bacteriËle abortus bij het rund - ghent university · 2018. 8. 29. · bacteriËle abortus bij het...

47
BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof. Dr. Geert Opsomer Promotor: Dierenarts Hans Van Loo Onderdeel van de Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de diergeneeskunde Academiejaar: 2017 2018

Upload: others

Post on 19-Sep-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND

Aantal woorden: 17 300

Mathilde Pas Studentennummer: 01505700

Promotor: Prof. Dr. Geert Opsomer

Promotor: Dierenarts Hans Van Loo

Onderdeel van de Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de diergeneeskunde

Academiejaar: 2017 – 2018

Page 2: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

Universiteit Gent, haar werknemers of studenten bieden geen enkele garantie met betrekking tot de juistheid

of volledigheid van de gegevens vervat in deze masterproef, noch dat de inhoud van deze masterproef geen

inbreuk uitmaakt op of aanleiding kan geven tot inbreuken op de rechten van derden.

Universiteit Gent, haar werknemers of studenten aanvaarden geen aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid

voor enig gebruik dat door iemand anders wordt gemaakt van de inhoud van de masterproef, noch voor enig

vertrouwen dat wordt gesteld in een advies of informatie vervat in de masterproef.

Page 3: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

Voorwoord

Er zijn veel essentiële partijen die een rol hebben gespeeld om deze masterproef tot een goed einde te brengen. Ik heb tijdens het maken van deze masterproef enorm veel geleerd omtrent abortus, kennis die me in de toekomst nog veel voordelen kan blijven opleveren. Als eerste wil ik mijn administratieve promotor Prof. Dr. Geert Opsomer bedanken om mij de kans te geven, bij gebrek aan een onderwerp naar keuze uit de lijst, toch te laten werken aan een onderwerp waar mijn interesse meer naar uitging. Een enorme bedanking aan mijn begeleidende promotor Da. Hans Van Loo kan uiteraard niet ontbreken, aangezien hij dit voorstel van Geert Opsomer aanvaardde en mij van begin tot einde met veel precisie en geduld heeft begeleid. Ook DGZ Vlaanderen wiens gegevens van het abortusprotocol ik heb mogen hanteren, wil ik hiervoor bedanken. Deze thesis zou echter niet veel om het lijf hebben zonder de hulp van Da. Karel Verdru, Hans’ collega van de buitenpraktijk, die geholpen heeft met de statistische analyses die de interpretatie van de gegevens kracht konden bijzetten. Tot slot wil ik mijn gezin en beste vrienden die het werk ook talloze keren mochten lezen en mij in stressperiodes hebben kunnen kalmeren, enorm bedanken voor hun eindeloze liefde en steun.

Page 4: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

Inhoudsopgave

Samenvatting .................................................................................................................................. 5

1. Inleiding ........................................................................................................................................... 6

1.1. Probleemstelling ..................................................................................................................... 6

1.2. Doelstelling ............................................................................................................................. 7

1.3. Soorten abortus ...................................................................................................................... 8

1.3.1. Niet-infectieuze abortus .................................................................................................. 8

1.3.2. Infectieuze abortus .......................................................................................................... 9

2. Bacteriële abortus ......................................................................................................................... 13

2.1. Materiaal en methoden ........................................................................................................ 13

2.1.1. Database abortusprotocol ............................................................................................. 13

2.1.2. Statistiek ........................................................................................................................ 14

2.1. Algemene analyseresultaten ................................................................................................ 15

2.2. Resultaten per kiem .............................................................................................................. 18

2.2.1. Trueperella pyogenes .................................................................................................... 18

2.2.2. Escherichia coli en Haemolytische Escherichia coli ....................................................... 21

2.2.3. Listeria spp. .................................................................................................................... 23

2.2.4. Serratia sp. ..................................................................................................................... 26

2.2.5. Bacillus spp. ................................................................................................................... 27

2.2.6. Staphylococcus spp. ....................................................................................................... 30

2.2.7. Coxiella burnetii ............................................................................................................. 31

2.3. Andere relevante kiemen ..................................................................................................... 32

2.3.1. Kiemen ........................................................................................................................... 32

2.3.2. Resultaten abortusprotocol ........................................................................................... 33

2.3.3. Statistiek ........................................................................................................................ 35

2.4. Preventie en behandeling .................................................................................................... 35

2.4.1. Algemeen ....................................................................................................................... 35

2.4.2. Specifiek voor bepaalde kiemen .................................................................................... 37

3. Discussie ........................................................................................................................................ 38

4. Conclusie ....................................................................................................................................... 40

5. Literatuurlijst ................................................................................................................................ 41

6. Bijlagen .......................................................................................................................................... 44

Page 5: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

5

Samenvatting

De economische impact van abortus op een rundveebedrijf mag niet worden onderschat.

Daarenboven brengt abortus een potentieel zoönotisch risico met zich mee. Een correcte etiologische

diagnose van abortus stellen, blijft een uitdaging. Dit werd ook in dit onderzoek ervaren, ondanks het

hanteren van een uitgebreide database met 4404 abortuscases en correcte monsternames. Het laag

diagnostisch percentage is enerzijds te wijten aan het postmortaal verval dat vaak uitgebreid aanwezig

is op de foeti en foetale membranen en door het gebrek aan pathognomonische letsels bij

abortusgevallen. Anderzijds speelt het gebrek aan gepaste onderzoekstechnieken ook een belangrijke

rol. Tijdens het uitvoeren van het abortusprotocol van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van

de voedselketen (FAVV), werd een reincultuur in longen en lebmaag in combinatie met alveolitis als

voorwaarden genomen om een kiem tot etiologisch agens te bestempelen. In totaal werd er een

percentage van 41,2 oorzakelijke diagnoses gesteld met betrekking tot infectieuze oorzaken. De

bacteriën die als etiologisch resultaat uit het abortusprotocol komen, zijn vaak slechts sporadische

opportunistische abortusverwekkers. Voor de meest aangetoonde bacterie Trueperella pyogenes

(5,56%) konden ook enkele potentiële risicofactoren worden blootgelegd. De aanwezigheid van

vleesvee, het winterseizoen en de aanwezigheid van Neospora caninum antistoffen blijken een

verhoogd risico met zich mee te brengen. De tweede meest gediagnostiseerde bacterie is Escherichia

coli (3,36%). Serratia spp. en Listeria monocytogenes werden in respectievelijk 1,32% en 1,27% van de

gevallen als oorzakelijk agens aangeduid. Uit de statistische analyse blijkt ook een hogere incidentie

van E. coli, Serratia spp. en Staphyloccus spp. bij vleesvee naar voor te komen. De winter is bovendien

ook een risicofactor voor Serratia spp. Indien er op het bedrijf notie is van de etiologische

probleemkiem, kunnen aangepaste preventieve maatregelen worden genomen. Algemeen dienen er

meestal op vlak van interne en externe bioveiligheid aanpassingen gemaakt te worden. Voor sommige

kiemen is het belang van een goede voederkwaliteit niet te onderschatten (bv. Bacillus licheniformis,

Listeria monocytogenes, fungi). Bacterie-specifieke maatregelen nemen, blijkt echter moeilijk

aangezien het meestal sporadische abortusveroorzakers zijn die als etiologie naar voren komen uit de

onderzoeken.

Abstract

The economic repercussions of abortion in cattle on a farm cannot be underestimated. There are also a few causal

agents of abortion with zoonotic potential, which is dangerous for the farmer and his family, but also for the

veterinarian. Even in this research, where a database of 4404 cases was available, it remained a challenge to

make a correct diagnosis. The low diagnostic percentage in the majority of the articles can be explained by severe

post-mortem autolysis of the fetus. Another explanation is the lack of pathognomonic lesions in the fetus or the

fetal membranes. The importance of the most sensitive research techniques cannot be ignored in this matter

either. The abortion protocol, performed by Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ), was imposed by the

Belgian Federal Agency for the Safety of the Food Chain (FASFC). In this protocol, the prerequisites to determine

an aetiology of an abortion were: a positive culture in the lungs and the abomasum of the fetus as well as alveolitis

on histology of the lungs. The resulting aetiological bacteria in this research were often sporadic opportunistic

causes of abortion. The most frequently diagnosed bacteria was Trueperella pyogenes (5,56%). Breed, season and

other diseases had a clear influence, as risk factors for this agent were beef cattle breeds, winter and the presence

of Neospora caninum antibodies. Escherichia coli (3,36%) was the second most diagnosed bacteria, followed by

Serratia spp. (1,32%) and Listeria monocytogenes (1,27%). For these three agents having beef cattle on the farm

was also a potential risk. Preventive measures can be taken on a farm if the aetiological agents are known.

However, aetiology-specific measures are often hard to realise, since most of the cases present with sporadic and

opportunistic causes. In general for abortion in cattle, the most important preventive measure a farmer can take

is installing a good biosecurity system. For some infectious agents the importance of a good feed quality can’t be

neglected.

Page 6: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

6

1. Inleiding

1.1. Probleemstelling

Volgens de literatuur is abortus bij het rund wereldwijd een belangrijke economische schadepost voor

de veehouderij (Barr en Anderson, 1993; Borel et al., 2007; Ruhl et al., 2009; Blumer et al., 2011). De

belangrijkste economische verliezen worden veroorzaakt door een verlengde tussenkalftijd en het

noodgedwongen opruimen van één of meerdere runderen (Lee en Kim, 2007). De kost die een abortus

met zich meebrengt, is vaak afhankelijk van het stadium waarin de vrucht zich bevindt. Des te langer

de dracht, des te zwaarder de financiële impact (Martin, 2009). Verder spelen ook onder andere het

productieniveau en de huidige prijzen een grote rol (Clothier en Anderson, 2016).

Naast het economische probleem, brengen sommige infectieuze oorzaken van abortus ook een

mogelijk zoönotisch risico met zich mee. Dit is bijvoorbeeld het geval voor verschillende bacteriën zoals

Brucella abortus, Leptospira spp. en Salmonella spp. (Anderson, 2007). Ook recenter

opkomende/aangetoonde oorzaken van abortus zoals Parachlamydia (Ruhl et al., 2009) en Coxiella

burnetti (Muskens et al., 2012) hebben een zoönotisch karakter. Het is essentieel om als dierenarts

rekening te houden met de eigen gezondheid, alsook met het welbevinden van de veehouder en zijn

familie. Het is dus aangewezen om hen hierover correct te informeren. Daarenboven kan abortus op

vlak van dierenwelzijn bij het rund een negatieve invloed hebben (Wheelhouse et al., 2012).

Ook in ontwikkelde landen zoals België is abortus op rundveebedrijven nog steeds een actueel

probleem. Vaak is het moeilijk of zelfs onmogelijk om een etiologische diagnose te stellen waardoor

de veehouder en zijn dierenarts er dikwijls niet in slagen om gepaste preventieve maatregelen te

nemen. Hoewel de cijfers vaak variëren, vermelden meerdere auteurs een laag diagnostisch

percentage (Barr en Anderson, 1993; Wheelhouse et al, 2012). Dit concludeerde ook Van Loo et al.

(2010) in het Vlaamse activiteitenrapport met betrekking tot het abortusprotocol van het Federaal

Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). In ongeveer 40% van de onderzochte

dossiers werd aan de hand van een uitgebreid panel van analyses een vermoedelijke diagnose

gevonden (Van Loo et al., 2010). Men kan algemeen stellen dat telkens voor minder dan de helft van

de onderzochte verwerpingen een goede labo-diagnose kan worden gesteld (Anderson, 2007).

Uiteraard speelt de kwaliteit van de beschikbare stalen hierin een belangrijke rol. De foeti zijn namelijk

niet altijd meer vers bij inzending en zijn daardoor reeds geautolyseerd op het moment van de

autopsie. Hierdoor verkleint de mogelijkheid om significante pathogenen of belangrijke diagnostische

letsels terug te vinden. Zelfs bij een ideale staalkwaliteit is het aanduiden van een specifieke etiologie

een grote uitdaging (Anderson, 2012). Wanneer het gaat om een infectieuze abortus is een goede

samenwerking tussen de dierenarts en de laborant dan ook van groot belang. Op die manier wordt

een gerichte staalname mogelijk (Anderson, 2007).

Het percentage van inzendingen dat daadwerkelijk resulteert in een etiologische diagnose is volgens

sommige bronnen te laag, waardoor men soms zelfs beweert dat dierenartsen beter geen poging doen

om een etiologie te vinden (Tibary, 2018). Dit staat in contrast met hetgeen vaak wordt beweerd in

andere artikels en het concept achter het abortusprotocol: des te meer inzendingen, des te groter de

kans dat de probleemkiemen op een bedrijf kunnen worden aangetoond. Zelfs bij cases waar geen

etiologie wordt gevonden, kan een negatieve diagnose sommige abortusveroorzakende kiemen

uitsluiten (Clothier en Anderson, 2016). Bovendien kunnen de beter ontwikkelde

onderzoekstechnieken in de toekomst steeds meer informatie opleveren (Clothier en Anderson, 2016).

Het routinematig insturen van de geaborteerde vrucht en foetale membranen, zal op lange termijn de

veehouder dan ook enkel voordelen opleveren. Yaeger (1993) raadt aan een abortus te laten

Page 7: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

7

onderzoeken indien op het bedrijf a) de abortusrate hoger is dan 3% of b) er een hoog percentage van

de drachtige dieren op korte termijn aborteert. Dezelfde auteur meent dat het toch aangewezen kan

zijn om alle foeti in te sturen, zodat de veehouder geen ziekteproces mist dat zich binnen zijn veestapel

aan het afspelen is.

Verschillende zaken zorgen ervoor dat het stellen van een labo-diagnose bij een geval van abortus vaak

teleurstellend is. De letsels zijn immers zelden pathognomonisch. Bovendien kunnen de laesies door

de eerder vermelde autolyse niet meer herkenbaar zijn (Anderson, 2007). Het moederdier toont

overigens ook niet altijd symptomen of soms is de abortus een uitgesteld symptoom van een ziekte

die reeds veel eerder heeft plaatsgevonden.

In deze masterproef zal gefocust worden op het belang van de frequent gediagnosticeerde bacteriële

abortussen. Binnen deze groep van bacteriële abortussen, kan men een onderscheid maken tussen

primaire en secundaire pathogenen. Trueperella pyogenes die behoort tot deze secundaire

opportunistische bacteriën, wordt bijvoorbeeld vaak geïsoleerd. Ook andere bacteriële

abortusverwekkers zoals Bacillus spp., Escherichia coli, … behoren tot deze groep. Hoewel

opportunistische bacteriën een groot deel van de abortussen veroorzaken, is hun voorkomen op

bedrijfsniveau eerder sporadisch (Anderson, 2007). Deze sporadische bacteriële abortussen kunnen in

elke fase van de dracht voorkomen, maar zouden meestal in het tweede deel van de dracht

plaatsgrijpen (Anderson, 2007).

Om een bacteriële infectie als oorzaak van de abortus aan te duiden, moet aan een aantal voorwaarden

voldaan zijn. Zo mag er geen andere oorzaak gevonden zijn, moet er een reincultuur van de kiem

aanwezig zijn in de lebmaag en long van de foetus of de placenta en moeten er via histologisch

onderzoek van de foetus of placenta letsels aantoonbaar zijn die overeenkomen met een bacteriële

infectie (Anderson, 2007). Daarom werd er in de beginjaren van het abortusprotocol bij

Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ Vlaanderen) steeds histologisch onderzoek gedaan op

longweefsel indien er van een bepaalde bacterie een reincultuur werd teruggevonden in long en

lebmaag van de foetus. De onderzoeken van DGZ op alle verwerpingen worden sinds eind 2009 in

Vlaanderen onder het budget van het FAVV onderzocht.

1.2. Doelstelling

Door regionale verschillen is het niet altijd mogelijk om conclusies van andere landen in verband met

abortusoorzaken door te trekken naar België. Deze masterproef heeft als doel een overzicht te

verwerven over de bacteriële oorzaken van abortus bij het rund in Vlaanderen.

Voor de belangrijkste bacteriën zal in dit werk geprobeerd worden om een aantal risicofactoren bloot

te leggen, zoals bijvoorbeeld seizoensgebonden factoren. Ook kunnen er mogelijk rasverschillen

opgemerkt worden. Hoewel de voornaamste oorzaken van abortus onafhankelijk van de locatie zijn,

bestaan er ook sommige specifieke aandoeningen die enkel regionaal zijn. Voorbeelden van factoren

die deze regionale verschillen kunnen verklaren zijn het klimaat, de productie, wildlife populaties,

vaccinaties, verplaatsingen van dieren, …. (Barr en Anderson, 1993). Deze factoren kunnen ook

beschouwd worden als risicofactoren die in deze masterproef verder onderzocht zullen worden.

Er zal worden geprobeerd inzicht te verwerven in mogelijke preventieve maatregelen die per bacterie

kunnen worden genomen. Indien uit het onderzoek bijvoorbeeld blijkt dat het gevaar schuilt bij

bepaalde carrier-dieren of net bij de aankoop van een nieuw dier, dan kunnen er op het vlak van

bioveiligheid aanpassingen worden gedaan. Hiernaast zal er gepoogd worden enkele verschillen

tussen melk- en vleesvee aan te tonen. Zeker met de opkomende antibioticaresistentie en de strenger

opgelegde regels, wordt het nemen van correcte preventieve maatregelen belangrijker.

Page 8: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

8

1.3. Soorten abortus

De definitie van abortus bij rundvee luidt: “drachtverlies tussen 42 en 260 dagen, de periode ervoor

en erna is respectievelijk embryonale sterfte en vroeggeboorte” (Thurmond en Picanso, 1990). Een

tienjarige studie uitgevoerd in het South Dakota Animal Disease and Diagnostic Laboratory op boviene

abortussen resulteerde in volgende types abortus (Tabel 1) (Yaeger, 1993):

Tabel 1 Oorzaken van boviene abortus volgens een 10-jarige studie in South Dakota.

