verhaal van de zonnebloemen

20
1 maandelijks aanbod juni 2011 1. JUNI-maand= EXODUS-maand net voor de sabbat van een schooljaar! De Uittocht uit Egypte is het verhaal uit het boek Exodus in de Hebreeuwse Bijbel. Exodus betekent 'uittocht'. Hierin wordt verhaald hoe de Israëlitische slaven onder leiding van Mozes uit Egypte ontkwamen. Aan deze uittocht gingen de tien plagen van Egypte vooraf. Mozes zou volgens de Hebreeuwse Bijbel door middel van de kracht van God de Schelfzee in tweeën hebben gedeeld en zo een doortocht hebben geschapen voor het Israëlitische volk naar de vrijheid. De eindbestemming was Kanaän dat als het door God Beloofde Land werd aangeduid. Toen het volk bijna op de plaats van bestemming was aangekomen, begon het bezwaren aan te voeren tegen de inneming van Kanaän op grond waarvan God hen als straf veertig jaar lang door de Sinaïwoestijn liet trekken alvorens zij een tweede poging mochten wagen Kanaän te veroveren. Hun leider was al die tijd Mozes. Uiteindelijk betraden zij het land onder aanvoering van zijn opvolger Jozua. De uittocht uit Egypte wordt in het jodendom elk jaar feestelijk herdacht met het feest van Pesach dat in het voorjaar valt. Exodus is dan ook een mooie benaming voor een viering bij het einde van een schooljaar. Uittocht uit wat voorbij is. Niet om zomaar „te vergeten‟; maar om dankbaar „te bewaren‟ in de beste kamer van het hart en ons geheugen. Leerkrachten, meesters, juffen: ze zijn de figuur van Mozes doorheen het schooljaar. Telkens opnieuw maken ze doortocht „door het land van kennen en kunnen‟ en bezitten ze de beroepsroeping om te (w)onderwijzen. Elke Mozes geeft dan ook door aan een nieuwe Jozua die na hem/haar komt. Voorwaar niet altijd een makkelijke tocht, zo nu en dan wel een „woestijnervaring‟, maar steeds met „Kanaän voor ogen‟! Bijzonder waar is dit allemaal voor groep zes, het zesde leerjaar. Zij die straks de basisschool voorgoed verlaten. Hen mogen we als katholieke basisschool een bijzondere zegen meegeven. Vandaar ook de exodusviering (zie punt 6 in deze bundel). Een bijzonder treffende tekst om uit te spreken naar kinderen van de zesde klas is deze hieronder van Karen Hagg. Met het aansluitende gebed zetten we het puntje op de i. Een tekst die zeker op zijn plaats kan zijn tijdens een verdiepend moment op het afscheidsfeest met die kinderen (én hun ouders/gezinnen). Kom kind, het is je tijd, je moet op reis gaan. Alles heb ik voor je ingepakt, alles wat ik denk dat je nodig hebt voor deze reis van je leven. Er hangt zoveel van af, voor jou en voor de anderen die met je meegaan of die je onderweg nog zult ontmoeten. De weg die je moet gaan, is lang en onbekend… Nee, ik weet ook niet waarheen, ik weet ook niet wat je te wachten staat. Ik zal het ook nooit weten, want ik kan niet met je mee… Ik zal je alleen maar uitzwaaien. Je bent zo opgewonden

Upload: vukhanh

Post on 11-Jan-2017

222 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

1

maandelijks aanbod juni 2011

1. JUNI-maand= EXODUS-maand

net voor de sabbat van een schooljaar!

De Uittocht uit Egypte is het verhaal uit het boek Exodus in de Hebreeuwse Bijbel. Exodus betekent 'uittocht'. Hierin wordt verhaald hoe de Israëlitische slaven onder leiding van Mozes uit Egypte ontkwamen. Aan deze uittocht gingen de tien plagen van Egypte vooraf. Mozes zou volgens de Hebreeuwse Bijbel door middel van de kracht van God de Schelfzee in tweeën hebben gedeeld en zo een doortocht hebben geschapen voor het Israëlitische volk naar de vrijheid. De eindbestemming was Kanaän dat als het door God Beloofde Land werd aangeduid. Toen het volk bijna op de plaats van bestemming was aangekomen, begon het bezwaren aan te voeren tegen de inneming van Kanaän op grond waarvan God hen als straf veertig jaar lang door de Sinaïwoestijn liet trekken alvorens zij een tweede poging mochten wagen Kanaän te veroveren. Hun leider was al die tijd Mozes. Uiteindelijk betraden zij het land onder aanvoering van zijn opvolger Jozua. De uittocht uit Egypte wordt in het jodendom elk jaar feestelijk herdacht met het feest van Pesach dat in het voorjaar valt. Exodus is dan ook een mooie benaming voor een viering bij het einde van een schooljaar. Uittocht uit wat voorbij is. Niet om zomaar „te vergeten‟; maar om dankbaar „te bewaren‟ in de beste kamer van het hart en ons geheugen. Leerkrachten, meesters, juffen: ze zijn de figuur van Mozes doorheen het schooljaar. Telkens opnieuw maken ze doortocht „door het land van kennen en kunnen‟ en bezitten ze de beroepsroeping om te (w)onderwijzen. Elke Mozes geeft dan ook door aan een nieuwe Jozua die na hem/haar komt. Voorwaar niet altijd een makkelijke tocht, zo nu en dan wel een „woestijnervaring‟, maar steeds met „Kanaän voor ogen‟! Bijzonder waar is dit allemaal voor groep zes, het zesde leerjaar. Zij die straks de basisschool voorgoed verlaten. Hen mogen we als katholieke basisschool een bijzondere zegen meegeven. Vandaar ook de exodusviering (zie punt 6 in deze bundel). Een bijzonder treffende tekst om uit te spreken naar kinderen van de zesde klas is deze hieronder van Karen Hagg. Met het aansluitende gebed zetten we het puntje op de i. Een tekst die zeker op zijn plaats kan zijn tijdens een verdiepend moment op het afscheidsfeest met die kinderen (én hun ouders/gezinnen).

Kom kind, het is je tijd,

je moet op reis gaan. Alles heb ik voor je ingepakt,

alles wat ik denk dat je nodig hebt voor deze reis van je leven.

Er hangt zoveel van af, voor jou en voor de anderen die met je meegaan

of die je onderweg nog zult ontmoeten. De weg die je moet gaan, is lang en onbekend…

Nee, ik weet ook niet waarheen, ik weet ook niet wat je te wachten staat.

Ik zal het ook nooit weten, want ik kan niet met je mee…

Ik zal je alleen maar uitzwaaien. Je bent zo opgewonden

2

en tegelijk ook een beetje bang. Ik voel het, ik zie het wel,

je rode wangen, je grote ogen… Ik ken ze maar al te goed

van die andere keren dat je iets spannends moest overwinnen.

