eindexamenboek2006

52
Lichting 2006 De Theaterschool Amsterdam *** Mime Opleiding Opleiding Theaterdocent Regieopleiding Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie

Upload: amsterdamse-hogeschool-voor-de-kunsten

Post on 25-Mar-2016

225 views

Category:

Documents


8 download

DESCRIPTION

Lichting 2006 De Theaterschool Amsterdam Mime Opleiding Opleiding Theaterdocent Regieopleiding Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie *** Lichting 2006 Makers en meedenkers & Artistiek bevlogen en sociaal begaan & Schurkend tegen tradities en vakmanschap & Getalenteerde mensen in een kloostersituatie De Theaterschool Amsterdam Yvette Weissman 13-12-1958 17-04-2006 In memoriam *** Makers en meedenkers *** Mime Opleiding

TRANSCRIPT

Page 1: eindexamenboek2006

Lichting 2006

De Theaterschool Amsterdam

***Mime Opleiding

Opleiding Theaterdocent

Regieopleiding

Amsterdamse Toneelschool &

Kleinkunstacademie

Page 2: eindexamenboek2006

De Theaterschool Amsterdam

***Lichting 2006

***Makers en meedenkers

&

Artistiek bevlogen en sociaal begaan

&

Schurkend tegen tradities

en vakmanschap

&

Getalenteerde mensen

in een kloostersituatie

Page 3: eindexamenboek2006

‘Als studenten hier van school gaan, hoop ik dat ze denken: Ik heb een goede tijd gehad en een stevige basis kunnen leggen om

de praktijk in te gaan. Maar ook de theaterprak­ tijk zal deel van de leerschool zijn; een kun ste­ naar zal nooit ophouden zich te ontwikkelen.’‘We hebben alles in huis waarmee je een

theater voorstelling maakt’, zo omschrijft

André Veltkamp de opleidingen en faciliteiten

onder het dak van De Theaterschool van de

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.

Als algemeen directeur wil hij een klimaat

scheppen waarin de Acteurs- en Kleinkunst-

opleiding, de Mime Opleiding, de Regie-

opleiding en de Opleiding Theaterdocent goed

tot hun recht komen. ‘De autonomie van de

artistiek leiders is waardevol, want elk specia-

lisme moet van hoog niveau zijn. Maar, zeker

sinds we samen in één gebouw zitten, zoeken we

steeds sterker naar overeenkomsten in visie op

het onderwijs en het theatervak.’

Als studenten en docenten elkaar dagelijks

tegen komen in de lift of de kantine, ligt het

voor de hand dat ze ervaringen uitwisselen.

‘Samen wer king tussen de opleidingen ontstaat

dan ook heel organisch’, zegt Veltkamp. ‘Zoals

een theater project met regiestudenten en acteurs

of indivi duele studenten, die bijvoorbeeld

gastlessen volgen bij de mime.’

Wat is het streven van de theateropleidingen?

‘Gedegen onderwijs bieden én een stimulerend

klimaat scheppen voor studenten met een per-

soonlijk talent. Om vakmatige technieken aan

te leren, stel je een rooster met relevante lessen

samen. Maar daarmee ben je er nog niet. Het

zijn geen aapjes die je een kunstje leert. Je moet

studenten ook ruimte bieden hun individuele

creativiteit, smaak en visie op het vak te ontwik-

kelen. Dan kunnen techniek en talent hand in

hand gaan. Het is een proces dat om souplesse

en een open houding vraagt, zodat er ook

dingen kunnen gebeuren die wij niet kunnen

voorspellen.’

Hoe raak je de juiste snaar? ‘Een van de belang-

rijkste dingen die de school aan haar studenten

kan geven is zelfvertrouwen: het geloof in wat ze

kunnen en wat ze te vertellen hebben. Als je dat ge-

ne wat een student zo bijzonder en oor spronke lijk

maakt tot bloei wilt laten komen, draait het om

veiligheid, vertrouwen en liefde voor het vak.’

De opleiding is een beschermd gebied, maar

de selectie die eraan vooraf gaat is vrij streng,

benadrukt Veltkamp. Zo zijn er jaarlijks zeven-

hon derd tot duizend aanmeldingen voor een

plek op de Acteurs- en Kleinkunstopleiding,

terwijl maar twintig studenten de eindstreep

van de selectie halen. Eenmaal op de opleiding

is er weinig uitval en na afloop vindt zeventig tot

tachtig procent van de studenten een plek in de

beroepspraktijk. ‘We onderhouden een nauwe

relatie met de theaterwereld, dus de praktijk

hijgt al tijdens de opleiding in je nek. Dat is een

stimu lans, maar het maakt studenten ook wel

eens onrustig en je moet ook uitkijken dat ze niet

onder je vleugels vandaan vliegen. Maar wij zijn

geen fan van het korte succes en denken op de

lange termijn. Het gaat erom wat je over vijf of

tien jaar waard bent. Hoe briljant een student

ook kan zijn, je krijgt nergens anders de kans om

je zo breed te ontwikkelen.’

Anita Twaalfhoven

André Veltkamp

In memoriam

Yvette Weissman

13-12-1958

17-04-2006

Page 4: eindexamenboek2006

Mime Opleiding

***Makers en meedenkers

***

Page 5: eindexamenboek2006

**************************************************** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ***

*************************************************

Ibelisse

Indische buurt / 23 feb 2006 / 20u - 00u

Elsa May Averill

Een hoofd met beelden erin

Anne van Dorp

Fotograaf met zoomlens

Ibelisse Guardia

Uit een land vol pijn en vol magie

Kenneth Homstad

Een soort journalist

Line Husa

Lichaam, stem en binnenwereld

Toon Kuijpers

De verwonderaar

Paméla Menzo

Gretig en leergierig

Tjebbe Roelofs

Subtiel en vet

Fabián Santarciel de la Quintana

Griek met auto, vliegtuig en gsm

Page 6: eindexamenboek2006

Fabián

Line

Indische buurt / 23 feb 2006 / 20u - 00u Indische buurt / 23 feb 2006 / 20u - 00u

Page 7: eindexamenboek2006

Anne

Indische buurt / 23 feb 2006 / 20u - 00u

Page 8: eindexamenboek2006

Tjebbe

Toon

Indische buurt / 23 feb 2006 / 20u - 00u Leidsestraat / 17 mrt 2006 / 14u

Page 9: eindexamenboek2006

Kenneth

Paméla

Leidsestraat / 17 mrt 2006 / 14u

Page 10: eindexamenboek2006

Elsa

lijn 9 richting Diemen / 4 april 2006 / 10u

Opleiding Theaterdocent

***Artistiek

bevlogen en sociaal begaan

***

Page 11: eindexamenboek2006

**************************************************** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ***

*************************************************

Tisfris / 18 maart 2006 / 14u30

Floor Braber

Dochter van een circusartiest

Maartje Ghijssen

Het liefst met mensen die elkaar lekker in de weg zitten

Lianne Karel

Sprookjesverteller in een grijze wereld

Lenne Koning

Wekker van de nacht

Jansje Meijman

Een illusionist

Eva Zanen

Überpuber tussen de pubers

Floor

Page 12: eindexamenboek2006

5

Lianne

Eva

Tisfris / 18 maart 2006 / 14u30 Tisfris / 18 maart 2006 / 14u30

Page 13: eindexamenboek2006

Lenne

Jansje

Tisfris / 18 maart 2006 / 14u30

Page 14: eindexamenboek2006

Maartje

Waterlooplein / 18 mrt 2006 / 14u

Regieopleiding

***Schurkend

tegen tradities en vakmanschap

***

Page 15: eindexamenboek2006

**************************************************** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ***

*************************************************

Thallulah

Kromme Mijdrechtstraat / 29 mrt 2006 / 14u

Thallulah Schwab

Met open blik

Thibaud Delpeut

Een schepper

Joachim Robbrecht

Een patholoog-anatoom

Page 16: eindexamenboek2006

Joachim

Hortus Botanicus / 29 mrt 2006 / 10u Kromme Mijdrechtstraat / 29 mrt 2006 / 14u

Page 17: eindexamenboek2006

**********************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************

Thibaud

Haarlemmerstraat / 30 mrt 2006 / 22u

Annelien van Binsbergen

Madame ToulouseBarbara Blommenstein

Liedjeszanger voor hopelozenMargreet Boersbroek

Maar ik ga doorMedi Broekman

Het lichamelijk gehandicapte meisje HelenaThomas Cammaert

Er valt weinig te verbergenGuy Clemens

Geïnspireerd door het leven

Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie

***Getalenteerde mensen in een

kloostersituatie

***

Page 18: eindexamenboek2006

*********************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************

Anne Nina

Soest / 22 mrt 2006 / 11u30 Nina de la Croix

Puber-afSanne van Dijk

Actrice met kartonnen kroonSarah Eweg

Weet wat je zegt Merijn de Jong

Eindeloze introspectieMareille Labohm

Brutaal, gedreven en vol overtuigingCaroline Liekens

De fantasie die mag pratenLidewij Mahler

Deel van het geheelAbel Nienhuis

Een pooier van alle tijdenSophie van Oers

Belachelijk ontroerendYora Rienstra

Allround performerDaniël Samkalden

In ademnood richting de doodEva Schuurman

Een fantastAnne van Veen

Ontvanger van veertig bossen bloemenAisa Winter

Altijd veel lol

Page 19: eindexamenboek2006

Sophie

Soest / 22 mrt 2006 / 11u30

Page 20: eindexamenboek2006

Barbara

Soest / 22 mrt 2006 / 11u30

Page 21: eindexamenboek2006

Medi

Merijn

Hotel Maas / 26 mrt 2006 / 8u Hotel Maas / 26 mrt 2006 / 8u

Page 22: eindexamenboek2006

Daniël

Abel

Hotel Maas / 26 mrt 2006 / 8u Hotel Maas / 26 mrt 2006 / 8u

Page 23: eindexamenboek2006

Guy

Guy

Yora

Hotel Maas / 26 mrt 2006 / 8u

Page 24: eindexamenboek2006

Annelien

Hortus Botanicus / 29 mrt 2006/ 10u Buiksloterwegveer / 29 mrt 2006 / 11u30

Sarah

Lidewij

Page 25: eindexamenboek2006

Caroline

Thomas

Centraal Station, perron 14 / 30 mrt 2006 / 9u

Page 26: eindexamenboek2006

Sanne

Wijttenbachstraat / 30 mrt 2006 / 16u30

Mareille

Page 27: eindexamenboek2006

Margreet

Vondelpark / 3 april 2006 / 16u

Eva

Page 28: eindexamenboek2006

Aisa

Blauwe Theehuis / 4 april 2006 / 11u

***Mime Opleiding

Opleiding Theaterdocent

Regieopleiding

Amsterdamse Toneelschool &

Kleinkunstacademie

***

Page 29: eindexamenboek2006

Mime Opleiding

***Makers en meedenkers

***‘Enerzijds is de Mime Opleiding een ambachte­lijke opleiding, die studenten een vak leert. Anderzijds creëren wij

het kader waarbinnen zij een eigen handtekening kunnen ontwikkelen.’‘De Mime Opleiding is een specialistische oplei-

ding, met een intensieve bewegingstraining’,

vertelt artistiek leider Loes van der Pligt. In de

mime is het bewegen altijd gekoppeld aan het

spelen. Dansstudenten of regiestudenten die hier

affiniteit mee hebben, volgen dan ook graag

gastlessen bij de Mime Opleiding. Kort gezegd

draait het in de lessen en projecten om bewegen

en spelen en de verbintenis daartussen, variërend

van personages tot abstractie. De specifieke ana-

lyse van de taal van het lichaam en de theatrale

verwerking daarvan, maken de opleiding en de

daaruit voortkomende theatervormen uniek.

De Mime Corporel, ontwikkeld door Etienne

Decroux, en de adaptaties daarvan vormen het

fundament van de opleiding.

‘Een mimer kan zowel speler zijn als maker.

In het ene geval is hij de initiator van een eigen

voor stelling, in het andere geval denkt hij als

speler mee binnen het concept van een ander.

In de mime werk je niet op basis van repertoire,

je laat je inspireren door de actualiteit. Het

draait om de zaken die jou “in het hier en nu”

bezighouden. Om daaraan vorm te geven zet je

technische vaardigheden in.’

‘Iedere student heeft andere kwaliteiten en

ontwikkelt zich via een andere weg. Het is dan

ook belangrijk studenten tijdens de opleiding de

ruimte te geven uit te zoeken welke manier van

werken hen het meeste oplevert. Door studenten

te stimuleren een eigen visie op de mime te

ontwikkelen, creëer je verschillen en dát maakt

een opleiding interessant. De lessen van diverse

Loes van der Pligt, artistiek leider

Page 30: eindexamenboek2006

Het zijn altijd ‘vechtende’ mensen

over wie ik wil ver tellen. Niet

vechten in de letterlijke zin van

het woord, maar proberen uit een

sleur te geraken, uit het stramien van het leven

of, specifieker, uit de overmacht van het leven.

Voor het leven hebben we niet gekozen, maar we

moeten er wel de consequenties van dragen. We

worden gevormd door onze omgeving, door de

tijd waarin we leven, door waar we zijn geboren.

Ik zet graag mensen op het toneel die binnen dit

onverzetbare kader naar een oplossing zoeken,

naar vérlossing zoeken, van hoe zij als mens zijn

geworden. De mensen die ik portretteer zitten

meestal in een vicieuze cirkel; hun probleem

wordt nooit helemaal opgelost. Maar het optimi s-

me in de voorstellingen is, dat ze nooit opgeven.

Het beeldende aspect is een belangrijk vertrek-

punt in mijn voorstellingen. De beelden verschij-

nen vaak onaangekondigd in mijn hoofd – op de

fiets, op het toilet, in bed. Ik werk vanuit simpele

en vrij basale maar altijd universele thema’s.

Bijna als een collage voltrekt zich de voorstelling.

Als speler zoek ik graag naar de grens tussen

gastdocenten uit de praktijk bieden ervaring met

zeer verschillende stijlen en manieren van werken

binnen de mime. Maar we werken ook met

theatermakers die in hun werk een verwantschap

tonen met het genre.’

‘Tijdens de opleiding proberen we uit te zoeken

hoe je het maximale kunt bereiken met ieders

specifieke kwaliteit.’ Als een student bijvoor-

beeld de capaciteit heeft om zelf voorstellingen

te creëren, krijgt hij binnen het programma de

mogelijkheid meer aandacht aan het maken te

besteden, bijvoorbeeld door hem of haar zelf een

project te laten regisseren. De culturele achter-

grond van de studenten speelt een rol. De Mime

Opleiding trekt relatief veel studenten aan uit

het buitenland, van Zuid-Amerika tot andere

Europese landen als Tsjechië of Noorwegen.

‘Het zoeken naar een eigen theatertaal staat niet

los van de bagage die je meeneemt uit het land

waar je vandaan komt. Die invloeden zijn een

verrijking voor de mime.’

‘Aan het einde van het vierde jaar moeten studen-

ten zover zijn, dat ze kunnen zeggen: “Dit is mijn

specifieke kwaliteit en hier ligt mijn passie”.

Maar het is niet alleen belangrijk een eigen hand-

tekening te vinden, je moet ook weten hoe je die

in verschillende voorstellingen kunt inzetten.

Als je weet wat voor jou het beste werkt, kun je

onder alle omstandigheden de eigen kwaliteit

beschermen.’

Mimers zijn breed inzetbaar in de theaterprak-

tijk: ‘Ik zie studenten na hun afstuderen niet

alleen terug in mimevoorstellingen, maar ook in

dans, jeugdtheater, performancekunst, televisie

of film. Toch blijven ze steeds herkenbaar als

oud-studenten van de Mime Opleiding.’

Anita Twaalfhoven

Mime Opleiding /

Elsa May Averill

56 / 57

***

schoonheid en lelijkheid. Ik ben een heel fysieke

speler met een sterke aanwezigheid op het toneel.

Fysiek spel zit voor mij niet in hoge energie of

veel bewegen, het kan ook in heel kleine transfor-

maties. Ik zoek altijd naar de kleine bewegingen

die een personage juist definiëren. De manier

waarop je je haar wegstrijkt uit je gezicht of hoe

je een voet voor de andere plaatst. Vanuit dit

kleine zoek ik ook altijd naar een tegenkleur, naar

uitersten binnen een personage. Ik laat graag

onaangename kanten zien. En ik heb de laatste

jaren een grote affiniteit voor tekst gekregen,

zowel geschreven tekst als geïmproviseerde.

In het proces van voorstellingen maken moet je

jezelf steeds opnieuw vragen stellen, er steeds

opnieuw voor kiezen. Mijn afstudeervoorstelling

Het duizendste begin was een mijlpaal binnen

mijn schooltijd. Het was een zeer groot project

waar ik mezelf in heb gegooid als regisseur én

speler. Met als doel zonder concessies te doen

echt de ideeën en beelden uit te werken die ik in

mijn hoofd had en me niet te laten afschrikken

door de – praktische en inhoudelijke – grootsheid

ervan. Daarvan heb ik veel geleerd over mijn

eigen mogelijkheden als maker maar ook over

hoe met mensen om te gaan.

De lessen en projecten van Esther Snelder,

Maarten Lok, Fons van Tienen en Simone

Ettekove hebben de meeste indruk gemaakt.

Bij Snelder: als speler in het moment zijn. De

oprecht heid in het spelen opzoeken. Bij Lok:

het zoeken naar fysieke personages en altijd

weten wat je doet op het toneel, ook als je niets

doet. Van Tienen: de improvisatielessen, het

aanspre ken van je fantasie en de grootsheid

ontdekken van je onderbewustzijn. Ettekove:

de schoonheid van tekst en mijn affiniteit ermee.

Als maker was de ontdekking van de Franse

theatergroep Royal de Luxe een grote ommekeer.

Beeldende, grootse, relativerende en lichtelijk

gestoorde voorstellingen. Waarbij je voelt: hier

zijn geen concessies gedaan, hier is alles uit de

kast getrokken en ik mag er deel van uitmaken.

De gezamenlijke belevenis van publiek, spelers,

makers, technici en productie die theater is,

vormt voor mij een grote drive om de zoektocht

van het maken elke keer weer aan te gaan.

Theater mag van mij niet iets vanzelfsprekends

en gewoons zijn. Je geeft een stukje van jezelf

aan het publiek en stelt je kwetsbaar op. De sfeer

van het repetitieproces – samen zoeken, maken,

gefrustreerd en gefascineerd zijn – wil ik delen

met het publiek. Opdat zij ook deel uitmaken

van die zoektocht. Omdat zij eigenlijk bepalend

zijn en onmisbaar om het echt te laten leven en

voortleven.

Theater dat bestemd is voor een kleine, selecte

groep mensen spreekt mij niet aan, het heeft

iets elitairs. Het wordt dan een self-fulfilling

prophecy die zich in een kleine zeepbel afspeelt,

ontoegankelijk; kunst die zichzelf dient. Theater

grijpt mij als je de kwetsbaarheid van spelers en

makers kunt zien. Als het zich niet verheft boven

het publiek en niet ontkent dat er voor de avond

van de voorstelling een hele reis heeft plaats gevon-

den. Ik wil dat mijn verbeelding aangesproken

en geprikkeld wordt door de kracht van de

suggestie. Zonder te proberen er meer van te

maken dan het is, namelijk theater met echte

mensen die fysiek niet écht horizontaal naar de

wolken kunnen klimmen maar je daar wel even

in doen geloven.

Page 31: eindexamenboek2006

Mime Opleiding /

Een korte ontmoeting bij een

kassa in de supermarkt. Een

oprechte glimlach tegenover een

afwezige blik, pinnige gebaren

tegenover een ingezakte rug, een aarzelende stem,

strak naar achter gekamde haren, een blouse

met een verse koffievlek. Instinctief maak je een

ruwe som van wat al die indrukken bij elkaar

waarschijnlijk zullen betekenen. Het lijkt meer

op schatten dan op rekenen.