Anomalieën 2%

Mycotische abortus 5%

Virale abortus 11%

Bacteriële abortus 15%

Infectieuze abortus, maar etiologie onbeslist 17%

Idiopathische abortus (geen bewijs voor infectieuze oorzaak) 50%

Hoewel bovenstaande tabel een goede weergave biedt van de verschillende types abortus, kunnen de

resultaten niet zomaar overgenomen worden voor België. Zo is er geen categorie met parasitaire

oorzaken, terwijl bijvoorbeeld Neospora caninum in Vlaanderen een erg belangrijke en

veelvoorkomende protozoaire oorzaak van abortus bij het rund is. Er zijn sinds 1993 betere technieken

ontwikkeld om een goede diagnose te stellen en bovendien is er ook een shift ontstaan in de

oorzakelijke kiemen. Deze shift is te wijten aan nieuwe opkomende ziekten (bijvoorbeeld Q-koorts)

enerzijds, maar anderzijds zijn er ook kiemen waartegen bestrijdings/uitroeiingsmaatregelen worden

genomen (bijvoorbeeld Brucella abortus, Boviene virale diarree virus (BVDv), Infectieuze boviene

rhinotracheïtis (IBR)).

1.3.1. Niet-infectieuze abortus

Niet eens de helft van de ingezonden geaborteerde foeti resulteren in een correcte etiologische

diagnose. Dit kan enerzijds verklaard worden doordat de diagnose van infectieuze kiemen niet steeds

eenvoudig of eenduidig is, maar anderzijds kan dit ook te wijten zijn aan het feit dat ook niet-

infectieuze oorzaken een mogelijke bron voor abortus vormen. Zo zijn genetische chromosomale

afwijkingen de belangrijkste niet-infectieuze oorzaak van abortus bij het rund (De Kruif en Opsomer,

2016). Het percentage abortus ten gevolge van genetische afwijkingen is onbekend, aangezien er niet

steeds fenotypische letsels aanwezig zijn bij de verworpen vrucht. Bovendien zijn embryonale sterfte

of vroege abortus vaker het gevolg van genetische afwijkingen, maar deze verwerpingen worden vaak

gemist wegens de kleine afmetingen van de vrucht (Tibary, 2018). In een studie werd er aangetoond

dat 10,7 % van de onderzochte abortussen of doodgeboren kalveren een abnormaal chromosaal

patroon hadden, waarvan bij ongeveer de helft van deze gevallen de afwijking ook de reden van de

sterfte was. De gebruikte foeti in deze studie waren ouder dan acht maanden. De resulterende

percentages zijn erg hoog, indien men in het achterhoofd houdt dat ernstige chromosale afwijkingen

meestal leiden tot (vroeg) embryonale sterfte (Schmutz, 1996; De Kruif en Opsomer, 2016). Genetische

afwijkingen zijn meestal individuele dierproblemen en geven dus zelden abortusstormen (Hovingh,

2009).

Ook voedingsgerelateerde problemen kunnen mogelijk aan de basis van een verwerping liggen, zoals

opname van plantaardige teratogenen of giftige planten. Het is echter vaak zeer moeilijk dit als

etiologie te bevestigen aangezien de opgenomen hoeveelheid en het stadium van de dracht een

belangrijke rol spelen. Voorbeelden van deze planten zijn bijvoorbeeld bepaalde dennensoorten (Pinus

ponderosa en Pinus contorta) ten gevolge van het isocupressic zuur toxine dat eruit in de pens wordt

Page 9: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

9

aangemaakt (Taylor en Njaa, 2012). Indien deze in de laatste trimester van de dracht worden

opgenomen, kan abortus optreden (Tibary, 2018). Verder zouden ook Locoweed, Broomweed,

coumarines, grassen, schimmelige klaver en mycotoxines voor problemen kunnen zorgen (Tibary,

2018). Bij teveel blootstelling aan hoge hoeveelheden nitraten/nitrieten, kunnen zeker in het laatste

deel van de dracht abortussen voorkomen (Hovingh, 2009).

Verder worden er ook bij meerlingdrachten vaker abortussen waargenomen. Hetzelfde geldt trouwens

voor subfertiele dieren. Factoren zoals stress, hoge koorts, toxemie en vaccinaties zijn ook een

verdachte oorzaak (De Kruif en Opsomer, 2016). Hittestress resulteert vaker in

vruchtbaarheidsproblemen dan abortus, maar een plotse sterke stijging in omgevingstemperatuur zou

hiertoe wel kunnen leiden, al is hiervoor weinig bewijs (Hovingh, 2009). Hittestress kan leiden tot

foetale hypotensie, hypoxie en acidose. Vermoedelijk is het erger als het moederdier koorts heeft, in

vergelijking met omgevingsgebonden hittestress (Tibary, 2018).

Vitamines A en E, selenium en ijzer zouden ook een rol kunnen spelen in abortus, maar dit kan

momenteel enkel aangetoond worden voor vitamine A (Tibary, 2018). Het is bekend dat selenium een

belangrijke beschermende functie heeft als anti-oxidant (Marnon and Ramos, 2017). Selenium

toedienen zou resulteren in een lager percentage aan embryonale verliezen tijdens de eerste maand

van de dracht (Mehdi en Dufrasne, 2016).

1.3.2. Infectieuze abortus

1.3.2.1. Virale abortus

Infectieuze Boviene Rhinotracheïtis (IBR) of Boviene Herpes Virus type 1 (BHV1) is een alfa-

herpesvirus dat naast de respiratoire symptomen ook kan leiden tot onder andere abortus en

vulvovaginitis (Barr en Anderson, 1993; Givins en Marley, 2008). Een acute infectie met BHV1 kan

persisteren als latent virus in het ganglion trigeminale en sacrale en het kan ten gevolge van

immunosuppressie weer actief worden (Barr en Anderson, 1993; Givins en Marley, 2008; Tibary, 2018).

Transmissie kan ontstaan ten gevolge van contact met de bovenste luchtwegen, conjunctiva of

slijmvliezen, geaborteerde foeti of door venerische overdracht (Givins en Marley, 2008). Het virus

wordt via de witte bloedcellen naar de placenta gevoerd en zal daar een placentitis veroorzaken

(gedurende een periode van 2 weken tot 4 maanden), waarna de foetus wordt geïnfecteerd en binnen

de 24 uur sterft (Tibary, 2018). De maternale ziektepiek is vaak reeds verdwenen wanneer het

moederdier daadwerkelijk aborteert (Tibary, 2018). Abortus wordt opmerkelijk vaker geassocieerd

met de respiratoire dan met de genitale vorm (Givins en Marley, 2008). Een dekinfectie kan leiden tot

infertiliteit. Embryonale sterfte kan worden waargenomen bij een infectie in vroege dracht (Anderson,

2007). Indien het vee voordien naïef was voor deze ziekte, kan een IBR-infectie leiden tot een

abortusstorm (Barr en Anderson, 1993). IBR kan resulteren in abortusrates van 5-60 % in niet-

gevaccineerde koppels (Tibary, 2018). Op het moment van de verwerping zijn de foeti meestal

ongeveer in de vijfde maand van de dracht en zijn de lichaamsholten vaak gevuld met een rode

vloeistof (Anderson, 2007). Een waarschijnlijkheidsdiagnose is ook mogelijk met histopathologie van

de lever, waarbij vaak multifocale necrose kan waargenomen worden (Anderson, 2007; Tibary, 2018).

Bevestiging van de diagnose kan door middel van virusisolatie of door detectie van viraal antigen in

nier, long, lever, placenta en bijnieren met immunologische kleuring (Anderson, 2007; Tibary, 2018).

Boviene Virale Diarree (BVD) is een Pestivirus dat gemiddeld in 4,01% van de abortussen in 2010 en

2011 in Vlaanderen in het abortusprotocol werd teruggevonden (Van Loo et al., 2010; Van Loo et al.,

2011). Transmissie kan transplacentaal of door opname van gecontamineerde materialen (Givins en

Marley, 2008). Een foetale infectie kan verschillende uitkomsten hebben, afhankelijk van wanneer de

Page 10: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

10

infectie plaatsvindt. In de eerste trimester kan er embryonale sterfte, abortus of mummificatie van de

vrucht plaatsvinden indien het moederdier niet immuun is. Vanaf dag 45-125 kan er een persisterend

geïnfecteerd kalf (IPI) geboren worden. In het tweede trimester van de dracht is de vorming van een

kalf met geboortedefecten ook mogelijk. In het laatste trimester van de dracht heeft het virus meestal

minder effect op het kalf, maar heeft het wel antistoffen in zijn bloed (Hovingh, 2009). De bevestiging

van BVD als oorzaak van de abortus kan gebeuren door waarneming van de foetale laesies (Anderson,

2007). BVD brengt bovendien immunosuppressie teweeg en wordt vaak gevonden in foetussen waar

andere agentia ook worden teruggevonden (bv. bacteriën). In het geval van een abortusprobleem op

een bedrijf waarbij één of meerdere kiemen geïsoleerd zijn die normaal slechts sporadisch tot abortus

leiden, is het belangrijk om BVD als mogelijke primaire oorzaak van het probleem in het achterhoofd

te houden (Tibary, 2018).

Blauwtongvirus is een Orbivirus overgedragen door de Culicoides spp. vectoren (Givins en Marley,

2008; Tibary, 2018). Het blauwtong type dat België het meest bedreigt, is BTV type 8, aangezien dit

serotype sinds 2008 endemisch is in Noord-Europa (Tibary, 2018). BTV type 8 circuleert enorm in

Frankrijk, alsook nabij de grens met België. Andere buurlanden hebben tot op heden nog geen aangifte

van haarden gedaan1. Het serotype 4 BTV is endemisch in Corsica, Italië, Spanje en Portugal1. Er zijn

ook reeds aangiftes geweest van dit serotype in Frankrijk1. Blauwtong geeft naast abortus ook

perinatale sterfte en embryonale sterfte. Blauwtong kan resulteren in centraal zenuwstelsel

malformaties. Er ontstaan soms een soort

“dummy”- kalfjes door aantasting van de hersenen

(Tibary, 2018). De geaborteerde vruchten hebben

bij besmetting in de baarmoeder meestal

afwijkingen zoals hydranencephalie (Figuur 1) of

anencephalie (De Kruif en Opsomer, 2016). Een

infectie na dag 150 van de dracht heeft geen

negatief effect op de foetus (Givins en Marley,

2008). De stier kan ook besmet zijn en runderen die

worden geïnsemineerd met besmet sperma,

hebben ook een hoger aantal verwerpingen. Verder

zijn de neus en oogleden bij de aangetaste dieren

vaak rood gekleurd en kunnen ze

klauwrandontsteking en rode vlekken op de huid vertonen2. De diagnose kan gesteld worden door

precolostrale antistoffen aan te tonen bij de foetus of door identificatie van het virus met PCR (Tibary,

2018). Het virus kan via Polymerase chain reaction (PCR) op hersenen, milt of bloed aangetoond

worden (Tibary, 2018).

Ook het Akabane virus en het Schmallenbergvirus kunnen mogelijke virale etiologieën zijn van een

abortus (Givins en Marley, 2008). Schmallenbergvirus werd in 2011 ontdekt in Europa. Beide virussen

behoren tot de Simbu serogroup en kunnen leiden tot infertiliteit, abortus en foetale malformaties

(Tibary, 2018).

1 https://www.dgz.be/nieuwsbericht/blijf-vaccineren-tegen-blauwtong (Laatst geraadpleegd op 5/05/2018) 2 http://www.dgz.be/ziekte/blauwtong (Laatst geraadpleegd op 29/12/2017)

Figuur 1 Hydranencephalie in een kalf van vier dagen oud, geassocieerd met Blauwtongvirus. Afbeelding afkomstig uit “virus-induced congenital malformations in cattle” (Agerholm et al., 2015).

Page 11: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

11

1.3.2.2. Mycotische abortus en gisten

Uit het abortusprotocol van 2010 is gebleken

dat gisten in 0,98% van de abortuscases als

oorzaak konden worden aangeduid, waarbij ze

zowel in de longen als in de lebmaag konden

worden aangetoond (Van Loo et al., 2010). In

2011 werd er een percentage van 5,11% aan

gisten toegewezen, hetgeen veel hoger is (Van

Loo et al., 2011). Reeds in meerdere studies

werd Aspergillus fumigatus aangetoond als

belangrijkste schimmel (Knudtson en

Kirkbride, 1992). Ook in Vlaanderen leek dit in

de periode van 2010 tot 2011 het geval te zijn

(Van Loo et al., 2010; Van Loo et al., 2011).

Schimmels en fungale spores kunnen worden

teruggevonden in de lucht en in het voeder

(Yaeger, 1993). Mycotische abortus komt

voornamelijk voor in de wintermaanden en vindt vaak plaats vanaf vier maanden tot het einde van de

dracht (Hovingh, 2009; Tibary, 2018). In sommige regio’s in de wereld zijn schimmels de belangrijkste

oorzaak van abortus. Het risico dat de foetus wordt geïnfecteerd, wordt groter indien er hogere

concentraties van de schimmel aanwezig zijn. Bovendien zou er een hogere incidentie zijn van

november tot april, wanneer de runderen op stal staan en daar worden gevoederd (Knudtson en

Kirkbride, 1992). Therapeutische behandelingen die immunosuppressie teweeg brengen, worden ook

vaak geassocieerd met opportunistische mycotische abortus bij de mens, maar dit zou mogelijks ook

voor boviene abortus van toepassing zijn (Knudtson en Kirkbride, 1992). De kiem verspreidt zich

hematogeen naar de uterus vanuit een intredepoort in het respiratoir of gastro-intestinaal stelsel

(Anderson, 2007; Tibary, 2018). De placenta zal uitgebreide tekenen van necrose vertonen en de

intercotyledonaire ruimten zullen een leerachtig aspect hebben zoals te zien in Figuur 2 (Tibary, 2018).

De foetus vertoont zelden autolyse, maar zal vaak een gedehydrateerd aspect hebben en heeft vaak

dermatophytose – achtige laesies (Tibary, 2018). De diagnose kan gesteld worden indien er fungale

hyphae worden aangetoond in combinatie met necrose van de placenta, dermatitis of pneumonie

(Tibary, 2018). Belangrijk is dat de isolatie gecorreleerd moet zijn met de microscopische en

macroscopische letsels, zodat postmortale contaminatie kan worden uitgesloten (Tibary, 2018).

1.3.2.3. Parasitaire abortus

De protozoa Neospora caninum is vermoedelijk de

meest voorkomende infectieuze oorzaak van abortus

in België. In 2010 en 2011 waren gemiddeld 12,76%

van de geaborteerde moederdieren seropositief voor

N. caninum en konden er tevens histologische letsels

worden aangetoond die wijzen op een besmetting

van de foetus (Van Loo et al., 2010; Van Loo et al.,

2011). Het voorkomen op een bedrijf kan sporadisch

zijn of er kan een abortusstorm plaatsvinden (De

Kruif en Opsomer, 2016; Tibary, 2018). Ook is het

herhaaldelijk aborteren bij dezelfde dieren reeds

gerapporteerd (Tibary, 2018). Opmerkelijk aan deze

Figuur 2 Mycotische placentitis. De cotyledonaire () en intercotyledonaire (*) ruimten zijn verdikt en hebben een leerachtig aspect. Afbeelding afkomstig uit “Kirkbride’s Diagnosis of Abortion and Neonatal Loss in Animals” (Taylor en Njaa, 2012).

Figuur 3 Neospora caninum transmissiemethoden. Afbeelding afkomstig van farmhealthonline.

Page 12: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

12

kiem is dat deze kan persisteren in het rund als een chronische infectie en overgedragen kan worden

tijdens de dracht (Taylor en Njaa, 2012). Bij deze parasiet is zowel verticale als horizontale transmissie

mogelijk (Figuur 3) (Tibary, 2018). Verticale transmissie is echter de belangrijkste route van transmissie

(De Kruif en Opsomer, 2016). De meeste van de geïnfecteerde kalveren worden klinisch normaal

geboren, maar zijn wel meestal congenitaal geïnfecteerd. Soms zijn er kalveren waarbij paralyse of

proprioceptieve problemen kunnen worden waargenomen (Tibary, 2018). De rest van de foeti

ondergaat abortus. Indien de foetus sterft, vertoont deze vaak autolyse en soms zelfs mummificatie.

Microscopisch kan er vaak een niet-purulente inflammatie worden teruggevonden in hart, hersenen

en spieren (Tibary, 2018). In deze organen en in de nieren kunnen organismen worden gevonden door

immunohistochemische kleuring en PCR (Tibary, 2018). Runderen kunnen ook geïnfecteerd worden

bij het innemen van uitwerpselen van een natuurlijke eindgastheer (Taylor en Njaa, 2012). De hond

(Canis lupus familiaris) is de definitieve gedomesticeerde eindgastheer van N. caninum. De coyote (C.

iatrans), de dingo (C. lupus dingo) en de grijze wolf (C. lupus) worden beschouwd als de definitieve

wilde gastheren (Silva en Machado, 2016). Een seropositieve uitslag van het rund bevestigt de diagnose

van N. caninum niet, maar het blijkt wel dat seropositieve dieren twee tot drie keer meer risico hebben

op abortus in vergelijking met seronegatieve (Haddad et al., 2005). Het risico is echter

leeftijdsafhankelijk, hetgeen blijkt uit een onderzoek op een bedrijf in California, waar de congenitaal

geïnfecteerde vaarzen een zeven keer zo hoog risico hadden (Haddad et al., 2005). In andere bronnen

is er zelfs sprake van tot 24 keer meer risico op abortus bij de seropositieve dieren3. Een seronegatief

resultaat bij het moederdier op het moment van een verwerping sluit Neospora als etiologisch agens

uit. Indien er antistoffen in de foetus kunnen worden aangetoond, wijst dit op een infectie, maar

Neospora is daarom niet noodzakelijk de oorzaak van afsterven van de vrucht (De Kruif en Opsomer,

2016). Abortus kan optreden vanaf drie maanden drachtduur, maar is meer gebruikelijk tussen de

vierde en de zesde drachtmaand (Hovingh, 2009; Tibary, 2018).