Kind, als het goed is, ga je niet alleen,

als het goed is, dan krijg je gezelschap van mensen

die ook niet alleen voor zichzelf op weg zijn. Geef daarom ook jouw aandacht aan de anderen,

aan voorbijgangers en medereizigers die het soms ook moeilijk hebben.

Je kunt ze niet met pech aan de kant laten staan. Als je daaraan denkt

dan zal het zijn alsof een engel van God je vergezelt. Als je dat doet

dan zal hij bij je blijven, langer dan je ooit had durven hopen.

Kom kind, het is je tijd,

je moet gaan. Karen Hagg.

Kom kind, beste jongere, na al deze jaren: het is je tijd om te gaan, het is -jouw tijd- om te gaan… Bij ons ben je „volgroeid‟. Er is geen weg terug. Je humanoria -mensworden- hier; is ten einde. Kom kind, beste jongeren „als het goed is, ga je niet alleen, als het goed is, dan krijg je morgen nieuw gezelschap‟. Moge God ook bij momenten deel van jouw gezelschap zijn: de Heer zegene en beware jou de Heer bescherme jou. We zegenen al het goede aan talenten in jou. We zegenen jou toekomst, je verder zoeken en vinden met vallen en telkens weer opstaan. Vaja con Dios. God moge met jou gaan. Het is jouw tijd om te gaan…

3

2.

Een visuele voorstelling van het maand-embleem.

Een visuele voorstelling van het maandembleem. (drinkbus, theekop, soepkom, glas melk, champagneglas, 2 rietjes, koffiestop, beker, schelp, veldfles)

Juni, de laatste schoolmaand. „Goed afsluiten en koel bewaren‟, lezen we nogal eens op voedingswaren. Het mag ook gelden voor een schooljaar. Dat we „in schoonheid‟ mogen weten te eindigen en „bewaren in hart en geheugen‟ wat niet vergeten mag worden. Met de VELDFLES dromen we over wat ons rakelings steeds meer nabij komt: vakantie en tijd „te leven anders dan voorheen‟.

4

3. Aanzetten voor een gebedsmoment, een (KLAS)celebratie. We bieden bewust GEEN totaal uitgewerkte „vieringen‟ aan.

We bieden wel teksten, ideeën, … aan die de school kan gebruiken als aanzet om een schooleigen viering mee samen te stellen.

Voor juni kozen we om onze veldfles te plaatsen

midden het decorum van de zon en de zonnebloem.

Vanuit dit oogpunt reiken we vijf invalshoeken aan:

1. twee voorstellingen bij de teksten

2. inkeer 3. verhalen

4. Bijbelverhalen 5. dankgebeden en -liederen

1. voorstellingen

5

2. inkeer inkeer 1 Voorganger

Jezus, net zoals deze zonnebloemen draaiden ook wij ons hoofd soms van Jou weg. Daarom willen wij eerst aan Jou zeggen dat wij spijt hebben over al die keren dat we het niet zo goed deden. K1. Ik keek niet naar Jou, Jezus, ik wilde liever mijn eigen zin doen. Maar nu wil ik me weer naar Jou keren. Ik wil een zonnekind zijn. Lieve Jezus, het spijt me zeer. K2. Ik luisterde soms niet naar u, mama en papa.. Daarmee deed ik Jezus verdriet. Ik wil me weer naar Jezus keren.. Ik wil een zonnekind zijn. Lieve Jezus, het spijt me zeer. K3. Ik maakte wel eens ruzie met vriendjes. Soms deed ik eens iets stuk van anderen. Dat doet Jezus telkens verdriet. Jezus, ik wil me weer naar U keren. Ik wil een zonnekind zijn. Lieve Jezus, het spijt me zeer. inkeer 2 Er waren eens twee ijsblokken. Tussen hen was een koele verhouding, wat begrijpelijk was. De ene dacht: „ Waarom komt die andere niet dichter bij mij? " Maar de ijsblok kon niet gaan of komen. Toen dacht de ene: „ Als de andere ontdooit, dan ontdooi ik ook ". Maar vermits de ijsblok niet uit zichzelf ontdooide, ontdooide geen van beiden. Zo gebeurde het dat niemand naar hen toekwam en ieder nog meer verijsde in zichzelf. Na maanden -of was het jaren – ontdekte de ene ijsblok op een middag, toen de zon straalde, dat hij kon smelten – en hij zag dat hij vervloeide tot water, en dat hij toch zichzelf nog was. Ook die andere deed die wonderlijke ontdekking. Langs alledaagse greppels vloeiden ze naar elkaar toe. Ze ontmoetten elkaar. Ze proefden elkaars koude nog wel, maar ook elkaars kleinheid en goede wil, en elkaars nood en die van anderen. Ze vonden dat ze elkaar nodig hadden, en één moesten blijven. Toen kwam er een kind, en dan nog één, en andere kinderen, en die lieten kleine scheepjes varen op dat grote, sterke water. Ze hoorden dat de kinderen blij waren. En die vreugde scheen als een zon in het water. inkeer 3 Het gebeurde op een stille winterdag. De zon en de wind waren samen aan het vechten wie van hen sterker was. " Wedden dat ik het sterkste ben?", riep de wind uitdagend , "en ik zal het je ook

6

meteen bewijzen!" De wind wees met zijn dikke wolkenvinger naar beneden." Zie je die oude man daar in zijn winterjas? Wedden dat ik hem eerder uit zijn jas krijg dan jij?" " Vooruit dan maar, laat zien wat je kunt," antwoordde de zon rustig en kroop weg achter haar wolk. De wind haalde diep adem en begon uit volle borst te blazen. Maar hoe harder de wind blies, hoe dieper de man in zijn warme jas kroop. Uiteindelijk gaf de wind het op, hij was totaal uitgeput. Nu was de zon aan de beurt. Ze kwam achter haar wolk vandaan en begon met vriendelijke glimlach te schijnen. De verkleumde man beneden was aangenaam verrast door de warme stralen en veegde al gauw een zweetdruppeltje van zijn voorhoofd. Even later kreeg hij het zo warm dat hij zijn jas uitdeed. Moraal van het verhaal..... Met vriendelijkheid en warmte bereiken we in ons leven vaak meer dan met snauwen of hoog uit de toren te blazen. Als iemand u irriteert, als het niet gaat zoals jij het zou willen of als je iemand tegenkomt die zijn dag niet heeft, probeer dan eens met een paar warme " zonnestralen". inkeer 4 luisterlied: „Wie heeft de zon uit jouw gezicht gehaald?‟ Wie heeft de zon uit jouw gezicht gehaald? Wie heeft het licht in jou gedoofd? Wie heeft je rooie wangen bleek gemaakt? Wie joeg de dromen uit je hoofd? Wie brak jouw kleine hart, kleurde je ogen zwart? Wie is niet nagekomen wat hij heeft beloofd? Wie heeft het lachen in jouw keel gesmoord, heeft je vuisten zo gebald? Wie heeft dat onbevangen kind vermoord dat altijd opstaat als het valt? Wie boog jouw rechte rug, trapte je speelgoed stuk? Wie brak jouw vleugels in de vreugde van hun vlucht? Wie is er zo aan jou voorbijgegaan? Wie verraadt hier jouw geloof? Wie hield zich voor het kraaien van de haan na de derde keer nog doof? Wie is het die vergat dat jij de toekomst had? Wie heeft jou net als ik te weinig liefgehad? Herman van Veen