Een fotograaf zet het bewegende plaatje even stil

in zijn foto. Opeens is er overzicht. Nu de pinnige

gebaren niet meer afleiden, zie je de handen en de

trouwring die net een beetje knelt, je kijkt nog

eens goed naar de afwezige blik en ziet dat ze

loenst.

Ik zet mijn personages op de vloer ook graag

stil. Ik zet ze stil en ga op zoek naar de kleine

dingen die overblijven. Een houding of een blik,

het mo ment voor de actie. Ik zoek dat wat we

normaal gesproken overslaan of over het hoofd

zien.

Een belangrijk onderdeel van mijn werk is het

naar mensen mogen kijken, echt kijken. Inzoom-

en tot aan een kloppende ader op het voor hoofd.

De details die dan overblijven laten iets van onze

kwetsbaarheid zien, ze tonen onze onhebbelijk-

heden en ons onvermogen, onze onhandigheid.

In de onbeholpenheid ligt voor mij iets menselijks

verborgen, daarin ligt voor mij de ontroering.

Ik heb stage gelopen in Klep van Boukje

Schweigman (Festival aan de Werf 2003),

in ’t Achterom van Growing Up in Public en

de Mime Opleiding 2004), in Ruim van Boukje

Schweigman (Festival Boulevard 2004), in

Roadmovie, een eigen voorstelling in samen-

werking met Daan Bakker (Over ’t IJ 2005) en in

Kalinka van Alexander Broeder (Het Gasthuis

2006).

Ik ben gefascineerd door de

wereld tussen beweging en

theater; om intentie en emotie

uit te drukken in fysicaliteit.

Het is een wereld vol verrassingen waar je dicht

bij jezelf moet staan en vooral in het moment

moet zijn. Dit maakt een stuk, alhoewel het een

vaste structuur heeft, een plaats waar een nieuwe

realiteit kan ontstaan.

In het theater dat ik wil maken ga ik uit van mijn

intuïtie. Het moment geeft de antwoorden. Ik heb

de behoefte om de beelden die ik in mijn hoofd

heb een plek te geven, om ze tot leven te wekken

en er betekenis aan te geven. Of andersom, om

mijn inspiratiebronnen een onvoorspelbare vorm

te geven. De absurditeit, de tegenstrijdigheid van

onze tijd inspireert me zeer, het poëtische van het

leven, de hoop, de nostalgie, de zoektocht naar

geluk en hoe dat allemaal gerelateerd is aan onze

individuele perceptie.

Ik kom uit Bolivia en Brazilië, het eerste een

land vol pijn maar ook vol magie, het tweede

vol van energie, kleuren en spiritualiteit. Dat

beïnvloedt mij zeer. Ik studeer in Nederland, een

‘georganiseerd’ land, zo’n andere cultuur dat het

mij een tegenwicht biedt.

De eerste twee jaar op de mimeschool ben ik

twaalf kilo aangekomen! Of er een connectie is

of niet weet ik niet, maar die twee eerste jaren zat

ik in een roes: een opeenstapeling van informatie

en van het recyclen van alles wat niet meer nodig

was. Bijvoorbeeld de festivals gaven mij een hoop

kracht, visie en inspiratie.

De twee laatste jaren kwam ik terug op mijn

normale gewicht. Vele leraren waren een

essentiële eyeopener voor me, zoals Martin Lok,

Marlies Heuer, Marcelo Evelin, Jan Langedijk,

Loes van der Pligt, Esther Snelder en Irene

Schaltegger. De ontwikkeling werd kleiner,

maar ging dieper. Enerzijds fysicaliteit in het

spel, anderzijds intentie, en vooral oprechtheid.

Ik denk dat dat het middelpunt is waar alles

naartoe leidt. Ik heb vaak gehoord dat ik een

gepassioneerde speler ben met veel energie; dat is

leuk maar nu kan ik er ook richting aan geven.

Mijn grote zoektocht is – en ik denk dat het dat

altijd zal zijn – hoe een vorm te vinden die repre-

sen teert wat ik bedoel en die toch verrast, je raakt

maar op hetzelfde moment weer is verdwenen.

Hoe vaak heb ik mijzelf niet gevraagd: ‘Wat doe

ik hier in deze lelijke studio op zo’n prachtige

dag?’ En dat is theater voor mij, de vergankelijk-

heid ervan.

Mime heeft de kracht van de oneindige deuren

naar de verschillende mogelijkheden van een

theatertaal. Het is ook een manier van denken.

Het gaat niet alleen over fysieke acties. De manier

waarop door een ruimte wordt bewogen laat

een manier van denken zien. De intentie en de

muzikaliteit ervan.

Theater is voor mij een communicatiebron en een

belevenis. Ofschoon ik vaak bij voorstellingen in

slaap ben gevallen, waardeer ik ieders zoektocht

zeer, omdat ik theater als een plaats beschouw die

meer werkelijk is dan de werkelijkheid. Waar het

is toegestaan om je verbeelding te openen.

Op school heb ik collega’s getroffen die ik als

parels beschouw. Die vind je niet zo vaak. Mijn

wens is op een of andere manier met hen samen

te werken. Maar vooral wil ik een kader vinden

voor mijn behoeften. Misschien eindig ik als een

rockster!

Vroeg of laat zal ik weer thuiskomen. Daar wil

ik aan deze principes werken. En een manier

vinden om Latijns-Amerika en Europa, die twee

verschillende maar elkaar aanvullende werelden,

te verenigen.

Ik heb stage gelopen in Klep en Ruim van Boukje

Schweigman (2003 en 2004), in Sud Achterom en

in Alice in Wonderland op Festival Oerol (2004

en 2005) en in La ignorancia bij Theater João

Paulo Segundo in Piaui, Brazilië.

Ik raak geïnspireerd door een

hoop dingen; dat kan fotogra-

fie zijn, films, muziek, mensen

of locaties. Ik raak ook geïn-

spi reerd door actuele gebeurtenissen en de

stand punten of houdingen van andere mensen

en groepen. Sanne van Rijn was mijn mentor

gedurende drie jaren van mijn studie, wat heel

inspirerend was. Ik heb veel van haar geleerd.

De ontmoeting met installatiekunstenares

Germaine Kruip was voor mij een bewustmaken-

de ervaring. Zij leerde me hoe je gebruik kunt

maken van wat er al is voor je begint te werken,

ze leerde me de mogelijkheden te zien in de ruimte

en de situatie waarin je werkt en ze leerde me om

de informatie te gebruiken die je hebt over het

publiek, en hoe je daar je profijt van kunt doen en

erop kunt bouwen.

Door de studie heen heb ik de mogelijkheid gehad

58 / 59

Anne van Dorp

Ibelisse Guardia

Kenneth Homstad

Page 32: eindexamenboek2006

Mime Opleiding /

om vele verschillende dingen te proberen, van het

spelen in de toneelversie van J.D. Salingers roman

Franny and Zooey, het meewerken aan abstracte

bewegingsstukken, het spelen in een installatie

in het Stedelijk Museum, tot het tonen van mijn

eigen werk op het Tweetakt Festival in Utrecht.

Ik zie mijzelf als een creatieve performer, een

performer die niet noodzakelijkerwijs onder een

regisseur hoeft te werken, maar naast hem, samen

op zoek in het werk. Als performer zoek ik altijd

naar oprechtheid en naar risico’s, voor mij zijn

dat de twee meest belangrijke aspecten tijdens

het spelen.

In veel lessen hebben we gewerkt aan fysiek

bewustzijn; fysieke training geeft mij het gevoel

onkwetsbaar te zijn, waar door ik mij kwetsbaar

durf op te stellen.

Ik zie de theatermaker als een soort journalist,

iemand die de realiteit in zich opneemt en haar

belicht vanuit zijn of haar standpunt. Ik denk

dat het belangrijk is in te springen op wat er nu

gebeurt, om het theater meer actueel te maken, als

een reflectie op de tijd waarin we leven. De wereld

en de maatschappij zijn constant in beweging

en in ontwikkeling, daarom denk ik dat theater

dat ook moet zijn. Beginnen aan een nieuw stuk

begint voor mij vaak als een soort experiment,

iets wat ik wil uitproberen. Ik denk dat elk thema

zijn eigen vorm verdient, en daarom dwing ik

mezelf bij elk nieuw project blanco te beginnen.

Als maker zoek ik naar kwetsbaarheid, het

menselijke in zijn puurste vorm, om het daarna

kleur te geven. Ik zoek naar tegenstellingen en

contradicties, en naar beelden die een onmiddel-

lijk effect hebben op de kijker. Ik ben gefascineerd

door de grens tussen werkelijkheid en fictie,

een thema dat steeds terugkomt in mijn werk.

In mijn voorstelling Hansel & Gretel wilde ik het

hebben over hoe mensen soms leven in iets dat

niet bestaat, dat je een idee of een façade kunt

opbouwen en daarin kunt geloven, totdat er iets

komt wat je daarmee confronteert. Dit probeerde

ik te laten zien door het gebruik van pantomime,

wat tegelijk een commentaar werd op de naam

van de school.

Met mijn stuk Rita De Bock werkte ik aan het

definiëren van de realiteit in het theater, vergele-

ken met de realiteit daarbuiten. Ik wilde zien hoe

ver ik kon gaan om de realiteit (‘het echte leven’)

binnen het theater te brengen. Daarvoor werkte

ik met een amateur, Rita De Bock, en liet haar

zichzelf spelen op het toneel. Rita De Bock gaat

niet zozeer over wie zij is, maar meer over wat zij

representeert.

Na de zomer ga ik aan het werk als acteur in Det

Norske Teatret in Oslo, en verder heb ik nog niets

gepland. Waar ik zal zijn weet ik niet, of het mijn

geboorteland Noorwegen wordt of Nederland of

ergens anders, maar hopelijk zal ik in staat zijn

om door te gaan met wat ik hier op school ben

begonnen.

Ik heb gespeeld in Klep en Ruim

van Boukje Schweigman (2003),

in I see a landscape van Germaine

Kruip (Stedelijk Museum 2004),

ik maakte en speelde in Sud Achterom van Don

Duyns en Jeroen Kriek (Festival Oerol 2004), en

ik maakte en speelde In between spaces voor het

Over ’t IJ Festival 2005, dat ook te zien zal zijn

op het Boulevard Festival dit jaar.

Soms is het leuk om te spelen met een grote fysie-

ke verandering, andere keren is het voldoende de

aandacht te vestigen op een bepaalde stemming

en dan het lichaam te laten volgen. Ik speel graag

met de relatie tussen lichaam en geest. Je bewust

zijn van de balans tussen spelen binnenstebuiten

en ‘buitenstebinnen’. Als je luistert is er altijd een

impuls, en dan moet je vooral je aandacht daarop

vestigen en volgen wat zich wil ontwikkelen.

Als maker begin ik gewoonlijk te associëren rond

een thema en het element dat al is gegeven, zoals

hoe de locatie en de situatie mijn thema kunnen

verrijken. Een voorbeeld is In between spaces, een containerstuk in Het Nederlands Mirakel op

het Over ’t IJ Festival. Hier ontmoeten twee

buitenlandse meisjes het publiek in hun inter-

pretatie van Nederland om hun begrip van de

Nederlandse cultuur te testen. Ik vind het leuk

om de vorm de inhoud te laten dienen. Een

speciaal moment in mijn opleiding was toen ik

begon te onderzoeken hoe ik geluidsinstallaties

kon maken als decor. Later volgde een diepere

zoektocht naar de connectie tussen lichaam, stem

en binnenwereld.

Ik ben speels in mijn werk. Ik houd ervan

beïnvloed te worden door zowel beweging als

stem. En dan is het een kwestie van luisteren,

geloven en ervoor gaan. Dan zal de wereld die je

ontmoet een hoop teruggeven.

Als maker vind ik het leuk een sfeer te creëren die

een startpunt vormt voor de communicatie tussen

performer en publiek. Theater is belangrijk omdat

het een ruimte is waar we elkaar ontmoeten om

een ervaring te delen die voor dat moment wordt

gemaakt. Wat wordt gedeeld zal van performance

tot performance verschillen, dus in die zin is het

uniek. Het is de ideale ruimte om verschillende

kunstvormen te laten samenkomen. Dit maakt het

mogelijk een vollere erva ring te cre ëren dan alleen

maar te spreken tot het verstand. Het verschilt van

andere kunst vormen omdat het gaat over hoe de

performer zichzelf gebruikt als middel, en in die

zin een brug vormt tussen de andere elementen die

worden gepresenteerd.

Theater is een reflectie op het leven, en de kiem

van het theater groeit door wanneer mensen reflec-

teren op hun individuele beleving van een stuk.

De kracht van mime is dat het een goede balans

heeft tussen technieken die je lichaamsbewustzijn

verrijken, en dat het dit bewustzijn gebruikt voor

diverse benaderingen van acteren. Deze training

maakt je nieuwsgierig om verschillende kanten

van je eigen expressie te onderzoeken. Uiteinde-

lijk beschik je als performer over een rijk arsenaal

aan middelen.

Ik houd van theater dat mij activeert. Het kan

een commentaar zijn op iets dat openingen biedt

voor nieuwe punten van reflectie, of theater dat

mijn zintuigen prikkelt om iets nieuws te ervaren.

Ik houd van theater dat eerlijk is. Een benadering

van een universeel thema opwerpen en het

actueel maken voor mensen. Ik houd niet van

theater waar ik de poging zie of voel. Het moet zo

eerlijk zijn dat je er gewoon in kunt meegaan.

In de toekomst zou ik graag theater maken waar-

in verschillende kunstvormen elkaar verrij ken.

Ik vind het leuk soms op locaties te werken die

al zijn geladen met een bepaalde sfeer. En het feit

dat je vaak een gevarieerder publiek hebt als je

op locatie werkt. Als speler houd ik van variatie.

Ik vond het ook heel leuk om te acteren voor de

camera, dus dat hoop ik vaker te mogen doen.

60 / 61

Line Husa

Page 33: eindexamenboek2006

Mime Opleiding /

Mijn fascinatie met betrekking

tot acteren: elke keer opnieuw

beleven, dus elke keer weer echt

horen en echt zien, je weet dat

je het gaat horen, maar toch luister je: jezelf voor

de gek houden. Je hoeft het geen ‘voor de gek

houden’ te noemen, je kunt het ook respect voor

en verwondering over noemen. Verwondering

wordt over het algemeen gekoppeld aan nieuwe

dingen die we ervaren, terwijl je je ook kunt

verwonderen over iets wat je al kent, maar weer

opnieuw leert kennen. Ik geloof nog steeds dat

alles kan.

In de toekomst wil ik met interessante mensen

samenwerken, ik wil locatievoorstellingen spelen

en maken en met deze voorstellingen op reis gaan

over de hele wereld en verder.

Mijn sterkste punt is het mezelf voor de gek

houden, liegen…

Waarom ik theater maak? Het houdt me van de

straat.

Ik heb onder andere stage gelopen bij Boukje

Schweigman, Suver Nuver, Menno Vinke en

Theun Mosk.

In een paar woorden zal ik

hier proberen te verwoorden

hoeveel vier jaar Mime

Opleiding voor mij heeft

betekend, mij heeft veranderd, mij heeft geleerd,

mij inzicht heeft gegeven, de intuïtie die ik kon

gebruiken, het vertrouwen dat ik ontving.

Als kind wilde ik al actrice worden. Ik had een

leraar op de basisschool die altijd verhalen

vertelde alsof hij James Bond was. Springend en

duikend door het klaslokaal kwam hij tot zijn

verhaal. Geweldig vond ik dat. Maar toen ik op

latere leeftijd de tekststukken ging bekijken in de

schouwburg, begreep ik daar niets van. Ik vond

het niet leuk. Was in de war: ik wilde toch spelen,

actrice worden? Dan moest ik dat toch goed

vinden? Maar ik vond de reacties van de mensen

in de zaal interessanter dan de eigenlijke stukken.

Jaren later kwam ik door toeval in aanraking met

theatergroep Unieke Zaken in Alkmaar. En kreeg

daar een fulltime baan als actrice aangeboden.

Daar maakte ik voor het eerst kennis met mime.

En ik was verkocht. Al doende leerde ik. Ik kreeg

van hen het advies ook eens bij de Mime Oplei-

ding in Amsterdam te gaan kijken. Toen ik de

eerste auditieronde binnenstapte, wist ik totaal

niet wat te verwachten. Maar al gauw kwam het

besef: dit is mijn school. De manier van theater

maken en het tot spelen komen voelde als de

manier die bij mij past.

Vol overgave, gretig en leergierig ben ik dan

uit eindelijk vier jaar geleden gestart met mijn

opleiding. Waar de nadruk vooral op het spelen

heeft gelegen. Ik denk en maak graag met iemand

anders zijn voorstelling mee, maar ben niet de

initiator.

In mijn derde jaar heb ik stage gelopen bij Orkater

en speelde mee in de voorstelling De Kortste Eeuw. Mijn rol was klein maar ik heb veel geleerd

door te kijken naar de grote theater man nen die

daaraan meededen. Nooit gedacht dat ik nog eens

een slotscène met Pierre Bokma zou spelen.

In de afgelopen vier jaar ben ik erin geslaagd mijn

eigen zuivere spelstroom te vinden. Heb ik mezelf

losgemaakt van zelfcensuur, waardoor ik zowel

de harde kanten als de zachte kanten van mijn

spel kan opzoeken. Ik kan in een kleine marge

veel spelen en ik vind het ook een uitdaging om

daarbinnen te zoeken, zowel met als zonder tekst.

Door wat ik de afgelopen jaren heb geleerd kon

ik echt spelen met een lange tekst. Als speler had

ik altijd al een aanwezigheid op het toneel maar

die is nu veel toegankelijker en opener, waardoor

de kijker meer ziet.

Ik houd van humor in stukken zoals in het werk

van Maarten Lok, Jetse Batelaan en Carver. De

lessen van Marlies Heuer vond ik een open baring.

Wat de toekomst gaat brengen, ik weet het niet.

Ik hoop veel en lang te kunnen spelen.

Als speler heb ik meegewerkt

aan Driftland van Ipso Facto

(Festival Oerol 2003), aan

Heroes van Space (Brussel

2004), aan NeScio van Rob List (2005) en aan

Toe vader drink van Jetse Batelaan (2005-2006),

waarmee hij de VSCD Mime Prijs 2005 won.

Vanaf dat ik weer met Jetse Batelaan samenwerk-

te in het kader van een startproject, voelde ik dat

ikzelf, het vakmanschap, het plezier en de over-

gave op hun plek vielen. Ik herinnerde mij mezelf

weer in de context van theater. Iets wat daarvoor

nog sporadisch en willekeurig aanwezig was,

alleen talent is niet genoeg. Ook hebben al mijn

fysieke tegenslagen gedurende de hele opleiding

me doen beseffen dat de mime een keuze is

waar je voor moet gaan mits je er genoeg aan

verknocht bent. Dat bleek ik te zijn. Het project

met Marien Jongewaard op school was zeker

een moment van zelfconfrontatie en het besef dat

theater overal ligt, als je er maar echt aan werkt

en er echt in gelooft. Dat alleen zorgt ervoor dat

je niet alleen tegen illusies zit aan te kijken.

Mijn kwaliteiten liggen bij mijn eigen durf om het

moment aan te gaan. Extremiteiten op te zoeken

zonder mezelf te verloochenen, en daarbinnen

subtiel en vet te kunnen zijn. Dit geldt zowel voor

mijn bewegings- als spelkwaliteiten, die overigens

los van elkaar zouden kunnen staan.

Het heeft mij lang dwars gezeten of theater eigen-

lijk niet vooral leuk is voor de mensen die zichzelf

zo graag willen laten zien. Ik voelde me soms wel

schuldig dat ik niet met zekerheid kon zeggen of

dit vak net zo belangrijk is als bakker of boer.

Maar ik ben er steeds meer van overtuigd dat

theater erg belangrijk is. Een mens heeft reflectie

nodig, spiegels om zichzelf te ontwikkelen.

