 Overbrengen naar de loszone 9-16

9.3.3.4 Plaatsen van de monoliet 9-17

9.3.4 Opvulstrategie 9-18

9.3.4.1 Uitvoeringstrategie voor het opvullen van de modules 9-18

9.3.4.2 Strategie van keuze van de monolieten voor plaatsing 9-19

9.3.5 Behandeling van secundaire afvalstromen 9-21

9.3.3.1 Inleiding 9-21

9.3.5.1 Inspectiegalerij en drainagesysteem 9-22

9.3.5.1.1 Rol 9-22

9.3.5.1.2 Algemene beschrijving van het drainagesysteem 9-23

9.3.5.2 Controles 9-25

9.3.5.2.1 Water uit de modules 9-25

9.3.5.3 Evaluatie van het watervolume 9-26

9.3.6 Afdichting van de modules 9-26

9.3.6.1 Inleiding 9-26

9.3.6.2 Installatie van een veiligheidsbarrière 9-27

9.3.6.3 Opvullen van open ruimte met grind 9-28

9.3.6.4 Kunststoffolie 9-28

9.3.6.5 Mager beton 9-28

9.3.6.6 Topplaten 9-29

9.3.7 Plaatsing van de eindafdekking 9-29

Page 9: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval te Dessel

9-vi NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

9.3.7.1 Plaatsen van bitumineuze folie 9-29

9.3.7.2 Ontmantelen van de staalstructuur 9-29

9.3.7.3 Gedeeltelijke zandophoging 9-29

9.3.7.4 Gieten van de ondoorlatende topplaat en zwevende platen 9-29

9.3.7.5 Plaatsen van de aarden afdekking 9-30

9.3.8 Interface tussen bouwactiviteiten en uitbatingsactiviteiten 9-30

9.3.9 Onderhoud van installaties en uitrustingen 9-31

9.3.10 Opvolgingsactiviteiten en verouderingsbeheer 9-31

9.4 Maatregelen bij abnormale uitbatingsomstandigheden 9-32

9.5 Uitbatingsprocedures 9-32

9.6 Noodplan 9-33

9.7 Naspeurbaarheid en behoud van geheugen 9-35

9.8 Beheerssysteem en totaal kwaliteitssysteem 9-35

9.9 Bepaling van uitbatingslimieten 9-36

9.10 Rapportering 9-36

9.11 Referenties 9-38

9.11.1 Lijst van hoofdstukken 9-38

9.11.2 Lijst van referenties 9-38

9.11.3 Lijst van ondersteunende documenten 9-38

9.11.4 Bijlage 1–1: Acroniemen 9-39

Page 10: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-1

Dit hoofdstuk beschrijft de verschillende processen en stappen die verbonden zijn aan de

exploitatieactiviteiten van de berging van laag- en middelactief kortlevend afval.

De exploitatie wordt dusdanig georganiseerd dat de veiligheid voor mens (zowel werknemers

als bezoekers en omwonenden) en milieu zowel op korte als lange termijn wordt gegarandeerd

en geoptimaliseerd, dat de vergunningsvoorwaarden die opgelegd zijn door de

veiligheidsautoriteiten, altijd gerespecteerd worden en dat de vigerende wetgeving steeds wordt

nageleefd.

In dit stadium van het project (+/- 3 jaar voor start bouw en 6 jaar voor start exploitatie) zijn de

exploitatiedetails nog niet uitgewerkt. De meeste processen zijn generiek beschreven en de

concrete details zullen in de loop van de vergunningsprocedure worden toegevoegd. Na

constructie en op het ogenblik dat er een as-built dossier wordt opgemaakt en voorgelegd aan

de veiligheidsautoriteiten voor de bevestiging van de exploitatievergunning, zal dit hoofdstuk

volledig en in detail zijn uitgewerkt inclusief alle documenten die hierin beschreven zijn.

In dit hoofdstuk zullen de verschillende te nemen stappen beschreven worden om het afval uit

de opslaggebouwen te halen, te verwerken en eindconditionering tot monolieten en finaal in de

berging te plaatsen.

Naast de normale bedrijfsmatige exploitatie worden ook de commissioning- en

precommissioningtesten die voorafgaan aan de exploitatie beschreven alsook de organisatie

van bouwactiviteiten tijdens de exploitatieactiviteiten en het onderhoud aan installaties en

uitrustingen.

In andere hoofdstukken van dit veiligheidsdossier worden sommige aspecten betreffende de

uitbating van de berging behandeld :

Hoofdstuk 2 beschrijft onder andere het veiligheidsbeleid, de algemene

veiligheidsbenadering en de strategische veiligheidsoriëntaties die gevolgd worden ter

realisatie van een veilige berging. Deze aspecten zijn ook tijdens de verschillende

processen en activiteiten qua exploitatie van toepassing.

Hoofdstuk 3 beschrijft het beheersysteem. In Hoofdstuk 3 komen onder meer de volgende

met de exploitatie gerelateerde aspecten aan bod:

het bredere organisationeel kader voor de exploitatie van de berging, in het bijzonder

de opdrachten van NIRAS als afvalbeheerder en nucleair exploitant, de integratie van

NIRAS als afvalbeheerder en nucleair exploitant;

managementprincipes die gehanteerd worden bij de berging;

de generieke processen en activiteiten in verband met de berging;

Page 11: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

9-2 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

de organisatiestructuur tijdens inbedrijfstelling en tijdens exploitatie.

Hoofdstuk 6 beschrijft onder andere het NIRAS afvalacceptatiesysteem en de introductie

van conformiteitsdossiers voor afvalfamilies in het kader van de aanvaarding van

bergingscolli in de berging.

Hoofdstuk 12 beschrijft onder andere de maatregelen en werkingsmodaliteiten die

gehanteerd worden met betrekking tot de stralingsbescherming gedurende de verschillende

operaties in de bergingsinrichting.

Hoofdstuk 15 beschrijft de conformiteitscriteria die aan het afval moeten opgelegd worden

ten einde zowel de operationele veiligheid als de veiligheid op lange termijn te verzekeren.

Hoofdstuk 16 beschrijft het monitoringprogramma, met inbegrip van de

monitoringactiviteiten gedurende de exploitatie van de berging.

Dit Hoofdstuk 9 wordt onder andere gebruikt voor het opstellen in Hoofdstuk 17 van de

technische specificaties die toelaten aan de bergingsexploitant om te verifiëren dat de

bergingsinrichting zich binnen de voorwaarden van het normale werkdomein bevindt.

Belangrijke elementen van het wetgevende kader voor uitbating van de berging zijn:

A. Het Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de

bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van

ioniserende stralingen (ARBIS). Dit Koninklijk Besluit legt het systeem vast voor

stralingsbescherming en voor de controle op de bescherming tegen ioniserende stralingen

[R9-1]

B. Het Koninklijk Besluit van 30 November 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor

de kerninstallaties [R9-2]. Dit Koninklijk Besluit legt veiligheidsvoorschriften vast met

betrekking tot onder andere:

nucleaire veiligheid;

organisatie van de uitbating;

het managementsysteem,

de opleiding en bevoegdverklaring van het personeel;

de opstelling van uitbatingslimieten en –voorwaarden (zie [HS-17]);

het beheer van de veroudering;

een systeem voor de analyse van voorvallen en de ervaringsfeedback over de

uitbating, onderhoud en inspectie tijdens de werking en functionele testen.

De exploitant NIRAS site Dessel wordt opgericht net nadat de nucleaire oprichtings- en

exploitatievergunning is afgeleverd. De exploitant volgt de bouwwerken zodat hij een

praktische kennis verwerft van de installatie en de SSCs. Aansluitend aan de bouwfase en

startend met de inbedrijfsstelling begint de actieve rol van de exploitant van de

Page 12: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-3

bergingsinstallaties. Deze rol eindigt met de sluiting van de berging nl. de opvulling van de

inspectieruimtes en –galerijen en het opstarten van de nucleaire reglementaire controlefase.

De exploitatie van de berging heeft zeer belangrijke veiligheidsgerelateerde aspecten, zowel op

korte termijn als op lange termijn.

In de meeste nucleaire installaties is het operationele aspect van de veiligheid van

allesoverheersend belang. In bergingsinstallaties komen hier nog de aspecten rond de

langetermijnveiligheid bij. Mens en milieu moeten immers beschermd worden tegen de

radioactieve afvalstoffen in de berging gedurende een periode die veel verder gaat dan de

uitbatingstermijn.

Het inrichtingshoofd van de site van NIRAS in Dessel zal erop toezien dat de

vergunningsvoorwaarden gerespecteerd worden alsook dat aan alle voorwaarden en vigerende

wetgeving van een veilige conventionele en nucleaire uitbating voldaan is, zowel op de korte

als op de lange termijn. Dit wordt verzekerd door het managementsysteem [HS-3], het

afvalacceptatiesysteem van NIRAS [HS-6], de operationele procedures [HS-9], de structurele

veiligheidscomponenten ([HS-7] en [HS-8]) en de operationele systemen en

veiligheidsvoorzieningen [HS-9].

De uitbating is gebaseerd op de managementprincipes die vermeld worden in sectie 3.3.4 van

Hoofdstuk 3. Uit deze managementprincipes volgt dat de uitbating als doelstellingen heeft om

radiologische blootstelling te optimaliseren (ALARA) zowel operationeel als op lange termijn,

en om beveiliging in de diepte te garanderen met andere woorden ongevallen en incidenten

trachten te voorkomen, en indien ze toch voorkomen de ongevallen en incidenten snel te

detecteren en waar nodig hun gevolgen te beperken. NIRAS zal comités RCC, PORC en SAC

oprichten ([HS-3] §3.8.12) waarmee concreet de exploitatie van de bergingsinstallaties en de

optimalisatie van radiologische blootstelling en de gelaagde bescherming zal gedefinieerd en

opgevolgd worden tijdens de berging.

Een zeer belangrijke veiligheidsvoorziening is de monoliet zelf, het afval is steeds

geconditioneerd in betonnen caissons waardoor er al een zeer hoge inherente stabiliteit en

radiologische afscherming bestaat. Dit verlaagt het operationele risico.