3. verhalen verhaal 1 Er bestaat maar één zon… Er bestaat maar één zon. Ze schijnt over alle landen, rijk en arm, van Groenland tot Zuid-Afrika, van Amerika tot China. Haar stralen gaan overal op bezoek: ze glippen binnen zowel in hutten als in kastelen, in villa‟s zowel als in vluchtelingententen. Stel je voor dat de zon op zekere dag zei: „Voortaan laat ik mijn stralen enkel los op Europa en Amerika, en de andere werelddelen moeten maar lekker in het donker blijven.‟ Zou dat even een ramp zijn, een echte wereldramp! Of dat de zon van de ene dag op de andere besliste: „Ik trek mijn stralen terug uit Afrika.‟ Dat ze plots een heel werelddeel in de kou en in het donker zette. Ja, stel je voor, Azië zonder zon?

7

Gelukkig doet de zon zoiets niet. Ze verdeelt haar stralen over de hele wereld. Overal, zelfs in de verste uithoeken, komt na de nacht altijd weer een dag met een zon die klokvast opgaat. De zon doet wat ze moet. Ze maakt geen lieve vriendjes maar ziet alle mensen even graag. Ze verdrijft keer op keer de nacht en slaat nooit een dagje over. De zon is trouw, vrijgevig, warm en… zonnig natuurlijk! De zon is de gloeilamp van God, … en een voorbeeld voor ons! verhaal 2 Verhaal van de zonnebloemen Er waren eens enkele zonnebloemen. Ze stonden aan de grote muur. Ze groeiden en groeiden en kregen een mooi bruin gezicht met een grote gele kraag. Ze voelden zich fijn. Elke dag werden ze groter en hoger. De bloemen zeiden tot elkaar: “Zo groeien is toch fijn! Zo leven is heerlijk!”. Eén bloem keek nochtans stil voor zich uit en zei: “Ik vraag me af wie ons doet groeien. Ik vraag me af wie ons zo mooi geel maakt.” “Dag bloem!” sprak er iemand. “Ik ben het die jullie doet groeien. Ik ben de zon. Ik liet jullie leven en mijn warmte doet jullie groeien. Jullie zijn echte ZONNEbloemen. En jullie zullen nog mooier worden: kijk maar naar mij! Volg mij van 's morgens tot 's avonds en groei in mijn licht.” De zonnebloemen straalden van vreugde. En ze draaiden hun hoofd altijd mee met de stand van de zon. Elke dag werden ze mooier en geler. Tot op een dag … “Ik draai niet meer mee,” zei één van de bloemen, “ik wil mijn eigen zin doen!” “Ik heb die zon ook niet meer nodig, ik ben groot genoeg!” zei de tweede bloem. “Jullie hebben gelijk,” zei de derde bloem, “weet die zon het dan zo goed? Wij kunnen best zonder haar!” En toen keerden ze zich om en keken naar de andere kant van de muur. Nu waren de bloemen niet meer naar de zon gericht, en zo gebeurde het: hun gezichten werden donker, hun gele kraag werd bleek en slap en hun stengel was niet meer sterk. Toen pas wisten ze het: ze konden niet leven zonder de zon! Zachtjes draaiden de bloemen hun gezicht weer naar de zon en al spoedig straalden ze weer. verhaal 3 Er waren eens drie zonnebloemen Ze stonden aan de grote muur, Ze groeiden en groeiden en kregen een mooi bruin gezicht met een grote gele kraag. Ze voelden zich fijn. Elke dag werden ze groter en hoger. De bloemen zeiden tot elkaar : Zo groeien is toch fijn. Zo leven is heerlijk. Eén bloem keek nochtans stil voor zich uit en zei : Ik vraag me af wie ons doet groeien. Ik vraag me af wie ons zo mooi geel maakt. Dag bloem.., sprak er iemand. Ik ben het die jullie doet groeien. Ik ben de zon. Ik liet jullie leven en mijn warmte doet jullie groeien. Jullie zijn echte zonnebloemen. En jullie zullen nog mooier worden. Kijk naar mij. Volg mij van 's morgens tot 's avonds en groei in mijn licht. De zonnebloemen straalden van vreugde. En ze draaiden hun hoofd altijd naar de zon. Elke dag werden ze mooier en geler. Tot op een dag. ' Ik draai niet meer mee, 'zegde één van de zonnenbloemen. 'Ik wil mijn eigen zin doen'. '' Ik heb die zon ook niet meer nodig, ik ben groot genoeg' zei de tweede bloem. 'Jullie hebben gelijk,' zei de derde bloem, 'Weet die zon het dan zo goed ? Wij kunnen best zonder haar..' En toen keerden ze zich om en keken naar de andere kan van de muur. Nu waren de bloemen niet meer naar de zon gericht en zo gebeurde het : hun gezichten werden donker,

8

hun gele kraag werd slap en bleek, en hun stengel werd slap. Toen wisten ze het : ze konden niet leven zonder de zon . Zachtjes draaiden de bloemen hun gezicht weer naar de zon en al spoedig straalden ze weer als mooie ZONNEBLOEMEN verhaal 4 Hoe het zonder ZON erg koud en onplezierig wordt. Op een ochtend zat de eekhoorn op de tak voor zijn deur naar de horizon te kijken. Het was koud en de eekhoorn wachtte ongeduldig op de zon. Maar toen de zon boven de horizon verschenen was zag hij opeens dat iemand hem wegrolde. „Hola!‟ riep de eekhoorn, zo hard als hij kon. De zandkrab - want hij was het - bleef staan en keek naar de eekhoorn. „Ja?‟ zei hij. „Wat doe je daar?‟ vroeg de eekhoorn. „Ik neem de zon mee,‟ zei de zandkrab. „De zon mee? Waarom? Dat gaat zo maar niet.‟ „Hij is kapot. Ik moet hem repareren.‟ „Waar?‟ „Bij mij thuis.‟ „Maar...‟ riep de eekhoorn nog, maar de zandkrab was al met zon en al achter de horizon verdwenen.