Vooral in deze tijd, waarin alles zoveel keer

sneller gaat. Aandacht voor jezelf en anderen is

nodig om iets van mentaliteitsveranderingen te

veroorzaken. Essentieel, iets wat we moeten

blijven koesteren.

Ik hoop op een brede toekomst. Een toekomst

van spelen, maken en bewegen. Op locatie,

schouw burg en film. Mijn plannen die nu al vast

staan zijn locatietheater met Jetse Batelaan, bewe-

gen met Rob List en spelen met Dik Boutkan.

Mijn grootste fascinatie als

performer is op het toneel te

staan. Dat betekent niet dat ik

een pop ben. Het is het plezier

en het genoegen van daar te

zijn, en wanneer het idee van de

regisseur raakt aan mijn eigen fascinatie, dan

voelt het als op een goed feest. Als maker moet ik

62 / 63

Paméla Menzo

Tjebbe Roelofs

Toon Kuijpers

Fabián Santarcielde la Quintana

Page 34: eindexamenboek2006

Mime Opleiding /

een ‘artistieke liefde’ voelen voor de performers.

Een werk moet altijd gepas sio neerd zijn. Ik ben

gefascineerd door beweging, ik hou ervan mensen

te zien bewegen, ik hou van lichamelijkheid, ik

hou van beelden in mijn werk, van visuele poëzie.

Als maker en als performer heb ik sterk de

neiging om beweging en spel op een organische

manier te combineren, gesteund door de nood-

zaak om iets te vertellen en een openheid naar het

publiek en de performers met wie ik speel of die

ik regisseer. Ik vind dat de performer het sterkste

element op het toneel moet zijn, de maker van de

fantasie/realiteit voor onze ogen.

Bijna als een soort manifest meen ik dat mijn

theater verantwoordelijk moet zijn, iets moet

communiceren, maar tegelijkertijd moet enter-

tainen, moet reflecteren, iets moet bevragen en

onderwijzen. Meer en meer word ik moe en bang

van de lege beelden die we in ons leven creëren,

het vermaak, en onze manier om dingen te

negeren die om ons heen en met onszelf gebeuren.

Het is voor mij noodzakelijk om op een theatrale

manier iets te vertellen.

Mijn theater moet collectief zijn, als een ritueel,

gepassioneerd, gevoelig, vol interne chaos en

orde, maar, het belangrijkste van alles, het moet

eerlijk zijn.

Het belangrijkste moment in de afgelopen vier

jaar speelt zich af terwijl ik dit schrijf. Het is mijn

afstudeerproject in Brazilië met mijn klasgenoot

en goede vriendin Ibelisse. Ik heb de mogelijkheid

om mijn werk te beginnen bij mijzelf, de echte

wereld, in een andere omgeving. En het is een

verbazingwekkende ervaring. Om na bijna vier

jaar terug te gaan naar mijn roots om een duet te

maken; om lessen te geven, om activiteiten te

coördineren in dit Theater João Paulo Segundo

bij Teresina, levert mij veel positiefs en fantas-

tisch op. Het bevestigt mijn manier van kijken en

maken en verdedigt mijn eigen theatrale stijl.

Waarom vind ik theater belangrijk? Ik weet het

niet; ik ben (nu) drukker met het zoeken naar

een antwoord op de vraag wat theater voor mij

betekent. Ik ontdek dat struggle een goed woord

is als antwoord; ik denk dat dat mijn motor is om

theater te maken. Theater betekent voor mij de

plaats waar je de worstelingen van het leven tot

een spiegel van reflectie kunt maken en zo onze

(moderne manier van) catharsis kunt bereiken.

De Grieken begonnen ermee, en ik denk dat er

niets is veranderd; het enige verschil is dat we nu

auto’s, vliegtuigen en gsm’s hebben.

De toekomst is al begonnen. Mijn toekomst is om

een manier te vinden om bruggen te slaan tussen

hier en daar, tussen Nederland en de rest van de

wereld, bijvoorbeeld Zuid-Amerika. Mijn erva-

ring in Brazilië bevestigt mij dat het mogelijk is

en het waard is om te doen. Er zijn zoveel uit-

blink ende mensen hier en daar, het is jammer ons

niet met ze te verbinden. Laten we de vliegtuigen

gebruiken en connecties leggen. Connecties zijn

belangrijk, in elk geval voor mij.

Stages als performer: Klep van Boukje

Schweigman, Some blond gave nightmares van

Sarah Ringoet, Eiland van Orkater in regie van

Ko van den Bosch, I hung my head van Gusta

Geleijnse en Sud Achterom van Growing Up

in Public en Festival Oerol. Onderzoeksstages:

Bestaansaarde van Guido Kleene bij Festival

Boulevard en Simon Says van Sarah Ringoet bij

hetveem theater.

50 / 51

‘Of je nu in het onderwijs werkt of het amateur­theater, een workshop geeft of een voorstelling maakt, je bent scheppend

bezig. Wij leren studenten dan ook niet hoe ze “lesjes” moeten geven.’ ‘De motor van het theaterdocentschap is je

persoonlijke inspiratiebron, dat wat je aantrekt

of fascineert in het theater’, meent Bruin Otten,

artistiek leider van de Opleiding Theaterdocent.

‘Wij zijn een brede opleiding en besteden aan-

dacht aan aspecten die variëren van spel en mime

tot ruimtelijke vormgeving. Spelen start bij ons

niet alleen vanuit de psychologie van een persona-

ge, maar ook vanuit het fysiek en de beweging als

taal. Ik zie een verwantschap tussen onze manier

van werken en de mime. Ook de mimespeler stelt

zich op als maker en is niet alleen een speler in de

zin van uitvoerder. Hij is als het ware zélf zijn

theatrale materiaal.’ Ook de aandacht voor

ruimtelijk vormgeven is belangrijk in de oplei-

ding: ‘Met beelden kun je immers net zoveel

zeggen als met tekst.’

Na een periode van artistieke vrijheid komt er in

het derde jaar van de opleiding meer nadruk te

liggen op theaterpedagogie en -didactiek. ‘Soms is

het een hele zoektocht om als aankomend docent

de juiste ingang te vinden bij een groep buiten de

opleiding, maar als het klikt geeft het studenten

een nieuwe impuls. Als het goed gaat schuiven het

artistieke en pedagogische in elkaar en gaan ze

Bruin Otten, artistiek leider

Opleiding Theaterdocent

***Artistiek

bevlogen en sociaal begaan

***

Page 35: eindexamenboek2006

Als klein meisje fantaseerde ik

hoe het zou zijn om tussen de

zigeuners te leven of om de

dochter te zijn van een circus-

artiest. Mensen die rondtrokken en geen vaste

verblijfplaats hadden, vond ik fascinerend.

Het leek me een spannend leven met een enorme

vrij heid. Het overkoepelende thema van mijn

afstudeerplan heb ik dan ook Nomadisch/Sedentair genoemd. Ik zelf ben voortdurend in

tweestrijd: ik droom, ik zweef en ben rusteloos,

maar ik zoek ook structuur, rust en eenvoud.

Deze twee kanten uiten zich in het theater dat

ik maak: ik prop het toneel vaak vol, zowel met

spelers als met decor, attributen en muziek.

Als mij wordt gevraagd wat het volgende is wat

ik wil maken, is dikwijls mijn antwoord: ‘Ik wil

wel eens vanuit een lege ruimte werken’. Ik wil

graag theatermaken vanuit een simpel gegeven.

Er zijn momenten waarop me dat lukt. Waarop

ik met een simpel gegeven bijzonder theater

maak, waar mijn publiek zich over verwondert.

Ik verlang naar eenvoud, eenvoud als middel.

Ik wil van iets simpels, kleins, eenvoudigs tot iets

elkaar versterken. Studenten leren een koppeling

te maken tussen hun artistieke drive en de

didactiek waarmee je die op anderen overbrengt.

Het is een enorme uitdaging om de persoonlijke

uitstraling van spelers theatraal te maken. Dat

doe je door sterk met hen samen te werken. Niet

met de houding “jij moet dit doen, omdat dat in

de theatertekst zo staat beschreven”, maar door

de spelers opdrachten te geven die hen stimuleren

zélf materiaal aan te dragen.’

Sinds 9/ 11 en gebeurtenissen als de moord op

Pim Fortuyn en Theo van Gogh is engagement

een sleutelwoord op de opleiding. ‘Hoe reageer

je als aankomend theatermaker op dergelijke

gebeurtenissen? Wij hebben in het lesrooster

ruimte vrij gemaakt om ons te laten inspireren,

bijvoorbeeld door het multiculturele theaterpro-

ject Cordoba! of de documentaire Dans Grozny Dans van Jos de Putter over een jeugddansgezel-

schap in Tsjetsjenië. Als je artistieke bevlogenheid

koppelt aan een sociaal belang, ontstaat een link

met de actualiteit. Een venster op de wereld is

een belangrijk onderdeel van het vak van theater-

docenten, die in de beroepspraktijk immers met

beide benen in de samenleving staan. Het

zoge heten “community theater” neemt voor

studenten dan ook een steeds grotere plek in

binnen de opleiding.’

‘Tijdens de selectie voor de opleiding zoeken

wij mensen met theatertalent, die op basis van

bestaand materiaal nieuw materiaal kunnen

scheppen. Aan het slot van de opleiding moeten

studenten het vermogen hebben hun persoonlijke

fascinatie voor theater te vertalen naar de groep

waarmee ze werken. Op het moment dat een

student dát in de vingers krijgt, weet ik dat het

goed komt.’

Anita Twaalfhoven

bijzonders, iets groters komen. Dit theater komt

improviserend tot stand. Ik wil vanuit vrijheid

werken, mijn verbeelding en fantasie het werk

laten doen. Dramaturgie beperkt mij.

De theatertraining die ik dit jaar gaf aan jong-

vol wassenen heette Zij die bewegen, zij die stilstaan. Een theatertraining vanuit beweging.

We hebben het gedrag van de haastende massa

tegenover het individu geobserveerd en vervol-

gens een theatrale vertaling gemaakt naar de

studio. Mijn startpunt om tot theater te komen

is vaak het lichaam en de ruimte. Ik noem het

bewegingstheater, fysiek spel of mime. De mime-

lessen van Jan Taks vond ik inspirerend. Hij

laat zien dat je juist geen ballerina kunt zijn om

interessant over te komen op het toneel, maar dat

je je beter bewust kunt zijn van je gebreken en

die kunt inzetten als kracht. Neutraal, als jezelf,

bewust van de anderen en de ruimte om je heen.

Die manier van spelen en bewegen heb ik mijn

spelers tijdens die theatertraining geleerd en in

mijn afstudeervoorstelling ga ik daarop verder.

Ik wil mijn spelers niet leren hoe zij zo goed

mogelijk een bepaald personage spelen maar ik

wil hén laten zien, mooie mensen met wie wij ons

allemaal kunnen identificeren. Mensen die zowel

krachtig als kwetsbaar zijn.

Ik wil graag leren hoe ik de mensen met wie ik

werk kan neerzetten in hun kracht. Leren kijken

naar de mensen die ik voor me heb en met hen

samen eruit halen wat eruit te halen valt. Tijdens

het theaterpedagogiekproject in het tweede jaar

leerde ik dat ik bij spelers naar een innerlijke

spelmotor moet zoeken in plaats van hen techni-

sche aanwijzingen te geven. Het gebeurt me nog

vaak dat ik een mooie voorstelling in mijn hoofd

heb en die precies zo op het toneel wil zien.

Maar op de vloer ontstaan altijd veel interes-

santere dingen wanneer ik een open sfeer creëer,

mijn spelers betrek bij het maakproces en hen

de vrij heid geef om te spelen en te bewegen.

In het begin van de opleiding vond ik engagement

een erg vies woord. Ik klapte ervan dicht. Ik

dacht dat ik veel meer van politiek en de maat-

schappij zou moeten weten om interessant

theater te kunnen maken. Uiteindelijk heb ik

‘engagement’ als onderwerp gekozen voor het

schrijven van mijn vakessay. Het wordt mijn

slotwoord: ik geloof nu in mijn eigen engage-

ment. Het ligt zoveel dichterbij dan ik dacht.

Ik begin bij mijn persoonlijke fascinatie voor een

thema, vervolgens wil ik dat mijn spelers zich

daar ook mee kunnen verbinden. Ik wil dat het

over mij gaat, over mijn spelers, over het publiek

en over alle mensen buiten.

Mijn toekomstdromen verschillen per dag.

De ene dag wil ik in Amsterdam blijven; theater-

lessen geven, een voorstelling maken, een vorm-

gevingsproject geven. De andere dag wil ik

rond trekken: naar Roemenië, theaterprojecten

organiseren met zigeunerkinderen, een voorstel-

ling maken op Oerol. De diversiteit die de

opleiding biedt is erg aantrekkelijk. Ik wil van

alles wat. Maar na mijn afstuderen wil ik eerst

even rust. Dat betekent voor mij: fietsen door

Oost-Europa, waar ik vast ontzettend rusteloos

vandaan kom, vol inspiratie om allerlei nieuwe

theaterprojecten te beginnen.

66 / 67Opleiding Theaterdocent /

Floor Braber

***

Page 36: eindexamenboek2006

Opleiding Theaterdocent /

In het theater dat ik maak, wil

ik vlees geven aan de scènes, op

het bombastische af. Ik houd

ervan extremen op te zoeken,

in ruimte- en muziekgebruik. Je moet als publiek

de voorstelling, de spelers en het verhaal als het

ware lijfelijk kunnen voelen, kunnen vastpakken.

En het moet jou vastgrijpen. Het liefst werk ik

met ensemblestukken, met zo veel mogelijk

mensen die elkaar op de vloer lekker in de weg

zitten. Die te dicht bij elkaar gaan staan en juist

gaan zitten waar het niet mag. Ze proberen bij

de groep te horen, maar voortdurend slaan ze de

plank mis.

Dit vak kun je sowieso niet alleen doen. Ik in elk

geval niet. Ik heb mensen nodig om mee te

praten, om met hen mijn concept te ontwikkelen.

Of ik nu een les geef in de Bijlmer of werk aan een

voorstelling met bejaarden, ik probeer er altijd

voor te zorgen dat de groep dezelfde verbinding

aangaat met het materiaal en dezelfde fascinatie

krijgt als ik. Daarnaast wil ik dat iedereen weet

waarom hij iets doet. Zo kan ik voorwaarden

creëren om tot spel te komen via wegen die we

van tevoren niet kunnen bedenken. Via magie.

In onze opleiding wordt veel gesproken over

‘medemakersschap’. Maar ik maak, ik regisseer.

Wel moet je de groep nog serieuzer nemen dan zij

zichzelf neemt. Zodat ook de spelers uiteindelijk

het thema of het stuk zo goed kennen dat ze met

een opdracht een stap verder kunnen dan jij

aanvankelijk in je hoofd had.

Ik houd van repertoire. Tijdens de opleiding zijn

onder andere Biedermann en de Brandstichters van Max Frisch, Partytime van Harold Pinter,

Oom Wanja van Anton Tsjechov en De Koning

Sterft van Eugène Ionesco langsgekomen. Van

dat laatste stuk maak ik nu mijn afstudeervoor-

stelling. Overal komen personages terug die met

oogkleppen op de realiteit proberen buiten te

houden. Terwijl dat hen op hilarische wijze steeds

maar niet lukt. Dat vind ik mooi: het beeld van

de zwoegende mens, die maar blijft proberen.

Hierbij zoek ik vaak een ‘groteske’ speelstijl op,

waarin alles uit balans is, onvolmaakt en niet in

harmonie. Zo hadden de stoelen in mijn Oom Wanja bijvoorbeeld geen zitting en waren ze

scheef afgezaagd, waardoor de spelers er sowieso

niet goed op konden zitten.

De theatergeschiedenislessen van Loek

Zonneveld hebben me zeer geïnspireerd: dat er

zoveel mensen zijn geweest die zulke prachtige

dingen in theater hebben gedaan! Pessoa heeft

bijvoorbeeld een gedicht geschreven dat precies

over mijn voorstelling gaat, fantastisch!

Na mijn afstuderen wil ik graag verschillende

dingen uitproberen. Er kan zoveel. Ik zou graag

een voorstelling maken met klasgenoten en met

de jongeren van mijn theatertraining. Van middel-

bare scholen ken ik alleen de schrikverhalen van

een klassikaal ‘nee’ als je vraagt een kring te

maken. Maar misschien moet ik dat ook maar

gewoon aan den lijve ondervinden en uitzoeken.

Zelf wil ik ook verder met spelen. Na vorig jaar

een voorstelling op de Parade, smaakt dat naar

meer.

Ik heb een sleutelhanger iets

kleiner dan een ei. Als je die

opendoet, zie je onder een

plastic bolletje een piepkleine

koe grazen in een groene wei, om hem heen

scharrelen wat kippetjes. Ze bewegen alsof dit

microboerderijtje echt leeft. Ik geloof dat naast

onze ‘echte werkelijkheid’ er nog veel meer werke-

lijkheden zijn: de illusie, de werkelijkheid van

onze fantasie en sprookjes. Theater is dé plek

waar we met deze werkelijkheden in aanraking

kunnen komen. Waar we heel even kunnen

verdwijnen in een andere wereld.

Dat vind ik ook zo fascinerend aan objecttheater.

Er zit geen leven in een object maar het kan

bezield worden en tot leven komen in theater,

de toeschouwer kan geloven in die illusie. De

spanning van de twee werelden die ontstaan

wanneer de speler en het bezielde object samen

op de vloer zijn, vind ik interessant. Zeker

wanneer het object de baas wordt over de speler

terwijl eigenlijk de speler met zijn techniek deze

situatie oproept. Dat is magisch.

Ik wil ‘de werkelijkheid’ niet vergeten of ontken-

nen, ik vind het juist belangrijk dat binnen de

fantasie een reflectie op de werkelijkheid blijft

bestaan. Het gaat er juist om na de voorstelling

weer met een andere, een nieuwe blik te kunnen

kijken naar de buitenwereld. Mijn voorstellingen

zijn misschien wel een fantasievolle en kleurrijke

aanvulling op een grijze wereld die heel erg aan

het verharden is.

Ik ben me aan het specialiseren in jeugdtheater

en heb me voorgenomen nooit meer iets anders

te gaan doen. Ik wil theater maken met, voor en

over jongeren. Ik vind het een fascinerend

proces dat ieder mens volwassen moet worden.

Hoe wordt de rups een vlinder? Of eigenlijk:

hoe wordt de vlinder een rups want vaak

betekent volwassen zijn: goede, verantwoorde,

rationele keuzes maken, de realiteit aangaan

(sprookjes horen daar niet bij) en niet meer

mogen dromen. Getver! Gelukkig is er theater!

Bij jongeren ligt alles nog open, alles is nog moge-

lijk. Dat vind ik boeiend. Niet dat de jongeren

met al die mogelijkheden bezig zijn; zij zijn

gewoon de puberteit en de middelbare school

aan het overleven. In mijn lessen wil ik dat de

jongeren zichzelf kunnen zijn. Ze mogen heel

veel en moeten veel minder. Hierdoor is het vaak

een prettige chaos. Op die manier ontstaat er een

goede open werksfeer waar veel ruimte is voor

spel. Door zo tussen de jongeren te zitten kan ik

het volwassenwordingproces, wat me zo boeit,

op de voet volgen.

Tot slot heb ik twee wensen voor de toekomst.

Ten eerste wil ik absoluut geen uitgeputte,

onge inspireerde docent worden. Ik wil mijn

maak mo tor draaiende houden door veel samen

te werken met andere makers en daarnaast zelf

te blijven spelen om mijn artisticiteit niet uit te

putten. Ik hoop een busje op de kop te tikken en

dat vol te laden met spullen om op straatfestivals

acts op te voeren en daarmee de toeschouwers

zich even te laten verliezen in een van mijn

sprookjes. Zodat ze er weer even tegenaan

kunnen.