De te bergen bronterm geconditioneerd afval wordt samengesteld voor verwerking in de IPM

op basis van gekarakteriseerde en geaccepteerde colli en de te bergen bronterm bulkafval wordt

samengesteld bij de producent van het afval onder controle van NIRAS en op basis van

geaccepteerd niet-geconditioneerd afval. De opvulstrategie wordt voornamelijk gestuurd door

de operationele criteria Y’1 tem Y’4 en het X-criterium alsook conventionele fysicochemische

karakteristieken en compatibiliteit. Dit wordt beschreven in [HS-14], sectie 14.14 en [HS-15]

en samengevat in § 9.3.4. Er zal hier een handleiding voor opgesteld worden zoals beschreven

staat in § 3.4.1 van Hoofdstuk 3 [HS-3].

NIRAS heeft de strategische keuze gemaakt om het te bergen volume de prioriteit te geven op

de te bergen activiteit. Er zal dus steeds voorrang gegeven worden aan grote volumes afval met

Page 13: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

9-4 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

een lagere activiteit boven kleine volumes met een hoge activiteit. De veiligheidsautoriteiten

zullen ruimschoots op voorhand geïnformeerd worden van de intentionele te bergen bronterm.

De berging zal in fases van ongeveer 4 jaar uitgebaat worden, dwz gedurende 4 jaar worden er

steeds 4 modules volledig gevuld waarna ze na akkoord van de veiligheidsautoriteiten

afgedicht worden met een dakplaat (structurele topplaat). Hierna gaat een nieuwe fase van

opvullen van 4 modules gedurende 4 jaar van start. De opvulling met monolieten van de

berging zal indicatief een 50-tal jaren bedragen. Nadien wordt de finale afdekking geplaatst die

gemonitord wordt op een goede werking gedurende enkele tientallen jaren. Het is pas als deze

goede werking is aangetoond dat we een vergunning zullen aanvragen voor de sluiting van de

berging.

Voor de installaties in bedrijf worden genomen zal er een gedetailleerd uitbatingshandboek

opgesteld worden dat alle procedures voor normale of abnormale uitbating omvat en dat ook de

QA/QC aspecten van de uitbating zal beschrijven.

De procedures in het uitbatingshandboek zullen altijd een zeker vast stramien qua

inhoudsopgave volgen, zodat steeds de nodige aandacht besteed wordt aan:

voorbereiding (planning, nodige middelen);

kwalificatie van het personeel;

hold/witness controlepunten;

bijdrage tot optimalisatie van bescherming;

bijdrage tot gelaagde bescherming;

ervaringsfeedback;

kwaliteitsregistraties;

bij te houden gegevens in het kader van het kennisbeheer.

Page 14: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-5

Hieronder is een principeplattegrond van de site gevoegd waarop de belangrijkste plaatsen van

activiteit zijn aangeduid.

9.3.1 Precommissioning- en commissioningtesten

9.3.1.1 Commissioningcontext

De oppervlaktebergingsinstallatie vervult de beoogde functies met behulp van een reeks SSCs

(Structuren, Systemen en Componenten). De functies van de oppervlaktebergingsinstallatie (en

dus van al haar SSCs) moeten vanaf de exploitatiefase in elke (normale of abnormale) situatie

worden vervuld, zoals in het ontwerp en het veiligheidsdossier is ondersteld.

Een reeks noodzakelijke voorwaarden bepalen de geschiktheid van de fysieke SSCs om hun

functies zoals beschreven in het ontwerp (en in de vergunning), adequaat te vervullen. Deze

IPM

Sporen

voor

transfer

naar de

bergings-

modules

Bergingsmodules

Administratief gebouw

Verificatie/aanvaarding Transfer van monolieten Plaatsing van monolieten

Controlekamer: commando’s op

afstand; controle en toezicht op

transport en plaatsing van monolieten

Onderhoud aan transfertrein

Page 15: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

9-6 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

voorwaarden hebben betrekking op zowel hardware, software als menselijke aspecten in de

normale en abnormale omstandigheden.

Het voldoen aan de functionele voorwaarden van de SSCs wordt geverifieerd door

conformiteitscontroles en opstarttesten, op het einde van de bouwfase.

Deze verificatie verloopt doorgaans in twee fasen:

De precommissioning, ook ‘koude’ inbedrijfstelling, ‘koude’ proeven of niet-nucleaire

inbedrijfstelling genoemd, wordt uitgevoerd zonder de aanwezigheid van radioactieve

materialen: deze fase vangt al aan bij de niet-nucleaire bouwfase, in de fabriek of op het

terrein, met de uitvoering en documentering van een reeks kwaliteitscontroles tijdens die

fase, of met de uitvoering van een of ander programma voor operationele ‘koude’

systeemproeven.

De eigenlijke commissioning, ook ‘warme’ inbedrijfstelling, ‘warme’ proeven of nucleaire

inbedrijfstelling genoemd, wordt indien nodig uitgevoerd met de aanwezigheid van

radioactieve materialen.

De verificatie peilt naar de kwaliteit van de bouw- en installatieactiviteiten:

wanneer bij de bouw speciale processen worden aangewend, door na te gaan of (de

kritieke delen van) die processen naar behoren werden uitgevoerd;

in alle gevallen door een vooraf bepaalde reeks representatieve niet-destructieve proeven

uit te voeren na afloop van de bouwwerken.

9.3.1.2 Conformiteitscontroles en commissioningproces voor de

oppervlaktebergingsinstallatie

Op het einde van de bouwwerken wordt in het kader van het cAt-project een globaal

programma uitgevoerd om de conformiteit van het geïmplementeerde materieel en

voorzieningen na te gaan. Het conformiteitscontroleprogramma bij opstart is een programma

van conformiteitstesten dat werd opgesteld in overeenstemming met de voorwaarden in het

ontwerp en in de vergunning en wordt uitgevoerd door deskundig personeel.

De bedoeling van die conformiteitstesten is om erop toe te zien dat:

de componenten en de uitrusting op een veilige en betrouwbare wijze kunnen worden

bediend en niet rechtstreeks of onrechtstreeks een negatieve invloed hebben op de

gezondheid en de veiligheid van werknemers of het publiek, in het bijzonder de

bescherming tegen straling. Dit heeft betrekking op de operationele fase zelf, alsook op de

langetermijnfase na afloop van de institutionele controles.

de structuren, systemen en componenten van de bergingsinstallatie:

naar behoren werden gebouwd en geïnstalleerd ;

hun operationele en langetermijnveiligheidsfuncties vervullen

overeenkomstig hun respectievelijke ontwerpbasiseisen, met inbegrip van

Page 16: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-7

een ‘warme’ test, met echte radioactieve bronnen, om de stralingsniveaus en

bijhorende blootstellingstijden bevestigd te zien;

voldoen aan de regelgeving en vergunningseisen en aan de geldende

vergunningsspecificaties.

Bijkomende doelstellingen van de commissioningactiviteiten zijn het vertrouwd maken van de

operatoren en het technisch personeel met de werking van de bergingsinstallatie en nagaan,

voor zover mogelijk, of de exploitatie- en noodprocedures toereikend zijn [HS-3].

De commissioningsactiviteiten zijn ook van toepassing tijdens de exploitatiefase [HS-3].

voor activiteiten met configuratiewijzigingen, zoals bijkomende geplande of niet-geplande

SSCs, aanpassingen of interventies, die de uitvoering van configuratiecontroles vereisen;

waarbij daarnaast ook de handhaving van de geschiktheidsvoorwaarden wordt

gecontroleerd via periodieke testen, die aansluiten op de commissioningtesten;

vooraleer de procedures van kracht worden, waarbij proefdraaien of ‘koude’ proeven

worden uitgevoerd, waar en wanneer mogelijk [HS-3].

Het commissioningprogramma omvat in het bijzonder en naargelang van de mogelijkheden een

globale evaluatie van de tijdens de bouw en installatie vastgestelde afwijkingen in de

functionele en prestatietesten van de SSCs en van de voorzieningen of systemen nodig voor de

exploitatieactiviteiten en de veiligheid van de bergingsinstallatie.

Het commissioningprogramma omvat ten minste de volgende systemen/voorzieningen:

kranen;

trein;

monolietcontrole;

afdichting van de modules, eindafdekking, afsluitkwaliteit;

branddetectie en –beveiliging;

ventilatiesystemen;

monitoringsystemen;

stralingsbeschermingssystemen (mensen, materiaal, procedures);

noodstroomvoorzieningen;

veiligheidsgerelateerde systemen;

procedures voor uitbating, onderhoud, controles, testen, configuratiecontrole, beheer van

afwijkingen of ongevallen [HS-3];

voorzieningen om de langetermijncommunicatie met toekomstige generaties te garanderen

en om een calamiteit van lokale omvang te kunnen beheersen [HS-3];

Page 17: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

9-8 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

voorzieningen met betrekking tot de processen/activiteiten beschreven in het IMS (bijv.

kwalificatie van medewerkers, exploitatieprocessen) [HS-3].

Het programma peilt naar het gedrag van de afzonderlijke componenten en van het volledige

systeem op het vlak van functionaliteit, beschermingsniveau, beproefbaarheid... , waar en

wanneer nodig.

Het testprogramma is systematisch opgebouwd en krijgt concreet vorm via de volgende

elementen:

een uitvoerige lijst van de systemen (SSCs en exploitatieactiviteiten) die gecontroleerd en

getest moeten worden;

voor elk systeem wordt een Principe Test Procedure (PTP) opgesteld, met een opsomming

van alle testen op componenten en globale functionele testen die uitgevoerd moeten

worden, samen met de relevante criteria;

Voor iedere geïdentificeerde test van de PTP wordt een specifieke testprocedure opgesteld,

met een beschrijving van de doelstellingen van de test, alle initiële testomstandigheden, de

nodige voorzorgsmaatregelen, relevante uitvoeringsdetails, verantwoordelijkheden,

stoppunten en de vereiste rapportage.

Het procedurekwalificatieproces wordt uitgevoerd en waar mogelijk aangevuld met ‘koude’

proeven of proefdraaien en met nucleaire toepassingen om de stralingswaarden te

bevestigen.

Het programma, dat in het kader van het cAt-project van NIRAS wordt opgezet, wordt

uitgetekend en uitgevoerd door deskundig personeel dat vertrouwd is met het

veiligheidsontwerp van de oppervlaktebergingsinstallatie en met de testtechnieken [HS-03] en

[HS-08].

