eindexamenboek2006
DESCRIPTION
Lichting 2006 De Theaterschool Amsterdam Mime Opleiding Opleiding Theaterdocent Regieopleiding Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie *** Lichting 2006 Makers en meedenkers & Artistiek bevlogen en sociaal begaan & Schurkend tegen tradities en vakmanschap & Getalenteerde mensen in een kloostersituatie De Theaterschool Amsterdam Yvette Weissman 13-12-1958 17-04-2006 In memoriam *** Makers en meedenkers *** Mime OpleidingTRANSCRIPT
Lichting 2006
De Theaterschool Amsterdam
***Mime Opleiding
Opleiding Theaterdocent
Regieopleiding
Amsterdamse Toneelschool &
Kleinkunstacademie
De Theaterschool Amsterdam
***Lichting 2006
***Makers en meedenkers
&
Artistiek bevlogen en sociaal begaan
&
Schurkend tegen tradities
en vakmanschap
&
Getalenteerde mensen
in een kloostersituatie
‘Als studenten hier van school gaan, hoop ik dat ze denken: Ik heb een goede tijd gehad en een stevige basis kunnen leggen om
de praktijk in te gaan. Maar ook de theaterprak tijk zal deel van de leerschool zijn; een kun ste naar zal nooit ophouden zich te ontwikkelen.’‘We hebben alles in huis waarmee je een
theater voorstelling maakt’, zo omschrijft
André Veltkamp de opleidingen en faciliteiten
onder het dak van De Theaterschool van de
Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.
Als algemeen directeur wil hij een klimaat
scheppen waarin de Acteurs- en Kleinkunst-
opleiding, de Mime Opleiding, de Regie-
opleiding en de Opleiding Theaterdocent goed
tot hun recht komen. ‘De autonomie van de
artistiek leiders is waardevol, want elk specia-
lisme moet van hoog niveau zijn. Maar, zeker
sinds we samen in één gebouw zitten, zoeken we
steeds sterker naar overeenkomsten in visie op
het onderwijs en het theatervak.’
Als studenten en docenten elkaar dagelijks
tegen komen in de lift of de kantine, ligt het
voor de hand dat ze ervaringen uitwisselen.
‘Samen wer king tussen de opleidingen ontstaat
dan ook heel organisch’, zegt Veltkamp. ‘Zoals
een theater project met regiestudenten en acteurs
of indivi duele studenten, die bijvoorbeeld
gastlessen volgen bij de mime.’
Wat is het streven van de theateropleidingen?
‘Gedegen onderwijs bieden én een stimulerend
klimaat scheppen voor studenten met een per-
soonlijk talent. Om vakmatige technieken aan
te leren, stel je een rooster met relevante lessen
samen. Maar daarmee ben je er nog niet. Het
zijn geen aapjes die je een kunstje leert. Je moet
studenten ook ruimte bieden hun individuele
creativiteit, smaak en visie op het vak te ontwik-
kelen. Dan kunnen techniek en talent hand in
hand gaan. Het is een proces dat om souplesse
en een open houding vraagt, zodat er ook
dingen kunnen gebeuren die wij niet kunnen
voorspellen.’
Hoe raak je de juiste snaar? ‘Een van de belang-
rijkste dingen die de school aan haar studenten
kan geven is zelfvertrouwen: het geloof in wat ze
kunnen en wat ze te vertellen hebben. Als je dat ge-
ne wat een student zo bijzonder en oor spronke lijk
maakt tot bloei wilt laten komen, draait het om
veiligheid, vertrouwen en liefde voor het vak.’
De opleiding is een beschermd gebied, maar
de selectie die eraan vooraf gaat is vrij streng,
benadrukt Veltkamp. Zo zijn er jaarlijks zeven-
hon derd tot duizend aanmeldingen voor een
plek op de Acteurs- en Kleinkunstopleiding,
terwijl maar twintig studenten de eindstreep
van de selectie halen. Eenmaal op de opleiding
is er weinig uitval en na afloop vindt zeventig tot
tachtig procent van de studenten een plek in de
beroepspraktijk. ‘We onderhouden een nauwe
relatie met de theaterwereld, dus de praktijk
hijgt al tijdens de opleiding in je nek. Dat is een
stimu lans, maar het maakt studenten ook wel
eens onrustig en je moet ook uitkijken dat ze niet
onder je vleugels vandaan vliegen. Maar wij zijn
geen fan van het korte succes en denken op de
lange termijn. Het gaat erom wat je over vijf of
tien jaar waard bent. Hoe briljant een student
ook kan zijn, je krijgt nergens anders de kans om
je zo breed te ontwikkelen.’
Anita Twaalfhoven
André Veltkamp
In memoriam
Yvette Weissman
13-12-1958
17-04-2006
Mime Opleiding
***Makers en meedenkers
***
**************************************************** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ***
*************************************************
Ibelisse
Indische buurt / 23 feb 2006 / 20u - 00u
Elsa May Averill
Een hoofd met beelden erin
Anne van Dorp
Fotograaf met zoomlens
Ibelisse Guardia
Uit een land vol pijn en vol magie
Kenneth Homstad
Een soort journalist
Line Husa
Lichaam, stem en binnenwereld
Toon Kuijpers
De verwonderaar
Paméla Menzo
Gretig en leergierig
Tjebbe Roelofs
Subtiel en vet
Fabián Santarciel de la Quintana
Griek met auto, vliegtuig en gsm
Fabián
Line
Indische buurt / 23 feb 2006 / 20u - 00u Indische buurt / 23 feb 2006 / 20u - 00u
Anne
Indische buurt / 23 feb 2006 / 20u - 00u
Tjebbe
Toon
Indische buurt / 23 feb 2006 / 20u - 00u Leidsestraat / 17 mrt 2006 / 14u
Kenneth
Paméla
Leidsestraat / 17 mrt 2006 / 14u
Elsa
lijn 9 richting Diemen / 4 april 2006 / 10u
Opleiding Theaterdocent
***Artistiek
bevlogen en sociaal begaan
***
**************************************************** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ***
*************************************************
Tisfris / 18 maart 2006 / 14u30
Floor Braber
Dochter van een circusartiest
Maartje Ghijssen
Het liefst met mensen die elkaar lekker in de weg zitten
Lianne Karel
Sprookjesverteller in een grijze wereld
Lenne Koning
Wekker van de nacht
Jansje Meijman
Een illusionist
Eva Zanen
Überpuber tussen de pubers
Floor
5
Lianne
Eva
Tisfris / 18 maart 2006 / 14u30 Tisfris / 18 maart 2006 / 14u30
Lenne
Jansje
Tisfris / 18 maart 2006 / 14u30
Maartje
Waterlooplein / 18 mrt 2006 / 14u
Regieopleiding
***Schurkend
tegen tradities en vakmanschap
***
**************************************************** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ****** ***
*************************************************
Thallulah
Kromme Mijdrechtstraat / 29 mrt 2006 / 14u
Thallulah Schwab
Met open blik
Thibaud Delpeut
Een schepper
Joachim Robbrecht
Een patholoog-anatoom
Joachim
Hortus Botanicus / 29 mrt 2006 / 10u Kromme Mijdrechtstraat / 29 mrt 2006 / 14u
**********************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************
Thibaud
Haarlemmerstraat / 30 mrt 2006 / 22u
Annelien van Binsbergen
Madame ToulouseBarbara Blommenstein
Liedjeszanger voor hopelozenMargreet Boersbroek
Maar ik ga doorMedi Broekman
Het lichamelijk gehandicapte meisje HelenaThomas Cammaert
Er valt weinig te verbergenGuy Clemens
Geïnspireerd door het leven
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie
***Getalenteerde mensen in een
kloostersituatie
***
*********************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************************
Anne Nina
Soest / 22 mrt 2006 / 11u30 Nina de la Croix
Puber-afSanne van Dijk
Actrice met kartonnen kroonSarah Eweg
Weet wat je zegt Merijn de Jong
Eindeloze introspectieMareille Labohm
Brutaal, gedreven en vol overtuigingCaroline Liekens
De fantasie die mag pratenLidewij Mahler
Deel van het geheelAbel Nienhuis
Een pooier van alle tijdenSophie van Oers
Belachelijk ontroerendYora Rienstra
Allround performerDaniël Samkalden
In ademnood richting de doodEva Schuurman
Een fantastAnne van Veen
Ontvanger van veertig bossen bloemenAisa Winter
Altijd veel lol
Sophie
Soest / 22 mrt 2006 / 11u30
Barbara
Soest / 22 mrt 2006 / 11u30
Medi
Merijn
Hotel Maas / 26 mrt 2006 / 8u Hotel Maas / 26 mrt 2006 / 8u
Daniël
Abel
Hotel Maas / 26 mrt 2006 / 8u Hotel Maas / 26 mrt 2006 / 8u
Guy
Guy
Yora
Hotel Maas / 26 mrt 2006 / 8u
Annelien
Hortus Botanicus / 29 mrt 2006/ 10u Buiksloterwegveer / 29 mrt 2006 / 11u30
Sarah
Lidewij
Caroline
Thomas
Centraal Station, perron 14 / 30 mrt 2006 / 9u
Sanne
Wijttenbachstraat / 30 mrt 2006 / 16u30
Mareille
Margreet
Vondelpark / 3 april 2006 / 16u
Eva
Aisa
Blauwe Theehuis / 4 april 2006 / 11u
***Mime Opleiding
Opleiding Theaterdocent
Regieopleiding
Amsterdamse Toneelschool &
Kleinkunstacademie
***
Mime Opleiding
***Makers en meedenkers
***‘Enerzijds is de Mime Opleiding een ambachtelijke opleiding, die studenten een vak leert. Anderzijds creëren wij
het kader waarbinnen zij een eigen handtekening kunnen ontwikkelen.’‘De Mime Opleiding is een specialistische oplei-
ding, met een intensieve bewegingstraining’,
vertelt artistiek leider Loes van der Pligt. In de
mime is het bewegen altijd gekoppeld aan het
spelen. Dansstudenten of regiestudenten die hier
affiniteit mee hebben, volgen dan ook graag
gastlessen bij de Mime Opleiding. Kort gezegd
draait het in de lessen en projecten om bewegen
en spelen en de verbintenis daartussen, variërend
van personages tot abstractie. De specifieke ana-
lyse van de taal van het lichaam en de theatrale
verwerking daarvan, maken de opleiding en de
daaruit voortkomende theatervormen uniek.
De Mime Corporel, ontwikkeld door Etienne
Decroux, en de adaptaties daarvan vormen het
fundament van de opleiding.
‘Een mimer kan zowel speler zijn als maker.
In het ene geval is hij de initiator van een eigen
voor stelling, in het andere geval denkt hij als
speler mee binnen het concept van een ander.
In de mime werk je niet op basis van repertoire,
je laat je inspireren door de actualiteit. Het
draait om de zaken die jou “in het hier en nu”
bezighouden. Om daaraan vorm te geven zet je
technische vaardigheden in.’
‘Iedere student heeft andere kwaliteiten en
ontwikkelt zich via een andere weg. Het is dan
ook belangrijk studenten tijdens de opleiding de
ruimte te geven uit te zoeken welke manier van
werken hen het meeste oplevert. Door studenten
te stimuleren een eigen visie op de mime te
ontwikkelen, creëer je verschillen en dát maakt
een opleiding interessant. De lessen van diverse
Loes van der Pligt, artistiek leider
Het zijn altijd ‘vechtende’ mensen
over wie ik wil ver tellen. Niet
vechten in de letterlijke zin van
het woord, maar proberen uit een
sleur te geraken, uit het stramien van het leven
of, specifieker, uit de overmacht van het leven.
Voor het leven hebben we niet gekozen, maar we
moeten er wel de consequenties van dragen. We
worden gevormd door onze omgeving, door de
tijd waarin we leven, door waar we zijn geboren.
Ik zet graag mensen op het toneel die binnen dit
onverzetbare kader naar een oplossing zoeken,
naar vérlossing zoeken, van hoe zij als mens zijn
geworden. De mensen die ik portretteer zitten
meestal in een vicieuze cirkel; hun probleem
wordt nooit helemaal opgelost. Maar het optimi s-
me in de voorstellingen is, dat ze nooit opgeven.
Het beeldende aspect is een belangrijk vertrek-
punt in mijn voorstellingen. De beelden verschij-
nen vaak onaangekondigd in mijn hoofd – op de
fiets, op het toilet, in bed. Ik werk vanuit simpele
en vrij basale maar altijd universele thema’s.
Bijna als een collage voltrekt zich de voorstelling.
Als speler zoek ik graag naar de grens tussen
gastdocenten uit de praktijk bieden ervaring met
zeer verschillende stijlen en manieren van werken
binnen de mime. Maar we werken ook met
theatermakers die in hun werk een verwantschap
tonen met het genre.’
‘Tijdens de opleiding proberen we uit te zoeken
hoe je het maximale kunt bereiken met ieders
specifieke kwaliteit.’ Als een student bijvoor-
beeld de capaciteit heeft om zelf voorstellingen
te creëren, krijgt hij binnen het programma de
mogelijkheid meer aandacht aan het maken te
besteden, bijvoorbeeld door hem of haar zelf een
project te laten regisseren. De culturele achter-
grond van de studenten speelt een rol. De Mime
Opleiding trekt relatief veel studenten aan uit
het buitenland, van Zuid-Amerika tot andere
Europese landen als Tsjechië of Noorwegen.
‘Het zoeken naar een eigen theatertaal staat niet
los van de bagage die je meeneemt uit het land
waar je vandaan komt. Die invloeden zijn een
verrijking voor de mime.’
‘Aan het einde van het vierde jaar moeten studen-
ten zover zijn, dat ze kunnen zeggen: “Dit is mijn
specifieke kwaliteit en hier ligt mijn passie”.
Maar het is niet alleen belangrijk een eigen hand-
tekening te vinden, je moet ook weten hoe je die
in verschillende voorstellingen kunt inzetten.
Als je weet wat voor jou het beste werkt, kun je
onder alle omstandigheden de eigen kwaliteit
beschermen.’
Mimers zijn breed inzetbaar in de theaterprak-
tijk: ‘Ik zie studenten na hun afstuderen niet
alleen terug in mimevoorstellingen, maar ook in
dans, jeugdtheater, performancekunst, televisie
of film. Toch blijven ze steeds herkenbaar als
oud-studenten van de Mime Opleiding.’
Anita Twaalfhoven
Mime Opleiding /
Elsa May Averill
56 / 57
***
schoonheid en lelijkheid. Ik ben een heel fysieke
speler met een sterke aanwezigheid op het toneel.
Fysiek spel zit voor mij niet in hoge energie of
veel bewegen, het kan ook in heel kleine transfor-
maties. Ik zoek altijd naar de kleine bewegingen
die een personage juist definiëren. De manier
waarop je je haar wegstrijkt uit je gezicht of hoe
je een voet voor de andere plaatst. Vanuit dit
kleine zoek ik ook altijd naar een tegenkleur, naar
uitersten binnen een personage. Ik laat graag
onaangename kanten zien. En ik heb de laatste
jaren een grote affiniteit voor tekst gekregen,
zowel geschreven tekst als geïmproviseerde.
In het proces van voorstellingen maken moet je
jezelf steeds opnieuw vragen stellen, er steeds
opnieuw voor kiezen. Mijn afstudeervoorstelling
Het duizendste begin was een mijlpaal binnen
mijn schooltijd. Het was een zeer groot project
waar ik mezelf in heb gegooid als regisseur én
speler. Met als doel zonder concessies te doen
echt de ideeën en beelden uit te werken die ik in
mijn hoofd had en me niet te laten afschrikken
door de – praktische en inhoudelijke – grootsheid
ervan. Daarvan heb ik veel geleerd over mijn
eigen mogelijkheden als maker maar ook over
hoe met mensen om te gaan.
De lessen en projecten van Esther Snelder,
Maarten Lok, Fons van Tienen en Simone
Ettekove hebben de meeste indruk gemaakt.
Bij Snelder: als speler in het moment zijn. De
oprecht heid in het spelen opzoeken. Bij Lok:
het zoeken naar fysieke personages en altijd
weten wat je doet op het toneel, ook als je niets
doet. Van Tienen: de improvisatielessen, het
aanspre ken van je fantasie en de grootsheid
ontdekken van je onderbewustzijn. Ettekove:
de schoonheid van tekst en mijn affiniteit ermee.
Als maker was de ontdekking van de Franse
theatergroep Royal de Luxe een grote ommekeer.
Beeldende, grootse, relativerende en lichtelijk
gestoorde voorstellingen. Waarbij je voelt: hier
zijn geen concessies gedaan, hier is alles uit de
kast getrokken en ik mag er deel van uitmaken.
De gezamenlijke belevenis van publiek, spelers,
makers, technici en productie die theater is,
vormt voor mij een grote drive om de zoektocht
van het maken elke keer weer aan te gaan.
Theater mag van mij niet iets vanzelfsprekends
en gewoons zijn. Je geeft een stukje van jezelf
aan het publiek en stelt je kwetsbaar op. De sfeer
van het repetitieproces – samen zoeken, maken,
gefrustreerd en gefascineerd zijn – wil ik delen
met het publiek. Opdat zij ook deel uitmaken
van die zoektocht. Omdat zij eigenlijk bepalend
zijn en onmisbaar om het echt te laten leven en
voortleven.
Theater dat bestemd is voor een kleine, selecte
groep mensen spreekt mij niet aan, het heeft
iets elitairs. Het wordt dan een self-fulfilling
prophecy die zich in een kleine zeepbel afspeelt,
ontoegankelijk; kunst die zichzelf dient. Theater
grijpt mij als je de kwetsbaarheid van spelers en
makers kunt zien. Als het zich niet verheft boven
het publiek en niet ontkent dat er voor de avond
van de voorstelling een hele reis heeft plaats gevon-
den. Ik wil dat mijn verbeelding aangesproken
en geprikkeld wordt door de kracht van de
suggestie. Zonder te proberen er meer van te
maken dan het is, namelijk theater met echte
mensen die fysiek niet écht horizontaal naar de
wolken kunnen klimmen maar je daar wel even
in doen geloven.
Mime Opleiding /
Een korte ontmoeting bij een
kassa in de supermarkt. Een
oprechte glimlach tegenover een
afwezige blik, pinnige gebaren
tegenover een ingezakte rug, een aarzelende stem,
strak naar achter gekamde haren, een blouse
met een verse koffievlek. Instinctief maak je een
ruwe som van wat al die indrukken bij elkaar
waarschijnlijk zullen betekenen. Het lijkt meer
op schatten dan op rekenen.
Een fotograaf zet het bewegende plaatje even stil
in zijn foto. Opeens is er overzicht. Nu de pinnige
gebaren niet meer afleiden, zie je de handen en de
trouwring die net een beetje knelt, je kijkt nog
eens goed naar de afwezige blik en ziet dat ze
loenst.
Ik zet mijn personages op de vloer ook graag
stil. Ik zet ze stil en ga op zoek naar de kleine
dingen die overblijven. Een houding of een blik,
het mo ment voor de actie. Ik zoek dat wat we
normaal gesproken overslaan of over het hoofd
zien.
Een belangrijk onderdeel van mijn werk is het
naar mensen mogen kijken, echt kijken. Inzoom-
en tot aan een kloppende ader op het voor hoofd.
De details die dan overblijven laten iets van onze
kwetsbaarheid zien, ze tonen onze onhebbelijk-
heden en ons onvermogen, onze onhandigheid.
In de onbeholpenheid ligt voor mij iets menselijks
verborgen, daarin ligt voor mij de ontroering.