Een andere protozoale infectie is Tritrichomonas foetus, hetgeen een venerische ziekte is die eerder

met vroeg embryonale sterfte wordt geassocieerd, al is abortus later in de dracht ook mogelijk (Taylor

en Njaa, 2012). Hetzelfde geldt ongeveer voor de andere venerische (bacteriële) infectie

Campylobacter fetus ss. venerealis, hoewel de abortus dan eerder tussen de vierde en zevende

drachtmaand plaatsgrijpt (Hovingh, 2009).

1.3.2.4. Bacteriële abortus

Dit onderdeel wordt verder uitgediept in hoofdstuk 2 Bacteriële abortus, waarbij de meest

gediagnosticeerde bacteriën worden besproken.

3 http://www.farmhealthonline.com/disease-management/cattle-diseases/neospora-caninum/ (Laatst geraadpleegd op 28/04/2018)

Page 13: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

13

2. Bacteriële abortus

2.1. Materiaal en methoden

2.1.1. Database abortusprotocol

De gehanteerde gegevens waarmee in deze masterproef wordt gewerkt, zijn de resultaten van

analyses uitgevoerd binnen het abortusprotocol van het FAVV. Een database met gegevens van

Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) zal hiervoor worden gehanteerd. Deze dataset werd

bemachtigd door dierenarts Hans Van Loo, die van 2010 tot 2015 bij DGZ in dienst was en meewerkte

aan het abortusprotocol en het schrijven van de activiteitenrapporten. Hij is tevens de promotor van

dit werk.

De bedoeling is om enkel de gegevens te analyseren uit de eerste twee jaren van het abortusprotocol,

namelijk van 2010 tot 2011. Later werd het histologisch onderzoek van de foetus wegens budgettaire

redenen geschrapt uit het abortusprotocol. Hoewel de gegevens van 2010 - 2011 gedateerd lijken,

werden deze door ons beschouwd als meest verantwoord om correcte conclusies uit te trekken.

Postmortale contaminatie van de vrucht en foetale membranen is haast onvermijdelijk. Deze

contaminatie zou kunnen leiden tot vals positieve resultaten, maar gedurende 2010 – 2011 werd er in

het abortusprotocol verplicht histologisch onderzoek uitgevoerd. Hierdoor is het mogelijk om een

verantwoorde etiologische diagnose te stellen, aangezien men door middel van cultuur van de

lebmaag en longen in combinatie met histologie de vals positieven eruit filtert. Niet elke onderzochte

abortus zal in dit werk worden gebruikt, aangezien er een selectie gebeurde in de database (Figuur 4).

Er werd bij het verzamelen van de gegevens ook rekening gehouden met het type dier (vlees- of

melkvee), hetgeen kan helpen om verschillen tussen deze types aan te tonen.

De gegevenstabel bevindt zich in een Excel document. De database

bevatte gegevens van 6897 dossiers van foeti waar in de tijdspanne van

twee jaar histologisch onderzoek op werd uitgevoerd en serumstalen

van het moederdier werden genomen. De foeti waarvan geen kruin-stuit

lengte was bepaald, werden uit de database geselecteerd, hetgeen

resulteerde in 6760 dossiers. De kruin-stuit lengte wordt namelijk

gebruikt om de drachtduur te berekenen aan de hand van een formule.

Deze formule varieert afhankelijk van het trimester waarin de abortus

plaatsvindt en is ook onderhevig aan rasverschillen (Rexroad et al, 1974).

Hetzelfde werd gedaan met meerlingen aangezien er in dit geval in het

labo vaak werd gewerkt met mengstalen, wat het correct diagnosticeren

nog meer bemoeilijkt. Bovendien zijn meerlingen op zichzelf een risico

voor drachtverlies. Nadat deze categorie werd verwijderd, waren er nog

6366 dossiers resterend. Abortussen waarbij geen identificatie van het

moederdier gekend was, werden niet mee genomen in de verdere

analyse omdat er zonder identificatie geen bepaling van het rastype

vanuit Sanitel mogelijk was. Ook de leeftijd van het moederdier kon

daardoor niet achterhaald worden. Na het verwijderen uit de database

van deze categorie, waren er nog 6293 resterend. Tot slot werden ook de dieren met een abortus na

een verlengde dracht (meer als 9 maanden) ook uit de database geselecteerd, wat uiteindelijk

resulteerde in een eindtotaal van 4404 dossiers. De foeti afkomstig uit een verlengde dracht werden

er uit geselecteerd aangezien deze groep vermoedelijk veel levend geboren kalveren bevat, die binnen

6897 dossiers - Geen lengte gekend

6760 dossiers - Meerlingen

6366 dossiers - Geen identificatie moeder

6293 dossiers - Verlengde dracht

4404 dossiers

Figuur 4 Selectieprocedure van

gebruikte dossiers.

Page 14: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

14

de eerste twee dagen gestorven zijn. Bovendien zijn er ook mogelijks veel van de foeti gestorven

tijdens de partus ten gevolge van bradytocie of traumatocie.

Het bepalen van welk type stalen er best genomen dient te worden voor een goede diagnose, is

afhankelijk van kiem tot kiem. Het door DGZ gehanteerde protocol probeert door middel van een

combinatie van cultuur van de foetale lebmaag en longen, histologische beschouwingen en serologie

van de moeder een zo allesomvattend mogelijk diagnostisch pakket te hanteren. Voor de meeste

bacteriële kiemen is dit geschikt, echter zijn er weefsels die per kiem het best geselecteerd worden.

Een artikel uit Californië spitste zich toe op de meest geschikte weefsels voor een diagnose van abortus

op te stellen voor bepaalde kiemen. Voor Neospora bleek dit bijvoorbeeld hersenen, nier en placenta

te zijn (Clothier en Anderson, 2016). Bij bacteriële infecties bleek een staal van de lebmaag veel meer

te kunnen vertellen ten opzichte van long of leverweefsel (Clothier en Anderson, 2016). De bacterie

Pajaroellobacter abortibovis die het de Epizoötische Bovine Abortus (EBA) veroorzaakt, werd met het

abortusprotocol niet onderzocht in België omdat deze tick-borne infectie tot nu toe in Europa nog niet

werd vastgesteld, maar zou het best aangetoond kunnen worden op lymfeweefsel. Deze kiem blijkt in

Californië meer frequent de etiologie te zijn dan Neospora (Clothier en Anderson, 2016).

Verder dient ook vermeld te worden dat sedert 1/02/2011 werd geopteerd voor een zelfgemaakte rt-

PCR die C. Burnetti detecteert in plaats van de commerciële testkits (TAQVET C. burnetii LSI PCR

TaqMan® Quantitative-Life Technologies™ Animal Health). Beide testen hadden een hoge en aan

elkaar gelijke sensitiviteit door de hoge bacteriële belasting. Een verschil in specificiteit kan echter niet

worden uitgesloten. Men moet bij de interpretatie van de resultaten voor Coxiella burnetii rekening

houden met het feit dat de PCR voor Q-koorts slechts sinds die datum wordt meegeteld. Er wordt voor

de PCR van Coxiella dus gewerkt met de 2432 foeti die na 1/02/2011 werden ingezonden.

Een definitieve etiologische diagnose stellen wordt – zoals hoger vermeld – vaak bemoeilijkt door het

afwezig zijn van pathognomonische laesies, onvoldoende testmogelijkheden en de lange periode

waartussen de oorzaak plaatsvond en de daadwerkelijke expulsie van de vrucht en foetale membranen

(Clothier en Anderson, 2016). Deze drie beperkingen blijven ondanks de grote database en het ruim

aanbod aan informatie ook hier een probleem.

2.1.2. Statistiek

De statistische analyses werden uitbesteed en werden uitgevoerd aan de hand van het statistisch

programma “R”. De gehanteerde statistische testen worden daarom zo beknopt mogelijk besproken.

Het aflezen en interpreteren van de resultaten werd door de auteur van dit werk verwezenlijkt.

Er wordt steeds per kiem gekeken naar de risicofactoren (bv. ras) en vervolgens vergeleken of er een

significant verschil is tussen de groepen (bv. vlees, melk of mixed). Een risicofactor werd als significant

beschouwd indien p < 0,05. In het geval dat p < 0,15 is er sprake van een trend tot significantie, waarna

steeds een extra statistische test wordt uitgevoerd. Om het analyseren van de gegevens in de hand te

werken, werden de data omgezet tot binaire data (0-1). De risicofactoren werden eerst univariaat

getest (effect risicofactor t.o.v. een kiem) en vervolgens werden de significante resultaten en deze met

trend tot significantie multivariaat geanalyseerd (effect verschillende risicofactoren op elkaar per

kiem). De eerste univariate test die werd uitgevoerd is de chi-kwadraattoets (chi-squared test) dewelke

aantoont of er tussen verschillende groepen onderling (bv. de verschillende rassen) een significant

verschil is. Deze test vertelt niet tussen welke subgroepen (bv. vleesvee, melkvee, mixed) het verschil

significant is. Daarom wordt er vervolgens een post hoc test toegepast. Tot slot werd ook GLM

(generalized linear model) toegepast, hetgeen in de meeste gevallen een overeenstemmend resultaat

gaf met de chi-kwadraattoets. Op basis van de significantie van GLM werden de risicofactoren in een

Page 15: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

15

multivariaat model gestoken dat de resultaten weergeeft indien de risicofactoren samen inwerken.

Om zoveel mogelijk overzicht in de statistische resultaten te creëren, werd bij het weergeven van de

statistische resultaten steeds de P-waarde van de GLM gehanteerd.

2.1. Algemene analyseresultaten

De Excel tabel geeft data weer met betrekking tot de exacte datum van aborteren, de regio waar het

heeft plaatsgevonden, alsook informatie over de grootte en leeftijd van de vrucht op de dag van

verwerpen. Van de 4404 resterende dossiers waren er 1810 melkvee, 2397 vleesvee en 197 mixed

types.

Bij melkvee kan er in 43,09% (780/1810) van de gevallen een positieve cultuur teruggevonden worden

in zowel de lebmaag als de long. Bij mixed vee bedroeg dit 46,19% (91/197) en bij vleesvee kon er zelfs

in 50,06% (1200/2397) van de gevallen in zowel de lebmaag als de long een positieve cultuur worden

gevonden. Er dient echter te worden opgemerkt dat in bovenstaande percentages de positieve

polybacteriële uitslagen geïncludeerd zijn. Wanneer deze uit de berekeningen worden verwijderd

krijgen we slechts 20,00% voor melkvee, 25,88% voor mixed vee en 33,38% voor vleesvee. Opvallend

is dat er bij vleesvee 16,69 % (400/2397) polybacterieel zijn, hetgeen voor melkvee in verhouding toch

meer blijkt, namelijk 23,09 % (418/1810) van de stalen die polybacterieel zijn.

Bij het bestuderen van de resulterende diagnostische kiemen van het abortusprotocol, blijkt de

parasiet Neospora caninum het meest te worden teruggevonden als vermoedelijke etiologie (Tabel 2).

Trueperella pyogenes blijkt de belangrijkste vertegenwoordiger betreffende de bacteriële abortus.

Gisten en BVD komen respectievelijk op de derde en vierde plaats in de ranking. Escherichia coli sluit

als tweede bacterie de top vijf van infectieuze oorzaken af. De schimmel Aspergillus fumigatus speelt

tot slot ook een belangrijke rol in het

veroorzaken van infectieuze abortussen. De

lijst wordt afgesloten met zes bacteriële

kiemen, die opvallend minder zwaar

doorwegen qua aantal ten opzichte van de

eerste zes kiemen. Als opmerking bij deze

tabel dient gezegd te worden dat Leptospira

spp. ook vaak een belangrijke oorzaak van

abortus kan zijn, maar dat in dit

abortusprotocol de juiste diagnostiek

hiervoor niet werd gehanteerd. Ook het

zoönotische Coxiella burnetii wordt niet

weergegeven in deze tabel aangezien er

halverwege het abortusprotocol een

wijziging plaatsvond in de diagnostiek met

betrekking tot deze Q-koorts kiem. Dit

wordt verduidelijkt in 2.2.7. Coxiella burnetii.

Het totaal aantal abortussen te wijten aan E. coli bedroeg 3,36%. Hetgeen tegen de verwachtingen in

minder blijkt dan abortus ten gevolge van T. pyogenes, aangezien initieel er een hoger aantal

inzendingen leek waar E. coli als oorzaak werd aangegeven. Dit is verklaarbaar doordat er van E. coli in

verhouding minder alveolitis kon worden teruggevonden, hetgeen ook een voorwaarde is om als

abortus te worden geclassificeerd volgens dit protocol. Anders is er toch het risico dat post-mortaal

gecontamineerde foeti onterecht mee worden gerekend.

Kiem Aantal Procent

Neospora caninum 652 14,80%

Trueperella pyogenes 245 5,56%

Gisten 223 5,06%

BVD 198 4,50%

Escherichia coli 148 3,36%

Aspergillus fumigatus 121 2,75%

Serratia spp. 58 1,32%

Listeria monocytogenes 56 1,27%

Staphylococcus spp. 26 0,59%

Bacillus licheniformes 24 0,54%

Salmonella spp. 10 0,23%

Pseudomonas aeruginosa 10 0,23%

Tabel 2 Ranking resultaten etiologische diagnoses gemaakt m.b.v. de databank van DGZ.

Page 16: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

16

Seizoensgebonden invloed

Bij het evalueren van bovenstaande grafiek (Figuur 5) is er een duidelijke seizoensinvloed waar te

nemen van het voorkomen van abortus. In de zomermaanden is er een opvallend lagere hoeveelheid

inzendingen van dossiers ten opzichte van de wintermaanden. De piekmaanden zijn december, januari

en februari. Deze drie maanden omvatten 37,92% van de abortussen doorheen de jaren, terwijl dit

slechts één kwartaal is van het jaar en men dus slechts 25% zou verwachten indien de verdeling

doorheen het jaar constant zou zijn. Deze verdeling volgt vermoedelijk het afkalfpatroon in

Vlaanderen. De meest ingezonden abortussen uit Vlaanderen zijn vaak deze op het einde van de

dracht. Aangezien het afkalfseizoen van oktober tot april zijn hoogtepunt bereikt, zullen de abortussen

uit late drachtstadia ook rond deze periode ingezonden worden, hetgeen bovenstaande verdeling kan

verklaren.

Regionale verschillen

Uit Figuur 6 kan worden afgeleid dat er opvallende verschillen zijn wat betreft het aantal inzendingen

per provincie. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of Waals-Brabant, kan men dit nog verklaren

aangezien dit opvallend kleinere gebieden zijn. Voor andere provincies kan deze verklaring niet gelden.

Ondanks dat er 50% van de bedrijven zich in Wallonië en Brussel bevinden, zijn er uit deze provincies

daar opvallend minder inzendingen4. Dit is simpelweg te verklaren doordat de resultaten van dit

onderzoek afkomstig zijn van DGZ Vlaanderen en dat de meeste van de abortussen uit Wallonië naar

de Waalse tegenhanger ARSIA worden gestuurd. De Waalse boeren met een Vlaamse dierenarts zijn

4 http://www2.vlaanderen.be/landbouw/downloads/volt/lara2.pdf (Laatst geraadpleegd op 14/05/2018)

6272 24 331 1

1297355 7

1760

4404

0

1000

2000

3000

4000

5000

Aa

nta

l

Provincie

Abortusinzendingen per provincie

573 513 480361

260 245 216 239 250 287396

584

0200400600800

Aa

nta

l a

bo

rtu

sse

n

Maand

Maand van aborteren

Figuur 5 Grafiek van totaal aantal abortusinzendingen ingedeeld per maand.

Figuur 6 Grafiek van totaal aantal abortusinzendingen ingedeeld per provincie.

Page 17: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

17

de uitzonderingen, waardoor er uit enkele Waalse provincies toch inzendingen bij DGZ werden gedaan.

In de bovenstaande grafiek staan Namen en Luxemburg niet weergegeven, aangezien er geen

inzendingen van abortuscases uit deze provincies kwamen. Er wordt in de rest van de masterproef

gewerkt met de gegevens van de Vlaamse provincies.

De verdeling van het aantal abortussen doorheen Vlaanderen kan verklaard worden door

onderstaande tabel. Deze is gebaseerd op gegevens verworven door DGZ Vlaanderen. De tabel bevat

informatie over het gemiddeld aantal runderen in 2010 en 2011 in de Vlaamse provincies. Uit Tabel 3

kan afgeleid worden dat de meeste inzendingen van foeti afkomstig zijn van provincies waar het meest

aantal dieren aanwezig zijn. Onderlinge provinciale verschillen zijn klein, behalve voor Limburg, waar

er in verhouding toch opvallend minder inzendingen gebeurden.

Tabel 3 Gemiddeld aantal dieren en abortussen van 2010-2011 in Vlaanderen en percentage aan abortusinzendingen t.o.v. aantal runderen.