Mijn afstudeervoorstelling

moet een caleidoscopisch geheel

worden, nam ik mij voor voor-

dat ik begon met maken. Een

magisch veranderend beeld waarin geluid en licht

een belangrijke rol spelen. Dat is gelukt! Ik heb

tijdens het vormgevingsproject in Frankrijk de

dynamiek van de ruimte ontdekt. Middernacht,

68 / 69

Maartje Ghijssen

Lianne Karel

Lenne Koning

Page 37: eindexamenboek2006

Opleiding Theaterdocent /

in de bergen rende ik me in een performance rot

door weilanden, klom via een touw een muur

op, zette verschillende geluidsbronnen met

oerwoudgeluiden aan. Het publiek was getuige

en onderdeel van de nacht die tot leven werd

gewekt. Dat vond ik super. Ik dacht: ik wil dat

het publiek bij mijn afstudeervoorstelling, Groot en Klein van Botho Strauss, op net zo’n manier

wordt meegenomen. Via een dynamische reis met

een bewegend decor, waardoor het publiek zich

echt betrokken gaat voelen.

Groot en klein gaat over het zoeken naar hou-

vast, en wat te doen als je het niet vindt. Ik geloof

dat ieder mens houvast zoekt. En dat juist in het

ontbreken ervan de noodzaak ligt om risico’s te

nemen. Tijdens de opleiding ben ik meestal op dit

thema uitgekomen.

Tijdens het maken van theater probeer ik ook zelf

risico te nemen. Voor mij betekent dat springen;

het houvast aan de voorbereiding tijdens de

repetities loslaten en op zoek gaan naar wat ik

echt mooi vind. Kijken naar wie en wat je voor

je hebt, is volgens mij een van de belang rijk ste

dingen in theater. Misschien simpel gedacht,

maar niet makkelijk gedaan. Ik stel de sprong

vaak uit door er teveel bij te halen totdat ik door

de bomen het bos niet meer zie. En ook voor het

publiek wordt het zo ingewikkeld, omdat de

voorstelling dan niet meer communi ceert.

Maar, áls ik spring is het fantastisch! Bij het

lesgeven zorgen de leerlingen er wel voor dat

je snel gaat springen. Met bijvoorbeeld de

spanningsboog van pubers heb je niet eens de tijd

om lang na te denken. De workshop die ik aan

middelbare scholieren in Utrecht gaf, gebaseerd

op de western, was daar een goed voorbeeld

van: in een paar uur stonden er vijftien prachtige

cowboys in een kroeg die elkaar bijna de hersens

in sloegen! Ik zie doceren als een manier om tot

theater te komen. De kunst is op zoek gaan naar

wat de leerlingen prikkelt en uitdaagt, zodat ze

niet meer nadenken maar doen. Deze ervaring

had ik zelf in de eerste twee jaar bij de mimelessen

van Jan Taks. Heerlijk hoe je onbeschaamd

heel absurde dingen deed. Ik hou van spel met

overgave en met humor.

De Opleiding Theaterdocent is een brede oplei-

ding. Je leert zoveel uitgangspunten om tot

maken te komen, dat kiezen een belangrijke sport

wordt! Ik ben bezig met plannen voor een stage

in Nicaragua. Ik zou graag een dansvoorstelling

willen maken, samenwerken met klasgenoten,

projecten opzetten bij buurthuizen, een regie-

assistentie doen bij een inspirerende maker,

verder studeren. Ik heb heel veel dromen en

ideeën. Ik heb zin in wat er allemaal mogelijk is.

Dus, kiezen en ervoor gaan!

‘In het lokaal waarin we werken

kunnen we iets oproepen wat er

een paar minuten eerder nog

niet was. We laten het even

bestaan en stoppen er daarna weer mee. Dan is

het verdwenen.’ Dit schreef ik in mijn motivatie-

brief aan de opleiding die ik ongeveer viereneen-

half jaar geleden op de post deed. Nu, in mijn

laatste jaar, schrijf ik er weer over. Het vakessay

dat ik schrijf voor mijn afstuderen gaat over trans-

formatie. Het moment waarop de ene werke lijk-

heid overgaat in de andere. Ik vind het magisch

om deze overgang te zien en om te ervaren hoe

ik de illusie in word gesleurd. Ik weet dat wat

voor mijn ogen door de spelers tot leven wordt

gebracht niet echt is en toch ben ik helemaal

bereid mee te gaan. Ik geloof wat ik eigenlijk niet

kan geloven. Dat is theater.

Ik ben opgeleid tot theaterduizendpoot. Al is

duizend poten natuurlijk wel wat veel. Ik ben in

elk geval op een aantal verschillende gebieden

getraind. Vooral op de verbindingen tussen de

verschillende componenten waaruit een voor-

stel ling bestaat: spel, tekst, beweging, geluid,

muziek, vormgeving, licht…

Het vertellen van een verhaal rust wat mij

betreft niet alleen op de schouders van de speler.

Wanneer alles ondergeschikt wordt gemaakt aan

bijvoorbeeld de tekst, blijven er mogelijkheden

onbenut. Dat is jammer want er zijn nog zoveel

andere manieren om het publiek iets te vertellen.

Als theatermaker is het handig de mogelijkheden

in en tussen alle componenten te zien en te

gebruiken. Helemaal wanneer je met amateurs

werkt. Met hen ben je vaak op zoek naar houvast

voor hun spel. Dit houvast kan ook juist zitten in

de verbinding van de speler met de vormgeving.

Het zoeken is naar het moment waarop meerdere

componenten op elkaar in gaan werken en een

plus een ineens drie is.

Via oude Griekse stukken, Antigone van

Sophocles en de Bacchanten van Euripides in mijn

tweede jaar, ben ik inmiddels terecht geko men

in wat minder metaforische situaties. Allemaal mus, mijn derdejaarsvoorstelling, speel de zich af

in een bejaardentehuis zoals ik dat ken van mijn

oma. Mijn afstudeervoorstelling In afwachting verblijven wij gaat over een opvangkamp voor

vluchtelingen zoals ik die ken van televisie.

Ik maak dit stuk naar aanleiding van het boek

Het Respijt van Primo Levi. Het beschrijft zijn

thuisreis van het kamp in Auschwitz naar huis in

Italië. In zijn nawoord noemt Levi de reis zelf

‘eindeloos lang, onvoorzien en onzinnig’. Hij en

honderden andere Italianen maken een absurde

omweg, ze reizen van hun doel af en komen

diep in Rusland terecht. Dit vind ik een mooi

gegeven. In In afwachting verblijven wij schets

ik het portret van een groep vluchtelingen die al

maandenlang zit te wachten op een trein die hen

naar huis kan brengen. Maar de hoop op de

thuis reis begint langzaam weg te ebben. De perso-

nages in mijn voorstelling zijn allemaal op zoek

naar een zinnige bezigheid om hun eindeloze

dagen te vullen.

Míjn zinnige bezigheid is theatermaken. Zinnig

alleen al omdat het zo’n traag en inefficiënt ge beu-

ren is. Dat kunnen we wel gebruiken, vind ik.

Voor volgend jaar staan er tot nu toe twee voor-

stellingen op de planning. De ene maak ik deze

zomer in Zimbabwe, de andere komende winter

in Groningen.

De afgelopen jaren heb ik op de

vraag ‘Wat doe je?’ bij wijze

van antwoord een vast riedel-

tje ontwikkeld. ‘Ik doe de

Opleiding Theaterdocent. Dat betekent dat ik

word opgeleid om theater te maken met amateur-

spelers.’ Dat laatste zinnetje moet erbij, want de

mensen moesten eens gaan denken dat ik word

opgeleid tot dramadocent, tot juf. Hallo… Ik ben

iemand met een artistieke visie, ik maak, ik ben

een kunstenaar. Toch?

70 / 71

Eva Zanen

Jansje Meijman

Page 38: eindexamenboek2006

Opleiding Theaterdocent /

‘Toch?’, want toen ik in mijn derde jaar ging

lesgeven bleek dat niets meer te maken te hebben

met dat ene zinnetje dat mijn kunstenaarsschap

moest bepleiten. Leerlingen zouden iets van mij

leren; dat ik zelf ook nog iets uit die lessen zou

halen, kwam niet in mijn gedachten op. Op die

manier was lesgeven niet altijd even leuk. Inmid-

dels zie ik ook lesgeven als ‘theatermaken met

amateur-spelers’.

Omgekeerd doe je dat automatisch. In een maak-

proces met amateur-spelers train je ze. Dat maakt

het nou net zo leuk. Díe spelaanwijzing geven

waardoor een speler precies doet wat je bedoelt,

geeft een kick. Het mooiste is dat het vaak heel

praktische aanwijzingen zijn: ‘Je wilt hem aan-

raken maar er staat een fucking dranghek voor!’

werkt duizend keer beter dan ‘Speel maar een

joelende fan’. Op de opleiding leer je heel goed

kijken naar wat er concreet ís en wat je nodig

hebt om te vertellen ‘waar het jou om te doen is’,

in de woorden van docent Bruin Otten.

Een docent zei me eens: ‘Jij wordt je spelers.

Ik werk het beste als ik mij onderdeel voel van

de groep waarmee ik werk. Een man tussen de

mannen (ondanks hoge hakken en rokje) een

überpuber tussen de pubers (de beste categorie

mensen en spelers).

Hierom en door mijn fascinatie voor interdisci-

plinair (video)theater, zou ik graag een theater-

werkplaats beginnen waar niet alleen amateur-

spelers maar ook amateur-licht-, geluid- en

cameramannen voorstellingen kunnen maken.

Ik wil interdisciplinaire theaterfamilies creëren

die samen theatergroepje spelen.

Op de opleiding hebben de projecten die vanuit

dit principe werkten mij dan ook het meest

gefascineerd. Met name het vormgevingsproject

in Frankrijk in het derde jaar, waarbij vanuit

ruimtelijke vormgeving theater werd gemaakt, en

het videotheaterproject in het vierde jaar waren

voor mij grote inspiratiebronnen. De aandacht

die de opleiding aan vormgeving besteedt, was

ook wat mij indertijd voor deze opleiding deed

kiezen. Ik ben een vormvrouw.

Ook inhoudelijke thema’s kies ik vanuit de vorm.

Vormen waarmee onze wereld is doordrenkt,

zoals handjes schudden, flirten, met bestek eten

of cool doen, probeer ik door middel van een

nieuwe theatrale vorm van hun normaalheid te

beroven. Opdat mijn publiek de wereld even niet

voor lief neemt en er een paar vraagtekens bij zet

of er een vernieuwde blik op loslaat. Deconstruc-

tie om de constructie waarin wij mensen leven

bloot te leggen.

Dit is ook wat ik in mijn afstudeervoorstelling wil

gaan doen, uitgaande van het thema ‘kantoor’.

Met de spelers wil ik vanuit een stuk en heel veel

nietmachines, typemachines, kantoormeubilair,

A-viertjes en koffie, sloten koffie, materiaal gaan

maken voor een montagevoorstelling. Omdat ik

er een half jaartje langer over doe, is deze te zien

in december 2006.

50 / 51

Regieopleiding

***Schurkend

tegen tradities en vakmanschap

***‘Ik zoek de gulden midden­weg tussen kunstenaars­schap en vakmanschap. Daarbij is het de vraag wat je al dan niet kunt leren.

Zo betwijfel ik of “kunstenaar zijn” te leren valt.’‘Kunstenaarschap zit in je of niet. Maar je kunt

het wél ontwikkelen. Vakmanschap is de basis

waarmee je talent tijdens de opleiding handen en

voeten geeft’, zegt Jappe Claes, artistiek leider

van de Regieopleiding. Hij hamert sterk op een

eigen visie op theater bij zijn studenten. Wie een

plek wil bemachtigen op de Regieopleiding moet

minstens 21 jaar zijn en een zekere bagage met

zich meedragen.

‘Kunstenaarschap manifesteert zich door al

schurkend tegen tradities en vakmatige vaardig-

heden een eigen handtekening te zoeken. Je begint

niet direct met de vraag “wat zullen we met

Tsjechov doen?” Daaraan gaat de vraag vooraf

wat Tsjechov, Shakespeare of Büchner met óns

doen. Als je de ontwikkeling volgt van schilders

als Kandinsky of Mondriaan, zie je dat ze aan het

begin van hun carrière ook traditionele portret ten

schilderden. Je moet je vak goed kennen voor-

dat je daarmee uiting kunt geven aan een eigen

wereldbeeld.’

De Regieopleiding, de enige in zijn soort in

Neder land, werkt met kleine groepen van zo’n

vijf studenten per jaar. ‘Het onderwijs is minder

klas sikaal dan bijvoorbeeld op de acteursoplei-

ding en iedere student legt een individueel traject

Jappe Claes,artistiek leider

Page 39: eindexamenboek2006

Toen ik psychologie studeerde,

van 1997 tot 2001, maakte ik

veel theater. In die tijd was ik er

altijd een beetje bang voor een

leven van twaalf ambachten en dertien ongeluk-

ken tegemoet te gaan, omdat ik zoveel tegelijker-

tijd deed, maar niets echt. Op de Regie opleiding

kwam ik erachter dat dat beetje van alles juist

heel goed van pas kwam. Ik begon bijvoorbeeld

langzaamaan steeds meer gebruik te maken

van mijn fascinaties voor taal en hoe taal zich

verhoudt tot beeld en geluid. Later ging ik meer

zelf schrijven. Mijn voorstellingen veranderden

van psychologische miniatuurstudies in opener

voorstellingen die vormbewust en muzikaal zijn.

Een bepalend moment in die ontwikkeling was

het muziektheaterproject in het tweede jaar. In

dat project maakte ik een etude naar aanleiding

van Andromaque, waarin ik op zoek ging naar

de muzikale kracht van de teksten van Racine.

In een discussie met de projectleider, Javier Lopez

Piñón, ontdekte ik dat de teksten van Racine

weinig subtekst hebben; Frans-classicistische

personages zeggen precies wat ze voelen en

denken. In mijn enscenering liet ik de acteurs

schakelen tussen zeventiende-eeuwse gestiek en

stilstand. Ze speelden twee verhalen tegelijker-

tijd, dat van de personages en dat van twee jonge,

getraumatiseerde mensen. In zo’n vorm zeggen de

personages juist niet precies wat ze denken of

voelen. Zo ontstonden er twee stukken op basis

van een en dezelfde tekst. Toen is mijn fascinatie

voor opvoeringstradities en het vrijelijk citeren

van conventies aangewakkerd. Mijn focus

verschoof van de kleine naar de grote ruimte.

De afgelopen anderhalf jaar heeft de opleiding

zich voor mij dan ook voornamelijk in de grote

zaal en op locatie afgespeeld. Mijn stage als regie-

assistent en dagregisseur bij de opera L’Europe Galante van Javier Lopez Piñon in Frankrijk gaf

me inzichten op juist dat vlak, want: hoe krijg je

zo’n heel apparaat één kant op gestuurd? Ook

mijn stage bij Madame de Sade van Krzysztof

Warlikowski, die thematische en vrij eclectische

montagevoorstellingen maakt, ging over het

zoeken naar bewustzijn van vorm, een vrije,

bijna citerende omgang met het materiaal en de

tekentaal van de grote ruimte.

Die vrije benadering probeer ik ook te gebruiken

bij het regisseren van eigen teksten. Ik wil daar in

wezen mee omgaan zoals ik met teksten uit het

repertoire zou omgaan. Gaandeweg de opleiding

heb ik me meer en meer gericht op de combinatie

van schrijven en regisseren. In eerste instantie

was ik bezig met het bewerken van materiaal

van bijvoorbeeld Shakespeare en Aischylos.

Op basis van dat materiaal en eigen thema’s

ben ik monologen en dialogen gaan schrijven,

op zoek naar een oorspronkelijke, eigenzinnige

taal. Later durfde ik meer los te gaan staan van

de sterke basis die die meesters hadden gelegd

om verder te graven naar mijn eigen stijl en

boodschap. Ik geniet van de afwisseling tussen

het werken aan teksten uit het repertoire en aan

eigen stukken. Het zorgt er ook voor dat ik met

meer afstand mijn eigen teksten kan regisseren,

in plaats van in een valkuil te lopen door louter te

regisseren wat ik heb geschreven.

Regisseren betekent voor mij vooral het bevredi-

gen van de behoefte om scheppend bezig te zijn.

Maar ik selecteer mijn materiaal meer en meer

aan de hand van de maatschappelijke relevantie.

Theatermaken maakt het mogelijk individuen te

confronteren met hun relatie met de maatschap-

pij waarin ze leven en het kader van de geschiede-

nis waardoor ze worden gevormd. Daar zitten

voor mij zowel de ontroering als de woede: zien

hoe mensen proberen te bestaan en zichzelf

proberen te verwezenlijken in een wereld die zo

groot, onoverzichtelijk en moeilijker te begrijpen

is. Ik denk dat een goede voorstelling momenten

van wezenlijkheid, authenticiteit en schoonheid

kan creëren. Met andere woorden: momenten

waarop je je bestaan bevestigd voelt, doordat

je jezelf herkent. En die momenten zijn nu eens

troostend in een confronterende vorm en dan

weer confronterend in een troostende vorm. Dat

contrast, en hoe dat te bewerkstelligen in de grote

zaal, heb ik als basis genomen voor mijn laatste

twee voorstellingen op school.

In de komende twee seizoenen ga ik regisseren en

nieuwe stukken schrijven bij onder andere Het

74 / 75/ Regie Opleiding /

Thibaud Delpeut

af.’ In het basispakket wordt aandacht besteed

aan dramaturgie, tekstanalyse, ruimtelijke vorm-

geving, muzikaliteit van de taal en de vraag wat

je als regisseur al dan niet tegen een acteur moet

zeggen.

‘Op een gegeven moment wordt datgene wat

een student nodig heeft om zich verder te ontwik-

kelen sterk van hemzelf afhankelijk. De ene keer

is dat een gespecialiseerde workshop, een andere

keer een stage in de beroepspraktijk.’

Aan de opleiding zijn dramaturgen verbonden

zoals Janine Brogt, Hana Bobkova en Rezy

Schumacher en een keur aan bekende regisseurs

onder wie Ivo van Hove, Pierre Audi, Gerardjan

Rijnders en Luk Perceval. ‘Ik zoek aansluiting

bij de actualiteit van het theater.’ De laatste tijd

mist men in de theaterwereld jonge regisseurs

voor de grote zaal en de Regieopleiding wil hierin

voor zien. ‘Onder auspiciën van de school kunnen

studenten stage lopen bij grote gezelschappen,

waar ze als regieassistent of schrijver ervaring

opdoen en de fijne kneepjes van het vak leren.

Theatermaken in de grote zaal verschilt hemels-

breed van kleinschalig theater en op school

missen we de ruimte om die vaardigheden in

prak tijk te brengen. Maar ook het grote toneel-

reper toire vraagt om een nieuwe generatie

regisseurs.’

De Regieopleiding probeert ook nauw contact

te houden met andere opleidingen, vooral de

acteurs opleiding. ‘Mijn stelling is dat generaties

met elkaar moeten opgroeien, om het gezicht van

het theater van de toekomst te bepalen. De aan-

sluiting met de praktijk zie ik als een verhouding

tussen meester en gezel. Het is de verantwoorde-

lijkheid van gezelschappen als het ro theater,

Het Nationale Toneel, de Theater compagnie

of Toneelgroep Amsterdam om hun ervaring

door te geven aan jonge theater makers. Wij zijn

tenslotte de hofleveranciers van de generatie van

de toekomst.’

Anita Twaalfhoven

***

Regieopleiding /

Page 40: eindexamenboek2006

Regieopleiding /

Nationale Toneel. Zo wil ik verder werken aan

mijn eigen handschrift voor de grote zaal.

