gedragsleer

49
GEDRAGSLEER

Upload: larissa-daniel

Post on 02-Jan-2016

17 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

Gedragsleer. Film Pavlov. Vraag 2. Leg uit wat het verschil is tussen een geconditioneerde en een ongeconditioneerde reflex. Een ongeconditioneerde reflex is van nature aanwezig Een geconditioneerde reflex wordt aangeleerd. Vraag 3. - PowerPoint PPT Presentation

TRANSCRIPT

Page 1: Gedragsleer

GEDRAGSLEER

Page 2: Gedragsleer

Film Pavlov

Page 3: Gedragsleer

VRAAG 2

Leg uit wat het verschil is tussen een geconditioneerde en een ongeconditioneerde reflex.

Page 4: Gedragsleer

•Een ongeconditioneerde reflex is van nature aanwezig

•Een geconditioneerde reflex wordt aangeleerd

Page 5: Gedragsleer

VRAAG 3

Geef een voorbeeld van een ongeconditioneerde reflex in het verkeer.

Page 6: Gedragsleer

Bijvoorbeeld:

je knippert met je ogen of je houdt je adem in, als je plotseling schrikt, doordat er iets op je afkomt.

Andere voorbeelden:

•het wijder worden van de pupillen

•een versnelde hartslag.

Page 7: Gedragsleer

VRAAG 4

Geef een voorbeeld van een klassiek geconditioneerde reflex in het verkeer.

Page 8: Gedragsleer

Je knippert met je ogen enz., maar nu schrik je doordat de remlichten van de auto vlak voor je ineens aangaan.

Van nature zijn remlichten geen sleutelprikkel om met je ogen te gaan knipperen, maar het is een sleutelprikkel geworden doordat je geleerd hebt, dat het gevaar inhoudt.

Page 9: Gedragsleer

Film Thorndike

Page 10: Gedragsleer

VRAAG 5

Thorndike voerde de term instrumentele conditionering in.

Is die term ook van toepassing op automobilisten?

Licht je antwoord toe.

Page 11: Gedragsleer

Ja, want bij het leren autorijden, leer je wat je wel of niet moet doen.

Het ene wordt beloond, het ander afgestraft (je haalt je examen niet).

Door dat telkens te herhalen, slijpen bepaalde bewegingen in en worden er volgens Thorndike bepaalde reflexachtige verbindingen in het zenuwstelsel versterkt en andere juist afgezwakt.

Page 12: Gedragsleer

Film Skinner

Page 13: Gedragsleer

VRAAG 6

In tekstblok 2 wordt de proef van Skinner besproken met duiven die reageren bij lichtvensters van verschillende kleuren.

Trek een vergelijking met een bestaande verkeerssituatie.

Page 14: Gedragsleer

In de proef van Skinner leerde de duiven dat, als het lichtvenster rood was, ze niet hoefde te pikken, omdat er toch geen graankorrel kwam.

Bij groen licht gingen ze juist wel pikken, want dan kwamen de graankorrels. Automobilisten stoppen doorgaans voor rood en rijden door, als het groen is.

Ze stoppen voor rood, omdat ze geleerd hebben dat ze gestraft kunnen worden (ongeluk, bekeuring), als ze door rood rijden.

Net als bij de duiven gaat het om operante conditionering. Het omgekeerde komt ook voor.

Als blijkt dat er niet gestraft wordt, dan gaan mensen weer door rood. Dat is met name bij voetgangers en fietsers het geval. We noemen dit uitdoving van het gedrag.

Page 15: Gedragsleer

VRAAG 30

Pavlov ging van verbindingen in de grote hersenen uit.

Geef zo nauwkeurig mogelijk aan welke verbindingen in het hier boven beschreven experiment van klassieke conditionering bij de hond volgens hem in de grote hersenen gelegd werden.

Page 16: Gedragsleer

De auditieve cortex (het horen van de bel), de bulbus olfactorius (het ruiken van het voedsel) en de visuele cortex (het zien van het voedsel).

Page 17: Gedragsleer

VRAAG 31

A. Leg het verschil uit tussen operant conditioneren en klassiek conditioneren.

b. Betreft het experiment van Thompson operant of klassiek conditioneren?

c. Met welk apparaat kon Thompson de activiteit van zenuwcellen meten?

Page 18: Gedragsleer

Klassiek conditioneren:

Prikkel of geconditioneerde prikkel reactie

Operant conditioneren:

Actie (operant) om prikkel te krijgen.

Page 19: Gedragsleer

VRAAG 29

Op twee benen leren lopen, gebeurt behalve door imiteren ook door conditioneren. Leg dit uit.

Page 20: Gedragsleer

Doordat je ouders je belonen door naar je te lachen, stimulerende woorden te zeggen, wordt je beloond wanneer je rechtop gaat lopen.

Page 21: Gedragsleer

VRAAG 32

Wat zijn de voordelen van het niet vastleggen van alle informatie gedurende lange tijd?

Page 22: Gedragsleer

Voorkomen van overbelasting van je hersenen.

Er zou teveel informatie waar niets mee gedaan kan worden, opgeslagen worden.