De uitvoering van dit programma legt de basis voor het dossier dat aan het FANC moet worden

voorgelegd met het oog op de reglementaire inbedrijfstelling (ARBIS, Art 6.9).

Het programma, zijn procedures en uitvoering worden beoordeeld, goedgekeurd en opgevolgd

door de Operational Start-up Group (OSG) die speciaal in het leven werd geroepen voor de

opvolging en controle van de bouw en conformiteitstesten bij opstart en waaraan alle partijen

deelnemen die verantwoordelijk zijn voor de SSC die in bedrijf wordt gesteld [HS-3], meer

bepaald:

De opstartverantwoordelijke(n) van het cAt-project;

Andere vertegenwoordigers van NIRAS of zijn betrokken ondersteuningsorganisaties: een

opstartverantwoordelijke voor de exploitatie-entiteit, de DFC (voor veiligheidsaspecten),

TQM, wanneer nodig, IDPBW en andere specialisten;

Vertegenwoordigers voor de bouw of vertegenwoordigers van aannemers die

verantwoordelijk zijn voor de specifieke bouwelementen en bijbehorende testen.

Page 18: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-9

De opdracht van de OSG bestaat erin de verslagen met betrekking tot de bouw van de

SSCs, de bijbehorende controles en testen te analyseren om zo de conformiteit van de

voorzieningen in de bergingsinstallatie met het aanvaarde ontwerp na te gaan, met in het

bijzonder.

Goedkeuring van processen, programma’s en procedures voor de bouw en de

conformiteitstesten, meer bepaald voor het testprincipeprogramma en de bijzondere

testprocedures;

Evaluatie van de uitvoering van de bouwprocessen en -procedures; analyse van de non-

conformiteiten en de acties die werden ondernomen;

Analyse van de controle- en testverslagen;

Formuleren van beslissingen met betrekking tot de aanvaarding van testen en producten

met het oog op conformiteit die door alle betrokkenen worden ondertekend;

Screenen van het dossier dat bij het FANC moet worden ingediend voor de reglementaire

inbedrijfstelling (ARBIS art. 6.9).;

Regelmatige verslagen ter attentie van het coördinatiecomité [HS-3] van NIRAS voor de

bergingsinstallatie;

Het commissioningprogramma en het dossier voor het FANC voor reglementaire

inbedrijfstelling worden door de DFC gecontroleerd [HS-3].

9.3.2 Verificatie en aanvaarding van monolieten

De monolieten worden vervaardigd in Installatie voor Productie van Monolieten (IPM). Deze

installatie wordt uitgebaat door Belgoprocess maar valt binnen de activiteiten en controles van

NIRAS als beheerder van radioactief afval en als exploitant van de berging. Dat betekent dat

deze installatie zal erkend worden door NIRAS en dat de geproduceerde monolieten

geaccepteerd zullen worden door NIRAS.

De erkenning van installaties en de acceptatie van afval is beschreven in het Hoofdstuk 6 ([HS-

6] §6.3).

De afvalcolli (geconditioneerd in het standaardgeval of niet-geconditioneerd in geval van

ontmantelingsafval) moeten voldoen aan de volgende voorwaarden om in aanmerking te

komen voor conditionering tot monoliet:

opvolgingsdossier in orde (met o.a. de karakterisatie van het afval) [HS-6];

conform opvulstrategie;

maken deel uit van een familie met een goedgekeurd conformiteitsdossier [HS-6];

geaccepteerd door NIRAS voor oppervlakteberging [HS-15];

voldoen aan de vergunningscriteria van de IPM;

Page 19: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

9-10 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

Daarna moeten ook de afvalcolli aan “handboek samenstelling bronterm” voldoen dit wil zeggen o.a. dat het afvalcollo combineerbaar is met 3 andere colli conform aan de opvulstrategie. Indien de afvalcolli voldoen aan deze voorwaarden, kunnen ze afgevoerd worden naar de IPM voor conditionering tot monolieten.

Conform het erkenningsdossier zal Belgoprocess het afval verwerken en eindconditioneren tot monolieten gebruik makend van door NIRAS erkende caissons die gefabriceerd zijn in de caissonfabriek en die voldoen aan de ingangskeuring (door Belgoprocess). NIRAS zal de monolieten controleren op conformiteit met de acceptatie- en conformiteitscriteria. In het kader van de erkenning gebeuren er eveneens verschillende controles van het kwaliteitssysteem in de IPM en op de goede werking van de apparatuur en installaties.

Voor de monoliet naar de berging vervoerd wordt, zal het volledige acceptatiedossier van de monoliet zowel technisch als administratief in orde moeten zijn en goedgekeurd moeten zijn door alle intervenanten (hoofd fysische controle, acceptatie NIRAS, inrichtingshoofd berging). Het zal ook ter informatie overgemaakt worden aan de veiligheidsautoriteiten.

Hieronder is een flowchart gevoegd die alle stappen in het proces tot berging schematisch weergeeft.

Page 20: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-11

Hieronder is een flowchart gevoegd die de principiële stappen weergeeft indien er afwijkingen worden vastgesteld aan caissons, colli of monolieten.

Page 21: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval te Dessel

9-12 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

Page 22: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-13

Page 23: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval te Dessel

9-14 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

Page 24: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-15

9.3.3 Transfer van monolieten van IPM tot in de modules

9.3.3.1 Algemene principes

De volgende sectie beschrijft de voorziene maatregelen bij het ontwerp of bij exploitatie om

het potentiële risico te vermijden (Zie ook [HS-8, HS-13]).

Tijdens normale exploitatie gebeuren het laden/lossen en het overbrengen van de monolieten

van de IPM naar de bergingsinstallatie volledig vanop afstand om te voldoen aan het ALARA-

principe. Die handelingen vereisen met andere woorden geen enkele menselijk interventie in de

gecontroleerde zone.

Om ongevallen en incidenten in de mate van het mogelijke te voorkomen is er gekozen voor

een transfer van monolieten via spoorweg en door middel van batterij gevoede transfertreinen.

Om de gevolgen van incidenten met de transfertreinen te beperken is ervoor gekozen om de

monolieten in een transportcontainer te plaatsen welke zorgt voor stralingsafscherming en de

monolieten als transportverpakking te ontwerpen.

Om de stralingsblootstellingen te optimaliseren (ALARA) is ervoor gekozen om

afschermingsplaten te voorzien die bovenop alle monolieten geplaatst worden binnenin de

modules die in opvulling zijn. De manipulatietijd tussen het tillen van monolieten uit de

afgeschermde transportcontainer en hun uiteindelijke plaatsing in de modules met een

afschermingsplaat erop zal geminimaliseerd worden en de aanwezigheid van personeel nabij de

modules in opvulling zal zoveel mogelijk vermeden worden tijdens de manipulaties.

Om incidenten met de rolbruggen te beperken en vallen van monolieten te vermijden is ervoor

gekozen om de rolbruggen te ontwerpen als single failure proof (SFP) systemen en de

dimensies en hijsankers van alle types van monolieten en van de shielding slabs zijn

gestandariseerd zodat er geen fouten kunnen optreden door wijzigende instellingen van de

grijper aan de rolbrug.

Om de gevolgen van een kantelincident te beperken wordt de potentiële valhoogte beperkt tot

de hoogte van 1 monoliet door de stapeling van de monolieten laag per laag te organiseren en

niet stapel per stapel (zie § 9.3.4.1). De monolieten zijn ook ontworpen om de radiologische

gevolgen bij valincidenten te beperken.

Voor de monolieten kunnen vertrekken uit de IPM zullen er vanuit de controlekamer controles

gebeuren op het goed functioneren van het voor de veiligheid belangrijke materieel en

apparatuur zoals bv. de rolbruggen, de omgevingsdosimetrie, geen personeel in de modules,

eindeloopschakelaars voor rolbruggen, gekende x,y positie monoliet, aanwezigheid van

afschermingsplaat ....

Na de plaatsing in de module zal direct een check gemaakt worden dat de monoliet wel

degelijk op de juiste plaats werd ingebracht en een ondubbelzinnige registratie per bijvoorbeeld

foto of video zal gemaakt worden vooraleer de afschermingsplaat (shielding slab) op de

monoliet geplaatst wordt.

Page 25: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

9-16 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

Alle gegevens/kwaliteitsopnames met betrekking tot de monolieten die effectief in de modules

geplaatst werden zullen worden bewaard conform de vereisten uit de strategische nota van het

FANC [R9-7]: “De exploitant moet de informatie registreren die gedurende de exploitatie of

gedurende om het even welke latere fase gebruikt zal worden. De informatie die bewaard moet

worden, moet op zijn minst betrekking hebben op de identificatie van de afvalcolli, de locatie

van de colli, de radionucliden die ze bevatten, de belangrijkste kenmerken van het afval en de

opgave van de producent. De dossiers moeten zodanig opgesteld zijn dat de informatie

toegankelijk is wanneer dit nodig is, zonder onderbreking of verlies, ook op lange termijn.”

De meeste handelingen worden geautomatiseerd, waarbij echter verschillende stoppunten

worden ingesteld die de operator moet goedkeuren vooraleer het proces wordt voortgezet

(opening van de transportcontainer in de loszone enz.).

We onderscheiden 4 grote categorieën van handelingen in de transfercyclus:

laden van de trolley;

overbrengen naar de loszone;

lossen;

terugkeren naar de IPM.

9.3.3.2 Laden van de transfertrein

De transfertrein of trolley waarop de transportcontainer is bevestigd, wordt in de IPM geladen

met behulp van een kraan die wordt bediend door de operator van de IPM, uitgerust met een

grijper vergelijkbaar met die op de rolbruggen in de module. Elke trolley kan één

transportcontainer dragen en elke transportcontainer kan één monoliet bevatten. Het kan gaan

om een monoliet type I, II of III: de transportcontainer is geschikt voor het vervoeren van alle

soorten monolieten.

Na het laden wordt de transportcontainer vanop afstand gesloten. Daarna wordt een speciale

regenbescherming aangebracht zodat de container zelfs in slechte weersomstandigheden buiten

vervoerd kan worden.

Al die handelingen worden onder controle van het centrale besturingssysteem van de

bergingsinstallatie uitgevoerd, waarbij enkel het inbrengen van de monoliet in de

transportcontainer in de IPM gebeurt.