Provincie Gemiddeld aantal Bo. in periode 2010 – 2011

(Excl. Kalveren)

Gemiddeld aantal abortussen in 2010-

2011

% Abortus-inzendingen t.o.v. aantal runderen

Antwerpen 206792,5 313,5 0,15%

Vlaams-Brabant 100802 177,5 0,18%

West-Vlaanderen 397419 880 0,22%

Oost-Vlaanderen 329286,5 648,5 0,20%

Limburg 241578 165,5 0,07%

Vlaanderen totaal

1155089 2185 0,19%

Page 18: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

18

2.2. Resultaten per kiem

2.2.1. Trueperella pyogenes

2.2.1.1. Omschrijving bacterie

Samen met Bacillus spp. is T. pyogenes één van de meest gerapporteerde bacteriën die zorgt voor een

opportunistische infectie geassocieerd met abortus (Taylor en Njaa, 2012). Trueperella kan

sporadische abortus in elk stadium van de dracht veroorzaken, soms kan zelfs een reeks van

abortussen ontstaan (Tibary, 2018). Het moederdier vertoont meestal geen symptomen, maar een

opblijvende nageboorte is wel mogelijk. Meestal komt abortus ten gevolge van opportunistisch

bacteriën voor in het tweede deel van de dracht (Kirkbride, 1993; Taylor en Njaa, 2012). Grote clusters

van bacteriële kolonies kunnen worden teruggevonden in de long met daarbij minimale inflammatie

(Taylor en Njaa, 2012). Deze kiem is vaak aanwezig in de nasopharynx van gezonde dieren, maar is ook

de typische etterverwekker die men in abcessen bij het rund kan terugvinden (Tibary, 2018). Verder

kan deze kiem ook worden teruggevonden in de conjunctiva en de vagina van gezonde koeien (Yaeger,

1993). Aangezien deze opportunistische bacteriën ook in de omgeving voorkomen, is een onderscheid

tussen de bacterie als etiologie van de abortus en contaminatie post-mortem erg belangrijk (Taylor en

Njaa, 2012). Desalniettemin is het voorkomen van deze kiem in foetale weefsels steeds afwijkend, dus

isolatie van deze bacterie is bijna steeds significant (Tibary, 2018). De kiem vindt zijn weg via de

bloedbaan richting de baarmoeder, waar hij endometritis en placentitis kan veroorzaken. Deze zal

resulteren in een roodbruine kleur (Tibary, 2018). De foetus blijkt gevoeliger dan het moederdier en

dit kan resulteren in sterfte (Hovingh, 2009). De foetus vertoont vaak autolyse, pleuritis, pericarditis

of peritonitis. Bronchopneumonie kan aanwezig zijn op histologie, maar het beste wordt er een cultuur

van deze kiem uit de lebmaag of placenta aangelegd (Tibary, 2018).

2.2.1.2. Resultaten abortusprotocol

Rastype

Tabel 4 Resultaten abortusprotocol voor de verschillende rastypes voor de kiem Trueperella pyogenes.

T. pyogenes Lebmaaginhoud Longweefsel Lebmaaginhoud & longweefsel

Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur & alveolitis

Melkvee n=1810

8,29% 8,18% 6,91% 4,03%

Vleesvee n=2397

11,47% 10,81% 9,76% 6,59%

Mixed n=197

6,09% 6,60% 6,09% 5,08%

Trueperella pyogenes abortus heeft de hoogste incidentie bij vleesvee (Tabel 4). Van het aantal dieren

met een positieve cultuur in het abomasum en de long, werd er ook bij een groot deel van de dieren

alveolitis teruggevonden. Volgens een hypothese uit het Activiteitenrapport 2011 van het

Abortusprotocol FAVV kan de hogere prevalentie bij vleesvee te wijten zijn aan de overgevoeligheid

voor schurft van het Belgische witblauw vleesras. De schuurletsels die de dieren creëren kunnen

mogelijks dienst doen als toegangsweg voor de kiemen die via het bloed en placenta tot in de

baarmoeder migreren. Anderzijds zijn opklimmende infecties ook mogelijk bij deze kiem (Van Loo et

al., 2011).

Page 19: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

19

Seizoensgebondenheid

Het totaal aantal abortussen te wijten aan T. pyogenes werd berekend tot 245 (5,56%). De verdeling

doorheen een jaar in verhouding met het totaal aantal abortussen die maand, wordt getoond in Figuur

7.

In de wintermaanden werden er het hoogst aantal inzendingen gedaan met abortus ten gevolge van

T. pyogenes, zowel relatief als absoluut gezien. De maanden december, januari, februari en maart

vertonen opvallend hogere aantallen dossiers waarbij de oorzaak van abortus aan T. pyogenes werd

toegewezen, dan het gemiddelde (5,56%).

Regionale verschillen

Bij het observeren van het absoluut aantal inzendingen, kan men waarnemen dat ook bij T. pyogenes

het meest aantal inzendingen afkomstig zijn van West-Vlaanderen. Ook relatief ten opzichte van het

aantal inzendingen werden in West-Vlaanderen de meeste inzendingen met T. pyogenes als etiologie

waargenomen (Figuur 8 en 9).

3,99%5,14% 5,63%

3,38%

6,59%

0,00%1,00%2,00%3,00%4,00%5,00%6,00%7,00%

Aa

nta

l in

pe

rce

nta

ge

Provincie

T. pyogenes abortus per provincie t.o.v. totaal aantal

abortusinzendingen

25 17

73

12

116

020406080

100120140

Aa

nta

l

Provincie

T. pyogenes per provincie

9,95%

7,99%8,75%

3,88%

5,77%

2,45%0,93%

1,67%2,80%

1,74% 2,27%

7,36%

0,00%

2,00%

4,00%

6,00%

8,00%

10,00%

12,00%

Pe

rce

nta

ge

Maand

Abortus per maand veroorzaakt door T. pyogenes t.o.v. totaal aantal abortussen per maand

Figuur 7 Aantal abortussen per maand veroorzaakt door T. pyogenes, in verhouding met het totaal aantal abortussen in die maand, uitgedrukt in percentage.

Figuur 9 Regionale verschillen ingedeeld per provincie voor de kiem Trueperella pyogenes.

Figuur 8 T. pyogenes abortus ingedeeld per provincie t.o.v. totaal aantal abortusinzendingen per provincie.

Page 20: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

20

Verband met Neospora

Bij 35 van de 245 abortussen ten gevolge van T. pyogenes kon men antistoffen voor Neospora caninum

terugvinden. Dit wijst zoals reeds vermeld niet perse op een actieve infectie, maar kan wel een

indicatie geven of er N. caninum op het bedrijf heerste en dus een mogelijke risicofactor kan zijn voor

abortus. Bij 17 van deze 35 dieren konden er op histologie van de foetus Neospora-letsels worden

teruggevonden. Bij elk van deze foeti die histologische letsels hadden van N. caninum, kon men

antistoffen van Neospora aantonen in het moederdier.

Verband met BVD

Slechts bij één foetus konden antigenen op de organen worden aangetoond voor BVD. Bij 103 van de

dieren die hadden geaborteerd kon men antistoffen tegen BVD aantonen, hetgeen wijst op een

circulatie van het virus op het bedrijf, maar dus niet noodzakelijk de oorzaak hoeft te zijn.

2.2.1.3. Statistiek

De P-waarden voor de risicofactoren met betrekking tot T. pyogenes abortus zijn terug te vinden in

bijlage I. Doormiddel van univariate chi-squared test en het GLM werd een positief significant verband

tussen ras en T.pyogenes abortus aangetoond, met name tussen melkvee en vleesvee werd een

significant verschil (p < 0,001) waargenomen.

De chi-squared test toonde significant een seizoensgebonden verschil tussen de maanden onderling.

Ter vergemakkelijking van de interpretatie werden deze maanden ook omgezet in seizoenen, waarna

een significant verschil kon worden waargenomen voor lente (p < 0,001) en winter (p < 0,001) met

behulp van het GLM. Bij het multivariate GLM kon echter enkel het significant verschil van winter

worden aangetoond (p = 0,008), maar werd er wel een trend naar significantie waargenomen voor

lente (p = 0,090).

Met de chi-squared test kon een trend naar significantie worden waargenomen voor een regionaal

verschil. Met het GLM kon een significant verschil worden aangetoond voor de provincie West-

Vlaanderen (p = 0,0188) en bovendien kon een trend naar significantie worden waargenomen voor de

provincie Oost-Vlaanderen (p = 0,127). Door middel van het multivariate GLM kon de significantie voor

een verschil in West-Vlaanderen worden gestaafd (p= 0,025). De trend voor provincie Oost-Vlaanderen

kon opnieuw worden waargenomen (p = 0,114).

De chi-squared test toonde bovendien ook een significant effect bij de aanwezigheid van Neospora

antistoffen op Trueperella abortus. Ook het GLM staafde deze bevinding (p = 0,001). Voor BVD

antistoffen kon er geen significant verschil aangetoond worden, noch met de chi-squared test als met

het GLM. Wel werd er ook voor deze kiem een negatief significant verband (p = 0,019) aangetoond

voor Trueperella abortus bij aanwezigheid van antigenen van BVD. Hiervoor is een erg logische

verklaring, dewelke terug te vinden is in de discussie van dit werk. Door middel van het multivariate

GLM kon de significante invloed van Neospora worden gestaafd (p= 1,016), maar werd er ook plots

een trend voor BVD antistoffen waargenomen (p = 0,144).

Page 21: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

21

2.2.2. Escherichia coli en Haemolytische Escherichia coli

2.2.2.1. Omschrijving bacterie

Escherichia coli is een Gram negatieve bacillus behorende tot de Enterobacteriaceae familie (Evans en

Evans, 1996). Deze kiem is een belangrijk onderdeel van de normale darmflora. Er dient een belangrijk

onderscheid gemaakt te worden in virulentie, aangezien sommige E. coli’s genetische eigenschappen

voor virulentie factoren hebben. Dit zijn dan de typische enterotoxigene E. coli’s (Evans en Evans,

1996). E. coli wordt in de literatuur vaak gecategoriseerd als een opportunistische bacterie die

sporadisch een abortus teweeg kan brengen (Anderson, 2007). Abortusstormen worden dus niet

gezien bij deze groep bacteriën. Het is een kiem die in de omgeving terug te vinden is. Men

veronderstelt dat deze kiemen zich via een maternale bacteriëmie naar de placentaire weefsels

verplaatsen (Anderson, 2007). In een rapport uit Groot-Brittannië van januari tot maart 2011, dat werd

opgesteld door het AHVLA (Animal Health and Veterinary Laboratories Agency) werd E. coli als

potentieel opkomende etiologie voor boviene abortus beschreven (AHVLA, 2011).

2.2.2.2. Resultaten abortusprotocol

Rastype

Tabel 5 Resultaten abortusprotocol ingedeeld per rastype voor de kiem E.coli.

E.coli Lebmaaginhoud Longweefsel Lebmaaginhoud & longweefsel

Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur & alveolitis

Melkvee n=1810

11,66% 8,01% 6,46% 2,04%

Vleesvee n=2397

14,10% 11,85% 10,26% 3,88%

Mixed n=197

11,17% 9,14% 6,60% 3,55%

Bovenstaande Tabel 5 biedt een weergave van het voorkomen van E. coli in de lebmaag en het

longweefsel voor de verschillende categorieën van vee. Bij vleesvee zien we een hogere incidentie van

abortus ten gevolge van E. coli indien enkel gekeken wordt naar het percentage dat positief is voor

bacteriologisch onderzoek. Indien er wordt gekeken naar de dieren die bovenop de positieve cultuur

een alveolitis hebben, is het onderling verschil tussen de veetypes kleiner.

De incidentie van abortus ten gevolge van Haemolytische E. coli is veel lager (0,25%) in vergelijking met

de niet-haemolytische vorm (3,36%). Indien de cultuur positief is in zowel de long als het abomasum,

wordt er wel vaker alveolitis waargenomen bij Haemolytische E. coli, in verhouding tot bij de standaard

E. coli. Mixed vee is de diercategorie waarbij het meest haemolytische E. coli wordt waargenomen.

Page 22: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

22

Seizoensgebondenheid

Figuur 10 Aantal abortussen per maand veroorzaakt door E.coli in verhouding met het totaal aantal abortussen in die maand, uitgedrukt in percentage.

Het totaal aantal abortussen te wijten aan E.coli werd herleid tot een aantal van 148 (3,36%). De

verdeling van de abortussen doorheen het jaar is zichtbaar ïn Figuur 10 hierboven. Om het voorkomen

van abortus ten gevolge van E.coli te beoordelen, is het belangrijk dat men dit beoordeelt ten opzichte

van het totaal aantal abortusinzendingen in die maand. Aangezien abortussen uit zichzelf al een

seizoensgebonden patroon hebben (meer in de winter), is het belangrijk om te kijken of de kiem in

verhouding tot het aantal abortussen van die maand hoog of laag is. Het percentage per maand kan

vergeleken worden met het gemiddelde voorkomen van E.coli als oorzaak (3,36%). Zo kan men uit de

grafiek afleiden dat in februari, maart en september er meer abortussen te wijten waren aan E. coli

dan verwacht. In oktober kan men een opvallend lager aantal inzendingen zien die resulteerde in E.

coli als etiologische diagnose.

Regionale verschillen

In Figuur 12 kan men de absolute aantallen van

abortus inzendingen waarnemen. Deze waren

het hoogst in West-Vlaanderen. Hetgeen

overeenkomt met de verdeling van

rundveebedrijven binnen België. Deze

redenering was ook toepasbaar voor

respectievelijk Oost-Vlaanderen en Antwerpen

die West-Vlaanderen volgde wat betreft het

aantal inzendingen. Het is bovendien ook

belangrijk deze cijfers te bestuderen ten

opzichte van het algemeen aantal abortussen

per provincie. De grafiek in Figuur 11 geeft weer

hoeveel van de abortussen per provincie, ten

opzichte van het totaal percentage van

abortussen ingezonden per provincie,

te wijten is aan E. coli abortus. In totaal komt dit

neer op 3,36 % waarvan de meeste afkomstig

zijn uit West-Vlaanderen, zowel relatief als

absoluut het grootste aantal.

3,14%4,09% 4,79%

3,32% 3,85% 3,67%2,78% 2,51%

4,40%

1,39%3,28% 2,57%

0,00%2,00%4,00%6,00%

Pe

rce

nta

ge

Maand

Abortus per maand veroorzaakt door E.coli t.o.v. totaal aantal abortussen per maand

209

42

6

71

01020304050607080

Aa

nta

l

Provicie

E. coli abortus per provincie

3,19% 2,72% 3,24%1,69%

4,03%

0,00%1,00%2,00%3,00%4,00%5,00%

Pe

rce

na

ge

Provincie

Aantal E. coli abortussen per provincie i.v.m totaal abortussen in

die provincie

Figuur 12 Aantal E.coli abortussen per provincie

Figuur 11 E.coli abortus ingedeeld per provincie t.o.v. het totaal aantal abortusinzendingen ingestuurd per provincie

Page 23: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

23

Verband met Neospora

In 28 gevallen waarbij men een positief resultaat vond voor E. coli in zowel de lebmaag als de

longinhoud (in 375 gevallen), kon men op histologisch beeld Neospora letsels terugvinden. Van de 148

dieren waar zowel een positieve long en lebmaag cultuur en een alveolitis of myocarditis kon worden

teruggevonden, zijn er slechts twee waarvoor het moederdier ook positief testte op een antistof

enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA) voor Neospora, waarvan één van deze twee ook de

histologische Neospora letsels bleek te hebben.

Verband met BVD

In slechts 1 van de 148 cases waarbij E. coli als oorzaak van de abortus werd aangeduid, konden er ook

antigenen voor BVD worden aangetoond op de organen van de foetus. Er konden in 18 van de 148

gevallen antistoffen worden aangetoond voor BVD. Hoewel deze antistoffen geen aanduiding geven

of die ziekte al dan niet de oorzaak konden zijn geweest van de abortus, is het wel bekend dat BVD op

een bedrijf andere symptomen kan verergeren en dus de kans op abortus door E.coli kan vergroten.

2.2.2.3. Statistiek

De P-waarden voor de risicofactoren met betrekking tot E. coli abortus zijn terug te vinden in bijlage

II. Er werd door de univariate chi-kwadraattoets en GLM significant aangetoond dat het ras een invloed

heeft op E. coli abortus, met name vlees- versus melkvee geeft een significant verschil (p = 0,003). Een

seizoensinvloed kon niet worden aangetoond voor E. coli, evenals regionale verschillen tussen de

provincies konden niet opgemerkt worden. De aanwezigheid van antistoffen tegen Neospora hadden

geen significante invloed op de abortusincidentie van E. coli. Hetzelfde resultaat kwam uit de

statistische vergelijking met of zonder BVD antistoffen. Echter kon er bij aanwezigheid van BVD

antigenen ook hier een negatief significant verschil worden aangetoond (p = 0,083). Aangezien

rasverschil de enige risicofactor was die leidde tot significante resultaten, werd er dus ook geen

multivariate analyse gedaan.

2.2.3. Listeria spp.

2.2.3.1. Omschrijving bacterie

Listeriose is een zoönotische aandoening. De kiem is terug te vinden in de omgeving (Barr en Anderson,

1993). Listeria monocytogenes is in België het belangrijkste species en werd volgens het

activiteitenrapport van DGZ van 2010-2011 in gemiddeld 1,23 % van de gevallen teruggevonden (Van

Loo et al., 2010; Van Loo et al., 2011). L. monocytogenes kan sporadisch voorkomen, maar de kudde

kan ook tot 10-20% aangetast worden, waardoor er sprake is van een abortusstorm (Barr en Anderson,

1993; Tibary, 2018) . De periode van het aborteren is meestal in het derde deel van de dracht, maar

het kan reeds plaatsvinden vanaf de vierde maand dracht (Hovingh, 2009). Deze kiem wordt typisch

oraal opgenomen door het eten van slecht gefermenteerde kuil. Op de placenta kunnen bleke spots

zijn en fibrine kan in de lichaamsholten worden teruggevonden (Taylor en Njaa, 2012). Fibrineuze

polyserositis en witte necrosehaarden op de lever en cotyledonen komen regelmatig voor (Tibary,

2018). Cultuur kan deze kiem aantonen, zowel van de foetus als van de placenta (Tibary, 2018).

Immunohistochemistry (IHC) of PCR kunnen assistentie bieden indien er geen positieve cultuur kon

worden gevormd (Taylor en Njaa, 2012). Andere symptomen zijn mogelijk bij het geïnfecteerd

volwassen dier namelijk koorts, retentio secundinarum en anorexia ten gevolge van de metritis (Barr

en Anderson, 1993; Tibary, 2018). De abortus gebeurt ongeveer één week na het plaatsvinden van de

infectie (Hovingh, 2009). Autolyse is gebruikelijk aangezien de foetus nog twee tot drie dagen na sterfte

in de baarmoeder blijft, vooraleer expulsie van de vrucht plaatsvindt (Tibary, 2018).