Ik heb stage gelopen in Klep van Boukje
Schweigman (Festival aan de Werf 2003),
in ’t Achterom van Growing Up in Public en
de Mime Opleiding 2004), in Ruim van Boukje
Schweigman (Festival Boulevard 2004), in
Roadmovie, een eigen voorstelling in samen-
werking met Daan Bakker (Over ’t IJ 2005) en in
Kalinka van Alexander Broeder (Het Gasthuis
2006).
Ik ben gefascineerd door de
wereld tussen beweging en
theater; om intentie en emotie
uit te drukken in fysicaliteit.
Het is een wereld vol verrassingen waar je dicht
bij jezelf moet staan en vooral in het moment
moet zijn. Dit maakt een stuk, alhoewel het een
vaste structuur heeft, een plaats waar een nieuwe
realiteit kan ontstaan.
In het theater dat ik wil maken ga ik uit van mijn
intuïtie. Het moment geeft de antwoorden. Ik heb
de behoefte om de beelden die ik in mijn hoofd
heb een plek te geven, om ze tot leven te wekken
en er betekenis aan te geven. Of andersom, om
mijn inspiratiebronnen een onvoorspelbare vorm
te geven. De absurditeit, de tegenstrijdigheid van
onze tijd inspireert me zeer, het poëtische van het
leven, de hoop, de nostalgie, de zoektocht naar
geluk en hoe dat allemaal gerelateerd is aan onze
individuele perceptie.
Ik kom uit Bolivia en Brazilië, het eerste een
land vol pijn maar ook vol magie, het tweede
vol van energie, kleuren en spiritualiteit. Dat
beïnvloedt mij zeer. Ik studeer in Nederland, een
‘georganiseerd’ land, zo’n andere cultuur dat het
mij een tegenwicht biedt.
De eerste twee jaar op de mimeschool ben ik
twaalf kilo aangekomen! Of er een connectie is
of niet weet ik niet, maar die twee eerste jaren zat
ik in een roes: een opeenstapeling van informatie
en van het recyclen van alles wat niet meer nodig
was. Bijvoorbeeld de festivals gaven mij een hoop
kracht, visie en inspiratie.
De twee laatste jaren kwam ik terug op mijn
normale gewicht. Vele leraren waren een
essentiële eyeopener voor me, zoals Martin Lok,
Marlies Heuer, Marcelo Evelin, Jan Langedijk,
Loes van der Pligt, Esther Snelder en Irene
Schaltegger. De ontwikkeling werd kleiner,
maar ging dieper. Enerzijds fysicaliteit in het
spel, anderzijds intentie, en vooral oprechtheid.
Ik denk dat dat het middelpunt is waar alles
naartoe leidt. Ik heb vaak gehoord dat ik een
gepassioneerde speler ben met veel energie; dat is
leuk maar nu kan ik er ook richting aan geven.
Mijn grote zoektocht is – en ik denk dat het dat
altijd zal zijn – hoe een vorm te vinden die repre-
sen teert wat ik bedoel en die toch verrast, je raakt
maar op hetzelfde moment weer is verdwenen.
Hoe vaak heb ik mijzelf niet gevraagd: ‘Wat doe
ik hier in deze lelijke studio op zo’n prachtige
dag?’ En dat is theater voor mij, de vergankelijk-
heid ervan.
Mime heeft de kracht van de oneindige deuren
naar de verschillende mogelijkheden van een
theatertaal. Het is ook een manier van denken.
Het gaat niet alleen over fysieke acties. De manier
waarop door een ruimte wordt bewogen laat
een manier van denken zien. De intentie en de
muzikaliteit ervan.
Theater is voor mij een communicatiebron en een
belevenis. Ofschoon ik vaak bij voorstellingen in
slaap ben gevallen, waardeer ik ieders zoektocht
zeer, omdat ik theater als een plaats beschouw die
meer werkelijk is dan de werkelijkheid. Waar het
is toegestaan om je verbeelding te openen.
Op school heb ik collega’s getroffen die ik als
parels beschouw. Die vind je niet zo vaak. Mijn
wens is op een of andere manier met hen samen
te werken. Maar vooral wil ik een kader vinden
voor mijn behoeften. Misschien eindig ik als een
rockster!
Vroeg of laat zal ik weer thuiskomen. Daar wil
ik aan deze principes werken. En een manier
vinden om Latijns-Amerika en Europa, die twee
verschillende maar elkaar aanvullende werelden,
te verenigen.
Ik heb stage gelopen in Klep en Ruim van Boukje
Schweigman (2003 en 2004), in Sud Achterom en
in Alice in Wonderland op Festival Oerol (2004
en 2005) en in La ignorancia bij Theater João
Paulo Segundo in Piaui, Brazilië.
Ik raak geïnspireerd door een
hoop dingen; dat kan fotogra-
fie zijn, films, muziek, mensen
of locaties. Ik raak ook geïn-
spi reerd door actuele gebeurtenissen en de
stand punten of houdingen van andere mensen
en groepen. Sanne van Rijn was mijn mentor
gedurende drie jaren van mijn studie, wat heel
inspirerend was. Ik heb veel van haar geleerd.
De ontmoeting met installatiekunstenares
Germaine Kruip was voor mij een bewustmaken-
de ervaring. Zij leerde me hoe je gebruik kunt
maken van wat er al is voor je begint te werken,
ze leerde me de mogelijkheden te zien in de ruimte
en de situatie waarin je werkt en ze leerde me om
de informatie te gebruiken die je hebt over het
publiek, en hoe je daar je profijt van kunt doen en
erop kunt bouwen.
Door de studie heen heb ik de mogelijkheid gehad
58 / 59
Anne van Dorp
Ibelisse Guardia
Kenneth Homstad
Mime Opleiding /
om vele verschillende dingen te proberen, van het
spelen in de toneelversie van J.D. Salingers roman
Franny and Zooey, het meewerken aan abstracte
bewegingsstukken, het spelen in een installatie
in het Stedelijk Museum, tot het tonen van mijn
eigen werk op het Tweetakt Festival in Utrecht.
Ik zie mijzelf als een creatieve performer, een
performer die niet noodzakelijkerwijs onder een
regisseur hoeft te werken, maar naast hem, samen
op zoek in het werk. Als performer zoek ik altijd
naar oprechtheid en naar risico’s, voor mij zijn
dat de twee meest belangrijke aspecten tijdens
het spelen.
In veel lessen hebben we gewerkt aan fysiek
bewustzijn; fysieke training geeft mij het gevoel
onkwetsbaar te zijn, waar door ik mij kwetsbaar
durf op te stellen.
Ik zie de theatermaker als een soort journalist,
iemand die de realiteit in zich opneemt en haar
belicht vanuit zijn of haar standpunt. Ik denk
dat het belangrijk is in te springen op wat er nu
gebeurt, om het theater meer actueel te maken, als
een reflectie op de tijd waarin we leven. De wereld
en de maatschappij zijn constant in beweging
en in ontwikkeling, daarom denk ik dat theater
dat ook moet zijn. Beginnen aan een nieuw stuk
begint voor mij vaak als een soort experiment,
iets wat ik wil uitproberen. Ik denk dat elk thema
zijn eigen vorm verdient, en daarom dwing ik
mezelf bij elk nieuw project blanco te beginnen.
Als maker zoek ik naar kwetsbaarheid, het
menselijke in zijn puurste vorm, om het daarna
kleur te geven. Ik zoek naar tegenstellingen en
contradicties, en naar beelden die een onmiddel-
lijk effect hebben op de kijker. Ik ben gefascineerd
door de grens tussen werkelijkheid en fictie,
een thema dat steeds terugkomt in mijn werk.
In mijn voorstelling Hansel & Gretel wilde ik het
hebben over hoe mensen soms leven in iets dat
niet bestaat, dat je een idee of een façade kunt
opbouwen en daarin kunt geloven, totdat er iets
komt wat je daarmee confronteert. Dit probeerde
ik te laten zien door het gebruik van pantomime,
wat tegelijk een commentaar werd op de naam
van de school.
Met mijn stuk Rita De Bock werkte ik aan het
definiëren van de realiteit in het theater, vergele-
ken met de realiteit daarbuiten. Ik wilde zien hoe
ver ik kon gaan om de realiteit (‘het echte leven’)
binnen het theater te brengen. Daarvoor werkte
ik met een amateur, Rita De Bock, en liet haar
zichzelf spelen op het toneel. Rita De Bock gaat
niet zozeer over wie zij is, maar meer over wat zij
representeert.
Na de zomer ga ik aan het werk als acteur in Det
Norske Teatret in Oslo, en verder heb ik nog niets
gepland. Waar ik zal zijn weet ik niet, of het mijn
geboorteland Noorwegen wordt of Nederland of
ergens anders, maar hopelijk zal ik in staat zijn
om door te gaan met wat ik hier op school ben
begonnen.
Ik heb gespeeld in Klep en Ruim
van Boukje Schweigman (2003),
in I see a landscape van Germaine
Kruip (Stedelijk Museum 2004),
ik maakte en speelde in Sud Achterom van Don
Duyns en Jeroen Kriek (Festival Oerol 2004), en
ik maakte en speelde In between spaces voor het
Over ’t IJ Festival 2005, dat ook te zien zal zijn
op het Boulevard Festival dit jaar.
Soms is het leuk om te spelen met een grote fysie-
ke verandering, andere keren is het voldoende de
aandacht te vestigen op een bepaalde stemming
en dan het lichaam te laten volgen. Ik speel graag
met de relatie tussen lichaam en geest. Je bewust
zijn van de balans tussen spelen binnenstebuiten
en ‘buitenstebinnen’. Als je luistert is er altijd een
impuls, en dan moet je vooral je aandacht daarop
vestigen en volgen wat zich wil ontwikkelen.
Als maker begin ik gewoonlijk te associëren rond
een thema en het element dat al is gegeven, zoals
hoe de locatie en de situatie mijn thema kunnen
verrijken. Een voorbeeld is In between spaces, een containerstuk in Het Nederlands Mirakel op
het Over ’t IJ Festival. Hier ontmoeten twee
buitenlandse meisjes het publiek in hun inter-
pretatie van Nederland om hun begrip van de
Nederlandse cultuur te testen. Ik vind het leuk
om de vorm de inhoud te laten dienen. Een
speciaal moment in mijn opleiding was toen ik
begon te onderzoeken hoe ik geluidsinstallaties
kon maken als decor. Later volgde een diepere
zoektocht naar de connectie tussen lichaam, stem
en binnenwereld.
Ik ben speels in mijn werk. Ik houd ervan
beïnvloed te worden door zowel beweging als
stem. En dan is het een kwestie van luisteren,
geloven en ervoor gaan. Dan zal de wereld die je
ontmoet een hoop teruggeven.
Als maker vind ik het leuk een sfeer te creëren die
een startpunt vormt voor de communicatie tussen
performer en publiek. Theater is belangrijk omdat
het een ruimte is waar we elkaar ontmoeten om
een ervaring te delen die voor dat moment wordt
gemaakt. Wat wordt gedeeld zal van performance
tot performance verschillen, dus in die zin is het
uniek. Het is de ideale ruimte om verschillende
kunstvormen te laten samenkomen. Dit maakt het
mogelijk een vollere erva ring te cre ëren dan alleen
maar te spreken tot het verstand. Het verschilt van
andere kunst vormen omdat het gaat over hoe de
performer zichzelf gebruikt als middel, en in die
zin een brug vormt tussen de andere elementen die
worden gepresenteerd.
Theater is een reflectie op het leven, en de kiem
van het theater groeit door wanneer mensen reflec-
teren op hun individuele beleving van een stuk.
De kracht van mime is dat het een goede balans
heeft tussen technieken die je lichaamsbewustzijn
verrijken, en dat het dit bewustzijn gebruikt voor
diverse benaderingen van acteren. Deze training
maakt je nieuwsgierig om verschillende kanten
van je eigen expressie te onderzoeken. Uiteinde-
lijk beschik je als performer over een rijk arsenaal
aan middelen.
Ik houd van theater dat mij activeert. Het kan
een commentaar zijn op iets dat openingen biedt
voor nieuwe punten van reflectie, of theater dat
mijn zintuigen prikkelt om iets nieuws te ervaren.
Ik houd van theater dat eerlijk is. Een benadering
van een universeel thema opwerpen en het
actueel maken voor mensen. Ik houd niet van
theater waar ik de poging zie of voel. Het moet zo
eerlijk zijn dat je er gewoon in kunt meegaan.
In de toekomst zou ik graag theater maken waar-
in verschillende kunstvormen elkaar verrij ken.
Ik vind het leuk soms op locaties te werken die
al zijn geladen met een bepaalde sfeer. En het feit
dat je vaak een gevarieerder publiek hebt als je
op locatie werkt. Als speler houd ik van variatie.
Ik vond het ook heel leuk om te acteren voor de
camera, dus dat hoop ik vaker te mogen doen.
60 / 61
Line Husa
Mime Opleiding /
Mijn fascinatie met betrekking
tot acteren: elke keer opnieuw
beleven, dus elke keer weer echt
horen en echt zien, je weet dat
je het gaat horen, maar toch luister je: jezelf voor
de gek houden. Je hoeft het geen ‘voor de gek
houden’ te noemen, je kunt het ook respect voor
en verwondering over noemen. Verwondering
wordt over het algemeen gekoppeld aan nieuwe
dingen die we ervaren, terwijl je je ook kunt
verwonderen over iets wat je al kent, maar weer
opnieuw leert kennen. Ik geloof nog steeds dat
alles kan.
In de toekomst wil ik met interessante mensen
samenwerken, ik wil locatievoorstellingen spelen
en maken en met deze voorstellingen op reis gaan
over de hele wereld en verder.
Mijn sterkste punt is het mezelf voor de gek
houden, liegen…
Waarom ik theater maak? Het houdt me van de
straat.
Ik heb onder andere stage gelopen bij Boukje
Schweigman, Suver Nuver, Menno Vinke en
Theun Mosk.
In een paar woorden zal ik
hier proberen te verwoorden
hoeveel vier jaar Mime
Opleiding voor mij heeft
betekend, mij heeft veranderd, mij heeft geleerd,
mij inzicht heeft gegeven, de intuïtie die ik kon
gebruiken, het vertrouwen dat ik ontving.
Als kind wilde ik al actrice worden. Ik had een
leraar op de basisschool die altijd verhalen
vertelde alsof hij James Bond was. Springend en
duikend door het klaslokaal kwam hij tot zijn
verhaal. Geweldig vond ik dat. Maar toen ik op
latere leeftijd de tekststukken ging bekijken in de
schouwburg, begreep ik daar niets van. Ik vond
het niet leuk. Was in de war: ik wilde toch spelen,
actrice worden? Dan moest ik dat toch goed
vinden? Maar ik vond de reacties van de mensen
in de zaal interessanter dan de eigenlijke stukken.
Jaren later kwam ik door toeval in aanraking met
theatergroep Unieke Zaken in Alkmaar. En kreeg
daar een fulltime baan als actrice aangeboden.
Daar maakte ik voor het eerst kennis met mime.
En ik was verkocht. Al doende leerde ik. Ik kreeg
van hen het advies ook eens bij de Mime Oplei-
ding in Amsterdam te gaan kijken. Toen ik de
eerste auditieronde binnenstapte, wist ik totaal
niet wat te verwachten. Maar al gauw kwam het
besef: dit is mijn school. De manier van theater
maken en het tot spelen komen voelde als de
manier die bij mij past.
Vol overgave, gretig en leergierig ben ik dan
uit eindelijk vier jaar geleden gestart met mijn
opleiding. Waar de nadruk vooral op het spelen
heeft gelegen. Ik denk en maak graag met iemand
anders zijn voorstelling mee, maar ben niet de
initiator.
In mijn derde jaar heb ik stage gelopen bij Orkater
en speelde mee in de voorstelling De Kortste Eeuw. Mijn rol was klein maar ik heb veel geleerd
door te kijken naar de grote theater man nen die
daaraan meededen. Nooit gedacht dat ik nog eens
een slotscène met Pierre Bokma zou spelen.
In de afgelopen vier jaar ben ik erin geslaagd mijn
eigen zuivere spelstroom te vinden. Heb ik mezelf
losgemaakt van zelfcensuur, waardoor ik zowel
de harde kanten als de zachte kanten van mijn
spel kan opzoeken. Ik kan in een kleine marge
veel spelen en ik vind het ook een uitdaging om
daarbinnen te zoeken, zowel met als zonder tekst.
Door wat ik de afgelopen jaren heb geleerd kon
ik echt spelen met een lange tekst. Als speler had
ik altijd al een aanwezigheid op het toneel maar
die is nu veel toegankelijker en opener, waardoor
de kijker meer ziet.
Ik houd van humor in stukken zoals in het werk
van Maarten Lok, Jetse Batelaan en Carver. De
lessen van Marlies Heuer vond ik een open baring.
Wat de toekomst gaat brengen, ik weet het niet.
Ik hoop veel en lang te kunnen spelen.
Als speler heb ik meegewerkt
aan Driftland van Ipso Facto
(Festival Oerol 2003), aan
Heroes van Space (Brussel
2004), aan NeScio van Rob List (2005) en aan
Toe vader drink van Jetse Batelaan (2005-2006),
waarmee hij de VSCD Mime Prijs 2005 won.
Vanaf dat ik weer met Jetse Batelaan samenwerk-
te in het kader van een startproject, voelde ik dat
ikzelf, het vakmanschap, het plezier en de over-
gave op hun plek vielen. Ik herinnerde mij mezelf
weer in de context van theater. Iets wat daarvoor
nog sporadisch en willekeurig aanwezig was,
alleen talent is niet genoeg. Ook hebben al mijn
fysieke tegenslagen gedurende de hele opleiding
me doen beseffen dat de mime een keuze is
waar je voor moet gaan mits je er genoeg aan
verknocht bent. Dat bleek ik te zijn. Het project
met Marien Jongewaard op school was zeker
een moment van zelfconfrontatie en het besef dat
theater overal ligt, als je er maar echt aan werkt
en er echt in gelooft. Dat alleen zorgt ervoor dat
je niet alleen tegen illusies zit aan te kijken.
Mijn kwaliteiten liggen bij mijn eigen durf om het
moment aan te gaan. Extremiteiten op te zoeken
zonder mezelf te verloochenen, en daarbinnen
subtiel en vet te kunnen zijn. Dit geldt zowel voor
mijn bewegings- als spelkwaliteiten, die overigens
los van elkaar zouden kunnen staan.
Het heeft mij lang dwars gezeten of theater eigen-
lijk niet vooral leuk is voor de mensen die zichzelf
zo graag willen laten zien. Ik voelde me soms wel
schuldig dat ik niet met zekerheid kon zeggen of
dit vak net zo belangrijk is als bakker of boer.
Maar ik ben er steeds meer van overtuigd dat
theater erg belangrijk is. Een mens heeft reflectie
nodig, spiegels om zichzelf te ontwikkelen.
Vooral in deze tijd, waarin alles zoveel keer
sneller gaat. Aandacht voor jezelf en anderen is
nodig om iets van mentaliteitsveranderingen te
veroorzaken. Essentieel, iets wat we moeten
blijven koesteren.
Ik hoop op een brede toekomst. Een toekomst
van spelen, maken en bewegen. Op locatie,
schouw burg en film. Mijn plannen die nu al vast
staan zijn locatietheater met Jetse Batelaan, bewe-
gen met Rob List en spelen met Dik Boutkan.
Mijn grootste fascinatie als
performer is op het toneel te
staan. Dat betekent niet dat ik
een pop ben. Het is het plezier
en het genoegen van daar te
zijn, en wanneer het idee van de
regisseur raakt aan mijn eigen fascinatie, dan
voelt het als op een goed feest. Als maker moet ik
62 / 63
Paméla Menzo
Tjebbe Roelofs
Toon Kuijpers
Fabián Santarcielde la Quintana
Mime Opleiding /
een ‘artistieke liefde’ voelen voor de performers.