9.3.3.3 Overbrengen naar de loszone

Nadat alle voorgaande handelingen zijn uitgevoerd, vertrekt de trolley naar buiten via het

transferpunt1. De eigenlijke transfer houdt in dat de monoliet door NIRAS site Dessel wordt

geaccepteerd volgens NIRAS acceptatiesysteem. Alle handelingen die betrekking hebben op de

1 De IPM wordt immers uitgebaat door Belgoprocess, terwijl de bergingsinstallatie wordt uitgebaat door NIRAS, dus

twee verschillende rechtsentiteiten.

Page 26: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-17

trolley, behalve het inbrengen van de monoliet, worden door de operator van de

bergingsinstallatie gestuurd. De operatoren van de IPM zijn verantwoordelijk voor het

inbrengen van de monoliet en voor het openen/sluiten van de poort van de IPM.

Vanaf de IPM kunnen de modules via twee sporen worden bereikt. Die sporen zijn met elkaar

verbonden via een wissel die door operatoren van NIRAS wordt bediend.

Daarna gaat de trolley naar één van de twee actieve draaiplatformen, afhankelijk van de rij van

de module waar de monoliet moet worden geplaatst.

Voor de trolley het draaiplatform oprijdt, wordt gecontroleerd of de draaischijf in de juiste

stand staat.

Zodra de trolley stilstaat op het draaiplatform, draait deze rond en kan de trolley opnieuw

vertrekken in de richting van de loszone, waar de trolley heel nauwkeurig tot stilstand wordt

gebracht. De eindpositie moet tot op ongeveer 5 cm nauwkeurig worden bepaald opdat de

grijper de monoliet kan vastgrijpen, na het openen van de regenbescherming en de

transportcontainer. De grijper is uitgerust met positieherkenning.

9.3.3.4 Plaatsen van de monoliet

De modules worden per 4 gevuld [OD-047]. Dus zodra de trolley zich in de loszone van één

van de 2 rijen bevindt, is het nog steeds mogelijk om de monoliet ofwel in de linkermodule

ofwel in de rechtermodule te plaatsen, naargelang van de vereisten van de opvulstrategie [OD-

047].

Om de taak van de kraanbestuurder te vergemakkelijken, wordt de kraan uitgerust met speciale

automatische functies, waaronder de automatische positionering boven de loszone of boven de

actieve module. Ook na het terugplaatsen van de afschermingsplaat bewijzen deze functies hun

nut en helpen ze de operator bij het uitvoeren van een volgende taak.

Terwijl de trolley van de IPM naar de loszone rijdt (zoals hoger beschreven) moet de

kraanbestuurder de afschermingsplaat verwijderen die boven op de monoliet werd geplaatst

waarop de nieuwe monoliet moet komen.

Nadat de platen correct werden geplaatst, wordt de grijper in de lospositie gebracht.

Wanneer de monoliet op zijn eindpositie in de loszone is aangekomen en de trolley en

transportcontainer werden geopend, wordt de grijper naar omlaag gebracht om de monoliet

vast te grijpen.

De plaatsing van de monoliet gebeurt vervolgens in twee stappen: automatische plaatsing van

de monoliet naast zijn eindpositie, waarna de monoliet door de kraanbestuurder nauwkeurig op

zijn plaats wordt gezet. Voor de eerste monoliet in een module wordt geplaatst, worden de

merktekens van de plaats van deze monoliet op de vloer van de module aangebracht.

Page 27: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

9-18 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

Figure 9-1: Nauwkeurige plaatsing van de monoliet (twee aangrenzende monolieten).

Figure 9-2: Nauwkeurige plaatsing van de monoliet (één aangrenzende monoliet).

Nadat de monoliet op zijn plaats werd gebracht, kan de afschermingsplaat boven op de

monoliet worden gelegd.

In tegenstelling tot monolieten worden afschermplaten niet door aangrenzende platen naar de

juiste plaats geleid omdat ze kleiner zijn dan monolieten (2 cm kleiner aan iedere zijde).

Afschermplaten worden daarom uitgerust met een centreervoorziening vergelijkbaar met die op

de grijper, waardoor ze precies boven de monolieten of andere afschermingsplaten kunnen

worden gepositioneerd.

Het terugkeren van de trolley en lege transportcontainer verloopt vrijwel identiek met de

procedure beschreven in punt 3, zij het in omgekeerde volgorde.

9.3.4 Opvulstrategie

9.3.4.1 Uitvoeringstrategie voor het opvullen van de modules

De modules van de oppervlaktebergingsinstallatie worden tegelijkertijd 2 x 2 met monolieten

gevuld om differentiële zettingen door de enorme massa (theoretisch max. 15.600 ton per

module) van de geborgen monolieten te beperken en de dosis te beperken (door afdichting van

opgevuld modules).

Page 28: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-19

Te grote differentiële grondzettingen zouden potentiële werkingsproblemen kunnen

veroorzaken aan de rolbruggen (nodig voor het lossen van de monolieten). Bovendien zou dit

kunnen leiden tot een omgekeerde afvloeirichting in de galerij.

Figure 9-3: Gelijktijdig vullen van de modules.

Gedurende een kleine 4 jaar (tijd nodig om 2 x 2 modules te vullen) kunnen de twee SFP-

rolbruggen (één per rij) over beide modules bewegen.

De modules die zich het dichtste bij de IPM bevinden, worden als eerste gevuld.

De laagsgewijze vulling van de modules (in plaats van stapelen) is aangewezen om

differentiële zettingen binnen één module te beperken en is ook een veiligheidsmaatregel om

het vallen van één of meer monolieten vanaf een grote hoogte te vermijden. Met slechts één

laag blijft de valhoogte beperkt tot ~1,6 m; vallen is immers het gevolg van onnauwkeurig

stapelen, waardoor de monoliet gaat overhellen. Met de uitbatingsprocedures (bijvoorbeeld

visuele controle) en de gebruikte uitrustingen (bijvoorbeeld nauwkeurige positiemeting) wordt

dit incident vermeden. Door de Single Failure Proof rolbruggen en grijper wordt vallen van de

monoliet bij het manipuleren op grotere hoogtes vermeden.

De modules worden gevuld in lagen van 12 x 13 monolieten, met een vrije ruimte langs de

modulewanden, die later met grind wordt opgevuld voor extra stabiliteit.

9.3.4.2 Strategie van keuze van de monolieten voor plaatsing

In Hoofdstuk 14 zijn de operationele parameters afgeleid van de langetermijnveiligheidsstudies.

[HS-14 §14.14]

Er zijn twee verschillende types operationele limieten (X en Y)

De eerste betreft de totale activiteit in de berging of in de modules. In Hoofdstuk 14 §14.14 is

er één globale operationele parameter Y’1 bepaald over alle modules en alle nucliden heen die

kleiner of gelijk aan één moet zijn en 3 operationele parameters Y’2, Y’3 en Y’4 die

Page 29: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

9-20 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

betrekking hebben op de ganse berging maar waarin niet alle nucliden worden meegenomen in

de berekeningen. Y’2, Y’3 en Y’4 moeten kleiner zijn dan 0,3333.

Per bergingsinstallatie is er een heterogeniteitscoefficient N bepaald in Hoofdstuk 14 §14.14

die de maximale activiteitslimiet per module vastgelegd. In elke module mag er dan N/34ste

deel van Y’1 tot Y’4 aanwezig zijn. Voor de eerste fase van 20 modules is er een voorzichtige

N-waarde van 2 vastgelegd alhoewel de berekeningen uitwijzen dat er hogere N-waarden

theoretisch toegelaten zijn. Voor de tweede fase van 14 modules is de N-waarde begrensd op

1,5. Uiteraard moeten modules met een N waarde die groter is dan 1 ‘gecompenseerd’ worden

door modules met een N-waarde van kleiner dan 1. De totale Y’ mag immers zijn maximale

waarde (1 of 0,333 afhankelijk van Y’) niet overschrijden.

Voorzichtigheidshalve is er een holdpoint voor monolieten vastgelegd met een Y die groter of

gelijk is aan 10 (voor berekening Y zie Hoofdstuk 15 § 15.6 [HS-15]). Dit holdpoint is geen

gevolg van de veiligheidsevaluaties maar heeft tot doel de activiteit van langlevende

radionucliden in de berging te beperken. Deze monolieten kunnen niet naar de berging

afgevoerd worden voordat het holdpoint gelicht is door de algemene directie van NIRAS en de

veiligheidsautoriteiten.

Een tweede operationele parameter legt de concentratielimiet vast per afvalcollo. Voor de 32

kritische nucliden zijn maximale activiteitsconcentraties bepaald en op dezelfde manier als met

de Y-criteria is er een X-criterium bepaald dat kleiner moet zijn dan 1 voor elk afvalcollo. Bij

de bepaling van dit criterium wordt rekening gehouden met de onzekerheden die bestaan bij de

radiologische karakterisering van het afval.

Andere overwegingen bij het bepalen van de plaats van individuele monolieten zijn de

volgende:

Monolieten met X > 0.1 worden centraal in de module geplaatst, uit de buurt van

toegangswegen, waar dus het gevaar voor menselijke indringing het kleinst is

De bovenste monolieten hebben een laag dosistempo en een laag impactpotentieel bij

menselijke indringing bij alle veronderstelde types van intrusie. Hiervoor is een specifieke

berekening van een X-criterium voorzien (Zie [HS-14] §14.14.5.3).

Bijzondere voorzieningen voor speciale afvalsoorten:

cellulosehoudend afval: de impact van ISA-migratie op andere monolieten moet zo

klein mogelijk zijn. Daarom worden deze onderaan geplaatst.

verdamperconcentraten met een hoog chloridegehalte: impact op andere monolieten

moet geëvalueerd worden

Het bepalen van de plaats van individuele monolieten gebeurt tijdig en weloverwogen maar

dient vele parameters in acht te nemen.