Page 24: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

24

2.2.3.2. Resultaten abortusprotocol

Rastype

Tabel 6 Resultaten abortusprotocol ingedeeld per rastype voor de kiem Listeria monocytogenes.

Listeria monocytogenes

Lebmaaginhoud Longweefsel Lebmaaginhoud & longweefsel

Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur & alveolitis

Melkvee n=1810

0,66% 0,72% 0,66% 0,06%

Vleesvee n=2397

1,25% 1,42% 1,25% 0,08%

Mixed n=197

2,03% 2,54% 2,03% 0,00%

Listeria spp. werd in totaal 56 keer (1,27%) gevonden als etiologische diagnose. Qua cultuur lijkt deze

kiem het minst bij melkvee voor problemen te zorgen (Tabel 6). De combinatie met alveolitis en cultuur

voor de drie groepen is eerder laag. De kiem L. monocytogenes is de enige kiem waarvoor men in het

abortusprotocol de voorwaarde “alveolitis” liet vallen en waarvoor de combinatie van lebmaag en

longcultuur voldeed. Dit is doordat enkel de aanwezigheid van de kiem reeds erg indicatief is.

Seizoensgebondenheid

Figuur 13 Seizoensgebonden voorkomen van de kiem Listeria monocytogenes ingedeeld volgens maand.

In totaal kon er voor 56 dieren de diagnose van L. monocytogenes worden gesteld als oorzaak van

abortus. In januari kan men de hoogste uitschieter waarnemen qua hoeveelheid inzendingen in

verhouding tot het totaal aantal inzendingen die maand. Ook februari en april vertoonden een hoger

percentage van abortussen. In juli was er een opvallend laag aantal positieve inzendingen (Figuur 13).

Regionale verschillen

In Figuur 14 en 15 kan men waarnemen dat het grootste absoluut aantal inzendingen van Listeria

monocytogenes afkomstig is uit West-Vlaanderen. Relatief ten opzichte van het aantal ingezonden

abortussen per provincie lijkt men in Limburg met veel gevallen van Listeria te hebben gekampt. Hierbij

moet worden vermeld dat de provincie indeling bij deze kiem anders werd berekend (automatisch),

waardoor Leuven mee in de provincie Limburg werd gerekend. De provincie Vlaams-Brabant is niet

aanwezig bij deze berekeningen waardoor het aantal van Limburg vals hoger lijkt.

2,09%1,75%

0,63%

1,94%

0,77%1,22%

0,46%

1,26%0,80%

1,05%0,76%

1,37%

0,00%0,50%1,00%1,50%2,00%2,50%

Pe

rce

nta

ge

Maand

Abortus per maand veroorzaakt door L. monocytogenes t.o.v. totaal aantal abortussen per maand

Page 25: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

25

Figuur 15 Aantal L. monocytogenes abortussen per provincie

Verband met Neospora

In vijf van de 56 gevallen konden er antistoffen van Neospora worden teruggevonden bij staalname

van het moederdier. Bij vier van de foeti van deze moederdieren, werden histologisch ook letsels van

Neospora teruggevonden.

Verband met BVD

In 26 van de cases konden er antistoffen worden gevonden voor BVD bij de moederdieren.

2.2.3.3. Statistiek

De P-waarden voor de risicofactoren met betrekking tot L. monocytogenes abortus zijn terug te vinden

in bijlage III. De univariate chi-squared test toonde een trend tot significantie voor raseffecten, maar

met de post hoc test kon geen significant verschil worden aangetoond onderling. Echter was er op het

GLM wel een sterke trend naar significantie te zien tussen melkvee en vleesvee (p = 0,087) en ook een

lichte trend voor significant verschil tussen dubbeldoel en melkvee (p = 0,142).

Bij het beschrijven van seizoenseffecten konden er tussen de maanden onderling geen significante

verschillen worden aangetoond. Bij het opdelen in seizoenen werden er ook geen significante

seizoensverschillen aangetoond, maar kon wel een trend tot significantie voor verschil in de winter

worden waargenomen (p = 0,086). De chi-squared test kon geen regionale verschillen blootleggen.

Voor provincie Limburg in combinatie met de stad Leuven kon een trend tot significantie worden

waargenomen met het univariate GLM. De chi-squared test voor een verband tussen Listeria abortus

en Neospora antistoffen aan te tonen, gaf een significant verband weer. Dit werd gestaafd met het

univariate GLM (p = 0,020). Voor BVD antistoffen kon er zowel met het chi-kwadraattest als GLM geen

significant effect van BVD antistoffen op het voorkomen van Listeria abortus aangetoond worden.

De multivariate statistische analyse toonde ook enkel een significant verband voor de antistoffen van

Neospora die aanwezig waren (p= 0,031). Dus indien de verschillende risicofactoren samen worden

geobserveerd (ras, seizoen en Neospora), kan men geen een van de trends bij de andere categorieën

bevestigen.

59

14

24

0

5

10

15

20

25

30

Aa

nta

l

Provincie

L. monocytogenes per provincie

0,80%

2,72%

1,08%1,36%

0,00%0,50%1,00%1,50%2,00%2,50%3,00%

Pe

rce

nta

ge

Provincie

Aantal L. monocytogenes abortussen per provincie

i.v.m. totaal abortussen in die provincie

Figuur 14 L. monocytogenes abortus ingedeeld per provincie t.o.v. het totaal aantal abortusinzendingen ingestuurd per provincie

Page 26: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

26

2.2.4. Serratia sp.

2.2.4.1. Omschrijving bacterie

Serratia marcescens is net zoals Escherichia coli een aërobe Gram negatieve bacilluskiem (Das et al.,

1988). De kiem is ubiquitair aanwezig in de omgeving. S. marcescens behoort tot de familie van de

enterobacteriaceae (Das et al., 1988). Bij runderen werd deze kiem meermaals geassocieerd met

mastitis en ook in het sperma van de stier kan S. marcescens terug te vinden zijn (Das et al., 1988). Uit

een onderzoek naar Serratia in Buffels en runderen nam men waar dat de uitvloei, die rood was

meteen na het verliezen van de foetus, tal van kleine bacilli bevatte en weinig rode bloedcellen. Ook

de organen van de foetus bevatten deze rode kleur. Prodigiosin is een rood pigment dat in vivo wordt

geproduceerd door S. marcescens (Das et al., 1988).

2.2.4.2. Resultaten abortusprotocol

Rastype

Tabel 7 Resultaten abortusprotocol ingedeeld volgens rasype voor de kiem Serratia spp.

Serratia spp.

Lebmaaginhoud Longweefsel Lebmaaginhoud & longweefsel

Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur & alveolitis

Melkvee 0,06% 0,11% 0,06% 0,00%

Vleesvee 2,38% 2,25% 2,21% 1,67%

Mixed 0,51% 0,51% 0,51% 0,51%

Tabel 8 Resultaten abortusprotocol ingedeeld volgens rasype voor de kiem Serratia marcescens.

Serratia marcescens

Lebmaaginhoud Longweefsel Lebmaaginhoud & longweefsel

Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur & alveolitis

Melkvee 0,06% 0,11% 0,06% 0,06%

Vleesvee 0,71% 0,67% 0,67% 0,58%

Mixed 1,02% 1,02% 1,02% 1,02%

Serratia spp. lijkt het meest voor te komen in de vleesvee-categorie (Tabel 7). Indien alle species

worden meegerekend, wordt de kiem in 1,32% van de inzendingen teruggevonden. Indien enkel

Serratia spp. wordt berekend, is het 0,93% dat aan deze kiem te wijten blijkt. Serratia marcescens komt

voor in 0,39% van de gevallen, maar dit zou meer kunnen zijn indien er ook van de Serratia spp. nog te

wijten zijn aan deze vorm. De prevalentie bij melkvee blijkt opvallend lager tot bijna afwezig voor zowel

Serratia marcescens als andere species (Tabel 8). Er kon bij 58 dossiers (1,23%) een positieve cultuur

in zowel de lebmaag als de longen gevonden worden in combinatie met alveolitis. Echter werden er

bij vijf van deze 58 cases ook Neospora-letsels gezien op histologie. In negen van de 58 cases kon men

antistoffen voor Neospora aantonen bij de moederdieren, waaronder ook de histologisch positieve

dieren. Indien deze vijf worden uitgesloten kan men nog 1,2% van de abortussen toewijzen aan

Serratia marcescens en andere species. In 23 van de moederdieren met een Serratia abortus konden

ook BVD antistoffen worden aangetoond. BVD antigenen op de foetus kon slechts in één case

aangetoond worden.

Page 27: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

27

2.2.4.3. Statistiek

De P-waarden voor de risicofactoren met betrekking tot Serratia spp. abortus zijn terug te vinden in

bijlage IV. Een erg significant resultaat kan worden waargenomen met betrekking tot het effect van

rasinvloed op Serratia abortus met behulp van de chi-kwadraattoets en het GLM. Voornamelijk tussen

melkvee en vleesvee bleek dit een sterk significant verschil (p < 0,001). Ook kon een significant verschil

worden waargenomen tussen melkvee en mixed vee (p= 0,017)

Een sterke significantie voor seizoenseffect kon ook worden waargenomen met de chi-kwadraattoets.

Voornamelijk een significant verschil met het winterseizoen kon worden aangetoond (p = 0,007), maar

ook het lenteseizoen had in verhouding met de herfst een significant verschil (p = 0,049). Regionale

effecten konden niet worden aangetoond. Noch effecten van antistoffen van Neospora en BVD

hadden een significant verband met het voorkomen van Serratia abortus. Wel werd er een trend tot

significantie waargenomen bij BVD antistoffen (p = 0,123).

2.2.5. Bacillus spp.

2.2.5.1. Omschrijving bacterie

Bacillus kiemen zijn staafvormige Gram positieve bacteriën. Deze kiem is aëroob of facultatief

anaëroob en is in staat om endosporen te vormen, dewelke zeer resistent zijn aan hitte, koude, straling

en desinfectantia (Turnbull, 1996). Bacillus spp. zijn aanwezig in de bodem en in stof (Yaeger, 1993).

Kirkbride (1993) toonde aan dat B. cereus en B. licheniformis beiden sporadisch etiologieën van een

abortus kunnen zijn. Wel werd er als opmerking gegeven dat in 3/16 van de gevallen er ook BVDV kon

worden teruggevonden bij het dier. Kirkbride (1993) vermeldde ook dat de abortussen ten gevolge van

deze bacterie meestal voorkomen in de laatste twee maanden van de dracht. De foeti zijn bij dit agens

meestal niet geautolyseerd. Wel wordt er regelmatig peritonitis en pericarditis gedetecteerd en zijn er

adhesies terug te vinden. Placentitis met verdikking van de placenta is steeds waar te nemen en aan

de binnenkant kan men vaak een oranjebruine kleur waarnemen bij dit type bacterie (Kirkbride, 1993).

Volgens het Activiteitenrapport van 2011 van het Abortusprotocol FAVV is de opname van

beschimmeld hooi, stro of kuilvoeder een belangrijke risicofactor voor besmetting met Bacillus sp. (Van

Loo et al., 2011).

2.2.5.2. Resultaten abortusprotocol

Rastype

Tabel 9 Resultaten abortusprotocol ingedeeld per rastype voor de kiem Bacillus licheniformis.

Bacillus licheniformis

Lebmaaginhoud Longweefsel Lebmaaginhoud & longweefsel

Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur & alveolitis

Melkvee n=1810

1,33% 0,66% 0,55% 0,39%

Vleesvee n=2397

2,42% 1,17% 1,08% 0,63%

Mixed n=197

1,52% 1,02% 1,02% 0,51%

Page 28: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

28

Tabel 10 Resultaten abortusprotocol ingedeeld per rastype voor de kiem Bacillus sp.

Bacillus spp. Lebmaaginhoud Longweefsel Lebmaaginhoud & longweefsel

Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur & alveolitis

Melkvee n=1810

0,33% 0,39% 0,33% 0,11%

Vleesvee n=2397

0,46% 0,29% 0,17% 0,08%

Mixed n=197

0,00% 0,00% 0,00% 0,00%

Het voorkomen van Bacillus spp. is opvallend lager ten opzichte van E. coli en T. pyogenes en bedraagt

0,64%. Bacillus licheniformis is het meest voorkomende species (0,54%). Net zoals bij de twee

voorgaande opportunistische bacteriën, is de prevalentie iets hoger bij vleesvee (Tabel 9). Hoewel er

bij melkvee een net iets groter aandeel van de dieren met positieve cultuur ook daadwerkelijk alveolitis

heeft. Bij andere species dan B. licheniformis is het voorkomen bij melkvee een klein beetje hoger

(Tabel 10).

Seizoensgebondenheid

Het totaal gemiddelde totaal abortussen ingezonden is 0,54%. Bovenstaande grafiek geeft weer

hoeveel abortussen er in verhouding tot het gemiddelde voorkomen (Figuur 16). Door het lager aantal

van dossiers die te wijten waren aan abortussen ten gevolge van B. Licheniformis, is het ook moeilijker

om er een seizoensgebonden invloed uit te constateren. Wel kan men zien dat in maart, juni en juli er

meer inzendingen gebeurden dan in verhouding met andere kiemen in die maand.

Grafiek [] Verdeling abortussen t.g.v. Bacillius licheniformes doorheen het jaar.

Figuur 16 Seizoensgebonden verschillen ingedeeld per maand voor de kiem Bacillus licheniformis

0,35%

0,78%

1,04%

0,55%0,38%

1,22%1,39%

0,42% 0,40% 0,35%

0,00%0,17%

0,00%0,20%0,40%0,60%0,80%1,00%1,20%1,40%1,60%

Pe

rce

nta

ge

Maand

Abortus per maand veroorzaakt door B. licheniformis t.o.v. totaal aantal abortussen per maand

Page 29: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

29

Regionale verschillen

Aangezien er slechts sprake is van 24 inzendingen die resulteerde in Bacillus licheniformis als

diagnose, weegt deze kiem qua percentage ook niet zwaar door op het totaal aantal inzendingen per

provincie. In Limburg ziet men relatief gezien het hoogste aantal inzendingen van Bacillus abortus

(Figuur 17 en 18).

Verband met Neospora

Bij vier van de 24 abortussen waar Bacillus licheniformis als einddiagnose werd gesteld, kon men

antistoffen van Neospora bij het moederdier terugvinden. Bij twee van deze cases kon er Neospora

worden teruggevonden op de histologie van de foetus.

Verband met BVD

Bij één van deze 24 abortussen werd geen bloedname bij het moederdier gedaan, dus konden geen

antistoffen met een ELISA worden aangetoond. Opmerkelijk is dat de foetus van dit moederdier

positief testte op BVD - antigenen. Bij zes van de 23 moederdieren waarvan wel bloed werd getrokken,

kon men antistoffen vinden met ELISA voor BVD. Van deze zes moederdieren testte geen enkele foetus

positief op antigenen voor BVD.

2.2.5.3. Statistiek

De P-waarden voor de risicofactoren met betrekking tot Bacillus licheniformis abortus zijn terug te

vinden in bijlage V. De univariate chi-squared test GLM konden geen significante ras-invloeden

weergeven op Bacillus abortus. Tussen de maanden onderling kon geen significant verschil worden

aangetoond met de univariate chi-squared test. Bij het indelen in seizoenen kon er een trend naar

significantie worden waargenomen met de chi-squared test. Met het GLM kon er net geen significant

verschil worden aangetoond voor het zomerseizoen ( p = 0,054), maar wel een sterke trend. Ook een

lichte trend voor het lenteseizoen kon worden aangetoond (p = 0,122). Regionale verschillen konden

niet worden aangetoond met het univariate GLM en chi-squared test, noch kon een verband met

Neospora en het voorkomen van Bacillus abortus worden aangetoond. Een negatieve trend kon

worden waargenomen voor het verband tussen BVD antistoffen en Bacillus abortus.

53

9

0

7

02468

10

Aa

nta

l

Provincie

B. licheniformis per provincie

0,80%0,91%

0,69%

0,00%

0,40%

0,00%0,20%0,40%0,60%0,80%1,00%

Pe

rce

nta

ge

Provincie

Bacillus licheniformis abortus per provincie t.o.v. totaal aantal

abortusinzendingen

Figuur 18 Regionale verschillen ingedeeld per provincie voor de kiem Bacillus licheniformis.

Figuur 17 Voorkomen Bacillus licheniformis abortus ingedeeld per provincie t.o.v. het totaal aantal ingezonden abortussen.

Page 30: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

30

2.2.6. Staphylococcus spp.

2.2.6.1. Omschrijving bacterie

De species die voornamelijk werden teruggevonden uit het abortusprotocol van 2010 en 2011 zijn

Staphyloccocus aureus, Staphyloccocus hyicus en Staphyloccocus dysgalactia. Stafylokokken zijn Gram

positieve kokken met een diameter van 1 µm (Foster, 1996).

2.2.6.2. Resultaten abortusprotocol

Rastype

Tabel 11 Resultaten abortusprotocol ingedeeld volgens rasype voor de kiem Staphylococcus aureus.

Staphylococcus aureus

Lebmaaginhoud Longweefsel Lebmaaginhoud & longweefsel

Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur & alveolitis

Melkvee

n=1810 0,55% 0,77% 0,39% 0,17%

Vleesvee

n=2397 1,84% 2,04% 1,34% 0,50%

Mixed n=197

4,06% 2,54% 2,54% 0,51%

Tabel 12 Resultaten abortusprotocol ingedeeld volgens rasype voor de kiem Staphylococcus hyicus.