Het werd weer donker en koud. Weliswaar kwam even later de maan weer op en begon uit alle macht te schijnen, maar echt branden en stralen kon hij niet. Er gingen enkele dagen voorbij. De maan scheen onafgebroken, maar iedereen kreeg ruzie met iedereen, barstte zo maar in snikken uit of beet op zijn nagels van verdriet. „Zo gaat het niet langer,‟ zei de mier. „Nee!‟ gilde de giraffe die nog nooit gegild had. En toen er een nieuwe ochtend aanbrak zonder dat de zon te voorschijn kwam, gingen de eekhoorn en de mier op weg om de zandkrab te vinden. Zij zochten overal en vonden hem ten slotte in de woestijn, achter een rots. Daar had hij een werkplaats waar hij van alles repareerde: bliksemschichten, vloedgolven, hagelstenen, lava, orkanen en nog veel meer. Hij zag de mier en de eekhoorn niet aankomen, verdiept als hij was in een gebroken donderwolk die hij probeerde te lijmen. „St,‟ zei de mier. „Daar ligt de zon!‟ fluisterde de eekhoorn. Hij wees naar de zon die achteraf, naast de rots, tussen allerlei afval lag: stukken boomschors, graspollen, blikken, stoelpoten, snavels en matrassen. Hij zag er bleek uit, en zat vol met smoezelige vlekken. „Wat is hij mager!‟ fluisterde de eekhoorn. De mier stapte naar voren, schraapte zijn keel en zei: „Eh... zandkrab.‟ De zandkrab keek op en zei: „Hé, mier, wat gezellig. Was je toevallig in de buurt?‟ „Nee,‟ zei de mier, „ik was niet in de buurt, maar ik vroeg me af wat je eigenlijk met de zon van plan bent.‟ „O de zon,‟ zei de zandkrab. „Ja. Ik heb geprobeerd hem te maken. Maar het is onbegonnen werk. Hij is zo dun. Je hoeft maar naar hem te wijzen of hij scheurt al!‟ „Maar wat moeten we nou?‟ vroeg de mier. „Zo zonder zon...‟ „Ik heb wel iets anders,‟ zei de zandkrab. „Wel ja.‟ En hij haalde een soort groene knikker uit zijn zak, met dikke zwarte stekels eraan. „Wat is dat?‟ vroeg de eekhoorn. „Zo maar iets,‟ zei de zandkrab. „Dat heb ik voor mijn plezier gemaakt. Misschien kun je het in de lucht hangen. Het is weer eens iets anders.‟ „Dat ding in de lucht?‟ vroeg de mier. „Ja,‟ zei de zandkrab. „Er hangen zoveel rare dingen in de lucht. Weet je wat dit is?‟ „Een vork,‟ zei de mier, terwijl de zandkrab een zilveren vork voor zijn gezicht hield. „Precies,‟ zei de zandkrab. „Een vork. Dit heb ik ook pas in de lucht gevonden. Hij was net bezig onder te gaan. Mooie vork, hè?‟

9

De mier en de eekhoorn keken vol verbazing naar de vork die zij nooit aan de hemel hadden zien hangen. „Hing hij echt in de lucht?‟ vroeg de eekhoorn. „Ja hoor,‟ zei de zandkrab. „Niet soms erachter?‟ „Nee hoor, echt midden in de lucht. Ach, er hangt daar zoveel.‟

„Wat betreft de zon, zandkrab,‟ zei de mier, „we willen hem toch liever mee terug nemen. Dat groene ding, nee, dat zegt mij niks.‟ „Neem maar mee, hoor,‟ zei de zandkrab. „Maar ik weet niet hoe lang hij het nog doet. Het kan best zijn dat hij opeens uitgaat of niet meer boven de horizon uit kan komen.‟ „Ja,‟ zeiden de mier en de eekhoorn. Zij haalden de zon uit de afvalhoop en zeulden hem mee naar de horizon, wachtten tot het weer ochtend werd en legden hem toen heel voorzichtig neer. Toen liepen zij achteruit. Even later begon de zon heel langzaam te rijzen en werd het weer licht en warm in het bos. De mier en de eekhoorn sloegen elkaar op de schouders en overal in het bos werden ruzies bijgelegd, tranen gedroogd en woede en wanhoop vergeten. Het werd een zachte dag, niet heel warm, maar wel heel mooi. En de hele middag lagen de mier en de eekhoorn op hun rug aan de oever van de rivier en lieten de zon op hun bleke wangen schijnen.

Toon Tellegen

verhaal 5 Het verhaal van somberland In Somberland woonde eens een heel verdrietig volk. Want de zon scheen niet meer in hun land. Elke dag waren er donkere wolken. En iedere dag viel er wel een regenbui. Er waren kinderen in Somberland die nog nooit een zonsondergang hadden gezien. En ook de oudere mensen in Somberland wisten bijna niet meer hoe de zon eruit zag. De mensen hadden het altijd over de wolken en de regen. Daar werden ze niet vrolijker van. Maar wat ze écht somber maakte, die mensen in Somberland, was dat ze door al die wolken en die regen elkaar niet meer aankeken. Alleen de kinderen keken elkaar nog wel eens aan, maar de grote mensen niet meer. De één keek altijd maar naar de lucht, en zei dan: "Het is weer bewolkt, buurvrouw!" En de buurvrouw keek altijd naar de straat, om te zien of die nat was, en zei: "Ja, en het heeft wéér geregend. De één keek omhoog, de ander naar beneden. Maar ze zagen elkáár niet meer. En wisten ook niet meer hoe de ogen van de ander eruit zagen. Nu was er in Somberland een timmerman, die veel binnen werkte. Hij had niet zo heel veel last van de regen. Maar ook hij keek vaak naar de lucht, en zuchtte dan.

10

Zijn zoontje stond bij hem te kijken in de werkplaats. En omdat hij nog een kind was, keek hij gewoon naar zijn vader. Hij zag dat zijn vader weer naar buiten keek, en keek met hem mee. En zijn vader zei: "Het is weer bewolkt, mijn jongen!" De timmermanszoon zei: "Ja, inder..." Toen hield hij ineens zijn mond. Hij zag een man die hij niet kende rondlopen op de straat. Vlug stootte hij zijn vader aan, en vroeg: "Vader, wie is die man daarbuiten?" Maar zijn vader vroeg: "Welke man? Ik zie alleen maar wolken en regen!" Maar zijn zoontje was al naar buiten gehold. Hij rende naar de man toe, ging voor hem staan, en zei: "Hallo, ik ben Joshua, wie ben jij?" De man schrok. Hij had naar de wolken lopen kijken. En hij was helemaal niet gewend dat er zomaar iemand tegen hem zei: "Wie ben jij?" En hij was ook niet meer gewend om naar de mensen te kijken. Nu keek hij naar beneden, en zag twee vriendelijke ogen naar hem omhoog kijken. En de man stond stil. Hij dacht na. En hij keek. En ineens zag hij niet langer meer wolken of regen, maar twee vrolijke ogen, die lachten. De man begon te glimlachen, en bleef de jongen aankijken. Toen begon hij te lachen. Zijn ogen begonnen te stralen. En even later daverde door de straten van Somberland de lach van de man. Alle mensen kwamen verschrikt de straat oplopen want door alle regen en wolken waren ze ook al vergeten wat lachen was. En ze keken, en ze luisterden. En toen... Toen keken ze elkaar aan. Sommige mensen keken elkaar voor het eerst aan. En in de ogen van de ander zagen zij iets glimmen. En ze begonnen allemaal te lachen. Ze lachten tot de tranen over hun wangen biggelden. De straat werd er helemaal nat van. Toen het eindelijk weer een beetje stil werd, keek de man die over straat had gelopen de jongen aan. En hij zei: "Joshua, jij vroeg hoe ik heette. Nou, ik ben de koning van Somberland. En ik héét Salomo. Maar ik geloof dat jij een veel betere koning zou zijn. Je hebt ons weer leren lachen, en je hebt ons weer geleerd om elkaar aan te kijken. De straten zijn niet nat van de regen, maar van de lach-tranen.