Tijdens mijn studies Duitse en

Engelse literatuur en taalkunde

in Gent, waar ik vandaan kom,

begon ik theater te maken. De

afgelopen jaren studeerde ik in Berlijn, Wenen

en Amsterdam. Ik maakte in Theater Gasthuis

de voorstellingen Regels voor het paradijs en Vincent Van Gogh: Leven en Werk en volgde

stages bij Johan Kresnik in het Volkstheater Wien

en bij Theu Boermans bij de Theatercompagnie.

Daarnaast beschreef ik twee toneelreizen in

Theaterschrift Lucifer. In mei studeerde ik af

met een interpretatie van Vondels Adam in Ballingschap op locatie in de Hortus Botanicus

van Amsterdam.

Momenteel werk ik samen met Sarah

Moeremans, die vorig jaar afstudeerde, in

Gent aan de fAction-voorstelling Op naar Scandinavië! Deze voorstelling is eenmalig te

zien in Gent, op 31 juni 2006. Volgend seizoen

werken we samen verder, onder andere in de

Veenfabriek in Leiden aan Zieke Zielen en in

het Gasthuis. We willen dan gebruikmaken van

documentairemateriaal en repertoire voor het

creëren van een eigen theatertaal. In mijn voor-

stel lingen recycleer en demonteer ik graag

‘bekend en versleten’ materiaal, zoals teksten

en cultuuriconen. Ik bezoek de grenzen van het

verwoordbare en houd van complexiteit, nuance

en ambivalentie in beeld en geluid.

Uittreksel uit het ABC van Joachim Robbrecht:

Albert Heijn: Het ordinaire boodschappen doen

is interessant omdat ik er het spectaculaire kan

observeren: kostuums, gezichten, emoties, ritmes

van bewegen, dialogen. Het wordt echter slechts

interessant in combinatie met museumbezoek of

theaterbezoek, dat de handleiding geeft om van

het Albert-Heijnbezoek een spektakel te maken.

Ambigu: De meest fascinerende tekens, beelden

en boodschappen zijn ambigu. Ze verleiden

de wantrouwige geest. Ze doen twijfelen.

Ze ont vluchten of ondermijnen het politieke veld

en ze inspireren de spelende mens.

Gogh, Van: Zie Vondel.

Maaiveld: Het hoofd tegen beter weten in boven

het maaiveld uitsteken, een experiment.

Snel weer vluchten naar een ander land?

Publiek: De lichten in de zaal aandoen om de

mensen in het gezicht te kunnen kijken, eventueel

met liefde. Het publiek als een dorp onder de

preekstoel denken en de harten veroveren.

Of de lichten uitdoen en samen in het donker

bang worden.

Repertoire: Het klassieke repertoire is een bron

van inspiratie, een veld vol materiaal om mee aan

de slag te gaan. Misschien is de houding van een

patholoog-anatoom de juiste om dit materiaal

onder handen te nemen?

Rituelen: Ja, theater is ook het uitvinden van

nieuwe fantasierituelen met ceremoniële

handelingen en voorbij dansende allegorieën

en spreekwoordelijk vuurwerk.

Ruimtes: Verborgen ruimtes en situaties

opzoeken. De dwang die een donkere doos of

een lijsttheater uitoefenen in vraag stellen of

bevechten of, een andere mogelijkheid, uitwijken

naar een monumentale locatie.

Sterven: Lange grote schrikwekkende sterfscènes!

Ja!

Spiegels: De hele wereld spiegelt zichzelf in

nieuwe media, manipuleert zichzelf, experimen-

teert in en aan zichzelf in een soms vrolijk en

soms treurig spel. Fictie en realiteit spiegelen zich

aan elkaar. De grens vervaagt in een duizeling-

wekkende spiegeling. Ik word er ziek van en dans

toch graag en vlijtig mee. Oooh danse macabre!!

Vondel: De voorstellingen die ik in het laatste

jaar maakte (Van Gogh: Leven en Werk en Adam in Ballingschap) zijn ontstaan aan de hand van

mijn fascinatie en onwetendheid over deze twee

kunstenaars. Het zijn complexe en boeiende

figuren die dikwijls commercieel uitgebuit

worden of stijf worden ontvangen maar met

wiens werk je wel een intieme relatie kunt

opbouwen. Ze verdienen veel aandacht; hun

leven en werk vertelt veel over de Nederlandse

mentaliteit anno toen en anno nu.

Zaal: De hele grote zaal liever dan een klein

toilethokje maar ik doe ‘het’ overal, of men dat

nu wil of niet.

Iemand merkte laatst op dat

kleine kinderen die een huis

tekenen, bijna allemaal een-

zelfde soort huis neerkrabbelen.

Een vierkant met een driehoek erop. Het bijzon-

dere daaraan is dat veel van die kinde ren nog

nooit een huis met een puntdak hebben gezien.

Wat ze tekenen is een aangeleerd symbool en geen

persoonlijke registratie van de werkelijkheid.

Voordat ze huizen tekenen, krassen kinderen

gewoon krabbels op papier en als vriendelijke

volwassene vraag je dan wat ze getekend hebben.

Het kind denkt even na en verzint ter plekke

iets. Maar waarom moet het zo nodig iets

voorstellen? Wat is er minderwaardig aan een

vrije en oor spronkelijke krabbel? Kan dat niet

een op zich zelf staand iets zijn?

Tijdens mijn stage bij Dogtroep raakte ik gefasci-

neerd door het gegeven dat zij niet direct op zoek

zijn naar een Betekenis. Alles kan een uitgangs-

punt zijn voor theater. Een voorwerp, een gebaar.

En dan niet gedacht vanuit de functio naliteit

ervan. Een schroefje hoeft niet per se de functie

van een normale schroef te hebben. Dit ervoer

ik als een heel vrije manier van denken. Een open

blik op alles. ‘Wat is interessant’ in plaats van

‘Wat is logisch’.

Op meer vlakken heb ik tijdens mijn opleiding

nieuwe inzichten verworven. Ik vond het prettig

om te experimenteren met mensen van andere

opleidingen en met andere disciplines. Ik heb

gewerkt met zangers, acteurs, dansers, muzikan-

ten, art directors… Die samenwerking was voor

mij erg inspirerend en vruchtbaar. Ik vind het

belangrijk dat mijn horizon breed is en dat mijn

fantasie steeds verder openbreekt. Het is goed

als andere mensen je vanuit een andere discipline

nieuwe inzichten bieden.

Vervolgens moet je de vertaalslag maken naar

theater. Ik hou het meest van theater als ik het

gevoel heb dat het op geen enkele andere manier

gebracht had kunnen worden. Veel toneelstukken

hadden prima als film gemaakt kunnen worden,

of als literatuur tot ons kunnen komen. Theater

is hier en nu.

76 / 77

Joachim Robbrecht

Thallulah Schwab

Page 41: eindexamenboek2006

Regieopleiding /

Het mooiste theater gebruikt de tekst om tot een

belevenis te komen die uniek is. Het maakt de

ruimte tot onderdeel van de vertelling en gebruikt

het feit dat er publiek aanwezig is, in plaats van

het te negeren. Theater dat dit allemaal links laat

liggen is gedoemd te sterven, omdat het dan een

achterhaalde kunst is.

Ik vind dat je de middelen die je tot je beschikking

hebt ten volle moet gebruiken.

Zelf kan ik niet wachten tot de dag dat ik een

stuk mag regisseren in een grote zaal. Ik heb

sterk het idee dat waar ik mee bezig ben zich daar

bij uitstek voor leent. Niet dat dat het enige is

wat ik nastreef. Ik wil ook stukken in kleinere

zalen maken; het intieme karakter en het directe

contact met het publiek spreken me ook erg

aan. Het meest concrete plan dat ik heb voor

de toekomst is een bewerking van Het Slot van

Kafka, waar ik een waanzinnige voorstelling van

ga maken. Hopelijk zo snel mogelijk.

‘De kleinkunst in de prak tijk heeft de neiging te pleasen en te commercia­li seren, terwijl de toneel­wereld soms nogal in

zichzelf is gekeerd. Ik streef ernaar om van de kunstenaar meer een artiest te maken en van de artiest meer een kunstenaar.’De acteursopleiding is vijf jaar geleden samen-

gegaan met de kleinkunstopleiding en artistiek

leider Ruut Weissman is enthousiast. ‘De com-

bi natie toneel en kleinkunst pakt heel goed

uit’, vindt hij. ‘De genres teksttoneel, muzikaal

thea ter en cabaret blijven naast elkaar bestaan.

Daartussen zijn allerlei mengvormen denkbaar.’

De eerste twee jaar zijn voor alle studenten,

zo’n twintig tot vierentwintig per jaar, gemeen-

schap pelijk. Daarna splitsen de groepen zich

lang zamerhand op. ‘Het draait om lessen in

beweging, dans, stem (zowel in dans als in

spraak), dramaturgie, theatergeschiedenis en

muzikale vakken. We werken met alle mogelijke

invalshoeken om te acteren en studenten doen

ervaring op met teksttheater, fysiek theater en

muziektheater.’

‘Zowel waar het gaat om kleinkunst als waar

het gaat om toneel is het niveau omhoog gegaan.

Er wordt beter gezongen en beter gespeeld.

Boven dien zie ik dat de grenzen tussen de genres

minder strak zijn. Een student die binnenkwam

als kleinkunstenaar pur sang speelt nu bij de

Theatercompagnie. Andere studenten stappen

Ruut Weissman,artistiek leider

Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie

***Een groep

talenten in een kloostersituatie

***

Page 42: eindexamenboek2006

In dit laatste jaar heb ik in

vier producties gespeeld. Ik

heb stage gelopen bij Theater-

groep Suburbia, waar ik

samen met Marijn Klaver in

Witte Nachten van Dostojevski speelde, een regie

van Albert Lubbers. Daarnaast heb ik zelf een

stuk gemaakt, Medeaschacht, waarvoor ik met

poppen werkte onder begeleiding van Theo

Fransz en Elout Hol. Ik kreeg daarvoor subsidie

via de Proeve. Met mijn klasgenoot Caroline

Liekens heb ik een stuk gemaakt en gespeeld

onder begeleiding van Frieda Pittoors en Rob

de Graaf. Tot slot heb ik meegespeeld in de

eindvoorstelling toneel, onder begeleiding van

Jaap Spijkers.

Tijdens mijn stage Witte Nachten geloofde ik

tijdens het vele spelen mijn spel op meerdere

momenten niet, terwijl het publiek daar geen last

van leek te hebben: een rare constatering. Ik zou

willen dat mijn waarheid dezelfde was als die van

hen, waar moet ik de mijne anders aan toetsen?

‘Acteren is liegen’ vond ik altijd een platte

opmer king, niet voldoende waarde gevend aan

het vak. Ik begreep en begrijp niet hoe mijn liegen

op het podium geen liegen voor de toeschouwers

zou kunnen zijn.

In mijn eigen voorstelling Medeaschacht, met

een pop, voel ik wel degelijk oprechtheid, wil ik

een verhaal vertellen, sta ik als acteur ten dienste

van een verhaal. Ergens is het tot leven laten

komen van een pop een groter liegen dan het

spelen van een meisje van zeventien dat door

liefde en verlangen wordt gestuwd, zoals ik doe

in Witte Nachten. En toch, omdat ik weet wat

ik wil vertellen met het verhaal over Medea is

alles geoorloofd, voelt met een pop spelen niet

als liegen maar als middel om de fantasie van

het publiek te prikkelen en het iets te vertellen.

Daarnaast was ik eindelijk in staat het publiek

binnen te laten in mijn ruimte en mijn eigen ritme

te behouden, in plaats van een stukje van hún

ruimte te veroveren.

Volgend jaar speel ik van november tot april in

Phaedra’s Love van Sarah Kane, bij Het Natio-

nale Toneel in regie van Suzanne Kennedy. Vanaf

augustus 2007 doe ik mee aan een poppentheater-

productie van Theater Gnaffel in Zwolle. Daar-

naast hoop ik mijn zelfgeschreven stuk La Rue des Roses van Madame Toulouse en haar hond Toin Toin op de planken te brengen en verder te

schrijven aan Medeaschacht.Ik houd van theater dat zich op een grensgebied

begeeft; tussen de acteurs en de personages,

tussen het vertellen en het transformeren, tussen

interactie met publiek en het gebruik van een

vierde wand. Verschillende realiteiten naast

elkaar en over elkaar heen leggen. Transparant.

Ik geloof dat in deze wereld waar mensen steeds

liever via een medium als telefoon of internet met

elkaar communiceren dan in lijfelijke nabijheid,

het theater een zeer belangrijke functie heeft.

Namelijk al het schone van menselijke interactie

en chemie tot op grote hoogte brengen. Rust

brengen in een wereld waarin alles zo snel gaat,

verhalen vertellen om niet te vergeten.

Ik heb in mijn vierde jaar

stage gelopen op de

Parade in de voorstelling

Geef. Daarnaast heb ik

drie eigen voorstellingen gemaakt. De eerste was

I Amsterdam, een voor stelling met eigen teksten

en liedjes over mijn leven in de stad Amsterdam.

Deze voorstelling was vooral een onderzoek naar

hoezeer een omgeving van invloed is op wie je

bent en hoe je denkt. Ook maakte ik Liedjes voor de Hopelozen met bestaand materiaal van onder

anderen Schubert, Jules de Corte en Skik. Mijn

afstudeer voorstelling is een mengeling van eigen

liedjes en teksten en bestaand materiaal.

Het theater is voor mij de plek om mij dingen af

te vragen en om antwoorden te formuleren. En

om dan te bedenken: ‘O nee, dat is het antwoord

niet’. En het dan nog eens te proberen, en nog

eens, en nog eens…

Mijn eerste stage was een

rol in In ademnood richting de dood, een Bellevue

Lunchtheatervoorstelling

in regie van Allen Zipson en Daniël Samkalden.

80 / 81Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /

Annelien van Binsbergen

Barbara Blommenstein

moeiteloos vanuit de enscenering van De Midzomernachtsdroom met Johan Doesburg in

een liedjesprogramma.’

Aan de opleiding zijn docenten verbonden van

uiteenlopend pluimage. ‘Het is een mix van goede

theaterpedagogen, die de ontwikkeling op

termijn volgen, en inspirerende gastdocenten uit

de praktijk. Die variëren van Ola Mafaalani, Gijs

Scholten van Aschat en Johan Doesburg tot Jenny

Arean, Herman van Veen en Paul de Leeuw.’

‘Belangrijker nog dan het lesaanbod is de intensi-

viteit en concentratie van de opleiding’, meent

Weissman. ‘Je zit met een groep getalenteerde

mensen in een kloostersituatie om jezelf te

ontwik kelen. De chemie van de groep heeft een

sterke invloed op de ontwikkeling die de afzon-

derlijke individuen doormaken. Het voor deel

van een grote groep is dat mensen met een gebrek

aan de juiste mentaliteit niet snel de boventoon

kunnen voeren. Als een laatkomer een groep van

vierentwintig mensen stoort, grijpen de anderen

in. Soms zie je hoe studenten van een en dezelfde

klas allemaal beroemd worden, kijk maar naar

het jaar van Thomas Acda, Paul de Munnik,

Plien en Bianca en Ellen ten Damme.’

Volgens Weissman zijn ‘smaak, durf, oor spronke-

lijkheid, engagement en professionaliteit’ belang-

rijke ingrediënten voor een acteur. Maar wat

maakt een acteur tot een bijzónder acteur? ‘Als

iemands talent samenvalt met zijn persoonlijk-

heid. Dat is het moment waarop iemand een

mysterie met zich gaat meedragen op het podium.

In het Jiddisch is daar een mooi woord voor:

nesjomme, zielsverbond. Het is een lange weg

om dat te bereiken. Meestal zie ik het gebeuren

in het derde jaar. Soms na een stage of pas na de

opleiding. Maar in het vak van de acteur schuilt

altijd een paradox, een waarachtig acteur is een

geweldige bedrieger.’

Anita Twaalfhoven

***

Margreet Boersbroek

Page 43: eindexamenboek2006

Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /

Tijdens dit schrijven ben ik halverwege mijn

stage bij de Theatercompagnie. We zijn begonnen

met de repetities voor het tweede stuk, Het koude kind in regie van Maaike van Langen. Met

het eerste stuk, Driekoningenavond van Theu

Boermans, toeren we nu. Ik wist ongeveer

waarom ik hier stage wilde lopen, maar de

praktijk heeft me nog veel meer gegeven dan ik

had kunnen vermoeden. Het is een vreemde tijd

van opnieuw beginnen, aan het begin staan van

je carrière, terwijl ik destijds de school binnen

kwam met het idee: ‘Als ik hier eenmaal binnen

ben, dan komt het wel goed.’ Maar het begint nu

pas. Dat is enerzijds een geweldig gevoel, dat je

nu eindelijk los mag, maar het is ook doodeng.

Ik heb me tijdens de stage veel afgevraagd wie ik

ben als actrice, hoe ik werk, waar ik sta, en dat

alles terwijl ik met open mond heb zitten kijken

naar de oudere acteurs en de regisseurs. Iedereen

heeft zijn eigen werkwijze en het is bemoedigend

te zien dat die allemaal verschillend zijn. Wat

eruit gaat komen is mij nog niet duidelijk. Ik

hoop dat ik kilometers kan gaan maken en gaan-

de weg zal ontdekken wat mijn vorm is, waar ik

pas en wat ik precies wil. Vooralsnog wil ik alles

en grijp ik zoveel mogelijk aan, wil ik zoveel

mogelijk leren van ervaren mensen want alleen

zo kan ik ontdekken wat me ligt of niet.

Het moment waarop ik werd aangenomen was

eigenlijk het belangrijkste moment in mijn oplei-

ding. Ik ben via een lange omweg op de Toneel-

school & Kleinkunstacademie terechtgekomen.

Na twee afwijzingen heb ik eerst een andere

studie gevolgd, vervolgens heb ik opnieuw

auditie gedaan. Als iets zo sterk wilt en dat wordt

erkend door een professionele opleiding, dan is

dat een enorm compliment. Dat heeft mij de

grootste kracht gegeven om het te gaan doen.

Mijn ambitie is daardoor groter dan ooit

geworden. Het feit dat je je binnen de veiligheid

van een opleiding kunt ontwikkelen met mensen

die je voor honderd procent steunen, is nood-

zakelijk. En dat heb ik zo altijd gevoeld.

Met het enthousiasme waarmee ik (alle drie de

keren!) auditie deed, waarmee ik de school door-

liep, waarmee ik auditeerde voor mijn stage en

inmiddels voor een productie na school, zal ik

blijven werken. Het heeft geen enkel nut te

zeggen dat ik later misschien teleurgesteld zal

raken. Dat kan. Had ook gekund als ik advocaat

was geworden. Dus dat doet er niet toe. Wat

ertoe doet is dat ik het ronduit geweldig vind om

te spelen. Klaar. En waarom ik het vak belangrijk

vind? Er zijn toch geen onbelangrijke vakken?

Ik denk dat de werking van kunst in het algemeen

wordt onderschat. Niet uit onwil, maar veel

mensen weten nu eenmaal de weg niet naar het

museum. Voor theater geldt dat steeds meer.

Veel van mijn kennissen vragen mij naar wat

voor voorstelling ze moeten gaan, omdat ze

geen idee hebben wat er eigenlijk gebeurt in

de theaters. Terwijl ik zeker weet dat een goeie

avond theater je de ontspanning kan geven van

een heel weekend vrij… bij wijze van spreken.

Ik zie de toekomst met groot vertrouwen

tegemoet. Dat betekent niet dat ik me geen

zorgen maak. Overal vliegen de verhalen je om

de oren over teruglopende bezoekersaantallen en

subsidies die worden stopgezet, kortere tournees

enzovoort. Maar ik ga door. Ondanks die

verhalen. Ondanks die familie die me een tijdje

terug vroeg: ‘Wat studeer je? Oh leuk! Maar

eeh… even iets anders, hoe ga je later je geld

verdienen?’

Volgend seizoen speel ik in Jan Rap en z’n maat, in regie van Peter de Baan.