Een werk moet altijd gepas sio neerd zijn. Ik ben
gefascineerd door beweging, ik hou ervan mensen
te zien bewegen, ik hou van lichamelijkheid, ik
hou van beelden in mijn werk, van visuele poëzie.
Als maker en als performer heb ik sterk de
neiging om beweging en spel op een organische
manier te combineren, gesteund door de nood-
zaak om iets te vertellen en een openheid naar het
publiek en de performers met wie ik speel of die
ik regisseer. Ik vind dat de performer het sterkste
element op het toneel moet zijn, de maker van de
fantasie/realiteit voor onze ogen.
Bijna als een soort manifest meen ik dat mijn
theater verantwoordelijk moet zijn, iets moet
communiceren, maar tegelijkertijd moet enter-
tainen, moet reflecteren, iets moet bevragen en
onderwijzen. Meer en meer word ik moe en bang
van de lege beelden die we in ons leven creëren,
het vermaak, en onze manier om dingen te
negeren die om ons heen en met onszelf gebeuren.
Het is voor mij noodzakelijk om op een theatrale
manier iets te vertellen.
Mijn theater moet collectief zijn, als een ritueel,
gepassioneerd, gevoelig, vol interne chaos en
orde, maar, het belangrijkste van alles, het moet
eerlijk zijn.
Het belangrijkste moment in de afgelopen vier
jaar speelt zich af terwijl ik dit schrijf. Het is mijn
afstudeerproject in Brazilië met mijn klasgenoot
en goede vriendin Ibelisse. Ik heb de mogelijkheid
om mijn werk te beginnen bij mijzelf, de echte
wereld, in een andere omgeving. En het is een
verbazingwekkende ervaring. Om na bijna vier
jaar terug te gaan naar mijn roots om een duet te
maken; om lessen te geven, om activiteiten te
coördineren in dit Theater João Paulo Segundo
bij Teresina, levert mij veel positiefs en fantas-
tisch op. Het bevestigt mijn manier van kijken en
maken en verdedigt mijn eigen theatrale stijl.
Waarom vind ik theater belangrijk? Ik weet het
niet; ik ben (nu) drukker met het zoeken naar
een antwoord op de vraag wat theater voor mij
betekent. Ik ontdek dat struggle een goed woord
is als antwoord; ik denk dat dat mijn motor is om
theater te maken. Theater betekent voor mij de
plaats waar je de worstelingen van het leven tot
een spiegel van reflectie kunt maken en zo onze
(moderne manier van) catharsis kunt bereiken.
De Grieken begonnen ermee, en ik denk dat er
niets is veranderd; het enige verschil is dat we nu
auto’s, vliegtuigen en gsm’s hebben.
De toekomst is al begonnen. Mijn toekomst is om
een manier te vinden om bruggen te slaan tussen
hier en daar, tussen Nederland en de rest van de
wereld, bijvoorbeeld Zuid-Amerika. Mijn erva-
ring in Brazilië bevestigt mij dat het mogelijk is
en het waard is om te doen. Er zijn zoveel uit-
blink ende mensen hier en daar, het is jammer ons
niet met ze te verbinden. Laten we de vliegtuigen
gebruiken en connecties leggen. Connecties zijn
belangrijk, in elk geval voor mij.
Stages als performer: Klep van Boukje
Schweigman, Some blond gave nightmares van
Sarah Ringoet, Eiland van Orkater in regie van
Ko van den Bosch, I hung my head van Gusta
Geleijnse en Sud Achterom van Growing Up
in Public en Festival Oerol. Onderzoeksstages:
Bestaansaarde van Guido Kleene bij Festival
Boulevard en Simon Says van Sarah Ringoet bij
hetveem theater.
50 / 51
‘Of je nu in het onderwijs werkt of het amateurtheater, een workshop geeft of een voorstelling maakt, je bent scheppend
bezig. Wij leren studenten dan ook niet hoe ze “lesjes” moeten geven.’ ‘De motor van het theaterdocentschap is je
persoonlijke inspiratiebron, dat wat je aantrekt
of fascineert in het theater’, meent Bruin Otten,
artistiek leider van de Opleiding Theaterdocent.
‘Wij zijn een brede opleiding en besteden aan-
dacht aan aspecten die variëren van spel en mime
tot ruimtelijke vormgeving. Spelen start bij ons
niet alleen vanuit de psychologie van een persona-
ge, maar ook vanuit het fysiek en de beweging als
taal. Ik zie een verwantschap tussen onze manier
van werken en de mime. Ook de mimespeler stelt
zich op als maker en is niet alleen een speler in de
zin van uitvoerder. Hij is als het ware zélf zijn
theatrale materiaal.’ Ook de aandacht voor
ruimtelijk vormgeven is belangrijk in de oplei-
ding: ‘Met beelden kun je immers net zoveel
zeggen als met tekst.’
Na een periode van artistieke vrijheid komt er in
het derde jaar van de opleiding meer nadruk te
liggen op theaterpedagogie en -didactiek. ‘Soms is
het een hele zoektocht om als aankomend docent
de juiste ingang te vinden bij een groep buiten de
opleiding, maar als het klikt geeft het studenten
een nieuwe impuls. Als het goed gaat schuiven het
artistieke en pedagogische in elkaar en gaan ze
Bruin Otten, artistiek leider
Opleiding Theaterdocent
***Artistiek
bevlogen en sociaal begaan
***
Als klein meisje fantaseerde ik
hoe het zou zijn om tussen de
zigeuners te leven of om de
dochter te zijn van een circus-
artiest. Mensen die rondtrokken en geen vaste
verblijfplaats hadden, vond ik fascinerend.
Het leek me een spannend leven met een enorme
vrij heid. Het overkoepelende thema van mijn
afstudeerplan heb ik dan ook Nomadisch/Sedentair genoemd. Ik zelf ben voortdurend in
tweestrijd: ik droom, ik zweef en ben rusteloos,
maar ik zoek ook structuur, rust en eenvoud.
Deze twee kanten uiten zich in het theater dat
ik maak: ik prop het toneel vaak vol, zowel met
spelers als met decor, attributen en muziek.
Als mij wordt gevraagd wat het volgende is wat
ik wil maken, is dikwijls mijn antwoord: ‘Ik wil
wel eens vanuit een lege ruimte werken’. Ik wil
graag theatermaken vanuit een simpel gegeven.
Er zijn momenten waarop me dat lukt. Waarop
ik met een simpel gegeven bijzonder theater
maak, waar mijn publiek zich over verwondert.
Ik verlang naar eenvoud, eenvoud als middel.
Ik wil van iets simpels, kleins, eenvoudigs tot iets
elkaar versterken. Studenten leren een koppeling
te maken tussen hun artistieke drive en de
didactiek waarmee je die op anderen overbrengt.
Het is een enorme uitdaging om de persoonlijke
uitstraling van spelers theatraal te maken. Dat
doe je door sterk met hen samen te werken. Niet
met de houding “jij moet dit doen, omdat dat in
de theatertekst zo staat beschreven”, maar door
de spelers opdrachten te geven die hen stimuleren
zélf materiaal aan te dragen.’
Sinds 9/ 11 en gebeurtenissen als de moord op
Pim Fortuyn en Theo van Gogh is engagement
een sleutelwoord op de opleiding. ‘Hoe reageer
je als aankomend theatermaker op dergelijke
gebeurtenissen? Wij hebben in het lesrooster
ruimte vrij gemaakt om ons te laten inspireren,
bijvoorbeeld door het multiculturele theaterpro-
ject Cordoba! of de documentaire Dans Grozny Dans van Jos de Putter over een jeugddansgezel-
schap in Tsjetsjenië. Als je artistieke bevlogenheid
koppelt aan een sociaal belang, ontstaat een link
met de actualiteit. Een venster op de wereld is
een belangrijk onderdeel van het vak van theater-
docenten, die in de beroepspraktijk immers met
beide benen in de samenleving staan. Het
zoge heten “community theater” neemt voor
studenten dan ook een steeds grotere plek in
binnen de opleiding.’
‘Tijdens de selectie voor de opleiding zoeken
wij mensen met theatertalent, die op basis van
bestaand materiaal nieuw materiaal kunnen
scheppen. Aan het slot van de opleiding moeten
studenten het vermogen hebben hun persoonlijke
fascinatie voor theater te vertalen naar de groep
waarmee ze werken. Op het moment dat een
student dát in de vingers krijgt, weet ik dat het
goed komt.’
Anita Twaalfhoven
bijzonders, iets groters komen. Dit theater komt
improviserend tot stand. Ik wil vanuit vrijheid
werken, mijn verbeelding en fantasie het werk
laten doen. Dramaturgie beperkt mij.
De theatertraining die ik dit jaar gaf aan jong-
vol wassenen heette Zij die bewegen, zij die stilstaan. Een theatertraining vanuit beweging.
We hebben het gedrag van de haastende massa
tegenover het individu geobserveerd en vervol-
gens een theatrale vertaling gemaakt naar de
studio. Mijn startpunt om tot theater te komen
is vaak het lichaam en de ruimte. Ik noem het
bewegingstheater, fysiek spel of mime. De mime-
lessen van Jan Taks vond ik inspirerend. Hij
laat zien dat je juist geen ballerina kunt zijn om
interessant over te komen op het toneel, maar dat
je je beter bewust kunt zijn van je gebreken en
die kunt inzetten als kracht. Neutraal, als jezelf,
bewust van de anderen en de ruimte om je heen.
Die manier van spelen en bewegen heb ik mijn
spelers tijdens die theatertraining geleerd en in
mijn afstudeervoorstelling ga ik daarop verder.
Ik wil mijn spelers niet leren hoe zij zo goed
mogelijk een bepaald personage spelen maar ik
wil hén laten zien, mooie mensen met wie wij ons
allemaal kunnen identificeren. Mensen die zowel
krachtig als kwetsbaar zijn.
Ik wil graag leren hoe ik de mensen met wie ik
werk kan neerzetten in hun kracht. Leren kijken
naar de mensen die ik voor me heb en met hen
samen eruit halen wat eruit te halen valt. Tijdens
het theaterpedagogiekproject in het tweede jaar
leerde ik dat ik bij spelers naar een innerlijke
spelmotor moet zoeken in plaats van hen techni-
sche aanwijzingen te geven. Het gebeurt me nog
vaak dat ik een mooie voorstelling in mijn hoofd
heb en die precies zo op het toneel wil zien.
Maar op de vloer ontstaan altijd veel interes-
santere dingen wanneer ik een open sfeer creëer,
mijn spelers betrek bij het maakproces en hen
de vrij heid geef om te spelen en te bewegen.
In het begin van de opleiding vond ik engagement
een erg vies woord. Ik klapte ervan dicht. Ik
dacht dat ik veel meer van politiek en de maat-
schappij zou moeten weten om interessant
theater te kunnen maken. Uiteindelijk heb ik
‘engagement’ als onderwerp gekozen voor het
schrijven van mijn vakessay. Het wordt mijn
slotwoord: ik geloof nu in mijn eigen engage-
ment. Het ligt zoveel dichterbij dan ik dacht.
Ik begin bij mijn persoonlijke fascinatie voor een
thema, vervolgens wil ik dat mijn spelers zich
daar ook mee kunnen verbinden. Ik wil dat het
over mij gaat, over mijn spelers, over het publiek
en over alle mensen buiten.
Mijn toekomstdromen verschillen per dag.
De ene dag wil ik in Amsterdam blijven; theater-
lessen geven, een voorstelling maken, een vorm-
gevingsproject geven. De andere dag wil ik
rond trekken: naar Roemenië, theaterprojecten
organiseren met zigeunerkinderen, een voorstel-
ling maken op Oerol. De diversiteit die de
opleiding biedt is erg aantrekkelijk. Ik wil van
alles wat. Maar na mijn afstuderen wil ik eerst
even rust. Dat betekent voor mij: fietsen door
Oost-Europa, waar ik vast ontzettend rusteloos
vandaan kom, vol inspiratie om allerlei nieuwe
theaterprojecten te beginnen.
66 / 67Opleiding Theaterdocent /
Floor Braber
***
Opleiding Theaterdocent /
In het theater dat ik maak, wil
ik vlees geven aan de scènes, op
het bombastische af. Ik houd
ervan extremen op te zoeken,
in ruimte- en muziekgebruik. Je moet als publiek
de voorstelling, de spelers en het verhaal als het
ware lijfelijk kunnen voelen, kunnen vastpakken.
En het moet jou vastgrijpen. Het liefst werk ik
met ensemblestukken, met zo veel mogelijk
mensen die elkaar op de vloer lekker in de weg
zitten. Die te dicht bij elkaar gaan staan en juist
gaan zitten waar het niet mag. Ze proberen bij
de groep te horen, maar voortdurend slaan ze de
plank mis.
Dit vak kun je sowieso niet alleen doen. Ik in elk
geval niet. Ik heb mensen nodig om mee te
praten, om met hen mijn concept te ontwikkelen.
Of ik nu een les geef in de Bijlmer of werk aan een
voorstelling met bejaarden, ik probeer er altijd
voor te zorgen dat de groep dezelfde verbinding
aangaat met het materiaal en dezelfde fascinatie
krijgt als ik. Daarnaast wil ik dat iedereen weet
waarom hij iets doet. Zo kan ik voorwaarden
creëren om tot spel te komen via wegen die we
van tevoren niet kunnen bedenken. Via magie.
In onze opleiding wordt veel gesproken over
‘medemakersschap’. Maar ik maak, ik regisseer.
Wel moet je de groep nog serieuzer nemen dan zij
zichzelf neemt. Zodat ook de spelers uiteindelijk
het thema of het stuk zo goed kennen dat ze met
een opdracht een stap verder kunnen dan jij
aanvankelijk in je hoofd had.
Ik houd van repertoire. Tijdens de opleiding zijn
onder andere Biedermann en de Brandstichters van Max Frisch, Partytime van Harold Pinter,
Oom Wanja van Anton Tsjechov en De Koning
Sterft van Eugène Ionesco langsgekomen. Van
dat laatste stuk maak ik nu mijn afstudeervoor-
stelling. Overal komen personages terug die met
oogkleppen op de realiteit proberen buiten te
houden. Terwijl dat hen op hilarische wijze steeds
maar niet lukt. Dat vind ik mooi: het beeld van
de zwoegende mens, die maar blijft proberen.
Hierbij zoek ik vaak een ‘groteske’ speelstijl op,
waarin alles uit balans is, onvolmaakt en niet in
harmonie. Zo hadden de stoelen in mijn Oom Wanja bijvoorbeeld geen zitting en waren ze
scheef afgezaagd, waardoor de spelers er sowieso
niet goed op konden zitten.
De theatergeschiedenislessen van Loek
Zonneveld hebben me zeer geïnspireerd: dat er
zoveel mensen zijn geweest die zulke prachtige
dingen in theater hebben gedaan! Pessoa heeft
bijvoorbeeld een gedicht geschreven dat precies
over mijn voorstelling gaat, fantastisch!
Na mijn afstuderen wil ik graag verschillende
dingen uitproberen. Er kan zoveel. Ik zou graag
een voorstelling maken met klasgenoten en met
de jongeren van mijn theatertraining. Van middel-
bare scholen ken ik alleen de schrikverhalen van
een klassikaal ‘nee’ als je vraagt een kring te
maken. Maar misschien moet ik dat ook maar
gewoon aan den lijve ondervinden en uitzoeken.
Zelf wil ik ook verder met spelen. Na vorig jaar
een voorstelling op de Parade, smaakt dat naar
meer.
Ik heb een sleutelhanger iets
kleiner dan een ei. Als je die
opendoet, zie je onder een
plastic bolletje een piepkleine
koe grazen in een groene wei, om hem heen
scharrelen wat kippetjes. Ze bewegen alsof dit
microboerderijtje echt leeft. Ik geloof dat naast
onze ‘echte werkelijkheid’ er nog veel meer werke-
lijkheden zijn: de illusie, de werkelijkheid van
onze fantasie en sprookjes. Theater is dé plek
waar we met deze werkelijkheden in aanraking
kunnen komen. Waar we heel even kunnen
verdwijnen in een andere wereld.
Dat vind ik ook zo fascinerend aan objecttheater.
Er zit geen leven in een object maar het kan
bezield worden en tot leven komen in theater,
de toeschouwer kan geloven in die illusie. De
spanning van de twee werelden die ontstaan
wanneer de speler en het bezielde object samen
op de vloer zijn, vind ik interessant. Zeker
wanneer het object de baas wordt over de speler
terwijl eigenlijk de speler met zijn techniek deze
situatie oproept. Dat is magisch.
Ik wil ‘de werkelijkheid’ niet vergeten of ontken-
nen, ik vind het juist belangrijk dat binnen de
fantasie een reflectie op de werkelijkheid blijft
bestaan. Het gaat er juist om na de voorstelling
weer met een andere, een nieuwe blik te kunnen
kijken naar de buitenwereld. Mijn voorstellingen
zijn misschien wel een fantasievolle en kleurrijke
aanvulling op een grijze wereld die heel erg aan
het verharden is.
Ik ben me aan het specialiseren in jeugdtheater
en heb me voorgenomen nooit meer iets anders
te gaan doen. Ik wil theater maken met, voor en
over jongeren. Ik vind het een fascinerend
proces dat ieder mens volwassen moet worden.
Hoe wordt de rups een vlinder? Of eigenlijk:
hoe wordt de vlinder een rups want vaak
betekent volwassen zijn: goede, verantwoorde,
rationele keuzes maken, de realiteit aangaan
(sprookjes horen daar niet bij) en niet meer
mogen dromen. Getver! Gelukkig is er theater!
Bij jongeren ligt alles nog open, alles is nog moge-
lijk. Dat vind ik boeiend. Niet dat de jongeren
met al die mogelijkheden bezig zijn; zij zijn
gewoon de puberteit en de middelbare school
aan het overleven. In mijn lessen wil ik dat de
jongeren zichzelf kunnen zijn. Ze mogen heel
veel en moeten veel minder. Hierdoor is het vaak
een prettige chaos. Op die manier ontstaat er een
goede open werksfeer waar veel ruimte is voor
spel. Door zo tussen de jongeren te zitten kan ik
het volwassenwordingproces, wat me zo boeit,
op de voet volgen.
Tot slot heb ik twee wensen voor de toekomst.
Ten eerste wil ik absoluut geen uitgeputte,
onge inspireerde docent worden. Ik wil mijn
maak mo tor draaiende houden door veel samen
te werken met andere makers en daarnaast zelf
te blijven spelen om mijn artisticiteit niet uit te
putten. Ik hoop een busje op de kop te tikken en
dat vol te laden met spullen om op straatfestivals
acts op te voeren en daarmee de toeschouwers
zich even te laten verliezen in een van mijn
sprookjes. Zodat ze er weer even tegenaan
kunnen.
Mijn afstudeervoorstelling
moet een caleidoscopisch geheel
worden, nam ik mij voor voor-
dat ik begon met maken. Een
magisch veranderend beeld waarin geluid en licht
een belangrijke rol spelen. Dat is gelukt! Ik heb
tijdens het vormgevingsproject in Frankrijk de
dynamiek van de ruimte ontdekt. Middernacht,
68 / 69
Maartje Ghijssen
Lianne Karel
Lenne Koning
Opleiding Theaterdocent /
in de bergen rende ik me in een performance rot
door weilanden, klom via een touw een muur
op, zette verschillende geluidsbronnen met
oerwoudgeluiden aan. Het publiek was getuige
en onderdeel van de nacht die tot leven werd
gewekt. Dat vond ik super. Ik dacht: ik wil dat
het publiek bij mijn afstudeervoorstelling, Groot en Klein van Botho Strauss, op net zo’n manier
wordt meegenomen. Via een dynamische reis met
een bewegend decor, waardoor het publiek zich
echt betrokken gaat voelen.
