scriptieaf

109
Cultuurscouting en community arts Afstudeerscriptie Culturele en Maatschappelijke Vorming Studieaccent Kunst en Educatie Milène Bloemer Studentnr. 1083435 “Kunst gaat, simpel gezegd, over kijken en bekeken worden en via dat kijken en bekeken worden over betrokken raken bij anderen. Kunst gaat over communicatie, communicatie op gang brengen waar die communicatie ontbreekt en kennis maken met anderen die je doorgaans voorbij loopt. Kunst kan bestaande, zwijgzame en non-communicatieve toestanden openbreken. Dat wat kunst kan bieden, kennismaking met anderen en communicatie met anderen, is de basis voor een open en sterke samenleving.” Stichting InterArt

Upload: milene-bloemer

Post on 16-Feb-2017

128 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: scriptieaf

Cultuurscouting en community arts

Afstudeerscriptie Culturele en Maatschappelijke Vorming

Studieaccent Kunst en Educatie

Milène Bloemer

Studentnr. 1083435

“Kunst gaat, simpel gezegd, over kijken en bekeken

worden en via dat kijken en bekeken worden over

betrokken raken bij anderen. Kunst gaat over

communicatie, communicatie op gang brengen waar die

communicatie ontbreekt en kennis maken met anderen

die je doorgaans voorbij loopt. Kunst kan bestaande,

zwijgzame en non-communicatieve toestanden

openbreken. Dat wat kunst kan bieden, kennismaking met

anderen en communicatie met anderen, is de basis voor

een open en sterke samenleving.”

Stichting InterArt

Page 2: scriptieaf

2

Inhoudsopgave

Voorwoord ............................................................................................................................................... 3

Inleiding ................................................................................................................................................... 5

1. Uitdagingen voor de culturele sector .......................................................................................... 10

1.1 Subconclusie 1 ........................................................................................................................ 14

2. Community Arts .......................................................................................................................... 16

2.1 Community arts in het buitenland ........................................................................................... 17

2.2 Kenmerken van community arts ............................................................................................. 25

2.3 Doelen en projectsoorten ........................................................................................................ 41

2.4 Een blik op de praktijk in Nederland ....................................................................................... 44

2.5 De maatschappelijke bijdrage van community arts en de moeilijkheid van evalueren ........... 52

2.6 Subconclusie 2 ........................................................................................................................ 62

3. Cultuurscouting .................................................................................................................................. 66

3.1 Verschillende benamingen voor de methodiek ....................................................................... 66

3.2 De methodiek van cultuurscouting: kenmerken ...................................................................... 69

3.3 Cultuurscouting: doelgroepen en doelstellingen .......................................................................... 82

3.4 Het agogisch handelen van een cultuurscout .............................................................................. 88

3.5 De CMV’er als cultuurscout ......................................................................................................... 91

3.6 Subconclusie 3 ............................................................................................................................. 95

4. Bijdrage cultuurscout aan ontwikkeling community arts ................................................................... 99

Bronnen ............................................................................................................................................... 107

Page 3: scriptieaf

3

Voorwoord

Als bijna afgestudeerd Cultureel Maatschappelijk Vormer, studieaccent Kunst en Educatie, presenteer

ik u mijn afrondend scriptieonderzoek. Deze scriptie heb ik opgevat als een kans om twee actuele

onderwerpen met elkaar in verband te brengen: community arts, een relatief nieuwe kunstbenadering

in Nederland, en cultuurscouting, een werkmethodiek die een waardevolle bijdrage aan de

ontwikkeling hiervan kan leveren.

Alvorens u uit te nodigen tot het lezen van het resultaat van mijn ‘speurtocht’, wil ik van de

gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken. Allereerst wil ik mijn ouders, Ruud

en Yvonne, mijn zus Jennifer en Boy bedanken voor hun geduld en steun, ondanks mijn vele

chagrijnige buien. Karen, bedankt voor je ‘moral support’ en hulp.

Verder wil ik mijn dank uitspreken naar cultuurscouts Wieneke Verweij, Marcel Boontje, Marlies

Juffermans, Marjon Robeek en Sikko Cleveringa. Bedankt voor jullie tijd, medewerking en informatie.

Tot slot wil ik mijn waardering uitspreken voor de fijne begeleiding van mijn afstudeerbegeleider Frits

de Dreu.

Met vriendelijke groet,

Milène Bloemer

Page 4: scriptieaf

4

Inleiding

“Voor we naar binnen gaan en eens wat rondkijken, is

het misschien verstandig een paar verhelderende

opmerkingen te maken.”

Winnie The Pooh

Page 5: scriptieaf

Inleiding

5

Inleiding

Motivatie en aanleiding

Met deze afstudeerscriptie rond ik mijn opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming af. Ik heb

gekozen voor een vrij uitgebreid onderzoek dat twee actuele onderwerpen binnen het CMV-werkveld

aan elkaar tracht te verbinden: de werkmethodiek van cultuurscouting en (de ontwikkeling van )

community arts.

Ik ben met deze onderwerpen in aanraking gekomen tijdens mijn beroepsopleidende stage bij de

gemeente Haarlem, afdeling Cultuur. Een groot deel van mijn stageopdracht betrof het organiseren

van een conferentie voor de Haarlemse amateurkunsten. Een variatie aan doelgroepen

(beleidsmakers, culturele organisaties, amateurkunstverenigingen, jongerencentra, zelforganisaties

voor migranten, cultureel actieve jongeren) bediscussieerde die middag een aantal stellingen, in

aparte werkgroepjes, maar ook in zaaldiscussies. Community arts (of in ieder geval kunstinitiatieven

binnen eigen netwerk) en cultuurscouting waren gedurende de middag enkele van de

hoofdonderwerpen van discussie.

Ik heb toen – en ook in latere praktijkervaringen – gemerkt dat beide manieren van werken nog in de

kinderschoenen staan en dat er bovendien nog veel onduidelijkheid over bestaat. Deze

afstudeerscriptie heb ik opgevat als een kans om wat meer inzicht te verkrijgen in deze onderwerpen

en om te bezien hoe zij zich tot elkaar verhouden en of zij elkaar kunnen versterken.

Achtergronden

Cultuurscouting

De werkmethodiek van cultuurscouting is actueler dan ooit. We leven in een land waar qua culturele

infrastructuur eigenlijk ‘alles al is’ Er zijn veel culturele organisaties en ook de wijken zijn rijk aan

cultureel initiatief binnen een reeks aan doelgroepen. Toch vinden deze twee groepen elkaar nog (te)

weinig.

Een cultuurscout is iemand die vanuit een intermediaire positie als een soort spin in het web alle

lijntjes in het (lokale) culturele werkveld met elkaar kan verbinden. Hij kan daarmee bijdragen aan een

dynamische en creatieve gemeenschap waarin van alles gebeurt en waarin mensen en groepen

vanuit verschillende contexten elkaar kunnen vinden; een voedingsbodem voor samenwerking, voor

ideeën, voor initiatief. Het is, mijns inziens, een manier van werken die goed aansluit op de

(agogische, organisatorische en beroepsontwikkelende) competenties van een Cultureel

Maatschappelijk Vormer.

Page 6: scriptieaf

Inleiding

6

Community arts

Het begrip community arts is in de belangstelling gekomen vanuit de trend van wijkgericht werken en

publieksbereik, maar ook vanuit de politieke belangstelling voor de bijdrage van kunstparticipatie aan

de versterking van sociale cohesie. Het begrip is komen ‘overwaaien’ vanuit het buitenland (onder

meer Groot-Brittannie) en uit de werkpraktijk daar kan worden opgemaakt dat het een vorm van kunst

is die op maatschappelijk gebied breed inzetbaar is en die door een hoogkwalitatieve artistieke

doelstelling te combineren met andersoortige (sociale, educatieve, gezondheids-) doelstellingen, een

grote bijdrage kan leveren aan maatschappelijke kwesties.

In het Nederlandse ‘cultuurklimaat’ dat veel waarde hecht aan kwaliteit van kunst, is dit een

controversieel onderwerp waarover nog veel discussie gevoerd moet worden en waarbij nog veel

weerstanden overbrugd moeten worden. Ook is er erg veel onduidelijkheid, onder andere over wat

community arts nu wel of niet is en hoe de artistieke en andersoortige doelstellingen zich tot elkaar

dienen te verhouden.

Doel en vraagstelling

Met deze scriptie stel ik mijzelf ten doel om vanuit een grondig onderzoek tot een duidelijke

omschrijving te komen van wat er onder community arts verstaan wordt en wat de methodiek van

cultuurscouting inhoudt. Van daaruit wil ik vaststellen in hoeverre de methodiek van cultuurscouting

een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van community arts in Nederland. Dit plaats ik in de

context van ontwikkelingen binnen de huidige samenleving en, meer specifiek, ontwikkelingen binnen

de culturele sector en het Nederlandse cultuurbeleid.

Hiermee ben ik tot de volgende vraagstelling gekomen:

Hoofdvraag

Hoe kan cultuurscouting als werkmethodiek de ontwikkeling van community arts in Nederland

bevorderen?

Deelvragen

1. Wat wordt er verstaan onder community arts en wat kan deze – in Nederland nog vrij nieuwe

– kunstvorm betekenen voor de culturele sector?

2. Wat houdt de werkmethodiek van cultuurscouting in en wat maakt deze geschikt om

community arts in Nederland op de kaart te zetten?

3. Hoe sluit community arts – in ontwikkeling ondersteund vanuit de werkmethodiek van

cultuurscouting – aan op de speerpunten binnen het huidige cultuurbeleid?

Page 7: scriptieaf

Inleiding

7

Leeswijzer

Hoofdstuk 1 beschrijft recente ontwikkelingen op het niveau van de maatschappij en, meer specifiek,

de culturele branche. Het benoemt speerpunten binnen het huidige cultuurbeleid (Actieplan

Cultuurbereik) en benoemt van hieruit enkele uitdagingen voor de culturele sector in de nabije

toekomst. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een eerste subconclusie die deze punten kort

samenvat.

Hoofdstuk 2 gaat in op het veelomvattende onderwerp van community arts. Omdat het begrip nog

maar relatief kort geleden werd geintroduceerd in Nederland, wordt in paragraaf 1 allereerst ingegaan

op ervaringen vanuit het buitenland. De paragraaf geeft een indruk van verschillende

maatschappelijke achtergronden waar vanuit community arts is ontstaan en van soorten motivaties tot

het toepassen ervan.

In paragraaf 2 wordt community arts beschreven aan de hand van kenmerken. Dit blijft niet bij een

opsomming, maar wordt ondersteund door actuele informatie vanuit de praktijk. Paragraaf 3 omschrijft

vervolgens welke verschillende doelen er bestaan voor het toepassen van community arts en in welke

projectsoorten dit tot uiting komt. Daarna wordt er in paragraaf 4 een blik geworpen op de praktijk in

Nederland, waar flink ‘gepionierd’ wordt met een reeks aan intiatieven. Paragraaf 5 gaat in op de

mogelijke maatschappelijke bijdrage van community arts. Hierbij is geput uit onderzoeksmateriaal

vanuit het buitenland.

Het hoofdstuk wordt afgesloten met een tweede subconclusie die een overzicht geeft van deze punten

en die community arts binnen de context van het huidige cultuurbeleid en recente ontwikkelingen

binnen de culturele sector (beschreven in Hoofdstuk 1) plaatst.

Hoofdstuk 3 gaat over cultuurscouting. Door verschillende benamingen voor de methodiek en het

beroep te behandelen, ontstaat er , na het lezen van paragraaf 1, een eerste indruk van wat

cultuurscouting is. Vervolgens wordt hier in paragraaf 2 dieper op ingegaan door de methodiek,

vastgesteld aan de hand van een zestal kerntaken, te beschrijven. De kerntaken zijn gebaseerd op

informatie vanuit gevoerde interviewgesprekken met en schriftelijk materiaal van cultuurscouts in

Nederland. Cultuurscouting kent ook verschillen en overeenkomsten in doelgroepen en gehanteerde

doelstellingen, zoals beschreven wordt in paragraaf 3. Voorts wordt in paragraaf 4 bezien in hoeverre

het handelen van een cultuurscout agogisch te noemen is en hoe een dergelijke agogische strategie

eruit kan zien. Van hieruit wordt in paragraaf 5 bekeken of een Cultureel Maatschappelijk Vormer over

voldoende competenties beschikt om invulling aan de werkmethodiek van cultuurscouting te geven.

Een overzicht van dit alles wordt gegeven in een derde subconclusie.

Page 8: scriptieaf

Inleiding

8

Hoofdstuk 4, de bijdrage van cultuurscouting aan de ontwikkeling van community arts, is te zien als

een hoofdstuk met conclusies en aanbevelingen. Enerzijds zal antwoord gegeven worden op de

hoofdvraag “Hoe kan cultuurscouting als werkmethodiek de ontwikkeling van community arts in

Nederland bevorderen?”. Anderzijds geeft het hoofdstuk een korte aanbeveling betreffende het type

scout dat dit dan zou kunnen zijn.

Tot besluit vindt u een overzicht van geraadpleegde bronnen.

Page 9: scriptieaf

9

1. Uitdagingen voor de culturele sector

“Al te lang gedraagt de kunst zich als een godheid,

alleen verstaanbaar voor ingewijden. Maar het tij keert.

De kunst vraagt weer naar wat menselijk is en wat niet.”

Anna Tilroe, NRC Handelsblad 10 September 2004

Page 10: scriptieaf

1. Uitdagingen voor de culturele sector

10

1. Uitdagingen voor de culturele sector

Er borrelt iets in de culturele sector. Men zoekt naar nieuwe wegen, naar andere manieren om een rol

van betekenis te spelen die ingaat op de vragen van deze tijd. In onze huidige samenleving is de

snelheid van veranderingen groot. Het leven in deze postmoderne samenleving is snel en complex

geworden. Daar waar vroeger nog duidelijke kaders bestonden die ons bonden (de kerk, het gezin,

het verenigingsleven, de school), is nu een grote keuzevrijheid ontstaan. We leven als het ware in een

‘doe-het-zelf-maatschappij’ en dienen als zelfstandige individuen onze identiteit te construeren en

ontwikkelen. Een zoektocht waar we in deze individualistische samenleving soms best alleen in staan

Deze zoektocht raakt de oorspronkelijke functie van kunst, die sterk maatschappelijk is. Kunst is een

onderdeel van cultuur, geeft uiting aan cultuur van individuen, van groepen. Door kunst en cultuur

ontwikkelen mensen meer zelfvertrouwen en sociale vaardigheden. De deelname aan het cultureel

leven in een samenleving is dan ook – niet zonder reden – een universeel mensenrecht.

“Article 27.

(1) Everyone has the right freely to participate in the cultural life of the community, to enjoy the arts

and to share in scientific advancement and its benefits.

(2) Everyone has the right to the protection of the moral and material interests resulting from any

scientific, literary or artistic production of which he is the author.”1

In een democratie moet iedereen in staat worden gesteld om deel te nemen aan kunst en cultuur. Dit

is ook een belangrijke taak van de overheid. Vanuit deze gedachte van de democratie van cultuur, is

er steeds meer kritiek ontstaan op het cultuurbeleid dat in Nederland gevoerd wordt. De kritiek richt

zich onder meer op het elitaire karakter van de kunsten. De kunsten zouden ontoegankelijk zijn en

hun publieke functie en maatschappelijke rol teveel negeren.

Nederland kent een culturele traditie die past in een kunstgericht cultuurbeleid2, dat veel

overeenkomsten vertoont met het Franse l’art pour l’art model. Het nationale cultuurbeleid heeft zich

lange tijd gericht op de autonome ontwikkeling van de kunsten en de ‘vormende’ taken van een

gevestigde/hoge cultuur. Kunst met een grote ‘K’ van kwaliteit is kenmerkend voor het Nederlandse

model. De sterke nadruk op het kwaliteitscriterium kan goed geïllustreerd worden aan de hand van de

sterke scheiding die Nederland hanteert tussen amateurkunst en professionele kunst; ‘high’ culture en

‘low’ culture.

1 Bron: www.un.org 2 Max Fuchs typeert in zijn boek “The influence of cultural policy on culture and arts” drie hoofdtypen van cultuurbeleid: Art directed cultural policy: a policy made on the traditional basis of the autonomy of the arts. Market directed cultural policy: a policy which capitalizes on the benefits of heritage and cultural employment. Social coherence cultural policy: a policy based on a wide concept of the arts and culture. Bron: Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration, pag. 21, UK, 2004

Page 11: scriptieaf

1. Uitdagingen voor de culturele sector

11

“In the Netherlands there is a professionalism test for artists who wish to be recognised as

professional. The test includes different domains:

Training

Workshop facilities

Recognition in the field

Quantity of work produced

Entrepreneurial skills

This is a hierarchical system where being recognised by the state is very important, as opposed to

other countries where one only needs to be able to make a living in his or her work. It is also one of

the reasons why some practitioners are reluctant to get involved with amateur artists or social

institutions, as this is not regarded as professional.”3

Het autonome karakter van de kunsten, dat altijd zo vanzelfsprekend was, staat ter discussie. De

verwachting was dat met een algehele stijging van het opleidingsniveau de cultuurdeelname ook zou

stijgen. Deze verwachting is te optimistisch gebleken. De nieuwe generatie heeft minder belangstelling

voor traditionele cultuur, zoals musea, klassieke concerten en balletvoorstellingen.

In het Sociaal en Cultureel Rapport 1998 concludeert het Sociaal Cultureel Planbureau dat veel

cultuuruitingen slechts een betrekkelijk kleine groep van hoger opgeleiden bereiken. De

cultuurdeelname van lagere inkomensgroepen, jongeren en allochtonen is relatief laag. Bovendien

constateert zij dat het aanbod geen representatieve afspiegeling vormt van behoeften die onder de

verschillende doelgroepen leven. De culturele dynamiek is groot geworden, maar de culturele

infrastructuur en het aanbod sluiten daar onvoldoende op aan.

Een belangrijke kanttekening hierbij is dat deze gegevens betrekking hebben op de deelname aan

traditionele cultuuruitingen. Het valt te bezien of dat een representatieve indruk geeft van de werkelijke

cultuurdeelname van de betreffende groepen, die veel meer plaatsvindt buiten deze traditionele

kaders, in eigen circuits.

Voor de gevestigde cultuur ligt hier een verantwoordelijkheid om deze circuits en bijbehorende

cultuuruitingen te leren kennen. De uitdaging voor de kunstensector is om een manier te zoeken om in

te spelen op een veranderende en multiculturele samenleving; een uitdaging om zich opnieuw te

oriënteren op haar publieke functie; een uitdaging om te zoeken naar wegen waarbij de kunsten weer

in de samenleving (in plaats van daar grotendeels buiten of boven) komen te staan.

3 Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration, pag. 56, UK, 2004

Page 12: scriptieaf

1. Uitdagingen voor de culturele sector

12

Op de bovengenoemde kritische constateringen komt in 1999 een terecht antwoord van

staatssecretaris Van der Ploeg met de nota’s “Ruim baan voor culturele diversiteit” (mei 1999) en

“Cultuur als confrontatie” (juni 1999). In deze nota’s beschrijft hij jongerenpodia, musea, concertzalen,

bibliotheken, en dergelijke als plaatsen waar een confrontatie zou moeten plaatsvinden tussen het

cultureel aanbod en het publiek. Om een dergelijke confrontatie te bevorderen, is een meer

vraaggerichte benadering nodig, waarin de gebruiker centraal komt te staan. Dit impliceert tevens een

verkenning van zowel bestaande doelgroepen als ‘nieuwe’ doelgroepen die nog niet bereikt worden.

Samen met het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wordt in 2000

het Actieplan Cultuurbereik opgezet: een gezamenlijke inspanning om het cultuurbereik te verbreden

en te verdiepen. Ze benoemen hiervoor een vijftal doelstellingen:

1. versterking van de programmering

2. ruim baan maken voor culturele diversiteit

3. investeren in jeugd

4. beter zichtbaar maken van cultureel vermogen

5. culturele planologie op de agenda zetten.4

30 steden en 12 provincies hebben naar aanleiding hiervan een eigen programma cultuurbereik

ontwikkeld waarin door het leggen van eigen accenten nieuwe vormen van publieksbenadering,

programmering en samenwerking verkend konden worden.

In de ruim vier jaar dat het project nu loopt, is er veel gebeurd binnen de culturele sector. Culturele

diversiteit en publieksverbreding staan hoog op de culturele agenda. Toch moet er nog veel gebeuren.

Een dergelijk veranderingsproces gaat gepaard met een verandering van waarden, die ook op lange

termijn ingebed moet raken in de culturele sector. Dit wordt onderkend in de evaluatie door een

visitatiecommissie van de eerste twee jaar Actieplan Cultuurbereik.

“Het proces dat het actieplan in gang heeft gezet kost veel tijd. In dit proces trekt het cultuurbeleid zich

iets aan van de gebruiker, maken culturele instellingen een attitudewijziging door en ontstaan nieuwe

netwerken en samenwerkingsverbanden. We stellen vast dat het actieplan na twee jaar nog maar net

op vlieghoogte is. Wij registreren met instemming de uitspraak van een gedeputeerde: ‘Vergroten van

het cultuurbereik doe je niet even in vier jaar bij besluit.’ ” 5

4 Ministerie van OCW, IPO en VNG, “Van jonge mensen en de dingen die gaan komen, rapportage over de jaren 2001 en 2002,

pag. 8, april 2003 5 Ministerie van OCW, IPO en VNG, “Van jonge mensen en de dingen die gaan komen, rapportage over de jaren 2001 en 2002,

pag. 32, april 2003

Page 13: scriptieaf

1. Uitdagingen voor de culturele sector

13

De visitatiecommissie geeft onder andere aan dat het aangaan van allianties met andere

beleidsterreinen in de toekomst nog aandacht behoeft. Dit is van belang om de doelstellingen van het

Actieplan Cultuurbereik effectiever te kunnen verwezenlijken. We leven in een maatschappij waar

grenzen tussen verschillende sectoren en netwerken steeds meer vervagen. Bij het vergroten van het

cultuurbereik is daarom meer aandacht nodig voor het bereiken van mensen in deze netwerken die

zich steeds meer op het snijvlak van maatschappelijke sectoren bevinden.

François Matarasso, onderzoeker en community worker in Groot-Brittannië en tevens een groot

voorstander van intersectoraal werken in de kunsten, typeert dit wat sterker:

“The arts have a responsibility, at least so long as they are in receipt of public funds, to consider their

existing or potential contribution to society’s wider goals. They should recognise their dependence on

audiences, new talent and creative ideas which the participatory sector develops. They have nothing

to fear from such projects, especially not falling standards: a culture which needs protecting from

people’s participation is not worth the name.” 6

6 F. Matarasso, “Use or Ornament? The social impact of participation in the arts”, Comedia, 1997

Page 14: scriptieaf

1.1 Subconclusie 1

14

1.1 Subconclusie 1

Waarin ligt de (veronderstelde) uitdaging voor de culturele sector?

In Nederland hebben lange tijd de autonome ontwikkeling van de kunsten en de ‘vormende’ taken van

de culturele sector centraal gestaan binnen het cultuurbeleid. Naar verloop van tijd is gebleken dat dit

beleid slechts een klein deel van de bevolking bereikt. Iets dat gepaard ging met kritische geluiden

vanuit de samenleving.

Om dit signaal goed op te pakken, moet de culturele sector een uitdaging aangaan door in te gaan op

de volgende kansen:

Het inspelen op een voortdurend veranderende en multiculturele samenleving; een

veranderend publiek.

Een heroriëntatie op haar publieke functie

Het zoeken naar en verkennen van wegen waarbij de kunsten weer in de samenleving komen

te staan

Met het Actieplan Cultuurbereik is er in 2000 een verandering in gang gezet in de (gevestigde)

culturele sector. Hoewel er al veel initiatief is genomen op het gebied van publieksbereik en

aanbodsverbreding en de stimulans vanuit het Actieplan zijn vruchten begint af te werpen, is het

veranderingsproces – zoals in een evaluatie van de eerste twee jaar Actieplan Cultuurbereik wordt

aangegeven – “nog maar net op vlieghoogte”. De echte verandering is een verandering van waarden;

een bredere definitie van wat we onder kunst en cultuur verstaan. Ook de kansen binnen

intersectorale samenwerkingen behoeven nog meer uitdieping.

“Op deze wijze kan het publieke karakter van de kunst worden versterkt, omdat er een brug geslagen

wordt naar de sociaal-culturele omgeving waarin deze functioneert of kan functioneren. Een element

dat de kwaliteit van de kunst ten goede kan komen én dat op betekenisvolle en prettige wijze het

alledaagse leven beïnvloedt. Twee bewegingen die beslist niet tegengesteld hoeven te zijn aan

elkaar.” 7

In het volgende hoofdstuk zal ik ingaan op het fenomeen “community arts” dat hier op veel punten

invulling aan geeft.

7 V. de Waal, “Uitdagend leren, culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving”, pag. 272, Bussum, 2001.

Page 15: scriptieaf

2. Community Arts

15

2. Community Arts

“Kunst is in potentie een laboratorium waar we

essentiële, existentiële kwesties als waarheid,

maatschappelijke verantwoordelijkheid en de

universaliteit van waarden kunnen onderzoeken in

de nieuwe context van culturele diversiteit. Anders

dan de trage en monoculturele politiek en

godsdienst, is de kunst in staat om door middel van

de verbeelding de nieuwe verhoudingen een tot nu

toe ontbrekende vorm en gestalte te geven,

waardoor die verhoudingen overdenkbaar,

bespreekbaar en leefbaar worden.”

S. Najand, artistiek leider Stichting InterArt, “Is kunst

maatschappelijk nog van betekenis?”

Page 16: scriptieaf

2. Community Arts

16

2. Community Arts

“community arts,…. moeilijke vraag,……. Ik denk iets wat in gemeenschappelijkheid bestaat in een

soort community. Dat is in feite je gemeenschap, je directe omgeving. Daarbij is het iets scheppends

en dat is art: iets scheppends”

Marlies Juffermans, cultureel verkenner, ZIMIHC, Utrecht, 2005

Community arts is in Nederland nog een vrij nieuw begrip dat met veel vraagtekens omgeven lijkt te

zijn. Het wijktheater uitgezonderd (zoals: Stut Theater te Utrecht, Rotterdams Wijktheater te

Rotterdam), kent Nederland geen lange traditie op het gebied van community arts. Tot voor kort was

community arts in Nederland een relatief onontgonnen werkgebied. Pas vrij recentelijk, in het

vooradvies voor de Cultuurnota 2005-2008, werd het door de Raad van Cultuur onder de aandacht

gebracht.

Volgens de Raad voor Cultuur ‘staat bij community arts kunstbeoefening centraal op basis van

materiaal dat vanuit een groep zelf voorhanden is’. In de perceptie van de Raad treedt bij deze vorm

van kunstbeoefening een docent of begeleider op als facilitator. ‘Karakteristiek voor community arts

zijn (…) een sociaal-maatschappelijke thematiek en een sterke welzijnscomponent. Deze wordt

vertaald in een kunstbeoefening met een hoge artistieke doelstelling.8’

Het heeft veel stof doen opwaaien in de culturele sector. Vanuit de interviewgesprekken die ik gevoerd

heb ter voorbereiding op deze scriptie, kwam al snel naar voren hoeveel onduidelijkheden en

weerstanden er nog bestaan omtrent de term, maar ook hoe verschillend er over deze integrale

benadering gedacht wordt.

Om een eerste indruk te krijgen van het begrip en van de verschillen tussen (politieke en sociaal-

culturele) systemen waarbinnen community arts bestaat, wil ik in de eerste paragraaf graag een viertal

voorbeelden uit het buitenland aanhalen. Aansluitend hierop kom ik toe aan het beschrijven van de

kenmerken van community art, gebaseerd op literatuuronderzoek en gesprekken met mensen uit het

culturele werkveld. Ook de doelen en verschillende projectsoorten van community art zullen aan bod

komen. Vervolgens wil ik, vanuit het benoemen van punten waaraan community arts op sociaal-

cultureel gebied kan bijdragen, enkele kanttekeningen plaatsen. Deze betreffen thema’s waarover in

binnen- en buitenland nogal wat discussie bestaat. Dit hoofdstuk wordt tenslotte afgesloten met een

subconclusie.

8 Raad Voor Cultuur, vooradvies 2005-2008, naar een samenvatting van cultuurnetwerk, www.cultuurnetwerk.nl .

Page 17: scriptieaf

2.1 Community arts in het buitenland

17

2.1 Community arts in het buitenland

In de volgende voorbeelden van community arts in het buitenland zal naar voren komen dat er

verschillen zijn in achtergronden waarbinnen community arts is ontstaan. Dit heeft onder meer te

maken met verschillen in cultuurvisie en ontwikkelingen binnen maatschappij markt en (cultuur)sector.

De landen die aan bod komen, zijn Australië, De Verenigde Staten, België en Groot-Brittannië.

Community arts in Australië

Australië is zeer actief op het gebied van community arts, of, zoals men het daar noemt, ‘community

cultural development’. Community arts gaat hier zeker 60000 jaar terug in de tijd, als je bedenkt dat

kunst een integraal onderdeel is en was van de cultuur van de Aboriginals. In dit perspectief gezien is

community art, niet een geheel nieuw concept. Het grijpt eerder terug op een meer oorspronkelijke

functie van kunst, die zich middenin de cultuur van een samenleving bevindt in verhalen, rituelen,

vieringen, rouwprocessen, en andere belangrijke levensstadia.

Wat de community arts in Australië zo intrigerend maken, is dat het een land is waar deze

oorspronkelijke betekenis van kunst in aanraking kwam met andere, westerse concepten van kunst.

Op den duur kwam er een tegenreactie vanuit de samenleving op dit westerse kunstconcept dat zij

zagen als elitaire kunst, gemaakt door individuele kunstenaars voor slechts een klein deel van de

bevolking. Naar aanleiding hiervan werd in 1979 de ‘Community Arts Board’ in het leven geroepen.

Maar de lijn werd nog verder doorgezet. Het woord ‘arts’ had nog een te sterke neiging naar iets wat

elitair was en niet van iedereen. Dat leidde ertoe dat de term community arts veranderd werd in

community cultural development9. De ‘artist’ werd ook een artist-worker om aan te geven dat deze met

een bepaalde groep werkte en niet voor zichzelf.

Het geeft in ieder geval aan hoe moeilijk definieerbaar community arts is. Het is een integraal

onderdeel van cultuur, zoals Graham Pitts in zijn artikel “A brief history of the community arts” treffend

weet te verwoorden:

“Thus any definition of the ‘community arts’ of ‘community cultural development’ tends to fail, because

definitions are about exclusion whereas what one wishes to define is as amorphous and as multi-

faceted as ‘the arts’ or ‘culture’ itself. At its most basic level one might say that the community arts are

about any form of arts in which non-artist members of a community are involved in a participatory

manner. This participation may range from consultation with an artist to the total creation by the

members of a community themselves.”10

9 In 1989 veranderde de ‘community arts board’ haar naam in ‘community cultural development board’.

10 G. Pitts, “A Brief history of the community arts”, 2002, Australia

Page 18: scriptieaf

2.1 Community arts in het buitenland

18

Pitts geeft vervolgens aan dat in de meest vergevorderde vorm van community arts het ‘in’, ‘for’, ‘with’,

‘of’ en ‘by’ een geheel vormen. Hij geeft aan dat iets soms community art genoemd wordt, maar dat

dat het niet altijd hoeft te zijn.