Staphylococcus hyicus

Lebmaaginhoud Longweefsel Lebmaaginhoud & longweefsel

Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur & alveolitis

Melkvee

n=1810 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%

Vleesvee

n=2397 0,29% 0,29% 0,29% 0,29%

Mixed n=197

0,00% 0,00% 0,00% 0,00%

Tabel 13 Resultaten abortusprotocol ingedeeld volgens rasype voor de kiem Staphylococcus spp.

Staphylococcus spp.

Lebmaaginhoud Longweefsel Lebmaaginhoud & longweefsel

Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur Positieve cultuur & alveolitis

Melkvee n=1810

0,11% 0,06% 0,00% 0,00%

Vleesvee n=2397

0,38% 0,29% 0,21% 0,13%

Mixed n=197

1,52% 0,51% 0,51% 0,00%

Staphylococcus aureus werd meer gediagnosticeerd dan Staphylococcus hyicus en andere

Staphylococcus species (Tabel 11, 12 en 13). In slechts 16 van de 4404 gevallen werd er zowel een

positieve cultuur in de lebmaag als in de long aangetoond, in combinatie met een alveolitis. Dit

betekent dat in slechts 0,36% van de abortusgevallen de oorzaak Staphylococcus aureus aangetoond

Page 31: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

31

kon worden. S. chromogenes kon wel in de cultuur van de lebmaag en long worden teruggevonden,

maar kon niet in combinatie met alveolitis worden aangetoond.

Van de bovenstaande groepen samen kon er in 26 foetussen een positieve cultuur in zowel lebmaag

als long en een alveolitis worden aangetoond (0,59%). Bij twee van deze 26 gevallen werd ook nog

Neospora op het histologisch beeld teruggevonden. Er zijn dus slechts 24 foeti waarbij Staphylococcus

species als vermoedelijke oorzaak kon worden aangewezen. Dit betekent 0,54%.

2.2.6.3. Statistiek

De P-waarden voor de risicofactoren met betrekking tot Staphylococcus spp. abortus zijn terug te

vinden in bijlage VI. Er kon een significant verschil worden aangetoond met de chi-kwadraattoets

betreffende rasverschillen. Het GLM toonde dat het een significant verschil was om vleesvee aan te

houden (p = 0,009). Een seizoenseffect kon net niet significant worden aangetoond met het GLM

(p=0,056), maar een sterke significante trend lijkt toch het winterseizoen als signifcant verschillend

aan te tonen. Regionale verschillen konden niet worden aangetoond. Een negatieve trend lijkt

aanwezig te zijn voor antistoffen van Neospora. Voor BVD antistoffen kon er geen significante verband

worden gevonden. De multivariate analyse (ras, seizoen, Neospora) toonde nog steeds een significante

verschil aan tussen de rastypes.

2.2.7. Coxiella burnetii

2.2.7.1. Omschrijving bacterie

De zoönose Q-fever wordt veroorzaakt door de kiem Coxiella burnetii, hetgeen een obligaat

intracellulaire bacterie is (Naesens et al., 2012). C. burnetii kan echter in de omgeving overleven als

spore. Bij de mens is deze ziekte vaak asymptomatisch of geeft het griepachtige symptomen. Rundvee,

geiten en schapen vormen het primair reservoir voor deze kiem. De kiem kan worden teruggevonden

in de placenta en foetaal vocht, melk, faeces en vaginale mucus. De foeti blijken vaak normaal, maar

de placenta vertoont vaak tekenen van inflammatie of necrose (Muskens et al., 2011 ). Histochemische

kleuringen zoals de MA test zijn geschikt voor de diagnose en verdere bevestiging van de kiem is

mogelijk met onder andere IHC en PCR (Taylor en Njaa, 2012; Muskens J., et al 2011). MAF-gekleurde

uitstrijkjes werden gebruikt in een studie als screening tool voor de aanwezigheid van C. burnetii in de

placenta. De studie toonde bovendien significante associaties aan tussen de C. burnetii IHC- positieve

cases en de aanwezigheid van necrose of inflammatie van de placenta, alsook met foetale pneumonie

(Bildfell, et al 2000). Taylor en Njaa (2012) bevestigden dat foetale bronchopneumonie gezien kon

worden.

2.2.7.2. Resultaten abortusprotocol

Tabel 14 Coxiella Burnetti * PCR resultaten pas vanaf 01/02/2011

Q-fever Positief resultaat Positief resultaat in percentage

PCR* n=2432

24 0,99%

Elisa n=4404

510 11,58%

PCR + ELISA n=2432

14 0,58%

Page 32: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

32

24 Foeti testten positief met de zelfgemaakte rt-PCR-test zoals te zien in Tabel 14. Hetgeen

overeenkomt met 0,99% en dus bijna 1% van de abortussen zijn volgens de PCR toe te wijzen aan Q-

fever. De ELISA die wel gedurende de gehele twee jaar werd toegepast, resulteerde in 11,58%

seropositieve resultaten.

Indien de resultaten voor PCR en ELISA worden gecombineerd (vanaf na 01/02/2011) vindt men in

veertien van de 2432 gevallen een positief resultaat, hetgeen overeenkomt met een percentage van

0,60%. Er dient echter te worden opgemerkt dat er bij twee van deze veertien positieve gevallen op

histologie tekenen van Neospora werden teruggevonden.

2.3. Andere relevante kiemen

2.3.1. Kiemen

Leptospira spp. zijn zoönotische spirocheten die overgedragen kunnen worden door contact met

geïnfecteerde urine, melk, placentaal vocht, transplacentaal of venerisch (Givins en Marley, 2008;

Hovingh, 2009). In de meeste gevallen wordt de kiem verspreid via gecontamineerd water dat besmet

is door wildlife of andere runderen (Hovingh, 2009). Abortus, doodgeboorte of zwakke kalveren zijn

mogelijke gevolgen van een infectie tijdens de dracht (Givins en Marley, 2008: Hovingh, 2009).

Klinische symptomen bij de moederdieren zijn mogelijk (Tibary, 2018). Er zijn reeds zeven species van

Leptospira met wel meer dan 200 erkende serovars (Tibary, 2018). Rundvee is de gastheer van

Leptospira Hardjo en deze kiem kan zich levenslang verschuilen in de nieren en in het genitaalstelsel

(Hovingh, 2009; Tibary, 2018). De dieren kunnen intermitterend de kiem uitscheiden gedurende hun

levensloop (Hovingh, 2009). Er ontstaan lagere drachtigheidspercentages bij vrouwelijke dieren die

drager zijn, maar ook bij niet-kiemdragende koeien die gedekt zijn door een stier die drager is (Tibary,

2018). De abortussen ten gevolge van deze kiem vinden meestal plaats in het derde trimester en het

voorkomen kan variëren van 5-40% (Tibary, 2018). Een cultuur van de urine kan aangelegd worden

voor de diagnose van leptospirose, rekening houdend met het intermitterend uitscheiden van L.

Hardjo. Voor de andere species kan de cultuur van de urine slechts tot 2 weken na de abortus (Tibary,

2018).

Brucella abortus zijn Gram negatieve coccobacilli die facultatief intracellulair kunnen vertoeven

(Carvalho Neta et al., 2010). B. abortus is momenteel in België een agens dat minder van belang is.

Brucellose is namelijk een aangifteplichtige en koopvernietigende ziekte in België. Sinds 2003 is België

officieel brucellose-vrij verklaard, hetgeen vrij handelsverkeer toelaat. Er bestaat ook een officieel

controle programma voor deze ziekte dat zorgt dat het “officieel vrij”-statuut behouden wordt5:

1. De epidemiologische bewaking

2. Het onderzoek van verwerpingen

3. Het epidemiologisch onderzoek bij een verdenking of een haard

4. De controle van de verplaatsingen

5. Het ruimen van verdacht besmette dieren of geïnfecteerde beslagen met financiële compensatie

Brucellose is tevens een zoönotische aandoening. De kiem kan worden opgenomen door ingestie van

geaborteerde foetale of placentale weefsels, uterusuitvloei of gecontamineerde materialen (Givins en

Marley, 2008). De kiem komt het lichaam binnen via de membranen en tast de uier, lymfeknopen en

uterus aan. De verspreiding naar de uterus gebeurt hematogeen. In de drachtige baarmoeder ontstaat

zo een placentitis (Tibary, 2018). Abortus vindt meestal plaats na vijf maanden dracht en dus meestal

5 http://www.afsca.be/dierengezondheid/brucellose/#wetgeving (Laatst geraadpleegd op 28/04/2018)

Page 33: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

33

in de tweede helft van de dracht (Givins en Marley, 2008; Tibary, 2018). De abortus zal plaatsvinden

twee weken tot vijf maanden na de initiële infectie (Tibary, 2018). De aangetaste cotelydonen kunnen

een normaal tot necrotisch geel/rood uitzicht hebben. De rest van de nageboorte zal een dik, nat,

leerachtig aspect hebben (Tibary, 2018). Naast necrotische placentitis kunnen de moederdieren ook

interstitiële mastitis krijgen (Carvalho Neta et al., 2010). De foetus kan normaal of autolytisch zijn of

kan bronchopneumonie vertonen. Brucella kan worden aangetoond door middel van serologie in

combinatie met fluorescente antistoffen kleuring van de placenta of foetus of door B. abortus te

isoleren uit placenta/foetus/uterusuitvloei (Tibary, 2018).

Salmonella sp. kan afhankelijk van de regio in de wereld waar de infectie plaatsgrijpt, leiden tot een

sporadische of epizoötische abortus (Taylor en Njaa, 2012; Anderson, 2007). Een placentitis en

retentio secundinarum zijn mogelijk. Het verlies van de vrucht vindt meestal in de tweede helft van de

dracht plaats. Het voor het rund klinisch meest belangrijke species is S. Enterica serovar Dublin. Bij een

bacteriëmie met deze kiem kan er proliferatie in de placentomen plaatsvinden, waardoor de foetale

villi vernietigd kunnen worden, hetgeen leidt tot abortus zonder dat de foetus wordt geïnfecteerd

(Taylor en Njaa, 2012 en Anderson, 2007). Vaak zijn de foetus en nageboorte echter geautolyseerd en

mogelijk emfysemateus (Taylor en Njaa, 2012; Anderson, 2007; Tibary, 2018). Laesies van bleke spots

op de lever zijn mogelijk en op histologie is een multifocale suppuratieve hepatitis mogelijk (Taylor en

Njaa, 2012 en Anderson, 2007). De moederdieren kunnen erg ziek zijn na infectie (Tibary, 2018). Deze

kiem lijkt een beetje op Listeria aangezien deze ook vermenigvuldigt in de placenta en vervolgens er

infectie van de foetale lever ontstaat samen met septicemie en sterfte. Bronchopneumonie is vaak niet

aanwezig (Taylor en Njaa, 2012; Anderson, 2007). Voor de isolatie van deze kiem wordt best abomasale

inhoud gehanteerd en foetaal weefsel, maar ook uterus vloeistof kan gebruikt worden (Tibary, 2018).

Pseudomonas spp. kan ook gecategoriseerd worden als een sporadische opportunistische oorzaak van

abortus (Anderson, 2007). De kiem kan naar de foetoplacentale weefsels migreren via de bloedbaan,

meestal in de laatste maanden van de dracht (Givens en Marley, 2008).

Chlamydophila abortus kan een mogelijke etiologie zijn voor een abortus rond zes tot acht maanden

dracht. Ook zwakke kalveren kunnen een mogelijk gevolg zijn. Het is een zoönotische kiem die bij

zwangere vrouwen ook in abortus kan resulteren. Transmissie is mogelijk door opname van feces,

urine of besmettelijke uitvloei (Givins en Marley, 2008). De Chlamydia-gerelateerde kiemen

Parachlamydia en Waddlia zijn beiden opkomende oorzaken van abortus die ook potentieel een

zoönotisch karakter hebben (Ruhl et al., 2009; Blumer et al., 2011). Campylobacter fetus subsp.

venerealis is een Gram negatieve staafbacterie, waarbij venerische overdracht de meest gebruikelijke

is. Abortus kan voorkomen tussen 4-7 maand, maar ook vroeg verlies van het embryo kan worden

waargenomen (Givins en Marley, 2008). Histophilus somni behoort tot de normale microflora, maar

in zeldzame gevallen wordt het geassocieerd met boviene abortus. Na besmetting kan de kiem

hematogeen naar de foetus verspreiden (Givins en Marley, 2008). Streptococcus spp. behoren ook tot

de opportunistische kiemen die kunnen worden teruggevonden als etiologie van sporadische

abortussen (Anderson, 2007).

2.3.2. Resultaten abortusprotocol

Bij 39 moederdieren werden antistoffen teruggevonden voor Leptospira met een ELISA (0,89%). Dit

betekent dat de moederdieren ooit in contact waren met deze kiem, dus niet noodzakelijk dat dit de

oorzaak van de abortus was. In verscheidene van deze dieren werden er bovendien antistoffen tegen

andere agentia gevonden. Een gelijkaardig onderzoek op geaborteerde dieren uit Wallonië van 2010-

2011 van Arsia biedt echter heel andere resultaten. In 2010 resulteerde de antistof ELISA in 7,47% van

dieren die positief testte (Arsia, 2012). In 2011 bedroeg dit 6,06% dieren waartegen Leptospirose

Page 34: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

34

antistoffen werden gevonden (Arsia, 2012). Dit is een opmerkelijk resultaat dat het belang van

regionale verschillen aantoont voor sommige kiemen. De hogere seroprevalentie van Leptospira in

Wallonië is vermoedelijk toe te wijzen aan het hoger percentage (besmette) wilde dieren en stilstaand

water.

In het toenmalige abortusprotocol werd er ter diagnose van B. abortus eerst een micro-

agglutinatietest (MAT-test) uitgevoerd. In het geval van een positief resultaat, werd er een ELISA As

test uitgevoerd ter bevestiging. Indien deze in combinatie met de cultuur positief is, is de diagnose van

brucellose gesteld. Het probleem met serologie van B. abortus is dat er antistoffen tegen de

lipopolysacchariden (LPS) van de bacteriën worden opgespoord6. De LPS van Brucella bevat echter een

gemeenschappelijk deel met die van andere bacteriën (voornamelijk deze van Yersinia enterocolitica

O9), hetgeen kan resulteren in kruisreacties6. Om deze reden blijft de isolatie van de bacterie de

gouden standaard ter diagnose van B. abortus6. Een STAMP-kleuring werd ook uitgevoerd, hetgeen

ook iets kan zeggen over B. abortus. Echter is een onderscheid met Coxiella burnetii, Chlamydophila

abortus en andere zuurvaste kiemen onmogelijk6. Ondanks dat België brucellose-vrij is, dient de

opmerking gemaakt te worden dat er tussen 2010-2013 wel sprake was van enkele Brucella-haarden.

Deze waren gelokaliseerd in Wallonië7, waardoor ze in deze masterproef niet aan bod komen.

Uit de database blijkt dat tien van de 4404

abortussen te wijten aan zijn Salmonella, hetgeen

overeenkomt met 0,23%. Aangezien er slechts zo

weinig cases zijn is het moeilijk om een correcte

uitspraak te maken over het seizoengebonden

voorkomen van deze kiem, waarvan men in Figuur

19 de verdeling doorheen het jaar kan zien.

Ook bij Pseudomonas aeruginosa zijn er slechts

10 van de 4404 abortussen (0,23%) te verklaren

door deze kiem. Ook hier zijn er weinig cases,

hetgeen een uitspraak maken over het

seizoengebonden voorkomen van deze kiem

moeilijk maakt. In Figuur 20 lijkt het alsof de kiem

niet in de zomermaanden voor problemen zorgt,

maar dit kan puur te wijten zijn aan toeval.

6 http://www.afsca.be/laboratoria/labinfo/_documents/2014-02_labinfo11-p10_nl.pdf (Laatst geraadpleegd op 13/05/2018) 7 http://www.afsca.be/wetenschappelijkcomite/adviezen/2016/_documents/Advies05-2016_Brucellose.pdf (Laatst geraadpleegd op 30/04/2018)

21

21 1

3

01234

Jan

uar

i

Feb

ruar

i

Maa

rt

Ap

ril

Mei

Jun

i

Juli

Au

gust

us

Sep

tem

ber

Ok

tob

er

No

vem

ber

Dec

emb

er

Aa

nta

l a

bo

rtu

sse

n

Maand

Salmonella

1 1 1

2

1 1 1

2

00,5

11,5

22,5

Jan

uar

i

Feb

ruar

i

Maa

rt

Ap

ril

Mei

Jun

i

Juli

Au

gust

us

Sep

tem

ber

Ok

tob

er

No

vem

ber

Dec

emb

er

Aa

nta

l a

bo

rtu

sse

n

Maand

Pseudomonas aeruginosa

Figuur 19 Seizoensgebonden voorkomen van de kiem Salmonella ingedeeld volgens maand

Figuur 20 Seizoensgebonden voorkomen van de kiem Pseudomonas aeruginosa ingedeeld volgens maand

Page 35: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

35

2.3.3. Statistiek

De P-waarden voor de risicofactoren met betrekking tot Salmonella spp. en Pseudomonas aeruginosa

abortus zijn terug te vinden in bijlage VII en VIII.

Salmonella: Geen significant verschil tussen rassen kon worden aangetoond door de univariate chi-

kwadraattoets en GLM. Seizoensinvloeden ingedeeld per maand konden niet waargenomen worden

voor Salmonella met behulp van de univariate tests. Echter werd er wel een trend tot significantie door

zowel de chi-kwadraattoets als het GLM (p = 0,0728) aangetoond voor het winterseizoen. Regionale

verschillen konden met beide univariate tests niet worden aangetoond. Hetzelfde kan worden gezegd

over Neospora en BVD antistoffen, waarbij geen significant resultaat uitgehaald kon worden. Door

middel van het multivariate GLM kon er geen significantie worden aangetoond, ook niet van het

winterseizoen, aangezien de p-waarde onveranderd bleef doordat de enige variabele het seizoen was.