Ik liep stage bij een vrije

productie van Hummelinck

Stuurman, Herfstsonate. Een

bewerking van een film van

Ingmar Bergman. Anny van Hoof regisseerde het,

mijn medespelers waren Camilla Siegertsz,

Linda van Dyck en Alexander van Heteren.

Ik speelde het lichamelijk gehandicapte meisje

Helena. Het was een zeer leerzame stage, vooral

omdat ik de voorstelling 77 keer moest spelen en

ik dat van tevoren een behoorlijk benauwende

gedachte vond. Daarbij lag ik eigenlijk twee uur

lang boven het decor in een bed. Om het leuk te

blijven vinden moest ik die periode echt per dag

en soms per uur meemaken. Ik leerde om heel

erg in het moment te blijven denken en dat goed

luisteren daar een belangrijk hulpmiddel bij is.

Het mooie aan theater vind ik dat het publiek

in dezelfde ruimte is als de spelers. In het beste

geval vergeten de toeschouwers dat ze naar de

spelers zitten te kijken; dan ontstaat er een soort

concentratie waardoor het publiek zogezegd deel

wordt van de voorstelling.

Ik vind dat je als toeschouwer bij een voorstelling

het gevoel moet hebben dat het van alle kanten

kan komen. Dat het je elk moment kan verrassen.

Dat hoeft niet met veel bombarie, het kan ook

binnen je fantasie gebeuren. Zelf houd ik van

voor stellingen waarbinnen op een heel eigenzin-

nige en fantasierijke manier een gevoel of situatie

wordt weergegeven. Ik zag De Buikspreekster van Golden Palace. Daarin ging een man naar

zijn werk door de deur en kwam vervolgens de

kamer weer binnen alsof hij een leeglopende

ballon was. Dat speelde hij letterlijk en dat vond

ik erg mooi. Ik kan genieten van een overweldig-

ende voorstelling, maar ik vind het het mooist als

een klein verhaaltje grote gevoelens uitdrukt.

Een belangrijk moment voor mij op school was

een liedjesprogramma dat ik samen met een klas-

genoot maakte. De zachtheid die ik in mijn borst

en stem heb moeten opzoeken. De tekstbehande-

ling in een lied. Ik voelde daar een soort spanning

die ik nu steeds wil zoeken.

Nu ben ik bezig met het maken van een solo.

Ik kom erachter dat schrijven hard werken is.

Het zelfde geld voor het leren en spelen van een

tekst. Het is minder mysterieus dan ik altijd

dacht.

Mijn toekomst laat ik nog maar een beetje haar

eigen gang gaan. Ik hoop uiteindelijk ergens

terecht te komen waar mensen eenzelfde smaak

hebben als ik en waarmee ik voorstellingen

kan maken die een eigen wereld oproepen. Die

wellicht meer in beelden zit dan in een directe

confrontatie, maar ik sluit niks uit.

Twee stages bij Theu

Boermans heb ik in mijn

stagejaar gedaan: in Don Carlos bij Toneelgroep

Amsterdam en in De Vrouw van Vroeger bij de

Theatercompagnie. Een van de belangrijkste

inzichten die ik daarbij heb opgedaan, is de beves-

tiging dat ik het acteren wel degelijk wil. Ik heb in

82 / 83

Medi Broekman

Thomas Cammaert

Page 44: eindexamenboek2006

Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /

mijn derde jaar twijfels en onzekerheden gekend,

maar die twijfels zijn verdwenen. Dat ik na vier

jaar Toneelschool in een echte productie in de

praktijk meedraaide, gaf me een overlevings-

gevoel. Je niet meer kunnen verschuilen achter

een workshop of een irritante docent, maar nu

‘echt moeten’. Doen en het goed doen. Ik ben

geïnspireerd door de talentvolle acteurs om me

heen. Heb wekenlang met een open mond in de

coulissen gezeten, kijkend hoe goed en hoe slim

sommige acteurs een scène steeds weer opnieuw

konden spelen.

De workshops van Adelheid Roosen waren voor

mij essentieel in mijn opleiding. Omdat ik door

haar werd aangesproken op mijn angsten. Er viel

weinig te verbergen, ik moest er vol voor gaan.

En die gedachte heeft mij voor de rest van mijn

opleiding geholpen. Af en toe werd ik er weer

aan herinnerd en werd ik zelf weer een ongeleid

projectiel en dat werd tot nu toe altijd beloond

tijdens het spelen in een scène.

Ik heb nog nooit zoveel gelachen als tijdens de

workshop van Aus Greidanus. Natuurlijk werd

er ook serieus theater gemaakt! Maar bij hem heb

ik weer het begrip ‘spelplezier’ ontdekt.

Maar het meest ben ik geïnspireerd door het

zien van vele voorstellingen tijdens de opleiding.

Daardoor zie je wat je wilt in het theater en als

acteur en vooral wat je zelf nooit zou willen

maken.

Als veertienjarige jongen ging ik met mijn ouders

naar voorstellingen kijken in Studio Herman

Teirlinck, toneelschool Antwerpen. We zaten op

de eerste rij en als ik naar de laatste rij keek zag ik

daar Jan Decleir zitten aan de techniektafel. Toen

besloot ik dat ik niets anders wilde worden dan

acteur. Los van deze leuke anekdote kan ik nog

steeds moeilijk verwoorden waarom theater

belangrijk is voor mij. Ik word gedreven door

een enorme kracht en het lijkt me vooral nood-

zakelijk voor mezelf om dit te doen. Ik hoop

mensen sowieso te raken. Maar vooral hoop

ik met wat ik doe mensen tot nadenken aan te

zetten en ze misschien zelfs iets bij te leren. En dat

dan liefst op een subtiele, geheimzinnige manier.

Ik hou niet van ‘duidelijk’ theater. Het moet de

verbeelding prikkelen, associatief zijn.

Volgend jaar speel ik mee in de herneming van

Don Carlos. Met De Vrouw van Vroeger gaan

we op tournee en ik speel mee in De geschiedenis van de familie Avenier van Maria Goos bij Het

Toneel Speelt.

Ik heb een jaar stage gelopen

bij Het Zuidelijk Toneel in

De Tirannie van de Tijd en

Walhalla, met heel veel goede

acteurs. Hun discussies over wat ze wel of niet

op het toneel willen zetten vond ik ontzettend

interes sant. En hun discipline en ambachtelijk-

heid waren zeer inspirerend. Omdat ik bij De Tirannie van de Tijd niet zo veel te doen had,

had ik de mogelijkheid om veel te kijken.

Dat was soms saai maar vaak ook erg leuk.

Tijdens de opleiding waren de lessen van

Adelheid Roosen zeer belangrijk voor me omdat

zij in een proces een bepaalde manier van denken

heeft die confronterend is en ook rust kan geven.

Daar heb ik veel aan moeten denken tijdens mijn

stage: hoe je denkt en werkt in een concept van

iemand anders.

De zes weken dat ik er even tussenuit ben geweest

in mijn tweede jaar vanwege een stemoperatie

waren ook inspirerend. Daardoor had ik de tijd

om ook weer een besef te krijgen van het leven

buiten school. Wat toch uiteindelijk je inspiratie-

bron is.

Acteren is een spannend beroep waarop je zelf

veel invloed hebt. Omdat je zelf moet blijven

zoeken. Ik denk dat dat het leukste maar ook

het allermoeilijkste is aan dit vak. Je moet alles

persoonlijk maken denk ik, anders is het niks.

Ik word gegrepen als ik zie dat iemand risico’s

neemt en daar honderd procent voor gaat, of mij

dat in elk geval doet geloven.

Ik ga na mijn studie meespelen in De Familie Avenier van Maria Goos, geregisseerd door Jaap

Spijkers bij Het Toneel Speelt. Twee wensen gaan

hiermee in vervulling: in een stuk van Maria

Goos spelen én met Jaap Spijkers samenwerken.

Ook gaan we met De Pooiers (met nog drie

jongens uit mijn klas), waarmee ik in het eerste

jaar een etude heb gemaakt, een lunchvoorstel-

ling spelen in Bellevue: Van Alle Tijden, geregis-

seerd door Johan Timmers en geschreven door

Daniël Samkalden, een van de pooiers.

Daarna wil ik veel verschillende dingen doen.

Ik zou ook graag een keer een Shakespeare doen.

Maar ook muziektheater. Veel dus.

Ik herinner me dat er bij

onze allereerste voorstelling,

in het eerste jaar, een zwarte

balletvloer werd gelegd in

de grote zaal. Speciaal voor onze voorstelling! En

dat ik dacht: ‘Wat een luxe, wat een belachelijke

luxe dat dat voor ons wordt gedaan!’ Ik stond als

een klein kind met open mond te kijken naar deze

geweldige school.

Maar kinderen worden pubers. Halverwege het

tweede jaar begon mijn ‘schoolpuberteit’, die

in het derde jaar haar hoogtepunt bereikte. Ik

vond de kleinkunstwereld lastig, had problemen

om de lessen goed te benutten, vond alles te indi-

vidualistisch, wist niet meer wat mijn krachten

waren en wat ik überhaupt wilde.

Een ongelukkige puber loopt weg van huis:

ik besloot een half jaar te stoppen met school.

Gelukkig bleek dat een positief keerpunt voor

mij. Ik kreeg vrijwel meteen heimwee naar het

spelen, ging veel zingen en schrijven en kroop

zodra ik kon achter de piano of in het Theater

Instituut. Ik kan slecht uitleggen wat de heimwee

veroorzaakte, maar het was denk ik vooral dat ik

de lol terug kreeg door even afstand te nemen.

Ik miste school en de docenten en studenten

erg. Ik besefte: het vak is zo individualistisch en

moeilijk als je het zelf maakt. Dus na dat half jaar

kwam ik terug op school. Natuurlijk sloegen alle

dingen waar ik moeite mee had meteen weer als

een boomerang terug in mijn gezicht, maar ik

kwam weer ‘thuis’, zo voelde dat.

Ik kreeg mijn eerste stage in de voorstelling Nest van Olislaegers & Co. Het spelen voor kinderen

gaf me waanzinnig veel plezier en inspiratie.

Kinderen zijn altijd eerlijk en theater is voor

hen een grote zoektocht naar herkenning. Het

was heerlijk om na afloop met ze te praten en ik

voelde honderd procent waarom ik dit vak zo

geweldig vind.

Voor mijn tweede stage speelde ik in Joop ter Heul, een muziektheatervoorstelling in regie van

84 / 85

Guy Clemens

Nina de la Croix

Page 45: eindexamenboek2006

Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /

Bruun Kuijt. Het was een charmante voorstelling

met een geweldige groep mensen. Ik was er goed

op mijn plek en genoot vooral van het zingen van

de meerstemmige nummers. Lastig was wel om

na drie jaar kleine speelbogen te hebben, in de

vorm van zelfgemaakte etudes, nu vijf maanden

vrijwel elke avond hetzelfde stuk te spelen en elke

keer weer dezelfde concentratie op te wekken.

Ik hoop in de toekomst een mooie combinatie te

kunnen creëren. Goed kindertheater is geweldig

en muziektheater heeft mijn hart. Met muziek

kun je naar mijn mening zoveel mensen raken en

kun je zoveel meer bereiken dan met tekst alleen.

Het kan bruggen slaan, herkenning oproepen,

gevoel anders en beter verwoorden; alles wat ik

belangrijk vind aan theater. Ik wil voor en met

kinderen werken en mooie muziektheatervoor-

stellingen maken. Dat zijn nogal ruime

begrippen, en het klinkt vrij simpel, besef ik.

Maar dat is het voor mij ook. Ik wil het vooral

leuk hebben, en dingen doen waar ik achter sta.

Zoals iedere vers afgestudeerde is het zoeken

geblazen, maar ik heb er alle vertrouwen in. Deze

school heeft me alle nodige bagage gegeven en

heeft me tevens geleerd dingen zelf aan te grijpen

en je kansen zelf te creëren, op welke manier dan

ook. Ik heb veel geleerd van mijn medestudenten,

in alle klassen. De gesprekken die we voerden,

de artistieke gevechten die ik zag, de openheid

die we naar elkaar hadden en die je ook moet

hebben op een opleiding als deze. Ik bedank

iedereen voor de leerzame tijd, de goede lessen,

en de gesprekken. Ik ben ‘puber-af’! Net als bij

de zwarte vloer die in het eerste jaar werd gelegd,

denk ik terugkijkend op de afgelopen jaren:

‘Wat een luxe dat ik hier heb mogen studeren’.

Bij het zien van De Hongerende Weg van Firma Rieks Swarte

werd ik vooral gegrepen door

de kracht van de vertelling en

de middelen die werden gebruikt om die vertel-

ling te onder steunen, zoals poppen, muziek en

zang. Het was dan ook een mooie uitdaging bij

Rieks Swarte stage te lopen, in zijn voorstelling

De Groote Storm/De Grutte Stoarm, een

coproductie met Tryater. Zijn manier van theater

maken sprak me erg aan en ik heb veel inzichten

opgedaan.

Deze ervaring was ook het meest essentieel voor

mijn houding ten opzichte van mijn vak en het

theater. Op school ben je vooral bezig met je

persoonlijke ontwikkeling terwijl het in de prak-

tijk draait om het ontwikkelen van een zo goed

mogelijke voorstelling. En een zo interessant en

mooi mogelijk verteld verhaal. Dat vind ik ook

het belangrijkste aan een voorstelling: het verhaal

moet goed worden verteld. Alles moet daarvan

in dienst staan. Bij De Groote Storm heb ik de

kans gekregen een verhaal te vertellen waarbij ik

me, ondanks dat ik maar een deel van het verhaal

vertelde, één voelde met het hele verhaal. Dat zou

zo bij elke voorstelling moeten zijn.

De kracht van theater is voor mij het ‘tot-de-

verbeelding-sprekende’. Dat ik door het opzetten

van een kartonnen kroon het publiek kan meene-

men in een totaal andere wereld, terwijl iedereen

weet dat ik geen koning maar een actrice ben.

Dat is volgens mij ook waarom het publiek naar

theater gaat. Om zich voor een bepaalde (vooraf

afgesproken) tijd in een andere (vooraf niet afge-

sproken) wereld te wanen. En ook al kan theater

zeker als spiegel werken, voor een realistische

versie van een treinstation hoeft het publiek niet

naar het theater, dan gaat het wel naar het

centraal station. Of naar de film.

Ik vind theater om deze reden ook belangrijk.

Het onderscheidt zich als kunstvorm van andere

disciplines omdat het direct met het publiek

wordt gecreëerd en nooit hetzelfde kan zijn. Het

is een vorm van amusement maar tegelijkertijd

kun je er bepaalde inzichten of ideeën delen. Dat

is nog zo’n mooi aspect van theater. Als je niets

te vertellen hebt, hoef je ook geen voorstelling te

maken.

Hopelijk kan ik in de toekomst mooie, interes-

sante voorstellingen blijven maken met mensen

die gelijkgestemd zijn. Het theater zal in elk geval

blijven bestaan. Verhalen worden immers ook al

eeuwen verteld.

Onze eerste echte lied-perfor-

ming workshop van Ruut

Weismann vond ik heel

spannend, omdat ik voorname-

lijk naar school was gegaan om actrice te worden

en ik niet echt de ambitie had liedjes te zingen.

We moesten een nummer voorbereiden en dat

voor de hele klas zingen in Klein Bellevue.

Daarna zou Ruut ons wijzen op wat we allemaal

nog niet konden. Ik was bloednerveus en het

enige wat ik dacht voordat ik op moest was:

‘Wat moet ik doen en waar gaat het over?’ In een

flits bedacht ik iets en daar heb verder tijdens het

zingen alleen maar aan gedacht.

Dit sluit aan op een moment in een andere lied-

performingworkshop van Paul de Munnik. Ik

had het nummer Het is over gekozen, een heel

moeilijk lied, maar dat wist ik toen nog niet. Paul

leerde mij dat ik precies moest weten wat ik zong.

Bij elk woord moest ik weten wat ik bedoelde en

wat ik ermee wilde bereiken – en er zitten veel

woorden in Het is over. Het is me toen niet bij elk

woord gelukt, maar het begon daar wel tot me

door te dringen dat bij alles wat je op het podium

doet of zegt je moet weten wat je doet of zegt en

wat je ermee wil bereiken. Ongeacht of het een

liedje of een monoloog is. Vaak als ik tijdens het

spelen van een rol het even niet meer weet, ga ik

terug naar dat moment en vraag ik me af: ‘Wat

zeg ik hier eigenlijk en waarom?’ Nu klinkt het

als het meest logische wat een acteur kan doen,

maar er is toch een moment dat je daarachter

moet komen en het spreekwoordelijke kwartje

moet vallen. Daarom is dat een belangrijk

moment voor mij geweest tijdens mijn opleiding.

Als ik twijfel over dit vak, dan komt dat eigen-

lijk ook vaak omdat ik me afvraag wat ik in

godsnaam aan het doen ben en waarom. En of

er niet veel nuttiger dingen te doen zijn in de

wereld. Maar als ik me realiseer hoe belangrijk ik

het vind dat mensen af en toe uit hun dagelijkse

realiteit worden getrokken en daardoor

misschien wat anders naar zichzelf of de dingen

om zich heen gaan kijken, ben ik weer gelukkig

met het idee dat ik daar een stukje aan mag en

kan bijdragen.

Ik heb nog geen idee hoe volgend jaar eruit zal

zien en al helemaal niet de jaren daarna. Ik hoop

dat ik bij veel verschillende gezelschappen veel

kan spelen en zo nog meer kan leren. En ergens

heb ik stiekem de droom ooit met een groepje

mensen een eigen gezelschap te beginnen en dan

in een woonwagen de wereld rond te trekken.

86 / 87

Sanne van Dijk

Sarah Eweg

Page 46: eindexamenboek2006

Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /

Drie stages heb ik gedaan in

mijn laatste jaar. Ik speelde

in Clockwork Orange van

d’Electrique en The Ex (regie

Ola Mafaalani), in Ajax van het Noord Neder-

lands Toneel (regie Jos Thie) en in Het duizendste begin, de mime-eindexamenvoorstelling van Elsa

May Averill. Ik vond het heel prettig om stage te

lopen omdat daarbij mijn energie uitging naar

het maken van een voorstelling en in dienst stond

van een groter geheel in plaats van dat ik de kans

kreeg te imploderen in een eindeloze introspectie.

Het werken met Ola Mafaalani voelt als een

zegening. Zij tolereert niet dat iemand onder zijn

niveau werkt en daagde me enorm uit te spelen.

Door mij óf heel veel opdrachten te geven óf peri-

o des van repetities helemaal niet met mij bezig

te zijn en door mijn engagement te prikke len

– waarin overigens Adelheid Roosen ook een

grote rol heeft gespeeld – is Ola Mafaalani zeer

belangrijk geweest in mijn ontwikkeling.

Op school heb ik vaak mijn eigen weg bepaald.

De chaos van de stad Amsterdam vindt ook zijn

weerslag op de school en de lessen. Hierdoor

word je aangewezen op jezelf en moest ik mijn

eigen opleiding creëren. Door extra lessen te

volgen aan de Mime Opleiding en naast de

regulie re lessen mezelf elke periode van vijf

weken een nieuwe opdracht te geven (lees:

rechtop lopen, stemplaatsing et cetera) heb ik

mij gesterkt als acteur.

Vaak denk ik na over het nut van theater en,

als het nut heeft, over hoe groot de invloed dan

is op de wereld om mij heen. Een kunstenaar

heeft zeker de taak om zijn omgeving wakker te

houden. Mensen leren verbaasd en verwonderd

te blijven over de schoonheid in de wereld. Dit

is een enorm essentiële rol, maar de vraag blijft

of waterputten slaan in Oeganda niet een veel

nuttiger alternatief is.

Theater is een spel in het hier en nu daarom vind

ik het belangrijk voor een acteur om aanwezig

te zijn in het hier en nu. Dat vraagt van de acteur

om zijns-situaties.