Voor een afvalfamilie [HS-6] in aanmerking komt voor berging en uiteraard voor er afvalcolli

afgevoerd kunnen worden naar de IPM voor conditionering tot monolieten, dient er conform

Hoofdstuk 6 een conformiteitsdossier ter goedkeuring van de veiligheidsautoriteiten ingediend

Page 30: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-21

te worden. In dit dossier zal er steeds een evaluatie gemaakt worden van de evolutie van de

operationele parameters evenals van de impact voor alle scenario’s (zowel intrusie als lange

termijn) van de voorziene geborgen bronterm van reeds goedgekeurde families gesommeerd

met de impact van de betreffende familie van afval.

Zeker in de beginperiode van de uitbating zal erop gelet moeten worden dat het leeghalen van

de opslaggebouwen zo weinig mogelijk verplaatsingen van afvalcolli vergt zodat de risico’s

wat betreft manipulatieincidenten en stralingsbelasting van operatoren, geminimaliseerd

worden. Ten dien einde zal een softwarecode ontwikkeld worden die de optimale

leeghaalstrategie zal ondersteunen.

Het bepalen van de exacte combinatie van afvalcolli tot monolieten en de plaats van de

monolieten in de berging verloopt in verschillende fases en start lang voor de eigenlijke

productie van monolieten en berging.

In een eerste fase worden de geraamde globale operationele parameters bepaald van de

volgende fase van 4 modules op basis van gekarakteriseerde afvalcolli.

In een tweede fase wordt er een voorstel gemaakt van de combinatie van geaccepteerde

afvalcolli tot monolieten en een gedetailleerde opvulsequentie voor de volgende 4 modules.

De gedetailleerde maar nog steeds virtuele operationele parameters zijn alsdan gekend

voor die 4 modules.

In een derde fase worden de afvalcolli afgevoerd naar de IPM, worden er monolieten

geproduceerd en na technische en administratieve controles op conformiteit met de

acceptatie- en conformiteitscriteria en de vergunningsvoorwaarden kunnen deze

monolieten vanuit de outputbuffer van de IPM afgevoerd worden naar de berging. Tijdens

deze fase worden de operationele parameters online continu opgevolgd. Afwijkingen met

de geprojecteerde parameters dienen gedocumenteerd en geargumenteerd te worden.

9.3.5 Behandeling van secundaire afvalstromen

9.3.3.1 Inleiding

De exploitatie van de berging zal in normale omstandigheden geen enkele radiologische of

conventionele lozing hebben, niet gasvormig en ook niet vloeibaar. Enkel een te verwaarlozen

hoeveelheid filterdoekjes van de monitoringtoestellen zal gegenereerd worden die verwerkt

zullen worden in de installaties van Belgoprocess [HS-12].

Incidenteel is het mogelijk dat er grotere besmette afvalstromen ontstaan die behandeld moeten

worden. Standaard zijn de behandeling van besmette afvalwaters voorzien maar ook besmette

kledij en afval van decontaminatie kunnen ontstaan. In deze laatste gevallen zal er in de

afhandeling van het incident een deel gewijd worden aan de behandeling van deze

afvalstromen.

Page 31: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

9-22 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

Besmette afvalwaters kunnen ontstaan door ontsmettingsdouches of door percolerend water

door reeds opgevulde modules.

Voor dit laatste geval zijn er (overeenkomstig het principe van gelaagde bescherming)

drainagesystemen geïnstalleerd om dit water op te vangen en te verwerken als afval in de

installaties van Belgoprocess. Water dat opgevangen wordt uit nog niet gevulde modules is per

definitie niet besmet en kan gewoon als regenwater behandeld worden. Deze paragraaf

beschrijft de installaties die hiervoor voorzien zijn.

Water uit de ontsmettingsdouches wordt opgevangen en wordt op dezelfde manier verwerkt als

percolerend water.

9.3.5.1 Inspectiegalerij en drainagesysteem

9.3.5.1.1 Rol

Gelet op het belang van het systeem met kunstmatige barrières in het veiligheidsconcept is het

noodzakelijk om alle potentiële vrijgaven (als indicatoren van verval) te monitoren om zo het

vertrouwen in de evolutie van het systeem met kunstmatige barrières te versterken. Het

voorzien drainagesysteem laat toe om zo dicht mogelijk bij de bron te monitoren en eventueel

de nodige correctieve acties te kunnen uitvoeren. Het doel van het drainagesysteem is om al het

water op te vangen dat in de bergingsstructuren zou binnendringen.

Het drainagesysteem werd zo ontworpen dat het gedurende minstens 100 jaar blijft werken,

wat overeenkomt met het einde van de sluitingsfase.

Het drainagesysteem is:

gescheiden omdat het onafhankelijk van andere netwerken functioneert (regenwater,

afvalwater...);

gravitatiegebonden omdat het water louter door de zwaartekracht wegvloeit.

De hoofdgalerij van het drainagesysteem bevindt zich tussen de twee modulerijen (Figure 9-4:

Schema van inspectiegalerij en wateropvangcomplex.

In de galerij bevinden zich de twee hoofdcollectoren (één per modulerij) en het opvangsysteem

voor iedere module. De collectoren leiden naar een opvangsysteem in een

watercollectiegebouw (WCB). Er is één WCB per tumulus.

Page 32: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-23

Figure 9-4: Schema van inspectiegalerij en wateropvangcomplex.

Het systeem dat het water uit de modules opvangt, is een halfgesloten systeem, dit wil zeggen

dat bij een ongeval of incident het water niet in een ander netwerk terechtkomt zonder dat de

kwaliteit daarvan werd gecontroleerd en op voorwaarde dat bepaalde kleppen dicht blijven.

Wanneer de opvangreservoirs in het WCB helemaal vol zijn, wordt de klep langs waar het

water uit de module komt, gesloten en blijft het overtollige water tijdelijk in de module. De

inhoud van de reservoirs is voldoende groot voor ongevalsituaties, zodat in normale

exploitatieomstandigheden geen beduidende overloop wordt verwacht. Het systeem dat het

water uit de galerij opvangt, is geen gesloten systeem, maar het water uit de galerij wordt in het

vergaarbekken in het WCB, onder de opvangreservoirs, verzameld.

9.3.5.1.2 Algemene beschrijving van het drainagesysteem

9.4.3.1.2.1.Modules en galerij

Ondersteunende plaat

Op de ondersteunende plaat voor de monolieten wordt water dat mogelijk de modules is

binnengedrongen, opgevangen in drie licht hellende dwarsgoten die het water afvoeren naar

een andere goot die loodrecht op die drie goten staat en dus evenwijdig met de galerij loopt. In

een lege module is het grondvlak aanvankelijk horizontaal, maar na opvulling gaat het

grondvlak door het zetten lichtjes afhellen naar een van de dwarsgoten en de opvanggoot die

evenwijdig met de galerij loopt.

Page 33: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

9-24 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

Figure 9-5: Goten in het grondvlak van de modules en indicatie (in rood) van de extra helling

tijdens/na het opvullen van de modules

Van de goot die evenwijdig met de galerij loopt, wordt het water uit de module afgevoerd via

drie leidingen met vooraan filters om te voorkomen dat het opvulgrind in het

wateropvangsysteem zou terechtkomen. Iedere leiding bevindt zich in een korte

verbindingsgalerij: per module zijn er 3 verbindingsgalerijen naar de hoofdgalerij. Deze 3

galerijen moeten er niet alleen voor zorgen dat het water snel wordt afgevoerd, maar laten ook

toe dat de inspectierobot vlot zijn werk kan doen. Vermits de leidingen door een differentiële

zettingsvoeg in de structuur lopen, moeten ze meer afhellen om rekening te houden met de

bijkomende differentiële zetting in de modules in vergelijking met de galerij [OD-120]. De

leidingen voeren het water naar de transparante containers in de galerij, ook recipiënten

genoemd.

De containers worden manueel geleegd: ofwel via een snelkoppeling aan een draagbare

container die kan worden meegenomen voor controle/behandeling, ofwel rechtstreeks in de

leiding in de galerij die het water naar het WCB brengt. De afvoer in de galerijleiding wordt

manueel afgesloten. Indien de inhoud van de transparante container bij een ongeval of incident

te klein zou blijken, is er een overloop bovenaan. De overloop heeft een manuele noodsluiting.

Indien de reservoirs in het WCB tijdens een ongeval of incident helemaal vol lopen, moet de

overloop worden afgesloten en zal het water tijdelijk in de module blijven.

Funderingsplaat

Dankzij de helling van de plaat wordt water dat zich mogelijk in de inspectieruimte en dus

onder de ondersteunende plaat van de modules bevindt, door de zwaartekracht afgevoerd naar

een goot die evenwijdig loopt met de galerij. Deze goot vervoert het water naar een leiding in

de verbindingsgalerij die rechtstreeks in de hoofdleiding van de galerij uitkomt. Wanneer zich

een ongeval of incident voordoet, moet de leiding in de verbindingsgalerij manueel worden

afgesloten.

Galerij

Water dat mogelijk in de galerij sijpelt, wordt door de zwaartekracht afgevoerd naar een

afzonderlijk vergaarbekken in het WCB. De bodem van dit bekken wordt waterondoorlatend

gemaakt.

De centrale galerijgoot wordt met folie waterondoorlatend gemaakt, net als het beton in de

buurt van de korte verbindingsgalerijen.

Water uit de modules

Het water uit de modules wordt opgevangen in twee reservoirs. Een gescheiden opvangsysteem

vergemakkelijkt het onderhoud en het uitvoeren van andere nodige handelingen. Het water

wordt daarom opgevangen in gesloten metalen reservoirs. Die reservoirs bevinden zich in een

betontank waarin lekkend water kan worden opgevangen.

Page 34: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-25

Het waterpeil in de reservoirs wordt automatisch gemonitord en er kunnen stalen worden

genomen om de kwaliteit van het water te controleren.

Het water wordt van de reservoirs in tankwagens gepompt voor behandeling door Belgoprocess,

indien nodig.

Indien zich een buitengewoon incident zou voordoen, waarmee in het ontwerp geen rekening is

gehouden, kan de inhoud van de reservoirs onvoldoende blijken. In dat geval moeten bepaalde

kleppen van het drainagesysteem manueel worden gesloten. Het water blijft tijdelijk in de

betrokken module tot de reservoirs in het WCB werden leeggemaakt.

Water uit de galerij

Water uit de galerij wordt verzameld in een afzonderlijk bufferbekken. Dit bekken is niet

fysiek afgesloten en bij een ongeval of incident vloeit het overtollige water via een overloop

naar een groot betonbekken waarin eventuele lekken van de metalen reservoirs worden

opgevangen.