Pseudomonas: Geen significant verschil tussen rassen kon worden aangetoond door de univariate chi-

kwadraattoets en het GLM. Bij het observeren van de periode ingedeeld in maanden kon er geen

significant verschil worden aangetoond qua seizoensinvloed voor deze kiem door de univariate tests.

Bij indelen in stalseizoen (winter + lente) versus weideseizoen kon men een trend naar significantie

waarnemen met de chi-kwadraattest. Regionale verschillen konden niet worden aangetoond. Wat

betreft Neospora en BVD antistoffen konden er ook geen significante verschillen worden aangetoond.

Er kon door middel van de multivariate analyse ook geen significante resultaten worden aangetoond.

2.4. Preventie en behandeling

2.4.1. Algemeen

Men denkt vaak pas aan preventiemaatregelen voor abortus indien er recent op het bedrijf

economische verliezen ten gevolge van foetale sterfte werden geleden (Martin, 2009). Elk bedrijf zou

over een goed “evidence-based” plan moeten beschikken ter preventie van abortus, maar ook in geval

van een abortusuitbraak (Martin, 2009). Een logische stap bij het opstellen van een abortus-

programma is om elke afgestorven vrucht in te sturen voor een diagnostisch onderzoek. Zo kan de

veehouder en diens begeleidende dierenarts een zicht krijgen op de aanwezige kiemen op het bedrijf.

Met behulp van de informatie met betrekking tot deze kiemen kan er een gepaste strategie worden

opgebouwd die deze etiologieën in de toekomst kan tegengaan. In een groot aantal van de inzendingen

kan echter geen resultaat gevonden worden (Martin, 2009). Abortusaangifte is verplicht in België,

voornamelijk omwille van de zoönotische kiem B. abortus. Niettegenstaande dat het FAVV de kosten

voor het abortusprotocol op zich neemt, blijkt dat veehouders zich toch niet steeds aan deze regeling

houden. Indien de veehouder weigert om abortussen in te sturen, kan het als dierenarts interessant

zijn om hem hiervan te overtuigen dit wel te doen of om hem te overtuigen stalen te nemen en deze

correct te bewaren. Indien er nadien nog andere abortusgevallen voorkomen op het bedrijf, kan de

veehouder de stalen van de vorige foeti en placenta’s mee inzenden om op deze manier extra

informatie te kunnen verwerven (Martin, 2009).

Eén van de belangrijkste zwakke punten waar de veehouder kan ingrijpen, is op het vlak van de

bioveiligheid (Martin, 2009)8. Dit houdt onder andere in dat de aankoop van dieren tot het minimum

beperkt moet worden. Een gesloten bedrijf, waarbij geen dieren worden aangekocht, levert het beste

effect op bioveiligheid (Martin, 2009)8. Indien aankoop op het bedrijf onvermijdelijk is, is het belangrijk

8 https://www.nation.co.ke/business/seedsofgold/What-to-do-to-stop-abortion-in-your-cows-from/2301238-2703496-o3e3v7z/index.htm (Laatst geraadpleegd op 28/04/2018)

Page 36: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

36

om dit volgens een goed protocol (aankooponderzoek, quarantaine, …. ) te doen. Ook het gebruik van

goede reinigings- en ontsmettingssystemen van laarzen en goede looplijnen creëren, behoren tot

belangrijke bioveiligheidsmaatregelen8.

Verder is het belangrijk om een uitgebalanceerde voeding te voorzien voor drachtige dieren en vooral

een goede samenstelling en kwaliteit trachten te garanderen8. Giftige planten of schimmels in de

kuilen moeten ten allen tijden vermeden worden8. Ongedierte moet bestreden worden aangezien zij

dragers kunnen zijn van ongewenste kiemen8. Echter zijn ook huisdieren zoals honden en katten niet

ongevaarlijk, indien men kiemen zoals Neospora en Toxoplasma in het achterhoofd houdt.

Indien mogelijk kan vaccinatie ook aangewezen zijn als blijkt dat dit probleemkiemen zijn voor het

bedrijf in kwestie (Martin, 2009)8. Zo kan het bijvoorbeeld aangeraden zijn om te vaccineren tegen

BVD, maar alvorens dit te doen, dienen alle dragers opgeruimd te zijn9.

De stierkeuze en zelfs de beslissing om over te schakelen op kunstmatige inseminatie, kunnen de kans

op abortus in sommige gevallen doen dalen (Martin, 2009)8. Onder andere het BHV1 kan venerisch

worden overgedragen en op die manier leiden tot infectieuze pustuleuze vulvovaginitis en abortus.

Controle van insecten en andere vectoren moeten in de mate van het mogelijke bestreden worden.

Naalden en andere instrumenten kunnen de transmissie van bepaalde infectieuze abortusverwekkers

(bv. Anaplasma phagocytophilum) in de hand werken. Men moet dus steeds streven naar een optimale

desinfectie en vectorbestrijding8.

Door het opkomen van de bedrijfsbegeleiding en het gebruik van hormonen ter behandeling van

vruchtbaarheidsproblemen bij koeien, ontstaat er een nieuw risico. Indien de informatie over de

drachten en inseminaties van dieren niet correct wordt opgeschreven of er slordig te werk wordt

gegaan op zulke bedrijfsbezoeken, kan men drachtige dieren injecteren met prostaglandines. Dit kan

in abortus resulteren8. Ook hier is dus de nodige zorgvuldigheid vereist.

Indien er een goede strategie is opgesteld, is het belangrijk deze ook daadwerkelijk toe te passen. Zo

is het bijvoorbeeld steeds belangrijk om zo veel mogelijk informatie over de geaborteerde koe of vaars

te verkrijgen (Martin, 2009). Ook informatie over het bedrijf en het koppel koeien is belangrijk. Denk

maar aan de bioveiligheidsstatus, hoeveelheid dieren, aantal normale kalvingen, data van (andere)

abortussen, vaccinatiestatus van het bedrijf,… (Martin, 2009). Veel van deze gegevens werden ook in

de database van DGZ verwerkt. Een klinisch onderzoek van het geaborteerde dier blijkt ook verstandig

aangezien op deze manier afwijkingen zoals koorts of andere letsels die iets over de etiologie van de

abortus zeggen, kunnen worden opgemerkt (Martin, 2009).

Tot slot is ook informatie over het uitzicht van het vruchtwater, de placenta en de foetus erg belangrijk,

aangezien deze ook een indicatie kan geven over de kiem (Martin, 2009). Door het grondig bestuderen

van de placentaire weefsels kan bijvoorbeeld een onderscheid gemaakt worden tussen een

opgeklommen infectie door de cervix, een transplacentaire infectie of een hematogene infectie

(Martin, 2009). Zoveel mogelijk informatie over het moederdier en de foetus blijkt dus mee de sleutel

te vormen tot een goede diagnose en aldus een beter preventief behandelingsplan.

9 https://www.dgz.be/ziekte/bvd (Laatst geraadpleegd op 15/04/2018)

Page 37: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

37

2.4.2. Specifiek voor bepaalde kiemen

Niet-bacteriële oorzaken

Neospora caninum Naast bioveiligheidsmaatregelen om de insleep van deze parasiet te vermijden, is het ook belangrijk fecale contaminatie van het voeder door honden ten alle tijden te vermijden (Tibary, 2018). Eerder bestond in de USA het commercieel vaccin Neoguard®, maar dit bood dubieuze resultaten en had een lage efficaciteit, waardoor het van de markt werd gehaald (Monney en Hemphill, 2014)10. Vaccinatie in Europa bestaat momenteel niet10.

IBR Vaccinatie kan de abortusrates enorm doen afnemen (Tibary, 2018).

BVD Verschillende stappen kunnen voor dit virus ondernomen worden9: 1. Opsporen en verwijderen dragers 2. Opvolgen pasgeboren kalveren (earnotch) 3. Herinsleep vermijden 4. Monitoring 5. Vaccinatie

BTV Preventie is mogelijk door vaccinatie (gemodificeerd levend en geïnactiveerde beschikbaar) van de moederdieren, alsook door vectorbestrijding (Tibary, 2018).

Bacteriële oorzaken

Listeria monocytogenes

Er bestaat geen bacterin (Tibary, 2018). Het is bij deze kiem erg belangrijk om de kwaliteit van de kuil proberen te garanderen.

Brucella abortus Vaccinatie van vaarzen kan helpen als preventie (Tibary, 2018). Dit is echter niet toegelaten in België omwille van het bestrijdings- en eradicatieprogramma7,11.

Trueperella pyogenes Er is geen bacterin aanwezig (Tibary, 2018). Rekening houdend met de hypothese van het activiteitenrapport in verband met schurftletsels die een risico kunnen betekenen voor dit abortustype, is het vermijden en behandelen van schurft een belangrijke preventieve maatregels. Zeker voor het Belgische witblauw vleesras speelt schurft een grote rol aangezien de prevalentie van Psoroptes ovis bij dit ras heel hoog is.

Bacillus spp. Beschimmeld hooi, stro of kuilvoeder moeten ten alle tijden vermeden worden aangezien deze een risico met zich mee brengen voor dit etiologisch agens (Van Loo et al., 2011).

Leptospira Er bestaan vaccins tegen verschillende serotypes. Hun werking op lange termijn is niet gegarandeerd en een tweejaarlijkse hervaccinatie wordt aanbevolen (Hovingh, 2009). Indien nooit gediagnostiseerd op het bedrijf, is dit een onnodige dure kost. Aangezien besmetting kan gebeuren door gecontamineerd water, is het wijselijk de dieren uit de buurt te houden van beekjes of vijvers waar andere dieren contact mee konden hebben.

Opportunistische kiemen zoals Trueperella pyogenes en E.coli zijn vaak de etiologische agentia die als

resultaat uit het abortusprotocol komen. Ondanks dat deze infectieuze kiemen relatief veel abortussen

kunnen opleveren, zijn dit niet echt kiemen waar een veehouder zich onmiddellijk zorgen over dient

te maken aangezien ze niet besmettelijk zijn voor andere dieren (Yaeger, 1993). Ze zijn ubiquitair en

kunnen sporadisch leiden tot een verwerping, maar ze worden niet overgedragen van rund op rund

(Yaeger, 1993). Deze opportunisten verspreiden zich meestal hematogeen naar de foetus. Het

immuunsysteem van de koe verslaat deze kiemen normaal gezien probleemloos. Het immatuur

afweersysteem van de foetus daarentegen kan de infectie niet steeds elimineren waardoor de kiem

de foetus en/of placenta kan aantasten (Yaeger, 1993).

10 https://www.dgz.be/sites/default/files/Focus_Herkauwers_Neospora_0.pdf (Laatst geraadpleegd op 28/04/2018) 11 http://www.dgz.be/ziekte/brucellose (Laatst geraadpleegd op 30/04/2018)

Page 38: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

38

3. Discussie

Tijdens een kritische zoektocht naar bronnen, bleek het niet eenvoudig om de voldoende informatie

te vinden omtrent de verschillende bacteriën die geassocieerd worden met abortus bij het rund. Zeker

bacteriën die sporadisch in abortus resulteren, zijn weinig beschreven in de literatuur. De resultaten

in deze masterproef tonen dat dit vaak net de belangrijkste kiemen zijn met betrekking tot abortus.

De bronnen uit Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en Canada werden door ons beschouwd als

meest wetenschappelijk correct ten behoeve van de literatuurstudie. Desalniettemin dient te worden

opgemerkt dat informatie afkomstig van andere landen niet steeds extrapoleerbaar is, aangezien

bepaalde oorzakelijke kiemen daar niet voorkomen of net andersom bij ons afwezig zijn (bv. EBA). Dit

is onder andere te wijten aan geografische verschillen en klimaatomstandigheden. Zo blijkt er zelfs

binnen België een verschil tussen Wallonië en Vlaanderen wat betreft leptospirose. Een mogelijke

verklaring hiervoor is het hogere percentage wilde dieren en stilstaand water. Anderzijds kan het

gebruik van andere diagnostiek hierbij niet genegeerd worden. Qua klimaatomstandigheden is het

belangrijk om factoren zoals temperatuur en vochtigheidsgraad in het achterhoofd te houden, zeker

met betrekking tot biologische vectoren. Knutten (Culicoides spp.) zijn de enige belangrijke natuurlijke

vector van BTV8. De prevalentie van het virus, alsook dus onrechtstreeks de abortusincidentie, is dus

afhankelijk van ecologische factoren zoals regenval, temperatuur, vochtigheidsgraad, …)12.

Het abortusprotocol van 2010-2011 werd op een correct onderbouwde manier uitgevoerd. Per kiem

is er meestal een voorkeursstaal of orgaan dat verkozen wordt, maar door cultuur van lebmaag en

longen te combineren met histologie, kan er reeds een goed beeld van de bij de abortus betrokken

kiemen worden gevormd. Daarnaast brengen ook serumstalen van de moederdieren en onderzoek

van de nageboorte meer informatie aan het licht. Echter kent het abortusprotocol ook zijn zwaktes.

Een van de grootste problemen blijft nog steeds dat het om een studie gaat, gebaseerd op gegevens

van zeven tot acht jaar geleden. Dit betekent misschien een meer wetenschappelijk correcte

diagnostische methode, maar het betekent ook dat er achter de feiten wordt aangelopen. Ondanks de

uitgebreide database, zijn de resultaten nog steeds beperkt qua resulterend diagnostisch percentage.

Het totaal percentage waarbij een etiologische infectieuze diagnose kon worden gesteld, is slechts

41,2%. Dit betekent dat verdere analyses gemaakt moeten op lage percentages waarbij bacteriële

oorzaken werden gevonden. De diagnostische methode toegepast bij het abortusprotocol is uiteraard

niet voor elke kiem geschikt dus voor sommige belangrijke bacteriën zoals Leptospira spp. ontbreekt

de correcte diagnostiek. De serologische piekrespons van Leptospirose zal reeds een ruime tijd

aanwezig zijn voor de abortus zelf plaatsvindt (Smith et al., 1994). Bovendien is serologische respons

na vaccinatie moeilijk te onderscheiden van een respons ten gevolge van infectie (Smith et al., 1994).

Dit resulteert natuurlijk in een lager percentage aan totaal aantal diagnoses en gebrek aan informatie

over een belangrijke kiem met betrekking tot abortus. Ook het resultaat uit de diagnostiek met

betrekking tot de opkomende ziekte Q-koorts, kent zijn limitaties doordat er halverwege het protocol

van het onderzoek werd veranderd naar een zelfgemaakte test.

Bij het beoordelen van de regionale invloed, aan de hand de abortusincidentie per provincie in

verhouding met het aantal runderen per provincie, moet er worden opgemerkt dat er beter gebruik

gemaakt zou worden van de abortusincidentie in verhouding met het aantal geboortes. Hierover zijn

er helaas geen gegevens ter beschikking.

12http://www.oie.int/fileadmin/Home/eng/Animal_Health_in_the_World/docs/pdf/Disease_cards/BLUETONGUE.pdf (Laatst geraadpleegd op 28/04/2018)

Page 39: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

39

Ondanks dat de database enorm veel informatie bevatte, waar nog niet eens de helft van kon worden

gehanteerd voor deze masterproef, ontbreekt er ook een belangrijk deel aan informatie. Vooral met

betrekking tot symptomen en letsels van het moederdier, hetgeen erg veel kan vertellen over de kiem

in kwestie. Een probleem bij ziektesymptomen van een moederdier is dat het aangrijpen van de

originele infectie vaak veel vroeger kan hebben plaatsgevonden.

Een groter aantal abortusinzendingen is afkomstig uit de vleesveesector ten opzichte van de

melkveesector. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat vleeskalveren een hogere opbrengstprijs

hebben, waardoor het economisch verlies groter is. De veehouder hecht mogelijks om die reden meer

belang aan de etiologie om deze in de toekomst te kunnen tegengaan. In tegenstelling tot melkvee,

waar de opbrengst voornamelijk in de melkproductie van de dieren zit. Deze dieren kunnen vaak

gemolken worden indien de abortus na zeven maand dracht plaatsvindt.

Per kiem konden er door middel van statistische analysen enkele significante verbanden aangetoond

worden. Door het groot aantal gegevens dat beschikbaar was, was dit een interessante mogelijkheid.

Mede ten gevolge van het lage diagnostische percentage in totaal en voor enkele kiemen, ontbrak de

statistiek soms power om echt goede uitspraken te kunnen maken. Bijvoorbeeld van Salmonella spp.

werden er slechts tien inzendingen positief getest. Uitspraken maken over significantie bij een kiem

met zo weinig resultaten, lijkt zinloos. Hetzelfde kan gezegd worden over Bacillus licheniformes en

Pseudomonas aeruginosa. Een te groot deel van de resultaten zou alsnog te wijten kunnen zijn aan

toeval. Echter houdt het statistisch programma rekening met de power. Verder kon een negatief

verband worden aangetoond tussen bepaalde kiemen (bv. T.pyogenes) en de aanwezigheid van BVD

antigenen in de foetus. Dit is niet onlogisch, aangezien deze foeti vaker bestempeld zullen worden als

abortus ten gevolge van BVD en dus met andere woorden de kans kleiner is dat ze aan de bacterie

toegewezen gaan worden. Er wordt bij geen enkele kiem een verband aangetoond tussen BVD

antistoffen en abortus. Dit wil echter niet zeggen dat dit virus geen rol gespeeld kan hebben, aangezien

de hoge antistofpiek al gepasseerd kan zijn op het moment van aborteren.

De kiem Trueperella pyogenes gaf de meest interessante resultaten. Deze kiem werd van alle bacteriën

ook het meest gediagnostiseerd. Uit de statistiek bleek er een significant verschil te zijn tussen melkvee

en vleesvee. De incidentie van abortus ten gevolge van T. pyogenes was hoger bij vleesvee, hetgeen

misschien te linken kan zijn aan de hypothese in verband met schurft (Van Loo et al., 2011).