Het veelvuldig gebruik van zenders op toneel

vind ik storend. In veel grotezaalvoorstellingen

genieten alleen de eerste drie rijen publiek van het

mooie kleine spel van de acteurs maar driekwart

van de betalende schouwburgbezoekers krijgt

een puur auditieve ervaring voorgeschoteld.

Een paar nieuwe voorstellingen staan al op mijn

programma. Met de Pooiers (Guy Clemens, Abel

Nienhuis en Daniël Samkalden) speel ik Van alle tijden als Bellevue Lunchtheatervoor stelling, bij

Het Nationale Toneel ga ik meedoen in Phaedra’s Love in regie van Suzanne Kennedy, en Clock­work Orange gaat komend seizoen in reprise.

Ik ben mijn stagejaar begonnen

bij Theatergroep Livius, waar

ik medemaker was van de

voorstelling Hersengif, samen

met Suzanne Becht, Robert van der Ree, Maiko

Kemper en regisseur Hans van Hechten. Ik koos

voor die stage omdat ik er niet alleen als acteur

maar ook als maker aan het werk kon. Op een

gegeven moment voerden we ter promotie van

onze voor stelling een act op tijdens de Uitmarkt.

Tijdens die act heb ik mijn plezier en vrijheid in

het spelen teruggevonden. Het directe contact

met het publiek bracht mij in een grote concentra-

tie en dwong mij ertoe echt in het moment te

zijn. Het gaf mij een directe verbinding met mijn

personage, iets wat ik tot dan toe nog nooit zo

sterk had ervaren.

In mijn derde jaar op school raakte ik enorm

geïnspireerd door Helmert Woudenberg. Zijn

elemententheorie gaf mij de (concrete) handvaten

die ik nodig had om te spelen. Het leek me dan

ook een geweldige ervaring met hem te kunnen

werken. Dus belde ik hem in mei 2004 op en

vertelde hem over mijn wens. Die ging een maand

later in vervulling toen hij mij, tijdens ons eerste

kopje kamillethee, een stage aanbood in een

voor stelling die hij zelf zou schrijven, Heimelijk.

Dit telefoontje was erg belangrijk voor mij.

Niet alleen omdat ik daardoor de kans kreeg

met Helmert Woudenberg te werken, maar ook

omdat het me liet zien dat je met een gezonde

brutaliteit, gedrevenheid en overtuiging een hoop

kunt bereiken.

Een ander cruciaal moment tijdens mijn

opleiding deed zich voor tijdens een klein project

met Jappe Claes aan het eind van het derde jaar.

We deden een scène uit A streetcar named desire en hij liet ons tijdens een avondrepetitie de scène

een aantal keer herhalen. Na de laatste keer,

toen hij ons eenmaal had gestopt, zei hij:

‘Die laatste keer… dát is spelen!’ Huh? Dat was

spelen? Wat had ik dan gedaan? Niks! Ik had

gewoon maar mijn tekst tegen Sarah, mijn

klasgenoot, gezegd en gereageerd op wat zij zei.

Was dat het dan? Ik had helemaal niets gedaan!

Dit moment bracht mij in de war, maar heeft me,

erop terugkijkend, ook veel inzicht gegeven.

In die zin dat het gaat om een bepaalde staat van

zijn op het toneel. Een ander belangrijk moment

was de workshop van Herman van Veen. Tijdens

deze workshop heeft hij mij bij de hand genomen

en mij de wetten van theater laten zien.

Ik voel mij enorm bevoorrecht, dat ik iets waar

ik zelf zo van geniet straks ‘mijn werk’ mag

noemen. Theater is een eeuwenoude traditie:

de traditie van het verhalen vertellen. Daar ligt

ook de kracht, want volgens mij krijgt een mens

nooit genoeg van mooie verhalen. Ik heb ook het

gevoel dat theater een belangrijke factor is in een

samenleving, zeker in de huidige maatschappij,

als tegenkracht van televisie en internet. Theater

is iets wat je samen met anderen beleeft en dat,

op een abstracte manier, de verbeeldingskracht

van mensen blijft aanspreken.

Op dit moment heb ik nog geen idee waar de

toekomst mij zal brengen. Ik heb het gevoel dat

ik op de top van een berg sta en uitkijk over een

enorme vlakte. Ik ben nieuwsgierig en optimis-

tisch, maar besef wel dat de wegen soms moeilijk

en misschien wel ondoordringbaar zullen zijn.

Vorig jaar belde ik Jos Verbist

met de vraag of ik bij hem stage

kon lopen. Hij stuurde mij op

twee jongens af, Dominique

Van Malder en Joris Hessels, die bij Theater

Antigone in Kortrijk (België) bezig waren met

een project over het zoeken naar – en het durven

geloven in – liefde. Ik klopte bij hen aan en ging

naar buiten met twee boeken in mijn armen,

Brieven aan Doornroosje van Toon Tellegen en

Portret van een jongeman van J.M. Coetzee.

Aan de hand van die boeken, gesprekken en onze

biografieën hebben we vervolgens Troebelroes

88 / 89

Merijn de Jong

Mareille Labohm

Caroline Liekens

Page 47: eindexamenboek2006

Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /

gemaakt. Hun passie voor literatuur, muziek,

films, schrijven en spelen heeft mij aangestoken

om mee op tocht te gaan en een verhaal te maken

over moderne troubadours. Ik ben in mijn eentje

daarheen gegaan en heb gemerkt hoe belangrijk

het is om vertrouwen te krijgen en te hebben in de

mensen met wie ik mijn plezier, lijf en leed deel.

Ik ben in de afgelopen vier jaar zelfbewuster

geworden en heb leren praten over mijn vak.

Wat ik nu kan, kan ik omdat bepaalde mensen

mij daarbij hebben geholpen. Mensen die mijn

taal probeerden te spreken en mij een weg hebben

gewezen die ik aanvankelijk vaag kon zien, maar

die met de tijd helderder is geworden. Bart Kiene

zei ooit dat het goed was ‘om elke workshop en

docent op dat moment als enige waarheid te

aanvaarden’, wat mij de openheid heeft gegeven

om naar iedereen te luisteren. ‘Nadien kon ik

die waarheid op mijn eigen weegschaal leggen

om te kijken of ik er iets mee kon.’ Bij Marijke

Veugelers heb ik een paar stappen vrij bewust

meegemaakt, wat een grote vrijheid bij het spelen

heeft opgeleverd. In Permanentje, een dialoog

met Barbara Blommestein onder begeleiding

van W. van der Meer, ontdekte ik het spel met

het publiek. In mijn solo Rini, op een tekst van

Rob de Graaf en begeleid door Cas Enklaar,

viel er veel op zijn plek. Bij After Sun in regie van

Sarah Moeremans merkte ik: als het van binnen

maar klopt, dan kan het van buiten elke vorm

aannemen. Het is dan enkel nog een kwestie van

smaak.

‘Kunst is een leugen die ons de waarheid doet

begrijpen’, zei Picasso. Ik vind kunst belangrijk

omdat ik heb ervaren wat het met mij kan doen.

Het kan een troost zijn, het kan je hart of je hoofd

of je lijf doen bewegen. Doordat het grenzen kan

vervagen. Waarom ik theater belangrijk vind,

is omdat dit de vorm is waarin ik mij kan uitdruk-

ken. Ik kan zoveel dingen doen waardoor ik

normaal, in het echte leven, in een instelling zou

belanden. Maar hier tussen deze vier muren mag

ik de demonen die ik in het dagelijks leven

probeer te onderdrukken en waarvan ik zelf

liever heb dat niet iedereen ze kent, laten zege-

vieren daar waar de fantasie mag praten.

Ik liep stage bij de nieuwe

VPRO-serie Circus Waltz,

die vanaf september 2006

wordt uitgezonden.

Wat ik heel goed vind aan de Amsterdamse

Toneelschool & Kleinkunstacademie, is de

enor me diversiteit aan lessen en docenten. Je

krijgt een dikke stapel kaarten waarmee je zelf

kan gaan samenstellen, combineren, spelen.

En de weg die ik daarmee aanleg eindigt in het

hier en nu, waar ik altijd de keuze moet kunnen

hebben een andere richting in te slaan. Dat is ook

wat ik zo mooi vind aan theater, en waarom ik er

graag mee bezig ben. Dat je als mens een geheel,

maar ook deel van een geheel bent.

Theater, muziek, een schilderij; kunst kan mensen

onder andere die dingen laten voelen, herkennen,

realiseren. Dat vind ik er niet alleen mooi, maar

ook zeer belangrijk aan. Dat mensen in theater

respect en vertrouwen kunnen zoeken en vinden,

zeker in tijden als deze waarin velen door angst

worden geregeerd.

Juist omdat het leven niet alleen makkelijk is en

donkere kanten heeft, is het van belang dat we

onze ogen openhouden voor de mooie en geinige

dingen die het te bieden heeft.

Ik heb stage gelopen in

In ademnood richting de dood,

een regie van Allan Zipson

en Daniël Samkalden,

in Et maintenant van Ruut Weissman, in Drie­koningen avond in regie van Theu Boermans,

in Het koude kind van Maaike van Langen en in

Van alle tijden van de Pooiers, met Guy Clemens,

Merijn de Jong en Daniël Samkalden. Volgend

seizoen speel ik in Oud Vuil, een vrije productie

van Hummelinck Stuurman in regie van Anny

van Hoof.

Ik heb altijd al toneel gespeeld maar het was

totaal niet vanzelfsprekend om meteen na de

middelbare school naar de toneelschool te gaan.

Ik zag teveel de nadelen. Mede doordat mijn

moeder actrice is heb ik het vak nooit geromanti-

seerd. Ik werd al snel geconfronteerd met de

keerzijde; de frustratie van het werkeloos thuis

zitten, de onzekerheid over de toekomst en de

afhankelijkheid van werk.

Uiteindelijk belandde ik toch op de Toneelschool

omdat ik dwars door mijn andere studies heen

bleef toneelspelen en daar toch de grootste

voldoening uit haalde.

Het belang rijkste wat ik heb geleerd in de afgelo-

pen vier jaar is mijn spelplezier te professionali-

seren. Dit ging uiteraard niet zonder slag of stoot.

Het probleem is dat acteren op de toneelschool

iets heiligs krijgt. Je zit in een soort klooster

waarin je iedere dag met je collega-monniken en

-nonnen het acteren ‘belijdt’. Dat heeft iets heel

benauwends. Je wordt geconfronteerd met je

eigen patronen en dat werkt weer louterend.

In januari wil ik het liefst overal mee stoppen en

een echt vak gaan leren… en in mei bestaat er

geen mooier vak. Ik heb dus geleerd om mijn

twijfels en somberheid te accepteren en te

gebruiken in mijn spel en in mijn leven.

Eindelijk vrij, ik mocht

beginnen aan mijn eerste stage:

het opnemen van een Neder-

landse film, Bolletjes Blues genaamd. Het was verfrissend om na drie jaar

school in een heel nieuwe wereld te stappen. Een

wereld die zich bevond in de Bijlmer en zelfs even

in Suriname. Een wereld vol van rappers, coke en

bovenal veel liedteksten die ik, na mijn intensieve

kennismaking met onder anderen Jacques Brel,

Herman van Veen, Maarten van Roozendaal en

andere grootheden, amper mijn strot uit kreeg.

Daar sta je dan met je goede smaak. Heb tegen

de regisseuse nog even wat gemompeld over arti-

stieke noodzaak ofzo… Toen toch maar gewoon

gaan zingen (van snobisme wordt je niet rijk).

Ik vind het nog steeds heel dope om mezelf in een

rapclip voorbij te zien komen, dat dan weer wel.

Na mijn ziel te hebben verkocht aan de duivel,

leek het mij belangrijk te laten zien dat Sophie

van Oers wel degelijk in staat is hogere Kunst

te creëren. Dat al mijn eerdere pogingen waren

gestrand in frustratie en chaos mocht geen

bezwaar heten. Ik nam mij voor een begeleider

te vragen van naam, die mij succesvol door dit

proces zou loodsen: Michiel Romeyn.

Ik heb me voor dat nieuwe project laten inspire-

90 / 91

Lidewij Mahler

Abel Nienhuis

Sophie van Oers

Page 48: eindexamenboek2006

Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /

ren door kunstenaars die ik enerzijds vreselijk

vind om hun gebrek aan zelfrelativering en

humor, maar anderzijds wel bewonder om hun

overgave, zoals Marina Abramovic en Tracy

Enim.

Tijdens een opdracht vorig jaar mocht ik mijn

klasgenoten een kwartier lang laten zien en

horen wat ik mooi vind. Uit dit egodocument

bleek een zekere fascinatie voor ‘alles wat op

het randje is’, bijvoorbeeld de Dertig Minuten van Arjan Ederveen. Grappig om de persiflage

en tegelijkertijd ontroerend, omdat je meeleeft

met een personage dat meer wordt dan een kari-

katuur. Ik hou ook van Jiskefet om de abstracte

vorm van de scènes.

Met mijn laatste project ben ik het dichtst in de

buurt gekomen bij datgene wat ik wil maken.

Nadat ik heb gespeeld, wil ik het liefst horen dat

mijn publiek het belachelijk vond, maar ook

ontroerend. En dat het niet helemaal begrepen is,

maar toch boeiend bleef. Daarin schuilt voor mij

ook de maatschappelijke relevantie van theater.

Ik denk dat het goed is om interesse te tonen voor

de dingen die je niet begrijpt; erom te lachen,

maar er ook met liefde naar te kijken.

De toekomst is voor mij nog geheel open. Ik hoop

met Michiel Romeyn verder te werken aan een

nieuwe voorstelling. Ook wil ik een kinderserie

maken die leuk is voor het hele gezin. Verder

hoop ik aan projecten te kunnen deelnemen

met inspirerende mensen en tenslotte een goed

pensioen op te bouwen.

Ik heb in mijn laatste jaar

stage gelopen bij de Theater-

compagnie. Het eerste stuk,

Driekoningenavond van

Shakespeare, geregisseerd door Theu Boermans,

was een reisvoorstelling in grote zalen, met

vijftien acteurs. Ik maakte deel uit van het

kantoorpersoneel. De scènes die ik speelde waren

bedoeld om de vluchtigheid en de platheid van

onze generatie weer te geven, tussen het grote

verhaal. Ik heb er geleerd een schakel te zijn

binnen een geheel, om in dienst te staan van een

stuk en het daarbinnen voor mijzelf interessant te

houden.

Het tweede stuk, Het koude kind van Marius

von Mayenburg, geregisseerd door Maaike van

Langen, is een veel kleiner stuk, met acht jonge

acteurs. Hierin heb ik een grotere rol. Dit stuk

moet terwijl ik dit schrijf nog worden gespeeld,

maar het is nu al prettig om te merken hoe het

is om met verschillende regisseurs te werken.

Hierdoor krijg ik de kans te onderzoeken welke

werkwijze bij mij past. Theu Boermans werkt

vooral met de tekst op klemtonen en intonatie,

om er daarna een eigen invulling aan te geven,

terwijl Maaike van Langen meer werkt vanuit

improvisatie met de tekst, om zo het stuk te laten

ontstaan.

In mijn opleiding vond ik achteraf gezien het

moment waarop ik besloot zelf iets te gaan

maken in plaats van aan een workshop mee te

doen zeer belangrijk. Het was aan het eind van

het tweede jaar, ik wilde ervaren hoe het was

om me zes weken bezig te houden met eigen

materiaal, teksten en liedjes, en om daar een

verband in aan te brengen. Dit beviel me zo goed

dat ik het daarna verder heb doorontwikkeld.

Ik zie dit vak als een grote uitlaatklep: ik wil

iets vertellen, in welke vorm dan ook, waar het

publiek vervolgens iets van kan vinden, positief

of negatief. Zodra ik er zelf niets van vind, en het

publiek ook niet, houdt de functie van theater

op. Ik houd niet van eendimensionaal cabaret

of theater. Als ik moet kijken naar iets waar niks

achter zit of wat is gemaakt uit pure meligheid,

dan ga ik nog liever naar een musical. Anderzijds

wordt de noodzaak waarom ik op het podium

zou moeten staan daardoor alleen maar groter,

omdat ik denk dat ik daar verandering in kan

brengen.

Ik zie mezelf vooralsnog als allround performer.

Ik vind het leuk om in dienst te staan van een

rol en een stuk maar ik wil ook graag mijn eigen

materiaal maken en spelen. Zolang ik me ervan

bewust ben waar het vandaan komt en hoe ik me

moet opstellen, zie ik geen beperkingen.

Voor volgend jaar heb ik nog geen concrete

plannen. Ik doe af en toe een auditie en ik hoop

een eigen programma te kunnen ontwikkelen.

De toekomst ga ik met absoluut vertrouwen

tegemoet.

Als stage toerde ik twee

maanden met een eigen

liedjesprogramma door het

land, schreef en coregisseerde

de voorstelling In Ademnood Richting de Dood

voor het Bellevue Lunchtheater en schreef en

speelde met De Pooiers (Guy Clemens, Merijn de

Jong en Abel Nienhuis) het stuk Van Alle Tijden.

Op het moment dat ik dit schrijf, zit ik midden in

de ontwikkeling en de tournee van het program-

ma waarmee ik afstudeer. Het is te vroeg om te

bepalen wat de belangrijkste inzichten zijn

geweest gedurende mijn stage. Als ik één ding

tijdens de opleiding wel heb begrepen, is dat over

een werkproces pas iets wezenlijks te zeggen valt

als het eindresultaat er is. Als alles op een miracu-

leuze wijze op z’n pootjes terecht is gekomen of

als je hebt besloten nooit meer hetzelfde te doen.

Voor mij het meest cruciaal in de opleiding

waren de audities. Ik kwam van ver. Ik was nog

lang niet theater-geformatteerd. Na elke ronde

groeide het besef dat hier een dichtbegroeide weg

verscholen lag en toen ik werd aangenomen, kon

en wilde ik niet meer terug. Die lijn heeft zich

behoorlijk lineair voortgezet in de richting van

mijn afstuderen. Ik ben nog steeds verschrikkelijk

aan het snoeien.

Het vak betekent voor mij niets meer en niets

minder dan dat ik in de veronderstelling ben dat

ik er alles in kwijt kan. De vragen wat theater

voor je betekent, wat het belang is van theater,

wat kunst is, waarom je kunst maakt et cetera,

vallen wat mij betreft in de categorie existentiële

vragen. Tijdens mijn opleiding heb ik begrepen

dat er verlossing schuilt in het onbeantwoord

laten van zulke vragen.

Volgend jaar ga ik met het liedjesprogramma

waarmee ik dit voorjaar try-out in première.

We spelen mijn stuk Van Alle Tijden in september

als lunchvoorstelling in Bellevue, ik mag een

muziektheaterproductie gaan schrijven en een

stuk voor vier net afgestudeerde actrices. Ik heb

de vurige hoop dat het resultaat hiervan mij net

zoveel bevrediging geeft als de wetenschap dat ik

dit alles mag gaan doen. Ik hoop in de toekomst

92 / 93

Daniël Samkalden

Yora Rienstra

Page 49: eindexamenboek2006

een goede, uitgebalanceerde vorm te vinden

waarin ik mijn eigen materiaal kan blijven maken

en uitvoeren. Met de luttele ervaring die ik

daarin tot nu toe heb opgedaan, ga ik met groen

opportunisme de toekomst tegemoet.

Sinds mijn derde levensjaar

ben ik onophoudelijk

gefascineerd geweest door

turnen, ik ben er zogezegd

‘gek van’. Wegens een psychische beperking

heb ik na twaalf jaren van hard trainen en

wedstrijden op landelijk niveau helaas moeten

afhaken. Het eeuwig tweede worden heeft mij

genekt. Linda, ik haat je.

Maar na het afronden van de middelbare school

heb ik mijn roeping gevonden in de sport verslag-

geving; inmiddels ben ik al heel wat vrolijke

jaartjes lid van de vereniging voor sport verslag-

geving ritmisch gym. Ik wil niet opschep pen maar

het verslaan van oefeningen op de mat ligt mij

gewoon erg goed en ik ben heus niet de enige die

dat vindt.