9.3.5.2 Controles

9.3.5.2.1 Water uit de modules

Op het volledige systeem voor de opvang van water uit de modules kunnen drie controles

worden uitgevoerd.

De eerste controle kan worden uitgevoerd door een staal te nemen uit de containers in de

galerij. Er zijn drie containers per module zodat gemakkelijk kan worden bepaald uit welke

zone het water afkomstig is.

De tweede controle kan worden uitgevoerd op de twee speciale containers in de buurt van het

WCB, die elk aangesloten zijn op een hoofdcollector. Bij normale werking wordt in dit

reservoir uitsluitend water uit de inspectieruimte van de module opgevangen gezien strikt

genomen het water uit de modules in de individuele containers wordt geïmmobiliseerd.

Wanneer bij een ongeval of incident water uit de overloop vloeit, wordt in dit reservoir ook het

water uit de andere veiligheidsreservoirs opgevangen. Beide zijn derhalve uitgerust met een

automatisch meldsysteem dat vanaf een bepaald peil aangeeft dat er water aanwezig is.

De derde controle wordt uitgevoerd in de opvangtanks. Bij een positieve controle wordt het

water in een tankwagen gepompt en extern behandeld. Het waterpeil moet in deze tanks

automatisch worden gemonitord.

Page 35: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

9-26 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

Figure 9-6: Overzichtsschema van het wateropvangsysteem

9.3.5.3 Evaluatie van het watervolume

Bij normale werking is het water dat via het drainagesysteem moet worden afgevoerd dat wat

er in de modules is binnengedrongen. Alleen accidentele situaties zijn maatgevend aangezien

condensatie of infiltrerend water in normale omstandigheden uitgesloten zijn.

De hoeveelheid water die moet worden afgevoerd, zal bijgevolg afhankelijk zijn van

abnormale gebeurtenissen zoals een beyond design tornado, brand, overstroming of een breuk

in de afwaterleidingen. In [OD-166] wordt aangetoond dat 2 reservoirs van 25 m³ volstaan om

het verwachte watervolume op te vangen.

9.3.6 Afdichting van de modules

9.3.6.1 Inleiding

Na de opvulling van 4 modules worden ze afgedicht met een betonnen dakplaat. Vooraleer

deze werken kunnen aangevat worden, zullen de veiligheidsautoriteiten een proces-verbaal die

de opvulling afsluit, opstellen.

De structurele afdichting van een module vereist het volgende:

installatie van tijdelijke veiligheidsbarrières;

vullen van de ruimten tussen de monolieten en de modulewanden met grind om de

functionele ruimte op te vullen en te voorkomen dat monolieten tijdens een aardbeving

tegen elkaar botsen;

plaatsen van een PVC-folie om te vermijden dat beton wegloopt door de kleine openingen

tussen de afschermingsplaten;

Page 36: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-27

storten van een dunne laag mager beton om de kunststoffolie te beschermen;

plaatsen van wapeningstaven/netten;

storten van de structurele dekplaat waarbij de modulewanden zelf dienst doen als

zijbekisting.

De bovenste structuur wordt hieronder schematisch voorgesteld (in de sluitingsfase wordt de

ondoorlatende topplaat gestort nadat het stalen dak werd verwijderd).

Figure 9-7: Afdichtingsprincipe

9.3.6.2 Installatie van een veiligheidsbarrière

Figure 9-8: Configuraties veiligheidsbarrières

Vooraleer belangrijke werkzaamheden boven op de modules kunnen worden uitgevoerd, dient

een veiligheidsbarrière te worden geïnstalleerd bovenaan de betonmuren. Die kan bovenaan de

muur worden ‘vastgeklikt’ waarbij de lege ruimte wordt overbrugd met een cantilever

loopbrug.

PVC-folie

Mager beton

Structurele dekplaat

Structurele modulewanden

Monoliet

Prefabafschermingsplaten

Vezelversterkt beton en zwevende platen ;

deze worden in een latere fase gebouwd

Page 37: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

9-28 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

De barrière moet indien nodig worden aangepast aan de zijde van de toegangscorridors om

materieel aan of af te voeren. Het is ook mogelijk om de toegang naar de ruimte tussen de

modulewanden en monolieten vrij te maken (opvulgrind, vulmortel enzovoort).

9.3.6.3 Opvullen van open ruimte met grind

Na het plaatsen van de monolieten en de afschermingsplaten boven op iedere stapel blijft

rondom een ruimte van ongeveer 30 cm open. Deze ruimte moet worden opgevuld met grind.

Dit kan gebeuren door het inblazen van grind.

Bij het inblazen van het grind in de open ruimte dienen twee aspecten in aanmerking te worden

genomen:

Het grind mag de monolieten of de vloer/wanden van de module niet beschadigen.

Het grind moet helemaal beneden, op de bodem van de module terechtkomen: wanneer

grind van een hoogte naar beneden valt, kan zich immers een ‘prop’ vormen, waarbij dus

een open ruimte wordt gelaten onder aan de monolietstapels.

Op de blaaskop moet dus een buis worden gemonteerd die het grind tot helemaal beneden

brengt en de inblaassnelheid van het grind beperkt.

Nadat grind in de open ruimte rondom werd geblazen, moet tot slot grind worden aangebracht

in de openingen tussen de kleinere afschermingsplaten. Dit is nodig als voorbereiding op de

volgende stap, de plaatsing van PVC-folie.

9.3.6.4 Kunststoffolie

Boven op de afschermingsplaten wordt kunststoffolie uitgerold. De chemische samenstelling

van de folie wordt zo gekozen dat de langetermijnveiligheidsfuncties van de SSCs niet

aangetast worden. Deze laag voorkomt dat beton/mortel wegloopt door de openingen tussen de

afschermingsplaten (dit zou leiden tot de onomkeerbaarheid van de berging). Het uitrollen van

de folie gebeurt manueel, waarbij de straling wordt afgeschermd door de

prefabafschermingsplaten. Er moeten twee elkaar overlappende lagen worden gelegd om

openingen te vermijden; heteluchtlassen is niet nodig.

9.3.6.5 Mager beton

Om de kunststoffolie te beschermen tijdens de plaatsing van het wapeningsstaal wordt een laag

mager beton van ongeveer 5 cm dik over de folie gestort.

Dit beton kan uit een vrachtwagen worden gepompt die zich tussen de modules bevindt

(vergelijkbaar met de werkwijze voor het plaatsen van de structurele topplaat).

Page 38: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-29

9.3.6.6 Topplaten

Na uitvoering van de hoger beschreven voorbereidende werken kunnen de structurele topplaten

na plaatsing van de wapening worden gegoten.

9.3.7 Plaatsing van de eindafdekking

Wanneer alle modules in een reeks gevuld en afgesloten zijn, kan de meerlagige eindafdekking

worden aangebracht. De inspectiegalerij, het drainagesysteem en de bijbehorende

monitoringsystemen blijven bereikbaar en bruikbaar.

9.3.7.1 Plaatsen van bitumineuze folie

De staalstructuur beschermt tegen meteorisch water. Vooraleer die wordt ontmanteld, dient een

efficiënt beschermingssysteem boven op de structurele topplaat te worden aangebracht, voordat

de eindafdekking deze fundamentele beschermingsfunctie overneemt.

Er wordt een bitumineuze folie naar boven gehesen en uitgerold.

9.3.7.2 Ontmantelen van de staalstructuur

Deze werkzaamheden worden beschreven in [OD-167].

9.3.7.3 Gedeeltelijke zandophoging

Om de ondoorlatende topplaat en de zwevende platen gemakkelijker te kunnen gieten, wordt

voorgesteld om het vulzand rondom de modules tot een gepaste hoogte voor het gieten van het

beton op te hogen.

9.3.7.4 Gieten van de ondoorlatende topplaat en zwevende platen

Toegang boven op de ophoging is mogelijk (de zwevende platen zijn gewapend) maar het

beton (vooral het vezelbeton) kan ook worden aangevoerd met speciale pomptrucks aan

weerszijden van de tumulus.

Page 39: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

9-30 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

Figure 9-9: Bovenste betonstructuur

9.3.7.5 Plaatsen van de aarden afdekking

De werkwijze voor plaatsing van de aarden afdekking wordt beschreven in [OD-158]. Voor

uitvoering van deze werken dienen alle toegangen rondom de zandophoging vrij te zijn en

wordt mogelijk een tijdelijke hellende oprit geïnstalleerd zodat vrachtwagens vlotter af en aan

kunnen rijden.

9.3.8 Interface tussen bouwactiviteiten en uitbatingsactiviteiten

De geplande bouwactiviteiten tijdens de exploitatie van de berging zijn de volgende:

afsluiten van modules;

constructie van bijkomend modules;

bouw van de finale afdekking;

sluiting van de berging.

Het afsluiten van modules hoort bij de exploitatieactiviteiten en gebeurt onder de rechtstreekse

verantwoordelijkheid van het personeel en management van de berging. Tijdens het afsluiten

van de modules en voorbereiden van de volgende fase van 4 op te vullen modules wordt het

aanvoeren van monolieten opgeschort tot de installaties vrijgegeven worden voor uitbating

door de hiërarchische lijn en het hoofd fysische controle. Voor de afsluitactiviteiten starten

zullen er generieke en specifieke procedures opgesteld worden die goedgekeurd zullen worden

door het hoofd fysische controle en de veiligheidsautoriteiten.

Alle andere activiteiten worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de afdeling

studies & projecten van NIRAS. De exploitatieactiviteiten gebeuren in parallel tenzij er in

Zandophoging

Zwevende platen

Bitumineuze folie

Vezelversterkte betonnen plaat

Page 40: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-31

overleg met de dienst fysische controle, beveiliging en exploitatie beslist wordt om tijdelijk de

uitbating op te schorten.

Zoals gedetailleerd in de Detailed Design layout [OD-165] omschreven staat, is er in elke fase

zorg voor gedragen dat de perimeters die de bewaakte en gecontroleerde zones bepalen steeds

integraal afgezonderd worden van de zones die gebruikt worden tijdens de

constructiewerkzaamheden. Voor de perimeters verbonden worden dienen alle pre-

commissioningtesten gebeurd te zijn en dienen de dienst fysische controle en de

veiligheidsautoriteiten hun goedkeuring te geven.