Interessanter zou zijn geweest dat ook de prevalentie van schurft van 2010 - 2011 gekend was en op

die manier kon worden nagegaan of daar een verband mee was. Ook de significantie van

seizoenverschillen zou deze hypothese kunnen staven, aangezien er een significant hoger aantal

abortussen ten gevolge van T. pyogenes voorkwamen in de winter en ook in de lente. Dit komt overeen

met het stalseizoen van de dieren, waardoor ze dichter bij elkaar vertoeven en schurft meer aanwezig

is. Verder toonde de statistiek ook een hogere significantie voor het voorkomen in West-Vlaanderen.

Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de prevalentie aan Belgische witblauw vee hier

ook hoger is.

Voor E. coli kon enkel een significant verschil tussen melk- en vleesvee worden waargenomen, waarbij

vleesvee het grootste risico met zich mee brengt. Voor de kiem Listeria monocytogenes zou de

aanwezigheid van antistoffen tegen Neospora caninum een mogelijke risicofactor kunnen zijn,

aangezien er een significant verschil tussen beiden werd aangetoond. Serratia spp. abortus zou minder

voorkomen bij melkvee, aangezien een significant verschil kon worden aangetoond voor zowel melk-

versus vleesvee, als melk- versus mixed vee. Ook het seizoenseffect van abortus ten gevolge van deze

kiem mag niet onderschat worden, aangezien voornamelijk voor winter, maar ook voor lente een

significant hogere incidentie kon worden waargenomen. Tot slot bleek het ook voor Staphylococcus

spp. een significant groter risico te zijn om vleesvee aan te houden ten opzichte van melkvee. De

Page 40: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

40

analyse van de invloed van de risicofactoren op Pseudomonas spp. en Salmonella spp. kon geen

verbanden blootleggen. Er werd geen statistiek uitgeoefend op Coxiella burnetii en Leptospira spp.,

omwille van hun andere diagnostische methoden.

Een algemeen beeld van de abortussen in Vlaanderen kon bekomen worden, maar regionale invloeden

aantonen, bleek vaak teleurstellend. De resultaten van het protocol van Vlaanderen en Wallonië

vergelijken zou vermoedelijk meer interessante regionale verschillen kunnen aantonen. Bovendien gaf

ook het vinden van specifieke preventieve maatregelen tegen de bacteriën een teleurstellend

resultaat, aangezien de belangrijkste kiemen sporadisch voor problemen zorgen en maatregelen

minder van toepassing zijn.

4. Conclusie

Bovenstaande bevindingen moedigen aan om naar verdere ontwikkelingen te blijven streven in de

diagnostiek van abortus. Zelfs bij het hanteren van meer geavanceerde technieken zal het

eindpercentage van etiologische diagnoses die uit de abortusonderzoeken komen nooit erg hoog zijn.

Dit is te verklaren door factoren zoals postmortaal verval van de foetus en bovendien hebben niet-

infectieuze oorzaken ook een groot aandeel als oorzaak van abortus.

Het belang van bacteriële infecties mag niet onderschat worden, maar preventief ingrijpen tegen de

meest voorkomende kiemen lijkt minder aangewezen omwille van hun sporadische aard. Bij een

abortusstorm betreft het vaker kiemen waartegen men wel kan ingrijpen, dus het is in die gevallen erg

belangrijk zo snel mogelijk een etiologische diagnose te stellen. Dit staaft nogmaals het belang van

steeds elke afgestorven vrucht in te sturen naar een onderzoekslabo.

Uit de resultaten van deze masterproef komt naar voren dat er voor bepaalde bacteriën significante

effecten van de door ons onderzochte risicofactoren (ras, seizoen, regio, Neospora en BVD) aanwezig

zijn. Indien men in de toekomst nog andere risicofactoren kan blootleggen en bovendien de

oorzakelijke reden van deze significante verschillen kan achterhalen, zou men hier kunnen

interveniëren.

Page 41: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

41

5. Literatuurlijst

Wetenschappelijke artikels

Agerholm, J.S., Hewicker-Trautwein, M., Peperkamp, K., Windsor, P.A., 2015. Virus induced congenital

malformations in cattle. Acta Veterinaria Scandinavica 57, 54.

Anderson, M.L., 2007. Infectious causes of bovine abortion during mid- to late-gestation.

Theriogenology 68, 474–486.

Barr, B.C., Anderson, M.L., 1993. Infectious diseases causing bovine abortion and fetal loss. Veterinary

Clinic North America: Food Animal Practice 9(2), 343 – 368.

Bildfell, R.J., Thomson, G.W., Haines, D.M., McEwen, J., Smart, N., 2000. Coxiella burnetii infection is

associated with placentitis in cases of bovine abortion. Journal of Veterinary Diagnostics Investigation

12, 419–425.

Blumer, S., Greub, G., Waldvogel, A., Hässig, M., Thoma, R., Tschuor, A., Pospischil, A., Borel, N., 2011.

652Waddlia, Parachlamydia and Chlamydiaceae in bovine abortion. Veterinary Microbiology 152, 385–

393.

Borel, N., Thoma, R., Spaeni, P., Weilenmann, R., Teankum, K., Brugnera, E., Zimmermann, D.R.,

Vaughan, L., Pospischil, A., 2006. Chlamydia-related abortions in Cattle from Graubunden, Switzerland.

Veterinary Pathology 43, 702–708.

Borel, N., Ruhl, S., Casson, N., Kaiser, C., Pospischil, A., Greub, G., 2007. Parachlamydia spp. and Related

Chlamydia-like Organisms and Bovine Abortion. Emerging Infectious Diseases 13(12), 1904-1907.

Carvalho Neta, A.V., Mol, J.P.S., Xavier, M.N., Paixao T.A., Lage, A.P., Renato L.S., 2010. Pathogenesis

of bovine brucellosis. The Veterinary Journal 184, 146–155.

Clothier, K., Anderson, M., 2016. Evaluation of bovine abortion cases and tissue suitability for

identification of infectious agents in California diagnostic laboratory cases from 2007 to 2012.

Theriogenology 85, 933-938.

Das, A.M., Paranjape, V.L., Pitt, T.L., 1988. Serratia marcescens infection associated with early abortion

in cows and buffaloes. Epidemiology & Infection, 101, 143-149.

Givens, M.D., Marley, M.S.D., 2008. Infectious causes of embryonic and fetal mortality.

Theriogenology, 70(3), 270-285.

Haddad, J.P.A., Dohoo I.R., VanLeewen, J.A., 2005. A review of Neospora caninum in dairy and beef

cattle — a Canadian perspective. Canadian Veterinary Journal, 43(3), 230-244.

Hovingh, E. 2009. Abortions in Dairy Cattle – I, Common Causes of Abortions. Virginia-Maryland

Regional College of Veterinary Medicine 404, 288.

Kirkbride, C.A., 1993. Bacterial agents detected in a 10-year study of bovine abortions and stillbirths.

Journal of Veterinary Diagnostic Investigation 5, 64-68.

Knudtson, W.U., Kirkbride C.A., 1992. Fungi associated with bovine abortion in the northern plains

states (USA). Journal of Veterinary Diagnostic Investigation 4, 181-185.

Lee, J.I., Kim, I.H., 2007. Pregnancy loss in dairy cows: the contributing factors, the effects on

reproductive performance and the economic impact. Journal of Veterinary science 8(3), 283-288.

Page 42: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

42

Martin, A., 2009. Bovine abortion prevention. Vet times, 1-9.

Mehdi, Y., Dufrasne, I., 2016. Selenium in Cattle: A Review. Molecules 21, 545 – 559.

Monney, T., Hemphill, A., 2014. Vaccines against neosporosis: what can we learn from the past studies?

Experimental Parasitology, 140, 52-70.

Muskens, J., Wouda, W., von Bannisseht-Wijsmuller, T., van Maanen C., 2012. Prevalence of Coxiella

burnetii infections in aborted fetuses and stillborn calves. Veterinary Record 170, 260-263.

Naesens, R., Magerman, K., Gyssens, I., Leenders, A., Meekelenkamp, J., Van Esbroeck, M., Coppens,

G., Oris, E., Craeghs, J., Thoelen, I., et al., 2012. Q fever across the Dutch border in Limburg province,

Belgium. European Journal of Clinical Microbiology & Infectious Diseases 31, 2053–2055.

Rexroad, Jr., C.E., Casida, L.E., Tyler, W.J., 1974. Crown-Rump length of Fetuses in Purebred Holstein-

Friesian Cows. Journal of Dairy Science 57(3), 346-347.

Ruhl, S., Casson, N., Kaiser, C., Thoma, R., Pospischil, A., Greub, G., Borel, N., 2009. Evidence for

Parachlamydia in bovine abortion. Veterinary Microbiology 135, 169–174.

SAC C VS, 2009. Causes of abortion and stillbirth in cattle in Scotland. The Veterinary record 165, 677-

680.

Schmutz, S.M., Moker, J.S., Clark, E.G., Orr, J.P., 1996. Chromosomale aneuploidy associated with

spontaneous abortions and neonatal losses in cattle. Journal of Veterinary Diagnostics Investigation 8,

91-95.

Silva, R., Machado, G., 2016. Canine neosporosis: perspectives on pathogenesis and management.

Veterinary Medicine: Research and Reports 2016, 7, 59-70.

Smith, C.R., Ketterer P.J., McGowan, M.R., Corney, B.G., 1994. A review of laboratory techniques and

their use in the diagnosis of Leptospira interrogans serovar hardjo infection in cattle. Australian

Veterinary Journal 71(9), 290-294.

Thurmond, M.C., Picanso, P., 1990. A Surveillance System for Bovine abortions. Preventive Veterinary

Medicine 8, 41-53.

Wheelhouse, N., Howie, F., Gidlow, J., Greub, G., Dagleish, M., Longbottom, D., 2012. Involvement of

Parachlamydia in bovine abortions in Scotland. The veterinary Journal 193, 568-588.

Yaeger, M., 1993. Cattle abortions – causes and prevention. Range beef cow symposium 219, 1-7.

Handboeken

Anderson, M.L., 2012. Chapter 2 Disorders of Cattle. In: Njaa, B.L., Kirkbride’s Diagnosis of Abortion

and Neonatal Loss in Animals, Fourth Edn. John Wiley & Sons, Chichester, UK, 13-48.

De Kruif, A., Opsomer, G. 2016. Hoofdstuk 3 De interpretatie van bedrijfsgegevens. In:

Bedrijfsdiergeneeskunde rund, First Edn. Acco, Leuven, België. Pp. 48-54.

Evans, D. J. Jr and Evans D., 1996. Chapter 25 Escherichia Coli in Diarrheal Disease. In: Baron, S.,

Medicinal Microbiology: 4th edition. University of Texas Medical Branch at Galveston, Galverston,

Texas.

Foster T., 1996. Chapter 12 Staphylococcus. In: Baron, S., Medicinal Microbiology: 4th edition.

University of Texas Medical Branch at Galveston, Galverston, Texas.

Page 43: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

43

Turnbull C.B.P., 1996. Chapter 15 Bacillus. In: Baron, S., Medicinal Microbiology: 4th edition. University

of Texas Medical Branch at Galveston, Galverston, Texas.

Taylor, R.F., Njaa, B.L., 2012. Chapter 1 General Approach to Fetal and Neonatal Loss. In: Kirkbride’s

Diagnosis of Abortion and Neonatal Loss in Animals, Fourth Edn. John Wiley & Sons, Chichester, UK,

pp. 1-12.

Tibary, A., 2018. Abortion in Cattle – Reproductive system – Abortion in Large animals. In: MSD

Veterinary Manual. Laatst geraadpleegd op 29/04/2018.

Rapporten

AHVLA, 2011. Emerging threats cattle, quarterly report. Volume 1, 1-8.

Arsia, 2012. Rapport annuel: edition 2011. 51-57.

Van Loo, H., De Bleecker, K., Stoop, S. (2010) Abortusprotocol FAVV Activiteitenrapport 2010

Van Loo, H., De Bleecker, K., Stoop, S. (2011) Abortusprotocol FAVV Activiteitenrapport 2011

Page 44: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

44

6. Bijlagen

Bijlage I: Statistiekresultaten effect

risicofactoren op T. pyogenes abortus.

T. pyogenes GLM

Rastype P-waarde

Melkvee Referentie

Mixed 0,537823

Vleesvee 0,000451

Seizoen P-waarde

Herfst Referentie

Lente 1,41*10-5

Winter 5,24*10-9

Zomer 0,477

Regio P-waarde

Antwerpen Referentie

Brussel 0,455

Leuven en Limburg 0,4395

Oost-Vlaanderen 0,1267

West-Vlaanderen 0,0188

Neospora P-waarde

Antistoffen negatief Referentie

Anstistoffen positief 0,00145

BVD P-waarde

Antistoffen negatief Referentie

Anstistoffen positief 0,4206

Bijlage II: Statistiekresultaten effect

risicofactoren op E. coli abortus.

E. coli GLM

Rastype P-waarde

Melkvee Referentie

Mixed 0,31723

Vleesvee 0,00253

Seizoen P-waarde

Herfst Referentie

Lente 0,191

Winter 0,745

Zomer 0,999

Regio P-waarde

Antwerpen Referentie

Brussel 0,188

Leuven en Limburg 0,48

Oost-Vlaanderen 0,955

West-Vlaanderen 0,344

Neospora P-waarde

Antistoffen negatief Referentie

Anstistoffen positief 0,458

BVD P-waarde

Antistoffen negatief Referentie

Anstistoffen positief 0,4367

Page 45: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

45

Bijlage III: Statistiekresultaten effect

risicofactoren op L. monocytogenes abortus.

L. monocytogenes GLM

Rastype P-waarde

Melkvee Referentie

Mixed 0,1423

Vleesvee 0,0868

Seizoen P-waarde

Herfst Referentie

Lente 0,636

Winter 0,086

Zomer 0,764

Regio P-waarde

Antwerpen Referentie

Brussel 0,199

Leuven en Limburg 0,137

Oost-Vlaanderen 0,557

West-Vlaanderen 0,263

Neospora P-waarde

Antistoffen negatief Referentie

Anstistoffen positief 0,0199

BVD P-waarde

Antistoffen negatief Referentie

Anstistoffen positief 0,881

Bijlage IV: Statistiekresultaten effect

risicofactoren op Serratia spp. abortus.

Serratia spp. GLM

Rastype P-waarde

Melkvee Referentie

Mixed 0,017323

Vleesvee 0,000382

Seizoen P-waarde

Herfst Referentie

Lente 0,04897

Winter 0,00736

Zomer 0,98117

Regio P-waarde

Antwerpen Referentie

Brussel 0,13

Leuven en Limburg 0,205

Oost-Vlaanderen 0,811

West-Vlaanderen 0,794

Neospora P-waarde

Antistoffen negatief Referentie

Anstistoffen positief 0,401

BVD P-waarde

Antistoffen negatief Referentie

Anstistoffen positief 0,123

Page 46: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

46

Bijlage V: Statistiekresultaten effect

risicofactoren op B. licheniformis abortus.

B. licheniformis GLM

Rastype P-waarde

Melkvee Referentie

Mixed 0,799

Vleesvee 0,277

Seizoen P-waarde

Herfst Referentie

Lente 0,1215

Winter 0,402

Zomer 0,0539

Regio P-waarde

Antwerpen Referentie

Brussel 0,984

Leuven en Limburg 0,727

Oost-Vlaanderen 0,802

West-Vlaanderen 0,234

Neospora P-waarde

Antistoffen negatief Referentie

Anstistoffen positief 0,467

BVD P-waarde

Antistoffen negatief Referentie

Anstistoffen positief 0,0893

Bijlage VI: Statistiekresultaten effect

risicofactoren op Staphylococcus spp. abortus

Staphylococcus spp. GLM

Rastype P-waarde

Melkvee Referentie

Mixed 0,32409

Vleesvee 0,00873

Seizoen P-waarde

Herfst Referentie

Lente 0,3672

Winter 0,0559

Zomer 0,7716

Regio P-waarde

Antwerpen Referentie

Brussel 0,144

Leuven en Limburg 0,239

Oost-Vlaanderen 0,25

West-Vlaanderen 0,189

Neospora P-waarde

Antistoffen negatief Referentie

Anstistoffen positief 0,106

BVD P-waarde

Antistoffen negatief Referentie

Anstistoffen positief 0,326

Page 47: BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND - Ghent University · 2018. 8. 29. · BACTERIËLE ABORTUS BIJ HET RUND Aantal woorden: 17 300 Mathilde Pas Studentennummer: 01505700 Promotor: Prof

47

Bijlage VII: Statistiekresultaten effect

risicofactoren op Salmonella spp. abortus.

Salmonella spp. GLM

Rastype P-waarde

Melkvee Referentie

Mixed 0,991

Vleesvee 0,657

Seizoen P-waarde

Herfst Referentie

Lente 0,9905

Winter 0,0728

Zomer 0,759

Regio P-waarde

Antwerpen Referentie

Brussel 0,439

Leuven en Limburg 0,437

Oost-Vlaanderen 0,42

West-Vlaanderen 0,465

Neospora P-waarde

Antistoffen negatief Referentie

Anstistoffen positief 0,991

BVD P-waarde

Antistoffen negatief Referentie

Anstistoffen positief 0,977

Bijlage VIII: Statistiekresultaten effect

risicofactoren op Pseudomonas spp. abortus.

Pseudomonas spp. GLM

Rastype P-waarde

Melkvee Referentie

Mixed 0,991

Vleesvee 0,162

Seizoen P-waarde

Weideseizoen Referentie

Stalseizoen 0,991

Regio P-waarde

Antwerpen Referentie

Brussel 0,991

Leuven en Limburg 0,437

Oost-Vlaanderen 0,607

West-Vlaanderen 0,481

Neospora P-waarde

Antistoffen negatief Referentie

Anstistoffen positief 0,349

BVD P-waarde

Antistoffen negatief Referentie

Anstistoffen positief 0,186