11

Dank je wel, jongen, dank je wel!" Ineens stopte de koning, en keek de andere mensen aan. Hadden zij het ook gezien? Nee, nog niet. ALleen de koning had het gezien, dat de wolken begonnen te breken. Toen maakte de koning een keuze. Hij vroeg om stilte, en zei: "Beste mensen, omdat Joshua ons heeft geleerd om weer te lachen en elkaar aan te kijken, wil ik ons land een andere naam geven. Ik noem het: Het land van de blijde ogen. Wat vinden jullie daarvan?" En alle mensen riepen: "Bravo, goed idee, beste koning. Lang leven Joshua! Lang leve de blijde ogen." En wie het het eerst zag, dat weten we nog steeds niet, maar ineens riep er één: "Kijk, de zon!" En Joshua zei: "Ja, en kijk eens wat de zon tegen ons zegt: 'Hallo, ik ben de zon, en hoe heet jij?'" En iedereen riep tegen de zon: "Hallo, zon, ik heet Petrus, en ik heet Maria, en ik heet Martha." Die dag brak er een nieuwe, zonnige tijd aan voor de koning en zijn volk. Omdat de timmermanszoon het had gedurfd om de ander aan te kijken.

4. bijbelverhalen bijbelverhaal 1 Marcus 4, 30-33: Jezus zei: „Waarmee kunnen we het koninkrijk van God vergelijken? Door welke gelijkenissen kunnen we het voorstellen? Het is als een zaadje van de mosterdplant, het kleinste van alle zaden op aarde wanneer het gezaaid wordt. Maar als het na het zaaien opschiet, wordt het het grootste van alle planten en krijgt het grote takken, zodat de vogels van de hemel in zijn schaduw kunnen nestelen.” Jezus nam voorzichtig iets tussen zijn duim en wijsvinger en stak het in de lucht. „Kunnen jullie zien wat ik hier vasthoud?‟ vroeg hij. De mensen op de voorste rijen tuurden met samengeknepen ogen. „Een kruimeltje brood!‟ riep een vrouw. Jezus schudde zijn hoofd. Wat hield hij toch in zijn hand? Hij legde het voorzichtig in de palm van zijn hand en liet het aan de mensen zien. „Een klein zaadje‟, zei een man. „Een mosterdzaadje!‟ riep een jongen opeens uit. „Dat heeft mijn opa me geleerd!‟ „Precies!‟ zei Jezus. „Het is een mosterdzaadje. Het is één van de kleinste zaadjes die er bestaan. Als je niet oppast, waait het weg.‟ Hij sloot snel zijn handpalm en de mensen glimlachten. „Wat denken jullie, komt er uit zo‟n piepklein zaadje dan ook een klein, armzalig plantje?‟ vroeg hij hen. „Helemaal niet!‟ riep de jongen uit. „In de tuin van mijn opa staat een mosterdboom. Die is heel hoog en heeft wel honderd takken. Er zitten drie vogelnesten in, zo groot is hij!‟ Jezus lachte. „Dat heb je goed gezegd‟, zei hij. „Uit een klein zaadje kan een machtige boom groeien. Zo is het ook met het rijk van God. Beetje bij beetje wordt de wereld een plaats van vrede en geluk voor iedereen, zonder pijn of verdriet.

12

Een plaats waar iedereen gelukkig is. Als je het bijna bent vergeten en je wilt de moed opgeven, moet je snel even denken aan dit mosterdzaadje.‟ Jezus nam de hand van de jongen vast en legde het mosterdzaadje op zijn handpalm. Daarna sloot hij de vingers van de jongen eromheen. „Het wordt een grote boom,‟ zei hij glimlachend. De jongen liep weg met zijn gesloten hand voor zich uit, alsof hij er een schat in bewaarde. (bron ons onbekend)

bijbelverhaal 2 Over vogels en bomen. We zaten in het gras met een grote groep mensen. Ze waren uit de dorpen in de buurt hiernaar toe gekomen om naar Jezus te luisteren. De mensen gaven aan elkaar door waar hij was, en daarom was er altijd veel volk als hij begon te praten. Jezus was goed op dreef vandaag. Hij vertelde maar door en sleepte ons allemaal mee. Ik knikte naar Andreas. Het was fijn om bij Jezus te horen. Hij zette je door zijn woorden in vuur en vlam. Een man uit een van de dorpen ging wat makkelijker zitten. Heel even voelde hij aan zijn gordel om te zien of zijn beurs met geld er nog was. Tussen zo‟n groep mensen kon altijd een zakkenroller zitten, dat wist je nooit. Maar blijkbaar was alles in orde want de man richtte zijn gezicht weer naar Jezus. Jezus had gezien wat hij deed en hij glimlachte. „Jullie zijn allemaal veel te veel bezig met geld‟, zei hij. „Je maakt je zorgen over wat je vandaag zult eten en wat je morgen zult aantrekken. Jullie vergeten dat het leven veel meer is dan eten en kleren.‟ Hij wees naar een zwerm kraaien die laag over een akker scheerde. „Die vogels verdienen geen geld. Ze zitten niet voortdurend te rekenen. En toch hebben ze genoeg te eten, want onze vader in de hemel geeft hun voedsel. Jezus wees met een breed gebaar om zich heen. „Kijk eens hoeveel bloemen hier staan!‟ Het was waar, het gras waarin we zaten stond vol witte, gele en paarse bloemen.‟ Die bloemen groeien elke dag. Ze spinnen geen wol of naaien geen kleren en toch zijn ze mooier dan de duurst geklede koningin, want God heeft hen kleren gegeven.‟ Andreas lachte. „Mensen zijn toch geen bloemen of vogels. Wij moeten zelf voor eten en kleren zorgen!‟ Jezus keek hem aan. „Denk je niet dat God nog veel meer van mensen houdt dan van vogels en bloemen? Hij zorgt al zo goed voor hen, hoe zou hij de mensen dan in de steek kunnen laten? Nee, als je probeert te leven als een goed mens, komt het met eten en drinken en kleren ook wel in orde.‟ De man die aan zijn beurs had gevoeld, keek beschaamd naar de grond. Jezus keek lachend om zich heen. „Jullie maken je allemaal veel te veel zorgen over eten en drinken en kleren. En het helpt helemaal niets! Want ook wie zich zijn hele leven te pletter werkt, kan opeens doodgaan. Met al dat werken leef je nog geen dag langer. Vertrouw op God. Hij houdt heel veel van jullie en kent jullie door en door. Hij weet echt wel dat jullie eten en drinken en kleren nodig hebben om te kunnen leven. Als je leeft zoals God voor jullie droomt, als je goed bent voor elkaar, dan krijg je al die dingen er vanzelf bij. Als je leeft zoals God het wil, krijg je een schat in je hart. En dat is een schat die niemand kan stelen en die nooit zal vergaan. Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.‟ Wij keken naar de bloemen en de vogels. In ons hart droomden we dat we het zouden durven. Dat we, net als die bloemen en die vogels, niet meer alleen maar zouden werken om rijk te worden en te kunnen sparen. Dat we zouden durven geloven in het Rijk van God. Dat we geld zouden durven weggeven aan wie het nodig had. Ik hoorde iemand zuchten. Het was de man met de beurs. Hij kroop stilletjes overeind, zonder dat iemand het merkte. Uit zijn beurs haalde hij een paar geldstukken en hij ging ermee naar Judas. Die bewaarde voor ons het geld waar we soms iets van kochten, maar vaker van uitdeelden aan de armen die we ontmoetten. Ik zag hoe de man het geld aan Judas gaf. Die man had goed naar Jezus geluisterd. Het grote avontuur van God en mens - Kolet Janssen / Thé Tjong-Khing - uitgeverij KOK – davidsfonds/infodok - ISBN 90 80829 02 1, p. 174-775, Lucas, 12, 22-31 – Matteüs 6, 25-34.