Voor elk van de vermelde constructieactiviteiten zal er een gedetailleerd organisatiedossier en

kwaliteitsplan opgemaakt worden door de afdeling projecten van NIRAS. Hieraan dienen naast

de hiërarchische lijn van de site Dessel ook de dienst fysische controle en de

veiligheidsautoriteiten hun goedkeuring te hechten.

9.3.9 Onderhoud van installaties en uitrustingen

Onderhoud aan de installaties wordt uitgevoerd door eigen personeel of door derden. In de

installatie is het voorzien dat het onderhoud van de uitrustingen steeds kan gebeuren op een

veilige plaats. (zie [HS-12] § 12.5.4.2

De leveranciers van de uitrustingen dienen een gedetailleerd onderhoudshandboek en –schema

op te maken waarin alle inlichtingen zijn gegroepeerd die nodig zijn voor het courante en

uitzonderlijke onderhoud en vervanging van de uitrustingen en/of hun onderdelen. De

hiërarchische lijn van de bergingssite is er verantwoordelijk voor dat dit toegepast wordt, dit

onder toezicht en controle van de dienst voor fysische controle, preventieadviseur,

veiligheidsautoriteiten en controleorganismen.

Dit wordt in het uitbatingshandboek gedetailleerd.

Niet voorziene speciale bouwactiviteiten zoals vervangingswerkzaamheden of grote

onderhoudswerken tijdens de exploitatiefase worden beschouwd als een speciaal proces waar

een specifiek plan zal worden voor gemaakt dat door de hiërarchische lijn van de bergingssite,

de dienst fysische controle en de veiligheidsautoriteiten goedgekeurd moet worden.

9.3.10 Opvolgingsactiviteiten en verouderingsbeheer

Alle uitrustingen inclusief de controle en bediening hebben gedetailleerde onderhouds- en

vervangingsschema’s waardoor de veroudering opgevolgd zal worden door preventief en

curatief onderhoud. De uitrustingen zullen ook periodiek getest worden op goed functioneren.

De veroudering van de SSCs zal opgevolgd worden door de constructie van getuigestructuren

die periodiek destructief en niet-destructief opgevolgd worden ([HS-16] § 16.5.1.1.). Indien de

resultaten niet overeenkomen met de hypothesen van dit veiligheidsdossier wordt dit

beschouwd als een niet-conformiteit en wordt een specifieke aanpak voorgesteld aan de

Page 41: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

9-32 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

veiligheidsautoriteiten. Desgevallend kan het dan aanleiding geven tot een herziening van dit

veiligheidsdossier.

De gebeurtenissen die mogelijke gevolgen kunnen hebben voor de bergingsinstallaties worden

beschreven in [HS-13 en OD-061]. Alvorens de bouw van start gaat, zal een HAZOP-studie

(Hazard & Operability) of gelijkwaardig plaatsvinden. Dit zou kunnen resulteren in

bijkomende abnormale omstandigheden of de aanpassing van de opgestelde lijst met incidenten.

De algemene filosofie die de organisatie hanteert wanneer zich een abnormale situatie voordoet,

steunt op het STAR-model:

STOP (stop alle werkzaamheden en zorgt ervoor dat de installatie in een ‘veilige’ toestand

verkeert)

THINK (analyseer en beoordeel de situatie om de oorzaak van het probleem op te sporen)

ACT (voer de nodige correcties uit)

REVIEW (beoordeel de geïmplementeerde oplossing en ga na of die voldoet; documenteer

het volledige proces).

Het STAR-model dwingt de organisatie om onverwachte gebeurtenissen systematisch te

behandelen en te documenteren en is een instrument voor het bevorderen van een

veiligheidscultuur.

Voor elk van de geïdentificeerde storingen wordt een ‘storingsfiche’ opgesteld, waarin de

situatie wordt beschreven en de onmiddellijk te nemen maatregelen worden bepaald (ervoor

zorgen dat de installatie in een veilige toestand verkeert), evenals de stappen die moeten

worden ondernomen om de storing op duurzame wijze te herstellen (de oorzaken elimineren)

en de nodige evaluaties. De fiches worden goedgekeurd door het PORC (Plant Operation

Review Committee). De fiches worden gebundeld en opgenomen in het handboek.

Voor de installaties in bedrijf worden genomen zal er een gedetailleerd uitbatingshandboek

opgesteld worden dat alle procedures voor normale of abnormale uitbating omvat en die ook de

QA/QC aspecten van de uitbating zal beschrijven.

De procedures in het uitbatingshandboek zullen altijd een zeker vast stramien qua

inhoudsopgave volgen, zodat steeds de nodige aandacht besteed wordt aan

voorbereiding (planning, nodige middelen);

kwalificatie van het personeel;

hold/witness controle punten;

bijdrage tot optimalisatie van bescherming;

bijdrage tot beveiliging in de diepte;

Page 42: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-33

ervaringsfeedback;

kwaliteitsregistraties;

bij te houden gegevens in het kader van het kennisbeheer;

De belangrijkste procedures of procedurecategorieën die hierin opgenomen worden zijn [HS-

3] :

voorbereiding, uitvoering en controle van de opvulplannen;

aanvaarding van monolieten voor berging;

bepalen van operationele parameters en documentering;

opstellen van conformiteitsdossier van afvalfamilie;

transport van monolieten van de IPM naar de berging;

handeling van monolieten in de modules;

stapeling van monolieten;

afdichten van modules;

overbrengen van de rolbruggen naar een volgende set te exploiteren modules;

behandeling van gecollecteerd water uit de modules;

stralingsbescherming;

monitoring;

onderhoud van de installatie, inclusief al de instrumentatie en brandbeveiliging;

periodieke testen;

TQM-procedures;

behoud van de kennis van de bergingsconfiguratie, inclusief het beheer van

wijzigingen aan de installatie;

beheer van abnormale omstandigheden (afwijkingen, ongevallen);

noodplan handboek, inclusief brandbestrijding;

OEF en verouderingsprogramma's;

kennisbeheerssysteem;

competentiebeheer;

bewaring en behoud van data.

NIRAS werkte een intern noodplan [OD-091] uit (in overeenstemming met KB 17 oktober

2003 [R9-3]) voor het beheer van stralingsrisico’s en conventionele risico’s en om de

autoriteiten en andere stakeholders op de hoogte te brengen van de aard en omvang van

eventuele abnormale omstandigheden.

Het interne noodplan voor de bergingsinstallatie wordt beschreven in document [OD-091].

Page 43: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

9-34 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

Dit document bepaalt

de verschillende rollen en verantwoordelijkheden in noodsituaties van het personeel

van NIRAS-site Dessel (inrichtingshoofd, DienstFysische Controle, administratief

personeel, of hun plaatsvervangers), NIRAS algemeen (Hoofd Fysische Controle,

communicatie, …) ;

de exploitatie-infrastructuur en middelen met inbegrip van beschermingsmiddelen;

de werkprocessen van de organisatie met betrekking tot verschillende alarmfasen

(bijvoorbeeld conventionele gebeurtenissen, nucleaire ongevallen, met een interne

of externe oorzaak);

een beschrijving van de werkzaamheden van de verschillende taakgroepen, onder

meer de interne en externe communicatiekanalen;

de nodige testen and onderhoudshandelingen;

de opleiding en kwalificatie van het personeel;

oefeningen en evaluatie.

NIRAS als uitbater, en vooral de verantwoordelijke voor exploitatie van de NIRAS-site Dessel,

is verantwoordelijk voor de uitvoering van het plan.

Om de benodigde middelen optimaal te kunnen inzetten en zonder afbreuk te doen aan zijn

verantwoordelijkheid zal NIRAS enkele praktische regelingen met Belgoprocess treffen

(infrastructuur, interne en externe communicatie, ondersteuningsfuncties ...). De infrastructuren

en middelen en/of personeel van Belgoprocess NV dat ingezet wordt binnen de

noodplanorganisatie van NIRAS zijn vastgelegd in formele afspraken tussen NIRAS en BP.

NIRAS zal daartoe een noodplanstructuur opzetten voor de oppervlaktebergingsinstallatie in

Dessel die onder meer volgende elementen omvat:

aanduiding van een crisisteam binnen het verantwoordelijke exploitatieteam voor

de bergingsinstallatie;vastleggen van de functie(s) zoals Emergency director,

vertegenwoordigers bij het CGCCR en CC PROV, communicatieverantwoordelijke

(extern/ naar het personeel op lokaal niveau en te NIRAS Hoofdzetel), en hun

vervangers;

oprichting van een permanentie/thuiswacht voor deze functies;

installatie van een noodplankamer.

aanduiding van een noodplancoördinator voor de instandhouding van de interne

Noodplanorganisatie.

NIRAS zal als exploitant een dossier intern noodplan indienen bij Binnenlandse zaken waarin

alle aspecten van het intern nucleair noodplan zijn ingevuld.

Page 44: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-35

Wat betreft het Bijzonder Nood- en Interventieplan (BNIP volgens KB 16 februari 2006)

dienen de nodige informatie en standaard noodscenario's te worden opgesteld en doorgegeven

te worden aan de regionale noodplanorganisatie verantwoordelijken.

De bergingssite zal opgenomen worden in de periodieke organisatie van de

noodplanoefeningen (2-jaarlijks) zoals voorzien in de toepasselijke wetgevingen.

Het bewaren van alle relevante data en gegevens is van groot belang om de komende

generaties (zowel wat betreft de veiligheidsautoriteiten als de uitbater als de lokale en

bovenlokale stakeholders) een optimale kennis te verschaffen over het ontwerp, de

veiligheidsstudies en het geborgen afval. Deze kennis is essentieel om toekomstige

beslissingen zoals sluiten van de berging, aanpassen of verbeteren van SSCs, eventuele

herstellingen of dergelijke, te ondersteunen.