Groot en klein gaat over het zoeken naar hou-
vast, en wat te doen als je het niet vindt. Ik geloof
dat ieder mens houvast zoekt. En dat juist in het
ontbreken ervan de noodzaak ligt om risico’s te
nemen. Tijdens de opleiding ben ik meestal op dit
thema uitgekomen.
Tijdens het maken van theater probeer ik ook zelf
risico te nemen. Voor mij betekent dat springen;
het houvast aan de voorbereiding tijdens de
repetities loslaten en op zoek gaan naar wat ik
echt mooi vind. Kijken naar wie en wat je voor
je hebt, is volgens mij een van de belang rijk ste
dingen in theater. Misschien simpel gedacht,
maar niet makkelijk gedaan. Ik stel de sprong
vaak uit door er teveel bij te halen totdat ik door
de bomen het bos niet meer zie. En ook voor het
publiek wordt het zo ingewikkeld, omdat de
voorstelling dan niet meer communi ceert.
Maar, áls ik spring is het fantastisch! Bij het
lesgeven zorgen de leerlingen er wel voor dat
je snel gaat springen. Met bijvoorbeeld de
spanningsboog van pubers heb je niet eens de tijd
om lang na te denken. De workshop die ik aan
middelbare scholieren in Utrecht gaf, gebaseerd
op de western, was daar een goed voorbeeld
van: in een paar uur stonden er vijftien prachtige
cowboys in een kroeg die elkaar bijna de hersens
in sloegen! Ik zie doceren als een manier om tot
theater te komen. De kunst is op zoek gaan naar
wat de leerlingen prikkelt en uitdaagt, zodat ze
niet meer nadenken maar doen. Deze ervaring
had ik zelf in de eerste twee jaar bij de mimelessen
van Jan Taks. Heerlijk hoe je onbeschaamd
heel absurde dingen deed. Ik hou van spel met
overgave en met humor.
De Opleiding Theaterdocent is een brede oplei-
ding. Je leert zoveel uitgangspunten om tot
maken te komen, dat kiezen een belangrijke sport
wordt! Ik ben bezig met plannen voor een stage
in Nicaragua. Ik zou graag een dansvoorstelling
willen maken, samenwerken met klasgenoten,
projecten opzetten bij buurthuizen, een regie-
assistentie doen bij een inspirerende maker,
verder studeren. Ik heb heel veel dromen en
ideeën. Ik heb zin in wat er allemaal mogelijk is.
Dus, kiezen en ervoor gaan!
‘In het lokaal waarin we werken
kunnen we iets oproepen wat er
een paar minuten eerder nog
niet was. We laten het even
bestaan en stoppen er daarna weer mee. Dan is
het verdwenen.’ Dit schreef ik in mijn motivatie-
brief aan de opleiding die ik ongeveer viereneen-
half jaar geleden op de post deed. Nu, in mijn
laatste jaar, schrijf ik er weer over. Het vakessay
dat ik schrijf voor mijn afstuderen gaat over trans-
formatie. Het moment waarop de ene werke lijk-
heid overgaat in de andere. Ik vind het magisch
om deze overgang te zien en om te ervaren hoe
ik de illusie in word gesleurd. Ik weet dat wat
voor mijn ogen door de spelers tot leven wordt
gebracht niet echt is en toch ben ik helemaal
bereid mee te gaan. Ik geloof wat ik eigenlijk niet
kan geloven. Dat is theater.
Ik ben opgeleid tot theaterduizendpoot. Al is
duizend poten natuurlijk wel wat veel. Ik ben in
elk geval op een aantal verschillende gebieden
getraind. Vooral op de verbindingen tussen de
verschillende componenten waaruit een voor-
stel ling bestaat: spel, tekst, beweging, geluid,
muziek, vormgeving, licht…
Het vertellen van een verhaal rust wat mij
betreft niet alleen op de schouders van de speler.
Wanneer alles ondergeschikt wordt gemaakt aan
bijvoorbeeld de tekst, blijven er mogelijkheden
onbenut. Dat is jammer want er zijn nog zoveel
andere manieren om het publiek iets te vertellen.
Als theatermaker is het handig de mogelijkheden
in en tussen alle componenten te zien en te
gebruiken. Helemaal wanneer je met amateurs
werkt. Met hen ben je vaak op zoek naar houvast
voor hun spel. Dit houvast kan ook juist zitten in
de verbinding van de speler met de vormgeving.
Het zoeken is naar het moment waarop meerdere
componenten op elkaar in gaan werken en een
plus een ineens drie is.
Via oude Griekse stukken, Antigone van
Sophocles en de Bacchanten van Euripides in mijn
tweede jaar, ben ik inmiddels terecht geko men
in wat minder metaforische situaties. Allemaal mus, mijn derdejaarsvoorstelling, speel de zich af
in een bejaardentehuis zoals ik dat ken van mijn
oma. Mijn afstudeervoorstelling In afwachting verblijven wij gaat over een opvangkamp voor
vluchtelingen zoals ik die ken van televisie.
Ik maak dit stuk naar aanleiding van het boek
Het Respijt van Primo Levi. Het beschrijft zijn
thuisreis van het kamp in Auschwitz naar huis in
Italië. In zijn nawoord noemt Levi de reis zelf
‘eindeloos lang, onvoorzien en onzinnig’. Hij en
honderden andere Italianen maken een absurde
omweg, ze reizen van hun doel af en komen
diep in Rusland terecht. Dit vind ik een mooi
gegeven. In In afwachting verblijven wij schets
ik het portret van een groep vluchtelingen die al
maandenlang zit te wachten op een trein die hen
naar huis kan brengen. Maar de hoop op de
thuis reis begint langzaam weg te ebben. De perso-
nages in mijn voorstelling zijn allemaal op zoek
naar een zinnige bezigheid om hun eindeloze
dagen te vullen.
Míjn zinnige bezigheid is theatermaken. Zinnig
alleen al omdat het zo’n traag en inefficiënt ge beu-
ren is. Dat kunnen we wel gebruiken, vind ik.
Voor volgend jaar staan er tot nu toe twee voor-
stellingen op de planning. De ene maak ik deze
zomer in Zimbabwe, de andere komende winter
in Groningen.
De afgelopen jaren heb ik op de
vraag ‘Wat doe je?’ bij wijze
van antwoord een vast riedel-
tje ontwikkeld. ‘Ik doe de
Opleiding Theaterdocent. Dat betekent dat ik
word opgeleid om theater te maken met amateur-
spelers.’ Dat laatste zinnetje moet erbij, want de
mensen moesten eens gaan denken dat ik word
opgeleid tot dramadocent, tot juf. Hallo… Ik ben
iemand met een artistieke visie, ik maak, ik ben
een kunstenaar. Toch?
70 / 71
Eva Zanen
Jansje Meijman
Opleiding Theaterdocent /
‘Toch?’, want toen ik in mijn derde jaar ging
lesgeven bleek dat niets meer te maken te hebben
met dat ene zinnetje dat mijn kunstenaarsschap
moest bepleiten. Leerlingen zouden iets van mij
leren; dat ik zelf ook nog iets uit die lessen zou
halen, kwam niet in mijn gedachten op. Op die
manier was lesgeven niet altijd even leuk. Inmid-
dels zie ik ook lesgeven als ‘theatermaken met
amateur-spelers’.
Omgekeerd doe je dat automatisch. In een maak-
proces met amateur-spelers train je ze. Dat maakt
het nou net zo leuk. Díe spelaanwijzing geven
waardoor een speler precies doet wat je bedoelt,
geeft een kick. Het mooiste is dat het vaak heel
praktische aanwijzingen zijn: ‘Je wilt hem aan-
raken maar er staat een fucking dranghek voor!’
werkt duizend keer beter dan ‘Speel maar een
joelende fan’. Op de opleiding leer je heel goed
kijken naar wat er concreet ís en wat je nodig
hebt om te vertellen ‘waar het jou om te doen is’,
in de woorden van docent Bruin Otten.
Een docent zei me eens: ‘Jij wordt je spelers.
Ik werk het beste als ik mij onderdeel voel van
de groep waarmee ik werk. Een man tussen de
mannen (ondanks hoge hakken en rokje) een
überpuber tussen de pubers (de beste categorie
mensen en spelers).
Hierom en door mijn fascinatie voor interdisci-
plinair (video)theater, zou ik graag een theater-
werkplaats beginnen waar niet alleen amateur-
spelers maar ook amateur-licht-, geluid- en
cameramannen voorstellingen kunnen maken.
Ik wil interdisciplinaire theaterfamilies creëren
die samen theatergroepje spelen.
Op de opleiding hebben de projecten die vanuit
dit principe werkten mij dan ook het meest
gefascineerd. Met name het vormgevingsproject
in Frankrijk in het derde jaar, waarbij vanuit
ruimtelijke vormgeving theater werd gemaakt, en
het videotheaterproject in het vierde jaar waren
voor mij grote inspiratiebronnen. De aandacht
die de opleiding aan vormgeving besteedt, was
ook wat mij indertijd voor deze opleiding deed
kiezen. Ik ben een vormvrouw.
Ook inhoudelijke thema’s kies ik vanuit de vorm.
Vormen waarmee onze wereld is doordrenkt,
zoals handjes schudden, flirten, met bestek eten
of cool doen, probeer ik door middel van een
nieuwe theatrale vorm van hun normaalheid te
beroven. Opdat mijn publiek de wereld even niet
voor lief neemt en er een paar vraagtekens bij zet
of er een vernieuwde blik op loslaat. Deconstruc-
tie om de constructie waarin wij mensen leven
bloot te leggen.
Dit is ook wat ik in mijn afstudeervoorstelling wil
gaan doen, uitgaande van het thema ‘kantoor’.
Met de spelers wil ik vanuit een stuk en heel veel
nietmachines, typemachines, kantoormeubilair,
A-viertjes en koffie, sloten koffie, materiaal gaan
maken voor een montagevoorstelling. Omdat ik
er een half jaartje langer over doe, is deze te zien
in december 2006.
50 / 51
Regieopleiding
***Schurkend
tegen tradities en vakmanschap
***‘Ik zoek de gulden middenweg tussen kunstenaarsschap en vakmanschap. Daarbij is het de vraag wat je al dan niet kunt leren.
Zo betwijfel ik of “kunstenaar zijn” te leren valt.’‘Kunstenaarschap zit in je of niet. Maar je kunt
het wél ontwikkelen. Vakmanschap is de basis
waarmee je talent tijdens de opleiding handen en
voeten geeft’, zegt Jappe Claes, artistiek leider
van de Regieopleiding. Hij hamert sterk op een
eigen visie op theater bij zijn studenten. Wie een
plek wil bemachtigen op de Regieopleiding moet
minstens 21 jaar zijn en een zekere bagage met
zich meedragen.
‘Kunstenaarschap manifesteert zich door al
schurkend tegen tradities en vakmatige vaardig-
heden een eigen handtekening te zoeken. Je begint
niet direct met de vraag “wat zullen we met
Tsjechov doen?” Daaraan gaat de vraag vooraf
wat Tsjechov, Shakespeare of Büchner met óns
doen. Als je de ontwikkeling volgt van schilders
als Kandinsky of Mondriaan, zie je dat ze aan het
begin van hun carrière ook traditionele portret ten
schilderden. Je moet je vak goed kennen voor-
dat je daarmee uiting kunt geven aan een eigen
wereldbeeld.’
De Regieopleiding, de enige in zijn soort in
Neder land, werkt met kleine groepen van zo’n
vijf studenten per jaar. ‘Het onderwijs is minder
klas sikaal dan bijvoorbeeld op de acteursoplei-
ding en iedere student legt een individueel traject
Jappe Claes,artistiek leider
Toen ik psychologie studeerde,
van 1997 tot 2001, maakte ik
veel theater. In die tijd was ik er
altijd een beetje bang voor een
leven van twaalf ambachten en dertien ongeluk-
ken tegemoet te gaan, omdat ik zoveel tegelijker-
tijd deed, maar niets echt. Op de Regie opleiding
kwam ik erachter dat dat beetje van alles juist
heel goed van pas kwam. Ik begon bijvoorbeeld
langzaamaan steeds meer gebruik te maken
van mijn fascinaties voor taal en hoe taal zich
verhoudt tot beeld en geluid. Later ging ik meer
zelf schrijven. Mijn voorstellingen veranderden
van psychologische miniatuurstudies in opener
voorstellingen die vormbewust en muzikaal zijn.
Een bepalend moment in die ontwikkeling was
het muziektheaterproject in het tweede jaar. In
dat project maakte ik een etude naar aanleiding
van Andromaque, waarin ik op zoek ging naar
de muzikale kracht van de teksten van Racine.
In een discussie met de projectleider, Javier Lopez
Piñón, ontdekte ik dat de teksten van Racine
weinig subtekst hebben; Frans-classicistische
personages zeggen precies wat ze voelen en
denken. In mijn enscenering liet ik de acteurs
schakelen tussen zeventiende-eeuwse gestiek en
stilstand. Ze speelden twee verhalen tegelijker-
tijd, dat van de personages en dat van twee jonge,
getraumatiseerde mensen. In zo’n vorm zeggen de
personages juist niet precies wat ze denken of
voelen. Zo ontstonden er twee stukken op basis
van een en dezelfde tekst. Toen is mijn fascinatie
voor opvoeringstradities en het vrijelijk citeren
van conventies aangewakkerd. Mijn focus
verschoof van de kleine naar de grote ruimte.
De afgelopen anderhalf jaar heeft de opleiding
zich voor mij dan ook voornamelijk in de grote
zaal en op locatie afgespeeld. Mijn stage als regie-
assistent en dagregisseur bij de opera L’Europe Galante van Javier Lopez Piñon in Frankrijk gaf
me inzichten op juist dat vlak, want: hoe krijg je
zo’n heel apparaat één kant op gestuurd? Ook
mijn stage bij Madame de Sade van Krzysztof
Warlikowski, die thematische en vrij eclectische
montagevoorstellingen maakt, ging over het
zoeken naar bewustzijn van vorm, een vrije,
bijna citerende omgang met het materiaal en de
tekentaal van de grote ruimte.
Die vrije benadering probeer ik ook te gebruiken
bij het regisseren van eigen teksten. Ik wil daar in
wezen mee omgaan zoals ik met teksten uit het
repertoire zou omgaan. Gaandeweg de opleiding
heb ik me meer en meer gericht op de combinatie
van schrijven en regisseren. In eerste instantie
was ik bezig met het bewerken van materiaal
van bijvoorbeeld Shakespeare en Aischylos.
Op basis van dat materiaal en eigen thema’s
ben ik monologen en dialogen gaan schrijven,
op zoek naar een oorspronkelijke, eigenzinnige
taal. Later durfde ik meer los te gaan staan van
de sterke basis die die meesters hadden gelegd
om verder te graven naar mijn eigen stijl en
boodschap. Ik geniet van de afwisseling tussen
het werken aan teksten uit het repertoire en aan
eigen stukken. Het zorgt er ook voor dat ik met
meer afstand mijn eigen teksten kan regisseren,
in plaats van in een valkuil te lopen door louter te
regisseren wat ik heb geschreven.
Regisseren betekent voor mij vooral het bevredi-
gen van de behoefte om scheppend bezig te zijn.
Maar ik selecteer mijn materiaal meer en meer
aan de hand van de maatschappelijke relevantie.
Theatermaken maakt het mogelijk individuen te
confronteren met hun relatie met de maatschap-
pij waarin ze leven en het kader van de geschiede-
nis waardoor ze worden gevormd. Daar zitten
voor mij zowel de ontroering als de woede: zien
hoe mensen proberen te bestaan en zichzelf
proberen te verwezenlijken in een wereld die zo
groot, onoverzichtelijk en moeilijker te begrijpen
is. Ik denk dat een goede voorstelling momenten
van wezenlijkheid, authenticiteit en schoonheid
kan creëren. Met andere woorden: momenten
waarop je je bestaan bevestigd voelt, doordat
je jezelf herkent. En die momenten zijn nu eens
troostend in een confronterende vorm en dan
weer confronterend in een troostende vorm. Dat
contrast, en hoe dat te bewerkstelligen in de grote
zaal, heb ik als basis genomen voor mijn laatste
twee voorstellingen op school.
In de komende twee seizoenen ga ik regisseren en
nieuwe stukken schrijven bij onder andere Het
74 / 75/ Regie Opleiding /
Thibaud Delpeut
af.’ In het basispakket wordt aandacht besteed
aan dramaturgie, tekstanalyse, ruimtelijke vorm-
geving, muzikaliteit van de taal en de vraag wat
je als regisseur al dan niet tegen een acteur moet
zeggen.
‘Op een gegeven moment wordt datgene wat
een student nodig heeft om zich verder te ontwik-
kelen sterk van hemzelf afhankelijk. De ene keer
is dat een gespecialiseerde workshop, een andere
keer een stage in de beroepspraktijk.’
Aan de opleiding zijn dramaturgen verbonden
zoals Janine Brogt, Hana Bobkova en Rezy
Schumacher en een keur aan bekende regisseurs
onder wie Ivo van Hove, Pierre Audi, Gerardjan
Rijnders en Luk Perceval. ‘Ik zoek aansluiting
bij de actualiteit van het theater.’ De laatste tijd
mist men in de theaterwereld jonge regisseurs
voor de grote zaal en de Regieopleiding wil hierin
voor zien. ‘Onder auspiciën van de school kunnen
studenten stage lopen bij grote gezelschappen,
waar ze als regieassistent of schrijver ervaring
opdoen en de fijne kneepjes van het vak leren.
Theatermaken in de grote zaal verschilt hemels-
breed van kleinschalig theater en op school
missen we de ruimte om die vaardigheden in
prak tijk te brengen. Maar ook het grote toneel-
reper toire vraagt om een nieuwe generatie
regisseurs.’
De Regieopleiding probeert ook nauw contact
te houden met andere opleidingen, vooral de
acteurs opleiding. ‘Mijn stelling is dat generaties
met elkaar moeten opgroeien, om het gezicht van
het theater van de toekomst te bepalen. De aan-
sluiting met de praktijk zie ik als een verhouding
tussen meester en gezel. Het is de verantwoorde-
lijkheid van gezelschappen als het ro theater,
Het Nationale Toneel, de Theater compagnie
of Toneelgroep Amsterdam om hun ervaring
door te geven aan jonge theater makers. Wij zijn
tenslotte de hofleveranciers van de generatie van
de toekomst.’
Anita Twaalfhoven
***
Regieopleiding /
Regieopleiding /
Nationale Toneel. Zo wil ik verder werken aan
mijn eigen handschrift voor de grote zaal.
Tijdens mijn studies Duitse en
Engelse literatuur en taalkunde
in Gent, waar ik vandaan kom,
begon ik theater te maken. De
afgelopen jaren studeerde ik in Berlijn, Wenen
en Amsterdam. Ik maakte in Theater Gasthuis
de voorstellingen Regels voor het paradijs en Vincent Van Gogh: Leven en Werk en volgde
stages bij Johan Kresnik in het Volkstheater Wien
en bij Theu Boermans bij de Theatercompagnie.
Daarnaast beschreef ik twee toneelreizen in
Theaterschrift Lucifer. In mei studeerde ik af
met een interpretatie van Vondels Adam in Ballingschap op locatie in de Hortus Botanicus
van Amsterdam.