5. dankgebeden dankgebed 1 Goede God, dank u voor de warmte van de zon die de kou in ons verjaagt en ons warm maakt van binnen.

13

Dank u voor het licht dat alles groeien doet, dat het donkere in ons verjaagt en ons vrolijk maakt. Dank u voor de positieve dingen in ons leven, die ons moed geven en gelukkig maken; geef dat we ze altijd zullen zien. Dank u voor alle mensen om ons heen die licht uitstralen en warmte geven; geef dat ze er altijd zullen zijn. Goede God, wees voor ons als de zon, verwarm ons met uw liefde, maak ons leven licht, geef dat ook wij op onze beurt de zon laten schijnen voor anderen.

dankgebed 2 De zon is er altijd. Achter het stof en achter de wolken. De zon is er altijd. Ook 's nachts als de wereld haar de rug toekeert. De zon is er altijd. Ook voor hen die niet meer zien. God is er altijd. Ook als we niet aan Hem denken. God is er altijd. Ook als we Hem de rug toekeren. God is er altijd. Zelfs als we Hem niet willen zien. Hij is er altijd. Renaat Bosmans

danklied 3 Wil je wel geloven (op de melodie van “Wil je wel geloven dat het groeien gaat”)

Wil je wel geloven dat het groeien gaat, klein en ongelooflijk als een ZONNEBLOEMzaad, dat je had verborgen in de zwarte grond, en waaruit een grote boom ontstond. Wil je wel geloven het begin is klein, maar het zal een wonder boven wonder zijn; als je het gaat wagen met Gods woord alleen; dan gebeuren wonderen om je heen. Wil je wel geloven dat je vrede wint, als je vol vertrouwen leeft, zoals een kind. als je een geloof hebt als een mosterdzaad, groeit de liefde uit boven de haat.

14

danklied 4 Wie danken jou, mijn goede God? Het zonnelied van Sint Franciscus Dit lied heeft Franciscus bedacht toen hij heel erg ziek was. Hij wist dat hij dood zou gaan. Hij was blind en had erg veel pijn en was verschrikkelijk ongelukkig. Totdat hij in het donkerste van de nacht ineens heel zeker wist dat God hem mee zou nemen. Wat was hij gelukkig! En de volgende ochtend zong hij dit lied; een lied om God te bedanken.

68

Wie dan- ken jou, mijn goe- de God? Wie noemt jou bij je naam?

Jij maaktede we- reld, man en vrouw, en al- is hier al- leen door jou,les

En al- les zal jou dan- al- leen; al- mijn goe- de God.leenken

= 72

1. Wie danken jou, mijn goede God? Wie noemt jou bij je naam? Jij maakte de wereld, man en vrouw, en alles is hier alleen door jou en alles zal jou danken alleen alleen, mijn goede God.

2. Wie danken jou, mijn goede God? De zon, mijn grote zus! Wat schittert ze mooi, zij is de dag waar ieder van ons in kijken mag die glans, die mooie stralen heeft zij van jou, mijn goede God

3. Wie danken jou, mijn goede God? De maan, mijn mooie broer! En met hem de sterren in de nacht die jij hebt gemaakt in al hun pracht zo mooi zijn zij, zo helder en klaar als jij, mijn goede God.

4. Wie danken jou, mijn goede God? De wind, de lucht, mijn broers! Zij kleuren de hemel helderblauw of brengen de wolken grijs en grauw waarmee je heel de wereld verzorgt, van jou mijn goede God.

5. Wie danken jou, mijn goede God? Het water, liefste zus! Zo zuiver en helder en zo schoon zo nodig en toch zo doodgewoon voor iedereen het duurste geschenk, van jou, mijn goede God.

6. Wie danken jou, mijn goede God? Het vuur, mijn sterke broer! Zijn vlammen verlichten onze nacht wat kan hij mooi spelen als hij lacht geweldig is hij, stevig en sterk als jij, mijn goede God.

7. Wie danken jou, mijn goede God? De Aarde, Moeder, zus! Wat wij mogen eten, komt van haar de groenten en vruchten, ieder jaar en bloemen met hun kleuren zo mooi als jij, mijn goede God.

8. Wie danken jou, mijn goede God? De mensen, broer en zus! Die leven in vrede of in nood die jou komen zoeken door de dood jij vindt hen en jij geeft hun de hand van jou, mijn goede God.

Willibrord Huisman

15

4. Het gebed van de week.

Dit is een verdiepend moment voor alle onderwijsverstrekkers. Niet bedoeld dus om te gebruiken op de werkvloer van de klas. Wel bestemd voor persoonlijke overweging en gebed, tijdens

personeelsvergaderingen, … . Dit gebed van de week wordt telkens opgebouwd vanuit het maandthema van leeftocht VSKO.

Woorden van verdieping en verstilling voor de maand juni:

goed afsluiten – cool bewaren

Zie: www.dpbbrugge.be/schoolpastoraal. Rubriek: gebed van de week

5.