Een kunstenaar kan wel in een gemeenschap werken, maar om over community arts te kunnen

spreken, moet het zo zijn dat hij ook daadwerkelijk met een gemeenschap werkt. Datzelfde geldt ook

als de kunstenaar voor de gemeenschap werkt, maar die gemeenschap niet in het proces betrekt.

Vervolgens komen het ‘of’ en ‘by’ aan bod als je bedenkt dat er ook nog gradaties in die betrokkenheid

bestaan. In de meest ideale situatie heeft de kunstenaar geen wezenlijke rol meer:

“Such artwork is ‘in’, ‘for’, ‘with’, ‘of’ and now in a very pure sense completely ‘by’ the community.”11

Community Outreach in de Verenigde Staten

Wat wij hier community arts noemen, wordt in de Verenigde staten community service, of community

outreach genoemd. Zeker in de grote steden kennen de gevestigde cultuurinstellingen, met name

musea, een grote mate van betrokkenheid met verschillende groepen in de samenleving. Zij beogen

hiermee een centrale rol in de community te spelen, een woord dat in het Nederlands moeilijk te

vertalen is.

“Het betekent gemeenschap, samenleving of maatschappij, maar wordt veel vaker gebruikt dan deze

Nederlandse woorden. Vaak verwijst het naar de vestigingsplaats van het desbetreffende museum.

Het museum12

wil dan vooral een rol spelen in het leven van die gemeenschap en dat betekent dat

alle verschillende groepen (ook weer ‘communities’) binnen die gemeenschap bediend moeten

worden. Om dat te bereiken wordt gebruik gemaakt van ‘community outreach’, een term die ook in de

Nederlandse kunstwereld al ingang heeft gevonden. ‘Outreach’ betekent vaak letterlijk het zich

uitstrekken naar die verschillende groepen. Veel outreach-activiteiten spelen zich dan ook af buiten de

muren van het museum: in buurtcentra, scholen, bejaardenhuizen of stadsparken.”13

De Amerikaanse culturele instellingen zijn altijd erg publieksgericht geweest. Voor een deel had dit

ook een financiële oorzaak. Door de financiële en politieke omstandigheden van de jaren ‘60 moest

men, min of meer noodgedwongen, andere strategieën ontwikkelen om publiek binnen te krijgen en

eigen inkomsten te genereren. Later kwam, beïnvloed door de ‘civil rights’ movement, een

gelijkwaardige afspiegeling van verschillende bevolkingsgroepen in de kunsten centraal te staan.

11

G. Pitts, “A Brief history of the community arts”, 2002, Australia 12

Waar ‘museum’ staat kan hier ook ‘culturele instelling’ gelezen worden. 13

Bron: A.Elffers, “Community Outreach, het museum en de gemeenschap”, artikel in “Museumvisie 2000/1”

Page 19: scriptieaf

2.1 Community arts in het buitenland

19

Het was echter pas in de jaren ‘90 dat men probeerde om werkelijk kunst in de gemeenschap te

integreren, in plaats van puur het publiek met marketingstrategieën het museum in te lokken. Culturele

instellingen hadden maatschappelijk draagvlak nodig, om hun bestaan te legitimeren.De focus van de

meeste outreach programma’s ligt op de jeugd. Er zijn in deze tijd weinig Amerikaanse

cultuurinstellingen meer die geen outreach-programma hebben voor speciale scholen, ‘youth at risk’

(risicojeugd, criminele jeugd), ‘inner city youth’ (stadskinderen uit lagere milieus), enzovoort. Weer

andere instellingen betrekken ook ouders bij de projecten.

“Populaire methodes zijn stage-, ambassadeurs- en naschoolse opvangprogramma’s, waarbij een

groep kinderen intensief betrokken raakt, soms zo intensief dat ze er elke dag terecht kunnen.”14

Door middel van de outreach-projecten worden groepen uit de samenleving bereikt die normaal

gesproken niet bereikt worden en die over het algemeen ook niet als succesvol worden gezien. Door

de projecten komen deze groepen ook positief in de belangstelling te gaan. Binnen de doelgroepen

worden, naast een vergrote interesse voor cultuur, ook indrukwekkende resultaten bereikt op het

gebied van identiteitsvorming en zelfvertrouwen en het nemen van verantwoordelijkheid. Ook is aan te

tonen dat sommige jongeren hierdoor ook betere prestaties leveren op school.

Dergelijke resultaten hebben de belangstelling van particuliere sponsors vergroot. De Amerikaanse

cultuurinstellingen, zijn in tegenstelling tot de Nederlandse, in grote mate afhankelijk van deze

publieke en private sponsors. Het is voor deze instellingen dus zeer van belang om kwaliteit van hun

‘community outreach projecten’ inzichtelijk te maken. De obsessie van sponsors met meetbare

resultaten, zorgt er in sommige gevallen voor dat de kwaliteit van de processen er juist onder te leiden

heeft:

“Allemaal moeten ze vooruitgang in persoonlijke en werkgerelateerde vaardigheden bij de deelnemers

opleveren om door de sponsors als succesvol te worden aangemerkt, terwijl de effecten ‘verhoogde

interesse of plezier in kunst en cultuur’ voor hen nauwelijks belangrijk zijn.”15

Wanneer je als culturele instelling je expertise gaat inzetten op andere terreinen binnen de

samenleving, is het dus belangrijk om duidelijke doelen voor ogen te houden en om andere manieren

te zoeken van evaluatie, nodig om resultaten inzichtelijk te maken voor financiers en subsidiënten.

Manieren die de kwaliteit van de projecten en processen die de deelnemers daarin doormaken, niet in

de weg staan.

14

Bron: A.Elffers, “Community Outreach, het museum en de gemeenschap”, artikel in “Museumvisie 2000/1” 15

Bron: A.Elffers, “Community Outreach, het museum en de gemeenschap”, artikel in “Museumvisie 2000/1”

Page 20: scriptieaf

2.1 Community arts in het buitenland

20

Sociaal-artistieke projecten in België

In Vlaanderen is een vernieuwende aanpak ingezet die kunst inzet bij sociale kwesties. Met sociaal-

artistieke projecten verkent men de rol die kunst kan spelen in de bestrijding van armoede. Dit proces

is in gang gezet naar aanleiding van het “Algemeen Verslag van de Armoede”, dat in 1994 door de

Koning Boudewijn Stichting16

werd gepubliceerd, waarin gesteld werd dat de betreffende

armoedegroepen de culturele uitsluiting als erger ervaarden dan puur de financiële uitsluiting. Deze

wordt, aldus het rapport, in sommige gevallen zelfs als kwellend ervaren.

Vlaanderen kent een lange geschiedenis van sociaal engagement. Het maatschappelijk middenveld17

speelt van oudsher een rol van grote invloed. Sociale kwesties nemen dan ook een prominente plaats

in op de politieke en maatschappelijke agenda’s. Al vanaf de jaren 90 is er in België een discours

gaande over de toegankelijkheid van cultuur en de potentiële rol van kunst binnen maatschappelijke

kwesties. De sociaal-artistieke projecten staan centraal in deze discussie.

Vanuit deze achtergrond is de Koning Boudewijn Stichting een samenwerking aangegaan met de

vereniging Kunst en Democratie, die de taak op zich heeft genomen om vernieuwende sociaal-

artistieke initiatieven in België financieel te gaan ondersteunen. In 1999 kwam er een nieuwe Vlaamse

Cultuurminister die – naar aanleiding van een oproep specifiek voor Vlaamse projecten – voor een

reglement zorgde voor de financiële ondersteuning van sociaal-artistieke projecten in Vlaanderen.

Sindsdien zijn er vele projecten georganiseerd die aandacht genieten van zowel organisaties op het

gebied van welzijn als culturele organisaties. Bovendien staan ze in de belangstelling bij politiek en

wetenschap.

Onder sociaal artistieke projecten worden projecten verstaan die zowel sociale als kunstzinnige

doelen nastreven. Het gaat om projecten die:

“laagdrempelige werkwijzen hanteren, waar collectieve processen worden opgezet met groepen en

individuen die zich in een situatie van (sociaal) culturele achterstelling bevinden, met culturele

ongelijkheid tot gevolg; Begeleid door deskundige kunstenaars en educatieve, culturele of sociale

werkers, met als doelstelling om via participatie en/ of toeleiding naar de kunsten, de emancipatie en

integratie van de doelgroepen te bevorderen, en hun culturele competentie te verhogen, waarbij het

artistieke werk zowel het middel als een element van het beoogde doel moet zijn.”18

16

De Koning Boudewijn Stichting stelt zich tot doel het maatschappelijk leven van mensen te verbeteren door in te springen op zaken die de overheid laat liggen. 17

Onder het maatschappelijk middenveld wordt datgene verstaan wat zich afspeelt op de snijvlakken van staat, markt en burgers. De term wordt in verband gebracht met actief burgerschap. 18

M. van der Kamp en D. Ottevanger, “Cultuur + Educatie 6: cultuureducatie en sociale cohesie, een verkennend onderzoek”, pag. 97, Cultuunetwerk Nederland, 2003.

Page 21: scriptieaf

2.1 Community arts in het buitenland

21

Er is naar aanleiding van deze projecten een discussie ontstaan over kwaliteit. De projecten zouden

niet bevorderlijk zijn voor de kwaliteit van de kunsten. De vraag is wat centraal moet staan in de

projecten: het artistieke resultaat of het sociaal-artistieke proces.

Daarbij worden er ook vraagtekens geplaatst bij de benadering van de betreffende doelgroepen, die

het risico tot stigmatisering in zich draagt. Sommige projecten dienen eerder tot profilering van de

betrokken organisaties. Hier moet voor gewaakt worden, omdat dit de artistieke processen ontkracht

en in het ergste geval zelfs een tegengesteld effect in de hand werkt. Hierbij valt te denken aan een

gevoel van wantrouwen ten aanzien van culturele en sociale organisaties en gevoelens van

discriminatie.

“Karikaturaal gesteld kunnen we zeggen dat het kiezen voor een gemakkelijk bereikbare doelgroep

vanuit de culturele sector die de doelstellingen eerder bij zichzelf legt dan bij de verbetering van de

levensvoorwaarden van de deelnemers, ertoe kan leiden dat de doelgroep tot instrument verwordt.

Het in de etalage zetten van de achtergestelde groepen ter meerdere eer en glorie van de culturele

sector moet dan ook tot elke prijs vermeden worden.”19

Een ander punt wat nog aandacht behoeft is het vormen van een duidelijke definitie van het kunst en

cultuurbegrip, zoals dat gehanteerd dient te worden bij de sociaal-artistieke projecten. Een ruim

cultuurbegrip ligt hierin het meest voor de hand.

Er worden zowel door deelnemers, als door de betrokken kunstenaars en sociaal, cultureel en

educatief medewerkers veel positieve effecten benoemd van de projecten. Deze effecten liggen op

artistiek, psychologisch, sociaal en maatschappelijk gebied.

In het kader van een Europees onderzoek over intersectoraal werken vanuit de kunsten, werd bij de

casestudy van België vermeld:

“There were a lot of positive effects on different levels, especially on a personal level, such as self-

esteem. They experienced a lot of different emotions for the first time in their life. Also they could learn

skills to help with integration in later life, for example social skills and communication. On a social level

it helped to create a more positive image of the community.”20

Ook deelnemers, hoewel deze nog onvoldoende aan bod komen in evaluaties, benoemen dergelijke

effecten:

19

Van Looveren, 2002, geciteerd uit “Cultuur + Educatie 6: cultuureducatie en sociale cohesie, een verkennend onderzoek”, pag. 98, Cultuunetwerk Nederland, 2003. 20

Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-sector Collaboration”, pg. 129, 2004, UK

Page 22: scriptieaf

2.1 Community arts in het buitenland

22

“Hier leer ik veel over mezelf. Als kind heb ik weinig aandacht gekregen, maar ik heb nog zo veel te

leren en nog zo veel te geven.”

“Hier kan ik andere mensen ontmoeten, dan vergeet ik mijn problemen. Het heeft waarde, iets van

mijn zelfwaardegevoel komt terug.”21

Intersectoraal werken in Groot-Brittannië

Groot-Brittannië hanteert een brede en sociologische definitie van kunst en cultuur, waardoor het

wijkgericht werken daar – in tegenstelling tot Nederland – nooit echt van de agenda is verdwenen.

Ook het betrekken van de kunstensector bij gezondheidsvraagstukken en sociale kwesties is daar

meer ingebed dan hier. Er zijn verschillende maatschappelijke ontwikkelingen te benoemen die

hieraan hebben bijgedragen.

Eind jaren ‘70 introduceerde Margareth Thatcher haar vrije markt filosofie. Deze had haar weerslag op

de kunstsector die vanaf dat moment steeds meer benaderd werd als een gewone marktsector die op

winstgevende basis moest opereren. Er werd flink bezuinigd op autonome cultuur, terwijl deze in

Nederland juist centraal bleef staan. Het cultuurbeleid werd een meer lokale aangelegenheid en zeker

in de door Labour geregeerde steden ontstond een tegenreactie tegen de nationale politiek. Er kwam

brede aandacht voor de rol van cultuur binnen de maatschappij. Kunst en cultuur werden steeds meer

ingezet binnen andere sociale sectoren (stadsvernieuwingsprojecten, het creëren van

werkgelegenheid, ‘empowerment’ van doelgroepen, onderwijsprojecten). Het lokale cultuurbeleid werd

een instrument tot versterking van de plaatselijke economie en tot het bereiken van een grotere mate

van sociale cohesie. Groot-Brittannië kent hierdoor tot de dag van vandaag “Een sterk bewustzijn van

het potentieel van kunst en cultuur in de fysieke, sociale en economische structuur van de stad.”22

Een organisatie die zich bezighoudt met intersectoraal werken vanuit de kunsten en de discussie en

expertise hierover bevordert, is het Centre for Creative Communities.

21

Geciteerd uit: “Cultuur + Educatie 6: cultuureducatie en sociale cohesie, een verkennend onderzoek”, pag. 101, Cultuunetwerk Nederland, 2003. 22

Dr. S. Trienekes, “Respect! Urban culture, community arts en sociale cohesie. Monitoring Van de straat 2003/04, jongerenprojecten in de deelgemeente Delfshaven door Kunst Onder Andere, wijkinitiatieven van de SKVR”, pag. 16, Stichting Kunst Voor Rotterdammers, november 2004

Page 23: scriptieaf

2.1 Community arts in het buitenland

23

“Het CCC (Centre for Creative Communities) acht een verbinding met creatieve processen, zoals die

zich onder andere manifesteren in kunst en educatie, van fundamenteel belang voor de ontwikkeling

van individuen, de samenleving op buurtniveau en de samenleving als geheel. Volgens het CCC is het

erg belangrijk dat mensen uit verschillende sectoren (welzijn, educatie, arbeid en kunst) die niet

gewend zijn om samen te werken, leren zien wat hun gemeenschappelijke belangen zijn en welke

meerwaarde samenwerking kan bieden.”23

Graag zou ik, ter illustratie, een project van de Britse community worker en onderzoeker F.

Matarasso.24

willen beschrijven, dat zich afspeelt op de grens van cultuur en welzijn.

Begin jaren ‘90’ startte de Britse regering een beleidsprogramma voor de geestelijke gezondheid

onder de naam ‘Care in the community’. Het programma had tot doel om patiënten die al lange tijd

verbleven in – vaak verouderde – instellingen voor geestelijke gezondheidszorg individueel of in

groepsverband onder te brengen in woonvoorzieningen in de steden en om ze zo te ondersteunen bij

een terugkeer in het maatschappelijk leven. Voor sommigen was dit een belangrijke stap en een

uitdaging, voor anderen was het een minder leuke ervaring. Voor alle patiënten gold dat het een grote

verandering met zich meebracht, waarover zijzelf weinig controle en zeggenschap hadden.

Matarasso was destijds directeur van een culturele instelling die werkte met gehandicapten en

welzijnsorganisaties. Tussen 1989 en 1991 ontwikkelde de organisatie een project voor twee

kunstenaars, om te werken met huidige en voormalige bewoners van het Pastures Hospital in de buurt

van Derby. Het project moest de bewoners de kans geven om zich in creativiteit te uiten over datgene

wat zij doormaakten. Rosie Cullen stimuleerde mensen binnen het schrijven van gedichten, memoires

en verhalen, terwijl Ross Boyd hen hielp bij het vastleggen van het leven binnen en buiten de

instelling.

Het mooiste werk werd gepubliceerd in twee boeken. ‘Looking back’ betrof het leven binnen Pastures

Hospital en ‘Looking forward’ illustreerde het leven in de maatschappij. De uitgave van de boeken ging

samen met een tentoonstelling die gedurende drie jaar rondreisde naar verschillende plaatsen,

waaronder de hal van het ministerie van gezondheid in Londen. Het heeft veel aandacht gekregen in

de media, hetgeen de beeldvorming over deze groep mensen aanmerkelijk heeft verbeterd.

23

M. van der Kamp en D. Ottevanger, “Cultuur + Educatie 6: cultuureducatie en sociale cohesie, een verkennend onderzoek”, pag. 53, Cultuunetwerk Nederland, 2003. 24

Dit voorbeeld is hier vrij vertaald vanuit zijn lezing tijdens de internationale conferentie Art4all die september 2004 plaatsvond te Utrecht. De lezing komt uit “Conference report art4all international conference on amateur arts”, Platform voor Amateurkunst, 2004

Page 24: scriptieaf

2.1 Community arts in het buitenland

24

Het project heeft een venster opgeworpen tussen een groep die normaal gesproken vrij negatief wordt

bekeken en de maatschappij die besloot hoe er voor hun gezorgd moest worden. Het gaf de

deelnemers een stem en maakte het mogelijk dat deze gehoord werd binnen de maatschappij. Ook

leverde het de bewoners plezier, zelfvertrouwen en inzicht op.Het werk zelf was ontroerend en vaak

van hoge kwaliteit, zoals onderstaand gedicht van Simon Piercey uit ‘Looking Back’ laat zien:

“POEM FOR A NURSE

No I’m not EXACTLY a ‘slow learner’

& I DON’T like doughnuts and soft rolls

Anymore than I relish pictures of fluffy cats on

table mats

Being HUMAN I prefer coffee and HARD rolls

Though I haven’t MANY teeth

& MY MIND IS FULL OF HOLES”

Page 25: scriptieaf

2.2 Kenmerken van community arts

25

2.2 Kenmerken van community arts

Het begrip community arts, ook wel community cultural development genoemd, sluit aan bij de

groeiende (politieke) belangstelling voor sociale cohesie, tot stand gebracht met behulp van cultureel-

creatieve middelen. Omdat dit een beweging van de culturele sector naar andere, sociale,

deelsectoren impliceert, is het begrip in opspraak geraakt. Dit heeft veel te maken met het soort

cultuurbegrip dat in culturele organisaties en in overheidsbeleid gehanteerd wordt. Max Fuchs heeft

drie soorten cultuurbeleid geïdentificeerd die zich gedurende de jaren hebben voorgedaan:

1. “Kunstgericht cultuurbeleid: beleid gebaseerd op de traditionele basis van de autonomie van

kunst.

2. Marktgericht cultuurbeleid: een beleid dat munt slaat uit de voordelen van erfgoed en cultureel

werk

3. Cultuurbeleid gericht op sociale samenhang: beleid gebaseerd op een brede kunst- en

cultuurdefinitie.”25

Hoewel er mengvormen bestaan, kunnen we in zijn algemeenheid stellen dat community arts – waarin

vaak een gecombineerde sociale en artistieke doelstelling bestaat – het best floreert binnen het derde

type van cultuurbeleid. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat de kunsten hun autonomie helemaal moeten

laten varen of dat kwaliteit van kunst en kunstprocessen in het geheel geen rol meer speelt in dit

systeem. Ook wil het niet zeggen dat er geen combinatie mogelijk is met marktvorming binnen de

kunsten. Het verschil tussen community arts en de meer traditionele, gevestigde kunstbenadering, ligt

in een bredere definitie van wat kunst en cultuur is en waar het toe kan bijdragen, zoals het volgende

citaat vanuit de Europese Commissie aangeeft:

“Culture is now an activity that has a legal basis. It is accepted that culture can contribute to the

objectives of the Community through enhancement (verbetering/ vergroting) of citizenship, personal

and human development, greater economic and social cohesion, improvement of employment

opportunities, elimination of exclusion and enrichment of the quality of life.”26

Maar wat is dan precies de rol van de kunsten binnen dit brede cultuurbegrip? En waar liggen dan de

prioriteiten bij die gecombineerde sociale en artistieke doelstelling? In deze paragraaf benoem ik

kenmerken van community arts. Het is geen vastomlijnde definitie. Zoals eerder gezegd: er bestaan

veel verschillende visies op wat community art nu eigenlijk is. Toch is er een rode draad in te

ontdekken, die ik aan de hand van kenmerken probeer te formuleren. Bij het toelichten van de

kenmerken probeer ik een indruk te geven van wat er in de praktijk leeft met betrekking tot het

betreffende kenmerk.

25

Bron: Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, pag. 21, UK, 2004. 26

Citaat uit “First Report on the Consideration of Cultural Aspects in European Community Action”, 1996, Europese Commissie. Bron: Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, pag. 22, UK, 2004.

Page 26: scriptieaf

2.2 Kenmerken van community arts

26

Kenmerken van community arts

1. Community arts is een specifieke vorm van kunst die een brede visie op kunst en

cultuur uitdraagt. Deze brede cultuurvisie resulteert in een kunstvorm die ingebed is

in de samenleving met projecten die zich vaak op het snijvlak van meerdere

(deel)sectoren27

bevinden.

Een brede visie op kunst en cultuur, wil zeggen: een visie die verder draagt dan een “kunstintrinsieke”

benadering. Het betekent meer dan “art for arts sake”; het gaat om kunst die wezenlijk is ingebed in

een samenleving en onderdeel uitmaakt van cultuur. Bij een brede kunstdefinitie wordt dan ook vaak

gesproken over cultuur in plaats van kunst’; cultuureducatie in plaats van kunsteducatie,

cultuurparticipatie in plaats van kunstparticipatie.

Francois Matarasso, Brits onderzoeker en community artist, benoemt het belang van de brede

cultuurvisie binnen community arts op treffende wijze, door aan te geven dat mensen die werkzaam

zijn op het terrein van community arts een aantal gemeenschappelijke waarden delen:

“Community arts is een werkgebied dat zich onderscheid in eigen ideeën en waarden, hoewel er

overeenkomsten zijn met andere delen van de amateurkunstsector.Deze waarden zijn:

De kunsten zijn van fundamenteel belang: ze zijn essentieel voor menselijke expressie en

ontwikkeling en vormen een rijke bron van plezier.

Toegang tot de kunsten – niet alleen in termen van consumptie maar van volledige participatie

– mag in een democratie niet beperkt worden tot een slechts een gedeelte van onze

bevolking: de kunsten zijn voor iedereen en door iedereen.

Daar mensen autonoom zijn, moeten zij de ruimte krijgen om hun eigen artistieke doelen te

stellen: deze mogen niet van hogeraf opgelegd of voorwaardelijk zijn.

De meeste mensen die werkzaam zijn binnen de community arts zijn ervan overtuigd dat

deelnemen in de kunsten opbrengsten kan hebben met betrekking tot persoonlijke groei, het

eigen maken van vaardigheden, een vergroot zelfvertrouwen en actieve participatie in de

samenleving.28

27

Voorbeelden van sectoren zijn sociaal cultureel werk, onderwijs, welzijn en gezondheid. Voorbeelden van deelsectoren zijn herstructurering van wijken, jongerenwerk, migranten/zelforganisaties, brede school, geestelijke gezondheidszorg 28

F. Matarasso, vertaald fragment uit toespraak tijdens de conferentie “Art4all”, sept. 2004

Page 27: scriptieaf

2.2 Kenmerken van community arts

27

Het hanteren van een brede cultuurvisie en bovengenoemde gemeenschappelijke waarden,

resulteren in kunst die ingebed is in de samenleving, zoals de term community arts al aangeeft. Maar

hoe zou die inbedding van kunst in de samenleving; de publieke functie van de kunsten er dan uit

moeten zien? Hierbinnen bestaan nogal wat verschillende gradaties. Ook bestaat er nog veel

weerstand over een menging tussen artistieke doelen en andersoortige doelen (bijvoorbeeld sociale

doelen, gezondheidsdoelen)

Een eerste aangrijpingspunt, zoals we al tegenkwamen bij het Actieplan Cultuurbereik, is het

bedenken van initiatieven en werkwijzen die het publieksbereik van culturele instellingen kunnen

verbreden en verdiepen. Van hieruit is bijvoorbeeld de beweging van het wijkgericht werken ontstaan.

Wijkgericht werken in Rotterdam

In Rotterdam is er binnen de SKVR een afdeling in het leven geroepen voor wijkgerichte initiatieven:

Kunst Onder Andere (KOA). Met het beleidsplan ‘Tot diep in de stad’ en de vervolgnotitie ‘Omslag

naar jeugd’ heeft de SKVR een koers ingezet die erop gericht is “het vrijetijdsaanbod zodanig te

veranderen dat dit leidt tot een grotere deelname van de multicultureel samengestelde jeugd.”29

We zien hier een aanpak die sterk doelgroepgericht is. KOA richt zich specifiek op de moeilijk

bereikbare doelgroep van jongeren en kinderen in wijken met een sociaal-economische achterstand

en probeert deze te motiveren tot cultuurdeelname door aan te sluiten bij hun (urban) leefcultuur en

interesses.

Dit moet uiteindelijk leiden tot een vergrote cultuurparticipatie van de betreffende doelgroepen.

Aandachtspunten zijn het ontwikkelen van de nieuwe ‘Urban’ disciplines (bijvoorbeeld rap,

breakdance, dj’en , graffiti) en het inzetten van een nieuw type docent, bij voorkeur afkomstig uit de

doelgroep. Voor dit laatste aandachtspunt is een coachingstraject in het leven geroepen, dat

getalenteerde mensen vanuit de ‘peergroup’30

opleidt tot community worker/ artist.

29

S.Trienekes, “Respect! Urban culture, community arts en sociale cohesie”, pag. 5, Kunst Onder Andere, Rotterdam, nov. 2004. 30

Peergroup betekent “de groep soortgenoten, makkers met wie men omgaat” (van Dale handwoordenboek Hedendaags Nederlands) De peergroup is in deze context de doelgroep waar het project zich op richt en waar de community worker bij voorkeur uit afkomstig is.

Page 28: scriptieaf

2.2 Kenmerken van community arts

28

S. Trienekes formuleert in “Respect!” de volgende definitie van community arts:

“Community arts is een specifieke vorm van kunst met een methodiek die groeps en vraaggericht is

en die werkt met ‘nieuwe’ disciplines in (achterstands)wijken om diegenen te bereiken, die zelf niet de

weg vinden naar de gevestigde culturele voorzieningen, om hun artistieke talenten te ontdekken en

hun artistieke vaardigheden te verbeteren. Hieruit kunnen wederom nieuwe kunstuitingen, nieuwe

methodieken en nieuwe samenwerkingsverbanden voortkomen.”31

In de definitie zien we nadrukkelijk een doelstelling verschijnen die te maken heeft met de vergroting

van het cultuurbereik en die dat wil bereiken door andersoortige disciplines meer in de organisatie te

integreren en in de wijk tot ontwikkeling te brengen. Hoewel de organisatie met het rapport “Respect!”

wel onderzoek heeft verricht naar de impact van de wijkgerichte initiatieven op de sociale cohesie,

hanteert zij geen nadrukkelijke doelstellingen op dit gebied en kiest zij er zelfs uitdrukkelijk voor om

“het probleem niet centraal te stellen”32

Wijkgericht samenwerken in Alkmaar:

Een andere benadering van wijkgericht werken, zien we in Alkmaar; een stad met een lange

geschiedenis op het gebied van wijkgericht samenwerken. Wijkgericht samenwerken is daar te zien

als het voortdurende overleg tussen (groepen) wijkbewoners, (groepen) kunstenaars,

amateurkunstverenigingen, welzijnsinstellingen, scholen, culturele instellingen, maar ook bijvoorbeeld

de gemeente en de politie. Er zijn binnen dit wijkgericht werken veel dwarsverbanden tussen de

genoemde (deel)sectoren. Cultuur wordt in de leefomgeving van de Alkmaarders geplaatst door

allianties aan te gaan met andere sectoren.

Naast dit meer intersectorale karakter van de wijkgerichte aanpak, is er nog een ander belangrijk

verschil te benoemen met de Rotterdamse aanpak. Het doel is hier primair om meer kunstintiatieven

vanuit de wijken te genereren en daar in te bedden. De ‘brede’ school, nauw verbonden met de

‘cultuurpunten’ in zijn naaste omgeving, neemt hierbinnen een centrale plaats in. Pas in tweede

instantie gaat het om de stap naar de culturele instellingen, die hier dus duidelijk niet het startpunt

vormen.

31

S.Trienekes, “Respect! Urban culture, community arts en sociale cohesie”, pag. 19, Kunst Onder Andere, Rotterdam, nov. 2004. 32

S.Trienekes, “Respect! Urban culture, community arts en sociale cohesie”, pag. 27, Kunst Onder Andere, Rotterdam, nov. 2004.

Page 29: scriptieaf

2.2 Kenmerken van community arts

29

Sociaal-artistieke projecten in Deventer:

In Deventer heeft men, met de methodiek van sociaal-artistieke projecten, een andere invulling

gegeven aan het inbedden van kunst in de samenleving. Zoals de term al doet vermoeden, nemen

artistieke en ‘sociale’ doelen binnen deze benadering een gelijkwaardige plaats in. Sociaal-artistieke

projecten zijn niet primair bedoeld om cultuurparticipatie en cultuurbereik te vergroten, maar nemen

maatschappelijke vragen als uitgangspunt.

“Het is heel duidelijk een beweging vanuit de gevestigde culturele sector om in andere

beleidssectoren met professionele kwaliteiten uit de culturele sector een bijdrage te leveren aan

vraagstukken uit sociale sectoren.”33

Deze maatschappelijke vragen kunnen binnen allerlei contexten ontstaan. Vertaald in beleidsterreinen

kun je bijvoorbeeld denken aan de brede school, jongerenbeleid, integratievraagstukken,

herstructurering van achterstandswijken. Hierbinnen wordt bekeken welke bijdrage de culturele sector

kan leveren aan een mogelijke oplossing voor de betreffende vraag. De methodiek gaat uit van de

kracht van kunst in een veelheid van sociaal-culturele settings.

“Kunstenaars hebben als geen ander ervaring in het omzetten van emoties en ervaringen in een

concreet product, of dat nou muziek, beeldende kunst, theater, dans, rap, breakdance of graffiti is. En

juist daarom kunnen ze andere mensen helpen zichzelf te uiten en door anderen gehoord en gezien te

worden. Vaak met hele verassende artistieke uitkomsten. Maar ook met goede sociale resultaten,

want een sociaal-artistiek project vormt vaak het beginpunt van betere sociale banden in een buurt of

groep.”34

In tweede instantie kunnen doelstellingen op het gebied van cultuurbereik een rol gaan spelen:

“Als een culturele instelling eenmaal dienstbaar is in een andere sector en daar met doelgroepen

werkt, dan kan je in tweede instantie kijken of de projecten voor die mensen ook aanleiding kunnen

geven om meer in de culturele instelling te gaan kijken. Dat is voor mij wel uitdrukkelijk een tweede

stap. Als die stap niet lukt, kan een activiteit voor mij evengoed honderd procent geslaagd zijn.35

33

S. Cleveringa, cultuurmakelaar Deventer, interviewgesprek, apr. 2005. 34

S. Cleveringa, “Uit de kunst in de wijk, artistieke verbeeldingskracht als antwoord op maatschappelijke vraagstukken”, pag. 3, Kunstenaars&Co en Landelijk Centrum Opbouwwerk, Deventer, febr. 2005. 35

S. Cleveringa, cultuurmakelaar Deventer, interviewgesprek, apr. 2005.

Page 30: scriptieaf

2.2 Kenmerken van community arts

30

2. Kunst en cultuur zijn krachtige ‘geleiders’ die binnen een veelheid aan doelgroepen

en sectoren een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan maatschappelijke

vraagstukken. De projecten kennen daardoor in veel gevallen een combinatie van

artistieke, sociale en educatieve doelen en uitkomsten.