Momenteel werk ik samen met Sarah
Moeremans, die vorig jaar afstudeerde, in
Gent aan de fAction-voorstelling Op naar Scandinavië! Deze voorstelling is eenmalig te
zien in Gent, op 31 juni 2006. Volgend seizoen
werken we samen verder, onder andere in de
Veenfabriek in Leiden aan Zieke Zielen en in
het Gasthuis. We willen dan gebruikmaken van
documentairemateriaal en repertoire voor het
creëren van een eigen theatertaal. In mijn voor-
stel lingen recycleer en demonteer ik graag
‘bekend en versleten’ materiaal, zoals teksten
en cultuuriconen. Ik bezoek de grenzen van het
verwoordbare en houd van complexiteit, nuance
en ambivalentie in beeld en geluid.
Uittreksel uit het ABC van Joachim Robbrecht:
Albert Heijn: Het ordinaire boodschappen doen
is interessant omdat ik er het spectaculaire kan
observeren: kostuums, gezichten, emoties, ritmes
van bewegen, dialogen. Het wordt echter slechts
interessant in combinatie met museumbezoek of
theaterbezoek, dat de handleiding geeft om van
het Albert-Heijnbezoek een spektakel te maken.
Ambigu: De meest fascinerende tekens, beelden
en boodschappen zijn ambigu. Ze verleiden
de wantrouwige geest. Ze doen twijfelen.
Ze ont vluchten of ondermijnen het politieke veld
en ze inspireren de spelende mens.
Gogh, Van: Zie Vondel.
Maaiveld: Het hoofd tegen beter weten in boven
het maaiveld uitsteken, een experiment.
Snel weer vluchten naar een ander land?
Publiek: De lichten in de zaal aandoen om de
mensen in het gezicht te kunnen kijken, eventueel
met liefde. Het publiek als een dorp onder de
preekstoel denken en de harten veroveren.
Of de lichten uitdoen en samen in het donker
bang worden.
Repertoire: Het klassieke repertoire is een bron
van inspiratie, een veld vol materiaal om mee aan
de slag te gaan. Misschien is de houding van een
patholoog-anatoom de juiste om dit materiaal
onder handen te nemen?
Rituelen: Ja, theater is ook het uitvinden van
nieuwe fantasierituelen met ceremoniële
handelingen en voorbij dansende allegorieën
en spreekwoordelijk vuurwerk.
Ruimtes: Verborgen ruimtes en situaties
opzoeken. De dwang die een donkere doos of
een lijsttheater uitoefenen in vraag stellen of
bevechten of, een andere mogelijkheid, uitwijken
naar een monumentale locatie.
Sterven: Lange grote schrikwekkende sterfscènes!
Ja!
Spiegels: De hele wereld spiegelt zichzelf in
nieuwe media, manipuleert zichzelf, experimen-
teert in en aan zichzelf in een soms vrolijk en
soms treurig spel. Fictie en realiteit spiegelen zich
aan elkaar. De grens vervaagt in een duizeling-
wekkende spiegeling. Ik word er ziek van en dans
toch graag en vlijtig mee. Oooh danse macabre!!
Vondel: De voorstellingen die ik in het laatste
jaar maakte (Van Gogh: Leven en Werk en Adam in Ballingschap) zijn ontstaan aan de hand van
mijn fascinatie en onwetendheid over deze twee
kunstenaars. Het zijn complexe en boeiende
figuren die dikwijls commercieel uitgebuit
worden of stijf worden ontvangen maar met
wiens werk je wel een intieme relatie kunt
opbouwen. Ze verdienen veel aandacht; hun
leven en werk vertelt veel over de Nederlandse
mentaliteit anno toen en anno nu.
Zaal: De hele grote zaal liever dan een klein
toilethokje maar ik doe ‘het’ overal, of men dat
nu wil of niet.
Iemand merkte laatst op dat
kleine kinderen die een huis
tekenen, bijna allemaal een-
zelfde soort huis neerkrabbelen.
Een vierkant met een driehoek erop. Het bijzon-
dere daaraan is dat veel van die kinde ren nog
nooit een huis met een puntdak hebben gezien.
Wat ze tekenen is een aangeleerd symbool en geen
persoonlijke registratie van de werkelijkheid.
Voordat ze huizen tekenen, krassen kinderen
gewoon krabbels op papier en als vriendelijke
volwassene vraag je dan wat ze getekend hebben.
Het kind denkt even na en verzint ter plekke
iets. Maar waarom moet het zo nodig iets
voorstellen? Wat is er minderwaardig aan een
vrije en oor spronkelijke krabbel? Kan dat niet
een op zich zelf staand iets zijn?
Tijdens mijn stage bij Dogtroep raakte ik gefasci-
neerd door het gegeven dat zij niet direct op zoek
zijn naar een Betekenis. Alles kan een uitgangs-
punt zijn voor theater. Een voorwerp, een gebaar.
En dan niet gedacht vanuit de functio naliteit
ervan. Een schroefje hoeft niet per se de functie
van een normale schroef te hebben. Dit ervoer
ik als een heel vrije manier van denken. Een open
blik op alles. ‘Wat is interessant’ in plaats van
‘Wat is logisch’.
Op meer vlakken heb ik tijdens mijn opleiding
nieuwe inzichten verworven. Ik vond het prettig
om te experimenteren met mensen van andere
opleidingen en met andere disciplines. Ik heb
gewerkt met zangers, acteurs, dansers, muzikan-
ten, art directors… Die samenwerking was voor
mij erg inspirerend en vruchtbaar. Ik vind het
belangrijk dat mijn horizon breed is en dat mijn
fantasie steeds verder openbreekt. Het is goed
als andere mensen je vanuit een andere discipline
nieuwe inzichten bieden.
Vervolgens moet je de vertaalslag maken naar
theater. Ik hou het meest van theater als ik het
gevoel heb dat het op geen enkele andere manier
gebracht had kunnen worden. Veel toneelstukken
hadden prima als film gemaakt kunnen worden,
of als literatuur tot ons kunnen komen. Theater
is hier en nu.
76 / 77
Joachim Robbrecht
Thallulah Schwab
Regieopleiding /
Het mooiste theater gebruikt de tekst om tot een
belevenis te komen die uniek is. Het maakt de
ruimte tot onderdeel van de vertelling en gebruikt
het feit dat er publiek aanwezig is, in plaats van
het te negeren. Theater dat dit allemaal links laat
liggen is gedoemd te sterven, omdat het dan een
achterhaalde kunst is.
Ik vind dat je de middelen die je tot je beschikking
hebt ten volle moet gebruiken.
Zelf kan ik niet wachten tot de dag dat ik een
stuk mag regisseren in een grote zaal. Ik heb
sterk het idee dat waar ik mee bezig ben zich daar
bij uitstek voor leent. Niet dat dat het enige is
wat ik nastreef. Ik wil ook stukken in kleinere
zalen maken; het intieme karakter en het directe
contact met het publiek spreken me ook erg
aan. Het meest concrete plan dat ik heb voor
de toekomst is een bewerking van Het Slot van
Kafka, waar ik een waanzinnige voorstelling van
ga maken. Hopelijk zo snel mogelijk.
‘De kleinkunst in de prak tijk heeft de neiging te pleasen en te commerciali seren, terwijl de toneelwereld soms nogal in
zichzelf is gekeerd. Ik streef ernaar om van de kunstenaar meer een artiest te maken en van de artiest meer een kunstenaar.’De acteursopleiding is vijf jaar geleden samen-
gegaan met de kleinkunstopleiding en artistiek
leider Ruut Weissman is enthousiast. ‘De com-
bi natie toneel en kleinkunst pakt heel goed
uit’, vindt hij. ‘De genres teksttoneel, muzikaal
thea ter en cabaret blijven naast elkaar bestaan.
Daartussen zijn allerlei mengvormen denkbaar.’
De eerste twee jaar zijn voor alle studenten,
zo’n twintig tot vierentwintig per jaar, gemeen-
schap pelijk. Daarna splitsen de groepen zich
lang zamerhand op. ‘Het draait om lessen in
beweging, dans, stem (zowel in dans als in
spraak), dramaturgie, theatergeschiedenis en
muzikale vakken. We werken met alle mogelijke
invalshoeken om te acteren en studenten doen
ervaring op met teksttheater, fysiek theater en
muziektheater.’
‘Zowel waar het gaat om kleinkunst als waar
het gaat om toneel is het niveau omhoog gegaan.
Er wordt beter gezongen en beter gespeeld.
Boven dien zie ik dat de grenzen tussen de genres
minder strak zijn. Een student die binnenkwam
als kleinkunstenaar pur sang speelt nu bij de
Theatercompagnie. Andere studenten stappen
Ruut Weissman,artistiek leider
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie
***Een groep
talenten in een kloostersituatie
***
In dit laatste jaar heb ik in
vier producties gespeeld. Ik
heb stage gelopen bij Theater-
groep Suburbia, waar ik
samen met Marijn Klaver in
Witte Nachten van Dostojevski speelde, een regie
van Albert Lubbers. Daarnaast heb ik zelf een
stuk gemaakt, Medeaschacht, waarvoor ik met
poppen werkte onder begeleiding van Theo
Fransz en Elout Hol. Ik kreeg daarvoor subsidie
via de Proeve. Met mijn klasgenoot Caroline
Liekens heb ik een stuk gemaakt en gespeeld
onder begeleiding van Frieda Pittoors en Rob
de Graaf. Tot slot heb ik meegespeeld in de
eindvoorstelling toneel, onder begeleiding van
Jaap Spijkers.
Tijdens mijn stage Witte Nachten geloofde ik
tijdens het vele spelen mijn spel op meerdere
momenten niet, terwijl het publiek daar geen last
van leek te hebben: een rare constatering. Ik zou
willen dat mijn waarheid dezelfde was als die van
hen, waar moet ik de mijne anders aan toetsen?
‘Acteren is liegen’ vond ik altijd een platte
opmer king, niet voldoende waarde gevend aan
het vak. Ik begreep en begrijp niet hoe mijn liegen
op het podium geen liegen voor de toeschouwers
zou kunnen zijn.
In mijn eigen voorstelling Medeaschacht, met
een pop, voel ik wel degelijk oprechtheid, wil ik
een verhaal vertellen, sta ik als acteur ten dienste
van een verhaal. Ergens is het tot leven laten
komen van een pop een groter liegen dan het
spelen van een meisje van zeventien dat door
liefde en verlangen wordt gestuwd, zoals ik doe
in Witte Nachten. En toch, omdat ik weet wat
ik wil vertellen met het verhaal over Medea is
alles geoorloofd, voelt met een pop spelen niet
als liegen maar als middel om de fantasie van
het publiek te prikkelen en het iets te vertellen.
Daarnaast was ik eindelijk in staat het publiek
binnen te laten in mijn ruimte en mijn eigen ritme
te behouden, in plaats van een stukje van hún
ruimte te veroveren.
Volgend jaar speel ik van november tot april in
Phaedra’s Love van Sarah Kane, bij Het Natio-
nale Toneel in regie van Suzanne Kennedy. Vanaf
augustus 2007 doe ik mee aan een poppentheater-
productie van Theater Gnaffel in Zwolle. Daar-
naast hoop ik mijn zelfgeschreven stuk La Rue des Roses van Madame Toulouse en haar hond Toin Toin op de planken te brengen en verder te
schrijven aan Medeaschacht.Ik houd van theater dat zich op een grensgebied
begeeft; tussen de acteurs en de personages,
tussen het vertellen en het transformeren, tussen
interactie met publiek en het gebruik van een
vierde wand. Verschillende realiteiten naast
elkaar en over elkaar heen leggen. Transparant.
Ik geloof dat in deze wereld waar mensen steeds
liever via een medium als telefoon of internet met
elkaar communiceren dan in lijfelijke nabijheid,
het theater een zeer belangrijke functie heeft.
Namelijk al het schone van menselijke interactie
en chemie tot op grote hoogte brengen. Rust
brengen in een wereld waarin alles zo snel gaat,
verhalen vertellen om niet te vergeten.
Ik heb in mijn vierde jaar
stage gelopen op de
Parade in de voorstelling
Geef. Daarnaast heb ik
drie eigen voorstellingen gemaakt. De eerste was
I Amsterdam, een voor stelling met eigen teksten
en liedjes over mijn leven in de stad Amsterdam.
Deze voorstelling was vooral een onderzoek naar
hoezeer een omgeving van invloed is op wie je
bent en hoe je denkt. Ook maakte ik Liedjes voor de Hopelozen met bestaand materiaal van onder
anderen Schubert, Jules de Corte en Skik. Mijn
afstudeer voorstelling is een mengeling van eigen
liedjes en teksten en bestaand materiaal.
Het theater is voor mij de plek om mij dingen af
te vragen en om antwoorden te formuleren. En
om dan te bedenken: ‘O nee, dat is het antwoord
niet’. En het dan nog eens te proberen, en nog
eens, en nog eens…
Mijn eerste stage was een
rol in In ademnood richting de dood, een Bellevue
Lunchtheatervoorstelling
in regie van Allen Zipson en Daniël Samkalden.
80 / 81Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /
Annelien van Binsbergen
Barbara Blommenstein
moeiteloos vanuit de enscenering van De Midzomernachtsdroom met Johan Doesburg in
een liedjesprogramma.’
Aan de opleiding zijn docenten verbonden van
uiteenlopend pluimage. ‘Het is een mix van goede
theaterpedagogen, die de ontwikkeling op
termijn volgen, en inspirerende gastdocenten uit
de praktijk. Die variëren van Ola Mafaalani, Gijs
Scholten van Aschat en Johan Doesburg tot Jenny
Arean, Herman van Veen en Paul de Leeuw.’
‘Belangrijker nog dan het lesaanbod is de intensi-
viteit en concentratie van de opleiding’, meent
Weissman. ‘Je zit met een groep getalenteerde
mensen in een kloostersituatie om jezelf te
ontwik kelen. De chemie van de groep heeft een
sterke invloed op de ontwikkeling die de afzon-
derlijke individuen doormaken. Het voor deel
van een grote groep is dat mensen met een gebrek
aan de juiste mentaliteit niet snel de boventoon
kunnen voeren. Als een laatkomer een groep van
vierentwintig mensen stoort, grijpen de anderen
in. Soms zie je hoe studenten van een en dezelfde
klas allemaal beroemd worden, kijk maar naar
het jaar van Thomas Acda, Paul de Munnik,
Plien en Bianca en Ellen ten Damme.’
Volgens Weissman zijn ‘smaak, durf, oor spronke-
lijkheid, engagement en professionaliteit’ belang-
rijke ingrediënten voor een acteur. Maar wat
maakt een acteur tot een bijzónder acteur? ‘Als
iemands talent samenvalt met zijn persoonlijk-
heid. Dat is het moment waarop iemand een
mysterie met zich gaat meedragen op het podium.
In het Jiddisch is daar een mooi woord voor:
nesjomme, zielsverbond. Het is een lange weg
om dat te bereiken. Meestal zie ik het gebeuren
in het derde jaar. Soms na een stage of pas na de
opleiding. Maar in het vak van de acteur schuilt
altijd een paradox, een waarachtig acteur is een
geweldige bedrieger.’
Anita Twaalfhoven
***
Margreet Boersbroek
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /
Tijdens dit schrijven ben ik halverwege mijn
stage bij de Theatercompagnie. We zijn begonnen
met de repetities voor het tweede stuk, Het koude kind in regie van Maaike van Langen. Met
het eerste stuk, Driekoningenavond van Theu
Boermans, toeren we nu. Ik wist ongeveer
waarom ik hier stage wilde lopen, maar de
praktijk heeft me nog veel meer gegeven dan ik
had kunnen vermoeden. Het is een vreemde tijd
van opnieuw beginnen, aan het begin staan van
je carrière, terwijl ik destijds de school binnen
kwam met het idee: ‘Als ik hier eenmaal binnen
ben, dan komt het wel goed.’ Maar het begint nu
pas. Dat is enerzijds een geweldig gevoel, dat je
nu eindelijk los mag, maar het is ook doodeng.
Ik heb me tijdens de stage veel afgevraagd wie ik
ben als actrice, hoe ik werk, waar ik sta, en dat
alles terwijl ik met open mond heb zitten kijken
naar de oudere acteurs en de regisseurs. Iedereen
heeft zijn eigen werkwijze en het is bemoedigend
te zien dat die allemaal verschillend zijn. Wat
eruit gaat komen is mij nog niet duidelijk. Ik
hoop dat ik kilometers kan gaan maken en gaan-
de weg zal ontdekken wat mijn vorm is, waar ik
pas en wat ik precies wil. Vooralsnog wil ik alles
en grijp ik zoveel mogelijk aan, wil ik zoveel
mogelijk leren van ervaren mensen want alleen
zo kan ik ontdekken wat me ligt of niet.
Het moment waarop ik werd aangenomen was
eigenlijk het belangrijkste moment in mijn oplei-
ding. Ik ben via een lange omweg op de Toneel-
school & Kleinkunstacademie terechtgekomen.
Na twee afwijzingen heb ik eerst een andere
studie gevolgd, vervolgens heb ik opnieuw
auditie gedaan. Als iets zo sterk wilt en dat wordt
erkend door een professionele opleiding, dan is
dat een enorm compliment. Dat heeft mij de
grootste kracht gegeven om het te gaan doen.
Mijn ambitie is daardoor groter dan ooit
geworden. Het feit dat je je binnen de veiligheid
van een opleiding kunt ontwikkelen met mensen
die je voor honderd procent steunen, is nood-
zakelijk. En dat heb ik zo altijd gevoeld.
Met het enthousiasme waarmee ik (alle drie de
keren!) auditie deed, waarmee ik de school door-
liep, waarmee ik auditeerde voor mijn stage en
inmiddels voor een productie na school, zal ik
blijven werken. Het heeft geen enkel nut te
zeggen dat ik later misschien teleurgesteld zal
raken. Dat kan. Had ook gekund als ik advocaat
was geworden. Dus dat doet er niet toe. Wat
ertoe doet is dat ik het ronduit geweldig vind om
te spelen. Klaar. En waarom ik het vak belangrijk
vind? Er zijn toch geen onbelangrijke vakken?
Ik denk dat de werking van kunst in het algemeen
wordt onderschat. Niet uit onwil, maar veel
mensen weten nu eenmaal de weg niet naar het
museum. Voor theater geldt dat steeds meer.
Veel van mijn kennissen vragen mij naar wat
voor voorstelling ze moeten gaan, omdat ze
geen idee hebben wat er eigenlijk gebeurt in
de theaters. Terwijl ik zeker weet dat een goeie
avond theater je de ontspanning kan geven van
een heel weekend vrij… bij wijze van spreken.
Ik zie de toekomst met groot vertrouwen
tegemoet. Dat betekent niet dat ik me geen
zorgen maak. Overal vliegen de verhalen je om
de oren over teruglopende bezoekersaantallen en
subsidies die worden stopgezet, kortere tournees
enzovoort. Maar ik ga door. Ondanks die
verhalen. Ondanks die familie die me een tijdje
terug vroeg: ‘Wat studeer je? Oh leuk! Maar
eeh… even iets anders, hoe ga je later je geld
verdienen?’
Volgend seizoen speel ik in Jan Rap en z’n maat, in regie van Peter de Baan.
Ik liep stage bij een vrije
productie van Hummelinck
Stuurman, Herfstsonate. Een
bewerking van een film van
Ingmar Bergman. Anny van Hoof regisseerde het,
mijn medespelers waren Camilla Siegertsz,
Linda van Dyck en Alexander van Heteren.