Leeftocht 2011-2012VSKO JAARTHEMA: „INPAKKEN EN WEGWEZEN‟

Leeftocht is een maandelijkse vierkleurige publicatie van het VSKO. Leeftocht is een maandelijkse „tochtgenoot‟ die stilstaat bij de „spirit „van het bewogen bezig zijn op school. Leeftocht put uit de rijke verhalenschat van de joods-christelijke traditie. Leeftocht bevat ernstige en ludieke elementen: een kunstwerk, een bespiegeling, een cursiefje en cartoon, een bezinning of gebed. Leeftocht is in de eerste plaats bedoeld als verdieping van je eigen ‘spirit’. Je kan die „spirit‟ delen met je collega‟s en met de kinderen. Leeftocht kan je gebruiken als moment van bezinning bij personeelsvergaderingen, pastorale vergaderingen, vakvergaderingen (godsdienst). Leeftocht kan je ook inspireren voor het uitwerken van bezinningsmomenten, gebeds- en eucharistievieringen, klascelebraties. Dit schooljaar plaatste Leeftocht zichzelf in de kijker met het thema “Wat zullen we drinken …” Elke maand was een drankje een opstapje voor verdiepend voedsel en drank voor onderweg. Volgend schooljaar willen we, geheel in dezelfde lijn, het onderweg zijn, het reizen in de kijker zetten en werken we elke maand aan de hand van een voorwerp een niet voor de hand liggende dimensie uit van dit „op tocht gaan‟. We gaan a.h.w. op reis, maar dan wel„voorbij de horizon van de werkelijkheid die we kennen.‟

„inpakken en wegwezen’

maand voorwerp inhoud titel

september reisgids verbeelden een boek vol dromen

oktober wegwijzer verdwalen naar God weet waar

november verrekijker bewonderen een adembenemend uitzicht

16

december (advent) spel ontmoeten de zoete inval

januari wandelstok ritme stap voor stap

februari GPS gidsen op automatische piloot?

maart (vasten) open slagboom grenzen verleggen over de grens

april (Pasen) zonnebril genieten even uitblazen

mei sleutelgat thuiskomen oost, west, thuis best?

juni ansichtkaart herinneren tussen droom en herinnering.

Het jaarthema ‘Inpakken en wegwezen’ roept op om onmiddellijk opnieuw de koffers te pakken en met open vizier de hele werkelijkheid in alle hoeken en kanten te verkennen. In het eigen leven, op school en ver daarbuiten, tot voorbij de horizon van de menselijke realiteit …

Het gebed van de week en dit maandelijks aanbod van het DPB Brugge BaO zullen deze thema‟s volgen in het schooljaar 2011-2012.

6. extra

Einde van het schooljaar Afscheid 6de leerjaar

“Vaar nu naar het diepe…” Vooraf: 1.

Er wordt aan de kinderen van het 6de leerjaar gevraagd om een flesje mee te brengen, gevuld met water waarbij ze iets kunnen vertellen over hun kindertijd.

Bv. water uit de aquarium die zij verzorgen; water uit de drinkfonteinen van school, water dat ze dagelijks drinken, water uit de tuinvijver, …

In een klasgesprek laten we de kinderen iets vertellen over dit water… 2. Zoveel als er kinderen zijn in het 6de leerjaar verzamelen we wijnflessen. Een mooi etiket (schoollogo, naam, …) kleven we op de fles. Ook staat er op: te openen op 30 juni 2017. Op het tweede etiket (achterkant van de fles) is een klasfoto gedrukt, eventueel met de namen van de leerlingen. 3. Bij een wijnhandelaar een „kurktoestel‟ lenen….

Decor:

.Een mooie (glazen) schaal of bassin of kom of…. (om water in te gieten) .De wijnflessen Materiaal: . Wijnfles per leerling, met mooi etiket . Papier + schrijfgerief om een wens neer te schrijven . Twee waterkommen

17

Opening Een instrumentaal stukje… Bijbelverhaal:

( naar Johannes 5 en Lucas 5)

Voorganger: In het land van Jezus, in die tijd, hadden niet alle mensen een eigen badkamer. Zoals je nu nog vindt in Oosterse landen, had je toen „openbare badhuizen‟… Zo was er ook één in Jeruzalem, bij de Schaapspoort. Rond zo‟n bad, wellicht ook te vergelijken met een zwembad, lag een groot aantal zieke, blinde, lamme mensen. Mensen die hoopten dat het water in beweging zou komen. Want… de Joodse mensen geloofden dat op een bepaalde moment een engel uit de hemel neerdaalt om het water in beweging te brengen. De eerste zieke die dan in het water stapte, werd genezen. Lezer 1: Op die dag lag er ook iemand die al achtendertig jaar ziek was. Jezus zag de lamme man liggen en vroeg: „Wil je gezond worden?‟ De zieke antwoordde: : „Heer, als het water gaat bewegen is er niemand om mij erin te helpen; ik probeer het wel, maar altijd is een ander al vóór mij in het water.‟ Toen zei Jezus tot de man: : „Sta op, pak uw mat op en loop.‟ En meteen werd de man gezond: hij pakte zijn slaapmat op en liep. Nu was het die dag sabbat. … Voorganger: Sabbat, dag van rust en stilte, niets mocht er bewegen op die dag bij de Joodse mensen… Het water zou zeker die dag niet in beweging komen. Maar Jezus, als Zoon van God, bracht niet het water in beweging, maar wel de man. Jezus bracht beweging in de man die al achtendertig jaar verlamd bij het water lag… Jezus bracht nog meer mensen in beweging…. En Jezus had wel nog meer met water van doen!

Lezer 2: Zo was hij eens aan de oever van het meer van Gennesaret. Er was veel volk. Zeer veel mensen wilden luisteren naar de verhalen die Jezus vertelde. Jezus zag twee boten liggen aan de oever van het meer. De vissers waren eruit gestapt en waren bezig met de netten te spoelen. Jezus vroeg of hij in één van de bootjes mocht zitten om de mensen toe te spreken. Daarna vroeg Jezus aan Simon, de eigenaar van de boot: „Vaar nu naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen.‟ Maar Simon antwoordde: “Maar Meester de hele nacht hebben we ons ingespannen en niets gevangen.” Toch deed Simon wat Jezus vroeg… hij vaarde veel verder dan hij

gewoon was, het water was er veel dieper, Simon voelde zich onzeker, zijn vissersbootje was immers niet zo groot… Simon vertrouwde op Jezus‟ woord, wierp de netten uit en zie: een enorme school vissen zwom in de netten. Simon had hulp nodig van zijn vrienden om de vangst binnen te krijgen…