De data die zeker bewaard zal worden, is de volgende:

alle versies van het veiligheidsdossier (veiligheidsrapport en bijlagen), hier zijn ook

de as-built dossiers inbegrepen;

alle beschikbare gegevens over het geborgen afval, dit omvat de radiologische en

andere karakteristieken, het opvolgdossier, eventuele afwijkingen, de exacte plaats

in de berging, de producent en familie van afval, ....;

exploitatierapporten over de OEF van de installatie, in het bijzonder over de

incidenten en ongevallen tijdens de bergingsuitbating;

de verschillende versies van de masterplannen en de opvolgdossiers betreffende de

deelprojecten die de maatschappelijke bijhorende voorwaarden invullen;

gegevens en registraties van het toezichtsprogramma.

De gegevens zullen zowel op harde drager als virtueel bewaard worden en bij updates van de

systemen zal er steeds zorg voor gedragen worden dat de volledige compatibiliteit van oudere

gegevens gewaarborgd wordt.

De data zullen integraal op twee plaatsen bewaard worden en blijven, enerzijds in het

administratief gebouw van de berging en anderzijds in de hoofdzetel van NIRAS te Brussel. De

wederzijdse coherentie zal afgedekt worden met specifieke procedures.

Een kennisbeheersysteem zal er zorg voor dragen dat er steeds gebruik gemaakt wordt van de

laatste versies van plannen, documenten en dossiers maar dat vorige versies steeds bewaard

blijven.

TQM (Total Quality Management), dat door NIRAS ook in het kader van ISO9011:2008-

certificering wordt geïmplementeerd, is een systeem waarbij de activiteiten met betrekking tot

kwaliteitsmanagement worden verankerd in de verschillende processen van het

managementsysteem. Dit blijft ook van toepassing wanneer een IMS wordt ontwikkeld,

Page 45: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

9-36 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

vermits het TQM doorgaans in het IMS wordt geïntegreerd. Dit aspect wordt in detail

beschreven in [HS-3].

Alle veiligheidsaspecten (nucleair, op lange termijn of operationeel, conventioneel, milieu)

komen systematisch in de processen aan bod door opsomming van de bijbehorende vereisten

en hun integratie in de inputs voor de processen. Die opsomming wordt regelmatig dynamisch

bijgewerkt. Voor die updates wordt gebruik gemaakt van het continue

kennismanagementproces, met inbegrip van RD&D en Operating Experience Feedback (OEF)

(van interne of externe bronnen). [zie HS-3]

De implementatie van het acceptatiesysteem wordt beschreven in Hoofdstuk 6 [HS-6].

Het gebruik van de relevante afvalinformatie wordt toegelicht in § 9.3.4.

De radiologische exploitatielimieten zijn afgeleid van de veiligheidsevaluaties in Hoofdstuk 14

[HS-14] en vertaald naar een opvulstrategie in [HS-9] § 9.3.4. De concrete details en

procedures zullen uitgewerkt worden in volgende versies van dit veiligheidsrapport en in het

uitbatingshandboek.

De vergunningsvoorwaarden zullen de definitieve radiologische exploitatielimieten vastleggen

en deze zullen steeds gerespecteerd worden. Door de systematiek omschreven in Hoofdstuk 9

zijn de veiligheidsautoriteiten en lokale gemeenschappen volledig geïnformeerd over de

geprojecteerde operationele parameters voor de ganse berging en de huidige en volgende fase

van 4 modules alsook uiteraard over de actuele operationele parameters van het effectief

geborgen afval.

De operationele uitbatingslimieten onder normale exploitatie van de bergingsinstallatie

(technische specificaties) zijn samengevat in Hoofdstuk 17 [HS-17]. Dit hoofdstuk preciseert

onder andere de minimale vereisten om te waarborgen dat de bergingsintallatie in alle

veiligheid geëxploiteerd kan worden. Wanneer uitrustingen niet of onvoldoende functioneren

om de veiligheid te waarborgen of bij overschrijding van een alarmniveau, wordt de installatie

in een veilige configuratie gezet. Voor de uitbating hervat wordt, zullen er controles uitgevoerd

worden op de SSCs en de uitrustingen en dienen het Hoofd fysische controle en de site-

verantwoordelijke hun toestemming te geven.

In [HS-17], § 17.2.12.5. wordt de notificatie en rapportering naar FANC beschreven.

Elk incident of afwijking van de normale bedrijfsvoering zonder onderscheid of er eventueel

radiologische gevolgen zou kunnen zijn zal gemeld worden aan de veiligheidsautoriteiten en

lokale gemeenschappen.

Alle arbeidsongevallen ongeacht de ernst of eventuele mogelijkheid op radiologische gevolgen

zullen gerapporteerd worden aan de veiligheidsautoriteiten.

Voor nucleaire incidenten zal de geldende regelgeving gevolgd worden.

Page 46: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval

te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-37

Periodiek (minimaal jaarlijks) zullen de veiligheidsautoriteiten en lokale stakeholders

geïnformeerd worden over de actuele en geprojecteerde operationele parameters en concrete

opvulplannen zowel voor de modules in exploitatie, als voor de volgende fase van modules als

voor de ganse berging.

Page 47: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval te Dessel

9-38 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

9.11.1 Lijst van hoofdstukken

[HS-3] Hoofdstuk 3 – Beheersysteem, NIROND-TR 2011-03 N V1, 30 september 2012

[HS-6] Hoofdstuk 6 – Afval, NIROND-TR 2011-06 N, V2, 30 september 2012

[HS-7] Hoofdstuk 7 – Ontwerp en constructie van de bergingscolli, NIROND-TR 2011-07 N, V2,

30 september 2012

[HS-8] Hoofdstuk 8 – Ontwerp en constructie van de berging, NIROND-TR 2011-08 N, V2, 30 september 2012

[HS-12] Hoofdstuk 12 – Stralingsbescherming, NIROND-TR 2011-12 N V2, 30 september 2012

[HS-13] Hoofdstuk 13 – Veiligheidsevaluatie – Operationele veiligheid, NIROND-TR 2011-13 N V1, 30

september 2012

[HS-14] Hoofdstuk 14 – Veiligheidsevaluatie - Langetermijnveiligheid, NIROND-TR 2011-14 N V2, 31 oktober

2012

[HS-15] Hoofdstuk 15 – Conformiteitscriteria voor bergingscolli, NIROND-TR 2011-15 N V2, 30 september 2012

[HS-16] Hoofdstuk 16 – Monitoring, NIROND- TR 2011-16 N, V2, 30 september 2012

[HS-17] Hoofdstuk 17 – Technische specificaties, NIROND- TR 2011-17 N, V2, 30 september 2012

9.11.2 Lijst van referenties

[R9-1] Koninkrijk België, Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de

bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, ARBIS/RGPRI,

Belgisch Staatsblad 30/08/2001 zoals geamendeerd.

[R9-2] Koninkrijk België, Koninklijk Besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor de kerninstallaties,

Belgisch Staatsblad 21/12/2011

[R9-3] Koninkrijk België , Koninklijk Besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand

en ontploffing

[R9-4] Koninkrijk België , Koninklijk Besluit van 17 oktober 2003 tot vaststelling vna het nucleair en radiologisch noodplan

voor het Belgisch grondgebied, Belgisch Staatsblad 20/11/2003

[R9-5] Koninkrijk België, Koninklijk Besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen, Belgisch

Staatsblad 15/03/2006

[R9-6] AFCN - Dépôts définitifs de déchets radioactifs: Note stratégique et politique de gestion des demandes d’autorisation

- FANC-MP1-01, Note numéro 007-020-f, rév. 1, 17 Octobre 2007

9.11.3 Lijst van ondersteunende documenten

[OD-061] ONDRAF/NIRAS, List of selected events of internal and external origin, NIROND-TR 2011-70 E V1

(30/10/2011)

Page 48: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval te Dessel

NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012 9-39

[OD-091] ONDRAF/NIRAS, Intern noodplan – Bergingssite cAt, NIROND-TR 2012-16 N V1 (31/10/2012)

[OD-120] ONDRAF/NIRAS, Settlements of the disposal structures during the construction and operational

phases based on 3D modelling, NIROND-TR 2011-39 E, V2 (April 2011)

[OD-158] ONDRAF/NIRAS, Final cover and test cover, Principles, Design and implementation, NIROND-TR

2011-79 E V1 (01/09/2012)

[OD-165] ONDRAF/NIRAS, Detailed Design – Layout, NIROND-TR 2011-60 E V1 (06/11/2012)

[OD-166] ONDRAF/NIRAS, Detailed Design – Modules, NIROND-TR 2011-55 E V2 (28/11/ 2012)

[OD-167] ONDRAF/NIRAS, Detailed design - Steel structure, NIROND-TR 2011-61 E V1 (31/01/2012)

[OD-168] ONDRAF/NIRAS, Detailed design – Handling equipments, NIROND-TR 2011-62 E V1

(23/05/2012)

9.11.4 Bijlage 1–1: Acroniemen

ALARA As Low As Reasonably Achievable (= zo laag als redelijkerwijze bereikbaar),

rekening houdend met sociale en economische factoren

ARBIS/RGPRI Algemeen Reglement voor de Bescherming tegen Ioniserende Stralingen/Règlement

Général de la Protection contre les Rayonnements Ionisants – Koninklijk Besluit van

20 juli 2001 zoals geamendeerd

BNIP Bijzonder Noodplan Interventie

CGCCR Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering in Brussel

CC PROV Coördinatiecomité Provincie

DFC Dienst Fysische Controle

FANC/AFCN Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle/ Agence Fédérale de Contrôle

Nucléaire – Belgische nucleaire regulator

HAZID Hazard Identification study

HAZOP Hazard & Operability study

IDPBW Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk

IMS Integrated Management System

IPM Instllatie voor Productie van Monolieten

NIRAS Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstoffen

OEF Operating Experience Feedback

PTP Principe Test Procedure

PORC Plant Operation Review Committee

RD&D Research, Development & Demonstration

SFP Single Failure Proof

SSC Systemen, Structuren en Componenten belangrijk voor de veiligheid

STAR Stop, Think, Act, Review

TQM Total Quality Management

Page 49: Hoofdstuk 9: Uitbating

Hoofdstuk 9: Uitbating

Technische basis van het veiligheidsrapport betreffende de oppervlaktebergingsinrichting van categorie A-afval te Dessel

9-40 NIROND-TR 2011-09 N, versie 1, 30 september 2012

WCB Water collecting building

Page 50: Hoofdstuk 9: Uitbating
Page 51: Hoofdstuk 9: Uitbating