De voornaamste gedachte is dat creativiteit geen grenzen kent en daardoor ook binnen andere

gebieden van betekenis kan zijn.

“Creativity recognises and explores the value of subjectivity and the legitimacy of different

perspectives. It crosses social and political boundaries, enabling us to respond differently, and to

make those leaps of the imagination which are so vital to problem solving.”36

Ook STUT, Utrechts wijktheater, erkent de sociale opbrengsten van creatieve processen. De

community theatre projecten kunnen mensen een stem geven en kunnen een venster opwerpen naar

de buitenwereld en zo de beeldvorming over de betreffende groep veranderen.

“De overheid moet niet zuinig zijn, want dit soort theater realiseert doelstellingen van stedelijke

bestuurscolleges in de praktijk. Dat is onbetaalbaar, want het toont aan wat er aan positieve krachten

uit de wijken vrijgemaakt kan worden. De groep, die met de rug naar de samenleving staat, draait zich

op deze manier om en toont zichzelf. Met voorstellingen die – zoals de recensent van het Utrechts

Nieuwsblad ooit schreef – ‘warmer en rijker zijn dan menig beroepstoneel.’ Dat is een onbetaalbare

positieve bijdrage aan de samenleving.” 37

Hoewel de waarde van kunst en creatieve processen binnen andere sectoren steeds meer wordt

erkend in Nederland, wordt deze niet altijd in duidelijk geformuleerde combinaties van doelstellingen

vertaald. Soms wordt er ook bewust voor gekozen om deze effecten ‘secundair’ te laten en de nadruk

te leggen op artistieke doelstellingen en kwaliteit. Er wordt dan weliswaar wel erkend dat artistieke

projecten ook een sociale bijdrage kunnen hebben, maar dit wordt niet gespecificeerd of tot doel

gemaakt:

Dit heeft veel te maken met de weerstand dat het inzetten van kunst in andere sectoren leidt tot een

verminderde kwaliteit, doordat er een vervaging van doelen optreedt of dat kunst verwordt tot een

instrument tot het bereiken van andere doelstellingen. Er heerst met betrekking tot community arts

nog veelal een beeld van ‘artistiek welzijnswerk’ dat middelmatige kunst voortbrengt.

36

F. Matarasso, “Defining Values, evaluating arts programmes”, Comedia, pag. 3, UK, 1996. 37

Fragment uit de inleiding van de studiedag “Community arts, een kans voor Amsterdam?”, door Jos Brours, medeoprichter en toneelschrijver van Stut Theater te Utrecht, Amsterdam, 15 april 2005.

Page 31: scriptieaf

2.2 Kenmerken van community arts

31

“Vanuit de gevestigde kunsteducatie-instellingen wordt gemakkelijker de brug geslagen naar het

basis- en voortgezet onderwijs dan naar het sociaal-cultureel werk of naar jongerencentra of culturele

centra. Sociaal-cultureel werkers zouden –volgens de kunsteducatie-instellingen – kunstzinnige

activiteiten teveel als middel hanteren en te weinig de ‘kunstintrinsieke’ waarde ervan inzien. Als

gevolg hiervan zouden de kwaliteitseisen aan het kunstproduct of het resultaat van de kunstactiviteit

beduidend lager liggen dan bij de instellingen voor kunsteducatie zelf.”38

Het is van belang dat het kwaliteitscriterium niet beperkt blijft tot de kwaliteit van het eindproduct. Dat

is een discussie zonder einde, aangezien smaken verschillen. Zoals F. Matarasso treffend weet te

verwoorden in zijn toespraak voor de conferentie “Art4all” wordt er net als in andere sectoren van de

kunst ook in de sector van community arts slecht werk geleverd. Echter: overal zijn er projecten die –

vaak om aanwijsbare redenen – een slechte uitkomst hebben. Goede community artists streven naar

de hoogste kwaliteit. Goede resultaten kunnen niet voortkomen uit kwalitatief slechte kunst of een

zwak creatief proces. Kwaliteit kent naast de artistieke kwaliteit van het eindproduct ook andere

dimensies, zoals die van het werkproces, de ervaringen van de deelnemers, en de kwaliteit van de

opbrengsten op korte en lange termijn (in hoeverre heeft een project ook op langere termijn zijn

nawerking binnen de gemeenschap?).

Om het draagvlak voor deze andere dimensies van kwaliteit te vergroten, is het juist van belang om de

(gecombineerde) doelstellingen van community-arts projecten goed te definieren. Het gaat om

SMART gedefinieerde doelen (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdsgebonden). De

gevreesde doelenvervaging of het verworden van kunst tot ‘slechts een instrument’ kan hiermee

voorkomen worden, doordat de doelen en verantwoordelijkheden duidelijk vastgesteld zijn.

Ook wordt met het SMART definiëren van de gecombineerde doelstellingen voorkomen dat er

onrealistische verwachtingen ten aanzien van de uitkomsten ontstaan en dat een community arts als

de oplossing voor de problematiek wordt gezien.

38

V. de Waal, “Uitdagend leren, culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving”, pag 274, uitgeverij coutinho, Bussum, 2001.

Page 32: scriptieaf

2.2 Kenmerken van community arts

32

3. Community arts projecten vinden plaats in groepsverband. In veel gevallen betreft

het groepen mensen die onvoldoende bereikt worden door de gevestigde cultuur en

die een bepaalde onderlinge binding gemeenschappelijk hebben.

Vanuit het Actieplan Cultuurbereik, is er in Nederland een sterke focus op de doelgroepen van

jongeren en allochtone doelgroepen met een sociaal-economische achterstand. Zoals S. Trienekes

aangeeft in “Respect!”, betreft het in het algemeen

“Bevolkingsgroepen die niet vanzelf de weg vinden naar de gevestigde culturele instellingen. Meer

specifiek richten community arts projecten zich vaak op jongeren, allochtonen of mensen uit wijken

met een sociaal-economische achterstand.”39

Echter: omdat het bij community arts niet altijd om de doelstellingen en vragen omtrent cultuurbereik

gaat, hoeft het zich niet tot deze doelgroepen te beperken. Het gaat om groepen met een bepaalde

gemeenschappelijke onderlinge binding. Dit kan van alles zijn:

gemeenschappelijke geschiedenis

gemeenschappelijke bevlogenheid voor een idee

een gemeenschappelijk ervaren probleem

een gemeenschappelijke ervaren wens/ behoefte

een gemeenschappelijke artistieke inspiratie/ motivatie, et cetera.

39

S. Trienekes, “Respect! Urban culture, community arts en sociale cohesie”, pag. 17, SKVR Kunst Onder Andere, Rotterdam, nov. 2004.

Page 33: scriptieaf

2.2 Kenmerken van community arts

33

4. Community-arts projecten worden gekenmerkt door een vraaggerichte manier van

werken en een hoge mate van betrokkenheid van de doelgroep bij de

totstandkoming, uitvoering en afronding van het project.

a. Vaak zijn community arts projecten een antwoord op een maatschappelijke of

artistieke vraag vanuit de doelgroep

b. Bij community arts worden bronnen gebruikt die vanuit de groep zelf worden

aangedragen. Hierdoor is de thematiek vaak letterlijk uit het leven gegrepen

c. De mate van betrokkenheid van de doelgroep tijdens het project kan variëren. Zij

zijn in ieder geval betrokken bij het maken van artistieke keuzes. In meer gevorderd

stadium, kunnen deelnemers ook coördinerende en organiserende taken op zich

nemen.

d. Betrokkenheid van de doelgroep bij het vaststellen en evalueren van zowel sociale,

educatieve als artistieke doelen is van belang om de ‘eigenheid’ van het project te

behouden.

Vraaggericht werken is een lastig begrip. Er zijn verschillende motivaties voor het inzetten ervan.

Binnen de doelstellingen omtrent cultuurbereik wordt het vaak gebruikt om het aanbod van de

gevestigde culturele instellingen meer op tot dusver onbereikte doelgroepen te laten aansluiten. Het is

daarentegen een fundamenteel andere benadering wanneer je reageert op vragen vanuit andere

sectoren in de samenleving en daar in de vorm van een intersectorale aanpak een antwoord op geeft.

De mate van betrokkenheid van de doelgroep kan per project variëren. Dit geldt ook binnen de

doelgroep; niet iedereen binnen een groep heeft dezelfde wensen en/of mogelijkheden.De gradaties

in betrokkenheid, kunnen geïllustreerd worden aan de hand van de onderstaande participatieladder.

“De sociale participatieladder

1. consumptief (receptief):je neemt deel aan de activiteit;

2. Uitvoerend (productief): je voert deeltaken uit;

3. Organisatorisch: je neemt zelf actief deel aan het organiseren

4. Leidinggevend: je hebt zelf de leiding over het project

5. beslissend: je bent volwaardige partner in de besluitvorming.”40

40

S. Cleveringa, “Beslismodel Uit de kunst in de wijk, artistieke verbeeldingskracht als antwoord op maatschappelijke vraagstukken”, pag. 4, Kunstenaars&Co en Landelijk Centrum Opbouwwerk, Deventer, feb. 2005

Page 34: scriptieaf

2.2 Kenmerken van community arts

34

De ladder geeft aan dat de betrokkenheid van deelnemers bij community arts projecten niet alleen

verschilt, maar ook dat er een groei binnen mogelijk is. Hier kan een bekrachtiging van uit gaan; het

kan van grote betekenis zijn voor de deelnemers afzonderlijk of voor de (maatschappelijke)

‘empowerment’ van de betreffende doelgroep.

Het startpunt bij community arts, ligt bij een zelfontwikkelde (vaak maatschappelijke of artistieke)

vraag vanuit de doelgroep. Ook wordt er gebruik gemaakt van bronnen vanuit de doelgroep. Hoe de

vraag en de bronnen vertaald worden binnen een project en hoe groot de betrokkenheid van de

doelgroep daarbij is, kan per project variëren. Hier is het onderscheid tussen stimuleren en opleggen

van belang.

“Stimuleren betekent dat het idee of plan in bezit blijft van de bedenker; van de doelgroep. De

stimulator heeft als taak om de deelnemers te inspireren dit op een hoger niveau te brengen.

Opleggen houdt in dat je de ander jouw idee en interpretatie oplegt en dat je afdwingt om mede-

eigenaar te worden.”41

Om de eigenheid van het project te waarborgen, is het essentieel om respectvol met de bronnen

vanuit de doelgroep om te gaan. In sommige gevallen maakt de kunstenaar de artistieke vertaalslag,

maar een project is pas geslaagd te noemen, als het inhoudelijk eigen blijft aan de doelgroep. Jos

Brours, toneelschrijver en medeoprichter van STUT Theater in Utrecht, noemt dit

“binnenkantbeelden”. Dit voorbeeld betreft theater, maar de essentie gaat zeker op voor alle

kunstdisciplines binnen community arts.

“Echt contact maken op basis van nieuwsgierigheid, openheid en fascinatie, dat zijn de

basisvoorwaarden. Niet voor een ‘projectje hier- een projectje daar’, bedoeld voor een doelgroep vol

problemen. Nee, zo’n opzet kan alleen maar slagen als je met de buurtbewoners een gelijkwaardige

verhouding aangaat. Dan kan het pas gebeuren dat zij hou hun ervaringen toevertrouwen – want hun

ervaringen, daar gaat het om, die zijn uniek, die zie je nergens anders op toneel. En dan kan ik met

mijn ambachtelijk vakmanschap vanuit hun en hun ervaringen een tekst schrijven die de schoonheid

van het eigene in hun taal en houding in zich draagt. Dan staan er opeens mensen op het toneel die

naturel zo zichzelf lijken, die de dilemma’s uit hun leven tonen, intiem, krachtig en kwetsbaar.”42

Tot slot kan nog opgemerkt worden dat het aan te bevelen is om de doelgroep zeker te betrekken bij

het definieren van doelstellingen en het evalueren daarvan. Wanneer dit niet het geval is, kan het

project een averechts effect hebben. Deelnemers voelen zich bijvoorbeeld studieobject, of een

stokpaardje voor een bepaald beleid, hetgeen bepaald niet bijdraagt tot hun ‘empowerment’.

41

M. Juffermans, cultureel verkenner bij ZIMIHC, interviewgesprek, apr. 2005 42

Fragment uit de inleiding van de studiedag “Community theatre, een kans voor Amsterdam?” door Jos Brours, medeoprichter en toneelschrijver van STUT theater Utrecht, Muzenis, Amsterdam, 15 april 2005

Page 35: scriptieaf

2.2 Kenmerken van community arts

35

5. Community arts is sterk verbonden met de directe leefomgeving van de doelgroep

en vindt daarom vaak plaats in de wijk. Dit is echter geen vereiste.

Community arts maakt vaak gebruik van de kracht van de sociale context waarin mensen leven en de

netwerken waar zij deel van uitmaken. Deze netwerken bieden kansen tot het creeren van krachtige

informele leeromgevingen waarbinnen de deelnemers zich kennis, attitudes en vaardigheden eigen

kunnen maken.

“Wie op effectieve manier via kunsteducatie (latere) kunstdeelname wil bevorderen, kan niet stil blijven

staan bij een instructiemodel waarbij de bevordering van culturele interesse en competentie van het

individu centraal staat. Effectief is met name een strategie die verschillende componenten van het

sociale netwerk weet te bereiken en zodoende een boodschap kan laten resoneren.” 43

Het is dan ook niet verwonderlijk dat community arts in veel gevallen in een informele setting, buiten

de accommodatie van de geijkte centra voor de kunsten plaatsvindt. Hierbij valt te denken aan

jongeren-, wijk- en buurtcentra, soms benoemd als locale cultuurpunten. Ook het brede school

concept biedt ruimte aan community arts.

In sommige gevallen is het doel van dit werken in sociale context om uiteindelijk de kloof met de

gevestigde cultuur te dichten, bijvoorbeeld door kunstinitiatieven uit de wijk een stedelijk podium te

bieden of door bepaalde wijkgerichte cursusprogramma’s op den duur te integreren in het aanbod van

een culturele instelling.

“Uiteindelijk vind ik dat het een methodiek van de kunstinstelling moet zijn. Achterliggend idee is ook

dat elke kunstvorm een kunstzinnige omgeving verdient (wat betreft faciliteiten, sfeer, onderlinge

inspiratie, ontmoeting) Het is de taak van de kunstinstellingen daarvoor te zorgen. Een buurtcentrum

vind ik daarom geen alternatief voor een kunstencentrum.”44

Of het community arts project uiteindelijk een vertaalslag legt ‘naar buiten toe’ (dit kan zijn naar een

gevestigde culturele instelling of podium, maar ook bijvoorbeeld richting andere netwerken binnen

andere doelgroepen dan de eigen), hangt ook af van de participatiegraad van de doelgroep, zoals in

deze maatschappelijke participatieladder te zien is:

43

I. Nagel en H. Ganzeboom, 1996 ‘cultuurdeelname in de levensloop’, Utrecht, LOKV. Geciteerd uit V. de Waal, “Uitdagend leren, culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving”, pag. 272, Bussum, 2001 44

M. Juffermans, schriftelijk interview, apr. 2005

Page 36: scriptieaf

2.2 Kenmerken van community arts

36

1. “Persoonlijke zelfversterking( micro niveau): emancipatie van het individu binnen de eigen

groep; bewustworden van eigen kracht en mogelijkheden, vertrouwen krijgen in eigen

identiteit, positie en middelen.

2. Sociale zelfversterking (meso niveau): emancipatie van de groep binnen de samenleving:

samen zijn we sterk. Investeren in eigen mensen, verwerven van externe kennis, netwerken

en middelen voor het groepsbelang.

3. Politieke zelfversterking (macro niveau): bewust van wat de eigen organisatie voor de

samenleving kan betekenen; de organisatie richt zich actief op het verkrijgen van invloed op

politieke besluitvorming met betrekking tot het algemeen belang. Dat hoeft geen landelijk

belang te zijn, maar kan ook een belang zijn in het lokale publieke domein.” 45

45

Bron: S. Cleveringa, “Beslismodel Uit de kunst in de wijk, artistieke verbeeldingskracht als antwoord op maatschappelijke vraagstukken”, pag. 2, Kunstenaars&Co en Landelijk Centrum Opbouwwerk, Deventer, feb. 2005

Page 37: scriptieaf

2.2 Kenmerken van community arts

37

6. Deze manier van werken vraagt om een andere invulling van de rol van docent.

Community arts projecten worden begeleid door een “community artist”, ook wel

“worker” genoemd. Deze heeft geen docerende of overdragende rol, maar veel meer

een begeleidende, coachende en faciliterende rol.

Zoals al eerder aangegeven, spelen informele en niet-formele leerprocessen46

binnen community arts

een belangrijke rol. Binnen de leerprocessen van community arts draait het om participatie in plaats

van traditionele leerprocessen waar de overdracht van kennis en vaardigheden centraal staat. Dit uit

zich onder andere in een hoge mate van betrokkenheid van de doelgroep bij het eigen leerproces. Het

is niet verwonderlijk dat de docent hierbij een andere rol inneemt.

Hieraan valt nog toe te voegen dat het voor ‘docenten’ vanuit de gevestigde cultuur soms moeilijk, zo

niet onmogelijk, is om aan te sluiten bij de leefcultuur, culturele interesses en cultuuruitingen van de

betreffende doelgroep. De gevestigde cultuur in Nederland wordt over het geheel genomen nog altijd

bezet door een relatief hoogopgeleide en ‘witte’ groep mensen. Het is niet verwonderlijk dat zij

inhoudelijk niet het fijne weten van kunstuitingen in andere culturen.

Dit heeft geleid tot de inzet van peergroup-educators. Dat wil zeggen community artists afkomstig uit

de doelgroep zelf. Zowel vanuit zijn artistieke bagage, als vanuit zijn positie binnen de groep, is hij in

staat de deelnemers aan te spreken op hun eigen talenten, ervaring en ambities.

Het soort docent zoals hierboven beschreven, is nog niet bepaald gangbaar in de culturele sector, die

nog erg gefocussed is op kwaliteit in de vorm van bijvoorbeeld opleidingseisen. SKVR geeft hier een

antwoord op met het opzetten van het coachingstraject Kweekvijver dat mensen vanuit de doelgroep

met talent en ambitie opleidt tot community artist/ worker.

De Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) is de eerste HBO opleiding die het vak

community arts aanbiedt in zijn curriculum. Het vak wordt gegeven op de docentenopleidingen voor

muziek, theater, beeldende kunst en dans. Naast het feit dat dit een tekort aan geschikte docenten

opvult, is het een belangrijke stap naar het integreren van deze nieuwe benadering van kunst in de

culturele sector.

46

“Onder het niet formele leren wordt het leren in georganiseerde verbanden buiten school verstaan. Het niet-formele leren is rijk geschakeerd, vele verschillende activiteiten vallen eronder: bijvoorbeeld het leren in het kader van sportverenigingen, scouting, kerkelijke activiteiten, kunsteducatie, verlengde schooldag projecten, taalcursussen, opvoedingsstimuleringsprogramma’s, sportstimulering, milieu-educatie, politieke vorming, enzovoort. Informeel leren: dit verwijst naar het proces van leren uit ervaring in alledaagse situaties. Het informele leren is het ongeorganiseerde levenslange proces van verwerving van kennis, attitudes en vaardigheden. Ervaring en contact met personen in de directe sociale omgeving spelen hierin een grote rol. De (vaak intergenerationele) overdracht van waarden, culturele normen, kennis, enzovoort, maakt hier onder meer deel van uit evenals de invloed van de vriendengroep.” Geciteerd uit V. de Waal, “Uitdagend leren, culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving”, pag. 272, Bussum, 2001

Page 38: scriptieaf

2.2 Kenmerken van community arts

38

7. Community arts kunnen “broedplaatsen” zijn waarbinnen nieuwe (‘urban’)

disciplines kunnen ontstaan, aansluiten op de (‘urban) cultuur en belevingswereld

van de doelgroep.

Zoals ik eerder aangaf, is het voor een relatief hoogopgeleide en witte cultuursector niet altijd

makkelijk om een goede aansluiting te vinden bij de cultuur en kunstuitingen van doelgroepen met een

cultuur die anders is dan die van hun. Dit gegeven kan je ook omdraaien wanneer je bedenkt dat er in

community arts wat dat betreft een enorme kans verscholen ligt.

Het is een kans om dat wat al is binnen de culturele sector te verrijken met andere diverse

kunstuitingen. Iets wat Kunst Onder Andere, de afdeling Wijkgerichte initiatieven van de SKVR

(Stichting Kunst Voor Rotterdammers) zich geen twee keer liet zeggen.

Ze verkent met de wijkgerichte initiatieven onder meer de ‘Urban Culture’ van kinderen en jongeren in

wijken met een sociaal-economische achterstand. Urban Culture gaat in op de cultuur van de straat.

Hierin spelen kunstuitingen binnen hiphop een grote rol. Daarbinnen zijn weer verschillende

deeldisciplines te onderscheiden: rap, dj, graffiti, breakdance/ streetdance. De hiphopscene is zowel

erg prestatiegericht; gericht op het ontwikkelen van een ‘eigen stijl’ Toch gaat het voor de deelnemers

veelal ook om samenzijn.

“In dit samenzijn is het belangrijk om jezelf te zijn en je eigen stijl te ontiwkkelen, hiermee kun je

namelijk respect van anderen afdwingen, maar tegelijkertijd is het eveneens belangrijk om anderen te

waarderen en respecteren. Respect is een sleutelbegrip in de scene. Hiphop heeft dan ook een effect

op sociale cohesie, want niet alleen nemen battles als het ware de plaats in van ruzies die normaal op

straat worden uitgevochten, het gemeenschappelijke werken aan de ontwikkeling van een (dans)taal,

de sociale interactie die voortkomt uit het samenzijn en het elkaar stimuleren is respectvol te

noemen.”47

Een ander voorbeeld is het Tam Tam project in Utrecht.Tam Tam, is een initiatief van ZIMIHC, het

Multicultureel Instituut Utrecht en het Walter Maashuis. Het project moet impulsen geven aan

artistieke ontwikkeling in een multiculturele samenleving. Tam Tam biedt professionele en amateur-

kunstenaars de mogelijkheid binnen de muzieksector om mee te werken aan de ontwikkeling van een

nieuwe muziekstroming met artiesten die nieuwe muziek ontwikkelen en spelen, uitvloeiend uit hun

meervoudige culturele culturele bagage. Ook hierbinnen staat de ‘broedplaatsfunctie’ van community

arts centraal, waarbinnen ‘nieuwe’ stromingen en disciplines kunnen ontstaan en het bestaande

kunnen verrijken

47 S.Trienekes, “Respect! Urban culture, community arts en sociale cohesie”, pag. 9, SKVR Kunst Onder Andere, Rotterdam, nov. 2004.

Page 39: scriptieaf

2.2 Kenmerken van community arts

39

8. Community arts is geen synoniem voor welzijnswerk. Het gaat juist uit van de kracht

van kwalitatieve artistieke processen.

Omdat community arts zich vaak op het snijvlak van sectoren afspeelt en een gecombineerde (sociale

en artistieke) doelstelling hanteert, wordt het soms onterecht betiteld als een soort artistiek

welzijnswerk. Iets wat in Nederland zo rond de jaren ’70 veel voorkwam. Toch is er een duidelijk

verschil:

“Community arts kan niet gelijk worden gesteld met welzijnswerk, waar de activiteiten gericht zijn op

het bezig zijn zelf. Dit omdat het de ontplooiing van de artistieke talenten en verbetering van de

artistieke vaardigheden van de deelnemers nastreeft.” 48

Het verschil met welzijnswerk of met het inzetten van kunst als middel zoals dat in de jaren 70 werd

gedaan, is dat huidige community arts praktijken ervan uitgaan dat de kracht van kunst alleen

gewaarborgd wordt door kwalitatieve artistieke processen. In een grootschalig Europees onderzoek

naar de inzet van kunst binnen andere sectoren wordt hierover het volgende vermeld:

“The findings showed that organisers, including artists, of succesful and effective projects that use arts

as a vehicle for expression with non-trained people are acutely interested in quality. The best

animators rarely compromise on quality. They strive to ensure the process engaged in is rich and that

the product is as good as possible.” 49

Dit citaat geeft aan dat community artists naar rijke artistieke processen streven, leidend tot een ‘zo

kwalitatief mogelijk’ eindproduct. Kwaliteit zou wat dat betreft veel meer binnen de betreffende context

bezien moeten worden. Dat wil. zeggen: het hanteren van duidelijke doelstellingen die met grote

betrokkenheid van de doelgroep tot stand zijn gekomen en zo ook geëvalueerd kunnen worden. De

evaluatie zou bovendien alle dimensies van kwaliteit moeten behelzen.

Daar waar nu een vaak een focus ligt op de kwaliteit van het eindproduct, zijn ook andere

kwaliteitsaspecten van belang om een volledige evaluatie te kunnen verrichtten (hoe hebben

deelnemers het project ervaren, de kwaliteit van uitvoering, welke impact heeft het project op korte en

lange termijn voor de deelnemers en binnen de gemeenschap?). Wanneer kwaliteit op deze manier

wordt bezien, valt ook een deel van de weerstanden tegen de vermenging met andersoortige doelen

weg. Zoals F. Matarasso treffend weet te verwoorden:

“It is perfectly possible to combine high aesthetic values with lasting social value.”

48

Raad voor Cultuur, vooradvies 2005-2008, pag. 8-9, 2003. 49

Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, pag.9, UK, 2004.

Page 40: scriptieaf

2.2 Kenmerken van community arts

40

Tot slot kan het belang van hoogwaardige artistieke processen ook worden verbonden aan de

motivatie van de deelnemers zelf. De community arts projecten, waar ‘empowerment’ van

doelgroepen zo belangrijk is, moeten voor de deelnemers iets opleveren waar ze trots op kunnen zijn.

“People want to do the best they can, it may be their only time to sing in public or to exhibit a work of

their own making.”50

Het heeft daarom weinig zin om ‘creatief aan te rommelen’ ,want dit doorzien de deelnemers gelijk. Je

wilt niet bereiken dat een deelnemer in je gezicht lacht en zijn kunstwerk zodra hij de hoek omloopt in

de prullenbak gooit, omdat hij er niet trots op is of zich er zelfs voor schaamt.

Zoals Marcel Boontje, cultuurscout in Amsterdam Oud-West, tijdens een interviewgesprek aan wist te

geven: “Jongeren willen geen kunst maken om het samenzijn met de buren”.

Dit samenzijn kan pas een wezenlijke rol spelen als de doelgroep zich ook artistiek gezien serieus

genomen voelt.

50

Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, pag.10, UK, 2004.

Page 41: scriptieaf

2.3 Doelen en projectsoorten

41

2.3 Doelen en projectsoorten

Motivaties voor het inzetten van community arts

De meningen over wat community arts is en hoe het ingezet kan worden – ik verwees er bij het

beschrijven van de kenmerken al naar – verschillen nogal. Er bestaan verschillende motivaties om

community arts actief te gaan inzetten. Hierbinnen zijn grofweg drie bewegingen te onderscheiden,

zoals benoemd door de Britse onderzoeker en community worker F. Matarasso:

De eerste beweging benoemt hij als “a wish to extend acces to the existing artistic offer”, in

Nederlandse beleidstermen vertaald gaat het hier om publieksbereik; het benaderen van moeilijk

bereikbare doelgroepen en bij hun de interesse proberen te wekken voor het bestaande aanbod. Deze

motivatie komt veel voor bij gevestigde culturele organisaties. Een voorbeeld is een wijkgericht

muziekproject van een gerenomeerd stedelijk museum. Dit is er dan vooral op gericht om de interesse

voor de kunst in het museum te stimuleren en daarmee het publieksbereik te vergroten

Een tweede beweging is het andere uiterste. Hier gaat het om “organisations which use the arts as a

means of achieving social objectives.” De eerder genoemde sociaal-artistieke projecten in Deventer

zijn hiervan een goed voorbeeld.

Een derde beweging combineert deze twee bewegingen, die ogenschijnlijk uitersten zijn. “A third kind

of work aims to unite aspects of both these goals by helping people gain acces to the arts so that they

can become creative actors in their own lives and become culturally included in society.”

Wat deze motivaties met elkaar gemeen hebben, is het uitgangspunt dat toegang tot kunst en cultuur

een democratisch recht van iedereen is. Dit gezegd hebbende, is het mijns inziens een misverstand

dat community arts de vrijheid van de kunsten op losse schroeven zet. Het maakt dat de kunsten weer

midden in het cultureel-maatschappelijk leven komen te staan, waar zij er tegelijkertijd weer door

gevoed worden.

Page 42: scriptieaf

2.3 Doelen en projectsoorten

42

Momenteel is de culturele sector in Nederland zich aan het heroriënteren op haar publieke rol en

functie. Iets wat Sikko Cleveringa, cultuurmakelaar in Deventer, beaamt:

“In het politieke klimaat van dit moment, wordt voor organisaties de legitimiteit van wat ze doen sterk

afgemeten aan de mate waarin ze actief zijn in samenwerkingen met andere organisaties. Ik weet niet

of dat vroeger ook zo sterk was, maar ik merk dat dit nu enorm telt. In een stad als Deventer

bijvoorbeeld, is het heel belangrijk om als instelling een aantal stevige samenwerkingsverbanden te

hebben met andere organisaties en ook sectoroverstijgend. Daarmee legitimeer je je maatschappelijk

nut. Je bent aantoonbaar van belang voor de samenleving, want anderen hebben jou nodig. Als zowel

je publiek als organisaties vanuit je omgeving aan jou voorbij gaan en ‘niets met jou doen’, dan gaat

de politiek zich op den duur ook afvragen: ‘Wat doet die instelling hier eigenlijk nog? Die is alleen

maar voor zichzelf bezig.’ Als je als organisatie actief bent binnen verschillende netwerken, ben je

aantoonbaar van belang voor anderen.”51

Projectsoorten

F. Matarasso typeert eveneens een viertal categorieën van projectsoorten waarbinnen community arts

wordt ingezet. Er zijn ook mengvormen mogelijk.

1. “Area Projects”: deze zijn gesitueerd in een specifieke buurt, stad of streek. Vaak wordt er

van meerdere kunstvormen gebruik gemaakt. Deze projecten veranderen mee met het gebied

en de doelgroepen waarop zij gericht zijn.

2. “Artform Projects”: dergelijke projecten onderscheiden zich in hun expertise en commitment

met betrekking tot een specifieke kunstvorm, een bepaald medium of – in zeldzame gevallen

– bepaalde esthetische of culturele waarden.