Muziek door enkele leerlingen

18

Duiding en verwerking Stilstaand water draagt geen leven in zich. Om plantjes te laten groeien wordt water in beweging gebracht, wordt zuurstof in het water geblazen. In stilstaand water blijven vissen niet leven… in een aquarium steken we een pompje om de zuurstof in beweging te krijgen… of planten we groen, om zuurstof en beweging in te brengen! Alle water stroomt naar de zee. De zee is een grote watermassa die voortdurend in beweging is. Diep in de zee bruist het van het leven. Voor sommigen is de zee aantrekkelijk, sommigen wagen zich om er in te zwemmen, varen, …. anderen zijn wat bang ervoor, blijven er van weg. In jullie flesje steekt wat water uit jullie leven dat reeds voorbij is. Dat water staat nu stil. Hier zullen jullie geen vissen meer ophalen, alle vangst is reeds opgehaald. Als de basisschool een meer is, dan is dit meer voor jullie te klein geworden. Jullie moeten groter water opzoeken, dieper water…. Als teken dat de lagere school nu verleden tijd is, nodigen we jullie uit om jullie flesje uit te gieten, in deze grote kom die vandaag symbool staat voor het meer dat de basisschool is. Dat gebaar zal zeggen: wij worden groter, zelfstandiger, wij mogen/moeten ons toevertrouwen aan het leven… wij dienen onze eigen levensweg te gaan! Hier moeten wij niet meer vissen, deze school is voor ons stilstaand water. Onze kindertijd vloeit weg… We doen dit rustig één voor één. Terwijl jullie het flesje uitgieten, mogen jullie reeds dromen over jullie eigen toekomst… Ondertussen muziek…

Dromen… Terug op hun plaats krijgen de kinderen een blad en schrijfgerief. We nodigen jullie uit één levensdroom op te schrijven… „Daartoe wil ik mij in beweging zetten‟… „Daar wil ik iets voor doen‟… „Daarvoor zal ik niet wachten tot het mij gebeurt, maar zal ik zelf voor in beweging komen ! Ook de ouders schrijven op een blad hun droom, hun wens voor hun kind… We dromen nog niet over „het verre later‟… We dromen over de komende 6 jaar. Waar wil ik staan op deze dag + 6 jaar? Waar dromen we ons kind binnen 6 jaar? We maken de wens tot een rolletje, verbinden het met een elastiekje of touwtje of stukje ijzerdraad, en stoppen het in de wijnfles met een mooi etiket.

- Indien mogelijk - kurken we deze flessen onmiddellijk…

Lied (een „vaarlied‟)

We bidden met en voor elkaar …

De ene flesjes zijn leeg… onze kleine wereld is opgenomen in het grote avontuur van het leven… wij zullen meer en meer ons eigen avontuur mogen wagen… De wijnflessen bezitten onze droom waarvoor we in beweging willen komen… Op deze flessen plaatsen we een kurk. Op het etiket staat er: fles te openen op 30 juni 2017 of op de vooravond van mijn 18de verjaardag. Zal mijn droom dan gerealiseerd zijn? Deze wijnfles verbeeldt ons leven. Wij kunnen hier niet blijven, wij moeten in beweging worden gebracht. Willen we onze droom waar maken, wil de droom gerealiseerd worden, wil de boodschap aankomen, dan moeten we de fles toevertrouwen aan de zee, aan het volle leven!

19

We houden elk onze fles vast en bidden samen om kracht en inspiratie om deze droom waar te maken… om telkens weer de kracht te vinden om in beweging te komen om onze droom alle kansen te geven…

Onzevader… Voorganger doet de inleiding

Zegenen met water…

Ook hier staat water (doopvont, glazen kom). Water waarmee ieder van jullie gedoopt werd, waarmee we jullie nu willen zegenen. Dit water spreekt ons van God die ons als het water dragen wil – zoals wanneer we zwemmen. God die ons wil beschermen en groeikansen geven – zoals het water in de moederschoot. Over dit water mogen we doen, zoals God deed bij de schepping: blazen. Over de wateren waaide de Roeah, Gods Geest… Toen God de mens boetseerde, blies hij de levensadem in de neus. Ieder van ons mocht de levensgeest van God ontvangen… deze blazen we in het water. We zullen er jullie mee zegenen… daarbij bidden wij:

dat God jullie mag zegenen, dat God jullie mag bezielen met zijn Geest, zijn Spirit, zijn Geest-drift, opdat jullie in beweging mogen komen en jullie eigen weg gaan… We zegenen de leerlingen één voor één … dat het jullie goed mag gaan!

De directeur zegt de naam van de leerling, De leerling komt naar het water, ook de ouders komen er bij staan. De pastor geeft een kruisje, de ouders geven een kruisje, De kinderen verlaten de kerk…

Aan de uitgang ontvangen de leerlingen hun getuigschrift van meester/juf … . De ouders gaan terug zitten.

Slot - gebed met de ouders alleen! (kinderen zijn weg, dat is liefhebben: van je weg beminnen…)

Heer, onze God, wij leggen de namen van onze kinderen in uw zegenende handen. Schrijf ze daarin en vergeet hen niet. Houdt Gij onze kinderen vast als wij ze los moeten laten en zij hun eigen weg door het leven gaan. Dat zij verder varen in de richting die in deze school werd aangegeven en waarbij U het kompas mag zijn… Wees hun boei en anker, hun troost en bemoediging als zij eenzaam en bang zijn. Blijf hen nabij wanneer er storm komt, of het donker is in hun leven. Geef hen wind in de zeilen als ze moe zouden zijn en dreigen op te geven. Mag Jezus, uw Zoon altijd een lichtpunt zijn, de vuurtoren die de weg wijst naar gelukkig leven. In uw zegenende handen leggen wij de namen van onze kinderen, Heer, onze God.

20

Een tip om aan de receptieglazen voor de ouders te bevestigen op een kaartje…

Ik drink op de kinderen uit de zesde klas die „morgen‟ bergen verzetten,

die door blijven gaan met hun kop in de wind.

Ik drink op de kinderen uit klas zes die risico‟s nemen,

die vol blijven houden met het geloof van een kind.

Ik drink op de kinderen uit klas zes

die dingen beginnen waar niemand van weet wat de afloop zal zijn.

Ik drink op kinderen uit klas zes

die met vallen en opstaan niet willen weten van water in wijn.

Ik drink op kinderen uit de zesde klas

die blijven vertrouwen, die van tevoren niet vragen voor hoeveel en waarom.

Ik drink op kinderen uit de zesde klas

die door blijven duwen: van doe het maar wel en kijk maar niet om.

Ik drink op het beste

van vandaag en van morgen. Ik drink op het mooiste waar ik van hou.

Ik drink op het maximum wat er nog in zit,

in vandaag en in morgen, in mij én in jou: -jij die ons nu vaarwel zegt-!

website schoolpastoraal: www.dpbbrugge.be/schoolpastoraal

Carmino Bohez – Rik Depré, DPB-Brugge domeinbegeleiding pastoraal@school