Ik speelde het lichamelijk gehandicapte meisje
Helena. Het was een zeer leerzame stage, vooral
omdat ik de voorstelling 77 keer moest spelen en
ik dat van tevoren een behoorlijk benauwende
gedachte vond. Daarbij lag ik eigenlijk twee uur
lang boven het decor in een bed. Om het leuk te
blijven vinden moest ik die periode echt per dag
en soms per uur meemaken. Ik leerde om heel
erg in het moment te blijven denken en dat goed
luisteren daar een belangrijk hulpmiddel bij is.
Het mooie aan theater vind ik dat het publiek
in dezelfde ruimte is als de spelers. In het beste
geval vergeten de toeschouwers dat ze naar de
spelers zitten te kijken; dan ontstaat er een soort
concentratie waardoor het publiek zogezegd deel
wordt van de voorstelling.
Ik vind dat je als toeschouwer bij een voorstelling
het gevoel moet hebben dat het van alle kanten
kan komen. Dat het je elk moment kan verrassen.
Dat hoeft niet met veel bombarie, het kan ook
binnen je fantasie gebeuren. Zelf houd ik van
voor stellingen waarbinnen op een heel eigenzin-
nige en fantasierijke manier een gevoel of situatie
wordt weergegeven. Ik zag De Buikspreekster van Golden Palace. Daarin ging een man naar
zijn werk door de deur en kwam vervolgens de
kamer weer binnen alsof hij een leeglopende
ballon was. Dat speelde hij letterlijk en dat vond
ik erg mooi. Ik kan genieten van een overweldig-
ende voorstelling, maar ik vind het het mooist als
een klein verhaaltje grote gevoelens uitdrukt.
Een belangrijk moment voor mij op school was
een liedjesprogramma dat ik samen met een klas-
genoot maakte. De zachtheid die ik in mijn borst
en stem heb moeten opzoeken. De tekstbehande-
ling in een lied. Ik voelde daar een soort spanning
die ik nu steeds wil zoeken.
Nu ben ik bezig met het maken van een solo.
Ik kom erachter dat schrijven hard werken is.
Het zelfde geld voor het leren en spelen van een
tekst. Het is minder mysterieus dan ik altijd
dacht.
Mijn toekomst laat ik nog maar een beetje haar
eigen gang gaan. Ik hoop uiteindelijk ergens
terecht te komen waar mensen eenzelfde smaak
hebben als ik en waarmee ik voorstellingen
kan maken die een eigen wereld oproepen. Die
wellicht meer in beelden zit dan in een directe
confrontatie, maar ik sluit niks uit.
Twee stages bij Theu
Boermans heb ik in mijn
stagejaar gedaan: in Don Carlos bij Toneelgroep
Amsterdam en in De Vrouw van Vroeger bij de
Theatercompagnie. Een van de belangrijkste
inzichten die ik daarbij heb opgedaan, is de beves-
tiging dat ik het acteren wel degelijk wil. Ik heb in
82 / 83
Medi Broekman
Thomas Cammaert
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /
mijn derde jaar twijfels en onzekerheden gekend,
maar die twijfels zijn verdwenen. Dat ik na vier
jaar Toneelschool in een echte productie in de
praktijk meedraaide, gaf me een overlevings-
gevoel. Je niet meer kunnen verschuilen achter
een workshop of een irritante docent, maar nu
‘echt moeten’. Doen en het goed doen. Ik ben
geïnspireerd door de talentvolle acteurs om me
heen. Heb wekenlang met een open mond in de
coulissen gezeten, kijkend hoe goed en hoe slim
sommige acteurs een scène steeds weer opnieuw
konden spelen.
De workshops van Adelheid Roosen waren voor
mij essentieel in mijn opleiding. Omdat ik door
haar werd aangesproken op mijn angsten. Er viel
weinig te verbergen, ik moest er vol voor gaan.
En die gedachte heeft mij voor de rest van mijn
opleiding geholpen. Af en toe werd ik er weer
aan herinnerd en werd ik zelf weer een ongeleid
projectiel en dat werd tot nu toe altijd beloond
tijdens het spelen in een scène.
Ik heb nog nooit zoveel gelachen als tijdens de
workshop van Aus Greidanus. Natuurlijk werd
er ook serieus theater gemaakt! Maar bij hem heb
ik weer het begrip ‘spelplezier’ ontdekt.
Maar het meest ben ik geïnspireerd door het
zien van vele voorstellingen tijdens de opleiding.
Daardoor zie je wat je wilt in het theater en als
acteur en vooral wat je zelf nooit zou willen
maken.
Als veertienjarige jongen ging ik met mijn ouders
naar voorstellingen kijken in Studio Herman
Teirlinck, toneelschool Antwerpen. We zaten op
de eerste rij en als ik naar de laatste rij keek zag ik
daar Jan Decleir zitten aan de techniektafel. Toen
besloot ik dat ik niets anders wilde worden dan
acteur. Los van deze leuke anekdote kan ik nog
steeds moeilijk verwoorden waarom theater
belangrijk is voor mij. Ik word gedreven door
een enorme kracht en het lijkt me vooral nood-
zakelijk voor mezelf om dit te doen. Ik hoop
mensen sowieso te raken. Maar vooral hoop
ik met wat ik doe mensen tot nadenken aan te
zetten en ze misschien zelfs iets bij te leren. En dat
dan liefst op een subtiele, geheimzinnige manier.
Ik hou niet van ‘duidelijk’ theater. Het moet de
verbeelding prikkelen, associatief zijn.
Volgend jaar speel ik mee in de herneming van
Don Carlos. Met De Vrouw van Vroeger gaan
we op tournee en ik speel mee in De geschiedenis van de familie Avenier van Maria Goos bij Het
Toneel Speelt.
Ik heb een jaar stage gelopen
bij Het Zuidelijk Toneel in
De Tirannie van de Tijd en
Walhalla, met heel veel goede
acteurs. Hun discussies over wat ze wel of niet
op het toneel willen zetten vond ik ontzettend
interes sant. En hun discipline en ambachtelijk-
heid waren zeer inspirerend. Omdat ik bij De Tirannie van de Tijd niet zo veel te doen had,
had ik de mogelijkheid om veel te kijken.
Dat was soms saai maar vaak ook erg leuk.
Tijdens de opleiding waren de lessen van
Adelheid Roosen zeer belangrijk voor me omdat
zij in een proces een bepaalde manier van denken
heeft die confronterend is en ook rust kan geven.
Daar heb ik veel aan moeten denken tijdens mijn
stage: hoe je denkt en werkt in een concept van
iemand anders.
De zes weken dat ik er even tussenuit ben geweest
in mijn tweede jaar vanwege een stemoperatie
waren ook inspirerend. Daardoor had ik de tijd
om ook weer een besef te krijgen van het leven
buiten school. Wat toch uiteindelijk je inspiratie-
bron is.
Acteren is een spannend beroep waarop je zelf
veel invloed hebt. Omdat je zelf moet blijven
zoeken. Ik denk dat dat het leukste maar ook
het allermoeilijkste is aan dit vak. Je moet alles
persoonlijk maken denk ik, anders is het niks.
Ik word gegrepen als ik zie dat iemand risico’s
neemt en daar honderd procent voor gaat, of mij
dat in elk geval doet geloven.
Ik ga na mijn studie meespelen in De Familie Avenier van Maria Goos, geregisseerd door Jaap
Spijkers bij Het Toneel Speelt. Twee wensen gaan
hiermee in vervulling: in een stuk van Maria
Goos spelen én met Jaap Spijkers samenwerken.
Ook gaan we met De Pooiers (met nog drie
jongens uit mijn klas), waarmee ik in het eerste
jaar een etude heb gemaakt, een lunchvoorstel-
ling spelen in Bellevue: Van Alle Tijden, geregis-
seerd door Johan Timmers en geschreven door
Daniël Samkalden, een van de pooiers.
Daarna wil ik veel verschillende dingen doen.
Ik zou ook graag een keer een Shakespeare doen.
Maar ook muziektheater. Veel dus.
Ik herinner me dat er bij
onze allereerste voorstelling,
in het eerste jaar, een zwarte
balletvloer werd gelegd in
de grote zaal. Speciaal voor onze voorstelling! En
dat ik dacht: ‘Wat een luxe, wat een belachelijke
luxe dat dat voor ons wordt gedaan!’ Ik stond als
een klein kind met open mond te kijken naar deze
geweldige school.
Maar kinderen worden pubers. Halverwege het
tweede jaar begon mijn ‘schoolpuberteit’, die
in het derde jaar haar hoogtepunt bereikte. Ik
vond de kleinkunstwereld lastig, had problemen
om de lessen goed te benutten, vond alles te indi-
vidualistisch, wist niet meer wat mijn krachten
waren en wat ik überhaupt wilde.
Een ongelukkige puber loopt weg van huis:
ik besloot een half jaar te stoppen met school.
Gelukkig bleek dat een positief keerpunt voor
mij. Ik kreeg vrijwel meteen heimwee naar het
spelen, ging veel zingen en schrijven en kroop
zodra ik kon achter de piano of in het Theater
Instituut. Ik kan slecht uitleggen wat de heimwee
veroorzaakte, maar het was denk ik vooral dat ik
de lol terug kreeg door even afstand te nemen.
Ik miste school en de docenten en studenten
erg. Ik besefte: het vak is zo individualistisch en
moeilijk als je het zelf maakt. Dus na dat half jaar
kwam ik terug op school. Natuurlijk sloegen alle
dingen waar ik moeite mee had meteen weer als
een boomerang terug in mijn gezicht, maar ik
kwam weer ‘thuis’, zo voelde dat.
Ik kreeg mijn eerste stage in de voorstelling Nest van Olislaegers & Co. Het spelen voor kinderen
gaf me waanzinnig veel plezier en inspiratie.
Kinderen zijn altijd eerlijk en theater is voor
hen een grote zoektocht naar herkenning. Het
was heerlijk om na afloop met ze te praten en ik
voelde honderd procent waarom ik dit vak zo
geweldig vind.
Voor mijn tweede stage speelde ik in Joop ter Heul, een muziektheatervoorstelling in regie van
84 / 85
Guy Clemens
Nina de la Croix
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /
Bruun Kuijt. Het was een charmante voorstelling
met een geweldige groep mensen. Ik was er goed
op mijn plek en genoot vooral van het zingen van
de meerstemmige nummers. Lastig was wel om
na drie jaar kleine speelbogen te hebben, in de
vorm van zelfgemaakte etudes, nu vijf maanden
vrijwel elke avond hetzelfde stuk te spelen en elke
keer weer dezelfde concentratie op te wekken.
Ik hoop in de toekomst een mooie combinatie te
kunnen creëren. Goed kindertheater is geweldig
en muziektheater heeft mijn hart. Met muziek
kun je naar mijn mening zoveel mensen raken en
kun je zoveel meer bereiken dan met tekst alleen.
Het kan bruggen slaan, herkenning oproepen,
gevoel anders en beter verwoorden; alles wat ik
belangrijk vind aan theater. Ik wil voor en met
kinderen werken en mooie muziektheatervoor-
stellingen maken. Dat zijn nogal ruime
begrippen, en het klinkt vrij simpel, besef ik.
Maar dat is het voor mij ook. Ik wil het vooral
leuk hebben, en dingen doen waar ik achter sta.
Zoals iedere vers afgestudeerde is het zoeken
geblazen, maar ik heb er alle vertrouwen in. Deze
school heeft me alle nodige bagage gegeven en
heeft me tevens geleerd dingen zelf aan te grijpen
en je kansen zelf te creëren, op welke manier dan
ook. Ik heb veel geleerd van mijn medestudenten,
in alle klassen. De gesprekken die we voerden,
de artistieke gevechten die ik zag, de openheid
die we naar elkaar hadden en die je ook moet
hebben op een opleiding als deze. Ik bedank
iedereen voor de leerzame tijd, de goede lessen,
en de gesprekken. Ik ben ‘puber-af’! Net als bij
de zwarte vloer die in het eerste jaar werd gelegd,
denk ik terugkijkend op de afgelopen jaren:
‘Wat een luxe dat ik hier heb mogen studeren’.
Bij het zien van De Hongerende Weg van Firma Rieks Swarte
werd ik vooral gegrepen door
de kracht van de vertelling en
de middelen die werden gebruikt om die vertel-
ling te onder steunen, zoals poppen, muziek en
zang. Het was dan ook een mooie uitdaging bij
Rieks Swarte stage te lopen, in zijn voorstelling
De Groote Storm/De Grutte Stoarm, een
coproductie met Tryater. Zijn manier van theater
maken sprak me erg aan en ik heb veel inzichten
opgedaan.
Deze ervaring was ook het meest essentieel voor
mijn houding ten opzichte van mijn vak en het
theater. Op school ben je vooral bezig met je
persoonlijke ontwikkeling terwijl het in de prak-
tijk draait om het ontwikkelen van een zo goed
mogelijke voorstelling. En een zo interessant en
mooi mogelijk verteld verhaal. Dat vind ik ook
het belangrijkste aan een voorstelling: het verhaal
moet goed worden verteld. Alles moet daarvan
in dienst staan. Bij De Groote Storm heb ik de
kans gekregen een verhaal te vertellen waarbij ik
me, ondanks dat ik maar een deel van het verhaal
vertelde, één voelde met het hele verhaal. Dat zou
zo bij elke voorstelling moeten zijn.
De kracht van theater is voor mij het ‘tot-de-
verbeelding-sprekende’. Dat ik door het opzetten
van een kartonnen kroon het publiek kan meene-
men in een totaal andere wereld, terwijl iedereen
weet dat ik geen koning maar een actrice ben.
Dat is volgens mij ook waarom het publiek naar
theater gaat. Om zich voor een bepaalde (vooraf
afgesproken) tijd in een andere (vooraf niet afge-
sproken) wereld te wanen. En ook al kan theater
zeker als spiegel werken, voor een realistische
versie van een treinstation hoeft het publiek niet
naar het theater, dan gaat het wel naar het
centraal station. Of naar de film.
Ik vind theater om deze reden ook belangrijk.
Het onderscheidt zich als kunstvorm van andere
disciplines omdat het direct met het publiek
wordt gecreëerd en nooit hetzelfde kan zijn. Het
is een vorm van amusement maar tegelijkertijd
kun je er bepaalde inzichten of ideeën delen. Dat
is nog zo’n mooi aspect van theater. Als je niets
te vertellen hebt, hoef je ook geen voorstelling te
maken.
Hopelijk kan ik in de toekomst mooie, interes-
sante voorstellingen blijven maken met mensen
die gelijkgestemd zijn. Het theater zal in elk geval
blijven bestaan. Verhalen worden immers ook al
eeuwen verteld.
Onze eerste echte lied-perfor-
ming workshop van Ruut
Weismann vond ik heel
spannend, omdat ik voorname-
lijk naar school was gegaan om actrice te worden
en ik niet echt de ambitie had liedjes te zingen.
We moesten een nummer voorbereiden en dat
voor de hele klas zingen in Klein Bellevue.
Daarna zou Ruut ons wijzen op wat we allemaal
nog niet konden. Ik was bloednerveus en het
enige wat ik dacht voordat ik op moest was:
‘Wat moet ik doen en waar gaat het over?’ In een
flits bedacht ik iets en daar heb verder tijdens het
zingen alleen maar aan gedacht.
Dit sluit aan op een moment in een andere lied-
performingworkshop van Paul de Munnik. Ik
had het nummer Het is over gekozen, een heel
moeilijk lied, maar dat wist ik toen nog niet. Paul
leerde mij dat ik precies moest weten wat ik zong.
Bij elk woord moest ik weten wat ik bedoelde en
wat ik ermee wilde bereiken – en er zitten veel
woorden in Het is over. Het is me toen niet bij elk
woord gelukt, maar het begon daar wel tot me
door te dringen dat bij alles wat je op het podium
doet of zegt je moet weten wat je doet of zegt en
wat je ermee wil bereiken. Ongeacht of het een
liedje of een monoloog is. Vaak als ik tijdens het
spelen van een rol het even niet meer weet, ga ik
terug naar dat moment en vraag ik me af: ‘Wat
zeg ik hier eigenlijk en waarom?’ Nu klinkt het
als het meest logische wat een acteur kan doen,
maar er is toch een moment dat je daarachter
moet komen en het spreekwoordelijke kwartje
moet vallen. Daarom is dat een belangrijk
moment voor mij geweest tijdens mijn opleiding.
Als ik twijfel over dit vak, dan komt dat eigen-
lijk ook vaak omdat ik me afvraag wat ik in
godsnaam aan het doen ben en waarom. En of
er niet veel nuttiger dingen te doen zijn in de
wereld. Maar als ik me realiseer hoe belangrijk ik
het vind dat mensen af en toe uit hun dagelijkse
realiteit worden getrokken en daardoor
misschien wat anders naar zichzelf of de dingen
om zich heen gaan kijken, ben ik weer gelukkig
met het idee dat ik daar een stukje aan mag en
kan bijdragen.
Ik heb nog geen idee hoe volgend jaar eruit zal
zien en al helemaal niet de jaren daarna. Ik hoop
dat ik bij veel verschillende gezelschappen veel
kan spelen en zo nog meer kan leren. En ergens
heb ik stiekem de droom ooit met een groepje
mensen een eigen gezelschap te beginnen en dan
in een woonwagen de wereld rond te trekken.
86 / 87
Sanne van Dijk
Sarah Eweg
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /
Drie stages heb ik gedaan in
mijn laatste jaar. Ik speelde
in Clockwork Orange van
d’Electrique en The Ex (regie
Ola Mafaalani), in Ajax van het Noord Neder-
lands Toneel (regie Jos Thie) en in Het duizendste begin, de mime-eindexamenvoorstelling van Elsa
May Averill. Ik vond het heel prettig om stage te
lopen omdat daarbij mijn energie uitging naar
het maken van een voorstelling en in dienst stond
van een groter geheel in plaats van dat ik de kans
kreeg te imploderen in een eindeloze introspectie.
Het werken met Ola Mafaalani voelt als een
zegening. Zij tolereert niet dat iemand onder zijn
niveau werkt en daagde me enorm uit te spelen.
Door mij óf heel veel opdrachten te geven óf peri-
o des van repetities helemaal niet met mij bezig
te zijn en door mijn engagement te prikke len
– waarin overigens Adelheid Roosen ook een
grote rol heeft gespeeld – is Ola Mafaalani zeer
belangrijk geweest in mijn ontwikkeling.
Op school heb ik vaak mijn eigen weg bepaald.
De chaos van de stad Amsterdam vindt ook zijn
weerslag op de school en de lessen. Hierdoor
word je aangewezen op jezelf en moest ik mijn
eigen opleiding creëren. Door extra lessen te
volgen aan de Mime Opleiding en naast de
regulie re lessen mezelf elke periode van vijf
weken een nieuwe opdracht te geven (lees:
rechtop lopen, stemplaatsing et cetera) heb ik
mij gesterkt als acteur.
Vaak denk ik na over het nut van theater en,
als het nut heeft, over hoe groot de invloed dan
is op de wereld om mij heen. Een kunstenaar
heeft zeker de taak om zijn omgeving wakker te
houden. Mensen leren verbaasd en verwonderd
te blijven over de schoonheid in de wereld. Dit
is een enorm essentiële rol, maar de vraag blijft
of waterputten slaan in Oeganda niet een veel
nuttiger alternatief is.
Theater is een spel in het hier en nu daarom vind
ik het belangrijk voor een acteur om aanwezig
te zijn in het hier en nu. Dat vraagt van de acteur
om zijns-situaties.
Het veelvuldig gebruik van zenders op toneel
vind ik storend. In veel grotezaalvoorstellingen
genieten alleen de eerste drie rijen publiek van het
mooie kleine spel van de acteurs maar driekwart
van de betalende schouwburgbezoekers krijgt
een puur auditieve ervaring voorgeschoteld.