3. Projecten die gericht zijn op specifieke groepen mensen, bijvoorbeeld ouderen, mensen met

een handicap, gevangenen, et cetera.

4. Projecten die zich een betrokkenheid vertonen met bepaalde kwesties binnen bijvoorbeeld

welzijn of onderwijs en met de projecten invloed uit willen oefenen op een bepaald beleid.

Sikko Cleveringa, cultuurmakelaar te Deventer, heeft een methodiek ontwikkeld voor sociaal-artistieke

projecten. Hij wil hiermee een beweging vanuit de gevestigde cultuurinstellingen naar andere

maatschappelijke (deel)sectoren bewerkstelligen alwaar deze een bijdrage kunnen leveren aan

maatschappelijke of artistieke vragen vanuit specifieke (sub)doelgroepen. De methodiek onderscheidt

een viertal ‘culturele arena’s’ waarbinnen projecten zich kunnen afspelen. Ingaande op de vraag van

de doelgroep, een overwogen keuze voor een van de arena’s gemaakt kan worden. Elke arena

vereist ook weer een net iets andere rol en betrokkenheid van de betrokken community workers.

51

S.Cleveringa, cultuurmakelaar Deventer, interviewgesprek, Deventer, apr. 2005.

Page 43: scriptieaf

2.3 Doelen en projectsoorten

43

1. Sociaal-artistieke productie: een professionele kunstuiting kunstproductie waarbij een

artistieke professional een artistieke vertaalslag maakt op basis van en met behoud van de

eigenheid van bronnen vanuit de doelgroep. Deze arena kan bijdragen aan vragen en

doelstellingen die te maken hebben met (politieke) zelfversterking van de doelgroep.

2. Sociaal-artistieke educatie: projecten waarbij het verwerven van (artistieke) vaardigheden

centraal staat. Naast de bekwaming in een of meerdere disciplines, kan bij dergelijke

projecten ook cultureel erfgoed centraal staan. De artistieke professional heeft de rol van

‘docent-coach’. De docent neemt gedurende het verloop van het project een steeds meer

faciliterende rol aan. De deelnemers kunnen een groei doormaken waardoor zij uiteindelijk

beter in staat zijn om zelf de artistieke vertaalslag te maken. Deze arena kan bijdragen aan

vragen en doelstellingen omtrent persoonlijke zelfversterking.

3. Sociaal-artistieke programmering: Hierbij kan het gaan om doelgroepprogrammering op

(multi)culturele podia, het organiseren van multiculturele festivals, buurtfeesten met een

artistiek aspect, et cetera. De artistieke professional moet als programmeur een evenwicht

zoeken tussen zijn inbreng en die van de doelgroep. deze verhouding kan per project

variëren. Deze arena levert een bijdrage doelstellingen gericht op de sociale emancipatie van

de doelgroep.

4. Sociaal-artistieke zelforganisatie: In deze arena gaat het om groepen mensen die al een eigen

organisatiegraad hebben, zoals een Marokkaanse theatergroep, een rapgroep, bandjes,

orkesten, koren, enzovoort. Binnen de groep is er vaak al een sterk gemeenschapsgevoel.

Binnen dergelijke projecten is er daardoor ruimte om de groep aan te zetten zich ook op

‘derden’ te gaan richten. De artistieke professional is hier een coach of facilitator. Deze arena

kan een bijdrage leveren aan sociale zelfversterking.

Page 44: scriptieaf

2.4 Een blik op de praktijk in Nederland

44

2.4 Een blik op de praktijk in Nederland

Nu de kenmerken, doelen en projectsoorten van community arts benoemd en omschreven zijn, wil ik

het begrip community arts graag leven inblazen door enkele inspirerende praktijkvoorbeelden uit het

Nederlandse culturele veld te beschrijven. Nederland is, in vergelijking tot andere landen als Groot

Brittannië, op veel punten nog aan het pionieren met community art. Toch kunnen er de mooiste

dingen voortkomen uit dit pionieren; een voedingsbodem of ‘humuslaag’ waar op voortgebouwd kan

worden en waar weer nieuwe projecten uit kunnen voortkomen.

Amsterdam, “Culturele Zeepkist”52

Sinds de moord op Theo van Gogh schudt Nederland op haar

grondvesten. Een gebeurtenis die ons allen diep heeft geraakt. Dingen

die vanuit het buitenland nog ‘ver van ons bed’ leken, zijn nu ineens

levensecht geworden. De vrijheid van meningsuiting is een begrip dat nu

opnieuw gedefinieerd lijkt te moeten worden. Centraal staat ook de vraag

hoe wij in dit land met elkaar willen leven.

In Amsterdam meldde beeldend kunstenaar Mehdi Cloud zich bij Mariette Wildeboer, theatermaakster

en coordinator van de stichting “Muzenis”. “Muzenis geeft je de ruimte” is het motto van deze stichting.

Dit doet zij door kunstenaars letterlijk en figuurlijk ruimte te bieden om “theatrale statements bij de

huidige tijdsgeest te ontwikkelen, in de hoop via verbeelding en vormgeving met elkaar een stapje

verder te komen in dit proces dan alleen via verwoording mogelijk is.” 53

Het concept van de zeepkist sluit aan bij de “Speakers Corner” in Londen waar men op een kist, stoel

of trapje kan klimmen om zijn of haar mening te verkondigen om vervolgens met anderen in gesprek

te treden. De culturele zeepkist is dus letterlijk een ouderwetse zeepkist waar kunstenaars op, naast,

voor achter en in kunnen staan, klimmen en zitten, met andere woorden als podium kunnen gebruiken

om hun gevoelens te uiten. Het geeft invulling aan het gevoel van ‘we moeten iets doen’ en ‘een

signaal geven’ dat zo sterk leefde en leeft na de moord op Van Gogh. Statements die raken op het

niveau van het hart, in plaats van de eindeloze discussies waar iedereen moedeloos van wordt.

Er zijn inmiddels al verschillende zeepkisten gehouden in het teken van “Barre Tijden”, “Smaken

verschillen”, “Familiezeepkist”, “Vrouwenzeepkist”. Mariette Wildeboer heeft van hieruit tevens het

initiatief genomen om op andere niveaus de discussie over de rol van kunst binnen de maatschappij

onder nieuw leven in te blazen. Dit doet zij door middel van enkele bijeenkomsten met collega-

theatermakers en beleidsmakers over Community Theater, dat zij ziet als een kans voor de

theaterwereld in Amsterdam en daarbuiten en voor de samenleving waarin wij leven.

52

Bron: bezoek aan de conferentie “Community theatre, een kans voor Amsterdam”, Stichting Muzenis, Amsterdam, 15 april 2005. 53

Bron: www.diana-ozon.nl

Page 45: scriptieaf

2.4 Een blik op de praktijk in Nederland

45

“Ik heb geen doel voor ogen. We leven niet in een samenleving waar je meteen het effect ziet van een

actie. Als je nu A doet, zie je veel later pas het effect. Het is meer een soort flessenpost die je in het

water gooit en waarvan je maar moet afwachten waar die aankomt. Waar we nu op stuiten is

globalisering. Nergens in de wereld leven mensen nog op een eiland. Als de zee in Azië beeft, beeft ie

hier ook.”54

Springdance: “U bevindt zich hier”

U bevindt zich hier is een goed voorbeeld van een “area project in de vorm van een

productie. Het project, georganiseerd in het kader van het Springdance festival 2005,

vormt een ode aan de diversiteit van de stad Utrecht. Het stuk wil de culturele kaart van

Utrecht op interactieve wijze tonen aan de bezoeker; het wil een indruk geven, of liever

gezegd een veelheid aan indrukken, van deze creatieve stad.

Choreograaf André Gringas probeert in zijn werk dans te verbinden

aan de actualiteit van het alledaagse leven. Voor dit project werd hij

geinspireerd door de architectuur van de stad in verhouding tot de

beleving van het individu. Hoe bepaalt het stadse leven de

ontwikkeling van een samenleving; van een individu?

Samen met componist Merlijn Twaalfhoven en enkele andere kunstenaars, werkte hij een jaar lnag

met uiteindelijk 193 Utrechtse dansers en muzikanten: van blazers, koren en zangers tot rappers,

beatboxers en percussionisten, van klassiek ballet en moderne dans tot salsa, breakdancing en line-

dancing. Elke deelnemer, vertelde Gringas in de meeting na afloop van de voorstelling, heeft zijn

eigen persoonlijkheid en kracht. Het is de kunst om deze zo goed mogelijk te laten uitkomen.Dus juist

uitgaan van het kleine en persoonlijke: dat maakt het groots. Gringas en Twaalfhoven hebben

daarmee de sterke kanten van alle performers gecombineerd tot een energiek geheel, waarbij één

plus één drie wordt. Het project heeft nadrukkelijk een artistieke doelstelling, aldus Gringas en

Twaalfhoven, maar secundair daaraan, was te merken dat de deelnemers binnen het proces een

ontwikkeling doormaakten. Het was geen doel, maar het heeft de levens van de deelnemers wel

degelijk beinvloed (een vergroot zelfvertrouwing, kennismaking met andere culturen, eigen maken van

nieuwe artistieke vaardigheden.

54

M. Wildeboer, theatermaakster en coordinator van de Stichting Muzenis, citaat uit “De staatskrant”, jaargang 34 nr. 1, januar i 2005.

Page 46: scriptieaf

2.4 Een blik op de praktijk in Nederland

46

De voorstelling “U bevindt zich hier” biedt een veelheid aan verhalen, aan geluiden, aan soorten dans,

aan spannende ontmoetingen. Gebruikmakend van de achtergronden van de deelnemers, wordt de

veelzijdigheid van de stad Utrecht getoond, op interactieve wijze. Je kijkt niet alleen naar het cultureel

diverse stadsleven, nee, je zit er middenin en maakt er deel van uit. Publiek en performers bevinden

zich gezamenlijk op het podium. Op sommige momenten merk je niet wanneer iemand optreedt of

wanneer hij toeschouwer is.

Je komt binnen in een indrukwekkend decor, een ontwerp van beeldend kunstenaaar Pjotr Müller, dat

met steigerbuizen, doorzichtige doeken, deuren en doorkijkjes een Utrecht in het klein verbeeldt. Het

decor is zo opgezet, dat je als bezoeker eigen keuzes maakt. ‘Ik hoor daar iets, daar wil ik gaan

kijken’. ‘Wie is daar en wat is zijn verhaal?’ Daar zie je een line-dancegroep en ergens anders zet een

koor Peter Koelewijns ‘24000 kussen’ in, terwijl andere dansers een rumba inzetten. Later komen

breakdancers en rappers aan bod. Het koor zingt “Utrecht, stad waar ik altijd weer kom” en op

verschillende plaatsen vertellen de dansers hun verhaal; datgene wat hen bindt aan de stad Utrecht.

De muziek is een experiment met de ruimte. Van verschillende kanten zijn, steeds onverwacht, mooie,

bijzondere, maar ook vreemde klanken te horen. Het is niet altijd duidelijk waar ze vandaan komen en

dat maakt het tot een spannend geheel, waarin je niet weet wat je te wachten staat.

Na een spetterende finale, waarbij iedereen omgeven wordt door muziek en dans, gaat het doek van

het podium omhoog en lopen de performers van het podium af de zaal in. Het publiek is geheel

gedesoriënteerd, terwijl gezongen wordt ‘Waar ben je geweest? Waar kom je vandaan? Bevindt je je

daarginds of misschien ben je wel heel dichtbij.’

Op zaterdag 23 en zondag 24 april werd de voorstelling in totaal vijf keer opgevoerd in de Utrechtse

Stadsschouwburg.

SKVR, Kunst Onder Andere 55

Kunst onder Andere is de afdeling Wijkinitiatieven van Stichting Kunst Voor Rotterdammers (SKVR).

In het bereikbaar maken van kunsteducatie voor alle Rotterdammers, richt Kunst Onder Andere zich

voornamelijk op doelgroepen in achterstandswijken. Ze probeert daar aan te sluiten bij de

belevingswereld en cultuuruitingen van de doelgroepen en organiseert daartoe community arts

projecten.

55

Bron: S.Trienekes, “Respect!, Urban culture, community arts en sociale cohesie”, SKVR Kunst Onder Andere, Rotterdam, nov. 2004.

Page 47: scriptieaf

2.4 Een blik op de praktijk in Nederland

47

De organisatie ziet community arts nadrukkelijk niet als een vermenging met welzijn, maar hecht

waarde aan het artistieke uitgangspunt en aan de ‘broedplaatsfunctie’ van deze projecten. Secundair

wil zij daarmee, middels een artistiek proces wel bijdragen aan een ‘creative community’. Met diverse

projecten levert zij een belangrijke bijdrage aan de ‘empowerment’ en emancipatie van individuen en

groepen op verschillend gebied (meer zelfvertrouwen en erkenning, uitdragen van eigen cultuur en

kennismaking met andere culturen, opleidingstrajecten, etc.).

Een goed voorbeeld van een dergelijk project is ‘On Tha Move’. Het werd opgezet om jongeren in de

leeftijd van 12- 24 jaar uit achterstandswijken te laten kennismaken met kunst, door hun ‘skills’ te

ontdekken. De projecten van ‘On Tha Move’ vinden plaats in (laagdrempelige) buurt- en wijkcentra.

Docenten behoren zelf tot de hiphopscene en zijn daardoor in staat om goed op de doelgroep aan te

sluiten met workshops waarin gelijk tot actie wordt overgegaan. Jongeren kunnen hier kennismaken

met het bedienen van de draaitafel, het schrijven en performen van rapteksten, gebruik maken van

microfoon, beatbox, enzovoort. Ook graffiti, video-games, dansworkshops en dergelijke maken deel

uit van ‘On Tha Move’. De deelnemers kunnen zelf thema’s voor workshops aandragen.

‘On tha move’ brengt jongeren uit heel Rotterdam, van verschillende etnische achtergronden, en van

verschillend opleidingsniveau, samen in actieve kunstdeelname. Er ontstaat al snel een groepsband.

Omdat het de ‘art’ is die centraal staat en je ‘skills’, maken de jongeren ongemerkt en sneller dan in

het normale leven, kennis met mensen buiten hun eigen kring.

Het Hiphophuis maakt vervolgens de weg vrij voor hen die zich verder willen bekwamen. Doel van dit

project is het professionaliseren van de hiphopscene in Nederland. Ook biedt het een fysieke

ontmoetingsplek die geheel toegerust is op de wensen van de deelnemers. Er worden breakdance- ,

streetdance-, dj-, rap-/ MC-lessen en workshops gegeven en masterclasses van specialisten. In de

toekomst wil het Hiphophuis haar aanbod qua ‘urban’ disciplines compleet maken door bijvoorbeeld

ook graffiti toe te voegen.

Een ander voorbeeld van een uniek project binnen Kunst Onder Andere is de ‘Kweekvijver’; een

coachingstraject dat talenten ‘van de straat’ opleidt tot peergroupleiders en community workers. Dit

wordt gedaan binnen een persoonsgericht opleidingstraject van 30 weken. Het traject sluit aan op de

vergrote behoefte naar een ander type docent om in te zetten in de community art projecten en die

meer aansluiting heeft op de ‘disciplines van de straat’ zoals rap street- en breakdance, graffity,

dj’ing). De deelnemers zijn al minimaal 3 jaar actief in een van deze disciplines en zijn er goed in.

Page 48: scriptieaf

2.4 Een blik op de praktijk in Nederland

48

Binnen de Kweekvijver wordt hoog ingezet op kwaliteit omdat de toekomstige peergroup artists een

impuls moeten gaan geven aan de workshops onder de doelgroep. Het zijn waardevolle

kunstdisciplines die het waard zijn om in hun ontwikkeling gestimuleerd te worden.

Het coachingstraject van de Kweekvijver voldoet aan de behoefte van de toekomstige community

workers tot erkenning. Zij kunnen middels een certificaat hun ‘ marktwaarde’ te vergroten.

Utrecht, PITCH junior-project 56

PITCH junior is een oriëntatietraject voor theater, gericht op jongeren met een meervoudig culturele

achtergrond; een groep die vaak de weg niet weet te vinden naar de kunsten in het algemeen en het

theatervakonderwijs in het bijzonder. Het is dus duidelijk het soort community arts project dat zich richt

op de doorstroom naar en toegankelijkheid van de kunsten. Het initiatief kwam van de faculteit theater

van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) en inmiddels is de formule uitgezet naar lokale en

regionale culturele organisaties. De formule biedt een oriëntatie op de verschillende onderdelen van

theater: acteren, zang, tekstschrijven, regisseren, docentschap drama, et cetera. De deelnemers

worden met een persoonlijke aanpak begeleid door professionals binnen de verschillende

‘theaterdisciplines’.

Na de oriëntatie zijn er nog mogelijkheden voor twee vervolgtrajecten: PITCH Intensive aan de HKU

waar productie en de eventuele doorstroom naar een theatergroep centraal staan en PITCH Op Maat

dat zich richt op auditie voor een kunstvakopleiding.

Zaanstad “Sloophamer Schatkamer” 57

In dit project te Zaanstad heeft Ida van der Lee invulling gegeven aan de maatschappelijke vraag de

sloop van de oude wijk Vissershop te herdenken en de ziel ervan te laten doorleven in de nieuw te

bouwen wijk. De woningen zijn zo rond 1914 gebouwd en nog altijd heeft de wijk een hechte sociale

binding. Het besluit van de sloop was dan ook enorm ingrijpend en had zijn doorwerking in de wijk.

Het project ging, in 2003 van start met een indrukwekkend afscheidsritueel. Er waren, foto’s collages,

oude brieven en krantenartikelen, poëzie, schilderijen en andere objecten van emotionele waarde

verzameld in een schatkist, gemaakt van restmateriaal van de eerste gesloopte huizen.

56

Bron: C. Michels, “Evaluatie Project Cultuurpunt”, Soest, aug. 2004. 57

Bronnen: www.zaanstad.nl , brochure “Uit de Kunst in de Wijk, artistieke verbeeldingskracht als antwoord op maatschappelijke vraagstukken, een gezamenlijke publicatie van Kunstenaars&Co en het Landelijk Centrum Opbouwwerk.

Page 49: scriptieaf

2.4 Een blik op de praktijk in Nederland

49

De kist werd ritueel door het dorp gedragen, eindigend bij het Zaans museum. Dit jaar gaat de tweede

fase van de sloop in. Gedurende deze fase, worden de verhalen en ‘schatten’ tentoongesteld in vier

slooppanden in het Vissershop, die zijn omgetoverd tot een ‘doolhof’ van verhalen. Hiervan worden,

door de bewoners zelf, de mooiste geselecteerd. Deze keren uiteindelijk terug in het straatbeeld;

verhaallijnen zullen verschijnen langs de trottoirbanden.

Deventer, “Deventer Blik” 58

Deventer is van oorsprong een echte arbeidersstad. Er was een bloeiende industrie, de verschillende

fabrieken waren een bron van werk. Vaak was dit een familiezaak; via je vader of oom werd je

binnengehaald in het bedrijf. Maar na de tweede wereldoorlog trok het werk in andere sectoren aan en

kregen de fabrieken waaronder ook de blikfabriek Thomassen en Drijver een flink tekort aan

arbeidskrachten. Dit tekort werd opgevuld met groepen migrantenarbeiders uit verschillende streken

en landen. In eerste instantie van binnen Nederland. Later ook Molukkers en nog later migranten uit

Spanje, Italië en Turkije.

Inmiddels is de economische noodzaak voor hun komst niet meer aan de orde. Deze is verdwenen

met het wegvallen van een groot deel van de industrie en het sluiten van veel fabrieken. De

gemeenschap in Deventer is vandaag de dag opgedeeld en op sommige punten ook verdeeld in

verschillende groepen arbeidsmigranten, elk met hun eigen levensgeschiedenis en culturele identiteit.

Hun gedeelde geschiedenis ligt echter nog altijd bij de fabriek.

Het project Deventer Blik verhaalt de geschiedenis van de arbeidsmigranten, werkzaam bij de

blikfabriek Thomassen en Drijver, de werkgever was van het grootste aantal arbeidsmigranten in

Deventer. Het is meer dan een geschiedenisstudie, maar wil een confrontatie tussen culturen

bewerkstelligen; een venster waarbinnen ontmoetingen mogelijk worden. Er zijn tien deelprojecten

waarbinnen verschillende kunstdisciplines en artistieke arena’s aan bod komen. Van foto-expositie en

filmdocumentaire tot theaterproductie en kinderboek, van archiefproject en wetenschappelijk historisch

onderzoek tot een expositie in het Historisch museum en educatieve programma’s voor basisscholen.

De aanpak is wijkgericht. Het deelproject ‘blik op zondag en maandag’ worden met caravans in drie

arbeiderswijken artistieke impressies gegeven van de manier waarop een zondag thuis en een

maandag in de fabriek destijds verliepen.

58

Bronnen: www.sied.nl/deventerblik , brochure “Uit de Kunst in de Wijk, artistieke verbeeldingskracht als antwoord op maatschappelijke vraagstukken, een gezamenlijke publicatie van Kunstenaars&Co en het Landelijk Centrum Opbouwwerk.

Page 50: scriptieaf

2.4 Een blik op de praktijk in Nederland

50

STUT, Utrechts wijktheater59

Stut theater is een professioneel

theatergezelschap dat al sinds 1977

toneelvoorstellingen maakt met

bewoners uit Utrechtse volkswijken.

De naam ‘Stut’ verwijst naar de functie

die zij wil uitdragen: als een stut wil zij

ondersteuning bieden met theater aan

hen die sociaal en/ of economisch

onder druk staan. Het gaat hier om

community theater in zijn puurste

vorm. De spelers van de stukken zijn

‘gewone’ mensen uit het leven van

alledag en de stukken gaan over wat

hen bezighoudt. Het zijn eigen

verhalen. Een theaterstuk wordt op

deze manier een stuk van binnenuit.

De organisatie vindt haar spelers op

alledaagse plekken: in buurthuizen,

jongerencentra, bij de supermarkt, in

de bus. Het zijn mensen zonder enige

theateropleiding. Er worden geen

audities gehouden. De stukken

ontstaan in gesprekken en

improvisaties.

De spelers beginnen vanuit een inhoudelijke betrokkenheid en zijn vaak onzeker over hun theatrale

capaciteiten. De regisseur of begeleider heeft hierin de taak om, door ze aan te spreken op hun

ervaringen, de verbinding te leggen met het theatrale. Dit gebeurt onder meer door een tekst en rol te

schrijven die dichtbij hun eigen persoon ligt. Au naturel komen er zo vaak de mooiste dingen uit.

59

Bronnen: www.stut.nl, de brochure “Stut theater, uitgangspunten en werkwijze van een bijzondere theatergroep.”

“Kunst en het echte leven: Normaal gesproken is het de bedoeling dat kunst en het echte leven zich niet in elkaar verwarren. Kunst is vluchtig en verbeelding, scheppend en ordenend en dus niet het echte leven. Want dat wordt geleefd door mensen die ‘zomaar’ leven, die dóen, die haast instictmatig, ongepland en zonder reflectie leven. Het echte leven is rauw en onbeschaafd, het zweet, heeft vuile handen en spreekt plat. Maar.. het is plastisch. Het vindt plaats ‘midden in de maatschappij’. Of juist aan de periferie: zwervers, a-socialen en junks leiden ook een echt leven. Een leven dat onverschillig is als de natuur zelf. Intellectuele en kunstenaars leven dat echte leven niet, zij bestuderen het of geven het artistiek vorm. Ze zijn buitenstaanders. Maar de paradox is dat verschijningsvormen van het echte leven kunstenaars blijkbaar inspireren. Het is voor hen fascinerend materiaal. Maar dan behandelen zij het op een specifieke manier. Daarvoor gebruiken zij hun ‘buitenstaander zijn’. Blijkbaar is die afstand voor hen de artistieke voorwaarde voor het maken van kunst. Volgens ‘eeuwige wetten’ mag kunst niet bevatten wat het leven bevat: niet het gewone (dat is ‘plat’), maar het buitengewone, niet het specifieke (dat is ‘casueel’), maar het algemene, niet het concrete (dat is ‘alledaags’), maar het abstracte. Het echte leven is dus alleen interessant als het wordt vervormd tot echte kunst. Uit de bron, die het echte leven is, putten kunstenaars geen water, maar wijn.” Fragment uit een inleiding van de studiedag “Community theatre, een kans voor Amsterdam?”, stichting “Muzenis”, Amsterdam 15 april 2005, gehouden door Jos Brours, medeoprichter en toneelschrijver van Stut Theater te Utrecht,.

Page 51: scriptieaf

2.4 Een blik op de praktijk in Nederland

51

“Hij was lang en vol doornstruiken, mijn weg van de afstandelijke intellectueel en kunstbeschouwer naar een nabijheid zoekende kunstenaar. Met vallen en opstaan overbrugde ik – samen met mijn collega’s – de kloof naar de blanke onderklasse en daarna die naar de Turkse en vooral Marokkaanse groepen aan de onderkant van de samenleving. Nieuwsgierig zocht ik nabijheid. Oordelen werden vragen. Hoe leven die mensen? Wat drijft hen? Hoe redden ze het binnen omstandigheden die mij wellicht tot wanhoop zouden drijven? Hoe werkt dat tussen man en vrouw? Hoe gaan hun kinderen om met het verschil tussen binnen en buiten?” Fragment uit een inleiding van de studiedag “Community theatre, een kans voor Amsterdam?”, stichting “Muzenis”, Amsterdam 15 april 2005, gehouden door Jos Brours, medeoprichter en toneelschrijver van Stut Theater te Utrecht

In eerste instantie was Stut voornamelijk

actief in blanke arbeiderswijken, later, vanaf

1993, heeft de organisatie ook steeds meer

de brug geslagen naar andere culturen. In

dat jaar maakte Marlies Hautvast het

toneelstuk ‘circels’, met acht Nederlandse

en Turkse vrouwen. Daarna volgden er

andere stukken, waarin niet geschuwd is om

integratieproblematiek aan de kaak te

stellen.

Een voorbeeld van een multiculturele

voorstelling is “Mijn bitterzoet Lombok” dat

‘binnenkantbeelden’ van de wijk Lombok en

haar rijke geschiedenis wil tonen. Dit naar

aanleiding van het honderdjarig bestaan van de wijk. Verhalen van mensen die binnen een wijk

wonen, die schijnbaar niets met elkaar te maken hebben of van elkaar weten. Toch hebben zij meer

gemeen dan in eerste instantie leek.

“Bianca sneert over de naam van Lombok…Joke is boos op de autoriteiten…Willem zingt de lof van

Lomboks wijven…Nico pakt een Marokkaanse jongen bij de kraag…Marieke en Saïda vechten voor

hun vriendschap…Aziz dicteert zijn geschiedenis…Brahim raakt geplet tussen de werelden…Mehmet

blondeert zijn haar en scheert zijn snor af…”60

60

Citaat afkomstig van een flyer van “Mijn Bitterzoet Lombok”.

Page 52: scriptieaf

2.5 De maatschappelijke bijdrage van community arts en de moeilijkheid van evalueren

52

2.5 De maatschappelijke bijdrage van community arts en de

moeilijkheid van evalueren

Zoals eerder gezegd, heeft de recente interesse voor community arts in Nederland veel te maken met

de politieke zoektocht naar mogelijke oplossingen voor problemen die samenhangen met de

multiculturele samenleving en het ‘wegvallen’ van sociale cohesie. Hoewel over dit laatste verschil van

mening kan bestaan – misschien zijn er voor de oude sociale verbanden andersoortige in de plaats

gekomen – is het interessant wat de betekenis van kunst in het algemeen en community arts in het

bijzonder kan zijn voor de samenleving en de ‘problemen’ van deze tijd.

Zoals de titel van deze paragraaf al aangeeft, betreft het hier processen van kwalitatieve aard die

moeilijk meetbaar zijn. Naast het vaststellen van de maatschappelijke impact van community arts

projecten, zal ik daarom tevens ingaan op de manier waarop deze vastgesteld kunnen worden.

Hiervoor maak ik gebruik van twee belangrijke bronnen. Mijn eerste bron betreft een Europees

onderzoek naar de vraag hoe intersectoraal werken vanuit cultuur kan bijdragen tot een ‘creative

community’ 61

. Mijn tweede bron betreft een grootschalig onderzoek van de al eerder geciteerde Britse

onderzoeker en community worker François Matarasso, inclusief een voorbereidend onderzoek inzake

de aard van evaluatieprocessen. 62

Maatschappelijke bijdragen van community arts

Er is veel gesproken en geschreven over het veronderstelde maatschappelijk belang van de kunsten.

Toch is er maar weinig onafhankelijk bewijs dat dit onderbouwt. Het onderzoek “Use or Ornament” is,

voor zover ik heb kunnen vaststellen, een van de weinige uitgebreide onderzoeken op dit gebied.

Zoals ik later zal toelichten, heeft dit onderzoek evaluatiemethoden gebruikt die ook gericht zijn op de

kwalitatieve uitkomsten van kunstparticipatieve processen. Dit in tegenstelling tot de algemeen

gebruikelijke methodes die zich concentreren op het meten van kwantitatieve gegevens (denk aan

bezoekersaantallen, percentages per leeftijdsgroep of etnische groepering).

61

Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, UK, 2004. 62

F. Matarasso, “Use or ornament? The social impact of participation in the arts”, Comedia, UK, 1997. en F. Matarasso. “The social impact of the arts, working paper 1: ‘Defining Values, evaluating arts programmes’”, Comedia, UK, 1996.

Page 53: scriptieaf

2.5 De maatschappelijke bijdrage van community arts en de moeilijkheid van evalueren

53

“Use or Ornament?” geeft een gedetailleerd overzicht van de rijke maatschappelijke bijdrage van

kunstparticipatieve projecten, waaronder ook community arts. Het onderscheidt hierbij een zestal

deelcategorieën:

persoonlijke ontwikkeling,

sociale cohesie,

‘gemeenschapsempowerment’ en zelfbeschikkingsrecht,

beeldvorming en identiteit van de buurt,

verbeelding en visie,

gezondheid en welzijn.

Hieronder vindt u een overzicht dat de bevindingen van Matarasso per deelcategorie samenvat. Het

geeft een indruk van de vele contexten waarbinnen en veranderingsprocessen waarop

(kunstdeelname binnen) community arts positief van invloed kan zijn.

Persoonlijke ontwikkeling

Op dit vlak kan cultuurparticipatie

leiden tot een vergroot vertrouwen en gevoel van eigenwaarde;

de betrokkenheid bij sociale activiteiten verhogen;

mensen invloed geven op de manier waarop zij door anderen gezien worden;

ruimte bieden om persoonlijke rechten en verantwoordelijkheden te verkennen;

interesse en vertrouwen in kunst en cultuur vergroten;

bijdragen aan de schoolse ontwikkeling van kinderen;

volwassenen aanmoedigen om kansen tot opleiding en training aan te grijpen;

bijdragen aan het opdoen van vaardigheden en werkervaringen;

bijdragen tot de inzetbaarheid van mensen;

mensen motiveren tot en helpen bij een (loop)baan in de kunsten.