Schrijven en observeren zijn mijn allergrootste

passies, daarom was ook zo het mooi dat ik de

zeer gewilde stage bij Lenig heb kunnen bemach-

tigen. Het was een worsteling om de selectie proce-

dure door te komen maar ik heb mezelf kunnen

bewijzen. Ik heb zoveel geleerd, dat wil je gewoon

niet weten, van het punctueel beschrijven van de

tocht die een bal maakt tot het bondig weergeven

van de afsprong. Ook ben ik totaal geobsedeerd

geraakt door de dubbele flikflak, maar helaas ben

ik door zelf ondernomen pogingen die beweging

te maken niet op de mat maar wel in de ziektewet

beland. Dit stukje schrijf ik met behulp van mijn

laserbril, de techniek staat voor niets. Gelukkig

maar.

Er zijn momenten van machteloosheid geweest

maar ik heb de moed weer gevonden, zoals

gezegd en begrepen ligt mijn carrière momenteel

op haar spreekwoordelijke gat.

In zwakke momenten denk ik nog terug aan

vroeger, ja Linda, ik haat je nog steeds. Maar de

kracht van de sport geeft mij genoeg energie om

mijn revalidatie voort te blijven zetten. Over een

half jaar sta ik weer met mijn blocnote naast de

mat, reken maar.

The final countdown, I will survive.

Eva Schuurman schrijft en fantaseert, want dat

vindt ze leuk.

(Eva heeft in haar stagejaar met en voor Herman

van Veen geschreven.)

Ik liep dit jaar stage bij de

vrije muziektheaterproductie

Jan, Jans en de Kinderen van

impresariaat Jacques Senf,

in regie van Gijs de Lange. Daarin speelde ik de

rol van Karlijn, de puberende oudste telg van

de familie Tromp. Nu ik 103 voorstellingen

heb gespeeld, zo’n negentig theaters van binnen

heb gezien, alle provincies heb doorkruist,

zestig soorten pluche heb mogen voelen, vijftig

directeuren de hand heb geschud en veertig

boeketten bloemen heb ontvangen, ben ik er

sterk van overtuigd dat ik geen betere stage had

kunnen treffen. Het was een ongelooflijk goede

ervaring waarbij ik met heel lieve, betrokken en

inspirerende mensen heb mogen werken. Het

publiek was altijd heel dankbaar. Ik heb geleerd

om onder allerlei omstandigheden te moeten

spelen. De eerste keer dat ik in de coulissen stond

en op moest, dacht ik: ‘Ik ken het hier goed, het

is me niet vreemd, maar nu ga ik zelf’. Gelukkig

is mijn keuze voor het theater daar opnieuw

bevestigd.

Zo gedurende het derde jaar van mijn opleiding

begon ik een sterk vermoeden te krijgen dat mijn

wekelijkse zangles de beste afspiegeling was van

mijn ontwikkeling. In dat ene half uur kwam ik

mijn hele zelf tegen. De muzikale verdieping die

we in het derde jaar kregen was voor mij ook heel

essentieel, aangezien ik in die periode technischer

en ambachtelijk ben gaan werken. Er zijn natuur-

lijk nog meer lessen geweest die bepalend voor

mij waren, in positieve en negatieve zin, maar als

ik dat allemaal zou opschrijven, zou dit tekstje de

vorm aannemen van een roman.

Wat voor mij zo mooi is aan dit vak, is dat je door

middel van theater de complexiteit van het leven

verstaanbaarder kan maken en dat je de onmoge-

lijkheid van het leven mogelijker kan maken.

Dat iedereen in de zaal dezelfde belevenis heeft,

maar anders. Dat het troostend kan zijn. En het

is voor mij een heel mooie manier om mezelf uit

te drukken. Bovendien is het proces zo boeiend.

Van creëren, laten ontstaan, laten groeien.

Eigenlijk zijn we boeren, bedenk ik nu, we zaaien

en oogsten, als het goed is.

Als ik zelf naar een voorstelling ga, word ik het

meest gegrepen door de suggestie die er wordt

opgeroepen. Als je vermoedt dat er een wereld

schuilgaat achter het personage, het verhaal, het

lied, het gedicht of de zanger. En dat je daar dan

af en toe een glimp van kan opvangen. Dat het

doorzichtig wordt. Ik houd van de vertelling en

van de herinnering en van wat ik in zijn of haar

ogen zie. Als het bezield is. En onvoorwaardelijk.

Maar het hoeft niet altijd diepgaand te zijn, ik

geniet ook heel erg van een heel flauwe, iets te

seksueel getinte grap. Al naargelang hoe mijn

eigen pet staat. En iets moet je natuurlijk wel

aanspreken.

Ik hoop dat ik hierna veel interessante ervaringen

mag opdoen, binnen verschillende disciplines.

Ondertussen wil ik investeren in mijn eigen

dingen, en die op termijn ook gaan uitvoeren en

op het toneel gaan brengen.

Hier sta ik dan op de rand

van school en de

grotemensenwereld…

Ik heb vorig jaar stage gelo pen

in de voorstelling De negers, een coproductie

van Theatergezelschap DNA en het Vlaamse

gezelschap De Verrukking, in regie van Rik

Hancke. En ik heb het afgelopen jaar honderd

keer de voorstelling Het Landings gestel gespeeld

bij jeugdtheatergezelschap Het waterhuis,

geregisseerd door Roel Twijnstra en Kees van

Loenen. Wat ik van beide stages heb op gestoken,

is het vertrouwen in mezelf als actrice en daarmee

ook het vertrouwen in de toekomst. Ja, laat mij

nu maar de grotemensenwereld in! We hebben

allemaal onze onzekerheden die dit vak met zich

meebrengt, maar uiteindelijk maken we er met

zijn allen wat moois van.

Bij De negers gingen we door een moeilijk repeti-

tieproces en werd de voorstelling niet wat wij als

Anne van Veen

Aisa Winter

Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie / 94 / 95

Eva Schuurman

Page 50: eindexamenboek2006

De mime opleiding is een 4-jarige bachelor-

opleiding waar studenten opgeleid worden tot

mimespeler en/of mimetheatermaker in de

professionele praktijk van de podiumkunsten.

In de loop van de studie bepaalt de student waar

zijn priori teiten komen te liggen. Een afgestu-

deerde is mini maal deelmaker binnen het werk

van andere theater makers en maximaal de

initiator van eigen voorstellingen. De oplei ding

levert eigen zinnige spelers en theatermakers af

met een sterk fysiek bewustzijn. Zij gebruiken de

kracht van de taal van het lichaam als bron tot

spelen en theatermaker.

Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie

acteurs hadden gewild, maar het was voor mij

toch heel leerzaam en belangrijk omdat het een

grotezaalproductie was, omdat we het ondanks

alles goed met elkaar konden vinden en er elke

avond weer lol in hadden samen, in de bus én op

het toneel.

Het Landingsgestel daarentegen was een voorstel-

ling, waarbij we iedere morgen, met zijn tweeën,

zelf met ons busje op pad gingen naar een school

ergens in het land en dan óf in een aula óf in een

klaslokaal óf in een mooi theatertje van de school

zelf, de voorstelling speelden. En dat dan bijna

dagelijks twee keer per dag. Af en toe superzwaar,

maar als mij word gevraagd dat morgen weer te

doen, zeg ik volmondig JA!

Bij jeugdtheater moet je wel extra scherp blijven

en vooral extra kritisch zijn op jezelf, omdat het

gevaar erin schuilt dat je je ‘theaternorm’ even

kwijtraakt als je niet streng voor jezelf bent.

Omdat je af en toe niet alleen bezig bent met

lekker spelen, maar ook vooral met het ‘bij je

houden’ van die ongeïnteresseerde vmbo-kids,

waardoor het soms ook overleven is. Maar na

een nagesprek na de voorstelling met die zoge-

naamd ‘ongeïnteresseerde kids’, gaven we elkaar

een hug en wisten we… hier doen we het voor!

Wat voor mij essentieel is geweest in mijn

opleiding is mijn eerste liedjesprogramma dat ik

vorig jaar heb gemaakt onder begeleiding van

Paul de Munnik, waarbij ik erachter kwam hoe

belangrijk het is om trouw te blijven aan jezelf

en dingen te doen en te maken waar je helemaal

achter staat. En dan maakt het niet echt uit of

het nu voor de volle honderd procent lukt of

niet. Wat is voor mij nu eigenlijk het maken van

theater en acteren? Een grote zoektocht die nooit

ophoudt.

Waardoor ik word geïnspireerd? Door een lekker

muziekje, door de verhalen van mijn oma, door

een goed gesprek, door een goed boek, door een

gezellige avond met vriendinnen, door te gaan

stappen, door andere voorstellingen te zien,

door het concert van Dianne Reeves, door Steven

Schenk, door veel!

De toekomst zie ik met vertrouwen tegemoet.

Ik heb zoveel dromen, ik wil zoveel: reizen,

meer van de wereld gaan zien. Naar Amerika en

Brazilïe, om mee te beginnen, en daarna nog een

miljoen andere dingen die ik lekker voor mezelf

houd. Qua werk: televisie, theater, jeugdtheater,

film; gewoon lekker SPELEN! Verwachtingen,

die wil ik voor een keer eens proberen los te laten.

Ik zie wel wat er op mijn pad komt. Om John

Lennon te citeren: ‘Life is what happens while

you’re busy making other plans’.

Opleidingsgegevens 2006

Mime Opleiding

Secretariaat

Inge van Eijck

t 020 5277681

[email protected]

Artistiek leider

Loes van der Pligt

Lichting 2006

Elsa May Averill (1981)

Anne van Dorp (1979)

Ibelisse Guardia (1979)

Kenneth Homstad

(1982)

Line Husa (1975)

Toon Kuijpers (1983)

Paméla Menzo (1975)

Tjebbe Roelofs (1981)

Fabián Santarciel de

la Quintana (1971)

Hoofddocent

Maarten Kok

Mime

Janneke Albers

Geraldine Brans

William Dashwood

Jan Langedijk

Fried Mertens

Irene Schaltegger

Jeannette van Steen

Jan Taks

Riet Verhelst

Spel

Simone van Ettekoven

Dorien Folkers

Marlies Heuer

Karina Holla

Maarten Lok

Ria Marks

Loes van der Pligt

Esther Snelder

Henk Zwart

Gastdocenten

Jakop Ahlbom

Wilbert Bank

Jetse Batelaan

Peer van den Berg

Ko van den Bosch

Dik Boutkan

Dic van Duin

Mischa van Dullemen

Marcelo Evelin

Yahya Gaier

André Gingras

Liesbeth Gritter

Annelies Herfst

Marien Jongewaard

René van ’t Hof

Martin Hofstra

Germaine Kruip

Judith Klute

Paul van der Laan

Rob List

Moniek Merkx

Fried Mertens

Roy Peters

Ine te Rietstap

Sanne van Rijn

Jochem Stavenuiter

Ciel Werts

Ondersteunende

bewegingsvakken

Dans

Katharina Conradi

Sarah van Lamsweerde

Wushu

Jon Silber

Houding

Els Kingma

Acrobatiek

Duo Savar

Yoga

Berber Schönholzer

Ondersteunende

vakken

Stem

Marjan Linnenbank

Fons Van Tienen

Bart Kiene

Theorie

Rob de Graaf

Marijn de Langen

Jeroen de Nooijer

Florian Richter

Stagebegeleiding

Els Sorber

Muzikaal begeleiders

Bam Commijs

Florian Richter

Productieleider,

assistent artistiek

leider

Stella van Leeuwen

t 020 527 76 84

[email protected]

Page 51: eindexamenboek2006

De Opleiding Theaterdocent leidt veelzijdige

theatermakers op. De Theaterdocent maakt

presentaties en voorstellingen, geeft lessen en

workshops en begeleidt educatieve projecten

rond bezoek aan voorstellingen. Afgestudeerden

– in het bezit van een eerstegraads onder wijs -

bevoegdheid – vinden werk in de peda gogische

theater praktijk: jeugdtheaterscholen, centra voor

de kunsten (in Nederland ruim 300), instituten

en verenigingen voor het amateurtheater, kunst-

onderwijs op scholen (alle soorten). Steeds meer

afgestudeerden beginnen een eigen theatergroep

of bieden onder eigen naam workshops en

trainingen aan.

De Regieopleiding, de enige in zijn soort in

Nederland, werkt met kleine groepen van zo’n

vijf studenten per jaar. In het basispakket wordt

aandacht besteed aan dramaturgie, tekstanalyse,

ruimtelijke vormgeving, muzikaliteit van de taal

en de vraag wat je als regisseur al dan niet tegen

een acteur moet zeggen.

Opleidingsgegevens 2006

Regieopleiding Opleiding Theaterdocent

Secretariaat

Lois Maat

t 0205277683

[email protected]

Lichting 2006

Thibaud Delpeut (1978)

Joachim Robbrecht

(1979)

Tallulah Schwab (1973)

Artistiek leider

Jappe Claes

Docenten en

gast docenten

2005 - 2006

Pierre Audi

Guy Biran

Hanna Bobkova

Ernst Braches

Elsie de Brauw

Janine Brogt

Marian Buijs

Jappe Claes

Katharina Conradi

Mia Decleir

Marianne Fennema

Marlies Heuer

Ivo van Hove

André Joosten

Hans Kemna

Bart Kiene

Peter de Kimpe

Miriam Koen

Javier López Piñón

Ton Lutz

Peter Oosthoek

Gerardjan Rijnders

Rezy Schumacher

Jaap Spijkers

Jochem Stavenuiter

Meral Taygun

Andre Veltkamp

Ruut Weissman

Oscar van Woensel

Allan Zipson

Tosja Zuijderhof

Secretariaat

Inge van Eijck

t 020 5277681

[email protected]

Artistiek leider

Bruin Otten

Lichting 2006

Floor Braber (1977)

Maartje Ghijsen (1982)

Lianne Karel (1977)

Lenne Koning (1983)

Jansje Meijman (1981)

Eva Zanen (1982)

Docenten 2002 - 2006

Janneke Albers

Carel Alphenaar

Andcompany&co

Gerard Bodifee

Minke van den Berg

Mark Bergwerf

Yolande Bertsch

Ger Beukenkamp

Maaike Bleeker

Luc Boyer

Daphne de Bruin

Paul Bruinsma

Marianne Burgers

Ritsaert ten Cate

Mia Decleir

Madelon van Dijk

Rineke Dijkstra

Sandra van Doormaal

Flip Filtz

Dorien Folkers

Dennis van Galen

Erik Gramberg

Folkert Haanstra e.a.

Ronald Halier

Cecile Heuer

Katja Hieminga

Marijke Hoogenboom

Kees Jan Hundling

Marianne van

Kerkhoven

Bart Kiene

Mieke Kolk

Feline van de Koolwijk

Paul van der Kruk

Piet Lagerwaard

Els Launspach

John Lippens

Mei Ling Liem

Marjan Linnenbank

Jeroen Lopes Cardozo

Trudi Maan

Ria Marks

Richard Molenschot

Nicoline Nagtzaam

Marjolein van

Nieuwkerk

Bruin Otten

Olaf Pieters

Jos de Putter

Florian Richter

Ragnhild Rikkelman

Sarah Ringoet

Elike Roovers

Sassan Saghar

Yaghmai

Samara

Frances Sanders

Andreas Scharfenberg

Wim Selles

Hanke Sjamjoedin

Menno Stijntjes

Jaïr Stranders

Jan Taks

Raoul Teulings

Anna Tilroe

Eric de Vroedt

Willy Westerman

Louwrien Wijers

Tom Willems

Erik Willems

Loek Zonneveld

Tosja Zuiderhof

Brechtje Zwaneveld

Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunst aca demie

De Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunst-

academie bereidt haar studenten voor op een

zelfstandig functioneren in een herkenbare

beroepspraktijk. Daarbij laat zij zich niet leiden

door trends, wisselende modes en theateropvat-

tingen. De afge studeerde is kritisch, sociaal-

bewust en kan optimaal gebruik maken van zijn

‘eigenheid’. Daarmee is hij in staat als uit voerend

podiumkunstenaar daadwerkelijk een toevoeging

te zijn aan de praktijk van het Theater.

Secretariaat

Bonnie van Caspel

t 020 527 7685

[email protected]

Artistiek leider

Ruut Weissman

Lichting 2006

Annelien van

Binsbergen (1980)

Barbara Blommestein

(1980)

Margreet Boersbroek

(1978)

Medi Broekman (1981)

Thomas Cammaert

(1984)

Guy Clemens (1981)

Nina de la Croix (1981)

Sanne van Dijk (1984)

Sarah Eweg (1983)

Merijn de Jong (1981)

Mareille Labohm (1983)

Caroline Liekens (1984)

Lidewij Mahler (1981)

Abel Nienhuis (1979)

Sophie van Oers (1983)

Yora Rienstra (1981)

Daniël Samkalden

(1979)

Eva Schuurman (1980)

Anne van Veen (1983)

Aisa Winter (1978)

Docenten en

gastdocenten

2005 - 2006

Mildred Aikema

Jenny Arean

Eva Baggerman

Wilbert Bank

Sabine Bauer

Eddie de Bie

Opleidingsgegevens 2006

Page 52: eindexamenboek2006

TINTLAB is een eenjarige voortgezette inter-

disciplinaire theateropleiding waar studenten

van verschillende nationaliteiten, culturele

achtergronden en van verschillende disciplines

van de performing arts worden uitgenodigd de

hun gegeven sociale emoties te gaan verkennen

zodat hun fantasie wordt opgeroepen en zodat zij

kritisch de theoretische en praktische verworven

vaardigheden aangeleerd tijdens hun opleiding in

relatie brengen tot de wereld waarin zij leven.

Secretariaat

Cora Henrion Verpoorten

t +31 20 527 78 37

[email protected]

Artistiek leider

Meral Taygun

Coördinator

Peter van der Laarse

Dit is een uitgave van De Theaterschool

Amsterdam, juni 2006.

productie: Peter van der Laarse (AHK)

interviews artistiek leiders: Anita Twaalfhoven

tekstredactie: Lonneke Kok (MoreTXT)

beeldconcept: Bregt Balk & Bram de Goeij

fotografie: Bram de Goeij

ontwerp: Bregt Balk

druk: MacDonaldSSN, Nijmegen

papier: Euroart mat 115 g, Ensocoat 250 g

Paul Blommaert

Bart-Jan te Boekhorst

Elisabeth Boender

Saskia de Boer

Ad de Bont

Minou Boshua

Marijke de Braal

Ernst Braches

Annemarie

Broekhuizen

Catherine ten

Bruggencate

Jappe Claes

Thijs Cuppen

Jurrian van Dongen

Diederik Ebbinge

Khaldoun Elmecky

Leonard Frank

Theo Fransz

Nancy Gabor

Marja Gamal

Edwin van Gelder

Rob de Graaf

Aus Greidanus

George Groot

Marlies Helder

Marlies Heuer

Elout Hol

Ferdi Janssen

Bart Kiene

Raymonde de Kuyper

Rutger Laan

Gijs de Lange

Arent-Jan Linde

Hans Man in ’t Veld

Ria Marks

Eva Mathijssen

Diederik Nomden

Bas Odijk

Peter Oosthoek

Peter Oskam

Coen Ouwehand

Olaf Pieters

Frieda Pittoors

Leo van der Plas

Paul van der Ploeg

Lisa Portengen

Joost Prinsen

Michiel Romeyn

Adelheid Roosen

Frances Sanders

Steven Schenk

John Silber

Jaap Spijkers

Meral Taygun

Maureen Teeuwen

Saskia Temmink

Johan Timmers

Bambi Uden

Yorgos Valiris

Herman van Veen

Marijke Veugelers

Susan Visser

Erik Vos

Jacqueline de Vries

Margriet van Waveren

Ruut Weissman

Ingrid Wenders

Allan Zipson

Floor van Zutphen

TINTLAB

********************

Opleidingsgegevens 2006