Een paar nieuwe voorstellingen staan al op mijn
programma. Met de Pooiers (Guy Clemens, Abel
Nienhuis en Daniël Samkalden) speel ik Van alle tijden als Bellevue Lunchtheatervoor stelling, bij
Het Nationale Toneel ga ik meedoen in Phaedra’s Love in regie van Suzanne Kennedy, en Clockwork Orange gaat komend seizoen in reprise.
Ik ben mijn stagejaar begonnen
bij Theatergroep Livius, waar
ik medemaker was van de
voorstelling Hersengif, samen
met Suzanne Becht, Robert van der Ree, Maiko
Kemper en regisseur Hans van Hechten. Ik koos
voor die stage omdat ik er niet alleen als acteur
maar ook als maker aan het werk kon. Op een
gegeven moment voerden we ter promotie van
onze voor stelling een act op tijdens de Uitmarkt.
Tijdens die act heb ik mijn plezier en vrijheid in
het spelen teruggevonden. Het directe contact
met het publiek bracht mij in een grote concentra-
tie en dwong mij ertoe echt in het moment te
zijn. Het gaf mij een directe verbinding met mijn
personage, iets wat ik tot dan toe nog nooit zo
sterk had ervaren.
In mijn derde jaar op school raakte ik enorm
geïnspireerd door Helmert Woudenberg. Zijn
elemententheorie gaf mij de (concrete) handvaten
die ik nodig had om te spelen. Het leek me dan
ook een geweldige ervaring met hem te kunnen
werken. Dus belde ik hem in mei 2004 op en
vertelde hem over mijn wens. Die ging een maand
later in vervulling toen hij mij, tijdens ons eerste
kopje kamillethee, een stage aanbood in een
voor stelling die hij zelf zou schrijven, Heimelijk.
Dit telefoontje was erg belangrijk voor mij.
Niet alleen omdat ik daardoor de kans kreeg
met Helmert Woudenberg te werken, maar ook
omdat het me liet zien dat je met een gezonde
brutaliteit, gedrevenheid en overtuiging een hoop
kunt bereiken.
Een ander cruciaal moment tijdens mijn
opleiding deed zich voor tijdens een klein project
met Jappe Claes aan het eind van het derde jaar.
We deden een scène uit A streetcar named desire en hij liet ons tijdens een avondrepetitie de scène
een aantal keer herhalen. Na de laatste keer,
toen hij ons eenmaal had gestopt, zei hij:
‘Die laatste keer… dát is spelen!’ Huh? Dat was
spelen? Wat had ik dan gedaan? Niks! Ik had
gewoon maar mijn tekst tegen Sarah, mijn
klasgenoot, gezegd en gereageerd op wat zij zei.
Was dat het dan? Ik had helemaal niets gedaan!
Dit moment bracht mij in de war, maar heeft me,
erop terugkijkend, ook veel inzicht gegeven.
In die zin dat het gaat om een bepaalde staat van
zijn op het toneel. Een ander belangrijk moment
was de workshop van Herman van Veen. Tijdens
deze workshop heeft hij mij bij de hand genomen
en mij de wetten van theater laten zien.
Ik voel mij enorm bevoorrecht, dat ik iets waar
ik zelf zo van geniet straks ‘mijn werk’ mag
noemen. Theater is een eeuwenoude traditie:
de traditie van het verhalen vertellen. Daar ligt
ook de kracht, want volgens mij krijgt een mens
nooit genoeg van mooie verhalen. Ik heb ook het
gevoel dat theater een belangrijke factor is in een
samenleving, zeker in de huidige maatschappij,
als tegenkracht van televisie en internet. Theater
is iets wat je samen met anderen beleeft en dat,
op een abstracte manier, de verbeeldingskracht
van mensen blijft aanspreken.
Op dit moment heb ik nog geen idee waar de
toekomst mij zal brengen. Ik heb het gevoel dat
ik op de top van een berg sta en uitkijk over een
enorme vlakte. Ik ben nieuwsgierig en optimis-
tisch, maar besef wel dat de wegen soms moeilijk
en misschien wel ondoordringbaar zullen zijn.
Vorig jaar belde ik Jos Verbist
met de vraag of ik bij hem stage
kon lopen. Hij stuurde mij op
twee jongens af, Dominique
Van Malder en Joris Hessels, die bij Theater
Antigone in Kortrijk (België) bezig waren met
een project over het zoeken naar – en het durven
geloven in – liefde. Ik klopte bij hen aan en ging
naar buiten met twee boeken in mijn armen,
Brieven aan Doornroosje van Toon Tellegen en
Portret van een jongeman van J.M. Coetzee.
Aan de hand van die boeken, gesprekken en onze
biografieën hebben we vervolgens Troebelroes
88 / 89
Merijn de Jong
Mareille Labohm
Caroline Liekens
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /
gemaakt. Hun passie voor literatuur, muziek,
films, schrijven en spelen heeft mij aangestoken
om mee op tocht te gaan en een verhaal te maken
over moderne troubadours. Ik ben in mijn eentje
daarheen gegaan en heb gemerkt hoe belangrijk
het is om vertrouwen te krijgen en te hebben in de
mensen met wie ik mijn plezier, lijf en leed deel.
Ik ben in de afgelopen vier jaar zelfbewuster
geworden en heb leren praten over mijn vak.
Wat ik nu kan, kan ik omdat bepaalde mensen
mij daarbij hebben geholpen. Mensen die mijn
taal probeerden te spreken en mij een weg hebben
gewezen die ik aanvankelijk vaag kon zien, maar
die met de tijd helderder is geworden. Bart Kiene
zei ooit dat het goed was ‘om elke workshop en
docent op dat moment als enige waarheid te
aanvaarden’, wat mij de openheid heeft gegeven
om naar iedereen te luisteren. ‘Nadien kon ik
die waarheid op mijn eigen weegschaal leggen
om te kijken of ik er iets mee kon.’ Bij Marijke
Veugelers heb ik een paar stappen vrij bewust
meegemaakt, wat een grote vrijheid bij het spelen
heeft opgeleverd. In Permanentje, een dialoog
met Barbara Blommestein onder begeleiding
van W. van der Meer, ontdekte ik het spel met
het publiek. In mijn solo Rini, op een tekst van
Rob de Graaf en begeleid door Cas Enklaar,
viel er veel op zijn plek. Bij After Sun in regie van
Sarah Moeremans merkte ik: als het van binnen
maar klopt, dan kan het van buiten elke vorm
aannemen. Het is dan enkel nog een kwestie van
smaak.
‘Kunst is een leugen die ons de waarheid doet
begrijpen’, zei Picasso. Ik vind kunst belangrijk
omdat ik heb ervaren wat het met mij kan doen.
Het kan een troost zijn, het kan je hart of je hoofd
of je lijf doen bewegen. Doordat het grenzen kan
vervagen. Waarom ik theater belangrijk vind,
is omdat dit de vorm is waarin ik mij kan uitdruk-
ken. Ik kan zoveel dingen doen waardoor ik
normaal, in het echte leven, in een instelling zou
belanden. Maar hier tussen deze vier muren mag
ik de demonen die ik in het dagelijks leven
probeer te onderdrukken en waarvan ik zelf
liever heb dat niet iedereen ze kent, laten zege-
vieren daar waar de fantasie mag praten.
Ik liep stage bij de nieuwe
VPRO-serie Circus Waltz,
die vanaf september 2006
wordt uitgezonden.
Wat ik heel goed vind aan de Amsterdamse
Toneelschool & Kleinkunstacademie, is de
enor me diversiteit aan lessen en docenten. Je
krijgt een dikke stapel kaarten waarmee je zelf
kan gaan samenstellen, combineren, spelen.
En de weg die ik daarmee aanleg eindigt in het
hier en nu, waar ik altijd de keuze moet kunnen
hebben een andere richting in te slaan. Dat is ook
wat ik zo mooi vind aan theater, en waarom ik er
graag mee bezig ben. Dat je als mens een geheel,
maar ook deel van een geheel bent.
Theater, muziek, een schilderij; kunst kan mensen
onder andere die dingen laten voelen, herkennen,
realiseren. Dat vind ik er niet alleen mooi, maar
ook zeer belangrijk aan. Dat mensen in theater
respect en vertrouwen kunnen zoeken en vinden,
zeker in tijden als deze waarin velen door angst
worden geregeerd.
Juist omdat het leven niet alleen makkelijk is en
donkere kanten heeft, is het van belang dat we
onze ogen openhouden voor de mooie en geinige
dingen die het te bieden heeft.
Ik heb stage gelopen in
In ademnood richting de dood,
een regie van Allan Zipson
en Daniël Samkalden,
in Et maintenant van Ruut Weissman, in Driekoningen avond in regie van Theu Boermans,
in Het koude kind van Maaike van Langen en in
Van alle tijden van de Pooiers, met Guy Clemens,
Merijn de Jong en Daniël Samkalden. Volgend
seizoen speel ik in Oud Vuil, een vrije productie
van Hummelinck Stuurman in regie van Anny
van Hoof.
Ik heb altijd al toneel gespeeld maar het was
totaal niet vanzelfsprekend om meteen na de
middelbare school naar de toneelschool te gaan.
Ik zag teveel de nadelen. Mede doordat mijn
moeder actrice is heb ik het vak nooit geromanti-
seerd. Ik werd al snel geconfronteerd met de
keerzijde; de frustratie van het werkeloos thuis
zitten, de onzekerheid over de toekomst en de
afhankelijkheid van werk.
Uiteindelijk belandde ik toch op de Toneelschool
omdat ik dwars door mijn andere studies heen
bleef toneelspelen en daar toch de grootste
voldoening uit haalde.
Het belang rijkste wat ik heb geleerd in de afgelo-
pen vier jaar is mijn spelplezier te professionali-
seren. Dit ging uiteraard niet zonder slag of stoot.
Het probleem is dat acteren op de toneelschool
iets heiligs krijgt. Je zit in een soort klooster
waarin je iedere dag met je collega-monniken en
-nonnen het acteren ‘belijdt’. Dat heeft iets heel
benauwends. Je wordt geconfronteerd met je
eigen patronen en dat werkt weer louterend.
In januari wil ik het liefst overal mee stoppen en
een echt vak gaan leren… en in mei bestaat er
geen mooier vak. Ik heb dus geleerd om mijn
twijfels en somberheid te accepteren en te
gebruiken in mijn spel en in mijn leven.
Eindelijk vrij, ik mocht
beginnen aan mijn eerste stage:
het opnemen van een Neder-
landse film, Bolletjes Blues genaamd. Het was verfrissend om na drie jaar
school in een heel nieuwe wereld te stappen. Een
wereld die zich bevond in de Bijlmer en zelfs even
in Suriname. Een wereld vol van rappers, coke en
bovenal veel liedteksten die ik, na mijn intensieve
kennismaking met onder anderen Jacques Brel,
Herman van Veen, Maarten van Roozendaal en
andere grootheden, amper mijn strot uit kreeg.
Daar sta je dan met je goede smaak. Heb tegen
de regisseuse nog even wat gemompeld over arti-
stieke noodzaak ofzo… Toen toch maar gewoon
gaan zingen (van snobisme wordt je niet rijk).
Ik vind het nog steeds heel dope om mezelf in een
rapclip voorbij te zien komen, dat dan weer wel.
Na mijn ziel te hebben verkocht aan de duivel,
leek het mij belangrijk te laten zien dat Sophie
van Oers wel degelijk in staat is hogere Kunst
te creëren. Dat al mijn eerdere pogingen waren
gestrand in frustratie en chaos mocht geen
bezwaar heten. Ik nam mij voor een begeleider
te vragen van naam, die mij succesvol door dit
proces zou loodsen: Michiel Romeyn.
Ik heb me voor dat nieuwe project laten inspire-
90 / 91
Lidewij Mahler
Abel Nienhuis
Sophie van Oers
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie /
ren door kunstenaars die ik enerzijds vreselijk
vind om hun gebrek aan zelfrelativering en
humor, maar anderzijds wel bewonder om hun
overgave, zoals Marina Abramovic en Tracy
Enim.
Tijdens een opdracht vorig jaar mocht ik mijn
klasgenoten een kwartier lang laten zien en
horen wat ik mooi vind. Uit dit egodocument
bleek een zekere fascinatie voor ‘alles wat op
het randje is’, bijvoorbeeld de Dertig Minuten van Arjan Ederveen. Grappig om de persiflage
en tegelijkertijd ontroerend, omdat je meeleeft
met een personage dat meer wordt dan een kari-
katuur. Ik hou ook van Jiskefet om de abstracte
vorm van de scènes.
Met mijn laatste project ben ik het dichtst in de
buurt gekomen bij datgene wat ik wil maken.
Nadat ik heb gespeeld, wil ik het liefst horen dat
mijn publiek het belachelijk vond, maar ook
ontroerend. En dat het niet helemaal begrepen is,
maar toch boeiend bleef. Daarin schuilt voor mij
ook de maatschappelijke relevantie van theater.
Ik denk dat het goed is om interesse te tonen voor
de dingen die je niet begrijpt; erom te lachen,
maar er ook met liefde naar te kijken.
De toekomst is voor mij nog geheel open. Ik hoop
met Michiel Romeyn verder te werken aan een
nieuwe voorstelling. Ook wil ik een kinderserie
maken die leuk is voor het hele gezin. Verder
hoop ik aan projecten te kunnen deelnemen
met inspirerende mensen en tenslotte een goed
pensioen op te bouwen.
Ik heb in mijn laatste jaar
stage gelopen bij de Theater-
compagnie. Het eerste stuk,
Driekoningenavond van
Shakespeare, geregisseerd door Theu Boermans,
was een reisvoorstelling in grote zalen, met
vijftien acteurs. Ik maakte deel uit van het
kantoorpersoneel. De scènes die ik speelde waren
bedoeld om de vluchtigheid en de platheid van
onze generatie weer te geven, tussen het grote
verhaal. Ik heb er geleerd een schakel te zijn
binnen een geheel, om in dienst te staan van een
stuk en het daarbinnen voor mijzelf interessant te
houden.
Het tweede stuk, Het koude kind van Marius
von Mayenburg, geregisseerd door Maaike van
Langen, is een veel kleiner stuk, met acht jonge
acteurs. Hierin heb ik een grotere rol. Dit stuk
moet terwijl ik dit schrijf nog worden gespeeld,
maar het is nu al prettig om te merken hoe het
is om met verschillende regisseurs te werken.
Hierdoor krijg ik de kans te onderzoeken welke
werkwijze bij mij past. Theu Boermans werkt
vooral met de tekst op klemtonen en intonatie,
om er daarna een eigen invulling aan te geven,
terwijl Maaike van Langen meer werkt vanuit
improvisatie met de tekst, om zo het stuk te laten
ontstaan.
In mijn opleiding vond ik achteraf gezien het
moment waarop ik besloot zelf iets te gaan
maken in plaats van aan een workshop mee te
doen zeer belangrijk. Het was aan het eind van
het tweede jaar, ik wilde ervaren hoe het was
om me zes weken bezig te houden met eigen
materiaal, teksten en liedjes, en om daar een
verband in aan te brengen. Dit beviel me zo goed
dat ik het daarna verder heb doorontwikkeld.
Ik zie dit vak als een grote uitlaatklep: ik wil
iets vertellen, in welke vorm dan ook, waar het
publiek vervolgens iets van kan vinden, positief
of negatief. Zodra ik er zelf niets van vind, en het
publiek ook niet, houdt de functie van theater
op. Ik houd niet van eendimensionaal cabaret
of theater. Als ik moet kijken naar iets waar niks
achter zit of wat is gemaakt uit pure meligheid,
dan ga ik nog liever naar een musical. Anderzijds
wordt de noodzaak waarom ik op het podium
zou moeten staan daardoor alleen maar groter,
omdat ik denk dat ik daar verandering in kan
brengen.
Ik zie mezelf vooralsnog als allround performer.
Ik vind het leuk om in dienst te staan van een
rol en een stuk maar ik wil ook graag mijn eigen
materiaal maken en spelen. Zolang ik me ervan
bewust ben waar het vandaan komt en hoe ik me
moet opstellen, zie ik geen beperkingen.
Voor volgend jaar heb ik nog geen concrete
plannen. Ik doe af en toe een auditie en ik hoop
een eigen programma te kunnen ontwikkelen.
De toekomst ga ik met absoluut vertrouwen
tegemoet.
Als stage toerde ik twee
maanden met een eigen
liedjesprogramma door het
land, schreef en coregisseerde
de voorstelling In Ademnood Richting de Dood
voor het Bellevue Lunchtheater en schreef en
speelde met De Pooiers (Guy Clemens, Merijn de
Jong en Abel Nienhuis) het stuk Van Alle Tijden.
Op het moment dat ik dit schrijf, zit ik midden in
de ontwikkeling en de tournee van het program-
ma waarmee ik afstudeer. Het is te vroeg om te
bepalen wat de belangrijkste inzichten zijn
geweest gedurende mijn stage. Als ik één ding
tijdens de opleiding wel heb begrepen, is dat over
een werkproces pas iets wezenlijks te zeggen valt
als het eindresultaat er is. Als alles op een miracu-
leuze wijze op z’n pootjes terecht is gekomen of
als je hebt besloten nooit meer hetzelfde te doen.
Voor mij het meest cruciaal in de opleiding
waren de audities. Ik kwam van ver. Ik was nog
lang niet theater-geformatteerd. Na elke ronde
groeide het besef dat hier een dichtbegroeide weg
verscholen lag en toen ik werd aangenomen, kon
en wilde ik niet meer terug. Die lijn heeft zich
behoorlijk lineair voortgezet in de richting van
mijn afstuderen. Ik ben nog steeds verschrikkelijk
aan het snoeien.
Het vak betekent voor mij niets meer en niets
minder dan dat ik in de veronderstelling ben dat
ik er alles in kwijt kan. De vragen wat theater
voor je betekent, wat het belang is van theater,
wat kunst is, waarom je kunst maakt et cetera,
vallen wat mij betreft in de categorie existentiële
vragen. Tijdens mijn opleiding heb ik begrepen
dat er verlossing schuilt in het onbeantwoord
laten van zulke vragen.
Volgend jaar ga ik met het liedjesprogramma
waarmee ik dit voorjaar try-out in première.
We spelen mijn stuk Van Alle Tijden in september
als lunchvoorstelling in Bellevue, ik mag een
muziektheaterproductie gaan schrijven en een
stuk voor vier net afgestudeerde actrices. Ik heb
de vurige hoop dat het resultaat hiervan mij net
zoveel bevrediging geeft als de wetenschap dat ik
dit alles mag gaan doen. Ik hoop in de toekomst
92 / 93
Daniël Samkalden
Yora Rienstra
een goede, uitgebalanceerde vorm te vinden
waarin ik mijn eigen materiaal kan blijven maken
en uitvoeren. Met de luttele ervaring die ik
daarin tot nu toe heb opgedaan, ga ik met groen
opportunisme de toekomst tegemoet.
Sinds mijn derde levensjaar
ben ik onophoudelijk
gefascineerd geweest door
turnen, ik ben er zogezegd
‘gek van’. Wegens een psychische beperking
heb ik na twaalf jaren van hard trainen en
wedstrijden op landelijk niveau helaas moeten
afhaken. Het eeuwig tweede worden heeft mij
genekt. Linda, ik haat je.
Maar na het afronden van de middelbare school
heb ik mijn roeping gevonden in de sport verslag-
geving; inmiddels ben ik al heel wat vrolijke
jaartjes lid van de vereniging voor sport verslag-
geving ritmisch gym. Ik wil niet opschep pen maar
het verslaan van oefeningen op de mat ligt mij
gewoon erg goed en ik ben heus niet de enige die
dat vindt.