Sociale cohesie

Op dit vlak kan cultuurparticipatie

isolatie en uitsluiting helpen verminderen doordat in deze context gemakkelijk vriendschappen

gesloten kunnen worden;

Bijdragen aan het bevorderen van netwerken op gemeenschapsniveau die tot sociale

insluiting kunnen leiden;

Tolerantie vergroten en bijdragen tot een oplossing van conflicten;

Een forum bieden voor interculturele betrekkingen en vriendschapsrelaties;

De bijdrage van een hele gemeenschap helpen bekrachtigen;

Contacten tussen verschillende generaties bevorderen;

Page 54: scriptieaf

2.5 De maatschappelijke bijdrage van community arts en de moeilijkheid van evalueren

54

Interculturele contacten en samenwerking bevorderen;

Zowel slachtoffers als delinquenten ondersteunen bij het aanpakken van

misdaadvraagstukken;

Een route verschaffen voor rehabilitatie en de integratie van delinquenten.

‘Gemeenschaps-empowerment’ en zelfbeschikkingsrecht

Op dit vlak kan cultuurparticipatie:

de organisatiecapaciteit van de gemeenschap vergroten;

de zelfredzaamheid van en projectmatig werken binnen de doelgroep vergroten;

mensen meer controle geven over hun eigen leven;

middelen aanreiken om inzicht te verkrijgen in politieke en sociale denkbeelden;

maatschappelijke inspraak en participatie vergemakkelijken;

bewoners betrekken bij (stedelijke) vernieuwingsprocessen;

samenwerkingsverbanden/ partnerships vergemakkelijken;

draagvlak vergroten voor community projecten.

Beeldvorming en identiteit van de buurt

Op dit vlak kan cultuurparticipatie:

een gevoel van trots op plaatselijke tradities en culturen bevorderen;

ervoor zorgen dat mensen een gevoel van betrokkenheid en ‘erbij horen’ krijgen;

bijdragen aan het ontwikkelen van gemeenschapszin en –tradities in nieuwe steden en

buurten;

mensen reden verschaffen om zelf initiatieven te ontplooien binnen de gemeenschap;

het beeld van overheidsinstellingen veranderen;

mensen een beter gevoel geven over waar ze wonen.

Verbeelding en visie

Op dit vlak kan cultuurparticipatie:

mensen helpen om hun creativiteit te ontwikkelen en uit te bouwen;

het onderscheid tussen consument en schepper doen vervagen;

het mensen mogelijk maken om hun waarden, betekenissen en dromen te verkennen;

de werkpraktijk van beroepskrachten in de publieke en vrijwilligerssector verrijken;

de aanspreekbaarheid van maatschappelijke dienstverlening verbeteren;

mensen aanmoedigen om het nemen van risico’s als positief te aanvaarden;

groepen in de samenleving aanmoedigen tot overwegen van lange termijn effecten in plaats

van het onmiddellijke;

bijdragen aan het ontwikkelen van alternatieven voor de klassieke hulpverlening;

verwachtingen wekken over wat mogelijk en wenselijk is.

Page 55: scriptieaf

2.5 De maatschappelijke bijdrage van community arts en de moeilijkheid van evalueren

55

Gezondheid en welzijn

Op dit vlak kan cultuurparticipatie:

een positieve impact hebben op hoe mensen zich voelen;

een effectief middel bieden voor gezondheidsvoorlichting;

bijdragen tot een ontspannen sfeer in gezondheidscentra;

de kwaliteit van leven van mensen met een zwakke gezondheid verbeteren;

een unieke en rijke bron van levensvreugde vormen.

Intersectoraal samenwerken, onderzoek binnen Europa

Uit de bovenstaande ‘opsomming’ van de bevindingen van Matarasso blijkt dat de bijdrage van

community arts in het maatschappelijk krachtenveld zich situeert in een veelheid aan intersectorale

verbanden. Om hier ook internationaal een wat beter beeld van te schetsen, wil ik graag ingaan op het

Europese onderzoek “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, dat zich

sterk maakt voor intersectoraal werken vanuit de kunsten.

Het onderzoek stelt dat het, in een tijd die gedomineerd wordt door voortdurende verandering, voor de

traditionele sectoren als kunst, onderwijs, welzijn, gezondheidszorg, niet langer voldoende is om

alleen binnen eigen kaders te opereren. Dit is, aldus het rapport, ook niet langer in overeenstemming

met de maatschappelijke behoefte. De genoemde sectoren hebben allen een publieke functie. Met

intersectorale samenwerkingsverbanden kunnen zij de handen ineen slaan en, door gebruik te maken

van elkaars expertise, hun kracht en draagvlak vergroten en verbreden.

De studie benoemt voor de kunstensector drie ‘kansgebieden’ voor intersectorale samenwerking:

Social inclusion (sociale insluiting), Well-being (welzijn en gezondheid) en Creativity and learning

(verbindingen tussen kunst, onderwijs en leren).

“social inclusion”:

Het inzetten van kunst voor doelstellingen omtrent sociale en culturele insluiting heeft veel te maken

met de democratische cultuur gedachte. Ook spreekt er een duidelijke visie uit, namelijk dat de

kunsten een sleutelrol kunnen vervullen binnen interculturele dialoog, het bevorderen van sociale

cohesie en, op een persoonlijk vlak, binnen identiteitsvorming.

“What sort of confidence building measures can we suggest that will allow young people, members of

minorities, migrants and the marginalised to be receptive to universal human values without denying

their own roots?” 63

63

Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, pag. 37, Uk, 2004.

Page 56: scriptieaf

2.5 De maatschappelijke bijdrage van community arts en de moeilijkheid van evalueren

56

Zoals eerder aangegeven is het thema van sociale insluiting door toeleiding vanuit de kunsten erg

actueel in landen als België en Groot-Brittannië. De studie noemt ook het Actieplan Cultuurbereik in

Nederland, maar geeft aan dat de sterke nadruk op kwaliteitscriteria een link met welzijn en sociale

thema’s bemoeilijkt.

“Well-being”:

“Well-being” dient opgevat te worden in de breedste zin van het woord.

“For us health is not only about an individual being well or poorly and having a healthy or unhealthy

lifestyle. It’s as much about the circumstances people live in, their surroundings and the levels of

support provided within the community. Everyone has a far better chance of leading al healthy lifestyle

and feeling a sense of well-being when they…feel supported by the community and have employment

and other opportunities.” 64

Een goed voorbeeld zijn de “Health Action Zones” in Groot-Brittannië waar de kunsten ingezet worden

binnen welzijn, waarbij het om meer gaat dan lichamelijke of lichamelijke gezondheid; het gaat vooral

om het bevorderen van maatschappelijk welzijn. In een evaluatie van enkele van deze projecten werd

aangegeven dat de projecten in tweede instantie ook een effect hebben op de maatschappelijke

participatie:

“Among all respondents it would appear that the belief that there is a direct link between art (produced

and performed) and health is giving way to a more indirect notion of the link between participation and

engendering inclusion” 65

“Creativity and learning:

De interactie tussen de kunsten en educatieve deelsectoren (creativity and learning) is iets waar in

meerdere Europese landen al ervaring mee is opgebouwd. Nederland komt positief naar voren in het

rapport. Wat onder meer wordt aangegeven, is dat binnen samenwerkingenverbanden tussen kunst

en onderwijs er op vrij natuurlijke wijze ook andere verbindingen ontstaan.

“There is a fluidity that develops between formal and informal settings of education when culture and

arts are linked to learning. This is certainly true when cultural organisations develop education and

outreach policies with which to reach and develop new audiences.” 66

64

Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, pag. 62, Uk, 2004. 65

Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, pag. 66, Uk, 2004. 66

Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, pag. 94, Uk, 2004.

Page 57: scriptieaf

2.5 De maatschappelijke bijdrage van community arts en de moeilijkheid van evalueren

57

Het onderscheidt voorts drie subcategorieën van verbindingen tussen kunst en educatie 67

:

“Arts education in schools” : hierbij gaat het om de vraag hoe de kunsten het best

geïntegreerd kunnen worden in het onderwijs.

“Learning through the arts”: waar de kunsten op verschillende wijze ingezet kunnen worden

als ondersteuning bij het leren en, op persoonlijk vlak, bij het eigen maken van vaardigheden

en het genereren van een gevoel van eigenwaarde.

“Partnerships with cultural institutions and their outreach”: samenwerkingsverbanden tussen

culturele organisaties en hun publiek. Organisaties hebben belang bij dergelijke

samenwerkingsrelaties op drie manieren: onderwijs als een ‘mediator’ tussen de kunsten en

haar publiek (vergroten interesse en begrip), onderwijs als middel tot persoonlijke ontplooiing

van mensen, onderwijs als een instrument om bepaalde organisatiedoeleinden te

verwezenlijken.

Het onderzoek heeft uitgewezen dat in Europa, zowel binnen beleid en stimulerende maatregelen, als

binnen de praktijken in de verschillende sectoren, het intersectoraal werken nog relatief onderbelicht

blijft. Er zijn ook grote verschillen tussen landen.

Er bestaat in veel gevallen een kloof tussen datgene wat in beleidsstukken staat en wat er zich op de

vloer afspeelt. Enerzijds sluiten beleidsspeerpunten niet aan bij wat nodig is in de praktijk en

anderzijds is het soms ‘mosterd na de maaltijd’ wanneer de overheid zich op iets gaat richten wat in

de praktijk al jaren aan de orde is.

Voorts is het kwaliteitsvraagstuk erg actueel. Het gaat om de vraag waar de nadruk op zou moeten

liggen bij kunstprojecten die sectoroverschrijdend zijn: op het proces of op het product? Velen wijzen

op het risico van kwaliteitsverlies van kunst wanneer de nadruk puur op het creatieve proces of

doelstellingen op het gebied van welzijn wordt gelegd. Anderen geven aan , dat in projecten met

sociale doelstellingen kwaliteit in de context moet worden bezien en dat het eindproduct ondergeschikt

moet worden gemaakt aan het proces, hetgeen alleen maar bevorderlijk kan zijn voor dit eindproduct.

Kwaliteit kent, zoals Matarasso in zijn toespraak voor “Art4all, international conference on amateur

arts” al aangaf, meerdere dimensies:

kwaliteit van uitvoering (hoe het werk wordt gedaan en de gehanteerde procescriteria),

kwaliteit van ervaring (hoe deelnemers het project ervaren en erop reageren),

kwaliteit van opbrengsten (de korte en lange termijn effecten op de deelnemers en op de

wijdere gemeenschap) en

artistieke kwaliteit (m.b.t. bijvoorbeeld techniek, originaliteit, ambitie, weerslag en ‘magie’.

67

Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, pag. 94, Uk, 2004.

Page 58: scriptieaf

2.5 De maatschappelijke bijdrage van community arts en de moeilijkheid van evalueren

58

De discussie zou zich wat dat betreft meer moeten richten op al deze dimensies, in plaats van zich te

centreren rond het begrip artistieke kwaliteit. De studie benoemt tot slot enkele struikelblokken en

succesfactoren bij intersectoraal werken68

:

Het meten van maatschappelijke effecten

“Use or Ornament” is een van de eerste grootschalige onderzoeken naar de sociale effecten van

deelname aan kunst en in het bijzonder community arts. Het verrichten van dergelijk onderzoek is niet

gemakkelijk, omdat het zich op een terrein begeeft waar de resultaten die men wil meten veelal

impliciet en kwalitatief van aard zijn. Dit in tegenstelling tot andersoortige gegevens die expliciet en

kwantitatief meetbaar zijn. Kunst speelt zich af binnen een culturele context, wat ook maakt dat zij

vaak net zo dynamisch en complex is als die context en moeilijk te vatten opbrengsten voortbrengt

“We need to understand that the arts produce impacts as complex as the human beings who create

and enjoy them.” 69

68

Centre for Creative Communities, “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, pag. 123, UK, 2004. 69

F. Matarasso, “Use or ornament? The social impact of participation in the arts”, pag. 9, Comedia, UK, 1997.

Barriers to the success of cross-sector projects

- People from different sectors speak different languages and have different agendas

- Lack of communication between partners and collaborators

- Lack of clarification of shared vision - Differences were rarely reconciled or resolved - Scepticism about the knowledge and abilities of other

sector workers - Lack of funding - Rigid and inflexible bureaucracy

Elements that contribute to success of cross-sector projects:

- clarity of vision - strong involvement of participants - ownership of the project - clear communication - adequate economic resources - clear structures - good management - strong partners

Page 59: scriptieaf

2.5 De maatschappelijke bijdrage van community arts en de moeilijkheid van evalueren

59

Er is daarom gekozen voor een meer integrale methode van onderzoek die het (eenzijdig) meten van

kwantitatieve gegevens combineert met methodes van kwalitatief onderzoek. Bij dit laatste gaat het in

essentie om de ervaringen van de doelgroep en de andere betrokkenen bij het project (kunstenaars,

cultureel werkers, en dergelijke).

“The study accepts the subjective views of people within and outside each project as an appropriate

response to the nature of the arts and the complexity of its social outcomes. The views of participants

about how their lives have changed are pre-eminent in this context, and are reflected quantitatively

through the questionnaire statistics and qualitatively in their own words. But the views of other

stakeholders are also essential. In different case studies these have been artists and cultural workers;

professionals in public services including health, education, youth service, the police, housing, social

services and planning; parents relatives and friends; neighbours and local residents; funding agencies;

and, on a few occasions, local business and media.” 70

In “Defining Values, evaluating arts programmes”, een voorbereidend onderzoek inzake het evalueren

van kunstprojecten, geeft Matarasso aan dat de betrokkenheid van de doelgroep ook een ethische

kwestie is. Een wezenlijk veranderingsproces vereist betrokkenheid van de doelgroep in verschillende

stadia van het project, waaronder ook het vaststellen van doelen én het evalueren ervan.

“Empowerment is commonly stated as the ultimate aim of arts programmes with social objectives. It

does not seem possible to develop empowerment of individuals or communities without giving them

control over their own process of change.” 71

Wanneer hieraan voorbij wordt gegaan, kunnen projecten juist het tegenovergestelde bereiken. Het

kan leiden tot stigmatisering van de doelgroep, tot aantasting van het gevoel van eigenwaarde en

verminderd zelfvertrouwen, tot schaamte, tot verminderd vertrouwen in sociale en culturele instanties,

tot verminderde emancipatie. Met andere woorden: datgene wat de projecten voorstaan, wordt dan

juist niet bereikt.

Ook is gekozen voor een evaluatiemethode die de artistieke en sociale processen niet zou

ondermijnen en die makkelijk te integreren is in de dagelijkse werkpraktijk.

70

F. Matarasso, “Use or ornament? The social impact of participation in the arts”, pag. 10, Comedia, UK, 1997. 71

F. Matarasso. “The social impact of the arts, working paper 1: ‘Defining Values, evaluating arts programmes’”, pag. 9, Comedia, UK, 1996.

Page 60: scriptieaf

2.5 De maatschappelijke bijdrage van community arts en de moeilijkheid van evalueren

60

“Methods which appear suitable to social scientists cannot easily be used by arts workers and

community groups, for whom evaluation, however important, is always secondary to achieving a

programme. Impact assessment is only of value if it gets done; it will only get done if it is simple,

valuable and integrated into normal arts practice.” 72

Een van de eerste stappen was daarmee het vaststellen van maatstaven/ indicatoren om de sociale

impact van de projecten te kunnen meten. Het is gebleken dat deze vrij makkelijk toegepast kunnen

worden in allerlei soorten projecten, hoewel er – gezien de onvoorspelbare aard van dergelijke

processen – ruimte moet blijven voor onvoorziene resultaten.

Dan moet nog aangetoond worden dat een bepaald sociaal resultaat specifiek bereikt is door toedoen

van een kunstproject; met andere woorden, er moet een causaal verband aangetoond kunnen

worden.

“The problem is a bit like proving that the dog you bought to deter burglars is responsible for the fact

you haven’t been burgled, or whether it is simply good luck.” 73

Normaal gesproken zou je een controle groep inzetten bij een dergelijk vraagstuk, maar binnen

sociale context is dat vrij problematisch. Dat is een algemeen probleem bij onderzoek op het sociale

vlak. Je zou de controle groep bereid moeten vinden om ergens aan deel te nemen waarvan ze niet

weten wat de beoogde resultaten zijn (ethisch onverantwoord en moeilijk realiseerbaar) en het is niet

mogelijk om een ‘placebo effect’ te bewerkstellen, omdat de deelnemers vanzelfsprekend weten of ze

wel of niet meedoen.

Dit zal met betrekking tot kwalitatief onderzoek altijd een probleem zijn. ook hier dient waarde gehecht

te worden aan de ervaringen vanuit de doelgroep. Ook kan men bedenken dat het er hier niet om gaat

om vast te stellen dat kunst en community arts een wondermiddel of oplossing vormen voor sociale

problematiek. Het is een van de sectoren die een positieve bijdrage kan leveren op dit gebied.

Een evaluatiemodel:

F. Matarasso heeft in “Defining Values” 74

een eerste aanzet gegeven tot een model voor evaluatie. Hij

stelt dat:

72

F. Matarasso, “Use or ornament? The social impact of participation in the arts”, pag. 10, Comedia, UK, 1997. 73

F. Matarasso. “The social impact of the arts, working paper 1: ‘Defining Values, evaluating arts programmes’”, pag. 19, Comedia, UK, 1996. 74

F. Matarasso, “Defining Values, evaluating arts programmes”, pag. 24-25, Comedia, UK, 1996.

Page 61: scriptieaf

2.5 De maatschappelijke bijdrage van community arts en de moeilijkheid van evalueren

61

Projecten die de intentie hebben een maatschappelijke bijdrage te leveren, zouden zich

moeten baseren op de vastgestelde behoeftes , vragen en wensen;

Het is onethisch om je bezig te houden met veranderingsprocessen, zonder dat de doelgroep

hierbij ook inhoudelijk bij betrokken wordt (“informed consent” is een vereiste);

De behoeften, vragen of wensen van individuen en gemeenschappen kunnen het best

benoemd worden door henzelf, vaak in samenwerking met anderen (bijvoorbeeld lokale kunst-

of welzijnsorganisaties);

Bij samenwerking is het een vereiste dat er overeenstemming bestaat onder alle partijen ten

aanzien van de doelstellingen en de rol die eenieder daarin speelt;

Degenen die een doel benoemd hebben, zijn ook degenen die het best kunnen bepalen of het

doel behaald is;

Het is belangrijk in het oog te houden dat in sommige gevallen een kunst project niet het

meest effectieve middel kan zijn om een bepaald doel te bereiken. Misschien kan de

betreffende vraag bijvoorbeeld veel beter ingevuld worden door sport.

Matarasso besluit zijn onderzoek 75

met een mogelijk evaluatiemodel dat cyclisch een vijftal fasen

doorloopt, overeenkomstig met de fasering die binnen projectorganisatie gebruikelijk is.

“Planning”: het realiseren van een samenwerkingsverband tussen de betrokkenen en

daarbinnen het probleem of de vraag/behoefte benoemen en doelstellingen vaststellen. De

partners moeten minimaal de (potentiële) deelnemers, de organisatie of afdeling die het

project kan ontwikkelen en (afhankelijk van de situatie) andere instanties of financiers.

Vervolgens kan er een project ontworpen worden ingaat op de vastgestelde vraag. In

sommige gevallen kan besloten worden dat een kunstproject niet de geschikte oplossing

vormt voor het betreffende vraagstuk.

“Indicators”: het vaststellen van maatstaven die bepalen wanner de doelstellingen, in relatie

tot de behoeften, behaald zijn. Je plant ook hoe de benodigde informatie verzameld gaat

worden. Er moet een marge zijn voor onvoorziene uitkomsten.

“Execution”: de uitvoering van het project waarbij de procesvoortgang gemonitord wordt.

“Assessment”: met de gegevens die uit de ‘procesmonitoring’ zijn verzameld, kan een

vergelijking worden getrokken met de vastgestelde maatstaven. Aan de hand hiervan kunnen

de voortgang en opbrengsten van het project worden beoordeeld en vastgesteld.

“Reporting”: na de voltooiing van het project kunnen de verschillende partijen hun

‘assessment’ van de voortgang uiteenzetten en gemeenschappelijkheden en discrepanties

bespreken tijdens een discussie. De rapportage hiervan is essentieel om het project te kunnen

afsluiten, maar ook om mogelijke vervolgroutes te bespreken en eventueel weer opnieuw

beginnen te plannen.

75

F. Matarasso, “Defining Values, evaluating arts programmes”, pag. 24-25, Comedia, UK, 1996.

Page 62: scriptieaf

2.6 Subconclusie 2

62

2.6 Subconclusie 2

Wat is community arts?

Community arts is een specifieke vorm van kunst die een brede visie op (de kracht en

maatschappelijke bijdrage van) kunst en cultuur uitdraagt. Deze brede cultuurvisie resulteert in een

kunstvorm die ingebed is in de samenleving met projecten die zich vaak op het snijvlak van meerdere

(deel)sectoren bevinden. De projecten kennen daardoor in veel gevallen een combinatie van

artistieke, sociale en educatieve doelen.

Community arts projecten vinden plaats in groepen mensen die een bepaalde onderlinge binding

gemeenschappelijk hebben. Vaak zijn de projecten verbonden met de leefomgeving van de

doelgroep. Dit is echter geen vereiste.

De aanpak van community arts is vraaggericht, waardoor in alle projectfases (de maatschappelijke

vraag, vaststellen van doelen, de inbreng van eigen bronnen, de artistieke vertaalslag in het project,

verschillende fases in de organisatie van de uitvoering van het project, evaluatie) de betrokkenheid

van de doelgroep centraal staat.

Deze manier van werken vraagt dan ook een ander soort docent-kunstenaar die meer de rol van

coach, begeleider en facilitator aanneemt. Deze probeert in samenspraak met de deelnemers artistiek

het onderste uit de kan te halen. Hierdoor is community arts niet gelijk te stellen aan welzijnswerk;

hoogwaardige artistieke processen zijn binnen community arts van belang om de kracht van kunst te

waarborgen

Wat kan community arts betekenen voor de culturele sector?

Zoals beschreven in Hoofdstuk 1 staat de culturele sector aan de voet van een veranderingsproces.

De aanleiding voor het in gang zetten van dit veranderingsproces (onder meer met het Actieplan

Cultuurbereik) was dat de kunsten een te kleine groep mensen uit de maatschappij bereikten en dat

zij daarmee hun publieke functie verwaarloosden.

Op het gebied van publieksbereik en aanbodsverbreding zijn er al vele (multiculturele) wegen

verkend, maar het is nog maar het begin van het veranderingsproces waarvan de fundamentele

waarden ook op lange termijn hun inbedding moeten vinden in de sector. Een nog relatief

onaangeroerd gebied hierbij zijn de intersectorale samenwerkingen die, zoals bevestigd door de

evaluatie van de eerste twee jaar Actieplan Cultuurbereik, nog nadrukkelijk een aandachtspunt en

kans vormen voor de nabije toekomst.

Page 63: scriptieaf

2.6 Subconclusie 2

63

Community arts biedt ingangen voor het aangaan van dergelijke intersectorale samenwerkingen. De

kunsten kunnen daarbinnen bijdragen aan doelstellingen op het gebied van sociale insluiting, welzijn

en gezondheid en onderwijs (binnen- en buitenschools leren).

Meer algemeen valt te zeggen dat de benadering van community arts de kunsten weer middenin de

samenleving plaatst in plaats van gedeeltelijk daarbuiten of daarboven. Kunsten die zich in het hart

van een gemeenschap bevinden, kunnen hun kracht gebruiken om een bijdrage te leveren aan een

veelheid van maatschappelijke processen. Participatie in community arts projecten creëert banden

tussen mensen binnen groepen en tussen maatschappelijke groepen onderling,

De maatschappelijke bijdrage van kunstparticipatieve processen binnen community arts is op te delen

in een zestal categorieën:

1. Persoonlijke ontwikkeling

2. Sociale cohesie

3. Gemeenschapsempowerment en zelfbeschikkingsrecht

4. Beeldvorming en identiteit van de buurt

5. Verbeelding en visie

6. Gezondheid en welzijn

De kunst is hiermee niet verworden tot instrument. Zij benut juist haar creatieve en artistieke kracht in

een veelheid aan sectoren. De kunsten, die dan midden in de samenleving komen te staan, kunnen

hiermee hun maatschappelijk nut en publieke functie weer legitimeren.

Er zijn nog veel struikelblokken en weerstanden te overbruggen, onder meer een herdefiniëring van

wat kwaliteit is. Dit zou niet alleen het eindproduct moeten betreffen, maar ook de ervaringen van de

deelnemers, de kwaliteit van de uitvoering van een project en de kwaliteit van de opbrengsten op

korte en lange termijn binnen de doelgroep en binnen de gemeenschap. Deze vier dimensies dienen

vervolgens ook nog binnen de context van het specifieke project en de specifieke doelgroep geplaatst

te worden. Of een project kwalitatief geslaagd is, hangt immers ook af van factoren als het

‘instapniveau’ van deelnemers en geformuleerde doelstellingen.

Een belangrijk punt van aandacht, binnen de beschreven context van kwaliteit, betreft het komen tot

een manier van evaluatie die niet alleen de kwantitatieve, maar ook de kwalitatieve opbrengsten in

beeld weet te brengen. Om dit te bewerkstelligen, moet het evalueren geïntegreerd zijn in de

verschillende projectfasen.

Page 64: scriptieaf

2.6 Subconclusie 2

64

Door doelstellingen SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden) te

formuleren en ook de verantwoordelijkheden en soort betrokkenheid bij het project van te voren goed

vast te stellen kan enerzijds een belangenverstrengeling tussen bijvoorbeeld sociale en artistieke

werkers (en hun doelen) voorkomen worden, anderzijds vergemakkelijkt het de evaluatie van de

projecten. De betrokkenheid van de doelgroep bij het vaststellen van doelen en

verantwoordelijkheden, het monitoren ervan en de uiteindelijke evaluatie is van groot belang , zowel

om de eigenheid van de projecten te behouden als om een representatieve evaluatie te kunnen

verrichten naar de kwaliteit in al zijn deelaspecten. .

Community arts in Nederland:

We kunnen vaststellen dat community arts in Nederland, wijktheater uitgezonderd, zich nog in een

pioniersfase bevindt. Wel is heeft het duidelijk de interesse van een groot deel van de culturele sector,

die haar maatschappelijke rol opnieuw definieert. Binnen dit ‘pionieren’ ontstaan’ nu al de mooiste

dingen. Toch is er nog veel onbekendheid en verwarring over community arts. Ook bestaan er veel

verschillende visies over community arts en toepassingen ervan. De benadering van cultuurbereik en

de benadering van intersectoraal werken lijken momenteel lijnrecht tegenover elkaar te staan. Op den

duur kan wellicht toegewerkt worden naar een derde benadering waarbinnen deze twee benadering

gecombineerd kunnen worden en elkaar kunnen versterken.

Page 65: scriptieaf

65

3. Cultuurscouting

“Het is mijn belang om zoveel mogelijk water door de

rivier te laten stromen. Dus ik ga de rotsblokken

weghalen die dit belemmeren. Voor andere mensen

geldt dat ze alleen maar willen stromen, of juist dat ze

een rotsblok willen zijn. Het specifieke belang van een

cultuurscout is om zoveel mogelijk creativiteit te laten

rondgaan. Aangezien niemand anders dit specifieke

belang heeft, dien ik dit.”

M. Boontje, cultuurscout Amsterdam Oud-West, interviewgesprek,

apr. 2003.

Page 66: scriptieaf

3. Cultuurscouting

3.1 verschillende benamingen voor de methodiek

66

3. Cultuurscouting

3.1 Verschillende benamingen voor de methodiek

De laatste jaren komen wij in Nederland steeds vaker de functie van cultuurscout tegen binnen de

culturele sector. Het Actieplan Cultuurbereik heeft hieraan een extra impuls gegeven; in gemeenten

als Rotterdam, Groningen, Almere, Alkmaar en Heerlen, werden in het kader van het actieprogramma

pilot-projecten gestart waarbinnen de cultuurscout een belangrijke rol had. We komen de functie van

cultuurscout ook veel tegen onder andere benamingen: cultuurverkenner, cultuurconsulent,

cultuurmakelaar, outreacher, ambassadeur. Maar wat houdt deze manier van werken nu eigenlijk in?

Voor deze scriptie is gekozen voor de benaming van ‘cultuurscout’ en de werkwijze van

‘cultuurscouting’ omdat deze benaming het meest overkoepelend was. Dit hoofdstuk tracht een indruk

te geven van deze werkmethodiek en de kenmerken ervan.

Het woord ‘scouting’ roept in eerste instantie vooral associaties op met padvinderij; met verkenners.

Dit is misschien geen voor de hand liggende vergelijking voor iets dat zich afspeelt binnen de culturele

sector. Toch is er wel degelijk een link te leggen. Scouting betekent immers dat je met een zekere

nieuwsgierigheid, maar ook met respect voor je omgeving en de mensen daarbinnen in de wereld

staat. Scouting betekent ook verkennen. En verkennen betekent volgens Van Dale Handwoordenboek

Hedendaags Nederlands “uitgaan om kennis trachten te verwerven over”.

Als je bedenkt dat veel cultuurscouts of -verkenners in het leven zijn geroepen in het kader van een

nieuwe oriëntatie op (cultureel) diverse doelgroepen en benaderingswijzen, dan is dit misschien niet

zo’n rare vergelijking. Het begrip verkennen, wat scouting is, geeft namelijk twee dingen aan. Ten

eerste dat het gaat om een beweging naar buiten; naar de doelgroep toe, buiten de muren van een

instelling. Ten tweede de onderzoekende rol van een scout; hij “tracht kennis te verwerven over”. Dit

stelt hem in staat om kloven te dichten en om het bestaande te verrijken met nieuwe invloeden.

Bij dit laatste komen wij aan bij de andere benamingen die vaak voor deze functie worden gebruikt:

‘Cultuurconsulent’ en ‘Cultuurmakelaar’. Een consulent is een deskundig raadgever en een makelaar

is een tussenpersoon. Iemand die de methodiek van cultuurscouting toepast, kan dus vanuit een

intermediaire positie verschillende doelgroepen gevraagd of ongevraagd van advies dienen. Op deze

wijze kan hij een bijdrage leveren aan een reeks van dingen die zich afspelen in het culturele veld en

op het snijvlak daarvan met andere sectoren, onder meer omdat hij zich op verschillende niveaus en

vaak ook binnen verschillende maatschappelijke deelsectoren76

beweegt.

76

Sociale, culturele, educatieve en vrije tijds-sector.

Page 67: scriptieaf

3.1 Verschillende benamingen voor de methodiek

67

De begrippen ‘outreacher’ en ‘ambassadeur’, kwamen we al tegen bij het hoofdstuk Community arts,

waar werd ingegaan op ‘community outreach’ in de Verenigde Staten. Het gaat hier vooral om een

manier om specifieke (culturele) (sub)doelgroepen te benaderen, ook wel ‘etno-marketing’ genoemd.

De outreacher of ambassadeur is vaak afkomstig uit de betreffende (sub)doelgroep en heeft de taak

deze actief te betrekken bij cultuuruitingen die vanuit de culturele organisatie van waaruit hij werkt,

worden aangeboden.