Page 23: Gedragsleer

VRAAG 33

a Waarom is het beter om te spreken van een werkgeheugen dan van een kortetermijngeheugen?

b Welk type geheugen heb je getest in ‘Onderzoek op organismeniveau: geheugentest’ in paragraaf 1.2 ‘Oriënterende opdrachten: het onthouden van beelden’?

Page 24: Gedragsleer

A: Het doel is NIET om de gegevens een korte termijn op te slaan om het eventuele later op te slaan in het langetermijngeheugen;

Het doel is WEL pas opgeslagen gegevens paraat te hebben om die meteen te kunnen gebruiken.

B: werkgeheugen

Page 25: Gedragsleer

VRAAG 34

Wat is de reden dat Ericsson het begrip superwerkgeheugen heeft geïntroduceerd?

Page 26: Gedragsleer

Om gegevens in je werkgeheugen te kunnen combineren met gegevens uit het langetermijngeheugen om snel ingewikkelde opdrachten te kunnen uitvoeren.

Page 27: Gedragsleer

TEST VAN GOLLIN

Onthoud bij welke dia je de afbeeldingen herkent

Page 28: Gedragsleer
Page 29: Gedragsleer
Page 30: Gedragsleer
Page 31: Gedragsleer
Page 32: Gedragsleer
Page 33: Gedragsleer

VOORWERPEN TEST

Onthoud zoveel mogelijk voorwerpen

Page 34: Gedragsleer

VRAAG 35

A: Welke andere trucs kan je toepassen om gemakkelijker het woord punish te leren?

B: Welke hersengebieden zijn betrokken bij de verschillende trucs?

Page 35: Gedragsleer

bijv. punish associëren met bijv. punaise; je associeert het met een bepaald beeld en je hebt er bepaalde emoties bij: straffen doet pijn, punaise prikt.

visuele cortex, receptief taalgebied= gebied van Wernicke, amygdala (punaise- pijn,emotie)

Page 36: Gedragsleer

VRAAG 36

Iemand heeft een fobie voor spinnen. Dat wil zeggen dat het zien van spinnen onredelijke angsten oproepen. Welke hersengedeelten zijn betrokken bij het zien van een spin door een persoon die een fobie voor spinnen heeft?

Page 37: Gedragsleer

Visuele cortex, thalamus, amygdala

Page 38: Gedragsleer

VRAAG 36

Welke woorden van het volgende rijtje onthoud je beter:

Lijn, tekst, heks, kies, poep, tak, rat, punt.

Hoe komt dit?

Page 39: Gedragsleer

Woorden met een emotionele lading onthoud je beter

Page 40: Gedragsleer

VRAAG 37

Leg uit hoe het komt dat emotionele gebeurtenissen beter worden onthouden dan gebeurtenissen waaraan geen emoties verbonden zijn.

Page 41: Gedragsleer

Emoties veroorzaken hormoon afgifte (bijv. adrenaline, deze stimuleert de nervus vagus die de amygdala stimuleert.

Page 42: Gedragsleer

VRAAG 37

Leg uit dat operant conditioneren waarschijnlijk door een actie van de amygdala wordt veroorzaakt.

Page 43: Gedragsleer

Operant conditioneren werkt met straffen en belonen. Deze emoties worden o.a. in de amygdala opgeslagen.

Page 44: Gedragsleer

VRAAG 38

Om goed piano te kunnen spelen moet je zo jong mogelijk beginnen met lessen te nemen. Waarom?

Page 45: Gedragsleer

Omdat dan de hersenplasticiteit het grootst is.

Page 46: Gedragsleer

VRAAG 39

Voer opdracht 39 uit

Page 47: Gedragsleer

Opdracht: onderzoek naar het onthouden van beelden

a. afhankelijk van de resultaten van het onderzoek

b. (netvlies) oog, oogzenuw, thalamus,primair visueel centrum in occipitale cortex, van daaruit naar verschillende secundaire gebieden waar bijvoorbeeld de associatie voor de vorm zit

c. oor (slakkenhuis), oorzenuw, thalamus, primair gehoorcentrum in temporale cortex, secundair gehoorcentrum waar het geluid herkend wordt.

d. Wanneer je de informatie belangrijk vindt, wordt het opgeslagen in het werkgeheugen. Deze gegevens komen in het lange termijngeheugen terecht wanneer je de informatie regelmatig weer oproept of door veel associaties te hebben met de informatie.

e. Informatie gaat naar de cortex die bij deze informatie hoort, bijv. visuele cortex wanneer het om beelden gaat. Deze informatie gaat naar de prefrontale cortex (het werkgeheugen) De relevante gegevens worden in de hippocampus opgeslagen die de ervaringen naar o.a de bijbehorende cortex stuurt. Wanneer dit vaak gebeurd is en de informatie daardoor op verschillende plaatsen in de cortex is opgeslagen, is de hippocampus niet meer nodig om de informatie op te roepen: het zit in het lange termijngeheugen.

Page 48: Gedragsleer

VRAAG 40

Voer opdracht 40 uit

Page 49: Gedragsleer

onderzoek naar invloed van geluid op het onthouden van beelden

afhankelijk van keuze onderzoeksvraag