Schrijven en observeren zijn mijn allergrootste
passies, daarom was ook zo het mooi dat ik de
zeer gewilde stage bij Lenig heb kunnen bemach-
tigen. Het was een worsteling om de selectie proce-
dure door te komen maar ik heb mezelf kunnen
bewijzen. Ik heb zoveel geleerd, dat wil je gewoon
niet weten, van het punctueel beschrijven van de
tocht die een bal maakt tot het bondig weergeven
van de afsprong. Ook ben ik totaal geobsedeerd
geraakt door de dubbele flikflak, maar helaas ben
ik door zelf ondernomen pogingen die beweging
te maken niet op de mat maar wel in de ziektewet
beland. Dit stukje schrijf ik met behulp van mijn
laserbril, de techniek staat voor niets. Gelukkig
maar.
Er zijn momenten van machteloosheid geweest
maar ik heb de moed weer gevonden, zoals
gezegd en begrepen ligt mijn carrière momenteel
op haar spreekwoordelijke gat.
In zwakke momenten denk ik nog terug aan
vroeger, ja Linda, ik haat je nog steeds. Maar de
kracht van de sport geeft mij genoeg energie om
mijn revalidatie voort te blijven zetten. Over een
half jaar sta ik weer met mijn blocnote naast de
mat, reken maar.
The final countdown, I will survive.
Eva Schuurman schrijft en fantaseert, want dat
vindt ze leuk.
(Eva heeft in haar stagejaar met en voor Herman
van Veen geschreven.)
Ik liep dit jaar stage bij de
vrije muziektheaterproductie
Jan, Jans en de Kinderen van
impresariaat Jacques Senf,
in regie van Gijs de Lange. Daarin speelde ik de
rol van Karlijn, de puberende oudste telg van
de familie Tromp. Nu ik 103 voorstellingen
heb gespeeld, zo’n negentig theaters van binnen
heb gezien, alle provincies heb doorkruist,
zestig soorten pluche heb mogen voelen, vijftig
directeuren de hand heb geschud en veertig
boeketten bloemen heb ontvangen, ben ik er
sterk van overtuigd dat ik geen betere stage had
kunnen treffen. Het was een ongelooflijk goede
ervaring waarbij ik met heel lieve, betrokken en
inspirerende mensen heb mogen werken. Het
publiek was altijd heel dankbaar. Ik heb geleerd
om onder allerlei omstandigheden te moeten
spelen. De eerste keer dat ik in de coulissen stond
en op moest, dacht ik: ‘Ik ken het hier goed, het
is me niet vreemd, maar nu ga ik zelf’. Gelukkig
is mijn keuze voor het theater daar opnieuw
bevestigd.
Zo gedurende het derde jaar van mijn opleiding
begon ik een sterk vermoeden te krijgen dat mijn
wekelijkse zangles de beste afspiegeling was van
mijn ontwikkeling. In dat ene half uur kwam ik
mijn hele zelf tegen. De muzikale verdieping die
we in het derde jaar kregen was voor mij ook heel
essentieel, aangezien ik in die periode technischer
en ambachtelijk ben gaan werken. Er zijn natuur-
lijk nog meer lessen geweest die bepalend voor
mij waren, in positieve en negatieve zin, maar als
ik dat allemaal zou opschrijven, zou dit tekstje de
vorm aannemen van een roman.
Wat voor mij zo mooi is aan dit vak, is dat je door
middel van theater de complexiteit van het leven
verstaanbaarder kan maken en dat je de onmoge-
lijkheid van het leven mogelijker kan maken.
Dat iedereen in de zaal dezelfde belevenis heeft,
maar anders. Dat het troostend kan zijn. En het
is voor mij een heel mooie manier om mezelf uit
te drukken. Bovendien is het proces zo boeiend.
Van creëren, laten ontstaan, laten groeien.
Eigenlijk zijn we boeren, bedenk ik nu, we zaaien
en oogsten, als het goed is.
Als ik zelf naar een voorstelling ga, word ik het
meest gegrepen door de suggestie die er wordt
opgeroepen. Als je vermoedt dat er een wereld
schuilgaat achter het personage, het verhaal, het
lied, het gedicht of de zanger. En dat je daar dan
af en toe een glimp van kan opvangen. Dat het
doorzichtig wordt. Ik houd van de vertelling en
van de herinnering en van wat ik in zijn of haar
ogen zie. Als het bezield is. En onvoorwaardelijk.
Maar het hoeft niet altijd diepgaand te zijn, ik
geniet ook heel erg van een heel flauwe, iets te
seksueel getinte grap. Al naargelang hoe mijn
eigen pet staat. En iets moet je natuurlijk wel
aanspreken.
Ik hoop dat ik hierna veel interessante ervaringen
mag opdoen, binnen verschillende disciplines.
Ondertussen wil ik investeren in mijn eigen
dingen, en die op termijn ook gaan uitvoeren en
op het toneel gaan brengen.
Hier sta ik dan op de rand
van school en de
grotemensenwereld…
Ik heb vorig jaar stage gelo pen
in de voorstelling De negers, een coproductie
van Theatergezelschap DNA en het Vlaamse
gezelschap De Verrukking, in regie van Rik
Hancke. En ik heb het afgelopen jaar honderd
keer de voorstelling Het Landings gestel gespeeld
bij jeugdtheatergezelschap Het waterhuis,
geregisseerd door Roel Twijnstra en Kees van
Loenen. Wat ik van beide stages heb op gestoken,
is het vertrouwen in mezelf als actrice en daarmee
ook het vertrouwen in de toekomst. Ja, laat mij
nu maar de grotemensenwereld in! We hebben
allemaal onze onzekerheden die dit vak met zich
meebrengt, maar uiteindelijk maken we er met
zijn allen wat moois van.
Bij De negers gingen we door een moeilijk repeti-
tieproces en werd de voorstelling niet wat wij als
Anne van Veen
Aisa Winter
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie / 94 / 95
Eva Schuurman
De mime opleiding is een 4-jarige bachelor-
opleiding waar studenten opgeleid worden tot
mimespeler en/of mimetheatermaker in de
professionele praktijk van de podiumkunsten.
In de loop van de studie bepaalt de student waar
zijn priori teiten komen te liggen. Een afgestu-
deerde is mini maal deelmaker binnen het werk
van andere theater makers en maximaal de
initiator van eigen voorstellingen. De oplei ding
levert eigen zinnige spelers en theatermakers af
met een sterk fysiek bewustzijn. Zij gebruiken de
kracht van de taal van het lichaam als bron tot
spelen en theatermaker.
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie
acteurs hadden gewild, maar het was voor mij
toch heel leerzaam en belangrijk omdat het een
grotezaalproductie was, omdat we het ondanks
alles goed met elkaar konden vinden en er elke
avond weer lol in hadden samen, in de bus én op
het toneel.
Het Landingsgestel daarentegen was een voorstel-
ling, waarbij we iedere morgen, met zijn tweeën,
zelf met ons busje op pad gingen naar een school
ergens in het land en dan óf in een aula óf in een
klaslokaal óf in een mooi theatertje van de school
zelf, de voorstelling speelden. En dat dan bijna
dagelijks twee keer per dag. Af en toe superzwaar,
maar als mij word gevraagd dat morgen weer te
doen, zeg ik volmondig JA!
Bij jeugdtheater moet je wel extra scherp blijven
en vooral extra kritisch zijn op jezelf, omdat het
gevaar erin schuilt dat je je ‘theaternorm’ even
kwijtraakt als je niet streng voor jezelf bent.
Omdat je af en toe niet alleen bezig bent met
lekker spelen, maar ook vooral met het ‘bij je
houden’ van die ongeïnteresseerde vmbo-kids,
waardoor het soms ook overleven is. Maar na
een nagesprek na de voorstelling met die zoge-
naamd ‘ongeïnteresseerde kids’, gaven we elkaar
een hug en wisten we… hier doen we het voor!
Wat voor mij essentieel is geweest in mijn
opleiding is mijn eerste liedjesprogramma dat ik
vorig jaar heb gemaakt onder begeleiding van
Paul de Munnik, waarbij ik erachter kwam hoe
belangrijk het is om trouw te blijven aan jezelf
en dingen te doen en te maken waar je helemaal
achter staat. En dan maakt het niet echt uit of
het nu voor de volle honderd procent lukt of
niet. Wat is voor mij nu eigenlijk het maken van
theater en acteren? Een grote zoektocht die nooit
ophoudt.
Waardoor ik word geïnspireerd? Door een lekker
muziekje, door de verhalen van mijn oma, door
een goed gesprek, door een goed boek, door een
gezellige avond met vriendinnen, door te gaan
stappen, door andere voorstellingen te zien,
door het concert van Dianne Reeves, door Steven
Schenk, door veel!
De toekomst zie ik met vertrouwen tegemoet.
Ik heb zoveel dromen, ik wil zoveel: reizen,
meer van de wereld gaan zien. Naar Amerika en
Brazilïe, om mee te beginnen, en daarna nog een
miljoen andere dingen die ik lekker voor mezelf
houd. Qua werk: televisie, theater, jeugdtheater,
film; gewoon lekker SPELEN! Verwachtingen,
die wil ik voor een keer eens proberen los te laten.
Ik zie wel wat er op mijn pad komt. Om John
Lennon te citeren: ‘Life is what happens while
you’re busy making other plans’.
Opleidingsgegevens 2006
Mime Opleiding
Secretariaat
Inge van Eijck
t 020 5277681
Artistiek leider
Loes van der Pligt
Lichting 2006
Elsa May Averill (1981)
Anne van Dorp (1979)
Ibelisse Guardia (1979)
Kenneth Homstad
(1982)
Line Husa (1975)
Toon Kuijpers (1983)
Paméla Menzo (1975)
Tjebbe Roelofs (1981)
Fabián Santarciel de
la Quintana (1971)
Hoofddocent
Maarten Kok
Mime
Janneke Albers
Geraldine Brans
William Dashwood
Jan Langedijk
Fried Mertens
Irene Schaltegger
Jeannette van Steen
Jan Taks
Riet Verhelst
Spel
Simone van Ettekoven
Dorien Folkers
Marlies Heuer
Karina Holla
Maarten Lok
Ria Marks
Loes van der Pligt
Esther Snelder
Henk Zwart
Gastdocenten
Jakop Ahlbom
Wilbert Bank
Jetse Batelaan
Peer van den Berg
Ko van den Bosch
Dik Boutkan
Dic van Duin
Mischa van Dullemen
Marcelo Evelin
Yahya Gaier
André Gingras
Liesbeth Gritter
Annelies Herfst
Marien Jongewaard
René van ’t Hof
Martin Hofstra
Germaine Kruip
Judith Klute
Paul van der Laan
Rob List
Moniek Merkx
Fried Mertens
Roy Peters
Ine te Rietstap
Sanne van Rijn
Jochem Stavenuiter
Ciel Werts
Ondersteunende
bewegingsvakken
Dans
Katharina Conradi
Sarah van Lamsweerde
Wushu
Jon Silber
Houding
Els Kingma
Acrobatiek
Duo Savar
Yoga
Berber Schönholzer
Ondersteunende
vakken
Stem
Marjan Linnenbank
Fons Van Tienen
Bart Kiene
Theorie
Rob de Graaf
Marijn de Langen
Jeroen de Nooijer
Florian Richter
Stagebegeleiding
Els Sorber
Muzikaal begeleiders
Bam Commijs
Florian Richter
Productieleider,
assistent artistiek
leider
Stella van Leeuwen
t 020 527 76 84
De Opleiding Theaterdocent leidt veelzijdige
theatermakers op. De Theaterdocent maakt
presentaties en voorstellingen, geeft lessen en
workshops en begeleidt educatieve projecten
rond bezoek aan voorstellingen. Afgestudeerden
– in het bezit van een eerstegraads onder wijs -
bevoegdheid – vinden werk in de peda gogische
theater praktijk: jeugdtheaterscholen, centra voor
de kunsten (in Nederland ruim 300), instituten
en verenigingen voor het amateurtheater, kunst-
onderwijs op scholen (alle soorten). Steeds meer
afgestudeerden beginnen een eigen theatergroep
of bieden onder eigen naam workshops en
trainingen aan.
De Regieopleiding, de enige in zijn soort in
Nederland, werkt met kleine groepen van zo’n
vijf studenten per jaar. In het basispakket wordt
aandacht besteed aan dramaturgie, tekstanalyse,
ruimtelijke vormgeving, muzikaliteit van de taal
en de vraag wat je als regisseur al dan niet tegen
een acteur moet zeggen.
Opleidingsgegevens 2006
Regieopleiding Opleiding Theaterdocent
Secretariaat
Lois Maat
t 0205277683
Lichting 2006
Thibaud Delpeut (1978)
Joachim Robbrecht
(1979)
Tallulah Schwab (1973)
Artistiek leider
Jappe Claes
Docenten en
gast docenten
2005 - 2006
Pierre Audi
Guy Biran
Hanna Bobkova
Ernst Braches
Elsie de Brauw
Janine Brogt
Marian Buijs
Jappe Claes
Katharina Conradi
Mia Decleir
Marianne Fennema
Marlies Heuer
Ivo van Hove
André Joosten
Hans Kemna
Bart Kiene
Peter de Kimpe
Miriam Koen
Javier López Piñón
Ton Lutz
Peter Oosthoek
Gerardjan Rijnders
Rezy Schumacher
Jaap Spijkers
Jochem Stavenuiter
Meral Taygun
Andre Veltkamp
Ruut Weissman
Oscar van Woensel
Allan Zipson
Tosja Zuijderhof
Secretariaat
Inge van Eijck
t 020 5277681
Artistiek leider
Bruin Otten
Lichting 2006
Floor Braber (1977)
Maartje Ghijsen (1982)
Lianne Karel (1977)
Lenne Koning (1983)
Jansje Meijman (1981)
Eva Zanen (1982)
Docenten 2002 - 2006
Janneke Albers
Carel Alphenaar
Andcompany&co
Gerard Bodifee
Minke van den Berg
Mark Bergwerf
Yolande Bertsch
Ger Beukenkamp
Maaike Bleeker
Luc Boyer
Daphne de Bruin
Paul Bruinsma
Marianne Burgers
Ritsaert ten Cate
Mia Decleir
Madelon van Dijk
Rineke Dijkstra
Sandra van Doormaal
Flip Filtz
Dorien Folkers
Dennis van Galen
Erik Gramberg
Folkert Haanstra e.a.
Ronald Halier
Cecile Heuer
Katja Hieminga
Marijke Hoogenboom
Kees Jan Hundling
Marianne van
Kerkhoven
Bart Kiene
Mieke Kolk
Feline van de Koolwijk
Paul van der Kruk
Piet Lagerwaard
Els Launspach
John Lippens
Mei Ling Liem
Marjan Linnenbank
Jeroen Lopes Cardozo
Trudi Maan
Ria Marks
Richard Molenschot
Nicoline Nagtzaam
Marjolein van
Nieuwkerk
Bruin Otten
Olaf Pieters
Jos de Putter
Florian Richter
Ragnhild Rikkelman
Sarah Ringoet
Elike Roovers
Sassan Saghar
Yaghmai
Samara
Frances Sanders
Andreas Scharfenberg
Wim Selles
Hanke Sjamjoedin
Menno Stijntjes
Jaïr Stranders
Jan Taks
Raoul Teulings
Anna Tilroe
Eric de Vroedt
Willy Westerman
Louwrien Wijers
Tom Willems
Erik Willems
Loek Zonneveld
Tosja Zuiderhof
Brechtje Zwaneveld
Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunst aca demie
De Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunst-
academie bereidt haar studenten voor op een
zelfstandig functioneren in een herkenbare
beroepspraktijk. Daarbij laat zij zich niet leiden
door trends, wisselende modes en theateropvat-
tingen. De afge studeerde is kritisch, sociaal-
bewust en kan optimaal gebruik maken van zijn
‘eigenheid’. Daarmee is hij in staat als uit voerend
podiumkunstenaar daadwerkelijk een toevoeging
te zijn aan de praktijk van het Theater.
Secretariaat
Bonnie van Caspel
t 020 527 7685
Artistiek leider
Ruut Weissman
Lichting 2006
Annelien van
Binsbergen (1980)
Barbara Blommestein
(1980)
Margreet Boersbroek
(1978)
Medi Broekman (1981)
Thomas Cammaert
(1984)
Guy Clemens (1981)
Nina de la Croix (1981)
Sanne van Dijk (1984)
Sarah Eweg (1983)
Merijn de Jong (1981)
Mareille Labohm (1983)
Caroline Liekens (1984)
Lidewij Mahler (1981)
Abel Nienhuis (1979)
Sophie van Oers (1983)
Yora Rienstra (1981)
Daniël Samkalden
(1979)
Eva Schuurman (1980)
Anne van Veen (1983)
Aisa Winter (1978)
Docenten en
gastdocenten
2005 - 2006
Mildred Aikema
Jenny Arean
Eva Baggerman
Wilbert Bank
Sabine Bauer
Eddie de Bie
Opleidingsgegevens 2006
TINTLAB is een eenjarige voortgezette inter-
disciplinaire theateropleiding waar studenten
van verschillende nationaliteiten, culturele
achtergronden en van verschillende disciplines
van de performing arts worden uitgenodigd de
hun gegeven sociale emoties te gaan verkennen
zodat hun fantasie wordt opgeroepen en zodat zij
kritisch de theoretische en praktische verworven
vaardigheden aangeleerd tijdens hun opleiding in
relatie brengen tot de wereld waarin zij leven.
Secretariaat
Cora Henrion Verpoorten
t +31 20 527 78 37
Artistiek leider
Meral Taygun
Coördinator
Peter van der Laarse
Dit is een uitgave van De Theaterschool
Amsterdam, juni 2006.
productie: Peter van der Laarse (AHK)
interviews artistiek leiders: Anita Twaalfhoven
tekstredactie: Lonneke Kok (MoreTXT)
beeldconcept: Bregt Balk & Bram de Goeij
fotografie: Bram de Goeij
ontwerp: Bregt Balk
druk: MacDonaldSSN, Nijmegen
papier: Euroart mat 115 g, Ensocoat 250 g
Paul Blommaert
Bart-Jan te Boekhorst
Elisabeth Boender
Saskia de Boer
Ad de Bont
Minou Boshua
Marijke de Braal
Ernst Braches
Annemarie
Broekhuizen
Catherine ten
Bruggencate
Jappe Claes
Thijs Cuppen
Jurrian van Dongen
Diederik Ebbinge
Khaldoun Elmecky
Leonard Frank
Theo Fransz
Nancy Gabor
Marja Gamal
Edwin van Gelder
Rob de Graaf
Aus Greidanus
George Groot
Marlies Helder
Marlies Heuer
Elout Hol
Ferdi Janssen
Bart Kiene
Raymonde de Kuyper
Rutger Laan
Gijs de Lange
Arent-Jan Linde
Hans Man in ’t Veld
Ria Marks
Eva Mathijssen
Diederik Nomden
Bas Odijk
Peter Oosthoek
Peter Oskam
Coen Ouwehand
Olaf Pieters
Frieda Pittoors
Leo van der Plas
Paul van der Ploeg
Lisa Portengen
Joost Prinsen
Michiel Romeyn
Adelheid Roosen
Frances Sanders
Steven Schenk
John Silber
Jaap Spijkers
Meral Taygun
Maureen Teeuwen
Saskia Temmink
Johan Timmers
Bambi Uden
Yorgos Valiris
Herman van Veen
Marijke Veugelers
Susan Visser
Erik Vos
Jacqueline de Vries
Margriet van Waveren
Ruut Weissman
Ingrid Wenders
Allan Zipson
Floor van Zutphen
TINTLAB
********************
Opleidingsgegevens 2006