“De Haarlemse Toneelschuur, houdt in zijn theater- en filmprogrammering rekening met verschillende

wensen vanuit een divers publiek. Voor het bereiken van nieuwe, allochtone publieksgroepen werkt zij

samen met het sociaal-cultureel werk, met migrantenorganisaties en zet zij tevens ambassadeurs

vanuit verschillende doelgroepen in. De ambassadeurs promoten de voorstelling in buurthuizen, in de

wijk; in eigen netwerk. Ook binnen het project “Starring” dat jongeren drie tot vier keer per jaar in de

gelegenheid stelt om onder professionele begeleiding een voorstelling te maken, worden

ambassadeurs ingezet om het jongerentalent vanuit verschillende culturen te scouten.” 77

In sommige gevallen wordt de cultuurscout letterlijk benoemd als een steunfunctie, zoals bijvoorbeeld

in Deventer, waar cultuurscout Sikko Cleveringa een verbinding probeert te leggen tussen de culturele

sector en sociale sectoren met het concept van ‘sociaal-artistieke projecten’ De belangrijkste taken

van de steunfunctie cultuurmakelaar zijn daar:

1. “transfer: bemiddelen, bundelen en uitdragen van deskundigheid

2. beleidsondersteuning: optimaliseren en verankeren van complexe sociaal-artistieke

samenwerkingsverbanden in beleid en uitvoering van organisaties

3. innovatie: ontwikkelen van nieuwe praktijken en overdraagbare werkmethoden”78

Ook in Soest komt het steunfunctie-aspect terug in het verenigen van het brede-bibliotheekconcept en

doelen omtrent vergroot cultuurbereik in een fysiek en cultureel cultuurpunt.

In het boek “Uitdagend Leren”, dat culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving

bespreekt, wordt het volgende verteld over cultuurscouts:

77

Gemeente Haarlem, “Allemaal Haarlemmers, Cultuur en uitwisseling, nr. 3-nov. 2003”, pag. 9, Haarlem, 2003. 78

S. Cleveringa, “Steunfunctie Cultuurmakelaar Deventer, Projectplan voor de periode 2005-2008”, pag. 5, Kunstcircuit projectbureau Leeuwenkuil, Deventer, 2004

Page 68: scriptieaf

3.1 Verschillende benamingen voor de methodiek

68

“Ten aanzien van kunstbemiddeling en –animatie spelen voornoemde ‘verkenners’, ‘makelaars’ en

‘intentdanten’ een belangrijke rol. Aan hen de taak te bemiddelen en te enthousiastmeren tot

attractieve kunsteducatieactiviteiten. Zij dienen binnen hun activiteiten zorg te dragen voor een goede

balans tussen het perspectief van de kunsten (de kunstintrinsieke benadering) en datgene wat de

klant of gebruiker verlangt. Tevens dienen ze oog te hebben voor de maatschappelijke betekenis van

hun activiteiten.”79

In dit fragment zijn al enkele kernen te bespeuren ten aanzien van cultuurscouting: het bemiddelen en

enthousiasmeren, de balans tussen vragen vanuit verschillende doelgroepen en het aanbod van de

culturele instellingen en ‘oog hebben voor de maatschappelijke betekenis’ van activiteiten.

Van hieruit wil ik in de volgende paragraaf graag de kenmerken, doelen en doelgroepen van de

werkmethodiek van cultuurscouting beschrijven. Ik heb dit grotendeels gebaseerd op

interviewgesprekken met enkele cultuurscouts en schriftelijke informatie uit hun werkplannen,

jaarverslagen en schriftelijke evaluaties. Ook heb ik mij georiënteerd aan de hand van een evaluatie

van enkele pilot-projecten van het Actieplan Cultuurbereik. Ik heb geen ander schriftelijk materiaal

kunnen vinden, waarin een methodiek wordt beschreven aan de hand van kenmerken. Cultuurscouts

uit verschillende steden en provincies hebben nog overwegend weinig contact met elkaar; pas vrij

recentelijk is de eerste netwerkbijeenkomst georganiseerd op initiatief van de cultuurscouts van

Stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur.

Toch ben ik tot de conclusie gekomen dat er qua manier van werken veel overeenkomsten zijn. De

volgende paragraaf vormt een eerste aanzet tot het beschrijven van de methodiek van

cultuurscouting. Vervolgens kom ik toe aan het bespreken van de verschillende doelen en

doelgroepen waarvoor de methodiek wordt ingezet. Hierin zijn meer verschillen te onderscheiden,

hoewel ook een ‘voorzichtige’ rode draad te constateren valt. Ik sluit het hoofdstuk af met een

subconclusie.

79

V. de Waal, “Uitdagend leren, culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving”, pag. 275, uitgeverij coutinho, Bussum, 2001

Page 69: scriptieaf

3.2 De methodiek van cultuurscouting: kenmerken

69

3.2 De methodiek van cultuurscouting: kenmerken

In het algemeen valt op te merken dat bij de methodiek van cultuurscouting een intermediaire positie

wordt ingenomen ten aanzien van doelgroepen op micro- (doelgroepen op wijkniveau), meso-

(institutioneel/ organisatieniveau) en macroniveau80

(beleidsmakers binnen de (sub)gemeente(n) of de

provinciale overheid). De scout is een tussenpersoon die een verkennende en aanjagende functie

heeft. Hij bemiddelt tussen ontwikkelingen binnen de vraag- en de aanbodkant en heeft hierbij een

vraaggerichte/ bottum-up benadering. Vanuit een brede kunst- en cultuuropvatting wordt belang

gehecht aan de laagdrempeligheid van cultuuruitingen. Kunst en cultuur zijn, zoals eerder gezegd,

een recht van iedereen.

Waarom is cultuurscouting een methodiek?

Hoewel er verschillen zijn in de doelstellingen en de doelgroepen, is cultuurscouting een methodiek

met enkele kenmerkende overeenkomsten. Maar wat is een methodiek eigenlijk? Een methodiek is

een samenhangend geheel van methoden, waarbinnen afzonderlijke werkwijzen en systemen van

beperkter omvang zijn te onderscheiden. Een methode is dus een onderdeel van een methodiek en

houdt een manier van werken in om een gesteld doel te bereiken; een proces dat tot een resultaat/

product leidt.

Het is niet in één zin te vatten wat een cultuurscout doet. Om een volledig beeld te geven, moet je al

snel beschrijven welke verschillende manieren van werken hij toepast. Dat is de voornaamste reden,

waarom ik cultuurscouting in deze scriptie als methodiek benoem: het gaat om een samenhangend

geheel van werkwijzen.

Uit welke werkwijzen bestaat de methodiek van cultuurscouting?

Op basis van de eerder genoemde oriëntatie door middel van interviewgesprekken en verslagen van

de betreffende cultuurscouts, ben ik tot een zestal kerntaken/ werkmethoden van cultuurscouting

gekomen. Dit zijn:

80

microniveau: het niveau van groep en individu; doelgroepen op wijkniveau, mesoniveau: institutioneel niveau, organisaties (soms uit verschillende sectoren: culturele, sociale, educatieve, vrije tijd) macroniveau: niveau van de (in dit geval vaak lokale) gemeenschap; doelgroepen zijn hier bijvoorbeeld de lokale (deel)gemeente en in sommige gevallen de provinciale gemeente.

Page 70: scriptieaf

3.2 De methodiek van cultuurscouting: kenmerken

70

a. Netwerken vormen en onderhouden

b. Informeren, Adviseren en Stimuleren

c. Bemiddelen vanuit een intermediaire positie

d. Beleids- en projectondersteuning

e. Signaleren en initiëren

f. Structureren

Ik zal deze kerntaken hieronder nader toelichten, waarbij ik een indruk probeer te geven van hoe de

kerntaken tot uiting komen in de praktijk.

Uitwerking kenmerken cultuurscouting

a. Netwerken vormen en onderhouden

Een scout beweegt zich voort tussen verschillende doelgroepen op verschillende niveaus in de

samenleving en ook verschillende sectoren. Hierdoor is hij in staat om een overzicht te creëren van de

culturele kaart en in sommige gevallen (afhankelijk van zijn doelstellingen) ook de sociale, educatieve

en vrije-tijds kaart van zijn werkgebied. Ook weet hij wat er speelt, welke behoeften en vragen er

leven. Van daaruit is hij in staat om de juiste mensen aan elkaar te verbinden (kerntaak c).

“Scannen”: het voortdurend in kaart brengen van het werkgebied; de culturele kaart.

Om informatie te kunnen verstrekken, moet je er eerst over beschikken. Dit is geen eenmalige

activiteit, maar is een doorlopend proces. De dynamiek van het werkgebied van een scout is groot.

Om de ‘netwerkkaart’ hiervan up to date te houden, moet een scout voortdurend scannen. Met deze

vragen is de scout bovendien in staat om een reeks aan vragen te beantwoorden. Marcel Boontje,

cultuurscout Amsterdam Oud-West, benoemt deze als volgt:

“Je moet dat netwerk opbouwen. Dat is eigenlijk je voornaamste opdracht: zorgen dat er gematched wordt. We zijn een spin in het netwerk, maar je moet het wel zichtbaar maken. Je moet er als scout echt in investeren.” M. Juffermans, cultureel verkenner ZIMIHC, interviewgesprek, apr. 2005.

Page 71: scriptieaf

3.2 De methodiek van cultuurscouting: kenmerken

71

- “Hoeveel mensen die als prof, semi-prof of amateur met kunst en cultuur bezig zijn wonen en/of

werken er in Oud-West?

- Wie bezoeken – ofwel vormen het publiek van – de culturele activiteiten in Oud-West?

- Welke kenmerken hebben die kunstenaars en kunstminnaars qua verdeling over de verschillende

kunstvelden, bevolkings- en leeftijdsgroepen en qua functieverdeling binnen het culturele veld

van Oud-West?

- Hoeveel culturele instellingen zijn er in Oud-West? En van welk soort?

- Hoe staat het met de continuiteit van die culturele instellingen? En dan met name: wat zijn de

kansen en problemen voor de toekomst?

- Hoeveel arbeidsplaatsen zijn er gemoeid met de culturele sector in Oud-West?” 81

Pro-actief en vraaggericht

Een scout heeft een aanjagende functie. Door mensen actief te benaderen, gesprekken te voeren,

mee te denken, et cetera, krijgt hij een indruk van wat er speelt; welke vragen en behoeften er zijn.

Vanuit zijn overzicht van de belangen van verschillende partijen in het werkgebied, kan hij een rol

spelen bij het ontstaan van plannen, ideeën en samenwerkingen.

“Als ik wil weten wat er speelt in een bepaalde wijk, dan ga ik daar zelf pro-actief achteraan jagen;

mensen actief benaderen, meedenken, praten. Dan ontstaan plannen en ideeën. Ik ben vaak degene

die helpt dat dingen op hun plek vallen.” 82

Signaleren en verenigen van behoeften en belangen

De verschillende individuen, groepen, organisaties, (deel)sectoren, gemeenten en dergelijke hebben

elk hun eigen behoeften en belangen binnen het maatschappelijk middengebied 83

.Omdat een scout

zich binnen al deze partijen voortbeweegt, is hij in staat om deze behoeften en belangen te signaleren

en waar mogelijk een gemeenschappelijk belang tussen enkele partijen vast te stellen. Hier kan hij

vervolgens op inspelen door een ‘match’ tot stand te brengen. Deze match kan variëren van het geven

van een telefoonnummer of informatie waar subsidie aangevraagd kan worden, tot een bijdrage aan

grotere projecten waar meerdere mensen op lange termijn iets aan hebben (een oplossing voor een

structureel probleem, bijvoorbeeld een gebrek aan faciliteiten).

“Ik ben altijd bezig met het bevorderen van belangen van mensen in mijn werkgebied. Dat is altijd een

soort belangenuitwisseling.” 84

81

M. Boontje, cultuurscout Amsterdam Oud-West, “jaarverslag 2003”, pag. 2, Amsterdam, 2003. 82

S. Cleveringa, cultuurmakelaar Deventer, interview- gesprek, apr. 2005. 83

Het maatschappelijk middengebied is te zien als het snijvlak tussen staat, markt en persoonlijke levenssfeer. 84

M. Boontje, cultuurscout Amsterdam Oud-West, interviewgesprek apr. 2005.

Page 72: scriptieaf

3.2 De methodiek van cultuurscouting: kenmerken

72

Samenwerkingsverbanden stimuleren op en tussen de verschillende niveaus binnen

het werkgebied en in sommige gevallen tussen sectoren (Kunst en cultuur, samenleven

en welzijn, onderwijs)

Door belangen te verenigen en mensen actief te benaderen, kan een scout bijdragen aan

samenwerkingsverbanden tussen de verschillende partijen in zijn werkgebied. Dit kan op

groepsniveau tussen doelgroepen zijn, dit kan een intersectoraal samenwerkingsverband zijn, dit kan

een link tussen een gevestigde culturele instelling en een cultureel initiatief op wijkniveau, enzovoort.

“De cultuurverkenner moet enthousiasmeren en paden effenen. Soms een voortrekker, een initiator

die partijen bij elkaar brengt. Soms een verbindingsofficier die de juiste personen met elkaar in contact

brengt.” 85

Werken met sleutelfiguren

Een scout kan, wanneer hij efficient wil werken, onmogelijk iedereen persoonlijk benaderen. Wanneer

een scout bijvoorbeeld contact wil leggen met kunstenaars in een wijk die hij nog niet in beeld heeft,

dan is het zeer tijdrovend om deze allemaal persoonlijk te gaan opzoeken. Daarom werken veel

cultuurscouts met sleutelfiguren86

. Dat zijn mensen die binnen de verschillende doelgroepen van het

werkgebied van de scout een vooraanstaande rol hebben en binnen de doelgroep over een netwerk

beschikken. Via de sleutelfiguren kan de scout ook de andere personen in de betreffende doelgroep

sneller bereiken.

“Ik werk met sleutelfiguren. Ik zoek een aantal mensen uit waarvan ik denk: ‘jij bent belangrijk voor mij,

want je hebt organisatiekracht, netwerk en een goed idee. Als je de database voor je wilt zien, dan

moet je eigenlijk een soort spinneweb zien. Op alle knoopjes zit een persoon en de lijntjes van de ene

persoon naar de ander zijn dwarsdraadjes waar de informatie overheen loopt. De truc is dat ik een

aantal van die knopen ken, die veel lijntjes naar andere mensen hebben. Dan ben ik in twee stappen

het hele netwerk door.” 87

85

M. Robeek, cultuurverkenner Alkmaar, interviewgesprek, apr. 2005. 86

Het werken met sleutelfiguren is vooral van toepassing op het microniveau (individuen en doelgroepen op wijkniveau) maar ook op mesoniveau (bijvoorbeeld wanneer de link gelegd wordt met andere sectoren) . Het minder van toepassing op het macroniveau waar het vooral om de lokale en provinciale overheid gaat. 87

M.Boontje, cultuurscout Amsterdam Oud-West, interviewgesprek apr. 2005.

Page 73: scriptieaf

3.2 De methodiek van cultuurscouting: kenmerken

73

Initiatiefnemers en sleutel-figuren stimuleren tot het aanbieden/ prijsgeven van

informatie en contacten

De netwerken en contacten waar initiatiefnemers en sleutelfiguren over beschikken, worden niet altijd

vanzelfsprekend vrijgegeven.

“Ik merkte dat ze veel contacten hadden, maar deze wilden ze niet prijsgeven. Dat wat multicultureel

subsidiabel is, is ook geld waard. Ze moesten er dus een ander belang bij hebben, om deze contacten

prijs te geven.” 88

Contacten zijn vaak geld waard. In sommige gevallen moet de scout dus actief zoeken naar een

gemeenschappelijk belang, waardoor de betreffende persoon of instantie er wel baat bij heeft om zijn

gegevens te delen.

b. Informeren, Adviseren en Stimuleren

Informeren over de culturele kaart van het werkgebied; de weg wijzen.

Loketfunctie: doorverwijzen, een ‘match’ tot stand brengen

Doordat een scout vanuit zijn gevormde netwerken een goed overzicht heeft van zijn werkgebied, kan

hij mensen gemakkelijk doorverwijzen wanneer zij een vraag hebben. Dit kan in sommige gevallen vrij

letterlijk een loketfunctie inhouden waar mensen informatie kunnen vragen. Bijvoorbeeld: een jongere

die een bandje wil beginnen en die wil weten of hij zich ergens kan aansluiten of hij heeft al een

bandje en zoekt oefenruimte. Anderzijds kan het bijvoorbeeld ook een culturele instelling zijn die

vraagt welke beeldende kunstenaars zich in een bepaalde wijk bevinden in het kader van een project

dat ze initieren. Het kan dus hele concrete vragen betreffen. De scout kan dit op den duur ook

inzichtelijk maken, bijvoorbeeld door het opzetten van een database op het internet of het (digitaal of

analoog) coordineren van een culturele agenda of letterlijk een culturele kaart.

88

M. Juffermans, cultureel verkenner ZIMIHC, interviewgesprek, apr. 2005.

“Je moet dat netwerk opbouwen. Dat is eigenlijk je voornaamste opdracht: zorgen dat er gematched wordt. We zijn een spin in het netwerk, maar je moet het wel zichtbaar maken. Je moet er als scout echt in investeren.” M. Juffermans, cultureel verkenner ZIMIHC, interviewgesprek, apr. 2005.

Page 74: scriptieaf

3.2 De methodiek van cultuurscouting: kenmerken

74

In Soest heeft de loketfunctie ook lijfelijk gestalte gekregen met de realisatie van een cultuurpunt. Het

gaat hier om:

“Afstemming, promotie en informatieverstrekking, waarbij door het stimuleren van samenwerking

tussen de culturele aanbieders tevens een versterking van het cultuurpunt tot stand wordt gebracht.”89

Transfer: bemiddelen, bundelen en overdragen van relevante kennis en kunde.

Bij sommige vragen of behoeften speelt het ontbreken van bepaalde kennis en kunde ook een rol. De

scout kan dan kijken met wie hij diegene in contact kan brengen om hem verder te helpen. Wanneer

het een structureel ‘gemis’ betreft, kan hij hierin zelf een belangrijke rol spelen.

Een goed voorbeeld hiervan, betreft de sociaal-artisieke projecten in Deventer. Er was aanvankelijk

nog weinig ervaring met dergelijke intersectorale samenwerkingen. Bovendien was er veel weerstand

ten aanzien van de gecombineerde doelstelling. Cultuurmakelaar Sikko Cleveringa heeft door het

bemiddelen, bundelen en overdragen van relevante kennis en kunde een belangrijke rol kunnen

spelen in het weerleggen van deze weerstanden, het tot stand komen van sociaal-artistieke projecten

en het ontwikkelen van de werkpraktijk (door monitoring, evaluatie, beleidsondersteuning). Een van de

belangrijke instrumenten tot het bundelen en overdragen van kennis, is de uitgave van twee brochures

(een algemene brochure en een brochure met een beslismodel) over sociaal-artistieke projecten

geweest.

Advies m.b.t de aanpak van projecten, subsidies en sponsoring, publieksbereik,

samenwerking, locaties, etc.

De adviserende functie van een scout kan varieren van hele concrete adviezen (een telefoonnummer,

informatie over subsidieaanvraag en sponsoring, mensen met elkaar in contact brengen die elkaar

verder kunnen helpen) tot meer lange termijn vragen.

“Het kan zijn dat er een individuele kunstenaar langskomt. Dan vraag ik: ‘Wat kan ik voor je doen?’ Hij

vraagt bijvoorbeeld of hij subsidie kan aanvragen en dan vertel ik hem waar hij dat kan doen. Als hij

hier ondersteuning bij wil, dan zeg ik: ‘Ok, schrijf maar even voor mij op ‘wie, wat, waar en waarom’ en

dan kijk ik er even naar. Soms hoef ik alleen maar een nummer te geven of lichte ondersteuning te

bieden.In andere gevallen betreft het een langere termijn vraag, zoals: hoe kun je kunsteducatie

buiten school organiseren in een stadsdeel?”90

89

C.Michels, “Evaluatie Cultuurpunt”, pag. 8, Soest 2004. 90

M. Boontje, cultuurscout Amsterdam Oud-West, interviewgesprek, apr. 2005.

Page 75: scriptieaf

3.2 De methodiek van cultuurscouting: kenmerken

75

De meer structurele en lange termijn vragen, zijn regelmatig vragen die de scout zelf signaleert. Dat

valt dan meer onder kerntaken e) en f)91

Bevorderen van zelfwerkzaamheid en ‘empowerment’

Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat mensen afhankelijk worden van de aanwezigheid van de

scout. Het is de bedoeling dat de scout, in interactie met verschillende personen en doelgroepen, de

zelfwerkzaamheid vergroot. Dat betekent dat de bovengenoemde kunstenaar die ondersteuning

vraagt bij het aanvragen van subsidie op den duur zelf weet welke wegen hij kan bewandelen en hoe

hij een aanvraag moet schrijven.

Zelfwerkzaamheid is ook belangrijk in het onderscheid tussen stimuleren en opleggen. Een scout

moet zoveel mogelijk weten in te haken op de ideeën, kennis, vaardigheden en dergelijke, zoals die al

aanwezig zijn bij de betrokken partijen. Hij kan door tips te geven, te adviseren en door samenwerking

tot stand te brengen wel een andere impuls geven aan het betreffende idee, maar het moet niet zijn

eigen project worden. Het moet blijven aansluiten op de behoefte en ook zoveel mogelijk vanuit de

betrokken partijen tot uitvoering worden gebracht.

Het Engelse werkwoord ‘to empower’ betekent volgens Kramers handwoordenboek “machtigen; in

staat stellen”. Dit heeft veel te maken met de hierboven beschreven zelfwerkzaamheid, maar heeft

ook nog een andere dimensie; die van het vergroten van vertrouwen en emancipatie van individuen

en doelgroepen. Dit is bijvoorbeeld van toepassing op de moeilijk bereikbare doelgroepen van

jongeren en allochtonen. Dit zijn per definitie doelgroepen die erg binnen eigen netwerken opereren.

De scout kan deze doelgroepen uitdagen om meer naar buiten te treden. Ook kan hij de juiste kaders

creëren waarbinnen de doelgroepen zichzelf kunnen ontwikkelen. Het kan bijvoorbeeld prettig zijn

wanneer beginnend kunstenaars ervaring op kunnen doen op een wat kleiner podium. Dat kan

bijdragen tot hun zelfvertrouwen wat een doorgroei vergemakkelijkt.

“Ik probeer de kunstenaars mondiger te maken of weer even een zetje te geven, zodat ze vervolgens

zelf weer hun weg kunnen vinden. Af en toe is het alleen maar even een ‘vonkje’ overbrengen of een

‘match’ tot stand brengen.” 92

91

e) signaleren en initiëren, f) structureren. 92

M. Juffermans, cultureel verkenner ZIMIHC, interviewgesprek, apr. 2005.

Page 76: scriptieaf

3.2 De methodiek van cultuurscouting: kenmerken

76

Meedenken bij ‘vastlopen’.

Er is een veelheid van ideeën binnen de verschillende doelgroep waar de scout op kan inhaken. Veel

van deze ideeën zijn nog niet vastomlijnd en vaak loopt de ‘bedenker’ tegen hindernissen aan die

ervoor kunnen zorgen dat het idee vastloopt. Marcel Boontje, cultuurscout Amsterdam Oud-West,

constateert dat het vaak soortgelijke problemen betreft. De scout kan door mee te denken een

bijdrage leveren aan de oplossing ervan.

a. “Het idee is nog te vaag of gaat met de bedenker op de loop. [concept probleem]

b. Het idee raakt niet omgezet in een praktisch uitvoerbaar project. [stappenplan]

c. Het idee levert meer werk op dan, 1 persoon aan kan.[samenwerking gezocht]

d. Het idee blijft een idee zolang er geen stok achter de deur staat.[het ‘I can’t Get Started’

syndroom]

e. De bedenker van het idee weet de weg niet in de culturele sector.[‘waar doe ik dit? of ‘hoe

financier ik dit?” 93

93

Marcel Boontje, cultuurscout Amsterdam Oud-West, “Jaarverslag 2003”, pag 3, Amsterdam,2003.

Page 77: scriptieaf

3.2 De methodiek van cultuurscouting: kenmerken

77

“Een cultuurscout is een netwerk-specialist die niet zelf wil scoren, maar lijnen uitzet en anderen in staat stelt te scoren” Stichting NRC, “Verslag netwerk- en verdiepingsbijeenkomst”, Rotterdam, 2004

c. Bemiddelen vanuit een intermediaire positie

Vanuit zijn intermediaire positie in het netwerk van zijn werkgebied, kan een cultuurscout de juiste

lijnen aan elkaar verbinden en zo bijdragen aan een vitale en dynamische gemeenschap waarin van

alles gebeurt.

“We hebben een soort aanjagende functie waardoor er ook meer gebeurt. Mensen weten elkaar beter

te vinden. Deze samenwerking kan ook weer een zekere impuls geven aan de kwaliteit van trajecten.

Je laat meer mensen kennismaken met cultuur. Het is een soort ‘fingerspitzengefühl’, kwantitatief

moeilijk te grijpen, maar zeker kwalitatief. Je zorgt dat je mensen aan elkaar verbindt die elkaar verder

kunnen helpen.” 94

Dit doet hij door middel van de volgende deeltaken:

Een schakel vormen tussen doelgroepen op micro-, meso- en macroniveau 95

en

tussen (doelgroepen binnen) de verschillende maatschappelijke sectoren96

.

Bemiddelen bij het tot stand brengen van samenwerking, het zoeken naar locaties,

het aanboren van nieuwe publieksgroepen, tussen culturele initiatieven en ‘talent’ in

de wijk en stedelijke instellingen/ personen die hen verder kunnen helpen, etc.

(potentiële) ‘aanbieders’ en (potentiële) ‘gebruikers’ van kunst en cultuur met elkaar

in discussie brengen.

Draagvlak creëren door het verenigen van belangen

94

W. Verweij, cultuurscout bij stichting NRC, interviewgesprek, mrt. 2005. 95

microniveau: het niveau van groep en individu; doelgroepen op wijkniveau, mesoniveau: institutioneel niveau, organisaties (soms uit verschillende sectoren: culturele, sociale, educatieve, vrije tijd) macroniveau: niveau van de (in dit geval vaak lokale) gemeenschap; doelgroepen zijn hier bijvoorbeeld de lokale (deel)gemeente en in sommige gevallen de provinciale gemeente. 96

Sociale, culturele, educatieve en vrije tijds-sector.

Page 78: scriptieaf

3.2 De methodiek van cultuurscouting: kenmerken

78

“Je organiseert geen projecten, maar staat er wel dicht bovenop. Je bent geen eindverantwoordelijke, maar jaagt wel processen aan . Je moet er hard aan trekken om je rol duidelijk te houden voor mensen.” W. Verweij,

cultuurscout bij stichting NRC, interviewgesprek, mrt. 2005.

Zoals Marlies Juffermans, cultureel verkenner bij ZIMIHC, al aangeeft, is het “vooral een kwestie van

gebruik maken van wat er al is. In feite is alles er al. Eigenlijk is het erg dat het vaak niet toegankelijk

is.”97

Marcel Boontje geeft aan dat men een dergelijke tussenpersoon waarschijnlijk nodig zal blijven

hebben, omdat mensen anders teveel vanuit hun eigen belang blijven handelen.

“Mensen proberen vaak hun eigen belang voorop te stellen, daarom zul je altijd een tussenpersoon

nodig hebben. Stel je neemt aan het verkeer deel en je licht staat op rood, maar je hebt haast. Rij je

door, dan heeft iemand last van je. Rij je niet door en geef je iemand voorrang, dan dien je een

gemeenschappelijk belang.” 98

d. Beleids- en projectondersteuning

Het is voor een cultuurscout van belang om zijn rol duidelijk af te bakenen. De meeste scouts

ondersteunen niet inhoudelijk, in de zin dat zij het advies of de ondersteuning geven maar verder in

principe de zelfwerkzaamheid van hun doelgroepen voorop stellen. De ondersteuning die zij bieden

kan, naast de eerder genoemde meer ‘concrete’ adviezen (loketfunctie) ook twee andere vormen

aannemen: die van beleidsondersteuning en projectondersteuning.

Beleidsondersteuning gericht op het optimaliseren en verankeren van benaderingen,

werkwijzen, samenwerkingsverbanden en dergelijke in beleid en uitvoering van

organisaties.

Beleidsondersteuning is gericht op het ondersteunen van organisaties in het verankeren van bepaalde

werkmethodes, initiatieven en projecten in het aanbod en beleid van hun organisatie. Een voorbeeld

zijn de sociaal-artistieke projecten in Deventer. Er is nu een vrij levendige werkpraktijk van sociaal-

artistieke projecten ontstaan, maar vaak blijven dit activiteiten die zich in de rand van de betrokken

organisaties bevinden. Mede in het kader van de zelfwerkzaamheid van deze organisaties is het van

belang dat de benadering op lange termijn structureel zijn inbedding vindt in het organisatiebeleid.

97

M. Juffermans, cultureel verkenner bij ZIMIHC, interviewgesprek, apr. 2005. 98

M. Boontje, cultuurscout Amsterdam Oud-West, interview gesprek, apr. 2005.

Page 79: scriptieaf

3.2 De methodiek van cultuurscouting: kenmerken

79

Projectondersteuning heeft vaak te maken met meedenken, deuren openen en trajecten

ontsluiten. Dit kan bijvoorbeeld inhouden: het zoeken naar een ‘trekker’ voor het project

Hier gaat het bijvoorbeeld om het ontsluiten van trajecten die, zonder tussenkomst van de

cultuurscout, onbereikbaar, onduidelijk of onbekend blijven. Wanneer er een interessant idee

binnen een bepaalde doelgroep ontstaat, kan de scout vanuit zijn netwerk zorgen voor een

‘trekker’ die het idee meer invulling kan geven en kan ondersteunen bij de uitvoering ervan.

Verschillend per scout:

In sommige gevallen houdt een cultuurscout zich ook bezig met het faciliteren van

culturele initiatieven of beschikt hij over een stimuleringsbudget waarmee hij projecten

met een duidelijke meerwaarde ook financieel kan ondersteunen. Dit is niet altijd het

geval.

Een voorbeeld van facilitaire ondersteuning is de ‘Cultuurbuz’ in Zaandam, ontwikkeld door

cultuurscout Richard Witte:

“De ‘Cultuurbuz’ heeft een afmeting van 10x2,5x2,5 m en herbergt vrijwel alle faciliteiten en

voorzieningen die nodig zijn om een breed scala aan activiteiten te kunnen organiseren. Van

workshop tot wijkfeest, van 6 tot 600 personen, van pc tot podium, alles is mogelijk. De ‘Cultuurbuz’ is

voorzien van een uiterst moderne en efficiënte inrichting en installaties en kan vrijwel overal volledig

selfsupporting worden ingezet.” 99

Een voorbeeld van financiële ondersteuning is het stimuleringsbudget dat de cultuurscouts van

Stichting NRC in beheer hebben.

“Stichting NRC stelt aan elke cultuurscout een budget ter beschikking vanuit het Actieprogramma

Cultuurbereik. Dit budget wordt grotendeels middels subsidies ter beschikking gesteld aan kunst- en

culturele projecten in de deelgemeenten. Een klein deel is als werkbudget door de cultuurscout zelf te

besteden. Het gaat dan bijvoorbeeld om de financiering van kunstborrels.” 100

99

Een project van R. Witte, cultuurverkenner Zaanstad, www.cultuurbuz.nl 100

W. Verweij, cultuurscout bij stichting NRC, interviewgesprek, mrt. 2005.

Page 80: scriptieaf

3.2 De methodiek van cultuurscouting: kenmerken

80

“Initieren is eigenlijk het omgekeerde van stimuleren bij cultuurscouten. Stimuleren is ideeën bij mensen uit het hoofd halen en initieren is ideeën bij mensen in het hoofd stoppen. Dat klinkt een beetje vies, maar nuttig is het wel” M.Boontje, cultuurscout Amsterdam Oud-West, “jaar verslag 2003, pag. 3, Amsterdam, 2003.

Over het algemeen zijn cultuurscouts geen producenten. Toch voeren zij ook eigen

projecten. Deze zijn dan meer ondersteunend aan algemene doelstellingen. Eigen

projecten kunnen er bijvoorbeeld op gericht zijn om bij te dragen aan netwerkvorming

en uitwisseling, om bepaalde onderwerpen aan de orde te stellen,om ‘talent’ en

culturele initiatieven in de wijk in beeld te krijgen, etc.

Voorbeelden van ‘eigen’ projecten zijn

Werkbezoeken

Kunstborrels met thema

(interactieve) Website

Culturele Kaart (digitaal of analoog)

Talentenjachten

e. Signaleren en Initiëren

Onderzoeken en signaleren van kansen en/of problemen (die men niet al zelf heeft

aangegeven) en van daaruit initiëren.

Een cultuurscout beschikt over een soort “voelhorens” waarmee hij binnen de verschillende contexten

in zijn werkgebied ontwikkelingen kan signaleren. Hij weet wat er speelt en waar de sterkten, zwakten,

kansen en bedreigingen zich bevinden. Wanneer hij een knelpunt of kans signaleert, kan hij besluiten

zelf het initiatief te nemen om dat onderwerp onder de aandacht te brengen, door mensen actief te

benaderen.

Hierbij is een aantal deeltaken van belang:

Afstemming tussen vraag en aanbod

Zorg dragen voor de kwaliteit van trajecten

Ontwikkelen van nieuwe praktijken en overdraagbare werkmethoden (in

samenwerking).

Page 81: scriptieaf

3.2 De methodiek van cultuurscouting: kenmerken

81

“Brutale mensen hebben de halve wereld. Dat is mooi voor die brutale mensen, maar niet altijd even nuttig voor de wereld.” M.Boontje, cultuurscout Amsterdam Oud-West, interviewgesprek, Amsterdam, apr. 2005.

f. Structureren

Het is voor een scout nadrukkelijk van belang, dat hij overzicht creëert en steeds reflecteert op dat wat

hij doet en dat wat er speelt in zijn werkgebied. Zijn taken moeten meer betreffen dan (incidenteel)

inspelen op vragen die op zijn pad komen. Op de lange duur werkt hij pas efficient als hij hier een

zekere structuur in aanbrengt in de zin dat hij het geheel bekijkt en de belangrijkste vragen, problemen

en, kansen en ontwikkelingen hier uit ‘filtert. Daardoor kan hij komen tot werkprioriteiten en kan hij

meerdere mensen tegelijk helpen door bijvoorbeeld een structureel probleem aan te pakken.

Deeltaken zijn:

Vanuit een ‘nulmeting’ monitoren van ontwikkelingen op micro-, meso- en macroniveau

Overzicht creëren en prioriteiten stellen: welke doelgroepen/ disciplines behoeven

aandacht, wat is voor meerderen van belang?

Lange termijn denken, continuïteit.

Page 82: scriptieaf

3.3 Cultuurscouting: doelgroepen en doelstellingen

82

3.3 Cultuurscouting: doelgroepen en doelstellingen

Doelgroepen

Bij het afbakenen van doelgroepen zijn er enkele verschillen te benoemen. Daar waar sommige

scouts een brede doelgroep als uitgangspunt nemen, leggen anderen een link met andere

maatschappelijke sectoren of spitsen zij zich meer toe op specifieke (sub)doelgroepen.

Stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur formuleert in haar beleid een brede doelgroep. Enerzijds richt zij zich op de stedelijke culturele instellingen en anderzijds op culturele initiatieven uit stadswijken. Hierbij hanteert zij een breed cultuurbegrip en gaat zij uit van de kracht van diversiteit. Marjon Roobeek, cultuurverkenner in Alkmaar, bedient ook een breed scala aan doelgroepen, met name op wijkniveau. Echter: ze legt daarbij tevens verbindingen tussen het onderwijs en amateurkunst. Hierbij blijkt het nog moeilijk om een positief imago van amateurkunst uit de wijk geïntegreerd te krijgen bij de gevestigde cultuur. Ook is het moeilijk om in het onderwijs de wijkgerichte aanpak te verankeren in het beleid van de school, vaak om hele praktische redenen (tekort aan tijd, geld en personeel). Sikko Cleveringa , cultuurmakelaar in Deventer voegt aan het culturele werkveld de organisaties en initiatieven uit de sector welzijn en onderwijs toe. Wel geeft hij aan dat hij in de praktijk, op basis van de eerder genoemde kerntaak structureren, vaak gericht is op beneden-modale en laaggeschoolde groepen, vaak gecentreerd in achterstandswijken. Ook Marcel Boontje, cultuurscout in Amsterdam Oud-West, geeft aan dat hij in praktijk wel degelijk prioriteiten stelt. Hij hanteert geen duidelijke afgrenzing van doelgroepen en disciplines, maar in de praktijk gaat het toch vaak om moeilijk bereikbare doelgroepen als ‘jongeren’ en ’allochtonen’. Marlies Juffermans, Cultureel verkenner bij ZIMIHC, is aangesteld om culturele diversiteit in het amateurkunstenveld binnen de provincie Utrecht meer zichtbaar. Zij richt zich dan ook, met de inzet van sleutelfiguren, heel specifiek op het bereiken van allochtone kunstenaars en instellingen die geïnteresseerd zijn in of al actief zijn op het gebied van multicultureel programmeren.

Page 83: scriptieaf

3.3 Cultuurscouting: doelgroepen en doelstellingen

83

Doelstellingen

Algemene doelstellingen

Wanneer je de doelstellingen van cultuurscouts in kaart brengt, valt het op dat er een aantal, meer

algemene doelstellingen zijn die de scouts gemeenschappelijk hebben. Zoals Marcel Boontje,

cultuurscout Amsterdam Oud-West, verwoordde, gaat het bij cultuurscouting om:

“Het bevorderen van het culturele leven binnen je werkgebied door aan zowel de vraag- als de

aanbodkant problemen op te lossen en kansen te grijpen.” 101

De cultuurscout neemt probeert hierbij gebruik te maken van datgene wat er al is (bijvoorbeeld

faciliteiten, organisatiekracht, ideeën en kwaliteiten van mensen) en neemt zoveel mogelijk een

ondersteunende rol in.

De stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur, waarbinnen 4 cultuurscouts actief zijn, heeft bovenstaande

algemene doelstelling iets meer gespecificeerd in de volgende subdoelstellingen:

“Het opsporen van nieuwe, opkomende culturele initiatieven in stadswijken. Hen stimuleren

actief te worden op het gebied van kunst en cultuur en hen te ondersteunen bij de uitvoering

van ideeën.

Het ondersteunen van bestaande gevestigde culturele instellingen bij het aanbieden van

laagdrempelige activiteiten en het bereiken van een nieuw publiek

Het stimuleren van samenwerking en de uitwisseling van kennis en ervaring tussen en binnen

de doelgroepen.” 102

De gemene deler is dat vrijwel alle cultuurscouts doelstellingen benoemen die de bemiddeling tussen

vraag (vaak vanuit doelgroepen in wijk) en aanbod (vanuit de gevestigde cultuurinstellingen) betreffen.

Hierbij moet wel vermeld worden dat het niet altijd een doel is om initiatieven vanuit de wijk richting de

gevestigde cultuurinstellingen te krijgen. Scouts zijn er veelal op gericht om juist een

tweerichtingsverkeer te bevorderen.

101

Marcel Boontje, cultuurscout Amsterdam Oud-West, interviewgesprek, Amsterdam, april 2005 102

Stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur, “Verslag Actieprogramma Cultuurbereik 2004”, pag 5, Rotterdam, februari 2005

Page 84: scriptieaf

3.3 Cultuurscouting: doelgroepen en doelstellingen

84

Specifieke doelstellingen

Op meer specifiek niveau stellen cultuurscouts hun prioriteiten, afhankelijk van de context van waaruit

zij werken.

“De keuze voor een bepaalde doelstelling of werkwijze is heel erg afhankelijk van de context

waarbinnen een scout werkt. Daarom verschilt deze ook zo.” 103

Hier kom je verschillen tegen in benadering. Maar dat is juist de kracht van cultuurscouting; het

kunnen inspelen op ontwikkelingen binnen het werkgebied. Er valt ook hier een voorzichtige rode

draad te constateren op het gebied van intersectoraal werken, maar dit is nog erg in een beginnend

stadium en er worden verschillende accenten gelegd. Voorbeelden zijn:

Verbinding met onderwijs

Verbinding met sociale (deel)sectoren

Verbinding met doelgroepen en kunstuitingen uit andere culturen

Realiseren van een ‘cultuurhuis’ of ‘cultuurpunt’

Verbinding met onderwijs

Marjon Robeek, cultuurverkenner in Alkmaar, heeft de wijkgerichte aanpak van een cultuurscout meer

toegespitst op het brede-schoolconcept.

“Alkmaar heeft een brede traditie met Wijkgericht Samenwerken. Ik heb hier als cultuurverkenner op

ingehaakt door het in de context van de brede school te plaatsen. De brede school is een voorziening

in de wijk waar niet alleen geleerd wordt. Het gebouw is van ’s morgens 8 uur tot ’s avonds laat

geopend en bijvoorbeeld ook op zaterdag. Er gebeurt van alles. De wijk kan er vergaderen, de

allochtone ouders krijgen computer- of taalles, de kinderen worden opgevangen, het smartlappenkoor

kan er repeteren. Het schoolgebouw fungeert als ‘cultuurhuis’.”104

In Deventer en Soest wordt de verbinding met onderwijs genoemd in de prioriteiten voor de periode

2005-2008.

103

Wieneke Verweij, cultuurscout in de deelgemeente Kralingen-Crooswijk, stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur, interviewgesprek, Rotterdam, maart 2005. 104

Marjon Robeek, cultuurverkenner Alkmaar, interviewgesprek, Alkmaar, april 2005.

Page 85: scriptieaf

3.3 Cultuurscouting: doelgroepen en doelstellingen

85

“Het cultuurpunt wil zich graag ontwikkelen tot een organisatie waarin zowel de kunsteducatie als het

culturele veld vertegenwoordigd zijn en de coördinatie op het gebied van cultuur, kunsteducatie,

scholen, kunstinstellingen en cultureel veld op zich nemen. Het voorstel is om tot een lichte

bemiddelingsstructuur te komen waarbij hoofdrollen vooral bij de scholen, de kunstinstellingen en het

culturele veld zullen liggen.”105

In Deventer lopen al enkele jaren pilot-projecten van Kunstenaars in de Brede School. Hoofddoel van

de projecten, is:

“Het realiseren van een kunstwerk met in het werkproces van, c.q. aandacht voor drie ingrediënten

(subdoelstellingen):

Stimulering van het ontwikkelingsproces van kinderen door hen een wezenlijke bijdrage te

laten leveren aan het totstandkomen van een kunstwerk

Stimulering van de artistieke ontwikkeling van de kunstenaars (door te opereren op een nieuw

werkgebied, nieuwe bronnen aan te boren en door confrontatie met werkwijzen, perspectieven

en keuzes van anderen).

Betrekken van ouders bij de ontwikkeling van de kinderen en bij de projecten van de Brede

School.” 106

Kort geleden zijn de pilotprojecten geëvalueerd. De Brede School blijft nadrukkelijk een prioriteit voor

de periode 2005-2008.

Verbinding met sociale (deel)sectoren:

Hierbij worden kunst en cultuur ingezet binnen andere beleidsterreinen, zoals:

Het bevorderen van leefbaarheid in de wijken

Het bevorderen en het behoud van sociale verbanden

Stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur begeeft zich op het snijvlak van meerdere sectoren. Het

werkterrein van de cultuurscouts raakt aan de sectoren kunst, sport en recreatie, educatie en

opbouwwerk.

105

Coco Miechels, cultuurconsulent Soest, "Evaluatie Project Cultuurpunt",pag 14-15, Soest, augustus 2004. 106

Kunstcircuit projectbureau Leeuwenkuil, “Kunstenaars in de Brede School, verslag en impressies van een experiment.”, pag. 6, Deventer, nov. 2004.

Page 86: scriptieaf

3.3 Cultuurscouting: doelgroepen en doelstellingen

86

Sikko Cleveringa, cultuurmakelaar in Deventer, neemt hierin met het ontwikkelde concept voor

‘sociaal-artistieke projecten’ een eigen positie in, onder meer omdat dit concept de maatschappelijke

vragen vanuit de sociale deelsectoren (zoals ‘herstructurering van wijken’, ‘brede school’,

‘integratiebeleid’) tot uitgangspunt stelt. Vooral ten aanzien van projecten die zich op het snijvlak van

de sector cultuur en welzijn bevinden, vindt nog veel discussie plaats.

“Het is de laatste jaren een beetje worstelen geweest over dat sociaal-artistieke en dat blijft altijd een

beetje een ‘spagaat’. De artistieke sector is in het begin erg bang dat het te sociaal is en de sociale

sector is bang dat het te artistiek is. Maar door radicale keuzes te maken, is het ook wel vrij helder.

Culturele instellingen kalmeren als je aangeeft dat je juist hoge artistieke kwaliteit wilt. Bij sociale

organisaties zeg ik: ‘ Je kan wel leuk met cultuur aan de gang, maar je hebt daar alleen wat aan als

het echt professioneel is.’ Dit is inmiddels toch al redelijk begrepen. Ik mag wel zeggen dat er in

Deventer enthousiasme is gekomen voor deze manier van werken en dat er een aantal instellingen

positieve projectervaringen hebben en dat er inderdaad een aantal zijn die in de wijken aan het

schuiven zijn. Wat dat betreft is het succesvol.”107

Ook onder de scouts zijn enkele weerstanden te bespeuren tegen een menging van cultuur en welzijn:

“De vermenging met het sociaal-cultureel werk, kan een bedreiging vormen voor de amateurkunst.

Het vervaagt, je haalt doelen door elkaar. Kunst heeft een artistiek doel en sociaal-cultureel werk een

opbouwend doel. Kunst is expliciet artistiek.”108

“Er kan zodanig een menging ontstaan met welzijn, dat het tot kwaliteitsverlies leidt. Dat wil je

vermijden. Kunst is geen welzijn. Komen we weer op die belangenuitwisseling. Het belang van

mensen die dergelijke projecten willen uitvoeren, is niet om het welzijnsbeleid van de stad of van het

stadsdeel te bevorderen. Dat kan best, maar je hoeft dat niet zo te benoemen. Je wilt juist zorgen dat

het zoveel mogelijk kunst blijft voor de beoefenaars en dat welzijn op de achtergrond meespeelt.”109

Verbinding met doelgroepen en kunstuitingen uit andere culturen

Hier gaat het om doelstellingen op het gebied van de emancipatie van bepaalde (achtergestelde)

doelgroepen, onder meer door het zichtbaar maken van culturele diversiteit.

Voor Marlies Juffermans, cultureel verkenner bij ZIMIHC, is dit een nadrukkelijke opdracht en tevens

de voornaamste reden voor het ontstaan van haar functie:

107

Sikko Cleveringa, Cultuurmakelaar Deventer, interviewgesprek, Deventer, april 2005. 108

Marlies Juffermans, Cultureel verkenner ZIMIHC, interviewgesprek, Utrecht, april 2005. 109

Marcel Boontje, Cultuurscout Amsterdam Oud-West, interviewgesprek, Amsterdam, april 2005.

Page 87: scriptieaf

3.3 Cultuurscouting: doelgroepen en doelstellingen

87

“Ik moet ervoor zorgen dat de allochtone kunstenaars hier in de provincie Utrecht meer zichtbaar

worden. En dat kan op veel manieren, maar dat is uiteindelijk mijn doel.”110

Ook cultuurscout Wieneke Verweij, werkzaam bij Stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur, houdt zich

bezig met culturele diversiteit:

“Het is in alle sectoren belangrijk dat duidelijk wordt wie hier wonen en werken, dus ook op het gebied

van kunst en cultuur. Het moet een weerspiegeling zijn van Rotterdam, daar horen ook mensen van

niet-Nederlandse afkomst in.”111

Realiseren van een ‘cultuurhuis’ of ‘cultuurpunt’

Tot slot vinden we in Soest een meer facilitaire doelstelling, namelijk het realiseren van een fysiek en

virtueel cultuurpunt, aansluitend op de ‘brede bibliotheek’. Het begrip cultuurpunt komt voort uit een

landelijk pilot-project waarin de culturele informatie- en ondersteuningsfunctie gekoppeld zijn aan de

openbare bibliotheek. Hier komen de vernieuwing van het openbare bibliotheekwezen en de

versterking van cultuurbereik samen. Soest wil hiermee de cultuurparticipatie structureel vergroten

door het laagdrempelig beschikbaar stellen van culturele informatie op een centrale digitale en

fysieke plek in de gemeente. De verzamelde culturele informatie kan de gevestigde cultuurinstellingen

ondersteunen in het bereiken van nieuwe publieksgroepen.112

110

Marlies Juffermans, cultureel verkenner ZIMIHC, interviewgesprek, Utrecht, april 2005. 111

Wieneke Verweij, cultuurscout Kralinger-Crooswijk bij Stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur, interviewgesprek, Rotterdam, maart 2005. 112

Bron: C. Michels, cultuurconsulent Soest, “Evaluatie Project Cultuurpunt”, Soest, 2004.

Page 88: scriptieaf

3.4 Het agogisch handelen van een cultuurscout

88

3.4 Het agogisch handelen van een cultuurscout

De term agogiek is af te leiden van de Griekse woorden ‘agoo’ (handelen) en ‘agogè’ (de activiteit van

het voeren, het leiden, het opvoeden). Iemand die agogisch handelt, heeft een beoogde verandering

in gedrag (zichtbaar) en handelen (zichtbaar en onzichtbaar) tot doel. In meer hulpverlenende en

onderwijzende beroepen staat de relatie tussen agoog en cliënt meer centraal. Een agogische manier

van werken kan echter in verschillende verbanden worden ingezet en kan tevens betrekking hebben

op de niveaus van individu, groep, organisatie en samenleving.

De cultuurscout heeft te maken met al deze niveaus. Hierbinnen werkt hij vraaggericht en pro-actief

en signaleert hij verschillende vragen, behoeften en belangen. Vervolgens probeert hij deze te

verenigen. Hij gaat hierbij zoveel mogelijk uit van de zelfwerkzaamheid van doelgroepen, wat aansluit

bij het agogische begrip van zelfregulatie. Er is geen sprake van een gedwongen verandering, maar

een vrijwillige betrokkenheid bij het in gang zetten van deze verandering. Een verandering gaat

gepaard met het eigen maken van nieuwe inzichten en nieuw gedrag, wat veronderstelt dat de

betrokken doelgroep zelf een actieve rol speelt.

“Ik probeer wel eens een parallel te trekken met ontwikkelingssamenwerking. Ik ga niet ergens

naartoe om een put te graven, maar leer mensen om die put te bouwen. Ik zorg dat ze zelf de wegen

kennen, want dan hebben ze mij niet meer nodig.”113

Het handelen van een cultuurscout is dus in grote mate agogisch te noemen. Kenmerkend voor dit

agogisch handelen zijn doelbewustheid, procesmatigheid, systematiek en planmatigheid. Een agoog

is voortdurend bezig met het ontwikkelen van plannen en zijn eigen handelen daarbij te bepalen. Dat

is een doorlopend proces.

“In een voortdurend over-en-weer gaan van actie (handelen) en reflectie (nadenken) en van reflectie

naar actie is de agoog bezig om z’n eigen manier van werken te ontwikkelen. Steeds weer moet hij

daarbij inspelen en bedacht zijn op nieuwe gegevens en z’n plan zonodig bijstellen.”114

De kanttekening bij het bovenstaande, ligt in de gecombineerde rol van agoog en tussenpersoon.

Binnen de complexiteit van verschillende belangen van verschillende doelgroepen, is het van

essentieel belang als scout om inzicht te hebben in het eigen handelen. Dat kan door middel van een

strategie.

113

Wieneke Verweij, cultuurscout Kralinger-Crooswijk bij Stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur, interviewgesprek, Rotterdam, maart 2005. 114

G. Donkers, “Veranderkundige Modellen, inleiding in de agogische theorie en praktijk, pag. 55, H. Nelissen, Baarn, 1998.

Page 89: scriptieaf

3.4 Het agogisch handelen van een cultuurscout

89

Wanneer je de methodiek die een cultuurscout hanteert, verenigt met de gehanteerde

vooronderstellingen en uitgangspunten, zijn analyse van de beginsituatie (nulmeting) en zijn keuze

voor gestelde doelen, is er sprake van een strategie tot agogisch handelen. Dit is te illustreren aan de

hand van het volgende schema 115

, wat een doorlopend proces verbeeldt.

De kernstructuur van een veranderkundige vraagstelling is: Hoe (methode) kan ik (als lid van een

dienstverlenend systeem) op grond van mijn vooronderstellingen en uitgangspunten een bepaalde

(begin)situatie in de gewenste richting beïnvloeden?

Het schema maakt het mogelijk om werkprocessen en de vaak impliciete resultaten van

cultuurscouting beter inzichtelijk te maken aan de hand van het vastleggen van de strategie en

evaluaties van de werkprocessen daarbinnen.

Een ander voordeel van het hanteren van een dergelijk strategieschema, is dat de manier van werken

overdraagbaar wordt doordat deze gedefinieerd is. Het (net)werk van een cultuurscout is immers vrij

persoonsafhankelijk en overdraagbaarheid bij het eventueel wegvallen van de scout, is een breed

gedragen probleem.

115

G. Donkers, “Veranderkundige Modellen, inleiding in de agogische theorie en praktijk”, pag. 56, H. Nelissen, 1998, Baarn.

Vooronderstellingen

en Uitgangspunten

Analyse van de beginsituatie Van de persoon of doelgroep in relatie tot de mogelijkheden van dienstverlenend systeem

Doelstellingen Methode van werken

Rol van de agoog, Relatie tussen agoog en doelgroep, Het programma of ‘script’ Fasering, doelbepaling, planning, uitvoering

en evaluatie) Werkvormen en werkprincipes Hulpmiddelen

Page 90: scriptieaf

3.4 Het agogisch handelen van een cultuurscout

90

“Men is steeds meer aan het kijken hoe kunst en cultuur gemonitord kunnen worden. Het zal altijd

lastig blijven. Je kan het bijvoorbeeld doen door te zeggen: ‘Ik heb dit jaar 50 adviezen gegeven en 30

projecten ondersteund.’ Maar wat er dan uit voortvloeit, dat is al veel lastiger. Als ik een gesprek heb

met iemand en ik geef hem informatie over wat hij zou kunnen doen en met wie hij zou kunnen

samenwerken, dan is er misschien één samenwerking die daar heel duidelijk toe te herleiden is, maar

er zullen er andere op volgen, die je jezelf niet meer kunt toe-eigenen. Op dat moment is het hun

eigen pad geworden.” 116

Je komt er vrij snel achter als je teveel de nadruk op iets legt of als je een denkfout hebt gemaakt. Het

schema zorgt ervoor dat de bepaalde aanpak van a tot z inzichtelijk is. Het bevordert het vaststellen

van realistische doelen (SMART: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdsgebonden) en

voorkomt daarmee het scheppen van te hoge verwachtingen bij de betrokken partijen, waaronder ook

subsidiegevers.

Het is tot slot een cyclisch schema, dat het mogelijk maakt om tussentijds bij te stellen, wat essentieel

is in een culturele context waarin van alles gebeurt.

116

Wieneke Verweij, cultuurscout Kralinger-Crooswijk bij Stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur, interviewgesprek, Rotterdam, maart 2005.

Page 91: scriptieaf

3.5 De CMV’er als cultuurscout

91

3.5 De CMV’er als cultuurscout

Nu beschreven is dat het handelen van een cultuurscout sterk agogisch is, wil ik graag de link leggen

met mijn opleiding en toekomstig beroep: dat van Cultureel en Maatschappelijk Vormer (CMV’er). Met

het onderstaande wil ik een vergelijking trekken tussen de vijf CMV-kerntaken en de methodiek van

cultuurscouting. Van daaruit zal ik concluderen in hoeverre een CMV’er invulling kan geven aan de

functie van cultuurscout.

Het opleidingsprofiel van CMV 117

beschrijft – binnen de hoofdsegmenten agogische dienstverlening

(a), bedrijfsvoering (b) en beroepsontwikkeling (c) – een vijftal kerntaken:

1. Oriënteren en contact leggen (a)

2. Programmeren en organiseren (a)

3. Begeleiden en leiding geven (a)

4. Organisatie en beheer (b)

5. Beleid en ontwikkeling. (c)

Oriënteren en contact leggen betreft:

Het verkennen en te analyseren van de situaties en de achtergronden van diverse klanten

(individuen, groepen, organisaties en samenlevingsverbanden).

Het analyseren van de culturele en maatschappelijke context waarin zich de klanten bevinden.

Het leggen van contacten met diverse klanten, opdat agogische relaties tot stand kunnen

komen en samenwerking gestimuleerd wordt.

“Oriënteren en contact leggen” komt sterk overeen met ‘scouting-taken’ als netwerken vormen,

bemiddelen en stimuleren van samenwerking. De intermediaire rol is een rol die een CMV’er

gemakkelijk aanneemt. Ook de pro-actieve benadering en vraaggerichte werkwijze zijn ‘eigen’ aan

CMV.

Programmeren en organiseren betreft:

Het ontwerpen van activiteiten en programma’s en het leggen van verbindingen tussen het

educatieve, het culturele en kunstzinnige, het recreatieve en de samenlevingsopbouw.

Het ontwerpen van activiteiten binnen deze vier werkdomeinen.

Het technisch en normatief verantwoorden aan diverse klanten van gekozen methodieken.

“Programmeren en organiseren” vindt voor een CMV’er over het algemeen veel meer op projectniveau

plaats, terwijl een scout in principe niet inhoudelijk organiseert, maar veel meer

voorwaardenscheppend is.

117

Bron bij kerntaken en de uitwerking van bijbehorende competenties: Landelijk opleidingsoverleg CMV, “Alert en ondernemend, opleidingsprofiel Culturele en Maatschappelijke Vorming”, Nijmegen, 1999

Page 92: scriptieaf

3.5 De CMV’er als cultuurscout

92

Toch kan een CMV’er, bij het inzetten van de methodiek van cultuurscouting, gebruik maken van zijn

kennis omtrent (project)organisatie, omdat dit hem in staat stelt om adequater (vanuit de zijlijn) te

‘coachen’ en om de projecten te monitoren en te evalueren.

Ook is het een pluspunt dat een CMV’er ervaring heeft met diverse klantgroepen op het terrein van

kunst en cultuur, samenlevingsopbouw, educatie en vrije tijd. Dit is iets wat hij kan inzetten wanneer

hij bijvoorbeeld intersectorale samenwerkingen wil stimuleren. Zijn kennis van de praktijk, ook op

project en organisatieniveau, vergemakkelijkt bovendien het opsporen van belangen en behoeften.

Begeleiden en leidinggeven betreft:

Het stimuleren en initiëren van interactieprocessen in en tussen individuen, groepen,

organisaties en gemeenschappen en het daarin structurerend optreden.

Het hanteren van methoden en technieken van het werken met klantgroepen en het

toepassen ervan op het terrein van de agogische dienstverlening.

Binnen de agogische relatie functioneren als degene die arangeert, animeert en activeert,

adviseert, informeert en de klanten iets leert.

Het leiding geven aan vrijwilligers en medewerkers bij ontwikkeling, planning, uitvoering en

evaluatie van activiteiten op het terrein van agogische dienstverlening.

Het aangaan, ontwikkelen en onderhouden van samenwerkingsrelaties.

Hoewel een CMV’er wel degelijk ervaring heeft in het begeleiden binnen verschillende contexten, is

het belangrijk om te vermelden, dat bij de methodiek van cultuurscouting het begeleiden in nauw

contact met de doelgroep, niet zozeer aan de orde is. De scout moet vanuit zijn ondersteunende rol

meer afstand bewaren.

Voor een CMV’er is dit, mijns inziens, een kwestie van een duidelijke positie innemen. De CMV’er kent

de beide benaderingen en stelt zich in dit geval gewoon meer dienstverlenend en ondersteunend op.

Organisatie en beheer betreft:

Het functioneren in en vanuit een organisatie, waarbij productief wordt omgegaan met eigen

grenzen en mogelijkheden.

Het bijdragen aan het beheer en het beleid van de instelling, de organisatie, het project of het

initiatief waarin hij werkzaam is.

Het optreden als sociaal en cultureel ondernemer, binnen en buiten de eigen organisatie.

Het aangaan van professionele relaties met overheden en andere organisaties.

Page 93: scriptieaf

3.5 De CMV’er als cultuurscout

93

Een CMV’er werkt in de praktijk vaak vanuit de context van een organisatie. Hoewel een scout soms

ook zijn werkplek bij een specifieke organisatie heeft, werkt hij vanuit verschillende contexten en is hij

een intermediair. Wanneer je deze kerntaak verbindt aan de methodiek van cultuurscouting, moet

deze meer bezien worden binnen deze variatie aan context. Het betreft dan bijvoorbeeld het creëren

van overzicht en het van daaruit optreden als sociaal-cutureel ondernemer (structureren, signaleren

en initieren), of het bijdragen aan het verankeren van bepaalde werkwijzen binnen het beleid van

betrokken organisaties.

Beroepsontwikkeling betreft:

Het ontwikkelen van de eigen professionaliteit en het sturen van de eigen loopbaan.

Het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling en vernieuwing van het beroepsmatig

handelen in interactie met klantgroepen, collega’s, leidinggevenden en beroepsorganisaties.

Het leveren van een bijdrage aan de maatschappelijke profilering en legitimering van CMV en

het daarbij bepalen van de eigen positie in het maatschappelijk debat over reikwijdte, plaats

en functie van CMV.

Het element van ‘reflection in action’ (het voortdurend monitoren, evalueren en bijstellen van het eigen

handelen in relatie tot de werkpraktijk) is zowel voor een CMV’er, als binnen de methodiek van

cultuurscouting een vitaal onderdeel van het takenpakket. Dit is tevens van belang om de werkwijze,

bijvoorbeeld naar subsidieverleners, te kunnen legitimeren.

Beroepsontwikkeling betekent bij cultuurscouting ook het creëren van draagvlak voor een bepaalde

manier van werken (bijvoorbeeld intersectoraal).

CMV’er als scout

De kerntaken van de CMV’er en de methodiek van cultuurscouting hebben voldoende raakvlakken.

Een CMV’er is mijns inziens voldoende gekwalificeerd om de methodiek van cultuurscouting te

hanteren of, anders gezegd, om invulling te geven aan de functie van cultuurscout. Vooral de

kerntaken van “Oriënteren en contact leggen” en “Beroepsontwikkeling” sluiten vrijwel naadloos op het

profiel van de scout aan.

Page 94: scriptieaf

3.5 De CMV’er als cultuurscout

94

Een belangrijk aandachtspunt betreft hier een kwestie van ‘afstand en positie’; een scout moet zijn rol

duidelijk profileren:

Een scout begeleidt niet intensief, maar meer ‘coachend’ .

Een scout organiseert niet inhoudelijk projecten, maar kan zijn kennis m.b.t. projectorganisatie

en zijn ervaring met diverse klantgroepen uit diverse sectoren wel benutten.

Een scout werkt niet vanuit de doelstellingen van een specifieke organisatie, maar werkt

vanuit meerdere contexten. De kerntaak organisatie en beheer moet dan ook binnen deze

gevarieerde context bezien worden.

Page 95: scriptieaf

3.6 Subconclusie 3

95

3.6 Subconclusie 3

Wat houdt de werkmethodiek van cultuurscouting in?

Er zijn verschillende benamingen voor dezelfde functie:

(Cultuur)verkenner: iemand die “uitgaat om kennis trachten te verwerven over”.

(Cultuur)makelaar: een tussenpersoon .

(Cultuur)consulent: een deskundig raadgever.

Cultuurscouting is te beschouwen als een werkmethodiek, omdat het bestaat uit een samenhangend

geheel van werkwijzen. Het is een methodiek die vanuit en binnen verschillende contexten is in te

zetten. De methodiek bestaat uit een zestal kerntaken:

a. Netwerken vormen en onderhouden:

Scannen: het voortdurend in kaart brengen van het werkgebied; de culturele kaart.

Pro-actief en vraaggericht.

Signaleren en verenigen van behoeften en belangen.

Samenwerkingsverbanden stimuleren op en tussen de verschillende niveaus binnen het

werkgebied en in sommige gevallen tussen sectoren.

Werken met sleutelfiguren.

Initiatiefnemers en sleutelfiguren stimuleren tot het aanbieden/ prijsgeven van informatie en

contacten

b. Informeren en adviseren

Informeren over de culturele kaart van het werkgebied; de weg wijzen.

Loketfunctie: doorverwijzen, een ‘match’ tot stand brengen

Transfer: bemiddelen, bundelen en overdragen van relevante kennis en kunde

Advies m.b.t. de aanpak van projecten, subsidies en sponsoring, publieksbereik,

samenwerking, locaties, et ectera.

Bevorderen van zelfwerkzaamheid en ‘empowerment’.

Meedenken bij ‘vastlopen’.

c. Bemiddelen vanuit een intermediaire positie

Een schakel vormen tussen doelgroepen op micro-, meso-, en macroniveau en tussen

(doelgroepen binnen) de verschillende maatschappelijke sectoren.

Bemiddelen bij het tot stand brengen van samenwerking, zoeken naar locaties, het aanboren

van nieuwe publieksgroepen, tussen culturele initiatieven en ‘ talent’ in de wijk en instellingen/

personen die hen verder kunnen helpen, et cetera.

(potentiële) Aanbieders en gebruikers van kunst en cultuur met elkaar in discussie brengen.

Draagvlak creëren door het verenigen van belangen.

Page 96: scriptieaf

3.6 Subconclusie 3

96

d. Beleids- en projectondersteuning

Beleidsondersteuning gericht op het optimaliseren en verankeren van benaderingen,

werkwijzen, samenwerkingsverbanden en dergelijke in beleid en uitvoering van organisaties.

Projectondersteuning heeft vaak te maken met meedenken, deuren openen en trajecten

ontsluiten. Dit kan bijvoorbeeld inhouden: het zoeken naar een ‘trekker’ voor een project.

Verschillend per scout: sommige scouts houden zich ook bezig met facilitaire of financiele

ondersteuning.

Cultuurscouts zijn over het algemeen geen producenten. Eigen projecten die zij wel

organiseren zijn meer ondersteunend aan algemene doelstellingen. Eigen projecten kunnen er

bijvoorbeeld op gericht zijn om bij te dragen aan netwerkvorming en uitwisseling, om bepaalde

onderwerpen aan de orde te stellen, om ‘talent’ en culturele initiatieven in de wijk in beeld te

krijgen, etc.

e. Signaleren en initiëren

Onderzoeken en signaleren van kansen en/of problemen (die men niet al zelf heeft

aangegeven) en van daaruit initiëren. Het gaat dan bijvoorbeeld om:

o afstemming tussen vraag en aanbod;

o zorg dragen voor de kwaliteit van trajecten;

o ontwikkelen van nieuwe praktijken en overdraagbare werkmethoden (in

samenwerking).

f. Structureren

Vanuit een ‘nulmeting’ monitoren van ontwikkelingen op micro-, meso- en macroniveau.

Overzicht creëren en prioriteiten stelen: welke doelgroepen/ disciplines behoeven aandacht,

wat is voor meerderen van belang?

Lange termijn denken, continuïteit.

Op welke doelgroepen richten cultuurscouts zich en welke doelstellingen hanteren zij?

De methodiek van cultuurscouting wordt binnen verschillende context ingezet. Daarom zijn er voor wat

betreft doelgroepen en gehanteerde doelstellingen een aantal verschillen te benoemen.

Qua doelgroep valt te zeggen dat het merendeel van de scouts op papier een brede doelgroep

formuleren, waarbij ze aangeven dat het in de praktijk vaak om moeilijk bereikbare doelgroepen als

jongeren en allochtonen gaat.

Een duidelijk verschil ligt in het intersectoraal werken: sommige scouts leggen expliciet een link tussen

doelgroepen uit de culturele sector en uit sociale deelsectoren of het onderwijs.

Page 97: scriptieaf

3.6 Subconclusie 3

97

Een enkele scout richt zich specifiek op allochtone kunstenaars en wil hiermee de culturele diversiteit

in haar werkgebied meer zichtbaar maken

Kijkend naar de doelstellingen die de verschillende scouts hanteren, valt het op dat zij een algemene

doelgroep gemeenschappelijk hebben: het opsporen, bevorderen en ondersteunen van het culturele

leven in hun werkgebied.

Op meer specifiek niveau treden er verschillen op en worden er verschillende accenten gelegd, zoals:

Verbinding met het onderwijs.

Verbinding met sociale deelsectoren

Verbinding met doelgroepen en kunstuitingen uit andere culture

Realiseren van een ‘cultuurhuis’ of ‘cultuurpunt’

Het agogisch handelen van een cultuurscout

Iemand die agogisch handelt, heeft een beoogde verandering in gedrag (zichtbaar) en handelen

(zichtbaar en onzichtbaar) tot doel. Agogisch handelen kan in verschillende verbanden worden ingezet

en kan tevens de verschillende niveaus van individu, groep, organisatie en samenleving betreffen.

Een scout heeft geen agogisch-hulpverlenende taken, maar is meer een veranderkundige op het

niveau van een lokale gemeenschap met allerlei deelsystemen van doelgroepen daarbinnen. Zijn

handelen is, door een hoge mate van doelbewustheid, procesmatigheid, systematiek en

planmatigheid, sterk agogisch te noemen. Hij reflecteert hierbij voortdurend op zijn eigen handelen in

verhouding tot de processen die hij in gang heeft gezet (of helpen zetten).

Binnen de complexiteit van deze werkpraktijk, kan het overzicht geven om een strategieschema voor

agogisch handelen toe te passen. Dit maakt alle strategiefasen inzichtelijk en maakt de strategie

tevens overdraagbaar (bij het eventueel wegvallen van de scout).

De CMV’er als cultuurscout

Na vergelijking van de vijf CMV-kerntaken met de methodiek van cultuurscouting is vast te stellen dat

een Cmv’er adequaat invulling kan geven aan de functie van cultuurscout. Het belangrijkste

aandachtspunt is rolprofilering; hij moet in het oog houden dat hij niet intensief begeleidt, niet zelf

produceert en organiseert en dat hij niet vanuit een (organisatorische) context werkt, maar vanuit

meerdere (maatschappelijke) contexten.

Page 98: scriptieaf

98

4. Bijdrage cultuurscouting aan

ontwikkeling community arts

“Welke kant je ook opwerkt binnen community arts;

het gaat om een culturele sector en een sociale

sector. Wie je dan welke kant op wilt hebben, dat

verschilt een beetje. De sociale sector heeft als

kernactiviteit sociale activiteiten met sociale doelen.

De artistieke sector richt zich op artistieke doelen en

resultaten. Community arts, welke kant je ook

opgaat, is nooit hun core-bussiness. Het bevindt

zich altijd aan de rand van een organisatie. De rol

van een aanjager – dat vind ik nog de meest neutrale

term - is om die twee werelden bij elkaar te brengen

in een combinatie van doelen. Een aanjager is hier

uitermate geschikt voor, omdat hij die beide doelen

in de gaten kan houden en gespecialiseerd is in het

werken in de randen van die organisaties.”

Sikko Cleveringa, cultuurmakelaar Deventer, interviewgesprek,

apr. 2005.

Page 99: scriptieaf

4. Bijdrage cultuurscout aan ontwikkeling community arts

99

4. Bijdrage cultuurscout aan ontwikkeling community arts

De culturele sector en community arts

De culturele sector staat aan de voet van een veranderingsproces. Snelle veranderingen in de

maatschappij en kritische geluiden ten aanzien van het elitaire en ontoegankelijke karakter van de

gevestigde kunsten stellen de sector voor de volgende uitdaging:

Om in te spelen op een samenleving die steeds multicultureler en voortdurend in verandering

is.

Om zich te heroriënteren op haar publieke functie.

Om te zoeken naar wegen waarbij de kunsten weer in de samenleving komen te staan( in

plaats van daar buiten of boven).

Community arts is een benadering en invulling van kunst die hier vrijwel naadloos op aansluit. Het

gaat uit van de brede inzetbaarheid en kracht van kunst in de verschillende maatschappelijke

deelsectoren en kan een grote variatie aan doelgroepen en hun maatschappelijke en artistieke

vragen bedienen. Community workers/ artists stellen de betrokkenheid van deze doelgroepen bij alle

fasen van het project en bijbehorende processen centraal. Door een coachende rol aan te nemen, een

vraaggerichte werkwijze toe te passen en door in te haken op eigen bronnen, kracht en potentieel van

de deelnemers halen zij artistiek het onderste uit de kan.

Door actief te worden op het gebied van community arts, kan de culturele sector ervaring opdoen in

het benaderen van specifieke doelgroepen en vooral ook in het aangaan van intersectorale

samenwerkingen. Uiteindelijk kan dit resulteren in een bloeiend ‘tweerichtingsverkeer’:

Enerzijds de culturele sector die naar buiten treedt om haar artistieke kwaliteit in te zetten in

een veelheid aan contexten en die zo binnen hoogwaardige artistieke processen een

maatschappelijke bijdrage 118

kan leveren

Anderzijds kan in deze context onder doelgroepen de interesse voor kunst en cultuur

verhoogd worden waardoor ook andersoortige doelstellingen, op het gebied van cultuurbereik,

verwezenlijkt kunnen worden. Bovendien kan de culturele sector, doordat zij kennismaakt met

andersoortige cultuuruitingen die eigen zijn aan de betreffende doelgroepen, haar aanbod

verrijken.

118

Zie 2.5.

Page 100: scriptieaf

4. Bijdrage cultuurscout aan ontwikkeling community arts

100

Tot dusver is de Nederlandse cultuursector binnen het genoemde veranderingsproces nog erg

gespitst op doelstellingen omtrent cultuurbereik, wat overigens niet wil zeggen dat dit een slechte

ontwikkeling is (integendeel). Er bestaat nog overwegend veel weerstand tegen projecten met een

gecombineerde doelstelling. Men is bang dat de kunst verwordt tot een instrument en dat de kwaliteit

hieronder zal gaan lijden.

De ervaring met dergelijke projecten en onderzoek naar de (maatschappelijke) effecten – uit het

buitenland, maar ook vanuit ‘pioniersinitiatieven’ in Nederland – heeft aangetoond dat dit in het geheel

niet het geval is. Een herdefiniëring van wat kwaliteit is, is van belang. Hierbij komt ook het monitoren

en evalueren van dergelijke projecten aan bod.

Bij het overbruggen van deze weerstanden en het ontwikkelen van de werkpraktijk van community

arts, komt de cultuurscout en zijn agogische vakbekwaamheid om de hoek kijken. In de nu volgende

conclusie wil ik graag de hoofdvraag van deze scriptie beantwoorden:

Hoe kan cultuurscouting als werkmethodiek de ontwikkeling van community arts in Nederland

bevorderen?

Met andere woorden, wat maakt de methodiek van cultuurscouting geschikt om community arts in

Nederland op de kaart te zetten? Subconclusie 3 geeft een overzicht van de methodiek, doelgroepen,

doelstellingen en agogische vakbekwaamheid van een cultuurscout. Hieruit is op te maken dat hij over

een reeks aan vaardigheden en competenties beschikt die binnen een variatie aan contexten ingezet

kan worden. Zo ook in die van community arts. Maar wat kan een cultuurscout hier concreet in

betekenen?

Een cultuurscout is een veranderkundige in het maatschappelijk krachtenveld

Dit maatschappelijk krachtenveld is zijn werkgebied, wat zich zowel op het snijvlak van verschillende

sectoren als op het snijvlak tussen het niveau van individu en groep, het niveau organisatie en

branche en het niveau van de gemeenschap bevindt. Hierbinnen bedient hij een veelheid aan

doelgroepen, elk met hun eigen belangen, behoeften en visies. Vanuit zijn intermediaire positie is hij

uitermate goed in staat om verschillende veranderingsprocessen in gang te zetten en hierbij een

coachende rol aan te nemen.

Page 101: scriptieaf

4. Bijdrage cultuurscout aan ontwikkeling community arts

101

“Dialogos’ is een Oudgrieks woord. Het betekent: “De vrije doorstroom van gedachten door een groep, wat het mogelijk maakt voor die groep om inzichten te verwerven waartoe men individueel niet zou geraken.”

Signaleren van weerstanden en positieve veranderingskrachten

Een cultuurscout is, vanuit zijn intermediaire positie, goed in staat om weerstanden (tegen community

arts, tegen een vermenging van doelen, tegen wijkgericht werken, enzovoort) in een vroeg stadium te

herkennen en te benoemen, maar ook om positieve veranderingskrachten te zien en deze zoveel

mogelijk te benutten.

Draagvlak creëren voor community arts

Coachen onder de waterlijn; weerstanden wegnemen en positieve veranderingskrachten benutten!

Veel weerstanden bevinden

zich onder de waterlijn.

Datgene wat zichtbaar is, is

slechts het topje van de

ijsberg. Een scout is de

aangewezen persoon om

zowel weerstanden als

positieve veranderings-

krachten expliciet te maken

en van daaruit een

gemeenschappelijk belang

te bevorderen.

Gebaseerd op de ijsberg van McClelland

Dit doet hij door gebruik te maken

van de kracht van dialoog . Deze

kracht is het op gang brengen van

een stroom aan ideeën die elkaar

vinden en waaruit weer nieuwe

ideeën en visies kunnen voortkomen.

Een scout kan hierin een grote rol spelen door weerstanden bespreekbaar te maken en te

‘ontzenuwen. Hij kan bijvoorbeeld (letterlijk) ruimte bieden aan discussie en visievorming door het

(ondersteunen bij het) organiseren van themabijeenkomsten (werkconferenties, kunstborrels,

kennisbijeenkomsten, lezingen, et cetera).

Page 102: scriptieaf

4. Bijdrage cultuurscout aan ontwikkeling community arts

102

Mensen die ‘over de streep’ getrokken moeten worden, kunnen door de cultuurscout

geënthousiasmeerd worden, bijvoorbeeld door te wijzen op voorbeelden van ‘good practise’ . Het

zichtbaar maken van inspirerende ervaringen van ‘collega-initiatiefnemers’, kan weerstanden

wegnemen en de beeldvorming ten aanzien van community arts positief veranderen.

Bruggen slaan vanuit een intermediaire positie:

Een cultuurscout staat middenin de praktijk en kan aansluiting zoeken bij wat al is.

Een cultuurscout heeft een gedetailleerd overzicht van de sociaal-culturele kaart van zijn werkgebied.

Van daaruit kan hij gemakkelijk koppelingen maken. Hij weet wat er is aan initiatief en ook wat er nog

‘ontbreekt’.

Hij kan bestaande community arts initiatieven onder de aandacht brengen en in contact brengen met

anderen die het ‘experiment’ willen aangaan. Dit kan vrij letterlijk gestalte krijgen in de vorm van pilot-

projecten, afhankelijk van het ‘ontwikkelingsstadium’ (is er sprake van een pioniersfase, of heeft men

al beduidend meer ervaring met community arts).

Creëren van de juiste randvoorwaarden

Welke materiele en immateriële randvoorwaarden ontbreken er nog?

Ook hier sluit de scout aan bij dat wat er als is. In sommige gevallen, worden mensen door heel

praktische zaken tegengehouden om actief te worden met community arts. Dit kan bijvoorbeeld zijn:

een gebrek aan mankracht, een gebrek aan kennis, het niet kunnen vinden van een geschikte locatie,

een gebrek aan community artists met coachende kwaliteiten, het ontbreken van financiële middelen,

et cetera. Een scout kan vanuit zijn netwerk en – als hij hierover beschikt – vanuit zijn eigen

stimuleringsbudget, bijdragen aan het creëren van deze randvoorwaarden. Hij stelt hierbinnen

(kerntaak structureren) zijn prioriteiten en concentreert zich op die dingen waar meerderen iets aan

hebben.

“Het is een beetje alsof je zegt: als je bij de markt wilt komen, dan zou je door dit gebouw heen moeten lopen of je kunt er overheen klimmen. Dat je denkt: ja, maar je kunt er ook gewoon omheen lopen, want dat doet iedereen normaal gesproken. Laten we nou gewoon de route nemen die logischerwijs de meest vruchtbare is.” M.Boontje, cultuurscout Amsterdam Oud-West, interviewgesprek, apr. 2005.

Page 103: scriptieaf

4. Bijdrage cultuurscout aan ontwikkeling community arts

103

Kwaliteit van de methodiek vergroten

Theorie is maar theorie! Of, zoals Marcel Boontje het zegt: “Methodieken zijn een soort beschrijvingen

van hoe de wereld zou moeten zijn, maar niet hoe hij is. Vaak willen mensen dan een vierkante pen in

een rond gat slaan.”119

Een cultuurscout kan ervoor zorgen dat tot dusver vrij theoretische ideeën over community arts

‘gevoed’ worden vanuit de praktijk. Vanuit de eerder genoemde pilot-projecten, kan er een reëler

beeld gegenereerd worden van wat community arts is en wat het kan zijn.

Het belang van evaluatie:

Een cultuurscout heeft ook een taak in het ontwikkelen en integreren van betere evaluatiemethoden,

die op een natuurlijke manier onderdeel uitmaken van processen binnen community arts projecten en

die ook oog hebben voor de kwalitatieve (in plaats van alleen de kwantitatieve) aspecten.

Het inzichtelijk maken van de (maatschappelijke) opbrengsten van community arts, kan bijdragen tot

een vergroot draagvlak voor deze kunstbenadering binnen de doelgroepen. Bovendien is het een bron

aan expertise waarmee de methodiek in haar ontwikkeling gevoed kan worden. Door goed te

evalueren, kunnen de werkprocessen binnen community arts steeds weer bijgesteld en verbeterd

worden.

Tweetrapsmodel: initiatief stimuleren opgedane ervaring, kennis en werkwijzen verankeren in

organisatiebeleid

Community arts is binnen Nederland een vrij nieuwe benadering van kunst, die nog niet zo past

binnen de kernactiviteiten van gevestigde culturele organisaties. Community arts activiteiten bevinden

zich in de randen van deze organisaties. Hoewel zij er op lange termijn veel baat bij kunnen hebben,

hebben de organisaties in ieder geval op de korte termijn een ‘extra stimulans’ nodig: een intermediair

die een bewustwording van belangen op gang kan brengen, een discussie gaande kan houden en

initiatief binnen community arts kan stimuleren. In tweede instantie kan hij ertoe bijdragen dat

community arts, als een van de kernactiviteiten, inbedding vindt in het organisatiebeleid.

119

M. Boontje, cultuurscout Amsterdam Oud-West, interviewgesprek, apr. 2005.

Page 104: scriptieaf

4. Bijdrage cultuurscout aan ontwikkeling community arts

104

Wat voor scout moet dat dan zijn?

In het voorgaande heb ik mijn overtuiging van de agogische kracht van een cultuurscout uitgesproken.

Hieraan zou ik graag enkele punten willen toevoegen die, mijns inziens, aan te bevelen zijn voor de

cultuurscout die de ontwikkeling van community arts bevordert.

Onafhankelijke positie

Cultuurscouting is een methodiek die vanuit een veelheid van contexten ingezet wordt. Het is mijn

overtuiging dat er een risico voor een te smalle benadering bestaat, wanneer dit vanuit de specifieke

context en doelstellingen van een gevestigde cultuurinstelling gebeurt. Als de betreffende organisatie

community arts alleen ziet als een middel tot publieksbereik, dan zal de scout de (te ontwikkelen)

community arts praktijk al snel als zodanig gaan benaderen. Vanuit het oogpunt van een brede en

diepe ontwikkeling van community arts is een onafhankelijke positie van de scout, mijns inziens, aan

te bevelen.

In de meest ideale situatie is de cultuurscout zelf een organisatie, zoals bijvoorbeeld het geval is bij de

Stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur die daar speciaal voor werd opgericht. Echter: in de meeste

gevallen zal een cultuurscout om praktische redenen wel ondergebracht zijn bij en/ of in dienst zijn

van een organisatie of (deel)gemeente. De betreffende cultuurscout moet dan beschikken over het

vermogen om vanuit meerdere contexten te denken en te werken. De organisatie waar hij is

ondergebracht, moet de cultuurscout de ruimte geven om vanuit de verschillende doelgroepen in de

praktijk te werken: vraaggericht en bottum-up. Hiermee kan de intermediaire functie van de

cultuurscout, die van belang is om community arts tot ontwikkeling te brengen, gewaarborgd.

Monitoren en ontwikkelen van kwaliteit

In de praktijk is men vaak erg gericht op de kwaliteit van het eindproduct van kunstprojecten. Ik vind

het nadrukkelijk een taak van de scout om ook de andere dimensies van kwaliteit onder de aandacht

te brengen. Dit zijn

De kwaliteit van uitvoering; hoe het werk gedaan wordt, hoe er wordt samengewerkt en de

criteria en doelstellingen die daarbij gehanteerd worden.

De kwaliteit van ervaring; hoe alle betrokkenen het werk, de projecten en de processen

daarbinnen ervaren.

De kwaliteit van de korte- en lange-termijn opbrengsten, voor de deelnemers en voor de

wijdere gemeenschap.

Page 105: scriptieaf

4. Bijdrage cultuurscout aan ontwikkeling community arts

105

Een cultuurscout kan de discussie hierover gaande houden en werken aan een evaluatiemethode die

recht doet aan al deze kwaliteitsdimensies. Deze evaluatiemethode moet op natuurlijke wijze

aansluiten bij en geïntegreerd zijn in de verschillende projectfasen van community arts projecten.

Wanneer het evalueren te nadrukkelijk op de voorgrond staat, kan het de sociale en artistieke

processen ontkrachten en in sommige gevallen zelfs het tegenovergestelde bereiken. F. Matarasso,

aangehaald in paragraaf 2.5, geeft een eerste aanzet tot een evaluatiemodel. Cultuurscouts kunnen

hierop voortbouwen en het evaluatiemodel bijstellen en verbeteren naar aanleiding van hun

bevindingen.

Tot slot:

Aan bovenstaande conclusies en aanbevelingen, zou ik nog willen toevoegen dat een Cultureel

Maatschappelijk Vormer mijns inziens uitermate geschikt is om invulling te geven aan het beschreven

profiel van cultuurscout, bijdragend aan de ontwikkeling van community arts. Wanneer hij zijn

intermediaire positie waarborgt door zijn rol duidelijk af te bakenen en te profileren, kan hij met inzet

van zijn professioneel veranderkundige capaciteiten van grote waarde zijn voor een dynamische en

professionele werkpraktijk voor community arts.

Page 106: scriptieaf

106

Bronnen

“One of the advantages of being disorderly is that one is

constantly making exciting discoveries.”

A. Milne

Page 107: scriptieaf

Bronnen

107

Bronnen

Literatuur

Bouwman, K. en Dijksterhuis, E., “Kunst met Beleid, reader CMV”, Hogeschool van Utrecht,

Utrecht, 2001.

Diverse auteurs waaronder F. Matarasso, “Conference Report Art4all, international

conference on amateur arts”, organisator: Platform voor Amateurkunst, uitgever &Concept,

Rotterdam, maart 2005.

Diverse auteurs, “An agenda for Active Citizenschip, Symposium Report, Common Threads”,

uitgever: Centre for Creative Communities, UK, London, februari 2003.

Donkers, G., “Veranderkundige Modellen, inleiding in de agogische theorie en praktijk”,

uitgever: H.Nelissen, Baarn, 1993.

Haks, R. e.a., “Van jonge mensen en de dingen die gaan komen. Rapportage over de jaren

2001 en 2002 door de visitatiecommissie cultuurbereik”, in opdracht van OCW, IPO en

VNG120

, Nederland, 2004.

Hogeschool van Utrecht, “Alert en ondernemend. Opleidingsprofiel Culturele en

Maatschappelijke Vorming”, Landelijk Opleidingsoverleg CMV, Utrecht, 1999

Kamp, M. van der, en Ottevanger, D., “Cultuur+Educatie 6: Cultuureducatie en sociale

cohesie, een verkennend onderzoek”, uitgever: Cultuurnetwerk Nederland, Utrecht, 2003.

Kunst en Democratie, “De sociaal-artistieke praktijk. Een interpretatiekader met

aanbevelingen voor het beleid en de potentiële initiatiefnemers met operationele criteria voor

de selectiecommissie”, België, juni 2003.

Lieftink, J. en Poll, J., “Cultuur+Educatie 5: Contrast in cultuurbereik, een onderzoek naar vijf

gemeentelijke beleidsplannen Culturele Diversiteit”, uitgever: Cultuurnetwerk Nederland,

Utrecht, 2002.

Matarasso, F., “Towards a Local Culture Index, measuring the cultural vitality of communities”,

uitgever: Comedia, UK, Gloucestershire, 1999. Te downloaden vanaf www.comedia.org.uk

Matarasso, F., “Defining Values, evaluating arts programmes”, uitgever: Comedia, UK,

Gloucestershire, 1996. Te downloaden vanaf www.comedia.org.uk

Matarasso, F., “Use or Ornament? The social impact of participation in the arts”, uitgever:

Comedia, UK, Gloucestershire, 1997. Te downloaden vanaf www.comedia.org.uk

Raad voor Cultuur, “Vooradvies 2005-2008” (sectoranalyse), OCW, 2003.

Stut Theater, “Stut theater, uitgangspunten en werkwijze van een bijzondere theatergroep”,

Utrecht, 2005.

Trienekes, S., “Respect! Urban culture, community arts en sociale cohesie”, SKVR Kunst

Onder Andere, Rotterdam, November 2005.

120

Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen, Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Page 108: scriptieaf

Bronnen

108

Waal, V. de, “Uitdagend leren, culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving”,

uitgeverij coutinho, Bussum, 2001.

Williams, J. e.a., “Creative Community Building through Cross-Sector Collaboration”, uitgever

“Centre for Creative Communities” (UK) in samenwerking met “Melina Project” (Griekenland),

2004.

Artikelen

Brours, J (medeoprichter en toneelschrijver van Stut Theater), “Community Theater is meer

dan toneel met buurtbewoners”, inleiding t.g.v. studiedag “Community Theatre, een kans voor

Amsterdam?”, organisatie: Muzenis, Amsterdam, april 2005.

Elffers, A., “Community outreach. Het museum en de gemeenschap” , Museumvisie 2000, 1,

pag. 50-55, Amsterdam, 2000.

Gemeente Haarlem, afdeling Welzijn, “Cultuur is er niet alleen voor wit publiek”, een artikel

over de Haarlemse Toneelschuur, verschenen in “Allemaal Haarlemmers, cultuur en

uitwisseling”, nr. 3, november 2003.

Pitts, G., “A brief history of the Community arts”, Uit “Such fertile ground.. critical analysis”,

Australië, 2002.

Roelfzema, R. “Het sociaal-cultureel werk en de kunst”, gepubliceerd in “Kunst en Educatie”

jaargang 7 nr. 1., pag. 32-33, 1998.

Internetsites

www.stichtinginterart.nl

www.cultuurnetwerk.nl

www.un.org

www.comedia.org.uk

www.cultuurbuz.nl

www.knoopoudwest.nl

www.stichtingnrc.nl

www.cbkd.be

www.hetvertrek.nl

www.stut.nl

www.abc.net.au/arts/fertile/essay_2.htm

www.diana-ozon.nl

www.zaanstad.nl

www.sied.nl/deventerblik

www.springdance.nl

www.ubevindtzichhier.com

Page 109: scriptieaf

Bronnen

109

Interviewgesprekken

Boontje, M., Cultuurscout Amsterdam Oud-West, Amsterdam, april 2005.

Cleveringa, S, Cultuurmakelaar Deventer, Kunstcircuit projectbureau Leeuwenkuil, Deventer,

april 2005.

Juffermans, M., Cultureel verkenner provincie Utrecht, ZIMICH, Utrecht, april 2005.

Robeek, M., Cultuurverkenner Alkmaar, Theater De Vest, Alkmaar, april 2005.

Verweij, W., Cultuurscout Kralinger-Krooswijk Rotterdam, stichting NRC, Rotterdam, maart

2005.

Documenten van scouts

Boontje, M., “Knoop! Cultuurscout Oud-West. Jaarverslag 2003”, Amsterdam, juli 2004.

Cleveringa, S., “Steunfunctie Cultuurmakelaar Deventer. Jaarplan 2005”, Kunstcircuit

projectbureau Leeuwenkuil, 2005.

Cleveringa, S., “Steunfunctie Cultuurmakelaar Deventer. Projectplan voor de periode 2005-

2008”, Kunstcircuit projectbureau Leeuwenkuil, 2005.

Cleveringa, S., “Uit de kunst in de wijk, artistieke verbeeldingskracht als antwoord op

maatschappelijke vraagstukken”, Brochure en bijlage met beslismodel, een gezamenlijke

publicatie van Kunstenaars&CO en Landelijk Centrum Opbouwwerk, Deventer, februari 2005.

Cleveringa, S., “Kunstenaars in de Brede School, verslag en impressies van een experiment”,

Kunstcircuit projectbureau Leeuwenkuil, Deventer, november 2004.

Michels, C., “Evaluatie Project Cultuurpunt”, Cultuurpunt Soest, Soest, augustus 2004.

Robeek, M., “De meerwaarde van cultuur van thuis voor nu en later, rondom het Alkmaarse

hart. Werkplan 2005 en de aanzet voor de jaren daarna”, Theater De Vest, Alkmaar, februari

2005.

Robeek, M., “Alkmaarse cultuur rondom het hart. Cultuur in de wijk.Werkplan 2003”, Theater

De Vest, Alkmaar, maart 2003.

Robeek, M.,”Alkmaarse cultuur rondom het hart. Cultuur in de wijk. Evaluatie september 2001

t/m december 2002, Theater De Vest, Alkmaar, januari 2003.

Robeek, M., “Cultuur in de wijk. Tussentijdse rapportage”, Theater De Vest, Alkmaar,

september 2003.

Verweij, W. e.a., “Stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur. Verslag Actieprogramma

Cultuurbereik 2004”, Rotterdam, februari 2005.

Verweij, W., “Verslag Netwerk- en verdiepingsbijeenkomsten cultuurscouts”, verslagen van de

eerste en tweede bijeenkomst, Rotterdam 2005.

Wallee, M., “Verslag/ Evaluatie cultuurscout in de deelgemeente Feijenoord 1999/2000”,

Rotterdamse Kunststichting, Rotterdam, maart 2001

Wallee, M., “Cultuurscouting in Rotterdam”, Rotterdamse Kunststichting, Rotterdam, juli 2001.